selor taaltest - woordenlijstsaltoonline.selor.be/glossary/assets/pdf/glossarynf.pdf · 2 abandon...

149
1 Woordenlijst à om, om te, naar, op, aan, met, in, te à cause de vanwege, wegens, door à condition que op voorwaarde dat à côté de naast à dessein met opzet à destination de met bestemming (Brussel) à droite rechts (inslaan) à fond (iets) grondig (onderzoeken) à force de door veel te (werken wordt men rijk) à gauche links (afslaan) à jamais voor altijd à la fois tegelijk, tegelijkertijd à la suite de tengevolge van à l'aide de met behulp van à l'aise (zich) op zijn gemak (voelen) à l'arrière-plan op de achtergrond à l'avance van tevoren à l'égard de (vriendelijk zijn) ten opzichte van (iemand) à l'égard de jegens, tegenover à l'essai op proef (een product op proef nemen) à l'extérieur (de tuinmeubels) buiten (laten staan) à l'heure actuelle tegenwoordig (heden ten dage) à limite desnoods à l'improviste onverwachts (bij vrienden binnenvallen) à l'insu de buiten medeweten van à l'intention de bestemd voor (de heer...) à l'intérieur binnen (aan de binnenkant) à l'issue de na afloop van à louer (appartement) te huur à merveille prima, wonderwel à mi-temps deeltijds (werken) à moins que tenzij à moitié half, voor de helft à mon avis mijns inziens à mon grand regret tot mijn grote spijt à part (een kamer) apart à partir de vanaf (volgend jaar) à peine nauwelijks à perpétuité tot levenslang (veroordeeld zijn) à peu près ongeveer (10 personen) à portée de main binnen handbereik a priori vooraf, van tevoren à propos de (documentaire) over (de Nobelprijzen) à reculons achterwaarts (gaan) à rigueur desnoods à son tour (ieder) op zijn beurt à tempérament op afbetaling à terme op termijn à tort ten onrechte à toute vitesse in volle vaart à travers door à volonté naar believen à vrai dire om de waarheid te zeggen à vue d'oeil zienderogen (beter worden)

Upload: others

Post on 03-Jun-2020

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

1

Woordenlijst

à om, om te, naar, op, aan, met, in, te

à cause de vanwege, wegens, door

à condition que op voorwaarde dat

à côté de naast

à dessein met opzet

à destination de met bestemming (Brussel)

à droite rechts (inslaan)

à fond (iets) grondig (onderzoeken)

à force de door veel te (werken wordt men rijk)

à gauche links (afslaan)

à jamais voor altijd

à la fois tegelijk, tegelijkertijd

à la suite de tengevolge van

à l'aide de met behulp van

à l'aise (zich) op zijn gemak (voelen)

à l'arrière-plan op de achtergrond

à l'avance van tevoren

à l'égard de (vriendelijk zijn) ten opzichte van

(iemand)

à l'égard de jegens, tegenover

à l'essai op proef (een product op proef nemen)

à l'extérieur (de tuinmeubels) buiten (laten staan)

à l'heure actuelle tegenwoordig (heden ten dage)

à limite desnoods

à l'improviste onverwachts (bij vrienden binnenvallen)

à l'insu de buiten medeweten van

à l'intention de bestemd voor (de heer...)

à l'intérieur binnen (aan de binnenkant)

à l'issue de na afloop van

à louer (appartement) te huur

à merveille prima, wonderwel

à mi-temps deeltijds (werken)

à moins que tenzij

à moitié half, voor de helft

à mon avis mijns inziens

à mon grand regret tot mijn grote spijt

à part (een kamer) apart

à partir de vanaf (volgend jaar)

à peine nauwelijks

à perpétuité tot levenslang (veroordeeld zijn)

à peu près ongeveer (10 personen)

à portée de main binnen handbereik

a priori vooraf, van tevoren

à propos de (documentaire) over (de Nobelprijzen)

à reculons achterwaarts (gaan)

à rigueur desnoods

à son tour (ieder) op zijn beurt

à tempérament op afbetaling

à terme op termijn

à tort ten onrechte

à toute vitesse in volle vaart

à travers door

à volonté naar believen

à vrai dire om de waarheid te zeggen

à vue d'oeil zienderogen (beter worden)

Page 2: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

2

abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen)

abandonner achterlaten

abat-jour m, l'; les abat-jour de lampenkap

abattement m, l' de neerslachtigheid (lusteloosheid)

abattre (een boom) omhakken

abattre (dieren) slachten

abbé m, l' de abt

abcès m, l'; les abcès het abces

abdiquer afstand doen (van de troon)

abeille f, l' de bij (insect)

abîme m, l' de afgrond

abîmer; abîmé beschadigen, beschadigd

abondamment (een) rijkelijk (versierd huis)

abondance f, l' de overvloed

abondant overvloedig (een overvloedige oogst)

abonder overvloedig zijn

aborder (een onbekende) aanspreken

aboutir uitkomen (deze weg komt uit op het

dorp)

aboyer blaffen (de hond blaft)

abréger (een tekst) inkorten

abréviation f, l' de afkorting

abri m, l' de beschutting

abriter; abrité beschutten (tegen de zon), beschut

abriter onderbrengen, plaats bieden aan

absence f, l' de afwezigheid

absent afwezig (zijn)

absolu (een) absoluut (cijfer)

absolument absoluut (zeker zijn)

absorber; absorbé absorberen, geheel en al in beslag

genomen

absoudre vergeven

abstraction f, l' de abstractie

abstraire abstraheren

absurde; absurde absurd (zijn)

absurdité f, l' de absurditeit

abus m, l'; les abus het misbruik

abuser misbruiken

académie f, l' de academie

accabler (iemand) overladen (met werk)

accéder toegang hebben (tot verdieping 10)

accélérateur m, l' de gaspedaal

accélération f, l' de versnelling

accélérer versnellen (in de auto)

accentuer accentueren

acceptable; acceptable (een) aanvaardbaar (compromis)

acceptation f, l' de aanvaarding

accepter; accepté aanvaarden

accès m, l'; les accès de toegang (tot het park)

accessibilité f, l' de toegankelijkheid, de bereikbaarheid

accessible; accessible toegankelijk (zijn voor het publiek)

accessoire m, l' het toebehoren

accident m, l' het ongeluk

accident de voiture m, l'; het auto-ongeluk

les accidents de voiture

accidenté (een) heuvelachtig (terrein)

Page 3: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

3

accidentel; accidentelle toevallig (een toevallige ontmoeting)

acclamer (een redenaar) toejuichen

accompagner; accompagné (iemand) begeleiden, vergezeld

accomplir (zijn taak) volbrengen

accord m, l' het akkoord (een akkoord aangaan)

accorder; accordé (een korting) verlenen, toestaan

accotement m, l' de berm (naast de weg)

accoudoir m, l' de armleuning

accourir toelopen (om te helpen)

accoutumer (iemand) gewoon maken (te werken)

accrocher; accroché (zijn jas) ophangen, bevestigd

accroissement m, l' de aanwas (bevolkingsaanwas)

accueil m, l' de ontvangst (van genodigden)

accueillant gastvrij, gezellig

accueillir (genodigden) ontvangen, verwelkomen

accusation f, l' de beschuldiging

accusé m, l' de beschuldigde

accuser beschuldigen

acharné (een) hardnekkig (tegenstander)

achat m, l' de aankoop

acheter kopen

acheteur m, l' de koper

achever; achevé (een werk) voltooien, voltooid

acide; acide zuur (zure regen)

acidité f, l’ de zure smaak, de scherpte

acier m, l' het staal (metaal)

acquérir (rechten) verwerven

acquis (een) verworven (recht)

acquisition f, l' de verwerving (van rechten)

acquitter (een beschuldigde) vrijspreken

acte m, l' de akte

acte de naissance m, l' de geboorteakte

acteur m, l' de toneelspeler

actif; active actief (zijn)

action f, l' de daad

actionnaire m/f, l' de aandeelhouder

activité f, l' de activiteit

actrice f, l' de actrice

actualité f, l' de actualiteit

actuel; actuelle (een) actueel (probleem)

actuellement tegenwoordig (heden ten dage)

adapter; adapté aanpassen, aangepast

addition f, l' de rekening (in een restaurant)

adhérent m, l' de aanhanger (van een partij)

adhérer zich aansluiten (bij een club)

adieu m, l'; les adieux het afscheid

adieu! vaarwel!

adjoindre bijvoegen

adjoint m, l' de adjunct

admettre (iemand) toelaten

administratif; administrative administratief (directeur)

administration f, l' de administratie, het bestuur,

het overheidsapparaat

administrer (de gemeente) besturen, beheren

admirable; admirable (een) bewonderenswaardig (karakter)

admirablement bewonderenswaardig, prachtig

Page 4: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

4

admirateur m, l' de bewonderaar

admiration f, l' de bewondering

admirer; admiré bewonderen, bewonderd

admission f, l' de toelating

adolescent m, l' de adolescent, de puber, de tiener

adopter; adopté adopteren, geadopteerd

adoption f, l' de adoptie

adorable; adorable (een) schattig (kind)

adoration f, l' de aanbidding

adorer; adoré aanbidden, aanbeden

adosser au mur; adossé (tegen de muur) zetten, gezet

adoucir (de zeden) verzachten

adresse f, l' het adres

adresser (een brief) adresseren (aan iemand)

adroit handig (een handige knutselaar)

adulte; adulte volwassen (zijn)

adulte m/f, l' de volwassene

adultère m/f, l' de echtbreker, de echtbreekster

adversaire m/f, l' de tegenstander

aérien; aérienne lucht- (een luchtvaartmaatschappij)

aéroglisseur m, l' de hovercraft

aéroport m, l' de luchthaven

affaire f, l' de zaak (tot een goed einde brengen)

affaissement du sol m, l' de grondverzakking

affamé uitgehongerd (zijn)

affecté gemaakt (gemaakte manieren)

affecter (iemand emotioneel) treffen

affection f, l' de genegenheid

affectueux; affectueuse, affectueux (een) liefdevol (gebaar)

affiche f, l' het aanplakbiljet

afficher (publiciteit) aanplakken

affirmatif; affirmative (een) bevestigend (gebaar)

affirmativement bevestigend, positief

affirmer; affirmé bevestigen, bevestigd

affliger; affligé verdrietig maken, bedroefd

affluence f, l' de toeloop (naar een beurs)

affluer toestromen (de massa stroomt toe)

affolé radeloos

affoler (iemand) radeloos maken

affranchir (een brief) frankeren

affronter (het gevaar) tarten

affubler uitdossen

afin de (minder eten) om te (vermageren)

afin que opdat

africain Afrikaans

agaçant (een) ergerlijk (persoon)

agacer ergeren

âgé bejaard (zijn)

âge m, l' de leeftijd

agence f, l' het agentschap

agence immobilière f, l' het makelaarskantoor,

het woningbureau

agenda m, l' de agenda

agent m, l' de agent

agent de police m, l'; les agents de police de politieagent

agglomération f, l' de agglomeratie

Page 5: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

5

agile; agile lenig (zijn)

agilité f, l' de lenigheid

agir handelen

agitation f, l' de opschudding (bij politieke rellen)

agité (een) onrustig (kind)

agiter schudden (voor gebruik)

agneau m, l'; les agneaux het lam

agrandir (een foto) vergroten

agréable; agréable (een) aangenaam (klimaat)

agréable; agréable (een) gezellig (praatuurtje)

agréer (plechtig) aanvaarden

agrément m, l' de goedkeuring (officieel)

agressif; agressive agressief (zijn)

agricole; agricole landbouwkundig

agriculteur m, l' de landbouwer

agriculture f, l' de landbouw

agrumes m, les de citrusvruchten

aide f, l' de hulp

aider; aidé helpen, geholpen

aïeux m, les de voorouders

aigle m, l' de arend

aigre; aigre zuur (zure azijn)

aigu; aiguë (een) scherp (geluid)

aigu; aiguë (een) acute (ziekte)

aiguille f, l' de naald (om te naaien)

aiguiser (een mes) slijpen

ail m, l' de knoflook

aile f, l' de vleugel (van een vogel)

ailleurs elders

aimable; aimable (een) beminnelijk (jongetje)

aimer; aimé houden van (iemand), gehouden van,

geliefd

aîné oudst, eerstgeboren (de oudste zoon)

aîné m, l' de oudste (van de kinderen)

ainsi zo (op die manier)

ainsi que evenals

aïoli m, l' de knoflookmayonaise

air m, l' de lucht

aire f, l' de plaats, het terrein, het gebied

aisance f, l' de ongedwongenheid

aisément vlot (spreken)

ajouter toevoegen

alarme f, l' het alarm

album m, l' het album

alcool m, l' de alcohol

alentours m, les de omstreken

alerter alarmeren

aliment m, l' het voedingsmiddel

alimentation f, l' de voeding

alléchant (een) aanlokkelijk (voorstel)

allée f, l' de laan

alléger (geldlasten) verlichten

Allemagne f, l' Duitsland

Allemand, l' de Duitser

allemand m, l' het Duits

aller (naar de winkel) gaan

Page 6: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

6

allergie f, l’ de allergie

alliage m, l' de legering (metaalmengsel)

alliance f, l' het verbond (tussen twee landen)

allié m, l' de bondgenoot

allier (twee partijen) verbinden

allô! hallo! (aan telefoon)

allocution f, l' de toespraak

allonger (een rokje) verlengen

allumer; allumé (het licht) aansteken, aangestoken

allumette f, l' de lucifer

allusion f, l' de toespeling

alors toen (zei ik...)

alors wel, dan

alouette f, l' de leeuwerik

alpha m, l' de alfa

alpiniste m/f, l' de bergbeklimmer

alsacien; alsacienne Elzassisch

alternance f, l' de wisseling, de afwisseling

alternatif; alternative afwisselend, alternatief

alterner afwisselen

altitude f, l' de hoogte

amabilité f, l' de beminnelijkheid

amant m, l' de minnaar

amas m, l' de hoop (wanordelijke papieren)

amasser (geld) vergaren

amateur m, l' de liefhebber

ambassade f, l' de ambassade

ambassadeur m, l' de ambassadeur

ambiance f, l' de sfeer (tijdens een feestje)

ambitieux; ambitieuse; ambitieux eerzuchtig (zijn)

ambition f, l' de ambitie

ambulance f, l' de ziekenwagen

âme f, l' de ziel

amélioration f, l' de verbetering (van de toestand)

améliorer; amélioré (zijn toestand) verbeteren, verbeterd

aménagement m, l' de inrichting (van een kamer)

aménager; aménagé (een kamer) inrichten, ingericht

amende f, l' de boete (een fiscale boete)

amener (een vriend) meebrengen

amer; amère bitter (een bittere smaak)

américain Amerikaans

Amérique f, l' Amerika

amertume f, l' de bitterheid (voeding)

ameublement, l' het meubilair

ami m, l' de vriend

amical; amicale; amicaux vriendschappelijk (zijn)

amie f, l' de vriendin

amitié f, l' de vriendschap

amour m, l' de liefde

amoureux; amoureuse; amoureux verliefd (zijn)

ampère m, l'; les ampères ampère

ample; ample wijd (een wijde mantel)

ampleur f, l' de wijdte (van een mantel)

amplifier (de stroom) versterken

amusant (een) vermakelijk (spel)

amuser; amusé (iemand) amuseren, afleiden

Page 7: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

7

an m, l' het jaar (het jaar 2000)

analogie f, l' de analogie

analogue; analogue (een) analoog (geval)

analyse f, l' de analyse

analyser analyseren

ananas m, l'; les ananas de ananas

anarchie f, l' de anarchie

ancêtre m, l' de voorvader

ancien, ancienne oud (Oudgrieks)

andalou; andalouse Andalusisch

âne m, l' de ezel

anéantir vernietigen (door brand)

ange m, l' de engel

anglais; anglais Engels

anglais m, l' het Engels

angle m, l' de hoek (van een driehoek)

Angleterre f, l' Engeland

anglo-saxon; anglo-saxonne Angelsaksisch

angoisse f, l' de angst

angora; (inv) angora- (een angorakat)

anguleux; anguleuse; anguleux hoekig

animal m, l'; les animaux het dier

animal domestique m, l' het huisdier

animation f, l' de animatie

animé bedrijvig, opgewekt, druk

animer animeren

anneau m, l'; les anneaux de ring (juweel)

année f, l' het jaar (het ganse jaar door)

année bissextile f, l' het schrikkeljaar

année scolaire f, l' het schooljaar

anniversaire m, l' de verjaardag

annonce f, l' de advertentie

annoncer; annoncé aankondigen

annuaire m, l' het telefoonboek

annuaire des Téléphones m, l'; het telefoonboek

les annuaires des Téléphones

annuel; annuelle (het) jaarlijks (verlof)

annuler annuleren

anonyme; anonyme (een) anoniem (telefoontje)

anormal; anormale; anormaux (een) abnormaal (gedrag)

anse f, l' het oor (van een kopje)

antérieur voorafgaand (een voorafgaande

gebeurtenis)

anthropoïde m, l' de mensaap

antipathique antipathiek (zijn)

antique; antique (een) antiek (meubel)

Anvers Antwerpen

anversois; anversoise, anversois Antwerps

anxieux; anxieuse; anxieux angstig (zijn)

août augustus

apaiser (iemand) bedaren

apercevoir; aperçu bemerken, opmerken

aperçu m, l' het overzicht

apeuré bang

aplanir (een terrein) vlak maken

aplatir (ijzer) plat slaan

Page 8: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

8

apôtre m, l' de apostel

apparaître; apparu verschijnen

appareil m, l' het toestel

appareil ménager m, l'; het huishoudtoestel

les appareils ménagers

appareil photo m, l' het fototoestel

appareiller vertrekken, uitvaren

apparemment naar het schijnt

apparence f, l' de verschijning, de schijn

apparent (een) schijnbaar (herstel)

apparition f, l' de verschijning

appartement m, l' het appartement

appartenir toebehoren (aan)

appel m, l' de oproep

appeler; appelé (iemand) roepen, geroepen

appeler au secours om hulp roepen

appétissant (een) smakelijk (gerecht)

appétit m, l' de eetlust, de honger

applaudir applaudisseren voor (een zanger)

application f, l' de toepassing

appliqué (een) ijverig (student)

applique f, l' de wandlamp

appliquer (een regel) toepassen

apport m, l’ de inbreng, het aandeel, de bijdrage

apporter; apporté (iets) meenemen, (iets) brengen,

meegenomen, gebracht

apposer sa signature zijn handtekening zetten

(onderaan een brief)

appréciation f, l' de waardering

apprécier; apprécié waarderen, gewaardeerd

apprendre; appris (Engels) leren, geleerd

apprenti m, l' de leerjongen

apprentissage m, l' het leren (van een beroep)

apprêter (het avondmaal) klaarmaken

apprivoiser temmen

approche f, l' het naderen

approcher; approché naderen, dichterbij komen

approfondir (een kanaal) dieper maken

approprié geschikt (het geschikte moment)

approuver; approuvé goedkeuren, goedgekeurd

approvisionnement m, l' de bevoorrading

approximation f, l' de benadering (bij de schatting van

een prijs)

approximativement bij benadering

appui m, l' de steun (om op te leunen)

appuie-tête m, l'; les appuie-tête de hoofdsteun

appuyer; appuyé steunen (tegen de muur)

âpre wrang (wrange wijn)

après na

après-demain overmorgen

après-midi m, l'; les après-midi de namiddag

apte; apte geschikt (zijn om deze taak

uit te voeren)

aptitude f, l' de geschiktheid

aquarium m, l' het aquarium

araignée f, l' de spin

Page 9: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

9

arbitraire willekeurig (een willekeurige beslissing)

arbitre m, l' de scheidsrechter

arbre m, l' de boom

arbre généalogique m, l' de stamboom

arbuste m, l' de struik

arc m, l' de boog

arc-en-ciel m, l'; les arcs-en-ciel de regenboog

architecte m/f, l' de architect

architecture f, l' de architectuur

archives f, les het archief

ardent brandend (brandende zon)

arête f, l' de graat

argent m, l' het geld

argent liquide m, l' contant geld

argenté verzilverd, zilverkleurig

argentin Argentijns

argument m, l' het argument

argumenter redetwisten (over iets)

aride; aride (een) dor (klimaat)

arithmétique (een) rekenkundig (probleem)

armateur m, l' de reder (scheepvaart)

armé gewapend (zijn)

arme f, l' het wapen

arme à feu f, l' het vuurwapen

arme nucléaire f, l' het kernwapen

armée f, l' het leger

armement m, l' de bewapening

armer bewapenen

armistice m, l' de wapenstilstand

armoire f, l' de kast

aromatiser; aromatisé aromatiseren, gearomatiseerd

arôme, l' het aroma

arracher (het onkruid) uittrekken

arrangement m, l' de regeling (schikking)

arranger; arrangé regelen (in orde brengen), inrichten,

ingericht

arrestation f, l' de aanhouding (van de dief)

arrêt m, l' de halte (van de autobus)

arrêt cardiaque m, l’ de hartstilstand

arrêté m, l' het besluit (ministerieel)

arrêter; arrêté (de schuldige) arresteren, gearresteerd

arrêter (een taxi) tegenhouden

arriéré achterstallig (een achterstallige

rekening)

arrière-grand-mère f, l'; de overgrootmoeder

les arrière-grands-mères

arrière-grand-père m, l'; de overgrootvader

les arrière-grands-pères

arrière-pensée f, l'; les arrière-pensées de bijgedachte, de bijbedoeling

arrivée f, l' de aankomst

arriver; arrivé aankomen, aangekomen

arriver à + inf erin slagen om ...

arrondir (een getal) afronden

arrondissement m, l' het arrondissement

arroser; arrosant (de planten) besproeien, besproeiend

arrosoir m, l' de gieter

Page 10: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

10

arsenal m, l'; les arsenaux het arsenaal

art m, l' de kunst

article m, l' het artikel (in de krant)

artificiel; artificielle (een) kunstmatig (meer)

artisan m, l' de handwerker

artiste m/f, l' de kunstenaar, de kunstenares

artistique; artistique (een) artistiek (milieu)

ascendance f, l' het voorgeslacht

ascendants m, les de voorouders

ascenseur m, l' de lift

Ascension f, l' Hemelvaart

ascension f, l' de beklimming (van een berg)

Asie f, l' Azië

asile m, l' het asiel

aspect m, l' het aspect

asphyxiant stikkend, verstikkend

asphyxie f, l' de verstikking

aspirateur m, l' de stofzuiger

aspirine f, l' het aspirientje

assaillir (een burcht) bestormen, aanvallen

assaisonner (een gerecht) kruiden

assassin m, l' de moordenaar

assassinat m, l' de moord (aanslag)

assassiner vermoorden

assaut m, l' de bestorming (aanval)

assemblée f, l' de vergadering

assembler (een apparaat) in elkaar zetten

asseoir (een kind) neerzetten

asservir (een land) onderwerpen

assez genoeg

assiéger (een stad) belegeren

assiette f, l' het bord (om uit te eten)

assimiler (kennis) opnemen

assis gezeten

assistance f, l' de bijstand (rechtsbijstand)

assistant m, l' de assistent

assister (iemand) bijstaan

assister à; assisté, assistant (een toneelvoorstelling) bijwonen,

bijgewoond, bijwonende

association f, l' de vereniging (organisatie)

associé m, l' de vennoot

associer in verband brengen (met)

assombrir donker maken, verduisteren

assommant (een) stomvervelend (werk)

assommer (iemand dodelijk) neerslaan

assorti à passend bij

assortir assorteren

assouplir (het reglement) versoepelen

assourdissant (een) oorverdovend (lawaai)

assumer (de verantwoordelijkheid) op zich nemen

assurance f, l' de verzekering

assuré verzekerd (zijn tegen brand)

assurément gewis (en zeker)

assurer verzekeren

asthénie f, l' de zwakte, de krachteloosheid

astre m, l' het hemellichaam

Page 11: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

11

astreindre (iemand streng) verplichten (tot iets),

dwingend opleggen

astrologie f, l' de astrologie

astrométrique; astrométrique astrometrisch

astronaute m, l' de ruimtevaarder, de astronaut

astucieux; astucieuse, astucieux listig (zijn)

atelier m, l' de werkplaats

athlète m/f, l' de atleet, de atlete

athlétisme m, l' de atletiek

atlantique; atlantique Atlantisch

atmosphère f, l' de atmosfeer (rond de aarde)

atout m, l' de troef (een voordeel)

âtre m, l' de haard

atroce; atroce gruwelijk (een gruwelijke misdaad)

attabler; attablé aan tafel doen plaatsnemen, aan tafel gezeten

attaché à gehecht (aan)

attache f, l' de papierklem

attachement m, l' de gehechtheid (aan iemand)

attacher; attaché vastmaken, vastgemaakt

attaque f, l' de overval (op de bank)

attaque f, l' de aanval

attaquer; attaqué aanvallen

atteindre (zijn doel) bereiken

atteint de getroffen (door)

attendre wachten

attendrir vertederen

attendu que aangezien (hij niet komt, ...)

attentat m, l' de aanslag

attente f, l' de wachttijd

attentif; attentive aandachtig (zijn)

attention f, l' de aandacht, de oplettendheid

attention! opgelet!

atterrir landen (het vliegtuig landt)

atterrissage m, l' de landing (van het vliegtuig)

attester (van moed) getuigen

attirant aantrekkelijk, innemend

attirer l'attention de aandacht trekken

attitude f, l' de houding (gedrag)

attraction f, l' de attractie

attrait m, l' de aantrekkingskracht (van het avontuur)

attrape-mouche m, l'; de vliegenvanger

les attrape-mouches

attraper (dieren) vangen

attraper froid kouvatten

attrayant (een) aantrekkelijk (landschap)

attribuer toewijzen (aan)

attrister; attristé bedroeven, bedroefd

au bord de aan de rand van

au bout de aan het einde van

au coeur de in het midden van

au comptant contant (betalen)

au contraire integendeel

au cours de in de loop van (de dag)

au début in het begin

au demeurant overigens

au fait ter zake, zeg eens, nu ik er aan denk

Page 12: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

12

au fond eigenlijk (in feite)

au fur et à mesure que naarmate

au lieu de in plaats van

au milieu de te midden van

au moins (er waren) minstens (80 personen)

au nord de ten noorden van

au premier plan op de voorgrond

au revoir! tot ziens!

au secours! help!

au sein de te midden van, midden in,

in het kader van

au sud de ten zuiden van

au sujet de met betrekking tot, naar aanleiding van,

over

aube f, l' het ochtendgloren

auberge f, l' de herberg

auberge de jeunesse f, l' de jeugdherberg

aucun ne, aucune ne; (pron. ind.) geen enkel(e)

audace f, l' het lef (moed)

audacieux; audacieuse, audacieux overmoedig (zijn)

audacieux; audacieuse, audacieux gedurfd, gewaagd

au-delà de boven, aan de andere kant van

au-dessous de beneden, onder

au-dessus de boven

audience f, l' de audiëntie

auditeur m, l' de luisteraar

audition f, l' een auditie

audition f, l' het horen, het beluisteren, het gehoor

augmentation f, l' de vermeerdering

augmenter (de prijs) verhogen, vermeerderen

aujourd'hui vandaag

auparavant (een maand) eerder

auprès er dicht bij, in de nabijheid

auprès de dicht bij, bij

auquel, à laquelle, aan wie, aan wat, waaraan

auxquels, auxquelles; (pron. rel.)

aurore f, l' de morgenstond

aussi ook

aussi longtemps que zolang als

aussitôt aanstonds (vertrekken)

austère; austère streng, sober

australien; australienne Australisch

autant hetzelfde, evenzo, evenveel

autant de zoveel, evenveel

autant que evenveel (... als), evenzeer (... als)

autel m, l' het altaar

auteur m, l' de schrijver, de auteur

authenticité f, l' de echtheid

authentique; authentique (een) authentiek (exemplaar)

autiste; autiste autistisch

autiste m/f, l' de autist

auto f, l' de auto

autobus m, l' de autobus

autocar m, l' bus, touringcar

autocollant m, l' de zelfklever

auto-école f, l' de rijschool

Page 13: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

13

automatiquement automatisch

automne m, l' de herfst

automobiliste m/f, l' de automobilist, de autobestuurster

autonome; autonome (een) autonoom (bestuur)

autorisation f, l' de vergunning (machtiging)

autorisé (een) bevoegd (persoon)

autoriser (iemand) machtigen, toestaan

autoritaire (een) autoritair (man)

autorité f, l' het gezag

autorités f, les de overheid (autoriteiten)

autoroute f, l' de autosnelweg

autour de rond, om

autre (een) ander (kind)

autre part (hij is) ergens anders

autrefois vroeger (eertijds)

autrement anders (gezegd)

autrichien; autrichienne Oostenrijks

auvergnat; auvergnate van Auvergne

aux dépens de ten koste van

aux environs de in de omgeving van

avancé (een) gevorderd (stadium)

avancer (een stap) vooruitgaan

avant voor

avantage m, l' het voordeel

avantager bevoordelen

avantageusement voordelig, gunstig

avantageux, avantageuse; avantageux (een) voordelig (tarief)

avant-bras m, l’; les avant-bras de onderarm

avant-dernier; avant-dernière voorlaatst (het voorlaatste woord van

een tekst)

avant-hier eergisteren

avare, avare gierig (zijn)

avec met

avec ardeur hartstochtelijk (zingen)

avec exactitude nauwgezet (zijn werk uitvoeren)

avec insistance nadrukkelijk (vragen om op tijd

te komen)

avec lequel; (pron. rel.) waarmee

avec préméditation met voorbedachten rade

avec sursis (drie jaar) voorwaardelijk

avènement m, l' de troonsbestijging

avenir m, l' de toekomst

aventure f, l' het avontuur

avenue f, l' de laan

averse f, l' de regenbui

aversion f, l' de afkeer

avertir; averti waarschuwen

avertissement m, l' de waarschuwing

aveu m, l' de bekentenis (afleggen)

aviateur de vliegenier, de piloot

aviation f, l' de luchtvaart

aviation civile f, l' de burgerluchtvaart

avide begerig (zijn)

avidité f, l' de begerigheid (gretigheid)

avion m, l' het vliegtuig

avion à réaction m, l' het straalvliegtuig

Page 14: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

14

avis m, l' de mening

avocat m, l' de advocaat

avoine f, l' de haver

avoir hebben

avoir bon goût lekker smaken (de soep smaakt lekker)

avoir confiance vertrouwen hebben

avoir du talent talent hebben

avoir envie de zin hebben in (iets)

avoir faim honger hebben

avoir honte zich schamen (over)

avoir l'air de indruk geven (een intelligente

indruk geven)

avoir l'air d'un détenné fam. er uitgeput uitzien

avoir lieu plaats vinden (gebeuren)

avoir mal pijn hebben

avoir peur bang zijn

avoir pitié medelijden hebben (met iemand)

avoir quelque chose sur soi iets bij zich hebben / dragen

avoir raison gelijk hebben

avoir recours à zijn toevlucht nemen tot (uiterste

middelen)

avoir soif dorst hebben

avoir sommeil slaap hebben

avoir tort ongelijk hebben

avoir tout en main alles in de hand hebben,

alles onder controle hebben

avoir un rendez-vous een afspraak hebben (met iemand)

avouer; avoué (zijn ongeluk) toegeven

avril april

axe m, l' de as (spil)

ayant cause m, l'; les ayants cause de rechtverkrijgende

ayant droit m, l'; les ayants droit de rechthebbende

babiole, la de snuisterij

bagage, le de bagage

bagarre, la het opstootje (rel)

bague, la de ring (aan de vinger)

baguette, la het stokbrood

baie, la de baai

baie vitrée, la de schuifpui, het groot raam

baigner dans baden in, ondergedompeld zijn in

baignoire, la de badkuip

bail, le; les baux de huur, het huurcontract

bâiller geeuwen

bain, le het bad

baiser, le de kus

baisse, la de verlaging (van de prijzen)

baisser; baissé (de rolluiken) neerlaten, dalen, gedaald

bal, le; les bals het bal (feest)

balade, la de wandeling

balai, le; les balais de bezem

balance, la de weegschaal

balayer (de kamer) vegen

balbutier (verward enkele woorden) stamelen

balcon, le het balkon

baldaquin, le het baldakijn

balle, la de kogel (van een vuurwapen)

Page 15: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

15

ballet, le het ballet

ballon, le de bal (spel)

bambin, le de peuter

banal; banale; banals (een) banaal (feit)

banane, la de banaan

banc, le de bank (zitbank)

bande, la de strook (papier)

bande dessinée, la het stripverhaal

bandit, le de schurk

banlieue, la de voorstad

banque, la de bank (instelling)

banque de données, la; de databank (van software)

les banques de données

banqueroute, la het bankroet

banquier, le de bankier

baptême, le de doop

baptiser (een kind) dopen

bar, le de bar

barbare; barbare (een) barbaars (gedrag)

barbe, la de baard

barbouiller (een muur) bekladden

Barcelone f Barcelona

bariolé bontgekleurd

baroque; baroque barok

barque, la het bootje

barrage, le de versperring

barre, la de reep (chocolade)

barre, la de staaf, de balk

barreau, le; les barreaux de tralie

barrer (een zin) doorstrepen

barrière, la de slagboom

bas; basse laag (de lage tafel)

basané gebruind

basculer kantelen, omslaan

base, la de basis

basket, le de basketbalschoen

bassin, le de kom (om in te wassen)

bassin, le het bekken

bataille, la de veldslag

bateau, le; les bateaux de boot

bâtiment, le het gebouw

bâtir; bâti bouwen

bâton, le de stok

battement, le het geklop

battre; battu (iemand) slaan, geslagen

bavard praatziek (zijn)

bavardage, le het gebabbel

bavarder babbelen

beau; bel, belle, beaux (een) mooi (dorp)

beaucoup de veel (tijd)

beau-frère, le; les beaux-frères de schoonbroer

Beaujolais, le wijn uit de Beaujolais

beau-père, le; les beaux-pères de schoonvader

beauté, la de schoonheid

beaux-arts m, les de schone kunsten

beaux-parents m, les de schoonouders

Page 16: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

16

bébé, le de baby

bec, le de bek

bêche, la de schop (spade)

belge; belge Belgisch

Belge, le de Belg

Belgique, la België

belle-fille, la; les belles-filles de schoondochter

belle-mère, la; les belles-mères de schoonmoeder

belle-soeur, la; les belles-soeurs de schoonzuster

belvédère, le het uitzichtterras

ben wel (tussenwerpsel, informeel)

bénéfice, le de winst

bénéficier voordeel trekken (uit)

bénévolement belangeloos (werken voor iemand)

bénin; bénigne (een) goedaardig (gezwel)

bénin goedhartig, mild

bercer (een kind) wiegen

berger, le de herder

besoin, le de behoefte, de nood

bétail, le het vee

bête, la het beest

bêtise, la de domheid

betterave, la de biet

beurre, le de boter

beurrer boter smeren

biais schuin (een schuine muur)

bibelot, le de snuisterij

bibliothèque, la de bibliotheek

bic, le de balpen

bicyclette, la de fiets

bien, le het goede, de weldaad

bien, le het bezit

bien goed, mooi, juist

bien héréditaire, le het erfgoed

bien que hoewel

bien sûr! natuurlijk!

bien/mal luné goed/slecht geluimd

bien-être, le het welzijn (van de mensen)

bientôt weldra

bienveillance, la de welwillendheid

bienvenu welkom (zijn)

bière, la het bier

biffer (een woord) doorhalen

bifteck, le de biefstuk

bijou, le; les bijoux het juweel

bijoutier, le de juwelier

bikini, le de bikini

bilan, le de balans (afsluiten)

bilingue, bilingue tweetalig (zijn)

billet, le het kaartje (voor de trein)

billet de banque, le het bankbiljet

biscotte, la de beschuit

biscuit, le het koekje

bisou, le de zoen

bistrot, le het café, de kroeg

bizarre raar (een rare kerel)

Page 17: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

17

blague, la de mop

blâmer (iemand officieel) berispen

blanc; blanche wit

blanchir wit worden (zijn haar wordt wit)

blanchisserie, la de wasserij

blé, le het graan

blême doodsbleek (zijn)

blesser; blessé verwonden, kwetsen

blessure, la de verwonding, de kwetsuur

bleu blauw

bleu, le; les bleus de blauwe plek

blond blond (zijn)

blouse, la de bloes

bocal, le; les bocaux de bokaal

boeuf, le het rundvlees

bof! och!, bah!

boire; le het drinken

bois, le; les bois het bos

bois, le het hout

boisson, la de drank

boîte, la de doos

boîte aux lettres, la; les boîtes aux lettres de brievenbus

boîte postale, la de postbus (op het postkantoor)

bombardement, le een bombardement

bombardier, le de bommenwerper

bombe, la de bom

bon; bonne goed (het goede antwoord)

bon à rien, le de nietsnut

bon appétit smakelijk

bon de caisse, le de kasbon

bon marché (het is) goedkoop

bon sens, le het gezond verstand

bonbon, le het snoepje

bond, le de sprong (een sprong maken)

bondir springen

bonheur, le het geluk

bonhomme, le; les bonshommes het kereltje

bonjour goedendag

bonne, la het dienstmeisje

bonne chance! veel geluk!

bonnet, le de muts

bonobo, le de bonobo

bonsoir goedenavond

bonté, la de goedheid

bord, le de rand (van de tafel)

bordelais; bordelais van Bordeaux

bordure, la de rand (van de stoep)

bosseler (een zilveren koffiekan) blutsen

botte, la de laars

bouc émissaire, le de zondebok

bouche, la de mond

bouchée, la de hap (een beetje eten)

boucher, le de slager

boucher (een gat) dichten, stoppen

boucherie, la de slagerij

bouche-trou, le; les bouche-trous de stoplap

Page 18: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

18

bouchon, le de kroonkurk

bouchon, le de file

boucle, la de gesp

bouclé krullend

bouddhisme, le het boeddhisme

boue, la het slijk

bouée, la de boei (in zee)

boueux, boueuse; boueux modderig (zand)

bouger bewegen

bougie, la de kaars

bougie, la een autobougie

bouillabaisse, la de vissoep

bouillant kokend, zeer heet

bouillir; bouilli koken (het water kookt), gekookt

bouillon, le de bouillon

boulanger, le de bakker

boulangerie, la de bakkerij

boule de neige, la de sneeuwbal

bouledogue, le de buldog

boulevard, le de boulevard

bouleverser (zijn kamer) overhoophalen

bouleverser; bouleversé van streek brengen, van streek gebracht

boulimie, la de vraatzucht, de geweldige honger

boulon, le de bout

boulot, le de job

bouquet, le het boeket (bloemen)

bourdonner zoemen (de wespen zoemen)

bourgmestre, le de burgemeester

bourré volgepropt (een volgepropte

boodschappentas)

bourreau, le de beul

bourse, la de beurs

bousculer omverwerpen

boussole, la het kompas

bout, le het uiteinde (van een touwtje)

bouteille, la de fles

boutique, la de boetiek

bouton, le de knoop (van een jas)

bouton, le een toets (van het toetsenbord)

boutonner (zijn jas) dichtknopen

boxe, la het boksen

bracelet, le de armband

braire balken

branche, la de tak (van een boom)

brancher; branché (toestellen) aansluiten (op de stroom)

braquer (een zaklamp op iemand) richten

bras, le; les bras de arm (van het lichaam)

brasier, le de vuurzee

brasserie, la de brouwerij

brave, brave dapper (een dappere strijder)

braver (het gevaar) trotseren

bravo! bravo!, goed zo!

bref; brève (een) kort (verblijf)

brésilien; brésiliennes Braziliaans

brevet, le het brevet

bric-à-brac, le de rommel (onbruikbare dingen)

Page 19: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

19

bricoler knutselen

bricoleur, le de knutselaar

brièveté, la de kortstondigheid

brillamment schitterend, glansrijk

brillance, la de glans, de schittering

brillant (een) schitterend (juweel)

briller blinken, glanzen, schijnen

brique, la de baksteen

brise, la het briesje

briser; brisé (iemands hart) breken

britannique; britannique Brits

brochure, la de brochure

bronze, le het brons

bronzer bruinen (in de zon)

brosse, la de borstel (haarborstel)

brosse à dents, la; les brosses à dents de tandenborstel

brouette, la de kruiwagen

brouillard, le de mist

brouillon, le het klad

brousse, la de wildernis

Bruges f Brugge

bruire ritselen (de bladeren ritselen)

bruit, le het lawaai, het geluid

brûler; brûlé branden, verbranden

brûlure, la de brandwonde

brume, la de nevel (lichte mist)

brumeux, brumeuse; brumeux mistig (weer)

brun bruin (zijn)

brunir bruin worden

brusque; brusque (een) bars (karakter)

brusquement plots (remmen)

brut ruw (ruwe olie)

brutal; brutale; brutaux (een) brutaal (kind)

brutaliser mishandelen

brutalité, la de brutaliteit

Bruxelles m Brussel

bruyant (een) luidruchtig (kind)

bûche, la de houtblok

bûcheron, le de houthakker

budget, le de begroting (van de Staat)

buissons m, les het struikgewas

bulle, la de luchtbel

bulletin, le het bulletin

bungalow, le de bungalow

bureau, le; les bureaux het kantoor

bureau de change, le; het wisselkantoor

les bureaux de change

bureau de contrôle de chômage, le het stempelbureau

bureau de police, le het politiebureau

bureau de poste, le het postkantoor

bus, le de bus

busqué gebogen, gekromd

buste, le het borstbeeld

but, le het doel

buté koppig, eigenzinnig

buter stoten (tegen een steen)

Page 20: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

20

ça; (pron. dem.) dit, dat, het

ça coûte dat kost (12 euro)

ça suffit dat volstaat

cabane, la de hut

cabine, la de cabine, het hokje

cabine de bain, la het kleedhokje (bij het zwembad)

cabine téléphonique, la de telefooncel

caché (een) verborgen (schat)

cache-cache, le verstoppertje

cacher verstoppen

cachet, le de stempel (werktuig)

cacheter (een brief) verzegelen

cachette, la de schuilplaats (om zich te verstoppen)

cadeau, le; les cadeaux het geschenk

cadet, le de jongere broer

cadet; cadette jongste (de jongste zus)

cadran, le de wijzerplaat

cadre, le het kaderlid

caduc; caduque bouwvallig, verouderd (een bouwvallig

huis)

café, le de koffie

café, le het café

cafétéria, la de cafetaria

cafetière, la de koffiepot

cage, la de kooi

cage, la de schacht (van een lift)

cageot, le het kistje

cahier, le het schrift

caillou, le; les cailloux de kei (op de weg)

Caire, Le Caïro

caisse, la de kassa

caisse d'épargne, la de spaarkas

caissier, le de kassier

calcul, le de berekening (van de onkosten)

calculatrice, la de rekenmachine

calculer uitrekenen

caleçon, le de legging

caleçon, le de onderbroek

calepin, le het notitieboekje

câliner (een kindje) liefkozen

calme; calme kalm (zijn)

calmement kalm

calmer (iemand) kalmeren

calorie, la de calorie

camarade, le de kameraad

camaraderie, la de kameraadschap

cambriolage, le de inbraak

cambrioler inbreken (in een huis)

cambrioleur, le de inbreker

camembert, le de camembert

caméra, la de camera

camion, le de vrachtwagen

camionnette, la de bestelwagen

camp, le het kamp

campagne, la het platteland

campagne électorale, la de verkiezingscampagne

Page 21: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

21

campagne publicitaire, la de reclamecampagne

camper kamperen

campeur, le de kampeerder

canal, le; les canaux het kanaal

canapé, le de zitbank

canard, le de eend

canari, le de kanarievogel

cancer, le de kanker

candélabre, le de kandelaar

candidat, le de kandidaat

candidate, la de kandidate

candidature, la de kandidatuur

caniculaire; caniculaire van, als in de hondsdagen;

van de heetste tijd van het jaar

canne, la de wandelstok

canne à pêche, la; les cannes à pêche de vishengel

canon, le het kanon

canot, le het bootje (kano)

canot à rames, le de roeiboot

canot de sauvetage, le de reddingssloep

canton, le het kanton

cantonner gelegerd zijn (de legertroepen zijn

hier gelegerd)

caoutchouc, le de rubber

cap, le de kaap

capable, capable bekwaam (zijn)

capacité, la de capaciteit, het vermogen

capitaine, le de kapitein

capital, le; les capitaux het kapitaal

capitale, la de hoofdstad

capitaliste, capitaliste (een) kapitalistisch (land)

capituler zich overgeven (bij een gevecht)

capot, le de motorkap

caprice, le de gril (bevlieging)

capricieux, capricieuse; capricieux (een) wispelturig (karakter)

capsule, la de kroonkurk (van een flesje frisdrank)

capter (geluidsgolven) opvangen

captivant (een) spannend (boek)

captiver boeien (fascineren)

captivité, la de gevangenschap

capturer (een boosdoener) gevangennemen

car want

caractère, le het karakter (van een persoon)

caractériser kenmerken, karakteriseren

caractéristique, la het kenmerk

carafe, la de karaf, de tafelfles

cardiaque; cardiaque hart-

cardinal, le; les cardinaux de kardinaal

caresse, la de liefkozing

caresser liefkozen

cargaison, la de lading (vracht)

cargo, le het vrachtschip

carnaval m, le; les carnavals het carnaval

carnet, le het zakboekje

carnivore, le de vleeseter

carotte, la de wortel (groente)

Page 22: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

22

carpette, la het vloerkleedje

carré (een) vierkant (schilderij)

carreau, le; les carreaux de tegel (vloersteen)

carrefour, le het kruispunt

carrelage, le de tegelvloer

carrément ronduit (zijn mening zeggen)

carrière, la de loopbaan

carrossier, le de wagenmaker

cartable, le de boekentas

carte, la de spijskaart

carte bancaire, la de bankkaart

carte de crédit, la de kredietkaart

carte de fidélité, la de getrouwheidskaart

carte de membre, la de lidmaatschapskaart

carte de visite, la het visitekaartje

carte d'identité, la; les cartes d'identité de identiteitskaart

carte géographique, la de landkaart

carte postale, la de postkaart

carte routière, la de wegenkaart

carton, le het karton

cartouche, la de patroon (voor een geweer)

cas, le; les cas het geval

cascade, la de waterval

cascadeur, le de stuntman

case, la het hokje (in een kruiswoordraadsel)

caserne, la de kazerne

cash cash

casque, le de helm

casque de protection, le de valhelm

casquette, la de pet

casse-noisettes, le; les casse-noisettes de notenkraker

casser; cassé (een glas) breken

casserole, la de pan (braadpan)

cassette, la de cassette

casting, le de casting

catalogue, le de catalogus

cataloguer; catalogué classificeren, geclassificeerd

catastrophe, la de catastrofe

catégorie, la de categorie

cathédrale, la de kathedraal

catholique, catholique katholiek (zijn)

cauchemar, le de nachtmerrie

cauchemardesque; cauchemardesque op een nachtmerrie lijkend

cause, la de oorzaak

causer veroorzaken

causerie, la het praatje (op de radio)

cavalier, le de ruiter

cave, la de kelder

caverne, la de spelonk

caviar, le de kaviaar

cavité, la de holte

ce que; (pron. dém.) wat (LV)

ce qui; (pron. dém.) wat (Ond.)

ce sont; (pron. dém.) het zijn

ce, cet, cette, ces; (pron. dem.) dit, dat, deze

ceci dit, dit hier

Page 23: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

23

céder bezwijken (voor een voorstel)

céder sa place zijn plaats afstaan

ceinture, la de riem (gordel)

ceinture de sécurité, la de veiligheidsgordel

cela dat, het voorafgaande

célèbre, célèbre beroemd (zijn)

célébrer (een jubileum) vieren

célébrité, la de roem, de bekendheid

céleste, céleste hemels (een hemelse schoonheid)

célibataire, célibataire ongehuwd (zijn)

cellier, le de provisiekast

cellule, la de cel (kern)

celui qui, celle qui; (pron. dém.) diegene die, wie

celui, celle; (pron. dém.) die, dat

celui-là, celle-là, die daar, dat daar

ceux-là, celles-là; (pron. dém.)

cendre, la de as (van een sigaret)

cendrier, le de asbak

cendrillon assepoester

cent honderd

cent, le het muntstuk ter waarde van 0,01 euro

centaine, la het honderdtal

centime, le de centime

centimètre, le de centimeter

central; centrale; centraux (een) centraal (punt)

centrale nucléaire, la de kerncentrale

centralisation, la de centralisatie

centre, le het centrum

centre-ville, le het stadscentrum

cependant echter

cercle, le de cirkel

céréales f, les de graangewassen

cérébrale, cérébrale cerebraal, hersen-

cérémonie, la de ceremonie

cerf, le het hert

cerf-volant, le; les cerfs-volants de vlieger

cerise, la de kers

cerisier, le de kersenboom

cerne, le de kring

cerner (een wijk) omsingelen

certain (een) zeker (aantal)

certainement (hij komt) zeker

certes! voorzeker! (inderdaad)

certificat, le het getuigschrift

certifier verzekeren (bevestigen)

certitude, la de zekerheid (stelligheid)

cerveau, le de hersenen

cesser ophouden (met roken)

cessez-le-feu, le het staakt-het-vuren

c'est; (pron. dém.) het is

c'est bon het is lekker

c'est dommage! het is jammer!

c'est fini het is klaar (het is volbracht)

c'est le bouquet dat is het toppunt, dat spant de kroon

chacun; (pron. ind.) ieder(een), elk(een)

chacun pour soi; (pron. pers.) ieder voor zich

Page 24: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

24

chagrin, le het verdriet

chahuter herrie schoppen (in de klas)

chaîne, la de ketting

chaîne de montage, la de lopende band

chair, la het vlees (van een vrucht)

chaise, la de stoel

châle, le de omslagdoek, de sjaal

chaleur, la de warmte

chaleureux; chaleureuse, chaleureux hartelijk

challenger, le de uitdager

chaloupe, la de sloep

chambre, la de kamer

chambre à coucher, la; de slaapkamer

les chambres à coucher

chameau, le de kameel

champ, le het veld

champagne, le de champagne

champignon, le de paddestoel

champion, le de kampioen

championnat, le het kampioenschap

chance, la de kans

chanceler wankelen

chandail, le de trui

change, le het wisselen (van geld)

changement, le de verandering

changer (in Leuven) overstappen

changer; changé veranderen, veranderd

chanson, la het lied

chant, le het gezang

chanter; chanté zingen, gezongen

chanteur, le de zanger

chanteuse, la de zangeres

chantier, le de werf (bouwterrein)

chantier naval, le de scheepswerf

chantonner neuriën

chapeau, le; les chapeaux de hoed

chapelle, la de kapel

chapitre, le het hoofdstuk

chaque elk (jaar)

charbon, le de steenkool

charcuterie, la de vleeswaren

charge, la de lading (van een vrachtwagen)

chargement, le het laden

charger (een vrachtwagen) beladen

charitable; charitable liefdadig (zijn)

charité, la de liefdadigheid

charmant charmant (zijn)

charme, le de charme

charmer; charmé boeien, fascineren, geboeid

charpentier, le de timmerman

charrette, la de kar

charrue, la de ploeg (landbouwwerktuig)

chasse, la de jacht

chasser jagen (op dieren)

chasseur, le de jager

chat, le de kat

Page 25: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

25

châtain kastanjebruin

château, le; les châteaux het kasteel

chatouilleux; chatouilleuse, chatouilleux kittelachtig, gevoelig

chatte, la de kattin

chaud (het is) warm

chaudière, la de verwarmingsketel

chauffage, le de verwarming

chauffage central, le de centrale verwarming

chauffe-assiettes, le; les chauffe-assiettes de bordenwarmer

chauffe-eau, le; les chauffe-eau het heetwatertoestel, de boiler

chauffer verwarmen

chauffeur, le de bestuurder

chaussée, la de steenweg

chaussette, la de sok

chaussure, la de schoen

chauve, chauve (een) kaal (hoofd)

chauve-souris, la de vleermuis

chauvin chauvinistisch

chavirer kapseizen

chef, le de leider, de baas

chef d'orchestre, le de dirigent

chef-d'oeuvre, le; les chefs-d'oeuvre het meesterwerk

chef-lieu, le; les chefs-lieux de hoofdplaats (van departement)

chemin, le de weg

chemin de fer, le de spoorweg

cheminée, la de schoorsteen

cheminot, le de spoorwegbeambte

chemise, la het hemd (overhemd)

chemise de nuit, la de nachtjapon

chemisier, le de overhemdbloes

chêne, le de eik

chèque, le de cheque

chèque à ordre, le; les chèques à ordre de cheque op naam

chèque au porteur, le; de cheque aan toonder

les chèques au porteur

chèque bancaire, le de bankcheque

chéquier, le het chequeboekje

cher; chère geachte (Geachte Heer,...)

cher; chère (een) duur (juweel)

cher; chère lief (dat lief meisje)

chéri, le, la chérie de lieveling, de lievelinge, het schatje

chercher; cherché zoeken, gezocht

chercheur, le de onderzoeker

cheval, le; les chevaux het paard

chevalier, le de ridder

chevet, le het bed, het ziekbed

cheveux m, les het haar (deze vrouw heeft mooi haar)

chèvre, la de geit

chevreuil, le de ree (soort hert)

chez bij

chic; (inv) chic, deftig

chicons m, les het witloof

chien, le de hond

chiffon, le de vod

chiffre, le het cijfer

chiffrer berekenen, ramen, schatten

Page 26: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

26

chignon, le een knot, een dot

chimie, la de scheikunde

chimique, chimique (een) chemisch (product)

chimiste, le de scheikundige

chimpanzé, le de chimpansee

Chine China

chinois; chinoise; chinois Chinees

choc, le de schok

chocolat, le de chocolade

choeur, le het koor (zangkoor)

choisir; choisi kiezen, gekozen

choix, le de keuze

chômage, le de werkloosheid

chômer werkloos zijn

chômeur, le de werkloze

chope, la de pils

choquer; choqué (iemand emotioneel) schokken, geschokt

choquer botsen

chose, la het ding

chou, le; les choux de kool (groente)

chouchou, le; les chouchous de lieveling, het lieverdje

chouette! (dat is) leuk!

chou-fleur, le de bloemkool

chrétien; chrétienne christelijk

christianisme, le het christendom

chrysanthème, le de chrysant

chuchoter fluisteren

chute, la de val (van een object)

cible, la het doelwit (schietschijf)

cibler als doelgroep kiezen

ciboulette, la de bieslook

ciel, le de hemel

cigare, le de sigaar

cigarette, la de sigaret

ci-inclus hierbij ingesloten

ci-joint hierbij ingesloten

cime, la de top (van een berg)

ciment, le de cement

cimetière, le het kerkhof

cinéma, le de bioscoop

cingler striemen (de regen striemt haar in

het gelaat)

cinq vijf

cinquantaine, la het vijftigtal

cinquante vijftig

cintre, le de kleerhanger

cintré getailleerd

cintré gebogen, gewelfd

circonscrire afbakenen

circonstance, la de omstandigheid

circonvenir misleiden

circuit, le het circuit (sport)

circulaire, la de omzendbrief

circulation, la het verkeer (op de weg)

circuler circuleren (in de straten van de stad)

cirer (schoenen) poetsen

Page 27: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

27

cirque, le het circus

ciseaux m, les de schaar

citadin, le de stedeling

cité, la de stadskern

citer (een auteur) citeren

civil (een) burgerlijk (huwelijk)

civilisation, la de beschaving

clair helder (water)

clairement duidelijk, begrijpelijk

clandestin clandestien, ondergronds, verboden

claquer (de deur) dichtslaan

clarté, la de helderheid

classe, la de klasse (de werkende klasse)

classe, la de klas (school)

classement, le het klassement

classer rangschikken

classeur, le de map (opbergmap)

classique, classique (een) klassiek (boek)

clavier, le het toetsenbord

clé, la de sleutel

clef, la de sleutel

clémence, la de vergevingsgezindheid

clément vergevingsgezind (zijn)

clergé, le de geestelijkheid (clerus)

cliché, le het negatief

cliché, le het cliché, de stereotiepe uitdrukking

client, le de klant (m)

cliente, la de klant (v)

clientèle, la de cliënteel

clignotant, le de richtingaanwijzer (van de auto)

clignoter knipperen (met de ogen)

climat, le het klimaat

clin d'oeil, le; les clins d'oeil de knipoog

cliquer klikken

cloche, la de klok (in de kerktoren)

clocher, le de klokkentoren

cloison, la de tussenwand

clore sluiten

clos (een) gesloten (ruimte)

clôture, la de omheining

clou, le; les clous de spijker

clouer (een kistje) spijkeren

clown, le de clown

club, le de club, de vereniging

cobaye, le het proefkonijn (persoon)

cocher aankruisen (op een antwoordformulier)

cochon, le het varken

code, le de code

code postal, le het postnummer

coéquipier, le de ploegmaat

coeur, le het hart

coffre, le de kofferruimte

coffre, le de koffer, de kist

coffre à linge, le de wasmand

coffre-fort, le; les coffres-forts de brandkast

coffrer; coffré opsluiten, inrekenen, ingerekend

Page 28: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

28

cognac, le de cognac

cohabiter (ongehuwd) samenwonen

cohue, la het gedrang (de mensenmassa)

coiffeur, le de kapper

coiffure, la het kapsel

coin, le de hoek (van een straat)

coïncidence, la de samenloop (van omstandigheden)

coïncider samenvallen (2 gebeurtenissen

die samenvallen)

coin-cuisine, le de kookhoek, de (kleine) open keuken

col, le de kraag

colère, la de woede

coléreux, coléreuse, coléreux (een) driftig (man)

colérique, colérique driftig, opvliegerig

colis, le het postpakket

collaborateur, le de medewerker

collaboration, la de medewerking (met medewerking van)

collaborer meewerken (aan een krant)

collaborer samenwerken

collants m, les de panty

colle, la de lijm

collectif; collective (een) collectief (contract)

collection, la de verzameling (postzegels)

collection privée, la de privé-verzameling

collectionner (postzegels) verzamelen

collectionneur, le de verzamelaar

collège, le het college (school)

collège des échevins, le het schepencollege

collègue, le de collega

coller kleven

collerette, la het kraagje

collier, le het halssnoer

colline, la de heuvel

collision, la de aanrijding

colonel, le de kolonel

colonie, la de kolonie

colonne, la de zuil

colorant, le de kleurstof

coloré gekleurd, kleurrijk

colorer (iets blauw) kleuren

coloris, le de kleur, de kleurrijkheid

combat, le het gevecht

combatif (een) strijdlustig (man)

combattant, le de strijder

combattre (de honger) bestrijden

combien? hoeveel?

combinaison, la de combinatie

combinaison de plongée, la het badpak, het duikpak

combiner combineren

comble, le het toppunt (van geluk)

comblé overgelukkig (zijn)

combler (een gat) opvullen

combustible, le de brandstof

comédie, la de komedie

comédien, le; la comédienne de toneelspeler, de toneelspeelster

comestible, comestible (een) eetbaar (product)

Page 29: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

29

comique, comique (een) komisch (jongetje)

comité, le het comité

commandant, le de bevelhebber (in het leger)

commande, la de bestelling (van goederen)

commande à distance, la de afstandsbediening (van televisie)

commandement, le het bevel

commander (een kast) bestellen (bij de fabrikant)

commander (iemand) gebieden

comme zoals (jij), als

comme si alsof (het gisteren was)

commencement, le de aanvang

commencer; commencé beginnen, begonnen

comment? hoe?

commentaire, le de commentaar

commenter; commenté verklaren, verklaard

commerçant, le de handelaar

commerce, le de handel

commercial; commerciale; commerciaux commercieel (talent)

commettre; commis (een misdaad) begaan, plegen,

gepleegd

commissaire, le de commissaris

commissariat, le het politiebureau

commission, la de commissie (raad)

commode; commode (een) gemakkelijk (werkinstrument)

commode, la de commode, het ladekastje

commodité, la de gerieflijkheid (gemak)

commun gemeenschappelijk, gezamenlijk

communal; communale; communaux gemeente-

communauté, la de gemeenschap

(Europese gemeenschap)

commune, la de gemeente

commune de banlieue, la de randgemeente

communication, la de communicatie

communiqué, le de mededeling

(een officiële mededeling)

communiquer (nieuws) meedelen

communisme, le het communisme

compagne, la de gezellin

compagnie, la de maatschappij

(verzekeringsmaatschappij)

compagnie, la het gezelschap

(in goed gezelschap zijn)

compagnie aérienne, la de luchtvaartmaatschappij

compagnon, le de metgezel

comparable vergelijkbaar (zijn)

comparaison, la de vergelijking

comparaître verschijnen

comparativement à vergeleken bij

comparer vergelijken

compartiment, le de coupé (in de trein)

compatriote, le de landgenoot

compensation, la de compensatie

compenser compenseren

compétence, la de bekwaamheid

compétence, la de bevoegdheid (van een

burgemeester)

Page 30: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

30

compétent (een) deskundig (ambtenaar)

compétition, la de competitie

complaire behagen, een plezier doen

complet; complète voltallig (zijn)

complètement (iets) volledig (lezen)

compléter (een tekst) vervolledigen

complexe (een) complex (probleem)

complexité, la de ingewikkeldheid

complice, le de medeplichtige

compliment, le het compliment

complimenter complimenten geven

compliqué (een) ingewikkeld (probleem)

compliquer ingewikkeld maken

comportement, le het gedrag, de houding

comporter bevatten, bestaan uit

composer; composé samenstellen, samengesteld

compositeur, le de componist

composition, la de samenstelling

compréhensible, compréhensible (het is) begrijpelijk

compréhensif, compréhensive (een) begrijpend (man)

compréhension, la het bevattingsvermogen, het begrip

comprendre; comprenant inhouden, bevatten, bevattend

comprendre (een tekst) begrijpen

comprimer (lucht) samenpersen

compris (dienst) inbegrepen

compromettre compromitteren, in opspraak brengen

comptabilité, la de boekhouding

comptable, le de boekhouder

compte, le de rekening

compte chèques, le; de zichtrekening

les comptes chèques

compte en banque, le; de bankrekening

les comptes en banque

compter tellen

compte-rendu, le de korte inhoud (van een boek)

comptoir, le de toonbank

comte, le de graaf

concave hol (een holle lens)

concentration, la de concentratie

concentré geconcentreerd (zijn tijdens de les)

conception, la het ontwerp

concernant betreffend, aangaande

concerné betreffende

concerner betreffen, aangaan

concert, le het concert

concertation, la het overleg (politiek overleg)

concerto, le het concert (muziekstuk)

concession, la de toegeving

concevable (het is) voorstelbaar (dat)

concevoir; conçu concipiëren, geconcipieerd

concierge, le de huisbewaarder

concis (een) bondig (verslag)

concitoyen, le de medeburger

conclure besluiten

conclusion, la het besluit

concourir meedingen

Page 31: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

31

concours, le de samenloop (van omstandigheden)

concours, le de wedstrijd

concret; concrète (een) concreet (plan)

concurrence, la de concurrentie

concurrent, le de concurrent

condamnation, la de veroordeling

condamné, le de veroordeelde

condamner (iemand) veroordelen

condescendant minzaam, neerbuigend, inschikkelijk

condescendre inwilligen

condiment, le de specerij

condition, la de voorwaarde

conditionnement, le het conditioneren

condoléances f, les het rouwbeklag

conduire; conduit (een auto) besturen, bestuurd

conduit, le de leiding (een koperen leiding)

conduite, la het gedrag

conférence, la de conferentie

conférence au sommet, la de topconferentie

conférer beraadslagen

confesser biechten (in de kerk)

confession, la de biecht

confiant vol vertrouwen (zijn)

confidence, la de vertrouwelijke mededeling

confidentiel; confidentielle (een) vertrouwelijk (document)

confier (iemands iets) toevertrouwen

confins m, les de uiterste grenzen (van een gebied)

confirmation, la de bevestiging (van het bericht)

confirmer (een datum) bevestigen

confiture, la de jam

conflit, le het conflict

confondre verwarren

conforme; conforme conform (zijn)

conformément à overeenkomstig (de wet handelen)

conformer in overeenstemming brengen (met)

confort, le het comfort

confortable; confortable (een) comfortabel (appartement)

confrère, le de vakgenoot (collega)

confus; confus verward (zijn)

confusion, la de verwarring

congé, le het verlof (vakantie)

congédier wegsturen, ontslaan

congélateur, le de diepvriezer

congeler invriezen

congrès, le het congres

conjointement samen, tegelijkertijd

conjugal; conjugale; conjugaux echtelijk (geluk)

conjuguer (een werkwoord) vervoegen

connaissance, la de kennis (van iets)

connaissance, la de kennis (persoon), de vriend

connaître kennen

connu (een) bekend (auteur)

conquérir veroveren

conquête, la de verovering

consacré (een boek) gewijd (aan politiek)

consacrer wijden (aan), besteden (aan)

Page 32: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

32

conscience, la het bewustzijn, het besef, het inzicht

consciencieux; consciencieuse, (een) gewetensvol (man)

consciencieux

conscient bewust, zelfbewust

conseil, le de raad (een goede raad geven)

conseil municipal, le de gemeenteraad

conseiller, le; la conseillère de raadgever, de raadgeefster

conseiller aanraden

consensus, le de overeenstemming, het akkoord

consentement, le de instemming (goedkeuring)

consentir; consenti toestemmen, toegestemd

conséquence, la het gevolg

conséquent consequent (zijn)

conservateur, conservatrice conservatief (de conservatieve partij)

conservation, la het bewaren (van voedsel)

conserver (voedingswaren) bewaren

conserves f, les de conserven

considérable, considérable (een) aanzienlijk (bedrag)

considération, la de beschouwing

considérer; considéré (alle mogelijkheden) beschouwen,

beschouwd

consigne, la het bagagedepot (station)

consistant (een) gegrond (argument)

consister bestaan (uit)

consolateur; consolatrice troostend, opbeurend

consolation, la de troost

consoler troosten

consolider (een bouwwerk) verstevigen

consommateur, le de verbruiker

consommation, la de consumptie

consommer (voedsel) verbruiken

consonne, la de medeklinker

conspiration, la de samenzwering

conspuer honen (uitfluiten)

constamment voortdurend

constant (een) constant (geluid)

constater; constaté (een feit) vaststellen, vastgesteld

constituer (de regering) samenstellen

constitution, la de grondwet

constructeur, le de bouwer (fabrikant)

construction, la de constructie

construire; construit (een huis) bouwen, gebouwd

consulat, le het consulaat

consulter; consulté raadplegen, geraadpleegd

contact, le het contact (tussen mensen)

contacter contact opnemen met

contagieux; contagieuse, contagieux besmettelijk

contamination, la de besmetting

conte, le het verhaal (vertelling)

contempler (iets aandachtig) bekijken

contemporain (een) hedendaags (schrijver)

contemporain, le de tijdgenoot

contenance, la de inhoud (van het reservoir)

contenir; contenu in bedwang houden, weerhouden,

in bedwang gehouden

contenir; contenant (225 liter) bevatten, bevattend

Page 33: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

33

content tevreden (zijn)

contenter (iemand) tevreden stellen

contenu, le de inhoud

contestable, contestable (een) aanvechtbaar (feit)

contestation, la de aanvechting (betwisting)

contester (een feit) betwisten

contexte, le de context

continent, le het werelddeel

continu (een) onafgebroken (beweging)

continuation, la de voortzetting

continuel, continuelle (een) voortdurend (geluid)

continuer voortdoen (met praten)

contour, le de omtrek (omtreklijn van het gebouw)

contracter (een levensverzekering) afsluiten

contradiction, la de tegenspraak

contradictoire, contradictoire (een) tegenstrijdig (antwoord)

contraindre (iemand) dwingen

contrainte, la de dwang

contraire, le het tegendeel

contrairement à in tegenstelling tot

contrarier ontstemmen (dat bericht ontstemt mij)

contrarier (iemands plannen) tegenwerken

contraste, le het contrast

contrat, le het contract

contrat de location, le het huurcontract

contravention, la de bekeuring (proces-verbaal)

contre tegen

contre lequel, contre laquelle, contre tegen dewelke, tegen hetwelk

lesquels, contre lesquelles; (pron. rel.)

contrebande, la de smokkelarij

contre-battre fel bestrijden

contredire tegenspreken

contrée, la de landstreek

contrefaire (geld) namaken

contremaître, le de opzichter (ploegbaas)

contretemps, le de tegenslag

contrevenir overtreden

contribuable, le de belastingbetaler

contribuer; contribué bijdragen (tot), bijgedragen (tot)

contribution, la de bijdrage (van geld)

contrôle, le de controle

contrôler; contrôlé controleren, gecontroleerd

contrôleur, le de controleur

convaincre overtuigen

convaincu overtuigd (zijn)

convenable; convenable (een) geschikt (moment)

convenir passen (die datum past me)

convenir overeenkomen

convention, la de overeenkomst (afspraak)

convenu overeengekomen, afgesproken

conversation, la het gesprek

convertir (iemand) bekeren

conviction, la de overtuiging

convivial; conviviale; conviviaux harmonieus, gezellig

convocation, la de bijeenroeping (door een advocaat)

convoi, le; les convois het konvooi

Page 34: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

34

convoquer (de vergadering) bijeenroepen

coopérative, la de coöperatieve (vereniging)

copain, le de vriend

copie, la de kopie

copier (een tekst) overschrijven

copine, la de vriendin

coq, le de haan

coquelicot, le de klaproos

coquet; coquette koket, elegant

coquille, la de schelp

corail, le; les coraux de koraal

corbeau, le; les corbeaux de raaf

corbeille, la de mand

corbeille à papier, la de papiermand

corde, la het touw

cordial; cordiale; cordiaux (een) hartelijk (onthaal)

cordonnier, le de schoenmaker

cornée, la het hoornvlies

cornichon, le de augurk

corporel, corporelle lichamelijk, lichaams-

corps, le; les corps het lichaam

correct (het is) correct

correction, la de verbetering (van huiswerk)

correspondance, la de correspondentie

correspondre corresponderen (met een vriend)

correspondre à overeenkomen met,

overeenstemmen met

corridor, le de gang (in het huis)

corriger; corrigé (een tekst) verbeteren, verbeterd

corriger afstellen, regelen

corrompre (een getuige) omkopen

cortège, le de stoet (optocht)

corvée, la het karwei (een zwaar werk)

costume, le het kostuum

côte, la de kust

côté, le de zijde (zijkant)

cotisation, la de bijdrage (voor een abonnement)

coton, le de katoen

cou, le; les cous de hals

couche, la de laag (verf)

coucher (de kinderen) naar bed brengen

coucher de soleil, le de zonsondergang

coudre naaien

couler (naar zee) stromen

couleur, la de kleur

couloir, le de gang

coup, le de slag (klap)

coup de chance, le; les coups de chance de meevaller

coup de feu, le; les coups de feu het schot (afvuren)

coup de fil, le; les coups de fil het telefoontje (conversatie)

coup de pied, le; les coups de pied de stamp (iemand een stamp geven)

coup de poing, le; les coups de poing de vuistslag

coup de soleil, le; les coups de soleil de zonnesteek

coup de vent, le; les coups de vent de windstoot

coup d'état, le; les coups d’état de staatsgreep

coup d'oeil, le; les coups d’oeil de blik, de oogopslag

Page 35: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

35

coupable, coupable schuldig (zijn)

coupe, la de beker (ijsbeker)

coupe-faim, le de eetlustremmer

couper; coupant, coupé (papier) knippen, snijden,

knippend, geknipt

couple, le het koppel (een gelukkig koppel)

cour, la het hof (gerechtshof)

cour d'appel, la het hof van beroep

cour d’assises, la het Hof van Assisen

courage, le de moed

courageux; courageuse; courageux (een) moedig (man)

couramment geregeld (zeggen)

courant, le de stroom (elektriciteit)

courant d'air, le; les courants d'air de luchtstroom

courbe, la de curve

courber doorbuigen (een staaf)

coureur cycliste, le de wielrenner

courir; couru (naar het station) lopen

couronne, la de kroon (van de koning)

couronner (iemand) kronen (tot keizer)

courrier, le de post (de ontvangen brieven)

cours, le; les cours de cursus (wiskunde)

course, la de wedloop, de wedren

court kort (een korte mantel)

court-circuit, le de kortsluiting

courtier, le de makelaar (tussenhandelaar in wijn)

courtois, courtoise, courtois hoffelijk (zijn)

courtoisie, la de hoffelijkheid

court-vêtu; court-vêtue kortgerokt (vrouwen met korte rokken)

cousin, le de neef

cousine, la de nicht (dochter van oom)

coussin, le het kussen (hoofdkussen)

coût, le de kosten (van het levensonderhoud)

couteau, le; les couteaux het mes

coutelas, le het slagersmes

coûter; coûté kosten, gekost

coûteux; coûteuse, coûteux duur (een dure sport)

coutume, la het gebruik (gewoonte)

couturier, le de modeontwerper

couvent, le het klooster

couvercle, le het deksel

couvert (een) overdekt (stadion)

couvert, le het bestek (tafelbestek)

couverture, la de deken (op een bed)

couvre-chef, le het hoofddeksel

couvre-lit, le de sprei

couvrir (de gewonde met dekens) bedekken

crabe, le de krab

craie, la het krijt

craindre vrezen

crainte, la de vrees

crasseux; crasseuse, crasseux vuil, smerig, vies

cravate, la de stropdas

crayon, le het potlood

crayonner schetsen (met potlood)

créance, la de schuldvordering

Page 36: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

36

créancier, le de schuldeiser

créateur, le de ontwerper (van kleding)

créatif; créative creatief, vindingrijk

création, la de schepping

créature, la het schepsel

crèche, la de kribbe

crédit, le het krediet

crédule, crédule lichtgelovig, goedgelovig

créer (een kunstwerk) scheppen, creëren

crème, la de room

créneau, le de kanteel

crêpe, la de pannenkoek

crépiter knetteren

crépuscule, le de avondschemering

crête, la de bergkam

creuser (een put) graven

creux; creuse, creux hol (een holle boom)

creux; creuse, creux diep (een diep bord)

creux; creuse, creux ingevallen, hol (ingevallen wangen)

crevé doodmoe (zijn)

crevé lek (een lekke band)

crevette, la de garnaal

cri, le de schreeuw

criard schreeuwerig

crier; crié schreeuwen, geschreeuwd

crime, le het misdrijf

criminel, criminelle (een) misdadig (man)

crinière, la de manen (van een paard)

crise, la de crisis

cristal, le; les cristaux het kristal

critère, le het criterium

critique, la de kritiek

critiquer bekritiseren

crochet, le de haak (om iets aan te hangen)

croire geloven

croiser (de benen) kruisen

croisière, la de cruise

croître groeien (deze gewassen groeien traag)

croix, la; les croix het kruis

croque-madame, le; les croque-madame de croque-madame

croque-monsieur, le; les croque-monsieur de croque-monsieur

croquer (tussen de tanden) kraken

croquis, le de schets (om iets uit te leggen)

croûte, la de korst (brood)

croyance, la de geloofsovertuiging

croyant, le de gelovige

cru rauw (vlees)

crudités f, les de rauwkost

cruel, cruelle wreed (een wrede man)

crustacés m, les de schaaldieren (eetbaar)

cube, le de kubus

cubisme, le het kubisme

cueillir (bloemen) plukken

cuiller, la de lepel

cuiller à soupe, la; les cuillers à soupe de soeplepel (om soep mee te eten)

cuillerée, la de lepel (inhoud)

Page 37: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

37

cuir, le het leder

cuire (vlees) bakken

cuisine, la de keuken

cuisinier, le de kok

cuisinière, la de kokkin

cuisinière, la het kookfornuis

cuit (een goed) gebakken (steak)

cuivre, le het koper (metaal)

cuivré koperkleurig

culbuter buitelen (over kop gaan)

cul-de-sac, le; les culs-de-sac de doodlopende straat

culotte, la de korte broek

culte, le de verering (van de persoon)

cultivé bebouwd (een bebouwde akker)

cultiver (een akker) bebouwen

culture, la de cultuur

culturel, culturelle (een) cultureel (centrum)

curé, le de pastoor

curieux; curieuse, curieux nieuwsgierig (zijn)

curiosité, la de nieuwsgierigheid

cycle, le de cyclus

cyclisme, le de wielersport

cycliste, le de fietser

cygne, le de zwaan

d'abord eerst (dit, dan dat)

d'accord! in orde!

dactylo, la de typiste

dadaïsme, le het dadaïsme

daigner zich verwaardigen om, zo goed zijn om

d'ailleurs trouwens

dalle, la de tegel (vloersteen)

dame, la de dame

danger, le het gevaar

dangereux; dangereuse, dangereux gevaarlijk (zijn)

dans binnen, in

dans le délai binnen de termijn

dans lequel, dans laquelle, waarin

dans lesquels, dans lesquelles; (pron. rel.)

danse, la de dans

danser dansen

d'après (een verhaal) naar (Andersen)

d'après volgens

date, la de datum

date de naissance, la de geboortedatum

dater dateren (van 23 oktober)

dauphin, le de kroonprins

d'autant plus des te meer

d'autre part anderzijds

d'avance op voorhand (betalen)

davantage (er) meer (vanaf weten)

de (d’) te, om te, van, uit

dé, le de dobbelsteen

de la part de vanwege (dhr. De Laet)

de nos jours tegenwoordig (heden ten dage)

de nouveau opnieuw

de peur que uit vrees dat

Page 38: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

38

de rien geen dank

de sorte que zodat

de toute façon hoe dan ook

déballer (pakjes) uitpakken

débarcadère, le de losplaats (op de kade)

débarquement, le de ontscheping

débarquer aan land gaan (ontschepen)

débarras, le de opbergkast

débarrasser ontdoen (van), bevrijden (van), ontlasten

débat, le het debat

débauche, la de ontucht

débiteur, le de schuldenaar (geld)

déborder overlopen (de emmer water loopt over)

déboucher (een buis) ontstoppen

déboucher (een fles) ontkurken

debout recht (overeind staan)

déboutonner (zijn jas) losknopen

débrancher (de stroom van een apparaat) uitschakelen

débrayer ontkoppelen (de koppeling indrukken)

débris m, les de scherven (van een vaas)

débrouillard (een) bijdehand (kind)

début, le het begin (van het jaar)

débutant, le de beginneling

débuter debuteren

décacheter (een brief) ontzegelen

décamper zich uit de voeten maken, ervandoor gaan

déceler (een geheim) onthullen

décembre december

décennie, la het decennium

décent fatsoenlijk (fatsoenlijke kledij)

déception, la de teleurstelling

décerner (een prijs) toekennen

décès, le het overlijden

décevoir teleurstellen

décharge, la de ontlading (elektriciteit)

décharger; déchargé uitladen

déchéance, la het verval (ondergang)

déchets m, les de afval

déchiffrer (een boodschap) ontcijferen

déchiqueter (stof) verscheuren

déchirer; déchiré (papieren) verscheuren, verscheurd

déchoir in verval zijn

décibel, le; les décibels de decibel

décidé vastbesloten (zijn)

décidément (het is) beslist (goed)

décider beslissen

décisif, décisive (een) beslissend (argument)

décision, la de beslissing

déclaration, la de aangifte (van goederen)

déclaration, la de verklaring

déclarer; déclaré verklaren, verklaard

déclencher (een crisis) ontketenen

déclencheur, le brengt iets op gang, ontketent iets

décoller opstijgen (het vliegtuig stijgt op)

décombres m, les het puin

décommander afbestellen

Page 39: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

39

décomposer ontleden

décomposition, la de ontbinding (in staat van ontbinding)

décongeler (voedingswaren) ontdooien

décongestionner (een drukke verkeersader) ontlasten

déconseiller (iemand iets) afraden

décontracter (de spieren) ontspannen

décontraction, la de ontspanning

décor, le het decor

décoratif; décorative decoratief, versierend

décoration, la de versiering

décorer (het huis) versieren

découdre lostornen

découragé moedeloos (zijn)

découragement, le de ontmoediging

décourager (iemand) ontmoedigen

découverte, la de ontdekking

découvrir; découvert ontdekken, ontdekt

décrire; décrit beschrijven, beschreven

décrocher (de hoorn van de telefoon) opnemen

décrocher (een prijs) in de wacht slepen

décroître dalen (het waterpeil daalt), afnemen

déçu teleurgesteld (zijn)

dédaigner (iemand) verachten

dédaigneux; dédaigneuse, dédaigneux minachtend,verachtelijk

dédain, le de minachting

dedans erin

dédié à gewijd aan

dédommagement, le de vergoeding, de schadevergoeding

déductibilité, la de aftrekbaarheid

déduire (een gevolgtrekking) afleiden, deduceren

défaillir in zwijm vallen

défaire (een knoop) losmaken

défaire (een koffer) uitpakken

défaite, la de nederlaag

défaut, le het gebrek, de fout

défavorable, défavorable (een) ongunstig (moment)

défavoriser benadelen

défectueux, défectueuse, défectueux (een) defect (werktuig)

défendre verdedigen

défense, la de verdediging

défenseur, le de verdediger

défi, le de uitdaging

déficit, le het tekort (budgettair)

défier (een vriend) uitdagen

(voor een partijtje schaken)

défilé, le de optocht (demonstratie)

définir definiëren

définitif; définitive (een) definitief (afscheid)

définition, la de definitie

définitivement definitief, voorgoed

déformer vervormen

défricher (een bos) ontginnen

dégagé helder (een heldere hemel)

dégager (ruimte) vrijmaken

dégarni, dégarni kaal, leeg

dégâts m, les de schade

Page 40: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

40

dégel, le de dooi

dégeler dooien (het dooit buiten)

dégoût, le de afkeer

dégoûtant (dat is) walgelijk

dégoûter doen walgen

degré, le de graad (Celsius)

dégriser (een dronken persoon) ontnuchteren

déguisement, le de vermomming

déguiser vermommen

déguster proeven (van een wijn)

dehors buiten (spelen)

déjà al (reeds)

déjeuner ontbijten

déjeuner, le de lunch

délabré (een) bouwvallig (gebouw)

délai, le de termijn

delco, le de stroomverdeler

délégation, la de delegatie

délégué, le de afgevaardigde

délégué syndical, le de vakbondsafgevaardigde

déléguer afvaardigen

délibérer overleggen (over een onderwerp)

délicat (een) delicaat (onderwerp)

délicatesse, la de fijngevoeligheid (tact)

délice, le de lekkernij

délices m, les de geneugten (van het leven)

délicieux; délicieuse, délicieux (een) heerlijk (gerecht)

délimiter (het onderwerp van een tekst) aflijnen

délit, le het misdrijf

délivrer (een gevangene) bevrijden

demain morgen (de volgende dag)

demande, la de vraag

demande d'emploi, la de sollicitatie (voor een vacature)

demander; demandé vragen, gevraagd

demandeur; demanderesse vragend (de vragende partij)

démarches f, les de toenaderingspogingen

démarrer (de auto) starten

démasquer (de dader) ontmaskeren

démêler (touwtjes) ontwarren

déménagement, le de verhuizing

déménager; déménagé verhuizen, verhuisd

déménageur, le de verhuizer

démentir (een feit) loochenen, ontkennen

demeurer verblijven (te)

demi; demie half (anderhalf uur, half twee)

demi-finale, la; les demi-finales de halve finale

demi-heure, la het halfuur

demi-litre, le de halve liter

demi-pension half pension

démissionner zijn ontslag indienen

démocratie, la de democratie

démocratique, démocratique (een) democratisch (land)

démodé ouderwets (zijn)

demoiselle, la de juffrouw

démolir (huizen) afbreken

démolition, la de afbraak (sloop)

Page 41: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

41

démonstration, la de demonstratie

démontrer (met bewijzen) aantonen

dénaturé (een) ontaard (kind)

dénombrer (de bevolking) tellen

dénomination, la de benaming

dénoncer (een dief) aangeven

dénonciation, la de aanbrenging (verraad van iemand)

dénouement, le de ontknoping (van een avontuur)

dénouer (een touwtje) losknopen

denrées alimentaires f, les de levensmiddelen

dense, dense dicht (dichte mist)

densité, la de dichtheid (bevolkingsdichtheid)

dent, la de tand

dentelle, la de kant (van een bruidsjurk)

dentifrice, le de tandpasta

dentiste, le de tandarts

dénudé naakt, kaal

départ, le het vertrek (naar het buitenland)

département, le het departement

départir toebedelen

dépassé achterhaald (een achterhaalde theorie)

dépasser (iemands verwachtingen) overtreffen

dépasser overschrijden

dépeindre afschilderen (beschrijven)

dépendance, la de afhankelijkheid

dépendre afhangen (van iemand)

dépens m, les de onkosten

dépense, la de uitgave (kosten)

dépenser; dépensé uitgeven, uitgegeven

dépensier, dépensière verkwistend (zijn)

déplacement, le de verplaatsing

déplacer verplaatsen

déplaire (iemand) mishagen

dépliant, le de folder

déplier openvouwen

déplorable (een) beklagenswaardig (voorval)

déplorer betreuren

déployer (de zeilen) openvouwen

dépôt, le de opslagplaats

dépouillé kaal, sober

dépouiller (de resultaten van een enquête grondig)

onderzoeken, uitpluizen

dépourvu de zonder, ontdaan (van)

dépression, la de depressie

depuis sinds, sedert, vanaf

député, le de afgevaardigde (van de Kamer)

déraciner ontwortelen

dérailler raaskallen (onzin uitslaan)

déranger (iemand) storen

déraper slippen (op ijzel)

dérégler ontregelen

dérisoire, dérisoire (een) bespottelijk laag (salaris)

dériver afdrijven (van de kust)

dernier; dernière laatst (de laatste dag)

dernièrement laatst (vernam ik dat...)

dérobé gestolen, geroofd

Page 42: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

42

dérober (iemands portefeuille) roven

déroulement, le het verloop, de ontwikkeling

dérouler (een bobijntje draad) afrollen

dérouter in de war brengen

derrière achter

dès sedert, sinds, vanaf

dès que zodra

désaccord, le de onenigheid

désagréable, désagréable (een) onaangenaam (geluid)

désagrément, le de onaangenaamheid

désaltérant dorstlessend (fruitsap)

désaltérer de dorst lessen

désapprouver afkeuren

désarmement, le de ontwapening

désarmer ontwapenen

désarroi, le de ontreddering

désastre, le de ramp (onheil)

désastreux, désastreuse, désastreux (een) rampzalig (resultaat)

désavantage, le het nadeel

désavantager (iemand) benadelen

désavantageux, désavantageuse, (een) nadelig (effect)

désavantageux

descendant, le de afstammeling

descendre; descendu naar beneden gaan,

naar beneden gegaan

descente, la de afdaling

description, la de beschrijving

déséquilibre, le de onevenwichtigheid

désert, le de woestijn

désert verlaten, onbewoond

désertique, désertique (een) woestijnachtig (gebied)

désespérant (een) hopeloos (kind)

désespéré wanhopig (zijn)

désespérer wanhopen

désespoir, le de wanhoop

des fois soms

déshabiller uitkleden

déshonorer (iemand) onteren

désigner aanwijzen

désintéressé ongeïnteresseerd (zijn)

désinvolte, désinvolte (een) ongedwongen (houding)

désir, le het verlangen

désirable, désirable (het is) wenselijk (dat...)

désirer verlangen

désireux, désireuse, désireux verlangend (zijn naar iets)

désobéir niet gehoorzamen

désobéissant (een) ongehoorzaam (kind)

désoler bedroeven

désordonné (een) wanordelijk (mens)

désordre, le de wanorde

désorganiser (iemands plannen) in de war sturen

désormais van nu af aan

dessein, le het plan (opzet)

desserrer (zijn riem ietsje) losser maken

dessert, le het nagerecht

desservir (een station) aandoen, rijden naar

Page 43: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

43

dessin, le de tekening

dessinateur, le de tekenaar

dessiner (een plan) tekenen

dessus, le de bovenkant

destin, le het lot (lotsbestemming)

destinataire, le de geadresseerde

destination, la de bestemming

destinée, la de lotsbestemming

destiner bestemmen

destruction, la de vernietiging

détaché (een) gedetacheerd (ambtenaar)

détacher (een zelfklever) losmaken

détail, le; les détails het detail

détaillé uitvoerig, precies

déteindre verkleuren (in de was)

dételer (een wagon) afkoppelen

détenir (een misdadiger) gevangen houden

détente, la de ontspanning (op politiek vlak)

détenteur, le de houder

détention, la de hechtenis (de voorlopige hechtenis)

détériorer (een toestel) stuk maken

détériorer verslechteren, verergeren

détermination, la de bepaling (vaststelling)

déterminé (een) vastgesteld (tarief)

déterminer (een feit) bepalen

déterrer (iets uit de bodem) opgraven

détester haten (hij haat wachten)

détour, le de omweg

détourner (een vliegtuig) kapen

détruire; détruit vernielen

dette, la de schuld (geld)

deuil, le de rouw (bij een overlijden)

deux twee

deuxième tweede

deuxièmement op de tweede plaats, ten tweede

dévaliser leegroven

devancer (enkele meters) vooruitlopen

devant voor, tegenover

devanture, la het uitstalraam, het winkelraam, de etalage

dévaster (een natuurgebied) verwoesten

développement, le de ontwikkeling

développer (een film) ontwikkelen

devenir; devenu worden, geworden

déviation, la de omleiding (wegomlegging)

dévier (het verkeer) omleiden

deviner raden

devinette, la het raadseltje (woordenspel)

devis, le het bestek (de prijsopgave)

devise, la de leus

dévisser losschroeven

devoir, le de plicht

devoir; dû moeten, gemoeten

devoir, le het huiswerk, de taak

dévorer verslinden

dévoué (een) toegewijd (medewerker)

dévouement, le de toewijding

Page 44: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

44

d'habitude gewoonlijk

diable, le de duivel

diabolique; diabolique duivels, diabolisch

dialecte, le het dialect, de streektaal

dialogue, le de dialoog

diam, le de diamant

diamant, le de diamant

diamètre, le de diameter

dictature, la de dictatuur

dicter dicteren

dictionnaire, le het woordenboek

dieu, le; les dieux de god

différence, la het verschil

différences raciales f, les de rassenverschillen

différent verschillend (zijn van elkaar)

différer (in leeftijd) verschillen

difficile, difficile moeilijk (zijn)

difficulté, la de moeilijkheid

diffus verward, onduidelijk, vaag

diffuser (een bericht) verspreiden

diffusion, la de verspreiding (van een bericht)

digérer verteren

digestif; digestive betrekking hebbend op de spijsvertering

digne, digne (een) waardig (man)

dignité, la de waardigheid

diligenter versneld uitvoeren, versnellen,

tot spoed aandrijven

dimanche zondag

dimension, la de dimensie

diminuer (de snelheid) verminderen

diminution, la de vermindering

dîner; dîné dineren, gedineerd

dîner, le het avondmaal

diplomatique, diplomatique diplomatisch (zijn)

diplôme, le het diploma

dire; disant zeggen, zeggende

direct rechtstreeks (een rechtstreekse trein)

directement rechtstreeks, onmiddellijk

directeur, le de directeur

direction, la de richting

directive, la de richtlijn

directrice, la de directrice

dirigeant, le de leider (directeur)

diriger (een ploeg) leiden

discerner (kleuren) onderscheiden

discipline, la de tucht

discothèque, la de discotheek

discourir uitweiden

discours, le de redevoering

discret; discrète discreet (blijven)

discrètement onopvallend, discreet

discrétion, la de discretie

disculper (de beschuldigde) vrijpleiten

discussion, la de discussie

discutable, discutable (een) betwistbaar (argument)

discuter (een probleem) bespreken

Page 45: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

45

disgrâce, la de ongenade

disjoindre uit elkaar halen

disparaître; disparu verdwijnen, verdwenen

disparition, la de verdwijning

dispenser (iemand) vrijstellen (van verplichtingen)

dispenser à rijkelijk, veel (licht) geven aan

dispersion, la de verstrooiing (van as)

disponibilité, la de beschikbaarheid

disponible, disponible beschikbaar (zijn)

disposer beschikken (over)

disposer schikken, rangschikken

dispositif, le toestel, installatie, voorziening

dispositif d'alarme, le de alarminstallatie

dispute, la de ruzie

disque, le de grammofoonplaat

disque de stationnement, le de parkeerschijf

disquette, la de diskette

dissimuler (zijn gevoelens) verbergen

dissipation, la het optrekken (van de mist)

dissolution, la het oplossen (van stoffen in

een vloeistof)

dissoudre (suiker) oplossen

dissuader (iemand iets) uit het hoofd praten

distance, la de afstand

distancer (een concurrent) voorbijstreven

distant verwijderd, ver

distinctif, distinctive (een) onderscheidend (kenmerk)

distinction, la het onderscheid

distingué (een) gedistingeerd (voorkomen)

distinguer onderscheiden, uit elkaar houden

distordre verwringen

distraction, la de verstrooidheid

distraire vermaken, ontspannen, afleiden

distrait verstrooid (een verstrooide leerling)

distribuer; distribué (papieren) uitdelen, uitgedeeld

distributeur, le de automaat (met frisdrank)

distribution, la de verdeling (van kranten)

district, le het district

dit (Lodewijk XIV) bijgenaamd (de

Zonnekoning)

divers; divers verschillend (verschillende feiten)

diversité, la de verscheidenheid

divertissement, le het vermaak

divin (een) goddelijk (wezen)

diviser (een getal) delen (door drie)

division, la de verdeling (van het terrein)

divorce, le de echtscheiding

divorcer (uit de echt) scheiden

divulguer (een geheim) openbaar maken

dix tien

dizaine, la het tiental

docile, docile (een) volgzaam (kind)

doctrine, la de doctrine

document, le het document

documentation, la de documentatie

documents justificatifs, les het bewijsmateriaal (schriftelijk)

Page 46: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

46

doigt, le de vinger

domaine, le het domein

domicile, le de woonplaats

domicilié gehuisvest (zijn te Antwerpen)

dominer overheersen

dominer la situation de toestand meester zijn

don, le de gift

donateur, le de schenker

donc dus

donné gegeven, bepaald

donnée, la het gegeven

donner (iemand iets) geven

donner de publicité à (iets) ruchtbaar maken

donner l'alerte alarm slaan

donner sur uitgeven op (de straat)

donner un coup de main een handje helpen

dont; (pron. rel.) waarvan, waarover, waarop, waarmee,

waaruit, waarin

dont; (une aventure) dont (je me souviens; (pron. rel.) (een avontuur) dat (ik me herinner)

dont; (une personne) dont (je me souviens; (pron. rel.) (een persoon) die (ik me herinner)

d'ordre (een) ordelijk (man)

doré verguld

dorénavant voortaan, in het vervolg

dorer (iets) vergulden

dormir; dormi slapen, geslapen

dortoir, le de slaapzaal

dos, le de rug (van een mens)

dose, la de dosis

dossier, le het dossier

dossier, le de rugleuning

douane, la de douane

douanier, le de douanebeambte

double, double dubbel (een dubbele knoop)

doubler (een auto) inhalen

doucement zachtjes (praten)

douceur, la de zachtheid

douche, la het stortbad

doué begaafd (zijn voor wiskunde)

douleur, la de pijn

doute, le de twijfel

douter; douté twijfelen, getwijfeld

douteux; douteuse, douteux (het is) twijfelachtig

d'outre-mer (een) overzees (volk)

doux; douce zacht (leder)

doux; douce zachtaardig, vriendelijk

douzaine, la het dozijn

dramatique, dramatique (een) dramatisch (ongeval)

drame, le het drama

drap, le het laken

drapeau, le; les drapeaux de vlag

draperie, la het gordijn

dressoir, le het buffet

droit, le het recht (rechtspraak)

droits successoraux m, les de successierechten

drôle (dat is) grappig

dû à te wijten aan

Page 47: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

47

du moins tenminste (zo zegt hij)

duc, le de hertog

duchesse, la de hertogin

d'une part enerzijds

duo, le het duo

duquel, de laquelle, desquels, waarover

desquelles; (pron. int.)

dur hard (werken)

durable; durable (een) duurzaam (effect)

durant gedurende, tijdens, onder

durcir hard worden (het brood is hard geworden)

durée, la de duur (tijdspanne)

durer; duré duren

dureté, la de hardheid (van een materie)

dynamique; dynamique (een) dynamisch (mens)

eau f, l' het water

eau gazeuse f, l' het spuitwater

éblouir (iemand) verblinden

éblouissant (een) verblindend (resultaat)

éboueur m, l' de vuilnisman

ébouriffé verward, verwilderd

ébranler (de grondvesten) doen schudden

écarter (de tafel) verwijderen (van de muur)

écarter (een idee) afwijzen, verwerpen

ecclésiastique; ecclésiastique kerkelijk (bestuur)

échafaudage m, l' de steiger (stelling rond een gebouw)

échange m, l' de uitwisseling

échanger ruilen

échantillon m, l' het staal (een staal waspoeder)

échapper ontsnappen (aan)

écharpe f, l' de sjaal

échauffement m, l' de opwarming

échec m, l' de mislukking

échelle f, l' de schaal (landkaart)

échelle f, l' de ladder

échelon m, l' de sport (van een ladder)

échevin m, l' de schepen (van de gemeente)

échiquier m, l' het schaakbord

écho m, l' de echo

échoir vervallen

échouer mislukken

éclaboussure f, l' de spat (modder)

éclair m, l' de bliksem

éclairage m, l' de verlichting (van de kamer)

éclaircie f, l' de opklaring (van het weer)

éclaircir (een kleur) lichter maken

éclaircissement m, l' de opheldering (van de feiten)

éclairé verlicht (een verlichte kamer)

éclairer (de kamer) verlichten

éclatant blakend (een blakende gezondheid)

éclater barsten

éclats m, les de scherven (glasscherven)

éclore ontluiken (bloemen ontluiken)

écluse f, l' de sluis

école f, l' de school

école communale f, l' de gemeenteschool

Page 48: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

48

école maternelle f, l'; les écoles maternelles de kleuterschool

école primaire f, l' de basisschool

école supérieure f, l' de hogeschool

écolier m, l' de scholier

éconduire (iemand) afschepen

économe; économe zuinig (zijn met iets)

économie f, l' de economie

économique; économique zuinig (zijn)

économique; économique (een) economisch (stelsel)

économiser besparen (op uitgaven)

économiste m/f, l' de econoom, de econome

écossais Schots

écoute f, l' het luisteren

écouter; écouté luisteren, geluisterd

écran m, l' het scherm (van de televisie)

écrasant (een) verpletterend (gewicht)

écraser (een voetganger) overrijden

écrémé afgeroomd (afgeroomde melk)

écrire; écrit schrijven, geschreven

écrit schriftelijk

écriteau m, l' het bord

écriture f, l' het handschrift (manier van schrijven)

écrivain m, l' de schrijver

écrou m, l' de moer, de schroefmoer

écroulement m, l' de instorting

écueil m, l' de klip (in zee)

écurie f, l' de stal (dieren)

édifice m, l' het gebouw (openbaar)

édifier (een gebouw) oprichten

éditer (een boek) uitgeven

éditeur m, l' de uitgever

édition f, l' de uitgave (van een boek)

éducation f, l' de opvoeding

éduquer opvoeden

effacé (een) onopvallend (man)

effacer uitwissen

effectif; effective effectief (een effectieve maatregel)

effectivement daadwerkelijk, inderdaad

effectuer (werkzaamheden) verrichten

effet m, l' het effect

efficace; efficace doeltreffend (een doeltreffende remedie)

efficacité f, l' de doeltreffendheid

effleurer (een onderwerp) aanstippen

effondrement m, l' de instorting (van het huis)

effort m, l' de inspanning

effrayant (een) schrikwekkend (geluid)

effrayer doen schrikken

effroyable; effroyable (een) ontzettend (ongeval)

égal; égale; égaux (het is mij) gelijk

également eveneens

égaler (iemand) evenaren

égalité f, l' de gelijkheid (van burgers)

égayer opvrolijken

église f, l' de kerk

égoïste; égoïste egoïstisch (zijn)

égout m, l' de goot (straatgoot)

Page 49: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

49

Égypte f, l' Egypte

égyptien; égyptienne Egyptisch

élaborer (een project) uitwerken

élan m, l' de geestdrift (met geestdrift praten)

élargir verbreden

élastique m, l' het elastiek

électeur m, l' de kiezer

élection f, l' de verkiezing (van een president)

électricien m, l' de elektricien

électricité f, l' de elektriciteit

électrique, électrique elektrisch (toestel)

électronique, électronique elektronisch

élégance f, l' de elegantie

élégant elegant (zijn)

élément m, l' het element

élémentaire; élémentaire (een) elementair (niveau)

éléphant m, l' de olifant

élevage m, l' de veeteelt

élévation de voix f, l' de stemverheffing

élevé (een goed) opgevoed (kind)

élevé hoog, groot

élève m/f, l' de leerling, de leerlinge

élever (kinderen) grootbrengen, opvoeden

éleveur m, l' de veehouder

élimination f, l' de uitschakeling (van een rivaal)

éliminer (een concurrent) uitschakelen

élire (een president) verkiezen

elle; (pron. pers.) zij, ze

elle: d'elle; (pron. pers.) (over) haar

elle-même; (pron. pers.) zichzelf

elles; (pron. pers.) zij, ze

elles: (sans) elle; (pron. pers.) (zonder) hen

éloge m, l' de lofrede

éloigné (een) verwijderd (dorp)

éloignement m, l' de verwijdering (van iemand)

éloigner verwijderen, wegzetten

éloquence f, l' de welsprekendheid

éloquent welsprekend (zijn)

élu verkozen (zijn)

emballage m, l' de verpakking

emballer (het eetservies goed) inpakken

embarquer aan boord gaan

embarras m, les de moeilijkheden (problemen)

embarrasser in verlegenheid brengen

embauchage m, l' de aanwerving (van een arbeider)

embaucher (een nieuwe arbeider) aanwerven

embellir mooier maken

embêtant vervelend

embêter lastig vallen

embouchure f, l' de monding (van een rivier)

embouteillage m, l' de verkeersopstopping

embouteiller (het verkeer) versperren

embrasser; embrassé (grootmoeder) kussen, zoenen,

omhelzen, gekust, omhelsd

émetteur m, l' de zender (op t.v.)

émettre uitzenden (op de televisie)

Page 50: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

50

émeute f, l' de volksoproer

émigration f, l' emigratie, uitwijking

éminent voortreffelijk (een voortreffelijke

dienst bewijzen)

émission f, l' de uitzending (op televisie)

emménager intrekken (in een woning)

emmener meebrengen

emmitoufler warm inpakken, warm aankleden

émotion f, l' de ontroering

émouvant (een) ontroerend (afscheid)

émouvoir ontroeren

empêchement m, l' de belemmering

empêcher verhinderen

empereur m, l' de keizer

empester (de lucht) verpesten

empiler (hout) opstapelen

empire m, l' het keizerrijk

empirer verslechteren

emplacement m, l' de plek (om de tent op te slaan)

emploi m, l' de betrekking (werk)

employé m, l' de bediende (m)

employée f, l' de bediende (v)

employer gebruiken

employeur m, l' de werkgever

empoisonner vergiftigen

emporter (iets) meenemen

empreinte f, l' de afdruk (vingerafdruk)

empressé (zeer) gedienstig (zijn)

emprisonner (iemand) gevangen zetten

emprunt m, l' de lening (bij de bank)

emprunter; emprunté (een boek) lenen (van iemand), geleend

ému ontroerd (zijn)

en als, binnen, in, naar

en; (pron. pers.) er

en; (pron. pers.) er ... van, er ... over, er … toe, er ... aan

en amont stroomopwaarts (varen)

en apparence schijnbaar (rustig zijn)

en arrière (een pas) achteruit

en attendant voorlopig, in afwachting

en aucun cas in geen geval

en aval stroomafwaarts (varen)

en avoir marre het zat zijn

en bas (de koffers staan) beneden

en bas de onder

en bord de mer aan zee

en cas de in geval van

en ce qui concerne wat betreft

en commun gemeenschappelijk

en cours de route onderweg

en dehors de buiten

en dépit de ondanks, in weerwil van

en dessous de onder

en détresse (schip) in nood

en échange de in ruil voor

en effet inderdaad

en état de in staat van (oorlog)

Page 51: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

51

en face de aan de overzijde, tegenover

en fait in feite

en faveur de ten gunste van

en fin de compte per slot van rekening

en fuite op de vlucht (zijn)

en général in het algemeen

en grande partie grotendeels

en l'honneur de ter ere van

en moyenne gemiddeld (2 per week)

en outre bovendien

en particulier in het bijzonder

en partie gedeeltelijk, voor een deel

en permanence permanent, voortdurend, blijvend

en plein air in open lucht

en principe in principe

en profondeur grondig

en retard (de trein is) te laat

en revanche daarentegen

en secret in het geheim

en sens inverse in tegengestelde richting

en somme alles tezamen genomen

en sursaut met een schok (wakker schrikken)

en un clin d'oeil in een oogwenk

en vertu de krachtens (de wet)

en vogue in de mode

en vouloir (iemand iets) kwalijk nemen

en vue de met het oog op (het inwinnen van

informatie)

encadrement m, l' de omlijsting (van een schilderij)

encadrer (een foto) inlijsten

encadrer; encadrant omringen, omlijsten, omringende

encaisser (een cheque) innen

encastrer; encastré invoegen, inpassen, ingebouwd

encéphale m, l' de (grote en kleine) hersenen

encercler omcirkelen

enchaîner; enchaîné ketenen, vastketenen, geketend

enchanté aangenaam (Aangenaam, Mevrouw)

enchantement m, l' de verrukking

enchanteur; enchanteresse betoverend, verleidelijk

(een verleidelijke vrouw)

enclore omheinen

encombrement m, l' de opstopping (van het verkeer)

encore nog

encourageant (een) bemoedigend (woord)

encourager; encouragé aanmoedigen, aangemoedigd

encourir oplopen

encre f, l' de inkt

encrier m, l' de inktpot

encyclopédie f, l' de encyclopedie

endive f, l' de andijvie

endommager beschadigen (de storm heeft het huis

zwaar beschadigd)

endormi ingeslapen, slaperig

endroit m, l' de plaats (streek)

enduire insmeren

endurer (pijn) verdragen

Page 52: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

52

énergie f, l' de energie

énergie nucléaire f, l' de kernenergie

énergie solaire f, l' de zonne-energie

énergique, énergique energiek (zijn)

énervant (een) enerverend (werk)

énervé zenuwachtig, gespannen

enfance f, l' de kinderjaren

enfant m/f, l' het kind

enfant prodige m/f, l' het wonderkind

enfantillage m, l' de kinderachtigheid,

het kinderachtig gedrag

enfantin; enfantine kinderlijk (zijn)

enfer m, l' de hel

enfermer; enfermé opsluiten, opgesloten

enfin eindelijk

enfoncer (een spijker) inslaan

enfreindre (het reglement) overtreden

engagement m, l' de indienstneming

engager; engagé (een nieuwe bediende) aannemen,

aangenomen

engendrer (een kind) verwekken

engin m, l' het werktuig

engrais m, l' de mest

engraisser (het vee) vetmesten

énigmatique, énigmatique (een) raadselachtig (mysterie)

énigme f, l' het raadsel

enjambée f, l' de stap (een grote stap, schrede)

enjamber stappen over (een muurtje)

enjeu m, l' de inzet (bij een spel)

enjoindre gelasten

enlèvement m, l' de ontvoering, de schaking

enlever (iemand) ontvoeren

enlever (zijn trui) uittrekken

enlever wegnemen

enneigé (een) besneeuwd (plateau)

ennemi m, l' de vijand

ennui m, l' de verveling

ennuyé bezorgd,ongerust, geërgerd

ennuyeux; ennuyeuse; ennuyeux (een) vervelend (voorval)

énoncé m, l' de uiting, de taaluiting, de zin

énoncer (iets formeel) uiten

énorme, énorme (een) enorm (aantal)

énormément enorm, ontzettend, geweldig

enquête f, l' het onderzoek, de enquête

enragé razend (zijn)

enregistrement m, l' de opname (van muziek)

enregistrer; enregistré (iets) optekenen (in een akte),

opgetekend

enrhumé verkouden

enrichi verrijkt, verfraaid

enrichir verrijken (lectuur verrijkt de geest)

enseignant m, l' de lesgever

enseignement m, l' het onderwijs

enseignement secondaire m, l' het middelbaar onderwijs

enseigner onderwijzen

ensemble samen (weggaan)

Page 53: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

53

ensoleillé (een) zonnig (plekje)

ensuite vervolgens

entasser opeenstapelen

entendre; entendu horen, gehoord

entendu! begrepen!

entente f, l' de verstandhouding

enterrement m, l' de begrafenis

enterrer begraven

enthousiasme m, l' het enthousiasme

enthousiaste, enthousiaste enthousiast (zijn)

entier; entière (een) volledig (dossier)

entièrement (een akte) volledig (bestuderen)

entouré omringd (zijn door vrienden)

entourer (iemand met vrienden) omringen

entracte m, l' de pauze (tussen twee scènes)

entraide f, l' de hulp, de bijstand

entraîné getraind (zijn)

entraînement m, l' de training

entraîner (een voetbalploeg) trainen

entraîneur m, l' de trainer

entraver belemmeren

entre tussen

entre lesquels, entre lesquelles; (pron. rel.) tussen dewelke

entre parenthèses tussen haakjes

entrebâiller; entrebâillé op een kier zetten, open zetten,

op een kier gezet

entrée f, l' de ingang (van een huis)

entremets m, l' het tussengerecht

entreprendre ondernemen

entrepreneur m, l' de aannemer

entreprise f, l' de onderneming

entrer; entrant, entré binnenkomen, binnengaan,

binnengaand, binnengegaan

entre-temps ondertussen

entretenir; entretenu (het huis) onderhouden, onderhouden

entretien m, l' het onderhoud

entrevoir vluchtig zien

entrevue f, l' het onderhoud (ontmoeting)

entrouvrir half openen, een stukje openen

énumération f, l' de opsomming

énumérer opsommen

envahir overspoelen (buitenlandse producten

overspoelen de markt)

enveloppe f, l' de envelop

envelopper (een kindje in dekens) wikkelen

envers ten opzichte van, jegens, tegenover

envers m, l' de keerzijde

envers lequel, envers laquelle, envers tegenover dewelke, tegenover hetwelk

lesquels, envers lesquelles; (pron. rel.)

envier benijden

envieux, envieuse, envieux afgunstig (zijn)

environ ongeveer

environnement m, l' de omgeving (milieu)

environner omgeven (de bergen omgeven de stad)

envisageable, envisageable denkbaar

envisager; envisagé (een aankoop) overwegen, overwogen

Page 54: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

54

envoi m, l'; les envois de verzending (van de koopwaar)

envoyé spécial m, l' de speciale verslaggever

envoyer; envoyé zenden, gezonden

épais; épaisse, épais (een) dik (boek)

épaisseur f, l' de dikte (van de mist)

épargne f, l' het spaargeld

épargner (200 euro) sparen

éparpiller (confetti) uitstrooien

épars (bomen hier en daar) verspreid

épatant (een) verbluffend (resultaat)

épaté plat

épaule f, l' de schouder

épave f, l' het wrak

épée f, l' het zwaard

épeler (een woord) spellen

éphémère; éphémère (alles is) vergankelijk

épi m, l' de aar (korenaar)

épicerie f, l' de kruidenier (winkel)

épicier m, l' de kruidenier

épinards m, les de spinazie

épine f, l' de doorn

épingle f, l' de speld (naaigerei)

éplucher (aardappelen) schillen

éponge f, l' de spons

époque f, l' het tijdperk

épouse f, l' de echtgenote

épouser huwen (met iemand)

épousseter (de kast) afstoffen

épouvantable, épouvantable verschrikkelijk (een verschrikkelijke

misdaad)

épouvante f, l' de hevige schrik

épouvanter angst aanjagen

époux m, l'; les époux de echtgenoot

épreuve f, l' de proef (test)

épris smoorverliefd (zijn op iemand)

éprouvé (een) beproefd (mens)

éprouver op de proef stellen

épuisant uitputtend, afmattend

épuisé uitgeput

épurer (water) zuiveren

équateur m, l' de evenaar

équilibré (een) evenwichtig (man)

équilibre m, l' het evenwicht

équipage m, l' de bemanning (van een schip)

équipe f, l' de ploeg (groep)

équipement m, l' de uitrusting (voor een sport)

équiper; équipé (een schip) uitrusten, uitgerust

équitable, équitable (een) billijk (man)

équivalent m, l' het equivalent

équivaloir gelijk zijn (aan)

équivoque, équivoque (een) dubbelzinnig (woord)

ère f, l' het tijdperk

errer dwalen (door de straten)

erreur f, l' de vergissing, de fout

erroné (een) verkeerd (citaat)

érudit (een) geleerd (man)

Page 55: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

55

escalade f, l' de beklimming, de bestijging

escale f, l' de tussenlanding (van een vliegtuig)

escalier m, l' de trap (naar de tweede verdieping)

escalier roulant m, l' de roltrap

escapade f, l' het tussendoortje, het uitstapje,

het avontuurtje

escarpé steil (een steile berg)

esclavage m, l' de slavernij

esclave m/f, l' de slaaf, de slavin

escroc m, l' de oplichter

escroquerie f, l' de oplichting (zwendel)

espace m, l' de ruimte (er is genoeg ruimte hier)

Espagne f, l' Spanje

espagnol Spaans

espèce f, l' de soort

espérance f, l' de verwachting

espérer; espérant, espéré hopen (dat), hopende (dat),

gehoopt (dat), verwacht

espion m, l' de spion

espoir m, l' de hoop (hoop hebben voor de

toekomst)

esprit m, l' de geest (verstand)

esquisse f, l' de schets (van een schilderij)

essai, l'; les essais de proef, de poging

essaim m, l' de zwerm (bijen)

essayer; essayé proberen, geprobeerd

essence f, l' de benzine

essentiel; essentielle (een) essentieel (element)

essentiellement voornamelijk, in hoofdzaak

essor m, l' de bloei (van een firma)

essuie-glace m, l'; les essuie-glaces de ruitenwisser

essuie-main m, l'; les essuie-mains de handdoek

essuyer; essuyé afdrogen, afgedroogd

est m, l' het oosten

esthétique, esthétique (een) esthetisch (oordeel)

estimation f, l' de schatting (van een schilderij)

estime f, l' de achting (voor iemand)

estimer; estimé menen (dat...), gemeend

estimer; estimé schatten, ramen, geschat

estival; estivale; estivaux (een) zomers (weertje)

estomac m, l' de maag, de buik

et en

établi gevestigd

établir; établi opmaken, opbouwen, opgemaakt,

opgebouwd

établir (een fabriek) vestigen

établissement m, l' de instelling, de vestiging

étage m, l' de verdieping (van het hotel)

étagère f, l' de boekenplank

étal m, l' het kraam, het marktkraam

étalage m, l' het uitstalraam

étaler (zijn koopwaar) uitstallen

étang m, l' de vijver

étant donné que gezien het feit dat, gezien

étape f, l' de etappe

État m, l' de Staat

Page 56: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

56

état-major m, l' de staf (militaire leiding)

États-Unis m, les de Verenigde Staten

etc. enz.

et cetera enzovoorts

été m, l' de zomer

éteindre; éteint (het licht) uitdoen, (een sigaret) doven

uitgedaan, gedoofd

étendre (een deken) uitspreiden (op de grond)

étendu (een) uitgestrekt (gebied)

étendue f, l' de uitgestrektheid

éternel, éternelle (een) eeuwig (verdrag)

éternité f, l' de eeuwigheid

étinceler schitteren (kristallen voorwerpen

schitteren)

étincelle f, l' de vonk

étiquette, l' het etiket, het label, het kaartje

étoffe f, l' de stof (van het rokje)

étoilé met sterren bezaaid, stervormig

étoile f, l' de ster (aan de hemel)

étonnant (een) verwonderlijk (feit)

étonné verwonderd (zijn)

étonnement m, l' de verbazing

étonner verbazen

étouffant (een) verstikkend (klimaat)

étourderie f, l' de onbezonnenheid

étourdi (een) onbezonnen (daad)

étrange; étrange (een) vreemd (geval)

étranger m, l' het buitenland

étranger m, l' de vreemdeling

étrangler wurgen

être liggen (het boek ligt op de tafel)

être zijn

être m, l’ het wezen, het schepsel

être à bout de souffle buiten adem, uitgeput zijn

être à temps op tijd zijn

être à tête aan het hoofd staan (van een bedrijf)

être âgé de (24 jaar) oud zijn

être au courant op de hoogte zijn

être bien disposé goed gehumeurd zijn

être brouillé (met iemand) overhoop liggen

être chargé de belast zijn (met een taak)

être chez soi; (pron. pers.) thuis zijn

être d'accord het eens zijn, akkoord gaan

être de retour terug zijn

être dupe bedrogen uitkomen

être en avance te vroeg zijn

être en congé met verlof zijn

être en dérangement defect zijn (de telefoon is defect)

être en désaccord avec quelqu'un het met iemand oneens zijn

être en forme in vorm zijn, zich lekker voelen

être en panne pech hebben

être en route op weg zijn (naar Brussel)

être en train bezig zijn (iets te doen)

être fâché boos zijn (op iemand), kwaad zijn

être gêné in verlegenheid zijn, in verwarring

gebracht worden

Page 57: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

57

être las de (zijn studies) beu zijn

être occupé bezig zijn, het druk hebben

être sur le point de op het punt staan te (vertrekken)

étreindre (passioneel) omhelzen

étrennes f, les de nieuwjaarsgeschenken

étroit smal (een smalle doorgang)

étude f, l' de studie

étudiant m, l' de student

étudiante f, l' de studente

étudier; étudié studeren, onderzoeken,

gestudeerd, onderzocht

étui m, l' het etui, de doos, de koker

euro m, l' de euro

Europe f, l' Europa

européen; européenne (een) Europees (land)

eux; (pron. pers.) zij

eux: par) eu; (pron. pers.) (door) hen

eux-mêmes; (pron. pers.) zijzelf

évacuer (een brandend warenhuis) ontruimen

évaluer evalueren

évasion f, l' de ontsnapping

éveil m, l' het wakker worden, het ontwaken

événement m, l' de gebeurtenis

éventail m, l'; les éventails de waaier

éventuellement eventueel (komen ze)

évêque m, l' de bisschop

évidemment! natuurlijk!

évidence f, l' de vanzelfsprekendheid

évident (een) vanzelfsprekend (feit)

évier m, l' de gootsteen

éviter; évitant vermijden, vermijdende

évoluer; évolué evolueren, geëvolueerd

évolution f, l' de evolutie

évoquer (een herinnering) oproepen

exact precies (het precieze aantal)

exactement precies, nauwkeurig

exactitude f, l' de nauwkeurigheid

exagération f, l' de overdrijving

exagéré (een) overdreven (prijs)

exagérer overdrijven

examen m, l' het examen

examen pour le permis m, l' het rijexamen

examinateur m, l' de examinator

examiner; examiné onderzoeken, nagaan,

onderzocht, nagegaan

exaspérer mateloos ergeren

excavatrice f, l' de graafmachine

excédent m, l' het overgewicht (teveel gewicht)

excéder (een bedrag) overschrijden

excellence f, l' de uitmuntendheid

excellent (een) uitstekend (gerecht)

exceller uitmunten (in zijn vak)

excepté uitgezonderd, behalve

exception f, l' de uitzondering

exceptionnel; exceptionnelle (een) uitzonderlijk (formaat)

excès m, l' de overmaat

Page 58: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

58

excessif, excessive (een) buitensporig (gedrag)

excité opgewonden (zijn)

exclamation f, l' de uitroep

exclure uitsluiten

excursion f, l' de uitstap (naar Amsterdam)

excuse f, l' het excuus, de verontschuldiging

excuser verontschuldigen

excusez-moi! verontschuldig mij!

exécuter; exécuté (een werk) uitvoeren, verrichten,

uitgevoerd, verricht

exécutif, exécutive uitvoerend (de uitvoerende macht)

exécution f, l' de uitvoering (van een project)

exemplaire; exemplaire voorbeeldig, exemplarisch

exemplaire m, l' het exemplaar

exemple m, l' het voorbeeld

exercer (een beroep) uitoefenen

exercice m, l' de oefening

exigeant veeleisend (zijn)

exigence f, l' de eis

exiger (iets) eisen

exil m, l' de ballingschap

exiler; exilé verbannen, verbannen

existence f, l' het bestaan

exister bestaan

exonérer (iemand) ontheffen (van belastingen)

exotique; exotique exotisch

expédier (goederen) verzenden

expéditeur m, l' de afzender

expérience f, l' de ervaring

expérimental, expérimentale; expérimentaux (in een) experimenteel (stadium)

expérimentation f, l' de proefneming

expert m, l' de deskundige

expirer uitademen

explication f, l' de uitleg (verklaring)

explicite, explicite ondubbelzinnig, duidelijk

expliquer; expliqué uitleggen, uitgelegd

exploit m, l' de topprestatie

exploitation f, l' de uitbating

exploiter (een zaak) uitbaten

explorateur m, l’ de ontdekker

explorer (een gebied) verkennen

exploser ontploffen (de bom ontploft)

explosion f, l' de ontploffing

exportation f, l' de uitvoer

exporter (producten) uitvoeren (naar

het buitenland)

exposé m, l' de uiteenzetting (spreekbeurt)

exposé à blootgesteld aan (de zon)

exposer tentoonstellen

exposition f, l' de tentoonstelling

exprès m, l' de spoedbestelling

express m, l' de sneltrein

expression f, l' de uiting (van gevoelens)

exprimer (gedachten) uitdrukken

expulser (indringers) verdrijven

exquis; exquise, exquis (een) voortreffelijk (gerecht)

Page 59: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

59

extase f, l' de vervoering (in vervoering zijn)

extension f, l' de uitbreiding

exténuer afmatten

extérieur buitenlands

extérieur buiten-, uitwendig

externe; externe uitwendig (gebruik)

extincteur m, l' het brandblusapparaat

extinction f, l' het blussen (van een brand)

extraire (ertsen) delven

extraire extraheren

extrait m, l' het uittreksel (van een akte)

extraordinaire, extraordinaire (een) buitengewoon (succes)

extrêmement uiterst (duur)

extrémité f, l' het uiteinde

fabricant, le de fabrikant

fabrication, la de vervaardiging

fabrique, la de fabriek

fabriquer; fabriqué fabriceren, gefabriceerd

fabuleux; fabuleuse, fabuleux fabuleus, onwaarschijnlijk

façade, la de voorgevel

face, la het aangezicht

face à aan de overzijde, tegenover

fâcheux; fâcheuse, fâcheux (een) vervelend (feit)

fâcheux; fâcheuse, fâcheux betreurenswaardig

facile; facile (het is) gemakkelijk

facilement gemakkelijk

facilité, la de gemakkelijkheid

faciliter vergemakkelijken

facilités f, les de faciliteiten (mogelijkheden)

façon, la de wijze, de manier

façonner bewerken, vormen, vormgeven

facteur, le de postbode

facteur, le de factor

facture, la de factuur

fade; fade smakeloos (smakeloze voeding)

faible; faible (een) zwak (kind)

faiblement zwak

faiblesse, la de zwakheid

faiblir verzwakken

faillir tekortschieten

faillir + inf weinig schelen of

faim, la de honger

fainéant (een) nietsdoend (persoon)

faire doen

faire appel à een beroep doen op

faire connaissance de kennis maken met (iemand)

faire cuisine koken (gerechten maken)

faire de gymnastique turnen

faire des courses boodschappen doen

faire des progrès vorderingen maken

faire face het hoofd bieden (aan)

faire faillite failliet gaan

faire le ménage het huishouden doen

faire le plein (de wagen) vol tanken

faire le tour du monde een reis om de wereld maken

faire l'hypocrite huichelen (zich beter voordoen)

Page 60: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

60

faire mal pijn doen

faire mieux de er beter aan doen te

faire partie de behoren tot (een groep), deel uitmaken

van (een groep)

faire peur à (de kinderen) bang maken

faire prévaloir (zijn rechten) doen gelden

faire sa toilette toilet maken, zich wassen

faire semblant doen alsof (men lacht)

faire signe een teken geven

faire tort (iemand) onrecht aandoen

faire-part, le de kennisgeving (van een huwelijk)

faisable, faisable (een) doenbaar (werk)

faisceau, le; les faisceaux de bundel (licht)

fait, le het feit

falloir; fallu nodig zijn, nodig geweest

fameux; fameuse; fameux (een) befaamd (verhaal)

familial; familiale; familiaux (een) familiaal (probleem)

familier; familière (een) vertrouwd (gezicht)

famille, la de familie

famille, la het gezin

famine, la de hongersnood

faner verwelken

fantaisie, la de fantasie

fantastique; fantastique (dat is) fantastisch

fantôme, le het spook

farce, la de grap (poets)

farceur, le de grappenmaker

farine, la de bloem (om brood te bakken)

farouche, farouche (een) schuw (kind)

fascinant fascinerend, boeiend, betoverend

fatal; fatale; fatals (een) fataal (ongeluk)

fatalité, la het noodlot

fatigant (een) vermoeiend (werk)

fatigué moe (zijn)

fatiguer vermoeien

faubourg, le de buitenwijk

faussement verkeerd, fout, vals

fausser vervalsen

faute, la de fout

faute de bij gebrek aan (geld)

faute de zonder

fauteuil, le de zetel (1 persoon)

fauteuil à bascule, le de schommelstoel

fautif; fautive (het is) foutief

faux; fausse (een) vals (document)

faveur, la de gunst

favorable; favorable gunstig gezind (zijn tegenover iemands

plannen)

favori; favorite (een) favoriet (zanger)

favoriser (iemand) begunstigen

fax, le; les fax de fax

fécond vruchtbaar (land)

fédéral; fédérale; fédéraux federaal (een federale staat)

fédération, la de federatie

feindre veinzen

feinte, la de schijnbeweging (van een bokser)

Page 61: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

61

félicitations gefeliciteerd

féliciter feliciteren

femelle, la het wijfje

féminin vrouwelijk

femme, la de vrouw

femme, la de echtgenote

femme de ménage, la de werkvrouw

femme fatale, la de vamp

fendre (hout) splijten

fenêtre, la het venster

fente, la de spleet, de barst, de kloof

fer, le het ijzer

fer à repasser, le; les fers à repasser het strijkijzer

ferme, la de boerderij

ferme; ferme stevig, hard, vast

ferment, le de gist

fermer; fermé sluiten, gesloten

fermeté, la de vastberadenheid

fermeture éclair, la de rits (ritssluiting)

fermier, le de boer

féroce; féroce (een) bloeddorstig (dier)

ferry-boat, le de ferry

fertile; fertile vruchtbaar (land)

fervent (een) vurig (liefhebber van Mozart)

ferveur, la de vurigheid (een werk voltooien

met vurigheid)

festival, le; les festivals het festival

fête, la het feest

fêter feesten

feu, le; les feux het vuur

feu zaliger, wijlen (de koningin zaliger)

feu d'artifice, le het vuurwerk

feu de signalisation, le het verkeerslicht

feuillage, le het gebladerte

feuille, la het blad (papier)

feuilleter (een boek) doorbladeren

feuilleton, le het feuilleton

février februari

fiable, fiable (een) betrouwbaar (man)

fiançailles f, les de verloving

fiancé, le de verloofde

ficeler (een pakje) dichtbinden (met touwtjes)

ficelle, la het touwtje

fiche, la de steekkaart (fiche)

fichier, le de file, het bestand

fictif; fictive fictief, denkbeeldig

fiction, la de fictie

fidèle; fidèle trouw (zijn)

fidéliser (klanten aan zich) binden

fidélité, la de trouw (aan een vriend)

fier fier (zijn)

fierté, la de fierheid

fièvre, la de koorts

figure, la het gelaat

figuré figuurlijk, beeldend

figurer voorkomen (op een lijst)

Page 62: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

62

fil, le de draad

fil de fer, le de ijzerdraad

filer ervandoor gaan

filet, le het net (tennis)

fille, la de dochter

fille, la het meisje

fillette, la het meisje (kind)

filleul, le het petekind

film, le de film

fils, le de zoon

filtre, le de filter

filtrer filtreren, doorsijpelen

fin, la het einde

fin fijn

final; finale; finals (finaux) eind- (de eindresultaten)

finalement tenslotte

financer; financé financieren, bekostigen, bekostigd

finances f, les de financiën

financier; financière (een) financieel (probleem)

financièrement financieel

finir; fini beëindigen, beëindigd

firme, la de firma

fisc, le de fiscus

fiscal; fiscale; fiscaux fiscaal (recht)

fiston, le de zoon, de jongen

fixation, la het bevestigen (het vastmaken)

fixe; fixe vast (een vaste woonplaats)

fixer; fixé (een datum) vastleggen

flacon, le het flesje (parfum)

flagrant flagrant (een flagrante leugen)

flamand Vlaams

flambeau, le de fakkel

flamber branden

flamme, la de vlam

flanc, le de flank

flâner slenteren (door de straten)

flaque, la de plas (regenwater)

flatter (iemand) vleien

flatteur, le de vleier

flèche, la de pijl

fléchir (onder een gewicht) buigen

flétrir verwelken

fleur, la de bloem

fleurir bloeien (de rozenstruik bloeit mooi)

fleuriste, le de bloemist

fleuve, le de stroom (rivier)

flexible; flexible (een) buigzaam (karakter)

flocon, le de vlok (haver)

flots m, les de golven (van de zee)

flotte, la de vloot (groep schepen)

flotter (op het water) drijven

flotter dans ses vêtements in zijn kleren zwemmen, ruime kleren

aan hebben

flou wazig (een wazige film)

fluo fluo

flûte, la de fluit

Page 63: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

63

foi, la; les fois het geloof

foie, le de lever

foin, le het hooi

foire, la de jaarmarkt

fois, la; les fois de keer

folâtrer stoeien (kinderen stoeien bij het spelen)

folie, la de waanzin (dat is je reinste waanzin!)

foncé donker (bruin)

foncer graven, boren

fonction, la het ambt (een ambt uitoefenen)

fonction, la de functie

fonctionnaire, le de ambtenaar

fonctionnel; fonctionnelle functioneel

fonctionnement, le de werking (van een machine)

fonctionner; fonctionné functioneren, gefunctioneerd

fond, le de bodem (van een put)

fondamental; fondamentale; fondamentaux (een) fundamenteel (probleem)

fondateur, le de oprichter (van een vereniging)

fondation, la de stichting (oprichting)

fondé (een) gegrond (verwijt)

fondement, le de grondslag (basis)

fonder (een school) oprichten, stichten

fondre; fondu (boter) smelten, gesmolten

fondre en larmes in tranen uitbarsten

fonds, le het fonds

fontaine, la de fontein

football, le het voetbal (spel)

force, la de kracht (spieren)

forcé gedwongen (zijn)

force majeure, la de overmacht

forcément noodzakelijkerwijze

forcer (iemand) dwingen (iets te doen)

forces navales f, les de zeemacht

forêt, la het woud

foreuse, la de boormachine

forfaire verbeurdverklaren

forger (ijzer) smeden

forgeron, le de smid

forgeur, le de smid, de vuursmid

forgeuse, la de bedenkster, de uitvindster

formalité, la de formaliteit

format, le het formaat

formation, la de opleiding (beroepsopleiding)

forme, la de vorm (van een object)

formel; formelle (een) formeel (contact)

former; formé (een groep) vormen, gevormd

formidable; formidable formidabel (zijn)

formulaire, le het formulier

formule, la de formule

formuler formuleren

fort sterk (zijn)

fortement (iets) hevig (verlangen)

forteresse, la de vesting (fort)

fortune, la het fortuin (geld)

fosse, la de kuil (leeuwenkuil)

fossé, le de sloot

Page 64: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

64

fou; folle zot (zijn)

fou, le; les fous de gek

fou rire, le de slappe lach

foudre, la de bliksem

foudroyant (een) overweldigend (succes)

fouet, le de zweep

fouiller (de bagage) doorzoeken

fouillis, le de warboel

foulard, le de halsdoek

foule, la de menigte (mensen), de massa

four, le de oven

fourchette, la de vork

fourmi, la de mier

fourneau, le het fornuis

fournir (levensmiddelen) leveren

fournisseur, le de leverancier

fourrure, la het bont (pels)

foyer, le de haard (het haardvuur)

foyer, le de huiselijke haard, het gezin

fracas, le het lawaai, het geraas, de drukte

fraction, la de fractie

fragile; fragile breekbaar (glas)

fragment, le het fragment

fraîcheur, la de frisheid

frais; fraîche vers (fruit)

fraise, la de aardbei

franc; franche openlijk (zijn tegenover iemand)

franc, le de frank (munteenheid)

français, le het Frans

français Frans

Français, le de Fransman

France, la Frankrijk

franchement (iets) ronduit (zeggen)

franchir stappen over (een drempel)

franchise, la de vrijstelling (verzekeringswezen)

francophone; francophone Franssprekend

frapper (op de deur) kloppen

fraternité, la de broederlijkheid

frauder frauderen

frein, le de rem

freiner remmen

fréquence, la de frequentie

fréquent veelvuldig (gebruik)

fréquenter (vaak) omgaan met (iemand),

(vaak) bezoeken

frère, le de broer

frère jumeau, le; les frères jumeaux de tweelingbroer

frésia, le de fresia

friandise, la het snoepgoed

frigo, le de ijskast

frileux, frileuse, frileux (een) kouwelijk (persoon)

fripé verkreukeld (een verkreukelde mantel)

frire (vis) bakken (in olie)

frise, la de fries

Frison, le de Fries

Frisonne, la de Friezin

Page 65: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

65

frissonner huiveren (bij een gruwelijke gedachte)

frites f, les de frieten

froid koud

froisser beschadigen, kwetsen, kneuzen

frôler rakelings gaan langs

fromage, le de kaas

front, le het voorhoofd

frontal; frontale; frontaux frontaal

frontière, la de grens

frottement, le de wrijving (bij een aanraking)

frotter wrijven

fructueux; fructueuse; fructueux vruchtbaar, succesvol

fruit, le het fruit

fruitier, le de fruithandelaar

fugitif; fugitive voortvluchtig (zijn)

fuir vluchten

fuite, la de lek (in een buis)

fumée, la de rook

fumer roken

fumeur, le de roker

fumeux; fumeuse, fumeux (een) rokerig (vuur)

fureter rondneuzen

furieux; furieuse; furieux woedend (zijn)

fusée, la de raket (vuurpijl)

fusible, le de zekering (elektrisch)

fusil, le het geweer

fusion, la de fusie (van gemeenten)

fusionner samensmelten, fuseren

fût, le het vat (ton)

futur, le de toekomst

fuyard, le de voortvluchtige

gâcher (iemands humeur) verknoeien

gaffe, la de flater

gage, le het pand (iets in onderpand geven)

gagnant, le de winnaar

gagner; gagné winnen, gewonnen

gagner verdienen

gai (een) opgewekt (karakter)

gaieté, la de vrolijkheid

gain, le het winnen (van een proces)

galbé gerond, gewelfd

galoper galopperen

gambader dartelen (van vreugde)

gamin, le de kwajongen

gamme, la het gamma (van aanbiedingen)

Gand m Gent

gangster, le de gangster

gant, le de handschoen

garage, le de garage

garagiste, le de garagist

garantie, la de waarborg

garantir; garanti waarborgen, garanderen,

gegarandeerd

garçon, le de jongen

garde, le de bewaker

garde du corps, le; les gardes du corps de lijfwacht

Page 66: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

66

garde-boue, le; les garde-boue het spatbord

garder (de kinderen) bijhouden

garder; gardé bewaren, bewaard

garderie, la de kinderbewaarplaats

garde-robe, la; les garde-robes de kleerkast

gardien, le de bewaker

gardien de but, le de keeper, de doelman

gare, la het station

garer (de auto) parkeren

garnir versieren

gars, le de kerel, de jongen

gaspiller (geld) verspillen

gastronomie, la de gastronomie

gâté (een) verwend (kind)

gâteau, le; les gâteaux de taart

gâter (een kind) verwennen

gauche links

gauche; gauche onhandig, stuntelig

gaz, le het gas

géant, le de reus

gel, le het vriezen

gelée, la de vorst (winter)

geler vriezen

gênant (een) storend (geluid)

gendarme, le de rijkswachter

gendarmerie, la de rijkswacht

gendre, le de schoonzoon

gêner; gêné storen (hinderen), gestoord

général; générale; généraux (een) algemeen (verschijnsel)

général, le; les généraux de generaal

généralement algemeen, gewoonlijk

généraliser veralgemenen

généralité, la het algemeen idee, de overgrote

meerderheid

génération, la de generatie

généreux; généreuse; généreux vrijgevig (zijn)

générosité, la de vrijgevigheid

génial; géniale; géniaux geniaal, briljant

génie, le het genie

genou, le; les genoux de knie

genre, le het soort, het type

gens m, les de mensen

gentil; gentille vriendelijk (zijn)

gentillesse, la de vriendelijkheid

gentleman, le; les gentlemen de heer

géographie, la de aardrijkskunde

géographique; géographique (een) aardrijkskundig (woordenboek)

géomètre, le de meetkundige

géométrie, la de meetkunde

géométrique; géométrique meetkundig (een meetkundige figuur)

gérant, le de beheerder (van een zaak)

gérante, la de beheerster (van een zaak)

gerbe, la de bos (bloemen)

gérer (een handelszaak) beheren

germain vol (een volle neef)

germe, le de kiem

Page 67: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

67

gésir liggen

geste, le het gebaar (beweging)

gestion, la het beheer (van het bedrijf)

gibier, le het wild (jacht)

gifle, la de oorvijg

gifler een klap (om de oren) geven

gigantesque; gigantesque (een) reusachtig (moment)

girouette, la de windwijzer

gitan, le de zigeuner

givre, le de rijp (rijm)

glace, la het ijs (om te eten)

glacé bevroren (sneeuw)

glacer doen bevriezen (die kou doet

me bevriezen)

glacial; glaciale; glacials ijzig (een ijzige wind)

glacial; glaciale; glaciaux bijtend (bijtende spot)

glacier, le de gletsjer

glaçon, le het ijsblokje

glisser; glissé glijden, uitglijden, uitgegleden

global; globale; globaux (een) globaal (overzicht)

globe, le de aardbol

gloire, la de roem

glorieux; glorieuse; glorieux (een) roemrijk (verleden)

gobelet, le de beker

golden, la de golden (appelsoort)

gommer uitgommen

gonfler (een ballon) opblazen

gorgée, la de slok (water)

gorille, le de gorilla

gosse, le het kind

gourmand gulzig (zijn)

gourmandise, la de gulzigheid

gourmet, le de lekkerbek

goût, le de smaak

goûter proeven (van een gerecht)

goutte, la de druppel

gouttière, la de dakgoot

gouvernement, le de regering

gouverner; gouvernant (het land) besturen, besturend

gouverneur, le de gouverneur

grâce à dankzij

gracieux; gracieuse; gracieux (een) sierlijk (gebaar)

grade, le de graad (rangorde)

graduel; graduelle trapsgewijs, gradueel

graduellement trapsgewijs, gradueel

grain, le de korrel (zand)

graine, la het zaad

graisse, la het vet

graisser (de machine) invetten

grammaire, la de grammatica

gramme, le de gram

grand groot (zijn)

grand magasin, le het warenhuis

grandeur, la de grootte

grandir; grandi groter worden (groeien)

grand-mère, la; les grands-mères de grootmoeder

Page 68: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

68

grand-père, le; les grands-pères de grootvader

grands-parents m, les de grootouders

grange, la de schuur (van de boerderij)

grappe, la de tros (druiven)

gras; grasse, gras (een) vet (gerecht)

gratification, la de toelage, de bonus

gratifier; gratifié begunstigen, belonen met…,

begunstigd, beloond met

gratte-ciel, le de wolkenkrabber

gratter jeuken, kriebelen

gratuit gratis (onderricht)

gratuitement gratis

grave; grave (een) ernstig (probleem)

graver graveren

gravier, le het grind (op de oprijlaan)

gravir beklimmen

gravité, la de ernst (van de situatie)

gré, le de wil, de zin

grec; grecque Grieks

Grèce, la Griekenland

greffier, le de griffier

grêle, la de hagel

grenadine, la de grenadine

grenier, le de zolder

grenouille, la de kikker

grève, la de staking

grève du zèle, la de stiptheidsactie

gréviste, le de staker (werkonderbreker)

gribouiller (wat woorden) kladden (op

een papiertje)

grièvement ernstig (gekwetst)

griffe, la de klauw

griffonner krabbelen (in een notaboekje)

grignoter (een koekje traag) oppeuzelen

grille, la het hek (van ijzer)

grillé geroosterd

grille-pain, le; les grille-pain de broodrooster

griller roosteren

grimacer gezichten trekken

grimper klimmen

grincer piepen (de deur piept)

grippé grieperig

gris; gris grijs

grisonnant grijs wordend

grogner mopperen (uit ontevredenheid)

gronder (een kind) een standje geven

gros; grosse, gros dik (een dikke man)

grossier; grossière (een) grof (woord)

grossièreté, la de grofheid (van manieren)

grossir verdikken

grotte, la de grot

groupe, le de groep

groupement, le de groepering

grouper groeperen

grue, la de kraan (toestel)

guenilles f, les de lompen (versleten kleren)

Page 69: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

69

guêpe, la de wesp

guéridon, le het pronktafeltje

guérir; guéri genezen, genezen

guerre, la de oorlog

guerre du Golfe, la de Golfoorlog

guerre mondiale, la de wereldoorlog

guetter bespieden

gueule, la de muil (bek)

guichet, le het loket

guide, le de gids

guide touristique, le de reisgids (boek)

guider (doorheen de stad) gidsen

guidon, le het fietsstuur

guitare, la de gitaar

gynécologue, le/la de gynaecoloog, de vrouwenarts

habileté f, l' de handigheid

habillé gekleed (zijn)

habillement m, l' de kleding

habiller (iemand) kleden

habitant m, l' de inwoner

habitation f, l' de woning

habiter; habité wonen, gewoond

habitude f, l' de gewoonte

habituel; habituelle (zijn) gewoon (gedrag)

hache, la de bijl

hacher; haché hakken, gehakt

hachette, la het bijltje

haie, la de haag

haine, la de haat

haïr haten

haleter hijgen

hall, le de hal (inkomhal)

halte, la de stopplaats, de rustplaats, de halte

halte-garderie, la de crèche, de kinderopvang

hamburger, le de hamburger

hameau, le het gehucht

hangar, le de loods (gebouw)

harceler (iemand met vragen) bestoken

hardi stoutmoedig (zijn)

hardiesse, la de onverschrokkenheid

hargneux; hargneuse; hargneux prikkelbaar, nijdig, geïrriteerd

haricots m, les de boontjes

harmonie f, l' de harmonie

harmonieux; harmonieuse; harmonieux (een) harmonisch (geheel)

hasard, le het toeval, het lot

hasardeux; hasardeuse; hasardeux (een) gewaagd (project)

hâte, la de haast

hausse, la de stijging (van de prijzen)

haut (een) hoog (gebouw)

hautain hoogmoedig, arrogant

hauteur, la de hoogte (van een gebouw)

haut-parleur, le; les haut-parleurs de luidspreker

hebdomadaire m, l' het weekblad

hébraïque; hébraïque Hebreeuws

hébreu; hébreux Hebreeuws

hectare m, l' de hectare

Page 70: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

70

hein hè, wat

hélas helaas

hélice f, l' de schroef (van een helikopter)

hélicoptère m, l' de helikopter

hémisphère m, l' het halfrond

hennir hinniken

herbe f, l' het gras

héréditaire; héréditaire (een) erfelijk (probleem)

héritage m, l' de erfenis

hériter erven (van een familielid)

héritier m, l' de erfgenaam

hermétique; hermétique hermetisch (een hermetische

verpakking)

héroïne f, l' de heldin

héroïque; héroïque (een) heldhaftig (gebaar)

héroïsme m, l' de heldhaftigheid

héros, le de held

hésitation f, l' de aarzeling

hésiter aarzelen

heure f, l'; h het uur

heure d'affluence f, l'; het spitsuur

les heures d’affluence

heure de fermeture f, l'; het sluitingsuur

les heures de fermeture

heure d'été f, l' het zomeruur

les heures d’été

heure d'hiver f, l' het winteruur

les heures d’hiver

heures de pointe, les het spitsuur

heureusement! gelukkig!

heureux; heureuse, heureux gelukkig (zijn)

heurter stoten tegen

hibou, le; les hiboux de uil

hideux; hideuse; hideux (een) afzichtelijk (monster)

hier gisteren

hier soir gisterenavond

hirondelle f, l' de zwaluw

histoire f, l' de geschiedenis

historien m, l' de historicus

historique; historique (een) historisch (feit)

hiver m, l' de winter

hobby, le; les hobbies de hobby

hocher (het hoofd) schudden

hold-up, le; les hold-up de overval

hollandais; hollandaise; hollandais Hollands

homard, le de kreeft

homélie f, l' de preek, de zedenpreek

hommage m, l' de hulde

homme m, l' de mens

homme m, l' de man

homme d'affaires m, l'; de zakenman

les hommes d'affaires

honnête; honnête eerlijk (zijn)

honnêteté f, l' de eerlijkheid

honneur m, l' de eer

honorable; honorable (een) eerbaar (man)

Page 71: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

71

honoraires m, les het ereloon

honorer eren

honte, la de schaamte

honteux; honteuse; honteux (een) schandelijk (gedrag)

hôpital m, l'; les hôpitaux het ziekenhuis

hoqueter hikken

horaire m, l' het uurrooster

horizon m, l' de horizon

horloge f, l' het uurwerk, de klok

horloger m, l' de horlogemaker

horoscopique; horoscopique horoscopisch

horreur f, l' de afschuw

horrible; horrible afschuwelijk (een afschuwelijke misdaad)

hors de buiten

hors de danger buiten gevaar

hors-d'oeuvre, le het voorgerecht (koud)

hospitalier (een) gastvrij (man)

hospitalisation f, l' de ziekenhuisopname

hospitalité f, l' de gastvrijheid

hostile; hostile vijandelijk (zijn)

hostilité f, l' de vijandschap

hôte m, l' de gast

hôtel m, l' het hotel

hôtel de ville m, l'; les hôtels de ville het stadhuis

hôtesse de l'air f, l'; les hôtesses de l’air de stewardess

houille, la de steenkool (witte steenkool)

housse, la de overtrek, de hoes

huile f, l' de olie

huître f, l' de oester

humain (het) menselijk (gedrag)

humanité f, l' de mensheid

humble; humble nederig (zijn)

humecter (een doek) bevochtigen

humeur f, l' het humeur

humide; humide (een) vochtig (klimaat)

humidité f, l' de vochtigheid

humiliant (het is) vernederend

humiliation f, l' de vernedering

humilier vernederen

humilité f, l' de nederigheid

humoriste m/f, l' de humorist

humour m, l' de humor

hurlement, le het gebrul (van woede)

hurler brullen (van woede)

hygiène f, l' de hygiëne

hypocrisie f, l' de hypocrisie

hypocrite; hypocrite schijnheilig (zijn)

hypothermie f, l' de ondertemperatuur, de afkoeling

hypothèse f, l' de hypothese

ici hier

idéal; idéale; idéals (idéaux) ideaal (zijn)

idéal m, l'; les idéaux het ideaal

idéalisme m, l' het idealisme

idée f, l' het idee

identifier identificeren

identique; identique identiek (zijn)

Page 72: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

72

identité f, l' de identiteit

idiot (een) idioot (gezicht)

idole f, l' het idool

ignoble; ignoble (een) laaghartig (gedrag)

ignorance f, l' de onwetendheid

ignorant onwetend (zijn)

ignorer (het bestaan van iets) niet weten

ignorer; ignoré negeren, genegeerd

il; (pron. pers.) hij

il arrive que het gebeurt dat (...)

il en résulte que daaruit vloeit voort dat

il fait froid het is koud

il faut que het is nodig dat

il pleut het regent

il pleut des cordes het regent pijpenstelen

il s'agit de het betreft

il se peut que het is mogelijk dat

il s'est avéré het is gebleken

il vaut mieux que het is beter dat

il y a er is (veel volk hier)

il y a tout lieu de er is alle reden om te (denken dat...)

île f, l' het eiland

illégal; illégale; illégaux (een) onwettelijk (verblijf)

illégitime; illégitime (een) onwettig (huwelijk)

illimité onbeperkt (onbeperkte macht)

illisible; illisible (een) onleesbaar (handschrift)

illuminer (een zaal feestelijk) verlichten

illusion f, l' de illusie

illustration f, l' de illustratie

illustrer illustreren

îlot m, l' het eilandje

ils; (pron. pers.) zij, ze

image f, l' het beeld (prent)

imaginaire; imaginaire (een) denkbeeldig (feit)

imagination f, l' de verbeelding

imaginer zich voorstellen, zich verbeelden

imbécile; imbécile achterlijk (zijn)

imbiber (een vod) drenken (in water)

imitation f, l' de imitatie

imiter (een persoon) nabootsen

immaculé rein, onbevlekt

immangeable; immangeable oneetbaar (een oneetbare vrucht)

immatriculation f, l' de inschrijving, de registratie

immédiat; immédiate direct, onmiddellijk (een directe ervaring)

immédiatement onmiddellijk (komen)

immense; immense onmetelijk (een onmetelijke ruimte)

immensité f, l' de onmetelijkheid

immersion f, l' de onderdompeling, de overstroming,

het onderlopen

immeuble m, l' het flatgebouw

immigré m, l' de immigrant

immobile; immobile onbeweeglijk (blijven staan)

immoral; immorale; immoraux immoreel (gedrag)

immortel; immortelle onsterfelijk (zijn)

impact m, l' het effect, de invloed, de indruk

impair (een) onpaar (getal)

Page 73: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

73

impardonnable; impardonnable onvergeeflijk (een onvergeeflijke daad)

imparfait onvolmaakt (zijn)

impartial; impartiale; impartiaux onpartijdig (zijn)

impasse f, l' de doodlopende straat

impassible; impassible (een) onbewogen (gezicht)

impatience f, l' het ongeduld

impatient ongeduldig (zijn)

impensable; impensable ondenkbaar, onvoorstelbaar

impératrice f, l' de keizerin

imperceptible; imperceptible (een) onwaarneembaar (verschil)

imperfection f, l' de onvolmaaktheid

impérial; impériale; impériaux (een) keizerlijk (gebouw)

impérieux, impérieuse, impérieux (een) gebiedend (gebaar)

imperméable f, l' de regenjas

impersonnel, impersonnelle (een) onpersoonlijk (gesprek)

impertinent (een) onbeschaamd (gedrag)

imperturbable; imperturbable (een) onverstoorbaar (man)

impétueux; impétueuse; impétueux (een) onstuimig (karakter)

impitoyable; impitoyable (een) meedogenloos (man)

implantation, l' de implantatie

impliquer impliceren

implorer (iemands vergeving) afsmeken

impoli onbeleefd (zijn)

importance f, l' het belang

important belangrijk (zijn)

important m, l' de hoofdzaak, het voornaamste

importation f, l' de invoer

importer; importé (goederen) invoeren, ingevoerd

imposé (een) opgelegd (werk)

imposer (een verbod) opleggen

impossibilité f, l' de onmogelijkheid

impossible; impossible (het is) onmogelijk

impôts m, les de belastingen

impression f, l' de indruk

impressionnant (een) indrukwekkend (resultaat)

impressionné onder de indruk zijn

impressionner indruk maken (op iemand)

imprévu (een) onvoorzien (voorval)

imprimante f, l' de printer (afdrukeenheid)

imprimé m, l' het drukwerk

imprimer; imprimé (een boek) drukken, gedrukt

imprimerie f, l' de drukkerij

imprimeur m, l' de drukker

impro f, l’ de improvisatie

improbable; improbable (een) onwaarschijnlijk (feit)

improvisation f, l' de improvisatie

imprudence f, l' de onvoorzichtigheid

imprudent onvoorzichtig (zijn)

impuissance f, l' de onmacht (machteloosheid)

impuissant machteloos (zijn)

impureté f, l' de onzuiverheid

inachevé (een) onafgewerkt (boek)

inadmissible; inadmissible (een) ontoelaatbaar (gedrag)

inaperçu (een) onopgemerkt (voorval)

inapte; inapte ongeschikt, onbekwaam, onbruikbaar

inattendu onverwacht (bezoek)

Page 74: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

74

inattention f, l' de onoplettendheid

inauguration f, l' de inhuldiging

inaugurer (een nieuw gebouw) inwijden

inca Inca-

incalculable; incalculable (een) onberekenbaar (gevolg)

incapable; incapable onbekwaam (zijn)

incapacité f, l’ het onvermogen

incassable; incassable onbreekbaar (glas)

incendie m, l' de brand

incendier (een huis) in brand steken

incertain (een) onzeker (succes)

incertitude f, l' de onzekerheid

incessant (een) onophoudelijk (geluid)

incident m, l' het voorval

incisif; incisive bijtend (bijtende kritiek)

incitant m, l’ het stimulerend middel

inciter (iemand) aanzetten (tot geweld)

incliner (het hoofd) buigen

incolore; incolore kleurloos (een kleurloze vloeistof)

incommode; incommode (een) ongemakkelijk (werkinstrument)

incommoder hinderen (dat geluid hindert me)

incommodité f, l' het ongemak (last)

incomparable; incomparable onvergelijkbaar (zijn)

incompatibilité f, l' de onverenigbaarheid (van ideeën)

incompatible; incompatible onverenigbaar (zijn met elkaar)

incompétent (een) onbevoegd (departement)

incomplet; incomplète onvolledig (een onvolledige groep)

incompréhensible, incompréhensible (een) onbegrijpelijk (verhaal)

incompréhension f, l' het onbegrip

inconnu onbekend (zijn)

inconnu m, l' de onbekende

inconscient onbewust (zijn van het gevaar)

inconstant onstandvastig (zijn in zijn ideeën)

incontestable; incontestable onbetwistbaar, onweerlegbaar

inconvenant (een) onbetamelijk (betoog)

inconvénient m, l' het nadeel

incorrect onjuist, verkeerd, onnauwkeurig

incorruptible; incorruptible onomkoopbaar (zijn)

incroyable; incroyable (een) ongelooflijk (feit)

inculpation f, l' de aanklacht (beschuldiging)

inculper (iemand) beschuldigen

inculte; inculte (een) onbebouwd (terrein)

indécent (een) onfatsoenlijk (gebaar)

indécis; indécise; indécis (een) besluiteloos (karakter)

indéfini (een) onbepaald (aantal)

indemne; indemne ongedeerd (zijn na een ongeluk)

indemnisation, l' de vergoeding, de schadevergoeding

indemnité f, l' de schadevergoeding

indéniable; indéniable (een) onontkenbaar (bewijs

van intelligentie)

indépendance f, l' de onafhankelijkheid

indépendant onafhankelijk (zijn)

indescriptible; indescriptible onbeschrijfelijk (een onbeschrijfelijke

rommel)

index m, l'; les index de index

indicatif m, l' het kengetal

Page 75: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

75

indication f, l' de aanduiding

indien; indienne indiaans, Indisch

indifférence f, l' de onverschilligheid

indifférent onverschillig (zijn)

indigène autochtoon (de autochtone bevolking)

indigne; indigne onwaardig (zijn)

indigné verontwaardigd (zijn)

indiquer; indiqué aanduiden, aangeduid

indirect (een) onrechtstreeks (effect)

indiscret; indiscrète onbescheiden, indiscreet

indiscrétion f, l' de onbescheidenheid

indispensable (een) onontbeerlijk (voorwerp)

individu m, l' het individu

individuel; individuelle (een) individueel (geval)

indolent lusteloos (een lusteloze scholier)

indubitable; indubitable (een) onbetwijfelbaar (bewijs)

induire (iets) afleiden (uit een verhaal)

indulgence f, l' de toegeeflijkheid

indulgent toegeeflijk (zijn)

industrie f, l' de nijverheid

industriel m, l' de industrieel

inébranlable; inébranlable onwrikbaar, standvastig, stevig

inédit (een) onuitgegeven (boek)

inégal; inégale; inégaux (een) ongelijk (terrein)

inéluctablement onherroepelijk (verloren zijn)

inerte; inerte inert (zijn)

inespéré (een) onverhoopt (succes)

inévitable; inévitable (een) onvermijdelijk (gebeuren)

inexact (een) onjuist (gegeven)

inexorable; inexorable onverbiddelijk (zijn)

inexpérimenté (een) onervaren (jongen)

inexplicable; inexplicable (een) onverklaarbaar (fenomeen)

infaillible; infaillible (een) onfeilbaar (middel)

infantile; infantile (een) kinderlijk (gedrag)

infatigable; infatigable onvermoeibaar (zijn)

infect walgelijk (een walgelijke geur)

inférieur (de) onderste (verdieping)

inférieur (de) minder algemeen (term)

infériorité f, l' de minderwaardigheid

infernal; infernale; infernaux (een) hels (lawaai)

infime; infime (een) gering (aantal)

infiniment oneindig (groot)

infirme m/f, l' de invalide

infirmier m, l' de verpleger

infirmière f, l’ de verpleegster

inflammable; inflammable (een) ontvlambaar (product)

inflexible; inflexible (een) onverbiddelijk (man)

infliger (een straf) opleggen

influence f, l' de invloed

influencer beïnvloeden

influer invloed hebben (op iets)

info centre m, l' het informatiecentrum

informaticien m, l' de informaticus

informaticienne f, l’ de informaticus (vrouw)

information f, l' de informatie

informatique f, l' de informatica

Page 76: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

76

infraction f, l' de inbreuk (op de wet)

infrastructure f, l' de infrastructuur

infusion f, l' de kruidenthee

ingénieur m, l' de ingenieur

ingénieux, ingénieuse, ingénieux vindingrijk (zijn)

ingéniosité f, l' het vernuft

ingrat ondankbaar (zijn)

ingratitude f, l' de ondankbaarheid

inhabité (een) onbewoond (appartement)

inhabituel; inhabituelle ongewoon, vreemd, niet alledaags

inhumain onmenselijk (zijn)

inimaginable; inimaginable (dat is) onvoorstelbaar

initial; initiale; initiaux (de) aanvangs(woorden)

initiale f, l' de beginletter

initiative f, l' het initiatief

initier (iemand) inwijden (in geheimen)

injure f, l' het scheldwoord

injurieux, injurieuse, injurieux (een) beledigend (schrijven)

injuste; injuste onrechtvaardig (zijn)

injustice f, l' de onrechtvaardigheid

injustifiable; injustifiable (een) niet te rechtvaardigen (daad)

innocence f, l' de onschuld

innocent onschuldig (zijn)

innombrable; innombrable ontelbaar (zijn)

inoccupé (een) leegstaand (appartement)

inodore; inodore geurloos (gas)

inoffensif; inoffensive ongevaarlijk (een ongevaarlijke hond)

inondation f, l' de overstroming

inondé overstroomd, overstelpt

inonder overstromen (de rivier stroomt over)

inoubliable; inoubliable (een) onvergetelijk (moment)

inouï (een) ongehoord (feit)

inoxydable; inoxydable roestvrij (staal)

inquiet; inquiète ongerust (zijn)

inquiétant (een) verontrustend (feit)

inquiéter verontrusten

inquiétude f, l' de ongerustheid

inscription f, l' de inschrijving

inscrire (iets) opschrijven (in een boekje)

insecte m, l' het insect

insensé onzinnig (een onzinnige redenering)

insensible; insensible ongevoelig (zijn)

insigne m, l' het onderscheidingsteken, het speldje

insignifiant (een) onbeduidend (detail)

insister de nadruk leggen (op een kwestie)

insolence f, l' de onbeschoftheid

insolent onbeschaamd (zijn)

insolite; insolite (het is) ongewoon

insomnie f, l' de slaaploosheid

insouciant onbezorgd (zijn)

inspecteur m, l' de inspecteur

inspection f, l' de inspectie

inspirateur; inspiratrice (de) inspirerende (gedachte)

inspiration f, l' de inspiratie

inspirer; inspiré inboezemen, wekken, gewekt

installation f, l' de installatie

Page 77: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

77

instabilité f, l’ de instabiliteit

installer; installé installeren, geïnstalleerd

instance f, l' de instantie, de procedure

instant!, un een ogenblik!

instinct m, l' het instinct

instinctif; instinctive (een) instinctief (karakter)

institut m, l' het instituut

instituteur m, l' de onderwijzer

institution f, l' de instelling

instructif; instructive (een) leerrijk (boek)

instructions f, les de richtlijnen

instruire onderrichten

instrument m, l' het instrument

insuffisance f, l' de ontoereikendheid

insuffisant (dat is) onvoldoende

insulte f, l' de belediging

insulter (iemand) uitschelden

insupportable; insupportable (een) onverdraaglijk (geluid)

intact (een) ongeschonden (document)

intellectuel; intellectuelle intellectueel (zijn)

intelligence f, l' de intelligentie

intelligent intelligent (zijn)

intenable; intenable onhoudbaar (een onhoudbare situatie)

intense; intense (een) intens (verlangen)

intensifier intensiveren

intensité f, l' de intensiteit

intenter (een proces) aanspannen (tegen

iemand)

intention f, l' de bedoeling

intentionnel; intentionnelle opzettelijk (een opzettelijke daad)

intentionnellement opzettelijk (te laat komen)

intercaler (een citaat) inlassen (in een tekst)

intercepter (een brief) onderscheppen

interdiction f, l' het verbod

interdire verbieden

interdit verboden (toegang)

interdit onthutst, stomverbaasd, sprakeloos

intéressant interessant (zijn)

intéresser interesseren

intérêt m, l' de intrest

intérêt m, l' de interesse, de belangstelling

intérieur inwendig, innerlijk

intérieur m, l' het interieur

intérim m, l' de interim

intérimaire; intérimaire (een) waarnemend (directeur)

interlocuteur m, l' de gesprekspartner

interminable; interminable eindeloos (een eindeloze redevoering)

intermittent periodiek, onregelmatig, onderbroken

international; internationale; internationaux (een) internationaal (verdrag)

interne; interne inwendig (gebruik)

Internet m, l' het internet

interprétation f, l' de interpretatie

interprète m/f, l' de tolk

interpréter interpreteren

interrogation f, l' de ondervraging

interroger; interrogé ondervragen, ondervraagd

Page 78: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

78

interrompre; interrompu onderbreken, onderbroken

interrupteur m, l' de schakelaar (lichtschakelaar)

interruption f, l' de onderbreking

intervenir tussenbeide komen

intervention f, l' de tussenkomst

interview f, l' het interview

interviewer interviewen

intime; intime intiem (een intieme vriend)

intimité f, l' de intimiteit

intolérable; intolérable (een) onduldbaar (gedrag)

intolérance f, l' de onverdraagzaamheid

intriguer; intrigué intrigeren, geïntrigeerd

introduction f, l' de inleiding

introduire (iemand) introduceren, binnenleiden,

binnenlaten

introduire (gegevens) invoeren

introuvable; introuvable (een) onvindbaar (document)

intuition f, l' de intuïtie

inusable; inusable (een) onverslijtbaar (kledingstuk)

inutile; inutile (een) nutteloos (geschenk)

invariable; invariable onveranderlijk

invasion f, l' de inval (in een land)

inventaire m, l' de inventaris

inventer; inventé uitvinden, uitgevonden

inventeur m, l' de uitvinder

invention f, l' de uitvinding

investissement m, l' de investering

investisseur m, l’ de investeerder

invincible; invincible onoverwinnelijk (zijn)

invisible; invisible onzichtbaar (zijn in het donker)

invitation f, l' de uitnodiging

invité m, l' de genodigde

inviter; invité uitnodigen, uitgenodigd

involontaire; involontaire onvrijwillig (een onvrijwillige beweging)

invoquer inroepen

invraisemblable; invraisemblable (een) ongeloofwaardig (feit)

ironie f, l' de ironie

ironique; ironique ironisch (zijn)

irrationnel; irrationnelle onverstandig, onredelijk, irrationeel

irréalisable; irréalisable (een) onverwezenlijkbaar (project)

irréductible; irréductible (een) onvermurwbaar (karakter)

irréfléchi onberedeneerd (een onberedeneerde

daad)

irréfutable; irréfutable (een) onweerlegbaar (argument)

irrégulier; irrégulière (een) onregelmatig (werkwoord)

irremplaçable; irremplaçable (een) onvervangbaar (onderdeel)

irréparable; irréparable (een) onherstelbaar (verlies)

irréprochable; irréprochable (een) onberispelijk (gedrag)

irrésistible; irrésistible (een) onweerstaanbaar (verlangen)

irresponsable; irresponsable (iemand) ontoerekenbaar (verklaren)

irréversible; irréversible onomkeerbaar

irritable; irritable (een) prikkelbaar (persoon)

irritation f, l' de ergernis

irrité geprikkeld, geërgerd, geïrriteerd

irriter irriteren

ischémie froide f, l' de koude ischemie (belemmerde

Page 79: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

79

doorbloeding)

isolé (een) afgezonderd (dorp)

isolé, l' de eenzame, de alleenstaande

isolément op zichzelf, afzonderlijk

isolement m, l' de afzondering

isoler (een zieke) afzonderen

Italie f, l' Italië

italien; italienne Italiaans

italique; italique schuin (de schuine letters in een tekst)

itinéraire m, l' de reisweg

ivre; ivre dronken (zijn)

ivre mort stomdronken, ladderzat

ivresse f, l' de dronkenschap

ivrogne m/f, l' de dronkaard, de zuiplap

jacasser kwebbelen (veel en vlug praten)

jadis eertijds

jaillir de spuiten uit (het water spuit uit de

fontein)

jalousie, la de jaloezie

jaloux; jalouse, jaloux jaloers (zijn)

jamais ooit, altijd

jambe, la het been (ledemaat)

jambon, le de ham

janvier januari

Japon, le Japan

japonais Japans

jardin, le de tuin

jardinage, le het tuinieren

jardinier, le de tuinman

jargon, le de vaktaal, het jargon

jaunâtre; jaunâtre geelachtig

jaune; jaune geel

jaune d'oeuf, le; les jaunes d’oeuf de eierdooier

jaunir geel worden

je suis désolé het spijt me (dat...)

je suis ravi ik ben dolblij (dat)

je vous en prie ga uw gang

je, j'; (pron. pers.) ik

jean(s), le de jeans, de spijkerbroek

jet, le de worp (het werpen)

jet d'eau, le de waterstraal

jeter (versleten schoenen) weggooien

jeter; jeté gooien, werpen, gegooid

jeton, le de penning (om te telefoneren)

jeu, le; les jeux het spel

jeu de piste, le; les jeux de piste het spoorzoeken

jeu d'esprit, le; les jeux d’esprit de geestigheid (woordspeling)

jeudi donderdag

jeune; jeune jong (zijn)

jeûne, le het vasten

jeûner vasten (tijdens de week)

jeunes mariés m, les het bruidspaar

jeunesse, la de jeugd

job, le de job, het baantje

joie, la de vreugde

joindre samenvoegen

Page 80: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

80

joindre quelqu'un iemand ontmoeten, aantreffen

joli (een) mooi (jongetje)

joue, la de wang

jouer; joué spelen, gespeeld

jouer au tennis tennis spelen

jouer la carte du hasard aan het toeval overlaten

jouet, le het speelgoed

joueur, le de speler

jouir (van het leven) genieten

jouissance, la het genot

jour, le de dag

jour de l'an, le nieuwjaarsdag

jour férié, le de feestdag

jour ouvrable, le de werkdag

journal, le; les journaux de krant

journaliste, le de journalist

journée, la de dag

joyeusement vrolijk, met plezier

joyeux; joyeuse, joyeux vrolijk (zijn)

jubilant jubelend

judiciaire; judiciaire rechterlijk (de rechterlijke macht)

judicieux; judicieuse, judicieux (een) oordeelkundig (advies)

juge, le de rechter

jugement, le het oordeel

juger; jugé (een situatie) beoordelen

juger oordelen

juif, le de jood

juif; juive joods

juillet juli

juin juni

jumeau, le; les jumeaux de tweeling

jumeler (steden) verbroederen

jument, la de merrie

junior, le de junior, de jongere

jupe, la de rok (dames)

jupe-culotte, la de broekrok

jupon, le de onderrok

jurer (voor de rechtbank) zweren

juridique; juridique (een) juridisch (handboek)

juron, le de vloek (krachtterm)

jury, le; les jurys de jury

jus, le de saus

jus de tomate, le het tomatensap

jusqu'à tot (zes uur werken)

jusqu’au bout tot het einde, helemaal

jusque tot

juste rechtvaardig (zijn)

justement juist (oordelen)

justice, la het gerecht (justitie)

justifier rechtvaardigen, verdedigen

juteux; juteuse; juteux (een) sappig (stuk fruit)

kaki; (inv) kaki

kilo, le de kilo

kilogramme, le de kilogram

kilomètre, le; km de kilometer

kiwi, le de kiwi

Page 81: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

81

kot, le het kot, de studentenkamer

krach, le de krach, de crisis

la; (pron. pers.) hem, haar, ze

là (kijk) daar

là-bas ginds

labeur, le het harde werk (inspanning)

laboratoire, le het laboratorium

laborieux; laborieuse; laborieux (een) hardwerkend (man)

labourer (het land) omploegen

lac, le het meer (van Genève)

lacer (zijn schoenen) vastmaken (met veters)

lacet, le de veter

lâche; lâche laf (zijn)

lâcher (de duiven) loslaten

lâcheté, la de lafheid

lacune, la de leemte (in een tekst)

là-dedans daarin, daarbinnen

lady, la; les ladies de lady

là-haut daarboven

laïc, le de leek

laid lelijk (zijn)

laideur, la de lelijkheid

lainage, le de wollen stof

laine, la de wol

laisser; laissé laten, gelaten

lait, le de melk

lait battu, le de karnemelk

laiterie, la de melkerij

laitue, la de sla (groentesoort)

lambeau, le de lap (gescheurde stof)

lame, la het lemmet

lamentable; lamentable erbarmelijk (een erbarmelijke oefening)

lampadaire, le de staande lamp, de schemerlamp

lampe, la de lamp

lampe de chevet, la het bedlampje

lancer (een bal) gooien

lancer; lancé (een raket) lanceren, gelanceerd

langoureusement smachtend, kwijnend

langue, la de taal (Engels)

langue maternelle, la de moedertaal

lapin, le het konijn

larcin, le de kruimeldiefstal

lard, le het spek

large; large breed (zijn)

l'argent ne fait pas le bonheur geld maakt niet gelukkig

largeur, la de breedte

larme, la de traan

las; lasse (een) vermoeid (kind)

lasagne, la de lasagne

latin, le het Latijn

lavable; lavable wasbaar (een wasbare stof)

lavabo, le de lavabo, de wastafel

laver; lavé wassen, gewassen

lave-vaisselle, le de vaatwasmachine

le long de (bomen planten) langs (de weg)

le, l', la; (pron. pers.) het (LV)

Page 82: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

82

lécher likken

leçon, la de les

lecteur, le; la lectrice de lezer, de lezeres

lecture, la de lectuur

légal; légale; légaux wettelijk (de wettelijke leeftijd)

légende, la de legende

léger; légère licht (een lichte koffer)

légèrement licht, lucht, een beetje

légèreté, la de lichtheid

législatif; législative (een) wetgevend (orgaan)

légitime; légitime (een) wettig (kind)

légitimement rechtmatig (iets verworven hebben)

légumes m, les de groenten

lendemain, le de volgende dag

lent traag (zijn)

lentement langzaam, traag

lenteur, la de traagheid

lentille, la de lens

lequel, laquelle, lesquels, dewelke, hetwelk

lesquelles; (pron. int.)

les; (pron. pers.) hen, ze (LV)

lésion, la de verwonding, het letsel, de wond

lessive, la het wasmiddel

lettre, la de brief

lettre, la de letter

lettre recommandée, la de aangetekende brief

leur; (pron. pers.) hen, hun (MV)

levée, la het lichten (van de brievenbus)

lever ; levé (de zitting) opheffen, sluiten, gesloten

levier, le de hendel

lèvre, la de lip

levure, la de gist

lézard, le de hagedis

liaison, la de verbinding (trein)

libanais; libanaise; libanais Libanees

libeller (een akte) opstellen

libéral; libérale; libéraux liberaal (zijn)

libéralisme, le het liberalisme

libération, la de bevrijding

libérer bevrijden

liberté, la de vrijheid

libraire, le de boekhandelaar

librairie, la de boekhandel

libre; libre vrij (zijn)

libre-service, le de zelfbediening

licence, la de licentie (in rechten)

licenciement, le het ontslag

licencier (iemand) ontslaan

lié gelinkt

Liège f Luik

lien, le de band (de huwelijksband)

lier (twee stukken met elkaar) verbinden

lierre, le de klimop

lieu, le; les lieux de plaats, de plek

lieu de naissance, le; de geboorteplaats

les lieux de naissance

Page 83: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

83

lieu de stationnement, le; de parkeerplaats (voor 1 wagen)

les lieux de stationnement

lieue, la de mijl (afstandsmaat)

lieutenant, le de luitenant

lièvre, le de haas

lifting, le de facelift, de metamorfose

ligne, la de lijn (streep)

ligne, la de lijn, het figuur

lime, la de vijl

limitation, la de beperking

limité (een) beperkt (aantal)

limiter beperken

limpide; limpide doorzichtig (water)

linge, le de was (de vuile was)

lingot, le de baar (een baar goud)

lion, le de leeuw

liquide; liquide vloeibaar (vloeibare zeep)

liquide, le de vloeistof

lire; lu lezen, gelezen

lisible; lisible (een) leesbaar (artikel)

lisse; lisse (een) glad (oppervlak)

lissé glad gemaakt, plat

liste, la de lijst (met namen)

lit, le het bed

literie, la het beddengoed (lakens en matrassen)

litre, le de liter

littéraire; littéraire literair (een literaire prijs)

littérature, la de literatuur

littoral, le de kuststreek

livraison, la de levering

livre, la het pond (een pond suiker)

livre, le het boek

livrer (koopwaar) leveren

livret, le het boekje

livreur, le de bezorger (leverancier)

local; locale; locaux plaatselijk (de plaatselijke krant)

local, le; les locaux het lokaal

localement plaatselijk

localité, la het oord (plaats)

locataire, le de huurder

location, la het verhuren (van appartementen)

locuteur, le de spreker

locution, la de uitdrukking (zegswijze)

locutrice, la de spreekster

logement, le de huisvesting

loger logeren

logiciel, le de software

logique; logique (het is) logisch

logistique, la de logistiek

logistique; logistique logistiek, logistisch

loi, la de wet

loin (de stad is) ver (van hier)

lointain (een) ver verwijderd (dorp)

loisir, le de vrije tijd

Londres m Londen

long; longue lang (een lange draad)

Page 84: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

84

longer lopen langs (de huizen)

longitude, la de lengte (geografisch)

longtemps lang (wachten)

longuement langdurig (praten)

longueur, la de lengte

look, le de look

lors de gedurende, tijdens

lorsque wanneer (ze komen, dan ...)

loto, le de lotto

louche, la de soeplepel (om soep uit te scheppen)

louche; louche verdacht, duister, onguur

louer; loué huren, gehuurd

loup, le de wolf

loupe, la de loep, het vergrootglas

lourd zwaar (een zware koffer)

lourdeur, la de logheid (van geest)

Louvain m Leuven

loyal; loyale; loyaux loyaal (zijn)

loyer, le de huurprijs

lucarne, la het dakvenster, het zolderraam

lueur, la het schijnsel (licht)

lui; (pron. pers.) hem, haar

lui; (pron. pers.) hij

lui-même; (pron. pers.) hijzelf

luire glanzen

luisant, le de glans (van een satijnen stof)

lumière, la het licht

lumineux; lumineuse; lumineux lichtgevend (een lichtgevende

wijzerplaat)

lundi maandag

lune, la de maan

lune de miel, la de wittebroodsweken

lunettes f, les de bril

l'urgence f de dienst spoedgevallen

lustre, le de hanglamp, de luchter

lutte, la de strijd (tegen kanker)

lutter (tegen een ziekte) strijden

luxe, le de luxe

lycée, le de middelbare school

mâcher kauwen

machette, la het kapmes

machine, la de machine

machine à écrire, la de schrijfmachine

machine à laver, la de wasmachine

maçon, le de metselaar

madame; mesdames; Mme mevrouw

mademoiselle; mesdemoiselles, Mlle juffrouw

magasin, le de winkel

magazine, le het magazine

magie, la de toverkunst

magique; magique magisch (een magische macht)

magistrat, le de magistraat

magnétophone, le de bandopnemer

magnétoscope, le de videorecorder

magnifique; magnifique (een) magnifiek (spektakel)

mai mei

Page 85: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

85

maigre; maigre mager (zijn)

maigrir; maigri vermageren, vermagerd

maillot de bain, le het badpak

main, la de hand

main courante, la de trapleuning

main-d'oeuvre, la; les mains-d’oeuvre de arbeidskracht

maintenant nu (vertrekken)

maintenir (de orde) handhaven

mairie, la het gemeentehuis

mais maar

maison, la het huis

maître, le de meester

maîtresse, la de onderwijzeres

maîtrise, la de beheersing (zelfbeheersing)

maîtriser (zijn woede) beheersen

majeur meerderjarig (zijn)

majorité, la de meerderheid

mal, le; les maux de pijn

mal slecht

mal à aise niet op zijn gemak (zijn)

malade; malade ziek (zijn)

maladie, la de ziekte

maladif; maladive ziekelijk, ongezond

maladresse, la de onhandigheid

maladroit onhandig (zijn)

malchance, la de pech (pech hebben)

mâle, le het mannetje (mannetjesdier)

malentendu, le het misverstand

malfaiteur, le de boosdoener

malgré ondanks (de regen, vertrekken we toch)

malheur, le het ongeluk (ellende)

malheureusement helaas, jammer

malheureux; malheureuse, malheureux ongelukkig (zijn)

malhonnête; malhonnête oneerlijk (zijn)

malice, la de slimmigheid

malicieux; malicieuse; malicieux (een) guitig (kind)

malin; maligne slim (handig en geslepen)

malin; maligne kwaadaardig (medisch)

Malines f Mechelen

malle, la de reiskoffer

maltraiter mishandelen

mammifère, le het zoogdier

manche, le het heft (van een mes)

manche, la de mouw

mandat postal, le de postwissel

manette, la de hendel (met de hand bediend)

manger; mangé eten, gegeten

manger des friandises snoepen

maniable; maniable (een) hanteerbaar (werktuig)

maniaque; maniaque maniakaal (een maniakale correctie)

manie, la de manie

manier (een toestel) hanteren

manière, la de manier

manifestant, le de betoger

manifestation, la de betoging

manipuler manipuleren

Page 86: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

86

manivelle, la de zwengel (aan een toestel)

manque, le het gebrek (aan geld)

manquer; manqué ontbreken, missen, ontbroken

manquer à son devoir tekortschieten (in zijn plicht)

manquer de gebrek hebben aan (geld)

manteau, le; les manteaux de mantel (kledingstuk)

manuel, le het handboek

manuel; manuelle manueel

manuscrit, le het manuscript

maquillage, le de schmink

maquiller; maquillé opmaken, schminken, opgemaakt

maraîcher, le de groentekweker

marais, le het moeras

marbre, le het marmer

marchand, le de koopman

marchander afdingen

marchandise, la de koopwaar

marche, la de trede

marche, la de mars, de wandeling

marché, le de markt

marcher; marché (een uurtje) stappen, gestapt

mardi dinsdag

maréchal, le de maarschalk

marée basse, la de eb

marée haute, la de vloed (hoogtij)

marge, la de kantlijn

marguerite, la het madeliefje

mari, le de man (echtgenoot)

mariage, le het huwelijk

marié getrouwd (zijn)

marié, le de bruidegom

mariée, la de bruid

marin, le de zeeman

marin zee- (van de zee)

marine, la de marine

marinier, le de schipper

maritime; maritime (het) maritiem (transport)

marketing, le de marketing, de marktanalyse

marmite, la de kookpot

marque, la het merk (van een wagen)

marquer (een woord) markeren

marraine, la de meter (van een petekind)

marrant grappig, leuk

marron, le de kastanje

marron; (inv) kastanjebruin

mars maart

marteau, le; les marteaux de hamer

masculin mannelijk

masque, le het masker

masquer (de waarheid) verbergen

massacrer afslachten (tijdens gevechten)

masse, la de massa

massif; massive massief (goud)

massif; massive (een productie) op grote schaal

mat mat, dof

match, le; les matches de match

Page 87: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

87

matelas, le de matras

matelot, le de matroos

matériau, le; les matériaux het materiaal, het bouwmateriaal

matériaux m, les de materialen

matériel (een) materieel (aspect)

maternel; maternelle moederlijk (de moederlijke liefde)

mathématiques f, les de wiskunde

matière, la de materie

matière grasse, la het vetgehalte

matière première, la de grondstof

matin, le de morgen (de ochtend)

maudire vervloeken

maussade; maussade (een) nors (karakter)

mauvais; mauvaise; mauvais slecht (weer)

mauvaise herbe, la het onkruid

mauve; mauve mauve (zachtpaars)

maximum, le het maximum

mazout, le de stookolie

me; (pron. pers.) mij, me (MV)

me: (je) me (lave); (pron. réfléchi.) (ik was) mij, me

mécanicien, le de mecanicien

mécanique; mécanique mechanisch (speeltuig)

mécanisme, le het mechanisme

méchanceté, la de boosaardigheid (van zijn opmerking)

méchant (een) stout (kind)

mèche, la de haarlok

méconnaître miskennen

mécontent ontevreden (zijn)

mécontentement, le de ontevredenheid

médecin, le de dokter

médical; médicale; médicaux medisch, geneeskundig

médicament, le het geneesmiddel, het medicijn

médiocre; médiocre (een) middelmatig (restaurant)

médiocrité, la de middelmatigheid

médire kwaadspreken (over iemand)

méditer mediteren

méditerranéen; méditerranéenne mediterraan

méfiance, la het wantrouwen

méfiant wantrouwig (zijn)

mégot, le het peukje (van de sigaret)

meilleur beter, beste

mélange, le het mengsel

mélanger mengen

membre, le het lid (van een organisatie)

même adj zelfde, gelijke

même adv zelfs

même chose, la hetzelfde

même si zelfs indien

mémoire, la het geheugen

mémorable; mémorable gedenkwaardig (een gedenkwaardige

dag)

menace, la de bedreiging

menacé bedreigd (zijn)

menacer bedreigen

ménage, le het huishouden

ménager; ménagère huishoud-, huishoudelijk

Page 88: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

88

ménagère, la de huisvrouw

mendiant, le de bedelaar

mener leiden (deze weg leidt naar de stad)

mener à bien (iets) tot een goed einde brengen

menottes f, les de handboeien

mensonge, le de leugen

mensuel; mensuelle maandelijks (salaris)

mentalité, la de mentaliteit

menteur, le de leugenaar

menteur; menteuse leugenachtig

mention, la de vermelding (eervolle vermelding)

mentionner vermelden

mentir; menti liegen, gelogen

menu, le het menu

menuisier, le de meubelmaker (timmerman)

mépris, le de minachting

méprisant (een) minachtend (gebaar)

mépriser minachten

mer, la de zee

merci dank u

mercredi woensdag

mère, la de moeder

mère adoptive, la de pleegmoeder

mère d'accueil, la de onthaalmoeder

méridional; méridionale, méridionaux (een) zuidelijk (klimaat)

mérite, le de verdienste

mériter (een compliment) verdienen

merveilleusement wonderlijk, wonderbaarlijk goed

merveilleux; merveilleuse; merveilleux wonderlijk

mesquin (een) kleingeestig (gedrag)

message, le de boodschap

messeoir niet betamen

mesure, la de maatregel

mesurer (iets) meten

métal, le; les métaux het metaal

métallique; métallique metaalachtig

métallurgie, la de metaalindustrie

métamorphoser veranderen, transformeren

météo, la het weerbericht

météorologique; météorologique (een) weerkundig (specialist)

méthode, la de methode

méthodique; méthodique (een) methodisch (onderzoek)

métier, le het vak (beroep)

mètre, le de meter (1 meter lang)

métro, le de metro

mets, le het gerecht (spijs)

metteur en scène, le de regisseur

mettre; mis neerleggen, neergelegd

mettre à la disposition ter beschikking stellen

mettre au courant (iemand) op de hoogte brengen

mettre au point op punt stellen

mettre en déroute op de vlucht jagen

mettre en émoi in opschudding brengen

mettre en ordre (zijn bureau) opruimen

mettre l'accent de klemtoon leggen (op het probleem)

meuble, le het meubel

Page 89: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

89

meubler meubileren

meurtre, le de moord

meurtrier, le de moordenaar

meurtrier; meurtrière moorddadig

Mexique, le Mexico

micro, le de micro

midi, le de middag

miel, le de honing

miette, la de kruimel

mieux beter, best

mignon; mignonne lief (schattig)

migration, la de migratie

mil duizend

Milan m Milaan

milanais; milanaise; milanais Milanees

milicien, le de dienstplichtige

milieu, le het midden (van de kamer)

milieu, le; les milieux het milieu (leefklimaat)

militaire; militaire (een) militair (ziekenhuis)

mille duizend

milliard, le het miljard

millier, le het duizendtal

millimètre, le de millimeter

million, le het miljoen

mince; mince (een) dun (plakje vlees)

mine, la de mijn (van steenkool)

minéral; minérale; minéraux mineraal (water)

minéral, le; les minéraux het mineraal

minestrone, le de minestrone

mineur, le de minderjarige

mini miroir, le de minispiegel

minimal; minimale; minimaux minimaal, minimum-, kleinste

minimum, le het minimum

ministère, le het ministerie

ministre, le de minister

minorité, la de minderheid

minuit middernacht

minuscule; minuscule zeer klein

minute, la de minuut

miracle, le het wonder

miraculeux; miraculeuse; miraculeux (een) wonderbaarlijk (feit)

miroir, le de spiegel

mise en scène, la de regie (van een toneelstuk)

miser (geld) inzetten (bij een spel)

misérable; misérable (een) ellendig (bestaan)

misère, la de ellende

missile, le de raket (wapen)

mission, la de opdracht (taak)

mixeur, le de mixer, de keukenmixer

mobile; mobile beweeglijk (zijn)

mobilier, le de roerende goederen

mobilier, le het meubilair

mobilier; mobilière verhandelbaar

mobilité, la de mobiliteit

moche; moche lelijk

mode, la de mode

Page 90: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

90

mode d'emploi, le de gebruiksaanwijzing

modèle, le het model

modeler boetseren

modéré gematigd (zijn in zijn oordeel)

modérer temperen

moderne; moderne (een) modern (gebouw)

moderniser moderniseren

modeste; modeste (een) bescheiden (levensstijl)

modestie, la de bescheidenheid

modification, la de wijziging

modifier wijzigen

modique; modique (een) bescheiden (loon)

moelleux; moelleuse, moelleux (een) zacht (tapijt)

moeurs f, les de zeden

moi; (pron. pers.) ik

moi; (pron. pers.) mij, me (MV)

moi: (de) moi; (pron. pers.) (over) mij

moi-même; (pron. pers.) ikzelf

moindre; moindre minste

moine, le de monnik

moineau, le de mus

moins (hij is) minder (rijk)

moins valide minder valide

mois, le; les mois de maand

moisissure, la de schimmel (op voedingswaren)

moisson, la de oogst

moitié, la de helft

moment, le het moment

momentanément tijdelijk, voor een ogenblik

mon, ma, mes mijn

monarchie, la de monarchie

monastère, le het klooster

monde, le de wereld

mondial; mondiale; mondiaux wereld-

monnaie, la het kleingeld

monopole, le het monopolie

monotone; monotone (een) eentonig (boek)

monotonie, la de monotonie, de eentonigheid,

de saaiheid

Mons m Bergen

monsieur; messieurs mijnheer

monstre, le het monster

monstrueux; monstrueuse; monstrueux (dat is) monsterlijk

montagnard, le de bergbewoner

montagne, la de berg

montagneux; montagneuse, montagneux (een) bergachtig (massief)

montant, le het bedrag

montant, le de stijl (raam, ladder)

monter; monté naar boven gaan, naar boven gegaan

montre, la het horloge

montrer; montré (de gast zijn kamer) tonen, getoond

monument, le het monument

monumental; monumentale; monumentaux (een) monumentaal (gebouw)

moquerie, la de spot (spotternij)

moquette, la het vast tapijt (van wol)

moral; morale; moraux (een) moreel (oordeel)

Page 91: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

91

morale, la de moraal

morceau, le het stuk (taart)

mordiller knabbelen (op een koekje)

mordre; mordu bijten, gebeten

morne; morne (een) droefgeestig (leven)

morose; morose zwaarmoedig (zijn)

mort, la de dood

mort dood, gestorven, overleden

mortel; mortelle (een) dodelijk (ongeval)

mortier, le de mortel (om te metselen)

mort-né; mort-née doodgeboren

mot, le het woord

mot de passe, le het paswoord

moteur, le de motor

moteur à essence, le; les moteurs à essence de benzinemotor

motif, le de beweegreden

moto, la de moto

motocyclette, la de motorfiets

motoriser; motorisé motoriseren, gemotoriseerd

mots croisés m, les het kruiswoordraadsel

mou; molle week (brood)

mou; molle (een) zachte (wang)

mouche, la de vlieg

mouchoir, le de zakdoek

moudre (koffie) malen

mouillé nat (een natte jas)

mouiller natmaken

moule, la de mossel

moulin, le de molen

mourir sterven

mousse, la het schuim (van zeep)

moustache, la de snor

moustique, le de mug

moutarde, la de mosterd

mouton, le het schaap

mouvement, le de beweging

mouvementé (een) veelbewogen (weekend)

mouvoir bewegen

moyen, le het middel (mogelijkheid)

moyennant door middel van, tegen

moyenne, la het gemiddelde

muet; muette stom (zwijgend)

mule, la de muil

multiple, le het veelvoud

multiplication, la de vermenigvuldiging

multiplier vermenigvuldigen

multitude, la de menigte (groot aantal)

muni uitgerust (zijn met een kompas)

municipal; municipale; municipaux (het) gemeentelijk (stadion)

municipalité, la het gemeentebestuur

mur, le de muur

mûr rijp (fruit)

muraille, la de stadsmuur

mûrir rijpen (het fruit rijpt)

murmure, le het gemompel

murmurer mompelen

Page 92: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

92

musculaire; musculaire spier-

musée, le het museum

musical; musicale; musicaux (een) muzikaal (talent)

music-hall, le; les music-hall het variététheater

musicien, le de musicus

musique, la de muziek

mutualité, la het ziekenfonds, de mutualiteit

mutuel; mutuelle (een) wederzijds (akkoord)

mutuelle, la het ziekenfonds

mystère, le het mysterie

mystérieux; mystérieuse, mystérieux mysterieus (zijn)

mythe, le de mythe, de legende, de fabel

nager zwemmen

nageur, le de zwemmer

naguère onlangs

naïf; naïve naïef (zijn)

nain, le de dwerg

naissance, la de geboorte

naître geboren worden

Namur m Namen

nappe, la het tafelkleed

narcisse, le de narcis

natation, la het zwemmen

nation, la de natie

national; nationale; nationaux (het) nationaal (budget)

nationalisation, la de nationalisering

nationalité, la de nationaliteit

natte, la de vlecht

nature, la de natuur

naturel; naturelle (een) natuurlijk (verschijnsel)

naturellement natuurlijk, uiteraard

naufrage, le de schipbreuk

naval; navale; navals (de) zee(slag)

navette spatiale, la het ruimteveer

navigation, la de scheepvaart

navigation spatiale, la de ruimtevaart

naviguer (naar Engeland) varen

navire, le het schip

navrant schrijnend (schrijnende armoede)

navré bedroefd (zijn)

né geboren

ne (plus) savoir à quel saint se vouer ten einde raad zijn, geen uitweg

meer weten

ne fût ce que al was het maar…

ne ... jamais nooit

ne ... que niet ... wat, slechts

ne ... rien; (pron. ind.) niets

ne pas en croire ses yeux; (pron. pers.) zijn ogen niet geloven

ne pas manquer de niet nalaten te (schrijven)

ne plus savoir où donner de la tête niet meer weten waar te beginnen,

overstelpt zijn met werk

néanmoins niettemin

néant, le het niets

nébulosité, la de bewolking

nécessaire; nécessaire noodzakelijk (zijn)

nécessairement noodzakelijkerwijs, noodzakelijk

Page 93: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

93

nécessité, la de noodzaak

nécessiter noodzakelijk maken

néerlandais, le het Nederlands

néerlandais; néerlandais Nederlands

néfaste; néfaste (het is) noodlottig

négatif; négative (een) negatief (resultaat)

négation, la de ontkenning (van een feit)

négligeable; négligeable (een) te verwaarlozen (feit)

négligence, la de slordigheid

négligent slordig (zijn)

négliger verwaarlozen

négociation, la de onderhandeling

négocier onderhandelen

neige, la de sneeuw

neiger; neigé sneeuwen

n'en plus pouvoir niet meer kunnen, doodop zijn,

uitgeput zijn

nerveux; nerveuse; nerveux zenuwachtig (zijn)

net; nette duidelijk (een duidelijke herinnering)

nettement duidelijk, ronduit, onbetwist

netteté, la de duidelijkheid (van een

geprojecteerd beeld)

nettoyage, le de schoonmaak

nettoyer; nettoyé schoonmaken, poetsen, gepoetst

neuf; neuve (een) nieuw (kledingstuk)

neurochirurgien, le de neurochirurg (m)

neurochirurgienne, la de neurochirurg (v)

neutre; neutre (een) neutraal (land)

neveu, le; les neveux de neef

nez, le; les nez de neus

niche, la de nis

niche, la het hok, het hondenhok

nicher een nest maken (deze ooievaars maken

een nest op ons dak)

nid, le het nest

nièce, la de nicht (kind van broer)

nier ontkennen

n'importe quel, n'importe quelle, n'importe om het even welk(e), eender welk(e)

quels, n'importe quelles; (dét. ind.)

n'importe qui; (pron. ind.) om het even wie, eender wie

n'importe quoi; (pron. ind.) om het even wat, eender wat

nirvana, le het nirwana

niveau, le; les niveaux het niveau

noble; noble (een) edel (karakter)

noblesse, la de adel

noces f, les de bruiloft

nocturne; nocturne (een) nachtelijk (avontuur)

Noël Kerstmis

noeud, le de knoop (van een touw)

noir zwart (een zwarte balpen)

noircir (iets) zwart maken

noisette, la de hazelnoot

noix, la de noot (voedsel)

nom, le de naam

nom de famille, le de familienaam

nombre, le het aantal

Page 94: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

94

nombres cardinaux m, les de hoofdtelwoorden

nombreux; nombreuse, nombreux talrijk (zijn)

nomination, la de benoeming (van een werknemer)

nommer (zijn kind Erik) noemen

non neen

nonante negentig

nonchalamment nonchalant, onverschillig

Nord-Africain, le; les Nord-Africains de Noord-Afrikaan

normal; normale; normaux (het is) normaal

normalement normaal (zegt men...)

norme, la de norm, de maatstaf

norvégien; norvégienne Noors (van Noorwegen)

nostalgie, la de heimwee

notable; notable (een) opmerkelijk (feit)

notaire, le de notaris

notamment namelijk

note, la de nota (in de agenda)

noter; noté noteren, genoteerd

notice explicative, la de gebruiksaanwijzing (handleiding)

notion, la de notie (begrip)

notre, nos onze

nouer (een das) knopen

nouer (contacten) aanknopen

nounours, le de beer, de teddybeer

nourrir voeden

nourriture, la het voedsel

nous; (pron. pers.) wij, we

nous: (avec) nous; (pron. pers.) (met) ons

nouveau; nouvel, nouvelle, nouveaux (een) nieuw (model)

nouveau; nouvel, nouvelle, nouveaux (de) pas (gehuwden)

nouveau; nouvel, nouvelle, nouveaux (de) nieuw(komers)

nouveau-né, le; la nouveau-née; het pasgeboren kind

les nouveau-nés

nouveau-né; nouveau-née pasgeboren

nouveau-nés; nouveau-nées

nouveauté, la de nieuwigheid

nouvelle, la het bericht

nouvelles f, les het nieuwsbericht (het journaal)

novembre november

noyade, la de verdrinking

noyau, le; les noyaux de pit (steenvrucht)

nu naakt, bloot

nuage, le de wolk

nuageux; nuageuse, nuageux bewolkt (een bewolkte lucht)

nuance, la de nuance

nuire; nui schaden

nuisance, la de overlast (milieuoverlast)

nuisible; nuisible (een) schadelijk (product)

nuit, la de nacht

nul (ne), nulle (ne); (pron. ind.) niemand, geen enkel

nulle part nergens

nullement geenszins (storen)

numéro, le het nummer

numéroter nummeren

nu-pieds; nu-pieds blootsvoets

nuptial; nuptiale; nuptiaux huwelijks-, bruids-, bruilofts-

Page 95: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

95

nylon, le de nylon

obéir; obéi gehoorzamen, gehoorzaamd

obéissance f, l' de gehoorzaamheid

obéissant gehoorzaam (zijn)

objectif, m, l’ het doel, de doelstelling

objectif; objective objectief (zijn)

objection f, l' het bezwaar

objet m, l' het voorwerp

obligation f, l' de verplichting

obligatoire; obligatoire verplicht (een verplichte rijrichting)

obligé verplicht, noodzakelijk, onvermijdelijk

obligeance f, l' de welwillendheid

obliger verplichten

oblique; oblique schuin (een schuine lijn)

oblitérer (een postzegel) afstempelen

obscur duister (een duistere plek)

obscurité f, l' de duisternis

obséder; obsédé obsederen, geobsedeerd

observateur m, l' de waarnemer (toeschouwer)

observer; observé observeren, geobserveerd

observer (de wet) naleven

obstacle m, l' de hindernis

obstination f, l' de koppigheid

obtempérer gevolg geven (aan een verordening)

obtenir verkrijgen

obtenu bereikt (het bereikte resultaat)

occasion f, l' de gelegenheid, de kans

occasionner (een vertraging) teweegbrengen

occident m, l' het westen

occidental; occidentale; occidentaux (een) westers (land)

occlure afsluiten

occupation f, l' de bezigheid

occupé (de telefoon is) bezet

occuper bezetten

océan m, l' de oceaan

octobre oktober

oculiste m/f, l' de oogarts

odeur f, l' de geur

odieux; odieuse; odieux (een) hatelijk (mens)

oeil m, l' het oog

oeillet m, l' de anjer

oeuf m, l' het ei

oeuvre m, l' het werk (een literair werk)

offenser (iemand) beledigen

offensive f, l' het offensief

officiel; officielle (een) officieel (document)

officier m, l' de officier

officieux; officieux; officieuse (een) officieus (resultaat)

offre f, l' het aanbod

offre d'emploi f, l'; les offres d'emploi de werkaanbieding

offrir; offert, offrant aanbieden, aangeboden, biedende

oie f, l' de gans

oignon m, l' de ui

oiseau m, l'; les oiseaux de vogel

oisif; oisive (een) lui (leven)

oisiveté f, l' de ledigheid (het nietsdoen)

Page 96: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

96

olive f, l' de olijf

olympique; olympique olympisch

ombre f, l' de schim

ombre f, l' de schaduw

omelette f, l' de omelet

omettre weglaten

omnibus m, l' de stoptrein

on; (pron. pers.) men, we, ze

oncle m, l' de oom

onde f, l' de golf (radio)

ondée f, l' de bui (korte regenbui)

ondulation f, l' de golving (op het water)

ondulé golvend, gegolfd

ongle m, l' de nagel (van de vingers)

opaque; opaque ondoorzichtig (glas)

opéra m, l' de opera

opérer; opéré opereren, geopereerd

opinion f, l' de mening

opposé tegenovergesteld (de tegenovergestelde

kant)

opposer tegenoverstellen

opposition f, l' de tegenstelling

oppression f, l' de onderdrukking, de verdrukking

opter opteren (voor), de voorkeur geven (aan),

prefereren

optimisme m, l' het optimisme

optimiste; optimiste optimistisch (zijn)

option f, l' de optie

or m, l' het goud

orage m, l' het onweer

orageux; orageuse; orageux stormachtig (weer)

oral; orale; oraux (een) mondeling (examen)

orange; (inv) oranje

orange f, l' de sinaasappel

orang-outan, l' de orang-oetang

orateur m, l' de redenaar

orchestre m, l' het orkest

ordinaire; ordinaire alledaags (het alledaagse werk)

ordinateur m, l' de computer

ordonner; ordonné bevelen, bevolen

ordre m, l' het bevel

ordre du jour m, l' de orde van de dag

ordures f, les het vuil

oreille f, l' het oor (lichaamsdeel)

oreiller m, l' het hoofdkussen

organe m, l' het orgaan

organisateur, l' de organisator

organisation f, l' de organisatie

organiser; organisant, organisé organiseren, organiserend,

georganiseerd

orgue m, l' het orgel

orgueil m, l' de trots

orgueilleux; orgueilleuse; orgueilleux trots (zijn)

Orient m, l' het Oosten

oriental; orientale; orientaux (een) oosters (land)

orientation f, l' de oriëntatie

Page 97: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

97

orienter; orienté oriënteren, plaatsen, richten, gericht

originaire; originaire afkomstig (zijn van de Kempen)

original; originale; originaux (een) origineel (document)

original m, l'; les originaux het origineel

originalité f, l' de originaliteit

origine f, l' de afkomst (van deze familie)

originel; originelle (het) oorspronkelijk (gebruik van een

woord)

orner (de voorgevel) versieren

orphelin m, l' de wees

orphelinat f, l' het weeshuis

orthographe f, l' de schrijfwijze (van een woord)

ortie f, l' de brandnetel

oscillation f, l' de schommeling (van temperatuur)

osciller schommelen (de barometer schommelt)

oser; osé durven

osier m, l' de wilgentwijg

osseux; osseuse; osseux bot-, been-, benig

Ostende f Oostende

ostentatoire; ostentatoire ostentatief, met uiterlijk vertoon

otage m, l' de gijzelaar (gegijzelde)

ôter wegnemen

ou of

où; (pron. rel.) waar

où; (pron. rel.) waarop, waarin

oubli m, l' de vergetelheid

oublier; oublié vergeten, vergeten

ouest m, l' het westen

oui ja

ouïr horen

où que waar ook

ouragan m, l' de orkaan

ours m, l' de beer

outil m, l' het werktuig

outillage m, l' de werktuigen (uitrusting van werktuigen)

outrage, l' de smaad, de grove belediging

outre buiten, naast, behalve

ouvert (de winkel is) open

ouverture f, l' de opening

ouvrage m, l' werk, boek

ouvre-boîtes m, l'; les ouvre-boîtes de blikopener

ouvrier m, l'; de arbeider

ouvrière f, l’ de arbeidster

ouvrir openen

pacifique; pacifique vredelievend (zijn)

page, la de bladzijde

paiement, le de betaling

paillasson, le de deurmat

paille, la het stro

paillette, la het lovertje

pain, le het brood

pair (een) even (getal)

paire, la het paar, het stel

paisible; paisible (een) vredig (landschap)

paître grazen

paix, la de vrede

Page 98: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

98

palais, le het paleis

pâle; pâle bleek (zijn)

pâleur, la de bleekheid

palier, le de overloop (gang)

pâlir bleek worden, verbleken

pallier verdoezelen, gedeeltelijk oplossen

pâlot; pâlotte bleekjes

palper betasten, bevoelen

pancarte, la het uithangbord (van de winkel)

panier, le de korf (met boodschappen)

paniquer; paniqué in paniek raken, panikeren, gepanikeerd

panne, la de pech, het defect

panneau de signalisation, le het verkeersbord

pantalon, le de broek (lange broek)

pantoufle, la de pantoffel

papa, le de papa

pape, le de paus

papeterie, la de papierhandel

papier, le het papier

papier à lettres, le het briefpapier

papier de verre, le het schuurpapier

papier peint, le het behangpapier

papillon, le de vlinder

paquebot, le het passagiersschip

Pâques Pasen

paquet, le het pakket

par per, met, langs, via, in, uit, door, over

par ailleurs overigens

par conséquent bijgevolg

par devoir plichtmatig (handelen)

par erreur per vergissing

par exemple bijvoorbeeld

par hasard (iemand) toevallig (tegenkomen)

par l'intermédiaire de door bemiddeling van (iemand)

par mégarde door onoplettendheid (de verkeerde

brief posten)

par rapport à in vergelijking met

par retour du courrier per kerende post

par suite de ten gevolge van

parachute, le het valscherm

paradis, le het paradijs

paradoxe, le de paradox

paraître; paru schijnen (het schijnt dat...), geschenen

parallèle; parallèle parallel (zijn)

paralysé verlamd (zijn)

parapluie, le de paraplu

parc, le het park

parce que omdat

parcelle, la het perceel, het kavel

parcomètre, le de parkeermeter

parcours, le het traject, de route, de baan

parcourir (de straten van Antwerpen) doorlopen

pardon pardon

pardonner verontschuldigen

pare-brise, le; les pare-brise de voorruit (van een auto)

pare-chocs, le; les pare-chocs de bumper

Page 99: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

99

pareil; pareille (een) dergelijk (geval)

parent, le de bloedverwant

parenté, la de verwantschap

parents m, les de ouders

paresse, la de luiheid

paresser luieren

paresseux; paresseuse; paresseux lui (zijn)

parfaire voltooien

parfait volmaakt (zijn)

parfaitement (jij spreekt) perfect

parfois soms

parfum, le het parfum

parfumé geparfumeerd, geurig

pari, le de weddenschap

parier wedden

parieur, le de gokker

parking, le de parking

Parlement, le het Parlement

parlementaire; parlementaire (het) parlementair (stelsel)

parlementaire, le het Kamerlid

parler; parlé praten, gepraat

parler bas zacht, stil spreken

parler haut luid spreken

parmi tussen, onder

parmi lesquels, parmi lesquelles; (pron. rel.) onder dewelke

paroi, la de wand

paroisse, la de parochie

parole, la het woord

parole d'honneur, la het erewoord

parquet, le het parket (vloerbedekking)

parrain, le de peter

parrainage, le het peterschap

parsemer; parsemé bestrooien, bezaaien, bezaaid

part, la het deel (van een erfenis)

partager; partagé (een erfenis) verdelen, verdeeld

partager (een mening) delen

partenaire, le de partner

parti, le de partij

parti pris, le het vooroordeel

partial; partiale; partiaux (een) partijdig (rechter)

participant, le de deelnemer

participation, la de deelneming

participer; participé deelnemen, deelgenomen

particularité, la de bijzonderheid

particulier; particulière (een) bijzonder (teken)

particulièrement bijzonder, speciaal, vooral

partie, la het deel, het gedeelte

partie, la het spel, de strijd

partie, la de partij (juridisch)

partie adverse, la de tegenpartij (wederpartij)

partie de bras de fer, la het partijtje armworstelen

partiel; partielle gedeeltelijk

partiellement gedeeltelijk

partir vertrekken

partout overal

parvenir (zijn doel) bereiken

Page 100: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

100

parvenir (erin) slagen (iets te doen)

pas, le de pas (schrede)

pas de (la) porte, le de drempel

pas mal de heel wat (kinderen)

passable; passable tamelijk, aanvaardbaar, redelijk

passablement tamelijk (intelligent zijn)

passage, le de doorgang

passage à niveau, le; les passages à niveau de overweg

passage pour piétons, le; het zebrapad

les passages pour piétons

passager, le de passagier

passant, le de voorbijganger

passé, le het verleden

passé verleden (week), vorig

passe-partout, le; les passe-partout de loper (passe-partout)

passeport, le het paspoort

passer; passé (de nacht) doorbrengen, doorgebracht

passer; passé (een examen) afleggen, afgelegd

passer; passé voorbijgaan, voorbijkomen,

voorbijgegaan

passerelle, la de loopbrug

passe-temps, le; les passe-temps het tijdverdrijf

passif; passive passief (zijn)

passion, la de hartstocht

passionnant (een) boeiend (boek)

passionné hartstochtelijk, vurig, enthousiast

pasteur, le de dominee

pâte, la het deeg

pâté, le de pastei (leverpastei)

paternel; paternelle (het) vaderlijk (gezag)

pathétique; pathétique pathetisch (zijn)

patience, la het geduld

patient, le de patiënt

patient geduldig

patin, le de schaats (om te schaatsen)

patine, la de patina

patiner schaatsen

pâtisserie, la de banketbakkerij

pâtissier, le de banketbakker

patrie, la het vaderland

patrimoine, le het erfdeel (het cultureel erfdeel)

patron, le de baas (van een café)

patronage, le het patronaat (bescherming)

patronne, la de werkgeefster, de bazin

patte, la de poot (van een dier)

pâturage, le het weiland (met vee)

pause, la de pauze

pause-café, la; les pauses-café de koffiepauze

pauvre; pauvre (een) arm (land)

pauvreté, la de armoede

pavillon, le het paviljoen

paye, la het loon (uitbetaling)

payer; payé betalen, betaald

pays, le; les pays het land

pays natal, le het geboorteland

paysage, le het landschap

Page 101: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

101

paysan, le de boer (landbouwer)

paysan; paysanne (het) boeren(leven)

paysanne, la de boerin

péage, le de tol (wegenbelasting)

péché, le de zonde

pêche, la de (vis)vangst

pêcher vissen

pêcheur, le de visser

pédaler trappen (op de fiets)

peigne, le de kam (voor het haar)

peindre; peint schilderen, geschilderd

peine de mort, la; les peines de mort de doodstraf

peiner zwoegen

peintre, le de schilder

peinture, la de verf

péjoratif; péjorative pejoratief, ongunstig, negatief

pelle, la de schop (spade)

pellicule, la het filmpje (voor een fototoestel)

pelouse, la het grasveld

peluche, la de knuffel, het knuffelbeest

penché gebogen, voorovergebogen

pendant gedurende, tijdens

penderie, la de hangkast (kleerkast)

pendre hangen

pendule, la de klok (in de keuken)

pénétrant doordringend (een doordringende geur)

pénétrer binnendringen

pénible; pénible (een) lastig (werk)

pénombre, la de schemering

pensée, la de gedachte

penser; pensé (aan iemand) denken, gedacht

pensif; pensive peinzend (een peinzende blik)

pension, la het pensioen (geldsom)

pensionnaire, le de pensiongast

pente, la de helling

Pentecôte, la Pinksteren

pénurie, la het tekort, de schaarste

perception, la de inning (van de belastingen)

percer boren (in de muur)

perceuse, la de boor (boormachine)

percevoir gewaarworden

percolateur, le de koffiezetmachine

percuter (tegen een auto) botsen

percuteur, le de slagpin, de slagpen

perdant, le de verliezer

perdre; perdu verliezen, verloren

père, le de vader

père adoptif, le de pleegvader

perfection, la de volmaaktheid

perfectionnement, le de vervolmaking

perforer perforeren, doorboren

performance, la de prestatie (sport)

performant hoge prestaties leverend

péril, le het gevaar (risico)

périlleux; périlleuse; périlleux (een) gevaarlijk (plan)

périmé (een) verlopen (paspoort)

Page 102: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

102

période, la de periode

période de transition, la de overgangsperiode

périphérique, le de ringweg

perle, la de parel

permanence, la de duurzaamheid, de bestendigheid

permanent (een) permanent (lid)

permettre (iemand iets) toestaan

permis, le; les permis de vergunning (verblijfsvergunning)

permis de conduire, le; het rijbewijs

les permis de conduire

permission, la de toestemming

perpendiculaire; perpendiculaire loodrecht (zijn)

perpétuel; perpétuelle eeuwigdurend (een eeuwigdurende

beweging)

perquisition, la de huiszoeking

persécuteur; persécutrice (een) vervolgende (instantie)

persévérance, la het doorzettingsvermogen

persévérer doorzetten (met een werk)

persil, le de peterselie

persister volharden

personnage, le het personage

personnalité, la de persoonlijkheid

personne, la de persoon

personne ne; (pron. ind.) niemand

personnel; personnelle (het) persoonlijk (belang)

personnel, le het personeel

perspective, la het perspectief

perspicace; perspicace (een) scherpzinnig (man)

persuader (iemand) overreden

perte, la het verlies (van een juweel)

perturbation, la de storing (weersomstandigheden)

perturber verstoren (stakingen verstoren de

postbestelling)

pesant log (een logge stap)

pesanteur, la de zwaartekracht

peser; pesé (fruit) wegen, gewogen

pétillant bruisend (water)

petit (een) klein (kind)

petit déjeuner, le het ontbijt

petit pois, le het erwtje

petite-fille, la; les petites-filles de kleindochter

petit-fils, le; les petits-fils de kleinzoon

petits-enfants m, les de kleinkinderen

pétrole, le de petroleum

pétrolier, le de olietanker

peu, un een beetje

peu à peu beetje bij beetje

peuple, le het volk

peur, la de angst, de vrees, de schrik

peureux; peureuse; peureux angstig

peut-être misschien

phare, le de koplamp

pharmacien, le de apotheker

phase, la de fase

phase terminale, la de eindfase (van een ziekte)

phénomène, le het fenomeen

Page 103: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

103

philosophe, le de filosoof

philosophie, la de filosofie

photo, la de foto

photocopie, la de fotokopie

photographe, le de fotograaf

photographie, la de fotografie

phrase, la de zin (een Franse zin)

physique; physique lichamelijk, lichaams-, fysiek

physiquement lichamelijk, fysiek

pianiste, le de pianist

piano, le de piano

pie, la de ekster

pièce, la het onderdeel (van een machine)

pièce, la het geldstuk (van 1 euro)

pièce, la de kamer, het vertrek, de ruimte

pièce de rechange, la; het vervangstuk (van een apparaat)

les pièces de rechange

pied, le de voet

piège, le de valstrik

pierre, la de steen

piétiner (een bloembed) vertrappen

piéton, le de voetganger

pieu, le; les pieux de (hei)paal

pieux; pieuse; pieux vroom (zijn)

pigeon, le de duif

pile, la de batterij (in een elektrisch toestel)

pilier, le de pilaar

pillage, le de plundering

piller plunderen

pilote, le de piloot

piloter (een vliegtuig) besturen

pin, le de dennenboom

pinceau, le het penseel

pincée, la het snuifje (zout)

pincer (iemand in de arm) knijpen

pioche, la het houweel

pipe, la de pijp (een pijp roken)

pipeline, le de pijpleiding (voor olie, gas)

pique-nique, le; les pique-niques de picknick

piquer prikken (steken)

piquet, le het piket (paaltje)

piqûre, la de injectie, de prik

pire slechter

pire, le het ergste, het slechtste

pis slechter, erger

piscine, la het zwembad

piste, la het spoor

piste cyclable, la het fietspad

pistolet, le het pistool

pitoyable; pitoyable meelijwekkend (een meelijwekkende

blik)

pittoresque; pittoresque (een) schilderachtig (plekje)

pizza, la de pizza

pizzeria, la de pizzeria

placard, le de muurkast

place, la de plaats (ruimte)

Page 104: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

104

placement, le de belegging (van geld)

placer; placé (een kast) plaatsen, geplaatst

plafond, le het plafond

plage, la het strand

plaider pleiten

plaidoirie, la het pleidooi

plaine, la de vlakte

plainte, la de klacht

plaire bevallen (aanstaan), plezierig vinden

plaisant (het is) plezierig

plaisanter grapjes maken (over iets)

plaisanterie, la het grapje

plaisir, le het plezier

plan, le het plan (stadsplan)

plan, le de plattegrond

plan de travail, le; les plans de travail het werkblad

planche, la de plank

planche à voile, la; les planches à voile de surfplank (windsurfen)

plancher, le de houten vloer

planer zweven

planétaire; planétaire planetair

planète, la de planeet

plantation, la de beplanting

plante, la de plant

planter; planté (een boom) planten, geplant

plaque, la de plaat (in metaal)

plaque d'immatriculation, la; de nummerplaat

les plaques d’immatriculation

plastique, le het plastic

plat, le de schotel (dagschotel)

plat (een) plat (bord)

plat de résistance, le; les plats de résistance het hoofdgerecht

plat préféré, le het lievelingsgerecht

plateau, le; les plateaux het dienblad

plate-forme, la het booreiland

plâtre het gipsverband

plein (een) vol (glas)

plein (zijn zakken) vol (geld hebben)

pleinement volkomen (akkoord gaan)

pleurer wenen

pleuvoir; plu regenen, geregend

pli, le de plooi

plier (een blad papier) plooien

plomb, le het lood

plomberie, la de loodgieterij

plombier, le de loodgieter

plongeant duikend, naar beneden gericht

plongeon, le de duik, de duiksprong

plonger duiken

plongeur, le de duiker

pluie, la de regen

pluie acide, la de zure regen

plume, la de veer (van een vogel)

pluriel, le het meervoud

plusieurs verschillende, meer dan één

plutôt (hij is) eerder (humeurig dan koppig)

Page 105: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

105

pluvieux; pluvieuse; pluvieux (een) regenachtig (klimaat)

pneu, le; les pneus de band (van de auto)

poche, la de zak (van een broek)

poêle, le de kachel

poème, le het gedicht

poésie, la de poëzie

poète, le de dichter

poétique; poétique (een) poëtisch (karakter)

poids, le het gewicht

poids lourd, le; les poids lourds de vrachtwagen (zware vrachtwagen)

poignée, la een handvol (zout)

poignée de main, la de handdruk

poinçonneuse, la de kniptang

poinçonneuse, la de ponsmachine, de perforeermachine

poing, le de vuist

point, le het punt (leesteken)

point de, (ne) geen

point de repère, le; les points de repère het herkenningsteken (richtpunt)

point de vue, le; les points de vue het standpunt

point d'ébullition, le; les points d’ébullition het kookpunt

pointe, la de punt (van een potlood)

pointer (namen) aanstippen (op een lijst)

pointu (een) puntig (dak)

pointure, la de schoenmaat

poire, la de peer

poireau, le de prei

poisson, le de vis

poissonnier, le de vishandelaar

poivre, le de peper

polaire; polaire polaire, pool-

polémique, la de polemiek

poli beleefd (zijn)

police, la de politie

policier, le de politieman

polir polijsten

politesse, la de beleefdheid

politicien, le de politicus

politique, la de politiek

polluer (het milieu) verontreinigen

pollution, la de vervuiling (van het milieu)

polynésien; polynésienne Polynesisch

pomme, la de appel (fruit)

pomme de terre, la; les pommes de terre de aardappel

pompe, la de pomp

pompiers m, les de brandweer

pompiste, le de pompbediende

poncho, le de poncho

pondre (een ei) leggen

pont, le de brug

populaire; populaire populair (zijn)

population, la de bevolking

porc, le het varkensvlees

porcelaine, la het porseleinen voorwerp

port, le de haven

port, le het dragen

portable, le de draagbare computer

Page 106: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

106

portail, le het portaal (monumentaal)

portatif; portative (een) draagbaar (televisietoestel)

porte, la de deur

porte coulissante, la de schuifdeur

porte-bagages, le; les porte-bagages de bagagedrager (van een fiets)

porte-clés, le; les porte-clés de sleutelhanger

portée, la de draagwijdte

portefeuille, le; les portefeuilles de portefeuille

portemanteau, le; les portemanteaux de kapstok

porte-monnaie, le; les porte-monnaie de portemonnee

porte-parole, le; les porte-parole de woordvoerder

porter; porté (een koffer) dragen, gedragen

porter plainte klacht indienen (tegen iemand)

porteur, le de drager (bezorger)

porte-voix, le; les porte-voix de megafoon

portillon, le de klapdeur (klein en laag)

portion, la de portie

portrait, le het portret

portugais; portugaise; portugais Portugees

portugais, le het Portugees

Portugais, le de Portugees

Portugal, le Portugal

pose, la de houding, de stand, de pose

poser; posé (de koffer op de grond) neerzetten,

neergezet

poser une question; posé een vraag stellen, gesteld

positif; positive (een) positief (resultaat)

position, la de ligging (op een kaart)

posséder; possédant bezitten, bezittend

possession, la het bezit

possibilité, la de mogelijkheid

possible; possible (dat is) mogelijk

poste, la de post (posterijen)

poste, le de functie, de betrekking

poster posten

poster plaatsen, opstellen

postérieur (op een) later (tijdstip)

postier, le de postbeambte

pot, le de pot (bloempot)

potable; potable drinkbaar (water)

potage, le de soep

potager, le de moestuin

poteau, le de paal (telefoonpaal)

pou, le; les poux de luis

poubelle, la de vuilnisbak

poudre, la het poeder

poulain, le het veulen

poule, la de kip

poulet, le de kip (op het menu)

poumon, le de long

poupée, la de pop

poupin popperig, poppig

pour om, om te, voor, wegens

pour autant echter, toch

pour cent (95) procent

pour de bon (hij is) voor altijd (vertrokken)

Page 107: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

107

pour le moment op dit ogenblik

pour que opdat

pourboire, le de fooi

pourcentage, le het percentage

pourfendre bestrijden

pourparlers m, les de besprekingen (onderhandelingen)

pourquoi? waarom?

pourrir rotten

poursuivre (een doel) nastreven

poursuivre; poursuivi achtervolgen, achtervolgd

pourtant nochtans (echter)

pourvoir; pourvu voorzien in; voorzien in

pourvu que als...maar (als je maar komt)

poussée, la de duw (stoot)

pousser; poussé duwen, geduwd

poussière, la het stof (afnemen)

poussiéreux; poussiéreuse, poussiéreux (een) stoffig (lokaal)

poutre, la de balk

pouvoir; pu kunnen, gekund

pouvoir, le de kracht, de macht

pouvoir d'achat, le de koopkracht

praline, la de praline, de bonbon

pratiquant praktiserend (katholiek zijn)

pratique, la de praktijk

pratique; pratique (een) praktisch (werktuig)

pratiquement praktisch (bijna)

pratiquer (een sport) beoefenen

pré, le de wei

préalable; préalable voorafgaand (zonder voorafgaande

mededeling)

précaire; précaire hachelijk (een hachelijke situatie)

précaution, la de voorzorg

précédé voorafgegaan (zijn door)

précédent vorig (de vorige dag)

précéder voorafgaan

prêcher preken

précieux; précieuse; précieux (een) kostbaar (juweel)

précipitation, la de overhaasting

précipiter bespoedigen

précis (een) nauwkeurig (werk)

précisément precies (te werk gaan)

préciser preciseren

précision, la de nauwkeurigheid

précoce; précoce vroegtijdig (een vroegtijdige dood)

précolombien; précolombienne pre-Columbiaans

prédécesseur, le de voorganger

prédire voorspellen

préface, la het voorwoord (van een boek)

préfecture, la de prefectuur

préférable; préférable (het is) verkieslijk

préféré lievelings-, favoriet, favoriete

préférence, la de voorkeur

préférer verkiezen (ik verkies thuis te blijven)

préfet, le de prefect

préjudice, le de schade (morele schade)

préjugé, le het vooroordeel

Page 108: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

108

prélèvement, le het afnemen

prémédité beraamd (een beraamde daad)

premier; première eerst (de eerste dag)

premièrement eerst (dit afwerken)

premiers soin m, les de eerste hulp

prendre; pris nemen, genomen

prendre congé afscheid nemen (van iemand)

prendre des mesures maatregelen treffen

prendre feu vuur vatten, in brand raken

prendre garde oppassen (voor de auto's)

prendre le relais het overnemen

prendre quelque chose en main iets ter hand nemen, aanpakken

prendre sa retraite met pensioen gaan

prénom, le de voornaam

préoccupation, la de bezorgdheid

préparation, la de voorbereiding

préparer; préparant, préparé voorbereiden, bereiden, bereidend,

bereid

préposition, la het voorzetsel

près de dichtbij (het stadhuis)

prescrire voorschrijven

présence, la de aanwezigheid

présent, le het heden

présent aanwezig

présentable; présentable (een) toonbaar (interieur)

présentation, la het voorstellen (van een persoon)

présenter (zijn verloofde) voorstellen

présenter; présenté (zijn deelneming) betuigen, aanbieden,

aangeboden

présenter des symptômes (symptomen) vertonen

préserver bewaren, beschermen

président, le de voorzitter

présider (een vergadering) voorzitten

presque bijna

presqu'île, la het schiereiland

pressant dringend (een dringende behoefte)

presse, la de pers (media)

pressé gehaast (zijn)

presse-fruits, le; les presse-fruits de vruchtenpers

pressentiment, le het voorgevoel

pressentir een voorgevoel hebben, vermoeden

presser le pas vlugger gaan lopen, zijn stappen

versnellen

pressing, le de stomerij (droogkuis)

prestidigitateur, le de goochelaar

présumer vermoeden (ik vermoed dat...)

prêt, le de lening

prêt klaar (zijn om te vertrekken)

prétendre beweren

prétendu zogenaamd (een zogenaamde vriend)

prétentieux; prétentieuse; prétentieux (een) verwaand (kind)

prétention, la de pretentie

prêter uitlenen

prêter attention aandacht schenken (aan iemand)

prêter serment de eed afleggen

prétexte, le het voorwendsel

Page 109: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

109

prêtre, le de priester

preuve, la het bewijs

prévaloir zegevieren

prévenir; prévenu (iemand) verwittigen, verwittigd

prévenir voorkomen

prévisible; prévisible (het was) te voorzien

prévisions f, les de verwachtingen (weersverwachtingen)

prévoir (moeilijkheden) voorzien

prévoyant (een) vooruitziend (man)

prévu voorzien (de voorziene dag)

prier bidden

prier verzoeken, vragen

prière, la het gebed

prime, la de premie

primitif; primitive primitief (zijn)

primordial; primordiale; primordiaux (het is) uiterst belangrijk

prince, le de prins

princesse, la de prinses

principal; principale; principaux (het) voornaamste (gebouw)

principalement hoofdzakelijk (letten op...)

printemps, le de lente

priorité, la de voorrang (in het verkeer)

prise de courant, la het stopcontact

prison, la de gevangenis

prisonnier, le de gevangene

privé privé, particulier

priver (iemand van zijn rechten) beroven

privilège, le het voorrecht

privilégié bevoorrecht (zijn)

prix, le; les prix de prijs

prix indicatif, le de richtprijs

probable; probable (het is) waarschijnlijk

probablement waarschijnlijk (komen ze)

problème, le het probleem

procédé, le de werkwijze

procéder te werk gaan

procéder à overgaan tot (een werk)

procès, le het proces

procès-verbal, le; les procès-verbaux het proces-verbaal

prochain, le de medemens

prochain volgend (weekend)

proche; proche (een) nabijgelegen (plaats)

proclamer (de uitslag) bekendmaken

procurer (iemand kapitaal) verschaffen

producteur, le de producent

production, la de productie

produire (graan) voortbrengen, produceren

produit, le het product

produit laitier, le het melkproduct

proéminent uitstekend, vooruitstekend

prof, le de leraar, de professor

professer (een theorie) verkondigen

professeur, le de leraar

profession, la het beroep

professionnel; professionnelle (een) professioneel (sportman)

profil, le het profiel

Page 110: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

110

profit, le de winst (geld)

profiter genieten (van het goede weer)

profond (een) diep (gat)

profondément diep

profondeur, la de diepte

programme, le het programma

programmer programmeren

progrès, le de vooruitgang

progresser vorderen (de werken vorderen)

progressif; progressive geleidelijk (een geleidelijke verandering)

progression, la de vooruitgang

prohiber (bij de wet) verbieden

proie, la de prooi

projecteur, le de spotlight, de schijnwerper

projet, le het project

projeter; projeté projecteren, geprojecteerd

prolixe; prolixe breedvoerig (een breedvoerige

redevoering)

prolongation, la de verlenging (van een wedstrijd)

prolongement, le de verlenging (van een autoweg)

prolonger (een match) verlengen

promenade, la de wandeling

promeneur, le de wandelaar

promesse, la de belofte

promettre; promis beloven, beloofd

promotion, la de bevordering (tot secretaris)

promouvoir (een nieuw product) promoten

promouvoir promoveren, bevorderen (tot een hogere

functie)

prompt (een) spoedig (herstel)

prononcer (een woord) uitspreken

prononciation, la de uitspraak (van een bepaald woord)

propice; propice (een) gunstig (moment afwachten)

proportion, la de verhouding (tussen de onderdelen)

propos m, les het gepraat

proposer; proposé (een plan) voorstellen, voorgesteld

proposition, la het voorstel

propre; propre (een) proper (appartement)

propre à (een karaktertrek) eigen aan (iemand)

propreté, la de netheid (in het huis)

propriétaire, le de eigenaar (van het huis)

propriété, la de eigendom

proscrire (juridisch) verbieden

prospérer voorspoedig zijn

prospérité, la de voorspoed

protagoniste, le de hoofdrolspeler

protecteur, le; la protectrice de beschermer

protecteur; protectrice beschermend

protection, la de bescherming

protégé, le de beschermeling

protéger beschermen

protestation, la het protest

protester; protesté protesteren, geprotesteerd

prouver bewijzen

provenance, la de herkomst

provençal; provençale; provençaux Provençaals

Page 111: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

111

provenir afkomstig zijn (deze dadels zijn afkomstig

uit Tunesië)

province, la de provincie

provincial; provinciale; provinciaux (het) provinciaal (belang)

provision, la de voorraad

provisoire; provisoire (een) voorlopig (oordeel)

provocant uitdagend, provocerend

provoquer uitdagen (door te tarten)

provoquer veroorzaken, teweegbrengen

proximité, la de nabijheid

prudemment voorzichtig

prudence, la de voorzichtigheid

prudent voorzichtig (zijn)

prune, la de pruim

psychologique; psychologique psychologisch

psychologue, le de psycholoog

pub, la (la publicité) de reclame

pub, le de pub (Engelse kroeg)

public; publique (een) openbaar (gebouw)

publication, la de publicatie

publicitaire; publicitaire publicitaire, reclame-

publicité, la de reclame

publier (een boek) publiceren

puce, la de chip (computer)

pudeur, la het schaamtegevoel

puer stinken

puéricultrice, la de kinderverzorgster

puis daarna (vervolgens)

puiser (water) putten (uit een bron)

puisque vermits

puissance, la de macht (kracht)

puissant (een) machtig (politicus)

puits, le de put

pull, le de trui

punir straffen

punition, la de straf

pupitreur, le; la pupitreuse de deskoperator, de computeroperator

pur zuiver (zuivere wijn)

pureté, la de zuiverheid (van het product)

purifier zuiveren, reinigen

puzzle, le de puzzel

pyjama, le de pyjama

qu' wat

quai, le; les quais het perron

qualifié geschoold (geschoolde arbeider)

qualifier kwalificeren

qualité, la de kwaliteit

quand même toch (nochtans)

quand? wanneer?

quant à wat betreft (wat mij betreft)

quantité, la de hoeveelheid

quarantaine, la het veertigtal

quarante veertig

quart, le het kwart

quart d'heure, le het kwartier (tijd)

quartier, le de wijk (van een stad)

Page 112: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

112

quasi nagenoeg

quatorze veertien

quatre vier

que; (pron. int.) wat

que; (pron. rel.) die, dat (LV)

que: (une cousine) que (j'aime; (pron. rel.) (een nicht) van wie (ik hou)

quel que, quelle que, wat ook

quels que, quelles que; (conj.)

quelconque een of ander (getal)

quelque; (dét. ind.) een beetje, wat

quelque ... que; (conj.) hoe ... ook

quelque chose; (pron. ind.) iets

quelque part ergens (heengaan)

quelquefois nu en dan (soms)

quelques ... que; (conj.) welke ... ook

quelques-uns, quelques-unes; (pron. ind.) enkele, een paar

quelqu'un; (pron. ind.) iemand

querelle, la de twist (onenigheid)

querelleur; querelleuse twistziek

qu'est-ce qu(e), qu'est-ce qui; (pron. int.) wat

qu’est-ce qui lui prend? wat bezielt hem?

question, la de vraag

questionnaire, le de vragenlijst

questionner (iemand) ondervragen

quête, la de inzameling (van geld)

queue, la de rij (in de rij staan)

qui; (pron. rel.) die, dat (Ond.)

qui; (pron. int.) wie

qui est à l'appareil? met wie spreek ik? (telefoon)

qui est-ce qu(e), qui est-ce qui; (pron. int.) wie

quiconque; (pron. ind.) al wie

quincaillerie, la de ijzerwaren

quinzaine, la het vijftiental

quinze vijftien

quinze jours veertien dagen

quitter; quitté verlaten, verlaten

quoi; (pron. int.) waarvan, waarin, waarop, waarover,

waaraan, waarvoor, waarmee

quoi; (pron. int.) wat

quoi qu(e); (conj.) wat ... ook

quoiqu(e); (conj.) ofschoon, hoewel, ook al

quotidien, le het dagelijkse leven

quotidien; quotidienne (het) dagelijks (brood)

R.E.R., le (Réseau express régional) de regionale

metro (rond Parijs)

rabais, le de korting (op een aankoop)

raccourci, le de binnenweg (kortere weg)

raccourcir (een rok) verkorten

raccrocher (de hoorn van de telefoon) ophangen

race, la het ras

racine, la de wortel (van een plant)

racler (een vlek) afkrabben (van een oppervlak)

racloir, le de schrapper, de krabber

raconter; raconté vertellen, verteld

radiateur, le de radiator

radiation, la de straling (natuurkunde)

Page 113: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

113

radical, le de stam (van een woord)

radical; radicale; radicaux radicaal

radieux; radieuse; radieux stralend, schitterend

radio, la de radio

radio, la de radiografie, de röntgenfoto

radiodiffusion, la de radio-omroep

rafale, la de rukwind

raffiné geraffineerd (zijn)

raffoler verzot zijn (op gebak)

rafraîchir (een drank) koelen

rafraîchissant (een) verfrissend (bad)

rage, la de razernij

railler de draak steken (met iemand)

raisin, le de druif

raison, la de reden

raisonnable; raisonnable redelijk (blijven)

raisonnement, le de redenering

raisonner redeneren

rajeunir verjongen (dat kapsel verjongt)

ralentir; ralenti (aan een kruispunt) vertragen, vertraagd

ralentissement, le de vertraging (van de auto)

rallye, le de rally

ramasser (de gevallen papieren) oprapen

rame, la de roeispaan

ramener (iemand) terugbrengen

ramer roeien

rampe, la de leuning (van een trap)

ramper kruipen

rançon, la het losgeld

rancune, la de wrok

rancunier; rancunière (een) haatdragend (man)

randonnée, la de trektocht (door de bergen)

rang, le de rang

rangée, la de rij (huizen)

ranger; rangé (de dossiers) ordenen, geordend

rapace, le de roofvogel

râper; râpé raspen, geraspt

rapide; rapide (een) snel (paard)

rapidement vlug, snel

rapidité, la de snelheid

rapiécer (kleding) verstellen

rapport, le het verslag (van de politie)

rapporter (geld) opbrengen

rapporter; rapporté (de gevonden voorwerpen) terugbrengen,

teruggebracht

rapprochement, le de toenadering

rapprocher bijeenbrengen, bijeenplaatsen, dichterbij

brengen

rapprocher groter maken

rapt, le de ontvoering

rare; rare (een) zeldzaam (product)

rarement zelden

raser; rasé scheren langs (de muur), gescheerd

rasoir, le het scheerapparaat

rassemblement, le de bijeenkomst (van personen)

rassembler (weer) verzamelen, bijeenbrengen

Page 114: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

114

rassis oudbakken (brood)

rassurant (een) geruststellend (gebaar)

rassurer; rassuré (iemand) geruststellen, gerustgesteld

rat, le de rat

râteau, le de hark

rater; raté (de trein) missen, gemist

ration, la het rantsoen

rationalité, la de rationaliteit

rationnel; rationnelle rationeel (zijn)

ratisser harken (in de tuin)

rattacher (zijn veters) terug vastmaken

rattraper (iemand) inhalen

raturer (woorden) schrappen

ravager teisteren (zware stormen teisteren

het land)

ravi dolblij, verrukt, opgetogen

ravir verrukken

ravissant (een) schitterend (halssnoer)

ravisseur, le de ontvoerder

rayer strepen zetten (op een blad papier)

rayon, le de straal (van de zon)

rayonnant stralend, schitterend

rayonnement, le de uitstraling (invloed)

rayure, la de kras (in de tafel)

réaction, la de reactie

réagir; réagi reageren, gereageerd

réalisateur, le; la réalisatrice de regisseur, de cineast

réalisation, la de verwezenlijking

réaliser realiseren

réalité, la de werkelijkheid

réanimateur, le; la réanimatrice de reanimatiedokter

rebondi bol, rond, dik

rebrodent naborduren, borduren op

récalcitrant (een) opstandig (kind)

récemment (dat is) recentelijk (gebeurd)

récent (een) recent (feit)

récepteur, le de hoorn (van het telefoontoestel)

réceptif; réceptive ontvankelijk (zijn voor indrukken)

réception, la de balie (toonbank)

réception, la de receptie

recette, la het recept

receveur, le de ontvanger (van de belastingen)

recevoir; reçu (een geschenk) krijgen, gekregen

recevoir (bezoek) ontvangen

réchauffer (een gerecht weer) opwarmen

rêche; rêche schraal (een schrale huid)

recherche, la het onderzoek (wetenschappelijk

onderzoek)

recherché (een) gezocht (exemplaar)

rechercher (de dief) opsporen

récif, le het rif (koraalrif)

récipient, le het recipiënt

réciproque; réciproque wederkerig (een wederkerige liefde)

récit, le het verhaal (relaas)

récital, le; les récitals het recital (soloconcert)

réciter (een gedicht) opzeggen (voor iemand)

Page 115: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

115

réclamation, la de klacht (over een product)

récolte, la de oogst

récolter (graan) oogsten

recommandation, la de aanbeveling

recommander (een restaurant) aanbevelen

recommencer herbeginnen

récompense, la de beloning

récompenser (iemand) belonen (voor een dienst)

réconciliation, la de verzoening

réconcilier verzoenen

reconduire (iemand per auto) terugbrengen

réconforter (iemand) sterken (bij verdriet)

reconnaissable; reconnaissable herkenbaar (zijn)

reconnaissance, la de dankbaarheid

reconnaissant dankbaar, erkentelijk

reconnaître (een kind) erkennen

reconnaître herkennen

reconnu erkend (zijn door de staat)

reconstituer (de feiten) reconstrueren

reconstruction, la de reconstructie

reconstruire heropbouwen

record, le het record

recours, le de toevlucht

recouvrer (belastingen) incasseren

recouvrir; recouvert bedekken, overtrekken, bedekt

récréation, la de speeltijd

recruter rekruteren, aanwerven

rectangle, le de rechthoek

rectangulaire; rectangulaire (een) rechthoekig (voorwerp)

rectifier (een misverstand) rechtzetten

reçu, le het ontvangstbewijs

recueil, le de bundel (gedichten)

recueillir verzamelen

reculer (een stap) achteruitgaan

récupérer (iets geleends) terugkrijgen

récupérer ophalen, gaan halen

récuser (een getuige) wraken

récuser verwerpen

recyclage, le de omscholing (van arbeiders)

rédacteur, le de redacteur

rédaction, la de redactie

rédaction, la het opstel

redemander opnieuw vragen, terugvragen

redéployer herstructureren

redescendre weer naar beneden gaan

rédiger (een tekst) opstellen

redoutable; redoutable (een) geducht (man)

redouter; redouté (iemand) vrezen, gevreesd, geducht

redresser herstellen, redden

réduction, la de korting (korting geven)

réduire herleiden (tot)

réduit verminderd (tegen verminderde prijs)

réel; réelle (een) reëel (gevaar)

réélire herkiezen

réfectoire, le de refter (school)

référé, le het kort geding (proces)

Page 116: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

116

référence, la de referentie

référendum, le het referendum

référent, le de zaak waarnaar verwezen wordt

door een woord

réfléchir; réfléchi nadenken, nagedacht

reflet, le de weerkaatsing (van een beeld)

refléter weerkaatsen

réflexion faite bij nader inzien

réforme, la de hervorming

réformer (een instelling) hervormen

refrain, le het refrein

réfrigérateur, le de koelkast

refroidissement, le de afkoeling (van temperatuur)

refuge, le het toevluchtsoord

réfugié, le de vluchteling (politieke vluchteling)

refus, le de weigering

refuser; refusé weigeren, geweigerd

réfuter (een theorie) weerleggen

regagner (naar zijn plaats) terugkeren

régal, le; les régals het lievelingsgerecht

regard, le de blik (manier van kijken)

regarder; regardé kijken, gekeken

région, la de streek (gebied)

régional; régionale; régionaux (een) regionaal (akkoord)

registre, le het register (rijksregister)

règle, la de regel (norm)

règlement, le het reglement

réglementer reglementeren

régler regelen

règne, le het bewind (van Lodewijk XIV)

régner regeren

régresser achteruitgaan (de productie gaat

achteruit)

regret, le het spijt, het berouw

regrettable; regrettable (een) betreurenswaardig (voorval)

regretter spijt hebben (van)

régularité, la de regelmatigheid

régulier; régulière (een) regelmatig (ritme)

régulièrement regelmatig (bezoeken)

rein, le de nier

reine, la de koningin

réinscrire opnieuw inschrijven

rejet, le het verwerpen (van een voorstel)

rejeton, le de spruit, de zoon, de telg

rejoindre zich voegen bij (een groep)

relater verhalen

relatif à (een discussie) betreffende (een bepaald

onderwerp)

relation, la de relatie

relativement betrekkelijk (klein)

relativiser relativeren

relevé de compte, le het rekeningoverzicht

relèvement, le de wederopbouw (van de economie)

relever overeind zetten, weer doen opleven,

weer tot bloei brengen

religieux; religieuse; religieux godsdienstig (zijn)

Page 117: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

117

religion, la de godsdienst

relire; relu herlezen, herlezen

reluire glimmen

remarquable; remarquable (een) opmerkelijk (monument)

remarque, la de opmerking

remarquer; remarqué opmerken, opgemerkt

remboursement, le de terugbetaling

rembourser (een lening) terugbetalen

remerciement, le de dank (bedankje)

remercier; remercié (iemand) bedanken (voor een geschenk),

bedankt

remettre (een match) uitstellen

remettre (iemand een brief) overhandigen

remettre teruggeven

remettre weer op zijn plaats zetten

réminiscence, la de herinnering (vage herinnering)

remise, la de kwijtschelding (van schulden)

remontant opwekkend

remonter weer naar boven gaan

remonter (een wekker) opwinden

remords, le de wroeging

remorque, la de aanhangwagen

remorquer (een auto) wegslepen

remoudre opnieuw malen

rempart, le de wal (rond de stad)

remplaçant, le de vervanger

remplacement, le de vervanging

remplacer; remplacé (een onderdeel) vervangen, vervangen

rempli vol, gevuld

remplir (een glas) vullen

remplir (een formulier) invullen

remporter (de overwinning) behalen

remuant (een) woelig (kind)

remuer (in een saus) roeren

renaître herboren worden

renard, le de vos

rencontre, la de ontmoeting

rencontrer; rencontré (iemand) ontmoeten, ontmoet

rendement, le het rendement

rendez-vous, le; les rendez-vous de afspraak

rendre (een boek aan iemand) teruggeven

rendre service (iemand) een dienst bewijzen

renfermer opsluiten

renforcer versterken

renommée, la de bekendheid (vermaardheid)

renoncer; renoncé afzien (van een beslissing), afstand

doen (van), opgeven, opgegeven

renouveler (een contract) vernieuwen

renseignement, le de inlichting

renseigner (iemand) inlichten (over iets)

rentabiliser rendabel maken

rentable; rentable (een) winstgevend (werk)

rente, la de rente

rentrer; rentrant, rentré terugkeren, terugkerend, teruggekeerd

renversement, le de wending, de ommekeer, de

totale verandering

Page 118: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

118

renverser; renversé (een voetganger) omverrijden,

omvergereden

renverser omgooien, omverwerpen

renvoi, le het ontslag

renvoyer (een werknemer) afdanken

réorganisation, la de reorganisatie, de reorganisatie

répandre (water) morsen (op het tapijt)

répandu (een algemeen) verbreid (vooroordeel)

réparable; réparable herstelbaar

réparation, la de herstelling

réparer; réparé (een apparaat) herstellen

repartir weer vertrekken

répartir (een som) verdelen

répartition, la de verdeling

repas, le; les repas de maaltijd

repasser (de was) strijken

repeindre herschilderen

repentir, le het berouw

répercuter afschuiven, afwentelen

repérer vinden, opsporen, lokaliseren

répertoire, le het register (adressen)

répéter; répété herhalen, herhaald

répétition, la de herhaling

replet; replète dik, gezet

repli, le het in zichzelf teruggetrokken zijn

replier; replié opvouwen, opgevouwen

répondre; répondu antwoorden, geantwoord

réponse, la het antwoord

reportage, le de reportage

repos, le de rust

reposant (een) rustgevend (verblijf)

repousser (de vijand) terugdrijven

reprendre hernemen, terugnemen

représentant, le de vertegenwoordiger

représentatif representatief (zijn)

représenter; représenté voorstellen, uitbeelden, uitgebeeld

représenter; représenté vertegenwoordigen, vertegenwoordigd

répression, la de onderdrukking (van de criminaliteit)

reprise, la de herneming (van het toneelstuk)

réprobation, la de afkeuring (veroordeling)

reproche, le het verwijt

reprocher (iemand iets) verwijten

reproduction, la de reproductie

reproduire reproduceren

république, la de republiek

répugner een afkeer hebben (om iets te doen)

réputation, la de reputatie

requérir vorderen

requin, le de haai

rescapé, le de overlevende

réseau, le; les réseaux het netwerk (van wegen)

réseau ferroviaire, le het spoorwegnet

réservation, la de reservering

réserve, la de reserve

réservé (deze stoel is) voorbehouden

(voor invaliden)

Page 119: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

119

réservé terughoudend, ingetogen

réserver (een plaats) reserveren

réservoir, le de tank (van de auto)

résidence, la de verblijfplaats

résider verblijf houden (in België)

résignation, la de berusting

résistance, la de weerstand (tegen erosie)

résistant bestand (zijn tegen water)

résister (aan een bekoring) weerstaan

résolu vastbesloten (zijn)

résolution, la de resolutie

résonance, la de weerklank

résonner weergalmen

résoudre (een probleem) oplossen

respect, le de eerbied

respecter; respecté in acht nemen, naleven, nageleefd

respecter (iemand) eerbiedigen

respectueux; respectueuse; respectueux eerbiedig (zijn)

respiratoire, respiratoire ademhalings-

respirer ademen, inademen

responsabilité, la de verantwoordelijkheid

responsable; responsable verantwoordelijk (zijn)

responsable, le de verantwoordelijke

ressemblance, la de gelijkenis

ressembler (op iemand) gelijken

ressenti, le het voelen

ressentir (een gevoel) ervaren, sterk beleven

ressort, le de veer (spiraalveer)

ressources f, les de bronnen van inkomsten

restaurant, le het restaurant

restaurer; restauré (een monument) restaureren,

gerestaureerd

reste, le de rest

rester overblijven (er blijft nog een half

brood over)

rester; restant, resté blijven, blijvend, gebleven

rester debout rechtop blijven staan

restituer (iets) teruggeven (dat onrechtmatig

ontnomen was)

resto, le het restaurant

résultat, le het resultaat

résumé, le de samenvatting

résumer samenvatten

rétablir; rétabli herstellen, genezen, hersteld

retard, le de vertraging (oponthoud)

retarder (iemand een tijd) ophouden

retenir onthouden (niet vergeten)

retentir weerklinken

retirer (zijn kandidatuur) intrekken

retirer weghalen, afhalen

retour, le de terugkeer

retourner; retourné teruggaan, teruggegaan

retraité, le de gepensioneerde

retraité gepensioneerd

retrancher (enkele passages) schrappen (in

een tekst)

Page 120: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

120

retransmission, la de heruitzending (televisie)

rétrécir krimpen (in de was)

rétribuer (iemand) bezoldigen

retrousser (de mouwen) opstropen

retrouver; retrouvé terugvinden, teruggevonden

rétroviseur, le de achteruitkijkspiegel

réunion, la de vergadering

réunir verenigen, bijeenbrengen, verzamelen

réussir; réussi slagen (in zijn opzet), geslaagd

réussite, la het slagen (in zijn opzet)

revaloir vergelden

rêve, le de droom

réveil, le de wekker

réveille-matin, le; les réveille-matin de wekker

révélateur; révélatrice onthullend

révélation, la de onthulling (van een geheim)

révéler; révélé (een geheim) bekendmaken,

bekendgemaakt

revenant, le de geest (een verhaal over geesten

en spoken)

revendications salariales f, les de looneisen

revendiquer (een loonsverhoging) opeisen

revenir; revenu terugkomen, teruggekomen

revenus m, les de inkomsten (publieke inkomsten)

rêver; rêvé dromen, gedroomd

réverbère, le de lantaarn

rêverie, la de mijmering

réviser (een tekst) herzien

revivre herleven

revoir weerzien

révoltant (een) wraakroepend (gedrag)

révolte, la de opstand

révolution, la de revolutie

révolutionnaire; révolutionnaire revolutionair (zijn)

revue, la het tijdschrift

rez-de-chaussée, le het gelijkvloers

rhum, le de rum

ricaner grinniken

riche; riche rijk (zijn)

riche, le de rijke

richesse, la de rijkdom

ridé (een) gerimpeld (gezicht)

rideau, le; les rideaux het gordijn

ridicule; ridicule belachelijk (zijn)

rien (ne) niets

rien à déclarer niets aan te geven (bij de douane)

rigide; rigide stijf (karton)

rigoler pret hebben

rigoureux; rigoureuse; rigoureux streng (een strenge winter)

rinceau, le de rankenversiering

rire lachen

rire aux éclats schateren (hard lachen)

risque, le het risico

risquer (zijn leven) wagen

rite, le de ritus

rival, le; les rivaux de rivaal

Page 121: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

121

rivaliser wedijveren

rive, la de oever (van een aanzienlijke stroom)

rivière, la de rivier

rixe, la de knokpartij

riz, le de rijst

robe, la de jurk

robe de chambre, la de kamerjas

robe nuptiale, la het bruiloftskleed

robinet, le de kraan (waterkraan)

robuste; robuste (een) robuust (man)

rocher, le de rots

rocheux; rocheuse; rocheux (een) rotsachtig (landschap)

rôder (verdacht ergens) rondhangen

rognure, la de snipper (papier)

roi, le de koning

rôle, le de rol (in een toneelstuk)

roman, le de roman

roman (de) Romaanse (taal)

romancier, le de romanschrijver

romantique; romantique (een) romantisch (restaurant)

rompre (elk contact) verbreken

rompre breken

rond (een) rond (voorwerp)

rond-point, le; les ronds-points de rotonde

ronger knagen (op een been)

ronger; rongé aantasten, wegvreten, aangetast

rose, la de roos (bloem)

roseau, le het riet

rosée, la de dauw

rossignol, le de nachtegaal

rôti, le het gebraad

rotin, le de rotan

rôtir braden

rottweiler, le de rottweiler

roue, la het wiel

roue de secours, la het reservewiel

rouge; rouge rood

rouge à lèvres, le de lippenstift

rougir; rougi rood worden, rood geworden

rouiller roesten

rouleau, le de rol (behangpapier)

rouler; roulé rijden (deze wagen rijdt goed), gereden

rousseur, la de rossigheid

route, la de weg

routier; routière (de) wegen(kaart)

routier, le de vrachtwagenchauffeur

roux; rousse ros (een rosse schijn)

royal; royale; royaux (het) koninklijk (paleis)

royaume, le het koninkrijk

ruban, le het lint

ruban adhésif, le het kleefband

rubikscube, le de Rubik's Cube

rubis, le de robijn

rude; rude ruw (een ruwe kerel)

rue, la de straat

ruelle, la het steegje

Page 122: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

122

rugir brullen (de leeuw brult)

ruine, la de ruïne

ruiné geruïneerd (zijn)

ruiner ruïneren

ruisseau, le; les ruisseaux de beek

ruisseler stromen (de regen stroomde neer)

rumeur, la het gerucht (praatjes)

rupture, la de breuk (in de vriendschap)

rural; rurale; ruraux landelijk (een landelijke omgeving)

ruse, la de list

rusé listig (zijn)

russe; russe Russisch

rythme, le het ritme

sable, le het zand

s'abonner; abonné zich abonneren, geabonneerd

sabot, le de klomp (van de boer)

s'abriter (onder een regenscherm) schuilen

s'abstenir zich onthouden (van commentaar)

sac, le de zak (een plastic zak)

sac à dos, le; les sacs à dos de rugzak

sac à main, le; les sacs à main de handtas

sac de couchage, le; les sacs de couchage de slaapzak

s'accorder overeenstemmen

s'accouder met de ellebogen leunen (op de tafel)

s'accroître toenemen (het bedrag neemt toe)

s'accroupir hurken (neerhurken)

s'accumuler zich opstapelen (het werk stapelt zich op)

s'acharner zich hardnekkig toeleggen (op een taak)

sachet, le het zakje (thee)

sacrifice, le de opoffering

sacrifier opofferen

s'adresser; s'adressant zich wenden (tot iemand), zich richtend

tot, bestemd voor

sage; sage (een) braaf (kind)

s'agenouiller knielen

sagesse, la de wijsheid

s'aggraver verergeren (de toestand van de zieke I

s verergerd)

s'agiter zich opwinden

saillant (een) in het oog springend (detail)

saillir vooruitsteken

sain gezond

saint heilig

saint, le de heilige

sainteté, la de heiligheid

saisir (naar zijn wapen) grijpen

saison, la het seizoen

salade, la de sla

salaire, le het salaris

salarié, le de loontrekkende

sale; sale vuil (zijn)

saler (aardappelen) zouten

saleté, la de vuilheid

salir vuilmaken

salle, la de zaal

salle à manger, la; les salles à manger de eetkamer

Page 123: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

123

salle d'attente, la; les salles d'attente de wachtkamer

salle de bains, la; les salles de bains de badkamer

salle de séjour, la; les salles de séjour de huiskamer

salle du conseil, la de raadzaal

s'allonger zich uitstrekken, gaan liggen

salon, le het salon

saluer; salué (iemand) groeten, gegroet

salut! hallo! (daag!)

salutation, la de begroeting, de groet

samedi zaterdag

s'améliorer zich verbeteren (in hardlopen)

s'amuser; amusé zich amuseren; zich geamuseerd hebben

sanatorium, le het sanatorium

sanctuaire, le het heiligdom

sandale, la de sandaal

sandwich, le; les sandwiches de sandwich

sangloter snikken

sans zonder

sans aucun doute (de vergadering gaat) ongetwijfeld (door)

sans bornes grenzeloos (een grenzeloze vreugde)

sans cesse onophoudelijk (roken)

sans engagement (de offerten zijn) vrijblijvend

sans interruption onafgebroken (werken)

sans peine zonder moeite

sans préjugés (een) onbevooroordeeld (jurylid)

sans rien dire; (pron. ind.) zonder iets te zeggen

santé, la de gezondheid

s'apaiser bedaren

saper (iemands gezag) ondermijnen

s'appeler (Johan) heten

s'appliquer zich toeleggen (op de studie)

s'apprêter zich klaarmaken (om iets te doen)

s'approcher; approché naderen, naderbij komen, genaderd

sarcasme, le het sarcasme

sardine, la de sardine

s'arrêter stoppen

s'articuler sur zich richten op, zich toespitsen op

s'asseoir gaan zitten

s'assoupir indommelen, indutten

s'assurer zich verzekeren (tegen brand)

satellite, le de satelliet

satisfaction, la de voldoening

satisfaire voldoen (aan de eisen)

satisfaisant (een) bevredigend (resultaat)

satisfait voldaan (zijn)

s'attacher zich hechten (aan een vriend)

s'attarder blijven plakken (bij vrienden)

s'attendre zich verwachten (aan het ergste)

sauce, la de saus

saucisse, la de worst

sauf behalve

sauf-conduit, le; les sauf-conduits de vrijgeleide

saugrenu ongerijmd (een ongerijmde leugen)

saumon, le de zalm

saupoudrer (pannenkoeken) bestrooien

(met bloemsuiker)

Page 124: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

124

saut, le de sprong

sauter (in het water) springen

sauvage; sauvage (een) wild (dier)

sauver; sauvé redden, gered

sauveteur, le de redder

sauveur, le de redder

savant, le de geleerde

s'avérer blijken te zijn

saveur, la de smaak (van een vrucht)

s'aviser de het in zijn hoofd halen (om)

savoir; su weten, geweten

savoir par coeur uit het hoofd kennen

savon, le de zeep

savourer (met volle teugen) genieten van

savoureux; savoureuse; savoureux (een) smakelijk (stuk fruit)

scandale, le het schandaal

scandaleux; scandaleuse; scandaleux (een) schandalig (gedrag)

scanner, le de scanner

scénariste, le de scenarioschrijver

scène, la de scène (van een toneelstuk)

sceptique; sceptique sceptisch (zijn)

schéma, le het schema

scie, la de zaag (werktuig)

science, la de wetenschap

sciences appliquées f, les de toegepaste wetenschappen

scientifique; scientifique (een) wetenschappelijk (artikel)

scier (een plank) zagen

scintiller fonkelen, glinsteren, flikkeren

scolaire; scolaire school-, onderwijs-

scolarité obligatoire, la de schoolplicht

scrupule, le het gewetensbezwaar

scrupuleux; scrupuleuse; scrupuleux gewetensvol (zijn)

scruter (iemands motieven) doorgronden

sculpter beeldhouwen

sculpteur, le de beeldhouwer

sculpture, la het beeldhouwwerk

se bagarrer ruzie maken, vechten

se baigner baden (in de zee)

se baisser zich bukken

se balader wandelen

se battre vechten

se blesser zich verwonden

se borner zich beperken

se bousculer elkaar omverlopen (in het gedrang)

se brosser les dents zijn tanden poetsen

se cacher zich verbergen

se casser la jambe; cassé (een been) breken, gebroken

se chamailler kibbelen

se chausser zijn schoenen aantrekken

se cogner zich stoten

se coiffer zijn haar kammen

se complaire; complu voldoening vinden, voldoening gevonden

se comporter zich gedragen

se concentrer sur zich concentreren (op)

se connaître elkaar kennen

se consacrer zich wijden (aan)

Page 125: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

125

se contenter zich tevreden stellen (met iets)

se contredire zichzelf tegenspreken

se convaincre zich overtuigen

se coucher; couché gaan slapen, naar bed gaan,

naar bed gegaan

se couvrir zich bedekken

se débarrasser zich ontdoen (van oude rommel)

se débattre zich verzetten

se débrouiller zijn plan trekken, zich behelpen

se décider het besluit nemen (iets te doen)

se déclarer uitbreken (er is een brand uitgebroken)

se découdre losgaan (de naad van de mantel ging los)

se décourager de moed verliezen

se défendre zich verdedigen

se défouler zich afreageren

se dégoûter een afkeer krijgen (van iets)

se délasser ontspanning vinden

se demander zich afvragen

se démettre ontslag nemen

se dépêcher; dépêché zich haasten, zich gehaast hebben

se déplacer zich verplaatsen

se déplaire; déplu zich niet thuis voelen, zich niet

thuis gevoeld (hebben)

se déprendre zich onthechten van

se dérouler zich afspelen (te Brussel)

se déshabiller zich uitkleden

se désintéresser zich niet meer interesseren

se détendre zich ontspannen

se dévêtir zich uitkleden

se dévouer zich wijden (aan), zich opofferen

se diriger zich begeven (naar)

se disputer ruziemaken

se dissiper optrekken (de mist trekt op), verdwijnen

se distinguer zich onderscheiden

se distraire zich vermaken

se divertir zich vermaken, zich ontspannen

se douter (iets) vermoeden

se fâcher zich kwaad maken

se faire remarquer opvallen (door zijn kleding)

se fatiguer zich vermoeien

se fiancer zich verloven

se figurer zich voorstellen (stel je voor...!)

se friper kreuken (die jurk kreukt snel)

se frotter zich wrijven

se gêner zich generen

se gratter zich krabben

se hasarder het erop wagen

se hâter zich haasten

se heurter stoten (op een afwijzing)

se justifier zich rechtvaardigen

se lamenter (over iets) jammeren

se lasser (het saaie werk) beu worden

se laver zich wassen

se lever; se levant ('s morgens om 7 uur) opstaan,

opstaand

se libérer zich bevrijden

Page 126: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

126

se livrer zich overgeven

se maintenir zich handhaven

se manifester zich voordoen (problemen)

se maquiller zich schminken

se marier (met iemand) trouwen

se méfier de; méfié (iemand) wantrouwen, gewantrouwd

se mêler zich moeien

se méprendre zich vergissen

se mettre d'accord het eens worden

se moquer; moqué (met iemand) spotten, gespot

se mouvoir zich bewegen

se munir zich voorzien (van een kompas)

se nommer (Anja) heten

se noyer (zelf) verdrinken

se parer zich mooi aankleden

se passer gebeuren, voorvallen, verlopen

se peigner (zijn haren) kammen

se pencher zich vooroverbuigen

se pendre zich ophangen, zich verhangen

se permettre zich veroorloven

se placer zich plaatsen

se plaindre klagen

se préoccuper zich bezorgd maken, zich bekommeren

(om iets)

se présenter zich voorstellen (aan iemand)

se préserver zich beschermen (tegen de kou)

se presser zich haasten

se procurer zich verschaffen (zich kapitaal

verschaffen)

se produire zich voordoen, gebeuren

se promener; promené wandelen, gewandeld

se protéger zich beschermen

se rabattre (bruusk) invoegen (in een file)

se rafraîchir zich verfrissen

se rappeler; rappelé zich herinneren; zich herinnerd hebben

se raser zich scheren

se rassembler zich verzamelen (voor het station)

se rasseoir weer gaan zitten

se recroqueviller verschrompelen

se refroidir; refroidi afkoelen (het weer koelt af), afgekoeld

se réfugier een toevlucht zoeken (bij iemand)

se régaler smullen (van een lekker maal)

se réjouir zich verheugen (over iets)

se remarier hertrouwen

se rencontrer; rencontré elkaar ontmoeten, elkaar ontmoet

hebben

se rendre à zich begeven naar

se rendre compte beseffen (zich rekenschap geven)

se renseigner informeren naar

se repentir berouw hebben

se replier in zichzelf keren, zich (in zichzelf)

terugtrekken

se reposer; reposé rusten, gerust

se reproduire zich voortplanten

se résigner zich neerleggen (bij een beslissing)

se ressaisir zich herpakken (na een

Page 127: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

127

woede-uitbarsting)

se ressembler; ressemblé op elkaar gelijken; op elkaar geleken

hebben

se ressouvenir zich herinneren

se restreindre bezuinigen (in zijn uitgaven)

se restreindre zich beperken

se retrouver elkaar terugvinden

se réunir bijeenkomen (op een afgesproken

plaats)

se réveiller; réveillé wakker worden, wakker geworden (zijn)

se révolter in opstand komen

se ruer vers; rué zich haasten naar, afvliegen op,

afgevlogen op

se sauver zich uit de voeten maken

se servir; servi (van iets) gebruik maken, zich bedienen,

zich bediend hebben

se soigner; soigné zich verzorgen, zich verzorgd hebben

se soucier; soucié zich bezorgd maken, zich bekommeren

(over), zich bekommerd hebben

se soumettre zich onderwerpen

se souvenir; souvenu zich herinneren, zich herinnerd hebben

se suivre opeenvolgen (kinderen in een gezin)

se surmener zich overwerken

se surpasser zichzelf overtreffen

se taire zwijgen

se tenir à l'écart de zich verre houden van

se tordre de rire zich een ongeluk lachen

se tromper; trompé zich vergissen, zich vergist hebben

se valoir evenveel waard zijn

se vanter opscheppen (over zijn rijkdom)

se venger zich wreken

se vêtir zich kleden, zich aankleden

se voiler (haar gezicht) sluieren

se, s'; (pron. réfléchi) zich

séance, la de zitting (van het parlement)

seau, le; les seaux de emmer

s'ébattre stoeien

sec; sèche (een) droog (terrein)

séchage, le het drogen

s'écarter afwijken (van de weg)

s'échapper ontsnappen (uit een plaats)

sèche-cheveux, le; les sèche-cheveux de haardroger

sèche-linge, le de droogtrommel

sécher (de was laten) drogen

sécheresse, la de droogte

s'éclaircir ophelderen (de lucht heldert op)

seconde, la de seconde

secouer schudden

s'écouler wegvloeien

secourir (iemand) ter hulp komen

secousse, la de schok (van een aardbeving)

secret, le het geheim

secret; secrète geheim

secrétaire, la de secretaresse

secrétariat, le het secretariaat

s'écrier uitroepen

Page 128: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

128

s'écrouler; écroulé instorten, ingestort

secteur, le de zone, de plaats, de plek

secteur, le de sector, de afdeling

section, la de afdeling

sécurité, la de veiligheid

sécurité sociale, la de sociale zekerheid

séduction, la de verleiding (van het meisje)

séduire verleiden

séduisant (een) verleidelijk (salaris)

s'effondrer instorten

s'efforcer zich inspannen

s'effrayer schrikken

s'égarer verdwalen

seigle, le de rogge

seigneur, le de heer (adellijk)

sein, le de borst

séjour, le het verblijf (kortstondig)

séjourner verblijven (voor korte periode)

sel, le het zout

s'élancer toesnellen

sélection, la de selectie

sélectionner selecteren

s'élever à oplopen tot (de kosten lopen op tot 20 euro)

selle, la het zadel

s'éloigner zich verwijderen (van een plek)

selon volgens

selon lequel, selon laquelle, selon volgens dewelke, volgens hetwelk

lesquels, selon lesquelles; (pron. rel.)

semaine, la de week

semblable gelijkaardig (zijn aan)

sembler (nuttig) lijken

s'emboire dof worden

s'emboîter ineenschuiven (deze buizen schuiven

perfect in elkaar)

s'embourber vast raken (in de modder)

s'embrouiller in de war raken

semelle, la de zool (van de schoenen)

semer zaaien

s'émerveiller zich verbazen (over iets)

semestre, le het semester

s'émouvoir ontroerd worden

s'emparer zich meester maken (van een object),

bemachtigen

s'empresser zich uitsloven

s'en aller weggaan

s'en sortir zich eruit redden

Sénat, le de Senaat

sénateur, le de senator

s'endormir in slaap vallen

s'énerver zenuwachtig worden

s'enfermer zich opsluiten

s'enflammer vuur vatten

s'enfoncer wegzinken (in de modder)

s'enfuir; enfui wegvluchten

s'engager (een straat) inrijden

s'engager zich engageren

Page 129: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

129

senior, le de bejaarde

s'enivrer zich bedrinken

s'ennuyer; ennuyé zich vervelen

s'enorgueillir de ergens prat op gaan

s'enquérir onderzoek doen

s'enrichir zich verrijken

sens, le; les sens het zintuig

sens giratoire, le de verplichte rijrichting (op een

rond punt)

sens interdit, le de verboden richting

sens unique, le het eenrichtingsverkeer

sensation, la de gewaarwording

sensationnel; sensationnelle sensationeel (zijn)

sensé (een) zinnig (mens)

sensibilité, la de gevoeligheid

sensible; sensible gevoelig (zijn)

sensiblement merkbaar, aanzienlijk, duidelijk

sensuel; sensuelle sensueel

s'ensuivre volgen uit

sentence, la het vonnis (een vonnis uitspreken)

s'entendre overeenkomen (met iemand)

sentier, le het pad (weggetje)

sentier forestier, le het bospad

sentiment, le het gevoel

sentimental; sentimentale; sentimentaux sentimenteel (zijn)

sentir; senti voelen, gevoeld

sentir; senti ruiken, geroken

s'entraîner (zelf) trainen (voor een match)

s'entremettre tussenbeide komen

s'envoler; envolé wegvliegen (de losse papieren vliegen

weg), weggevlogen

seoir betamen

s'épanouir zich ontplooien

séparable, séparable (een) scheidbaar (deeltje)

séparation, la de scheiding (van 2 dingen)

séparément afzonderlijk (verkopen)

séparer (twee zaken) scheiden

s'éprendre verliefd worden

sept zeven

septembre september

séquence, la de scène (film)

serein sereen, rustig, kalm

sérénité, la de sereniteit

sergent, le de sergeant

série, la de serie

sérieusement serieus, ernstig

sérieux; sérieuse; sérieux serieus (zijn)

serment, le de eed

sermon, le de preek

serpent, le de slang (dier)

serre, la de serre, de broeikas

serré dicht opeen (staan)

serrer (de hand) drukken

serrer à droite rechts voorsorteren

serrer la main à quelqu’un iemand de hand drukken

serrure, la het slot (grendel)

Page 130: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

130

serrurier, le de slotenmaker

serveur, le de ober

serviable; serviable (een) hulpvaardig (man)

service, le de dienst (inbegrepen)

service de secours, le; de hulpdienst

les services de secours

serviette, la de boekentas

serviette, la de handdoek

servir; servi bedienen (in het restaurant), opdienen,

opgediend

servir de dienen, fungeren als

serviteur, le de dienaar

servitude, la de onderworpenheid (slaafsheid)

s'estomper vervagen, vervloeien

s'établir zich vestigen

s'éteindre uitdoven (het vuur dooft uit)

s'étendre zich uitstrekken (over 3 hectaren)

s'étirer zich uitrekken (bij het ontwaken)

s'étonner zich verwonderen

seuil, le de drempel

seul alleen (zijn)

seulement (een huis met) slechts (twee

verdiepingen)

s'évader ontvluchten

s'évader; évadé ontsnappen, ontvluchten, ontsnapt

s'évanouir flauwvallen

s'évanouir; évanoui flauwvallen, verdwijnen

flauwgevallen, verdwenen

s'évaporer verdampen

sève, la het sap (van bomen, planten)

s'éveiller ontwaken

sévère; sévère streng (zijn)

sévérité, la de strengheid

sévir streng optreden

s'excuser; excusé zich verontschuldigen,

zich verontschuldigd hebben

s'exercer zich oefenen (in iets)

s'exprimer zich uitdrukken

s'habiller zich aankleden

s'habituer wennen (aan het klimaat)

si als (indien)

si bien que zodat

siècle, le de eeuw

siège, le de zitplaats

siéger zitting houden

sieste, la de siësta, het middagslaapje

sifflement, le het gefluit

siffler; sifflé fluiten, gefloten

signal, le; les signaux het signaal

signalement, le de persoonsbeschrijving

signaler; signalé (een ongeval) melden, gemeld

signalisation, la de bewegwijzering

signature, la de handtekening

signe, le het teken

signé (een) ondertekend (schrijven)

signer (documenten) ondertekenen

Page 131: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

131

signification, la de betekenis

signifier betekenen

silence, le de stilte

silencieux; silencieuse; silencieux (een) stil (publiek)

silhouette, la het silhouet

s'imaginer zich inbeelden

s'impatienter ongeduldig worden

simple; simple (een) eenvoudig (probleem)

simplement gewoonweg, simpelweg

simplicité, la de eenvoud

simplifier vereenvoudigen

sincère; sincère oprecht (berouw)

sincérité, la de oprechtheid

s'incliner buigen (voor iemand)

s'indigner zich verontwaardigen (over iets)

singe, le de aap

singulier, le het enkelvoud

singulier; singulière bijzonder, buitengewoon

singulier; singulière opvallend, eigenaardig

singulièrement (zich) zonderling (gedragen)

sinistre; sinistre (een) onheilspellend (voorteken)

sinistre, le het onheil, de ramp

sinon zo niet (anders...)

s'inquiéter; inquiété zich zorgen maken, zich ongerust maken

zich ongerust gemaakt (hebben)

s'inscrire; inscrit zich inschrijven,

zich ingeschreven hebben

s'installer zich installeren

s'instruire zich op de hoogte stellen (van de

actualiteit)

s'intéresser zich interesseren

s'interposer bemiddelen (bij een ruzie)

sirène, la de zeemeermin

sirop, le de siroop

site web, le de website

situation, la de situatie

situé (een goed) gelegen (winkel)

situer situeren

six zes

ski, le de ski

skier skiën

slogan, le de slagzin

snob; (inv) snob

sobre; sobre sober (zijn)

sobriquet, le de scheldnaam

s'obstiner (hardnekkig) volhouden (iets te doen),

volharden

s'occuper zich bezighouden (met iets)

social; sociale; sociaux (het) sociaal (contact)

socialisme, le het socialisme

société, la de maatschappij (samenleving)

société anonyme, la de naamloze vennootschap

socioculturel; socioculturelle sociaal en cultureel

sociologue, le de socioloog

soeur, la de zus

soeur jumelle, la de tweelingzus

Page 132: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

132

soi-disant zogezegd, zogenaamd

soie, la de zijde (stof)

soigneusement zorgvuldig, met zorg

soigneux; soigneuse; soigneux zorgvuldig (zijn)

soi-même; (pron. pers.) zichzelf

soin, le de zorg (zorg dragen voor)

soir, le de avond

soirée, la de avond (een avondje uit)

soit het zij zo

soixantaine, la het zestigtal

soixante zestig

sol, le de grond, de vloer

solaire; solaire zon-, zonne-

soldat, le de soldaat

solde, le het saldo

soldé in afslag, in uitverkoop

sole, la de tong (vis)

soleil, le de zon

solennel; solennelle plechtig (een plechtige eed)

solidaire; solidaire samenhorig (zijn)

solidarité, la de solidariteit

solide; solide flink (een flink en dapper karakter)

solide; solide (een) stevig (gebouw)

solitaire; solitaire (een) eenzaam (mens)

solitude, la de eenzaamheid

solliciter aanvragen

solliciter un emploi solliciteren (naar een baan)

sollicitude, la de bezorgdheid

soluble; soluble oplosbaar (oplosbare koffie)

solution, la de oplossing (van een probleem)

sombre; sombre (een) somber (gezicht opzetten)

sommaire (een) beknopt (verslag)

somme, la het totaal, de som, het bedrag

sommeil, le de slaap, de slaperigheid

sommelier, le de wijnkelner

somnambule, le de slaapwandelaar

somnoler dommelen, soezen

somptueux; somptueuse; somptueux (een) weelderig (paleis)

son, le het geluid (van de radio)

son, sa, ses; (dét. pos) zijn, haar, hun

sondage, le de peiling (naar opinies)

songer; songé (eraan) denken (te vertrekken), gedacht

songer mijmeren

sonner (aan de deur) bellen

sonnerie, la het gerinkel (van de telefoon)

sonnette, la de bel (van de voordeur)

sonore; sonore helder klinkend (een helder klinkende

stem)

sophistiqué geavanceerd

s'opposer zich verzetten (tegen een voorstel)

sorcière, la de heks

s'orienter zich oriënteren

sort, le het noodlot

sorte, la de soort

sortie, la de uitgang (van de zaal)

sortie de secours, la de nooduitgang

Page 133: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

133

sortir uitgaan (tijdens het weekend)

sortir; sortant, sorti naar buiten gaan, naar buiten gaand,

naar buiten gegaan

sosie, le de dubbelganger

sot; sotte dwaas (zijn)

sottise, la de dwaasheid (stommiteit)

sou, le; les sous de stuiver, de cent

souci, le de zorg (bezorgdheid)

soucieux; soucieuse; soucieux bezorgd (zijn om)

soucoupe, la het schoteltje (van een kopje)

soudain plotseling (een plotselinge beweging)

souder (metaal) solderen

souffler blazen

souffler fluisteren, influisteren

souffrance, la het lijden

souffrir; souffert lijden, geleden

souhait, le de wens (naar wens)

souhaitable; souhaitable wenselijk

souhaiter; souhaité (iemand iets) toewensen, wensen,

gewenst

souhaiter la bienvenue à quelqu'un iemand welkom heten

soûl zat

soulagé opgelucht (zijn na alle problemen)

soulagement, le de opluchting

soulager; soulagé verlichten, verzachten, opgelucht

soulever optillen

soulier, le de schoen

souligner onderstrepen

soumettre onderwerpen

soupçon, le de verdenking

soupçonner (iemand) verdenken

soupière, la de soepterrine

soupir, le de zucht

soupirail, le; les soupiraux het kelderraam

soupirer zuchten

souple; souple (een) lenig (lichaam)

souplesse, la de soepelheid (lenigheid)

source, la de bron

source d'énergie, la de energiebron

sourcil, le de wenkbrauw

sourd-muet, le; les sourds-muets de doofstomme

souriants glimlachend, opgewekt, vriendelijk

sourire; souri glimlachen, geglimlacht

souris, la de muis

sournois; sournoise; sournois (een) stiekem (kind)

sous onder, beneden

sous peu binnenkort

sous prétexte de onder voorwendsel van

souscrire ondertekenen

sous-marin, le; les sous-marins de onderzeeër

soussigné ondergetekende (ik ondergetekende...)

sous-sol, le; les sous-sols de kelderverdieping

soustraction, la de aftrekking (van twee getallen)

soustraire (een getal van een ander) aftrekken

sous-vêtement, le; les sous-vêtements het ondergoed

soutenir (een zieke) ondersteunen

Page 134: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

134

souterrain ondergronds (een ondergrondse gang)

soutien, le de steun (hulp)

soutien-gorge, le; les soutiens-gorge de beha

souvenir, le de herinnering

souvent vaak

souverain, le de heerser

souverain soeverein, oppermachtig

s'ouvrir; s'ouvrant opengaan, opengaand

soyeux; soyeuse; soyeux (een) zijdeachtig (tapijt)

spacieux; spacieuse; spacieux (een) ruim (appartement)

spasmodique; spasmodique spastisch, krampachtig

spécial; spéciale, spéciaux speciaal (zijn)

spécialement speciaal

spécialiser; spécialisé specialiseren, gespecialiseerd

spécialiste, le de specialist

spécialité, la de specialiteit

spécifier specificeren

spécifique; spécifique specifiek

spectacle, le het schouwspel

spectaculaire; spectaculaire (een) spectaculair (schouwspel)

spectateur, le de toeschouwer

spéculation, la de speculatie

spéléologie, la de speleologie, het grondonderzoek

spirituel; spirituelle spiritueel, geestelijk

splendeur, la de pracht (praal)

splendide; splendide prachtig (weer)

spontané spontaan (zijn)

spontanément spontaan (lachen)

sport, le de sport

sport d'hiver, le; les sports d’hiver de wintersport

sportif; sportive sportief (zijn)

sportif, le de sportman

spot, le de spot, de spotlight, de schijnwerper

sprint, le de sprint

stable; stable stabiel (zijn)

stade, le het stadion

stade, le de fase, de periode

standing de standing, de luxe, het comfort

stationnement, le het parkeren

stationner stilstaan (parkeren)

station-service, la het benzinestation

statue, la het standbeeld

statuette, la het beeldje

statut, le het statuut

steward, le de steward

stimuler stimuleren

stop! stop!

stopper stopzetten

store, le het zonnegordijn, het ophaalgordijn,

de jalousie

strapontin, le het klapstoeltje (in de metro)

stratégie, la de strategie, het beleid, het beleidsplan

strictement strikt (vertrouwelijk)

structure, la de structuur

studio, le de studio (waar één persoon woont)

stupéfait verstomd (staan van iets)

Page 135: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

135

stupide; stupide (een) dom (voorval)

style, le de stijl (van een boek)

stylo, le de balpen

subir; subi ondergaan, ondergaan

subit plotseling, onverwacht

subitement plotseling (te voorschijn komen)

subjectif; subjective subjectief

sublime; sublime (een) subliem (landschap)

subordonné (een) ondergeschikt (ambtenaar)

substance, la de substantie

substituer vervangen

subtil (een) subtiel (detail)

subtiliser; subtilisé achteroverdrukken, achterovergedrukt

subvenir voorzien (in de behoeften van een groep)

subvention, la de subsidie

succéder à; succédé (zijn vader) opvolgen, opgevolgd

succès, le het succes

successif; successive opeenvolgend (opeenvolgende

gebeurtenissen)

succession, la de opvolging (van zijn vader)

succomber à bezwijken, overweldigd worden,

niet kunnen weerstaan

succulent (een) verrukkelijk (gerecht)

succursale, la het filiaal

sucer zuigen (op een snoepje)

sucette, la de lolly

sucre, le de suiker

sucré zoet, gesuikerd, gezoet

sucrer (de koffie) zoeten

sucrerie, la de zoetigheid, het suikergoed

sucrier, le de suikerpot

sud, le zuiden

Sud-Américain, le; les Sud-Américains de Zuid-Amerikaan

Suède, la Zweden

suédois, suédoise, suédois Zweeds

suffire volstaan

suffisant (een) voldoende (resultaat)

suffocant verstikkend, drukkend, benauwd

suggérer suggereren

suisse Zwitsers

suite à votre lettre in antwoord op uw schrijven

suivant volgend, die volgt

suivre; suivant, suivi volgen, volgend, gevolgd

sujet à; sujette à onderhevig aan (onderhevig zijn

aan zeeziekte)

super te gek

superbe; superbe schitterend (weer)

superficie, la de oppervlakte (van een terrein)

superficiel; superficielle (een) oppervlakkig (contact)

superflu overbodig (overbodige commentaar)

supérieur (de) bovenste (verdieping)

supériorité, la de superioriteit

supermarché, le de supermarkt

superstitieux; superstitieuse; superstitieux bijgelovig (zijn)

superstition, la het bijgeloof

supplément, le het supplement

Page 136: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

136

supplémentaire; supplémentaire (een) bijkomend (gerecht)

supplice, le de marteling

supplier (iemand) smeken

supporter (iemand) verdragen

supposer veronderstellen

supposition, la de veronderstelling

suppression, la de afschaffing (van een wet)

supprimer (een wet) opheffen

suprême; suprême hoogst (hoogste autoriteit)

sur op, over

sûr zeker (zijn van)

sur ce sujet over dit onderwerp

surchargé overladen, overvol

surcharger (een wagen) overbelasten (met bagage)

surestimer overschatten

surface, la de oppervlakte

surfaire overschatten

surgeler (groenten) invriezen

surgir (uit het niets) opduiken

sur-le-champ meteen (vertrekken)

surmené overspannen, overwerkt

surmonter (zijn verdriet) te boven komen

surnom, le de bijnaam

surplus, le de overschot (rest)

surprenant (een) verrassend (effect)

surprendre; surpris (iemand) verrassen, verrast

surprise, la de verrassing

surprise-partie, la de verrassingsfuif

surtaxe, la de heffingstoeslag

surtout vooral

surveillance, la het toezicht (tijdens de speeltijd)

surveillant, le de toezichthouder

surveiller toezicht houden, bewaken

survenir (plotseling) gebeuren, onverwachts

komen

survivant, le de overlevende

survivre overleven

survoler vliegen over (de vliegtuigen vliegen

over het huis)

susceptibilité, la de lichtgeraaktheid (prikkelbaarheid)

susceptible; susceptible vatbaar (zijn voor kritiek)

susciter (een gevoelen) opwekken

suspect (een) verdacht (individu)

suspendre (een vergadering) opschorten, schorsen

suspendre ophangen

suspense, le de spanning (afwachting)

suspension, la de verdaging (van een zitting)

syllabe, la de lettergreep

symbole, le het symbool

symboliser symboliseren

sympa (sympathique) sympathiek, prettig,

aangenaam, leuk

sympathie, la de sympathie

sympathique; sympathique sympathiek (zijn)

symptôme, le het symptoom, het ziekteverschijnsel

syndical; syndicale; syndicaux vakbonds- (de vakbondsleider)

Page 137: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

137

syndicat, le de vakbond

Syndicat d'initiative, le; de VVV (de toeristische informatiedienst)

les Syndicats d'initiative

syndiqué, le de gesyndiceerde

syndrome, le het syndroom, het ziektebeeld

synthèse, la de synthese

synthétique; synthétique (een) synthetisch (stofje)

système, le het systeem

T.G.V., le de hogesnelheidstrein

T.V.A., la de b.t.w.

tabac, le de tabak

table, la de tafel

table de salon, la de salontafel

table des matières, la de inhoudstafel

table ronde, la fig: de rondetafelconferentie

tableau, le; les tableaux het schilderij

tableau, le; les tableaux het bord (in het leslokaal)

tablette, la het tablet, het blad, de plaat

tablier, le de schort

tabou, le; les tabous het taboe

tabouret, le de kruk

tache, la de vlek

tâche, la de taak

tacher vlekken maken

tâcher trachten (te)

tachycardie, la de snelle hartwerking

taille, la de maat (van kleding)

taille-crayon, le de puntenslijper

tailler; taillé (figuurtjes) snijden (in hout), snoeien

gesneden, gesnoeid

tailleur, le het mantelpak

tailleur, le de kleermaker

talon, le de hak (van een schoen)

talon aiguille, le de naaldhak

tambour, le de trommel (slaginstrument)

tamiser; tamisé dempen, gedempt

tandis que terwijl (daarentegen)

tango, le de tango

tant mieux des te beter

tant pis! jammer!

tant que (je eet) zoveel dat (je ziek zal worden)

tante, la de tante

tantôt weldra, straks

tapage, le de herrie

taper; tapé tikken, typen, getypt

tapis, le het tapijt

tapisser; tapissé (de muren) behangen, behangen

taquiner (iemand) plagen

tard laat (toekomen)

tarder dralen (treuzelen)

tardivement laat

tarif, le het tarief

tarte, la de taart

tartine, la de boterham

tas, un een hoop (details)

tasse, la het kopje (koffie)

Page 138: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

138

tasse à thé, la; les tasses à thé het theekopje

tasser (aarde) aanstampen

tâter betasten

taudis, le het krot

taupe, la de mol

taureau, le; les taureaux de stier

taux, le de koers (wisselkoers)

taux d'intérêts, le de rentevoet

taxe, la de belasting (op toegevoegde waarde)

taxer (de prijs) vaststellen

taxi, le de taxi

te, t'; (pron. pers.) jou, je (LV)

te, t'; (pron. pers.) jou, je (MV)

te; (tu) te (laves); (pron. réfléchi) (jij wast) je

technicien, le de technicus

technique; technique (een) technisch (probleem)

technique, la de techniek

technologie, la de technologie

tee-shirt, le; les tee-shirts het T-shirt

teindre (stoffen) verven

teint, le de tint, de teint, de gelaatskleur

tel, telle, tels, telles zo, zodanig, dergelijk

télé, la de tv

télécommande, la de afstandsbediening

télédiffusion, la de televisie-uitzending,

de televisieomroep

télédistribution, la de kabeltelevisie

télégramme, le het telegram

télégraphier telegraferen

téléphone, le de telefoon

téléphoner; téléphoné telefoneren, getelefoneerd

téléphoniste, la de telefoniste

téléspectateur, le de televisiekijker

téléviseur, le het televisietoestel

télévision, la de televisie (programma)

tellement zo (mooi)

témoignage, le de getuigenis

témoigner (voor de rechtbank) getuigen

témoin, le de getuige

tempe, la de slaap (aan het hoofd)

tempérament, le het temperament

température, la de temperatuur

tempéré (een) gematigd (klimaat)

tempête, la de storm

temple, le de tempel

temporaire; temporaire tijdelijk (een tijdelijke betrekking)

temps, le; les temps de tijd

temps, le het weer

tenace; tenace halsstarrig (zijn)

ténacité, la de hardnekkigheid

tenailles f, les de tang (werktuig)

tendance, la de neiging

tendre; tendre (een touw) spannen

tendresse, la de tederheid

tendu (een) gespannen (draad)

ténèbres f, les de duisternis

Page 139: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

139

tenir (zijn hoed goed) vasthouden

tenir compte rekening houden (met)

tenir le coup standhouden, het uithouden,

het volhouden

tenir sa droite rechts houden (in het verkeer)

tentation, la de bekoring

tentative, la de poging

tente, la de tent

tenter pogen (iets te doen)

tenu gehouden (zijn aan een verplichting)

tenue, la de kledij (avondkledij)

terme, le de term

terminal, le; les terminaux de terminal

terminer; terminé beëindigen, afmaken, afwerken,

afgewerkt

terminus, le het eindpunt (autobus)

terne mat (een matte kleur)

terrain, le het terrein

terrain de camping, le; het kampeerterrein

les terrains de camping

terrasse, la het terras

terre, la de aarde (is rond)

terre, la de grond (de aarde)

terrestre; terrestre (het) aards (paradijs)

terreur, la het schrikbewind

terrible; terrible (een) verschrikkelijk (moment)

territoire, le het territorium

test, le de test

testament, le het testament

tête, la het hoofd

tête-à-tête, le het gesprek onder vier ogen

têtu koppig (zijn)

texte, le de tekst

textile, le de textiel

thé, le de thee

théâtral; théâtrale; théâtraux theatraal, toneelmatig, toneel-

théâtre, le het theater

théière, la de theepot

thème, le het thema

théorie, la de theorie

thèse, la de thesis

tibétain Tibetaans

ticket, le het ticket

tiède; tiède lauw (water)

tiens! wel wel! (verwondering)

tiers, le een derde (van de taart)

tiers; tierce (de) derdendaagse (koorts)

tiers; tierce (een) derde (persoon)

Tiers-Monde, le de Derde Wereld

tigre, le de tijger

tilleul, le de linde

timbre, le de postzegel

timbre-poste, le; les timbres-poste de postzegel

timide; timide verlegen (zijn)

timidité, la de verlegenheid

tirage, le de oplage

Page 140: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

140

tire-bouchon, le; les tire-bouchons de kurkentrekker

tire-fond, le de ringschroef, de slotschroef

tirelire, la de spaarpot

tirer (op de vijand) schieten

tirer (aan een touw) trekken

tirer au sort loten (door het lot laten beslissen)

tirer parti de gebruik maken van (een gelegenheid)

tirette, la de ritssluiting

tireur, le de schutter

tiroir, le de lade

tisser weven

tissu, le de stof (weefsel)

titre, le de titel

titre, le het effect (waardepapier)

toboggan, le de glijbaan

toi; (pron. pers.) jij

toi, (lave-)toi; (pron. pers.) (was) je

toi, (pour) toi; (pron. pers.) (voor) jou

toile, la het linnen

toilette, la de kleding

toilettes f, les het toilet (w.c.)

toi-même; (pron. pers.) jezelf

toit, le het dak

toiture, la de dakbedekking

tolérable; tolérable (een) toelaatbaar (feit)

tolérant verdraagzaam (zijn tegenover iemand)

tolérer (geen tegenspraak) dulden

tomate, la de tomaat

tombe, la het graf

tomber; tombant, tombé vallen, vallend, gevallen

tomber en panne pech hebben (met de wagen)

tomber mal niet goed uitkomen

tome, le het boekdeel

ton, le de toon

ton, ta, tes jouw

tonal; tonale; tonals tonaal

tondeuse à gazon, la de grasmaaier

tondre (het gras) maaien

tonneau, le; les tonneaux de ton (recipiënt)

tonner donderen (het dondert buiten)

tonnerre, le de donder

torchon, le de dweil

tordre (een nat laken) uitwringen

tordre verwringen

torrent, le de bergstroom

torride; torride verzengend (een verzengende hitte)

tort, le het ongelijk, de fout, de schuld

tortue, la de schildpad

torture, la de foltering

torturer martelen

tôt vroeg (aankomen)

total; totale; totaux totaal (het totale aantal)

total, le; des totaux het totaal

totalement volkomen, volledig, geheel

totalité, la de totaliteit

touche, la de toets (van een klavier)

Page 141: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

141

touche, la de toets, de stijl, het aspect

toucher aanraken

toucher verdienen

touffu dichtbegroeid, weelderig

toujours altijd

tour, la de toren

tourbillon, le de draaikolk

tourisme, le het toerisme

touriste, le de toerist

touristique; touristique (een) toeristisch (land)

tourment, le de kwelling

tourmenté gekweld (zijn door verdriet)

tourmenter kwellen

tournant, le de bocht

tournée, la de rondreis

tourner (zijn stoel) draaien

tourner; tourné (een film) maken, opnemen, filmen,

gefilmd

tourner dans un film in een film spelen

tournevis, le de schroevendraaier

tournoyer cirkelen (de vogels cirkelen rond

een huis)

tournure, la de wending (zinswending)

tour-opérateur, le de reisorganisator

tous, toutes; (pron. ind.) allen, allemaal

Toussaint, la Allerheiligen

tout (tegen) elke (prijs)

tout alles van (Mme de Sévigné gelezen

hebben)

tout (buiten) alle (verwachting)

tout (in) heel (Venetië)

tout één en al (oor zijn)

tout (de) gehele (bevolking)

tout (adv) heel (zacht) wenen

tout à coup plotseling (verdwijnen)

tout à fait helemaal (akkoord gaan met iets)

tout à l'heure straks

tout autre (een) heel ander (voorkomen)

tout bien considéré alles wel beschouwd

tout compte fait alles welbeschouwd

tout compte fait; (dét. ind.) alles welbeschouwd

tout de même toch, toch maar

tout de même (geef hem dan) toch (iets te drinken)

tout de suite (ik kom) dadelijk

tout droit rechtdoor (gaan)

tout le monde iedereen

toutefois echter (evenwel)

trace, la het spoor (in de sneeuw)

tracer (een lijn) trekken

tradition, la de traditie

traditionnel; traditionnelle (een) traditioneel (gerecht)

traduction, la de vertaling

traduire; traduit vertalen

trafic, le het verkeer (goederen)

trafiquant, le de sjacheraar

tragédie, la de tragedie

Page 142: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

142

tragique; tragique (een) tragisch (einde)

trahir verraden

trahison, la het verraad

train, le de trein

traîner slingeren, rondslingeren

traîner; traîné meeslepen, overal met zich meenemen,

meegesleept

traîner les pieds sloffen

traire melken

trait, le de trek (een karaktertrek)

trait d'union, le; les traits d'union het verbindingsstreepje

traité, le het verdrag

traitement, le de behandeling

traitement de texte, le de tekstverwerking

traiter de spreken over

traître, le de verrader

trajet, le het traject

tram, le de tram

tranche, la het plakje (kaas)

tranchée, la de geul

trancher (een touwtje) doorsnijden

tranchoir, le een hakmes

tranquille; tranquille rustig (zijn)

tranquillité, la de rust (van dit oord)

transaction, la de transactie

transcrire overschrijven

transférer; transféré overbrengen, verplaatsen, overgebracht

transformation, la de verandering (van een winkel)

transformer (een winkel) veranderen

transistor, le de transistor, de transistorradio

transition, la de overgang (tussenvorm)

transmettre (de macht) overdragen (aan iemand)

transmettre (een boodschap) overbrengen

transparaître doorschemeren

transparence, la de doorzichtigheid

transparent (een) doorzichtig (gordijn)

transplantation, la de transplantatie

transport, le het transport

transporter; transporté (producten) vervoeren, vervoerd

transports publics m, les het openbaar vervoer

transports en commun m, les het openbaar vervoer

trapu (een) gedrongen (man)

travail, le; les travaux het werk (doen)

travail saisonnier, le de seizoenarbeid

travailler; travaillé werken, gewerkt

travailleur, le de werker

travailleur; travailleuse ijverig

travailleur immigré, le de gastarbeider

travaux forcés m, les de dwangarbeid

travaux publics m, les de openbare werken

traversée, la de oversteek (van het Kanaal)

traverser; traversé (de straat) oversteken, overgestoken

trébucher struikelen

trèfle, le het klaverblad

trembler beven

trembloter licht trillen, flakkeren

Page 143: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

143

tremper doorweken (de regen heeft de grond

doorweekt)

tremplin, le de springplank (aan het zwembad)

trentaine, la het dertigtal

trente dertig

très heel, zeer

trésor, le de schat (juwelen)

tressaillir trillen

trêve, la het bestand (wapenstilstand)

triangle, le de driehoek

triangulaire; triangulaire (een) driehoekig (voorwerp)

tribu, la de volksstam

tribunal, le; les tribunaux de rechtbank

tribune, la de tribune

tricher vals spelen (bij een spel)

tricheur, le de valsspeler

tricot, le de trui

tricoter breien

trier (brieven) sorteren

trimestre, le het trimester

trinquer klinken (met een glas)

triomphe, le de zege

triompher triomferen

triple; triple (een) drievoudig (probleem)

triste; triste triest (zijn), droevig

tristesse, la de triestheid

trois drie

trompe, la de slurf (van een olifant)

tromper; trompé (iemand) bedriegen, bedrogen

trompette, la de trompet

trompeur; trompeuse (een) bedrieglijk (karakter)

tronc, le de stam (van een boom)

trop te (lui)

tropical; tropicale, tropicaux tropisch

trotter draven (het paard draaft)

trottoir, le het voetpad

trou, le; les trous het gat (in de muur)

troublant verwarrend (een verwarrende

gebeurtenis)

trouble, le de verwarring, de verstoring, de onrust

trouble; trouble troebel (water)

troubler troebel maken

trouer een gat maken (in iets)

troupe, la de troep (groep)

troupeau, le; les troupeaux de kudde (schapen)

trousseau, le; les trousseaux de bos (sleutels)

trouvaille, la de vondst (de gelukkige vondst)

trouver; trouvé vinden, gevonden

truelle, la de troffel

truite, la de forel

t-shirt, le; les t-shirts het T-shirt

tu; (pron. pers.) jij, je

tube, le de tube (zalf)

tuer; tué (iemand) doden, gedood

tuile, la de dakpan

tulipe, la de tulp

Page 144: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

144

tumeur, la het gezwel, de tumor

tunique, la de tuniek, de lange bloes

tunisien; tunisienne Tunesisch

tunnel, le de tunnel

turc; turque Turks

tuteur, le de voogd (van een minderjarige)

tutoyer tutoyeren

tuyau, le; les tuyaux de buis

tuyau d'écoulement, le de afvoerpijp

type, le het type

typique; typique (een) typisch (kenmerk)

tyran, le de tiran, de despoot, de onderdrukker

ultérieurement (een zaak) later (bespreken)

un rien een heel klein beetje

unanimité f, l' de eensgezindheid

uni effen, glad, vlak

unification f, l' de eenmaking (van Europa)

uniforme m, l' het uniform

uniformité f, l' de eenvormigheid, de eentonigheid

union f, l' de unie

unique; unique enig

uniquement enkel (te huur)

unir (twee personen) verenigen

unité f, l' de eenheid

unité monétaire f, l' de munteenheid

univers m, l' het heelal

universel; universelle (een) universeel (probleem)

université f, l' de universiteit

urbain stedelijk (de stedelijke bevolking)

urgence f, l' de urgentie, de noodzaak

urgent (een) dringend (geval)

usage m, l' het gebruik (uitwendig gebruik)

usé (een) versleten (mantel)

user (zijn kleren) verslijten

user de (zijn gezag) aanwenden

usine f, l' de fabriek

ustensile m, l' het gebruiksvoorwerp

usuel; usuelle (het is) gebruikelijk (dat...)

utile; utile nuttig (zijn)

utilisable; utilisable (een) bruikbaar (geschenk)

utilisation f, l' de aanwending (gebruik)

utiliser gebruiken

utilité f, l' de nuttigheid

vacances f, les de vakantie

vacancier, le de vakantieganger

vacant openstaand (een openstaande

betrekking)

vacarme, le het kabaal

vaccin, le het vaccin, de entstof

vaccination, la de vaccinatie, de inenting

vache, la de koe

vague; vague (een) vaag (voorgevoel)

vague, la de golf (op zee)

vague de chaleur, la de hittegolf

vaguement vaag, onduidelijk, in onduidelijke termen

vaincre overwinnen

Page 145: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

145

vainement tevergeefs

vainqueur, le de overwinnaar

vaisseau, le; les vaisseaux het schip

vaisselle, la het vaatwerk

valable; valable (een) geldig (motief)

valet, le de knecht (huisknecht)

valeur, la de waarde (van goud)

valider geldig verklaren

valise, la de koffer (reiskoffer)

vallée, la het dal

valoir; valu waard zijn

valoir la peine de moeite waard zijn

vanité, la de ijdelheid

vaniteux; vaniteuse; vaniteux ijdel (zijn)

vantard, le de opschepper (snoever)

va-nu-pieds, le de schooier (haveloos type)

vapeur, la de stoom (waterdamp)

vaporisateur, le de verstuiver, de spray

variable; variable veranderlijk (weer)

variation, la de variatie

varié (een) gevarieerd (menu)

varier variëren

variété, la de variëteit

varsovien; varsovienne Warschaus

vase, le de vaas

vaste; vaste (een) uitgestrekt (land)

vautour, le de gier

veau, le het kalfsvlees

veau, le; les veaux het kalf

vedette, la de ster (filmster)

végétal; végétale; végétaux plantaardig (voedsel)

végétarien, le; la végétarienne de vegetariër

végétation, la de plantengroei

véhicule, le het voertuig

véhicule blindé, le de pantserwagen

véhiculer; véhiculé gebruiken, gebruikt

veille, la de vorige dag

veiller waken, opblijven

veilleur de nuit, le; les veilleurs de nuit de nachtwaker

veinard, le de geluksvogel

veiné gevlamd

vélo, le de fiets

vélomoteur, le de bromfiets

velours, le het fluweel

vendange, la de wijnoogst

vendeur, le de verkoper

vendeuse, la de verkoopster

vendre; vendu verkopen, verkocht

vendredi vrijdag

vénéneux; vénéneuse; vénéneux giftig (een giftige paddestoel)

vénérable; vénérable eerbiedwaardig (een eerbiedwaardige

leeftijd)

vengeance, la de wraak

vengeur; vengeresse (de) wraak(actie)

venimeux; venimeuse; venimeux venijnig (zijn)

venir; venu komen, gekomen

Page 146: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

146

vent, le de wind

vente, la de verkoop

venue, la de komst

ver, le de worm

véranda, le de veranda

verbe, le het werkwoord

verdure, la het groen (loof)

verger, le de boomgaard

verglas, le de ijzel

vérifier verifiëren

véritable; véritable echt (leder)

vérité, la de waarheid

vermeil; vermeille bloedrood

vermine, la form: het ongedierte, inform: de schurk,

de boef

verni gevernist, gelakt

verre, le het glas (water)

verre à vin, le; les verres à vin het wijnglas

verre de contact, le; les verres de contact de contactlens

verrou, le; les verrous de grendel (voor de deur)

verrouiller (een deur) vergrendelen

vers naar, tegen, rond

versement, le de storting (van geld)

verser (thee) inschenken

version, la de versie

vert groen

vertu, la de deugd

veste, la het vest (van een kostuum)

vestiaire, le de vestiaire

vestibule, le het voorportaal (van een huis)

veston, le het colbert

vêtement, le het kledingstuk

vétéran, le de veteraan

vétérinaire, le de dierenarts

veuf, le de weduwnaar

veuve, la de weduwe

vexer (iemand) kwetsen (met beledigingen)

via via

viande, la het vlees (om te eten)

vibration, la de trilling (van een stem)

vice, le de ondeugd

vice-président, le; les vice-présidents de ondervoorzitter

victime, la het slachtoffer

victoire, la de overwinning

victorieux; victorieuse; victorieux (een) zegevierend (generaal)

vide; vide (een) leeg (glas)

vide, le de leegte

vidéo, la de videorecorder

vider (een doos) leegmaken

vie, la het leven

vieillard, le de oude man

vieillesse, la de ouderdom

vieillir; vieilli verouderen, verouderd

vierge, la de maagd

vieux; vieil, vieille, vieux oud (personen)

vif; vive (een) levendig (kind)

Page 147: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

147

vigilant (een) waakzaam (dier)

vigne, la de wijnstok

vilain gemeen (een gemene streek)

villa, la de villa

village, le het dorp

ville, la de stad

vin, le de wijn

vin mousseux, le de schuimwijn

vinaigre, le de azijn

vingt twintig

vingtaine, la het twintigtal

vingtième (de) twintigste (eeuw)

violence, la het geweld

violent (een) gewelddadig (karakter)

violer (de wet) verkrachten

violet; violette paars

violon, le de viool

violoniste, le de violist

vipère, la de adder

virage, le de bocht

virement, le de overschrijving (van geld)

virer (geld) overschrijven

virgule, la de komma

vis, la de schroef

visa, le het visum

visage, le het gezicht (gelaat)

viser (een doel) beogen

visibilité, la de zichtbaarheid

visible; visible (een) zichtbaar (voorwerp)

vision, la de visie

visite, la het bezoek

visiter; visité bezoeken, bezocht

visiteur, le de bezoeker

visseuse, la de elektrische schroevendraaier

vitalité, la de vitaliteit

vite vlug (lopen)

vitesse, la de snelheid

vitrail, le; les vitraux het glas-in-loodraam

vitre, la de ruit (raam)

vitré voorzien van glas, glazen

vivacité, la de levendigheid

vivant (een) levend (wezen)

vivre; vécu (gelukkige dagen) beleven, beleefd

vivre (in de stad) leven

vivres m, les de levensmiddelen

vocabulaire, le de woordenschat

vocation, la de roeping (voor een beroep)

voeu, le; les voeux de wens (mijn beste wensen)

voici ziehier

voie, la de weg (de openbare weg)

voie, la het spoor (spoor 7 in het station)

voie prioritaire, la de voorrangsweg

voilà ziedaar

voile, la het zeil (van een boot)

voilier, le de zeilboot

voir; vu zien

Page 148: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

148

voir au verso zie ommezijde

voisin, le; la voisine de buurman, de buurvrouw

voisin naburig

voisinage, le de buurt

voiture, la de wagen (auto)

voiture décapotable, la de cabriolet

voix, la; les voix de stem (van de zanger)

vol, le de diefstal

vol spatial, le de ruimtevlucht

volaille, la het gevogelte

volant, le het stuur (van een auto)

voler vliegen

voler; volé stelen, gestolen

volet, le het luik (aan het venster)

voleter fladderen (in de lucht)

voleur, le de dief

voleuse, la de dievegge

volontaire, le de vrijwilliger

volontairement vrijwillig (meegaan)

volonté, la de wil, de wens, het verlangen

volontiers! graag!

volume, le het volume

volumineux; volumineuse; volumineux (een) omvangrijk (pak)

volupté, la de wellust

vote, le de stemming (verkiezing)

voter; voté stemmen (voor een kandidaat), gestemd

vôtre; (pron. pos) (de / het) uwe

votre, vos; (dét. pos) uw, jullie

vouloir; voulu willen, gewild

vous; (pron. pers.) u

vous, (pour) vous (pron. pers.) (voor) jullie

vous, (vous) vous (lavez); (pron. réfléchi) (u wast) zich, u

voûte, la het gewelf

voûté gewelfd

voyage, le de reis

voyager reizen

voyageur, le de reiziger

voyant, le de helderziende

voyelle, la de klinker (van een woord)

voyeur, le de gluurder

vrai (het is) waar

vraiment werkelijk!

vraisemblable, vraisemblable (een) geloofwaardig (verhaal)

vu gezien (de omstandigheden)

vu que aangezien

vue, la het zicht (op de stad)

vulgaire; vulgaire (een) vulgair (gedrag)

vulnérable; vulnérable kwetsbaar (zijn)

wagon, le de wagon

wagon-lit, le de slaapwagen (van een trein)

Wallonie, la Wallonië

Watt, le; cent Watts de watt

Wavre m Waver

week-end, le het weekend

y; (pron. pers.) er

y; (pron. pers.) ervan, erin, erheen, erop, ertegen, eraan,

Page 149: Selor Taaltest - Woordenlijstsaltoonline.selor.be/Glossary/assets/pdf/glossaryNF.pdf · 2 abandon m, l' het verlaten (van zijn kinderen) abandonner achterlaten abat-jour m, l'; les

149

ermee in

yaourt, le de yoghurt

yeux m, les de ogen

yeux bridés, les de spleetogen

Zaïre, le Zaïre (Congo)

zèle, le de ijver

zéro nul

zeste, le de schil (van de sinaasappel en citroen)

zone, la de zone

zoning, le de industriezone

zoo, le de dierentuin