raadpleeg de volledige studie

56
Lokale financiën OCMW’s en politiezones 2014

Upload: truongbao

Post on 11-Jan-2017

229 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën

OCMW’s en politiezones

2014

Page 2: Raadpleeg de volledige studie

Inhoud

De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s

→ BBC-Meerjarenplan 2014-2019 8→ BBC: nieuwe definitie van financieel evenwicht 11→ Rekening 2007- 2012 13→ Balans 2012 14

De financiële situatie van de Waalse OCMW’s

→ Gewone uitgaven 19→ Gewone ontvangsten 24→ Nettolasten per functie 27→ De investeringen 28→ Saldi 30

De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s

→ Exploitatie-uitgaven 32→ Exploitatieontvangsten 36→ Nettokosten per functie 40→ Investeringen 40→ Begrotingssaldi en rekeningresultaten 42

De financiële situatie van de politiezones

→ Lokale politie 44→ Gewone ontvangsten 46→ Gewone uitgaven 49→ Schulden en investeringen 51→ Financiële toestand 53

Page 3: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | OCMW’s en politiezones | 2014

3

→De financiële analyse van de OCMW’s verschilt voor de drie gewesten van het land, omdat de Vlaamse, Waalse en Brusselse OCMW’s hun eigen boekhoudsysteem hebben. Het is dan ook niet eenvoudig om een vergelijking te maken van de reële financiële situatie, die schuilgaat achter totaalbedragen en geboekte saldi. Bovendien bepaalt elk OCMW binnen het regionaal kader in zekere mate de dienstverlening en de instellingen die het lokaal tot stand brengt en de middelen die daarvoor moeten worden ingezet. Om die verscheidenheid op gemeentelijk vlak te kunnen weergeven, zonder op individuele situaties in te gaan, heeft Belfius een sociaal-economische typologie van de gemeenten uitgewerkt. Die is vooral bedoeld om gemeenten met vergelijkbare sociaal-economische kenmerken onder te brengen in zo homogeen mogelijke categorieën en hiermee werkt Belfius een relevant nieuw referentiekader uit om de financiële situatie van gemeenten met elkaar te vergelijken en toe te lichten1. Ondanks dit referentie-kader en net omdat de situatie van elk OCMW verschilt, moet het resultaat echter voorzichtig worden geïnterpreteerd op lokaal niveau.De studie van de OCMW-financiën is gebaseerd op de beschikbare financiële gegevens van een aantal OCMW’s, waarbij de steekproef varieert van gewest tot gewest (tabel 1).

De opdracht van de OCMW’s …

Elke gemeente heeft een Openbaar Centrum Voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) met als wettelijke op-dracht het verlenen van maatschappelijke bijstand, om iedereen de kans op een menswaardig bestaan te geven2 (figuur 1).

Concreet moet het OCMW in het kader van zijn wettelijke opdracht het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) garanderen aan personen die niet over voldoende middelen beschikken en die beantwoorden aan diverse wettelijke criteria (nationaliteitsvoorwaarde, ontoerei­kende middelen enz.).

In het kader van dit RMI beschikt het OCMW over drie instrumenten: tewerkstelling, een leefloon en een indivi­dueel project voor maatschappelijke integratie. Zo heeft het OCMW de plicht om begeleiding te bieden bij het zoeken naar werk. Een individueel project voor maatschap­pelijke integratie is een partnership tussen de hulpvrager en het OCMW, dat streeft naar zijn integratie in de maat­schappij of in het beroepsleven. Als tewerkstelling niet mogelijk is, heeft de persoon in kwestie recht op een financiële tegemoetkoming, leefloon genaamd (LL).

1 De studie “Sociaal­economische typologie van de gemeenten” is beschikbaar op www.belfius.be/onzestudies.

2 Organieke wet van 8 juli 1976, art. 1 en 2.

Tabel 1 Samenstelling van de steekproeven - Begroting 2014

Vlaams Gewest* Waals Gewest Brussels Gewest

Aantal OCMW’s 308 160 19Bevolking vertegenwoordigd 100 % 76 % 100 %* Bron: ABB ­ Agentschap voor Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid.

Page 4: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | OCMW’s en politiezones | 2014

4

waarmee jongeren en ook minder jonge mensen hun problemen te boven kunnen komen, ongeacht of die nu van financiële, morele of andere aard zijn: psychosociale of educatieve begeleiding, administratieve begeleiding, aansluiten bij een verzekeringsinstelling ...

Naast die algemene wettelijke opdracht kunnen de OCMW’s ook facultatief alle sociale diensten verstrekken die zij noodzakelijk achten (bv. thuisdiensten voor ouderen of residentiële diensten).

Naast het RMI biedt het OCMW ook sociale bijstand (Recht op Maatschappelijke Hulp), die diverse vormen kan aannemen zoals financiële bijstand (onder meer steun die gelijk is aan het RMI), een baan of een tege­moetkoming in specifieke kosten (medische kosten, verblijfs kosten …).

De opdracht van het OCMW is ruimer dan het toekennen van financiële bijstand of iemand aan een baan helpen. Zo biedt het eveneens een hele reeks diensten aan

Figuur 1 Opdracht van het OCMW

Overige wettelijke maatschappelijke dienstverlening: psychosociale ondersteuning, informatie, opvang kandidaat vluchtelingen …

Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI)

Tewerkstellingsbeleid, sociale en beroeps­ inschakeling (personen aangeworven via een regeling Art. 60, Art. 61, activeringsplan, beroepsherinschakeling …)

Financiële steun (equivalent RMI) (buitenlanders met verblijfsvergunning niet-ingeschreven in bevolkingsregister)

Toekennen van een leefloon (aan Belgen, erkende vluchtelingen, buiten- landers ingeschreven in bevolkingsregister)

Aanvullende financiële steun en steun in natura (dringende medische hulp, verblijfskosten ….)

Individueel project van maatschappelijke integratie

Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH)

Facultatieve dienstverlening: thuisdiensten, opvang in woonzorgcentra, juridisch advies … Missie OCMW:

iedereen de kans bieden op een menswaardig bestaan

Page 5: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | OCMW’s en politiezones | 2014

5

Figuur 2 Evolutie van het aantal begunstigden van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) per gewest - 2008-2013

90 000

80 000

70 000

60 000

50 000

40 000

30 0002008 2009 2010 2011 2012 2013

BrusselVlaanderenWallonië

Tabel 2 Gemeentedotatie aan het OCMW (in EUR/inw.) per gewest

2014 (In EUR/inw.) Verschil 2013­2014 Verschil 2008­2014

Vlaanderen 149 8,2 % 4,7 %Wallonië 125 2,1 % 4,4 %Brussel 261 4,7 % 5,2 %Bron: Gemeentebegrotingen

… in een moeilijke sociaal-economische omgeving …

De activiteiten van de OCMW’s nemen even sterk toe als de kwetsbaarheid van de bevolking. Domeinen zoals sociale uitsluiting, armoede of vergrijzing weerspiegelen de behoeften waaraan de OCMW’s tegemoetkomen.

Volgens Eurostat, het Bureau voor de Statistiek van de Europese Unie, krijgen mensen met een armoederisico of een risico op sociale uitsluiting te maken met een van de volgende drie risico’s: het risico op monetaire armoede, een situatie van ernstige materiële deprivatie of leven in een gezin met een lage werkzaamheidsgraad. In 2013 kreeg in België 20,8 % van de bevolking (dat is één Belg op vijf) te maken met een van deze drie situaties3 waar­mee ze risico lopen op armoede of sociale uitsluiting.

Net als armoede weegt ook de vergrijzing van de bevol­king in toenemende mate op de OCMW’s, vooral op het aanbod van diensten die tegemoet kunnen komen aan de noden van personen die afhankelijk worden (thuisdiensten, residentiële diensten). Op financieel vlak komt dat voor een OCMW tot uiting in hogere infrastructuur­, personeels­ en werkingskosten.

… wat tot uiting komt in een steeds groter aantal RMI-begunstigden en een steeds hogere gemeentedotatie …

De OCMW’s zien hun uitgaven voor het leefloon elk jaar toenemen. Sinds het begin van de economische en financiële crisis van 2008 is het aantal leefloners voort­durend gestegen in Wallonië en Brussel. In Vlaanderen is het aantal lichtjes gedaald tussen 2011 en 2012 en daarna weer beginnen stijgen in 2013 (figuur 2).

De gedeeltelijke terugbetaling van dit soort van uitgaven door de federale overheid zorgt voor toenemende druk op het tekort van de OCMW’s, dat moet worden bijgepast door de gemeentedotatie.

Die dotatie vormt een niet onaanzienlijk aandeel van het gemeentebudget (tussen 10 % en 15 % afhankelijk van het type gemeente), een aandeel dat steeds verder toe­neemt.

Sinds de economische en financiële crisis van 2008 is die gemeentedotatie immers structureel fors gestegen (van 4,4 % tot 5,2 % gemiddeld per jaar, afhankelijk van het gewest), dat is sneller dan de evolutie van alle gemeente­ uitgaven samen (tabel 2).

In 2014 geeft de dotatie aan het OCMW een steeds groter verschil in stijging te zien, afhankelijk van het gewest: minder uitgesproken in Wallonië, gestaag in Brussel en fors in Vlaanderen. In dat laatste geval is dat vooral toe te schrijven aan een uitzonderlijke factor (als gevolg van de overstap van de OCMW’s naar de beleids­ en beheers­cyclus (BBC)).

3 Daarnaast heerst er monetaire armoede in 15 % van de Belgische gezinnen, lijdt 5,1 % van de bevolking onder ernstige materiële achterstand en woont 14 % van mensen jonger dan 60 jaar in een gezin met een lage werkzaamheids­graad.

Bron: POD Maatschappelijke integratie, www.mi-is.be

Page 6: Raadpleeg de volledige studie

6

Lokale financiën | OCMW’s en politiezones | 2014

Tabel 3 Gemeentetoelage aan het OCMW (in EUR/inw.) afhankelijk van het bevolkingsaantal – Gemeentebegroting 2014 – Totaal van het land

Dotatie aan het OCMW

< 10.000 inw. 10110 000 – 30 000 inw. 122

30 000 – 100 000 inw. 167Meer dan 100 000 inw. 249

Totaal 155

dat ze onder hun personeelsleden meer contractuele dan vastbenoemde werknemers tellen, waardoor het optrek­ken van de bijdragevoet in de meeste gevallen een relatief beperkte impact zal hebben op de pensioenbijdragen. De OCMW’s zullen echter hun personeelsuitgaven zien oplopen door de hogere responsabiliseringscoëfficiënt

De verarming komt onder meer tot uiting door het groter aantal begunstigden van het leefloon, dat door de over­heid wordt terugbetaald ten belope van 69 % in het Waals Gewest en van 77 % in het Brussels Gewest, en daarom dus de oorzaak vormt van een financieel tekort. De maatregelen voor het uitsluiten van langdurig werklozen en de degressiviteit van de werkloosheids-uitkeringen dreigen het aantal rechthebbenden op het leefloon te doen stijgen.

Sinds 1 juli 2014 werden als gevolg van de zesde staats­hervorming tal van bevoegdheden, onder meer inzake de gezondheidszorg en de arbeidsmarkt, overgeheveld van het federale niveau naar de gemeenschappen en de gewesten. De lijst van de overgehevelde bevoegdheden bevat zo de financiering van de rvt, alsook de begeleidingsmaat­regelen van de begunstigden van het leefloon (artikelen 60 en 61, clusterplan, startbaanovereenkomst enz.). Op dit ogenblik doen die bevoegdheidsoverdrachten nog altijd heel wat vragen rijzen, onder meer op het vlak van de begroting (bedrag, inhoud, berekeningsmethode).

De maatregelen voor de sanering van de begroting die werden goedgekeurd in het kader van het budgettair stabiliteitspact gelden voor alle lokale bevoegdheids­niveaus en blijken dan ook duidelijk uit de begroting 2014: in het Brussels en het Waals Gewest dalen de investe­ringsbudgetten van de OCMW’s met respectievelijk 12 % en 9 % in vergelijking met 2013. In Vlaanderen is de daling van de OCMW­investeringen nog meer uitgesproken de jaren daarna (jaarlijkse daling met 19 % tussen 2014 en 2019).

Het niveau van de gemeentetoelage aan het OCMW hangt in steeds toenemende mate af van het bevolkings­aantal en van de verstedelijkingsgraad (tabel 3).

… door een reeks uitdagingen met toenemende financiële druk.

De gemeenten en de OCMW’s zijn de overheidsorganen die het dichtst bij de burger staan. Via een breed spectrum van diensten staan ze als het ware op de eerste rij om de maatschappelijke implicaties van het vergrijzings­probleem aan te pakken. Ze moeten in eerste instantie een antwoord bieden op de vergrijzing door een beleid te voeren dat het sociale weefsel verstevigt, het huisvestings­ en mobiliteitsprobleem aanpakt en een waaier van sociale diensten en verzorgingsinstellingen aanbiedt. Daaren­boven zien de OCMW’s de komende bestuursperiode ook hun bijdragevoet voor de pensioenbijdrage systematisch verhogen door de hervorming van het pensioenstelsel voor statutaire personeelsleden van de lokale overheid. OCMW’s kennen doorgaans echter de bijzondere situatie

Page 7: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

7

De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s

De belangrijkste tendensen die de Vlaamse OCMW’s optekenen in hun meerjarenplan 2014-2019 en rekeningen 2012:

Net zoals in 2013 bij de aanvang van de nieuwe bestuursperiode, staat er nog steeds een rem op de toename van de OCMW­budgetten; het meerjarenplan toont een jaarlijkse groei met 1,7 % voor de uitgaven en 1,8 % voor de ontvangsten;

Tijdens de vorige bestuursperiode ging het nog om een toename van meer dan 5 % per jaar. De zwaarste budgetingreep gebeurt in 2014, bij de overgang naar de Beleids­ en Beheerscyclus (verder als BBC afgekort) en met het opstellen van het eerste meerjarenplan

In de budgetten 2014 nemen de specifieke kosten voor de sociale dienst sterk af om de jaren erna weer lichtjes op te bouwen (1,2 % jaarlijkse groei).

De personeelskosten behouden in 2014 en de jaren erna de grootste groeimarge (2 % per jaar). De gemeentelijke bijdrage neemt in 2014 opnieuw toe, nadat de voorbereiding voor de BBC in 2013

een eenmalige correctie met zich meebracht met een status­quo tot gevolg. Deze bijdrage zal volgens het meerjarenplan gematigd blijven aangroeien (1,9 % per jaar).

De beleidsvelden woonzorgcentra en sociale bijstand zijn de grootste uitgavenposten van de exploitatie. De investeringen bouwen tijdens de komende bestuursperiode fors af na een start op hetzelfde

budgetniveau als in 2013. Het exploitatiesaldo is positief op de budgetten. Het budgettair resultaat blijkt negatief in 2014

(­13 EUR per inwoner) maar mondt uit in een sluitend gecumuleerd budget dankzij het opgebouwde resultaat van de vorige boekjaren.

De BBC legt nieuwe criteria voor evenwicht vast: zowel het resultaat op kasbasis als de autofinancie­ringsmarge zijn licht positief in 2014.

Het effect van de crisis dat de OCMW’s in 2010 ondervonden blijkt in de rekeningen 2012 gemilderd. De specifieke kosten voor de sociale dienst kennen geen toename meer. Toch loopt het werkings­tekort nog lichtjes verder op in 2012.

De balansen 2012 tonen een gezonde financiële structuur met schulden die 42,1 % innemen van het balanstotaal en met een behoorlijke liquiditeit die elk jaar verbetert.

De OCMW’s voeren mee de strijd tegen het armoederisico. Door de activering van steunvragers daalde het aantal RMI­begunstigden in Vlaanderen in 2011 en 2012, na een crisispiek in 2010. Sinds 2013 neemt het aantal RMI­begunstigden opnieuw toe.

Page 8: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

8

1. BBC-Meerjarenplan 2014-2019

Uit de analyse van de eerste financiële cijfers BBC blijkt dat net zoals bij de gemeenten volgende elementen spelen:

• De aanbeveling om realistischer te budgetteren.• De OCMW’s houden de evolutie van de exploitatie­uit­

gaven in de mate van het mogelijke onder controle.• Het evenwichtscriterium van de autofinancierings­

marge vergt dat de exploitatie voldoende financieel draagvlak genereert om de kosten van leningen te dragen.

Getemperde evolutie van de exploitatiebudgettenDe getemperde evolutie van exploitatie­uitgaven en ­ontvangsten die de OCMW’s plannen voor de huidige bestuursperiode staat in schril contrast met de evolutie in hun budgetten 2007­2012 (tabellen 1 en 2).

Al bij het begin van de bestuursperiode in 2013 consta­teerden we dat de OCMW’s een eerder voorzichtige raming opgaven voor de toename van exploitatie­uitgaven en ­ontvangsten terwijl bij de budgetopmaak tijdens de (crisis)jaren van de voorbije bestuursperiode de budget­ten makkelijk met jaarlijks 5 % verruimd werden. De meerjarenplannen 2014­2019 bevestigen dat de uitgaven ook na 2013 getemperd zullen evolueren en met gemiddeld minder dan 1,7 % per jaar zullen toenemen. De ontvang­sten evolueren iets sterker met gemiddeld 1,8 % per jaar. OCMW’s proberen hierbij vooral de personeelskosten on­der controle te houden (met 2 % jaarlijkse groei) maar ook de werkingskosten en de specifieke kosten sociale dienst (1,2 % jaarlijkse groei). Deze drie posten maken samen meer dan 90 % uit van een doorsnee OCMW­exploitatie­budget.

Vergelijking van de budgetten 2014 met die van 2013 toont aan dat de zwaarste budgetingreep in 2014 ge­beurt, bij de overgang naar de BBC en bij het opstellen van het eerste meerjarenplan. Ook voor 2015 ligt de groei van de exploitatie­uitgaven en ­ontvangsten nog aan banden met slechts 1,1 % voor de uitgaven en 1,3 % voor de ontvangsten. De jaren daarna klimmen de stijgings­percentages richting 2 %.

Aan de ontvangstenkant van de exploitatie wordt de groei eveneens getemperd ten opzichte van de vorige bestuursperiode maar mikken de OCMW’s nog het meest op de toename van de ontvangsten uit eigen werking (+2,3 % per jaar). De bijdragen van de federale en regionale overheid onder de vorm van werkingssubsidies groeien elk jaar met 0,9 % of 1,1 % aan, met de laagste groeinoteringen in 2015. Het gemeentefonds daaren­

Steekproef en bronnen

Sinds 2014 passen alle Vlaamse OCMW’s een nieuwe beleids­ en rappor­teringscyclus toe (BBC). Onze studie analyseert de eerste cijferreeksen voor ontvangsten, uitgaven en resultaten zoals die uit het meerjarenplan 2014­2019 blijken. De cijfers die de basis vormen voor onze analyse komen voornamelijk uit de databank van het Vlaamse Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB), de budgetcijfers 2013 komen uit de Belfius­ databank.

• Voor het meerjarenplan 2014­2019 werken we met een volledige steekproef van 308 OCMW’s (cijfers beschikbaar op de website van ABB).

• Detailcijfers voor het budget 2014 stelden we samen op basis van een steekproef van 287 OCMW’s (in totaal 96,3 % van de bevolking), waaronder alle OCMW’s van centrumsteden (V14 – V15).

• Door de budgetcijfers 2013 van 196 OCMW’s naast die van 2014 te plaatsen, konden we de evolutie in 2014 nagaan (constante steek­proef die 73,9 % van de bevolking vertegenwoordigt).

Door de algemene overstap naar BBC in 2014 en het verschil in boek­houdkundige registratie met de NOB die tot 2013 van toepassing was, konden slechts enkele belangrijke budgetposten worden vergeleken voor beide jaren 2013­2014.

Voor de rekeningen hanteerden we twee constante steekproeven om cijfers te vergelijken: de evolutiereeks 2007­2012 bevat 169 OCMW’s (met alle centrumsteden behalve het grootste Vlaamse OCMW – Antwerpen). Die van 2011­2012 bevat de cijfers van 278 OCMW’s en vertegenwoordigt daarmee 82,7 % van de Vlaamse bevolking.

Tabel 1 Evolutie van de exploitatie-uitgaven – Budget 2013-2014 en BBC-meerjarenplan 2014-2019

BBC 2014 Jaarlijkse evolutie

EUR / inwoner Aandeel

Budget 2013* ­2014

Gemiddelde tijdens

bestuurs­periode

2007­2012

BBC Meer­jarenplan

2014­2019

Werking 84 16,2 % 1,2 %Personeel* 323 62,4 % -1,1 % 5,3 % 2,0 %Specifieke kosten sociale dienst 84 16,2 % -9,0 % 3,0 % 1,2 %

Leefloon 37 44,1 % 1,3 %Steun in speciën 13 15,1 % 1,1 %Steun in natura (wet 1965) 34 40,8 % 1,0 %

Toegestane werkings-subsidies 13 2,5 % 1,3 %

Financiële uitgaven** 14 2,7 % -Exploitatie-uitgaven 517 100,0 % 5,0 % 1,7 %

* Budget 2013: steekproef van 196 OCMW’s, waarvan 65 piloten BBC.** Bevat in BBC niet langer kapitaalaflossingen van leningen.

Page 9: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

9

tegen levert de OCMW ‘s een constante jaarlijkse toename van 3,1 % en zorgt in 2014 voor 4,2 % van de totale exploitatie­ontvangsten. Ook de gemeentelijke bijdrage voor het OCMW blijft toenemen na een eenmalige status­quo in 2013.

De gemeentelijke bijdrage fluctueertDe gemeentelijke bijdrage maakt in de BBC boekhoud­kundig gezien opnieuw deel uit van het OCMW­ont­vangstenbudget. Deze bijdrage levert in 2014 27,1 % van de exploitatieontvangsten en financiert gemiddeld 20,5 % van de exploitatie­ en investeringsuitgaven van een OCMW samen. De meerjarenplannen geven aan dat de gemeentelijke bijdrage zal evolueren van gemiddeld 144 EUR in 2014 naar 158 EUR in 2019, wat in vergelij­king met de vorige bestuursperiode een matige toename is van 1,9 % per jaar. Volgens de meerjarenplannen zal dit groeicijfer lichtjes fluctueren van jaar tot jaar (grafiek 2).

De hogere toelage die de gemeenten in 2014 toeken­nen voor sociale bijstand compenseert ruimschoots de correctie die in 2013 plaatsvond als voorbereiding op de algemene BBC­opstart. De gemiddelde bijdrage bleef in 2013 met 127 EUR per inwoner immers op het niveau van 2012.

Omdat de gemeentelijke bijdrage het tekort dekt van het OCMW, verschilt het individuele bedrag per OCMW vrij sterk. Door hun overwicht in de totaalcijfers drukken de OCMW’s van de Vlaamse centrumsteden zwaar hun stempel op het bedrag van de gemiddelde gemeentelijke bijdrage. Landelijke gemeenten doen immers een kleinere bijdrage dan centrumgemeenten (grafiek 3).

Specifieke kosten sociale dienstDe kosten voor leefloon wegen het zwaarste door binnen de specifieke kosten sociale dienst (44,1 %), gevolgd door de steun in natura volgens de wet van 1965 en de steun in speciën. De leefloonkosten komen voor minder dan de helft ten laste van het OCMW zelf (tabel 1). Deze uitkeringen worden volgens hun categorie gefinancierd met specifieke werkingssubsidies vanwege de federale overheid. In verhouding keren de OCMW’s van de cen­trumgemeenten de meeste leeflonen uit (64,1 %).

De specifieke werkingssubsidies komen van het federale en Vlaamse overheidsniveau naargelang van hun be­voegdheidsdomein. Ze financieren de OCMW’s die lokale en autonome uitvoerder zijn van het federale of regionale beleid terzake. Grafiek 4 geeft de volgorde weer van de belangrijkste beleidsvelden die worden gesubsidieerd, met sociale bijstand en woonzorgcentra op kop.

Tabel 2 Evolutie van de exploitatie-ontvangsten – Budget 2013-2014 en BBC-meerjarenplan 2014-2019

BBC 2014 Jaarlijkse evolutie

EUR / inwoner Aandeel

Gemiddelde tijdens

bestuurs–periode

2007­2012

BBC Meer­jarenplan

2014­2019

Ontvangsten uit werking 173 32,6 % 5,9 % 2,3 %Werkingssubsidies (Fondsen en toelagen) 294 55,4 % 4,5 % 1,7 %

Gemeentefonds 22 4,2 % 3,1 %Gemeentelijke bijdrage 144 27,1 % 4,3 % 1,9 %Algemene werkingssubsidies 15 2,8 % 0,9 %Specifieke werkingssubsidies 113 21,3 % 1,1 %

Recuperatie kosten sociale dienst 22 4,1 % 0,3 % -Overige exploitatieontvangsten 37 6,9 % 1,3 %Financiële opbrengsten* 5 1,0 % - Exploitatie-ontvangsten 530 100,0 % 5,3 %* 1,8 %

* Cijfers uit schema NOB, dus zonder gemeentelijke bijdrage.

Grafiek 3 De gemeentelijke bijdrage per cluster (in EUR/inw.) – Budget 2014

250

200

150

100

50

0Woon­

gemeentenLandelijke

gemeentenConcentratie

econ. activiteiten

Agglo ­meratie ­

gemeenten

Centrum­gemeenten

Toeristische gemeenten

Gemiddelde

114 101118 126

195160

144

Grafiek 2 Evolutie van de gemeentelijke bijdrage (in EUR/inwoner) – Meerjarenplan 2014-2019

2,5 %

3,0 % 160

2,0 %

1,5 %

1,0 %

0,5 %

0,0 % 135

145

150

155

2014 2015 2016 2017 2018 2019

144146

1,3 %2,2 %

1,9 %

1,8 %

2,6 %

149 152

154158

140

Page 10: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

10

Grafiek 4 Spreiding van de specifieke werkingssubsidies over de beleidsvelden - Budget 2014

6,1 % 6,7 % 6,7 % 11,8 % 14,7 % 38,8 %

Woon­ en zorgcentraAlgemene overdrachten tussen de verschillende bestuurlijke niveaus Sociale bijstand

Kinderopvang GezinshulpActivering van tewerkstellingPoetsdienst

Overige beleidsvelden Lokale opvanginitiatieven voor asielzoekers

Integratie van personen met vreemde herkomst1,1 %

7,0 % 3,4 % 3,7 %

Tabel 3 Exploitatie: overzicht van de grootste uitgavenposten per beleidsveld (in EUR/inw.)

Code Beleidsveld Uitgaven Netto­uitgavenBV0953 Woon­ en zorgcentra 165 13BV0900 Sociale bijstand 108 44BV0982 Ziekenhuizen 32 0BV0119 Overige algemene diensten 31 25BV0904 Activering van tewerkstelling 29 12BV0948 Poetsdienst 23 7BV0943 Gezinshulp 15 3BV0110 Secretariaat 15 13BV0040 Transacties in verband met de openbare schuld 13 13BV0112 Personeelsdienst en vorming 12 10BV0945 Kinderopvang 9 1BV0111 Fiscale en financiële diensten 9 4BV0903 Lokale opvanginitiatieven voor asielzoekers 9 0BV0951 Dienstencentra 8 4BV0959 Overige verrichtingen betreffende ouderen 6 3BV0952 Assistentiewoningen 5 ­4BV0100 Politieke organen 5 5BV0946 Thuisbezorgde maaltijden 5 0BV0909 Overige verrichtingen inzake sociaal beleid 4 3BV0930 Sociale huisvesting 4 0BV0949 Overige gezinshulp 3 2BV0190 Overig algemeen bestuur 3 2BV0550 Werkgelegenheid 3 0

Belangrijkste beleidsvelden van de exploitatieOok in de lijst belangrijkste beleidsvelden van de ex­ploitatie­uitgaven prijken woonzorgcentra en sociale bijstand op kopt (tabel 3). Ze blijven ruim voor de andere beleidsvelden die aangeven hoe groot de waaier van diensten is die een OCMW zoal aanbiedt. Samen bepa­len woonzorgcentra en sociale bijstand de helft van de OCMW­uitgaven voor exploitatie. Door de ontvangsten die de woonzorgcentra genereren blijft er minder netto ten laste van het OCMW. De beleidsvelden die het sterkst wegen in nettobedragen zijn de sociale bijstand en de algemene diensten.

Exploitatiesaldo is positiefHet exploitatiesaldo BBC is positief en bedraagt 13 EUR per inwoner in 2014, of 2,4 % van de exploitatie­ontvangsten. In tegenstelling tot de vroegere OCMW­boekhouding behoort de gemeentelijke bijdrage wel tot de exploitatie­ontvangsten en omvatten de exploitatie­uitgaven volgens BBC geen aflossingen van leningen meer. Daarom kan het exploitatiesaldo niet worden vergeleken met het vroegere exploitatiesaldo dat zowel leninglasten als kapitaalaflos­singen bij de uitgaven noteerde. Volgens het meerjaren­plan 2014­2019 evolueert het exploitatiesaldo verder positief en bouwt het op met 5,5 % per jaar tot 16 EUR per inwoner in 2019. Meer dan 80 % van de Vlaamse OCMW’s noteert een positief exploitatiesaldo in 2014.

Neergaande lijn in het investeringsbudgetIn tegenstelling tot de geremde evolutie van het exploi­tatiebudget volgens het meerjarenplan kent het investe­ringsbudget wel een groot verloop (grafiek 5). Opvallend is de neergaande lijn van jaarlijkse investeringsvolumes in plaats van de eerder onregelmatige cyclus in het verle­den. Het investeringsvolume start in 2014 met 580 mil­joen EUR en bouwt al snel af tot 191 miljoen EUR in 2017. De investeringsinspanning bedraagt aanvankelijk nog 90 EUR per inwoner in 2014 – wat hetzelfde niveau is als in 2013 – maar loopt terug tot 30 EUR per inwoner in 2017 (tabel 4). Als dus aanvankelijk 17,5 % wordt geïnvesteerd in verhouding tot het exploitatiebudget, zal dat maar 6 % meer zijn in 2017. Net als voor de gemeente is het alsof een inverse investeringscyclus zich aandient doordat de Vlaamse besturen aan het begin van de bestuursperiode hun financiële reserves aanwenden voor investeringen en tegelijk ook plannen om leningen aan te gaan.

Deze stelselmatige afname van de investeringsuitgaven met jaarlijks 27,4 % tot 2019 kan voor een stuk worden genuanceerd door de overgang naar BBC omdat die een nieuw kader uittekent met nieuwe evenwichtscriteria. De zesjarige horizon van het eerste meerjarenplan noopt de OCMW’s tot voorzichtige ramingen en vooruitkijken.

Page 11: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

11

Hoe financieren OCMW’s hun werking en investeringen?Nieuw met de BBC is dat leningen niet meer rechtstreeks worden aangegaan om investeringen te dragen, maar fungeren als algemene financiering om de thesaurietoe­stand in evenwicht te houden. Ze vormen dan ook slechts een van de vele bronnen waaruit besturen putten om hun beleid te bekostigen (grafiek 6). In 2014 dekken de OCMW’s hun exploitatie­ en investeringsuitgaven voor­namelijk met de gemeentelijke bijdrage, op te nemen leningen en leasings, specifieke werkingssubsidies en overige werkingsopbrengsten. Verkoop van MVA dekt slechts voor 2,3 % de uitgaven, investeringssubsidies hebben een zelfde aandeel. Leningen en leasings vullen voor 16,2 % de middelen aan om uitgaven mee te financieren.

2. BBC: nieuwe definitie van financieel evenwicht

Meerdere evenwichtscriteriaBeslissingen die in de loop van de bestuursperiode worden genomen hebben financiële impact op de lange termijn. De beleids­ en beheerscyclus legt daarom een dubbel financieel evenwicht op. Niet alleen toetst de nieuwe financiële rapportering over het lokale OCMW­beleid het financieel evenwicht voor het lopende jaar, het bekijkt ook de financiële draagkracht op lange termijn.

• Het resultaat op kasbasis moet elk jaar minstens nul zijn of positief.

• De autofinancieringsmarge moet op het einde van het meerjarenplan minstens nul zijn of positief.

• Voor de OCMW’s moet daarbij de som van de auto­financieringsmarge over de jaren van het meerjaren­plan minstens nul zijn of positief.

De OCMW­meerjarenplannen 2014­2019 beantwoorden aan deze criteria. De toezichthoudende overheid legt deze criteria immers op als voorwaarde voor goedkeuring.

Jaarlijks resultaat op kasbasisIn BBC worden alle uitgaven en ontvangsten opgeteld: zowel die van het exploitatiebudget, dat het zwaarste

Tabel 4 Investeringsinspanning 2014

Type gemeente Woon­gemeenten

Landelijke gemeenten

Concentratie econ. activiteit

Agglomeratie­gemeenten

Centrum­ gemeenten

Kust­gemeenten Gemiddelde

Investeringsbudget / Exploitatie­uitgaven (in %) 9,6 % 27,1 % 21,8 % 20,8 % 16,0 % 26,1 % 17,5 %

Investeringsuitgaven (EUR per inwoner) 35 97 100 103 115 125 90

Grafiek 5 Evolutie van de investeringsuitgaven (in miljoen EUR) – Meerjarenplan 2014-2019

500

600

700

400

300

200

100

02014 2015 2016 2017 2018 2019

580

405

320

191126 117

Grafiek 6 Financiering van exploitatie en investeringen – Budget 2014

Schenkingen 0,1 %

Overige ontvangsten 3,6 %

Op te nemen leningen en leasings 16,2 %

Investeringssubsidies en ­schenkingen 2,3 %

Verkoop van materiële vaste activa (MVA)

2,3 %

Overige ontvangsten uit werking 29,8 %

Gemeentefonds 3,2 %

Specifieke werkings­subsidies 16,1 %Recuperatie kosten sociale dienst OCMW 3,1 %Financiële ontvangsten 0,8 %

Gemeentelijke bijdrage 20,5 %

Overige algemene werkingssubsidies 2,1 %

gewicht heeft (75 %), als van het investeringsbudget en de financiering. Ze vormen het jaarlijks budgettair resul­taat (tabel 5).

• In 2014 slagen meer dan 80 % van de OCMW’s erin om via hogere ontvangstengroei en tragere uitgaven­groei een overschot op te tekenen voor de exploitatie (13 EUR per inwoner).

Page 12: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

12

Tabel 6 Autofinancieringsmarge (in EUR/inw.) - Meerjarenplan 2014-2019

2014 2015 2016 2017 2018 2019

I Financieel draagvlak 22 24 26 26 26 27 Exploitatie­ontvangsten 530 537 548 558 569 579 Exploitatie­uitgaven zonder nettokosten schulden 508 513 522 532 542 552

II Netto periodieke leningsuitgaven 22 22 24 23 23 23 Netto­aflossingen van schulden 10 10 11 11 11 11 Nettokosten van schulden 12 12 12 12 12 12

Autofinancieringsmarge 1 2 2 3 3 4

Tabel 5 Staat van het financiële evenwicht (BBC) (in EUR/inw.) – Budget 2014

I Exploitatiebudget 13 A. Uitgaven 517 B. Ontvangsten 530

II Investeringsbudget -59 A. Uitgaven 90 B. Ontvangsten 32

III Andere 33 A. Uitgaven 93 B. Ontvangsten 126

IV Budgettaire resultaat boekjaar (I+II+III) -13 A. Uitgaven 688 B. Ontvangsten 701V Gecum. budg. resultaat vorig boekjaar  n.b.

VI Gecumuleerde resultaat (IV+V)  n.b.VII Bestemde gelden  n.b.

VIII Resultaat op kasbasis  n.b.

Grafiek 7 Evolutie van de saldi – Meerjarenplan 2014-2019

­200

­100

0

100

200

300

­300

­400

­5002014 2015 2016 2017 2018 2019

Exploitatiesaldo Saldo andere verrichtingen

Saldo investeringsverrichtingen Budgettair resultaat boekjaar

• Het investeringssaldo is negatief (­59 EUR per inwo­ner) en wordt niet volledig gecompenseerd door het financieringssaldo (33 EUR per inwoner). Dit wijst erop dat OCMW’s hun reserves aanwenden om geplande investeringen te financieren.

• Het budgettair resultaat 2014 blijkt negatief (­13 EUR per inwoner) maar mondt uit in een sluitend gecumu­leerd budget dankzij het opgebouwde resultaat van de vorige boekjaren (niet beschikbaar). Een deel van het overschot krijgt een bestemming voor verder ge­bruik en mag niet meer worden meegerekend voor het finale beschikbare resultaat op kasbasis, dat verplicht in evenwicht is.

• De bestemde gelden gaan in 2014 voor de helft naar de spaarreserves voor toekomstige investeringsplannen.

Het resultaat op kasbasis steunt dus op het jaarlijks bud­gettair resultaat en het gecumuleerde overschot van de voorbije jaren dat nog geen specifieke bestemming kreeg. Op basis van de cijfers uit het meerjarenplan evo­lueert dit budgettair resultaat van zwaar negatief in 2014 naar een licht positief saldo in 2018. Naarmate de overschotten van vroeger slinken of een bestemming krijgen, zal het budgettair resultaat meer en meer als maatstaf dienen voor de richting waarin de OCMW’s hun financiële evenwichtssituatie sturen.

Dat het budgettair resultaat in 2018 positief wordt vol­gens het meerjarenplan (grafiek 7) is te danken aan het strak in de hand houden van de exploitatie en het bud­getteren van afnemende investeringen naarmate de overschotten voor zelffinanciering wegsmelten.

Autofinancieringsmarge Voortaan is de autofinancieringsmarge het evenwichts­criterium voor het structurele evenwicht (grafiek 8). Ze vergelijkt het financieel draagvlak met de leninglasten (kapitaalaflossing + interest) (tabel 6). Tegen 2019, het einde van de legis latuur plus één jaar, moet de autofinancie ringsmarge minstens nul zijn of positief. Voor OCMW’s moet ook de som van deze marges voor de jaren van het meerjarenplan minstens nul zijn.

Page 13: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

13

Grafiek 8 Evolutie van de autofinancieringsmarge (in miljoen EUR) – Meerjarenplan 2014-2019

125

150

175

200

100

75

50

25

02014 2015 2016 2017 2018 2019

Autofinancieringsmarge Netto periodieke leningslasten

Financieel draagvlak

Tabel 7 Kosten en opbrengsten (in EUR/inw.) voor OCMW’s met en zonder WZC - Rekening 2012

Gemiddelde Met WZC Zonder WZCAantal OCMW's 278 161 117Bevolkingsspreiding 100 %  74 % 26 %

Totale kosten (6064/66) 515 600 271Verstrekte diensten (60) 89 102 53Sociale dienst (608) 71 79 49Leveringen en diensten (61) 85 102 39Bezoldigingen e.a. (62) 298 346 160Overige kosten 43 50 19

Totale opbrengsten (7074/76) 398 472 187Werkingsopbrengsten (70) 196 242 64Andere werkingsopbrengsten (74) 159 176 110Overige opbrengsten 43 54 13

Saldo -117 -128 -84

Beide criteria meten de duurzaamheid van het financieel beleid en zijn een strengere toets dan het resultaat op kasbasis. Ze tellen alleen de kasstromen uit het exploita­tiebudget mee en niet de doorgaans positieve saldi van vorige jaren. Ze gaan na of op het einde van het meer­jarenplan de exploitatieontvangsten de uitgaven voor leningen kunnen dekken. De exploitatie moet immers vol­doende draagvlak genereren om de kosten van leningen te dragen. De marge die overblijft kan nog verder dienen om investeringen te financieren. De autofinancierings­marge is reeds lichtjes positief in 2014 (3,4 % van het financieel draagvlak of 1 EUR per inwoner) en verstevigt de volgende jaren (tabel 6). In 2014 heeft zo’n 30 % van de OCMW’s een negatieve autofinancieringsmarge (71 OCMW’s op een steekproef van 240). In de loop van de volgende jaren bouwt dit percentage stelselmatig af (21 % in 2015, 14 % in 2016, … ).

3. Rekening 2007- 2012

In 2012 groeien de uitgaven op de rekeningen aan met 5,6 % en de ontvangsten nog iets sneller, met 6,2 %. Toch neemt het werkingstekort van de OCMW’s lichtjes verder toe met 3,2 % van 112 tot 117 EUR per inwoner (tabel 7). Tijdens de voorbije bestuursperiode 2007­2012 noteer­den de OCMW’s een continue toename van hun totale werkingsmiddelen en ­uitgaven met gemiddeld 5 % tot 6 % per jaar. De impact van de crisis tekende zich vooral sterk af in de periode 2009­2011. Dit effect blijkt in de rekeningen 2012 gemilderd. De specifieke kosten voor de sociale dienst kennen immers geen toename meer, ze stabiliseren, terwijl hun gemiddelde jaarlijkse groei over de periode 2007­2012 3,6 % bedroeg. Vooral de personeelskosten, die 57,4 % vertegenwoordigen van de totale kosten, drukken met hun continue toename van de uitgaven omhoog. De OCMW’s zagen hun personeelskos­ten tijdens de laatste bestuursperiode jaarlijks gemiddeld met 6,2 % aangroeien.

De omvang van het budget staat in verhouding tot de omvang van het dienstenaanbod en de mate waarin daar een beroep op wordt gedaan. Zo noteren OCMW’s met belangrijke voorzieningen zoals een woonzorgcentrum (WZC) een globaal hoger kostenniveau (tabel 7). Voor OCMW’s met een WZC ligt het kostenplaatje gemiddeld op 600 EUR per inwoner. De OCMW’s zonder WZC note­ren minder dan de helft aan uitgaven, met gemiddeld 271 EUR per inwoner.

Page 14: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

14

Tabel 8 Schuldratio’s - Balans 2012

Type gemeente Woon­gemeenten

Landelijke gemeenten

Concentratie econ. activiteit

Agglomeratie­gemeenten

Centrum­ gemeenten

Kust­gemeenten Gemiddelde

Totale schuld / Totale activa (in %) 42,8 % 40,1 % 49,3 % 51,6 % 38,2 % 37,1 % 42,2 %Totale schuld (in EUR per inwoner) 261 272 437 478 498 299 389

Totale schuld / Totale werkings­opbrengsten 1,79 2,01 2,24 1,99 2 1,86 1,99

Tabel 9 Liquiditeitsratio’s - Balans 2012

Type gemeente Woon­gemeenten

Landelijke gemeenten

Concentratie econ. activiteit

Agglomeratie­gemeenten

Centrum­ gemeenten

Kustge­meenten Gemiddelde

Current ratio 1,51 2,52 1,78 2,02 1,53 1,13 1,74Acid test 2,16 3,09 1,71 1,73 1,69 2,66 1,94Inningstermijn van de werkings­vorderingen (dagen) 76 84 72 81 73 57 76

Grafiek 9 Belangrijkste balansrubrieken (in EUR per inwoner en in % van het balanstotaal) – Balans 2012

Terreinen en gebouwen

383 EUR – 41,6 %

Vlottende activa 292 EUR – 31,7 % Overige vaste

activa 123 EUR – 13,4 %

Leasing en soort­gelijke rechten 78 EUR – 8,5 %

Vaste activa in aanbouw en voor­uitbetaling 45 EUR – 4,9 %

Passief

Schulden op ten hoogste één jaar

98 EUR – 10,7 %

Schulden op meer dan één jaar

288 EUR – 31,4 %

Voorzieningen voor risico’s en kosten

24 EUR – 2,6 %

Eigen vermogen 509 EUR – 55,3 %

Actief

4. Balans 2012

De balans drukt het vermogen uit zowel in vaste en vlot­tende activa als in passiva of middelen (eigen vermogen en schulden). Belangrijke nuance bij de lokale overheden is dat het eigen vermogen grotendeels een restwaarde vormt en geen startkapitaal zoals in een bedrijfsbalans.

Evolutie en balansstructuur 2012Het balanstotaal van de Vlaamse OCMW’s groeide in 2012 met 8,7 % en weerspiegelt zo onder meer de in­vesteringen in vaste activa. De schulden namen toe met 4,8 %. Voor de steekproef van 278 OCMW’s gaat het om een balanstotaal van 4 871,2 miljoen EUR of 921 EUR per inwoner. OCMW’s met WZC hebben een zwaardere balans dan gemiddeld, 1 090 EUR per inwoner, tegenover 441 EUR per inwoner voor OCMW’s zonder WZC.

De vaste activa vormen de belangrijkste rubriek in ver­houding tot de totale activa (68,3 %). Terreinen en ge­bouwen zijn goed voor gemiddeld 41,6 % van de balans en geleasde activa voor 8,5 %. De vaste activa in aan­bouw halen een aandeel van 4,9 %. De vlottende activa vormen de rest van het actief (31,7 %) (grafiek 9).

Op het passief vertegenwoordigt het eigen vermogen 55,3 % van het balanstotaal. De voorzieningen voor risi­co’s en kosten zijn van ondergeschikt belang en zien hun aandeel terugvallen tot 2,6 %. Ze bestaan voor gemid­deld 84,2 % uit voorzieningen voor pensioenen en soort­gelijke verplichtingen. Gemiddeld 5,3 % van het passief wordt opgebouwd door de gemeentelijke bijdrage in de werking en aflossingen van het OCMW.

Page 15: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Vlaamse OCMW’s | 2014

15

De schulden vormen 42,1 % van het balanstotaal en we­gen daarmee zwaarder dan de jaren ervoor. Ze bestaan grotendeels uit schulden op meer dan één jaar, goed voor 31,4 % van het passief. De financiële schulden vormen hiervan de hoofdmoot met gemiddeld 89,1 %. Die be­staan op hun beurt voornamelijk uit schulden bij krediet­instellingen en in mindere mate uit leasingschulden.

Schuldratio’s en liquiditeitRatio’s helpen de schuldgraad inschatten om te weten hoe financieel solide de Vlaamse OCMW’s op lange termijn zijn. In verhouding tot het totale actief neemt de totale schuld in 2012 gemiddeld 42,2 % in (tabel 8), wat iets hoger is dan in 2011. De schuldratio’s liggen doorgaans het hoogst voor de OCMW’s van agglomeratiegemeenten en van gemeenten met een concentratie van economische activiteit.

Ook de gemiddelde schuld per inwoner geeft een heel uiteenlopend beeld naargelang van de clustergroep. On­danks de nieuwe toename blijft 389 EUR per inwoner (tegenover 347 EUR het jaar ervoor) een zeer redelijk gemiddeld bedrag. Ter vergelijking: de Vlaamse gemeen­ten noteerden in 2012 een gemiddelde schuld van 1 293 EUR per inwoner. Gemeenten en OCMW’s realiseren als

lokale spelers samen nagenoeg de helft van alle over­heidsinvesteringen in het land. Een laatste ratio meet de verhouding tussen de schuld en de werkingsopbreng­sten. Om de schulden af te lossen zijn voor alle clusters theoretisch gezien de werkingsopbrengsten van twee jaar nodig.

De liquiditeitsratio’s bepalen de capaciteit van OCMW’s om het hoofd te bieden aan hun kortetermijnverbintenissen (tabel 9). In essentie meten ze of de gefactureerde vorde­ringen volstaan om de schulden op korte termijn te betalen. De current ratio van de Vlaamse OCMW’s stabiliseert in 2012 op 1,74, wat betekent dat de kortlopende schulden die de OCMW’s hebben aangegaan, kunnen worden gedekt door de liquide middelen beschikbaar op het actief. De acid test meet de liquiditeit nog strikter door de minder liquide elementen te elimineren en scoort nog beter met gemiddeld 1,94. De liquiditeit valt hiermee voor de meeste clustergroepen wat terug ten opzichte van het jaar ervoor (2,31), behalve voor de OCMW’s van landelijke gemeenten.

De inningstermijn van de werkingsvorderingen vervol­ledigt de analyse van de liquide middelen. Een vordering telt gemiddeld 76 dagen vooraleer betaald te worden.

Page 16: Raadpleeg de volledige studie
Page 17: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

17

De financiële situatie van de Waalse OCMW’s

Voornaamste trends in de rekeningen 2013 en budgetten 2014 van de Waalse OCMW’s:

Terwijl de totale gewone uitgaven in beperkte mate stijgen (+0,9 %) zowel bij de gerealiseerde cijfers (rekeningen 2013) als in de begrotingsvooruitzichten voor 2014, kennen de gewone ontvangsten lichtjes sterkere groeicijfers, nl. met 2,5 % en 1,5 %.

De personeelsuitgaven, die het leeuwendeel van de totale kosten voor hun rekening nemen (47 %), stijgen met 1,1 % volgens de begroting 2014. Die beperkte stijging van de personeelskosten is het resultaat van diverse elementen, zoals het herstructureren van diensten, het uitbesteden van rust­huizen (rh) en rust­ en verzorgingstehuizen (rvt) en het niet vervangen van personeel.

Ondanks de aanhoudende stijging van het uitgekeerde leefloon (+5,7 % in de rekeningen 2013 en +4,4 % voorzien in de budgetten 2014), geven de overdrachten als tweede grootste uitgavenbron, een negatieve evolutie te zien in de rekeningen 2013 (­3,5 %). Die kostendaling is een gevolg van het lager aantal asielaanvragen dat werd opgetekend in 2013.

De gemeentelijke dotatie – de belangrijkste financieringsbron van de OCMW’s – is gestegen met respectievelijk 5 % in 2013 en 3,3 % in de budgetten 2014.

Het uitgekeerde leefloon, dat maar gedeeltelijk wordt terugbetaald door de hogere overheid (69 %), in combinatie met de toename van het aantal begunstigden, maakt dat de tekorten van de OCMW’s nog groter worden.

In de voorbije drie jaar zijn de investeringen netto achteruitgegaan, namelijk in totaal met 19 %. Het grootste deel van de investeringen gaat naar de activiteit rusthuizen en rvt (58 % in de budgetten 2014).

Het budgetsaldo voor het eigen dienstjaar bedraagt in de rekeningen 2013 ­7 EUR per inwoner. In het budget 2014 wordt het budgetsaldo geraamd op ­8 EUR per inwoner. We stellen dus vast dat de groei van de uitgaven onder controle is: 0,9 %, en 1,1 % voor de personeelsuitgaven. Niettemin, ondanks deze elementen en een stijging van de gemeentelijke bijdrage met 3,3 % in de budgetten 2014, neemt het negatief budgetsaldo voor het eigen dienstjaar toe met 1 EUR per inwoner.

Page 18: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

18

Niet inbegrepen in de studie: 24 % ●

Steekproef van het WG:76 % ●   ● Woongemeenten: 12 %

● Landelijke gemeenten: 4 %

Grote steden:26 % ●  

  ● Halfstedelijkegemeenten of

agglomeratiegemeenten:10 %

  ● Centrumgemeenten,grote steden niet meegerekend: 14 %

  ● Gemeenten meteen concentratie van

economische activiteiten:10 %

Grafiek 1 Steekproef per categorie van gemeenten (in % van de bevolking van het Waals Gewest) – Budget 2014

Antwoordpercentage Steekproef per categorie van gemeente

Steekproef

Zoals elk jaar werd deze studie uitgevoerd in samen­werking met de Federatie van de Waalse OCMW’s. Zij is gebaseerd op de elektronische financiële staten van de OCMW’s, ook wel SIC­bestanden genoemd1. De analyse slaat in hoofdzaak op het initieel budget van de jaren 2014 en 2013 en ook op de rekeningen over 2012 en 2013.

160 OCMW’s op 2532 hebben hun budgetten 2014 en 2013 overgemaakt, ze vertegenwoordigen bijna 76 % van de Waalse bevolking. 138 OCMW’s stelden hun rekeningen 2013 en 2012 ter beschikking, dat is iets meer dan 70 % van de Waalse regio. Die parti­cipatiegraad verschilt evenwel van de categorie waartoe de gemeente behoort. Zo zijn de 9 grootste OCMW’s van het Waalse Gewest volledig verte­genwoordigd in deze studie (een responsgraad van

100 %), tegen een antwoordpercentage van maar 47 % voor OCMW’s van landelijke gemeenten, waardoor hun representativiteit in de steekproef beperkt blijft tot 4 % (grafiek 1).

Binnen de steekproef beschikken 693 OCMW’s over op zijn minst één rusthuis (rh) of rust­ en verzorgings­tehuis (rvt).

De analyse slaat enkel op de verkregen steekproef. Dankzij de hoge representativiteit kunnen wij op basis van de studie de voornaamste krachtijnen af­leiden uit de financiële staten van de OCMW’s. Net omdat de situatie van elk OCMW verschilt, moet het resultaat echter voorzichtig worden geïnterpreteerd op lokaal niveau.

1 De “SIC”­bestanden (“Synthèse des Informations Comptables”) worden aangemaakt door de software eComptes, die door DG05 ter beschikking wordt ge­steld van de OCMW’s.

2 Zonder de gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap.3 Steekproef berekend op basis van het budget 2014.

Page 19: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

19

Grafiek 2 Gewone uitgaven per categorie van gemeenten (in EUR/inw.) - Eigen dienstjaar – Budget 2014

750

900

600

450

300

150

0Woon­

gemeentenLandelijke

gemeentenGemeenten

met een con­centratie van economische activiteiten

Halfstedelijke gemeenten of agglomeratie­

gemeenten

Centrum­gemeenten, grote steden

niet mee­gerekend

Grote steden

315 354

462521 539

775

Tabel 1 Evolutie van de gewone uitgaven per inwoner – Eigen dienstjaar - Budget 2014 en rekening 2013

Rekening BudgetNiveau

(In EUR/inw.) Groei Niveau (In EUR/inw.) Groei

2013 2012­2013 2014 2013­2014

Personeel 259 3,7 % 262 1,1 %Werking 49 1,2 % 53 -0,6 %Overdrachten 220 -3,5 % 229 0,5 %Toekenning van het leefloon 129 5,7 % 128 4,4 %Van de overheid terugvorderbare sociale bijstand 26 ­17,4 % 29 ­12,7 %

Sociale bijstand door tewerkstelling 30 3,0 % 32 1,3 %Sociale bijstand huur en huurlasten (water, gas, elektr., verwarming) 8 ­6,2 % 11 ­0,9 %

Sociale bijstand in contanten, in natura, voorschotten op prestaties 9 ­12,4 % 12 ­4,5 %

Sociale bijstand terugb. verblijfskosten 3 ­0,5 % 3 ­1,0 %Sociale bijstand terugb. hospitalisatie­, geneesm. en farmaceutische kosten 2 ­13,0 % 3 ­7,7 %

Oninbare vastgestelde rechten 5 ­62,0 % 3 1,9 %Andere overdrachtuitgaven 7 ­2,0 % 9 5,3 %

Schulden 15 13,5 % 18 8,7 %Overboekingen voor werkingsuit-gaven 2 156,4 % 0 -19,2 %

Totale gewone uitgaven (eigen dienstjaar) 544 0,9 % 562 0,9 %

1. Gewone uitgaven

Volgens het budget 2014 laten de 160 OCMW’s gemid­deld een bedrag voor de gewone uitgaven voor het eigen dienstjaar zien van 562 EUR per inwoner (tabel 1).

Dat bedrag kan sterk variëren afhankelijk van het profiel van de gemeente. Zo noteren de OCMW’s van de woongemeenten4 in 2014 een budget van 315 EUR per inwoner, terwijl dat van de 9 grote steden5 van het Waalse Gewest uitkomt op gemiddeld 775 EUR per inwoner (grafiek 2).

Naast het feit dat elk OCMW verschillende diensten ver­strekt, kunnen de verschillen in kosten tussen de diverse types OCMW’s onderling in hoofdzaak worden verklaard door het bedrag van de overdrachtuitgaven en in het bijzonder door de toekenning van een leefloon. Terwijl de overdrachtuitgaven bijna 30 % vertegenwoordigen van de totale uitgaven in de woongemeenten, vertegen­woordigen zij bijna 50 % van de kosten van de OCMW’s in de grote steden (grafiek 3).

De beperkte groei van de gewone uitgaven tussen 2012 en 2013 (+0,9 %) wordt aangehouden in het budget 2014, dat uitgaat van een vergelijkbare toename als in het budget van het jaar daarvoor. Die lage stijgingspercentages staan in schril contrast met die van de voorbije jaren, toen ze geregeld schommelden rond de 2 tot 4 %.

Terwijl het totaalbedrag van de gewone uitgaven bijna even sterk stijgt in de rekeningen als in de budgetten, blijkt uit een analyse volgens de economische verde­ling van de uitgaven dat er sprake is van uiteenlopende trends per soort van uitgaven (zie tabel 1).

In de begrotingsprognoses stippen we aan dat er gepro­beerd wordt de uitgaven onder controle te houden, onge­acht de oorsprong ervan (personeels­ of overdrachtuit­gaven), maar in de rekeningen is de gematigde evolutie van de gewone uitgaven in hoofdzaak het resultaat van minder overdrachten (voornamelijk de uitgaven voor diverse vormen van sociale bijstand).

In deze studie gaan wij meer in detail in op elke rubriek.

4 D.w.z. de gemeenten met een hoger dan gemiddeld regionaal inkomen en een lage centralisatiegraad.

5 D.w.z. de steden met meer dan 50 000 inwoners.

Page 20: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

20

Grafiek 4 Structuur van de gewone uitgaven – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Toekenning van het leefloon 23 %

Werking 9 %

Van de overheid terugvorderbare

sociale bijstand 5 %

Personeelskosten 47 %

Overige overdrachtuitgaven en functionele overboekingen 7 %

Sociale bijstand door tewerkstelling 6 %

Schulden 3 %

Grafiek 3 Soorten gewone uitgaven per categorie van gemeenten – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Woon­gemeenten

Landelijke gemeenten

Gemeenten met een con­centratie van economische activiteiten

Halfstedelijke gemeenten of agglomeratie­

gemeenten

Centrum­gemeenten, grote steden

niet mee­gerekend

Grote steden

50 %

80 %

40 %

70 %

100 %

30 %

60 %

90 %

20 %

10 %

0 %

Personeel WerkingSchuld

OverdrachtenOverboekingen

54 %

14 %

30 %

2 % 3 % 3 % 3 % 4 % 3 %0 % 0 % 0 % 0 % 0 % 0 %

37 %

12 %

48 % 50 %

12 %

35 % 39 %

11 %

48 %55 %

12 %

30 % 49 %

7 %41 %

6 Volgens de RSZPPO is het aantal werknemers van de Waalse OCMW’s geëvolu­eerd van 27 311 eind 2012 tot 27 088 op 30 juni 2013. We kunnen veronder­stellen dat die trend zich heeft doorgezet in de loop van het jaar 2014.

PersoneelsuitgavenMet 262 EUR per inwoner op het budget 2014 vormen de personeelskosten de grootste rubriek van de gewone uitgaven voor het eigen dienstjaar (47 %), het leefloon de tweede (23 %), terwijl de werkingsuitgaven op de derde plaats volgen (9 %) (grafiek 4).

Op basis van het budget 2014 bestaat 97 % van de perso­neelskosten uit de volgende vier hoofdrubrieken (tabel 2):

• de lonen van het personeel van de OCMW’s (73 %). Wat we niet terugvinden in deze rubriek, zijn de uit­keringen die worden toegekend aan begunstigden van het leefloon aangeworven met een arbeidsovereen­komst volgens artikel 60 van de organieke wet op de OCMW’s. Die lonen worden geboekt bij de overdrachten;

• de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (bijna 15 %). Ze omvatten de werkgeversbijdragen voor de RSZPPO voor alle personeelsleden, alsook de werkgeversbijdragen voor de pensioenen voor het niet­vastbenoemde personeel;

• de kosten voor sociale uitkeringen (5 %);• de werkgeversbijdragen voor de pensioenen voor het

vastbenoemde personeel (4 %).

De overige personeelskosten zijn in hoofdzaak de bijdra­gen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, alsook verplaatsingskosten of andere vergoedingen.

Achter de beperkte stijging met 1,1 % van de personeels­kosten in het budget gaan grote verschillen schuil tussen de OCMW’s onderling. Zo laten 39 OCMW’s – 24 % van onze steekproef – een daling optekenen van de perso­neelskosten in absolute cijfers. Die lagere personeels­kosten zijn hoofdzakelijk het gevolg van de herstructu­rering van bepaalde diensten, het uitbesteden van de rusthuisactiviteit of het niet vervangen van personeel6. De rest van onze steekproef – namelijk 76 % – laat een stijging van de personeelskosten optekenen met 2,8 %. In vergelijking met de drie voorgaande jaren met groei­percentages van 4 %, blijft deze stijging met minder dan 3 % gematigd.

De richtlijnen die door het CRAC werden meegedeeld voor de OCMW’s met een beheersplan (naleven van het aanwervingsplan, beperking van de personeelsuitgaven tot de loonindexering enz.) alsook de inflatievooruit­zichten van het Federaal Planbureau (met een inflatie

Page 21: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

21

Tabel 2 Uitsplitsing van de personeelsuitgaven – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Aandeel in de totale personeels­

kosten (Budget 2014)

Evolutie Budget 2013­2014

Personeelslonen 73 % 0,8 %Werkgeversbijdragen sociale zekerheid 15 % 1,2 %Kosten voor sociale uitkeringen 5 % 2,2 %Werkgeversbijdragen voor de pensioenen (vastbenoemd personeel) 4 % 10,4 %

Andere 3 % ­4,8 %

Totale personeelskosten 100 % 1,1 %

Grafiek 5 Voornaamste componenten van de werkingsuitgaven – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Administratieve kosten voor post, telefoon en

telegraaf 5 %

Andere 14 %

Huur en huurlasten 4 %

Belastingen ten laste van het OCMW 1 %

Kosten voor het beheer en de werking van de informatica 4 %

Verzekeringskosten 3 %

Erelonen, andere externe vergoedingen 7 %

Overigewerkingskosten 38 %

Aankopen voor directe consumptie 12 %

Prestaties van derden en verhuring 13 %

Voedingsmiddelen22 %

Energiekosten (elektr., gas, water, verwarming) 15 %

7 Voor meer details verwijzen wij naar fiche nr. 9 “De pensioenen van de lokale ambtenaren” van het dossier “Financiële uitdagingen voor de gemeentelijke bestuursperiode (2013­2018)” op www.belfius.be/onzestudies (Lokale financiën > Financiële uitdagingen).

geraamd op 1 % bij het opstellen van de budgetten 2014) liggen zeker aan de basis van deze meer gecontroleerde evolutie van de personeelskosten.

Ook noteren wij een stijging met 10 % van de pensioen­bijdragen van de werkgevers voor het vastbenoemd personeel, een rechtstreeks gevolg van de pensioen­hervorming voor het statutair personeel door de toepassing van de wet van 24 oktober 20117.

WerkingsuitgavenDe werkingsuitgaven bedragen 53 EUR per inwoner op het budget 2014, dat is ongeveer een vijfde van de personeelskosten. De voornaamste componenten van de werkingskosten zijn in volgorde van belangrijkheid en op basis van het budget 2014: voedingsmiddelen (22 %), kosten voor energie (elektriciteit, verwarming, gas, water) (15 %), prestaties van derden en verhuring (13 %), alsook de aankopen voor directe consumptie en directe voort­verkoop (12%). De overige werkingskosten omvatten: uitgaven zoals erelonen, huurgeld, administratieve kosten enz. (grafiek 5).

Page 22: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

22

OverdrachtuitgavenDe overdrachtuitgaven omvatten in hoofdzaak de steun die het OCMW toekent aan personen met financiële pro­blemen. Die steun kan diverse vormen aannemen: sociale bijstand in de vorm van cash geld, in natura maar ook in de vorm van begeleiding op het vlak van de sociale en de beroepsherinschakeling.

De overdrachtuitgaven vertegenwoordigen bijna 41 % van de gewone uitgaven en komen uit op 229 EUR per inwoner. Zij vormen na de personeelskosten de tweede grootste uitgavenpost van de OCMW’s.

Meer dan de helft van de overdrachtuitgaven heeft betrekking op het leefloon. De bij de overheid terug­vorderbare sociale bijstand en de sociale bijstand door tewerkstelling vertegenwoordigen 27 % van de over­drachtuitgaven (grafiek 6).

De bij de overheid terugvorderbare sociale bijstand is de bijstand die kan rekenen op een overheidstegemoet­koming in het kader van de wet van 2 april 1965 in verband met de tenlasteneming van de steun verleend door de OCMW’s. Zij slaat in hoofdzaak op de sociale bijstand die wordt verleend aan kandidaat­vluchtelingen (equivalent leefloon).

De sociale bijstand door tewerkstelling omvat onder meer de lonen van personen die werken onder het stelsel van art. 60 van de organieke wet op de OCMW’s en de financiële tegemoetkomingen van het OCMW in het kader van samenwerkingsovereenkomsten.

Op het budget 2014 geven die overdrachtuitgaven een gemiddelde stijging te zien van 0,5 % in vergelijking met

In vergelijking met het budget 2013 dalen de totale werkings kosten met 0,6 %, een gevolg van de begrotings­inspanning die gevraagd werd aan elk OCMW, het herstructureren van OCMW­diensten, het uitbesteden van bepaalde rvt’s maar ook van een daling van de werkings kosten voor de opvang van asielzoekers (onder meer huurkosten). (tabel 3).

In overeenstemming met wat werd toegestaan aan de OCMW’s met een beheersplan, vormden de energie­ uitgaven de voornaamste rubriek die gespaard mocht blijven van budgettaire beperkingen. Die laatste geven een stijging te zien met 3,2 % op het budget 2014 in vergelijking met het initieel budget van het jaar ervoor, een stijging die flink wat hoger ligt dan bij de andere rubrieken en hoger is dan de inflatie. Deze kosten zouden bovendien flink overschat kunnen zijn gelet op de gunstige weersomstandigheden in 2014.

Tabel 3 Uitsplitsing en evolutie van de personeelsuitgaven – Eigen dienstjaar –Budget 2014

Aandeel in de totale personeels­

kosten (Budget 2014)

Evolutie Budget

2013­2014

Voedingsmiddelen 22 % 1,4 %Energiekosten (elekt, gas, water, verwarming) 15 % 3,2 %Prestaties van derden en verhuring 13 % 2,0 %Aankopen voor directe consumptie 12 % ­2,8 %Andere 37 % ­3,4 %

Totale werkingskosten 100 % -0,6 %

Sociale bijstanddoor tewerkstelling:14 % ●

Van de overheidterugvorderbare sociale bijstand:

  ● 13 % 

Andereoverdrachtuitgaven:

  ● 17 %

  ● Andereoverdrachtuitgaven: 4 %

Oninbarevastgestelde rechten:

  ● 1 %

Sociale bijstand huur enhuurlasten (water, elektr.): 5 % ●  

Sociale bijstand terugb.verblijfskosten: 1 % ●  

● Sociale bijstand in contanten,in natura, voorschotten op prestaties: 5 %

Leefloon: 56 % ● ● Sociale bijstand

terugb. hospitalisatie-,geneesm. en farmaceutische

kosten: 1 %

Grafiek 6 Uitsplitsing van de overdrachtuitgaven – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Page 23: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

23

het initieel budget van het jaar ervoor. Toch varieert die lichte toename afhankelijk van het soort van overdracht.

Zo blijven het leefloon en de bijstand door tewerkstelling stijgen (respectievelijk met 4,4 % en 1,3 % in de bud­getten 2014) en neemt de bij de Staat terugvorderbare sociale bijstand af (­12,7 %). In het algemeen nemen de andere soorten sociale bijstand eveneens af met een percentage dat schommelt tussen ­1 % en ­7,7 % (zie tabel 1).

De uitgaven voor het leefloon – die voortdurend toe­nemen – kunnen in verband worden gebracht met de invloed van de financiële en economische crisis op de evolutie van het aantal begunstigden (zie grafiek 7 ). Bovendien vormt het toenemend aantal gestrafte werk­lozen8 eveneens een verklaring voor de verwachte stijging van de uitgaven voor het leefloon.

Het deel dat gaat naar sociale bijstand door tewerk­stelling neemt toe zowel in de budgetten als in de reke­ningen, wat eveneens wijst op het belang dat de OCMW’s hechten aan het activeren van de personen die bijstand ontvangen.

De daling van de bij de overheid terugvorderbare bijstand volgt de dalende trend van het aantal asielaanvragen. Volgens het jaarverslag van 2013 van het Federaal Migratie Centrum is die terug val met 25 % het resultaat van een migratie beleid dat het indienen van onontvan­kelijke aanvragen wil ontmoedigen. Ontradende maat­regelen zijn onder meer de lijst van veilige herkomstlanden, de versnelde beslissings procedures en ontradings­campagnes.

Die diverse trends vinden we eveneens terug in de rekeningen 2012­2013.

Financiële lastenDe financiële lasten, die in het budget 2014 uitkomen op 18 EUR per inwoner, bestaan in hoofdzaak uit rentelasten en kosten voor de aflossing van leningen (grafiek 8). Zij vertegenwoordigen 3 % van de totale gewone uitgaven van de OCMW’s uit de steekproef, een verhouding die constant is gebleven in vergelijking met vorig jaar. De stijging met 13 % van de rentelasten volgens de rekeningen 2013 heeft rechtstreeks te maken met de uitstaande schuld, die tussen 2012 en 2013 is toegenomen met meer dan 10 %.

Grafiek 7 Evolutie van het aantal aantal begunstigden RMI per gewest – 2008-2013

80 000

90 000

70 000

60 000

50 000

40 000

30 000

20 000

Brussel Vlaanderen Wallonië

2008 2009 2010 2011 2012 2013

Grafiek 8 Voornaamste componenten van de financiële lasten – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Kapitaalaflossing van leningen 59 %

Financiële lasten voor leningen 36 %

Overige fin. lasten en terugbetalingen 5 %

8 De gestrafte personen vertegenwoordigen +/­ 11 % van de klanten van de OCMW’s. Tussen 2012 en 2013 is hun aantal gestegen met 17,4 %. Bron: OCMW­federaties Service insertion précarité.

Page 24: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

24

Tabel 4 Evolutie van de gewone ontvangsten per inwoner voor het eigen dienstjaar  – Rekening 2013 en budget 2014

Rekening BudgetNiveau

(In EUR/inw.) Groei Niveau (In EUR/inw.) Groei

2013 2012­2013 2014 2013­2014

Prestaties 77 2,6 % 79 0,5 %Overdrachten 459 2,6 % 472 1,4 %Gemeentetoelage 128 5,0 % 130 3,3 %Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn 19 2,5 % 19 2,9 %

Terugvordering leefloon bij de hogere overheid 109 6,8 % 110 4,4 %

Terugv. sociale bijstand bij de overheid (wet 2 april 1965) 33 ­18,5 % 37 ­13,5 %

Werkingstoelagen ontvangen van de hogere overheid 60 1,8 % 61 0,3 %

Werkingstoelagen ontvangen van de andere overheden 67 4,2 % 68 2,9 %

Bijdragen in de loonlasten van het gedetacheerd personeel 14 3,1 % 15 4,5 %

Andere 29 5,6 % 33 1,1 %

Financiële opbrengsten 1 -27,8 % 1 -2,8 %Overboekingen voor werkings-uitgaven 0 4,5 % 2 177,6 %

Totaal gewone ontvangsten eigen dienstjaar 537 2,5 % 554 1,5 %

Overdrachten: 85,2 % ●

Financiële ● opbrengsten: 0,2 %

Overboekingenvoor werkingsuitgaven:0,3 % ●

Prestaties:14,3 % ●

Terugv. sociale bijstandbij de overheid

  ● (wet 2 april 1965): 7 %

Werkingstoelagen   ● ontvangen van de

andere overheden: 12 %Bijdragen in de

● loonlasten van hetgedetacheerd personeel: 3 %

Terugvordering leefloonbij de hogere overheid: 20 % ●  

Gemeentetoelage:23 % ●  

Bijzonder Fondsvoor MaatschappelijkWelzijn: 4 % ●    

● Andere: 6 %

● Werkingstoelagenontvangen van

de hogere overheid: 11 %

Grafiek 9 Uitsplitsing van de gewone ontvangsten – Eigen dienstjaar – Budget 2014

2. Gewone ontvangsten

Tegenover de voorziene uitgaven moeten de OCMW’s zorgen voor voldoende financieringsbronnen om hun budget in evenwicht te houden. Op basis van onze steek­proef beschikken de 160 Waalse OCMW’s over 554 EUR aan ontvangsten per inwoner voor het eigen dienstjaar van het budget 2014 (tabel 4). Net als bij de uitgaven komen er echter verschillen aan de oppervlakte afhan­kelijk van de eigen sociaal­economische context van elk OCMW, aangezien de ontvangsten 308 EUR per inwoner bedragen in de woongemeenten en 767 EUR per inwoner in de grote steden. Die verschillen vinden voornamelijk hun oorsprong in de omvang van de gemeentetoelagen en in de mate waarin het leefloon en de sociale bijstand bij de overheid kunnen worden teruggevorderd.

De voornaamste rubrieken van de gewone ontvangsten in euro per inwoner op basis van de economische verde­ling bieden een overzicht van de evolutie van dat budget tijdens de periode 2013­2014 en ook tijdens de twee voorgaande dienstjaren 2012­2013.

Globaal genomen stijgen de gewone ontvangsten met respectievelijk 1,5 % volgens de budgetten, enerzijds, en met 2,5 % voor de rekeningen, anderzijds.

Terwijl de twee voornaamste ontvangstenrubrieken, in casu de overdrachten en de prestaties (die samen 99 % van de ontvangsten van de OCMW’s uitmaken) parallel zijn toegenomen in de rekeningen (+2,6 %), geven de

Page 25: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

25

Grafiek 10 Evolutie van de gemeentetoelagen aan de OCMW’s – Gemeentebudgetten 2000-2014

100 8,6 %

105 8,8 %

110 9,0 %

115 9,2 %

120 9,4 %

125 9,6 %

130 9,8 %

95 8,4 %

90 8,2 %

85 8,0 %2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014

in EUR/inw. (linkerschaal)in % van de gewone uitgaven (rechterschaal)

9 Bron: gemeentebudgetten. Het bedrag van de toelage opgenomen in de gemeentebudgetten (125 EUR per inwoner) ligt iets lager dan de cijfers van de OCMW’s noteren (130 EUR per inwoner). Dit onderscheid valt te verklaren door de onderlinge verschillen tussen de steekproeven: 76 % voor de analyse van de OCMW’s tegenover 91 % voor de analyse van de gemeenten.

10 De dekkingsgraad wordt verkregen door de ontvangen bedragen in artikel (831­46701) te delen door de uitgegeven bedragen in artikel (831­33301).

11 Sinds juli 2014 is het terugvorderingspercentage gestegen met 5 %. Zodoende bedraagt de basistoelage respectievelijk 55 %, 65 % en 70 %, afhankelijk van het aantal rechthebbenden. Voor bepaalde categorieën begunstigden (studenten, begunstigden die niet langer dakloos zijn …) wordt de basistoelage opgetrokken.

budgetvooruitzichten voor 2014 voorzichtiger groei­percentages te zien. Volgens het budget 2014 zullen de prestaties en de overdrachten wellicht matig toenemen met respectievelijk 0,5 % en 1,4 % (tabel 4).

Verder in deze studie gaan wij in detail in op die evoluties.

OverdrachtenDe ontvangsten uit overdrachten zijn ontvangsten die in hoofdzaak afkomstig zijn van de hogere overheid en van de andere overheden.

Zij zorgen voor 85 % van de totale ontvangsten op het budget 2014 van de OCMW’s in de steekproef. De ge­meentetoelagen, die worden bepaald met het oog op het in evenwicht brengen van het budget, vormen de voor­naamste bron van die overdrachten. Zij maken 23 % van de totale ontvangsten uit (grafiek 9).

Sinds 2000 zijn de gemeentetoelagen blijven stijgen in absolute cijfers tot 125 EUR per inwoner9 in 2014, dat is 9,3 % van de gemeente­uitgaven (grafiek 10). Dit percentage leunt dicht aan bij dat van 2003. Die toelagen variëren afhankelijk van de sociaal­economische categorie van gemeenten: van 103 EUR per inwoner voor landelijke gemeenten tot 151 EUR per inwoner voor de gemeenten van de grote steden.

De bedragen die worden geboekt als terugvordering van het leefloon bij de hogere overheid vormen met 110 EUR per inwoner de tweede grootste rubriek van de ontvang­sten uit overdrachten op het budget 2014. Die rubriek evolueert in hetzelfde tempo als de toename van het leefloon, namelijk met 4,4 %.

De dekkingsgraad van het leefloon10, d.w.z. het bedrag teruggevorderd in verhouding tot het uitgegeven bedrag, beloopt gemiddeld 69 %, met evenwel grote verschillen afhankelijk van het OCMW, gaande van 58 % voor de groep van woongemeenten tot 75 % voor de grote steden. Die verschillen kunnen in hoofdzaak worden ver­klaard door de progressieve terugvorderingspercentages van de overheid11.

Door het aandeel van het leefloon in de totale uitgaven (20 %), de aanhoudende stijging van het aantal begun­stigden van het leefloon en de gedeeltelijke terugvordering van die ontvangsten bij de overheid (69 %), hebben de

uitgaven voor het leefloon en de terugvordering ervan een bepalende invloed op de deficitaire financiële situatie van de OCMW’s.

De werkingstoelagen afkomstig van de hogere overheid en van de andere overheden vertegenwoordigen samen bijna 23 % van de ontvangsten uit overdrachten. Die toelagen omvatten de diverse toelagen die worden toe­gekend zowel door de toezichthoudende overheden (federaal, gewesten en gemeenschappen) als door de andere overheden (bv.: RIZIV) voor alle soorten exploitatie­ uitgaven (werkings­ en personeelskosten enz.). Daarin vinden we onder meer de RIZIV­tegemoetkoming in de tenlasteneming van de personeelskosten van de rvt’s of de bijdrage van het Waalse Gewest in het kader van het tewerkstellingsbeleid.

Page 26: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

26

Tabel 5 Evolutie van de gewone ontvangsten en uitgaven van de functie rh - rvt Eigen dienstjaar – Rekening 2013 en begroting 2014

UITGAVEN

Rekening* Budget**Niveau

(In EUR/inw.) Groei Niveau (In EUR/inw.) Groei

2013 2012­2013 2014 2013­2014Personeel 92 3,3 % 93 2,2 %Werking 20 3,7 % 21 2,9 %Overdrachten 1 ­16,5 % 1 ­6,0 %Interne facturering 5 1,8 % 5 2,0 %Overboekingen 0 ­55,1 % 0 ­98,9 %Financiële kosten 8 18,5 % 10 12,5 %

Totaal gewone uitgaven - eigen dienstjaar 126 3,9 % 131 2,9 %

ONTVANGSTENPrestaties 47 3,9 % 48 2,2 %Overdrachten 72 3,5 % 75 4,4 %Financiële opbrengsten 0 42,0 % 0 41,7 %Interne facturering 1 ­37,6 % 3 ­1,7 %Overboekingen 0 ­ 0 32,2 %

Totaal gewone ontvangsten - Eigen dienstjaar 120 2,8 % 126 3,4 %

SALDO Saldo gewone ontvangsten – Eigen dienstjaar -5 26,3 % -4 -16,0 %

* Op een steekproef van 63 OCMW’s met rh ­ rvt** Op een steekproef van 69 OCMW’s met rh ­ rvt

● Overigeprestaties:

15 %

Tegemoetk.gepensioneerdenvan rh en rvt: 55 % ●

● Andere: 3 %

Tegemoetk. begunstthuismaaltijden, gezinsbijstand,oppas, gezinshulp: 16 %. ●

Opbrengst verhuringgeb. aan ondernemingen

● en aan gezinnen: 7 %

Opbrengsten van rechtstr. prestaties ● m.b.t. de functie: 7 %

Opbrengst van prestatiesvoor de overheden en

● andere OCMW’s: 2 %

Tegemoetk. in medische, ● paramedische

en farmakosten: 2 %

Diverse opbrengsten enterugvorderingen in

● verband met de functie: 6 %

Tegemoetkoming ● maaltijdkosten: 1 %

Opbrengst van deverkoop van goederenvoor de functie: 1 % ●  

Grafiek 11 Voornaamste componenten van de ontvangsten uit prestaties – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Ontvangsten uit prestatiesDe ontvangsten uit prestaties leveren een bijdrage van 14 % aan de totale ontvangsten op het budget 2014. Zij omvatten de inkomsten uit diensten verleend door het OCMW.

Meer dan de helft van de ontvangsten uit prestaties is afkomstig van de bijdrage van de bewoners in de verblijf­kosten van de rvt’s. De diensten die worden verstrekt in het kader van gezinshulp, de bedeling van maaltijden en de andere ondersteuning van gezinnen nemen 16 % van de ontvangsten uit prestaties voor hun rekening. Merk op dat de opbrengst van de verhuur van gebouwen 7 % van al die ontvangsten uitmaakt en uitsluitend slaat op woningen voor bejaarden. De rechtstreekse prestaties van de andere functies zoals rvt en gezinshulp dragen eveneens voor 7 % bij aan de prestaties (grafiek 11).

Rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizenVan de OCMW’s uit de steekproef beschikken er meer dan 60 over op zijn minst één rusthuis. De uitgaven voor de functie rh­rvt komen voor het budget 2014 uit op 131 EUR per inwoner12, dat is iets meer dan 23 % van de totale gewone uitgaven voor het eigen dienstjaar van de OCMW’s. Die activiteit vertoont een licht tekort, zowel op het budget 2014 (­4 EUR per inwoner) als op de reke­ningen 2013 (­5 EUR per inwoner). Bovendien moeten de resultaten omzichtig worden geïnterpreteerd in die zin dat alle OCMW’s niet noodzakelijk dezelfde regels toe­passen voor interne facturering (tabel 5).

12 Aantal inwoners berekend op basis van het totaal aantal inwoners van de 160 OCMW’s in onze steekproef. Rekening houdend met het aantal inwoners van gemeenten met rh – rvt (69 OCMW’s in onze steekproef), bedragen de tekorten ­6 EUR per inwoner voor het budget 2014 en ­8 EUR per inwoner voor de rekening 2013.

Page 27: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

27

Grafiek 12 Evolutie van de nettolasten per activiteitsgroep (in EUR/inw.) – Budgetten 2014 en 2013

­200 ­100­150 ­50 0,0 50 100

92 Huisvesting

87 Volksgezondheid

845 Sociaal­professionele herinschakeling

802 Volksgezondheid

844 en 846 Gezinshulp en maatschappelijke herinschakeling

801 Sociale werking

83 Sociale bijstand

6XX Land­ en bosbouw

8341 rh & rvt

3XX Openbare veiligheid

1XX Algemeen bestuur

0XX Niet­toewijsbare ontvangsten & uitgaven

2013 2014

13 Zij omvatten alle activiteiten van functie “83” met uitzondering van de activiteit rvt (functie 8341).

3. Nettolasten per functie

De nettolasten per functie van het gemeentebudget worden verkregen door van de totale uitgaven van elke functie de totale ontvangsten voor diezelfde functie af te trekken. De begrotingsprioriteiten verschillen van OCMW tot OCMW en hangen af van de omvang van de gemeente, van haar stedelijk of landelijk karakter en van de aangeboden of uitbestede dienstverlening.

Bovendien kan zowel het dienstenaanbod van elk OCMW verschillen als de organisatie ervan. Het kan gaan om diensten waarvan het beheer in handen is van het OCMW zelf of via een conventie werd toevertrouwd aan bepaalde partners. Ten slotte zorgt het al dan niet toepassen van interne facturering in het OCMW eveneens voor boe­kingsmethodes die verschillen van OCMW tot OCMW. Die verscheidenheid in de werking van de OCMW’s heeft natuurlijk gevolgen voor de onderverdeling en de omvang van de financiële rubrieken.

De nettolasten die vermeld staan in grafiek 12 onder de rubriek “Niet­toewijsbare ontvangsten en uitgaven” omvatten onder meer de gemeentedotatie en het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn, d.w.z. algemene financieringsbronnen. De grootste nettolasten zijn ge­concentereerd bij de activteit sociale bijstand13, die de grootste overdrachtkosten omvat, in casu het leefloon, alsook de diverse vormen van sociale hulp (in casu terug­vorderbaar bij de overheid …).

12

00

1313

910

55

7776

­1­1

55

00

00

4746

­155­151

Page 28: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

28

Grafiek 13 Balansstructuur 2013

700

600

500

400

300

200

100

0Activa Passiva

Vast kapitaalSchuldendie vervallentijdens het boekjaar Niet-financiëleKT-schuldenVaste activaVlottende activazonder thesaurieThesaurie

In E

UR/in

w. 478

133

49

576

2559

Grafiek 14 Evolutie van de voornaamste rubrieken van de actiefzijde van de balans – 2012-2013

700

600

500

400

300

200

100

0Activa 2012 Activa 2013

Immateriëlevaste activaMateriëlevaste activaToelagenen financiëlevaste activaVlottende activazonder thesaurieThesaurie

In E

UR/in

w. 377

2

128

75

54

394

82

2

133

49

Grafiek 15 Evolutie van de voornaamste rubrieken van de passiefzijde van de balans – 2012-2013

700

600

500

400

300

200

100

0Passiva 2012 Passiva 2013

Kapitaal,overgedragenresultaat en reserveInvesteringstoelagenVoorzieningen voorrisico’s en kostenSchulden op meerdan één jaarSchulden die vervallentijdens het boekjaarOverige KT-schulden  

In E

UR/in

w.

291

165

497

6018

294

4101

177

2559

4. De investeringen

De budgetboekhouding verschaft dus informatie over de stromen van de investeringen en de leningen, maar zegt niets over de boekwaarde van de uitstaande schulden en van het vermogen. De balansen van de OCMW’s (die afkomstig zijn van de algemene boekhouding) leveren dit soort van informatie.

Beide soorten boekhouding (budgettaire en algemene boekhouding) geven ook een volledige stand van zaken van de omvang van de schuld, van de waarde van het vermogen, van de jaarlijkse investeringen en ten slotte van de financiering ervan.

BalansstructuurDe totale activa van de OCMW’s belopen 660 EUR per inwoner voor het dienstjaar 201314, dat is een stijging met 4,5 % ten opzichte van 2012 (grafiek 13).

De vaste activa, die voor 80 % bestaan uit het vastgoed­patrimonium en voor 12 % uit toelagen en toegezegde toelagen, zijn aangegroeid met 5,9 % in vergelijking met het jaar daarvoor (grafiek 14). Gelet op hun aandeel in de totale activa vormen zij de voornaamse oorzaak van de toename van het balanstotaal.

Aan de passiefzijde van de balans voor 2013 vertegen­woordigt de leningschuld 202 EUR per inwoner, dat is 31 % van het balanstotaal. Voor alle OCMW’s samen is de schuld op één jaar tijd gestegen met gemiddeld meer dan 10 % (grafiek 15).

14 De steekproef die werd gehanteerd voor de analyse van de balans heeft betrekking op 137 OCMW’s, dat is 63 % van de Waalse bevolking.

Page 29: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

29

Grafiek 16 Evolutie van de uitstaande OCMW-schuld tussen 2012 en 2013 per categorie van gemeente (in %)

Woon-gemeenten

Landelijkegemeenten

Gemeentenmet een

concentratie vaneconomischeactiviteiten

Halfstedelijkegemeenten

ofagglomeratie-

gemeenten

Centrum-gemeenten,grote steden

nietmeegerekend

Grotesteden

Gemiddelde

3,7 % 4,5 %

17,1 %

5,3 % 3,9 %

16,3 %

10,7 %

Grafiek 17 Evolutie van de investeringen - Eigen dienstjaar (in EUR/inw.) – Budget 2012-2014

80

70

60

50

40

30

10

20

02012 2013 2014

Andere functiesWoonvoorzieningenSociale bijstandRVTAlgemeen bestuur

12

37

13

64

12

34

9

64

10

34

6

63

Grafiek 18 Investeringen per categorie van gemeenten (in EUR/inw.) – Eigen dienstjaar – Budget 2014

Woon-gemeenten

Landelijkegemeenten

Gemeentenmet een

concentratievan economische

activiteiten

Halfstedelijkegemeenten

ofagglomeratie-

gemeenten

Centrum-gemeenten,grote steden

nietmeegerekend

Grotesteden

Gemiddelde

100908070605040302010

0Inve

ster

ingen

in E

UR/in

w.

27 20

83

54

25

8858

Bovendien varieert die stijging per gemeentecategorie en per OCMW (grafiek 16). Zodoende heeft de toege­nomen uitstaande schuld (+17 %) in de gemeenten met concentratie van economische activiteiten hoofdzakelijk te maken met de hogere schuld bij 4 van de 17 OCMW’s van deze categorie. Dezelfde bedenking kan worden gemaakt voor de categorie van grote steden, waar de toename van de schuld kan worden toegeschreven aan 3 van de 7 OCMW’s in onze steekproef.

De investeringsinspanningSinds 2012 zijn de investeringen ingeschreven in de budgetten van het eigen dienstjaar blijven dalen, nl. van 72 EUR per inwoner in 2012 tot 58 EUR per inwoner in 2014, wat neerkomt op een daling met 19 %. De rvt’s, die zich moeten houden aan bepaalde architecturale normen en dan ook moeten investeren in hun patrimonium, zien hun investeringen minder sterk afnemen dan voor de andere functies. Zo komt voor 2014 het aandeel van de investeringen voor de rvt’s uit op 58 %, tegen 51 % in 2012 (grafiek 17).

Hoewel het gemiddeld investeringsbedrag 58 EUR per inwoner bedraagt, zijn er aanzienlijke verschillen vast te stellen tussen categorieën van gemeenten (grafiek 18).

Page 30: Raadpleeg de volledige studie

30

Lokale financiën | De financiële situatie van de Waalse OCMW’s | 2014

Grafiek 19 Financieringstructuur van de investeringen – Eigen dienstjaar – Budget 2012-2014

Grafiek 20 Evolutie van de saldi van de gewone dienst (in EUR/inw.) – Rekening en budget

100 %

90 %

80 %

70 %

60 %

50 %

40 %

30 %

20 %

10 %

0 %Budget 2012 Budget 2013 Budget 2014

Zelffinancierings-graadKapitaaltoelagenLeningenOpbrengst van deverkoop van activa

16 %

25 %

52 %

7 %

59 %

10 %

17 %

14 %

68 %

6 %

9 %

17 %

20

0

-20

-40

-60

-80

-100

-120

-140Rek. 2012 Rek. 2013 Budg. 2013 Budg. 2014

Eigen dienstjaarAlgemeen totaalEigen dienstjaar(vóór gemeente-dotatie)

begr

oting

ssald

i gew

one

diens

t in

EUR/

inw

-15

-137

19

-7

-135

15

-11

-137

0

-8

-137

0

5. Saldi

Om de financiële gezondheid van een OCMW te meten, is het interessant een blik te werpen op hun saldi, dat wil zeggen het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven, of meer specifiek het verschil tussen de vastgestelde rechten (= recht op een ontvangst) en de verbintenissen.

Die saldi kunnen worden geanalyseerd zowel voor de rekeningen (effectief uitgevoerde verrichtingen) als voor de budgetten (vooruitzichten van de verrichtingen).

Naast het verschil tussen de gewone15 en buitengewone16 dienst, maakt de boekhouding van de lokale overheden systematisch een onderscheid tussen de transacties die verband houden met het dienstjaar op zich (het “eigen dienstjaar”) en die met betrekking op de voorgaande dienstjaren.

Dat onderscheid leidt tot de berekening van twee soor­ten saldi:

• het saldo voor het eigen dienstjaar, dat enkel slaat op de ontvangsten en de uitgaven van het betrokken dienstjaar;

• het algemeen totaal, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de transacties van de voorgaande dienstjaren. Voor het algemeen totaal moet het budget in evenwicht zijn. Dankzij de gemeentetoelage is dat mogelijk. Zo moet ook een analyse worden gemaakt van de evolutie van het budgetsaldo voor de gewone dienst alvorens er sprake kan zijn van een gemeente­toelage (grafiek 20).

Het saldo voor het eigen dienstjaar bedraagt in de reke­ningen 2013 ­7 EUR per inwoner.

Het saldo algemeen totaal is in evenwicht, want het be­draagt 15 EUR per inwoner in de rekeningen 2013. Met andere woorden: het saldo algemeen totaal is positief dankzij de resultaten van de vorige dienstjaren.

Het tekort op het budget verkleint tussen 2013 en 2014 voor het eigen dienstjaar, ondanks een identiek budget­saldo vóór gemeentetoelage. De gemeentetoelage ligt immers licht hoger in 2014.

FinancieringsstructuurVolgens het budget 2014 wordt 52 % van de buiten­gewone uitgaven van de OCMW’s voor het eigen dienst­jaar gefinancierd door middel van kredieten. De overige financieringsmiddelen omvatten kapitaaltoelagen, zelf­financiering en de verkoop van patrimonium. Die gemid­delde financieringsstructuur varieert van jaar tot jaar en verschilt overigens gevoelig tussen de OCMW’s onder­ling, afhankelijk van hun financieringsmogelijkheden (grafiek 19).

15 D.w.z. de uitgaven en ontvangsten die zich elk boekjaar voordoen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schulden.

16 D.w.z. de uitgaven en ontvangsten die impact hebben op het patrimonium van het OCMW en rechtstreeks de inventaris (balans) beïnvloeden.

Page 31: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

31

De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s

Voornaamste trends voor de Brusselse OCMW’s in de rekeningen 2012 en de begrotingen 2014:

Een matige stijging van de exploitatie­uitgaven met 0,6 % volgens de begroting 2014 en met 0,8 % van de exploitatie­ontvangsten, wat leidt tot een geraamd exploitatieresultaat van 12,8 EUR/inw.

Een toename van de personeelsuitgaven (+3,4 %), de werkingsuitgaven (+2,4 %) en van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) (+2,2 %) op de begroting 2014, gecompenseerd door een vermin­dering van de tegemoetkomingen van het steunverlenend centrum (­14,7 %), waardoor de exploita­tie­uitgaven slechts in beperkte mate zijn gestegen.

De personeelsuitgaven vertegenwoordigen 39 % van de totale exploitatie­uitgaven en worden nog altijd beïnvloed door de hervorming van de pensioenen van het statutair personeel.

De uitgaven van het steunverlenend centrum verminderen in sterke mate als gevolg van de verstrenging van de toelatingscriteria voor asielzoekers.

De bijdrage van de gemeente als voornaamste financieringsbron van het OCMW (28 % van de totale exploitatie­uitgaven), geeft een stijging te zien van 4,5 % tussen 2013 en 2014, vergelijkbaar met de evolutie sinds 2008 (+4,9 %).

De investeringen ingeschreven op de begroting 2014 nemen af (­12 % t.o.v. de begroting 2013) in combinatie met een lage effectieve verwezenlijkingsgraad in de rekeningen (42 % over de periode 2007­2012);

Het saldo algemeen totaal voor 2014 is in evenwicht.

Page 32: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

32

Grafiek 1 Exploitatie-uitgaven per categorie van gemeente - Eigen dienstjaar - Begroting 2014

Woon-gemeentenzuidoost

Woon-gemeentennoordoost

Gemeenten1e gordel

Grotegemeenten

“kanaalzone” enwerkgelegenheids-

centrum

Gemiddelde

1 200

1 000

800

600

400

200

0

Explo

itatie

-uitg

aven

in E

UR/in

w.

Scho

mm

eling

sper

cent

age

5 %

4 %

3 %

2 %

1 %

0 %

-1 %

-2 %

-3 %

529

4,2 %

3,1 %

0,6 %

0,3 %

-1,9 %

643

9721 061

883

Exploitatie-uitgaven 2014 Evolutie van de exploitatie-uitgaven tussen 2013 en 2014

Steekproef

Met de medewerking van de afdeling OCMW van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden de financiële gegevens van de begrotingen 2014 en de rekeningen 2012 ingezameld aan de hand van enquêteformulieren. Aangezien alle Brusselse OCMW’s geantwoord hebben, kan de studie zich baseren op een steekproef die 100 % van de bevolking vertegenwoordigt. Boven­dien werden de gegevens voor alle Brusselse OCMW’s ingezameld sinds 2007, zodat het mogelijk is trends af te leiden over een langere periode dan enkel over twee opeenvolgende jaren.

In onze analyse van de OCMW­financiën voegen wij de rekeningen en de begrotingen van de 19 OCMW’s samen en geven wij dus een beeld van de “gemiddelde” situatie van de Brusselse OCMW’s. In werkelijkheid heeft elk OCMW een heel eigen sociaal­economische context (inkomens­niveau van de bevolking, economische dynamiek, demografische evolutie, kwetsbaarheid van de bevolking, kwaliteit van de huisvesting …), die dan ook specifieke gevolgen heeft voor zowel haar ontvangsten als haar uitgaven.

Elk Brussels OCMW beschikt over minstens één rusthuis (rh) of rust­ en verzorgingstehuis (rvt). De bedragen voor die activiteit, zowel naar ontvangsten als naar uitgaven, werden mee verwerkt in de cijfers van de onderstaande analyse.

1. Exploitatie-uitgaven

Evolutie van de exploitatie-uitgavenDe exploitatie­uitgaven voor het eigen dienstjaar bedragen 1 026,8 miljoen EUR in de begroting 2014 van de OCMW’s, dat is gemiddeld 883 EUR per inwoner.

Het uitgavenniveau kan echter in grote mate worden be­invloed door het profiel van de gemeente gerangschikt volgens sociaal­economische categorie. Zodoende geven de OCMW’s van de gemeenten uit de categorie “woon­gemeenten” uit het zuidoosten een gemiddeld lager uit­gavenniveau te zien van 529 EUR per inwoner, terwijl de OCMW’s van de grote gemeenten uit de kanaalzone en van Brussel zelf (= werkgelegenheidscentrum) hun gemiddeld uitgavenniveau zien uitkomen op 1 061 EUR per inwoner. De verscheidenheid van het dienstenaanbod en van de behoeften van elk OCMW verklaart het verschil tussen alle OCMW­categorieën onderling.

Terwijl de woongemeenten de laagste exploitatie­uitgaven per inwoner noteren, zijn ze daar tussen 2013 en 2014 wel het sterkst gestegen. Per categorie van OCMW is de stijging van de exploitatie­uitgaven tussen 2013 en 2014 omgekeerd evenredig met de absolute uitgavencijfers van die groep van OCMW’s (grafiek 1).

De rubrieken van de exploitatie­uitgaven uitgesplitst op basis van de economische verdeling geven een overzicht van de evolutie tijdens de voorbije jaren in de begrotingen en de rekeningen van de Brusselse OCMW’s (tabel 1).

De uitgaven voor het eigen dienstjaar van de begroting 2014 zijn gestegen met 0,6 % in vergelijking met het jaar daarvoor. Die lichte stijging staat in contrast met de stijging van gemiddeld 6,1 % tijdens de 5 jaar daar­voor (tussen 2008 en 2013). De matige evolutie van de exploitatie­uitgaven in de begrotingen heeft in hoofd­zaak te maken met de herverdelingsuitgaven, en dan in hoofdzaak met de tegemoetkomingen van het steun­verlenend centrum (­14,7 %).

Structuur van de exploitatie-uitgavenIn tegenstelling tot Wallonië en Vlaanderen, waar de personeelskosten het leeuwendeel van de totale exploitatie­uitgaven voor hun rekening nemen, zijn de grootste uitgaven gemiddeld opgetekend in Brussel, de herverdelingsuitgaven (51 % van de totale uitgaven). Die laatste gaan voornamelijk naar het leefloon en naar

Page 33: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

33

Grafiek 2 Structuur van de exploitatie-uitgaven - Eigen dienstjaar – Begroting 2014

Werking: 9 % ● Financiële kosten: 1 % ●

Personeel: 39 % ●

● Verblijfskosten vooroudere personen: 1 %

● Tegemoetkoming inde medische kosten: 1 %

● Tegemoetkomingsteunverlenendcentrum: 14 %

● Andere: 5 % ● Sociale bijstand

in contanten: 1 %

● Herverdeling:51 %

Leefloon: 28 % ●  

Tegemoetkoming in de kosten ● voor ziekenhuisopname: 1 %

Tabel 1 Evolutie van de exploitatie-uitgaven per inwoner voor het eigen dienstjaar – Begroting 2014 en rekening 2012

Rekening Begroting

Omvang (EUR/inw.) Toename Gemiddelde

toenameOmvang

(EUR/inw.) Toename Gemiddelde toename

2012 2011­2012 2006­2011 2014 2013­2014 2008­2013

Personeel 311 2,4 % 5,3 % 343 3,4 % 4,6 %Werking 73 3,2 % 4,7 % 76 2,4 % 3,0 %Herverdeling 434 6,6 % 8,4 % 451 -1,9 % 8,1 %

Sociale bijstand in contanten 5 ­2,2 % ­3,4 % 4 ­11,1 % ­4,0 %Leefloon 228 6,1 % 9,0 % 244 2,2 % 7,8 %Tegemoetkoming in de kosten voor ziekenhuisopname 11 10,7 % 5,3 % 11 0,2 % 5,1 %Verblijfskosten voor oudere personen 11 1,2 % 11 0,5 % 0,4 %Tegemoetkoming in de medische kosten 12 6,1 % 2,1 % 12 ­1,2 % 3,2 %Tegemoetkoming hulpverlenend centrum 130 5,8 % 17,0 % 121 ­14,7 % 18,2 %Andere 37 14,8 % 48 18,1 % 0,8 %

Financiële kosten 10 10,2 % 7,6 % 12 8,1 % 3,0 %Totale exploitatie-uitgaven 828 4,7 % 6,8 % 883 0,6 % 6,1 %

de tegemoetkomingen als steunverlenend centrum. De personeelsuitgaven zijn de tweede grootste rubriek in omvang en vertegenwoordigen 39 % van de totale uitgaven voor het eigen dienstjaar (grafiek 2).

Het bedrag van de herverdelingsuitgaven ligt in Brussel aanzienlijk hoger dan in de andere twee gewesten, door­dat onder meer de bevolking steeds kwetsbaarder wordt:

• ongeveer een derde van de Brusselaars leeft van een inkomen dat lager ligt dan de armoederisicogrens (tegen 16,6 % in Wallonië en 10,9 % in Vlaanderen)1;

• een vijfde van de Brusselse bevolking geniet een sociale uitkering of een werkloosheidsuitkering2;

• 3,8 % van de Brusselse bevolking krijgt een leefloon of een vergelijkbaar inkomen (tegen 2,2 % in Wallonië en 0,8 % in Vlaanderen)2.

PersoneelsuitgavenDe personeelsuitgaven omvatten de lonen van de perso­neelsleden van het OCMW, de werkgeversbijdragen, de sociale uitkeringen, de verplaatsingskosten en andere geldelijke voordelen, alsook de pensioenlasten. In tegen­steling tot Wallonië, waar de personeelsuitgaven voor “artikel 60­ers” in de begroting opgenomen worden bij de overdrachtuitgaven, valt dat soort van bezoldigingen in Brussel onder de begrote personeelsuitgaven.

1 Sociale barometer. Brussels armoederapport ­ 2014. Observatorium voor gezondheid en welzijn van Brussel.

2 Bron: POD Maatschappelijke integratie.

Page 34: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

34

Grafiek 3 Personeelsuitgaven voor het eigen dienstjaar (in EUR /inw) per gemeentecategorie - Begroting 2014

Woon-gemeenten

zuidoost

Woon-gemeentennoordoost

Gemeenten1e gordel

Grote gemeenten“kanaalzone” en

werkgelegenheids-centrum

Gemiddelde

450400350300250200

050

100150

Pers

onee

lskos

ten

in EU

R/inw

Evolu

tie 2

013-

2014

5 %4,5 %4 %3,5 %3 %2,5 %2 %1,5 %1 %0,5 %0 %

253

4,6 %

1,3 %

3,4 %

4,3 %

1,3 %

281390

381343

Personeelskosten in EUR/inw Evolutie personeelsuitgaven 2013-2014 in %

Grafiek 4 Evolutie van de personeelsuitgaven voor het eigen dienstjaar (in miljoen EUR) - Begroting en rekening

400350300250200150100

500

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Rekening Begroting

254 268 283

295 309 326 336 357 370 386 399

302 315 325 346 354

Grafiek 5 Werkingsuitgaven voor het eigen dienstjaar (in EUR /inw) per gemeentecategorie - Begroting 2014

Woon-gemeenten

zuidoost

Woon-gemeentennoordwest

Gemeenten1e gordel

Grote gemeenten“kanaalzone” en

werkgelegenheids-centrum

Gemiddelde

1009080706050

0

2010

3040

Wer

kings

kost

en in

EUR

/inw

Evolu

tie 2

013-

2014

Werkingskosten in EUR/inw Evolutie werkingskosten 2013-2014 in %

7 %

6 %

5 %

4 %

3 %

2 %

1 %

0 %

59 5672 91 76

5,6 %5,9 %

2,4 % 1,1 % 2,4 %

Die personeelskosten bedragen 399,5 miljoen EUR op de begroting 2014, dat is 343 EUR per inwoner, een toe­name met 3,4 % in vergelijking met het jaar daarvoor. De geleidelijke toename van de basisbijdrage­ en res­ponsabiliseringspercentages die een gevolg zijn van de hervorming van de pensioenfinanciering van de statutaire ambtenaren beïnvloedt de toename van de personeels­uitgaven. Bovendien schommelt die laatste categorie sterk van OCMW tot OCMW (grafiek 3).

Op basis van een analyse van de personeelsuitgaven over een langere periode (de rekeningen 2005­2012) stellen we een aanhoudende stijging van die uitgaven vast (jaar­lijkse toename met 4,9 %) met tegelijk een systematische overschatting van de begrote bedragen in vergelijking met de effectief geregistreerde vastleggingen in de rekeningen (de gemiddelde overschatting tussen 2007 en 2012 bedraagt 3,5 %) (grafiek 4).

WerkingsuitgavenDe werkingsuitgaven omvatten uitgaven zoals adminis­tratieve kosten, verwarmingskosten, onderhoud van de gebouwen, informatica, diverse benodigdheden enz. Zij belopen 88,7 miljoen EUR, dat is 76 EUR per inwoner op de begroting 2014, een stijging met 2,4 % ten opzichte van de begroting van het jaar ervoor, en een kleinere toe­name dan tijdens de 5 jaar daarvoor (3 % over de periode 2008­2013). De evolutie opgetekend voor de werkings­kosten staat niet speciaal in verhouding tot die van de personeelskosten voornamelijk voor de OCMW’s van de woongemeenten in het noordwesten, de OCMW’s van de grote gemeenten in de kanaalzone en het “werkgelegen­heidscentrum” Brussel (grafiek 5).

Uit de evolutie van de werkingskosten over een langere periode (rekeningen 2005­2012) blijkt duidelijk een stabiele stijging van de werkingskosten (gemiddeld met 4,3 %) met uitzondering van de periode 2006­2007, toen de groei hoger lag (+9 %) als gevolg van hogere energie­kosten (grafiek 6).

Ten slotte stellen we net als bij de personeelskosten eveneens een overschatting van de begroting vast voor de werkingskosten in vergelijking met de rekeningen, het gaat om zo’n 4,5 % over de periode 2007­2012.

Page 35: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

35

Grafiek 6 Evolutie van de werkingsuitgaven voor het eigen dienstjaar (in miljoen EUR) - Begroting en rekening

400

350

300

250

200

150

100

50

02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Rekening Begroting

62 64 70

72 75 77 83 85 88 87 89

73 74 78 81 83

60 %

50 %

40 %

30 %

20 %

10 %

0 %

Personeels-kostenWerkings-kostenHerverdelings-kosten

Woon-gemeenten

zuidoost

Woon-gemeentennoordoost

Gemeenten1e gordel

Grotegemeenten

“kanaalzone” enwerkgelegenheidscentrum

Gemiddelde 0 %

48%

11%

40% 44

%

9%

47% 40

%

7%

52% 36

%

9%

54% 39

%

9%

51%

Grafiek 7 Aandeel van de personeels-, werkings- en herverdelingsuitgaven in de exploitatie-uitgaven per categorie van gemeente - Begroting 2014

Grafiek 8 Evolutie van de uitgaven voor het leefloon voor het eigen dienstjaar (in miljoen EUR) - Begroting en rekening

300

250

200

150

100

50

02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Rekening Begroting

136 160 178

156 192 206 231 252 260 278 284

199 219 234 245 260

HerverdelingsuitgavenDe herverdelingsuitgaven (vroeger overdrachtuitgaven genoemd) hebben voornamelijk betrekking op de steun die het OCMW verleent aan personen in moeilijkheden in de vorm van financiële middelen of in natura, maar ook op wat wordt ondernomen op het vlak van de sociale en beroepsherinschakeling. Op de begroting 2014 bedragen die uitgaven 524,8 miljoen EUR en vormen zij gemiddeld de grootste uitgavenpost voor de Brusselse OCMW’s. Enkel voor de OCMW’s van de woongemeenten in het zuidoosten zijn de personeelsuitgaven de grootste uit­gavenpost (grafiek 7).

De uitgaven in de vorm van het leefloon en de tegemoet­komingen van de OCMW’s als steunverlenend centrum vormen op zich niet minder dan gemiddeld 41,4 % van de totale exploitatie­uitgaven voor het eigen dienstjaar, dat is iets meer dan de personeelsuitgaven. Er bestaan echter grote verschillen afhankelijk van de sociaal­economische kenmerken. Zo besteden de OCMW’s van de woon­gemeenten in het zuidoosten 27,7 % van hun totale uitgaven aan die twee rubrieken, terwijl de OCMW’s van de gemeenten in de kanaalzone en van het werkgelegen­heidscentrum daar een veel groter aandeel aan besteden van 44,3 %.

De uitgaven voor het leefloon zijn continu gestegen tij­dens de voorbije jaren zowel in de rekeningen (gemiddelde toename met 9,8 % tussen 2005 en 2012) als in de begrotingen (gemiddelde toename van 10,3 % tussen 2007 en 2013). De stijging tussen 2013 en 2014 (2,2 %) staat zodoende in schril contrast met de gemiddelde jaarlijkse evolutie van de vorige jaren.

In tegenstelling tot het begroten van de personeels­ en de werkingskosten, werden initiële ramingen van de uit­gaven voor het leefloon in het verleden soms onderschat (periode 2007­2010) (grafiek 8).

In het Brussels Gewest omvat de rubriek “tegemoet­komingen als steunverlenend centrum” diverse aspecten van sociale bijstand. Het gaat onder meer over de tege­moetkomingen voor buitenlandse behoeftige personen die niet ingeschreven staan in een bevolkingsregister, alsook voor aanvragers die niet verblijven in de gemeente

Page 36: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

36

Grafiek 9 Evolutie van de uitgaven van het steunverlenend centrum voor het eigen dienstjaar (in miljoen EUR) - Begroting en rekening

180160140120100

80604020

02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Rekening Begroting

0

65 69 63

79 77 71 101 141 164 165 140

63 81 119 140 148

Grafiek 10 Exploitatie-ontvangsten per categorie van gemeente - Eigen dienstjaar - Begroting 2014

Woon-gemeenten

zuidoost

Woon-gemeentennoordwest

Gemeenten1e gordel

Grote gemeenten“kanaalzone” en

werkgelegenheidscentrum

Gemiddelde

1 200

1 000

800

600

400

200

0

Exploitatie-ontvangsten in EUR/inw.Evolutie van de exploitatie-ontvangsten in % Begrotingen 2013-2014Evolutie van de exploitatie-uitgaven in % Begrotingen 2013-2014

5 %4 %3 %2 %1 %0 %

-1 %-2 %-3 %

535,9

4,2 %

4,4 %

648,3

3 %

3,1 % 981,1

-1,7 %

-1,9 %

1 079,8

0,5 %

0,3 %

895,4

0,6 %

0,8 %

Tabel 2 Evolutie van de exploitatie-ontvangsten per inwoner voor het eigen dienstjaar: Begroting 2014 en rekening 2012

Rekeningen Begrotingen

Omvang (EUR/inw.) Toename Gemiddelde

toenameOmvang (EUR/

inw.) Toename Gemiddelde toename

2012 2011­2012 2006­2011 2014 2013­2014 2008­2013

Prestatie 118 2,8 % 4,0 % 131 3,6 % 3,4 %Overdrachten 728 4,8 % 7,3 % 763 0,3 % 6,7 %

Gemeentedotatie 232 6,1 % 5,3 % 250 4,5 % 4,9 %Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn 17 1,7 % 2,8 % 17 1,9 % 2,2 %Terugvordering centrale overheid steunverlenend centrum 139 6,8 % 20,4 % 127 ­14,1 % 18,4 %

Tegemoetkoming leefloon 175 9,8 % 8,9 % 188 4,3 % 8,3 %Terugvordering leefloon bij de begunstigden 9 18,4 % 5,4 % 8 6,2 % 5,5 %Tegemoetkoming gas­elektriciteit­water 6 13,3 % 12,9 % 4 ­13,8 % 8,0 %Andere tegemoetkomingen van de centrale overheid 21 0,1 % ­7,2 % 19 ­1,3 % ­2,3 %

Andere ontvangsten uit overdrachten 128 ­5,4 % ­4,1 % 149 3,3 % ­7,4 %Financiële opbrengsten 1 6,3 % 26,0 % 1 -1,5 % -4,3 %Totale exploitatie-ontvangsten 847 4,5 % 6,8 % 895 0,8 % 6,2 %

van het steunverlenend centrum. Op de begroting 2014 stellen we net zoals voor het Waals Gewest en het Vlaams Gewest een daling vast van de bedragen die hiervoor worden begroot in vergelijking met het vorige jaar (grafiek 9). Die trend kan worden verklaard door een verstrenging van de toelatingscriteria voor de terug­betalingsvoorwaarden door de overheid. Merk op dat de meeste van die tegemoetkomingen voor 100 % worden terugbetaald.

Financiële lastenDe rubriek van de financiële lasten vertegenwoordigt slechts 1,3 % van de totale exploitatie­uitgaven van de Brusselse OCMW’s en bestaat in hoofdzaak uit de interestlasten van de leningen. In tegenstelling tot de Waalse OCMW’s is de kapitaalaflossing van de leningen niet opgenomen in de exploitatie­uitgaven. Die terug­betalingen worden geboekt bij de investeringsuitgaven. De financiële lasten belopen 13,8 miljoen EUR in de begroting 2014, wat neerkomt op 11,8 EUR per inwoner.

2. Exploitatieontvangsten

Evolutie van de exploitatie-ontvangstenTegenover de voorziene uitgaven moeten de OCMW’s zorgen voor voldoende financieringsbronnen om de begroting in evenwicht te houden. Op basis van de uitge­voerde enquête beschikken de Brusselse OCMW’s over 1 041,8 miljoen EUR aan ontvangsten uit exploitatie voor het eigen dienstjaar, d.w.z. 895 EUR aan ontvangsten per inwoner op de begroting 2014. Net als bij de uit­gaven duiken er verschillen op afhankelijk van de sociaal­

Page 37: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

37

Grafiek 12 Aandeel van de gemeentedotatie, van de terugvordering van het steunverlenend centrum en de tegemoetkoming in het leefloon in de exploitatie-ontvangsten per categorie van gemeente - Begroting 2014

35 %

30 %

25 %

20 %

15 %

10 %

5 %

0 %

Terugvordering steunverlenend centrum Toelage leefloon Gemeentedotatie

Woon-gemeenten

zuidoost

Woon-gemeentennoordwest

Gemeenten1e gordel

Grote gemeenten“kanaalzone” en

werkgelegenheids-centrum

Gemiddelde

6,8 % 12,4 % 15,4 % 14,2% 14,2 %

14,5 % 18,3 % 21,9 % 20 % 21 %

33,4 % 32,2 % 30,9 % 24,5% 27,9 %

Grafiek 11 Structuur van de exploitatie-ontvangsten - Eigen dienstjaar – Begroting 2014

Financiëleopbrengsten: 0,1 % ●

Prestatie:14,6 % ●

● Terugvordering centraleoverheid steunverlenend

centrum: 14,2 %

Tegemoetkoming ● leefloon: 21 %

Terugvordering leefloon bij ● de begunstigden: 0,9 % ● Tegemoetkoming

gas-elektriciteit-water: 0,5 %

● Transfert:85,2 % Gemeentedotatie:

27,9 % ●  

Bijzonder Fonds voor ●   Maatschappelijk Welzijn:1,9 %

Andere tegemoetkomingenvan de centrale overheid: 2,1 % ●  

Andere ontvangsten uitoverdrachten: 16,6 % ●  

economische context van elk OCMW en is de stijging van de ontvangsten doorgaans omgekeerd evenredig aan de absolute bedragen ervan. Merk eveneens op dat de evolutiepercentages tussen 2013 en 2014 die van de uitgaven volgen (grafiek 10).

De voornaamste rubrieken van de exploitatie­ontvang­sten (uitgedruk in euro per inwoner) op basis van de economische uitsplitsing van de rekeningen 2012 en de begrotingen 2014, bieden een overzicht van de evolutie vastgesteld in de rekeningen 2012 en de begrotingen 2014, alsook tijdens de voorbije jaren (tabel 2).

Structuur van de ontvangstenVolgens de begrotingen 2014 vormen de ontvangsten uit overdrachten 85,2 % van de totale ontvangsten en vormen zij zodoende de grootste financieringsbron voor de OCMW’s (grafiek 11).

Naast de gemeentedotatie (die bijna 28 % van de totale ontvangsten omvat), zijn de ontvangsten uit overdrachten afkomstig van andere bevoegdheidsniveaus, in hoofd­zaak de federale overheid, in de vorm van toelagen voor het terugvorderen van de gedane uitgaven. De terug­gevorderde bedragen voor het leefloon en de tegemoet­komingen als steunverlenend centrum nemen niet minder dan 35 % van de totale ontvangsten uit overdrachten voor hun rekening. Hun aandeel varieert afhankelijk van de sociaal­economische context van de OCMW’s (grafiek 12). Hoewel de gemeentedotatie gemiddeld de grootste bron van ontvangsten vormt, is dat niet het geval voor alle OCMW’s. Zo is de terugvordering van het leefloon voor twee Brusselse OCMW’s groter dan de gemeentedotatie.

Page 38: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

38

Grafiek13 Evolutie van de gemeentedotatie aan de OCMW’s - Brusselse gemeentebegrotingen 2000-2014

16 %

14 %

12 %

10 %

8 %

6 %

4 %

2 %

0 %2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

In % van de gewoneuitgavenIn EUR/inw.

300

250

200

150

100

50

157164 165 166 172

184192

203211

224231 234

253241

26111,8 % 11,5 % 11,4 % 11,6 % 11,8 % 12,1 %12,6 % 12,6 % 13,1 %

13,5 % 13,8 % 14,0 % 14,1 %14,2 % 14,2 %

De gemeentetoelage aan het OCMWEen analyse van de evolutie van de gemeentetoelage aan de OCMW’s vanuit de gemeentebegrotingen over de periode 2000­2014 geeft een duidelijk beeld van de gemeentelijke bijdrage aan de financieringsbronnen van de OCMW’s (grafiek 13).

Tussen 2000 en 2004 was de gemeentedotatie (uitge­drukt in EUR per inwoner) relatief stabiel, maar na 2005 is ze gestaag toegenomen. Van 172 EUR per inwoner in 2004 is ze gestegen tot gemiddeld 261 EUR per inwoner3 in 2014, d.w.z. 14,2 % van de totale uitgaven van de gemeenten. Die gemeentedotatie is het dubbele van de dotatie in Wallonië en heeft te maken met het louter stedelijke karakter van het Brussels Gewest en ook met de jongere en globaal gezien meer kwetsbare bevolking.

Het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk WelzijnDe toelage van het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn bedraagt gemiddeld 17 EUR per inwoner in de begroting 2014 en is gestegen met 1,9 % ten opzichte van het jaar ervoor. Sinds 2011 is de groei continu 2 %.

Het leefloonBij de ontvangsten uit overdrachten zijn de bedragen ge­boekt als terugvordering van het leefloon bij de hogere overheid gemiddeld de tweede grootste rubriek van de ontvangsten uit overdrachten met 219,3 miljoen EUR, dat is 188 EUR per inwoner op de begroting 2014. De dekkingsgraad van het leefloon4, d.w.z. het bedrag terug­gevorderd in verhouding tot het uitgegeven bedrag, beloopt gemiddeld 77,1 %, met evenwel grote verschillen afhankelijk van het OCMW. De OCMW’s van de woon­gemeenten in het noordwesten laten een dekkingsgraad optekenen van gemiddeld 68,7 %, terwijl de OCMW’s van de gemeenten in de kanaalzone een dekkingsgraad van 80,6 % hebben. De dekkingsgraad van de OCMW’s van de andere categorieën van gemeenten ligt tussen deze twee extreme waarden. De terugvorderingspercentages liggen 5 tot 10 % hoger dan die in het Waalse Gewest. De

3 Toelagen berekend op basis van de begrotingscijfers van de gemeenten. Op basis van de cijfers van de OCMW’s bedraagt de gemeentetoelage 250 EUR/inw. Dat verschil heeft te maken met de eventueel doorgevoerde begrotings­wijzigingen tussen de periode van de ontvangst van de gegevens van de gemeenten en die van de OCMW’s.

4 De dekkingsgraad wordt verkregen door de ontvangen bedragen in artikel (8320­465XX/05) te delen door de uitgegeven bedragen in artikel (8320­333XX/05).

Page 39: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

39

Grafiek 14 Evolutie van de exploitatie-uitgaven voor de functie rh-rvt – Eigen dienstjaar - Begrotingen

160

120

140

100

80

60

40

20

02007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Totale exploitatie-uitgaven rh-rvt(in EUR/inw.)Nettokosten rh-rvt (in EUR/inw.)Uitgaven rh-rvt in % van deexploitatiebegrotingvan de OCMW’s

17 18 18 20 19 20 21 22

124 128 133 133 134 138 142 143

17,9 %Uitgaven rh-rvt in % van de exploitatiebegroting van de OCMW’s

17,7 % 17,8 % 16,7 % 16 % 16 % 15,8 % 16,2 %

aanhoudende toename van het aantal begunstigden van het leefloon, enerzijds, en de gedeeltelijke terugvordering van de uitgegeven bedragen, anderzijds, hebben een bepalende invloed op de deficitaire financiële situatie van de OCMW’s. Daarnaast, echter, is sinds 2010 die gemiddelde dekkingsgraad toegenomen van 71,7 % tot 77,1 % zodat de nettolasten voor het leefloon constant zijn gebleven op 65 miljoen EUR.

Ontvangsten uit prestatiesDe ontvangsten uit prestaties bevatten de inkomsten uit de diensten die het OCMW levert en uit het beheer van eigen goederen. Volgens de begrotingen 2014 verte­genwoordigen zij gemiddeld 152,6 miljoen EUR, dat is 131 EUR per inwoner en 15 % van de totale exploitatie­ ontvangsten.

Zij bestaan in hoofdzaak uit het terugvorderbaar aandeel bij de begunstigden of de rechthebbenden van de ver­leende diensten (maaltijden aan huis, schoonmaakdienst, opname in een rusthuis enz.).

Bijna 44 % van die ontvangsten is afkomstig van de prestaties van de rvt, waarvan 77 % te maken heeft met de bijdragen van de bewoners in de verblijfskosten.

De rusthuizenAlle Brusselse OCMW’s beschikken over minstens één rusthuis (rh) of één rust­ en verzorgingstehuis (rvt).

De exploitatie­uitgaven voor de functie rh­rvt van de OCMW’s belopen gemiddeld 143 EUR per inwoner, dat is 16,2 % van de totale exploitatie­uitgaven op de be­groting 2014.

De ontvangsten uit de functie bedragen 121 EUR per in­woner (of 13,5 % van de totale exploitatie­ontvangsten), zodat de functie rh­rvt op de begroting 2014 een ge­middelde nettokostprijs te zien geeft van 22 EUR per inwoner. Die nettokosten variëren van 15 EUR per inwoner voor de rvt in de grote gemeenten van de kanaalzone tot 29 EUR per inwoner voor de rvt in de woongemeenten in het noordoosten. Van 2007 tot 2014 zijn die nettokosten gestegen met 31 % (grafiek 14).

Het aandeel van de bijdragen van de bewoners in de exploitatieontvangsten van de functie rvt bedraagt 37 %, terwijl de ontvangsten uit overdrachten (met in hoofd­zaak de tegemoetkoming door het RIZIV) voor 51 % bijdragen in de totale ontvangsten.

Page 40: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

40

Grafiek 16 Balansstructuur 2012 (in EUR/inw.)

1 400

1 200

1 000

800

600

400

200

0Activa Passiva

Vast kapitaalSchulden opten hoogste één jaarRegularisatie- enwachtrekeningenVaste activaVlottende activazonder thesaurieThesaurie

910

309

18

1 003

204

30

Grafiek 15 Evolutie van de nettolasten in EUR/inw per functionele groep - Eigen dienstjaar - Begrotingen 2013 en 2014

Begroting 2013Begroting 2014

-300 -200 -100 0 100 200

Andere (- 19,5 %)

Sociale huisvesting(- 10,4 %)

Volksgezondheid (+ 15,7 %)

Professionele herinschakeling enbijstand aan gezinnen (- 0,1 %)

Sociale bijstand (+ 2,5 %)

Algemeen bestuur (+ 1,1 %)

Algemene ontvangstenen uitgaven (+ 2,4 %)

-1-1-1-1

11

3434

151148

8180

-278-272

3. Nettokosten per functie

De nettokosten per grote functie van het gemeente­budget worden verkregen door van de totale uitgaven van elke functie de totale ontvangsten voor diezelfde functie af te trekken. Zij geven de begrotingsprioriteiten weer die verschillen van OCMW tot OCMW en hangen af van de omvang van de gemeente, van de sociaal­ demografische kenmerken van de bevolking en van de aangeboden of uitbestede dienstverlening.

De ontvangsten waarmee rekening wordt gehouden voor het bepalen van de nettokosten voor de functie “algemene ontvangsten en uitgaven” omvatten in hoofdzaak de gemeentedotatie, het Bijzonder Fonds voor Maatschap­pelijk Welzijn en de tegemoetkomingstoelagen van de hogere overheid, dat zijn de financieringsbronnen van algemene aard. Die laatste zorgen in werkelijkheid voor de financiering van de nettokosten die worden geboekt voor de diverse begrotingsfuncties en in het bijzonder voor diegene toegespitst op sociale bijstand5 (grafiek 15).

4. Investeringen

De balansen van de OCMW’s leren ons meer over hun vermogenssituatie op het einde van het dienstjaar. De activa omvatten alle bezittingen en tegoeden van het OCMW, terwijl de passiva een overzicht geven van de middelen waarover het beschikt (eigen vermogen en schulden). Om na te gaan hoe de vermogenstoestand evolueert, nemen we twee aspecten onder de loep die in financieel opzicht belangrijk zijn, nl. de investeringen en de schulden. De link tussen de beide financiële onder­delen is het feit dat de investeringen in hoofdzaak worden gefinancierd met leningen.

BalansstructuurOp basis van de balansen 2012 bedragen de totale activa 1 408 miljoen EUR, d.w.z. 1 236 EUR per inwoner (grafiek 16).

5 De sociale bijstand omvat de sociale hulpverlening, de hulp aan ouderen inclusief de uitgaven voor de functie rh­rvt, hulp aan kinderen, lokale opvanginitiatieven enz.

Page 41: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

41

Grafiek 17 Evolutie van de investeringsuitgaven (in miljoen EUR) - Begroting en rekening

250

200

150

100

50

02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Investering-rekening Investering-begroting

045 39 63

128 141 177 162 221 197 238 210

57 51 78 109 73

Grafiek 18 Structuur voor de financiering van de investeringen – Begrotingen 2012-2014

100 %

90 %

80 %

70 %

60 %

50 %

40 %

30 %

20 %

10 %

0 %Begroting 2012 Begroting 2013 Begroting 2014

ZelffinancieringsgraadTegemoetkomingenLeningenVervreemdingen14 %

27 %

50 %

9 %

49 %

13 %

11 %

27 %

62 %

15 %

6 %

17 %

Aan de passiefzijde bedragen de schulden van de OCMW’s op de balans 2012 619,7 miljoen EUR of 544 EUR per inwoner, wat neerkomt op een gemiddelde schuldgraad van 44 % ten opzichte van het balanstotaal en die daarmee iets hoger ligt dan in Wallonië (39,5 %) en in Vlaanderen (42,2 %).

InvesteringsinspanningDe in de begroting 2014 voorziene investeringen belopen 210 miljoen EUR, dat is 180 EUR per inwoner. Zij bedragen in verhouding 20 %6 van de totale exploitatie­uitgaven voor het eigen dienstjaar van de OCMW’s en net als in het Waals Gewest zijn zij tussen 2013 en 2014 gedaald (met ongeveer 12 %). Het aandeel van de investeringen voor rvt bedraagt 42 %7. Dat aandeel varieert sterk van OCMW tot OCMW (van 3 % tot 99 %).

De op de begrotingen geplande investeringen vinden we niet integraal terug in de vastleggingen op de rekeningen. Ten slotte worden voor tal van investeringsprojecten bedragen ingeschreven op de begroting, maar krijgen ze daarom nog geen concrete uitvoering tijdens het voor­ziene jaar. Meestal worden ze gespreid over verscheidene dienstjaren ofwel afgeblazen (als gevolg van diverse gebeurtenissen zoals vertragingen bij de voorbereiding van het dossier, het stopzetten of uitstellen van projecten, problemen rond de financiële haalbaarheid enz.).

De effectieve verwezenlijkingsgraad van de investeringen bedraagt gemiddeld 42,1 % voor de periode 2007­2012 (grafiek 17).

FinancieringsstructuurVolgens de begroting 2014 worden de investeringen van de OCMW’s voor 50 % gefinancierd door kredieten, dat is voor 118 EUR per inwoner. De overige componenten van de financieringsmiddelen omvatten kapitaaltoelagen, zelffinanciering en de verkoop van patrimonium. In de begroting 2014 is de f inancieringsstuctuur van de Brusselse OCMW’s vergelijkbaar met die van de OCMW’s van het Waalse Gewest (grafiek 18).

6 Dat is iets meer dan voor de OCMW’s in Vlaanderen (17,5 %).7 Aandeel berekend op basis van de informatie die wij ontvingen van 16 gemeenten.

Page 42: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de Brusselse OCMW’s | 2014

42

5. Begrotingssaldi en saldi van de rekeningen

In de begrotingsboekhouding beoordelen we doorgaans de financiële gezondheid van een OCMW door begrotings­saldi te berekenen, dat wil zeggen het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven.

De boekhouding van de lokale besturen maakt een syste­matisch onderscheid tussen de verrichtingen die verband houden met het eigen dienstjaar en die van de voorgaande dienstjaren.

Dat onderscheid leidt tot de berekening van twee soorten saldi:

• het algemeen saldo, dat enkel slaat op de ontvangsten en de uitgaven van het dienstjaar. Dat bestaat uit twee delen, nl. het exploitatiesaldo en het investe­ringssaldo. Het exploitatiesaldo is doorgaans positief en moet worden vergeleken met het saldo van de investeringsdienst, dat doorgaans negatief is, omdat die laatste de kapitaalaflossingen van de leningen omvat;

• het saldo algemeen totaal, dat zowel rekening houdt met de verrichtingen voor de vorige dienstjaren (met inbegrip van de overgedragen boni of mali), alsook met de algemene overboekingen.

De saldi van de begrotingsrekeningen (die het verschil vormen tussen de vastgestelde rechten en de vastleg­gingen) weerspiegelen een concrete financiële realiteit, terwijl de begrotingssaldi het resultaat zijn van ramingen over de omvang van de ontvangsten en uitgaven voor een welbepaald begrotingsjaar.

Met een exploitatiesaldo van 12,8 EUR per inwoner en een investeringssaldo (zonder overboekingen) van ­80 EUR per inwoner wordt het algemeen saldo voor 2014 geraamd op ­68 EUR per inwoner, terwijl het saldo algemeen totaal een evenwicht raamt (grafiek 19).

Grafiek 19 Algemeen saldo en saldo algemeen totaal en op basis van rekening 2012 en begrotingen 2012-2014 (in EUR/inw)

50

-50

0

-100

-150

-200

-250

-300

-350Rekening 2012 Begroting 2012 Begroting 2013 Begroting 2014

Algemeen saldo Saldo algemeen totaal Algemeen saldo (vóór gemeentedotatie)

-16 -14

-249

-37 0

-271

-760

-321

-680

-318

Page 43: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

43

De financiële situatie van de politiezones

Kencijfers en trends die de politiezones globaal optekenen in de begrotingen 2014 en de rekeningen 2012:

Een politiezone omvat gemiddeld drie gemeenten, telt 57 182 inwoners en beschikt over een politie­korps van 171 agenten. Die gemiddelde cijfers verschillen soms echter sterk van gewest tot gewest en vooral volgens de typologie die gebaseerd is op de verstedelijkingsgraad.

De totale gewone uitgaven stijgen matig (+3,1 %) in 2014, tegen met 3,5 % in 2013 en met bijna 5 % in 2012. De stijging van die uitgaven in 2014 is echter meer uitgesproken in Brussel (+4,3 %) dan in de rest van het land (+2,9 % in Wallonië en slechts +2,8 % in Vlaanderen).

De personeelsuitgaven nemen het leeuwendeel voor hun rekening (85,9 %) en ondervinden andermaal de gevolgen van de hervorming van de pensioenen van het statutair personeel (hogere bijdrage­percentages).

De begrotingen van de politiezone kennen twee belangrijke financieringsbronnen: enerzijds de toe­lagen van de federale overheid (de federale toelage en de aanvullende toelagen) en anderzijds van de gemeenten (de gemeentetoelage). De gemeentedotatie bedraagt gemiddeld 152 EUR per inwoner en dekt op zich al meer dan 60 % van de gewone ontvangsten.

Het saldo voor het eigen dienstjaar stabiliseert op bijna 30 miljoen EUR in 2014. Dat overschot is echter in hoofdzaak geconcentreerd in de politiezones in Vlaanderen (26 miljoen EUR, d.w.z. 87 % van het totaal bedrag) terwijl het saldo slechts ongeveer 2 miljoen EUR bedraagt, zowel in Wallonië als in het Brussels Gewest.

Het saldo algemeen totaal ligt dan weer minder hoog (12,3 miljoen EUR) en laat een verdere daling optekenen ten opzichte van 2013, nl. met 1,6 miljoen EUR. Die situatie vloeit voort uit het feit dat de wedden van de maand december bij de uitgaven voor de voorgaande dienstjaren worden aangerekend, waardoor dit saldo een toenemend tekort vertoont.

De financiële schuld beloopt gemiddeld 52,4 EUR per inwoner, maar wordt voornamelijk aangegaan voor de financiering van de investeringen (commissariaat, uitrusting, voertuigen enz.). De schulden­lasten (interest en aflossingen) vertegenwoordigen slechts 2,6 % van de totale gewone uitgaven.

Op basis van de begrotingen zijn de investeringsprojecten van de politiezones structureel verminderd sinds 2009. Zij komen uit op slechts 13,8 EUR per inwoner in 2014, tegen bijna 20 EUR per inwoner in 2009.

• Volgens de ESR­normen die de referentie vormen voor de monitoring van de Europese begrotings­doelstellingen, geven de politiezones een financieringsbehoefte te zien die schommelt tussen 243 mil­joen EUR in 2010 en 89 miljoen EUR in 2013.

Page 44: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

44

Tabel 1 Algemene kenmerken van de politiezones per regio

Aantal politiezones

Gemiddeld aantal

gemeentenGemiddelde

bevolkingGemiddelde oppervlakte

Gemiddeld politie­

personeels­ bestand per zone

Vlaanderen 117 2,6 54 792 114,6 142Wallonië 72 3,6 49 671 233,9 148Brussel­Hoofdstad 6 3,2 193 914 26,9 1 031

Totaal 195 3,0 57 182 155,7 171

Tabel 2 Algemene kenmerken van de politiezones op basis van de typologie bepaald door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

Typologie Aantal politiezones

Gemiddeld aantal

gemeentenGemiddelde

bevolkingGemiddelde oppervlakte

Gemiddeld politie­

personeels­ bestand per zone

Cluster 1 (sterk verstedelijkt) 5 1,2 282 901 114,2 1 699

Cluster 2 22 2,5 109 826 110,4 388Cluster 3 51 2,1 45 141 79,4 113Cluster 4 62 3,2 46 158 160,4 97Cluster 5 (uitgesproken landelijk) 55 4,0 39 197 242,1 84

Totaal 195 3,0 57 182 155,7 171

1. Lokale politie

De lokale politie in de nieuwe politiestructuurVóór de politiehervorming vertoonde de politiestructuur een vrij hybride karakter, met de gemeentepolitie, de rijkswacht, de gerechtelijke politie en de bijzondere politie. De wet van 7 december 1998 heeft op lokaal vlak geleid tot de uitbouw van een geïntegreerde politie op twee niveaus, nl. de federale en de lokale politie. Vanaf 2002 kreeg de reorganisatie concreet vorm op lokaal vlak.

De federale politie oefent op het hele Belgische grond­gebied gespecialiseerde en bovenlokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie uit. Ze vervult ook een ondersteunende rol voor de lokale diensten en de politieoverheden1.

De lokale politie is operationeel via 195 politiezones na de fusie van twee Vlaamse politiezones. Voortaan vallen 48 zones samen met het grondgebied van één enkele gemeente (de zgn. ééngemeentezones) en 147 met het grondgebied van verscheidene gemeenten (de zgn. meergemeentenzones). Vlaanderen telt 117 zones, Wallonië 72 en Brussel 6 (tabel 1).

De politiezones zijn gebiedsgebonden of territoriale entiteiten die over een eigen autonomie beschikken, maar waarvan de werking door federale normen wordt bepaald. Alle zones hebben een specifieke begroting en rekening, maar enkel de meergemeentenzones bezitten rechtspersoonlijkheid.

Beide niveaus, zowel federaal als lokaal, zijn autonoom en hangen af van afzonderlijke overheden, maar toch zijn zij complementair omdat zij door een aantal samen­werkingsbanden een zogenaamde geïntegreerde politie vormen. Het gaat dan vooral om onderlinge steun, structurele detacheringen en gemeenschappelijke mobiliteits­, rekruterings­ en opleidingsprocedures.

Bovendien maakt in elke zone een zonale veiligheidsraad overleg mogelijk tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke overheid (burgemeester en procureur des Konings) en tussen de lokale politiediensten (zonale korpschef) en de federale politie (administratief directeur­coördinator).

De voornaamste opdracht van deze raad bestaat in het voorbereiden en evalueren van de uitvoering van het vierjaarlijkse zonale veiligheidsplan, dat op lokaal vlak moet stroken met de prioritaire doelstellingen die in het nationale veiligheidsplan zijn vastgelegd.

Politiezones – sociaaleconomische kenmerkenTussen de politiezones bestaan er onderling grote ver­schillen qua bevolking, het grondgebied dat ze bestrijken en het aantal politiebeambten.

Over het hele land gezien telt een politiezone gemiddeld drie gemeenten (tabel 1). Wallonië heeft het grootste aantal gemeenten per politiezone (3,6). Dat is te verklaren doordat de Waalse gemeenten kleiner in omvang zijn, zodat meer gemeenten deel uitmaken van eenzelfde zone. Dat geldt ook voor het aantal inwoners per politie­zone, dat lager ligt voor Wallonië (49 671) dan in de twee andere gewesten. De gemiddelde bevolking in Vlaanderen (54 792) is kleiner dan het gemiddeld aantal inwoners per politiezone voor het hele land (57 182). Dat laatste cijfer wordt opwaarts beïnvloed door het Brussels Gewest, dat met 193 914 inwoners per politiezone de hoogste score haalt.

Bij de oprichting van de lokale politie in 2002 bestond het personeelsbestand uit 27 322 plaatselijke politiebeambten,

1 Bron: Artikel 3 van de wet van 7 december 1998 m.b.t. de organisatie van een geïntegreerde politie, die op twee niveaus is gestructureerd.

Page 45: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

45

Kaart 1 Kaart van de politiezones in functie van de typologie (Ministerie van Binnenlandse Zaken)

Cluster 5

Cluster 4

Cluster 3

Cluster 2

Cluster 1Brussels Gewest

waarvan 7 539 voormalige rijkswachters uit de territoriale brigades en 19 783 gemeentelijke politiebeambten. Eind 2013 bestond op basis van de statistieken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken2 het operationele kader van de lokale politie uit 28 030 personen (VTE), plus 5 407 leden (VTE) van het administratief en logistiek kader (CALOG). Dit effectieve personeelsbestand van de lokale politie vertegenwoordigt 90 % van het personeels­kader dat voorzien is voor alle politiezones samen.

Een plaatselijk politiekorps van een politiezone bestaat dus gemiddeld uit 171 personen. Dat gemiddelde personeels­bestand per zone, het administratief en het logistiek kader inbegrepen, bedraagt 142 personen voor Vlaanderen, 148 voor Wallonië en 1 031 voor het Brussels Gewest.

Er bestaat een verband tussen de verstedelijkingsgraad en het aantal politiebeambten in de betrokken politie­zone. Tabel 2 toont duidelijk dit verband aan de hand van de clusters die door de Federale Overheidsdienst Binnen­landse Zaken werden vastgelegd3.

De gemiddelde bevolking per politiezone ligt lager naar­mate het landelijke karakter van de cluster toeneemt,

terwijl het gemiddeld aantal gemeenten per zone en de oppervlakte van de zone in stijgende lijn gaan. Schema­tisch gezien behoren de sterk verstedelijkte zones tot het ééngemeentetype (met uitzondering van de Brusselse zones). Laatstgenoemde zones tellen het grootste aantal inwoners en de hoogste bevolkingsdichtheid. De landelijke zones daarentegen, zijn van het meergemeententype. Ze bestaan gewoonlijk uit een groter aantal gemeenten die een aanzienlijk grondgebied met een lagere bevolkings­dichtheid moeten beheren. In de grote steden (cluster 1) zijn er gemiddeld 1 699 politiebeambten, maar dat aantal neemt geleidelijk af naarmate het landelijke karakter toeneemt. Clusters 4 en 5 bestaan uit gemeenten met een meer uitgesproken landelijk karakter. Zij hebben verhoudingsgewijs een kleiner personeelsbestand, met respectievelijk 97 en 84 politiebeambten per politiezone, of bijna tweemaal minder dan het algemene gemiddelde van alle politiezones van het hele land.

2 Bron: Federale Politie – CGL – Morfologische gegevens van de lokale politie – Algemeen overzicht van de gegevens op 31­12­2013.

3 De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken verdeelt de 195 politiezones van het land in vijf groepen of “clusters” volgens afnemende graad van verste­delijking. Cluster 1 komt overeen met de zones van de vijf grote steden van het land, terwijl cluster 5 bestaat uit gemeenten met een overwegend landelijk karakter.

Page 46: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

46

Tabel 3 Economische indeling van de gewone ontvangsten - Begroting 2014

Begroting 2014

In duizenden EUR In EUR/inw.

In % van de totale ontvangsten

Evolutie 2013 ­ 2014

in %Prestaties 19 450 2 0,7 % ­13,6 %Overdrachten 2 763 951 248 99,0 % 3,3 %

Federale toelagen e.a. 1 074 350 96 38,5 % 4,2 %Gemeentetoelagen 1 689 601 152 60,5 % 2,8 %

Schuld 9 416 1 0,3 % ­4,5 %

Totale ontvangsten 2 792 817 250 100,0 3,1 %Vlaanderen 1 426 935 223 3,9 %Wallonië 839 862 235 0,9 %Brussel 526 021 452 4,7 %

het gewest. De Brusselse politiezones hebben de hoogste ontvangsten (452 EUR per inwoner), dat is bijna tweemaal zoveel als het gemiddelde bedrag van de ontvangsten voor de rest van het land. De Vlaamse politiezones ont­vangen het minste per inwoner (223 EUR), terwijl de Waalse politiezones iets hoger scoren (235 EUR per inwoner). Die verschillen in ontvangsten zijn uiteraard te verklaren door het niveau van de uitgaven, die op hun beurt bepaald worden door de verschillen in de kosten voor veiligheid.

De ontvangsten stijgen in 2014 gemiddeld met 3,1 % ten opzichte van het vorige dienstjaar, wat iets minder is dan de toename in 2013 (+4,0 %). De toename van de ont­vangsten van de politiezones ligt in het Brussels Gewest (+4,7 %), andermaal aanzienlijk hoger dan het nationale gemiddelde tegen een toename van 3,9 % in Vlaanderen. Voor de Waalse politiezones is de stijging van de ontvang­sten zeer beperkt (+0,9 %).

De economische indeling van de gewone ontvangsten van de politiezones omvat drie grote groepen, met een sterk uiteenlopend gewicht: ontvangsten uit prestaties, overdrachten en schulden. De ontvangsten uit over­drachten wegen sterk door en bevatten twee belangrijke rubrieken, de federale toelagen en de gemeentetoelagen.

De ontvangsten uit prestaties van de politiezones op de begroting 2014 bedragen 19,4 miljoen EUR, of 2 EUR per inwoner. In verhouding tot de totale ontvangsten blijft hun bijdrage tot de financiering van de politiezones beperkt tot 0,7 % van het totale budget. Ze bestaan vooral uit vergoedingen voor diensten die de politiezones leveren en de eventuele exploitatie van de onroerende goederen die aan de politiezone toebehoren (huur enz.). De ontvangsten uit prestaties van de zones nemen echter met 13,6 % af ten opzichte van het voorgaande dienstjaar.

De ontvangsten uit overdrachten zijn veruit de be­langrijkste financieringsbron van de politiezones, met 2 764 mil joen EUR in de begroting 2014, d.i. 248 EUR per inwoner. Die ontvangsten vertegenwoordigen niet minder dan 99,0 % van de totale gewone ontvangsten van de politiezones. In vergelijking met het vorige dienstjaar zijn zij voor de begroting 2014 toegenomen met gemiddeld 3,3 %. Uit een analyse van de gegevens per gewest blijkt dat Brussel de sterkste groei laat zien (+5,0 %), tegen een toename van 4,1 % voor Vlaanderen en slechts 0,9 % voor Wallonië.

Het stedelijke of landelijke karakter van een cluster heeft een aanzienlijke impact op de financiële structuur ervan. Voor de analyse is het dus interessant om de gegevens van de politiekorpsen te bestuderen op basis van die typologie.

2. Gewone ontvangsten

De begroting 2014 vertegenwoordigt voor alle politie zones samen een bedrag van 2 793 miljoen EUR aan gewone ontvangsten, d.w.z. 250 EUR per inwoner (tabel 3). Het bedrag per inwoner verschilt aanzienlijk naargelang van

Kader van de analyse

Deze financiële analyse van de politiezones gebeurt op basis van in­gezamelde gegevens over de begroting 2014. Met 181 politiezones op 195 vertegenwoordigt de steekproef 93,6 % van de totale bevolking. Uit een analyse op basis van de typologie van de zones blijkt dat de repre­sentativiteit 100 % bedraagt in de meest verstedelijkte zones (cluster 1) en dat ze bijna 95 % bedraagt in de meer landelijke zones (clusters 4 en 5). Het zijn de politiezones van de tussenliggende cluster (cluster 3) die het minst goed vertegenwoordigd zijn (89 %). Per gewest bekeken bedraagt de representativiteit van de zones gemeten naar het bevol­kingsaantal 100 % voor het Brussels Gewest, 91,9 % voor Vlaanderen en 94,7 % voor Wallonië.

De voor de begroting van 2014 ontbrekende gegevens werden geëxtra­poleerd om voor alle zones samen een financiële situatie te kunnen geven. De sterke representativiteit zowel per cluster als per gewest geeft een zeer realistisch beeld van de financiële situatie van de politiezones.

Page 47: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

47

Grafiek 1 Aandeel van de gemeentelijke en de federale financiering volgens de graad van verstedelijking (clusters) (in EUR/inw.) – Begroting 2014

600

500

400

300

200

100

0Cluster 1

(sterkverstedelijkt)

Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 Cluster 5(sterk landelijk)

Totaal

Federale toelage Gemeentetoelage

354

149

187

105

126

80

92

80

85

92

152

96

Grafiek 2 Belangrijkste componenten van de federale financiering voor politiezones - Begroting 2014

Aanvullende federale toelage - ● algemeen: 4,7 %

Federale basistoelage: 63,4 % ●

Sociale toelage 1:11,6 % ●

● Toelage van het verkeers-veiligheidsfonds: 8,4 %

  ● Sociale toelage 2: 4,3 %

Diverse toelagen:   ● 7,6 %

De begroting van de politiezone wordt gestijfd door twee belangrijke financieringsbronnen: de federale overheid (de federale toelage en de aanvullende toelagen), ener­zijds, en de gemeente (de gemeentetoelage), anderzijds.

De federale financieringOp de federale begroting wordt jaarlijks voor elke politie­zone een federale toelage uitgetrokken, die bestaat uit verscheidene dotaties.

Voor alle politiezones van het land samen werd in de aanvankelijke begroting 2014 een bedrag van 1 074 mil­joen EUR aan federale dotaties ingeschreven. Dat komt neer op gemiddeld 96 EUR per inwoner, met evenwel grote verschillen tussen de gewesten. In Vlaanderen geven de politiezones gemiddeld het laagste bedrag per inwoner te zien (79 EUR), terwijl Brussel het hoogste bedrag voor zijn rekening neemt (159 EUR) en Wallonië tussen die beide waarden in ligt (107 EUR).

Die dotaties stijgen globaal met 4,2 % in de begroting 2014 ten opzichte van het jaar ervoor. In het Brussels Gewest is die stijging het sterkst (+10 %), terwijl ze voor de Waalse en de Vlaamse politiezones respectievelijk 3,6 % en 2,4 % bedraagt.

De federale financiering zorgt gemiddeld voor 38,5 % van de ontvangsten van de politiezones, met evenwel grote verschillen per gewest (en per zone). In het Waalse Gewest nemen de diverse federale toelagen het grootste deel van de gewone ontvangsten voor hun rekening (45,5 %). Voor Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedragen de federale dotaties gemiddeld iets meer dan 35 % van de totale gewone ontvangsten van de politiezones.

Een analyse per cluster toont aan dat het aandeel van de federale toelage in % van de totale ontvangsten omge­keerd evenredig is met de verstedelijkingsgraad van de politiezones (grafiek 1). Zo vertegenwoordigt het meer dan de helft van de financieringsbronnen (51,5 %) in de overwegend landelijke zones (cluster 5) en valt het terug tot minder dan 30 % van de gewone begroting in de sterk verstedelijkte zones (cluster 1). Voor de overige clusters (2, 3 en 4) ligt het aandeel van de federale dotatie tussen die beide waarden in.

De federale financiering van de politiezones bestaat on­der meer uit de volgende toelagen (grafiek 2):

• het belangrijkste gedeelte van de federale financiering is de federale basistoelage, waarvan de verdeelsleutel grotendeels op de KUL­norm berust. In de begroting 2014 van de politiezones werd een voorlopig bedrag van 674 miljoen EUR ingeschreven (+1,7 %), wat op zich twee derde van de federale financiering vertegen­woordigt;

• de (“algemene”) aanvullende federale toelage is een bedrag dat de federale overheid vrijmaakt om de meerkosten te betalen die de evaluatiecommissie als aanvaardbaar beschouwt (Koninklijk Besluit van

Page 48: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

48

15 januari 2003). In de begroting 2014 blijft de aan­vullende toelage gehandhaafd op 50 miljoen EUR;

• een tweede aanvullende toelage (“politiecontract”) voor 2014 ten belope van 3,0 miljoen EUR is bestemd voor bepaalde gemeenten die over een veiligheids-contract beschikken;

• de federale toelage betreffende de uitrusting voor de handhaving van de openbare orde, bedraagt 0,5 miljoen EUR in de begroting 2013;

• de federale sociale toelage 1 die in de begroting 2014 werd ingeschreven voor een bedrag van 123,5 mil­joen EUR en waarvan de sterkere stijging in 2014 (+7,5 %) kan worden verklaard door het hogere per­centage van de basisbijdrage voor de pensioenlasten;

• de federale sociale toelage 2 bedraagt in de begro­tingen 2014 van de politiezones meer dan 45,3 mil­joen EUR en heeft betrekking op de meerkosten voor de werkgeversbijdragen inzake sociale zekerheid voor de uitkeringen, premies en vergoedingen die verschul­digd zijn als gevolg van het nieuwe statuut van het politiepersoneel;

• de ontvangsten uit het Verkeersveiligheidsfonds komen uit op bijna 93,9 miljoen EUR.

Ten slotte wordt het financieringsarsenaal aangevuld met meer specifieke toelagen, zoals de federale toelage voor federale huurovereenkomsten die naar bepaalde politiezones werden overgeheveld enz. Voor Brus­sel­stad en de Brusselse gemeenten worden extra fede­rale middelen vrijgemaakt om onze hoofdstad in staat te stellen haar internationale functie te vervullen. Concreet gaat het om financiële steun voor de infrastructuur en het veiligheidsmaterieel in het kader van de organisatie van Europese topontmoetingen en andere internationale bijeenkomsten.

De gemeentedotatieDe financiële inspanning van de gemeenten voor de politie­zones krijgt concreet vorm via de gemeentedotatie. In het kader van haar opdracht van openbare dienstverlening geeft elke gemeente per dienstjaar een dotatie aan de politiezone waarvan ze deel uitmaakt.

Voor de politiezone is de gemeentedotatie de belangrijkste financieringsbron. In de begroting 2014 gaat het om een totaal bedrag van 1 690 miljoen EUR, dat is 152 EUR per inwoner, met evenwel uitgesproken verschillen per gewest (en per zone). In het Brussels Gewest gaat het om een bedrag van 290 EUR per inwoner, wat meer dan het dubbele is van Vlaanderen (141 EUR per inwoner) en Wallonië (125 EUR per inwoner).

De gemeentedotatie stijgt in de begroting 2014 gemid­deld met 2,8 % ten opzichte van het vorige dienstjaar. Wat de gewesten betreft, is de stijging van de gemeente­dotatie het sterkst voor Vlaanderen (+4,4 %), tegen een toename van 2,5 % voor Brussel. In Wallonië daarentegen wordt voor de gemeentedotatie gemiddeld een lichte daling vastgesteld met 0,2 %. De gemeentedotatie draagt gemiddeld voor 60,5 % bij tot de gewone middelen van de politiezones in de begroting voor 2014 met even­wel uitgesproken regionale verschillen. De Brusselse politiezones krijgen proportioneel de hoogste gemeente­dotatie, die goed is voor 64,2 % van de totale gewone ontvangsten. Het aandeel van de gemeentedotatie voor de politiezones van Wallonië ligt duidelijk lager (53,3 %), terwijl de Vlaamse politiezones met 63,3 % slechts iets minder goed scoren dan de Brusselse politiezones.

Wanneer de politiezone uit één gemeente bestaat, dient de dotatie die de gemeente toekent aan de politiezone om een begrotingsevenwicht te bereiken voor het eigen dienstjaar, iets waartoe de zone wettelijk verplicht is (artikel 252 van de nieuwe gemeentewet). De gemeente­dotatie vormt zodoende het sluitstuk van de politie­begroting, wat trouwens ook haar rol is.

In de meergemeentenpolitiezones moet worden bepaald in welke mate elke gemeente bijdraagt tot de financiering van de zone. Een Koninklijk Besluit biedt de gemeenten van een meergemeentenzone in de eerste plaats de moge lijkheid om in onderling overleg te beslissen over het aandeel van elke gemeente in de globale dotatie. Slagen de gemeenten er niet in tot een dergelijk akkoord te komen, dan wordt een verdeelsleutel (60/20/20) toe­gepast, rekening houdend met vastgestelde factoren (KUL­norm en fiscaal vermogen van de gemeenten).

Dit besluit werd herhaaldelijk gewijzigd als gevolg van vernietigingen door de Raad van State. Het kan een bron van spanningen zijn tussen gemeenten van eenzelfde zone en lag soms aan de basis van sterke stijgingen van de dotaties in bepaalde zones.

Om de inbreng van elke gemeente te bepalen, wordt de volgende verdeelsleutel gebruikt:

• KUL­norm (60 %);• belastbaar inkomen (20 %);• kadastraal inkomen (20 %).

Page 49: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

49

3. Gewone uitgaven

In de begroting 2014 van de politiezones bedragen de gewone uitgaven 2 763 miljoen EUR of gemiddeld 248 EUR per inwoner (tabel 5). De Brusselse politiezones geven per inwoner bijna tweemaal zoveel (450 EUR) uit als die in Vlaanderen (219 EUR) en Wallonië (234 EUR).

Een analyse per cluster wijst op significante verschillen in de uitsplitsing van de totale uitgaven in EUR per inwoner. In de grote steden (cluster 1) liggen de uitgaven het hoogst. De uitgaven belopen 504 EUR per inwoner en vertegen­woordigen iets minder dan het drievoud van de uitgaven voor cluster 5. Het stedelijke en specifiek internationale karakter van Brussel betekent dat men aan aanvullende

Tabel 4 Gemeentedotatie volgens de verstedelijkingsgraad (clusters) - Begroting 2014

Typologie In duizenden EUR In EUR/inw. In % van de totale ontvangsten

Cluster 1 (sterk verstedelijkt) 501 225 354 69,6 %Cluster 2 450 976 187 63,2 %Cluster 3 290 889 126 60,8 %Cluster 4 264 159 92 53,2 %Cluster 5 (sterk landelijk) 182 352 85 47,5 %

Totaal 1 689 601 152 60,5 %

Tabel 5 Economische indeling van de gewone uitgaven - Begroting 2014

In duizenden EUR In EUR/inw.

In % van de totale ontvangsten

Evolutie 2013 ­ 2014

in %Personeel 2 371 925 213 85,9 % 3,2 %Werking 298 456 27 10,8 % 0,4 %Overdrachten 21 408 2 0,8 % 23,6 %Schuld 70 972 6 2,6 % 6,3 %

Totale uitgaven 2 762 760 248 100,0 % 3,1 %Vlaanderen 1 400 970 219 2,8 %Wallonië 838 161 234 2,9 %Brussel 523 629 450 4,3 %

Uit een analyse van de politiezones die worden ingedeeld volgens de nomenclatuur van de Federale Overheids­dienst Binnenlandse Zaken blijkt dat het gewicht van de gemeentedotatie in de totale ontvangsten van de politie­zones rechtstreeks afhangt van de verstedelijkingsgraad van de betrokken gemeenten. Er zijn grote verschillen.

Voor cluster 1, die sterk verstedelijkt is, gaat het om een bedrag van 354 EUR per inwoner, dat is ruim viermaal meer dan de dotatie voor de zeer landelijke cluster 5, die het moet stellen met een bedrag van 85 EUR per inwoner (tabel 4).

Voor cluster 1 bedraagt het aandeel van de dotatie on­geveer 70 % van de totale gewone ontvangsten, tegen iets minder dan 50 % voor cluster 5. De overige clusters bevinden zich tussen die twee waarden in.

Grafiek 1 vestigt voor de verschillende clusters de aan­dacht op het relatieve gewicht van de twee belangrijkste financieringsbronnen van de politiezones, nl. de federale toelage en de gemeentedotatie.

Naargelang van de cluster is er een groot verschil tussen het relatieve aandeel van beide financieringsbronnen. Vooral de gemeentedotatie, die van gemeente tot ge­meente verschilt, beïnvloedt door haar gewicht het aandeel van de overige dotaties. In cluster 1 is het aan­deel van de gemeentedotatie meer dan tweemaal groter dan de federale toelage, in tegenstelling tot cluster 5, waar het aandeel van de federale toelage iets groter is dan dat van de gemeentedotatie.

De meer verstedelijkte gemeenten hebben historisch ge­zien geopteerd voor een sterke gemeentepolitie, omdat ze een aantal specifieke fenomenen (aanwezigheid van instellingen, betogingen, criminaliteit enz.), waarmee ze in het verleden werden en nu nog altijd worden geconfron­teerd, op een efficiënte manier wensen aan te pakken. Verhoudingsgewijs hebben ze dan ook grote bedragen geïnvesteerd in de politiediensten.

De schuldontvangsten belopen in de begroting 2014 van de politiezones 9,4 miljoen EUR, wat neerkomt op 1 EUR per inwoner. De schuldontvangsten nemen dus een bijna te verwaarlozen plaats in met 0,3 % van de totale gewone ontvangsten van de politiezones. Ze bestaan vooral uit opbrengsten uit thesauriebeleggingen.

Page 50: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

50

Grafiek 3 Gewone uitgaven op basis van de verstedelijkingsgraad (clusters) (in EUR/inw.) – Begroting 2014

600

500

400

300

200

100

0Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 Cluster 5

Schuld Overdrachten Werking Personeel

435

52

88

1

11 1

148

205

149

194

174

245

253

30

10

Grafiek 4 Componenten van de personeelsuitgaven - Begroting 2014

Lonen: 68,9 % ●

Diverse toelagenen bijdragen:

● 6,1 %

  ● Werkgeversbijdragen:25 %

4 Cf. fiche nr. 9 van het dossier over de financiële uitdagingen van de gemeente­lijke bestuursperiode 2013­2018: www.belfius.be/onzestudies (Lokale financiën > Financiële uitdagingen).

behoeften moet voldoen. Dat resulteert in bedragen en uitgaven die hoger liggen voor clusters 1 en 2 in vergelijking met de andere clusters (grafiek 3).

De vergelijkbare uitgaven die de uitgesproken landelijke clusters 4 en 5 te zien geven (ongeveer 175 EUR per inwoner), zijn onder meer het resultaat van reglementaire bepalingen die voor elke politiezone een minimale dienst­verlening opleggen. Dat fenomeen komt in de uitgaven­begrotingen tot uiting in minieme bedragen die niet meer lager kunnen, ook al wordt de zone kleiner.

De politiezones van cluster 2, die vooral bestaat uit regionale steden en vijf zones van het Brussels Gewest, hebben voor 294 EUR per inwoner aan uitgaven in hun begroting ingeschreven, terwijl de zones van cluster 3, die gelegen zijn in de meer verstedelijkte zones en de meer landelijke zones, een bedrag van 204 EUR aan gewone uitgaven uittrekken.

In vergelijking met de begroting 2013 van de politiezones nemen de uitgaven in 2014 gemiddeld toe met 3,1 %. De stijging van die uitgaven is echter groter in Brussel (+4,3 %) dan in de rest van het land (+2,9 % in Wallonië en slechts +2,8 % in Vlaanderen).

De boekhouding van de politiezones is sterk geïnspireerd op het gemeentelijk boekhoudreglement, zodat de uitgaven van de politiezones kunnen worden uitgesplitst volgens de gebruikelijke economische indeling, nl. de personeels­ en werkingsuitgaven, de overdrachten en de schulden.

De personeelsuitgaven komen uit op 2 372 miljoen EUR of 213 EUR per inwoner. Gelet op het belang van deze rubriek zijn de regionale contrasten die voor de totale uitgaven worden vastgesteld ook hier waarneembaar. De personeelsuitgaven voor het eigen dienstjaar in de begroting 2014 nemen toe met 3,2 %. De stijging van de personeelsuitgaven is evenwel sterker in Brussel (+4,2 %) dan in Vlaanderen (+3,1 %) en vooral dan in Wallonië (+2,8 %).

De personeelsuitgaven vormen de belangrijkste uitgaven­post van de politiezones, aangezien ze 85,9 % van de totale uitgaven voor hun rekening nemen. Die verhouding varieert lichtjes van gewest tot gewest, maar blijft wel ruimschoots de zwaarste begrotingspost. De personeels­kosten bestaan vooral uit lonen (68,9 %), werkgeversbij­dragen (25,0 %) en diverse sociale uitkeringen en bijdragen (6,1 %) (grafiek 4). De werkgeversbijdragen laten een vrij stevige stijging met 8,6 % optekenen als gevolg van de implementatie van de hervorming van de pensioenen van het statutair personeel4 (hogere basisbijdrage). De wedden stijgen echter maar met 1,5 % in vergelijking met de begrotingen 2013.

Page 51: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

51

5 Zie met name de rondzendbrief PLP 51 van 12 oktober 2011 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2014 ten behoeve van de politiezones.

6 Statistieken op basis van een steekproef van 157 balansen van politiezones van 2012.

Krachtens de wet op de geïntegreerde politie op twee niveaus moet elke politiezone een minimale operationele, administratieve en logistieke personeelssterkte hebben, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de zone. Naast de uitgaven met betrekking tot het operationele kader (wedden, sociale bijdragen, uitkeringen, vergoedingen en diverse premies) en het administratieve en logistieke kader, omvatten de personeelsuitgaven eveneens de mandaattoelagen voor de korpschef, de bijzondere reken­plichtige en eventueel de toelagen die aan de secretaris van de zone worden uitgekeerd.

Merk op dat de politiezones net als de voorbije jaren een begrotingsinstructie hebben gekregen5 de uitgaven voor de wedden van de eerste elf maanden van jaar N te boeken op het eigen dienstjaar, en die voor de maand december van boekjaar N­1 moeten geboekt worden op de voor­gaande dienstjaren.

Die boekhoudkundige verwerking verschilt van de manier waarop de gemeenten met loonregistratie omgaan en wordt blijkbaar door enkele politiezones niet nageleefd, wat afwijkingen kan geven in de analyse van de evolutie van de uitgaven voor het eigen dienstjaar. Die bijzondere boekhoudpraktijk heeft de nodige gevolgen voor de interpretatie van de begrotingssaldi (cf. infra).

De werkingsuitgaven omvatten alle kosten in verband met de werking van de politiezones, zoals brandstof voor de voertuigen, kantoorbenodigdheden, de verwarming en eventueel de huur van de federale gebouwen. In de begroting 2014 van alle politiezones van het land samen belopen ze 298 miljoen EUR, wat neerkomt op 27 EUR per inwoner. Die werkingsuitgaven vertegenwoordigen gemiddeld 10,8 % van de totale gewone uitgaven van de politiezones, met lichte verschillen tussen de gewesten. Vlaanderen neemt het grootste deel van die uitgaven voor zijn rekening (12,1 %), terwijl ze in Brussel en Wallonië respectievelijk 9,0 % en 9,7 % van de totale gewone uit­gaven vertegenwoordigen. Gemiddeld zijn de werkings­uitgaven nagenoeg onveranderd gebleven in de begroting 2014 in vergelijking met het jaar ervoor (+0,4 %).

De overdrachtuitgaven vertegenwoordigen 21,4 mil­joen EUR in de begroting 2014, d.i. 2 EUR per inwoner of slechts 0,8 % van de gewone uitgaven. Ze bestaan uit diverse dotaties en de bijdrage in de werkingskosten van de gewestelijke ontvanger die door de zonale veiligheids­raad wordt aangewezen. Deze categorie van uitgaven

onderging de laatste jaren sterke schommelingen (+145 % in 2010, ­60 % in 2011, ­3,2 % in 2012, ­28,6 % in 2013 en +23,6 % in 2014), vooral door technische ingrepen die te maken hebben met de boeking van de terugvordering van overschotten tussen bepaalde steden en hun politie­zone (voornamelijk in Vlaanderen).

De schulduitgaven belopen 71 miljoen EUR in de begro­ting 2014, d.i. gemiddeld 6 EUR per inwoner, en vertegen­woordigen slechts 2,6 % van de totale gewone uitgaven. Deze rubriek omvat zowel de terugbetalingen van kapitaal en interestlasten van leningen die de politiezones hebben afgesloten, als de financiële leninglasten die verband houden met onroerende goederen die door de gemeenten naar de politiezone werden overgeheveld. Relatief gezien noteren de Brusselse politiezones duidelijk een hoger bedrag dan de politiezones van de overige gewesten, met gemiddeld 10 EUR per inwoner, tegen 7 EUR per inwoner in Wallonië en slechts 5 EUR per inwoner in Vlaanderen. De financiële lasten nemen toe met gemid­deld 6,3 %, met evenwel een meer uitgesproken toename in het Brussels Gewest (+8,2 %) en in Wallonië (+7,9 %), terwijl zij minder snel stijgen in Vlaanderen (+4,3 %).

4. Schulden en investeringen

De politiezones moeten eveneens elk jaar een bepaald volume aan investeringen doen met het oog op het moderniseren of in stand houden van de uitrusting of de infrastructuur die noodzakelijk is voor de administratieve organisatie en voor de uitoefening van de veiligheids­taken (commissariaat, interventievoertuigen, kantoor­benodigdheden enz.).

De balans die wordt opgemaakt aan het eind van elk kwartaal, leert ons meer over de vermogenssituatie en over de schuldenpositie van de politiezones. Ter info6: het balanstotaal van de Brusselse gemeenten kwam eind 2012 uit op bijna 1,9 miljard EUR (d.w.z. bijna 170 EUR per inwoner). De materiële vaste activa vertegenwoordigen gemiddeld minder dan 50 % van de totale activa, dat is heel wat minder dan bij de gemeenten waar ze bijna 85 % innemen. Het roerend en het onroerend vermogen van de

Page 52: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

52

Grafiek 5 Structuur van de materiële vaste activa – Balans 2012

Meubilair, uitrusting,materieel: 20 % ●

Wegen: 1 % ●

Vaste activa ● in leasing: 6 %

Vaste activa in aanbouw: ● 15 %

  ● Gebouwenen hun gronden: 57 %

  ● Gronden enniet-bebouwdeterreinen: 1 %

Grafiek 7 Structuur van de uitstaande schulden (in EUR/inw.) – Balans

60

50

40

30

20

10

02009 2010 2011 2012

Schulden op ten hoogste één jaar Investeringsschulden (LT)

34,6

4,9

38,5

4,5

43,5

5,6

46

6,4

Grafiek 6 Evolutie van de investeringsuitgaven (in EUR/inw.) – Rekening en begroting

25

20

15

10

5

02009 2010 2011 2012 2013 2014

Investeringen - Begroting Investeringen - Rekening

19,6

11,5

17,6 16,3 14,611,8 13,6

10,6 12,7 13,8

politiezones bestaat in hoofdzaak uit gebouwen en de omliggende terreinen (57 %) alsook uit uitrustings­goederen en meubilair (20 %) (grafiek 5). De vaste activa in aanbouw vertegenwoordigen 15 % van de materiële vaste activa.

Op basis van de rekeningen (vastleggingen eigen dienst­jaar) komen de investeringsuitgaven van de politiezones uit op 131 miljoen EUR in 2012, tegen 148 miljoen EUR in 2011, wat een verdere daling is met 9 %, nadat er zich in 2011 al een daling van meer dan 25 % had voorgedaan. De terugval bij de investeringen lijkt zich door te zetten in 2013 en in 2014 als we kijken naar de begrotingsvoor­uitzichten (grafiek 6). Relatief gesproken vertegenwoor­digen de investeringsprojecten nog slechts 13,8 EUR per inwoner in de begrotingen 2014, tegen om en bij de 20 EUR per inwoner vijf jaar eerder.

De verwezenlijkingsgraad van de investeringen (d.w.z. het aandeel van de in de rekeningen vastgestelde effectief gedane investeringsuitgaven in vergelijking met de aan­vankelijke begrotingskredieten) bedraagt voor de periode 2009­2012 gemiddeld 77 %, dat is heel wat meer dan wat doorgaans wordt vastgesteld voor de gemeentelijke investeringen (slechts 55 %).

Evolutie en structuur van de schuldDe uitstaande financiële schulden van de politiezones op de balans 2012 bedragen 578 miljoen EUR, d.w.z. 52,4 EUR per inwoner. Sinds 2009 liet deze rubriek eens te meer een stijging optekenen van 150 mil joen EUR, dat is een derde van het totale uitstaande bedrag.

Die toename is in hoofdzaak toe te schrijven aan de evolutie van de langetermijnschuld (grafiek 7 ) die de politiezones rechtstreeks hebben aangegaan voor het financieren van de investeringen. De schuld op ten hoog­ste één jaar (inclusief de langetermijnschuld die binnen één jaar vervalt) vertegenwoordigt slechts 11 % van de totale uitstaande schuld van de politiezones, tegen 88 % voor de langetermijnschuld.

Page 53: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

53

Tabel 6 Financiële situatie - Begroting 2013 en 2014

Begroting 2013 Begroting 2014 Evolutie 2013 ­ 2014In duizenden EUR In EUR/inw. In duizenden EUR In EUR/inw. In duizenden EUR In EUR/inw. In %

Ontvangsten eigen dienstjaar 2 707 872 244,0 2 792 817 250,5 84 945 6,5 3,1 %Uitgaven eigen dienstjaar 2 678 906 241,4 2 762 760 247,8 83 854 6,4 3,1 %

Saldo eigen dienstjaar 28 966 2,6 30 057 2,7 1 091 -0,1 3,8 %

Ontvangsten algemeen totaal 2 830 704 255,0 2 929 601 263,9 98 897 8,9 3,5 %Uitgaven algemeen totaal 2 816 755 253,8 2 917 278 262,8 100 523 9,1 3,6 %

Saldo algemeen totaal 13 949 1,3 12 323 1,1 -1 626 -0,1 -11,7 %

Grafiek 8 Evolutie van de verschillende componenten van het begrotingssaldo (in duizenden EUR) - 2011-2014

40 000

30 000

20 000

10 000

0

-10 000

-30 000

-20 000

Saldo eigen dienstjaar Saldo vorige dienstjarenen overboekingen

Saldo algemeen totaal

2011 2012 2013 2014

16 735 15 26328 966 30 057

-3 190 -5 642 -15 017 -17 734

13 545 9 620 13 948 12 323

5. Financiële toestand

De begroting 2014 kent een analoge stijging van de gewone ontvangsten en uitgaven (+3,1 %). Het saldo eigen dienstjaar voor de begroting 2014 stabiliseert dan ook op 30 miljoen EUR (tabel 6). Dat overschot is echter ongelijk verdeeld over de gewesten, nl. 26 miljoen EUR in Vlaanderen (87 % van het totaal bedrag), terwijl het overschot ongeveer slechts 2 miljoen EUR bedraagt, zowel in Wallonië als in het Brussels Gewest.

Het saldo algemeen totaal bestaat uit het saldo eigen dienstjaar plus de overboekingen en het saldo van de vorige dienstjaren. Het komt in 2014 uit op 12,3 mil­joen EUR, tegen 13,9 miljoen EUR, d.i. een daling met 1,6 miljoen EUR. Gelet op het stabiele saldo eigen dienst­jaar, is de lichte verslechtering uiteraard te wijten aan de evolutie van het saldo van de voorgaande dienstjaren of aan de overboekingen.

Het saldo eigen dienstjaar wordt immers gunstig be­ïnvloed door het feit dat het merendeel van de zones, conform de begrotingscirculaires van de Federale Overheids dienst Binnenlandse Zaken, de wedden van december (van het jaar N­1) bij de uitgaven van de vorige dienstjaren boeken. Dat resulteert in een forse stijging van de kredieten voor de uitgaven van de vor ige dienst jaren. Die kredieten belopen in de begrotingen 2014 105 miljoen EUR, tegen minder dan 20 miljoen EUR in 2009 en slechts 5 mil joen EUR in 2008. Die evolutie veroorzaakt een verslechtering van het saldo voor de

vorige dienst jaren, dat structureel een tekort vertoont en het saldo algemeen totaal negatief beïnvloedt (grafiek 8).

Dit boekhoudkundig bijzonder kenmerk resulteert voor de politiezones in een situatie die vrij ongewoon is voor de lokale besturen, namelijk dat het saldo algemeen totaal systematisch kleiner is dan het saldo eigen dienst­jaar. Opmerkelijk is ook dat de meerderheid van de politie­zones (bijna 60 %) een saldo algemeen totaal te zien geven dat gelijk is aan nul en dus ook niet meer over reserves beschikken. Slechts 40 % van de politiezones boekt in de begroting 2014 nog een overschot op het saldo algemeen totaal.

Page 54: Raadpleeg de volledige studie

Lokale financiën | De financiële situatie van de politiezones | 2014

54

Tabel 7 Financieringssaldo op basis van de ESR-normen (in miljoen EUR)

2010 2011 2012 2013ESR­saldo ­243 ­178 ­196 ­89

Saldi volgens de ESR-normenIn het kader van het budgettair stabiliteitspact maken de politiezones (en de lokale besturen in het algemeen) als component van de overheidssector, het voorwerp uit van een monitoring op basis van de zogenaamde ESR 2010­ methodologie7. Dat boekhoudkundig en statistisch kader dient als referentie voor de Europese instanties, maar in België zelf eveneens voor de monitoring van de begro­tingsdoelstellingen.

Dit boekhoudkundig kader houdt voor de lokale besturen evenwel grondige verschillen in vergelijking met hun traditionele boekhouding8. Zo maakt het ESR­saldo onder

meer geen onderscheid tussen de financieringsbehoefte die het gevolg is van exploitatieverrichtingen en die welke voortvloeit uit kapitaalverrichtingen (investeringen).

Op basis van de statistieken gepubliceerd door het Instituut van de Nationale Rekeningen9 (INR), vertonen de politiezones een financieringsbehoefte van 89 miljoen EUR in 2013 tegen 196 miljoen EUR in 2012 (tabel 7), dat zijn financieringssaldi die een stuk hoger liggen dan wat blijkt uit de begrotingsboekhouding van de politiezones.

7 Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) – Verordening 549/2013 van het Europees Parlement en de raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

8 Cf. fiche nr. 2 “Het budgettaire stabiliteitspact en de ESR95­normen” van het dossier over de financiële uitdagingen van de gemeentelijke bestuursperiode 2013­2018: www.belfius.be/onzestudies (Lokale financiën > Financiële uitdagingen).

9 Nationale rekeningen, Rekeningen van de openbare besturen 2013, INR september 2014.

Page 55: Raadpleeg de volledige studie

Deze studie werd gerealiseerd door de Directie Research van Belfius Bank : Arnaud Dessoy, Anne­Leen Erauw en Laurence Govaert

Pachecolaan 44 – 1000 Brussel

Bijkomende informatie:Directie Research – Tel.: 02 222 56 10

De trimestriële studie “Lokale financiën” alsook de bijbehorende statistieken kunnen geraadpleegd worden op PubliLink en op internet: www.belfius.be/onzestudies

Drukwerk:Roprint – Brussel

Page 56: Raadpleeg de volledige studie

Verantwoordelijke uitgever: Belfius Bank, Pachecolaan 44, 1000 BrusselRPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – SDRA0941­2 – December 2014