hoofdstuk 06 - audesirk

Post on 04-Jul-2015

1.271 Views

Category:

Education

1 Downloads

Preview:

Click to see full reader

TRANSCRIPT

Energy Flow in the Life of a Cell

Hoofdstuk 06

2010/2011

ENERGIEDeel 1

2

Energiestromen

energie

energie

energie

3

Energiestromen

• Leven is gebaseerd op chemische reacties

– Het transformeren van energie van de ene vorm in de andere vorm

Organische stoffenATP & organische stoffen

organische stoffen ATP & organische stoffen

zon

zonne-energieATP & organische stoffen 4

Metabolisme

• Chemische reacties van het leven

– Vormen van bindingen tussen moleculen• condensatiereactie

• synthese

• anabole reacties

– Breken van bindingen tussen moleculen• hydrolyse

• vertering

• katabole reacties

5

Voorbeelden

• condensatie (synthese)

• hydrolyse (vertering)

enzym

enzym

6

Chemische reacties & energie

• Sommige chemische reacties geven energie

– exergoon

– verteren van polymeren

– hydrolyse = katabolisme

• Sommige chemische reacties kosten energie

– endergoon

– bouwen van polymeren

– condensatie = anabolisme

7

Endergoon vs. exergoon

exergoon endergoon- energie komt vrij- vertering

- kost energie- synthese

8

Energie & leven

• Organismen hebben energie nodig om te leven– waar komt deze energie vandaan?

• koppelen van exergone reacties (energie komt vrij) met

endergone reacties (energie nodig)

+ + energie

+ energie+

vertering

synthese

9

ATP

ATPDeel 2

10

ATP

• Adenosine TriFosfaat– aangepaste nucleotide

• nucleotide =adenine + ribose + Pi AMP

• AMP + Pi ADP

• ADP + Pi ATP

– toevoegen van fosfaten is endergoon

11

Hoe slaat ATP energie op?

• Elke volgende negatieve PO4 is moeilijker toe te voegen– veel energie opgeslagen in elke binding

• de meeste energie zit in de 3e Pi

• Binding van negatieve Pi groepen zijn onstabiel– Pi groepen laten makkelijk los & laten energie vrij

12

P

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–OP

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–OP

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–O

ADPATPAMP

How draagt ATP energie over?

• ATP ADP– energie komt vrij

• ∆G = -7.3 kcal/mol

• Brandstof voor andere reacties

13

P

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–O P

O–

O–

O

–O 7.3kcal/mol

+P

O–

O–

O

–O

ADPATP

ATP / ADP cyclus

• ATP kan niet opgeslagen worden

– goede energie donor, maar niet geschikt voor opslag• te reactief

• alleen korte termijn opslag

• koolhydraten en vetten voor lange termijn opslag

14

ENZYMENDeel 3

15

Wat stuurt reacties?

• Als reacties “downhill” verlopen, waaromgebeuren ze dan niet spontaan?

– covalente bindingen zijn stabiele bindingen

zetmeel

16

Activeringsenergie

• Het afbreken van grote moleculen vereist het toevoegen van energie

– activeringsenergie

– grote moleculen zijn stabiel

– moeten energie absorberen om bindingen te verbreken

energiecellulose CO2 + H2O + warmte

17

Teveel activeringsenergie

• Activeringsenergie– hoeveelheid energie die nodig is om een atoombinding

te destabiliseren

– duwt de reactie over de “energieheuvel”

glucose

18

Verminderen van activeringsenergie

• Katalysator

– vermindert de activeringsenergie

reactant

product

zonder katalysator

met katalysator

NIEUWE activeringsenergie

19

Katalysatoren

• Wat moet een cel doen om de activeringsenergiete verlagen?

– enzymen

G

20

Enzymen

• Biologische katalysator – eiwitten

– maken chemische reacties mogelijk• verhogen reactiesnelheid zonder verbruikt te worden

• verlagen activeringsenergie

– noodzakelijk voor de meester biologische reacties

– zeer specifiek• duizenden verschillende enzymen in de cel

21

Terminologie

substraat• reactant die aan het enzym bindt

• enzym-substraat complex: tijdelijke verbinding

product• resultaat van de reactie

actieve zijde• hier bindt het substraat aan het enzym

substraat

enzym

productactieve zijde

22

Eigenschappen van enzymen

• Specifiek– elk enzym heeft een specifiek substraat

• Niet verbruikt in de reactie– een enzymmolecuul kan duizenden reacties per seconde

katalyseren

• Onder invloed van omstandigheden in de cel– factoren die de structuur van een eiwit beïnvloeden

• temperatuur, pH, saliniteit

23

Naamgeving

• Enzymen vernoemd naar de reactie die ze katalyseren

– sucrase breekt sucrose af

– proteasen breken eiwitten af

– lipasen breken vetten af

– DNA polymerase bouwt DNA

24

Sleutel en slot model

• Gesimplificeerd model van enzymwerking– substraat past in de 3-D structuur van de actieve zijde

van een enzym

– “sleutel past in het slot”

25

Hoe werkt een enzym?

• Verschillende mechanismen verlagen de activeringsenergie en versnellen de reactie

– synthese• actieve zijde positioneert substraten in de juiste positie voor een

reactie– enzym brengt substraten dichter bij elkaar

– vertering• actieve zijde bindt substraten en oefent druk uit op de

bindingen die verbroken moeten worden

26

Reguleren enzymwerking

• Enzymconcentratie

• Substraatconcentratie

• Temperatuur

• pH

• Saliniteit

• Activator

• Inhibitor

katalase27

Enzymconcentratie

enzymconcentratie

reac

tie

sne

lhe

id

28

Reguleren enzymwerking

• Enzymconcentratie– enzym = reactiesnelheid

• meer enzym = meer interactie met substraat

– reactiesnelheid neemt uiteindelijk niet meer toe• substraat is de limiterende factor

• niet alle enzymmoleculen vinden een substraat

enzymconcentratie

reac

tie

sne

lhe

id

29

Substraatconcentratie

substraatconcentratie

reac

tie

sne

lhe

id

30

Reguleren enzymwerking

• Substraatconcentratie– substraat = reactiesnelheid

• meer substraat = meer interactie met enzym

– reactiesnelheid neemt uiteindelijk niet meer toe• alle enzymen zijn gebonden aan substraat

• maximale reactiesnelheid

31substraatconcentratie

reac

tie

sne

lhe

id

37°

Temperatuur

temperatuur

rea

cti

esn

elh

eid

32

Reguleren enzymwerking

• Temperatuur– Optimum T°

• grootste aantal botsingen tussen enzym en substraat

• menselijke enzymen = 35°- 40°C – lichaamstemperatuur = 37°C

– Warmte: stijging boven optimum T°• meer energie leidt op moleculair niveau tot verstoren van

bindingen van enzymen en tussen enzymen en substraat

• denaturatie = verlies 3D vorm (tertiaire structuur)

– Kou: daling onder optimum T°• moleculen bewegen langzamer

• minder botsingen tussen enzym en substraat

33

Enzymen en temperatuur

• Verschillende enzymen functioneren in verschillendeorganismen bij verschillende temperaturen

37°Ctemperatuur

reacti

esn

ele

id

70°C

enzym mensenzym bacterie

warmwater bron

34

Ectotherm

35

7

pH

pH

reac

tie

sne

lhe

id

20 1 3 4 5 6 8 9 10

pepsine trypsine

11 12 13 14

pepsine

trypsine

36

Reguleren enzymwerking

• pH– veranderingen in pH

• toevoegen of verwijderen van H+

• verstoort bindingen, verstoort 3D vorm– verstoort aantrekking tussen geladen aminozuren

– beïnvloedt 2° & 3° structuur

– denaturatie van het eiwit

– optimale pH?• voor de meeste enzymen van de mens = pH 6-8

– afhankelijk van lokale omstandigheden

– pepsine (maag) = pH 2-3

– trypsine (dunne darm) = pH 8

720 1 3 4 5 6 8 9 10 1137

Saliniteit

zoutconcentratie

reac

tie

sne

lhe

id

38

Reguleren enzymwerking

• Zoutconcentratie

– veranderingen in saliniteit• toevoegen of verwijderen van kationen (+) & anionen (–)

• verstoort bindingen, verstoort 3D vorm– verstoort aantrekking tussen geladen aminozuren

– beïnvloedt 2° & 3° structuur

– denaturatie van het eiwit

– enzymen zijn niet tolerant voor extreme saliniteit• Dode Zee heet niet voor niets zo!

39

Verbindingen die enzymen helpen

• Activator– cofactor

• niet-eiwit, kleine inorganische verbindingen/ionen– Mg, K, Ca, Zn, Fe, Cu

– gebonden in het enzym

– coenzym• niet-eiwit, organische verbinding

– bind tijdelijk of permanent in de buurt van de actieve zijde

• veel vitaminen– NAD (niacin; B3)

– FAD (riboflavin; B2)

– Coenzym A Mg inchlorofyl

Fe inhemoglobine

40

Verbindingen die enzymen reguleren

• Inhibitor

– moleculen die de enzymactiviteit reduceren• competitieve inhibitie

• niet-competitieve inhibitie

• irreversibele inhibitie

• feedback inhibitie (negatieve terugkoppeling)

41

Competitieve inhibitie

• Inhibitor & substraat “vechten” voor actieve zijde– penicilline

• blokkeert enzym van een bacterie om celwanden te bouwen

– disulfiram (Antabus)• behandelt chronisch alcoholisme

• blokkeert enzym wat alcohol afbreekt

• ernstige kater & overgeven5-10 minuten na drinken

• Oplossing: – verhogen van substraat concentratie

• bij hoge substraatconcentratie wint hetsubstraat de competitie voor de actievezijde van het enzym

42

Niet-competitieve inhibitie

• Inhibitor bind aan een andere zijde dan de actieve zijde

– allosterische inhibitor bindt aan allosterische zijde

– veroorzaakt vormverandering enzym• actieve zijde functioneert niet meer

– enzym inactief

– sommige anti-kanker medicijnen

• remmen enzymen die betrokken zijn bij DNA synthese

• DNA productie stopt

• deling tumorcellen stopt

– cyanide

• remt Cytochroom C, een enzym watbetrokken is bij de dissimilatie

• ATP productie stopt

43

Irreversibele inhibitie

• Inhibitor permanent gebonden aan enzym

– competitie• permanent gebonden aan actieve zijde

– allosterisch• permanent gebonden allosterische zijde

• permanente verandering van de vorm van het enzym

• zenuwgas, sarin, veel insecticiden (malathion, parathion…)– acetylcholinesterase inhibitoren

» geen afbraak van de neurotransmitter acetylcholine

44

Metabole pathway

A B C D E F G

45

enzym

1

enzym

2

enzym

3

enzym

4

enzym

5

enzym

6

• Chemische reacties wordenuitgevoerd als pathways

• verdeling van een chemischereactie in kleine stappen gevolg van evolutie

controle = regulatie

A B C D E F G

enzym

Feedback inhibitie

• Regulatie & coördinatie van de productie

– product wordt gebruikt in de volgende stap van de pathway

– eindproduct is een inhibitor van een eerdere stap• allosterische inhibitie van een eerder enzym

• feedback inhibitie

– geen onnodige accumulatie van een product

A B C D E F G

enzym

1

enzym

2

enzym

3

enzym

4

enzym

5

enzym

6X

46allosterische inhibitie van enzym 1

Feedback inhibitie

• Voorbeeld– synthese van het

aminozuur isoleucine uithet aminozuur threonine

– isoleucine wordt de allosterische inhibitor van de eerste stap in de pathway• als de concentratie van

isoleucine stijgt botst het enzym vaker met isoleucinedan met threonine

threonine

isoleucine47

Einde

top related