hoofdstuk 38 - audesirk

58
The Nervous System and the Senses Hoofdstuk 38 2010/2011

Upload: pascal-van-de-nieuwegiessen

Post on 05-Dec-2014

1.788 views

Category:

Education


2 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: Hoofdstuk 38 - Audesirk

The Nervous System and the Senses

Hoofdstuk 382010/2011

Page 2: Hoofdstuk 38 - Audesirk

NEURONEN, BOUW & FUNCTIE

Deel 1

2

Page 3: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Waarom een zenuwstelsel?

• Welke eigenschappen moet een zenuwstelsel hebben?

– snel – accuraat

3

Page 4: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Zenuwcellen (Neuronen)

• Structuur & functie– veel binnenkomende

signalen– één uitgaand signaal

4

dendrieten

cellichaam

axon

synaptisch eindknopje

richting signaal

richtingsignaal

dendriet cellichaam axon synaps

myeline-schede

Page 5: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Type neuronen

dendrieten

sensorische neuronen cellichaam

axon

cellichaam

schakelcellen

cellichaam

motorische neuronen

dendrieten

5

Page 6: Hoofdstuk 38 - Audesirk

• Meest gespecialiseerde dierlijkecel

• Langste cel– neuron blauwe vinvis

• 10-30 meter

– axon giraf• 5 meter

– neuron mens• 1-2 meter

Weetjes…

6

Page 7: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Transmissie van een signaal

• Denk aan domino! – start het signaal

• het eerste domino steentje een duw geven start van de impuls

– voortzetting van het signaal• volgen domino steentjes het signaal?

nee, het beweegt als een golf door de stenen – herstarten van het systeem

• voor een nieuw signaal gegeven kan worden moeten alle stenen weer rechtgezet wortden moet ook in het axon gebeuren

7

Page 8: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Geleiding van een impuls

• Neuron heeft een vergelijkbaar systeem– eiwitkanalen staan klaar – als het eerste kanaal geopend is volgen

de andere kanalen één voor één• alles-of-niets wet

– de impuls beweegt over het neuron– de eiwitkanalen moeten in hun oude

positie hersteld worden

8

Page 9: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Cellen: omringd door ionen

• Cellen leven in een zee van ionen– anionen (negatief)

• hogere concentratie in de cel• Cl-, geladen aminozuren (aa-)

– kationen (positief)• hogere concentratie in de extracellulaire vloeistof• Na+

9

Na+ Na+ Na+ Na+ Na+ Na+ Na+Na+ Na+ K+ Na+ Na+

Cl-K+ Cl- Cl- Cl-

K+

aa-K+ Cl- Cl-

aa- aa-aa-

aa- aa-K+

K+

kanaal lekt K+

+–

Page 10: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Cellen hebben een lading!

• Tegengestelde ladingen op de binnen- en buitenzijde van het celmembraan

• membraan is gepolariseerd• negatief binnen; positief buiten• opgeslagen energie (zoals een batterij)

10

+ + + + + + + ++ + + + + + +

+ + + + + + + ++ + + + + + +

– – – – – – – ––– – – – –

– – – – – – – ––– – – – –

Page 11: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Voltage meten

11

niet gestimuleerd neuron = rustpotentiaal van -70mV

Page 12: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Impulsgeleiding

• Prikkel: stimulatie van de zenuw– bereikt drempelpotentiaal

• opening Na+ kanalen in het celmembraan• Na+ ionen diffunderen in de cel

– omkering van de membraanpotentiaal• positief binnen; negatief buiten • cel is gedepolariseerd

12

– + + + + + + ++ + + + + + +

– + + + + + + ++ + + + + + +

+ – – – – – – –– – – – – – –

+ – – – – – – –– – – – – – –Na+

Page 13: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Gate

+ –

+

+

channel closed

channel open

Impulsgeleiding

• Voortzetting: impuls beweegt over het neuron– omkering membraanpotentiaal opent

het eerstvolgende Na+ kanaal • spanningsafhankelijk ionkanaal

– Na+ ionen diffunderen in de cel– impuls beweegt zich over het neuron =

actiepotentiaal

13

– – + + + + + +– + + + + + +

– – + + + + + +– + + + + + +

+ + – – – – – –+ – – – – – –

+ + – – – – – –+ – – – – – –Na+

impuls

Page 14: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Impulsgeleiding

• Herstel membraanpotentiaal: 2e ‘golf’ over het neuron– K+ kanalen openen

• K+ kanalen openen trager dan Na+ kanalen– K+ ionen diffuncderen uit de cel– herstel membraanpotentiaal = repolarisatie

• negatief binnen; positief buiten

14

+ – – + + + + +– – + + + + +

+ – – + + + + +– – + + + + +

– + + – – – – –+ + – – – – –

– + + – – – – –+ + – – – – –Na+

K+

impuls

Page 15: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Ionkanalen

• Ionkanalen openen & sluiten in reactie op veranderingen in de membraanpotentiaal– Na+ kanalen openen snel in reactie op depolarisatie

& sluiten langzaam

– K+ kanalen openen langzaam reactie op depolarisatie & sluiten langzaam

15

+ + + + + – + ++ + + + – – +

+ + + + + – + ++ + + + – – +

– – – – – + – –– – – – + + –

– – – – – + – –– – – – + + –Na+

K+

impuls

Page 16: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Volledig herstel neuron

• Na+ en K+ concentraties moeten hersteld worden– Na+ moet de cel uit– K+ moet de cel in– beide bewegen tegen hun concentratiegradient in

• we hebben een pomp nodig!

16

+ + + + + – – ++ + + + + – –

+ + + + + – – ++ + + + + – –

– – – – – + + –– – – – – + +

– – – – – + + –– – – – – + +Na+

Na+Na+

Na+ Na+Na+

K+K+K+K+ Na+ Na+

Na+Na+

Na+Na+

Na+Na+

Na+

Na+

Na+

K+K+K+K+

K+K+

K+ K+

impuls

K+

Na+

Page 17: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Na/K pomp

• Natrium/kaliumpomp– membraaneiwit voor actief transport

• heeft ATP nodig

– 3 Na+ uit de cel pompen– 2 K+ in de cel pompen

17

Page 18: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Actiepotentiaal

1. Rustpotentiaal2. Prikkel bereikt drempelpotentiaal3. Depolarisatie

Na+ kanalen open; K+ kanalen gesloten

4. Na+ kanalen gesloten; K+ kanalen open

5. Repolarisatiemembraanpotentiaal herstelt

6. HyperpolarisatieK+ kanalen sluiten langzaam

18

–70 mV

–60 mV

–80 mV

–50 mV

–40 mV

–30 mV

–20 mV

–10 mV

0 mV

10 mV DepolarizationNa+ flows in

20 mV

30 mV

40 mV

RepolarizationK+ flows out

ThresholdHyperpolarization(undershoot)

Resting potential Resting1

2

3

4

5

6

Mem

bra

ne

po

ten

tial

Page 19: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Refractaire periode

19

–70 mV

–60 mV

–80 mV

–50 mV

–40 mV

–30 mV

–20 mV

–10 mV

0 mV

10 mV DepolarizationNa+ flows in

20 mV

30 mV

40 mV

RepolarizationK+ flows out

ThresholdHyperpolarization(undershoot)

Resting potential Resting1

2

3

4

5

6

Mem

bra

ne

po

ten

tial

Absolute refractaire periode• Na+ kanalen kunnen

niet geopend worden

Relatieve refractaire periode• Sterke stimulus nodig

voor nieuw actiepotentiaal

Page 20: Hoofdstuk 38 - Audesirk

20

Page 21: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Myelineschede

• Axon omhuld met Schwann cellen– isoleert het axon– versnelt het signaal– signaal sprint van insnoering

naar insnoering– saltatoire impulsgeleiding

• 150 m/s vs. 5 m/s

21

richting impuls

myelineschede

Page 22: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Het einde van het neuron…

• Impuls moet overspringen naar een volgende cel– synaps

• contactplaats tussen neuronen

22

Page 23: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Zenuwuiteinde in rust

Pre-synaptisch membraan

Post-synaptisch membraan

Synaps

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

+ + +- - -

23

Page 24: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Impuls → Calcium-ionen opgenomen in cel

Pre-synaptische membraan

Post-synaptische membraan

Synaps

impuls

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

+ + +- - -

24

Page 25: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters afgegeven aan synaps

Pre-synaptische membraan

Post-synaptische membraan

Synaps

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

+ + +- - -

25

Page 26: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters binden aan Na+-porie in post-synaptische

membraan

Pre-synaptische membraan

Post-synaptische membraan

Synaps

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

+ + +- - -

26

Page 27: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Instroom Na+-ionen leidt tot een nieuwe impuls

Pre-synaptische membraan

Post-synaptische membraan

Synaps

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

impuls

- - -+ + +

27

Page 28: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters afgebroken

Pre-synaptische membraan

Post-synaptische membraan

Synaps

axon dendriet

= blaasje met neurotransmitters = natrium-

ion= natriumporie (dicht)

= calcium-ion (Ca2+ )

= natriumporie (open)

+ + +- - -

= afgebroken n.tr.

28

Page 29: Hoofdstuk 38 - Audesirk

29

Page 30: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters

• EPSP’s (Exciterende Postsynaptische Potentiaal)– openen Na+ kanalen– veroorzaken depolarisatie en eventueel een

actiepotentiaal– de neurotransmitter is doorgaans acetylcholine

• IPSP’s (Inhiberende Postsynaptische Potentiaal)– openen K+ kanalen– veroorzaken hyperpolarisatie

30

Page 31: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Summatie

31

Page 32: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters

• Acetylcholine – signaal naar skeletspieren

• Adrenaline) & noradrenaline– vecht-of-vlucht reactie

• Dopamine– beïnvloedt slaap, stemming, aandacht en leren

• Serotonine– beïnvloedt slaap, stemming, aandacht en leren

32

Page 33: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Neurotransmitters

• Zwak punt in het zenuwstelsel– elke stof die neurotransmitters beïnvloedt of

imiteert kan het zenuwstelsel verstoren• gassen: NO, CO• drugs:

– stimulerend» amfetamines, caffeine, nicotine

– dempend» quaaludes, barbituraten

• hallucinogenen: LSD, peyote• antidepressiva (SSRI): Prozac, Zoloft• giffen

33

Page 34: Hoofdstuk 38 - Audesirk

slangengif blokkeert de actievesite van acetylcholinesterase

Acetylcholinesterase

• Enzym wat acetylcholine afbreekt– acetylcholinesterase inhibitor = neurotoxine

• slangengif, sarin, insecticiden

34acetylcholinesterase

actieve site

neurotoxine

Page 35: Hoofdstuk 38 - Audesirk

ZENUWSTELSEL, BOUW EN FUNCTIE

Deel 2

35

Page 36: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Zenuwstelsel

Centraalzenuwstelsel

Hersenen Ruggenmerg

Periferezenuwstelsel

Somatische(bewuste)

zenuwstelsel

Motorischetak

Sensorischetak

Autonome(onbewuste)zenuwstelsel

Sympatischzenuwstelsel

Parasympatischzenuwstelsel

Sympatischactiviteit & energie

productie“vechten of vluchten”

Parasympatischkalmeren & rust

“rusten & verteren”

Sympatischactiviteit & energie

productie“vechten of vluchten”

Parasympatischkalmeren & rust

“rusten & verteren”36

Page 37: Hoofdstuk 38 - Audesirk

37

Page 38: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Centraal Zenuwstelsel

1. Hersenstam2. Kleine hersenen3. Grote hersenen4. Ruggenmerg

38

Page 39: Hoofdstuk 38 - Audesirk

1. Hersenstam

• De “lagere hersenen”–medulla oblongata– pons–middenhersenen

• Functies– homeostase– coördinatie van bewegingen– doorgifte signalen naar “hogere”

hersendelen39

Page 40: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Medulla oblongata & Pons

• Coördineert homeostatische functies– activiteit hart en bloedvaten – ademhaling– slikken– braken– vertering

• doorgifte signalennaar “hogere” hersendelen

40

Page 41: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Middenhersenen

• Verwerkt sensorische informatie– regulatie van zintuiglijke en motorische

functies– visuele en auditieve reflexen– pupilverwijding– het gehoor

41

Page 42: Hoofdstuk 38 - Audesirk

2. Kleine hersenen

• Coördinatie van bewegingen– evenwicht

42

Page 43: Hoofdstuk 38 - Audesirk

3. Grote hersenen

• Grootste deel van de menselijke hersenen• Opgedeeld in:– hemisferen– links = rechterzijde van

het lichaam– rechts = linkerzijde van

het lichaam• Hersenbalk (corpus callosum)

– verbinding tussen beidehersenhelften

43

Page 44: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Lateraliteit

• Linker hersenhelft– taal, verbale geheugentaken, interpreteren van

informatie, logica, etc.• Rechter hersenhelft – gezichtsherkenning, aandacht,

ruimtelijke geheugentaken, terugzoeken informatie, etc.

44

Page 45: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Specialisatie grote hersenen

• Verschillende regio’s in de grote hersenen hebben elk hun eigen functie

• Kwabben– frontaalkwab– temporaalkwab– occipitaalkwab– pariëtaalkwab

45

Page 46: Hoofdstuk 38 - Audesirk

46

Page 47: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Limbisch systeem

• Emotie, motivatie, genot, emotioneel geheugen– hippocampus: vorming langetermijngeheugen– hypothalamus: reguleert autonome zenuwstelsel

d.m.v. hormonen– amygdala: betrokken bij agressie en angst– thalamus: coördinatie informatiestroom hersenen

47

Page 48: Hoofdstuk 38 - Audesirk

4. Ruggenmerg

48

Page 49: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Type neuronen

dendrieten

sensorische neuronen cellichaam

axon

cellichaam

schakelcellen

cellichaam

motorische neuronen

dendrieten

49

Page 50: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Reflex

50Effector(spier)

Ruggemerg

SchakelcelGrijze stof

Witte stof

Motorischeneuron

Sensorischeneuron

Receptorin huid

Stimulus

Page 51: Hoofdstuk 38 - Audesirk

ZINTUIGEN: HET OOGDeel 3

51

Page 52: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Bouw van het oog

52

Accomodatiespier

Lensbandje

HoornvliesIris

Pupil

Voorste oogkamer

Lens

Glasachtig lichaam Blinde

vlek

Harde oogvlies

Vaatvlies Netvlies

Gele vlek

Oogzenuw

Bloedvaten

Page 53: Hoofdstuk 38 - Audesirk

53

Netvlies

Oogzenuw

Licht

Licht

Naar hersenen

Sensorische zenuwcel

Axonen oogzenuw

Verbindingscellen

Pigmentepitheelcellen

Neuronen

Netvlies

FotoreceptorenKegeltjeStaafj

e

Vaatvlies

Horizontale cel

Bipolaire cel

Amacriene cel

Page 54: Hoofdstuk 38 - Audesirk

54

Donker

Licht

Rhodopsine inactief

Na+ kanalen open

Depolarisatie

Afgifte glutamaat

Depolarisatie/Hyperpolarisatie

Rhodopsine actief

Na+ kanalen dicht

Hyperpolarisatie

Geen afgifte glutamaat

Depolarisatie/Hyperolarisatie

Page 55: Hoofdstuk 38 - Audesirk

55

Rechter visuele veld

Linker visuele veld

Rechteroog

Linkeroog

Oogzenuw

Chiasma opticum

Primaire visuele cortex

Page 56: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Lenswerking

56

Accomodatiespier spant

Lensbandjes ontspannen

Lens wordt dikker en ronder

Accomodatiespier ontspant

Lensbandjes spannen

Lens wordt platter

Page 57: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Bijziend vs. verziend

57

Netvlies

Netvlies

Brandpunt voor het netvlies Brandpunt

achter het netvlies

Bijziend

Verziend

Page 58: Hoofdstuk 38 - Audesirk

Einde