2010 - nr. 1

16
Transmissie VOORJAAR 2010 1 Kop RUBRIEK

Upload: izb-passie-voor-missie

Post on 22-Mar-2016

227 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

RUBRIEK Transmissie VOORJAAR 2010 1 VERGADERINGOPENING 4 Zien is meer dan kijken VERGADERINGOPENING 3 Restauratie én nieuwbouw BEZINNING 7 Oog voor de achterdeur van de kerk Transmissie VOORJAAR 2010 Uitgave: Gereformeerde Zendings- bond (GZB) Postbus 28 3970 AA Driebergen Tel. 0343-512444 E-mail: [email protected] www.gzb.nl ING 28016, t.n.v. GZB, Driebergen KOOS VAN NOPPEN Redactie: ds. W. Dekker (IZB) ds. S.J. van der Vlies (GZB) K. van Noppen (IZB, eindredactie) 2 MAIL: [email protected]

TRANSCRIPT

Transmissie VOORJAAR 2010 1

KopRUBRIEK

Transmissie VOORJAAR 20102

VAN DE REDACTIE INHOUDSOPGAVE

Ophouden

‘We moeten eens ophouden het woordje ‘nog’ te gebruiken als het over de kerk gaat’, hoorde ik laatst een predikant zeggen. ‘Daar zit de kerk nog vol’, of: ‘Die gemeente heeft nog een tweede dienst’. Als je er op gespitst bent, valt op hoe vaak dat het wordt gebruikt. Zonder een pleidooi te voeren voor een ‘zwarte lijst’ ken ik nog wel een paar woorden, waar ik een zekere allergie voor heb ontwikkeld. Let eens op hoe vaak u tijdens een bijbelstudie- of gesprekskring deze zinsnede: ‘ja, dat zou(den we) eigenlijk moeten…’ (of varianten daarop) hoort. Meer zorg voor de schepping? Ja, dat zou eigenlijk moeten… Andere prioriteiten stellen in het leven? Zou eigenlijk moeten….Meer de daad bij het Woord voegen? Ja, dat zou eigenlijk… De stoplap is gevuld met het ‘vergif, waaraan de navolging van Jezus onder ons stierf ’, om eens een regel van Bonhoeffer te citeren, uit zijn uitleg van de Bergrede. Dat is trouwens typisch zo’n Bij-belgedeelte dat we graag tandeloos maken met een ‘tja, dat zou eigenlijk moeten…’ In een gesprek met zendingspredikant Snaterse in dit nummer van Transmissie komt de Bergrede ook even ter sprake. Voor de oproep tot navolging muntte hij de term ‘een geboden mo-gelijkheid’. En vond zo het smalle pad tussen een humorloos radicalisme en een kleurloos discipelschap.

KOOS VAN NOPPENMAIL: [email protected]

VAN DE REDACTIE 2

VERGADERINGOPENING 3Restauratie én nieuwbouw

VERGADERINGOPENING 4Zien is meer dan kijken

PREEKSCHETS 5Wie zal Ik zenden?

BEZINNING 7Oog voor de achterdeur van de kerk

ZENDING 9Uitwisselingsproject Nederlandse en Syrische jongeren

BEZINNING 11Gesprek met ds. J. Snaterse: Concentratie op de kern

RECENSIE 13Ook het ‘ietsisme’ zit diep

Uitgave:Gereformeerde Zendings-bond (GZB)Postbus 283970 AA DriebergenTel. 0343-512444E-mail: [email protected] 28016, t.n.v. GZB, Driebergen

IZB - voor zending in NederlandJohan van Oldenbarneveltlaan 103818 HB AmersfoortTel. 033-4611949E-mail: [email protected] 980980 t.n.v. IZB, Amersfoort

Bij de voorpagina:‘Zo’n stukje hout stelt eigenlijk niet veel voor, totdat er lucht in geblazen wordt…’ (zie pag 5).

Foto’s: IZB, W. van Saane, RD.Layout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, BoskoopDruk: De Bunschoter bv, BunschotenAdreswijzigingen: wijzigingen in adres of aantal exemplaren dienen aan de IZB te worden doorgegeven.

Redactie: ds. W. Dekker (IZB)ds. S.J. van der Vlies (GZB)K. van Noppen (IZB, eindredactie)KADERBlAD VOOR KERKENRADEN,

ZENDINGS- EN EVANGElISATIE-cOmmISSIES

Transmissie VOORJAAR 2010 3

VERGADEROPENING

Restauratie én nieuwbouw

De visie van Joas Koning Joas besluit de tempel te restau-reren en geeft de geestelijken opdracht daarvoor geld in te zamelen. Joas heeft haast, maar de priesters en levieten niet. Zij zetten hun hakken in het zand. Herkent u dat? Iemand heeft een idee de gemeente te vernieuwen, maar onder-vindt tegenstand. Het kan liggen aan een verkeerde visie of aan de wijze waarop die visie wordt gecommuniceerd. Maar vernieuwing botst ook nogal eens op een houding vooral alles bij het oude te wil-len laten. Joas laat zich door weerstand niet van zijn stuk brengen. Hij zet een kist bij de ingang van de tempel en roept het volk op daarin geld te deponeren. Het geld stroomt binnen en de restau-ratie van de tempel kan beginnen. ‘Zij vernieuwden het huis van God naar het oorspronkelijke bestek en brachten het in goede staat’.

De houding van Joas inspireert velen die werken in Gods wijngaard. Het ver-nieuwen van het huis van God naar de oorspronkelijke bedoeling is iets van alle tijden. Wat het doel van God met zijn huis is? Een kathedraal tot eer van de Allerhoogste zijn. Een ruimte waar God zelf tegenwoordig is. Een huis van gebed voor alle volken. Een plaats waar Jezus Christus in het midden is. Werkplaats van de Heilige Geest. De inspanning van Joas leert dat de tempel niet vanzelf zo’n plaats is. Tempel en tempeldienst kunnen losraken van Gods bestemming. Hetzelfde geldt voor de kerk.

Een huis voor alle mensenOm de kerk ‘in goede staat’ te houden, keren we terug naar de Sagrada Familia, waar op hetzelfde moment oude delen worden opgeknapt en nieuwe onderde-len toegevoegd. Dat beeldt uit dat res-tauratie (of reformatie) naar binnen toe blijvend nodig is. Een gemeente dient zich telkens te verdiepen in de ‘oude’ schatten van de traditie. Wij worden opgeroepen het stof van de tijd van ker-kelijke gewoonten af te blazen en open te staan voor de Heilige Geest, die nieuwe wegen in de tijd schrijft. Daarnaast blijft nieuwbouw naar buiten toe essentieel. Meer dan ooit zal de gemeente door heldere taal, eigentijdse vormen en mid-delen, de relevantie van het christelijk geloof dienen voor te leven en tot spre-ken te brengen. Waarom? Om zo een huis van God te kunnen zijn voor alle mensen. DS. G.A. KANSEN IS MISSIONAIR PREDIKANT TE HILVERSUM

EMAIL: [email protected]

Lezen: II Kronieken 24: 1-14 GERARD KANSEN

Kent u de Sagrada Familia? De be roemde kerk in Barcelona van architect Antoni Gaudí. De grillige vormen en het grote aantal torens maken indruk. Een juweel van bouwkunst. Wat deze kerk naast bouwkundige en symboli-sche elementen bijzonder maakt is dat zij al vanaf 1890 in de steigers staat. De kerk is nog lang niet af en daarom worden zowel oude delen gerestau-reerd als nieuwe elementen toegevoegd. Een beeld van hoe de gemeente van Jezus Christus kan zijn.

GESPREKSVRAGEN1. In hoeverre spreekt de houding en visie van Joas u aan?

2. Herkent u de weerstanden die ontstaan om ‘het huis van God te vernieuwen’? Hoe gaat u daarmee om?

3. Inventariseer op welke manieren in ‘uw’ gemeente zowel restauratie als nieuwbouw kan plaatsvinden. maak het concreet.

4 Transmissie VOORJAAR 2010

VERGADEROPENING

Zien is meer dan kijken

De 3e eeuw na Christus was voor de christenen een moeilijke tijd. Hun ge-loof werd niet erkend. Keizer Valerianus (253-260) liet zelfs de paus en zes di-akenen vermoorden. Daarna eiste hij de kerkelijke schatten op. Eén van de diakenen die nog even gespaard werd, Laurentius, gaf hij de opdracht om die kostbaarheden binnen drie dagen bij het paleis te bezorgen. Maar in plaats daar-van bracht Laurentius een menigte van blinden, kreupelen, zieken en armen bij de paus en zei: ‘Zie, dit zijn de schatten van de kerk’. De keizer werd woedend en Laurentius moest het met de dood beko-pen (Uit: ‘Schatten van de kerk’, D.J. Groot, Dorkas, 2005). Een traumatisch verhaalHet verhaal van de barmhartige Sama-ritaan is overbekend en toch elke keer weer ontdekkend. Een mens gaat op reis door een gevaarlijk gebied tussen Jeru-zalem en Jericho. Hij wordt overvallen. Zinloos geweld, met als gevolg dat hij halfdood blijft liggen. Gelukkig komt er een priester voorbij. Even later een leviet. Twee eerbiedwaardige personen, die in hoog aanzien staan bij het volk en weten wat de Thora zegt over God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Beiden zien ze de man liggen. Vervolgens lopen zij er met een boog omheen. Misschien uit angst om zelf overvallen te worden en het met de dood te moeten bekopen? Dan komt er een Samaritaan langs; hij begeeft zich buiten zijn eigen gebied. Ook hij ziet de man liggen. Maar, en dat is het verschil tussen hem en de an-deren, hij raakt bewogen, hij ziet met medelijden, met zijn hart. De gewonde

man doet een appèl op zijn verantwoor-delijkheid. De Samaritaan past EHBO toe met gevaar voor eigen leven. Hij handelt volgens bekende voorschriften door met olijfolie de pijn te verzachten en met wijn de wond te desinfecteren. Daarna vervoert hij de man op zijn ezel en zorgt voor een all-inclusive onderdak voor zolang het mag duren. De man of-fert zichzelf op en trekt zijn beurs open. Bewogenheid heeft hem in beweging gebracht.

Grenzen aan naastenliefde?De aanleiding tot deze gelijkenis is een vraag van een Farizeeër aan Jezus: ’Mees-ter, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Na enkele wedervra-gen vertelt Jezus de gelijkenis. Opnieuw eindigt Hij met een vraag. Dat is een gewoonte binnen het Jodendom, de ene vraag wordt ‘beantwoord’ met een nieuwe vraag. De Farizeeër weet het ant-woord direct maar komt door deze vraag in een wat lastige situatie. ‘De Samari-taan’ is het goede antwoord. Maar Sa-maritanen zijn niet geliefd in Israël, dus dat woord krijgt hij niet over zijn lippen (vers 37). De Farizeeër wist wat naas-tenliefde van hem vroeg (vs. 27) maar handelde er niet naar. Misschien hebben

de Leviet en de priester terugkomend vanuit Jeruzalem het Schriftgedeelte in de tempel nog wel gelezen. De vraag van de Farizeeër zet de zaak op scherp: Zijn er grenzen aan naasten-liefde? Wie is mijn naaste niet? Volgens Leviticus 19:34 hoort ook de vreemde-ling erbij. Geen uitzondering; iedereen moet geholpen worden. De opdracht van God om Hem lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf geldt dus voor alle mensen die je tegenkomt.

ReflectieZijn er voor ons uit deze overbekende geschiedenis lessen te leren of conclusies te trekken? Laurentius nam alle ellen-digen mee naar de keizer en dat kostte hem zijn leven. Een extreme situatie; niet vergelijkbaar met onze tijd. Wel blijft overeind staan dat wij nog steeds armen, zieken en misdeelden onder ons hebben. Zij doen een beroep op ons. Zien wij de ander die ons nodig heeft? Komen wij in beweging voor de ander in nood? De bekende theoloog en filosoof Franz Ro-senzweig zei het treffend: ‘In het gelaat van de ander in nood, zie je de Ander’. Wanneer we leven met Jezus Christus en onder leiding staan van de Heilige Geest ontvangen we een kloppend hart voor de medemens. Zien - wat meer is dan kijken - wordt een missie.

G.P. MADERN MSC UIT VEENENDAAL IS LID KLANKBORDGROEP EN LEDENADVIESRAAD VAN DE GZB. E-MAIL: [email protected]

Lezen: Lukas 10: 25-37

Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. (vers 33).

GERT MADERN

GESPREKSVRAGEN1 Zien wij onze medemens of kijken we alleen maar? Benoem aan de hand van

voorbeelden het verschil.

2 Wat betekent voor jou bewogenheid met de naaste, in onze tijd? Noem concrete voorbeelden.

5Transmissie VOORJAAR 2010

Wie zal Ik zenden?

Voor de kinderenNeem een blokfluit mee en vraag of iemand van de kinderen er en liedje op kan en wil spelen. Blazen, wind, wat stelt het eigenlijk voor? Maar als je in blokfluit blaast… hoor je geluid, een melodie, prachtig! Je adem gaat door een blokfluit en geeft een mooi geluid. Zo’n stukje hout stelt eigenlijk niet veel voor, totdat er lucht in geblazen wordt. Je zou het kunnen vergelijke met de discipelen na Pasen. Wat zijn het voor mensen? Ze durven niet, ze kunnen niet, ze zijn bang. Totdat Jezus over hen blaast en zegt: Ontvang de Heilige Geest. Dan laten ze het goede nieuws horen.

IntroDe kerk, de gemeente, is gezonden in deze wereld. We doen niet aan zending,

we zijn het, namelijk: gezondenen. De gemeente is Gods instrument om het evangelie te verkondigen en Zijn liefde uit te stralen, opdat verlorenen gevonden worden en het leven in de Here Jezus le-ren kennen. Benoemen van mogelijke belemmeringen: • Delen we deze visie? Moeten we ons wel

gezonden weten? We willen zelf graag opgebouwd worden.

• Is het niet van belang te houden wat we hebben, zuinig zijn met onszelf, niet te veel naar buiten gericht te zijn? Hebben we niet onze handen vol aan een overle-vingsstrategie?

• Voelen we ons medeverantwoordelijk voor de zending, of besteden we die taak liever uit aan kerkenraad of de evangeli-satiecommissie?

• Haalt het werk van de zending wel wat uit? Is het geen mission impossible?

• Voelen we ons niet vaak machteloos en onbekwaam? Twijfelen we aan onszelf en ons geloof? Zijn we onzeker over ons leven met God? Of zijn we onmachtig door interne verdeeldheid en onderlinge ruzie?

Het doel van onze zending wordt niet omschreven als ‘zoveel mogelijk mensen tot bekering brengen’. Dan ga je rekenen en tellen, dan is evangelisatiewerk alleen geslaagd als er mensen tot geloof en be-kering komen. Maar het gaat in de eerste plaats om gezonden worden, om lichtend licht en zoutend zout te zijn. Ook al wil de duisternis het niet aannemen. Ook als er geen geestelijke antennes zijn (Jesaja 6:9!).

Jesaja en de discipelenHoe werden mensen in de Bijbel erop uitgezonden? Met deze vraag in ons achterhoofd kijken we naar dat bij-zondere visioen van Jesaja en naar de discipelen op de dag van de opstanding. Heils historisch nemen de twee bijbelge-deelten een unieke plek in. Jesaja wordt op bijzondere wijze geroepen om als pro-feet het volk het gericht en het heil aan te zeggen. De discipelkring - door Jo-hannes hier de Twaalf genoemd, hoewel Judas en Thomas ontbreken - ontvangt de bijzondere zending als getuigen van Jezus leven en opstanding de wereld in te gaan. Het werk van de apostelen moet in de gemeente worden voortgezet onder de voortgaande beloften van de Opgestane en door de Geest die is uitgestort. Gelijk Jezus door de Vader in de wereld gezon-den is, zo zendt Jezus ook Zijn gemeente in de wereld (Joh.17:18). Maar dan wel op de grondslag en naar de maatstaf van de apostelen; zij zijn van het begin af aan oor- en ooggetuigen geweest van Jezus’ woorden en daden. ParallellenOm meer zicht te krijgen op het ‘gezon-den zijn’ trekken we een paar lijnen vanuit beide Bijbelgedeelten. Welke parallellen vallen op, als we lezen over de roeping van Jesaja en de zending van de discipelen?

• Er gaat iets aan het gezonden-worden vooraf

Ontmoeting met God. In een visioen ziet Jesaja de Here op een hoge troon. Alles

Johannes 20:21-22

Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.En nadat Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en

zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest.

Jesaja 6:8

Daarna hoorde ik de stem van de Here. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor

Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij.

Pinksteren is het begin van de zending. Het evangelie van vergeving moet de wereld rondgaan. In Jesaja zien we de enkeling uit het Oude Testament die bereid wordt gemaakt om gezonden te worden. Jezus maakt zijn discipelen bereid om gezonden te worden. Hoe wordt de gemeente en hoe worden ge-meenteleden bereid gemaakt als een gezondenen in deze wereld te staan?

PREEKSCHETS

DAVY HOOLWERF

6 Transmissie VOORJAAR 2010

PREEKSCHETS

is in beweging, de ruimte is gevuld met geluid en rook. Verschillende elementen weerspiegelen de ‘gewone’ tempelliturgie. De uitroep over Gods heerlijkheid is verwant met Psalm 24:1. Jesaja krijgt een diep besef van wie God is in Zijn heilig-heid en verhevenheid. Ontmoeting met Christus. Hij verschijnt opeens in de discipelkring, die achter gesloten deuren zit. Hij toont hun Zijn wonden. De Gekruisigde is de Opgestane. Deze ontmoeting geeft grote vreugde.

• Besef van eigen onbekwaamheid en onreinheid

Jesaja beseft dat hij onrein van lippen is. Daarmee plaatst hij zichzelf op één lijn met zijn volksgenoten, die ook onrein van lippen zijn. Het brengt tot verootmoedi-ging en schuldbelijdenis. De discipelen zaten vol twijfel en onge-loof achter gesloten deuren. Petrus had zijn Meester verloochend; allen hadden Hem verlaten. Toen Jezus daar in hun midden stond, was het nodig te zeggen dat Hij met vrede kwam. • Reiniging en vergevingBij Jesaja vindt het geheim van de reiniging en vergeving plaats, door de aanraking van een kool van het brandofferaltaar. Zoals de priesters in Israël een kool meenamen van het brandofferaltaar naar het heilige om die op het reukofferaltaar te leggen en om daar samen met specerijen een welriekende reuk voor de Here te laten opgaan. Een engel brengt de kool naar de lippen van Jesaja met de toezegging van reiniging en vergeving. Nu kan hij, die onrein van lippen is, spreken.

Christus heeft het kruis achter Zich – het altaar waar Hij het offer heeft gebracht - en het eerste wat Hij Zijn discipelen bij hun hernieuwde ontmoeting toezegt is: ‘Vrede zij u’. Hij zegt het bij herhaling. Dan blaast Hij op hen en zegt: Ontvang de Heilige Geest. Bij Johannes vallen Pasen en Pinksteren op één dag. In het blazen wordt duidelijk dat de Geest bij Christus vandaan komt.

• De geroepene wordt bereid gemaaktWie zal Ik zenden? Wie gaat er voor God uit? Jesaja hoort in de vraag Gods zorg voor Zijn volk. Hij kan en wil er niet meer voor weglopen. Hij is bereidwillig: Zend mij. Jezus toonde hun Zijn handen en Zijn zij-de! De wonden zijn niet alleen een bewijs dat Hij het is, maar ook om te tonen hoe diep de nood was. Zijn kruisdood was nodig om de vrede te kunnen brengen. Daartoe was Hij door de Vader gezonden; daartoe zendt Hij ook Zijn discipelen er op uit. Wie anders zullen de tekenen van kruis en opstanding verkondigen? Jesaja is bereid gemaakt en zegt: Zend mij! De discipelen zijn er na het ontvan-gen van vrede en de Heilige Geest klaar voor. De opgestane Christus stuurt Zijn gemeente er op uit, nadat Hij er eerst Zelf op uit is gegaan. Degene die zendt, is eerst zelf gezonden om door zijn kruis-dood de ware vrede te bewerken. En nu gaat Hij terug naar de Vader. Wat Hij op aarde moest doen dat is gedaan. Nu kan de verkondiging van dat volbrachte werk de wereld in. Gelijk de Vader door Zijn Zoon te zenden achter Hem blijft staan en in Zijn werk deelneemt, zo blijft ook Jezus’ zending door de Vader van kracht in de zending van zijn discipelen, die zijn werk op aarde voortzetten. Zoals Jezus Zijn Vader ‘vertegenwoordigde’ op aarde, zo vertegenwoordigen de discipelen Jezus op de aarde, nu Hij terug is bij de Vader. Zoals Christus gezonden is: Hij legde alle heerlijkheid af, ging mee in de schuld en de gebrokenheid, hij at met hoeren en tollenaren, zo zijn ook wíj gezonden: Dan vallen heel wat heilige huisjes om. Dan komen we zelf ook weer dichter bij het grote geheim van Zijn troon, Zijn heiligheid, Zijn verschijning die ons lief geworden is. We danken Hem voor de grote vreugde die Hij in ons leven ontsto-ken heeft.Het laatste wat de Here Jezus die avond zegt, is: Wie u de zonden kwijtscheldt die zijn ze kwijt gescholden: wie u ze toere-kent, die zijn ze toegerekend. Ieder die oprecht schuld belijdt en een beroep doet

op Jezus Christus mag er zeker van zijn dat al zijn zonden vergeven zijn. Want Jezus Christus staat er achter. Dat is het evangelie dat Zijn gemeente uitdraagt, dat geldt in de hemel. En wie het niet gelooft, die worden zijn zonden niet kwijt gescholden. Calvijn zegt daarvan: dat is een neven-effect van het evangelie: een bijkomstigheid. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, om de wereld te veroordelen, maar om de wereld door Hem te redden.

AfsluitingHoren wij in de gemeente ook vandaag de vraag van God: Wie zal Ik zenden? Ligt die vraag ons op het hart? ‘Miljoenen mensen kennen heg noch steg; dwalen als schapen op hun eigen weg. Door die woorden zag ik pas, dat Gods hart gebro-ken was…en ik merkte toen Hij sprak, hoe mijn hart met ’t Zijne brak. En ik zei Hier ben ik Here, zend mij’, zingt Rikkert Zuiderveld in een lied. Telkens als we als gemeente de wonden van Christus zien (Heilig Avondmaal) worden we herinnerd aan onze zending. We zijn uitgezonden om Christus te ver-tegenwoordigen. Dat is een hoge roeping. Zonder de Heilige Geest zouden we niets van terecht brengen. Die overtuiging doet ons verlangen naar Pinksteren. Opdat ik als een fluit door Hem mag worden beademd, om het geluid te laten horen van Gods liefde. Wie moet God zenden naar die collega’s, die buren, die vrienden van ons? Hier ben ik Here, zend mij. Wie de kern van het geloof doorleeft, in een levende relatie met Jezus Christus, die kan niet anders dan dat nazeggen: Zend mij!

DS. D. HOOLWERF IS REGIONAAL TOERUSTER VAN DE IZB IN ZUIDWEST-NEDERLAND.EMAIL: [email protected]

liturgische suggesties

Psalm 98:1,2; 99:1; 85:3, 4 117; Gezang: 330, 473Gedicht: De herdersfluit van Jacqueline E. van der Waals (zie pagina 16)Lied: Zend mij van Rikkert Zuiderveld

Transmissie VOORJAAR 2010 7

Oog voor de achterdeur van de kerk

BEZINNING

Meestal gaat het in Transmissie over de laagdrempeligheid van de voordeur van de kerk, maar nu even over de achter-deur. Aanleiding is een cri de coeur van Bert Wiltink (50), vader van enkele jongvolwassenen, oud-ouderling van de

Hervormde gemeente Gouda, werkzaam in het onderwijs. Twee jaar geleden was hij één van de initiatiefnemers van een zondagavondkring. Doelgroep: late twintigers, begin dertigers. Potenti-ele afhakers. En ze kwámen. ‘Voor het

merendeel hoger opgeleiden; jonge, veelbelovende mensen, gepokt en gema-zeld in een orthodox-christelijk milieu, sommige uit een gezin van ambtsdragers. Op de tijd dat hun leeftijdgenoten be-lijdenis deden, stonden ze onverschillig ten opzichte van het geloof of ze zaten te vol met twijfels om te voldoen aan het ‘verwachtingspatroon’. Belijdenis-doen kwam voor hen te vroeg. Van uitstel kwam afstel. Ze hadden de boot gemist en misten nu zelfs de boot niet meer…’ Wiltink had het proces met lede ogen aangezien. Hij kon de mogelijke geïnte-resseerden voor de kring zo opnoemen: sommige waren oud-leerlingen, anderen kende hij vanuit zijn functie als oud-ambtsdrager, weer anderen waren vrien-den van zijn kinderen, één van hen was zijn eigen zoon. ‘De directe aanleiding voor het initiatief was een presentatie van nieuwe activiteiten voor buitenker-kelijken ’, vertelt hij. ‘Onze gemeente heeft een heel programma voor hen in de aanbieding: Alpha-cursussen, missionaire diensten, etcetera. Prachtig! Maar hoe verhoudt zich de ‘missionaire gemeente’ tot de ‘zorgzame gemeente’? Toetreders die belijdenis doen krijgen veel aandacht, maar hebben we ook oog voor degenen die stilletjes afhaken?’

VeegwagenIn goed overleg met de kerkenraad werd de kring in het leven geroepen. Via het kerkblad, de zondagsbrief, en persoonlijke mailtjes werden leden van de doelgroep benaderd voor een eerste bijeenkomst; niet in het kerkgebouw, gewoon bij iemand thuis. De opkomst was opvallend hoog: 17 deelnemers. ‘Ze hadden vrijwel allemaal een kerkelijke achtergrond en waren in de loop van hun leven wat op afstand geraakt. Som-migen waren er door hun huwelijk of verkering opnieuw bij geloof en kerk bepaald, anderen stonden na een periode van ernstige twijfel opnieuw open voor

‘Alpha-cursussen, speciale diensten, ‘events’ - kosten noch moeite worden gespaard om geïnteresseerden via missionair werk in de kerk te krijgen. Maar houden we ondertussen wel voldoende aandacht voor de ‘achter-deur’ van de kerk? Veel twintigers en dertigers dreigen geruisloos weg te glippen. Wat doen we voor hén?’

KOOS VAN NOPPEN

8 Transmissie VOORJAAR 2010

BEZINNING

gesprek. Ik herinner me van één van die ontmoetingen dat iemand zei: ‘Twijfel gaat niet weg als je God niet de gelegen-heid geeft om tot je te laten spreken.’ Voor een aantal leden van de groep kwam dit initiatief – ‘de veegwagen’ zoals Wiltink het plastisch noemt - precies op het goede moment. ‘Ze hadden net een zetje nodig, iemand die hen opnieuw voor de vraag stelde: Wat wil je nu eigen-lijk met God, geloof en de kerk?’ De avonden kenden een eenvoudige opzet. Na gebed en bijbellezen hield een van de drie organisatoren een inleiding, waarbij een gedeelte werd gebruikt uit het boek ‘Discipelschap’ van ds. L.M. Vreugdenhil. Daarna volgden gesprek-ken; soms in kleine kring, dan weer plenair. ‘Op een gegeven moment heb-ben we met ieder van de deelnemers een persoonlijk gesprek gevoerd om te weten of ze zich wilden voorbereiden op het belijdenis-doen. Negen (!) deelnemers gingen daar positief op in en legden in de Sint –Jan in het openbaar belijdenis af van hun geloof. Gestimuleerd door deze ervaring, begon-nen de initiatiefnemers het volgende sei-zoen weer van voor af aan, met een nieu-we groep. ‘Was de gemiddelde leeftijd van de eerste groep rond de dertig, nu ligt die begin twintig. Weer allemaal jon-gelui uit een degelijk christelijk nest. Ik ken één van de ouders; hij is ontzettend dankbaar dat zijn zoon deelneemt, om-dat zijn eigen pogingen om een gesprek over geloof te voeren, steeds stokken.’ SeculierKenmerkend verschil met de eerste groep is, dat deze jongeren in hun levensstijl meer ‘seculier’ zijn; hoewel een enkeling al ooit belijdenis heeft gedaan. Bijbellezen, bidden, dat zijn geen vertrouwde dingen meer voor hen. ‘Sommigen moesten bij hun ouders eerst een bijbel lenen. Maar ze kómen gelukkig. ‘Deze kring is onze kerk’, zeggen sommigen. De meesten kennen elkaar van de voetbalclub. Ik ken hen ook – dat is niet onbelangrijk, want voor een openhartig gesprek is een vertrouwensbasis onontbeerlijk. Je moet

als leiding van zo’n club een ‘klik’ hebben met de deelnemers. We spreken van hart tot hart; als zij hun twijfels uiten, gaan wij niet ‘mooi weer spelen’, dan komen wij ook eerlijk met onze ervaringen en verha-len door de draad.’ Een jong stel dat deel uitmaakt van de kring, liet hun kind dopen; alle kring-leden kregen een uitnodiging voor de dienst. Dezelfde avond was er een na-gesprek over de betekenis van de doop. ‘Eigenlijk is je kind laten dopen een soort belijdenis-doen’, zeiden ze. Dat hadden ze goed begrepen.’Tot een keuze voor belijdenis-doen kwam bij de kringleden van dit jaar nog niet. ‘Onderhuids proef je wel het verlangen om echt aangeraakt te worden door God. Ze verlangen ernaar iets van Hem te er-varen. ‘Ik ben nog nooit gehad dat een preek me raakte’, zei één van hen pas. ‘Het geloof doet er niet zoveel toe, maar het verlangen is er ergens wel.’ Een ander zei: ‘Werd ik ook maar ineens helemaal warm van binnen en ging er een knop om…’

ConfronterendWiltink en zijn mede-kringleiders zijn erg gehecht geraakt aan de gesprekken op de zondagavond. ‘We hoeven niet met een omtrekkende beweging tot de kern te komen. Het gaat er meteen over, want daar komen ze juist voor. Tegelijk is het ook confronterend. Want de vragen waar ze mee rondlopen, knagen soms ook bij onszelf van binnen. Merken ze aan ons dat het evangelie ons enig hou-vast is in leven en sterven? Kunnen we de relevantie van het geloof voor het da-gelijks leven helder verwoorden? We zijn er diep van doordrongen dat we daarbij afhankelijk zijn van Gods Geest.’ Wiltink hoopt dat kerkenraden zich eens apart bezinnen op de groep gemeente-leden die zich gemakkelijk aan de radar onttrekt, namelijk degenen die geruis-loos dreigen weg te glippen. Want, zegt hij uit ervaring, er is evenveel vreugde over een kerktoetreder als over een po-tentiële kerkverlater, die op zijn schreden terugkeert.

Bert Wiltink

9Transmissie VOORJAAR 2010

ZENDING

‘Jullie misbruiken je vrijheid...’

Omdat ik uit de Hervormde gemeente van Huizen kom en enkele jaren als zen-dingspredikant in Beiroet werkte, vroeg de GZB mij om dit uitwisselingsproject te begeleiden. Het was voor mij een hernieuwde kennismaking met de chris-tenen van Syrië en hun rijke traditie. In augustus reisden wij als Nederlandse groep twaalf dagen door Syrië, langs verschillende gemeenten en een jonge-renconferentie. In oktober ontvingen de Huizers zeven Syrische jongeren en hun predikant. Toen wij als Hollanders de reis naar Syrië evalueerden ontdekten we hoeveel we in een korte tijd opgestoken hadden. Wat heb je geleerd over Syrische families? ‘Zij zijn heel hecht, heel gastvrij en gelukkig met wat zij hebben.’ Wat heb je geleerd over het Syrische christendom? ‘Het wordt gerespecteerd, ook al is Syrië een overwegend islamitisch land. De christe-nen lijken daar al blij mee te zijn, omdat ze tenminste een beetje vrijheid hebben.’ Wat heb je geleerd over jezelf? ‘Ik heb geleerd meer tevreden te zijn met wat ik heb. Mijn geloof is sterker geworden.’In het woord uitwisseling ligt besloten dat zending niet eenzijdig is, maar dat wij elkáár iets te bieden hebben. Dat werd tijdens deze reis heel duidelijk, bijvoorbeeld tijdens de jongerenconfe-rentie: buiten het officiële programma om, vonden de twee groepen elkaar, in gesprek, in liederen, in gebed. Zomaar

spontaan. Dan merk je dat christenen uit heel verschillende culturen en tradities diepe herkenning hebben: zij delen het geheim van het geloof in Christus.

Gastvrijheid Deze uitwisseling werd door de GZB opgezet, maar werd door de plaatselijke gemeente gedragen. Vanuit de Hervorm-de gemeente van Huizen was een groepje gevormd dat de jongeren hielp de reis voor te bereiden. Dit groepje vormde de link tussen de jongeren en de gemeente. Zo ontstond in de gemeente draagvlak voor de reis en raakten meerdere ge-meenteleden betrokken, in gebed en in praktische zaken. Een uitwisselingsprogramma vraagt in het algemeen flinke investering van tijd, energie en financiën. Maar als een ge-

meente gelooft dat het een versterking betekent van haar eigen missionaire be-wustzijn en slagvaardigheid, dan is het de inzet waard. Gezinnen worden gevraagd hun huizen te openen en te zorgen voor mensen die totaal andere gewoonten en verwachtingen hebben. Toen de Syrische groep in Huizen op bezoek was, werd door de kerkenraad na-gedacht hoe in de kerkdiensten het beste aandacht gegeven kon worden aan dit bijzondere moment. De Syriërs waren er twee zondagen: op de eerste zondag werden zij in het Engels in de dienst ver-welkomd. Op de tweede zondag werden zij gevraagd een bijdrage te leveren aan de liturgie in de vorm van een lied. De Syrische predikant verzorgde die zondag de preek, in het Engels, met een directe vertaling naar het Nederlands. Ook sprak hij de zegen in het Arabisch uit. Voor enkele gemeenteleden die zelf een Arabische achtergrond hebben was het een ontroerende dienst!

VolhardingVoor de werving van jongeren gebruikte de Werkgroep voor de Zending in Huizen een variant op de campagne

Ga je twee weken zwoegen in de Syrische zon als je ook lekker aan het Spaanse of Griekse strand kunt liggen? Colleges skippen, of vrije dagen be-steden aan het rondleiden van je Syrische vrienden in Amsterdam? Vriend-schappen opbouwen met jongeren waar je op het eerste gezicht niets mee deelt? Zeven jongeren uit Huizen vonden het de moeite waard. Zij deden in 2009 mee aan een uitwisseling met jongeren uit de Presbyteriaanse Kerk van Syrië. Het was een intensieve, ontdekkende ervaring.

WILBERT VAN SAANE

Samen onder de Syrische zon.

ZENDING

10 Transmissie VOORJAAR 2010

van defensie (geschikt/ongeschikt). Die ludieke actie bleek achteraf minder over-dreven dan verwacht. Van jongeren die deelnemen aan een uitwisseling wordt volharding gevraagd. Een reis naar een andere cultuur en een ander klimaat kan heel uitputtend en zwaar zijn. Midden in een cultuurshock moeten deelnemers zich telkens weer open stellen voor de mensen die hen ontvangen en voor de cultuur waarin zij zich begeven. Tijdens onze Syrië-reis hadden alle groepsleden door de hitte een paar dagen last van maagklachten en hoofdpijn. Toch besef-ten zij hoe belangrijk het was dat zij zich zo veel mogelijk hier over heen probeer-den te zetten om zo goed mogelijk mee te blijven doen. Voor en na de reis werden de jongeren gevraagd hun ervaringen te delen met de gemeente – op de zondagschool, in het verenigingsleven en in de eredienst – zodat de gemeente in hun ervaringen kon delen. Enkele groepsleden schreven stukjes voor lokale en nationale bladen, en anderen werden gevraagd om voor de plaatselijke radio een impressie te geven. De jongeren maakten de reis niet voor zichzelf, maar in dienst van de mis-sionaire opdracht van de gemeente. Dat betekende dat zij soms de schouders er onder moesten zetten!

NetwerkenEen zendingsorganisatie is een grote hulp bij het plannen van een uitwisseling en bij het voorbereiden van de groep. Zendingsorganisaties als de GZB heb-ben contacten en kennis van de situaties in verschillende landen. Zij kunnen in-

schatten welk seizoen zich het beste leent voor een bezoek en welke kerken hier open voor staan. Zij kunnen een uitwis-seling koppelen aan een bestaand stuk werk dat hierdoor een nieuwe impuls ontvangt. Voor het programma in Nederland is het belangrijk contact te leggen met organi-saties als de IZB die een overzicht heb-ben over kerk en zending in Nederland: iets waar christenen uit andere culturen graag over horen. Omdat het in dit geval ging om een uitwisseling met christenen uit de moslim wereld waren mensen van Evangelie & Moslims betrokken bij de voorbereiding van de groep. Als er een zendingswerker aanwezig is op de plaats die bezocht wordt, dan is het goed dat hij of zij nauw bij de uitwisse-ling betrokken wordt. Zendelingen staan op het kruispunt van culturen en kennen de gevoeligheden aan beide kanten aan. Hij of zij kan zorgen voor vertaling en kan het proces begeleiden. Tegelijkertijd kan een bezoek uit Nederland een be-moediging betekenen en een goede hulp in het werk zijn, ook al is het maar voor een korte periode.

WinstpuntenOp de laatste dag van deze uitwisseling konden de twee groepen elkaar in alle openheid vertellen hoe zij de uitwisseling ervaren hadden. Dat was een confron-terend, maar ook een ontdekkend en bemoedigend moment. De Syriërs vertel-den de Nederlanders: ‘Wij zijn onder de indruk van de toewijding van veel chris-tenen hier. Geloven spreekt niet vanzelf hier. Het vraagt een keuze en in de manier van bidden en bijbellezen merken wij dat jullie voor die keuze staan. Maar we merken ook dat jullie veel met jezelf bezig zijn. Jullie opereren los van je familie en van andere sociale structuren. Jullie mis-bruiken je vrijheid. Als iemand niet meer naar de kerk komt, wordt het nauwelijks opgemerkt. En zelfs in de kerk trekken jullie je weinig aan van wat anderen den-ken.’ We mochten even door de ogen van andere christen naar onze eigen kerk en onze eigen cultuur kijken. Voor jongeren die deelnemen aan een uitwisseling kan het een ervaring zijn die hen een leven lang bij blijft. Het brengt de wereldkerk en wereldzending tot le-ven en het helpt hen om te stappen in de schoenen van christenen uit de niet-westerse wereld. Een van de jongeren die deelnam aan de Syrië-uitwisseling schreef: ‘Ik heb ontdekt dat wij heel gezegend zijn in Nederland, qua geloof en qua vrijheid en daar ben ik God heel dankbaar voor.’

DS. W.P.J.L. VAN SAANE WERKTE TUSSEN 2002 EN 2008 ALS ZENDINGSPREDIKANT NAMENS DE GZB IN LIBANON EN IS NU ALS STAFMEDEWERKER VERBONDEN AAN DE NEDERLANDSE ZENDINGSRAAD.   EMAIL: [email protected]

Op het programma stond onder andere een bezoek aan de stad Aleppo.

VERWERKINGSVRAGEN1. ‘Jullie misbruiken je vrijheid’, zei een Syrische deelnemer. Kunt u daar voorbeelden

van noemen in uw gemeente, in uw omgeving?

2. Hoe leren uitwisselingsprojecten ons iets over onze manier van christen- en kerk-zijn?

3. Op welke manier kan uitwisseling een rol spelen in het leven van uw gemeente?

Transmissie VOORJAAR 2010 11

BEZINNING

Concentratie op de kern

Met een mild-kritische toon beschreef hij eens in een column de voorgangers in het land waar hij zes jaar woonde. ‘In Kenia kan iedereen preken. In de kerk, op de markt, in het park, op de hoek van de straat, overal wordt gepreekt. Het liefst schreeuwend, want hoe meer kracht in je stem, hoe sterker de boodschap overkomt, zo menen de predikers zelf. ‘Wij houden van herrie’, zei laatst een dominee tegen mij, verdrietig dat de stroom was uitgeval-len en ik op eigen kracht mijn stemgeluid moest overbrengen aan de veertig kerk-gangers.’ In zo’n context is er voor een docent ho-miletiek (preekkunde) wel wat werk aan winkel, want de meeste studenten hebben langjarige ervaring. Dus is hun vraag: Wat kom je ons leren? Iedereen kan im-mers preken? Snaterse: ‘Vergelijk het met autorijden. Ze hebben het geleerd zonder de verkeersregels te kennen. Tja, dan kom je wel ergens, maar vraag niet hoe…’De studenten zijn vaak autodidact, ge-vormd op eenzame posten, zonder al te veel hulpmiddelen. Een bijbel en op z’n best één theologisch naslagwerk. Als ge-volg van dit gebrek aan middelen, speelt de meditatie over een tekst in de voorbe-reiding een belangrijke rol. Ze leren het preken van elkaar en op een gegeven mo-ment ontstaat er dan een soort standaard.

‘Het spectaculaire vinden ze prachtig. Dat zien ze bij de Pentecostals, die goed vertegenwoordigd zijn in Kenia. Achter die aandacht voor het spectaculaire zit een enorme hunkering – een verlangen om even opgetild te worden uit de dagelijkse misère, even boven de werkelijkheid zwe-ven, even jubelen… Maar het misverstand dat zo wordt gewekt is, dat het bijzondere bij God het gewone is. Het gevaar is levensgroot dat we God zo opsluiten in onze ervaringen.’

AflerenDs. Koos Snaterse, die eerder werkzaam was als missionair werker in Antwerpen en als predikant in Nunspeet, was uitge-zonden voor de Gereformeerde Zendings-bond. Hij werd docent bijbelse vakken aan een theologische (HBO-) opleiding in Eldoret. ‘De opleiding heeft een ac-creditatie van St. Paul’s University; één van de consequenties daarvan is dat het lesprogramma tot in detail is vastgelegd, tot en met de examenvragen. Hoewel de opleiding een vrij theoretisch karakter heeft, biedt het curriculum ruimte om ook aandacht te besteden aan de praktijk van het preken, want op dit punt liggen er vanuit de kerkelijke gemeenten wel vra-gen. Studenten doorlopen de opleiding, volgen aansluitend een stage, waarin ook

de prediking wordt beoordeeld. Als die te wensen overlaat, kunnen ze niet worden voorgedragen om door de synode ergens op een post te worden benoemd. ‘Omdat de meeste eerste-jaarsstudenten al veel preekervaring hebben, moet er ook het nodige worden afgeleerd. In de lokale gemeenten zijn ze niet gewend dat er scherp op hun preekwerk wordt gereageerd. Een ‘preekbespreking’ is dan nieuw voor ze. Ouderlingen zullen niet snel kritiek uiten, zelfs niet op een vrien-delijke manier, want dat past niet in de Keniaanse cultuur. Maar als je vraagt ‘zou je beter willen preken?’, dan zijn de oren gespitst en aanvaarden ze dat een preek best aan een kritische toets kan worden onderworpen. Als docent moest ik me hoeden voor de valkuil dat ik hun werk meteen zou afbranden. Je moet beginnen waar zij zijn en daarover in gesprek gaan. Hoe vind je het zelf? Hoe komt het over? Zou het anders kunnen?‘Opvallend is dat de afstand tussen de bijbeltekst en de preek bij hen doorgaans erg kort is. Vraag je een student uit te leggen wat er in een bijbeltekst staat, is de kans groot dat hij binnen drie zinnen begint te preken. Je moet hen dus het elementaire belang van een goede exegese laten zien. Op grond van hun ervaring en door hun aanpak, deinsden ze er niet voor

KOOS VAN NOPPENDs. Koos Snaterse was zes jaar als docent verbonden aan een theologische opleiding in Kenia. Terug in Nederland wijdt hij momenteel zijn studie-verlof aan het thema ‘preken in een postmoderne tijd’. Een gesprek.

12 Transmissie VOORJAAR 2010

BEZINNING

terug om bijvoorbeeld op zaterdagavond een tekst te kiezen. Ik heb voorbeelden meegemaakt van studenten die zonder noemenswaardige voorbereiding, zo uit de losse pols de pannen van het dak preekten. Uit het hoofd. Waarom al die voorbereiding? vroegen ze me. De Geest moet het toch doen? Het vergt dan een heel leerproces om hen te helpen ontdek-ken dat de Geest ook werkt via voorberei-ding en studie. Het gebruik van boeken is veelal nieuw voor hen; en daarom niet zonder risico’s, want het eerste boek dat ze in handen krijgen is helemaal waar. Er is nog geen kritische reflectie. Of, ze verwarren een inleiding op de preek met een inleiding op het bijbelboek en heb-ben de neiging de preek te beginnen met allerhande informatie over de datering, de auteur, de ontstaansgeschiedenis, etc.

OnelinerNa zes jaar is Snaterse weer terug in Ne-derland, waar hij zich beroepbaar heeft gesteld. Voorafgaand aan het werk in een nieuwe gemeente, heeft hij de gelegenheid te baat genomen om zijn studieverlof te wijden aan missionaire prediking in een postmoderne samenleving. Want door de snelle veranderingen in de cultuur kan hij niet zomaar op de oude voet voortgaan. ‘Ik heb laatst een aantal preken doorgeno-men die ik jaren geleden hield. Indertijd was ik er vol van, maar nu is het dood papier. Van de Afrikanen heb ik geleerd meer los te komen van papier. Ze preken uit het hoofd, of liever: uit het hart. Alleen al door het oogcontact creëer je meer betrokkenheid bij de luisteraars; Afri-kanen hebben daarbij nog het voordeel dat ze op iedere vraag die ze vanaf het spreekgestoelte opwerpen spontaan een antwoord krijgen. Er is veel interactie. Ik kan sinds mijn ervaringen in Afrika niet meer terug naar de gepolijste teksten op papier. Een ander belangrijk verschil is, dat ik veel minder zeg. Voorheen wilde ik de gemeente heel veel meegeven, aan ken-nis en informatie. Nu zijn mijn preken meer toegespitst op één centrale bood-schap, liefst samengevat in een oneliner,

die goed te onthouden is, of die als een sleutel fungeert voor wat ik wil zeggen. Zo’n concentratiepunt is heel belangrijk, heb ik in de praktijk ontdekt. In onze beeldcultuur zijn ook gemeenteleden niet meer gewend om lang naar een door-wrocht verhaal te luisteren. Ons school-systeem heeft al lang afscheid genomen van die ‘methode’ van kennisoverdracht. In de kerk hebben we eigenlijk nog veel te lang gedaan alsof er niets is veranderd. Nog te vaak is cognitieve kennisover-dracht de vooronderstelling van preken; zulke preken ‘landen’ niet in vruchtbare aarde. De oudere generatie pakte nog wel eens een theologisch boek, maar dat moet je tegenwoordig niet bij veel kerkgangers verwachten.’‘Bij de voorbereiding neem ik een paar gemeenteleden in gedachten: een betrok-ken gemeentelid van een jaar of 30, een tiener van 14 en een buitenkerkelijke. Ja, ook die laatste, want een inclusieve dienst, zowel voor trouwe kerkgangers als voor belangstellende rand- en buitenkerkelij-ken is toch het ideaal. In Nunspeet waren we begonnen met appèlsamenkomsten en daar kwamen ook mensen van buiten de kerk op af. Al hoeven we niet te doen alsof er nu zo’n groot verschil is tussen die doelgroepen. Ik verbaas me regelmatig over het gebrek aan basale Bijbelkennis, ook onder degenen die van jongsaf aan naar de kerk gaan.’

Inclusief‘Een andere vraag, die hiermee samen-hangt, is of het leven van de mensen binnen en buiten de kerk zo verschilt. Ik geloof er niet veel van. Heel lang hebben we vanuit de antithese gedacht en ge-preekt, alsof er een grote kloof gaapt tus-sen het dagelijks leven in de wereld en de werkelijkheid in de kerk. Dat was funest, want op deze manier is het gevoel ont-staan dat de dominee over het leven van alledag weinig te zeggen heeft. Wat weet hij er eigenlijk van? Ik vind daarentegen dat hoorders aan een predikant moeten merken dat hij hun leven snapt, dat hij zich kan inleven in de vragen waar ze voor staan, de dingen die hen bezighouden,

waar ze over praten. Daarvoor moet je af en toe eens naar De Wereld Draait Door kijken of hedendaagse bestsellers lezen. Kijken met de blik van ‘buitenstaanders’ kan zeer verhelderend werken. Dat vind je trouwens al in de Bijbel, dat mensen die op het eerste gezicht weinig met God lijken te hebben, wel een perspectief wij-zen. Jethro of Hobab bijvoorbeeld, of in het Nieuwe Testament, de Wijzen uit het Oosten. God kan buitenstaanders gebrui-ken om ons iets te leren.’

Bergrede‘Als ik na het studieverlof weer aan de slag mag gaan in een gemeente, zou ik het accent willen leggen op de navolging van Christus, de Tien Geboden in de uitleg van de Bergrede. Hoe werden de woorden in de cultuur van die dagen gehoord? Hoe slaan we de brug naar vandaag? Niet van-uit de antithese, maar wel radicaal: God wil dat we Hem dienen in het alledaagse leven. De scherpte van de Bergrede staat dwars op de trend in de kerk om elkaar vooral een aai over de bol te geven, lief en vriendelijk voor elkaar te zijn. Maar dit zijn geen teksten om weg te scheuren, maar om tegenaan te schuren. Niet om het evangelie te presenteren als een lat die erg hoog ligt – ziemaar hoe je erover heen springt. Maar we horen deze woorden als evangelie, de Bergrede begint niet voor niets met de zaligsprekingen. Jezus is ons nabij gekomen; in Hem zijn de gebo-den vervuld. Hij heeft de weg gebaand. Het evangelie eist radicaliteit, maar God maakt het in Jezus ook mogelijk. Het is een ‘geboden mogelijkheid’. In deze term zit zowel het gebod, als het aanbod, dat de Geest het mogelijk maakt in ons.’

Ds. Koos Snaterse

Transmissie VOORJAAR 2010 13

RECENSIE

Ook het ‘ietsisme’ zit diep

J.P. de Man studeerde ooit theologie en rechten, staat in het adresboekje van de Gereformeerde Bond nog steeds vermeld onder de kandidaten die geen beroep in overweging kunnen nemen, maar koos intussen jaren geleden al voor de advoca-tuur. In deze briefwisseling treedt hij op als advocaat voor het orthodoxe christe-lijke geloof en combineert zo zijn twee disciplines. H.G. van der Werf was sinds 1981 rech-ter en vice-president bij de rechtbank in ‘s-Hertogenbosch. Daar ontmoetten de

rechter en advocaat elkaar en zo ontstond een vriendschap tussen twee mensen, die levensbeschouwelijk ver uit elkaar liggen, maar die het de moeite vonden elkaar daar diep op te bevragen. Toen ze een heel aantal brieven aan elkaar geschreven hadden, dachten ze dat het goed zou zijn deze uit te geven, omdat anderen er wel-licht door gestimuleerd zouden kunnen worden ook dergelijke gesprekken aan te gaan. Ze vroegen de bekende dr. E.P. Meijering een voorwoord te schrijven. Dat korte voorwoord zou op zich al stof genoeg geven voor een artikel. Ik kom er aan het eind van mijn artikel nog even op terug.

Eerst iets over de briefwisseling zelf. J.P. de Man is een gereformeerde bonder en H.G. van der Werf is een ‘ietsist’. Dat is hij niet altijd geweest, maar langza-merhand na een protestantse opvoeding en rooms-katholieke heropvoeding, geworden. Hij schrijft nooit getwijfeld te hebben aan zoiets als ‘God’ dankzij een diep religieuze natuur. Maar we kun-nen als mensen nooit verder komen dan vermoedens ten aanzien van dit onein-dige mysterie. Wij kennen God niet en niemand heeft ooit God gezien. Wat over Hem in de verschillende godsdiensten gezegd wordt is een kwestie van religieuze verbeelding. Het gaat fout wanneer deze religieuze verbeelding beschouwd wordt als vaststaande openbaring. Het gaat nog meer fout wanneer mensen deze als ex-clusief gaan zien en de ander ermee gaan bestrijden, die anders denkt of gelooft.

WIM DEKKER

Er is een interessant boek verschenen bij een niet zo bekende uitgeverij, daarom des te meer reden er hier aandacht voor te vragen. Het betreft een briefwisseling tussen H.G. van der Werf en J.P. de Man over de diepste vragen van het christelijk geloof.

Mr. Dr. H.G. van der Werf (r) en mr.drs. J.P. de Man (Foto Reformatorisch Dagblad).

14 Transmissie VOORJAAR 2010

RECENSIE

Het aardige is, dat je in de briefwisseling meteen kunt zien hoe verschillend deze twee manieren van geloven in hun uit-werking zijn. Van der Werf zet rustig zijn gedachten over God, Bijbel en christelijk geloof uiteen zonder enige bekeringsij-ver. De Man probeert dit ook, maar het lukt hem niet. Zijn beschouwingen over de Schrift, de Openbaring en het alleen zaligmakende van het christelijk geloof lopen een aantal malen uit op een appèl. Ook tussen de regels door merk je steeds, dat De Man vreest, dat het met zijn vriend niet goed afloopt wanneer hij zich niet aan de openbaring gewonnen geeft. Op blz. 41 zegt hij: ’Ik zou zeggen, toe nou, zet die stap eens en waag het er eens op. Het is als een maaltijd die ons wordt voorgezet (de openbaring, de Schrift, W.D.). Neem, eet, proef en ervaar hoe het smaakt. Je komt er dan vanzelf achter hoe het je bekomt’. Van der Werf schrijft (blz. 45), dat hij het er zo niet gemak-kelijker op vindt worden, omdat De Man blijkbaar intussen van het discussiemodel is overgestapt naar het getuigenismodel met zelfs een missionair hoogtepunt en daar zal hij dan bovenstaande regels wel mee bedoelen. Maar De Man blijft ap-pellerende woorden uitspreken: ’Leg alle vooringenomenheden aan de kant en pro-beer de Schrift zelf aan het woord te laten, die helder en doorzichtig is’ (blz. 111). ‘Het Woord is ons gegeven! En door dat Woord ter zijde te schuiven, komt men in zwaar weer terecht!’ (blz. 112). Als een van zijn laatste woorden schrijft hij nog: ’Werp het juk van de Verlichting van je af en buig voor dat Evangelie’(blz. 116).

BewonderenswaardigAl lezend kreeg ik bewondering voor De Man. Hij is heel eerlijk en authentiek, res-pecteert zijn gesprekspartner, maar durft ook echt bij zijn eigen verhaal te blijven. Ik kreeg ook bewondering voor Van der Werf. Hij is niet afgehaakt, hoewel hij steeds het gevoel gehad moet hebben nooit tegen zoveel orthodoxie op te kun-nen. Zelfs de bekeringsijver van De Man doorstaat hij edelmoedig. Tegelijk ging ik ook steeds meer besef-

Transmissie VOORJAAR 2010 15

fen, dat beiden zo onverschrokken met elkaar in gesprek kunnen blijven, omdat bij beiden de overtuiging heel diep zit. Bij De Man zit het heel diep, dat we zonder de openbaring van God, zoals die in de heilige Schrift is gegeven geen been heb-ben om op te staan, in het duister tasten als blinden. Hij ervaart bij het lezen van de Schrift elke keer zijn gelijk daarin. Hier worden voor hem de nevels opgeklaard. Maar de overtuiging van Van der Werf zit ook heel diep. Dat is me in dit boek nog het meeste opgevallen,waarschijnlijk omdat ik het vooroordeel had, dat ‘ietsis-ten’ er vage beschouwingen op nahouden. Maar deze Van der Werf heeft er heel goed over nagedacht. Hij heeft zelf op orthodoxe wijze geloofd, maar deze wijze van geloven bleek voor hem niet langer houdbaar. Uit zijn betoog begrijpen we, dat hierbij verschillende zaken een rol speelden. Historisch onderzoek van Bijbel en dogma’s brachten aan het licht, dat we hier te maken hebben met mensenwerk. Studie van de verschillende godsdiensten leerde hem, dat ieder zijn eigen openba-ringswaarheid claimt, maar dat maakt het geheel ongeloofwaardiger. Als ieder een eigen openbaringswaarheid claimt is de kans het grootst, dat niemand gelijk heeft. In feite staat Van der Werf op het stand-punt van H.M.Kuitert, dat alle menselijke spreken over boven van beneden komt en dat alle godsdienstige mensen dat heel goed moeten beseffen. Dan houden ze op tegen elkaar op te bieden, elkaar te bestrij-den en elkaar te bekeren.Hoe dan ook, de overtuiging, dat alle godsdiensten te maken hebben met religi-euze verbeelding en niet met openbaring zit bij Van der Werf heel diep en er zit voor hem ook praktisch veel aan vast.

Hoe verder?In de briefwisseling komen we twee men-sen tegen, die elkaar zozeer respecteren en hoog hebben, dat ze het de moeite waard vinden hun diepste overtuigingen aan elkaar voor te leggen. Ik vind het mooi om daar door lezing van het boek deel-genoot van te worden. Ik hoop met de schrijvers, dat hun wijze van elkaar aan-

spreken stimulerend werkt. Laten we ons niet te snel neerleggen bij de dooddoener dat we het toch nooit eens worden en dat we daarom maar beter er het zwijgen toe kunnen doen. De vraag is wel of we ook nog verder zou-den kunnen komen, dan de twee schrij-vers van dit boek. Die vraag stelt Meije-ring in zijn voorwoord ook aan de orde. Volgens hem zijn er in de kerk, maar zeker aan de rand van de kerk veel men-sen als Van der Werf, die best ook nog wel weer wat meer kerkelijk actief zouden willen worden, als er voor hun manier van denken maar meer ruimte zou zijn. Ik denk, dat hij daar gelijk in heeft. Maar dit is voor orthodoxe christenen natuurlijk wel een ingewikkelde kwestie. Hoe kun-nen zij met hun vaste overtuiging, dat de Bijbel waar is een ‘ietsist’ serieus nemen, die zegt dat het spreken over boven van beneden komt? Ik zeg zeker niet dat dit eenvoudig is. Maar ik zou zelf meer dan De Man dat doet, beginnen met toe te geven, dat de ‘ietsist’ gelijk zou kunnen hebben. Zoals wij met onze ogen van ‘mensen na de Verlichting’ er tegenaan kijken, is religie een historisch en menselijk verschijnsel, dat samenhangt met het mysterie van het bestaan. Veel meer valt er van ons uit niet over te zeggen. Maar intussen hoeven we het toch niet alleen bij deze constatering te laten? Ik vraag bijvoorbeeld weleens aan mensen: zou je wel graag willen, dat het christelijk geloof waar was? Of maakt het je allemaal niets uit? En verder: zou het kunnen zijn, dat het christelijk geloof ook een heel goed geloof is, echt heilzaam voor mensen? En stel nu eens, dat het waar is. Zou dat helemaal niet kunnen? Wanneer in ons mensen het diepe zoeken en verlangen naar waarheid is gelegd, dan zijn we toch wel beklagenswaardige we-zens, wanneer die waarheid echt nergens te vinden zou zijn? Is geloven in bijbelse zin niet het waagstuk aan durven gaan, dat het woord van apostelen en profeten waar zou kunnen zijn en er daarom werk van gaan maken?De laatste zinnen van De Man luiden: ’Iedere zelfverzekerdheid dient de pas te

worden afgesneden. Het leven van het geloof valt altijd weer terug op de bede van de vader van de maanzieke knaap (Markus 9): ’Ik geloof Here, kom mijn ongelovigheid te hulp’.Ik dacht bij mezelf: als deze laatste zinnen nu eens meer de sleutel waren geweest om in gesprek te zijn, dan was de toon kwets-baarder geweest en waren er misschien meer openingen geweest om nog wat ver-der te komen.

Verlangen naar waarheidNa het lezen van deze briefwisseling ben ik nog minder optimistisch over het ‘ietsisme’ als zou dit een soort voorportaal voor het christelijk geloof kunnen zijn. Nee, het is geen voorportaal, het is voor de meesten het plein bij de achterdeur. Daar op dat plein is het voor de meesten ook goed toeven, want je kunt ruimte blijven geven aan je religieuze gevoel, maar je hoeft je intussen in geen enkel harnas te hijsen. Dat is echter de ene kant. De andere kant is, dat het ook altijd weer onbevredigend zal blijken te zijn om in feite wat betreft de diepste levensvragen te vertoeven in een agnostische nevel: Wie weet, als het christelijk geloof toch eens waar zou blijken te zijn…. Wat zou dat geweldig zijn! Missionair bezig zijn is voor mij in ieder geval investeren in het aan-wakkeren van dat verlangen, het voortdu-rend onder de aandacht brengen van die principiële mogelijkheid. In de oren van veel orthodoxe christenen klinkt dit wel-licht wat mager. Maar ik denk, dat deze kwetsbaarheid ook heel sterke kanten kan hebben. Bijvoorbeeld de oerreformatori-sche overtuiging, dat het kleinste sprietje geloof al puur genade is.

N.a.v. Mr. dr. H.G. van der Werf en mr. drs. J.P. de Man, De plaats van God, uitge-verij Free Musketeers, Zoetermeer, 2010, 124 blz., €16,95.

DRS. W. DEKKER IS HOOFD VORMING EN EDUCATIE VAN DE IZB.

EMAIL: [email protected]

16 Transmissie VOORJAAR 2010

De herdersfluit

Eens ging ik langs het lage riet,

dat ruisen kan en anders niet,

toen, langs mijn pad, een herder kwam,

die één van deze halmen nam,

en die besnoeide en besneed,

en maakte tot zijn dienst gereed.

Door dit gekorven rietje, dat

als dood hij in zijn handen had,

die stemmeloze stengel zond

hij straks den adem van zijn mond,

en, als hij blies, zo zong het riet,

en, als hij zweeg, verstomde ‘t lied:

de zoete, pas ontwaakte stem

bestond en leefde slechts door hem.

Zo gaf ik gaarne wens en wil

In ‘s Heeren hand en hield mij stil.

Zo dan, als door een rieten fluit,

bij zwijgend eigen stemgeluid,

Gods adem door mij henen blies,

hoe grote winst bij klein verlies!

Jacqueline E. van der Waals