zeeuws erfgoed juni 2014
TRANSCRIPT
02 | jaargang 13, juni 2014
blad voor erfgoedliefhebbersZeeuwsErfgoed
Zeeuws Erfgoed 2 juni 2014 | 02
SCEZpresseInhoud2 SCEZpresse
3 2014 Herdenking
Afschaffing Slavenhandel
4 Adrie de Bruijn. Portret van
een betrokken bestuurder
6 Zeeuwse musea zetten
kant in beeld
8 Een astrologische penning
uit Westkerke
10 Behoud van historische
begraafplaatsen in Zeeland
11 Achter de schermen
gebeurt het
12 Zeeuwse enquête ‘Vraag &
Antwoord’ groot succes
14 Zeeuwse sporen overzee:
Cochin
16 Boston in Zeeuws-Vlaanderen
17 SCEZ partner in Europees
maritiem project
18 De meerwaarde van kerken
voor krimpgebieden
20 Archeologisch nieuws
21 Uit Zeeuwse bodem
24 Terugblik op het
Museumweekend
25 Erfgoededucatie door
theater en kunst
27 200 jaar Provincie Zeeland:
Komen, gaan en terugkeren
28 ERfGOEDallerlei
31 - Colofon
- MOnuMENTaal
- Bij de omslag
“Hoe houden we de kerk in ons midden?”. Dat was de vraag die centraal stond
op het symposium dat de dorpsraad van ’s-Heer Hendrikskinderen op 23 april
organiseerde naar aanleiding van de officiële openstelling van een plantentuin
(liturgietuin) bij de historische kerk van ’s-Heer Hendrikskinderen. Interessante
vraag natuurlijk.
In 1944 publiceerde de architect P.J. ’t Hooft een boekje over dorpen in Zeeland.
Een van de hoofdstukken gaf hij de titel ‘De kerk in het midden’. Hij illustreerde
het boekje met tekeningen. Op de titelpagina is een tekening van een typisch
Zeeuws kerkringdorp te zien. De kerk staat keurig in het midden van een kring
van gebouwen en een kring van dansende mannen en vrouwen in streekdracht.
Een veelzeggende tekening. De kerk staat niet alleen in het midden van het dorp,
maar ook in het midden van de dorpsgemeenschap.
Drie inleiders gaven tijdens het symposium hun visie op de toekomst van historische
kerken in Zeeland. Karin van den Broeke (voorzitter van de landelijke synode van
de PKN), Jo-Annes de Bat (wethouder cultureel erfgoed in Goes) en Aarnoud
Jobsen (vicevoorzitter van de kerkenraad van de protestantse gemeente Goes)
formuleerden de marges en mogelijkheden voor het realiseren van nevenfuncties
en nieuwe functies. Ik had het genoegen gespreksleider te zijn en in de discussie
werd al snel duidelijk dat het behoud van het historische kerkgebouw niet uitsluitend
en alleen een kwestie is van financiën maar ook van draagvlak, vooral bij de
omwonenden. Op mijn vraag wie van de ongeveer tachtig aanwezigen nog naar de
kerk ging voor de eredienst, antwoordde bij handopsteking een kleine minderheid.
Tegelijkertijd gaven de aanwezigen aan zich betrokken te voelen bij het kerkgebouw
in hun omgeving. ’s-Heer Hendrikskinderen weet de kerk in het midden te houden
door initiatieven vanuit de dorpsgemeenschap te omarmen, de lijnen tussen
burgerlijke en kerkelijke overheid kort te houden en maatschappelijke acceptatie
te realiseren.
Over de kerk van ’s-Heer Hendrikskinderen hoeven we ons geen zorgen te maken.
Over veel andere kerken in Zeeland wel. De feiten zijn bekend. Kerken verliezen in
rap tempo hun oorspronkelijke functie en komen leeg te staan. Het gaat dan niet
alleen om de relatief kleine dorpskerken. Zeker zo zorgelijk vind ik dat ook het
behoud van andere, voor Zeeland karakteristieke monumenten niet langer meer is
gegarandeerd. Denk aan landbouwschuren, industriële objecten, grote woonhuizen
en andere in vastgoedtermen moeilijk of niet direct rendabel te maken monumenten.
Het wordt tijd voor een nieuwe structuur, die kennis en faciliteiten ten aanzien van
restauratie, herbestemming en exploitatie bundelt en zorg draagt voor het behoud
van monumenten die anders voor Zeeland verloren gaan.
Wim Scholten, directeur
Waar de Schorerweg en de Driewegenweg vlakbij IJzendijke elkaar kruisen ligt
sinds 1800 Willem Schorer. De tekst op zijn grafzerk is verweerd en moeilijk te lezen.
De afgebroken tak van een notenboom raakt het ijzer van het hekwerk. De geur
van het bloeiende fluitenkruid bedwelmt. Dit is een plek om te mijmeren. Schorer
(1717-1800), jurist en president van de Raad van Vlaanderen, overleed in Middelburg
maar wilde hier, te midden van zijn Zeeuws-Vlaamse bezittingen worden begraven.
Zeeuws Erfgoed 3 juni 2014 | 02
2014 Herdenking Afschaffing Slavenhandel
zeeuwseankers
Zeeland speelde, evenals de rest van de Republiek, in de zeventiende en achttiende eeuw een
actieve rol in de slavenhandel. Dit jaar herdenken we dat de slavenhandel in Nederland tweehonderd
jaar geleden officieel werd afgeschaft.
Slavenhandel
De slavenhandel maakte deel uit van de zogeheten
driehoekshandel. Zeeuwse handelscompagnieën en
particulieren reisden naar West-Afrika om slaven te kopen.
De slaven werden gevangengezet tot er een schip in
gereedheid was gebracht om ze naar Amerika te
vervoeren. Zeeuwse slavenschepen vervoerden in totaal
ongeveer 270.000 slaven. Dat was iets minder dan de
helft van alle slaven die Nederlandse handelaren lieten
transporteren.
Erbarmelijk
De barre tocht op een slavenschip duurde gemiddeld twee
maanden. Tien tot twaalf procent van de slaven overleefde
de reis niet. De meeste slaven kwamen aan op het eiland
Curaçao. Daar was een grote slavenmarkt. Ze werden er
gekocht door eigenaren van plantages in Midden- en
Zuid-Amerika. Inmiddels waren de Nederlandse schepen,
volgeladen met handelswaren, begonnen aan de thuisreis.
De slaven gingen een leven onder erbarmelijke omstandig-
heden tegemoet. Hun meester koos een nieuwe naam voor
hen en liet hen brandmerken. De slaven moesten hard
werken op zijn plantage, in zijn huis of in fabriekjes.
Slaven die in de ogen van de meester iets misdeden,
werden mishandeld.
Afschaffing
In de achttiende eeuw groeiden in Europa de bezwaren
tegen de slavenhandel. Groot-Brittannië schafte de
slavenhandel in 1807 als eerste af. Nederland volgde in
1814. Overigens was daarmee de slavernij zelf nog niet
afgeschaft. Dat gebeurde in Nederland pas in 1863.
Herdenkingsactiviteiten
Zeeland zal in 2014 met tal van activiteiten stilstaan bij
de afschaffing van de slavenhandel. Dat gebeurt vooral
in de maand juni. De Nationale Herdenking vindt plaats
op 14 juni, in de Nieuwe Kerk in Middelburg, onder meer
in aanwezigheid van minister Ronald Plasterk van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op diverse
plaatsen in de stad zijn podia, met daarop theater-
presentaties die de Nationale Herdenking begeleiden.
Ook zijn er diverse tentoonstellingen in Middelburg, zoals
in het Zeeuws Archief (‘Aan boord van een slavenschip:
Driehoekshandel Zeeland - West Afrika - Caraïben,
1732-1807’), de Zeeuwse Bibliotheek (‘Bedenckinge over
den slaefhandel’) en in de Kloostergangen van de Abdij
(‘Kind aan de ketting - kinderen in de slavernij, vroeger
en nu’). Via een blog van het Zeeuws Archief kan dagelijks
de reis van het slavenschip D’Eenigheid worden gevolgd.
Daarnaast vinden er in juni verscheidene symposia plaats
rond de afschaffing van de slavenhandel.
Tres Hombres
Bijzonder onderdeel van de herdenking vormt de
komst van het zeilschip Tres Hombres naar Middelburg
(6 t/m 16 juni, nabij de Dokbrug). Het schip oogt als een
oud handelsschip en spreekt juist in de Zeeuwse hoofdstad
tot de verbeelding; in Middelburg waren de West-Indische
Compagnie (WIC) en de Middelburgsche Commercie
Compagnie (MCC) gevestigd, daarbij had de stad twee
eeuwen een VOC-werf.
De Tres Hombres verscheept tegenwoordig, net als de
slavenschepen destijds, cacao vanuit het Caribische gebied
naar Europa, maar nu ‘fair trade’ (zie ook de cover van
deze Zeeuws Erfgoed).
Meer informatie over alle genoemde activiteiten op:
www.zeeuwseankers.nl
MCC-schepen, schilderij Engel Hoogerheyden (collectie gemeente Middelburg).
Zeeland
“Een Zeeuwse ben ik niet, maar ik voel me zeer met
Zeeland verbonden. Een Zeeuwse wortel heb ik trouwens
nog wel. Mijn grootouders kwamen uit Zierikzee. Zelf ben
ik geboren en getogen in Schipluiden. Zeeland kende ik
van vakanties. Toen in 1993 de burgemeesterspost van
Valkenisse vrijkwam heb ik me geen moment bedacht en
gesolliciteerd. Dat ik niet meer uit Zeeland weg wil heeft
te maken met de kwaliteit van leven in deze provincie.
De menselijke maat is daarin belangrijk. Mensen weten
elkaar makkelijk te vinden. Grote maatschappelijke
tegenstellingen zijn er niet en er is gelukkig nog veel
‘normaal’. Het is een leven tussen eb en vloed.”
Voordeuren
“Beroepsmatig en privé heb ik veel mensen Zeeland laten
zien. Ik zeg ‘zien’ maar daar hoort voor mij onlosmakelijk
‘proeven’ en ‘ruiken’ bij. Het beeld dat mensen van buiten
van Zeeland hebben is vaak nog beperkt tot de stranden.
Die zijn zeker aantrekkelijk en niet alleen in de zomer,
maar er is zoveel meer. Ik heb jarenlang in een
monumentenpand in het stadje Veere gewoond.
Een belevenis. Het verleden boeit me. Ik ben op zoek
gegaan naar de geschiedenis van dat pand. Je realiseert
je dat je daar als bewoner feitelijk ook deel van uitmaakt.
Tegenwoordig woon ik in Middelburg. Niet meer in een
monumentenpand, maar wel met een prachtig uitzicht
op de monumenten die de skyline bepalen: de Lange Jan,
de stadhuistoren en de koepel van de Oostkerk.
Wat ik graag doe is op stille momenten door de historische
binnenstad lopen en dan vooral naar de voordeuren kijken.
Die fascineren me. Iedere deur is anders en je kunt je van
alles voorstellen bij wat zich achter die voordeuren door
de jaren heen heeft afgespeeld.”
Besturen
“Besturen zonder betrokkenheid is voor mij geen optie.
Zo zit ik niet in elkaar. Dat was al zo tijdens mijn
burgemeesterschap. Als ik iets zie gebeuren dat niet klopt,
dan wil ik dat graag rechtzetten en als het even kan direct.
Burgers verwachten dat ook. Laat ik een voorbeeld
noemen. De gemeente Valkenisse had een verbod
afgevaardigd op het vliegeren met twee lijnen op bepaalde
stranden. Met al die drukte en kinderen die aan het spelen
zijn kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. Lig ik daar op
een mooie dag op het strand en wordt er toch gevliegerd.
Dan spreek je zo iemand er op aan.
Eerst de verontwaardiging (wie denkt u wel dat u bent?),
dan de verbazing (u bent burgemeester?) en vervolgens
de berusting (ik ga wel ergens anders vliegeren). En dat
alles zonder ambtsketen om.
Zorg, wonen en cultuur zijn de sectoren waar ik me als
bestuurder het meest bij betrokken voel. In 1997 werd ik
voorzitter van de Stichting Monumentenwacht Zeeland
en in 2001 voorzitter van de Stichting Cultureel Erfgoed
Zeeland. Dan heb je niet alleen te maken met een
maatschappelijke context, maar ook met een politiek-
bestuurlijke context. De Provincie was en is de
belangrijkste subsidiënt van de SCEZ. Dat hoort ook zo,
want de SCEZ is uitvoerder van provinciaal beleid. Er zijn
de afgelopen jaren soms stevige discussies gevoerd. Dat
was noodzakelijk om de zaken scherp te krijgen. Of het
nu ging om huisvesting, prestatieafspraken of bezuinigings-
taakstelling. In alle gevallen is de discussie op zakelijke
gronden gevoerd. Maar gelukkig wel met gevoel voor
Adrie de Bruijn. Portret van een betrokken bestuurder
Zeeuws Erfgoed 4 juni 2014 | 02
Adrie de Bruijn kwam in 1993 naar Zeeland en wil er nooit meer weg. Ze was burgemeester van
Valkenisse en later van Veere. Tegelijkertijd en daarna was ze een betrokken bestuurder bij
verschillende maatschappelijke organisaties. Op 1 april nam zij afscheid als voorzitter
van de Raad van Toezicht van de SCEZ.
“Voordeuren fascineren me.”
Spanjaardstraat, Middelburg
erfgoed. Dat heb ik bij alle achtereenvolgende cultuur-
gedeputeerden gemerkt: Gert de Kok, Harry van Waveren
en Ben de Reu. Ik houd als bestuurder niet van verborgen
agenda’s, wel van open en eerlijk oveleg. feiten moeten
kloppen en je moet elkaar kunnen vertrouwen.”
SCEZ
“Ik ben natuurlijk een beetje bevooroordeeld, maar ik ben
oprecht van mening dat de SCEZ de verwachtingen die bij
de oprichting in 2001 zijn uitgesproken heeft waargemaakt.
De bundeling van krachten heeft geleid tot een stevige
positie van het erfgoed in de Zeeuwse samenleving.
Erfgoed was een wat belegen begrip waar mensen en
organisaties zich niet zo makkelijk mee wilden verbinden.
Door projecten en activiteiten, door websites en nieuws-
brieven en door het netwerk is dat anders geworden.
Erfgoed is herkenbaar en zichtbaar geworden en dat vind
ik een positieve ontwikkeling. De positie van de SCEZ zelf
is soms een lastige. Veel van het werk is adviserend en
ondersteunend. Het wordt voor en door andere uitgevoerd
en voltrekt zich op de achtergrond. Daarom vind ik het
belangrijk dat ook het werk van de SCEZ zelf zichtbaar
blijft. Dat gebeurt gelukkig ook door de inspecties van
de Monumentenwacht en door het organiseren van
publieksactiviteiten.”
Ontwikkelingen
“Kijk ik naar voor Zeeland en voor het erfgoed relevante
ontwikkelingen, dan zie ik kennis, zorg en toerisme als
belangrijke factoren. Wat we uiteindelijk willen is een
provincie waarin het goed leven en werken is.
Een onderscheidende provincie, een provincie met
identiteit. Erfgoed is daarin belangrijk. Dat betekent dat
ook de kennis over erfgoed op peil moet blijven. Daarin
heeft de SCEZ een belangrijke rol. Niet alleen als
verzamelaar van en makelaar in kennis en informatie,
maar ook als initiator en uitvoerder van projecten die
inspelen op de beleefbaarheid van erfgoed. Ik denk dan
aan het toerisme en de zorg. Erfgoed heeft op die
terreinen het nodige te bieden. Zeeland heeft voldoende
mooie erfgoedplekken om te benutten als broedplaatsen
voor jonge ondernemers en gevestigde instituten uit de
creatieve sector en de kennisindustrie. Werken op afstand
is dankzij de technologie geen probleem meer. Inzetten op
deze ontwikkelingen moet ook banen opleveren. Ik zie het
aan mijn eigen kinderen. Die zouden graag in Zeeland
willen wonen, als er werk is.”
Boomgaard
“Mijn zittingstermijn als voorzitter van de Raad van
Toezicht is verstreken, maar ook los daarvan moet je als
bestuurder niet aan je zetel geplakt blijven. Ik heb de
SCEZ altijd een hele prettige en bijzondere club gevonden.
Die bestuurlijke betrokkenheid zal ik missen.
De betrokkenheid met erfgoed blijft natuurlijk. Er is wat
meer tijd om aan mijn eigen ‘erfgoed’ te besteden, mijn
moestuin en oude boomgaard bijvoorbeeld. Zo is ieder
afscheid weer een nieuw begin.”
Zeeuws Erfgoed 5 juni 2014 | 02
“Meer tijd voor mijn eigen ‘erfgoed’.”
Zeeuws Erfgoed 6 juni 2014 | 02
Belangrijke centra van kantproductie in de zestiende
en zeventiende eeuw waren Venetië en de Zuidelijke
Nederlanden, in het bijzonder Vlaanderen en Noord-
frankrijk. In Italië werd vooral naaldkant gemaakt, in
de Zuidelijke Nederlanden kloskant. Binnen beide
kantsoorten ontstonden tal van variaties. De kant werd
gemaakt in ateliers, waar kantwerksters werden opgeleid
om mooie, grote stukken te maken. Alleen heel rijke
mensen konden zulke kantwerken kopen. Kant was iets
waarmee je je kon onderscheiden.
Antiek kant
Het kostbare karakter van antieke kant is ook in de
Zeeuwse musea terug te zien. Het Historisch Museum
De Bevelanden in Goes exposeert naaldkant uit de
zestiende en zeventiende eeuw. Topstukken zijn drie
zogenoemde reticella kragen en een paar manchetten van
omstreeks 1600. Van deze kragen zijn er maar zeer weinig
bewaard gebleven. De dure reticella kragen sieren ook de
kostuums op de schuttersstukken van het museum.
Rien Bekkers, kostuumontwerper voor de Nederlandse
opera, heeft ze van bijzonder materiaal nagemaakt.
De kragen zijn in het museum te zien, samen met een
molensteenkraag die Bekkers eveneens namaakte.
Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland toont
diverse replica’s van Europese kostuums en kanten uit
de zeventiende eeuw.
In het midden van de negentiende eeuw deed een
bijzondere kantsoort zijn intrede: zwart Chantilly kant.
Chantilly kant is in het museum in Goes te zien in grote
sjaals, waaiers en parasols.
Kant werd ook toegepast in de Zeeuwse streekdracht-
kostuums. Het museum in Goes toont streekdrachtmutsen,
aangevuld met bijbehorende kostuums. Daarnaast besteedt
het museum aandacht aan Zeeuws levenskant, die speciaal
bij geboorte, doop, huwelijk en rouw gedragen werd.
Toen het begin negentiende eeuw mogelijk werd om
machinaal kant te maken en deze van steeds betere
kwaliteit werd, raakte de handgekloste kant in de
verdrukking. Machinale kant was gewild, vooral omdat
die veel goedkoper was.
Sluisse kantwerkschool
Toch verdween kant nooit helemaal. In het begin van
de twintigste eeuw was kant zelfs weer even in de mode.
Onderwijs in kantwerken werd in die tijd heel geschikt
geacht voor meisjes. Vooral Sluis vestigde in dat opzicht
naam. Hier was tussen 1910 en 1935 kantwerkschool
‘Koningin Sophie’ gevestigd. Overigens had Sluis in de
negentiende eeuw ook al een kantschool gehad. De Sluisse
kantwerkschool stond uitmuntend aangeschreven. Werken
van de leerlingen werden aan het koninklijk huis geleverd.
De zogenaamde Duchesse kant die in Sluis werd geklost,
kwam vanwege haar bijzondere motieven, waaronder de
karakteristieke opgelegde bladertakken, bekend te staan
als ‘Sluisse kant’ of ‘Sluisse Duchesse’.
Een van de leerlingen van de kantwerkschool in Sluis werd
een begrip in de kantwereld. Zij ontwierp uit de Sluisse
Duchesse een eigen kant. Zuster Judith, geboren als Elza
de Kreijger, overleed vorig jaar op honderdjarige leeftijd.
Ze bracht haar jeugd door in Zeeuws-Vlaanderen en leerde
kantklossen op de kantschool in Sluis. Later ging ze in het
klooster. Ze ontwierp zelf patronen en ontwikkelde een
eigen methode om haar kanten meer diepte te geven,
zodat in een boeket de bloemen en bladeren achter elkaar
komen te liggen. De kant die met haar methode werd
gemaakt, heet Withof kant, naar het klooster in Etten-Leur
waar zuster Judith woonde. In het museum in Goes is deze
Withof kant te zien.
Kantkunst
Het maken van kant is tot op de dag van vandaag – vooral
onder vrouwen – een geliefde bezigheid. Kant speelde ook
Zeeuwse musea zetten kant in beeldDeze zomer zetten vier Zeeuwse musea kant in beeld. Tentoonstellingen tonen de verschillende
facetten van kant. En workshops maken duidelijk hoe het kunstzinnige ambacht van het
vervaardigen van kant nog altijd leeft.
Zeeuws Erfgoed 7 juni 2014 | 02
een rol als kunstvorm. Het Historisch Museum De
Bevelanden toont kantkunst van Yvonne Scheele in de
tentoonstelling ‘The beauty of the Oriënt / A lace journey’.
Het museum stelt ook een unieke collectie eigentijdse
Tsjechische kant tentoon. En in de zomermaanden
fladderen in de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes
prachtige vlinders van kant. Leden van de Landelijke
Organisatie Kant Kunst (LOKK) klosten ze speciaal voor
deze gelegenheid. In de kerk zullen ook monumentale
draadkunstwerken te zien zijn van kunstenares Annie
Verhoeven.
Museum De Meestoof in Sint-Annaland exposeert
kantkloswerken van de beroemde Belgische kantklosschool
Artofil. Deze werken zijn van zeer hoog niveau en nu voor
het eerst in Nederland te zien.
Hoewel de basistechniek van kantwerken betrekkelijk
eenvoudig is, is voor het maken van ingewikkelde kanten
meer kennis en oefening nodig. Nederland telt meer dan
tachtig kantkringen, waar deze bijzondere hobby centraal
staat. Kantgroep De Ortelaan exposeert in het
fruitteeltmuseum in Kapelle. De fruittteelt staat hier
centraal in de afbeeldingen, die in kloskant, naaldkant
en Lierse kant zijn uitgevoerd.
In Museum De Schotse Huizen in Veere maken deelnemers
aan het handwerkcafé een eigen kantwerk, geïnspireerd op
voorwerpen uit de collectie van het museum. Die variëren
van houtsnijwerk tot tegeltableau. De kantwerken worden
de hele zomer geëxposeerd in de nabijheid van het
voorwerp dat als inspiratiebron heeft gediend.
Naast tal van workshops die gedurende de komende
maanden in de musea plaatsvinden, belicht De Meestoof
nog hoe in de loop der jaren is omgegaan met het
vermaken van kant als deze beschadigd was geraakt.
< Antieke kant in de expositie
‘Beeld in kant’, Historisch Museum
De Bevelanden (collectie LOKK,
foto Yvonne Krijgsman).
Phoenix The Beauty of the Orient,
hedendaagse kantkunst door
Yvonne Scheele (fotostudio
Jan Krüger, Hamburg, Duitsland).
Deelnemende musea zijn Historisch Museum
De Bevelanden in Goes, De Schotse Huizen in Veere,
fruitteeltmuseum in Kapelle en Streekmuseum
De Meestoof in Sint-Annaland.
Voor meer informatie:
www.zeelandzetkantinbeeld.nl
Zeeuws Erfgoed 8 juni 2014 | 02
Informatie over de zeventiende-eeuwse Westkerkse
penning bevond zich al enige decennia in het Zeeuws
Archeologisch Depot, dankzij een melding van de in de
jaren tachtig overleden amateurarcheoloog Piet Jasperse
uit Sint-Maartensdijk. Na schenking door diens zoon Sjaak
(december 2013) konden goede foto’s en een tekening van
dit bijzondere object worden gemaakt.
Piet Jasperse had het voorwerp al in 1961 van een parti-
culier gekregen, die het had aangetroffen aan de voet van
de Westkerkse vliedberg. Dr. H. Enno van Gelder, destijds
directeur van het toenmalige Munt- en Penningkabinet in
Den Haag, determineerde de vondst als een astrologische
penning uit de zeventiende eeuw. Toevallig genoeg meldde
men bij hem een jaar later, in 1962, uit Holwierde bij
Appingedam de vondst van eenzelfde penning.
Octagram met symbolen
De voorzijde van de Westkerkse penning, hoewel
waarschijnlijk door ploegsporen enigszins beschadigd,
is het best bewaard gebleven. Deze toont een octagram
(achthoek) met de symbolen van de zeven planeten.
Planeetnamen staan in de randtekst: SOL (zon), LUNA
(maan), MARS en SATURNUS; in de astrologie rekent
men de zon en maan ook tot de planeten. De overige
drie planeetnamen MERCURIUS, VENUS en JUPITER zijn
uitgebroken.
Op de keerzijde zien we het bijbelse tafereel van Christus
en de Samaritaanse vrouw (Johannes 4 : 1-42).
De associatie tussen beide voorstellingen zou kunnen zijn,
aldus Van Gelder, dat Christus naar aanleiding van deze
gelijkenis ook Waterman wordt genoemd; Waterman is
tevens een van de tekens van de Dierenriem.
Een exemplaar uit Den Haag
Na de schenking van de Westkerkse penning aan het
Zeeuws Archeologisch Depot volgde enig nader onderzoek.
De auteur kwam in contact met mw. Monique Piccardt
uit Den Haag, die een vrijwel identiek, maar beter
geconserveerd exemplaar bezat. Vrijwel identiek,
omdat het decoratieprogramma op haar penning hetzelfde
is als dat op de penning uit Westkerke, maar de opgegeven
afmeting vreemd genoeg afwijkt. Het Zeeuwse exemplaar
heeft een doorsnede van 5,9 centimeter; de Haagse
penning meet 4,8 centimeter. Mw. Piccardt had dit
zeldzame object in een ‘verzamelbakje’ op een
rommelmarkt aangetroffen.
Interpretatie
De andere exemplaren die van de penning bekend zijn
gaven aanleiding gegeven tot bredere interpretaties.
Een foto van eenzelfde exemplaar verscheen zelfs op
een alchemistische website, met een beschrijving door
de auteur Stanislas Klossowski de Rola, in de jaren zestig
een bekende figuur in pop- en societykringen. Ook hij had
deze ‘rosicrucian alchemical medal’ in zijn collectie (2001).
Een kunsthistoricus dateerde de penning in een schrijven
aan mw. Piccardt in de periode 1625-1650. Hij bracht het
roosachtige motief in het centrum van de achthoek in
verband met de grotendeels fictionele beweging van de
Rozenkruisers. De eerste schriftelijke bronnen van deze
traditie dateren uit 1614 en 1615: het zijn twee anonieme
Duitse pamfletten, Fama Fraternitatis en Confessio
fraternitatis. De roos staat in deze traditie voor Christus.
De penning zou dus aan twee zijden hetzelfde verhaal
vertellen van Christus en het door hem geschonken water
als symbool van eeuwig leven: aan de keerzijde in bijbelse
Een astrologische penning uit WestkerkeDe schenking van een astrologische loden penning uit Westkerke (Tholen) aan het Zeeuws
Archeologisch Depot kwam in de vorige Zeeuws Erfgoed al aan de orde. Intussen zijn gegevens
over enkele andere exemplaren aan het licht gekomen.
foto van de vondst uit Westkerke. Voor- en keerzijde van de penning uit
Westkerke ((reconstructie)tekening
Leida Goldschmitz-Wielinga).
Zeeuws Erfgoed 9 juni 2014 | 02
taal, aan de voorzijde in esoterisch-astrologische
symboliek. In de oudchristelijke symboliek staat
de achthoek eveneens voor het eeuwige leven.
De astrologie verloor in de zeventiende eeuw haar plaats
als ‘legitiem’ en onlosmakelijk onderdeel van de astronomie
wegens de opkomst van het heliocentrische wereldbeeld.
Tegelijkertijd begon deze oude ‘koningin der weten-
schappen’ aan een nieuwe loopbaan in de hermetische
en occulte subculturen.
Populair motief
Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de bron is al sinds
de late middeleeuwen een geliefd onderwerp in de
beeldende kunst. Zelfs op de voorgrond van het oudst
bekende stadsgezicht van Breda, een anoniem paneel
van 53,5 x 67 centimeter uit 1518-1520, vermoedelijk uit
een Antwerps atelier, zijn Christus en de Samaritaanse
vrouw afgebeeld. Dit bijzondere en merkwaardig gezaagde
stuk doemde in 2012 op ‘uit het niets’ en maakt nu deel
uit van de collectie van het Breda’s Museum.
In de protestantse iconografie van de zeventiende eeuw
is het motief eveneens wijdverbreid; we zien het op
schilderijen, prenten, als houtsnijwerk en óók op ‘gewone’,
dat wil zeggen niet-esoterische (sier)penningen.
Heel bekend is een aan Christus en de Samaritaanse
vrouw gewijde ets van Rembrandt uit 1658.
Voor ons is ook de vrijwel onmogelijk te beantwoorden
vraag interessant, hoe de astrologische penning aan
de voet van de berg van Westkerke is terechtgekomen.
Heeft in het Hooge Huys op de voormalige voorburcht van
de berg, in 1606 verpacht als boerderij, in de zeventiende
eeuw een liefhebber van de in renaissance en barok zo
geliefde mystieke symboliek gewoond? Een numismaat of
verzamelaar van ‘rariteyten’ (zeldzaamheden) misschien?
Of is de penning verloren door een bezoeker van de berg
met eenzelfde voorliefde voor het ongewone?
Deze belangstellingssfeer sloot in de zeventiende eeuw
goed aan bij interesse voor de Zeeuwse vliedbergen,
waaromheen destijds een geheimzinnig waas hing omdat
de oorsprong en functie van deze mottes of kasteelbergjes
niet meer bekend waren.
Jan Kuipers,
documentalist archeologie
foto’s van de voor- en keerzijde
van de in Den Haag aangetroffen
penning (collectie M. Piccardt).
Het oudst bekende stadsgezicht
van Breda, met Christus en de
Samaritaanse vrouw (1518-1520)
(collectie Breda’s Museum).
De roos op de titelpagina van
Summum bonum, een geschrift
van de Engelse Rozenkruiser
Robert fludd (1629).
Christus en de Samaritaanse
vrouw. Ets van Rembrandt uit
1658 (collectie Rijksmuseum,
Amsterdam).
Bestaande begraafplaatsen en kerkhoven komen hierdoor
meer en meer in de verdrukking. Vaak zijn dit nog de
enige groenplekken in de kernen en worden zij door
de toenemende behoefte aan (bouw)ruimte volledig
ingebouwd of zelfs verplaatst. Dit terwijl de ruimtebehoefte
voor het realiseren van nieuwe graven en columbaria
(urnenmuren) juist almaar toeneemt. Gevolg hiervan is
dat bestaande oude graven, waarvoor geen grafrechten
meer worden betaald, geruimd worden of dat de nog
beschikbare, in sommige gevallen cultuurhistorisch
waardevolle, ruimte maximaal wordt benut voor het
plaatsen van nieuwe graven.
Waardevol erfgoed
Oude begraafplaatsen en kerkhoven zijn niet alleen
plaatsen van rust, overdenking en meditatie, maar
hebben ook een archiefrol. Grafzerken en familiegraven
met toebehoren als zuiltjes, beelden en andere
ornamenten vertellen niet alleen een verhaal over
de desbetreffende personen (hun functie in de plaatselijke
samenleving, wanneer zij leefden), maar bevatten ook
belangrijke informatie over de funeraire architectuur
en de bijbehorende symboliek. Ook vertegenwoordigen
begraafplaatsen en kerkhoven een landschappelijke
waarde door hun vormgeving, hun inrichting en
de toegepaste gebouwde elementen als toegangspoort,
ommuring of hekwerk en de groenelementen als hagen,
struiken, bomenrijen en solitaire bomen.
Daarnaast vormt dit religieus erfgoed, samen met de
gebouwde elementen en de plaatselijke (vaak organisch
gegroeide) ruimtelijke structuur van wegen, paden en
pleintjes een uniek ensemble van grote cultuurhistorische
waarde. Deze waarde bepaalt in grote mate de
leefbaarheid van de stads- of dorpskernen voor de huidige
bevolking, maar oefent ook aantrekkingskracht uit op
bezoekers. Vaak hebben willekeurige wijzigingen aan
een of meerdere onderdelen van dit ensemble nadelige
gevolgen voor de samenhang.
Pilot SCEZ en SLZ
Bij het verplaatsen van begraafplaatsen en het ruimen
van graven wordt momenteel geen onderscheid gemaakt
tussen historisch waardevolle en historisch minder
waardevolle begraafplaatsen, graven of grafzerken.
Hierdoor verdwijnt onbewust bijzonder archiefmateriaal
over de oorspronkelijke bewoners en het cultureel erfgoed
van Zeeland. De SCEZ en Stichting Landschapsbeheer
Zeeland (SLZ) hebben daarom besloten om gezamenlijk
een pilot te starten om eigenaren te helpen bij het behoud
en het beheer van hun eigendommen. Dit heeft geleid tot
een eerste proefinspectie van het groene en monumentale
erfgoed van de begraafplaats van de RK kerk in Zuiddorpe.
De uitkomst van de inspectie verkeert nu in de
evaluatie-fase, waarbij de eigenaar nauw betrokken wordt.
SLZ en de SCEZ willen met dit initiatief ook het
bewustwordingsproces van het belang van het behoud
en het belang van deze kwetsbare erfgoedcategorie op
gang brengen. Dit bewustwordingsproces richt zich vooral
op de kerkelijke en burgerlijke eigenaren, maar ook
op de verschillende overheden zoals de Provincie
en gemeenten, die mogelijk hierover (gaan) besluiten.
Niet alle oude kerkhoven en begraafplaatsen in Zeeland
zijn even waardevol. Om hiervan een goed beeld te krijgen,
gaan de SCEZ en SLZ de komende tijd op zoek naar
middelen die het mogelijk maken om alle begraafplaatsen
en kerkhoven in Zeeland te inventariseren en daarbij
op hun cultuurhistorische waarden te waarderen.
Behoud van historische begraafplaatsen in ZeelandDe laatste tijd komt het ruimen van historische groenplekken steeds meer voor. Oude binnensteden,
maar ook kleine dorpskernen, breiden om kostentechnische redenen vaak in, waardoor open
groenplekken wijken voor bebouwing of betaald parkeren. Dit gaat veelal ten koste van de ruimtelijke
kwaliteit en de beleving van deze historische stads- en dorpkernen.
SLZ en SCEZ zijn gestart met een proefinspectie van de begraafplaats
van de RK kerk in Zuiddorpe.
Zeeuws Erfgoed 10 juni 2014 | 02
Zeeuws Erfgoed 11 maart 2014 | 01
King George I in Middelburg
Opdrachtgever: BV Monumentenbeheer Middelburg
Aannemer: Bouwgroep Peters
Dit restauratieproject is een van de grootste opleidings-
projecten wat het aantal leerlingen betreft. Er zijn op
dit project vijf leerlingen werkzaam, met als specialisatie
timmeren en metselen. Ook het opleidingsniveau van
de leerlingen is divers, namelijk niveau 2 en 3.
De leerlingen werken in het gehele pand. Er is bijvoorbeeld
een leerling metselen bezig met het herstellen van de
verbinding met de topgevel en de aangrenzende schoor-
steen. Een andere leerling metselen is een binnenmuur
aan het opmetselen, om voldoende draagkracht terug
te brengen voor de balklaag die er op rust.
Het pand King George I wordt op de rijksmonumentenlijst
uit de jaren zestig van de twintigste eeuw beschreven als
een pand uit de achttiende eeuw. In die tijd werd gebouwd
met materialen van grote afmeting. Dit is onder andere
terug te zien in de balklagen. In de kelder zijn leerlingen
timmeren bezig deze te herstellen of te vervangen.
De grootste balk heeft een dikte en breedte van circa
23 x 27 centimeter, de kleinste balk meet alsnog 20 x 25
centimeter. Er wordt natuurlijk zoveel mogelijk bestaand
materiaal hergebruikt. Als er geen historisch materiaal
meer voorhanden is, wordt er gezocht naar een
gelijkwaardig alternatief.
Ook de dakconstructie moet van alle worden kanten
hersteld en verzwaard. Op verschillende plaatsen zijn
de gordingen (horizontale liggers) doorgezakt. Daarnaast
moet er een deel van het spant worden vervangen, zoals
een spantbeen en een blokkeel.
Een deel van de nokgording zal vervangen worden en er
zullen enkele slapers worden aangebracht. De restauratie
van dit soort historische panden is vaak een technisch
verhaal. Het impliceert voor de leerlingen het nodige
leerwerk en het opbouwen van specifieke vaardigheden
in het restauratievak. De leermeester op dit project heeft,
behalve de taak om het werk met de leerlingen te
begeleiden, ook nog de zorg om de werkzaamheden
in goede banen te leiden.
In de volgende uitgave van Zeeuws Erfgoed hopen wij
u meer van deze werkzaamheden te kunnen laten zien.
Achter de schermen gebeurt hetHet ziet er geheimzinnig en stil uit, maar het herstelwerk aan het pand aan de Singelstraat 7
in Middelburg is in volle gang. Om de overlast voor buren en passanten te minimaliseren en
de veiligheid van het bouwplaatspersoneel te vergroten, zijn om de steiger voorzieningen
getroffen die de werkzaamheden uit het zicht halen.
Een leerling metselen bezig
met het aanmetselen van
de binnenmuur.
De online-enquête Vraag & Antwoord is een samen-
werkingsverband tussen de streektaaladviseurs en
–functionarissen van Groningen, Drenthe, Noord-Brabant
en Zeeland. In Groningen en Drenthe is men al ruim een
jaar bezig, Noord-Brabant en Zeeland haakten aan vanaf
maart 2014. Een tweede enquête kwam online op 1 mei.
Nummer drie en vier volgen op 1 september en 1 november.
Eind april hadden ruim 500 Zeeuwen gereageerd.
Een mooie score voor de eerste vragenlijst. Ook in de
andere provincies was de lijst een succes. Groningen en
Drenthe hadden ongeveer 900 invullers, Noord-Brabant
bijna 1.200. Wat de Zeeuwse enquête betreft, blijkt dat
iets meer vrouwen dan mannen de moeite namen om
de vragenlijst te beantwoorden (ongeveer 40% mannen
tegenover 60% vrouwen). De leeftijden variëren tussen
20 en 90 jaar oud. De jongste invullers zijn geboren in 1994,
de oudste in 1924. Iets meer dan
de helft van de invullers is tus-
sen 50 en 70, iets minder dan
een kwart tussen 30 en 50. Eén
achtste is tussen de 70 en de 90
jaar oud. In de enquête werd
onder andere gevraagd naar
woorden voor iemand die niet
stil kan zitten, voor dadelijk, een
beetje, een aardappel enzovoort. Ook werd naar aanleiding
van een scriptieonderzoek gevraagd hoe men tegenover
het gebruik van dialect in de zorg staat en welke woorden
en uitdrukkingen er bestaan rond geboorte, huwelijk en
dood.
Een eerste voorlopige resultaat werd eind maart na
ongeveer 200 antwoorden via de pers verspreid. Het
ging in dit geval over de woorden voor ‘iemand die niet
stil kan zitten’. De kaart en de bijbehorende commentaar
bij woorden als wemelkont en remelteste kunt u vinden
op de website www.zeeuwseklapbank.nl.
Enkele vragen in de enquête behandelden namen voor
vader, moeder, tante, oom, neef en nicht, zwager en
schoonzus. Deze begrippen leveren uiteraard niet zoveel
verschillen op als ‘iemand die niet stil kan zitten’.
Maar toch blijken ook hier weer verschillen binnen Zeeland.
Dat men in Zeeuws-Vlaanderen wel eens vaker aanleunt bij
de Vlaamse buren, blijkt uit het gebruik van schoonbroer
voor zwager, dat vrijwel uitsluitend in Zeeuws-Vlaanderen
opgetekend wordt (het wordt heel zelden ook gebruikt in
Zuid-Beveland). Dat geldt ook voor het woord kozijn als
naam voor de neef. Het wordt slechts zes keer genoemd,
maar enkel in Zeeuws-Vlaanderen.
Bij oom en tante zien we ook enkele verschillen. Tante is
vrijwel overal tante, maar het oudere moe of moeie komt
ook nog voor, vooral op Walcheren en ook op Zuid-
Beveland. Meu en meutie horen we op Goeree-Overflakkee.
Een oom spreek je in Zeeland vooral aan met oom of ome.
Ook noom hoor je wel eens op de eilanden. Nonkel is weer
een typisch Zeeuws-Vlaams woord.
Het woord oom is een West-Germaans woord dat in eerste
instantie vermoedelijk enkel familieleden aan moederskant
aanduidde. Noom of nome is een bijvorm die ontstaan is uit
de verbinding met bijvoorbeeld een of mijn, een woord dat
op -n eindigt. De -n van ‘een’ of ‘mijn’ kan gemakkelijk
verspringen naar het daaropvolgende woord dat met een
klinker begint. Zo ontstond deze bijvorm. Hetzelfde geldt
voor het Zeeuws-Vlaamse (en uiteraard Vlaamse) woord
nonkel. In het Engels en frans hoor je uncle en oncle.
Ook hier is door een verbinding
met een woord dat op –n eindigt
de vorm nonkel ontstaan.
Net als oom is oncle verwant
met het Latijnse avunculus
‘grootvader’ en zou het
oorspronkelijk net als oom
‘oom langs moederszijde’
hebben betekend.
Het woord tante heeft in het Nederlandse taalgebied de
oudere vorm moeie helemaal verdrongen. In de dialecten
wordt moe of moeie nog wel eens gehoord. Dat blijkt ook
in Zeeland. Moei was oorspronkelijk eerst de naam voor
de zuster van de moeder. Later werd het ook de naam
die men aan de vrouw van de oom gaf. Het was een woord
uit de kindertaal dat niets anders betekent dan moedertje.
Tante is ontleend aan het frans. De oudere vorm was ante,
te vergelijken met het Engelse aunt. Het franse ante vindt
zijn oorsprong in het Latijnse amita dat ‘zuster van
de vader’ betekent en verwant is aan amare dat liefhebben
betekent. De betekenis van amita is dus eigenlijk de
beminde.
‘Nieuwe’ dialectwoorden
Behalve naar deze verwantschapsnamen werd ook
gevraagd naar ‘nieuwe’ woorden in de dialecten.
Als voorbeelden werden juunbuuze ‘frikandel speciaal’ en
wrieftelefoon ‘smart-phone’ gegeven. Dat nieuwe dialect-
woorden het moeilijk hebben, blijkt uit de antwoorden.
Van de 400 invullers waarop de kaartgegevens zijn
gebaseerd (15 april 2014) kennen 140 mensen het woord
juunbuuze, maar slechts een 30-tal mensen gebruikt het
woord effectief. Een 10-tal mensen kent ook juunpuupe.
Zeeuws Erfgoed 12 juni 2014 | 02
Nieuwe dialectwoorden
hebben het moeilijk
Zeeuwse enquête ‘Vraag & Antwoord’ groot succesVanaf 1 maart tot 30 april werd de eerste vragenlijst over de Zeeuwse dialecten op het internet
verspreid. Op hetverhaalvanhetzeeuws.nl konden mensen uit Zeeland antwoord geven op
een twintigtal vragen. De antwoorden worden gebruikt voor dialectweetjes of kleinere artikelen
op de website zeeuwseklapbank.nl of in Zeeuws Erfgoed.
Zeeuws Erfgoed 13 juni 2014 | 02
Voor de wrieftelefoon zijn de cijfers nog lager. 114 mensen
kennen het woord, slechts een 20-tal gebruikt het.
De vraag naar andere nieuwe woorden leverde enkele
woorden op voor de tablet, die vergelijkbaar zijn met
die voor de smartphone: wriefdink, striekiezder, vrievert,
wriefplankie, wriefplateau, wrieftegel.
Andere unica zijn stuufkoe voor de creamer bij de koffie,
een knetterbiele voor een elektrische zaag en plakglaesjes
voor lenzen. Ook het woord tunnelen voor ‘reizen door de
tunnel’ werd genoemd.
In de tweede enquête vragen we u weer een heleboel
nieuwe dingen, zoals enkele namen voor bloemen en
dieren, uw weetjes rond schrikaanjagende geesten
zoals oosjepik, en nog veel meer.
Helpt u ook voor deze tweede enquête mee om de kaap
van vijfhonderd deelnemers te bereiken?
Surf dan naar www.hetverhaalvanhetzeeuws.nl
en beantwoord de vragen.
Bent u geen Zeeuw maar een Groninger, Drent of
Brabander, dan kunt u terecht bij
hetverhaalvanhetbrabants/drents of gronings.
Veel succes en alvast bedankt om mee te doen.
www.hetverhaalvanhetzeeuws.nl
Zeeuws Erfgoed 14 juni 2014 | 02
Als zeevarend gewest heeft Zeeland veel sporen achter-
gelaten in de wereld. Geen wonder dat Zeeuwen ook actief
waren in een van de belangrijkste handelsgebieden ter
wereld: de Malabarkust van India. Al in de antieke oudheid
werd daar handel gedreven door Chinezen, Arabieren en
Romeinen. De rijkdom aan specerijen als peper en kaneel
in het vruchtbare achterland werkte als een magneet op
veel landen en volken. Met de komst van apostel Thomas
in het jaar 52 na Christus werd ook het christendom
geïntroduceerd, vele eeuwen voor het in Europa voet
aan de grond kreeg. De joodse aanwezigheid gaat terug tot
de val van de tweede tempel 2.500 jaar geleden en
ook de islam is direct na het ontstaan op het Arabische
schiereiland in de zevende eeuw naar de Malabar in India
meegevoerd.
De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama zette
in 1498 als een van de eerste Europeanen voet aan wal
en koloniseerde het gebied voor Portugal. Hij doorbrak
daarmee het handelsmonopolie van de Arabieren en legde
de basis voor het Portugese wereldrijk. De rijkdommen
van het gebied trokken ook andere Europese landen aan.
In 1661 wist de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
het fort van Cochin te veroveren. Vervolgens zou de stad
tot 1795 Nederlands blijven. Zeeland had als tweede Kamer
van de VOC een voornaam aandeel in de koloniale
betrekkingen met Cochin. De stad had tussen 1770 en 1781
zelfs een Middelburgse bestuurder, commandeur Moens,
die verantwoordelijk was voor herstelwerkzaamheden aan
het fort. In 1795 kwam het in bezit van de Britten die het
de laatste honderdvijftig jaar, tot aan de onafhankelijkheid
van India in 1947, in bezit hielden.
In de Nederlandse tijd werd fort Cochin verkleind,
waarbij de zeven bastions werden vernoemd naar de
Zeven Provinciën. Van deze bastions zijn alleen de resten
van bastion Zeeland nog zichtbaar onder het Bisschops-
huis. Ook werden door de Nederlanders alle kerken
gesloopt, op de Sint-franciscuskerk na, die voor de
protestantse eredienst werd ingezet. Bestaande huizen
van de Portugezen werden verbouwd, maar daarnaast
kwam er ook veel nieuwbouw. Deze huizen hadden
kenmerkende ramen met luiken en waren goed aangepast
aan het lokale tropische klimaat. Daarnaast bezaten veel
huizen een heuse klap- of kletsbank, waar buren elkaar
konden treffen en de bewoners vanaf de namiddag, als
de zon ging liggen en de zaken waren gedaan, het leven
in de slaperige stad konden observeren. De vele bomen
die ook tegenwoordig nog in het fort staan waren
eveneens een Nederlandse toevoeging.
De daadwerkelijke handel werd vooral uitgevoerd in
Matancherry, de bij het fort gelegen autochtone handels-
stad. Hier verbleef ook de radja (koninklijk of prinselijk
heerser) van Cochin, in Matancherry Palace. Dit gebouw
werd later ook wel het Dutch Palace genoemd, omdat de
Nederlanders het voor hem verbouwden. In Matancherry
woonde eveneens de machtige en invloedrijke joodse
gemeenschap, die vandaag de dag bijna is uitgestorven en
nog maar vijftig leden telt. In dit stadsdeel staan tevens
nog diverse huizen die naar de Nederlandse tijd verwijzen.
Omgekeerd zijn er ook ‘Indiase invloeden’ aan te wijzen
in Zeeland. Naast de algemene VOC-overblijfselen in
Middelburg (oude pakhuizen, woning opper-equipage-
meester) zijn er nog enkele specifieke dingen die aan
de band met India herinneren. In de meest algemene zin
de beschikbaarheid en vanzelfsprekendheid van specerijen
als peper. Peper was toentertijd een letterlijk peperduur
handelsgoed en tevens de raison d’etre van de
Nederlanders aan de Malabarkust. Cochin was vanwege
dit Nederlandse handelsmonopolie na Batavia en Colombo
de derde VOC-stad. De huisnamen in Middelburg kunnen
bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar plekken waarmee
men handel dreef. Hoewel er geen huis Cochin of Malabar
(meer?) is, is er nog wel een huis dat ‘De Cust van
Coromandel’ heet, genoemd naar het zuidelijk deel van
de oostkust van India (Singelstraat 31). Ook het pand
genaamd ‘De Oliphant’ (Kinderdijk 84) doet een link
met India vermoeden, aangezien de olifant het meest
prestigieuze lastdier in en statussymbool van dat land is.
Een bijzonder en tastbaar stukje India werd enige tijd
geleden ontdekt door cultureel antropoloog Bouke van
der Pol. Het betreft een schilderij in de collectie van het
Zeeuws Museum, een klein portret van Ezechiël Rabby,
een vooraanstaande jood uit Cochin. Dit portret werd
door de eerdergenoemde Zeeuwse commandeur Moens
opgestuurd naar het Zeeuws Genootschap om hen te
informeren over de joden in Cochin. Rabby was voor
de VOC onmisbaar als tolk in de gesprekken met de radja
van Cochin. Bouke van der Pol heeft in 2009 een kopie
meegenomen naar Cochin, waar het nu ook in de Pardesi
Synagoge in Matancherry hangt.
Cochin was het belangrijkste Nederlandse bezit in India. De stad aan de Malabarkust was eeuwenlang
het centrum van specerijenhandel, een handel die zelfs terugvoert tot de Romeinse tijd.
Maar de stad telt ook Zeeuwse sporen en er zijn zelfs Indiase sporen in Middelburg.
Zeeuwse sporen overzee: Cochin
Zeeuws Erfgoed 15 juni 2014 | 02
< Restanten van bastion Zeeland
van het oude Nederlandse fort
onder het Bisschopshuis
Een oud Nederlands huis met
stoep en klapbank aan Burgher
Street (Burgerstraat) in het fort.
In het kader van het gemeenschappelijk cultureel
erfgoedbeleid is er vanuit het Rijk speciale aandacht
voor de Nederlandse nalatenschap in India, met bijzondere
nadruk op Cochin. In 2012 heeft SCEZ-adviseur David
Koren onderzoek gedaan naar de perspectieven van
het Nederlandse erfgoed aldaar.
Portret van Ezechiël Rabbij
(foto Zeeuws Museum).
De Pardesi Synagoge in
Matancherry, de autochtone
handelsstad bij fort Cochin
(foto’s David Koren).
Café
Het café bevond zich tot ongeveer 1940 op de Mettenijedijk
in Nieuwvliet. De fiches hoorden, zo was in de familie
overgeleverd, bij een spel dat in het café werd gespeeld.
Iemand anders wist haar te vertellen dat de fiches
betaalmiddelen waren in het kaartspel Boston. Elke
fiche staat met zijn vorm voor een bepaalde waarde.
Amerikaanse vrijheidsstrijd
Nader onderzoek leert ons dat Boston als kaartspel
reeds in het begin van de negentiende eeuw bekend was.
Het wordt in een tweetal Nederlandse uitgaven over
kaartspelen uit 1810 vermeld. Het spel is vermoedelijk
in frankrijk ontstaan. Het werd naar de Amerikaanse stad
Boston genoemd en dat was niet toevallig. De termen die
in het spel worden gebruikt, slaan op het beleg van deze
stad door Amerikaanse milities aan het begin van de
Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783).
Toen kwamen de koloniën, die later de Verenigde Staten
van Amerika zouden vormen, in opstand tegen het
moederland Groot-Brittannië. Ze vormden een alliantie met
frankrijk. Boston was al voor het uitbreken van de oorlog
een revolutionair centrum en vormde het beginpunt van de
onafhankelijkheidsstrijd. Koloniale troepen omsingelden de
stad in april 1775. Boston werd op dat moment door de
Britten bezet. Het beleg duurde bijna een jaar. De Britse
troepen ontvluchtten Boston op 17 maart 1776.
Het kaartspel Boston werd een variant op het in de
achttiende eeuw populaire Whist, in België nog altijd
bekend als wiezen. Daarmee werd Boston een voorloper
van het bridgespel zoals we dat nu kennen. Spelers van
Whist konden niet bieden, maar bieden maakte wel deel uit
van het Bostonspel. Volgens een handboek van kaartspelen
uit 1810 kon Boston op vijf manieren worden gespeeld.
De termen verwijzen naar de onafhankelijkheidsstrijd:
klein Boston, groot Boston, klein Independence, groot
Independence en Miserij (ellende).
Buitenland
Spelletjes zijn van alle tijden en het is niet moeilijk om
er een hele reeks op te noemen die Zeeuwen vroeger
speelden. Dat varieert van ook elders voorkomende kaart-
spelen tot en met slabberjan en pot en bure, spelletjes die
vaak specifiek met Zeeland worden geassocieerd. Net als
andere aspecten uit de volkscultuur blijken spelletjes vaak
minder streekgebonden dan we in eerste instantie geneigd
zijn te denken. Het slabberjanspel bijvoorbeeld, dat als een
typisch Zeeuws spel wordt beschouwd, kent equivalenten
in Italië, Duitsland en Scandinavië. Sommige uitdrukkingen
en ook afbeeldingen op speelstukken in het buitenland
komen overeen met het slabberjan zoals dat in Zeeland
wordt gespeeld.
Verdwijnend cultuurgoed
Hoe een van oorsprong vermoedelijk frans spel met
een historische achtergrond uit Amerika in een café in
Nieuwvliet terechtkwam? Dat blijft gissen. Mogelijk kwam
het mee met de franse soldaten, die in 1794 Staats-
Vlaanderen hadden bezet. Maar het is ook niet ondenkbaar
dat migranten uit frankrijk het spel hier introduceerden.
Eenmaal bekend zal het ongetwijfeld in veel meer Zeeuwse
cafés en huiskamers zijn gespeeld. Vandaag de dag dreigen
veel van deze oude spelletjes uit ons collectief geheugen
te verdwijnen. Dankzij een zakje fiches is Boston in Zeeland
bewaard.
Een lezeres stuurde deze opname van bijna honderd benen fiches die in haar familie bewaard
zijn gebleven. Ze hoorden bij het kaartspel Boston dat in het café van haar overgrootvader
werd gespeeld.
De bewaard gebleven benen fiches
van het kaartspel Boston uit het café
in Nieuwvliet.
Boston in Zeeuws-Vlaanderen
Zeeuws Erfgoed 16 juni 2014 | 02
Zeeuws Erfgoed 17 juni 2014 | 02
Rijk maritiem verleden
In het verleden hebben de regio’s binnen het 2 Zeeën-
gebied een belangrijke bijdrage geleverd aan de
nationale economieën van de desbetreffende landen.
Als gevolg van een lange maritieme geschiedenis
van samenwerken en samen handel drijven waren de
maritieme vaardigheden die ontstonden grotendeels
dezelfde. Het maritieme karakter van de kustgebieden
weerspiegelt zich dan ook in het rijke maritieme
erfgoed van het gebied. Dit blijkt onder andere uit de
grote verscheidenheid aan historische scheepswerven
en karakteristieke schepen en boten. Gelukkig wordt
dit erfgoed meer en meer gewaardeerd door zowel
de overheden als de bewoners en bezoekers van deze
regio’s.
Grensoverschrijdende samenwerking
Binnen de voorafgaande maritieme projecten, te
weten ‘Traditional Maritime Skills’ en ‘Heroes 2C’
hebben de toenmalige partners gewerkt aan het
behoud van maritiem vakmanschap in de vier landen
uit het 2 Zeeën-gebied.
In een tijd dat de belangstelling voor historische
scheepsbouw toeneemt, maar de specifieke kennis
en deskundigheid van de traditionele scheepsbouw-
vaardigheden dreigt te verdwijnen, was deze
internationale samenwerking zeer welkom;
binnen beide programma’s konden uitgebreide
trainingprogramma’s ontwikkeldworden, waarbij
de partners uitgebreid ideeën en informatie met
elkaar uitwisselden. De doelgroep bestond met
name uit jongeren en personen die deelnemen aan
re-integratietrajecten.
Projectdoelstellingen
Het clusterproject ‘Maritime Heritage Skills’ heeft als
doel om met behulp van de resultaten van de twee
voorgaande projecten een nieuw trainingsprogramma
samen te stellen, waarbij afzonderlijke trainings-
niveaus worden onderscheiden. Vervolgens zal dit
nieuwe trainingsprogramma bij een brede maritieme
doelgroep onder de aandacht worden gebracht.
Tevens zullen de projectpartners de toekomstige
veranderingen en uitdagingen binnen de maritieme
erfgoedsector in kaart brengen en analyseren. Aan
de hand van deze resultaten zal dan een strategische
toekomstvisie opgesteld worden, waarmee alle voor
de sector relevante belanghebbenden en beleids-
makers geïnformeerd kunnen worden.
Clusterpartners
Binnen het clusterproject wordt samengewerkt
tussen zes partners uit het 2 Zeeën-gebied:
Association Tourville in frankrijk, Cornwall Marine
Network en New Medway Steam Packet Company in
Engeland, de Vlaamse Dienst voor Arbeids-
bemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) in
Vlaanderen en de Provincie Zeeland en de SCEZ
in Zeeland. Tevens zijn een drietal zogenaamde
geassocieerde partners aan het project verbonden,
die specifieke kennis in het project inbrengen.
Het project ‘Maritime Heritage Skills’ wordt volledig
gefinancierd door het Interreg 2 Zeeën-programma,
dat deel uitmaakt van het Europees fonds voor
Regionale Ontwikkeling (EfRO).
Maritiem evenement
Bestuurders, beleidsmakers, belanghebbenden en
geïnteresseerden in de maritieme erfgoedsector
worden binnenkort voor een maritiem evenement
uitgenodigd. Tijdens dit evenement, dat in september
of oktober in Vlaanderen of Zeeland zal plaatsvinden,
zullen de eerste projectresultaten gepresenteerd
worden.
Meer informatie over het project ‘Maritime Heritage
Skills’ kunt u vinden op de websites van de SCEZ
(www.scez.nl/mhs) en het Interreg IVa 2 Zeeën
programma (http://www.interreg4a-2mers.eu).
Sinds begin dit jaar is de SCEZ partner in het project ‘Maritime Heritage Skills’. Dit Europese
clusterproject brengt twee maritieme projecten samen, waarbinnen de afgelopen jaren is gewerkt
aan het behoud en beheer van maritiem erfgoed in het 2 Zeeën-gebied - het Kanaal en de Noordzee.
SCEZ partner in Europees maritiem project
De kickoff meeting vond plaats in Gravelines (Noord-frankrijk), waar
een replica van een zeventiende-eeuws oorlogsschip wordt gebouwd.
De meerwaarde van kerken voor krimpgebieden
Zeeuws Erfgoed 18 juni 2014 | 02
West-Zeeuws-Vlaanderen is een regio die krimpt qua bevolking, maar die ook rijk
is gezegend met religieus erfgoed. Zo telt de gemeente Sluis meer dan veertig
kerken. Het project ‘Kerk, Krimp en Kans’ richt zich op de extra betekenis
die kerken kunnen hebben voor een regio die krimpt.
De gemeente Sluis heeft te kampen met een afname van
de bevolking. Tegelijkertijd komen er steeds meer kerken
(en andere erfgoedlocaties) leeg te staan. Dit betekent een
dubbel probleem, omdat bevolkingskrimp en het wegvallen
van bijzonder erfgoed elkaar zelfs in negatieve zin kunnen
versterken. De ruimtelijke kwaliteit verslechtert dan,
waardoor de leefbaarheid (verder) onder druk komt te
staan. Het Rijk heeft in de Visie Erfgoed en Ruimte (VER)
beleid voor cultureel erfgoed geformuleerd voor
de periode 2011-2015. Dit beleid bevat vijf speerpunten,
waaronder het thema bevolkingsontwikkeling in relatie
tot erfgoed.
Het op peil houden van de leefbaarheid is een cruciaal
punt als het gaat om het begeleiden van krimp.
Het voorkomt ten eerste de bovengenoemde negatieve
spiraal. Mogelijkerwijs kan vanuit het verbeteren van de
leefbaarheid zelfs een positieve impuls uitgaan richting
de bevolkingsdaling. Bovendien wijzen recente studies
uit dat aantrekkelijk wonen in krimpgebieden prima kan.
Voorwaarde is dan dat de leefbaarheid van de woon-
omgeving overeind blijft en dat de regio een positief imago
blijft houden. Dit onderstreept eens te meer de noodzaak
karakteristieken van de regio te behouden en het liefst nog
verder in de schijnwerper te zetten. Kerken zijn bij uitstek
karakteristiek en beeldbepalend voor menig stad en dorp.
Een specifieke bijzonderheid van de situatie in Sluis is dat
de meerderheid van de kerken in de gemeente Sluis
dateert uit de wederopbouwperiode (1940-1970).
De aandacht voor architectuur en stedenbouw uit deze
periode is een tweede prioriteit van het Rijk binnen de VER.
Een andere belangrijke aanname is dat kerken de potentie
bezitten in concrete mate bij te dragen aan leefbaarheid,
namelijk als centrale plek waar voorzieningen worden
gebundeld. Op deze wijze kunnen kerken breder inzetbaar
worden, in een dienstbare rol aan de samenleving.
Het kunnen bijvoorbeeld plekken worden waar een
sociaal-medisch centrum of dorpshuis gehuisvest wordt,
waar lokale verenigingen of maatschappelijke organisaties
samenkomen of waar zelfs werkplekken voor ZZP-ers
worden gecreëerd. Daarnaast vervullen kerken een
eigenstandige rol voor de ‘geestelijke gezondheidszorg’
van inwoners. Ook vanuit die optiek zou het onwenselijk
zijn als er in de ene kern geen enkele kerk open zou blijven,
terwijl er in de andere kern door gebrek aan afstemming
wel alle kerken zichtbaar en aanwezig blijven.
Een evenwichtige spreiding van kerken - een voorziening
als zodanig - maar ook ten behoeve van de identiteit van
de verschillende kenen, is daarbij van groot belang.
Het project ‘Kerk, Krimp en Kans’ is begin 2014 gestart
en bestaat uit drie fases: een onderzoeksfase, een
activiteitenfase en een business case-fase. De onderzoeks-
fase is nagenoeg afgerond. Alle kerken in de gemeente
Sluis zijn onderzocht op technische staat, op behouds-
perspectief en op cultuurhistorische waarde. In het kader
van het laatstgenoemde onderzoek zijn zelfs alle
wederopbouwkerken in Zeeland onderzocht. Dit is gedaan
om een kader te scheppen waartegen de wederopbouw-
kerken in Sluis kunnen worden afgezet. Kerken uit deze
periode zijn nimmer onderzocht en allemaal vogelvrij.
Daarnaast zal er ook nog een financiële doorlichting
plaatsvinden en een onderzoek naar de kernen waarin
de kerken zich bevinden. Waar liggen de kansen en wat
is de vraag en het aanbod in de verschillende kernen?
In de tweede fase zullen er een aantal activiteiten
plaatsvinden om de kerken in de belangstelling te plaatsen
en verder te onderzoeken waar kansen zijn om tot een
nevenbestemming (extra functie naast het kerkelijk
gebruik) of een herbestemming (volledig nieuw gebruik)
te komen. Voorbeelden zijn een ‘speeddate’-sessie met
ondernemers, debatavonden met de bevolking,
Zeeuws Erfgoed 19 juni 2014 | 02
een kookproject en een moedercafé. Tegelijkertijd gaat
de gemeente Sluis - op basis van de uitkomsten van de
verschillende onderzoeken - in deze fase werken aan een
zogenaamd ‘kerkenboek’. Dit is een soort beleidsdocument
waarin de gemeente haar
prioriteiten ten aanzien van
religieus erfgoed vastlegt.
Het betreft een politieke
afweging op basis van
objectieve informatie die
overigens al moeilijk genoeg
met elkaar te combineren
valt. Want wat te doen
met een kerk die cultuur-
historisch heel waardevol is,
maar technisch heel slecht,
waardoor de kosten om deze te hergebruiken heel hoog
zijn? En zou een gemeente wel in een kerk moeten
investeren waarvan het publieke draagvlak heel laag is?
In de derde fase, welke van start gaat aan het einde van
dit jaar en door zal lopen tot 1 april 2015, zal er gewerkt
worden aan een concrete business case voor een
nevenbestemming en voor een herbestemming. Idealiter
vormen beide casussen weer inspiratie voor de vele andere
kerken die in Zeeland wachten op een nieuwe toekomst.
Door alle informatie op tafel te krijgen wordt het in ieder
geval mogelijk beleid te gaan
maken en proactief te handelen
om het religieuze erfgoed, maar
ook de regio als zodanig, weer
nieuwe perspectieven te bieden.
Het is daarbij van belang dat er
zoveel mogelijk wordt aangesloten
bij kansrijke ontwikkelingen in
de regio, zoals het (culinaire)
toerisme, de wens tot
herstructurering van het
voorzieningenniveau en de kansen op het gebied van
wellness en zorg. Informatie over de verschillende
onderzoeken die gehouden zijn en de uitkomsten
daarvan, kan gevonden worden op de website van de SCEZ.
www.scez.nl/kerkkrimpenkans
Kerk, Krimp en Kans.Religieus erfgoed als impuls voor westelijkZeeuws-Vlaanderen
Exterieur en interieur van de PKN kerk van Breskens, een van de bijzondere wederopbouwkerken in de gemeente Sluis.
De kerk is gebouwd tussen 1947 en 1952 naar ontwerp van architect A. Eibink.
Zeeuws Erfgoed 20 juni 2014 | 02
Archeologisch nieuws
‘Aanschouwelijke’ cursus prehistorisch vuursteen
De SCEZ verzorgde op de dinsdagen 8 en 15 april
de cursus ‘Vuursteen uit de prehistorie’ in haar eigen
onderkomen Het Schuitvlot. De tweedaagse cursus,
waaraan werd deelgenomen door negen cursisten,
werd gegeven door adviseur archeologie Hans Jongepier.
Tijdens de cursus is aan de hand van literatuur en een
presentatie ingegaan op de vervaardiging en het gebruik
van vuurstenen voorwerpen in de steentijd. Diverse
vuursteenvondsten uit Zeeland, opgeslagen in het Zeeuws
Archeologisch Depot, konden ter plekke worden bekeken.
Deelnemer J. Meulmeester uit Middelburg toonde een
groot deel van zijn collectie vuistbijlen en afslagen,
die hij in de winter van 2007-2008 heeft gevonden bij
een grindsorteerbedrijf in Vlissingen. Deze zijn afkomstig
uit de Noordzeebodem bij de Engelse kust en zijn in
gebruik geweest bij Neanderthalers.
Vijftiende Zeeuwse AmateurArcheologen Dag gevierd
Zaterdag 15 maart is het derde lustrum van de Zeeuwse
AmateurArcheologen Dag of ZAAD stijlvol gevierd in de
Oude Dormter, de voormalige slaapzaal van de monniken
in de Abdij van Middelburg. Na de inschrijving en inloop-
koffie verwelkomde dagvoorzitter Ron Wielinga (AWN)
de 72 deelnemers die uit Zeeland en West-Brabant naar
Middelburg waren afgereisd.
Robert van Dierendonck (SCEZ) startte het lezingen-
programma met de laatste stand van het onderzoek
van het rituele depot van Grijpskerke-Kievitshoekweg
(late ijzertijd), waarvan het rapport dit jaar zal verschijnen
en waarover vele nieuwe aspecten konden worden belicht.
Amateurarcheoloog Dicky de Koning-Kastelein (AWN) ging
vervolgens in op de resultaten van het aardewerkonder-
zoek van een andere vindplaats in Grijpskerke, namelijk
Hof Ravestein. De achttiende-eeuwse afvaldump uit een
vijver op het erf van het hof zal eveneens dit jaar in
rapportvorm worden afgerond, maar de belangrijkste data
zijn al opgenomen in het op 14 maart gepresenteerde
publieksboek over Hof Ravestein, waarop men op de
ZAAD kon intekenen.
Wouter Dhaeze (Stad Oudenburg) sloot het ochtend-
programma af. Hij bracht de verdediging van de Romeinse
kust aan weerszijden van de Noordzee voor het voetlicht.
In zijn betoog bepaalde hij ook de positie van de castella
van Aardenburg en Oudenburg hierin.
Tijdens de lunch haalden de aanwezigen vele contacten
aan en deelden gegevens, waarbij ook de stand van
de landelijke AWN en de boekverkoop van AWN-Zeeland
ruimschoots werden bezocht. Ondanks de berichtgeving
hierover konden geen nieuwe bezoekers worden
Bernard Meijlink (WAD) geeft tijdens zijn lezing aan dat er nog
een omvangrijk en niet onderzocht pakket bewaard is gebleven in
het opgegraven deel van de ringwalburg van Middelburg-Bachtensteene.
Dicky de Koning-Kastelein overhandigt exemplaren van voorlopige
rapporten van Grijpskerke-Hof Ravestein aan bij het project betrokken
personen (foto’s Niek Beeke, AWN).
Vrijdag 25 april werd Dicky de Koning
door burgemeester Jaap Gelok van de
gemeente Borsele benoemd tot Ridder
in de Orde van Oranje-Nassau voor haar
verdiensten voor de Zeeuwse archeologie.
Dicky is al sinds jaar en dag een zeer
betrokken en deskundige vrijwilliger
bij de Archeologische Werkgemeenschap
Nederland (AWN), afdeling Zeeland,
en voor de SCEZ van grote waarde.
Uit Zeeuwse bodem
SCHOuWEN-DuIVELAND
Zeventiende-eeuwse huisplaats bij Haamstede
De SCEZ verrichtte op 26 maart archeologische
waarnemingen na een vondstmelding door de heer
P. Dorst (Bureau Ruimte & Groen Borssele) van een grote
concentratie baksteenpuin en aardewerkfragmenten.
Deze bevond zich in een nieuw gegraven waterpartij langs
de Omloopsweg bij Haamstede; in een lange strook langs
de Recreatieverdeelweg ten noorden van Haamstede
worden grootschalige ontgrondingen uitgevoerd voor
natuurontwikkeling.
Er was een concentratie baksteenpuin zichtbaar met een
lengte van minimaal 8 meter en een breedte van minimaal
5 meter. In de lengte liep het spoor nog door tot onder
een pad met rijplaten, dat in verband met de afvoer van
grond voorlopig niet kon worden weggegraven. Tussen
het puin bevonden zich hier en daar aardewerk- en
steengoedfragmenten, dierlijke botresten en dakpan- en
plavuisfragmenten. De archeologische resten bevonden
zich op 0,5 meter beneden maaiveld.
De aardewerkvondsten dateren uit de zeventiende eeuw.
Een plavuis had de afmetingen 14,5 x 14,5 x 2 centimeter.
De bakstenen bestonden uit fragmenten rode en gele
kloostermoppen en ijsselstenen.
Het formaat van de kloostermoppen bedroeg ? x 14 x 7,5
centimeter; dat van de ijsselstenen 18,5 x 9 x 4,5 centimeter.
De moppen dateren op grond van de afmetingen
oorspronkelijk uit de late middeleeuwen (veertiende/
vijftiende eeuw), maar gezien de aanwezigheid van
zeventiende-eeuws vondstmateriaal en ijsselstenen,
die eveneens uit de zeventiende eeuw dateren, zal het bij
de moppen om hergebruikt bouwmateriaal gaan. Er waren
geen bakstenen in verband gemetseld; er waren dus geen
funderingsresten meer aanwezig. Zeer waarschijnlijk
betreft het toch een huisplaats uit de zeventiende eeuw
en niet een stort van baksteenpuin, daar er ook andere
categorieën vondstmateriaal vertegenwoordigd waren.
Ten zuiden van het puin bevond zich bovendien een donker
spoor van circa 7 x 5 meter met een zwarte kleiige vulling:
een cultuur- of leeflaag. Op kaarten uit de zeventiende tot
en met de negentiende eeuw is ter plekke van het onder-
zoeksgebied geen bebouwing weergegeven.
Zeeuws Erfgoed 21 juni 2014 | 02
verwelkomd bij het middagprogramma, waarvoor in
het kader van het weekthema ringwalburgen van de Canon
van Zeeland (www.zeeuwseankers.nl) twee lezingen waren
geprogrammeerd. In de eerste daarvan toonde Pieterjan
Deckers (Vrije Universiteit Brussel) zijn resultaten van het
heronderzoek van de strandvondsten van Domburg en
betoogde dat de vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting
Walichrum een langere looptijd kende met vondsten uit
de Arabische en Slavische wereld. Bernard Meijlink (WAD)
onthulde een aantal aspecten van de recente onderzoeken
in de ringwalburgen van Domburg en Middelburg. Voor
deze burgen zijn er toch sterke aanwijzingen dat er al
bewoning moet zijn geweest toen ze werden aangelegd.
Tussen deze beide lezingen deed Bas Chamuleau (AWN)
een niet geheel geslaagd experiment met zijn
tweesporenlezing over de mislukte inpolderingen
van de Bathpolders, waarvan hij resten had ontdekt in
het Verdronken Land van Zuid-Beveland.
Bij de afronding van het programma dankte Ron Wielinga
namens de AWN-Zeeland en de andere aanwezigen
Robert van Dierendonck voor zijn initiatief tot de ZAAD
en zijn inzet bij de organisatie van de voorgaande dagen.
Mede dankzij de goede zorgen van de medewerkers van
de Provincie Zeeland sloot de vijftiende ZAAD af met
heerlijke hapjes en drankjes die door de Provincie
werden aangeboden. De zestiende ZAAD zal plaatsvinden
op zaterdag 14 maart 2015.
Zeventiende-eeuwse huisplaats,
aangetroffen aan de Omloopsweg
bij Haamstede.
Walcheren
Karolingische munten bij Brigdamme
De heer W. Moekotte uit Middelburg vond enige jaren
geleden drie Karolingische muntjes op een akker bij
Brigdamme. Zijn vader toonde de munten op 11 februari
in Het Schuitvlot. Het zijn drie exemplaren van een
denarius van Lodewijk de Vrome uit de periode 814-840
na Chr. Deze munten zijn bekend van nog een klein
aantal andere plaatsen in Zeeland. Het gaat dan om
twee vindplaatsen bij Domburg, een bij Middelburg en
een bij Kapelle (determinatie Karel-Jan Kerckhaert, SCEZ).
Zegelstempel uit Arnemuiden
De heer P. Pinxteren uit Kloetinge meldde de vondst van
een bronzen zegelstempel. Hij vond het in stortgrond in
Middelburg, maar deze grond was waarschijnlijk afkomstig
uit Arnemuiden. De afbeelding van het stempel toont een
kruis in een vierkant en een randtekst, die niet goed
leesbaar is. De diameter van het voorwerp is 24 millimeter,
de hoogte 28 millimeter. Het stempel is voorzien van
een hangoog en dateert waarschijnlijk uit de vijftiende/
zestiende eeuw.
Zeeuws-Vlaanderen
Beerput Fort Impérial of Fort Willem I Breskens
In opdracht van waterschap Scheldestromen is door
Artefact! in het kader van de dijkversterking in het project
Zeeweringen in opdracht van waterschap Scheldestromen
een archeologisch onderzoek uitgevoerd in dit fort van
de Stelling Breskens. Bij eerdere werkzaamheden was op
het binnenterrein van het in 1810 gebouwde fort, in de
omgeving bekend als fort Napoleon, een put aangetroffen
die bij opgraving een beerput bleek te zijn. In de beerput
zijn veel organische resten aangetroffen, onder andere
veel kersenpitten. Daarnaast vond men ook glas,
aardewerk, een benen mesheft en twee fragmenten van
lepels, alles uit de eerste helft van de negentiende eeuw.
Onder de put lag een balk met deuvels, vermoedelijk een
hergebruikt stuk constructiehout. De bakstenen
constructie van de put is in zijn geheel gelicht en zal in
of bij het gebied Waterdunen tentoongesteld worden.
Vanaf de put naar het oosten is een profiel van 300 meter
lengte bestudeerd. Hierin zijn de sporen aangetroffen
van de wal en de gracht aan de oostzijde van het fort,
het ravelijn ten oosten daarvan en de gracht van het
ravelijn aan de uiterste oostzijde. Binnen het ravelijn is
een kuil gevonden, waarvan de randen waren bekleed
met vlechtwerk. Nog niet duidelijk is of deze kuil tot de
fortfase behoort of dat hij uit een eerdere periode stamt.
Opgraving van de beerput van fort
Impérial/fort Willem I bij Breskens
(foto Artefact!, Kamperland).
Zeeuws Erfgoed 22 juni 2014 | 02
Karolingische munt uit de omgeving
van Brigdamme; de diameter
bedraagt 1,9 centimeter.
Zegelstempel uit (waarschijnlijk)
Arnemuiden, datering
vijftiende/zestiende eeuw
(foto P. Pinxteren).
Middeleeuws zegelstempel uit Aardenburg
De heer Ph. Legrand uit Oostburg meldde de vondst
van een bronzen zegelstempel uit Aardenburg. Hij had
het aangetroffen op een akker bij het ‘Driebekje’ aan
de oostkant van de stad. In het veld van het stempel is
een franse lelie afgebeeld. Rondom staat de naam
van de bezitter, maar die is niet goed meer leesbaar.
De diameter van het voorwerp is 25 millimeter;
de dikte 7 millimeter. Het is voorzien van
een draagoog en dateert waarschijnlijk uit
het begin van de veertiende eeuw.
Romeinse vondsten Hannekenswerve
Amateurarcheoloog Jan de Zwart uit Nieuwvliet meldde
een aantal oppervlaktevondsten van een terrein bij het
verdronken dorp Hannekenswerve, ten oosten van Sluis.
Daaronder bevond zich ook een fragment van een terra
sigillata-bord met mogelijk een ingekraste letter M.
Van het terrein zijn al eerdere Romeinse vondsten bekend,
onder andere gedaan door de amateurarcheologen
Jan van Hinte en Joop Weij. Het lijkt de moeite waard om
dit materiaal eens in samenhang te bestuderen. Naast het
Romeinse materiaal vond De Zwart ook laatmiddeleeuwse
scherven en een fragment natuursteen.
Vondsten uit Sluis
De heer J.P. Schoutens uit Retranchement meldde
opnieuw meerdere metalen voorwerpen uit de late
middeleeuwen. Hij had deze gevonden in stortgrond,
afkomstig van rioleringswerkzaamheden in de Nieuwstraat
in Sluis. In dezelfde plaats vond hij op de wallen langs de
Hoogstraat een groot fragment van een pijpaarden beeldje.
Vondst melden en archeologisch spreekuur
Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin,
op het strand, in een bouwput of op een aard-
appelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u
dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ.
De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de
informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief.
De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt
afstaan.
Daarnaast houdt de SCEZ elke eerste dinsdag
van de maand een archeologisch spreekuur
van 15.30 tot 16.30 uur. Meer informatie op:
www.scez.nl/vondstmelden
Zeeuws Erfgoed 23 juni 2014 | 02
Laatmiddeleeuws bronzen
zegelstempel, gevonden bij
Aardenburg.
fragment van een pijpaarden beeldje,
gevonden op de wallen van Sluis.
In Museum De Schotse Huizen in Veere ging met het
Museumweekend een nieuw seizoen in een heringericht
gebouw van start. Het Walchers Costuum toonde
verschillende tradities zoals slabberjannen. Ook konden
bezoekers de nieuwe film van Joop Span bekijken,
‘Brieven uit Veere’, over de bezoeken die Nescio in
de zomer van 1908 aan Veere bracht.
In het Zeeuws Museum in Middelburg konden bezoekers
kennismaken met het afgelopen jaar verworven
zestiende-eeuwse schilderij ‘De roeping van Mattheüs’,
dat wordt toegeschreven aan de Zeeuwse schilder Marinus
van Reymerswale. Het museum vroeg zes kunstenaars om
het gehavende schilderij met kunstwerken te herdenken.
Via flitsrondleidingen leidden gidsen de bezoekers langs
de verschillende kunstwerken.
Het Zeeuws maritiem muZEEum in Vlissingen organiseerde
lezingen over de ‘fluwelen revolutie’ van 6 april 1572.
In Terra Maris was op zondagmiddag striptekenaar Danker
Jan Oreel aanwezig. Jeugdige bezoekers maakten samen
met hem een stripverhaal over de Rovers van de lage
landen. Bij het Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp
stonden buiten militaire voertuigen opgesteld.
Gidsen verzorgden rondleidingen.
Het Stadhuismuseum in Zierikzee had historische
personages over de vloer. Onder hen burgemeester
Mondragon en de achttiende-eeuwse natuuronderzoeker
Job Baster, bekend van zijn schelpenbuffet, dat ook in
het museum te zien is. Kinderen mochten de helden van
toen het hemd van het lijf vragen.
Voor de Burghse Schoole in Burgh-Haamstede luidde
dit weekend de start van het seizoen in. De seizoens-
tentoonstelling ‘Van ganzeveer tot iPad’ is gewijd aan
Johan Hendrik van Dale, samensteller van het gelijknamige
woordenboek. Van Dale was hoogstpersoonlijk aanwezig.
Ook in Sluis stond Van Dale in de belangstelling.
Na een wandeling langs zijn standbeeld bezochten
belangstellenden onder leiding van een stadsgids de
aan Van Dale gewijde verdieping in museum Het Belfort.
Het fruitteeltmuseum in Kapelle hield een spreekuur
voor bezitters van (streekdracht)kant: ‘Tussen kant en
kitsch’. Bezoekers konden hun kant laten beoordelen op
onder andere herkomst en originaliteit. Ook verzorgden
kantwerksters demonstraties. In het Historisch Museum
De Bevelanden in Goes werd een lezing gehouden over
de strijd van het franse 271ste Régiment d’Infanterie op
Zuid-Beveland in mei 1940.
Terugblik op het Museumweekend
Zeeuws Erfgoed 24 juni 2014 | 02
Het Museumweekend vond dit jaar plaats op 5 en 6 april. De bezoekersaantallen in de Zeeuwse
musea wisselden, maar over het algemeen kijken de musea tevreden terug.
Een greep uit de speciale activiteiten die zij organiseerden.
Job Baster was te gast in het Stadhuismuseum Zierikzee en vertelde
kinderen over zijn schelpenbuffet.
Bezoekers van het Bevrijdingsmuseum Zeeland konden militaire voertuigen
bezichtigen.
In museum De Burghse Schoole werkte Johan Hendrik van Dale
aan zijn woordenboek.
Erfgoededucatie door theater en kunstIn de afgelopen maanden zijn leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs
op verschillende manieren met het cultureel erfgoed van Zeeland in aanraking gebracht.
Dit gebeurde in de vorm van theatervoorstellingen en een internationaal kunstproject.
‘Stormkracht’ door de dRANG
Maar liefst 46 ‘Stormkracht’-voorstellingen heeft de
Zeeuwse jeugdtheatergroep de dRANG gespeeld voor jong
en oud publiek. De voorstelling, gemaakt voor leerlingen uit
groep 7 en 8 van basisscholen, was van november 2013 tot
en met februari 2014 te zien in het Watersnoodmuseum.
De voorstelling maakte deel uit van een arrangement van
museumbezoek, wandeling door de omgeving van het
museum en de theatervoorstelling voor de basisscholen in
Zeeland.
Het toneelstuk ‘Stormkracht’ van Patricia Kuipers is
bewerkt en geregisseerd door acteur en regisseur Oscar
Postema. Vier jonge acteurs geven de toeschouwers een
indruk van de ervaringen van drie jonge mensen op de
zaterdagavond voordat de dijken op verschillende plekken
doorbreken in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant.
‘Stormkracht’ gaat over de rampnacht van 31 januari op
1 februari 1953. De hoofdpersonen in het verhaal zijn
Jan en Sara. Jan is een eenvoudige boerenjongen.
Sara droomt van een carrière in Parijs. Samen met Gilles,
zoon van de wethouder, gaat Sara op die bewuste avond
in 1953 naar een feest. Later op de avond, als het water
de polder instroomt, komt Jan op haar weg en weet ze
met hem de ramp te overleven.
Het drama laat ook zien hoe de reacties van de mensen
waren, als geprobeerd wordt om hen te waarschuwen
dat er iets niet klopt aan de waterstand; de pogingen
om mensen in de polders te waarschuwen, maar ook hoe
instanties de ernst van de situatie niet juist inschatten.
Reacties van het publiek na afloop van de try outs:
“Het was precies zoals jullie het vertellen; niemand zag
het aankomen”; “bijzonder dat jonge mensen het gevoel
dat we kregen in die nacht toen het water eraan kwam,
zo goed wisten uit te beelden.”
In een interview met Oscar Postema vragen we hem
hoe hij werkt met de jeugdige acteurs en hoe zij het
vinden om met dit historische onderwerp aan de slag
te gaan.
De groep acteurs bestaat uit vier jongeren van 17 en 18
jaar, waarvan er drie de mbo-opleiding Kunst, Cultuur en
Media, richting artiest, volgen in Tilburg. Volgens Oscar
vonden de acteurs het onderwerp Watersnoodramp mooi
om te spelen en de dramatiek over te brengen op de
basisschoolleerlingen. Met 46 voorstellingen was het
een uitdaging om niet op de automatische piloot te gaan
spelen, maar iedere voorstelling weer gefocust te zijn op
het spelen voor weer een nieuw publiek. Dat dit gelukt is,
blijkt uit de run op handtekeningen van de mogelijk
toekomstige beroemdheden na afloop van de voorstelling
en de vele lovende berichten op facebook.
Op 11 april werd de voorstelling ‘Stormkracht’ ook op film
opgenomen (zie foto hieronder).
‘De Draad’ door Theaterloods-B
Honderd jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog.
Theaterloods-B heeft deze oorlog, en de impact hiervan
voor Zeeland, als uitgangspunt genomen voor het thema
‘vrijheid’.
Theaterloods-B is een Vlissings theaterinitiatief, dat zich
richt op leerlingen van het voortgezet onderwijs.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog plaatste Duitsland een
elektrische barrière van 2.000 Volt langs de grens van
Zeeuws-Vlaanderen en België. Deze ‘dooden-draad’ moest
voorkomen dat de Belgen naar neutraal Nederland zouden
vluchten. Dit primitieve ‘IJzeren Gordijn’ moest ook
Duitse deserteurs en smokkelaars verhinderen bezet
gebied te verlaten. Er vielen door de draad naar schatting
500 doden, vaak door complete onwetendheid over het
verschijnsel elektriciteit.
Het verhaal
‘De Draad’ is een kort toneelspel over een Zeeuwse
moeder en een militair. Een moeder met kind overnacht
bij familie in België. Als ze terugkeert naar haar dorp in
Zeeuws-Vlaanderen ontzegt een militair, die wacht loopt
bij de ‘elektrieken draad’, haar de doortocht. Wat heeft ze
ervoor over om haar vrijheid weer te verkrijgen?
Try-out
3 april werd de try-out gespeeld voor 160 leerlingen van
havo 3 van de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren
in Middelburg. De problematiek van de Eerste Wereldoorlog
was tijdens geschiedenislessen besproken.
Aan de leerlingen werd van tevoren gevraagd om na afloop
van de voorstelling hun mening te geven over hoe het stuk
werd uitgevoerd. Op vragen van regisseur Bram
Kwekkeboom over ‘De Draad’ werd verbazingwekkend
uitvoerig en eerlijk geantwoord. De leerlingen vonden het
een boeiend stuk. Ze hadden aanwijzingen en tips om nog
meer spanning en afwisseling in het stuk te brengen door
de nu niet- zichtbare verminkingen van de militair ook
‘echt’ te laten lijken. Het decor was mooi minimalistisch
en vormde ook een fysieke barrière tussen de acteurs en
het publiek. De afrastering met een dodelijk voltage werd
prachtig uitgebeeld door een rode volgspotachtige
verlichting over de draden te laten schijnen. De ‘elektrieken
draden’ waren via porseleinen isolatoren bevestigd aan
zwarte wachtpostachtige stellingen.
Hoe vrij ben jij?
De leerlingen kregen stof tot nadenken mee doordat het
toneelstuk oorlog en vrijheid als tegenstelling ter discussie
stelde. Want, de militair die dacht vrij te zijn door zijn
keuze voor de Duitse kant, kreeg een spiegel voor-
gehouden, en hoe vrij was de Zeeuwse moeder in haar
huwelijksrelatie en met haar kind? Hoe vrij zijn wij in onze
oorlogsvrije staat en door onze zelfgekozen onvrijheid?
Een aanrader, deze voorstelling voor jong en oud.
Zeeuws Erfgoed 26 juni 2014 | 02
Gescheiden van huis en haard door de elektrische draad. Wat is jouw vrijheid je waard? (foto’s Ramon de Nennie).
Kunstproject ‘Dorp gezonken’
‘Dorp gezonken’ is een artistiek project van MUS-E
Belgium* over de impact van het klimaat op het leven,
vroeger en nu. Het project wil kinderen bewust maken
van natuurverschijnselen en klimaatveranderingen in hun
eigen omgeving en buiten de grenzen van hun leefwereld.
‘Dorp gezonken’ is geïnspireerd door de geschiedenis
van de verdronken dorpen in Zeeland.
Wat gebeurt er als je een oude sok wekenlang in een
kommetje water laat drijven? En een appel? Of een
handgeschreven brief? Het lijkt een gek experiment
maar wat zou er gebeuren als het water in de zeeën
en de rivieren die ons omringen zou stijgen en alles
onder water zou komen te staan? Wat zou er blijven
bestaan en wat zou er met man en muis vergaan?
Kinderen tussen negen en twaalf jaar uit Brugge en
Gent groeven samen met kunstenaars Marieke De Maré
en Anneleen De Causmaecker in de geschiedenis van de
verdronken dorpen in Zeeland. De natuur is grillig, je weet
het maar nooit. Ze wilden op alles voorbereid zijn en
pakten hun mooiste spullen alvast waterdicht in. Mooie
herinneringen hingen ze aan een zeppelin en ze bouwden
hun stad na, op een hoge paal. De kunstenaars zorgden
voor een uitwisseling van artistiek materiaal in de vorm
van geluidsopnames, beeldend werk zoals gipsen
constructies, houtskooltekeningen en andere materialen
die kinderen verzamelen en waaraan zij een nieuwe
betekenis geven.
Op vrijdag 31 maart brachten de kinderen uit Gent en
Brugge samen met de kunstaars een bezoek aan Zeeland.
Samen met leerlingen van basisschool De Reigersberg
uit Rilland bezochten zij het oude Rilland onder leiding
van vrijwilligers van de AWN. In de namiddag werd het
Watersnoodmuseum in Ouwerkerk bezocht, waardoor h
et historisch kader van het project duidelijk werd.
De uitwisseling tussen de kinderen uit drie verschillende
provincies aan de Schelde was een belangrijk moment,
gezien het grensoverschrijdende karakter van dit artistieke
project.
De co-creatie van de kinderen en kunstenaars zal
uitmonden in een reizende tentoonstelling, die voor
het grote publiek te bezichtigen zal zijn in Zeeland en Oost-
en West-Vlaanderen. Van 11 juni tot het einde van
de zomer kan iedereen de expositie van dit project
bezoeken in het Watersnoodmuseum te Ouwerkerk.
Er wordt bij dit project samengewerkt met Circa in Gent
en Erfgoedcel Brugge, de hoofdbibliotheek Gent, Kunst-
en Amusementcentrum Brugge Plus, de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland (AWN), het
Watersnoodmuseum in Ouwerkerk en de SCEZ.
*MUS-E Belgium is een platform voor kunstenaars
die in co-creatie en vanuit een sociaal engagement
hun kunstpraktijk vertalen in artistieke projecten
binnen het onderwijs, de vrije tijd en de welzijnssector.
Het MUS-E programma is in tien landen aanwezig en
maakt deel uit van het MUS-E netwerk van de
International Yehudi Menuhin foundation.
Op vrijdagmiddag 18 juli is het Abdijplein van Middelburg
de ontmoetingsplek van Zeeuwen, ex-Zeeuwen, toeristen
en verder iedereen die belangstelling heeft voor het
Zeeuws erfgoed. Het thema ‘vertrekken en terugkeren’
verbindt al deze groepen met Zeeland.
Een samenwerkingsverband van het Roosevelt Study
Center, het Zeeuws Archief, het Zeeuws Museum,
de SCEZ, de Stichting 200 jaar Zeeuws Vlaanderen,
de Zeeuwse Connectie en de Provincie Zeeland verzorgen
een gevarieerd programma waarin de nadruk komt te
liggen op de banden die blijven na vertrek uit de provincie.
Het programma bestaat uit een verzameling van
activiteiten, om met Zeeuwen en Zeeuwen uit den vreemde
te luisteren, te leren, te lekkerbekken, te ontdekken en te
ontmoeten. Het hoogtepunt is een gezamenlijke toast
op de provincie en een groepsfoto aan het slot van dit
evenement.
Een greep uit het programma: een Zeeuwse picknick voor
familiereünies; de Zeeuwse ‘Mall’ met standjes van musea,
erfgoedinstellingen, gemeentes, en streekproducten;
het symposium ‘Zeeuwen op trektocht’ over vertrek en
terugkeer van emigranten en een toelichting op onderzoek
naar verwanten overzee; presentatie van de Zeeuwse
koffer uit Canada; vertoning van de film ‘Land van
verandering’; de tentoonstelling ‘herinnering’;
demonstraties van Zeeuwse volksspelen; het zingen
van Zeeuwse Traditionals, liedjes over komen en gaan
in dialect; Zeeuwse Verhalen over vertrek en terugkeer;
een Zeeuwse Toast en een emigratiecafé voor
ontmoetingen met ‘expats’.
Het programma is gratis en wordt aangekondigd via
www.zeeland.nl en de websites van de betrokken
instellingen.
Leerlingen zoeken met een AWN-gids naar sporen van het oude Rilland.
200 jaar Provincie Zeeland:Komen, gaan en terugkeren
(foto
fe
lice B
uo
na
do
nn
a v
oo
r DN
A
Be
eld
ba
nk o
p w
ww
.laa
tzee
lan
dzie
n.n
l)
Zeeuws Erfgoed 27 juni 2014 | 02
De SCEZ kan geen aanvullende informatie
verstrekken over de verkoop van
verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven
Erleyne Brookman, Een storm om een
plas water. Yerseke in verzet tegen de
afsluiting van de Oosterschelde 1953-1986
Masterscriptie Maatschappijgeschiedenis(Goes: Erasmus Universiteit Rotterdam,2009) 150 pag.; ill., foto’s, krt. Deze eind-scriptie telt vijf hoofdstukken. In ‘kleinekernen, grootse plannen’ wordt een blikop de Yersekse naoorlogse samenlevinggegeven. In ‘Yerseke in confrontatie metschaalvergroting’ komt de ontwikkelingvan het dorp en het beginnende verzettegen de Deltawerken aan de orde. Deresterende hoofdstukken gaan over belan-genbehartigers en actievoerders, de strijdom de Oosterschelde, de totstandkomingvan de Oosterscheldekering en de gevol-gen daarvan. Met uitgebreide bronnenlijstvan archivalia en literatuur, een lijst metafkortingen en bijlage.
Paul Brusse en Jan Zwemer (red.),Geschiedenis van Zeeland. Deel IV, 1850-
2000 (Zwolle: W-Books, 2014) 352 pag.;ill., tek., grav., krt., foto’s, tab.; ISBN 978-90-40-00842-9. Deel IV van het beoogdestandaardwerk over de Zeeuwse geschie-denis. Dit laatste deel werd geschrevendoor redacteur Jan Zwemer, AdBeenhakker, Willem van den Broeke, frankde Klerk, Lo van Driel en Peter Sijnke. Ookdit laatste deel bestaat uit de zes hoofd-onderwerpen: land en water (infrastruc-tuur en Deltaplan); economie (landbouw,visserij, industrialisatie, chemie, toerisme);bevolking en sociale verhoudingen (demo-grafie en moderne ontwikkelingen); poli-tieke verhoudingen (politieke verschuivin-gen op het platteland); religie (met namekatholicisme en bewegingen binnen degereformeerden); cultuur (schilderkunst,dialect, muziek, sport), ijkpunt 2000 eneen analyse van de reeks (door PaulBrusse). Bevat eindnoten, bronnen enindex op plaats- en persoonsnamen.
Edy Compiet, Taalgids Oost-Zeeuws-
Vlaams dialect. Land van Hulst,
Grensstreek (Hulst, 2013) 194 pag.; ill.,tek.; ISBN 978-90-9027708-0. Naast dewoordenlijsten die van a t/m z doorheenhet gehele boek zijn gebruikt (een lijstvoor het Land van Hulst en een lijst voorde Grensstreek) worden ook verhalen uithet Land van Hulst, de stad zelf en deGrensstreek gepresenteerd, meestal indialect opgeschreven.
Frank Deij, Manon Koopman (foto’s),Axelaars (Axel: frank Deij Communicatie,2013) 506 pag.; ill., foto’s. Een boek van,voor en over Axelaars onderverdeeld invijf grote hoofdstukken. Het eerste bliktterug op 750 jaar stad, een festiviteit dievan 22-29 juni 1963 werd gehouden.Daarna komen de bevrijding en Oranjeaan bod. Het vierde hoofdstuk omvat hetgrootste deel van het boek en is gewijdaan biografische portretten van bekendeen minder bekende Axelaars. ManonKoopman voorzag het boek van velefoto’s en beeldmateriaal van het huidigeAxel.
Johan Geerse, Die?...die is naar Der
Boede toe! Van buitenplaats tot zorgin-
stelling en terug ([S.l.]: [Johan Geerse],2014) 136 pag.; ill., krt., plattegr., tek.,foto’s; ISBN 978-94-610-8614-3. Bevatnegentien hoofdstukken over onder meergeschiedenis van het buitenverblijf HuizeDer Boede, de opening van het verpleeg-huis in 1953, de bouw van Ter Poorte, deherten in de tuin, kweek van groente enfruit, personeelsgebrek en nieuwe verbou-wingen en gebouwen. Uitgegeven ter gele-genheid van het 65-jarige bestaan van deStichting Verpleeg- en rusthuizen. Oblongformaat boek met summiere bronvermel-ding. De bijgeleverde dvd bevat beeldenvan Huize Der Boede in de jaren vijftig envan sloop- en restauratiewerkzaamheden.
R.J.H. Lensen, De Uithof van Othene.
Een archeologische zoektocht op het
Zaamslags Eiland 1220-1584 (Zaamslag:Stichting Zaamslag 850 jaar, 2013) 117pag.; ill., foto’s, krt., tek. BachelorscriptieArcheologie aan de Universiteit Leiden.Verslag van een zoektocht naar de historisch bekende, maar archeologischonbekende uithof van de cisterciënzerAbdij van Boudelo. Hoofdstukken gaanover het Zaamslags Eiland, de invloedvan de uithof van Othene op landschap ende sociale rol ervan; verwachtingspatroonvan het onderzoek; de zoektocht (op zesonderdelen); conclusies en aanbevelingen.Verder zijn er een summary en samen-vatting, literatuurlijst, lijst van afbeeldingen en vier bijlagen.
Jo de Ridder, Vlissingen kind van de
rekening (Vlissingen: StichtingStadsherstel Vlissingen, 2013) 200 pag.;ill., foto’s, facs., tek.; ISBN 978-90-818355-1-0. Boek over de oorlogsgebeurtenissenin Vlissingen tussen 1940 en 1944 waarin
in achttien hoofdstukken de volgendeonderwerpen aan bod komen: bombardement van Vlissingen in mei1940; de Duitse invasievloot; WA en NSBin Vlissingen; inkwartiering en vorderin-gen; bombardement van het Sint-Josephziekenhuis; bombardement van de oudestad; zieken en bejaarden moetenVlissingen verlaten; Vlissingse Joden naarAmsterdam; de Arbeidsinzet; politie inzet;inleveren van metalen; verloren school-jaren; Kriegsmarine; overvallen op distributiekantoren; de NederlandscheArbeidsdienst; Dolle dinsdag; inundatie en bevrijding. Bevat lijst met slachtoffersen verklarende woordenlijst.
Paul Saelens en Martine Mensaert, ‘Van je toegewijde zus, Cécile’. Brieven
over-leven tijdens de Groote Oorlog 1914-
1918 (Damme: Zorrobooks.be, 2013) 400pag.; ill., foto’s; ISBN 978-94-6168-025-9.Brieven van de naar Aardenburg gevluchte Cécile Raison (1894-1991) aanhaar broer aan het front, aangevuld metverdere correspondentie van de familie.De correspondentie loopt van 1914 tot en met 1919. Met register van persoons-namen en lijst van plaatsnamen engeraadpleegde bronnen.
Hans Sakkers en Hans Houterman,Strijd om Dishoek november 1944.
Slotfase in de strijd om de Westerschelde
(Soesterberg: Aspekt, 2014) 504 pag.; ill.,foto’s, krt., tek., krt., tab.; ISBN 978-94-6153-441-5. Uitgebreid epos over de strijdbij Dishoek gevat in dertien hoofdstukken.Een inleidend hoofdstuk gaat over literatuuronderzoek en wat tot nu toekenbaar was. Vervolgens zijn er hoofdstukken over het ontstaan van de Nederlandse kustbatterij Dishoek; de eerste oorlogsjaren; de bouw van deAtlantikwall; het Waterwingebied en wat daar tijdens de oorlog passeerde; de marinedoctrine onder het personeel;een apart hoofdstuk over Hellmuth Lange(een van de twee gedode officieren); vervolgens vijf hoofdstukken over het jaar1944, de oktobermaand en de dagen 1, 2en 3 november waarop de definitievestrijd losbarstte; The Dishoek Affair is hetafsluitende en samenvattende hoofdstuk.Er zijn acht bijlagen met aandacht vooronder meer gevallenen, luchtaanvallen,bunkers en aantallen beschietingen. Bevateen uitgebreide literatuurlijst inclusiefarchivalia, register van persoonsnameninclusief biografische gegevens, lijst vanafkortingen en illustratieverantwoording.
Alex Vanneste, De Doodendraad. De
elektrische draadversperring aan de
Oost- en Zeeuws-Vlaamse grens tijdens
de Eerste Wereldoorlog (Gent: ProvincieOost-Vlaanderen, 2013) 128 pag.; ill.,foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-74311793.Bevat een woord vooraf door JozefDauwe, gedeputeerde voor cultuur vanOost-Vlaanderen. Er zijn een achttalhoofdstukken over het begin van de Eerste Wereldoorlog in België enNederland, de totstandkoming van de grensafscheiding met prikkeldraad en elektrische draad, het leven langs
Zeeuws Erfgoed 28 juni 2014 | 02
ERfGOEDallerlei
Zeeuws Erfgoed 29 juni 2014 | 02
de grens, de eerste durfals die de grensovergaan, slachtoffers van de elektrischedraad, enkele geslepen smokkelaars, heteinde van de oorlog en een analyse overnut en noodzaak van de elektrische grens-versperring. Achterin zijn een bibliografie,eindnoten en colofon opgenomen.
L. Vogelaar, Het koren is rijp. Uit het
leven van ds. F.J. Dieleman (Barneveld,2013) 307 pag.; ill., foto’s, portr.; ISBN978-90-5551-736-7. Biografie van deZeeuws-Vlaamse predikant (1913-1955) die de Gereformeerde Gemeenten inNederland te Borssele (1948-1951) enYerseke (1951-1955) gediend heeft.
Jan Zwemer, ‘Zijn open eenvoud was zijn
grootste charme’. Jan van Walré de
Bordes, inspirator en oorlogsburgemees-
ter te Middelburg (Middelburg/Vlissingen:de Drvkkery | Den Boer/de Ruiter, 2014)284 pag.; ill., foto’s, krt., tek.; ISBN 978-90-79875-56-6. Biografie van Jan vanWalré de Bordes (1894-1947), functionarisvan de Volkenbond, lid van de Oxford-groep en burgemeester van Middelburgvan 10 mei 1939 tot en met 15 oktober1942. Bevat veertien hoofdstukken: jongejaren in Utrecht en Noordwijk;Volkenbond; de Oxford-groep; burgemees-ter van Middelburg; mobilisatie; mei 1940;wederopbouw van Middelburg; bestuurderna de capitulatie; de reis naar Osnabrück;de rede van 17 mei 1941; besturen onderdruk; het laatste jaar als burgemeester;wachten op de bevrijding; opnieuw dienst-baar aan het algemeen belang, en eenanalytische terugblik. Met lijst vangebruikte literatuur en archieven en eenpersonenregister.
• Tijdschriften
Zeeuws Tijdschrift 64/nr. 1 (2014) 1-24. DitZT is geheel gewijd aan Louis van Roode(1914-1964), een Delftse kunstenaar uitDelft die onder meer werkte met glas-mozaïeken. Behandeld worden zijnbekendste buitenwerken: de fOM in hetStationspostkantoor in Rotterdam (1959)en de 100 meter lange keramisch mozaïekvoor Hotel Britannia in Vlissingen.
Zeeuws Tijdschrift 1 64/nr. 2/3 (2014) 1-96. Speciaal nummer gewijd aan hetonderwijs in Zeeland, met onder meer bijdragen van Arjan van Dixhoorn (UCR),Barbara Oomen (UCR), Oscar Stee, Renéde Visser (Zeeuws Veilinghuis), AlbertClement (UCR), Paulette de Kraker enAnkie Smit (Scoop) en veel bijdragen vanhoofdredacteur Paul van de Velde. In detientallen artikelen wordt gekeken naar de diverse grote onderwijsinstellingen dieZeeland telt en daarnaast aandacht voorbasisonderwijs, vo, mbo en de hogeschool.
Zeeland 23/1 (2014) 1-40. Loo van Drielbeschrijft de emigratie vanuit Zeeuws-Vlaanderen naar het Belgische Roeselaretussen 1870-1900, waar veel arbeiderswerk vonden in de landbouwindustrie.Bernard M. Vermet ontdekte in deHermitage een architectuurschilderij
dat kan worden toegeschreven aan dezeventiende-eeuwse kunstenaar en burgemeester van Arnemuiden Dirck van Delen en Johan Huyssen. J.W. Windlaat de positie zien die de Vlissingse gereformeerde dominee Georgius de Raad(1625-1677) innam ten aanzien van de slavenhandel in ‘Bedenckinge over denslaafhandel’ en laat zien dat hierbij nietalleen anti-pappistische sentimentenspeelden. Met tevens boekbesprekingen.
• Heem- en oudheidkundige bladen
In Wij van Zeeland, mededelingenblad van de Nederlandse GenealogischeVereniging, Afdeling Zeeland (april 2014,[email protected]), vertelt K. de Koning hoe de familie Plansoen uitYerseke vanaf 1908 emigreerde naar deVerenigde Staten en hoe het hen daarverging. Er zijn reeds verschillende artikelen in dit blad gewijd aan de admiraliteit in Zeeland; in dit nummergaat het over criminele zaken en de straffen die daarvoor gegeven werden(auteur A. Berends). Er wordt verder aandacht geschonken aan Ouddorp, waarvan velen menen dat het in Zeelandligt, aan nieuwe boeken, aan oud schrift,en aan een toevalsvondst uit akten intransportregisters van Pijnacker. M. Neuteboom begint een serie over hetAntwerpse voorgeslacht van SusannaRatel. R. de Groot schrijft over de ruil-goederen aan boord van het schipd’Eenigheid en over het overlijden vanbemanningsleden. K. Koppejan stelt‘Huwelijks voorwaarden en het kabinetvan opoe’ aan de orde, en P. Weststratebrengt ons op de hoogte van een aanranding te Goes.
Schouwen-Duiveland
Stad en Lande, het blad van de VerenigingStad en Lande van Schouwen-Duiveland (maart 2014), bevat een artikel van M. Verweij: ‘Een Zierikzees grafmonument
in Rome’. Het monument blijkt een steente zijn voor Livinus Pels uit Zierikzee. Desteen bevindt zich in een kerk die eindzeventiende, begin achttiende eeuw isgebouwd, als opvolger van de oude kerkvan Sint-Juliaan der Vlamingen, aanvan-kelijk de zetel van de broederschap vanVlamingen die zich in Rome bevonden. De boerenfamilie Boogerd/Der Weduwen,afkomstig van Dreischor en wonend op de Oosthoeve – een boerderij gelegen opde grens van de voormalige gemeenteKerkwerve en Zierikzee – wordt beschreven door R. van Langeraad KAzn.Architect Ernest Groosman maakte debouwplannen voor de wederopbouw voor verschillende Zeeuwse plaatsen,waaronder die voor 44 woningen inBruinisse (auteur P. Noordermeer). B. Blikman-Ruiterkamp ontdekte dat de voorvader van de oorlogsmisdadigerRost van Tonningen in 1777 als poorterwerd ingeschreven in Zierikzee. Ten slotte vertelt A. Abbenes hoe de stadhuisbeiaard na restauratie in 2012een veel mooier klank heeft gekregen. De 23 klokken van de Engelse gieterTaylor uit 1926 – bewaard ondanks de grote vordering van klokken in deTweede Wereldoorlog - zijn karakteristiekvoor dit bijzondere instrument.
TholenDe Nieuwsbrief van de HeemkundekringStad en Lande van Tholen (januari 2014)is onder andere gevuld met huishoudelijkemededelingen. Er wordt een terugblik opactiviteiten geworpen zoals de inloopdag,de keutjesavond in november en de drukbezochte excursiedag in september. Ook wordt melding gemaakt van nieuweboeken: Slag op het Slaak van W. Luijks en Door eendracht Bloeiend, over fruit-teelt en de Zeeuwse veilingen van J.P. de Jonge.
WalcherenIn De Wete, het ledenblad van deHeemkundige Kring Walcheren (2014, 1),bijt J. francke de spits af met ‘Wapendier.De Middelburgse arend gekooid, 1590-1858’. De laatste stadsarend vanMiddelburg was een Europese zeearend(Haliaetus albicilla). Steden die vroegereen band hadden met de Duitse keizerMaximiliaan I namen vaak de dubbel-koppige adelaar in hun wapen op, zoalsMiddelburg, waar voor het stadhuis ooknog een arendshuisje aanwezig was metlevende arenden. Huisjes, stadswapens enarenden worden besproken en op afbeel-dingen getoond. Het artikel van J. Simonsgaat over de plantages in de West: dekoloniën Berbice, Demerary en Essequibo.‘Oranje japon. Een propagandastunt vande prinsgezinden’ van J.H. Midavaine ver-telt het verhaal van de grafdelver JanPriegel, die in 1787 een goed bewaardeoranje damesjapon gevonden zou hebbenbij het delven van een graf. Een pamfletmet een gedicht dat naar aanleiding van die vondst gemaakt was zorgt voorbespiegelingen van de auteur, die uiteindelijk tot de slotsom komt dat allesgaat om een geslaagde propagandastuntvan de prinsgezinde partij. A. de Klerk legt
uit aan de hand van het verschil tussenoude en historische kaarten datMiddelburg vroeger niet aan open waterlag, maar gebruikmaakte van de liggingvan de haven van Arnemuiden. Het ideedat Middelburg aan open water lag kanontstaan zijn door een kaart van JacobVerheye van Citters, die daarmee op fantasievolle wijze probeerde een oudesituatie te reconstrueren. f. van denDriest vertelt hoe je vroeger het woordgevangenis kon vermijden door te zeggen:‘’ie zit over de brugge’. De gevangenis lagnamelijk op een steenworp afstand gezienvanaf de Vlissingse brug. H. Begheyn-Brinkman bespreekt het boek Pier en oceaan van Oek de Jong, dat voor eendeel in Zeeland speelt. De lezer kan doorhet boek te lezen een duidelijk beeld krijgen van Zeeland tussen de jaren 1960en 1971.
Den Spiegel van de Vereniging Vriendenvan het muZEEum en het gemeentear-chief Vlissingen (2014, 2) laat de lezer de verbouwing meemaken van het Britsemailschip ‘Andes’. Het schip arriveerde in1959 in Vlissingen, waar de werfarbeidersmeteen aan de slag gingen. De ‘Andes’ isgebruikt voor verschillende doeleinden,maar is bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde omgetoverd tot een modernecruiseliner (auteur C. Heijkoop). P. vanDruenen onderzoekt hoe de politiekegezindheid van Betje Wolff en JacobusBellamy tot stand kwam: speelde het politieke of culturele klimaat in Vlissingeneen rol, of stond hun opvatting geheel op zichzelf? M. Niewenhuijse belicht hetherverkavelingsplan van na 1945 voorWalcheren. Door die verkaveling en deaanleg van nieuwe wegen moesten nieuwestraatnamen bedacht worden voor Oost- en West-Souburg en Ritthem. De auteur behandelt een aantal straat-namen die in 1950 zijn voorgesteld door de Herverkavelingscommissie en die besproken zijn in de gemeenteradenvan Oost- en West-Souburg en Ritthem.
In 2014 bestaat het Museum hetPolderhuis te Westkapelle tien jaar. In ditnummer van het Polderhuisblad (januari2014) is een interview opgenomen metMarjan Minderhoud, een zeer bevlogenvrijwilligster, die ervan overtuigd is dat de kracht van het Polderhuis ligt in desamenwerking van alle medewerkers. J. van Maldegem breekt een lans voorbetere infrastructuur die Zeeland snellereverbindingen kan bieden met economischsterke regio’s, omdat volgens hem nu nogte veel jonge mensen de provincie moetenverlaten en gedoemd zijn ‘week-endWasschappelaers’ te worden. HetRijksmuseum bezit een prent van JanLuyken (1649-1712), een impressie van de doorbraak van de Westkappelse zeedijkin 1682. J. Kaland vertelt over die prenten over de ramp.
De BevelandenDe Spuije, tijdschrift van de HeemkundigeKring De Bevelanden en de VerenigingVrienden van het Historisch Museum De Bevelanden (voorjaar 2014) laat de
lezer kennismaken met de bewoners van Kwadendamme in de jaren veertig envijftig van de twintigste eeuw, gezien doorde ogen van H. de Jonge, leerling van de lagere school in die tijd. ’De ”Tweedepolder” in de Oosterschelde. Een ramp-zalige onderneming’ is van de hand van B. Chamuleau. In de jaren vijftig van denegentiende eeuw begon men met de aanleg van de Bathpolders. Het werkleverde veel ellende op: stakingen, technische moeilijkheden en overstromin-gen. Aannemer Dirk Dronkers was een vande belangrijke mensen die bij dit enormeproject waren betrokken. G.J. Lepoeterschreef ‘Brood voor de behoeftigeYersekenaren’. Een bekende familie inYerseke was de familie Dominicus. Digna Dominicus trouwde in 1844 metPieter Ysaak Knoll, een man met eenindrukwekkende carrière. In het testamentvan deze Pieter Knoll bepaalde hij datonder andere een legaat van f 1.500,- was bestemd voor de diaconie van deHervormde Gemeente in Yerseke. Hiervan was f 500,- vrij te besteden voorde armen, van de rente van de overige f 1.000,- moest ‘tot in lengte van dagen’jaarlijks aan de behoeftige lidmaten ‘eene uitdeling van honderd vijftig goeddoorbakken tarwebrooden, ieder van eenNederlandsch pond gewicht’ plaatsvinden.Tot in de Tweede Wereldoorlog is debroodbedeling blijven bestaan, het broodnoemde men ‘Knollebrood’.
Zeeuws-VlaanderenIn Het Bulletin van de OudheidkundigeKring ‘De Vier Ambachten’(2014, 1) is hetvierde deel uit het dagboek van MarienWandel gepubliceerd. Het gaat hier vooralom de beschrijving van Zuiddorpe enomgeving, en om de mentaliteit van debevolking van zo’n honderd jaar geleden.S. Dobbelaar schrijft over bijzondere stenen zoals grenspalen, en over waarde-volle begraafplaatsen. Naar aanleiding vande tentoonstelling over schutterijen inHulst en het Land van Hulst geeft R. vanden Elshout bijzonderheden daarover. Van de Werkgroep Archeologie is er eenverslag over het onderzoek naar eenneergestorte bommenwerper in de buurtvan Paal, en over vondsten in de buurtvan Koewacht, waarvan de meest bijzondere een gave pijlpunt was.
In Tijdschrift, het Bulletin van deHeemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen (maart 2014) een verslag over de bespreking door een leeskring van een vrij onbekend boekje van G.A. Vorsterman van Oijen: Liefde enzegepraal, uitgegeven door A.J. Bronswijkin 1863. A. van Waarde geeft ‘Nieuws uitoude kranten’, in dit geval een verhaal uitde Sheboygan Nieuwsbode, de krant vangeëmigreerde Nederlanders in de staatWisconsin. Het verhaal gaat over eengroepje van veertien personen, in 1854vertrokken uit Oostburg, waarvan erslechts twee op de plaats van bestemmingaankwamen. Het is geen vrolijk verhaal.’De reputatie van Gerrit Roos’ is van dehand van L. van Driel. Roos zat samenmet J.H. van Dale in de redactie van het
jaarboekje van de streek, Cadsandria.Verder was hij boekhandelaar, postkan-toorhouder en nog veel meer. Voor enkelepublicaties verzamelde Roos een flinkecollectie kaarten, en in het artikel wordende wederwaardigheden van die kaarten envan verzamelaar Roos verhaald.
De Nieuwsbrief van de HeemkundigeVereniging Terneuzen (2014, 1) heeft alseerste artikel: ‘Het ontstaan vanZeeuwsch-Vlaanderen’ door P.W. Stuij,een ontstaan dat via grensgeschiedenisverklaard moet worden. In ‘200 jaarkoninkrijk’ (auteur K. Stoffels), gaat deaandacht vooral uit naar de intrede vandemocratie als instituut. Gijsbert Karelvan Hogendorp en Rutger JanSchimmelpenninck zijn belangrijke voor-vechters geweest in de strijd naar eenonafhankelijk democratisch bestel in deNederlanden. K. Dieleman schreef ’10 jaarWesterschelde Oeververbinding 2003-2013’. In 1977 werd het tracé vastgestelddoor het Ministerie van Verkeer enWaterstaat. Om de bevolking op de hoog-te te houden van de vorderingen werd eentunnelinformatiecentrum ingericht, dat nahet voltooien van de tunnel is gesloten. Dewerkwijze, mee- en tegenvallers, exploita-tiegegevens en de impact van de tunnelzijn op een rij gezet in het artikel. Tot slotlaat J.L. Platteeuw zijn licht schijnen overhet vroeger zo bekende rijwielplaatje. In1924 werd de rijwielbelasting ingevoerd.Het rijwielplaatje – een plak genoemd -kon in het postkantoor gekocht wordenvoor f 3,-. In 1941 is de fietsbelastinggeheel afgeschaft.
Bij de omslag van de maartaflevering ontbrak de fotoverantwoording. Het portret van Anna van Gelder(1614-1685), derde vrouw van Michiel
de Ruyter, maakt deel uit van de collectievan de Provincie Zeeland, Ruyteraniastichting. Het schilderij uit 1668 is van de hand van Hendrik Berckman en is te bezichtigen in het Zeeuws maritiemmuZEEum te Vlissingen.
Zeeuws Erfgoed 30 juni 2014 | 02
� D <33D93@9�� ��?33DF����
4>36�HAAD�7D89A76>;78:7447DE077GIE�D89A76
)9;.�.98+=/>
;�
Zeeuws Erfgoed 31 juni 2014 | 02
MOnuMENTaal
De solex is oorspronkelijk een frans
product. In 1948 kwam het eerste
exemplaar naar Nederland. In datzelfde jaar werden al
plannen gemaakt om de productie in Nederland te laten
plaatsvinden. Hiervoor werd samenwerking gezocht met
de firma Van der Heem in Den Haag. In 1949 kwamen de
eerste Nederlandse solexen op de markt. De solex bleek
zeer gewild. In het eerste jaar werden 1.300 solexen
geproduceerd. De vraag was zo groot dat in oktober 1949
de wachttijd voor levering 8 maanden bedroeg. Het eerste
model solex werd het ‘peperbus zwanenhals’-model
genoemd, omdat het luchtfilter op een peperstrooier lijkt.
De solex woog 25 kg en had een maximum snelheid van
22 km per uur. Na een aantal jaren verscheen een nieuw
model, het solex ‘sleutelgat’-model. Ook hier was de naam
afgeleid van de vorm van het luchtfilter. De prijs van dit
solexmodel bedroeg in 1955 Hfl. 375,-. In 1957 kwam een
model uit, waar in het frame een gereedschapskoffertje
aangebracht was. Dit model werd dan ook het ‘koffertje’
genoemd. Intussen was het zwanenhalsframe ingeruild
voor een zadelbalkframe. In 1960 verscheen de eerste
‘oto’, eerst nog zonder koppeling, maar vanaf 1961 met
koppeling. In de navolgende jaren werden steeds meer
aanpassingen aan de solex aangebracht.
De diverse modellen en de bijbehorende accessoires en
promotieartikelen zijn tegenwoordig te bewonderen in
het Solexmuseum in Colijnsplaat. Bovendien zijn de
solexen ook nog rijdend te aanschouwen tijdens solexraces
die jaarlijks in 6 Zeeuwse dorpen worden gehouden:
Kwadendamme, Aagtekerke, Colijnsplaat, Overzande,
Heinkenszand en Biggekerke. Landelijk zijn er 52
verhuurbedrijven die solexen aan particulieren verhuren.
Colofon Zeeuws Erfgoedjaargang 13 nr. 2 • juni 2014
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is
een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert
over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland.
De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk
gemaakt door de Provincie Zeeland.
Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel,
Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit
Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel,
Jan Kuipers en Veronique De Tier
Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld.
Auteursrecht
Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave)
berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs.
Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen
is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na
toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n).
De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om
voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te
nemen met de rechthebbende(n). De SCEZ kan op geen
enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden
aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust.
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
Postbus 49 4330 AA Middelburg
Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2
T +31 (0)118-670870 | E [email protected]
Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl
Contact redactie en administratie
Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal
via [email protected] of via postbus 49,
4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg
Druk Grafimedia Partners, Middelburg
Aan dit nummer droegen bij
Leo Adriaanse, Els Beckers, Jeanine Dekker, Robert van
Dierendonck, Marinus van Dintel, Johan francke, Henk
Hendrikse, Wim Jakobsen, Hans Jongepier, David Koren,
Jan Kuipers, Hans Krabbendam, Josien Pootjes, Wim
Scholten, Veronique De Tier, Truus Trimpe Burger-Mekking,
Tony Veenstra en Jan van Zon
ISSN 2352-4766
Verkoopprijs losse nummers € 4,50
Bij de omslag
Boegbeeld van de 32 meter lange schoenerbrik Tres
Hombres, die tussen 6 en 16 juni Middelburg aandoet
(zie pagina 3) in het kader van het herdenkingsjaar
Afschaffing Slavenhandel. Het beeld is vervaardigd uit
cypressehout door de in Canada opgegroeide meester-
timmerman Lynx Guimond. De ogen zijn ingelegd met
tijgeroog en midden op de torso siert een kristal als
symbool voor schoonheid. Uit het linkeroog loopt een
zilveren traan van geluk. De dame is omgeven met
runen, spreuken en tekens die terugkeren op de banie-
ren aan de zijkanten van het schip. Zij is een waardige
beschermvrouwe van een zeilend vrachtschip met een
eigentijdse missie: ‘fair trade’ tussen Europa, de
Atlantische eilanden, het Caribische gebied en
Amerika (foto archief Tres Hombres).
MOnuMENTaal
Tussenstop tijdens de jaarlijkse toertocht van Solexclub Zeeland
bij Landgoed Twistvliet in Vrouwenpolder (foto Elbert Simonse).