projectenboek europa en noord-nederland: successen van 10 jaar samenwerking
DESCRIPTION
Welke projecten in Noord-Nederland zijn gerealiseerd met Europese financiering? Het projectenboek 'Europa en Noord-Nederland: successen van 10 jaar samenwerking' bevat een selectie van projecten die tussen 2000 en 2010 in Noord-Nederland in het kader van het Europese regionaal beleid (EFRO) zijn gefinancierd.TRANSCRIPT
www.snn.eu
Europa en Noord-Nederland:successen van 10 jaar samenwerking
1SNN projectenboek 2010
Als onderdeel van een oude handelstraditie met Duitsland, Polen, de Baltische
Staten en het gebied rond Sint Petersburg, ligt Noord-Nederland in het hart
van Europa. De regio vormt het verbindingsgebied dat ruimtelijk en
economisch nieuwe kansen biedt voor Europa. Achterstanden en een gevoel
van periferie maakten echter dat deze verbinding niet optimaal functioneerde;
ik spreek nu over een periode die inmiddels geruime tijd achter ons ligt.
Door langdurige samenwerking tussen de provincies Fryslân, Groningen en
Drenthe, de steden Groningen, Leeuwarden, Emmen en Assen, kennis-
instellingen en ondernemingen zijn we er namelijk in geslaagd om het
genoemde faseverschil in arbeidsplaatsen ten opzichte van de rest van
Nederland grotendeels weg te werken. Het noorden heeft aantoonbaar meer
en betere banen, minder werkloosheid en maakt de overstap naar een kennis-
economie. Deze sprong voorwaarts kon Noord-Nederland maken door
bijdragen van nationale, regionale en lokale overheden, private investeringen
en ook met behulp van Europese fondsen.
Sinds 2000 worden in het noorden van Nederland twee Europese subsidie-
programma’s uitgevoerd: het Enkelvoudig Programmeringsdocument (EPD)
Noord-Nederland, en het Operationeel Programma (OP) Noord, dat nog
doorloopt tot en met 2013. Tezamen zijn deze programma’s goed voor een
investering van 526 miljoen euro uit het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO). Nog mooier is dat hierdoor nog eens een veelvoud van
dit bedrag aan investeringen van andere partijen werd uitgelokt, waardoor in
totaal ruim een miljard euro in het noorden van Nederland werd geïnvesteerd.
Om versnippering te voorkomen en de aandacht te focussen heeft Noord-
Nederland stevig ingezet op drie prioriteiten: innovatie, ondernemerschap en
kenniseconomie, attractieve regio’s en attractieve steden. Binnen deze drie
prioriteiten lag de focus op een aantal speerpunten, te weten energie, healthy
ageing, watertechnologie, (multi)sensortechnologie en agribusiness. Ik noem
in dit verband alvast enkele paradepaardjes waarover u elders in dit boek meer
kunt lezen: de stichting Energy Valley, die de energiebedrijvigheid in Noord-
Nederland verder wil verstevigen en een bijdrage wil leveren aan het oplossen
van het klimaatprobleem. Het samenwerkingsverband Healthy Ageing
Network Noord-Nederland waarin inmiddels tientallen bedrijven, kennis-
instellingen en overheden hun krachten hebben gebundeld. Het topweten-
schappelijk instituut Wetsus dat in het middelpunt staat van de ontwikkeling
Woord vooraf
Woord vooraf
Noord-Nederland heeft stevig ingezet op drie prioriteiten: innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie, attractieve regio’s en attractieve steden.
2
van een waterhub in Leeuwarden. En last but not least een initiatief op het
gebied van sensortechnologie: LOFAR, de grootste radiotelescoop te wereld
die ook interessante toepassingsmogelijkheden biedt voor geofysici,
meteorologen en landbouwonderzoekers. Behalve een hoog ambitieniveau
hebben deze projecten met elkaar gemeen dat ze niet in isolement worden
uitgevoerd maar in nauwe samenwerking met de rest van Europa.
Het grote succes van al deze projecten is dat Noord-Nederland van een achter-
standsregio is uitgegroeid naar een regio die op tal van punten zelfs een
voorsprong heeft op de rest van Nederland en Europa. De aanpak in Noord-
Nederland toont aan dat langdurige samenwerking, focus op een beperkt
aantal prioriteiten, en een gezamenlijke investering van Brussel, het Rijk,
provincies en gemeenten kan resulteren in het ontstaan van een van de
krachtregio’s van Europa.
Hoewel ik bijzonder tevreden ben over de behaalde successen in de afgelopen
tien jaar, zijn we er nog niet. De komende jaren blijft de ambitie van Noord-
Nederland zich richten op de vijf eerdergenoemde speerpunten, waarbij de
nadruk nog meer komt te liggen op het creëren van nieuwe hoogwaardige
werkgelegenheid en het uitbouwen van de samenwerking met Noord-
Duitsland. De steun van Europa blijft bij dit alles onverminderd belangrijk:
onze speerpunten zijn nog niet voldoende tot volle wasdom gekomen en het
private kapitaal is niet toereikend om ze daarbij afdoende te ondersteunen.
Wel beseffen alle betrokkenen in Noord-Nederland: we zijn gegroeid en we
worden nog sterker! Vanuit deze kracht presenteren we u met trots de
projecten in dit boek, die elk op hun eigen wijze bijdragen aan de toekomst
van Noord-Nederland.
M.J. van den Berg
Commissaris van de Koningin in Groningen
We zijn gegroeid en we worden nog sterker!
Inleiding
3SNN projectenboek 2010
Om de ruimtelijk-economische structuur in het Noorden te versterken, voert
het SNN, als managementautoriteit voor Brussel, subsidieprogramma’s uit die
mede gefinancierd worden met een bijdrage uit het Europees Fonds Regionale
Ontwikkeling (EFRO).
Van 2000 tot en met 2006 voerde het Noorden het EPD (Enkelvoudig
Programmeringsdocument) uit.
Voor de uitvoering van het EPD is door de Europese Commissie een EFRO
budget beschikbaar gesteld van € 356.600.000. Door bijdragen van nationale,
regionale en lokale overheden en investeringen van private partijen werd
voorzien dat dit bedrag zou oplopen tot een totale investering in Noord-
Nederland van ruim 924 miljoen euro.
Wanneer de balans wordt opgemaakt na bijna tien jaar programma-
uitvoering blijkt dat er een totale overheidsinvestering van ruim een miljard
euro is gepleegd met een EFRO bijdrage van ruim 355 miljoen euro. Dit
betekent dat het EFRO budget nagenoeg volledig is besteed en dat hiermee
ruim 15% meer investeringen zijn uitgelokt dan voorzien. Het programma
heeft de uitvoering van projecten mogelijk gemaakt die duidelijk voorzagen
in een behoefte in de regio. Zowel de publieke als private sector zijn hun
cofinancieringverplichtingen daarbij ruimschoots nagekomen.
De resultaten op programmaniveau stemmen tevreden. Uit de sociaal-
economische analyse, aan de hand van tien variabelen, blijkt dat het Noorden
op de meeste aspecten vooruitgang heeft geboekt. In een recent rapport van
onderzoeksbureau EIM* wordt geconcludeerd dat het regionale beleid effect
heeft gehad, maar dat de achterstand nog niet is verdwenen. Regionaal beleid
blijft dan ook nodig.
Het huidige subsidieprogramma, het Operationeel Programma Noord, loopt
vanaf 2007 tot en met 2013. Voor dit programma is een EFRO budget van bijna
170 miljoen ter beschikking gesteld.
LeeswijzerDe weergegeven projecten die u in dit
boek aantreft, geven een representatief
beeld van het eerste programma (EPD)
en het huidige programma tot nu toe
(OP Noord). De projecten worden per
programma en per prioriteit beschreven,
zodat er een logische opbouw in zit.
Het EPD zette in op onderstaande
prioriteiten:
prioriteit 1Versterking marktsector
prioriteit 2Ontwikkeling stedelijke kernen
prioriteit 3Kennis, innovatie, arbeidsmarkt
Het OP Noord stelt de prioriteiten als
volgt:
prioriteit 1Innovatie, ondernemerschap, kennis-
economie
prioriteit 2Attractieve regio’s
prioriteit 3Attractieve steden
*EIM (2010) Regionaal economisch beleid voor Noord-Nederland, Zoetermeer
Europa investeert in de toekomst. Deze uitgave en alle projecten komen tot stand met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Enkelvoudig Programmerings-
document (EPD) 2000 - 2006
7SNN projectenboek
Zelfs in de naam van het her- structureringsproject is de vergaande samenwerking vervat: Bargermeer Herstructureren Collectief Ondernemen, afgekort Bahco. Gemeente Emmen en de ondernemers van Bargermeer hebben zich samen sterk gemaakt om een langetermijnvisie te ontwikkelen voor het bedrijven-terrein, dat nodig aan modernisering toe was. Hoewel het projectplan tot 2020 doorloopt, zijn de over- duidelijke resultaten nu al te zien.
Met een oppervlak van 650 hectare, ruim
450 actieve bedrijven en ruim 12.000
werknemers is Bargermeer het grootste
bedrijventerrein van Noord-Nederland
en een van de belangrijkste economische
peilers van de gemeente Emmen. Alle
reden dus voor de gemeente, de provincie
Drenthe en de ondernemers zelf om in
2002 de schouders er gezamenlijk onder
te zetten om een beter ondernemers-
klimaat te scheppen. Er werd een
complete projectorganisatie opgetuigd,
vertelt programmamanager Wouter
Smid van de gemeente Emmen, “met een
projectgroep en een stuurgroep waar ook
het bedrijfsleven in zit. Daardoor zijn de
lijnen kort en wordt alles echt in
gezamenlijkheid uitgedacht en
uitgewerkt.”
ToekomstvisieBahco houdt niet alleen een
moderniseringsslag in, maar ook het door
de overheid en het bedrijfsleven samen
ontwikkelen van een toekomstvisie voor
Bargermeer. Het programma loopt tot en
met 2020 en is gesplitst in korte termijn
(2003-2006), middellange termijn (2006-
2010) en lange termijn (2011-2020). Fase 1
bestond vooral uit het verbeteren van
de bereikbaarheid, het vernieuwen van
wegen en ondergrondse infrastructuur,
en het opzetten van een professionele
vereniging voor parkmanagement. In
fase 2 werd dit alles verder uitgewerkt. De
nadruk lag op duurzaamheid, optimaal
ruimtegebruik en bereikbaarheid. Ook
fase 3 is al gestart en legt het accent op
gebiedsgerichte ontwikkeling. Dat
betekent integrale ontwikkeling van
verschillende deelgebieden, waarbij het
accent meer op private investerings-
projecten ligt.
InvesterenOmdat er enorme bedragen met het
project gemoeid waren, was EU-subsidie
bij elke fase onmisbaar. Wouter Smid:
“Vooral de eerste keer dat onze aanvraag
gehonoreerd was, voor Bahco fase 1,
herinner ik me nog goed. De partijen
realiseerden zich: dit is een reëel project!
Dat was een belangrijk moment. Het
mooie is: doordat de overheden bereid
zijn om te investeren, wil ook het bedrijfs-
leven dat doen. Ondernemers verhuizen
niet meer, maar gaan nieuwbouw plegen
op de bestaande locatie. Daardoor blijft
werkgelegenheid behouden en wordt de
ruimte beter benut. De actieve onder-
nemersvereniging, die in fase 1 werd
opgericht en nu al bijna driehonderd
leden heeft, doet de rest. De leden kennen
elkaar en ondernemen met elkaar. Daar-
door blijft ook de omzet voor deze regio
behouden. Er is dynamiek ontstaan; men
is trots op Bargermeer.”
Prioriteit 1 Versterking marktsector1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Mét ondernemers, voor ondernemers
Bahco, Wouter Smid
Naam projectBahco, herstructureren bedrijven-
terrein Bargermeer Emmen, fase 2
Looptijd van het project Juni 2006 - juni 2008
Partners in het projectGemeente Emmen, provincie Drenthe,
Vereniging Parkmanagement Barger-
meer, Emmtec Services, ministerie
van Economische Zaken.
EU-bijdrage€ 5.950.000
Doelstelling van het projectFase 2: ruimte-intensivering,
verbeteren bereikbaarheid, duur-
zaamheid.
Totaalproject: functionele
segmentering van Bargermeer, het
uitbouwen van de ruimtelijke
kwaliteit, het stimuleren van duur-
zame bedrijfsprocessen, het scheppen
van blijvend rendement.
Resultaat van het projectEen toekomstbestendig bedrijven-
terrein met en door ondernemers:
• 100 hectare gerevitaliseerd
bedrijventerrein;
• 19 hectare nieuw aangelegd
bedrijventerrein;
• 4 km nieuw of substantieel
verbeterde fiets- en wandelroutes;
• 65 bruto gecreëerde werk-
gelegenheid in fte’s;
• 187 tijdelijke werkgelegenheid in
mensjaren;
• € 25 miljoen uitgelokte
investeringen.
9SNN projectenboek
Waarom wordt de een gezond oud en krijgt de ander al vroeg in het leven één of meerdere chronische ziekten? Om daar achter te komen volgt het project LifeLines van het UMCG sinds eind 2006 de gezondheids-carrière van een groep deelnemers die uiteindelijk moet uitgroeien tot 165.000 personen. Dit zal resulteren in een enorme medische databank waar wetenschappers een schat aan gezondheidsinformatie kunnen vinden.
Bij het ontstaan van chronische
aandoeningen zoals astma of nierziekten
spelen enerzijds erfelijke factoren een rol,
en anderzijds omgevingsfactoren zoals
voeding, lichamelijke inspanning en
werkomstandigheden. “Al deze factoren
hebben op onnavolgbare wijze met elkaar
te maken”, vertelt hoogleraar Endo-
crinologie Bruce Wolffenbuttel van het
UMC Groningen. “Om te begrijpen hóé
deze factoren precies op elkaar inwerken
en welke invloed ze hebben, volgt het
project LifeLines langdurig de gezond-
heid van een zeer grote groep mensen uit
meerdere generaties.” Uiteindelijk
moeten er 165.000 deelnemers zijn.
Van hen zal minimaal dertig jaar lang
lichaamsmateriaal verzameld worden
waaruit onder andere DNA- en eiwit-
profielen kunnen worden afgeleid en een
gezondheidsprofiel kan worden
opgesteld.
FamilierelatiesHet onderzoek wordt bewust uitgevoerd
onder Friezen, Drenten en Groningers. “De
bevolking hier is voor dit soort onderzoek
zeer geschikt,” legt Wolffenbuttel uit,
“omdat ze representatief is voor Noord-
west-Europa en in de loop van meerdere
eeuwen relatief stabiel is gebleven. We
werven de deelnemers via huisartsen,
en hopen vervolgens dat zij ook hun
familieleden aanmelden voor het onder-
zoek. Juist familierelaties zijn namelijk
interessant omdat daarmee ook
genetische verbanden zijn bloot te
leggen. Elke vijf jaren vragen we de
deelnemers om deel te nemen aan een
medisch onderzoek, dat bestaat uit het
invullen van uitgebreide vragenlijsten,
het verrichten van lichamelijk onderzoek,
en het uitvoeren van bloed- en urine-
onderzoek. Alle gegevens en het
verzamelde lichaamsmateriaal worden
geanonimiseerd opgeslagen in een
medische databank.”
InternationaalLifeLines past in de jarenlange ambitie
van het UMCG om kennis te vergaren over
gezond ouder worden. Het sluit naadloos
aan bij Healthy Ageing (zie elders in dit
boek) en de oprichting van het onder-
zoeksinstituut ERIBA (European Research
Institute on the Biology of Ageing), dat
onderzoek gaat doen naar de biologische
factoren die betrokken zijn bij
veroudering. “Ook wetenschappers van
Prioriteit 1 Versterking marktsector1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Een schat aan gezondheidsinformatie
LifeLines, Bruce Wolffenbuttel
Naam projectMedische databank Noord-Nederland
‘LifeLines’, fase 1a
Looptijd van het projectFase 1a: januari 2005 - juni 2008
Partners in het projectUniversitair Medisch Centrum
Groningen, Rijksuniversiteit
Groningen
EU-bijdrage€ 2.500.000
Doelstelling van het projectKennis vergaren over gezond ouder
worden.
Resultaat van het projectEind 2010 zijn er elf onderzoekslocaties
in Noord-Nederland en ruim 40.000
deelnemers aan het grootschalige
bevolkingsonderzoek LifeLines. Dit
aantal moet in de loop der komende
jaren uitgroeien naar 165.000 deel-
nemers.
Healthy Ageing en ERIBA zullen gebruik-
maken van de database van LifeLines”,
weet Wolffenbuttel. “Overigens alleen
met een goedgekeurd onderzoeks-
protocol. Daardoor krijgt LifeLines een
internationale uitstraling en dat is
natuurlijk zeer goed voor het imago van
en de werkgelegenheid in de regio. De
Europese subsidie heeft bij dit alles een
heel belangrijke rol gespeeld. We konden
in 2006 met LifeLines starten omdat
vooral het politieke moment er toen was.
Zonder dat begin was LifeLines waar-
schijnlijk nog niet waar het nu is.”
11SNN projectenboek
De ouderdom komt met gebreken. Deze uitspraak geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor industrie-terrein Leeuwarden-West, opgericht vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 2004 waren de middelen gevonden om dit terrein rigoureus op te knappen zodat het weer aan de eisen van de huidige tijd voldoet.
Lange tijd was industrieterrein
Leeuwarden-West het grootste bedrijven-
gebied van Fryslân. Het werd vanaf 1948
ontwikkeld om allerlei soorten bedrijven
te huisvesten, ook de zwaardere
industrie. Daarvoor was de locatie dan
ook uitstekend geschikt: tegen het spoor-
emplacement aan gebouwd en met stam-
spoorlijnen naar het bedrijventerrein om
te laden en te lossen. “In de huidige tijd
werden deze oude rails niet meer
gebruikt”, vertelt hoofd Economische
Zaken Henk Besselse van de gemeente
Leeuwarden. “Toenemende leegstand op
het terrein zorgde ervoor dat het terrein
niet meer in de gunst was bij nieuwe
bedrijven. Bedrijven die er al gevestigd
waren vertrokken, waardoor de leegstand
nog groter werd. Om deze negatieve
spiraal te doorbreken schreven we al in
1995 een revitaliseringsplan voor
Leeuwarden-West. In 2004 hebben we het
plan laten actualiseren, waarna het daad-
werkelijk in gang gezet kon worden.”
FinancieringEen belangrijke motor daarbij was de
EFRO-subsidie, onderdeel van een grotere
Kompas-bijdrage. “In totaal bedroeg deze
een derde van de totale financiering”,
aldus projectcontroller Homme de Jong.
“Dit was een essentieel bedrag. Naast
inbreng van gemeente en provincie
hebben we ook de bedrijven om een
vrijwillige bijdrage gevraagd. Daarvoor
heeft het bestuur van de bedrijven-
vereniging op kavelniveau met de
betrokken ondernemers gesproken.
Men kon individuele wensen aangeven,
en alles werd beklonken in een officiële
overeenkomst. Dit traject heeft bijna
twee jaar geduurd maar uiteindelijk deed
65 procent van de bedrijven mee, voor
een bedrag van zes ton. Een uitstekend
resultaat.”
BelangrijkIn het kader van het project werden
190 hectare bruto bedrijventerrein
gerevitaliseerd, circa zes kilometer
weg heringericht, een verdiepte tunnel
gerealiseerd evenals bijna drie kilometer
gescheiden rioolstelsel. Een belangrijk
onderdeel van het project was ook de
herstructurering van oude panden, veelal
door aankoop, sloop en heruitgifte van de
grond. Verder werd door de uitvoering van
het project vijf hectare nieuw uitgeefbaar
bedrijventerrein gecreëerd. Om ervoor te
zorgen dat het terrein niet opnieuw zal
verpauperen, werd daarnaast aandacht
gegeven aan verbeterd parkmanagement.
“Leeuwarden-West is zeer belangrijk voor
de regio”, weet Henk Besselse. “Door de
revitalisering hebben we de bestaande
arbeidsplaatsen, ruim drieduizend stuks,
weten te behouden en zelfs uit te breiden.
De komende tijd zal de ontsluiting van
het gebied nog beter worden, want we
zijn nog bezig met de infrastructuur en de
aanleg van de Westelijke Invalsweg. Dat
zal ongetwijfeld weer een nieuwe impuls
teweegbrengen.”
Prioriteit 1 Versterking marktsector1a Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijven
Klaar voor de toekomst
Industrieterrein Leeuwarden-West, Homme de Jong
Naam projectRevitalisering industrieterrein
Leeuwarden-West
Looptijd van het project2004 - 2009
Partners in het projectProvincie Fryslân, gemeente
Leeuwarden, bedrijvenvereniging
Leeuwarden-West
EU-bijdrage€ 250.000
Doelstelling van het projectHet zodanig revitaliseren van het
bedrijventerrein Leeuwarden-West,
dat het voldoet aan de huidige en
toekomstige eisen en er extra
uitgeefbare gronden beschikbaar
komen. Hierdoor wordt de
economische ontwikkeling in termen
van werkgelegenheid gestimuleerd.
Resultaat van het projectMet de realisatie van het project zijn
circa 600 structurele arbeidsplaatsen
en 182 mensjaren tijdelijke werk-
gelegenheid gecreëerd en ruim 3000
arbeidsplaatsen behouden.
13SNN projectenboek
Voortaan is het lekker doorvaren in Fryslân. Sinds 2001 is de provincie Fryslân op grote schaal bezig het watersportgebied aantrekkelijker te maken door vele kilometers vaar-route te verbeteren, evenals de bijbehorende infrastructuur. De aanpak werpt nu al zijn vruchten af, niet in de laatste plaats te merken aan de positieve reacties van water-recreanten.
Het was een typisch geval van de wet van
de remmende voorsprong, aldus
programmamanager Jaap Goos van de
provincie Fryslân: doordat Fryslân al zó
lang de naam van watersportgebied had,
ontstond een sleets imago en werd de
provincie ingehaald door nieuwe, goed
geoutilleerde gebieden in bijvoorbeeld
Duitsland. “We raakten achterop”, aldus
Jaap Goos. “Het was zaak om onze water-
sportprovincie weer aantrekkelijk te
maken en daarmee ook de economie te
stimuleren. De provincie was daarom
aanjager en initiatiefnemer om in Het
Friese Merenproject samen met 24
gemeenten en vele andere partners
gezamenlijk de schouders eronder te
zetten. Samenwerking was een absolute
voorwaarde, want als je bijvoorbeeld de
bruggen gaat verhogen zodat er grotere
boten onderdoor kunnen, moet dat
natuurlijk wel op het héle vaartraject
gebeuren. Gelukkig was er een breed
draagvlak.”
Eerste faseHet accent in de eerste fase lag op het
verbeteren van de infrastructuur en de
watersportvoorzieningen. Er werden
1600 aanlegplaatsen gerealiseerd met
elektriciteit en moderne sanitaire voor-
zieningen, vijf aquaducten en zestig
verhoogde en nieuwe bruggen. Daarnaast
werd 225 kilometer vaarroute gebaggerd
en 124 kilometer vaarroute verdiept, en
werden vijf watersportplaatsen en jacht-
havens verbeterd. Ook de natuur wordt
niet vergeten, want economie en ecologie
gaan in dit project hand in hand. Al met al
werd in deze eerste fase voor 234 miljoen
euro aan werken uitgevoerd, waarvan
Europa 39 miljoen bijdroeg. “Dat lijkt
relatief weinig maar het was nou juist
de motor om dingen aan te jagen”, vindt
Goos. “Daarnaast heeft EZ 14, de
gemeenten 41 en de provincie 88 miljoen
euro bijgedragen.”
ImpactHoewel nog lang niet ten einde, heeft
de aanpak nu al resultaat opgeleverd.
“In 2015 willen we dertig procent meer
werkgelegenheid zien; daarvan hebben
we nu al negentien procent gerealiseerd.
Ook merken we dat toeristen en water-
sporters de verbeteringen signaleren en
waarderen, het heeft dus echt impact wat
we doen. In fase twee gaan we de
investeringen verzilveren; het rendement
moet omhoog. De toegangspoorten naar
Fryslân worden verbeterd, en we willen
dat de toeristenbestedingen in de dorpen
en steden met honderdvijftig procent
gaan groeien. Verder gaan we ons nog
meer richten op innovatie, natuur en
duurzaamheid, bijvoorbeeld door
elektrisch varen te bevorderen. We
hebben dus nog genoeg te doen.”
Prioriteit 1 Versterking marktsector1c Versterking toeristische infrastructuur
De nummer één watersportprovincie
Het Friese Merenproject, Jaap Goos
Naam projectHet Friese Merenproject, fase 1
Looptijd van het projectFase 1: 2000 - 2007
Fase 2: 2007 - 2015
Partners in het projectProvincie Fryslân, 24 gemeenten,
eigenaren/beheerders van jacht-
havens, recreatieschap De Marrekrite,
HISWA, RECRON, Wetterskip Fryslân,
het Watersportverbond en natuur-
organisaties.
EU-bijdrage€ 39.000.000
Doelstelling van het projectProvincie Fryslân aantrekkelijker
maken als watersportgebied en
daarmee de regionale economie
stimuleren.
Resultaat van het projectAls Het Friese Merenproject in 2015
ten einde is moet de werkgelegenheid
met dertig procent gestegen zijn,
moet de leefbaarheid en het
vestigingsklimaat in Fryslân verbeterd
zijn, is de watersport veel duurzamer
geworden en zijn natuur en landschap
versterkt.
15SNN projectenboek
‘Werk en bid’. ‘Orde en tucht’. Ook wie alleen over de N919 lángs Veenhuizen is gereden, heeft ze ongetwijfeld gezien: de huizen met de stichtelijke spreuken op de gevels. De bijzondere cultuur-historische en maatschappelijke betekenis die hierachter zit is het waard om behouden en bekeken te worden. Om dat te bereiken werd een omvangrijk Masterplan geschreven.
De geschiedenis van Veenhuizen gaat
terug tot rond 1823, toen de Maat-
schappij van Weldadigheid in Veenhuizen
drie grote gestichten oprichtte waar
duizenden ‘kansarmen’ uit de grote
steden naartoe werden verbannen om
heropgevoed te worden. Na ruim dertig
jaar eindigde het experiment maar
behield Veenhuizen een bijzondere status
omdat Justitie er drie grote straf-
inrichtingen plaatste. Om de straf-
inrichtingen heen werd een heel dorp
gebouwd voor de gezinnen van het
gevangenispersoneel. Alleen zij mochten
het dorp in en wie met pensioen ging,
moest verhuizen. Pas sinds 1981 is
Veenhuizen vrij toegankelijk.
ToekomstvisieMet deze historische schets begint
projectleider Johan Panman van de
gemeente Noordenveld zijn actuele
verhaal over het Masterplan Veenhuizen.
“Vanaf 1981 trok Justitie zich terug achter
de hekken van de strafinrichtingen en
moest een nieuwe bestuurlijke balans
gevonden worden. Ondanks veel
gesprekken tussen het rijk, de provincie
Drenthe en de gemeente Noordenveld
verpauperde de openbare ruimte en
stonden gebouwen jarenlang leeg. In 2001
hebben we met elkaar gezegd: zo kan het
niet langer. Het Ontwikkelingsbureau
Veenhuizen werd opgericht en er kwam
een toekomstvisie. Dat was de bakermat
van het latere Masterplan Veenhuizen.”
Nieuwe bestemmingDe rode draad in het Masterplan was om
het cultuurhistorische erfgoed van
Veenhuizen te behouden en economisch
een nieuwe impuls te geven, en
toekomstperspectief te bieden aan de
1100 inwoners. Sindsdien werd 55 miljoen
euro geïnvesteerd in het gevangenisdorp.
Drie grote complexen hebben een nieuwe
bestemming gevonden, in lijn met hun
vroegere functie. In de voormalige
gebouwen van Justitie kwamen met
behulp van de Europese subsidiegelden
onder meer ‘bed- and breakfast’-
woningen rond het Gevangenismuseum,
en in het Hospitaalcomplex zijn een
hotel-restaurant en een medische kliniek
ondergebracht. Verder zijn parkeer-
plaatsen aangelegd, een ontmoetings-
centrum voor cultuurtoerisme en overige
recreatief-toeristische infrastructuur
gerealiseerd. De gemeente voerde in deze
periode ook diverse projecten uit, onder
andere op het gebied van sport, cultuur
en dorpsvernieuwing.
Vertrouwen“We hebben ontzettend veel bereikt”, stelt
Johan Panman met genoegen vast. “Zo
hebben we nieuwe werkgelegenheid
gecreëerd met uitzicht op verdere groei
en zijn we een factor van belang
geworden in het noordelijk toeristisch
product. We merken dat iedereen
vertrouwen heeft in de ontwikkeling
van Veenhuizen; ondernemers durven te
investeren. Door de EU-subsidie is ons
project regio-overstijgend geworden.
Ook op nationaal niveau ziet men nu het
Prioriteit 1 Versterking marktsector1c Versterking toeristische infrastructuur
Open perspectief voor Veenhuizen
Masterplan Veenhuizen, Johan Panman
Naam projectMasterplan Veenhuizen, deelproject
‘versterking toeristische infra-
structuur’
Looptijd van het projectDeelproject: april 2004 - december
2008
Totaalproject: 2001 - 2009
Partners in het projectProvincie Drenthe, gemeente
Noordenveld, de Rijksgebouwen-
dienst.
EU-bijdrage€ 2.222.449
Doelstelling van het project• Sociaal-economisch perspectief
voor Veenhuizen
• Ontwikkeling en behoud van
cultuurhistorisch erfgoed
Resultaat van het projectStructurele werkgelegenheid met
kansen voor een verdere groei, een
goedlopend Gevangenismuseum
en overige toeristische activiteiten,
nationale (media) aandacht voor het
gebied, met kansen voor een plek op
de voorlopige lijst voor het Wereld-
erfgoed.
belang om het dorp Veenhuizen als geheel
te behouden voor de toekomst.”
17SNN projectenboek
De eerste vijftien kilometer van de herstelde vaarverbinding Erica- Ter Apel werden in juni 2010 feestelijk ingewijd. En een feest was het, vertelt projectleider Willem Paas van de provincie Drenthe. “Mensen zaten na veertig jaar weer met hun stoeltjes langs de vaart: bootjes kijken! Het enthousiasme is overweldigend.”
In de jaren tachtig stond het onderwerp
al ter discussie: herstel van veenkoloniale
waterwegen tussen Erica en Ter Apel. In
2005 kwam het weer serieus op de
politieke agenda. Projectleider Willem
Paas: “Op een cruciaal moment kwamen
de Europese middelen in zicht. Deze
subsidie vormde het vliegwiel waardoor
er genoeg ‘energie’ was om in 2007 daad-
werkelijk met fase 1 te beginnen. Ik vraag
me nog steeds af of het project zonder dat
laatste zetje wel van start was gegaan
want er heerste nogal wat scepsis over
het nut van de vaarverbinding.”
InspraakavondenDrie naoorlogse bruggen en drie meer
dan een eeuw oude sluizen zijn volledig
gerenoveerd. Vier dammen zijn vervangen
door bruggen en drie bestaande
historische bruggen kregen elektrische
bediening. De oevers werden voorzien
van nieuwe (veelal natuurlijke) oever-
constructies en meerdere wacht- en aan-
legvoorzieningen. “Hoewel dit pas fase 1 is
van het project, merken we nu al wat een
effect het op de bewoners rond het kanaal
heeft”, aldus Paas. “Had men vroeger het
gevoel in een uithoek van het land te
zitten, nu bruist het weer! Alle mensen die
uit Duitsland en Groningen naar Drenthe
en Overijssel willen varen, en dat zijn er
nogal wat, moeten straks namelijk over
dit traject. Aansluitend is de gemeente
Emmen daarom bezig met een gebieds-
ontwikkelingsvisie langs de vaar-
verbinding. Tijdens inspraakavonden
mochten bewoners ideeën indienen hoe
zij daarop willen inspelen; van deze
inspraakmogelijkheid wordt gretig
gebruikgemaakt. De ene ontwikkeling
lokt de andere uit. Dat was ook heel
nadrukkelijk de bedoeling.”
BeleefkanaalInmiddels zijn de voorbereidingen voor
fase 2 van het project in volle gang. Ook
daarvoor is een Europese bijdrage
verleend. “Fase 2 wordt nog mooier dan
fase 1”, stelt Willem Paas. “Tussen het
Veenpark en Bladdersdijk wordt een
grotendeels nieuw kanaal gegraven. Als
sluitstuk gaan we óver de Hondsrug-
uitloper waarbij we een hoogteverschil
van vijf meter moeten overbruggen. Dit
gebeurt via de aanleg van een Koppel-
sluis. Verder gaan we een spaarsluis aan-
leggen. Koppel- en spaarsluis zijn beide
uniek voor de recreatievaart. Het mooie
is verder dat we veel gaan doen aan de
natuurlijke inpassing van het kanaal en
herstel van de naastliggende hoogveen-
gebieden. Er is hier straks van alles te
beleven door vele wandel- en fiets-
voorzieningen, kleine haventjes en
mogelijkheden voor watersport en sport-
visserij. En dat alles in het prachtige
historische gebied van de Veenkoloniën.
We noemen het niet voor niets: het
Beleefkanaal.”
Prioriteit 1 Versterking marktsector1c Versterking toeristische infrastructuur
Bootjes kijken op de Hondsrug
Vaarverbinding Erica - Ter Apel, Willem Paas
Naam projectVaarverbinding Erica - Ter Apel, fase 1a
Looptijd van het projectFase 1a: februari 2007 - juli 2008
Partners in het projectProvincie Drenthe, provincie
Groningen, Agenda voor de Veen-
koloniën, gemeente Emmen,
gemeente Vlagtwedde, Stichting
Recreatietoervaart Nederland,
Waterschap Velt en Vecht, Waterschap
Hunze en Aa’s
EU-bijdrage€ 3.152.500
Doelstelling van het projectFase 1: herstel van de vaarverbinding
tussen Emmer Compascuum Zuid en
Ter Apel.
Totaalproject: realisatie van een
nieuwe vaarverbinding tussen
Overijssel, Drenthe en Oost-Duitsland
waardoor extra toervaart-
mogelijkheden ontstaan.
Resultaat van het projectUpgrading van het kanaal, extra
stimulans voor de leefbaarheid van de
kernen langs de route, meer eigen-
waarde van de bewoners van het
gebied.
Naam projectMuseum Belvédère
Looptijd van het projectJuni 2001 - december 2004
Partners in het projectGemeente Heerenveen, Staatsbos-
beheer, Stichting Museum Belvedère
EU-bijdrage€ 620.000
Doelstelling van het projectCreëren van een thuishaven voor de
Friese moderne kunst, versterken van
de culturele invulling van Fryslân.
Resultaat van het projectHet Museum Belvedère trekt ongeveer
50.000 bezoekers per jaar en biedt
werkgelegenheid aan negentig
vrijwilligers en zes vaste krachten.
Dankzij partners, sponsors, bedrijven
(club van 100) en vrienden kan het
museum zonder overheidssteun
continueren.
19SNN projectenboek
Het begon in de jaren vijftig van de vorige eeuw met een droom van Thom Mercuur. Een droom over een eigen museum; thuishaven van de Friese moderne en hedendaagse kunst. In november 2004 was het zover: toen opende Museum Belvédère zijn deuren in landschaps-park Oranjewoud bij Heerenveen. Hans Wezenaar was als voorzitter van de Stichting Belvédère nauw betrokken bij de realisatie ervan.
In het Friese rietlandschap bij Heerenveen
staat een langwerpige donkergrijze ‘doos’,
vrijwel zonder ramen, met uitzondering
van het glazen middengedeelte boven het
‘grand canal’. Het gebouw is 104 meter
lang en 13 meter breed, en past met zijn
hoekige vormen wonderwel in het recht-
lijnige karakter van zijn omgeving. Het
is Museum Belvédère, ontworpen door
architect Eerde Schippers en gelegen in
landschapspark Oranjewoud. “In 1998
kreeg de Stichting Belvédère het voorstel
van initiator Thom Mercuur om mee te
werken aan de bouw van een museum
voor moderne Friese kunst”, verhaalt
Hans Wezenaar, voorzitter van deze
stichting. “Aanvankelijk wilden we dit
museum naast de uitkijktoren Belvédère
in Oranjewoud lokaliseren, vandaar de
naam. Uiteindelijk is de locatie gewijzigd
naar de rand van Landgoed Oranjewoud,
bij de barok aangelegde tuinen. Daarmee
werd het een integraal plan, in samen-
werking met Staatsbosbeheer: zij namen
het voortouw om het park te
reconstrueren, wij zorgden ervoor dat het
museum er zou komen.”
StartsubsidieNa goedkeuring door het ministerie van
VROM ging in 2003 de eerste paal de
grond in. De helft van het benodigde
budget van 2,9 miljoen euro werd
gesubsidieerd door onder meer het
Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling, EZ en Kompas, gemeente
en provincie. Hans Wezenaar: “Daarmee
was de realisatie van dit voor Fryslân
unieke project een feit. We moesten
weliswaar aan zeer strikte subsidieregels
voldoen maar dat was het wel waard.”
Niet zonder trots vervolgt hij: “Na deze
startsubsidie heeft het museum geen
enkele overheidssteun meer ontvangen.
We kunnen onszelf bedruipen dankzij
bedrijfssponsors en vrienden van het
museum, de circa 50.000 bezoekers die
Museum Belvédère jaarlijks mag
ontvangen en diverse kleinschalige
concerten en lezingen die in het museum
worden georganiseerd.”
Combinatie“Het unieke van Museum Belvédère is
de combinatie tussen cultuur, natuur en
architectuur”, betoogt Wezenaar. “Het
gebouw en de collectie zijn niet los te zien
van de omgeving. Daarop is de
architectuur ook gericht, waarvoor we
overigens de prijs ‘BNA Gebouw van het
jaar 2006’ kregen. Bezoekers kunnen hun
bezoek aan het museum verder
combineren met een wandeling door het
museumpark en de bossen van Oranje-
woud. Als hét museum voor Friese
twintigste-eeuwse en eigentijdse kunst,
versterkt Museum Belvédère het culturele
leven in Fryslân, niet in de laatste plaats
doordat wij privékunstwerken in bruik-
leen hebben die anders niet bereikbaar
zouden zijn voor het publiek.”
Prioriteit 1 Versterking marktsector1c Versterking toeristische infrastructuur
Thuishaven van Friese moderne kunst
Museum Belvédère, Hans Wezenaar
21SNN projectenboek
In het Groningen anno 2002 was nog geen geschikt onderkomen voor breedbandbehoeftige bedrijven zoals IT- en (nieuwe) mediaonder- nemingen. Dat veranderde toen een oude elektriciteitscentrale in het zuidoostelijk deel van de stad speciaal voor deze doelgroep werd omgebouwd tot kantorencomplex, voorzien van glasvezelnetwerk en andere datasnufjes.
De vief piep’n (vijf pijpen) van de Epon-
elektriciteitscentrale in het zuidoostelijk
deel van de stad Groningen zijn inmiddels
verdwenen, maar de naastgelegen
turbinehal staat nog fier overeind. Vanuit
deze plek werd van 1914 tot 1963 de
levering van stroom aan Noord-Nederland
verzorgd. Met zijn unieke inwendige
ruimte en bijzondere bouwkenmer-
ken toont het gebouw het industriële
karakter van weleer. Geen wonder dat
de gemeente Groningen deze Helpman-
centrale als industrieel erfgoed opnam in
de zogenaamde Kanjerlijst.
Markant gebouwToen vanaf eind jaren negentig het voor-
malige Epon-terrein werd heringericht
tot bedrijventerrein Europapark (zie
elders in dit boek), wilde de gemeente
een nieuwe bestemming geven aan de
Helpmancentrale. SIG Real Estate
(inmiddels TCN) werd gevraagd om hier-
voor de mogelijkheden te onderzoeken.
“Het was en is een markant gebouw met
zeer veel hoogte en volume”, vertelt
project developer Sander Wubbolts van
TCN, die zelf overigens pas enkele jaren
later bij het project betrokken raakte.
“De sfeer en de indelingsmogelijkheden
pasten niet zozeer bij standaard kantoor-
gebruik maar beter bij jonge creatieve
bedrijven. Verder wisten we dat RTV
Noord naar een nieuwe locatie zocht én
was bekend dat steeds meer bedrijven
behoefte hadden aan snelheid en
capaciteit van datatranport, door breed-
band- en glasvezelaansluiting. Dat alles
leidde ertoe de centrale te bestemmen als
een centrum voor internet- en media-
bedrijvigheid. De naam werd toen als
vanzelf Mediacentrale.”
Ring van kantorenRondom de centrale turbinehal werd een
ring van kantoren gemaakt, met in totaal
10.500 m2 vloeroppervlak. Hoewel in
de plannen was gedacht dat de Media-
centrale plaats zou bieden aan vijf tot tien
bedrijven, zijn er inmiddels – naast RTV
Noord – circa dertig ondernemingen
gevestigd. “Vijf jaar na oplevering staat
het concept nog steeds overeind”, zegt
Sander Wubbolts. “Driekwart van de
bedrijven begeeft zich op het terrein
van media en internet. Mede doordat de
Mediacentrale via het eigen glasvezel-
netwerk is verbonden met de Groningen
Internet Exchange (GN-IX), Amsterdam
Internet Exchange (AMS-IX) en met het
Mediapark in Hilversum is het een zeer
aantrekkelijke locatie voor de doelgroep.”
ICT-stad“Het mooie aan de Mediacentrale is dat
het de kennisintensieve bedrijvigheid
in Noord-Nederland heeft versterkt,”
vindt Wubbolts, “evenals het imago van
Groningen als ICT-stad. Voor het totale
Europapark betekent de Mediacentrale
daarnaast een ontmoetingsplek door de
brasserie en de bijzondere vergader- en
congresaccommodaties.”
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
Nieuwe media in oude elektriciteitscentrale
Helpmancentrale, Sander Wubbolts
Naam projectHelpmancentrale
Looptijd van het projectJanuari 2003 - juli 2005
Partners in het project100% ontwikkeling SIG Real Estate
(nu TCN SIG Real Estate), in nauwe
samenwerking met gemeente,
architect en potentiële huurders
EU-bijdrage€ 941.017
Doelstelling van het projectBehoud van een uniek gebouw voor
Groningen en Noord-Nederland;
ontwikkeling van een platform dat zo
ontworpen is dat gedachten, ideeën,
creatieve kunst, communicatie en
ontwikkelingen worden aan-
gemoedigd en gestimuleerd in een
IT-, breedband-, (nieuwe)media- en
internetomgeving; realisatie van circa
10.500 m2 bedrijfsruimte
Resultaat van het projectNaast RTV Noord hebben dertig
bedrijven hun intrek genomen in de
Helpman Mediacentrale. De grote
centrale hal, de vergader- en congres-
accommodaties en Brasserie Bites
zijn unieke locaties voor diverse
evenementen en symposia, veelal
voor gebruikers en huurders buiten
de Mediacentrale.
23SNN projectenboek
Je kunt het chaos noemen, of dynamiek. Feit is dat er al jaren bijzonder veel gebeurt in het zuid-oostelijke deel van de stad Groningen. Op het Europapark, een terrein van zestig hectare, verrijzen imposante kantoorgebouwen, een treinstation, woonhuizen en de bijbehorende infrastructuur. “Ik vind het een geweldig gebied”, aldus projectmanager Jelle Dijkstra.
Met het vertrek van energiemaatschappij
Epon (inmiddels Electrabel) naar de
Eemshaven kwam in Zuidoost-Groningen
een terrein van zestig hectare vrij. “Het
probleem was echter dat het gebied zelfs
voor Groningers onbekend was”, weet
projectmanager Jelle Dijkstra, die zelf
vanaf begin 2006 bij het project
betrokken is. “Bovendien kon men er
nauwelijks komen doordat het terrein
ingekapseld lag tussen de A7, het spoor, de
zuidelijke ringweg en een oud industrie-
spoortje. Om dit gebied bij de stad te
betrekken moesten bewoners er ten
eerste iets te zoeken hebben, en moesten
er ten tweede wegen naartoe komen.
Dat was dan ook onze opgave voor het
Europapark.”
Andere inzichtenUit een analyse van midden jaren
negentig bleek dat er veel behoefte was
aan een grootschalig, bovenregionaal
kantorencomplex met een goede multi-
modale bereikbaarheid. Om dat te
realiseren moesten bestaande gebouwen
eerst gesloopt worden, de grond bouwrijp
gemaakt worden en ontsluitende infra-
structuur aangelegd. “Voor die trans-
formatie was veel geld nodig”, aldus Dijk-
stra. “Maar het ging dan ook om een ge-
bied waar heel het noorden iets aan kon
hebben.” Na indiening van de subsidie-
aanvraag bleken de omstandigheden rond
de bouw aan verandering onderhevig en
kwam de gemeente tot andere inzichten
hoe ze de subsidiegelden wilde besteden.
Dijkstra: “We hebben vervolgens met het
SNN overlegd om binnen de regels van
de aanvraag onze plannen aan te passen.
Zonder het aanzienlijke bedrag dat we
uiteindelijk kregen, had het hele project
niet door kunnen gaan.”
Huidige tijdIn 2017 zou het laatste gebouw van het
Europapark moeten worden opgeleverd.
Door de economische crisis, maar ook
door nieuwe trends zoals flexwerken
en de nadruk op renovatie wordt deze
planning waarschijnlijk niet gehaald,
verwacht Jelle Dijkstra. “Twintig jaar
tijd is een heel lange planontwikkeling.
Daarom bekijken we heel nadrukkelijk
of het ontwerp nog aan de eisen van de
huidige tijd voldoet. We vragen partijen
wat ze willen, en passen daar de plannen
op aan. Hoe verleid je investeerders, dat
is de opgave. Ik vind het een geweldig
gebied: de woonwijk is succesvol uit
de grond gekomen en we hebben veel
kantoren; grote zoals Menzis maar ook
veel kleine die net de studentenkamer
zijn ontstegen. Verder is er een bioscoop,
een supermarkt, de ROC´s, veel horeca,
er komt een NS-station, de Euroborg is
uitverkocht en de wegen worden de ko-
mende anderhalf jaar afgemaakt. Overal
tegelijk wordt gebouwd en gewerkt. Alles
heeft dynamiek!”
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
Dynamiek in Zuidoost-Groningen
Europapark Groningen, Jelle Dijkstra
Naam projectKantoorontwikkeling Europapark
Groningen
Looptijd van het projectDeel subsidieaanvraag: 2001 - 2008
Totaalproject: tot circa 2020
Partners in het projectGemeente Groningen, provincie
Groningen, Regio Groningen-Assen,
ministerie van V&W, VROM, ProRail,
NS, TCN, Volker Wessels, BAM, Geveke,
Van Wijnen, Ballast Nedam e.v.a.
EU-bijdrage€ 9.450.250
Doelstelling van het projectHet realiseren van een bovenregionale
kantorenlocatie gericht op stuwende
zakelijke dienstverlening.
Resultaat van het projectDoor ontsluiting van het totale
Europapark hoort dit gebied nu echt
bij de stad Groningen. Bezoekers uit
stad en ommeland weten het gebied
te vinden om te werken, te wonen en
te recreëren.
25SNN projectenboek
Het project is zó belangrijk voor Nederland dat Koningin Beatrix er voor naar Drenthe kwam: met een druk op de knop stelde zij 12 juni 2010 de LOFAR in werking. Deze Low Frequency Array, oftewel lage-frequentietelescoop, is niet alleen de grootste radiotelescoop te wereld maar ook honderdmaal gevoeliger dan de huidige telescopen.
Nederlandse sterrenkundigen zijn
ambitieus: zou het niet mooi zijn als we
het prille begin van het heelal konden
waarnemen? Met die wens begonnen in
1997 de plannen om een radiotelescoop te
bouwen die honderdmaal gevoeliger zou
zijn dan de toen bekende telescopen.
Allereerst werd een groot samen-
werkingsverband opgericht van onder-
zoeksinstituten, universiteiten en private
ondernemingen, waarbij ook geofysici,
meteorologen en landbouwonderzoekers
zich aansloten. Ook zij bleken namelijk
geïnteresseerd in de mogelijkheden van
LOFAR, zoals het project inmiddels
gedoopt was: de Low Frequency Array.
Drie-in-éénAlgemeen directeur Michiel van Haarlem
van de stichting LOFAR: “De kracht van
LOFAR is dat het via een netwerk van
duizenden sensoren enorme hoeveel-
heden data tegelijkertijd kan bekijken
en bewerken. Die kleine antennes zijn
verdeeld over een gebied met een dia-
meter van honderd kilometer in
Nederland en via een uitgestrekt glas-
vezelnetwerk gekoppeld aan een super-
computer. Behalve sterrenkundigen is dat
ook interessant voor aardwetenschappers
bijvoorbeeld bij de TU in Delft, het KNMI
en TNO. Daarom hebben we de krachten
gebundeld en aan het netwerk drie
soorten sensoren gemonteerd: voor
geofysica, infrageluid én sterrenkunde. Zo
deden we eigenlijk drie projecten in één
keer. De toepassing voor landbouw is wel
technisch ontwikkeld maar is op dit
moment nog niet rijp voor implemen-
tatie: men is al bezig met vervolgonder-
zoek dat voortbouwt op de kennis die in
het LOFAR project is opgedaan.”
Andere initiatievenOngeveer een derde van de totale kosten
werd opgebracht door subsidies van de
Europese Unie en het ministerie van
Economische Zaken. “Een essentiële
bijdrage”, aldus Van Haarlem. “Ik zou geen
nachtmerries willen hebben wat er van
LOFAR terecht had moeten komen zonder
dat. De EFRO-bijdrage hebben we
gebruikt voor ontwikkeling van onder-
delen van LOFAR met een meer specifiek
belang voor Noord-Nederland, zoals
onderzoek en ontwikkeling van ICT-infra-
structuur. We wilden ervoor zorgen dat
de kennis in Drenthe toeneemt. Doordat
kennisinstellingen samenwerken met
het bedrijfsleven ontstaan namelijk ook
andere initiatieven: in het verlengde
van LOFAR wordt sensortechnologie nu
bijvoorbeeld toegepast in gezondheids-
zorg, watermanagement, mobiliteit en
verkeer.”
Trots“Waar ik het meest tevreden over ben?”,
herhaalt Michiel van Haarlem de vraag.
“Dat het ons als kleine club gelukt is om
zo’n groot project te realiseren. Sterren-
kundigen staan te popelen om met LOFAR
te werken, dat zal ongetwijfeld tot
fantastische resultaten leiden. Maar ook
de andere toepassingen gaan
interessante uitkomsten opleveren. Daar
ben ik ontzettend trots op. ”
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen2a Verbeteren bedrijfslocaties in stedelijke kernen
‘s Werelds grootste radiotelescoop
LOFAR, Michiel van Haarlem (l) en Jan Reitsma
Naam projectLOFAR, Noordelijke componenten
Looptijd van het projectJuli 2004 - juni 2008
Totaalproject LOFAR: 2001 - 2010
Partners in het projectOnder meer: Astron, Rijksuniversiteit
Groningen, Universiteit Leiden,
Universiteit van Amsterdam, Radboud
Universiteit, Technische Universiteit
Delft, Technische Universiteit
Eindhoven, Uppsala Universitet
(Zweden), Max-Planck-Insitut für
Radioastronomie (Duitsland),
KNMI, TNO-NITG, Ordina Technical
Automation bv, Dutch Space bv,
Science&Technology bv, Twente
Institute for Wireless and Mobile
Communications, CWI
EU-bijdrage€ 10.843.921
Doelstelling van het projectDeelproject: ontwikkeling van
onderdelen van LOFAR met een
meer specifiek belang voor Noord-
Nederland, zoals onderzoek en
ontwikkeling van ICT-infrastructuur.
Totaalproject: realisatie van een
telescoop op basis van een generiek
sensornetwerk in Noord-Nederland.
Resultaat van het projectEen gedistribueerd sensornetwerk in
Noord-Nederland met veertig sensor-
velden, plus een netwerk dat de
sensorvelden met een centrale data-
verwerkingsfaciliteit verbindt.
De kennis die nodig is voor de
realisatie van LOFAR is voor een
belangrijk deel terechtgekomen in
Noord-Nederland: bij ASTRON, haar
partners en toeleveranciers.
27SNN projectenboek
Om het evenement TT voor Nederland te behouden en letterlijk baan te geven aan de motorsport in Nederland, was het TT-circuit in Assen dringend aan een opknap-beurt toe. Mede met Europese steun werd daarom 47 miljoen in Nederlands enige en oudste race- circuit gestoken. Directeur Peter Oosterbaan is meer dan tevreden met het resultaat – evenals de 130.000 bezoekers die het circuit jaarlijks mag ontvangen.
De concurrentie in de racewereld is
enorm, zoveel is duidelijk na een gesprek
met directeur Peter Oosterbaan van het
TT-circuit Assen. Wilde het TT-circuit
internationaal blijven meetellen dan was
een ingrijpende renovatie en uitbreiding
dringend noodzakelijk. “We hadden een
strategisch probleem”, vertelt Peter
Oosterbaan. “Wereldwijd worden nieuwe
banen gebouwd, bijvoorbeeld in Dubai,
Hongarije en Katar, die aan alle
technische eisen voldoen. Om contracten
binnen te halen voor belangrijke inter-
nationale en WK-evenementen was het
zaak om het circuit op alle fronten te
actualiseren.”
VijffasenplanIn 1998 werd daarom gestart met een vijf-
fasenplan die uiteindelijk tien jaar zou
duren. Onder meer voorzag het plan in
aanpassing van de infrastructuur,
verbreding en verlegging van de baan,
vergroting van de paddock en installatie
van technische hulpmiddelen. In fase
vier lag het accent op het verbeteren van
de publieksvoorzieningen. Zo werd ruim
84.000 m2 parkeerruimte (4210 plaatsen)
gerealiseerd achter de hoofdtribune en
nog eens 150.000 m2 bij de noordlus
van het circuit. Verder kwamen er vier
toiletunits en tribunes met in totaal 6800
zitplaatsen. “De hoofdtribune is bijzonder
fraai geworden”, aldus een enthousiaste
directeur. “Het is een prachtig ontwerp
met een mooi golvende lijn in de over-
kapping. Met zijn blauwgele kleuren-
combinatie is de tribune nu een gezichts-
bepalend element van het circuit.” Tot slot
werd een bufferzone aangebracht tussen
het circuit en het natuurgebied het
Witterveld, en werd een terrein ingericht
aan de zuidzijde van het circuit dat bij
grootschalige evenementen als tijdelijke
camping kan worden gebruikt.
Spin-off“Nu alle werkzaamheden zijn afgerond
kan ik stellen dat het TT-circuit Assen
weer helemaal up-to-date is”, meldt
Peter Oosterbaan. “Voor de TT en de WK
Superbike hebben we nu zelfs beide een
tienjaarcontract getekend in plaats van
de gebruikelijke vijf jaar. Het was heel
belangrijk dat beide evenementen voor
Nederland en in het bijzonder de regio
Assen behouden bleven. Het circuit
genereert jaarlijks een spin-off van 100
miljoen euro en tweehonderd arbeids-
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen2b Stedelijke voorzieningen en stedelijke economie
Economische motor voor de regio Assen
TT-circuit Assen, Peter Oosterbaan
Naam projectUpgrading TT-circuit Assen, fase 4
Looptijd van het projectFase 4: 2003 - 2006
Totaalproject: 1998 - 2009
Partners in het projectTT-circuit, provincie Drenthe
EU-bijdrage€ 2.600.000 (fase 4)
Doelstelling van het projectFase 4: verbeteren van de publieks-
voorzieningen.
Totaalproject: uitvoeren van maat-
regelen ter verbetering van de infra-
structuur en voorzieningen voor
publiek en gebruikers op en rond het
TT-circuit in Assen.
Resultaat van het projectEen up-to-date circuit dat weer
internationaal meetelt. Dankzij de
investeringen zijn inmiddels tienjaar-
contracten binnengehaald voor de
evenementen TT en Superbike.
plaatsen. Alleen de TT-race in juni trekt al
circa 50.000 bezoekers. Daarmee is het
circuit wat je noemt een enorme
economische motor voor de regio.”
29SNN projectenboek
Om de binnenstad van Sneek weer aantrekkelijk te maken voor toeristen en winkelend publiek, werd tussen 2000 en 2002 een ingrijpend verbeteringsplan uitgevoerd. Met veel inspraak van bewoners en winkeliers kreeg het centrum nieuwe klinkers en dito straatmeubilair, werd paal en perk gesteld aan reclame-uitingen en werd de binnen-stad bovendien autoluw gemaakt.
Als een van ‘de elf steden’ en bakermat van
de Sneekweek, heeft Sneek van oudsher
een toeristische reputatie. Met zijn
gezellige grachtjes, winkels en
monumentale panden is het daarnaast de
zevende winkelstad van Nederland. Om
deze reputatie te behouden en verder uit
te bouwen was het zaak om de openbare
ruimte flink aan te pakken. “De
bestrating, de panden en de gehele
inrichting van de historische binnenstad
hadden een sleets karakter”, vertelt het
hoofd van de afdeling Ontwerp en
realisatie Wim Luiks. “Daardoor verloor
Sneek langzaam zijn economische
aantrekkingskracht. Om het tij te keren
besloten we het gebied binnen de
grachtengordel een nieuw jasje te geven.”
Inspraak en overlegPand voor pand bezochten ambtenaren
van de gemeente Sneek de betrokkenen
bij het herinrichtingsplan van de binnen-
stad. “Een tijdrovende klus”, aldus Wim
Luiks. “Maar zeker de moeite waard.
Verder was er een brede werkgroep en een
constante overlegstructuur met het MKB.
Onze aanpak werd zeer gewaardeerd en
zorgde tevens voor draagvlak voor het
project. Dat was nodig, want de onder-
nemers moesten hun panden ook
aanpassen en de vele reclame-uitingen
verminderen. Een gevoelig punt, maar
iedereen snapte het doel.”
In samenspraak met de bewoners werd
gekozen voor een rode straatbaksteen
als basis voor de bestrating, met ruimte
voor andere klinkeraccenten bij enkele
pleinen. “Op deze pleinen hebben we het
beeld rustiger en simpeler gemaakt zodat
de ruimte beter beleefd wordt. Van
sommige verknipte gebieden hebben we
één geheel gemaakt. Ook hebben we de
gevelwanden opgeknapt.” Verder kwamen
er nieuwe verlichtingsarmaturen en
bloembakken, en werd modern straat-
meubilair ontworpen door een Sneker
kunstenaar.
Cultuuractiviteiten“Dankzij de Europese subsidie, zo’n
veertig procent van het totaalbedrag,
konden we de plannen zo uitvoeren als we
in gedachten hadden”, vertelt Luiks. “Als
we deze niet hadden gehad, had alles veel
kariger gemoeten of was het project
misschien zelfs helemaal niet door-
gegaan. Na oplevering van het gebied
bínnen de grachtengordel hebben we
de jaren erna ook nog het buitengebied
aangepakt. Zo hebben we het aantal
parkeerplaatsen buiten de stad vergroot
waardoor de binnenstad meer autoluw
kon worden. Al met al was het voor ons
een zeer groot project, en een belangrijke
randvoorwaarde om nieuwe cultuur-
activiteiten te gaan ontwikkelen. Een
mooi voorbeeld daarvan is de Sneker
Simmer: een zomer vol theater, muziek
en spektakel, waar inmiddels zo’n 75.000
bezoekers op afkomen.”
Prioriteit 2 Ontwikkeling stedelijke kernen2b Stedelijke voorzieningen en stedelijke economie
Historisch Sneek in nieuw jasje
Stadshart Sneek, Wim Luiks
Naam projectStadshart Sneek
Looptijd van het projectDeelproject EU-subsidie: september
2000 - december 2002
Totaalproject: 2000 - 2008
Partners in het projectGemeente Sneek, stichting Oud Sneek,
winkeliersvereniging Sneek
EU-bijdrage€ 895.863
Doelstelling van het projectHet verbeteren van de ruimtelijke
inrichting en het versterken van het
monumentale karakter van de Sneker
stadskern.
Resultaat van het projectMeer toeristische aantrekkings-
kracht van Sneek en regio Sneek en
een prettiger winkelgebied. De
herinrichting van het stadshart was
tevens de randvoorwaarde om een
zomers cultuurprogramma in het
leven te roepen, de Sneker Simmer.
31SNN projectenboek
Wetsus is een in Leeuwarden gevestigd universitair kennis- instituut. Het is de missie van Wetsus om door technologische vernieuwing en samenwerking een bijdrage te leveren aan de oplossing van de wereld-waterproblemen. Dat mede door Wetsus veelbelovende studenten na hun studie in Leeuwarden kunnen blijven om te werken bij spannende bedrijven is daarnaast heel mooi meegenomen.
Wetsus, het kennisinstituut voor water-
technologie, ging in 2003 officieel van
start. De eerste jaren stonden in het
teken van het organiseren van nationale
innovatieve samenwerking op het gebied
van technologieontwikkeling voor water-
behandeling. “Wij wilden een kritische
onderzoeksmassa en een groot netwerk
aan deelnemers opbouwen, zodat we
door het ministerie van Economische
Zaken erkend konden worden als techno-
logisch topinstituut”, vertelt bestuurs-
lid Johannes Boonstra. “Daar was deze
subsidieaanvraag dan ook op gericht. Het
was zaak om voldoende samenwerkings-
partijen aan te trekken, een onderzoeks-
programma op te stellen en een soepele
organisatie te creëren.”
Aantrekkelijke partijDat is inmiddels allemaal gelukt. De
onderzoekskosten van Wetsus worden
sinds 2008 voor de helft door EZ
gedragen, en de andere helft wordt
betaald door de bijna honderd bedrijven
en vijftien universiteiten uit heel Europa
waar Wetsus mee samenwerkt. “Het heeft
alle verwachtingen overtroffen”, aldus
Boonstra. “We zijn een belangrijke en heel
aantrekkelijke partij geworden. Zonder de
initiële steun van het SNN was het nooit
zover gekomen.” De kracht van Wetsus
is dat er vraaggestuurd gewerkt wordt
vanuit het bedrijfsleven. Daardoor zijn de
onderzoeken maatschappelijk relevant
en is er een grotere kans dat nieuwe
ontwikkelingen daadwerkelijk worden
toegepast. Een zo’n nieuwe ontwikkeling
is bijvoorbeeld Blue Energy: door het
mengen van zoet en zout water kan direct
volstrekt duurzame stroom worden
opgewekt. Boonstra: “Het principe is
honderd jaar oud maar wij hebben
het nieuw leven ingeblazen. Er is nu al
een grote proefinstallatie gebouwd en
het plan is om in 2015 de eerste echte
demonstratie-installatie op de Afsluitdijk
in gebruik te nemen. Dat zou Wetsus én
Noord-Nederland bijzonder sterk op de
kaart zetten. Van een achterstandsgebied
worden we dan een voorloper.”
WerkgelegenheidIn de visie van Johannes Boonstra zal
Leeuwarden zich ontwikkelen tot een
waterhub, net zoals Groningen zijn
Energy Valley heeft en Drenthe zich richt
op sensortechnologie. In de hub komen
wetenschappers, ondernemers, onder-
zoekers en docenten elkaar tegen en
bevruchten elkaar met kennis en ideeën.
“We merken dat Wetsus nu al zijn
vruchten begint af te werpen. Er hebben
zich al ongeveer twintig nieuwe water-
technologiebedrijven in Friesland
gevestigd waarvan het gros in
Leeuwarden. Op dit moment zie je nog
dat veel studenten na hun studie uit
Leeuwarden wegtrekken omdat er geen
werk is. Dat willen we hiermee keren. We
zijn erg blij dat we in de ontwikkeling van
Leeuwarden als Europese waterhub nog
steeds ondersteund worden door het SNN
en de regionale overheden.”
Prioriteit 3 Werking arbeidsmarkt3a Werking arbeidsmarkt
Naar een waterhub in Leeuwarden
Wetsus, Johannes Boonstra
Naam projectWetsus 2006
Looptijd van het projectWetsus 2006: 2006 - 2008
Totaalproject: 2003 - 2013
Partners in het project• Kennisinstellingen: o.a. het
Wageningen Universiteits- en
Researchcentrum (WUR),
Universiteit Twente en de
Technische universiteit Delft.
• Bedrijfsparticipanten: o.a. Norit/
X-Flow, Nuon, Shell Global Solutions,
Unilever H&PC, Vitens, Water-
leidingmaatschappij Drenthe,
Magnetical Special Anodes, Global
Membrains, Triqua, Frisia Zout,
Paques, Landustrie/Hubert en
Waterbedrijf Groningen.
• Platformparticipanten: o.a. Bioclear,
Thermphos, Haskoning, Grontmij,
Heineken, Nalco, DHV, Numico,
NAM en Energy Valley.
EU-bijdrage€ 2.709.048
Doelstelling van het project• Versterken van kenniseconomie in
Noord-Nederland;
• Impuls geven aan watertechnologie;
• Aantrekkende werking van bedrijven
die met Wetsus samenwerken.
Resultaat van het projectAl twintig nieuwe bedrijven op het
gebied van watertechnologie hebben
zich in Friesland gevestigd, waarvan
het merendeel in Leeuwarden.
Leeuwarden ontwikkelt en profileert
zich steeds meer als Europese water-
technologiehoofdstad. Wetsus is sterk
gegroeid en is per 2007 officieel erkend
als nationaal technologisch top-
instituut.
33SNN projectenboek
‘Een totaal nieuw, innovatief en futuristisch fietsconcept met twee kantelende voorwielen’, zo wordt de Drymer omschreven op de eigen website die sinds 2010 in de lucht is. Het begon allemaal zeven jaar eerder, met de wens om door samenwerking tussen MKB en kennisinstellingen te komen tot een vernieuwend drie-wielig voertuig.
De Drymer zit zo gerieflijk en biedt zo
veel rijcomfort dat een forens die tot een
kilometer of veertig van zijn werk woont,
gemakkelijk de auto kan laten staan. Voor
die doelgroep is de Drymer dan ook
ontworpen: de pendelaar die in zijn nette
pak de woon-werkkilometers wil
afleggen, maar niet bezweet op kantoor
wil arriveren. “Door de elektrische trap-
ondersteuning bereikt de Drymer vlot
een snelheid van 25 kilometer per uur”,
verklaart projectmanager Leo van der
Burg van het TechnologieCentrum
Noord-Nederland (TCNN) enthousiast.
“Daarboven levert de elektromotor geen
ondersteuning, waardoor de Drymer toch
echt een fiets blijft.” In het ontwerp van
de driewieler zijn ongeveer twintig
innovatieve technische vindingen
verwerkt. Daarnaast heeft de Drymer een
futuristisch design gekregen en heeft hij
door de kantelende voorwielen een hoog
‘fun-gehalte’.
SamenwerkenHet idee voor de Drymer bouwt voort op
de Mitka-fiets die TNO in 2001 lanceerde
in samenwerking met Gazelle, Nike en
Stork. Verder dan een prototype kwam de
Mitka echter niet, waarna directeur Arno
Gielen van het TCNN besloot het idee
voor een innovatief driewielig voertuig
in Noord-Nederland door te ontwikkelen.
“Van meet af aan was het de bedoeling
om in dit project het MKB in de
elektro- en metaalsector te laten samen-
werken met kennisinstellingen”, aldus
Gielen. “Daardoor zijn tientallen
studenten van noordelijke hogescholen
bij de ontwikkeling van de Drymer
betrokken geweest. Hoewel we wisten
dat samenwerking tussen zo veel partijen
lastig kan zijn, is het project uitstekend
en in goede harmonie verlopen.”
Investering“Op voorhand was het moeilijk in te
schatten of het ons technisch zou lukken
om meerdere prototypes te ontwerpen en
te bouwen”, vervolgt de directeur.
“Hoewel alle partners graag wilden
meedoen en ook tijd en energie wilden
investeren, lukte het daarom niet om
het plan ook financieel volledig zelf te
dragen. Om te kunnen starten, móést er
dus subsidie bij. Gelukkig paste ons idee
in het SNN-beleid, en konden we EU- en
provinciale subsidie verkrijgen.”
Leo van der Burg: “Gezien het resultaat
was het de investering meer dan waard:
er is inmiddels een nieuw bedrijf op dit
idee gegrondvest, Drymer bv, met op
termijn twintig fte werkgelegenheid.
Verder heeft de Drymer voor ontzettend
veel positieve publiciteit gezorgd. Vanaf
oktober 2010 is hij officieel in productie.
Er zijn zelfs al plannen om de Drymer ook
in Duitsland en Frankrijk op de markt te
brengen.”
Prioriteit 3 Werking arbeidsmarkt3a Werking arbeidsmarkt
Fiets-fun voor forensen
Drymer, Leo van der Burg (l) en Arno Gielen
Naam projectDrymer
Looptijd van het projectJuni 2003 - september 2007
Partners in het project• Projectleiding: TCNN
• Clusterpartners: Sinner Ligfietsen,
TiO Design&Engineering, ICT Ten
Hove, Machinefabriek Schramifa,
2WAD, Autoschadebedrijf
Westerman, TebSail, Variass
Electronics
• Betrokken kennisinstellingen:
Hanzehogeschool Groningen,
Hogeschool Drenthe, TNO Inf.- en
Comm.technologie, TNO Industrie
en Techniek, Hogeschool
Leeuwarden, RUG, Windesheim
Zwolle, Laser Applicatie Centrum
EU-bijdrage€ 250.718
Doelstelling van het projectDoor samenwerking tussen onder-
nemingen, kennisinstellingen en het
TCNN te komen tot een haalbaar en
vermarktbaar duurzaam innovatief
concept van een in Noord-Nederland
te produceren driewielig voertuig; het
gebruik van nieuwe technologieën en
materialen; innovatieve spinoff-
producten en -processen voor het bij
het project betrokken noordelijk MKB;
het ontwikkelen, ontwerpen, bouwen
en testen van meerdere prototypes.
Resultaat van het projectDe prototypes zijn gerealiseerd. Vanaf
oktober 2010 is de Drymer daad-
werkelijk in productie en worden
er rond de 250 exemplaren per jaar
geproduceerd. In mei 2009 is Drymer
bv opgericht; daar zal permanente
werkgelegenheid van 20 fte ontstaan.
Operationeel Programma
Noord (OP Noord) 2007 - 2013
37SNN projectenboek
Met aanwezigheid van Gasunie, GasTerra én de NAM heeft het noorden van Nederland van oudsher een sterke energiepositie. Om die te behouden en te versterken sloten meerdere publieke en private partijen in 2003 een samen- werkingsverband: de stichting Energy Valley. Het doel is om de energiebedrijvigheid in Noord- Nederland verder te verstevigen en een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem.
Als regio die letterlijk bovenop de gas-
velden is gesitueerd, bestond in Noord-
Nederland van oudsher veel kennis,
faciliteiten en bedrijvigheid rondom
energie. Door de overgang van fossiele
naar duurzame energie plus de focus van
regering en Europa om het klimaat-
probleem aan te pakken, was het toch
zaak om het noorden nog steviger te
profileren als dé ‘Energy Valley’ van
Nederland en liefst zelfs van Europa. Een
visiedocument werd opgesteld en
gedragen door gemeenten, provincies
en de gasindustrie. Vanwege de publiek-
private belangen werd besloten om een
aparte stichting in het leven te roepen:
de stichting Energy Valley. Het werd de
missie van Energy Valley om bedrijven,
kennisinstellingen en overheids-
instanties te stimuleren, activeren,
faciliteren en te verbinden om samen
projecten te ontwikkelen en concreet
werk te maken van schone, betrouwbare
en innovatieve energie. Het jaar was
2003.
EnergietransitieSindsdien is er veel gebeurd. Energy Valley
is een van de nationale speerpunten
geworden, waardoor het regionale belang
allang is ingeruild voor een nationaal
belang. Directeur Gerrit van Werven van
de stichting Energy Valley: “De
Nederlandse regering en de Europese
Commissie zetten groots in om het
klimaatprobleem aan te pakken. Binnen
ons voornaamste streven om meer banen
te creëren in de energiesector ligt onze
focus mede daarom inmiddels volledig op
de energietransitie van fossiel naar duur-
zaam. Dat is de toekomst.” Daarbij heeft
Energy Valley nog steeds twee belangrijke
bestaansredenen: het in de markt zetten
van Noord-Nederland als energieregio,
en het aanjagen van inmiddels circa
driehonderd projecten die vallen onder
regionale groeithema’s zoals bio-energie,
groen gas, intelligente netten, offshore
wind en CO2-afvang en -opvang.
Resultaten“Mede door Energy Valley is een enorme
werkgelegenheidsimpuls ontstaan”, stelt
Van Werven vast. “Tussen 2008 en 2014
wordt 25 miljard euro geïnvesteerd in
noordelijke energieprojecten. Daarmee
zijn meer dan 10.000 nieuwe banen
gemoeid. Dat zijn prachtige resultaten.
Door de publiekprivate samenwerking
in Energy Valley kunnen de partijen doen
waar zij goed in zijn, dat is het mooie van
deze constructie en een belangrijke
succesfactor. Eind 2011 houdt de
financiering op, dan is Energy Valley III
formeel afgerond. Maar het mag niet
stoppen! Daarvoor is de toegevoegde
waarde van Energy Valley te groot. We
gaan de komende tijd dan ook gebruiken
om na te denken over de toekomst.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Energie uit publiekprivate samenwerking
Energy Valley, Gerrit van Werven
Naam projectEnergy Valley III
Looptijd van het projectFase III: 2008 - 2011
Totaalproject: 2003 - 2011
Partners in het projectGemeente Groningen, gemeente
Leeuwarden, gemeente Assen,
gemeente Emmen, provincie Drenthe,
provincie Fryslân, provincie
Groningen, provincie Noord-Holland,
NAM, Gasunie, GasTerra, Hanze-
hogeschool Groningen, Rijks-
universiteit Groningen, Groningen
Seaports
EU-bijdrage€ 836.355
Doelstelling van het projectActiviteiten op energiegebied in
Noord-Nederland uit te laten groeien
tot een cluster van (inter)nationale
betekenis en daarmee werk-
gelegenheid in de energiesector in
Noord-Nederland te behouden en te
vergroten.
Resultaat van het projectTussen 2008 en 2014 wordt 25 miljard
euro geïnvesteerd in noordelijke
energieprojecten, goed voor neer dan
10.000 nieuwe banen. Noord-
Nederland staat (inter)nationaal
stevig op de kaart als energieregio.
39SNN projectenboek
Healthy Ageing Network Noord-Nederland (een initiatief van o.a. het UMCG en de Rijksuniversiteit Groningen) wil nieuwe oplossingen vinden om de kwaliteit van leven van de ouderwordende mens te vergroten en de maatschappelijke lasten voor gezondheid te minimaliseren. Juist Noord- Nederland is dé plek om een initiatief als Healthy Ageing op te zetten, omdat in het noorden het aantal ouderen namelijk sneller toeneemt dan in veel andere regio’s.
“Al tijdens de conceptie, wanneer twee
mensen hun genetisch materiaal bijeen-
brengen, wordt bepaald hoe oud je kunt
worden”, doceert directeur Ko Henneman
van het Healthy Ageing Network Noord-
Nederland (HANNN). “Op dit moment
kunnen we het proces van veroudering
alleen proberen bij te sturen. Maar bij
Healthy Ageing willen we naar een
situatie dat die aftakeling niet plaats-
vindt. Daarvoor proberen we te
ontdekken welke mechanismen ziekte
en veroudering veroorzaken. Dat heeft te
maken met vijf kerngebieden: life
sciences, food & nutrition, medical
technology, care & cure en healthy life-
style. De aanpak van HANNN is daarom
integraal en multidisciplinair. Dat is de
meerwaarde van de Noord-Nederlandse
aanpak.”
KwaliteitskeurmerkTientallen bedrijven, kennisinstellingen
en overheden hebben hun krachten
inmiddels gebundeld in HANNN. Een
belangrijke peiler voor HANNN is verder
de biobank van LifeLines (zie elders in dit
boek) waar de lichaamsmaterialen van
uiteindelijk 165.000 deelnemers zullen
worden bewaard. “In korte tijd hebben
we een goede naam opgebouwd”,
constateert Henneman tevreden. “De
laatste tijd merk ik zelfs dat HANNN
gezien wordt als een kwaliteitskeurmerk
voor losse initiatieven die bij ons zijn aan-
gesloten. Dat is een groot compliment.”
Behalve nationale samenwerking ont-
staan via HANNN ook steeds meer inter-
nationale contacten, bijvoorbeeld met
universiteiten in de Baltische en
Scandinavische landen. “Ook daar
bestaan soortgelijke Healthy Ageing-
netwerken. Wellicht kunnen we onze
gegevens aan elkaar koppelen en op basis
daarvan conclusies trekken. Bij alles
gaan we namelijk uit van open innovatie:
we maken zo snel mogelijk gebruik van
elkaars kennis.”
WereldtopniveauHealthy Ageing Network Noord-
Nederland past in het cohesiebeleid van
Brussel, dat zich richt op vraagstukken
rond krimp en vergrijzing. Ook voor
het SNN is Healthy Ageing een van de
belangrijkste subsidieclusters. Gezien de
enorme toename van de zorgkosten heeft
dit onderwerp een grote economische en
maatschappelijke waarde. Als de
kwaliteit van leven verbetert kunnen
werknemers daarnaast langer door-
werken, hebben ze minder ziekteverzuim
en een betere productiviteit.
“In het noorden heerst de doe-maar-
gewoon-mentaliteit”, besluit Henneman,
“terwijl bij ons op wereldtopniveau onder-
zoek wordt verricht! Mede door HANNN
krijgt dat een naam en een gezicht. We
moeten trots zijn op wat hier gebeurt!
Op het gebied van Healthy Ageing is het
noorden het centrum van de wereld.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Oplossingen voor gezond ouder worden
HANNN, Ko Henneman
Naam projectHealthy Ageing Network Noord-
Nederland (HANNN)
Looptijd van het projectFase 1: 2009 - 2012
Totaalproject: tot 2020
Partners in het projectHANNN ‘founding participants’ zijn
onder meer: Drenthe, Fryslân,
Groningen (stad en provincie),
Leeuwarden, RUG, UMCG, NHL,
Hanzehogeschool, Stenden, Van Hall
Larenstein, NOM, BioExplorer, Brains
On-line, FrieslandCampina, IBM, IQ
Corporation, MSD, Philips, PRA Inter-
national, Syncom, QPS/Xendo, ZIF.
EU-bijdrage€ 100.000
Doelstelling van het project1. Het generen van extra omzet,
bedrijvigheid en werkgelegenheid in
Noord-Nederland;
2. Het uitbouwen en benutten van
kennis om maatschappelijke
problemen als vergrijzing en stijgende
gezondheidskosten op te lossen.
Resultaat van het projectInnovaties en fundamentele door-
braken realiseren die de condities voor
gezond ouder worden structureel
verbeteren en langs die weg
economische activiteiten in de regio
stimuleren. HANNN biedt losse
initiatieven een overkoepelend
perspectief, plaatst ze in een Noord-
Nederlandse strategie en biedt een
bovenregionaal podium.
41SNN projectenboek
Oer-Hollandser kan het bijna niet: het gevecht tegen het water met behulp van dijken. Om de kans op overstromingen te minimaliseren is het van belang dat de dijken in goede staat zijn. Daarom ontwikkelt de stichting IJkdijk een monitoring- en prognosesysteem voor de sterkte van waterkeringen. De systemen worden op werkelijke schaal getest op een daarvoor geschikt gemaakte ijkdijklocatie.
Honderden dijkwachters zijn opgeleid
om de Nederlandse rivier- en zeedijken te
inspecteren. Dreigt een dijk te bezwijken
dan is het aan het geoefende oog van de
dijkwacht om dat tijdig te signaleren
zodat maatregelen getroffen kunnen
worden. Ter ondersteuning van deze
visuele inspectie onderzoekt de stichting
IJkdijk – een samenwerking tussen
Deltares, TNO, Sensor Universe/IDL,
STOWA en NOM – hoe sensortechnieken
ingezet kunnen worden om real-time de
sterkte van waterkeringen te monitoren.
Voor dit doel heeft de stichting in een
kleine Groningse polder een IJkdijk
gebouwd: een faciliteit waar dijken en
sensortechnologie worden getest.
ProeftuinDijkgraaf Henk van ’t Land is voorzitter
van de stichting IJkdijk en legt uit:
“Binnen de proeftuin IJkdijk vinden twee
activiteiten plaats. Ten eerste testen
en valideren de deelnemende bedrijven
nieuwe inspectie- en observatie-
technieken met sensoren. Als de sensor-
technologie is gevalideerd in de IJkdijk,
wordt deze stapsgewijs toegepast in
steeds grotere, bestaande dijken. Ten
tweede worden er verschillende
experimenten in de IJkdijk uitgevoerd,
zoals de piping-proef. Piping is het meest
beruchte faalmechanisme van een dijk.
Het betekent dat het water onder de dijk
doorloopt en tegelijk water, zand of grind
meevoert, waardoor de dijk van binnen-
uit wordt ondermijnd. Met het blote oog
is dat niet waar te nemen, tot het te laat
is. De uitkomst van ons experiment is dat
piping met sensoren goed te detecteren
is, waardoor we wél op tijd kunnen
ingrijpen.”
Dijk Data Service CentreDe experimenten zijn bedoeld om kennis-
vragen van de beheerders van water-
keringen te kunnen beantwoorden, met
als uiteindelijk doel om tot een verbeterd
inspectieproces te komen. “De volgende
stap is de oprichting van een Dijk Data
Service Centre in Groningen”, vervolgt
Van ’t Land. “Daar zal alle informatie van
alle metingen worden samengevoegd
zodat we vergelijkingen kunnen maken.
Dit moet een open systeem worden voor
zowel waterschappen als het bedrijfs-
leven. Ook het buitenland heeft hiervoor
al interesse getoond.”
Nergens ter wereld“Een project als dit gebeurt nergens
anders ter wereld”, weet Henk van ’t
Land. “Dijken en sensoren horen echt bij
Noord-Nederland: híér gebeurt het! Inter-
nationaal kijkt men daarom vol aandacht
naar onze activiteiten. Het Nederlands
bedrijfsleven wil onze geavanceerde
Noord-Nederlandse sensortechnologie
dan ook in landen als Bangladesh, India
en de Verenigde Staten benutten voor het
beheer van waterkeringen. Wat begon als
experiment wordt binnenkort dus al
commercieel toegepast.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Slimme dijkbewaking
Stichting IJkdijk, Henk van ‘t Land
Naam projectStichting IJkdijk, piping-project
Looptijd van het projectDeelproject: april 2009 - december
2010
Totaalproject: juni 2006 - december
2010 (mogelijk verlenging tot 2013)
Partners in het projectDeltares, TNO, stichting IDL (nu
Sensor Universe), STOWA, NOM.
Aan de ontwikkeling en uitvoering
van de initiële inrichting van de IJkdijk
nemen verder circa vijftig markt-
partijen deel.
EU-bijdrage€ 713.078
Doelstelling van het projectHet ontwikkelen, testen en valideren
van algemeen toepasbare
monitorings- en prognosesystemen
in waterkeringen op basis van sensor-
technologie. Deze systemen
vervolgens (inter)nationaal
vermarkten.
Resultaat van het project• Door beter inzicht in het gedrag en
de actuele kwaliteit van water-
keringen kan op tijd worden
geëvacueerd.
• Dijken hoeven wellicht minder
zwaar te worden aangelegd of
verbeterd.
• Het beheer van dijken kan worden
geoptimaliseerd waardoor kosten-
besparingen mogelijk zijn.
• Nederland bouwt haar
internationale koppositie uit als
leider op het gebied van water.
43SNN projectenboek
In een breed samenwerkingsverband ontwikkelen vijftien partners innovatieve meetmethoden, detectietechnieken en bewakings-systemen voor drinkwatersystemen. Dit gebeurt op basis van geavanceerde sensortechnologie. “Binnen drie jaar willen we een werkend systeem hebben.”
“Zou het niet goed zijn om een boost te
geven aan het gebruik van sensoren bij
waterleidingbedrijven?” Een jaar na het
stellen van die vraag was het project
Sensors and Water (SAWA) een feit: een
samenwerking tussen vijftien partners
die tot innovatieve sensoren willen
komen voor het drinkwaterproductie-
proces. Gerrit Veenendaal, directeur van
Waterlaboratorium Noord (WLN) en
mede-initiator van SAWA: “De water-
leidingbedrijven hebben als vragende
partij sensorbedrijven in met name
Noord-Nederland aangeschreven of zij
sensoren op de plank hadden liggen die
toepasbaar gemaakt konden worden
voor ons doel. Daarop zijn, soms uit
onverwachte hoek, heel creatieve ideeën
gekomen.”
Leuk project“Eerst dachten we dat SAWA ‘gewoon een
leuk project’ zou worden van een paar
ton”, lacht Gerrit Veenendaal. “Maar nu
hebben we een budget van 8,1 miljoen en
zijn we met vijftien partijen! De EU- en
overige subsidie was noodzakelijk om
het geheel mogelijk te maken: we werken
samen met soms kleine MKB-bedrijven
die vaak niet zo veel reserves hebben. Het
was overigens een bewuste keuze om ons
op het noorden te richten omdat het
project hier de meeste kans had om
levensvatbaar te worden. Bovendien vind
ik het zelf ook erg leuk om het hier te
doen; sensoren in Drenthe, water in
Friesland en het sensorentestcentrum,
SenTec, in Groningen.”
TestcentrumHet testcentrum waar directeur
Veenendaal aan refereert staat op het
terrein bij WLN in Glimmen en werd half
oktober 2010 officieel geopend. Er zijn
zeven verschillende waterkwaliteiten
voorhanden, evenals goede laboratorium-
faciliteiten. In het centrum werken de
partners in verschillende combinaties
aan drie deelprojecten: een bewakings-
systeem voor de inname van water uit
de Drentse Aa; een monitoringsysteem
om real-time de kwaliteit en de druk van
het drinkwaterdistributienet te meten;
en snelle en specifieke detectiesystemen
voor de potentiële groei van bacteriën
(nagroei) in het distributienet, waardoor
sneller ingegrepen kan worden om zo
kwaliteitsproblemen te voorkomen. WLN
is faciliterend en verzamelt alle gegevens
die de drie deelprojecten opleveren ‘om te
zien of het geheel meer is dan de som der
delen’, aldus Gerrit Veenendaal.
Kansen“Medio 2011 moeten alle sensoren er
staan,” besluit hij, “en eind 2013 willen we
een werkend systeem hebben van
sensoren om de kwaliteit van het
ingenomen water beter te bewaken,
zuiveringsprocessen beter te sturen en
het distributienet beter te beheren.
Verder hoop ik dat er dan nieuwe
sensoren zijn ontwikkeld die ook elders
toepasbaar zijn. Een project als dit biedt
veel kansen in de regio. Je ziet nu al dat er
creativiteit ontstaat en nieuwe ideeën. En
we zijn nog maar net begonnen.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Innovatie van het zuiverste water
SAWA, Gerrit Veenendaal
Naam projectSAWA (Sensors and Water) in Glimmen
Looptijd van het projectOktober 2009 - juli 2013
Partners in het projectAVIC, AquaExplorer BV, Bright Spark
BV, Capilix BV, INCAS3, Interline
Systems BV, KWR Watercycle Research
Institute, Microdish BV, 2M Sensors
LTD, MicroLAN, Noordelijke
Hogeschool Leeuwarden, Wetsus,
Waterlaboratorium Noord, Water-
bedrijf Groningen, Waterleiding-
maatschappij Drenthe
EU-bijdrage€ 807.572
Doelstelling van het projectKomen tot verbeterde procesvoering
bij waterleidingbedrijven door
gebruik te maken van sensor-
technologie. Het stimuleren van
economische activiteit in het Noorden
van Nederland.
Resultaat van het projectOntwikkeling van bepaalde types
sensoren om de kwaliteit van het
water te bewaken, zuiverings-
processen beter te sturen en het
distributienet beter te beheren. Meer
economische activiteit in Noord-
Nederland.
45SNN projectenboek
Bij grote multinationals doen ze het al jaren, in de toeristische sector vreemd genoeg nog vrijwel niet: scenarioplanning. Toch ligt daar een grote kans om het toerisme in met name Noord-Nederland een nieuwe impuls te geven. Stenden Hogeschool en brancheorganisaties HISWA en RECRON vulden deze niche met de oprichting van het European Tourism Institute.
“Als we weten met welke toekomstige
ontwikkelingen we rekening moeten
houden, kunnen we de noordelijke regio
sterker positioneren”, zegt kwartiermaker
Johan Kasper van het European Tourism
Institute (ETI) onomwonden. “De maat-
schappij was nog nooit zo in beweging
als tegenwoordig; maar daardoor moet
je ook sneller reageren op veranderingen.
Dat geldt ook voor de toeristische sector.
Ontwikkelingen op bijvoorbeeld techno-
logisch, demografisch en economisch
gebied hebben hun weerslag op het
recreatiegedrag. Het European Tourism
Institute, een samenwerkingsverband
van Stenden Hogeschool, HISWA en
RECRON, specialiseert zich in het
ontwikkelen en toepassen van scenario-
planning en voorspellingmethoden om
meer grip te krijgen op de toekomst.”
SlagkrachtHet ETI wil daarmee bijdragen aan de
innovatieve slagkracht van de sector
en probeert nieuwe impulsen aan het
toeristische bedrijfsleven te geven. Het
instituut werkt intensief samen met
het MBK-bedrijfsleven en toeristische
brancheorganisaties, nationale en inter-
nationale kennisinstellingen en publieke
organisaties. “Juist dit netwerk is de
meerwaarde van ons instituut”, vindt
Johan Kasper. “Dankzij ons netwerk
kunnen we heel veel dingen tegelijk
onderzoeken; daarvoor heeft een
individueel bedrijf noch de contacten
noch de tijd. Toch willen we het
instrument samen met de vragende
partijen ontwikkelen, zodat zij het zelf
ook dragen en gebruiken.”
Omdat grote bedrijven in andere
branches al jaren scenarioplanning
toepassen, heeft het ETI voorbeelden die
het kan gebruiken. “De vele kleine
bedrijfjes die in het toerisme werkzaam
zijn, maken deze branche echter wezen-
lijk anders”, aldus Kasper. “Daarom wil het
ETI het scenariomodel specifiek maken
voor de toeristische sector.”
PraktijkDe subsidiegevers drongen erop aan dat
het ETI niet slechts een theoretisch model
zou ontwikkelen maar dat de deskundig-
heid in de praktijk toepasbaar moest zijn.
Dat zal volgens Kasper zeker het geval
zijn: “Op basis van onderzoeksresultaten
voeren we concrete projecten uit.
Bijzonder is verder dat we het ETI volledig
willen integreren in het onderwijs-
programma van Stenden Hogeschool. Zo
zal het Masterprogramma aansluiten,
komen er onderzoeksprogramma’s met
docenten en promovendi, en kunnen ook
derdejaars studenten bij het ETI aan de
slag, bijvoorbeeld voor het vak ‘onder-
zoek’.”
Hoewel het ETI begint in Noord-
Nederland heeft het een Europees
ambitieniveau. “In een later stadium
willen we ook andere landen adviseren,
want reken maar dat de continenten
straks met elkaar gaan concurreren! Ook
internationaal zal de toeristische sector
daarom baat hebben bij de scenario-
planning.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Toekomst voorspellen in de toeristische sector
ETI, Johan Kasper
Naam projectEuropean Tourism Institute
Looptijd van het projectMaart 2009 - december 2013
Partners in het projectStenden Hogeschool, HISWA,
RECRON, provincie Fryslân,
provincie Drenthe, gemeente Emmen,
gemeente Leeuwarden
EU-bijdrage€ 634.139
Doelstelling van het projectStenden Hogeschool wil met het
European Tourism Institute een
krachtige stimulans geven aan de
ontwikkeling van de economische
bedrijvigheid op het gebied van
toerisme en recreatie in Noord-
Nederland. Bijdragen aan de
innovatieve slagkracht van de sector
door beter voorbereid te zijn op
toekomstige ontwikkelingen.
Resultaat van het projectHet European Tourism Institute zal
zijn kennis aanbieden aan gemeenten,
MKB en toeristische regio’s, in eerste
instantie in Noord-Nederland, later
ook in de rest van Nederland en
Europa. Door scenarioplanning kan
de toeristische sector zich beter
profileren en inspelen op de wensen
van toeristen.
47SNN projectenboek
‘Bijna on-Nederlands’, noemen de twee directeuren Van Pol en Wörtche het concept van hun weten- schappelijk onderzoeksinstituut INCAS3, dat in 2008 in Assen werd opgericht. “In het buitenland kijkt men met grote ogen wat hier in Drenthe gebeurt op het gebied van sensortechnologie.”
Technologische doorbraken. Voor minder
dan dat doen ze het niet bij INCAS3
(INnovation Centre for Advanced Sensors
and Sensor Systems). Deze doorbraken,
natuurlijk op het gebied van sensoren
en sensortechnologie, moeten tot stand
komen in samenwerking met de industrie
en de wetenschap. “Die samenwerking
is cruciaal”, benadrukt zakelijk directeur
John van Pol. “We hebben INCAS3 juist
opgericht om het gat te dichten tussen
wetenschappelijke kennis en de
praktische toepassing daarvan.” Zijn
collega en wetenschappelijk directeur
Heinrich Wörtche vult direct aan: “Maar
we zijn niet in dienst van de industrie!
We zijn onafhankelijk en werken pre-
competitief.”
ConcreetINCAS3 stimuleert MKB-bedrijven actief
om in gesprek te raken met weten-
schappers. “Dat klinkt abstract”, geeft
Wörtche toe, “maar aan het eind van de
dag ligt er wel een heel concreet contact.
Als er interessante ideeën uit voort-
komen, starten we een onderzoeks-
project.” Zo is INCAS3 bijvoorbeeld
betrokken bij het project Sensors and
Water (SAWA, zie elders in dit boek).
“Dezelfde theorie is ook toepasbaar in
Canada,” legt Heinrich Wörtche uit, “waar
we in samenwerking met de Universiteit
van Saskatchewan een project doen om
de waterkwaliteit in de meren te
monitoren en te verbeteren. Dit project
combineren we met een opleidings-
programma voor veertig jonge indianen,
want zij leven van de visvangst in die
meren. De sensortechniek van dit project
komt uit Noord-Nederland.”
Topkwaliteit“Het is eigenlijk een ongelooflijk verhaal”,
klinkt het oprecht uit de mond van John
van Pol. “In 2008 ontstond het eerste
idee, en zie waar INCAS3 in 2010 staat! We
doen prestigieuze miljoenenprojecten en
worden benaderd door gerenommeerde,
internationale universiteiten en bedrijven
omdat ze van ons gehoord hebben! En
terwijl het in zijn algemeenheid erg
moeilijk is om goede medewerkers te
vinden, trekken wij uit alle delen van de
wereld topkwaliteit onderzoekers aan.
Dat alles is voor mij de bevestiging dat
we met INCAS3 het goede concept hebben
neergezet.”
Heinrich Wörtche: “De medewerkers en
de projecten verschaffen INCAS3 een goed
imago maar omgekeerd zijn wij ook goed
voor de reputatie van Noord-Nederland.
In het buitenland kijkt men met grote
ogen wat hier in Drenthe gebeurt op het
gebied van sensortechnologie. We
worden echt wáárgenomen.” Van Pol:
“Het is bijna een on-Nederlands concept.
Dat is ook een compliment voor onze
financiers: provincie, gemeente, EFRO en
deelnemende bedrijven. Zij hadden het
vertrouwen om in INCAS3 te investeren
toen we nog maar een idee waren.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1a Versterking kennispositie en innovatiekracht Noord-Nederland
Sensoren, samenwerking en succes
INCAS3, John van Pol (l) en Heinrich Wörtche
Naam projectINCAS3
Looptijd van het projectJuli 2009 - december 2013
Partners in het projectJožef Stefan Institute (Slovenië), DySI,
Medusa Explorations, GSI (Duitsland),
University of Saskatchewan (Canada),
Dacom, Rijksuniversiteit Groningen,
LAM (Lutheries-Acoustique-Musique)
(Frankrijk), NOC*NSF, University of
Sheffield (Groot-Brittannië), DCMR
(Milieudienst Rijnmond)
EU-bijdrage€ 2.036.295
Doelstelling van het projectAls nieuw wetenschappelijk top-
instituut streeft INCAS3 naar brede en
strategische samenwerking met
partijen uit industrie en wetenschap,
op het gebied van sensoren en sensor-
systemen.
Resultaat van het projectUitbreiding van de noordelijke kennis-
infrastructuur; hoogwaardige werk-
gelegenheid (na afloop van het project
zeventig fte); internationale
aantrekkingskracht; toename van
research & development-projecten en
-investeringen (binnen de project-
periode bedraagt de onderzoeks-
investering 24 miljoen euro); toename
van samenwerkingsverbanden tussen
bedrijfsleven en kennisinstellingen;
toename van startende bedrijvigheid
op gebied van sensortechnologie
(clustervorming rond Assen).
49SNN projectenboek
Uit onderzoek blijkt dat zesen-tachtig procent van de Nederlandse bevolking reanimatie belangrijk vindt. Toch heeft maar vijfendertig procent daadwerkelijk ooit een reanimatiecursus gevolgd. Een obstakel daarbij is de klassikale aanpak van de meeste lesmethodes. Harry Palsma van SAMaid bv heeft de oplossing gevonden: Sam, een betaalbare reanimatiepop met inter-netverbinding voor thuis.
Wereldwijd leren miljoenen mensen
klassikaal reanimeren. Geïnteresseerden
krijgen in een cursuslokaal eerst van de
docent de theorie en mogen zich uit-
eindelijk om de beurt over de reanimatie-
pop buigen om de noodzakelijke oefening
op te doen. Harry Palsma, initiator en
bedenker van SAMaid bv: “Het blijkt dat
deze lesmethode voor het reanimeren
niet zo effectief is. Ten eerste is het een
flinke drempel voor de deelnemers om
elk jaar weer in de auto te stappen om de
verplichte herhaalcursus te doen. Dan is
er nog het kostenaspect, voor
particulieren maar vooral voor bedrijven.
Het kost een vermogen om de wettelijk
verplichte bedrijfshulpverleners ieder jaar
op herhaaltraining te sturen, mede door-
dat zij urenlang van de werkvloer af zijn.”
Thuis“Om dit te ondervangen bedienen
sommige cursusaanbieders zich tegen-
woordig van e-learning voor de theorie”,
vervolgt Palsma, “maar voor de praktijk
moet je dan nog steeds naar de cursus-
locatie toe.” De oplossing is om én de
theorie én de praktijk thuis in de eigen
tijd te oefenen. Dat kan met een eigen
reanimatiepop met internetverbinding.
Via een internetsite volgt de cursist
het cursusprogramma, waarbij de pop
registreert hoe diep en hoe snel de cursist
duwt, of hij de handelingen in de juiste
volgorde doet, et cetera. De cursist oefent
net zo lang tot hij alles correct uitvoert,
daarna verschijnt een proefexamen
gevolgd door het echte examen. “Mijn
visie is dat deze cursusmethode zonder
docent de bestaande klassikale vorm van
reanimatieonderwijs grotendeels zal
gaan vervangen.”
KraamkamerDe reanimatiepop van SAMaid is de
eerste die gebruikmaakt van het medium
internet, vertelt Harry Palsma, zelf sinds
zijn artsenstudie reanimatiedocent. “De
grootste uitdaging was om de pop
betaalbaar te maken voor particulieren,
zo rond de honderd euro”, aldus Palsma.
“Technisch blijkt dat haalbaar, één onder-
deel bleek zelfs patenteerbaar. Het
verdienmodel zit in de jaarlijkse
herhalingen van de cursus via het inter-
net. Ik ga er vanuit dat deze pop, Sam
genaamd naar de barmhartige
Samaritaan, op zijn laatst in 2012 in de
schappen ligt. Als Sam aanslaat kan hij
wereldwijd geëxporteerd worden want
het is een internationaal concept. Ik vind
het wel een mooi idee dat mijn studie-
stad Groningen de kraamkamer van dit
product is; de steun van het SNN was
daarbij een dankbaar ontvangen steuntje
in de rug.”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1c Stimulering van ondernemerschap
Zelf leren reanimeren met SAM
SAMaid, Harry Palsma (l) en Gertjan Drent
Naam projectSAMaid, CPR-assistent
Looptijd van het projectAugustus 2008 - heden
Partners in het projectGeen
EU-bijdrage€ 40.000
Doelstelling van het projectHet laagdrempelig en toegankelijk
maken van reanimatieonderwijs.
Resultaat van het projectEen prototype reanimatiepop met
internetverbinding zodat particulieren
zelf thuis kunnen leren om te
reanimeren.
NIOF 2008Noordelijke Innovatie Ondersteu-
ningsfaciliteit.
De NIOF 2008 is een subsidieregeling.
MKB ondernemingen worden
ondersteund bij projecten op het
gebied van innovatie en vernieuwing.
51SNN projectenboek
Het is een veelgehoorde klacht: onderwijs en bedrijfsleven sluiten niet op elkaar aan. De dienst Economische Zaken van de gemeente Groningen wilde daar iets aan doen, en richtte het Ondernemerstrefpunt op. Het trefpunt biedt een interessant net-werk voor bedrijventerrein Zuid-oost, bemiddelt succesvol in stage-opdrachten, en informeert over scholing, stage en subsidie.
Al sinds 2002 werken bedrijven-
verenigingen en de gemeente Groningen
nauw samen aan verbetering en
kwaliteitsbehoud van bedrijventerreinen;
dat gebeurt in het project Terreinwinst.
Doordat beide partijen in dit kader
regelmatig met elkaar in gesprek waren,
ontdekten ze een gezamenlijke behoefte:
hoe kunnen we bedrijfsleven en onder-
wijs beter op elkaar laten aansluiten?
“En zo ontstond de projectaanvraag voor
een Ondernemerstrefpunt”, verduidelijkt
Diderik Koolman, afdelingshoofd
Economische Zaken bij de gemeente
Groningen. “Om te beginnen als pilot op
bedrijvenpark Zuidoost, waar meer dan
zevenhonderd bedrijven zijn gevestigd.”
EvaluatieIn 2008 werd de projectaanvraag
gehonoreerd, inclusief EU-subsidie. “Het
was even wachten op de voor ons zo
noodzakelijke toekenning van de
subsidie”, blikt Koolman terug. “Vandaar
dat we in 2009 pas écht van start gingen.
Het eerste jaar, 2008, stond vooral in het
teken van openen, inrichten en
organiseren. Dat kostte veel tijd. Daarom
ben ik blij dat we het project konden
continueren tot de zomer van 2011, anders
was de tijd te kort geweest om te zien of
het echt werkt.”
Toch heeft het Ondernemerstrefpunt
(OTP) al een aardige indicatie dat het
concept aanslaat, gezien de enthousiaste
reacties van de betrokken ondernemers,
onderwijsinstellingen, studenten en ook
de Groningse gemeenteraad. “In 2010
hebben we geëvalueerd”, vertelt Diderik
Koolman. “Daaruit blijkt dat de onder-
nemers graag door willen met het OTP, zij
het met enige aanpassingen in werk-
wijze. Mooier nog is dat zij er ook
financieel iets voor over hebben. Dat is
voor mij het bewijs dat we met iets bezig
zijn wat geen onzin is.” Dat blijkt
overigens ook uit de aanstaande
uitbreiding van het project naar geheel
Groningen.
DienstverleningDe dienstverlening van het OTP richt zich
op drie functies: netwerk, informatie en
bemiddeling. Koolman: “Het OTP
organiseert regelmatig netwerkbijeen-
komsten over allerhande ondernemers-
onderwerpen, waar vele geïnteresseerden
op afkomen. Ook als ondernemers vragen
hebben over arbeidsmarktvraagstukken
zoals stages, scholing of subsidies kunnen
zij bij het OTP terecht. Maar de meeste
vragen gaan toch over bemiddeling bij
stageplaatsen: tachtig procent voor het
niveau van voortgezet onderwijs tot mbo
en twintig procent op hbo-niveau.
Daarvoor is een dag per week een
vertegenwoordiger van de scholen
aanwezig in het OTP. Vroeger wist de
ondernemer vaak niet waar hij moest
beginnen als hij een stagiair zocht. Nu
is het duidelijk: hij begint bij het Onder-
nemerstrefpunt!”
Prioriteit 1 Innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie1d Versterking arbeidsmarktinfrastructuur
Waar ondernemers en scholen elkaar treffen
Ondernemerstrefpunt Groningen, Diderik Koolman
Naam projectOndernemerstrefpunt Groningen
Looptijd van het projectOorspronkelijk april 2008 - december
2010, verlengd tot september 2011
Partners in het projectGemeente Groningen, VBZO, VBNO,
Noorderpoort, Alfa-college, OOGG,
CSG, Hanzehogeschool Groningen,
Onderwijsgroep Noord, VNO-NCW,
MKB Noord, Kamer van Koophandel,
Uni Partners.
EU-bijdrage€ 460.000
Doelstelling van het projectHet Ondernemerstrefpunt wil hét
trefpunt zijn waar onderwijs, kennis-
instellingen en bedrijven elkaar
ontmoeten om de aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt te
verbeteren. Dit gebeurt door vraag-
gericht te bemiddelen tussen
bedrijven en onderwijs, door netwerk-
bijeenkomsten te organiseren en door
het geven van informatie over
opleidingen, stages en bedrijven.
Resultaat van het projectNa evaluatie is besloten het project
wegens succes tot de zomer van 2011
te verlengen en uit te breiden naar de
gehele stad Groningen, hoewel met
enige aanpassingen in werkwijze en
financiering. In 2009 (en een deel
van 2010) waren er 400 bedrijven-
contacten en kwamen 189
bemiddelingsvragen binnen bij het
Ondernemerstrefpunt.
53SNN projectenboek
Wie naar Veenhuizen wil, moet over de N919. Een lange, rechte weg parallel aan de Kolonievaart in een vrij monotoon landschap. Toch is dit landschap van unieke cultuur-historische waarde, vanwege het specifieke karakter van de voor- malige strafkolonie van de Maat-schappij van Weldadigheid. Omdat het tevens de entree is van het koloniedorp Veenhuizen, wil de gemeente Noordenveld het gehele gebied van 3000 hectare integraal aanpakken en er een visueel aantrekkelijke eenheid van maken, waarin mensen graag wonen en werken.
“Over de N919 rijden dagelijks ongeveer
6000 auto’s”, weet projectleider Johan
Panman van de gemeente Noordenveld.
“Het is de ontsluitingsweg tussen Assen,
Oosterwolde en Drachten, en tegelijk de
voordeur van Veenhuizen. De huidige
inrichting van het landschap draagt
echter niet bij aan het beeld van het dorp
Veenhuizen én doet geen recht aan de
unieke cultuur- en natuurhistorische
waarde van het gebied. Daarom willen
we de visuele eenheid van het gebied
versterken met als doel een positieve
impuls te geven aan de woon- en
vestigingsvoorwaarden in Veenhuizen.
Tegelijkertijd moeten de maatregelen ook
de verkeersveiligheid vergroten.”
PoortenIn het plan ‘Kolonie in Beeld’ zijn maat-
regelen uitgewerkt voor wegvakken,
‘poorten’ en ‘clusters’. Ten eerste krijgen de
wegen in het gebied een eigen identiteit
door eenheid in verlichting, bestrating
van uitritten en beplanting. Aan beide
uiteinden van het traject komen entree-
poorten. Panman: “Twee monumentale
sluizen worden gerestaureerd en vormen
de poort naar het koloniegebied van
Veenhuizen. Ook op de weg wordt deze
entree duidelijk gemarkeerd, door poort-
stenen aan weerszijden van de weg die
refereren aan de stichtelijke spreuken
op de gevels. Bij de poorten komen ook
nieuwe functies zoals parkeer-
gelegenheid, toeristische informatie-
borden en aansluiting op wandel- en
fietsroutes.”
Structuur“De strafkolonie had een heel duidelijke
structuur”, vervolgt de projectleider. “De
Hoofdweg, de huidige N919, is de basis.
Om de 750 meter lagen wegen en water-
wegen het gebied in, haaks geplaatst op
deze hoofdweg. Zodoende ontstond een
strikte indeling in loodrechte vakken. Om
deze orthogonale structuur weer zicht-
baar te maken, creëren we om de 750
meter een cluster van bewegwijzering,
oversteekpunten, verlichting en bus-
haltes. Op een tweetal plekken komen
verkeersbruggen die het werken, wonen
en de natuur aan de noordkant
ontsluiten.” Verder voorziet het plan in
diverse natuurmaatregelen, bijvoorbeeld
om de aanwezige ringslangen in het
gebied een betere habitat te bieden.
AmbitiesZelfs na uitvoering van het Masterplan
Veenhuizen (zie elders in dit boek) en
Kolonie in Beeld zijn de grenzen van
de ambities nog niet bereikt, blijkt uit
de slotwoorden van Johan Panman:
“In maart 2009 hebben we Veenhuizen
officieel kandidaat gesteld voor een
vermelding op de Werelderfgoedlijst van
UNESCO. Voor mij is er geen twijfel dat
dit unieke dorp en zijn omliggende land-
schap op deze lijst thuishoren.”
Prioriteit 2 Attractieve regio’s2a Aantrekkelijk landelijk gebied
De voordeur van Veenhuizen
Kolonie in Beeld, Johan Panman
Naam projectKolonie in Beeld
Looptijd van het projectOktober 2008 - december 2011
Partners in het projectGemeente Noordenveld, provincie
Drenthe, waterschap Noorderzijlvest,
Staatsbosbeheer, Regio Groningen-
Assen
EU-bijdrage€ 2.389.934
Doelstelling van het projectVergroten van de visuele
aantrekkelijkheid van het koloniedorp
Veenhuizen door versterking van het
cultuurhistorische en landschappelijke
beeld bij binnenkomst.
Resultaat van het projectEen betere verkeersveiligheid, land-
schappelijke en cultuurhistorische
inpassing van het gebied en met name
een versterking van de woon- en
vestigingsvoorwaarden.
55SNN projectenboek
Door een innovatieve invalshoek te kiezen, kan een verrassende tentoon- stelling ontstaan. Dat is wat er gebeurde bij Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Het museum ontwikkelde een tentoon-stellingsreeks waarbij een grote rol was weggelegd voor het publiek.
Waar de meeste tentoonstellingen voor-
namelijk ontstaan uit gevestigde
collecties en in samenwerking met
specialisten, koos het Keramiekmuseum
Princessehof in 2009-2010 voor een heel
andere benadering. “Iedereen gebruikt
keramiek, dus iedereen moet wel van
keramiek houden”, stelt algemeen
directeur Saskia Bak van het Keramiek-
museum bondig. “Maar tegelijkertijd
heeft bijna niemand keramiek voorin zijn
bewustzijn. Om keramiek onder de
aandacht te brengen van een breed
publiek, hebben wij het project ‘Keramiek
en Publiek’ ontwikkeld. Hierbij hoorden
twee tentoonstellingen: ‘Scherven en
Geluk’ over huwelijksserviezen en
‘Oranjegoed!’ over vierhonderd jaar
Oranje-Nassau op keramiek.”
Grondige aanpakOm een dergelijk idee tot een succes te
maken moet je het goed en grondig aan-
pakken, aldus Saskia Bak. “In vitrines
komt onze collectie niet tot leven, daar-
om is een uitgebalanceerde vormgeving
essentieel. Verder is ook een goede
communicatiecampagne van belang,
evenals extra activiteiten rondom de
tentoonstelling. Zo hadden we voor
Scherven en Geluk onder meer een
educatief programma in samenwerking
met scholen, een glossy magazine,
een interactieve website en een
documentaire, speciaal gemaakt door
regisseur Michiel van Erp. Het hele pakket
maakt het succes, maar dat kunnen wij
helaas niet regulier bekostigen. EU-
subsidie was daarom essentieel.”
Duizenden reactiesScherven en Geluk had een unieke insteek
doordat er veel ruimte was voor publieks-
participatie vóór en tijdens de tentoon-
stelling. Het museum plaatste een oproep
aan particulieren om een foto van hun
huwelijksservies in te sturen met het
bijzondere verhaal dat eraan vast zit. “We
wilden het onderwerp keramiek
verbreden tot de relatie tussen mensen en
hun servies”, vertelt Saskia Bak. “Daardoor
waren voor deze tentoonstelling niet de
keramische kenmerken het belangrijkst,
maar de verhalen erachter. We kregen
duizenden reacties op onze oproep.
Uiteindelijk hebben we de 225 mooiste
verhalen geselecteerd om deel te nemen
aan de tentoonstelling.”
WaarderingDe bezoekersaantallen van Scherven en
Geluk waren boven verwachting: maar
liefst 30.000 belangstellenden reisden
tussen mei en november 2009 naar
Leeuwarden. “Belangrijker dan bezoek-
cijfers vind ik echter dat de tentoon-
stelling gemiddeld met een 8,6 werd
gewaardeerd”, aldus Bak. Waardering
kwam ook uit de hoek van de vakcollega’s:
Scherven en Geluk werd bekroond met de
Artifex Museum Award 2010.
“Voor de regio zijn publieksmanifestaties
als de onze enorm belangrijk,” weet de
museumdirecteur. “Bezoekers
combineren het museumbezoek met een
langer dagje uit, wat goed is voor horeca
en middenstand. Voor veel mensen is het
bovendien een eerste plezierige kennis-
making met de mooie stad Leeuwarden.
En dat smaakt hopelijk naar meer.”
Prioriteit 3 Attractieve steden3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Het verhaal achter keramiek
Keramiek en Publiek, Saskia Bak
Naam projectKeramiek en Publiek
Looptijd van het projectOktober 2008 - december 2010
Partners in het projectReinwardt Academie, Noordelijke
Hogeschool Leeuwarden, middelbare
en basisscholen
EU-bijdrage€ 426.888
Doelstelling van het project• Versterking en uitbouw van het
imago van de Princessehof als
nationaal Keramiekmuseum en als
nationaal kenniscentrum voor
keramiekhistorie en -cultuur;
• Verbreding van de samenstelling
van het publiek dat naar de
Princessehof toe gaat.
• Bekendheid in vakkringen als ver
nieuwend museum, met innovatieve
benadering van cultureel erfgoed;
• Bijdrage aan het versterken van de
economische en toeristische infra-
structuur van Fryslân.
Resultaat van het projectEr kwamen duizenden reacties op de
oproep om huwelijksserviezen en het
bijbehorende verhaal in te zenden
voor de tentoonstelling ‘Scherven en
geluk’. Bezoekersaantallen waren
boven verwachting: rond de 30.000.
De tentoonstelling werd bekroond
met de Artifex Museum Award 2010.
Ook ‘Oranjegoed!’ kent prima bezoek-
cijfers en waardering.
57SNN projectenboek
Aqua Zoo Friesland (voorheen Otterpark Leeuwarden) ondergaat sinds enkele jaren een ware meta-morfose. Niet alleen worden tal van nieuwe dieren aan de diercollectie toegevoegd, ook de dierenverblijven en het park in zijn geheel hebben een facelift gekregen. Het is de ambitie om uit te groeien tot topattractie van Leeuwarden.
Stokstaartjes, neusberen, kleine panda’s,
rolstaartbeertjes, luiaarden … Aqua Zoo
Friesland heeft de laatste jaren veel
nieuwe bewoners gekregen. Dat hangt
samen met de overname in 2003 door
Zodiac Zoos, waar onder meer ook Dieren-
park Wissel en Kasteeltuinen Arcen onder
vallen. “We zagen direct het enorme
potentieel van het voormalige Otterpark
Leeuwarden”, zegt adjunct directeur
Bernou Wagenaar van Zodiac Zoos.
“Daarnaast merkten we dat de stad
Leeuwarden en de provincie Fryslân ook
graag wilden meewerken om het park en
dus de regio kwalitatief te verbeteren.
Daardoor konden we vrij snel beginnen
met investeren: we hebben meerdere
nieuwe diersoorten aan onze diercollectie
kunnen toevoegen en er kwam een
kinderboerderij.”
Twee projectenMet EU-gelden kon vervolgens ‘nog veel
meer’ aangepakt worden. “Naast
aanpassingen van het brulapeneiland en
het doodshoofdapeneiland,” somt
Wagenaar op, “zijn twee belangrijke
projecten in dit kader de aanleg van
zogenaamde doorloopgebieden en de
bouw van ons verlengde Naturama. In
de doorloopgebieden kunnen bezoekers
dwars door het verblijf van de dieren
lopen, heel spectaculair. Dat kan
bijvoorbeeld bij ons mooie kangoeroe- en
wallabieverblijf. Met het verlengde
Naturama bedoelen we een grote over-
dekte ruimte met glazen wanden van
waaruit de bezoekers een prachtig
uitzicht hebben op ons waddengebied
aan de ene kant en het Azië-gebied aan de
andere kant. Verder zijn in dit nieuwe
gebouw nog diverse kleinere dieren
gehuisvest en komt er een educatieve
balie met dierlijke materialen. Door het
verlengde Naturama kunnen bezoekers
hun bezoek aan Aqua Zoo met een uur
uitbreiden, welk weertype het ook is. Een
grote plus.”
Enorme sprong“Aqua Zoo Friesland is een mooie aan-
vulling op het toeristische aanbod in de
regio”, vindt Bernou Wagenaar. “We willen
dan ook nadrukkelijk meewerken aan
het merk Friesland. Door het dierenpark
wordt de gehele regio immers
aantrekkelijker; voor toeristen en dagjes-
mensen maar natuurlijk ook voor de
bewoners zelf. En dat is goed voor de
plaatselijke economie. Door onze recente
investeringen wordt een bezoek aan Aqua
Zoo nog leuker. De subsidieverlening van
het SNN gaf het project een enorme
impuls, die we echt nodig hadden om
verder te kunnen. In onze andere dieren-
parken hebben we er destijds veel langer
over gedaan om op het gewenste niveau
te komen. Dankzij het SNN hebben we
direct een enorme sprong kunnen
maken.”
Prioriteit 3 Attractieve steden3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Facelift voor Aqua Zoo Friesland
Aqua Zoo Friesland, Bernou Wagenaar
Naam projectInvesteringsprogramma Aqua Zoo
Friesland
Looptijd van het projectJanuari 2008 - december 2011
Partners in het projectZodiac Zoos, gemeente Leeuwarden,
provincie Fryslân
EU-bijdrage€ 1.750.000
Doelstelling van het projectUitbouw van Aqua Zoo Friesland tot
topattractie met meer dan 200.000
bezoekers op jaarbasis.
Resultaat van het projectToeristische en ruimtelijke
versterking van de provincie Fryslân
in het algemeen en de stad
Leeuwarden in het bijzonder.
59SNN projectenboek
Wie ‘gemeente Emmen’ zegt, zegt ‘Dierenpark Emmen’. Al 75 jaar zijn deze twee partijen onlosmakelijk met elkaar verbonden en bepalen ze mede elkaars toekomst. Die toekomst belooft stralend te worden door de geplande verhuizing van het dierenpark uit het centrum, en de daarmee samenhangende trans-formatie van de binnenstad.
Het nieuws dat Dierenpark Emmen uit
zijn jasje was gegroeid en uit het centrum
van Emmen zou verhuizen naar Centrum-
west (locatie de Es), zorgde in eerste
instantie voor deining. Al 75 jaar was het
dierenpark immers gezichtsbepalend
voor de Emmer binnenstad. Samengevat
was de grootste zorg van bewoners,
ondernemers en andere betrokkenen: wat
moet er van het stadshart terechtkomen
als het dierenpark er niet meer is?
Verbinding“Om antwoord te geven op deze vraag
hebben we in overleg met de bevolking
voor een veelomvattend transformatie-
plan gekozen”, vertelt projectmanager
Harry Hoefsloot van de gemeente
Emmen. “Het centrum van Emmen biedt
straks twee nieuwe attracties: het
Belevenspark in Centrum-west, oftewel
het nieuwe dierenpark met theater plus
het gebied daaromheen, en een bijzonder
‘mensenpark’ aan de Hoofdstraat op de
plek die het oude dierenpark achterlaat.
Het projectonderdeel ‘De Verbinding’ gaat
over de verbinding van beide gebieden.
Met elkaar, maar ook met de rest van het
centrum. Het uiteindelijke doel is het
centrum in meerdere opzichten duur-
zaam te versterken: ruimtelijk en
economisch, maar ook sociaal.”
TevredenOnderdelen van ‘De Verbinding’ worden
gefinancierd met EU-gelden, zoals het
Verbindingsplein, de toegang tot het
Belevenspark en de toegang tot het
Mensenpark. Hoefsloot: “Het totale
project Atalanta zal rond de 468 miljoen
euro gaan kosten, dit is inclusief de
investeringen van private partijen zoals
het dierenpark zelf. Om de laatste gaten
in de begroting de dichten was het
dringend noodzakelijk dat de Europese
Unie nog iets zou bijdragen. In overleg
met het SNN hebben we bekeken wat
subsidiabele onderdelen waren, die
pasten in het beleidsprogramma van
Europa. Uiteindelijk heeft dat allemaal
uitstekend uitgepakt.”
De projectmanager is verder vooral erg
tevreden over de voortgang: “Voor een
bovenmodaal groot project als deze is een
voorbereiding van vijf tot tien jaar niet
ongebruikelijk. Maar terwijl wij in 2007
pas begonnen zijn is het eerste onderdeel,
een ondergrondse parkeergarage, nu al
opgeleverd!”
AmbitieHoefsloot verwacht dat het nieuwe
Belevenspark voor vijftig à zestig procent
meer bezoekers zal zorgen, waarvan een
aanmerkelijk gedeelte uit Duitsland.
“Emmen-centrum en het dierenpark
moeten weer een van de landelijke
toeristentrekkers worden”, stelt hij. “De
nieuwe formule van Emmen, met meer-
dere trekpleisters, kun je bovendien niet
in één dag bezichtigen. Het gewenste
resultaat van dit project is dan ook dat
toeristen straks meerdaagse bezoeken
aan de regio Emmen zullen brengen. Daar
ligt de werkelijke ambitie van dit project.”
Prioriteit 3 Attractieve steden3a Opwaardering stedelijk voorzieningenniveau
Verbinding tussen oud en nieuw
Atalanta, Harry Hoefsloot
Naam projectAtalanta, de economie van de
verbinding
Looptijd van het projectOktober 2009 - december 2014
Partners in het projectOnder meer: gemeente Emmen,
Dierenpark Emmen, provincie
Drenthe, waterleidingmaatschappij
Drenthe, Waterschap Velt en Vecht,
Bank Nederlandse Gemeenten,
woningcorporaties
EU-bijdrage€ 12.657.120
Doelstelling van het projectBehouden en versterken van de werk-
gelegenheid, realiseren van duurzame
groei voor Emmen en Zuidoost-
Drenthe door een stijging van
meerdaagse recreatief-toeristische
bezoeken.
Resultaat van het projectDe binnenstad van Emmen zal
getransformeerd worden tot een
aantrekkelijk, duurzaam en dynamisch
stadshart voor de bezoekers en
inwoners van Emmen, waarbij de
verbinding tussen Mensenpark,
Belevenspark, winkelcentra en diverse
podia op het verbindingsplein ervoor
zal zorgen dat de maximale
economische spin-off voor de regio
wordt bereikt. De nieuwe parken en
het stadshart geven een belangrijke
impuls aan het imago van Emmen.
Uitgave
Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)
Renate Boschma - den Heijer
Kirsten Stam
Teksten
Marjolein Bosman
Concept en grafisch ontwerp
studio Tineke Wieringa
Fotografie
Reyer Boxem
Hans Hordijk, pag 22
Yolanda Visser, pag 42
en anderen
De foto-inzet op pag 59 is een impressie en geeft niet het eindbeeld weer.
Druk
Het Grafisch Huis
SNN
Laan Corpus den Hoorn 200
Postbus 779
9700 AT Groningen
T 050 522 49 00
F 050 527 60 91
www.snn.eu
Colofon
www.snn.eu
Europa en Noord-Nederland:successen van 10 jaar samenwerking