rebel in de woestijn · wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord...

32
REBEL IN DE WOESTIJN Het leven van Mohammed (vzmh) de Boodschapper van God

Upload: others

Post on 20-Aug-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

REBELIN DE WOESTIJN

Het leven van

Mohammed (vzmh)

de Boodschapper van God

Page 2: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

INHOUD

In Godsnaam …......................................... 1

Djahiliya …....…........................................... 2

Van weeskind tot succesvol handelaar .... 4

Lees, in Godsnaam ............................... 5

Vervolging en onderdrukking ................... 7

De Hidjra, migratie in naam van God .......... 9

De Stad van de Profeet ............................ 11 De Grondwet van Medina …............ 13

De revolutie verdedigt zich ....................... 15De Slag bij Badr ............................ 16De Slag bij Uhud ........................... 19De Slag bij de Greppel ................... 20Het Verdrag van Huraybada ......... 21

De inname van Mekka ….......................... 23

Het afscheid van Gods Boodschapper ........ 24

Mohammeds dood …............................... 27

Page 3: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

مم محي ررر ال من رم حح ررر ال مه ررل ال مم حس مب

In Godsnaam

We leven in vreemde tijden. Ik ben geboren in een land waarvan men zegt dat vrijheid van religie en van eredienst er belangrijk is. Steeds opnieuw hoorde ik als kind hoe men op school sprak over tolerantie en over respect voor de Ander (jawel, toen nog met hoofdletter). Dat hoorde, zo zei men toen, allemaal bij onze democratie. Toch heb ik in datzelfde land lang getwijfeld voor ik de eerste woorden van dit boekje hier durfde schrijven. 'Bismillahi arrahmani arrahim', 'In naam van God, de Barmhartige de Genadige'. Vandaag de dag denk je best twee keer na voor je zoiets aan het begin van een tekst durft zetten.

Moslim zijn is niet à la mode, de tijdsgeest verlangt dat we vandaag allemaal islamofoob zijn. Er is de laatste jaren een nieuwe vorm van politiek correct denken komen overwaaien. Een nieuw paradigma dat via onze Noorderburen uit de VS werd geïmporteerd. Respect en verdraagzaam-heid heten naïef en worden vervangen door provincialisme en eurocentrisme. Simplisme en eenzijdigheid moeten voortaan in de plaats komen van een genuanceerd onderzoeken van de complexiteit en de pluriformiteit.

Zelf ben ik een vreemde Einzelgänger die net het omgekeerde parcours ging. In de jaren negentig was ik rabiaat antitheïst. Met een haast religieuze ijver wilde ik iedere gelovige die ik tegenkwam van zijn godsdienstige waanbeelden verlossen. Ik was er in al mijn jeugdige naïviteit van overtuigd dat wetenschap, en wetenschap alleen ons een antwoord kon bieden op alle vragen. Rond de eeuwwisseling begon er echter iets te knagen. Ik had het gevoel dat, om het met de woorden van Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt wetenschap, maar de spirituele kant van mijn leven bleef leeg.

Ik ging opnieuw op zoek en probeerde in verschillende al dan niet religieuze tradities dat te vinden dat mijn spirituele honger kon bevredigen. Ik las soetra's van de Boeddha, ik bestudeerde de Veda's en de Oepanishads. Ik verslond de preken van Meister Eckhart, de gedichten van Theresa van Avila en de gezegden van de Woestijnvaders.

Ik verdronk mezelf haast in de mystieke beeldspraak van Rumi en van Johannes van het Kruis. Alle tradities brachten me iets bij, maar in de Islam vond ik de spirituele weg die het best bij mij paste. Een jaar of twaalf geleden hakte ik de knoop door en werd ik moslim. Ik vond in de Islam al het goede dat ik in al die andere tradities had gezien, zonder de dogmatiek en de intellectualistische sofisticaties en sofismen. De nadruk die de oorspronkelijke islam legt op orthopraxie boven orthodoxie maakte dat de scepticus in mij niet al te veel gebruuskeerd werd. Sindsdien leef ik als moslim, als schepsel dat probeert om de Goddelijke wetten te gehoorzamen en zo zijn plaats in de schepping zoekt.

Op die manier pas ik natuurlijk niet in de nieuwe wereldorde. Ik heb in de Islam zo veel schoonheid gevonden, dat het me heel moeilijk zou vallen om mee te gaan in dit nieuwe politiek correcte denken. Ik heb altijd, zelfs tijdens mijn meest radicale antitheïstische buien, gevonden dat respect en vrijheid van religie belangrijk waren en in de islam vind ik die waarden duidelijk terug. Ik kan me dus niet conformeren aan het modieuze paradigma van de islamofobie. De simplificaties en de eenzijdigheid van dat nieuwe dominante discours doen me zelfs pijn. Het nieuwe politiek correcte denken nodigt uit om niet meer na te denken, het is een verheerlijking van ongefundeerde meningen ten koste van argumenten. Iedere vorm van nuance wordt weggehoond als naïef multiculturalisme. Wie zich niet conformeert, wordt genegeerd of geridiculiseerd. We leven in vreemde tijden.

Omdat ik me niet wil conformeren aan dit nieuwe al te simplistische politiek correcte denken, schrijf ik deze tekst. Ik claim niet dat ik een geleerde ben of dat ik specialist ben in de islamologie. Ik ben maar een simpele moslim die in een land geboren is waarvan hij altijd dacht dat vrijheid van religie en van eredienst er belangrijk zijn. Als er iets goeds in deze tekst staat, dan dank ik de Barmhartige Bron van ons bestaan daarvoor. Doordat ik zelf slechts een mens ben en dus feilbaar, zullen er veel fouten staan in wat ik schrijf. Ik wil me hier bij voorbaat voor verontschuldigen.

redwasp

1

Page 4: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Djahiliya

Het Arabisch Schiereiland is in de zesde eeuw een dorre, droge woestijn. De zon brandt er meedogenloos, het zand schuurt en waait van tijd tot tijd als een snijdende storm door de lucht. Steden of dorpen zijn er zeldzaam. De meeste mensen leven er als nomaden. Ze trekken rond met hun kudden in de hoop hier en daar wat planten te vinden zodat hun schapen en hun kamelen kunnen eten. Dit is het land waarin de Islam meer dan veertien eeuwen geleden ontstond.

In die tijd werd de Hijaz, het westelijke deel van het schiereiland, gedomineerd door de heersende stam in de rijke handelsstad Mekka. Deze heersers, de qoeraishieten, hadden zich sinds de vijfde eeuw in de stad Mekka gevestigd en hadden vandaar steeds meer invloed gekregen op de handelsroutes die het land doorkruisten. De stam was ontstaan als een samensmelting van verschillende nomadische clans, onder het leiderschap van Koesajj, een ambitieuze jonge Arabier. Hij wist niet alleen de verschillende clans via huwelijksbanden samen te smelten tot één stam, hij vond ook de manier om van Mekka de belangrijkste handelsstad van de Hijaz te maken. Hiervoor gebruikte hij de Ka'ba, het kubusvormige gebouw in het midden van de stad.

De Ka'ba was al sinds mensenheugenis een heiligdom waar pelgrims uit alle streken naartoe trokken voor de Hadj, een bedevaart die door alle Arabische stammen in ere werd gehouden. Er werd verteld dat Abraham en zijn zoon Ismaël het gebouw steen voor steen opgebouwd hadden. Koesajj begreep heel goed dat wie de Ka'ba in handen had, heerste over de stad. Hij deelde de stad opnieuw in en liet de belangrijkste qoeraishieten het dichtst bij het heiligdom wonen. Zelf bouwde hij zijn huis tegen de Ka'ba aan, de enige toegang tot het gebouw ging via zijn huis. Wie nu nog om de Ka'ba heen wilde lopen – een belangrijk onderdeel van het ritueel van de Hadj – moest meteen ook rond het huis van Koesajj lopen. Hij was niet alleen de politieke heerser over de stad, hij was meteen ook de hoogste religieuze autoriteit.

Om de dominante positie van de handelsstad Mekka te benadrukken, liet Koesajj alle afgodsbeelden van de verschillende Arabische clans in de Ka'ba onderbrengen. Vanaf toen moest iedere Arabier die zijn eigen stamgod wilde aanbidden, een pelgrimstocht maken naar Mekka. Deze stad werd het onbetwiste religieuze centrum van de hele Arabische wereld. Zo konden de qoeraishieten het monopolie verwerven op de verkoop van goederen en diensten aan de vele pelgrims.

Door de aanwezigheid van de heilige Ka'ba werd de hele stad geheiligd. Mekka werd een neutrale zone waarbinnen niet gevochten mocht worden. Deze gegarandeerde veiligheid trok jaarlijks meer en meer handelaars aan, die van de Hadj gebruik maakten om hun handelswaar aan de man te brengen. Na een paar jaar gingen de steden in de buurt hun jaarlijkse markten dan ook afstemmen op het seizoen van de Hadj. Het steeds sterkere Mekka ging meer en meer het religieuze en economische levensritme in de hele Hijaz bepalen. De Ka'ba werd letterlijk het centrum van de Arabische wereld en de qoeraishieten hadden dit centrum stevig in handen. In enkele jaren tijd groeide deze stam dan ook uit tot een klasse van schatrijke handelaars, die alles te danken hadden aan hun kubusvormige heiligdom en aan de talrijke bedevaarten van alle Arabische stammen.

Dit luidde een aantal grote veranderingen in de Mekkaanse maatschappij in. De rijke elite van qoeraishieten, die tot een paar generaties daarvoor uit clans van simpele nomaden bestond, werden nu tot een nieuwe heersende klasse. Het nieuwe leven in Mekka was totaal anders dan wat ze daarvoor hadden gekend. Het gewoonterecht dat onder Arabische nomaden was gegroeid, paste steeds minder bij de nieuwe situatie.

De harde en moeilijke nomadische levenswijze in de woestijn had een heel eigen stelsel van wetten en gebruiken doen ontstaan. Dit gewoonterecht bestond al eeuwen en was goed aangepast aan die manier van leven. In de woestijn had het bezit van

2

Page 5: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

goederen niet veel waarde. Om te overleven was daarentegen een sterke vorm van solidariteit binnen de stam belangrijk. De hele clan was niet sterker dan de zwakste leden, daarom moesten zij extra beschermd worden. Dit had niets te maken met verheven idealen van gelijkheid en broederschap, maar het was bittere noodzaak. Alleen op die manier kon de clan blijven verder bestaan.

De nomaden hadden bovendien geen geschreven wetten of heilige boeken waarin een morele code werd gepresenteerd. Geschillen werden dan ook opgelost volgens de wet van de vergelding. Deze wet kan voor ons barbaars lijken, maar hij diende juist om het barbaarse van een voortdurende strijd tegen te gaan. De wet van de vergelding bepaalde dat iedereen die door een ander schade had geleden, dit mocht vergelden door die ander precies evenveel schade toe te brengen. De straf voor de diefstal van een kameel was de betaling van precies één kameel. Een oog voor een oog, een tand voor een tand.

De afstamming verliep bij veel nomadische stammen via een matrilineair systeem. Niet de vader, maar de moeder van een kind bepaalde zijn afstamming. Het maakte dan ook niet zo heel veel uit wie de vader was. Vrouwen mochten verschillende mannen hebben, mannen mochten verschillende vrouwen hebben. Mannen en vrouwen hadden in de praktijk vrijwel gelijke rechten, hoewel de sjeik van de stam steeds een man was.

Dit gewoonterecht stond in de zich ontwikkelende handelsstad Mekka onder zware druk. De rijkdom van de qoeraishieten maakte het steeds moeilijker om de interne solidariteit in de praktijk te brengen. In de stad was de rijke elite ook veel minder gebonden aan het lot van de zwakkeren. De clan was niet meer zo zwak als de zwakste leden. De nieuwe heersers waren dan ook veel minder geneigd om hun bezit aan te wenden om heel de stam te voorzien. De egalitaire tendens uit de nomadische samenleving verdween en maakte plaats voor een klassenmaatschappij waarbij de sociale status bepaald werd door het bezit. Tegelijk kregen weduwen, wezen, bedelaars en slaven het steeds moeilijker naarmate de rijkdom van de heersende klasse groeide. Deze zwakste groepen werden ook nog eens van het erfrecht uitgesloten en konden op geen enkele manier aan geld of goederen komen.

Deze situatie verhevigde nog toen de rijke Mekkanen geld begonnen uit te lenen aan hun armere stadsgenoten. Voor de armen was dit de enige mogelijkheid om aan geld en goederen te komen, voor de rijken was het een extra bron van inkomsten. Deze leningen moesten namelijk met

een zware rente worden terugbetaald. Wanneer de schuldenaar hiertoe niet in staat was, werd hij een slaaf van de schuldeiser. Op die manier werd de rijkdom van de qoeraishieten nog meer een bron van armoede en ellende voor een groot deel van de bevolking.

In deze klassenmaatschappij kreeg ook de wet van de vergelding een heel ander karakter. Het oog van een rijke qoeraishiet was natuurlijk veel meer waard dan dat van een bedelaar of van een weeskind zonder bescherming. De absolute en onschendbare heerschappij van de rijke handelaarsklasse verving meer en meer de egalitaire wet van de vergelding.

Het steeds belangrijker worden van bezit, deed ook de noodzaak ontstaan van een waterdicht erfrecht. De bezittende man wilde zeker zijn dat de kinderen van zijn vrouw ook zijn kinderen waren. De matrilineaire afstamming maakte plaats voor de patrilineaire. De positie van de man werd belangrijker en tegelijkertijd zagen de vrouwen hun rechten steeds meer wegkwijnen. Zoals in veel samenlevingen ontstond tegelijk met het bezit en de rijkdom ook het patriarchaat. Vrouwen werden meer en meer gezien als vee dat verhandeld kon worden. Ze hadden geen erfrecht, konden praktisch op geen enkele manier bezit verwerven en waren voor alles overgeleverd aan de grillen van hun echtgenoot of van hun vader. Aangezien het volgens sommigen een schande was om een dochter te krijgen, werden veel meisjes meteen na de geboorte zelfs levend begraven.

In de zesde eeuw was Mekka dan ook veranderd in een duidelijke klassenmaatschappij met een heersende klasse, de qoeraishieten, die alle wetten in hun voordeel ombogen. Door hun economische en religieuze monopolie waren ze in staat om de hele Hijaz te domineren. Hun rijkdom was gebaseerd op het belasten van de handelaars en bedevaartgangers in hun stad, op het werk van de minder gefortuneerden en op de woekerrentes die ze konden vragen bij leningen aan hun armere stadsgenoten. De Islamitische geschiedschrijvers noemen deze periode de tijd van Djahiliya, van de onwetendheid. Het is de tijd voor de komst van de islam, te tijd voor de komst van God's Boodschapper die de weg zou wijzen naar een nieuwe en betere samenlevingsvorm.

3

Page 6: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Van weeskind tot succesvol handelaar

In die maatschappij werd rond het jaar 570 een kind geboren dat het aanzien van de hele wereld zou veranderen. Nog voor zijn geboorte was zijn vader Abdullah ibn Abdoel Moetalib al gestorven. Zijn moeder Amina gaf het kind de naam 'Mohammed' wat 'De Veel Geprezene' betekent, een naam die naar het schijnt niet eerder voorkwam bij de Arabieren. Toen Mohammed zes jaar oud was stierf ook zijn moeder. Vanaf toen zorgde zijn grootvader, Abdoel Moetalib ibn Hashim, voor hem. Deze man, de sjeik van de qoeraishieten, hield zielsveel van zijn kleinzoon. Toen de kleine Mohammed op een dag ging zitten op het bed dat voor de sjeik was bestemd, wilden zijn ooms hem er af jagen. “Laat mijn kleinzoon met rust,” zei de sjeik, “ik zweer bij God dat hij later een belangrijke positie zal bekleden.”

Abdoel Moetalib zou zelf niet lang genoeg leven om deze profetie vervuld te zien. Toen Mohammed acht jaar was stierf ook zijn grootvader. Nu was het zijn oom Abu Talib ibn Abdoel Moetalib die de zorg over de jongen op zich nam. Abu Talib was een handelaar en een invloedrijke man binnen de stam van de qoeraishieten. Hij behandelde Mohammed op dezelfde manier als zijn eigen kinderen en beschermde hem. Die bescherming bleef overigens duren tot aan zijn dood, bijna veertig jaar later. Bij zijn oom leerde Mohammed het beroep van handelaar en reeds op jonge leeftijd mocht hij mee met de handelskaravanen die zijn oom uitzond.

Toch had de jonge Mohammed het als wees niet gemakkelijk. Hij had bijna geen eigen bezit en kon alleen overleven doordat hij door zijn liefhebbende oom werd onderhouden. Hierdoor ging hij al op heel jonge leeftijd inzien dat de Mekkaanse samenleving misschien wel rijkdom en macht betekende voor de rijke qoeraishieten, maar tegelijkertijd armoede en bittere ellende voor de zwakkeren in de maatschappij. Toen hij als jong volwassene de hand vroeg van zijn nicht Oem Hani, weigerde deze pertinent aangezien de jonge Mohammed geen rijkdom te bieden had.

Toch was de jonge Mohammed een opvallende verschijning in Mekka. Er wordt gezegd dat hij een rijzende gestalte had, een mooie gebruinde huid en een volle zwarte haardos. Zijn lichaam zou

opvallend gespierd zijn geweest en hij had naar het schijnt een sterke brede borstkas. Zijn priemende zwarte ogen en zijn volle baard maakten hem nog aantrekkelijker. Maar vooral zijn karakter maakte hem beroemd in de hele stad. Hij was een kalme en mededogende jongeman. Hij was zo eerlijk dat iedereen in de stad naar hem verwees met de naam 'Al Amin', wat 'De Betrouwbare' betekent.

Toen Mohammed 25 jaar was, had iedereen van zijn eerlijkheid en zijn betrouwbaarheid gehoord. Khadija, een rijke weduwe die er ondanks alle patriarchale hindernissen in was geslaagd om zelf een bloeiend bedrijf te leiden, wilde de man met die reputatie dan ook wel eens leren kennen. Ze bood hem aan om een van haar handelskaravanen te leiden. Toen de karavaan terugkwam was de winst dubbel zo hoog als verwacht. Khadija was zo onder de indruk van haar nieuwe werknemer dat ze hem meteen een huwelijksaanzoek deed.

Het arme weeskind was nu de echtgenoot van een rijke handelaarster geworden. Zijn eigen status in de Mekkaanse gemeenschap steeg hierdoor ook enorm. Hij was niet langer een arme schooier, maar behoorde nu zelf tot de Mekkaanse middenklasse. Hij kon eindelijk zelf een graantje meepikken van de legendarische rijkdom die jaar na jaar naar de stad van de Ka'ba vloeide. Hoewel hij van die nieuwe status genoot, had hij er toch ook problemen mee. Het viel hem lastig om als bemiddelde handelaar tussen de armen en de schooiers te leven. Hij stond bekend als edelmoedig en eerlijk, maar behoorde nu zelf tot de elite.

Dit alles moet heel verwarrend geweest zijn voor Mohammed. Hij gaf regelmatig een deel van zijn rijkdom weg aan de minder bedeelden, maar voelde zich toch medeplichtig aan het economische systeem in Mekka dat voor hem rijkdom, maar voor anderen armoede en ellende voortbracht. Meer en meer trok hij zich voor langere periodes terug in de woestijn of in de bergen om er te mediteren. Zo hoopte hij om uit de knoop te raken en een oplossing te vinden voor de tegenstelling tussen zijn idealen en zijn levensstijl.

4

Page 7: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Lees, in Godsnaam

Toen Mohammed zich tijdens de maand ramadan (augustus) in het jaar 610 weer terugtrok in de grot Hira, gebeurde er iets dat zijn hele leven zou veranderen en dat uiteindelijk de hele wereldgeschiedenis zou beïnvloeden. Tijdens één van zijn vele retraites was hij in diepe meditatie verzonken toen hij in een visioen een engel gewaar werd die hem beval “Lees voor!”. Mohammed wist niet wat er gebeurde en vroeg: “Wat moet ik voorlezen?” De engel nam Mohammed in een verstikkende greep en beval opnieuw “Lees voor!”. Weer wist Mohammed niet wat hij moest lezen. “Ik kan niet lezen, hoe wil je dat ik voorlees?”

De engel drong een derde keer aan “Lees voor!” en toonde een doek waarop een tekst geborduurd stond:

رق رل رخ مذي ررل ا رك رب م رر مم حس مبا حأ رر حق اقق رل رع حن مم رن رسا حن ال رق رل رخ

مم رر حك ال رك مرب رر رو حأ رر حق امم رل رق حل مبا رم ررل رع مذي ررل ا

حم رل حع ري حم رل رما رن رسا حن ال رم ررل رع

Lees, in naam van je Heer die je schiep, Hij die de mensheid uit een bloedklonter schiep. Lees, en jouw Heer is de Meest Edele. Hij onderwees de mens met de pen, leerde hem wat hij niet wist.

(96:1-5)

Dit waren de eerste geopenbaarde verzen van de Heilige Qur'an, het boek dat in de volgende 23 jaar vers per vers aan Mohammed zou worden doorgegeven. De engel in het visioen was de aartsengel Gabriel, door God gezonden om de Qur'an aan de mensheid door te geven. Mohammed las wat de man hem voorhield en vluchtte daarna in paniek de grot uit. Hij wist niet wat hem overkomen was en dacht dat hij misschien gek geworden was. Zo vlug hij kon rende hij naar zijn geliefde Khadija, die hem geruststelde. “God zou jou niet gek laten worden,” zei ze, “Hij weet dat je een edelmoedig man met een vriendelijk karakter bent.” Ze stelde voor om raad te vragen aan haar neef Waraka die christen was. Deze nu was goed bekend met de Heilige boeken en begreep onmiddellijk wat Mohammed precies had meegemaakt. “Hij is een profeet voor dit volk.” zei hij “Zeg hem dat hij moed moet houden.”

De Profeet zelf bleef echter angstig en verward. Hij wist niet wat God van hem verlangde en wat het betekende dat hij geroepen was tot het profeetschap.

Na een tijdje werden meer verzen geopenbaard. Het werd voor de Profeet duidelijk dat hij de mensen om hem heen moest oproepen om zich te bekeren tot de ene God, de Barmhartige en Genadige schepper van de hemelen en de aarde. Hij moest hen ook aansporen om de zwakkeren in de samenleving te helpen, de bedelaars en de wezen te steunen en om niet langer te leven voor rijkdom, macht en bezit.

قة رز رم مل قة رز رم مه مرل مك مل لل حي رومه رد ررد رع رو رمال رع رم رج مذي ررل امه رد رل حخ رأ مه رل رما ررن رأ مب رس حح ريمة رم رط مح حل ا مفي ررن رذ رب حن مي رل ركلمة رم رط مح حل ا رما رك ررا حد رأ رما رو

مة رد رق ممو حل ا مه ررل ال مر رنامة رد مئ حف ال رلى رع مع مل ررط رت متي ررل ا

Wee de lasteraar en de roddelaar, hij die bezit opstapelt en het steeds weer telt. Hij denkt dat zijn rijkdom hem het eeuwig leven zal brengen. Nee, hij wordt in de verbrijzelaar gegooid. En weet jij wat die verbrijzelaar is? Een vuur dat door God werd aangestoken en dat tot in de harten doordringt.

(104:1-7)

De Profeet Mohammed verkondigde zijn boodschap eerst aan de mensen om hem heen. De eersten die hem geloofden waren zijn vrouw Khadija, zijn tienerneef Ali die bij hem inwoonde en zijn vrijgelaten slaaf Zaïd. Een vrouw, een tiener en een slaaf werden de eerste volgelingen van de Profeet van de Islam. Dit was tekenend voor deze religie, die bovenal een religie van de verschopten en onderdrukten was. De boodschap die de Profeet verkondigde was dan ook een oproep om rechtvaardigheid en meer menselijkheid. De Islam was van in het begin een religie die in het verweer trad tegen onderdrukking.

Niet lang daarna bekeerde ook Mohammeds beste vriend, Aboe Bakr, zich tot de nieuwe

5

Page 8: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

religie. Hij was een rijke en gerespecteerde koopman, één van de meest invloedrijke mensen onder de qoeraishieten. Vanaf het moment dat hij moslim werd, spendeerde hij al zijn rijkdom aan het geven van aalmoezen en het vrijkopen van slaven. Via hem werd Mohammeds boodschap van bekering en sociale rechtvaardigheid over de hele stad verspreid. Na Aboe Bakr volgden vele andere jonge mannen uit de invloedrijkste clans van Mekka. De beweging van Mohammed werd een revolutionaire mix van onderdrukte armen en misnoegde jongeren uit de heersende klasse. Velen van hen waren vrouwen die hun leven op het spel zetten door te breken met de tradities en de religie van hun vaders, echtgenoten of broers.

Wie moslim werd deed een sprong in het duister. De Profeet volgen betekende breken met de clan die bescherming bood, met de tradities en de regels van die clan en met de goden die verwacht werden om de clan in alles te helpen.

Het betekende breken met het veelgodendom en leven volgens de shahada, het credo van de Islam: “La ilaha ila Allah wa Mohammed oerasoel illah.” “Er is geen god dan God en Mohammed is de boodschapper van God.” Dit credo was een regelrechte aanval op het commerciële polytheïsme dat de basis vormde van de rijkdom van de qoeraishieten. Moslim worden was een openlijke daad van verzet tegen die heersende klasse. Daarenboven was de roep om sociale rechtvaardigheid rechtstreeks tegen de heerschappij van die elite gericht. De oproep om slaven te bevrijden, om weduwen, wezen en bedelaars te helpen en om alle mensen op een gelijkwaardige manier te behandelen was een duidelijke aanklacht tegen de rijkdom en de decadentie van de rijke qoeraishieten in Mekka.

6

Page 9: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Vervolging en onderdrukking

Het spreekt vanzelf dat de qoeraishieten dit verzet niet graag zagen komen. Zolang de groep moslims rond Gods Boodschapper niet al te groot werd, deden de qoeraishieten niet veel om hen tegen te houden. Ze zwegen deze nieuwe religie liever dood en hoopten dat alles over zou waaien. Toen meer en meer mensen zich tot de islam bekeerden, waaronder heel wat slaven en ander werkvolk, begonnen de Mekkaanse heersers in te zien dat deze evolutie een bedreiging voor hun dominante positie inhield. Zo begon de campagne van de qoeraishieten om de moslims, en in de eerste plaats Gods Boodschapper Mohammed het zwijgen op te leggen.

De Profeet stond zelf nog steeds onder bescherming van zijn invloedrijke oom Aboe Talib. Hierdoor konden de qoeraishieten hem niet al te zwaar treffen. Ze beledigden hem, verstoorden zijn preken en zijn gebed door lawaai te maken, te proberen zijn boodschap belachelijk te maken en door ingewanden van dieren naar hem te werpen. Vele andere moslims waren echter onbeschermd en dus een gemakkelijke prooi voor die allereerste islamofoben uit de Mekkaanse heersende klasse. Het duurde niet lang voor de eerst moslims gevangen werden en gemarteld. Slaven die zich tot de religie van Gods Boodschapper bekeerden werden door hun eigenaars op de meest wreedaardige manier gestraft. Toen Aboe Bakr op een bepaald moment door de stad liep, zag hij hoe de Afrikaanse slaaf Bilal door zijn meester werd gemarteld omdat hij weigerde de goden van die meester te aanbidden. Hij lag in het hete woestijnzand met een zware steen op zijn borst, zodat hij niet kon ontstnappen. Hij zou zonder twijfel zijn omgekomen als Aboe Bakr hem niet had vrijgekocht. Later in Medina zou de zwarte afrikaan Bilal een van de meest gerespecteerde moslims worden, de eerste muezin van de moskee van de Profeet.

De onderdrukking van de moslims werd steeds erger. Aangezien de qoeraishieten de beweging niet konden stoppen, gingen ze steeds driester te werk. Het duurde niet lang voor de eerste moslims deze vervolging met hun leven moesten betalen. Soemayya bint Khayyat was de eerste martelaar die haar leven gaf voor de islam. Ze was de moeder van één van de eerste bekeerlingen en werd gedood omdat ze bleef herhalen dat er geen god was dan God.

Aboe Djahl, één van de wreedaardigste van de qoeraishieten, doorboorde haar met zijn speer en verwondde haar zo dat zij ter plaatse stierf. Later werden ook haar man en haar zoon door de qoeraishieten gedood. De situatie was zo erg geworden dat het leven van de meeste moslims niet meer veilig was in de stad van de qoeraishieten.

Mohammed was door de wrede behandeling van de moslims zo geschokt dat hij een manier zocht om hen te beschermen tegen de wreedaardigheden van de qoeraishieten. Na lang nadenken gaf hij aan een aantal moslims de toestemming om weg te vluchten uit Mekka. Hij adviseerde hen om naar het christelijke Abessinië te reizen en daar als vluchteling bescherming te vragen aan Asjama Negus, de heerser over het land. Toen de qoeraishieten hiervan hoorden, stuurden ze zelf een delegatie naar de Negus om hem te overladen met geschenken en hem te vragen de vluchtelingen terug uit te leveren. Nadat de vorst de boodschappers van de qoeraishieten gehoord had, liet hij de moslims zelf aan het woord.

Djafar ibn Abu Talib stond op en sprak de Negus toe: “O Koning van de Abessijnen. Wij leefden in onwetendheid en in de diepste barbarij. We aanbaden afgoden en bedreven onkuisheid en overspel. We kenden alleen de wet van de sterkste. Toen liet God een man in ons midden opstaan die ons verbood om nog langer afgoden te aanbidden. Hij droeg ons op om eerlijk te zijn en genadevol. Hij maande ons aan de rechten van de zwakkeren te verdedigen en ons ver te houden van slechte gewoonten en van het kwaad. Om deze reden zijn de heersers uit Mekka ons beginnen onderdrukken. Ze hebben ons beledigd, gemarteld en vermoord tot er voor ons in de stad geen veiligheid meer bestond. Daarom zijn we naar uw land gekomen en vragen u om bescherming.” De Negus wilde wel eens horen wat de openbaring van die Mohammed dan was en Djafar reciteerde het begin van Soerah Myriam, waarin de geboorte van de profeten Johannes (de Doper) en Jezus (de Christus) word verteld. De Abessijnse koning werd, net als zijn bisschoppen, bij het horen van deze woorden tot tranen toe geroerd en sprak de vluchtelingen toe: “Deze woorden en de woorden die aan Jezus werden geopenbaard zijn als lichtstralen die uit dezelfde bron afkomstig zijn.

7

Page 10: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Tussen jullie religie en die van mij is er maar een hel dunne grens.” Daarna wendde hij zich tot de afgevaardigden van de qoeraishieten met de woorden: “Ik kan deze vluchtelingen niet aan jullie uitleveren. Ze zijn vrij om in mijn land te verblijven en hier hun religie te praktiseren zoals zij dat willen.”

De bescherming door de Negus was de qoeraishieten een doorn in het oog. Uit woede en frustratie voerden ze de onderdrukking van de moslims in Mekka nog op. Toch bleef de beweging groeien. Steeds meer Mekkanen sloten zich bij Gods Boodschapper aan. De qoeraishieten merkten dat hun haatcampagne tegen de Islam niet het gewenste resultaat had en besloten om een nieuwe tactiek toe te passen. Er werd een algemene economische boycot afgekondigd tegen de clan van de Profeet, de Banoe Hashim. Niemand in Mekka mocht nog handel drijven met leden van die clan. Zelfs water en voedsel mochten niet meer verkocht worden. De boycot had heel verwoestende gevolgen voor de moslims. De meesten van hen leefden rechtstreeks of onrechtstreeks van de handel.

Abu Talib, de oom van de Profeet en de sjeik van de Banoe Hashim, besloot om zich met de hele clan terug te trekken in een vallei aan de rand van de stad. Daar zouden ze meer dan een jaar verblijven, uitgesloten van ieder contact met de andere Mekkanen. Het was een tijd van bittere ellende, de honger was zo erg dat men droge bladeren van de bomen moest eten om in leven te blijven. Overal huilden kleine kinderen vanwege het knagen van de honger. Maar de moslims verdroegen de boycot geduldig en wachtten tot God's Hulp zou komen.

Uiteindelijk groeide ook onder de qoeraishieten het verzet tegen de onmenselijke behandeling van de Banoe Hashim. Verschillende prominenten uit Mekka hadden familiebanden met die clan en kwamen openlijk in opstand tegen de wurgende boycot. Na meer dan een jaar werd uiteindelijk besloten om deze op te geven en handel met de Banoe Hashim opnieuw toe te laten. De hongersnood en de ellende waren voorbij, de clan van Gods Boodschapper kon weer normaal deelnemen aan het openbare leven in Mekka.

Maar voor Mohammed was de kwelling nog niet voorbij. De ontberingen van de hongersnood hadden zijn oom Abu Talib zodanig uitgeput dat hij niet lang na het einde van de boycot stierf. Aboe Lahab, een andere oom van Mohammed, werd de nieuwe sjeik van de Banoe Hashim. Hij had een grondige hekel aan zijn neef en aan de Islam. Gods boodschapper was zijn invloedrijke beschermer kwijt en was daardoor vogelvrij voor de qoeraishieten. Niet lang daarna stierf ook Khadija, zijn echtgenote. In één klap was de Profeet zijn beschermer en zijn emotionele steunpilaar kwijt. Dit jaar, het tiende jaar na de eerste openbaring, wordt daarom niet voor niets het jaar van de het verdriet genoemd.

Nu de Profeet niet meer onder bescherming stond, konden de qoeraishieten hem treffen zonder angst te moeten hebben voor represailles. Mohammed werd vanaf nu openlijk bedreigd. Verschillende qoeraishieten beraamden een moordcomplot tegen zijn persoon. Het was duidelijk dat zijn leven in Mekka vanaf nu gevaar liep. Hij moest beginnen uitkijken naar een nieuwe verblijfplaats waar hij veilig zou zijn voor de bedreigingen van de Mekkaanse islamofoben.

Mohammed reisde samen met zijn voormalige slaaf Zaid naar Ta'if, een stad op zestig kilometer afstand van Mekka, en probeerde daar de mensen tot de Islam uit te nodigen. De heersers van die stad wilden echter de Mekkaanse qoeraishieten niet tegen het hoofd stoten en verkozen om de boodschap te negeren en om de Profeet de stad uit te jagen. God's Boodschapper verbleef tien dagen in die stad, maar de bewoners bleven hem beledigen en gooiden stenen naar hem. Tenslotte keerde hij weer naar Mekka.

Op een nacht kreeg Mohammed een visioen waarbij de aartsengel Gabriël hem op een magisch paard meenam naar een tempel in jeruzalem. Vandaar stegen ze beiden op naar de hemel. Daar ontmoetten ze verschillende vroegere profeten onder wie Adam, Johannes, Jezus en Mozes en Abraham. Allen bevestigden ze hun geloof in Gods eenheid en in de missie van God's Boodschapper Mohammed. Hij werd er ook in de nabijheid van de ene God gebracht. God zei hem dat hij zijn volgelingen moest opdragen om dagelijks vijftig keer te bidden. Toen Mohammed weer bij Mozes kwam, zei deze dat dit te veel was en dat de gelovigen nooit zouden volhouden om dagelijks vijftig gebeden te verrichten. Mohammed ging terug naar de Allerhoogste en smeekte deze om minder gebeden per dag te verordenen. God vroeg eerst veertig, dan dertig, dan twintig en tien gebeden. Tenslotte vroeg God dagelijks vijf gebeden. God zei “Ik heb Mijn Verordeningen opgelegd en de last van mijn dienaren verlicht.” Vanaf die dag en tot op vandaag bidden alle gelovige moslims, waar ook ter wereld, vijf keer per dag het Islamitische gebed, de salaat, zoals het door Mohammed zelf werd voorgedaan.

Deze nachtreis was één van de laatste belangrijke gebeurtenissen tijdens het verblijf van Gods Boodschapper in Mekka. Niet lang daarna zou hij worden uitgenodigd door de mensen van Yathrib, een oase-stad ten noorden van Mekka, om als rechter op te treden in een geschil tussen de clan van de Banoe 'Aus en de Banoe Khazradj. De emigratie van de Profeet naar die stad, die later de naam Medinat ul Nabi (stad van de Profeet) zou dragen, was zo'n belangrijke gebeurtenis dat ze het begin vormt voor de Islamitische kalender.

8

Page 11: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

De Hidjra, migratie in naam van God

In het jaar 622, het eerste jaar van de islamitische kalender, kwamen een aantal mensen uit de oasestad Yathrib naar Mekka. Ze waren op zoek naar Al Amin, Mohammed, Gods Boodschapper. Ze hadden gehoord dat de Profeet een bijzonder betrouwbaar en eerlijk man was en ze hoopten dat hij met hen mee zou willen gaan naar hun stad. Yathrib was in die tijd eigenlijk nog niet echt een stad te noemen. Het was niet veel meer dan een verzameling dorpen rond een oase. De bevolking bestond vooral uit boeren en een paar handelaars.

Al jaren werd de gemeenschap van Yathrib verscheurd door een bloedige vete tussen twee van de rijkste clans, de Banoe 'Aus en de Banoe Khazradj. Om de vijandelijkheden eindelijk te beëindigen, zocht men een hakam, onpartijdige rechter die het geschil kon oplossen. De gezanten in Mekka hoopten dat de Profeet deze taak op zich zou willen nemen. Toen ze Gods Boodschapper gevonden hadden, legden ze een plechtige eed van trouw af en beloofden ze dat de moslims in hun oasestad veilig zouden zijn.

Dit betekende een keerpunt in de ontwikeling van de Islam. De beloofde bescherming en de vrijheid om God te aanbidden, maakte van Yathrib een aanlokkelijke bestemming. De Profeet riep de moslims op om te emigreren en druppelsgewijs verhuisde zijn gemeenschap naar hun nieuwe thuis. Deze emigratie werd 'Hidjra' genoemd, de migranten 'moehadjiroen'. In Yathrib werden zij heel vriendelijk en gastvrij onthaald door mensen uit de lokale bevolking die 'ansaar' (helpers) werden genoemd. De gastvrijheid van de ansaar kende geen grenzen.

Toen bijna alle moslims de stad Mekka verlaten hadden, was het ook de tijd voor Mohammed om te vertrekken. Hij wist echter dat de qoeraishieten hem niet zomaar zouden laten gaan. Bovendien had hij vernomen dat de leiders van de heersende clans in Mekka bijeengekomen waren en een plan hadden uitgewerkt om hem 's nachts te vermoorden. Samen met Aboe Bakr, zijn beste vriend, verliet hij zijn huis door een raam aan de achterkant en vluchtte ongezien de stad uit. Ali ibn Aboe Talib, de neef van Mohammed, ging in zijn plaats in zijn bed liggen, zodat de moordenaars misleid werden.

Toen bijna alle moslims de stad Mekka verlaten hadden, was het ook de tijd voor Mohammed om te vertrekken. Hij wist echter dat de qoeraishieten

hem niet zomaar zouden laten gaan. Bovendien had hij vernomen dat de leiders van de heersende clans in Mekka bijeengekomen waren en een plan hadden uitgewerkt om hem 's nachts te vermoorden. Samen met Aboe Bakr, zijn beste vriend, verliet hij zijn huis door een raam aan de achterkant en vluchtte ongezien de stad uit. Ali ibn Aboe Talib, de neef van Mohammed, ging in zijn plaats in zijn bed liggen, zodat de moordenaars misleid werden.

Toen de qoeraishieten doorhadden dat hun aanslag niet gelukt was, waren Gods Boodschapper en zijn vriend Aboe Bakr al lang de woestijn in gevlucht. De leiders van de qoeraishieten loofden nu een grote beloning van wel honderd kamelen uit voor diegene die erin zou slagen om Mohammed te doden of hem gevangen te nemen. Tientallen mannen gingen, alleen of in groep, op zoek naar de gevluchte Profeet, maar deze hield zich met zijn vriend Aboe Bakr schuil in een grot op de berg Thawr. Toen een paar premiejagers de grot genaderd waren, vroeg Aboe Bakr in paniek “Wat als ze door een spleet naar binnen kijken en ons hier zien?” Mohammed kalmeerde hem met de woorden: “Stil toch. Wat denk je over twee mensen, waarvan de derde God zelf is?” Toen de premiejagers bij de ingang van de grot kwamen, zagen ze dat een spin er een groot web had geweven. Hierdoor dachten ze dat er al een hele tijd niemand meer in of uit de grot was gegaan en namen ze de moeite niet om naar binnen te kijken. Door het werk van die ene nietige spin waren Gods Boodschapper en Aboe Bakr gered. God had één van zijn kleinste schepsels gekozen om zijn Profeet te beschermen, Hij deed precies dat wat hij later aan die Profeet openbaarde:

حو رأ رك متو مب حث مي مل مروا رف رك رن مذي ررل ا رك مب مر مك حم ري حذ مإ رومه ررل ال مر مك حم ري رو رن مرو مك حم ري رو رك مجو مر حخ مي حو رأ رك ملو مت حق ري

رن مري مك رما حل ا مر حي رخ مه ررل روال

En gedenk, toen de verwerpers tegen jou samenspanden om je gevangen te nemen of om je te vermoorden of je uit te drijven. Zij maakten een plan en God maakte een plan. En God is de beste van alle plannenmakers.

(8:30)

9

Page 12: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Na drie dagen in de grot vonden Mohammed en Aboe Bakr dat het veilig genoeg was om de reis verder te zetten. Wanneer iemand onderweg aan Aboe Baker vroeg wie zijn reisgezel was, dan antwoordde deze “Deze man wijst mij de weg.” De vrager dacht dan dat Mohammed een gids was die Aboe Bakr door de woestijn loodste, maar Aboe Bakr bedoelde eigenlijk dat hij een gids was op de weg der rechtvaardigen.

Toen Soeraqah Ibn Malik, één van de premiejagers, hen had opgemerkt liet hij zijn paard sneller draven, maar het struikelde en hij viel er af. Toen hij weer in het zadel zat, spoorde hij het dier weer tot een hoge snelheid aan, maar het struikelde weer en daarna nog eens. Soeraqah begon door te krijgen dat de Profeet onder de Hoogste bescherming stond en hij kreeg berouw. Hij spoorde zijn rijdier een laatste keer tot hoge snelheid aan, dit keer niet meer om de Profeet gevangen te nemen, maar om vergiffenis te vragen. De gezworen vijand van de Islam was zelf een gelovige geworden. Na de vergiffenis en de zegen van de Profeet te hebben ontvangen, keerde hij terug naar Mekka. In de stad vertelde hij niemand waar Gods Boodschapper en zijn vriend te vinden waren.

Niet lang voor de aankomst in Yathrib, kwamen de Profeet en Abu Bakr een karavaan tegen die geleid werd door Az Zubair, een neef van de overleden Khadija. De twee reizigers werden door Az Zubair uitbundig gegroet en ze kregen van hem elk een blinkend wit gewaad. In die gewaden verschenen ze nu aan de horizon van Yathrib. De vreugde van de wachtende moslims was uitbundig. Gods Boodschapper was in zijn nieuwe thuis aangekomen.

Tien dagen na hun vertrek uit Mekka, kwamen de Profeet en Aboe Bakr aan in Yathrib. Ze werden opgewacht door tientallen moslims, moehadjiroen en ansaar. Sommigen waren in de hoogste dadelpalmen geklommen, die aan de rand van de stad stonden. Zo hoopten ze om als eersten een glimp van Gods Boodschapper te kunnen opvangen. Toen de twee mannen aan de horizon zichtbaar werden, klonken overal jubelkreten. “Allahu Akbar!”, “God is Groter!”. De kinderen en de vrouwen zongen een welkomstlied, dat vandaag de dag nog steeds gezongen wordt. Mohammed, de Boodschapper van God, was aangekomen in de stad die vanaf die dag zijn nieuwe thuis zou zijn.

10

Page 13: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

De Stad van de Profeet

Yathrib was in het begin van de zevende eeuw eigenlijk niet echt stad. Het was eerder een verzameling dorpen en gehuchten rond een oase. Er woonden verschillende stammen, elk in een eigen wijk. In de meer vruchtbare gebieden woonden de rijkere stammen. Deze waren jaren geleden als eersten bij de oase aangekomen en hadden de betere stukken land ingepikt. Ze hadden een bloeiende handel in dadels opgezet en waren op die manier relatief rijk geworden. De belangrijksten onder hen waren de joodse stammen Banu Qurayza, Banu Nadir en Banu Qainuqa. De regio waar deze rijkere stammen woonden werd 'de hoge stad' genoemd.

Later kwamen ook andere stammen, zowel joden als arabische nomaden, bij de oase aan en vestigden zich er. Zij konden echter niet meer op de meest vruchtbare delen terecht, en vestigden zich dan maar in de 'lage stad', het armere deel van de oase. Net als in Mekka ontwikkelde deze situatie zich op den duur tot een duidelijke klassenmaatschappij. De meeste economische sectoren waren duidelijk in handen van de rijken uit de hoge stad. De armere bevolking werd gedwongen om voor die rijkeren te werken.

De dadelhandel kwam bijvoorbeeld bijna volledig in handen van de Banu Nadir terecht. Armere boeren die zelf dadels produceerden, konden niet anders dan zich aanpassen aan het monopolie dat die stam had verworven. De Banu Nadir bepaalde de prijzen, kocht en verkocht de dadels en kon zelfs belastingen innen bij de armere boeren. De enige marktplaats in de regio was in handen van de Banu Qaynuqa. Zij verhuurden er de vaste standplaatsen voor de handelaars, ze leenden er geld uit tegen hoge rente en inden er belastingen op alle transacties. De rijkere clans waren er zelfs in geslaagd om de watervoorziening te controleren en om daar hevige winsten uit te halen. Zo werd Yathrib een welvarende regio waar landbouw en handel konden opbloeien, maar tegelijk een regio waar een groot deel van de bevolking uitgebuit werd door een handvol rijke clans.

In het begin van de zevende eeuw werd de oase van Yathrib hevig dooreen geschud door een bloedig conflict dat al jaren aansleepte. Twee clans, de Banu 'Aus en de Banu Khazraj, waren in een spiraal van bloedwraak terechtgekomen en hadden de overige clans met zich meegesleurd. Dit conflict, waarvan niemand nog de oorspronkelijke aanleiding kende, verlamde het economische en sociale leven in de regio. Iedere stam en ieder clan in de oasestad sloot

zich bij één van beide partijen aan. De bloedige vete belemmerde de landbouwproductie en maakte de handel praktisch onmogelijk.

Aangezien iedere clan uit Yathrib betrokken partij geworden was, kon niemand nog bemiddelen. Rond het jaar 620 gingen verschillende prominenten uit de stad dan ook op zoek naar een hakam, een neutrale scheidsrechter van buiten de gemeenschap. Ze zochten iemand die oprecht en onpartijdig kon oordelen, iemand die volledig betrouwbaar was. Toen zij hoorden over een man uit Mekka die door de lokale bevolking al jaren met de roepnaam 'Al Amin' werd aangesproken, wilden ze deze dan ook leren kennen. Toen bleek dat die man, Gods Boodschapper, inderdaad zijn roepnaam waard was, vroeg men hem om hij naar Yathrib wou komen om er als hakam recht te spreken tussen de twee strijdende partijen.

De nieuwe hakam was zijn geboortestad in het geheim ontvlucht en had een moeizame tocht door de woestijn moeten maken om in zijn nieuwe thuisstad aan te komen. Hij was ontkomen aan de vervolgingen door de qoeraishieten en had de ontberingen van de lange reisweg doorstaan. In die nieuwe thuisstad wist echter niemand hoe het hem was vergaan. Had Gods boodschapper de gevaren van de woestijn overleefd? Zou hij levend en wel in Yathrib aankomen? Tientallen mensen stonden hem aan de rand van de oasestad op te wachten. De lenigsten onder hen waren in één van de tientallen palmbomen geklommen die de rand van de stad afzoomden. In de brandende zon wachtten zij ongeduldig op de komst van de Profeet. Onder deze wachtenden bevonden zich vele moslims die kort daarvoor zelf uit Mekka waren weggevlucht. Moslims die niet alleen de onderdrukking door de polytheïstische qoeraishieten achter zich hadden gelaten, maar ook al hun bezit, hun status, hun zekerheid. Velen van hen hadden zelfs hun familie in Mekka verlaten. Deze moslims werden de 'muhadjirun', de migranten genoemd. Zij werden in Yathrib opgevangen door een handvol families die zich toen reeds tot de Islam hadden bekeerd. Deze gastvrije bewoners van de oasestad werden de 'ansaar' genoemd, de helpers.

Op een bepaald moment, in de namiddag van de

11

Page 14: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

13de september van het jaar 622, terwijl iedereen probeerde in de schaduw van een palmboom beschutting te vinden tegen de brandende zon, riep één van de tientallen wachtenden dat er een schim zichtbaar was aan de horizon. Het duurde niet lang voor iedereen in de verte de gestalte van twee mannen zag naderen. Na dagen vol spanning en onzekerheid, kwam nu de ontlading. Tientallen kelen jubelden van vreugde. De vrouwen en de kinderen onder de muhadjirun en de ansaar zongen een welkomstlied voor Gods Boodschapper.

Toen de Profeet eindelijk in de oasestad was aangekomen, wilden verschillende mensen van de ansaar hem een woonplaats aanbieden. Mohammed wist echter vrij goed dat de situatie tussen de verschillende clans in Yathrib uiterst gespannen was. Hij besefte dat iedere keuze die hij zou maken, meteen een aantal mensen tegen hem in het harnas zou jagen. Hij besloot dan ook om zelf geen keuze te maken. Hij liet zijn kameel door Yathrib lopen en wachtte geduldig tot deze ergens stilstond, daar zou hij dan wonen. De kameel hield halt voor een stuk grond in het gebied van de Banoe Najjar, een stam die familie was van de Profeet. De moslims begonnen het terrein meteen klaar te maken en bouwden er een huis voor Gods Boodschapper en zijn gezin. Op diezelfde plaats werd ook de eerste moskee van de Islam gebouwd. Yathrib was de nieuwe thuisstad voor Mohammed geworden. Het was niet langer een onbeduidende verzameling van oasedorpen, het was Al Medinat an Nabi geworden, de stad van de Profeet of kortweg Medina.

Gods boodschapper nam zijn taak als Hakam serieus op. Hij begon zijn carrière in Medina met het opstellen van een verdrag tussen alle stammen die er woonden. Dit verdrag, dat later de naam 'Grondwet van Medina' kreeg, was een revolutionair document. In een maatschappij die door en door tribalistisch was, voerde hij een totaal nieuw concept in: de Oemmah, de gemeenschap. Het document zette ook de oude tribale wet van de vergelding op z'n kop door te stellen dat iedere misdadiger persoonlijk verantwoordelijk was voor zijn daden. Niemand kon gestraft worden voor de misdaden van een ander.

In het verdrag stond onder andere dat de moslims en de joden van Medina samen één gemeenschap vormden, hoewel ze etnisch en religieus van mekaar verschilden. Het verdrag voorzag wederzijdse bescherming tussen alle stammen van Medina en maande deze stammen aan om hun onderlingen conflicten te begraven. De moslims werden opgeroepen om de niet-moslim stammen militaire bescherming tegen

aanvallers te bieden, in ruil daarvoor betaalden de niet-moslims een deel van de kosten van die bescherming.

De grondwet van Medina verklaarde dat het dal rond Yathrib vanaf dan heilige grond was. Die verklaring ging regelrecht in tegen de belangen van de Qoeraishieten in Mekka. Hun economische, sociale en politieke dominantie was namelijk direct afhankelijk van het feit dat Mekka de enige heilige stad in de Hijaz was. Met dit verdrag maakte Gods Boodschapper duidelijk dat hij vanuit Medina zijn verzet tegen de Mekkaanse heersende klasse onverminderd verder zette. De Mekkanen waren de lastpost niet kwijt, in tegendeel, vanuit de nieuwe heilige stad kon de islamitische beweging zich nog beter ontwikkelen. In Medina waren de moslims relatief veilig en vrij om hun religie te beleven op de manier die ze zelf verkozen.

Naarmate Gods Boodschapper langer in Medina was, steeg zijn invloed ook. Hij was veel meer dan gewoon een hakam, hij was de politieke leider van een heel nieuwe stam van moslims. Voor die nieuwe stam bepaalde hij verschillende nieuwe wetten. Deze wetten garandeerden voor het eerst in de geschiedenis van het Arabisch schiereiland de rechten voor die mensen die tot dan toe altijd onderdrukt werden: de vrouwen, de bedelaars, de wezen en weduwen, de slaven... Doorheen de wetten van de Islam, ontstond stilaan een nieuwe staatsvorm: de islamitische republiek.

Waren de vrouwen in de tijd voor de islam niets meer waard dan vee, in de islamitische staat Medina kregen ze zelf het recht op bezit. Mannen mochten alleen huwen met een vrouw die daarvoor zelf de toestemming had gegeven. De bruidsschat werd niet betaald aan de vader of de broers van de vrouw, maar aan de vrouw zelf. Zij bleef deze in eigendom houden, zelfs al kwam het later tot een echtscheiding. Het bezit van de vrouw was overigens haar eigen bezit, terwijl haar echtgenoot zijn bezit moest gebruiken om het hele gezin te onderhouden. De islamitische staat gaf vrouwen ook erfrecht en erkende hen als getuigen in rechtszaken. Vrouwen mochten zelfstandig transacties verrichten en zaken doen.

Ook de rechten van de wezen en de weduwen werden in de islamitische staat gewaarborgd. Zij kregen een gegarandeerd inkomen waardoor ze aan de armoede en de bedelarij konden ontsnappen. Dit inkomen werd betaald uit een speciale belasting, de zakaat. Deze zakaat, het woord betekent letterlijk 'zuivering', moest door de rijken worden betaald. Hierdoor werd Medina de eerste verzorgingsstaat in de wereld-

12

Page 15: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Als iemand die partij is in dit Verdrag wordt aangevallen, door wie dan ook, dan moet de ander hem te hulp schieten. Zij moeten elkaar om raad vragen en in overleg treden. Zij die onderling overleg mijden, doen dat vanwege gebrek aan oprechtheid en loyaliteit.Vredes- en oorlogsvoorwaarden en de bijbehorende gemakken dan wel ongemakken moeten eerlijk en gelijk over alle burgers worden verdeeld. Wanneer een ruiter op expeditie gaat, moet hij zijn metgezel van het Leger meenemen. De Gelovigen zijn beter in het tonen van standvastigheid en ontvangen als gevolg daarvan leiding van God in dit opzicht. Anderen moeten eveneens streven naar dezelfde standaard van standvastigheid.De partijen van dit Verdrag zijn gebonden elkaar te helpen in het geval van een aanval op Yathrib. Als zij worden opgeroepen om vrede te sluiten en te onderhouden, dan moeten zij dat doen. Als een dergelijk beroep wordt gedaan op de Moslims moet dat worden uitgevoerd, behalve wanneer de Moslims al betrokken zijn bij het voeren van een oorlog op de Weg van God.Loyaliteit biedt bescherming tegen verraad.

De Grondwet van Medina

Dit is een document van Mohammed de Profeet. Het regelt de verhoudingen tussen de Gelovigen, dat wil zeggen Moslimxs van Qoeraish en Yathrib en degenen die volgden en hard meewerkten. Zij vormen één volk, de Oemmah. De Bani Saida, de Bani Harith, de Bani Djoesjam en de Bani Nadjar vallen eveneens onder het bestuur volgens bovenstaande regels. De Bani Amr, Bani Awf, Bani Al-Nabiet en Bani Al-Aws zullen op dezelfde manier worden bestuurd.Iedereen zal zijn deel krijgen in overeenstemming met de partij waartoe hij behoort. Individuen moeten profiteren van of boeten voor de goede of slechte daden van de groep waartoe zij behoren. Zonder zulk een regel kan de groepsband en discipline niet worden onderhouden.Een man zal niet aansprakelijk worden gesteld voor wandaden van zijn bondgenoot. Een ieder die wordt benadeeld moet geholpen worden.Een ieder die loyaal of anders handelt doet dat voor zijn eigen bestwil of nadeel.

Gelovigen zullen niet nalaten hun gevangenen vrij te kopen, ze zullen bloedgeld voor hen betalen. Het betalen ervan zal een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Oemmah zijn en niet van de familie van de gevangenen alleen.

In geval van oorlog zullen alle partijen hun gevangenen vrijkopen overeenkomstig de gewoonten onder Gelovigen en niet overeenkomstig voor-islamitische ideeën.

De vrijgemaakte slaven zullen dezelfde status ontvangen als de clan van hun vroegere meester. Deze status dient voor eerlijke handel en volledige gerechtigheid als een recht, en even grote verantwoordelijkheid voor militaire dienst.

Yathrib zal een Toevluchtsoord zijn voor de mensen van dit Verdrag. Bescherming in de Naam van God zal gebruikelijk zijn. (Zelfs) de zwakste onder de Gelovigen mag bescherming aanbieden en dat zal bindend zijn voor alle Gelovigen.Gelovigen zijn allen vrienden van elkaar. Een vreemdeling die bescherming heeft gekregen zal worden behandeld als zijn gastheer zolang hij geen kwaad doet en geen misdrijven pleegt. Zij die bescherming hebben ontvangen maar tegen de staat gerichte activiteiten ontplooien belopen de kans te worden gestraft.Loyaliteit biedt bescherming tegen verraad.

Joden die met Gelovigen zijn, zullen geholpen worden en met gelijkheid worden behandeld. Geen Jood zal vanwege zijn Jood-zijn onrecht worden aangedaan. De vijanden van de Joden die ons volgen, zullen niet worden geholpen.De Joden zullen worden behandeld als één gemeenschap met de Gelovigen. Ze hebben hun eigen religie. Dit zal ook van toepassing zijn op hun vrijgemaakte slaven. Een uitzondering zal worden gemaakt voor hen die onrechtvaardig en zondig handelen. Daarmee benadelen ze zichzelf en hun gezinnen.De Joden moeten hun eigen uitgaven financieren en de Moslims eveneens.De Joden zullen aan de oorlog bijdragen wanneer zij met de Gelovigen ten strijde trekken.Bondgenoten van de Joden zullen op dezelfde manier worden behandeld als de Joden. Loyaliteit biedt bescherming tegen verraad.

Qoeraish en hun bondgenoten zullen geen bescherming krijgen.Geen ongelovige zal worden toegestaan de bezittingen van de Qoeraish in bescherming te nemen. Bezittingen van de vijand moeten aan de Staat worden overgedragen.Geen ongelovige zal tussenbeide komen in het voordeel van de Qoeraish. Elke ongelovige die een Gelovige zonder goede reden doodt, zal op zijn beurt worden gedood, tenzij de naaste familieleden genoegdoening ontvangen. Alle gelovigen zullen tegen zo'n misdadiger zijn. Geen Gelovige zal zo'n man mogen beschermen.

Wanneer jullie het ergens over oneens zijn, zal de zaak worden voorgelegd aan God en Mohammed.Niemand zal op het oorlogspad gaan zonder toestemming van Mohammed.In geval van enige twist of enig geschil dat kan uitmonden in problemen, moet de zaak worden voorgelegd aan God en Mohammed; de Profeet van God zal alles in dit document aanvaarden. Dit komt ten goede aan vroomheid en goedheid.Dit document zal niet dienen tot bescherming van iemand die onrechtvaardig is of een misdrijf pleegt. Of iemand nu mee ten strijde trekt of thuis blijft, hij zal veilig zijn tenzij hij een misdrijf pleegde of een zondaar is.God keurt dit Document goed. God is de Beschermer van de goede mensen en van hen die God vrezen, en Mohammed is de Boodschapper van God.

Als enig kwaad is gedaan tegen enige persoon of partij mag dat kwaad worden gewroken.Ieder die een ander doodt zonder waarschuwing doet iets dat neerkomt op het doden van zichzelf en zijn eigen gezin, tenzij het doden samenhing met kwaad dat hem was aangedaan.

Het origineel van dit verdrag is nooit teruggevonden. Dit is een reconstructie op basis van historische bronnen.

13

Page 16: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

geschiedenis. Om duidelijk te maken dat de zakaat, de herverdeling van de rijkdom, heel belangrijk was, zei Gods Boodschapper dat het één van de vijf zuilen van de religie was. Hij zei zelfs dat het gebed niet aanvaard wordt van iemand die geen zakaat betaalt.

De hervormingen van de Islam gingen echter verder dan dat. Mohammed riep de rijkere moslims op om waterbronnen te kopen en deze daarna toegankelijk te maken voor het publiek. Hiermee ging hij rechtstreeks in tegen de belangen van de rijkere clans in Medina. Zij hadden namelijk een monopolie op de waterbronnen en profiteerden daarvan om hoge woekerwinsten binnen te halen. Gods Boodschapper richtte in Medina ook een eigen marktplaats op. Niemand moest er huur betalen voor een standplaats, er werden geen belastingen geheven op transacties en er werden renteloze leningen gegeven aan wie zelf niet voldoende middelen had.

De nieuwe islamitische wetten die leidden tot het ontstaan van de islamitische staat Medina, waren dus niet alleen bevrijdend voor de onderdrukten. Ze waren ook een duidelijke aanval op de belangen van de heersende klasse, zowel in Medina zelf als in Mekka. De groeiende gemeenschap van moslims werd op die manier omgevormd tot een revolutionair volk dat in staat was om de onderdrukking en de uitbuiting van de heersers te trotseren. Het woord 'Islam' komt van de wortel s-l-m, wat 'vrede' en 'gehoorzaamheid' betekent. Een moslim (van m-s-l-m, iemand die in de islam is) gehoorzaamt niemand anders dan God en erkent geen andere meesters dan zijn Schepper. Door die gehoorzaamheid vindt hij rust en vrede in zijn omgeving, maar ook in zijn ziel. Maar de gehoorzaamheid aan God betekent in veel gevallen ook een vorm van verzet tegen de heerschappij van de wereldlijke heersers, wiens heerschappij zo vaak op uitbuiting en onderdrukking berust.

Naarmate de revolutionaire islamitische staat zich ontwikkelt, groeit de tegenstand van die heersende klassen, zowel in Mekka als in Medina. De qoeraishieten in Mekka waren woedend dat de Profeet en zijn volgelingen aan hun onderdrukking hadden kunnen ontsnappen. Daarnaast ondervonden ze behoorlijk wat hinder doordat Medina een nieuwe heilige stad was, zodat verschillende handelskaravanen een omweg maakten. Ook het feit dat meer en meer slaven en ander werkvolk zich tot de islam bekeerden en naar Medina vluchtten was voor hen een groot probleem. De heersende klasse in Medina, vooral de drie Joodse clans Banoe Qainuqa, Banoe Nadir en Banoe Qoeraiza werden rechtstreeks in hun belangen geschaad. Zij zagen hun inkomsten, die ze haalden uit hun monopolieposities, dalen en vonden de islamitische staat een bedreiging voor hun rijkdom.

In de eerste jaren na de Hijra steeg de spanning tussen de moslims en de heersende klasse in beide steden. De qoeraishieten namen de in mekka achtergebleven goederen van de moslims in beslag en verkochten ze aan buitenlandse handelaars. De moslims die om de een of andere reden Mekka niet hadden kunnen verlaten werden aan de meest wrede martelingen onderworpen. Op een bepaald moment riepen de mekkaanse heersers zelfs een nieuwe boycot uit. Handelskaravanen mochten Medina niet meer aandoen, de bewoners werden op die manier uitgehongerd. De spanning liep tenslotte zo hoog op dat een militaire confrontatie haast niet meer te vermijden was.

14

Page 17: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

De revolutie verdedigt zich

De spanning was te snijden in de stad van de Profeet. Iedereen had het nieuws vernomen dat de qoeraishieten de in beslag genomen goederen van de moslims verkochten en met de winst nieuwe karavaanexpedities organiseerden. Ondertussen werden de bewoners van Medina door een boycot van diezelfde qoeraishieten van iedere bevoorrading afgesloten. Veel moslims wilden wraak nemen op de qoeraishieten en een militaire vergeldingsactie voorbereiden. Gods Boodschapper verbood dit echter. Moslims moesten voor alles mensen van vrede zijn.

Een jaar of twee na de Hidjra gingen de qoeraishieten nog een stap verder. Kurz Ibn Jabir Frihi één van de leiders uit Mekka pleegde een overval op een stuk land in de omgeving van Medina en wilde een kudde vee roven die eigendom was van de moslims. Hij werd weggejaagd, maar kon ontkomen. Jaren later bekeerde Kurz Ibn Jabir Frihi zich tot de Islam en werd hij zelf door qoeraishieten gedood.

Het werd steeds duidelijker dat de moslims zich moesten organiseren om hun levenswijze en hun bezittingen te verdedigen. De Profeet stuurde daarom gezanten naar de verschillende volkeren in de streek van Medina met het voorstel om de verdediging van hun land gemeenschappelijk te regelen. Verschillende stamhoofden gingen een verdrag aan met de moslims waarin ze verklaarden mekaar niet aan te vallen en samen in te staan voor de defensie van de regio.

Om de uitverkoop van de bezittingen van de moslims uit Mekka tegen te gaan stuurde Gods Boodschapper Abdullah Ibn Jahaz naar de streek tussen Mekka en Ta'if. Hij kreeg de instructies om van daaruit de troepenbewegingen van de qoeraishieten gade te slaan en daarover verslag uit te brengen. Een

karavaan uit Syrië passeerde toevallig in de buurt en Abdullah besloot om deze aan te vallen. Bij deze aanval werd veel buit gemaakt en werd één van de qoeraishieten gedood, een paar anderen werden gewond. Terug in Medina bracht hij verslag uit bij de Profeet. Deze was hoogst ontevreden over wat hij hoorde. De oorlogsbuit werd geweigerd en Abdullah kreeg een fikse uitbrander: “Je hebt je niet aan je opdracht gehouden en je hebt een aanval uitgevoerd die je niet bevolen was. Daarenboven heb je gevochten tijdens de heilige maanden.”

Deze aanval was voor de qoeraishieten de druppel die de emmer deed overlopen. 'Amr Ibn Hadrami, de man die bij de aanval was omgekomen, was een bondgenoot van Harb Ibn Umaya, één van de belangrijkste leiders uit Mekka. Er werd opgeroepen tot een bloedvete tussen de qoeraishieten en de moslims, een bloedige oorlog die generaties lang kon aanslepen. De levens van de moslims die in Mekka waren achtergebleven waren nu helemaal niet meer veilig. De qoeraishieten beslisten om alle achtergebleven bezittingen van de moslims te verkopen en de boycot nog te verhevigen.

In Medina besefte men heel goed wat er boven het hoofd hing. Hamza, de oom van de Profeet, en zijn beste vrienden Aboe Bakr en Oemar probeerden Gods Boodschapper te overtuigen om een militaire expeditie tegen de Mekkanen te voeren en zo de dreiging voor eens en voor altijd op te heffen. De Profeet zelf aarzelde. Hij wist dat een militaire expeditie vele levens zou kosten, zowel bij de moslims als bij hun tegenstanders. De moslims in Medina werden ongeduldig, maar de Profeet maande hen aan tot geduld.

In het voorjaar van het tweede jaar na de hidjra, het jaar 624 van onze jaartelling, raakte bekend dat de

15

Page 18: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

لر مدي رق رل حم مه مر حص رن رلى رع ره ررل ال ررن مإ رو مموا مل مظ حم مه ررن رأ مب رن ملو رت رقا مي رن مذي ررل مل رن مذ مأحول رل رو مه ررل ال رنا مرب رر ملوا مقو ري حن رأ مإل قرق رح مر حي رغ مب حم مه مر ريا مد حن مم مجوا مر حخ مأ رن مذي ررل الت روا رل رص رو لع ري مب رو مع مم روا رص حت رم رد م مه رل قض حع رب مب حم مه رض حع رب رس ررنا ال مه ررل ال مع حف ردررن مإ مه مر مص حن ري حن رم مه ررل ال ررن رر مص حن ري رل رو ررا مثي رك مه ررل ال مم حس ا رها مفي مر رك حذ مي مد مج رسا رم رو

لز مزي رع لري مو رق رل ره ررل ال

Toestemming (om te vechten) is gegeven aan hen die bevochten worden want zij worden onrechtvaardig behandeld. En God is zeker bij machte om hen te helpen.Diegenen die zonder recht uit hun huizen werden verdreven, alleen omdat ze zeiden “God is onze Heer”. En als God de mensen er niet van weerhield, waren de kloosters en de kerken, de synagoges en de moskeeën, waarin Zijn naam vaak wordt genoemd, zeker vernield zijn.En God zal zeker diegenen helpen die Hem helpen (zijn werk doen op aarde). Waarlijk God is de Machtige, de Onweerstaanbare.

( 22:39-41)

qoeraishieten een grote karavaan organiseerden om de bezittingen van de moslims in Syrië te gaan verkopen. De verontwaardiging onder de moslims bereikte een toppunt. Deze karavaan werd geleid door Aboe Soefjan Ibn Harb, de gezworen vijand van de moslims. Urwa Ibn Zubair, een spion van de moslims in het vijandelijke kamp, had gemeld dat die karavaan beschermd werd door een zeventigtal krijgslieden. De bewoners van Medina wilden niets liever dan deze karavaan overvallen om hun eigen bezittingen terug te verwerven. De Profeet bleef echter zwijgen en keurde iedere militaire voorbereiding af.

De houding van Mohammed veranderde pas toen hij een openbaring kreeg die uitlegde onder welke omstandigheden geweld toch toegestaan was:

De slag bij Badr

Nadat deze openbaring tot hem gekomen was, gaf Gods Boodschapper de moslims het bevel om zich klaar te maken voor een militaire expeditie. Meteen maakte een heel deel van de stad zich op voor de strijd. Een leger van 313 man, niet alleen moslims maar ook verschillende van hun bondgenoten, meldde zich paraat om mee op te trekken en de karavaan te overvallen. Aangezien het leger slechts twee paarden en zeventig kamelen ter beschikking had, legden de meeste strijders de lange weg te voet af, of per drie op een kameel.

De meeste deelnemers aan de veldtocht verwachtten geen harde strijd. Ze dachten dat hun overmacht er wel toe zou leiden dat Aboe Soefjan zou inzien dat verzet nutteloos was. De meeste moslims waren er van overtuigd dat zede karavaan zonder slag of stoot zouden overmeesteren en zo hun bezittingen terug in handen krijgen. Ze wisten toen namelijk niet dat Aboe Soefjan door spionnen op de hoogte was gebracht van het plan. Hij had

een boodschapper naar Mekka gestuurd met de vraag om een leger op de been te brengen en hem tegemoet te komen. De qoeraishieten brachten meteen een zwaar bewapend leger van om en bij de duizend man bijeen. Amr ibn Hisjam, de oom van de Profeet en de sheikh van de qoeraishieten, leidde de expeditie. Hij was een van de hevigste en onverzettelijkste islamofoben van zijn tijd en werd door de moslims met de spotnaam Aboe Djahl (vader van de onwetendheid) geëerd.

Ondertussen trok het moslimleger onder leiding van Gods Boodschapper op naar de bronnen bij Badr. Daar zouden ze hun kamp opslaan en de karavaan van Aboe Soefjan opwachten. Toen Mohammed hoorde over het mekkaanse leger dat hun kant op kwam, riep hij meteen een krijgsraad bijeen. Eerst sprak hij alle ansaar in het leger aan. Hij herinnerde hen eraan dat ze niet verplicht waren om mee te vechten, aangezien deze slag niet rechtstreeks te maken had met de verdediging van de stad. Het was een conflict tussen Mekkanen en de mensen uit Medina hadden het recht om zich daar niet in te mengen. Sa'd ibn 'Ubada antwoordde hem echter dat hun vertrouwen zo groot was dat ze zich op bevel van Gods Boodschapper desnoods met paard en al in zee zouden storten.

Daarna werd de strategie besproken. Mohammed stelde voor om het leger op te stellen bij de eerste bron die ze tegenkwamen. Een van de deelnemende moslims, Hubab ibn al-Muhdir, vroeg hem of dat een plan was dat door God was geopenbaard of een beslissing van hemzelf. Toen Gods Booschapper hem zei dat hij dit plan zelf had bedacht, stelde Hubab hem iets anders voor. Volgens hem trokken ze beter verder naar de bron die het dichtst bij het leger van de qoeraishieten lag. Ze konden dan de andere bronnen verdedigen en de bevoorrading van het mekkaanse leger moeilijker maken. Zonder zich in zijn eer gekrenkt te voelen na die tegenspraak, gaf Gods Boodschapper de opdracht om het plan van Hubab uit te voeren.

De twee legers bleven een tijdlang tegenover mekaar staan bij Badr. De 313 schooiers te voet aan de ene kant, de 1000 man sterke, zwaar bewapende troepen van de mekkaanse elite aan de andere kant. God Boodschapper hoopte nog steeds dat een gewelddadige confrontatie vermeden kon worden, maar de kansen op een vreedzame oplossing werden steeds kleiner.

Op de tweede dag van de ramadan (17 maart), om middernacht, braken de qoeraishieten hun kamp op en trokken de vallei van Badr in.

16

Page 19: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Voor ze het het leger van de moslims bereikten, kwam een spion melden dat de Profeet maar een paar honderd man op de been had gebracht. Hij waarschuwde echter dat er volgens hem veel slachtoffers zouden kunnen vallen bij een eventueel gevecht. Hij had namelijk het gevoel dat de kamelen van de vijand geladen waren met een zekere dood. Toen een aantal Mekkanen hierdoor afgeschrikt werden, deed Aboe Djahl een beroep op hun eergevoel.

De slag bij Badr begon zoals een traditionele Arabische veldslag. Eerst traden uit beide kampen drie kampioenen naar voor. Toen drie Ansaar voor de moslims het slagveld betraden, kwam er protest van de qoeraishieten. Zij hadden geen conflict met de ansaar uit Medina, maar met de weggevluchte moslims uit Mekka. Toen kwamen Ali, Hamza en Oebaydah in hun plaats. De kampioenen stortten vochten man tegen man. Hamza, de oom van Gods Boodschapper, had zijn tegenstander vrij vlug overmeesterd. Oebaydah werd bij het gevecht echter dodelijk gewond.

Daarna begonnen de boogschutters van beide legers mekaar te beschieten. Twee moslims kwamen hierbij om het leven. Het is niet bekend hoeveel qoeraishieten getroffen werden. Op een bepaald moment gooide Gods Boodschapper een handvol kiezelstenen naar de tegenstanders als teken dat het moslimleger ten aanval moest trekken.

Hoewel er heel veel getuigenverslagen van de veldslag bestaan, is het heel moeilijk om de historische feiten van de legende te onderscheiden. Sommige ooggetuigen spreken over een leger van engelen dat ze zagen neerdalen om de moslims te helpen. Anderen beweren dat het leger uit Medina werd bijgestaan door zandstormen en andere natuurverschijnselen. Zeker is in elk geval dat de slag gewonnen werd door de moslims. Ondanks het enorme numerieke overwicht van de tegenstanders, hadden ze een duidelijke overwinning behaald.

14 moslims lieten hun leven bij de slag om Badr. De qoeraishieten telden vijf keer zoveel doden in hun rangen. Daarnaast werden er nog eens zoveel Mekkanen krijgsgevangen. Hoewel het in die tijd de gewoonte was om krijgsgevangenen te doden of hen slaaf te maken, gaf Gods Boodschapper de opdracht om hen goed te behandelen. Als zij, zelfs in gevangenschap, een voorbeeld van goed gedrag zien door een moslim, zouden ze misschien tot bekering kunnen komen. Toen een vrijgelaten slaaf zijn voormalige eigenaar herkende onder de krijgsgevangenen, wilde hij hem doden. De moslims stelden toen een soldaat aan om zijn leven te bewaken. Voor de terugkeer naar Medina gaf Gods Boodschapper ook de opdracht om de dode qoeraishieten een waardige begrafenis te geven. In Mekka werden de gevangen moslims echter allemaal

door de qoeraishieten terechtgesteld als wraak voor de geleden nederlaag.

Na de slag waren de politieke verhoudingen in de Hidjaz duidelijk hertekend. De Stad van de Profeet en zijn inwoners waren een factor geworden waarmee men rekening moest houden. Verschillende nomadenstammen uit de omgeving zegden hun hun bondgenootschap met de stad Mekka op en sloten een verdrag met Medina. Velen bekeerden zicht tot deze godsdienst van Mohammed. Voor hen was de overwinning op het leger van de Mekkanen niets anders dan een mirakel, een bewijs dat God inderdaad aan de kant van Zijn Boodschapper en van de moslims stond.

Er waren echter ook nog een aantal onopgeloste problemen in de stad Medina. Eerst en vooral was gebleken dat de qoeraishieten over inside informatie hadden beschikt. Iemand in Medina moet hen op de hoogte hebben gebracht van de plannen om Aboe Soefjan aan te vallen. Veel wees erop dat de daders gezocht moesten worden bij stammen die vroeger de economische en politieke elite van de stad waren geweest. De revolutionaire wetten van de Islam hadden hun machtspositie enorm ondergraven.

Eén van die stammen, de joodse stam van de Banoe Qainuqa, had al verschillende pogingen ondernomen om de macht van de moslims te ondermijnen en hun eer te schenden. Deze stam had vroeger een monopoliepositie doordat ze de enige marktplaats in Medina in handen hadden. Door goudhandel, huurgelden, belastingen en leningen met woekerinterest hadden ze een grote financiële machtspositie uitgebouwd. Toen Gods Boodschapper een nieuwe markt opende, waar geen hoge huurgelden, interesten of belastingen meer gehoffen werden, waren de Banoe Qainuqa hun monopolie kwijt. Daarenboven dreven de Banoe Qainuqa intensief handel met de qoeraishieten. Ze hadden er dus alle belang bij dat Mohammeds leger door de Mekkanen werd verslagen.

Toen gebleken was dat het inderdaad de stam van de Banoe Qainuqa was die de qoeraishieten op de hoogte hadden gebracht, trokken de moslims op naar de hoge stad waar ze het fort van die stam belegerden. Na twee weken gaven deze zich over. Geheel tegen het gewoonterecht van die tijd in, werden de leden van de stam niet gedood. Ze hadden nochtans het Verdrag van Medina geschonden en hadden hun officiële bondgenoten verraden. Gods Boodschapper besliste echter om hen te laten leven. Ze moesten echter wel de stad verlaten en elders een onderkomen zoeken.

17

Page 20: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

18

Page 21: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

De slag bij Uhud

Bij de bronnen van Badr hadden de moslims een belangrijke veldslag gewonnen. De oorlog tegen de mekkaanse elite was echter nog niet voorbij. Woedend over de geleden nederlaag en opgehitst door de Arabische bloedwraak, dachten de qoeraishieten na over een nieuwe aanval. Een jaar na de slag bij Badr bracht Aboe Soefjan Ibn Harb een nieuw leger op de been. Dit keer verzamelde hij 3000 manschappen die richting Medina trokken.

Het moslimleger dat hen tegemoet trad had ongeveer 700 leden. Hoewel er nu meer dan dubbel zoveel moslims aan de strijd deelnamen als het jaar ervoor, bleef het hele leger een armzalige bedoening. In de ogen van Aboe Soefjan waren de moslims nog steeds een bende schooiers die in opstand kwamen tegen het gezag van de qoeraishieten, Badr was een vergissing van de geschiedenis geweest en deze zou nu rechtgezet worden.

Niet alleen Aboe Soefjan en zijn leger waren vol zelfvertrouwen. De meeste moslims hadden aan de slag bij Badr het gevoel overgehouden dat ze onoverwinnelijk waren. Ze waren dronken van succes en dachten dat ook deze veldslag gemakkelijk gewonnen zou worden. Veel moslims verlangden naar de overwinning en hoopten dat er oorlogsbuit zou zijn die ze konden verdelen. Toen de boogschutters het bevel kregen om op een heuvel te gaan staan en van daar het moslimleger te verdedigen, waren ze bang dat een deel van die buit op die manier aan hen voorbij zou gaan. Toen het moslimleger opnieuw leek te overwinnen, verlieten de schutters dan ook de hun aangewezen plaats om dichter bij het slagveld te komen.

Khalid ibn Walid, de beste generaal van zijn generatie die later moslim zou worden en de bijnaam 'het zwaard van de islam' zou krijgen van Gods Boodschapper, was één van de drie aanvoerders van de qoeraishieten. Hij voerde het bevel over de linkerflank van het leger. Toen hij merkte dat de boogschutters hun plaats hadden verlaten, maakte hij daar handig gebruik van. Hij leidde zijn leger via deze nieuwe bres in de verdediging en slaagde erin om verwarring te zaaien.

De aanval van Khalid ibn Walid was een complete verrassing. De moslimtroepen werden ineens aan twee kanten aangevallen. In het tumult dat ontstond konden de qoeraishieten dicht bij de tent van Gods Boodschapper komen. De strijd had zich verplaatst naar de onmiddellijke omgeving van de Profeet. De beste strijders snelden te hulp om Gods Boodschapper te beschermen. Een van die strijdende moslims was een vrouw. Haar naam was Nusayah bint Khatab, ze was geen verpleegster of kok, maar soldaat. “Waar ik ook keek,”

zou Gods Boodschapper later zeggen, “ik zag haar vechten om mij te verdedigen.”

Niemand wist precies wat er gebeurde bij de tent van Mohammed. Hoe waren de qoeraishieten ineens daar geraakt? Wie waren daar om hem te verdedigen? Had God hen misschien verlaten? Leefde Zijn Boodschapper nog wel? Het duurde niet lang of het nieuws van Mohammeds dood verspreidde zich onder de moslims. De ontreddering en de paniek bereikte een toppunt en de qoeraishieten konden de overwinning behalen.

Tientallen moslims lieten die dag het leven bij Uhud. Hun lichamen werden verminkt door de vrouwen van de Mekkanen. De meest bekende van hem was Hamza, de oom en beschermer van de Profeet. Toen het gevecht voorbij was kwam Hind, de echtgenote van Aboe Soefjan, sneed zijn dode lichaam over en at zijn lever op.

Zowel de moslims als de qoeraishieten leden zware verliezen bij deze veldslag, maar, zeker na Badr, was deze slag een nederlaag voor het moslimsleger. De overmoed en het verlangen naar oorlogsbuit hadden hen een makkelijke prooi gemaakt voor een militair genie als ibn Walid. Toch waren de qoeraishieten er niet in geslaagd om Medina in te nemen of om de moslimstaat daar te ontmantelen. Na een korte onderhandeling met Oemar ibn Al Khattab besloot Aboe Soefjan dan ook om zijn leger terug te trekken.

Ook dit keer bleken de qoeraishieten belangrijke hulp uit Medina te hebben gekregen. De Banoe Qainuqa waren niet de enige stam die collaboreerden met de heersers uit Mekka. Ook dit keer moesten de schuldigen gezocht worden in de Hoge stad. De Banoe Nadir hadden ook economische schade geleden door de nieuwe wetten in de stad. Ook zij waren hun monopolieposities kwijtgeraakt. Door hun dadelhandel waren ze ook sterk verbonden met de heersers van de qoeraishieten. Het was dan ook niet verwonderlijk toen bleek dat zij niet alleen belangrijke militaire informatie aan de tegenstanders hadden doorgegeven, maar ook de bondgenoten van de moslims hadden overhaald om zich terug te trekken vlak voor de veldslag en zelfs een moordcomplot hadden gesmeed tegen Gods Boodschapper.

Zoals een jaar daarvoor trok de bevolking van Medina weer op naar de Hoge Stad. Dit keer om het fort van de Banoe Nadir te belegeren. Toen de Banoe Qoerayza, de derde van de drie rijke Joodse stammen die samen het oude Yathrib bestuurden, weigerde om hun bondgenoten van de Banoe Nadir bij te staan, gaven deze laatsten

19

Page 22: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

zich over aan de moslims. Als voorwaarde stelden ze dat ze op dezelfde manier behandeld wilden worden als de Banoe Qainuqa een jaar daarvoor. Zo geschiedde, de leden van de stam verzamelden hun bezittingen en verlieten Medina.

De Slag bij de Greppel

Na de slag bij Uhud volgde een bloedige periode van oorlog tussen Medina en Mekka, tussen de moslims en de qoeraishieten, tussen de onderdrukten en hun onderdrukkers. Het was een tijd van complotten, intriges, moord en bloedig geweld aan de twee kanten. Maar het was ook een tijd waarin het prestige van de moslims enorm groeide. De rebellen uit Medina die het aandurfden om het gezag van de machtige en rijke qoeraishieten uit te dagen, konden op meer en meer sympathie rekenen naarmate ze hun verzet langer volhielden. Meer en meer nomadenstammen kozen de kant van Gods Boodschapper.

De qoeraishieten merkten aan alles dat het machtsevenwicht in de Hidjaz verschoof. Was Mekka tot een paar jaar daarvoor het absolute religieuze en economische brandpunt van de regio, nu moest de stad die status delen met Medina. De onvoorwaardelijke bondgenootschappen van een paar jaar geleden stonden nu opeens allemaal ter discussie. De heersers in Mekka snapten heel goed dat hun macht onder zware bedreiging stond en besloten dan ook om een laatste poging te ondernemen om de islamitische opstand in Medina plat te slaan.

Twee jaar na de slag bij Uhud bracht Aboe Soefjan een nieuw leger op de been. Zelf slaagde hij er dit keer in om meer dan vijfduizend soldaten te verzamelen: 4000 man voetvolk, 300 ruiters te paard en nog eens een goede duizend manschappen op kamelen. De Banoe Nadir, nog steeds op wraak belust, slaagden erin om daar nog eens tweeduizend huurlingen aan toe te voegen. In totaal was het leger van de qoeraishieten dit keer bijna tienduizend man sterk.

Toen de bevolking van Medina het nieuws over dat nieuwe mekkaanse leger vernam, begonnen ze zich klaar te maken om de tegenstander opnieuw buiten de stad tegemoet te treden. Gods Boodschapper riep een nieuwe krijgsraad bijeen. Na veel discussie werd besloten dat het plan van Salman al Farsi het beste was. Hij had voorgesteld om een greppel rond de stad te graven en de tegenstander zo te beletten om Medina binnen te trekken.

Iedere inwoner van Medina hielp mee om de greppel op tijd klaar te krijgen: Mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden. Zelfs Gods Boodschapper

zelf hielp de hele tijd mee met graven. Het duurde zes dagen voor het werk af was. Daarna werd de oogst vroegtijdig binnengehaald zodat er eten in Medina zou zijn tijdens de belegering. Op die manier was de tegenstander ook volledig afhankelijk van zijn eigen bevoorrading.

Toen het leger van de qoeraishieten voor de greppel stond, wisten ze niet wat gedaan. Het was duidelijk onmogelijk om er zomaar over te springen. Zelfs hun paarden sprongen niet zo ver. In de greppel klimmen en er aan de andere kant weer uitklimmen betekende dat men zich overgaf aan de boogschutters van de tegenstander die rustig de tijd konden nemen om de klimmende soldaten te beschieten.

Aboe Soefjan besliste dan maar om daar ter plekke halt te houden en de stad uit te hongeren. De Mekkanen sloegen hun kamp op bij de greppel en bleven daar meer dan twee weken zitten. Er werd niet echt gevochten, de situatie was niet wat de leider van de Mekkanen had verwacht. Toen Mohammed ook nog diplomatieke gesprekken begon te voeren met de bondgenoten van de qoeraishieten, en zo het bondgenootschap dreigde op te blazen, besloot Aboe Soefjan dan ook om zijn leger terug te trekken. Er was niet eens noemenswaardig gevochten. Zijn leger van tienduizend man was tegengehouden door een put in de grond. Groter kon de vernedering niet zijn.

Binnen in de stad was de vreugde groot. Behalve een paar schermutselingen aan de greppel was er geen geweld gebruikt. De moslims hadden het trauma van Uhud nog vers in het geheugen en beseften maar al te goed dat het beter was om geweld te vermijden. Door het geniale plan van Salman al Farsi was dit hen gelukt.

Binnen in de stad waren er echter wel zware gevechten geweest. De Banoe Qoerayza, de laatste van de drie rijke joodse stammen, hadden openlijk de kant van Aboe Soefjan gekozen en hadden binnen in de stad de moslims aangevallen. Dit was een zware schending van het Verdrag van Medina en bovendien verraad tegen hun eigen stad. Gods Boodschapper besefte dat zijn volgelingen het niet meer zouden aanvaarden als hij ook hen vrij zou laten, zoals hun voorgangers van de Banoe Qainuqa en de Banoe Nadir. Hij besloot dat dit een zaak was voor een onpartijdige rechter, een traditionele arabische hakam.

Voor die rol van hakam werd Sa'd ibn Moe'aadz aangeduid, de Sheikh van de Banoe 'Aws. Aangezien die stam al sinds mensenheugenis sterke banden onderhield met de Banoe Qoerayza, waren deze er gerust in dat ook zij

20

Page 23: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

ongestraft de stad zouden mogen verlaten. Maar ibn Moe'aadz reageerde niet zoals zij hadden gehoopt. Hij had net weken aan een stuk gewond thuis in bed gelegen, geveld door de verwondingen die hij tijdens de slag had opgelopen. Zijn besluit was om de traditionele bestraffing voor verraad toe te passen. De mannen van de stam moesten gedood worden, de vrouwen en kinderen als slaaf verkocht en hun bezittingen onteigend. Deze straf lijkt, zeker in onze enentwintigste eeuwse ogen, heel wreed. We moeten echter de hele situatie in ons achterhoofd houden. De executie van de mannen van de Banoe Qoerayza was een oorlogsdaad.

Het Verdrag van Huraybada

In het volgende jaar bleef het prestige van de moslims stijgen. De vernedering van de qoeraishieten bij de greppel en de groeiende handelsbetrekkingen tussen verschillende nomadenstammen en de stad Medina brachten meer en meer Arabieren ertoe om trouw te zweren aan Gods Boodschapper. De macht van de Mekkanen was nog slechts een schim van wat ze vroeger was.

Ongeveer een jaar na de slag bij de greppel besloot Gods Boodschapper om opnieuw naar Mekka te gaan. Hij had de mogelijkheid om een leger van duizenden soldaten te verzamelen en de stad zonder veel problemen militair in te nemen. Hij zou de meerderheid van de nomaden als bondgenoten achter zich kunnen scharen en zo een ongezien leger op de been kunnen brengen. Maar hij besloot om het anders te doen.

Op een dag vertelde hij zijn metgezellen dat hij een droom had gehad. In die droom ging hij met zijn volgelingen veilig de stad Mekka binnen om er de Hadj, de bedevaart naar de Kaäba te volmaken. Hij kondigde aan dat de moslims dat jaar samen op bedevaart zouden trekken en als pelgrims, ongewapend, de stad zouden binnengaan. Het staatshoofd van Medina, de belangrijkste politieke kracht op dat moment in de Hedjaz, die als hij wilde het bevel kon voeren over het grootste leger dat de Arabieren ooit zagen, koos ervoor om ongewapend als pelgrim zijn tegenstander tegemoet te treden.

Toen de tijd van de Hadj was aangebroken, verzamelden meer dan duizend moslims zich om samen met hun Profeet naar de heilige stad te trekken. Toen de pelgrims de stad van de Kaäba in de verte zagen, riepen ze luid “Labik, ya rab, labaik!” (hier ben ik, o heer, hier ben ik). De Mekkanen wisten niet wat hen overkwam. Hun tegenstanders, met wie ze in een bloedige oorlog waren verwikkeld, stond daar ineens als pelgrims ongewapend voor de stadspoort.

De qoeraishieten snelden de stad uit om Gods

Boodschapper en zijn volgelingen op een grote afstand tegen te houden. Ze beseften maar al te goed hoeveel lef er nodig was om deze hadj te ondernemen. Ze beseften eveneens dat de Profeet zich dit alleen maar kon permitteren doordat de machtsverhoudingen in de Hidjaz drastisch veranderd waren. Ze besloten dan ook om te onderhandelen over een wapenstilstand.

Het vredesvoorstel van de qoeraishieten was absurd. Het ging zo tegen de belangen van de moslims in, nochtans de winnende partij in het conflict, dat niemand het echt serieus kon nemen. Ze eisten dat de moslims zich onmiddellijk terugtrokken en alle militaire expidities zouden opschorten. Als dat zo was, dan zouden de moslims het jaar daarop de hadj mogen maken. De stad Mekka zou dan voor een paar dagen ontruimd worden, zodat de moslims in vrede hun bedevaart konden afwerken. Helemaal vernederend was het feit dat Mohammed het voorstel niet mocht ondertekenen als 'Gods Boodschapper', maar alleen als de leider van de moslims.

Veel moslims waren verontwaardigd. Het verdrag was een klucht. De invloed en het prestige van de moslims groeiden dag na dag. Waarom zouden zij zo'n vernederend verdrag moeten aanvaarden? Oemar ibn Khattab vroeg aan Aboe Bakr: “Zeg mij, is hij niet Gods Boodschapper?”“Jazeker” antwoordde Aboe Bakr.“En wij? Zijn wij dan geen moslims?”“Toch wel. Wij zijn moslims”“En zijn zij dan geen afgodendienaren?”“Jazeker”“Waarom moeten wij dan toegeven aan hen, terwijl dat onze godsdienst misschien schaadt?”Aboe Bakr wist hierop niets anders te antwoorden dan: “Ik getuig dat hij de Boodschapper van God is”.

Mohammed wist wel waarom hij dit verdrag, hoe vernederend ook voor de moslims, wilde aanvaarden. Hij besefte dat iedere moslim de plicht heeft om vrede na te streven, gelijk hoe vernederend de voorwaarden daarvoor ook mogen zijn.

مه ررل مل من ردي م ال رن مكو ري رو لة رن حت مف رن مكو رت رلا ىى ررت رح حم مه ملو مت رقا رورن ممي مل ررظا ال رلى رع ررلا مإ رن روا حد مع رلا رف حوا ره رت ان من مإ رف

Strijd tegen hen tot er geen verzoeking meer is en de godsdienst alleen God toebehoort. Als zij ophouden, dan geen vergelding meer, behalve tegen de onrechtplegers.

(2:193)

Boven alles was dit verdrag de oorzaak van een langverwachte vrede. De moslims in Medina konden eindelijk onbezorgde hun leven verderzetten. De dreiging van het leger uit Mekka of van sabotage en geweld door de bondgenoten van de qoeraishieten was verdwenen.

21

Page 24: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

In het jaar dat volgde, leek de opgang van de islam niet meer te stoppen. Iedereen in de Hidjaz besefte dat het verdrag van Huraybada, hoe vernederend het ook leek voor de moslims, een teken was van de machteloosheid van de qoeraishieten. Vol spanning wachtte men af wat er zou gebeuren, wanneer Gods Boodschapper met zijn volgelingen de Hadj zou maken.

Toen Gods boodschapper met zijn volgelingen eindelijk opnieuw in Mekka was aangekomen, waren alle bewoners onder de indruk. Hier waren nu die schooiers, die religieuze fanatici waar iedereen het over had. Het waren waardige vrome lieden die trots

waren alle rituelen van de hadj tot in de details uit te voeren. Die volgelingen van Mohammed bleken bovendien vriendelijke, vredelievende mensen te zijn. De hadj van Mohammed had een sterk effect op de Mekkanen. Bij velen van hen maakten verachting en haat plaats voor bewondering en ontzag. De motivatie om die moslims te blijven aanvallen bleef maar afnemen.

22

Page 25: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

De inname van Mekka

Een goed jaar na deze bedevaart hadden een aantal bondgenoten van de qoeraishieten geweld gebruikt tegen moslims. De stad Medina beschouwde dit als een schending van het verdrag van Huraybada. De moslims en hun bondgenoten kwamen bijeen op een krijgsraad. Uiteindelijk werd besloten om opnieuw naar Mekka te trekken. Dit keer niet als pelgrims, maar met een goed uitgerust leger.

In Mekka zelf was de situatie echter volledig anders dan een paar jaar daarvoor. Mohammed en zijn volgelingen werden niet meer als schooiers of dwepers gezien. Meer en meer Mekkanen keken zelfs uit naar een politieke vernieuwing in hun stad. De kliek qoeraishieten die geleid werd door Aboe Soefjan kreeg steeds minder vertrouwen vqn de bevolking. De waardige en vrome staatsman die ze tijdens de Hadj hadden gezien werd meer en meer gezien als een valabel alternatief. Ook in Mekka hing de geur van revolutie in de lucht.

Toen de Mekkanen de meer dan tienduizend soldaten van het moslimleger voor de poorten van hun stad zagen staan, was een meerderheid dan ook bereid om zich zonder tegenstand over te geven. Gods Boodschapper werd met open armen ontvangen in zijn geboortestad. Het Mekka van de qoeraishieten had zich overgegeven aan de moslims.

Nadat hij de overgave had aanvaard, deed Mohammed iets wat de hele arabische maatschappij schokte. Hij besloot om algemene amnestie te verlenen aan iedereen die tijdens de oorlog zijn tegenstander was. Hoewel de oude tribale wetten hem het recht gaven om de qoeraishieten nu als slaven te beschouwen of hen zelfs te doden, weigerde hij dat. Hij kondigde voor alle inwoners van de stad (krijgsgevangenen, maar ook de slaven uit Mekka) de vrijheid af. Slechts zes mannen en vier vrouwen werden wegens allerhande oorlogsmisdaden terechtgesteld. Alle anderen mochten vrijuit gaan, op voorwaarde dat ze een eed aflegden om nooit meer oorlog te voeren tegen Gods Boodschapper en zijn volgelingen. Niemand werd gedwongen om zich tot de islam te bekeren.

Hierna gingen Gods Boodschapper en zijn volgelingen naar de Kaäba. Samen met zijn neef

en schoonzoon Ali ibn Aboe Talib ging hij het gebouw binnen en droeg de afgodsbeelden één voor één naar buiten. Voor de deur van de Kaaba gooide hij ieder afgodsbeeld kapot. De verschillende schilderijen van afgoden, heiligen en profeten waste hij met water uit de Zamzam bron. Toen er echter een schilderij van Jezus en zijn moeder Maria uit de Kaaba werd gehaald, weigerde hij echter om het te wassen. Hij legde er eerbiedig beide handen op en zei: “wis alles uit, behalve dat wat onder mijn handen is.” Het laatste beeld dat uit de Kaaba naar buiten werd gehaald was dat van de Syrische afgod Hoebal. Gods Boodschapper hief zijn zwaard en hakte het beeld in stukken. Later zouden de brokstukken gebruikt worden om bouwwerken aan de kaaba te verrichten.

Toen de stad Mekka bevrijd was van het regime van de qoeraishieten, was ook de oorlog tussen Medina en Mekka voorbij. Het volk van Medina had overwonnen en met hen de godsdienst van Gods Boodschapper. Meer en meer mensen bekeerden zich, tot de Islam uiteindelijk de dominante levenswijze werd in de regio.

Het moet gezegd dat niet alle bekeerlingen even religieuze motieven hadden om de Islam te omhelzen. Zeker zullen sommigen in de snelle opmars van de moslims de hand van God gezien hebben, en in hun voorbeeldige levensstijl een mooi voorbeeld. Maar anderen maakten de keuze uit meer pragmatische overwegingen. Het was duidelijk dat de Islam op weg was om ook op politiek gebied de Hidjaz te domineren. Zich aansluiten bij die religie leek voor sommigen een manier om macht te verwerven. Nog anderen bekeerden zich misschien om zo de herinnering aan hun verleden als islamofoob uit te wissen.

Hoe dan ook, de overgave van Mekka was voor de moslims een keerpunt in hun geschiedenis. Overal in de Hidjaz konden ze nu vrij leven en hun ideaal nastreven: niemand dienen behalve hun Schepper. Van een bende opstandige schooiers was de Oemmah, de gemeenschap van moslims, uitgegroeid tot een volwassen politieke en religieuze beweging die nu klaar was om ook effectief de macht uit te oefenen.

23

Page 26: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Het afscheid van Gods Boodschapper

Gods Boodschapper had zijn opdracht bijna volbracht. Hij had de commerciële afgodendienst in Mekka afgeschaft, de macht van de elite gebroken en een staat gesticht waarin Gods wetten rechtvaardigheid garandeerden. Hij had de legers van de vroegere elite verslagen bij militaire veldtochten, maar de uiteindelijke overwinning behaald door de harten van de Mekkanen te veroveren. Hij had licht gebracht bij een volk dat in barbaarse onwetendheid leefde.

Hij besefte echter dat hij als Profeet nog steeds een mens was, en dus ook sterfelijk. Hij was een oude man geworden en wist dat het einde van zijn leven nu niet lang meer op zich zou laten wachten. Op een dag zei hij dat hij wist dat hij geen jaar meer zou leven. Hij vertelde dat de engel Gabriël hem ieder jaar tijdens de ramadan één keer vroeg om heel de qur'an te reciteren. Dit jaar had Gabriël dat twee keer gevraagd. Dit was voor hem een teken dat hij dit jaar zou sterven.

Voor zijn dood wilde hij nog één keer de bedevaart naar de kaaba maken. Zoals een paar jaar daarvoor werd alles in gereedheid gebracht om naar Mekka te trekken. Dit jaar was er geen enkel gevaar meer. De moslims konden weer in vrede naar de heilige stad trekken en daar hun religieuze plichten volbrengen. Toch heerste er een opgewonden sfeer. Iedereen besefte dat dit een speciale hadj zou worden. Het zou de laatste bedevaart van Gods Boodschapper zijn.

Meer dan honderdduizend moslims vergezelden de Profeet terwijl hij naar Mekka afreisde. Samen met hem riepen ze “Hier ben ik, O God, Hier ben ik!” terwijl ze de stad naderden. Duizenden anderen sloten zich bij heb aan terwijl ze zeven keer rond de heilige Kaaba stapten, waarna heel die menigte naar Mina trok om ook daar de voorgeschreven rituelen uit te voeren. Tenslotte ging iedereen naar de vlakte bij Arafat. Toen alle moslims daar verzameld waren stond Gods Boodschapper op. Zoals de profeten Mozes en Jezus eeuwen daarvoor gedaan hadden, beklom hij een berg om de menigte toe te spreken.

De bergrede van Mohammed wordt door velen beschouwd als de sluitsteen van zijn leer. Het is zijn religieuze en politieke testament, de beste samenvatting van de Islam zoals hij die had leren kennen. Het is een oproep voor rechtvaardigheid en mededogen, een overtuigend pleidooi tegen alle vormen van onrecht en onderdrukking.

Gods Boodschapper begint zijn toespraak dramatisch. Hij kondigt aan dat dit waarschijnlijk zijn laatste publieke optreden is.

"Alle eer aan God. Wij loven Hem en vragen Zijn vergiffenis en bekeren ons tot Hem.O Mensen! Luister naar mijn woorden, want ik weet niet of we mekaar ooit nog zullen ontmoeten. Ik weet niet of ik ooit opnieuw op hadj zal kunnen gaan.God zegt: “O Mensheid, Wij schiepen u uit één man en één vrouw en verdeelden jullie in stammen opdat ge elkaar zoudt kunnen leren kennen”. Waarlijk, in Gods ogen is de meest eerbare onder jullie diegene die het meest taqwa heeft. Een arabier is niet beter dan een niet-Arabier en een niet-Arabier is niet beter dan een Arabier. Zo is ook een blanke niet beter dan een zwarte en een zwarte niet beter dan een blanke, tenzij uit vroomheid. Heel de mensheid is het nageslacht van Adam en werd uit klein gemaakt.”

Hij benadrukte dat in de Islam geen onderscheid tussen mensen mag bestaan op basis van afkomst. Niemand is eervoller dan een ander, behalve door 'taqwa', vroomheid. De Islam beschouwt het leven, de eer en de bezittingen van iedereen als heilig. Deze zijn onschendbaar en moeten door alle moslims beschermd worden.

Privileges werden afgeschaft samen met alle schulden die uit rente waren ontstaan. Ook de bloedschuld werd ongedaan gemaakt. De eerste bloedschuld die werd vergeven was ooit door zijn eigen stam geëist tegen de Banoe Hoedhayls, ook de eerste renteschuld die ongedaan werd gemaakt betrof zijn eigen stam. Op die manier maakte hij duidelijk dat die maatregel niet alleen zijn persoonlijk belang of dat van zijn eigen stam diende.

God Boodschapper maakte ook nog eens duidelijk dat alle privileges die mannen in de tijd van djahilliya hadden tegenover de vrouwen tot het verleden behoorden. Vrouwen hadden ook rechten, als persoon en als echtgenote.

24

Page 27: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

“Jullie hebben bepaalde rechten tegenover jullie echtgenotes en jullie echtgenotes hebben bepaalde rechten tegenover jullie. Zij mogen geen ongepaste daden stellen, en als ze dat wel doen dan mogen jullie hen uit het bed weren en hen straffen, maar niet hard. Als ze dat niet doen, onderhoudt hen dan en schenk hen kleding en voedsel.Behandel de vrouwen vriendelijk. Zij zijn jullie helpers en kunnen zelf hun eigen belangen niet voldoende verdedigen. Vrees God voor wat de vrouwen betreft. Jullie hebben hun bescherming op jullie genomen voor God, en door Gods woorden werd zij jullie wettige echtgenotes.O mensen! God, de Machtige en Verhevene, heeft bevolen dat iedereen recht heeft op zijn deel. Er is dus geen reden om een speciaal testament op te maken.”

In de eenentwintigste eeuw klinken deze woorden voor een westerling misschien achterlijk en zelfs barbaars. Geeft Mohammed hier niet expliciet het recht aan mannen om hun echtegenote te straffen? We moeten heel goed de maatschappelijke context begrijpen waarin deze woorden werden uitgesproken.

De Islam had de positie van de vrouw in de maatschappij enorm verstevigd. Wanneer we de woorden van Gods Boodschapper vergelijken met de praktijken in de tijd van djahilliya, dan zien we onmiddellijk een groot verschil. Voordien mochten mannen hun vrouwen behandelen naar eigen goeddunken. Vrouwen hoorden meer bij het vee dan bij het gezin. Alleen mannen hadden rechten. De Islamitische wetgeving had vrouwen inspraak gegeven bij alles wat hun eigen leven aanging. Niemand mocht een vrouw huwen zonder haar persoonlijke toestemming. Vrouwen hadden erfrecht, het recht om te getuigen bij rechtzaken, het recht om ook politiek gehoord te worden.

Als we de woorden van Gods Boodschapper binnen die emancipatiebeweging zien, dan snappen we hoe goed ze gekozen waren. De Profeet sprak niet alleen over de idealen van de islam, hij wees ook duidelijk op de grote problemen die nog steeds bestonden. Hij herbevestigde de rechten van de vrouwen, veroordeelde huishoudelijk geweld (harde straffen zijn niet toegestaan) en benadrukte dat de mannen de vrouwen moeten bijstaan. Hij wees ook expliciet op het feit dat vrouwen nog steeds in een zwakke positie stonden en daardoor hun eigen belangen niet altijd even goed alleen konden verdedigen.

Gods Boodschapper gind daarna verder in op de persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder individu voor zijn eigen daden.

“Niemand is verantwoordelijk voor een misdaad, behalve de dader. Een kind is niet verantwoordelijk voor de misdaden van zijn vader en de vader niet voor de misdaden van zijn kind.”

Ook eerlijkheid en oprechtheid in de zakelijke wereld benadrukte de Profeet.

“Alle schulden moeten terugbetaald worden, geleende goederen moeten teruggeven worden. Geschenken moeten beloond worden met een geschenk van gelijke waarde en waarborgen moeten voldoende zijn om geleden verliezen te compenseren.Niets van zijn broeder is toegestaan voor een moslim, behalve wat deze hem zelf wil geven. Doe dus jullie zelf geen kwaad aan.”

Gods Boodschapper benadrukte ook de speciale verantwoordelijkheid van werkgevers. Ook werknemers moeten namelijk goed behandeld en voldoende betaald worden. Een werkgever moet erop toezien dat zijn personeel een even goed leven kan leiden als hij zelf. Zelfs slaven hebben dezelfde rechten als de leden van het gezin. “Behandel jullie dienaren goed en geef hen eten en kleren zoals je voor jezelf eten en kleren neemt.”

Alles wat Gods Boodschapper in deze bergrede zei, was een herbevestiging van de Islam zoals de mensen die hadden leren kennen. Maar hij herbevestigde niet alleen de leefregels van de Islam, hij legde ook uit waar die regels toe dienden. De Oemmah, Islamitische Gemeenschap moet namelijk één broederschap zijn, waarin iedereen evenveel rechten en kansen krijgt.

“Iedere moslim is de broeder van iedere andere moslim en alle moslims vormen één Oemmah. Gehoorzaam jullie leider, zelfs als hij een Ethiopische slaaf is, zo lang hij regeert met Gods Boek. Na mij zal geen profeet meer komen en na jullie zal er geen nieuwe Oemmah ontstaan. Waarlijk, ik heb hij jullie datgene gelaten dat jullie nooit zal doen verdwalen: Gods Boek. Als jullie je daaraan houden, verdwalen jullie nooit.”

Gods Boodschapper was er zich van bewust dat de verworvenheden van de Islamitische revolutie heel

25

Page 28: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

pril waren. Hij wist dat er een gevaar was dat de vroegere elite zou proberen haar macht en haar privileges terug te winnen. Dat gevaar was het grootst wanneer de moslims laks zouden worden en de regels van hun religie minder streng toepassen. Die regels waren gemaakt om de macht van de elites in te perken, een verslapping van die regels zou er automatisch toe leiden dat nieuwe elites de macht zouden kunnen grijpen en de Oemmah van de moslims uitbuiten en onderdrukken. Daarom benadrukte de Profeet nog eens extra hoe belangrijk het is om de grenzen van de religie goed te bewaken.

“Pas op dat je de grenzen van de religie niet overschrijdt, want door deze te overschrijden hebben velen voor jullie vernietiging over zichzelf gebracht.Waarlijk, Satan is teleurgesteld dat hij in dit land niet aanbeden wordt, maar hij is tevreden met iedere gehoorzaamheid, zelfs in de kleinste details die voor jullie onbelangrijk lijken. Wees dus waakzaam voor hem in je religie.Aanschouw! Aanbid jullie Heer, Bid vijf keer per dag salaat voor hem, vast tijdens de maand ramadan, betaal de zakaat van je bezit en ga op bedevaart naar het huis van God en gehoorzaam jullie leiders, dan zullen jullie Gods paradijs binnengaan.”

Het belang van deze toespraak blijkt uit een opmerking die hij daarna maakte. Hij riep alle aanwezigen op om wat ze gehoord hebben verder te vertellen. Deze samenvatting van de Islamitische leer, het politieke testament van Gods Boodschapper, was door meer dan honderdduizend mensen gehoord en werd nog eens aan een veelvoud daarvan doorverteld. Voor duizenden moslims werden deze woorden de essentie van de politieke leer van de islam.

De meest bevreemdende passage uit Mohammeds bergrede vinden we echter helemaal op het einde. Gods Boodschapper, op dat moment de meest succesvolle persoon uit de geschiedenis van het Arabische volk, kijkt zijn honderdduizenden volgelingen aan en stelt hen een vraag.

“O mensen! Wanneer jullie over mij ondervraagd worden, wat zullen jullie dan zeggen?”De mensen antwoordden: “We getuigen dat u de religie aan ons toevertrouwde en dat u uw taak als Profeet naar behoren hebt vervuld en over ons welzijn hebt gewaakt.”Gods Boodschapper wees met de vinger naar de hemel en zei: “O Heer, wees hiervan getuige!”

Deze man, Gods Boodschapper, die als weeskind opgroeide en op zijn drieënzestig de machtigste en meest gerespecteerde staatsman uit de hele regio is, keek zijn volgelingen aan en vroegt hen of zij het genoeg vonden wat hij gedaan heeft. Hij had hen bevrijd van de onderdrukking en de uitbuiting door de elite van de qoeraishieten, van de barbaarse gebruiken en gewoontes uit de tijd van de onwetendheid. Hij had hen rechtvaardige wetten geschonken en hun religie bevrijd van afgoderij en van commerciële charlatanerie. Toch vroeg hij hen of zij dit alles genoeg vonden.

Toen Gods Boodschapper uitgesproken was, vertrokken de aanwezigen naar huis. Niemand geloofde echt dat dit misschien wel de laatste maanden waren van het leven van hun geliefde Profeet. Hoe zou het kunnen dat God Zijn geliefde profeet zou laten sterven?

26

Page 29: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Mohammeds dood

Niet lang na zijn laatste Hadj werd de Profeet ziek. Hij had hoge koorts en zijn toestand verergerde vrij snel. Op woensdag 3 juni 632, in het elfde jaar van na de Hidjra, hield hij een laatste preek in de moskee. Nogmaals benadrukte hij het belang om de regels van de Islam streng na te leven en om goed te zijn voor alle anderen. Hij drukte de moslims ook op het hart om van zijn graf geen bedevaartsoord te maken zoals de christenen en de joden dat deden met sommigen van hun heiligen en profeten. Hij eindigde zijn toespraak met het vrijlaten van alle slaven die aan hem waren toegewezen en met het verdelen van zijn hele bezit (zeven zilverstukken) aan de armen en behoeftigen.

De dag erna riep hij de belangrijkste van zijn metgezellen bij zich. Hij vroeg hen om schrijfgerei te halen zodat hij een testament kon maken met raadgevingen voor de Oemmah, zodat die nooit op het verkeerde pad zou kunnen gaan. Oemar zei echter “Gods Boodschapper is heel ziek en lijdt pijn. Waarom zouden we hem moe maken met een testament, we hebben toch de heilige Qur'an?” Sommigen van de aanwezigen vielen hem in de rede, anderen gaven hem gelijk. Er ontstond een hevige discussie die pas eindigde toen de Profeet iedereen de opdracht gaf om weg te gaan. Ibn Abas zou hier later, met tranen in de ogen, over zeggen dat hun gekibbel het voor Gods Boodschapper onmogelijk maakte om zijn testament op te maken.

De Profeet was toen al zo zwak dat hij het gebed in de moskee zelf niet meer kon leiden. Hij had Aboe Bakr de opdracht gegeven om dat in zijn plaats te doen. Toen maandag de tijd voor het middaggebed was aangebroken, was het opnieuw Aboe Bakr die het gebed leidde. Gods Boodschapper verzamelde echter al zijn krachten en ging in de deuropening staan van waar iedereen in de moskee hem kon zien. Toen hij alle moslims samen zag bidden achter zijn goede vriend, glimlachte hij tevreden en ging terug naar binnen. Tegen de tijd van het volgende gebed zou hij niet meer in leven zijn.

Gods Boodschapper ontbood zijn dochter Fatima en haar echtgenoot, zijn neef Ali. Aan Ali gaf hij de opdracht om alle schulden die hij nog had openstaan af te betalen. Hij vroeg hem ook of hij straks zijn lichaam wilde wassen en klaarmaken om begraven te

worden. Daarna nam hij afscheid van zijn dochter en van zijn twee kleinzoons Hasan en Hoesein van wie hij zielsveel hield.

De meeste geleerden zijn het erover eens dat Gods Boodschapper gestorven is op maandag 8 juni van het jaar 632. Sommige geleerden zeggen dat hij zijn laatste ogenblikken doorbracht bij zijn echtgenote Aicha en anderen zeggen dat hij bij zijn neef en schoonzoon Ali was. Bij wie Gods Boodschapper was op het moment dat hij zijn laatste reis aanving zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid weten. Alleen God kent de meest intieme details uit het leven van Zijn Laatste Boodschapper.

Toen het Nieuws van Mohammeds dood zich in Medina verspreidde, ontstond er chaos en tumult. Niemand wist wat te geloven? Zou Gods Boodschapper echt gestorven zijn? Hadden ze zich daar indertijd bij de slag bij Uhud niet ook in vergist? Kon dit een roddel zijn die bewust werd verspreid door aanhangers van het ancien regime?

Toen Oemar het nieuws hoorde, trok hij zijn zwaard en stormde hij naar buiten. Hij riep voor iedereen die het wilde horen: “Hypocrieten verspreiden de leugen dat Gods Boodschapper gestorven is. Dat is niet waar. Hij is niet gestorven, maar is net als Mozes afgereisd naar God. Net als Mozes zal hij terugkomen en hij zal armen en benen afhakken van al wie beweert dat hij gestorven is.” Om het tumult tot bedaren te brengen, probeerde Aboe Bakr de menigte toe te spreken. “Aan iedereen die Mohammed aanbidt: weet goed dat Mohammed gestorven is. Aan iedereen die alleen God aanbidt: weet dat God nooit sterft.”

Toen de bewoners van Medina die woorden hoorden, begon het besef door te dringen dat Mohammed echt gestorven was. Gods Boodschapper had zijn laatste opdracht volbracht en was naar zijn Heer afgereisd. De Islam, dat hij meer dan twintig jaar daarvoor als een klein zaadje geplant had in het hard van zijn volk, was uitgegroeid tot een sterke boom die schitterend bloeide en rijk vruchten droeg.

27

Page 30: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

God had zijn Boodschapper waarlijk gestuurd als een barmhartigheid voor alle werelden. Hij was een waarschuwer geweest en een staatsman, een rebel en een heilige. Hij had de rijkste en machtigste man van het Arabisch schiereiland kunnen worden, maar bij zijn dood had hij maar 7 dirham te verdelen. Hij was een profeet geweest zoals er nooit eerder een naar deze wereld was gestuurd en zoals na hem niemand meer zou komen.

De rouw na de dood van Gods Boodschapper maakte echter al gauw plaats voor een bittere machtsstrijd die de hele Oemmah zou verdelen. Gods Boodschapper had niet de mogelijkheid gekregen om zijn opvolger aan te duiden en verschillende metgezellen vonden dat zij de meest geschikte kandidaat voor die rol zouden worden. De tegenstellingen die toen binnen de Oemmah ontstonden, werden nog eens verscherpt door de toenemende pogingen van de vroegere elite om hun privileges en macht terug te winnen. Dat alles is echter een ander verhaal en moet opeen ander moment maar eens verteld worden.

Tot op vandaag is de Oemmah verdeeld in twee kampen, die mekaar als tegenstander beschouwen. Ik bid God dat hij ons de wijsheid en het mededogen schenkt om deze verdeeldheid te overwinnen en de Oemmah weer aaneen te smeden. Moge dit verschrikkelijke tijdperk, waarin moslims andere moslims ombrengen, weldra tot het verleden begoren. Moge God ons eindelijk de vrede schenken die Hij doorheen het optreden van al zijn profeten heeft beloofd. Moge de tijd van strijd, onderdrukking, uitbuiting en onvrijheid eindelijk tot het verleden behoren.

28

Page 31: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

SCHOOIER IN DE WOESTIJN werd uitgegeven door de makers van de zine­reeks JIHAD. In dit boekje wordt het leven van de profeet Mohammed(vzmh) verteld met extra aandacht voor de sociale, politieke, ethische en economische aspecten van zijn missie. 

JIHAD is een zine met inspirerende en uitdagende teksten voor radicale moslims die koppig weigeren om te buigen voor de afgoden en idolen van de hedendaagse maatschappij. Moslims die geen heersers aanvaarden, behalve God. Moslims die weigeren om zich te onderwerpen aan de slavernij van bezit, macht, lust of roem. Moslims die niet buigen voor menselijke leiders, staten, partijen of organisaties, ideologieën of tradities.De teksten werden geschreven en verzameld door moslims die zich willen inzetten voor een maatschappij met meer vrijheid en rechtvaardigheid, een maatschappij waar de macht van de elites vernietigd is en iedereen gelijke rechten en plichten heeft. Buigen voor macht, rijkdom, lust of aanzien is een vorm van afgodendienst en daar weigeren wij aan mee te doen. Wij hopen dat God dit werk mag zegenen en dat het voor velen een prikkel mag vormen om mee in het verzet te stappen. 

https://zinejihad.wordpress.com/ zine­[email protected] 

29

Page 32: REBEL IN DE WOESTIJN · Wittgenstein te zeggen, wanneer alle wetenschappelijke vragen beantwoord waren, nog geen enkele van de grote levensvragen was aangeraakt. Intellectueel bevredigt

Waarom dit boekje?

Steeds vaker hoor ik vandaag de dag mensen dezelfde mantra herhalen, steeds opnieuw: “De Islam is een inherent barbaarse en onderdrukkende religie.” Verschillende denkbeelden schuilen achter die mantra. De Islam zou een religie van het zwaard zijn, een godsdienst die met bloedig geweld de ongelovigen wil bekeren. Moslims onderdrukken vrouwen, doordat de Qur'an en de Profeet Mohammed hen dat zo geleerd hebben. De Sharia is een strenge en onrechtvaardige wet die iedereen onderdrukt. Onze westerse waarden, gestoeld op het Christendom, de Griekse wijsgeren en de verlichte denkers uit de achttiende eeuw, botsen steeds opnieuw met het barbaarse tribalisme van de moslims.

Moeten we die denkbeelden zonder kritiek aannemen en klakkeloos geloven dat die mantra de volledige waarheid bevat? Is de Islam inderdaad inherent barbaars en onderdrukkend?

Ik geloof dat we die vraag niet kunnen beantwoorden zonder eerst de ontstaansgeschiedenis van die religie grondig te onderzoeken. Dit boekje is dan ook gewijd aan dit ontstaan.

Volgens mij ontstond iedere religie, iedere wereldbeschouwing als antwoord op een aantal specifieke vragen en problemen. De Islam is een antwoord op de problemen die in de zevende eeuw bestonden op het Arabisch schiereiland, meer bepaald in de steden Mekka en Yathrib (later Medina). Om het antwoord van de Islam volledig te begrijpen, werpen we als God het wil dan ook een blik op de samenleving die veertien eeuwen geleden in die regio bestond.