3. robert benedict goldschmidt. -...
TRANSCRIPT
35
3. Robert Benedict Goldschmidt.
Korte biografie.
Robert-Benedict Goldschmidt, geboren te Brussel op 8
mei 1877 (65
) (afb. 3-1), is een spilfiguur in de Belgische
radiotelegrafie en –telefonie tot enkele jaren vóór zijn
overlijden te Villeneuve-Loubet (France, Alpes-Maritimes)
op 28 mei 1935. Zijn ouders waren Benedict Gold-
schmidt en Marie Woog. Hij werd Belg bij recht van voor-
keur en huwde Gabrielle Philippson bij wie hij vijf kinderen
had.
Zijn vader was van rijke afkomst en was zelf een van de
bazen van de maatschappij “Goldschmidt Frères” die vol-
gens de familie treinsporen verhandelde, en die zelf een
bank bezat.
Robert deed zijn middelbare studies aan het Koninklijk
Atheneum van Brussel. Hij was zeer intelligent, maar nogal
wispelturig, en van laatste van de klas werd hij plots eer-
ste.
Bij een werktuigkundige te Namen leerde hij met zijn han-
den werken, en vertoonde hij hierbij een zeldzame vaar-
digheid. Hij had zijn thuis verlaten en onderdak gevonden bij een zekere generaal Termonia.
Hij schreef zich in 1894 in aan de ULB en werd vier jaar later met grote onderscheiding
Doctor in de Natuurwetenschappen (sectie Scheikunde). Op 14 februari 1902 verdedigde hij zijn spe-
ciale doctoraatsthesis scheikundige wetenschappen met als titel Over de verhoudingen tussen de
ontbinding en thermische geleidbaarheid van de gassen.
En op 6 januari 1906 werd hij “benoembaar” gesteld als professor aan de ULB.
Niet in België, maar in Duitsland kreeg hij de leiding van een laboratorium van experimentele thermo-
dynamica, met als titel wetenschappelijk raadgever. Zijn aanstelling werd voorgesteld door professor
Walther Nernst (66
) (afb. 3-2). Vermoedelijk heeft Goldschmidt zijn thesis in 1902 opgesteld onder de
leiding van Nernst.
65
De biografie van Goldschmidt werd gehaald uit: François Stockmans, Biographie nationale, XLII, p 300-344, 1981; Georges
Moulaert, Biographie Coloniale Belge, 1954; A. M. (naam niet achterhaald), Expansion Belge, Sursum Corda, une série
d’initiatives scientifiques belges, p 468-475, 1909; Sylvie Lausberg, Le génie oublié du microfilm et de la photoscopie, Le Soir,
23 juillet 1998; Robert Goldschmidt, Souvenirs d’un vieux Sans-Filiste, La Revue Belge de TSF et Union-Radio-Revue réunies,
février 1931; Les trois moustiquaires (sic), M. Robert Goldschmidt, Pourquoi pas?, 16 mars 1911; Dictionnaire des patrons en
Belgique, pp 323-324; Jo Gérard, Ces juifs qui firent la Belgique, Télémoustique n° 3328, pp 49-50. 66
Walther H. Nernst (1864-1941), Duitse natuur- en scheikundige, deed vooral onderzoek in de elektrochemie en de thermody-
namica. Uit zijn contacten met Ernest Solvay (zie verder) vloeide in 1911 de eerste Solvay-conferentie voort, met 25 vooraan-
staande geleerden, waaronder Robert Goldschmidt (afb. 3-2). In 1920 verwierf hij de Nobelprijs voor Scheikunde.
Afb. 3-1c Robert Benedict Goldschmidt.
Privé archief.
36
Rond die periode
begon hij een popu-
lair museum voor
Elektriciteit samen
te stellen, waarover
we verder even
zullen uitweiden.
Vanaf 1903 vinden
we van hem een
hele lijst uitvindin-
gen, zoals Télégra-
phie et téléphonie
sans fils spéciaux.
Dispositifs utilisant
pour la transmission
des signaux les
conducteurs d’un
réseau électrique,
interrupteur élec-
trique à commande
mécanique, anémomètre électrique, seismographe à enregistre-
ment électrique, en nog vele andere.
Tussen 1906 en 1908 werkte Goldschmidt met Paul Otlet (67
).
Samen hebben ze een nieuwe uitvinding, de microfilm voorge-
steld. Hierop kon men zeer snel volledige bladzijden van gedrukte
publicaties overbrengen en deze op een eenvoudige manier be-
waren. Goldschmidt was voorstander van de internationale biblio-
grafische classificatie die door Otlet voorgesteld werd.
Het eerste Belgisch luchtschip, de “Belgique”, staat ook op naam
van Goldschmidt (afb. 3-3). Hij kreeg hiervoor de steun van Er-
nest Solvay (68
). Zijn luchtdoop vond plaats op 28 juni 1909 te
Watermaal-Bosvoorde. Deze soepele ballon, volledig geel gekleurd, was gevuld met 2.700 m³ water-
stof, was 54,80 m lang en 9,75 m breed. De gondel onder de ballon had op zijn uiteinden twee
schroeven die aangedreven werden door twee Vivinus-motoren van 50 Pk.
67
Paul Otlet (1868-1944), socioloog en bibliograaf, pionier van de “library science”: de documentering van de menselijke kennis.
Hij richt in 1895 met La Fontaine de "Répertoire Bibliographique Universel" op (RBU). Hij ontwerpt, met als basis de code van
Dewey, de Universele Decimale Classificatie (UDC), nog steeds in gebruik in wetenschappelijke bibliotheken. In het Mundane-
um, 76 rue de Nimy te Mons, vindt men de bakjes met fichen van Otlet, die nog steeds in te kijken zijn (laatste bezoek 2009). 68
Ernest Solvay, (1838-1922), scheikundige en grootindustrieel. In 1861 slaagde hij erin natriumcarbonaat op grote schaal te
fabriceren. Hiermee werd hij schatrijk. Met zijn broer richtte hij het wereldbedrijf Solvay op. Hij was ook een groot mecenas. In
1912 ontstond het Solvay instituut ( Internationaal instituut voor Fysica en Chemie ).
Afb. 3-2 Eerste Solvay-conferentie eind 1911 in het hotel Metropole. Staand, eerste van links is R. Goldschmidt; onder hem, zittend: Walther Nernst. Foto Benjamin Couprie.
Afb. 3-3 De "Belgique".
Expansion belge, p 468, aug. 1909.
37
Verschillende geslaagde vluchten werden uitgevoerd. Er volgde nog een “Belgique II” (4.000 m³) en
zelfs een “Belgique III”. Deze laatste was een verbeterde versie van de voorgaande en werd door
Solvay en Goldschmidt op 12 september 1910 aan Koning Albert geschonken, die hem dan weer aan
het leger overmaakte.
Maar het bleef hier niet bij. Met het akkoord van Charles Liebrechts, secretaris-generaal van de Kon-
go-Vrijstaat, leverde Goldschmidt in 1908 vrachtwagens, aangedreven door stoom, gestookt met hout:
het onmenselijke dragerswerk van de zwarten zou hierdoor verlicht worden (afb. 3-4). We vonden een
Frans en Zwitsers patent die beiden reeds dateerden van 1904 (69
). De vrachtwagens hadden een
gewicht van 1.200 kg en konden 1,5 ton vervoeren. De proefnemingen slaagden, maar gezien het
hout te veel plaats innam en het rendement veel te laag bleek, werd het project verlaten.
Goldschmidt interesseert zich nu reeds enkele jaren voor de draadloze telegrafie, en zijn verhaal zal
verder als een rode draad doorheen het onze lopen. Hij voerde tussen 1906 en 1908 testen uit (70
) in
69
René Dubreucq gaf in 1909 in zijn reisverslag "A travers le Congo Belge", een foto met 4 vrachtwagens te Buta, 200 km
boven Stanleystad (zie ook B. Brasseur, Hallo, hallo, hier radio Laken…, p 80). 70
R. Goldschmidt, Sur les expériences de téléphonie et de télégraphie sans fil, Congrès international des applications de
l’électricité, Marseille, 1908: hierin vermeldt Goldschmidt dat hij al enkele jaren die testen uitvoert.
Afb. 3-4 De vrachtwagen van Goldschmidt, gestookt met hout (voorzien voor Kongo).
©Archives de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, n° 20216.
38
samenwerking met de broer van zijn vrouw, Maurice Philippson (71
), en Ernst Ruhmer (72
) die even-
eens verbonden was aan de universiteit van Berlijn. Verder in dit hoofdstuk weiden we hierover uit.
Koning Albert maakte in 1909 een reis doorheen Belgisch Kongo (de Kongo-Vrijstaat werd op 18 ok-
tober 1908 officieel door België over-
genomen) en hij drukte op de nood-
zaak van een betere communicatie in
de kolonie. Er waren wel telegraafka-
bels tot Coquilhatstad, maar Katanga,
een belangrijke streek voor de econo-
mie, was zeer moeilijk te bereiken.
Na de suggesties van Georges Mou-
laert en de voorspraak van Generaal
Jungbluth werd Goldschmidt aange-
sproken. Deze aanvaardde de opdracht
om in de kolonie de draadloze telegra-
fie te installeren en tekende een con-
tract van tien jaar. In 1912 was de ver-
binding Boma-Stanleystad-Elisabeth-
stad een feit. Raymond Braillard had
de technische leiding van de werken,
luitenant Wibier was hoofd van de zending. Er zou nog een grote zender komen voor rechtstreekse
verbinding met Kongo.
Robert Goldschmidt heeft ook het gebruik van glijboten onderzocht. Hij bracht half juli 1914 drie
“bateaux glisseurs” (glijboten), de “Netta” (afb. 3-5), de “Stéphanie” en de “Dicky” naar Leopoldstad.
De “Netta”, een 16-tonner, was voorzien om voor overneming getest te worden op de Stanleypool. Zij
moest later zorgen voor een versnelde postdienst tussen Leopoldstad en Stanleystad. Zij heeft in de
oorlog een belangrijke rol gespeeld tijdens de gevechten van de Tanganyika (73
).
Hij was ook de uitvinder van amfibieboten, bestemd voor omzeiling van versnellingen op de Kon-
gostroom. De eerste proefnemingen hadden in 1919 plaats op het kanaal van Willebroek, in het bijzijn
van koning Albert (afb. 3-6 en 3-7).
71
Maurice Philippson (1877-1938), fysioloog, professor aan de vrije universiteit van Brussel, zakenman, lid van de ARSOM. Hij
studeerde zoölogie. Hij ontwierp een laboratorium voor elektrofysiologisch onderzoek, zeer innovatief in die tijd. Zoals zijn
schoonbroer Robert Goldschmidt heeft hij zich sterk geïnteresseerd in radio-elektriciteit. Tijdens de oorlog was hij kommandant
in de compagnie van de T.S.F., bij het groot hoofdkwartier. Hij nam een familiebank over en zetelde in verschillende grote be-
drijven, vooral Kongolese (uit Biographie belge d’Outremer, VI). 72
Ernst Ruhmer (1878-1913), Duits wetenschapper, pionier van de hoogfrequenttechniek. In zijn fysisch laboratorium te Berlijn
verbeterde hij de seleniumcellen. Hij voerde experimenten uit met lichttelegrafie en –telefonie, daarna met radio-elektriciteit.
Later deed hij onderzoek met Röntgenstralen en radioactiviteit. Robert Goldschmidt heeft enige tijd met hem (en Philippson)
samengewerkt en vertelt enkele plezierige anekdoten over deze "fort intéressante figure d’inventeur, chercheur très savant et
personnalité peu banale" (La Revue Belge et Union-Radio-Revue réunies, Souvenirs d’un vieux Sans-Filiste, février 1931). 73
G. Moulaert, La Campagne du Tanganika (1916-1917), 1934.
Afb. 3-5 De Netta, door de oorlog bestemd voor de campagne op het
Tanganyikameer. Ze kreeg een bewapening die bestond uit een kanon
van 37 mm en een mitrailleuse.
Forum Belgian Navy (met toelating ).
39
Op het domein van het paleis van Laken, in de villa Lacoste, startte Goldschmidt voor de exploitatie
van de Kongolese stations een school voor draadloze telegrafie, met als opdracht de vorming van
telegrafisten (ook veel zwarten), het onderhoud en
de montage van toestellen, antennes en gebouwen.
Er zou een grote zender gebouwd worden voor
rechtstreekse verbinding met Kongo.
De school kon voor de kolonie niet snel genoeg
telegrafisten voorzien en Goldschmidt gaf Braillard
opdracht proefnemingen te doen met draadloze
telefonie. De testen, eerst met de stem, later met
muziek, werden met grote verwondering door ama-
teurs gehoord. Zij vroegen naar meer en weldra
werden regelmatige muziekuitzendingen verzorgd,
op 28 maart 1914 ingehuldigd door een radiocon-
cert, speciaal voor de Koninklijke familie. Vermoede-
lijk werd België hierdoor de eerste omroeper van
Europa…
Maar deze gebeurtenissen zullen we verder uit-
voerig behandelen.
Naast de school werd in 1912 een intercontinen-
taal station voor draadloze telegrafie opgericht.
De signalen uit Laken werden vóór 8 oktober
van dat jaar (74
) in Boma gehoord (afb. 7-7, p
157), een afstand van 6.300 km! Het station was
een der sterksten van de wereld.
De oorlog brak uit in augustus 1914 en de Koning
moest noodgedwongen toestellen en antennes
laten afbreken.
Tijdens de oorlog was Goldschmidt reservekapi-
tein van de artillerie en kreeg hij te Parijs de lei-
ding van de dienst der uitvindingen van het Bel-
gisch leger.
Volgens sommige bronnen stichtte hij later de “S.A. Société Indépendante de Télégraphie sans fil”
(SIF) te Parijs en door dit bedrijf was hij ook aanwezig bij de stichting van de afgeleide “Société In-
dépendante Belge de Télégraphie sans fil” te Brussel (SIB). Bij de oprichting van de SIB waren Brail-
lard, Wibier en Jamotte betrokken (75
).
Hij richtte op 13 oktober 1913 de Commission Provisoire Internationale de Télégraphie Sans Fil Scien-
tifique op. Deze commissie groepeerde de beste specialisten ter wereld die instonden voor onderzoek
74
Le Soir, Une grosse nouvelle, La Belgique reliée télégraphiquement au Congo, 8 octobre 1913 (zie p 157). 75
A. Vasseur, de la T.S.F. à l’Electronique, 1975; F. Stockmans, Biographie de R. Goldschmidt, Biographie Nationale, tome
XLII, colonne 327, 1981; Brecht Bostyn, Licentiaatsscriptie: De opkomst, ontwikkeling en bloei van de Belgische radio-industrie
en omroep in het interbellum (1919-1939), 2007.
Afb. 3-6 Een amfibieboot van Goldschmidt wordt in
1919 getest op het kanaal van Willebroek.
©Archives de l'Académie royale des Sciences, des Lettres
et des Beaux-Arts de Belgique, n° 20216.
Afb. 3-7 Goldschmidt begeleidt de koning tijdens de testen
van de amfibieboot.
©Archives de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et
des Beaux-Arts de Belgique, n° 20216.
40
naar de wetten van voortplanting der golven en het uitwerken van de gevestigde wetenschappelijke
principes. In een tweede bijeenkomst in april 1914 werd het woord “provisoire” weggelaten en werd de
naam afgekort tot T.S.F.S. Hieruit ontstond na de oorlog de Union Radio-Scientifique Internationale
(U.R.S.I.).
Het jaar 1913 moet voor Goldschmidt zeer druk geweest zijn. De Gentenaars zullen misschien nog
weten dat toen bij hen de wereldtentoonstelling plaats vond. Die stond volledig in het teken van de
vooruitgang en de innovatie, vooral te danken aan de
opkomst en ontwikkeling van de elektriciteit. Alle
mogelijke toepassingen ervan werden dan ook uitge-
breid tentoongesteld. Dus ook de draadloze telegra-
fie. Goldschmidt liet, in samenwerking met het drie
jaar oude Franse S.F.R., zenders en ontvangers
aanrukken, een reusachtige zendantenne, gemon-
teerd door de zwarte studenten van de telegrafie-
school van Laken. Meer hierover in een volgend
hoofdstuk.
Goldschmidt is in 1923 ook nog verbonden geweest
aan de studie van het project voor de bouw van een
intercontinentaal station te Ruiselede (afb. 3-8). Het
is echter de firma S.B.R. die de uiteindelijke installa-
tie zou uitvoeren.
Huidige radioverzamelaars zullen zeker het radio-
merk SICER kennen. De fabriek (1927), waarvan Goldschmidt voorzitter was, was gevestigd te Ma-
chelen. Op zijn kosten werd hier een testantenne gebouwd voor korte golfverkeer met Belgisch-
Kongo. Het station heeft enige tijd gewerkt voor rekening van de regie van telegraaf en telefoon (76
).
Goldschmidt verhuisde in 1930 naar Frankrijk, waar hij zich nog bezighield met farmaceutische pro-
ducten.
Hoewel het SICER nog goed ging in 1929, werd het bedrijf in 1933 omwille van de crisis ontbonden.
De monopolieovername van de draadloze telegrafie door de Staat, een ongelukkig huwelijksleven, het
faillissement van zijn bedrijf, gerechtszaken in verband met brevetten, commerciële rivaliteiten, kun-
nen factoren zijn die een invloed gehad hebben op zijn zelfmoord op 28 mei 1935.
Het populair laboratorium.
Goldschmidt bouwde dus ook een “Musée Populaire d’Electricité” (later noemde hij het zelf “Laboratoi-
re Populaire d’Electricité”), waarmee hij naar eigen zeggen startte rond 1905 (77
). Het was gevestigd
te Brussel, 102 Chaussée d’Etterbeek, dicht bij het Parc Léopold.
76
G. Moulaert, op.cit. 77
La Revue Belge de TSF et Union-Radio-Revue réunies, art. cit. (voetnoot nr 65), en een brochure over het museum, door
hem met de hand geschreven, getekend maart 1909. Nochtans zou Dr Alfred Gradenwitz in het Duitse blad ”Helios” (volgens de
“Expansion Belge” van 1908) geschreven hebben dat Goldschmidt hier 5 jaar aan gewerkt had.
Afb. 3-8 De eerste steen voor de bouw van de zender
van Ruiselede. Hij is er nog steeds te bewonderen.
Notre pays, Le Poste de Télégraphie sans Fil à Ruysse-
lede, le 29 décembre 1923.
41
Goldschmidt vond dat boeken en
mondelinge uiteenzettingen niet
voldeden voor een juist inzicht in
een experiment, en dat men dit
inzicht alleen maar kon verkrijgen
wanneer men het experiment zelf
uitvoerde. Met deze gedachte in
het achterhoofd wou hij een sim-
pele opstelling bouwen om aan
elke geïnteresseerde de kans te
geven om zich de wetenschappe-
lijke problemen eigen te maken
die betrekking hebben op de elek-
triciteit. Hiervoor konden zij zelf
toestellen bedienen, en men
vroeg de bezoeker zelfs “alles
aan te raken" (afb. 3-9).
De toestellen werden volgens “Le
Soir” enkele jaren later tijdelijk
overgeplaatst naar de wereldtentoonstelling van
1910 (78
). Dezelfde krant verhaalt in september (79
)
dat Goldschmidt zijn hele opstelling aan de ge-
meente Elsene schonk en dat de collectie vermoe-
delijk zou overgebracht worden naar een gebouw
van de gemeente, nummer 138 van de Chaussée
d’Ixelles, een oude school waarin de politie tijdelijk
gevestigd was. Maar François Stockmans opperde
de mogelijkheid dat de collectie zou verdwenen
zijn in de brand van 14 en 15 augustus in het ge-
bouw van de expo (80
).
Wat wou men dan overbrengen naar nr 138?
Het antwoord wordt misschien gebracht door een
recentelijk ontdekte "Le Peuple" van 30 juni 1914: de gemeente Elsene had plannen om in het ge-
noemde gebouw een praktische school voor elektriciteit op te richten: "Elle permettra d'abriter les in-
téressantes collections que la commune doit à la générosité de M. R. Goldschmidt". We zouden dus
kunnen concluderen dat de toestellen van Goldschmidt nog niet op nr 138 aanwezig waren, maar ook
niet verloren waren in de brand.
Het plan van de expo kan hier misschien meer licht geven: de kranten gaven te lezen dat "de Belgi-
sche sectie" uitgebrand was (aan de hoofdinkom). Maar dat was de sectie met het nummer 10. Er was
78
“Le Soir”, 18 maart 1910. 79
"Le Soir", 19 september 1910. 80
François Stockmans, art. cit. (voetnoot nr 65).
Afb. 3-9 Het labo van Goldschmidt: de afdeling waar men zelf kon experimen-
teren.
Expansion Belge, août 1909.
Afb. 3-10 De galerij met de lampen.
Expansion Belge, août 1909.
42
echter nog een andere Belgische sectie, nr 14. We kunnen dan voorlopig aannemen dat de toestellen
van Goldschmidt hierin opgesteld waren.
Terug naar het populair laboratorium: wat was er te zien?
Het loont de moeite om even te blijven stilstaan bij de inhoud van het laboratorium, dat tenslotte de
laatste ontdekkingen van de wetenschap bijeenbracht. Wat men op school uit de boeken moest leren
werd hier voorgesteld op een eenvoudige, natuurlijke manier. Men zag niet alleen precies wat er ge-
beurde, maar men kon het zelfs doen gebeuren. Op een knopje drukken, en een elektrisch treintje
kwam in beweging. Dat knopje bracht dus de stroomvoorziening van de stad naar dat machientje, en
dat begon dan te bollen op miniatuurrails. Men kon de kleine locomotief in handen nemen en haar
bestuderen. Uitleg werd desnoods gegeven door het museumpersoneel.
Voor ons een doodgewone zaak (hoewel misschien enkelen onder ons voor de verklaring van het
fenomeen ook het antwoord schuldig blijven), maar in die periode was elektriciteit nog maar juist haar
opgang aan ’t maken, op het platteland had men er nog niet van gehoord (81
).
Veel van zijn toestellen en miniaturen heeft Goldschmidt zelf moeten ontwerpen en bouwen, gezien ze
op de markt niet te vinden waren. Ze moesten dan ook sterk zijn, eenvoudig en veilig in het gebruik.
Sommige toestellen werden omwille van hun broosheid dan toch achter glas gemonteerd, maar ze
konden steeds door de bezoeker bediend worden, bv door knopjes, of door een hendel.
Aan de ingang ontving men een brochure met eenvoudige uiteenzettingen van wat men zag en zelf
kon doen, met de nodige schematische tekeningen. In het kort werden ook de elektriciteit en haar
toepassingen met illustraties uitgelegd.
Er was een galerij met lampen (afb. 3-10), zoals Geisslerbuizen, gasontladingsbuizen (de latere TL-
lampen) die door elektrische ontladingen geheimzinnige effecten vertoonden. Ze konden telkens ont-
stoken worden door hefboompjes.
Men kon zonder gevaar toezien op de moleculaire bombardementen van de Crookes44
buizen. Precisietoestellen werden getoond, zoals bruggen van Wheatstone, Thomson en andere, ijk-
voltmeters, wattmeters, enz. Een toestel voor fototelegrafie, gebaseerd op de eigenschappen van het
selenium; een toestel voor telemechanica, voor afstandsbediening van elektrische toestellen; en na-
tuurlijk ook een zender-ontvanger voor draadloze telegrafie en –telefonie.
Elders kon men de werking van motoren en dynamo’s bestuderen door speciaal hiervoor gebouwde
miniaturen. Men leerde er de wetten van de inductie. Techniekers demonstreerden de bediening van
de toestellen. Kenners mochten onder toezicht zelf experimenteren.
Naast constructiewerkplaatsen waren er ook werkplaatsen voor herstellingen (afb. 3-11).
Er was een conferentiezaal met projectiemogelijkheid van honderden foto’s van de laatste weten-
schappelijke snufjes.
81
In het begin van de oorlog plaatste de bezetter een ijzeren hekken langs de volledige grens met Nederland. Daar werd hoog-
spanning opgezet. De bevolking werd verwittigd van het levensgevaar bij aanraking. Een groot percentage van de ongevallen
was te wijten aan onwetendheid en ongeloof: “het kan toch niet zijn dat men dood gaat door een stuk ijzer aan te raken!!!” (zie
het hoofdstuk over de geheime zender van Baarle-Hertog).
43
Afb. 3-11 (boven): het atelier voor herstellingen.
Afb. 3-12 (onder): het labo voor ijkingen.
Expansion Belge, août 1909.
44
Verder verloop wordt in een later stadium weergegeven.