EINDTERMEN EN EINDTERMEN EN LEERPLANNEN WO LEERPLANNEN WO
NATUURNATUURANNET – PIME 25 – 1 - 2014
Agenda • Intro
• Vlaamse onderwijsland: ministerie, inspectie, koepels …
• Eindtermen natuur
• Leerplannen
• De gids op uitstap met een klas
OVER MINISTERIE,OVER MINISTERIE,ONDERWIJSKOEPELONDERWIJSKOEPEL
SS……
Over ministerie, onderwijskoepels …
•Ministerie van Onderwijs en Vorming
• Agentschap Kwaliteitszorg
• Koepelorganisaties: VSKO, GO!, OVSG en de FOPEM-scholen
OVER EINDTERMEN OVER EINDTERMEN EN LEERPLANNENEN LEERPLANNEN
Over eindtermen en leerplannen•Ontwikkelingsdoelen: uitgeschreven voor kleuteronderwijs en
voor buitengewoon onderwijs – ontwikkelingsdoelen zijn na te streven (de leerkracht doet haar best om …)
• Eindtermen: uitgeschreven voor gewoon onderwijs – deze zijn te behalen (getuigschriften en diploma’s)
•Ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden vertaald in leerplandoelen. De scholen engageren zich om met leerplannen te werken en deze te behalen, bv. aan het einde van het zesde leerjaar.
ODET en leerplannen over …• Nederlandse taal• Wiskunde• Wereldoriëntatie• Muzische vorming• Lichamelijke opvoeding• Frans• Leren leren• ICT• Sociale vaardigheden
Eindtermen dateren grotendeels uit 1995.Leerplannen meestal uit 1997.
‘Recent’ nog 4 vernieuwde leerplannen:-Taalbeschouwing-Frans-Techniek -Natuur
EINDTERMEN EN EINDTERMEN EN LEERPLANNEN LEERPLANNEN
‘WERELDORIËNTATIE‘WERELDORIËNTATIE’’
Hoe kinderen zich ontwikkelen, hoe kinderen leren…
De ontwikkelingsdoelen en de eindtermen maken deel uit van een visie op de ontwikkeling van het kind. De kern van deze visie draait rond de begrippen
Positief zelfbeeld, initiatief en motivatie vormen de basis voor de ontwikkeling van het kind.
Middencirkel: veld van de algemene ontwikkeling – doelen van meer algemene aard
Buitenste cirkel: het veld van de specifieke ontwikkeling
Onderwijs dat zich richt op het bereiken van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen zou dus niet wereldvreemd, of beter gezegd niet kind-vreemd mogen zijn
WAT IS GOED WO-WAT IS GOED WO-ONDERWIJS?ONDERWIJS?
De OVSG-visie op wereldoriëntatie
‘Met wereldoriëntatie verwerven kinderen kennis en inzicht in zichzelf, in hun omgeving en in hun relatie tot die omgeving,
verwerven zij vaardigheden om in interactie te treden met die omgeving
en worden zij gestimuleerd tot een positieve houding ten aanzien van zichzelf en hun omgeving.’
Richtsnoer bij het leerplan
De eigenheid van kinderen aangrijpen:
- nieuwsgierig
- actief
- zelfontdekkend
- verwondering
- intens plezier
-gevoeligheid voor de natuur
natuurlijke exploratiedrang
rijke ervaringswereld
Visie op natuuronderwijsDe leefwereld van het kind:
contact met de natuur wordt steeds minder vanzelfsprekend.
thuis
school
??Veelvuldige levensechte
natuurontmoetingen creëren
explorerenexperimenteren
Visie op natuuronderwijs
• De leraar deelt de eigen verwondering, bewondering en bezorgdheid i.v.m. natuur met de kinderen.• De leraar gaat samen met de kinderen op ontdekking.• De leraar creëert leersituaties en veelvuldige natuurontmoetingen.• De leraar laat ruimte voor sturing van het leerproces en biedt kansen om
zelfontdekkend en experimenterend aan de slag te gaan.• De leraar heeft aandacht voor ethiek, ecologie en natuurbehoud.• De leraar is gemotiveerde en geïnteresseerde coach.
ONTWIKKELINGSDOELEN ONTWIKKELINGSDOELEN EN EINDTERMENEN EINDTERMEN
Een blik in de brochure
HET OVSG-HET OVSG-LEERPLAN ‘NATUUR’LEERPLAN ‘NATUUR’
OVSG-leerplan ‘natuur’•Gebaseerd op ODET
• Te bekijken vanuit een geïntegreerd perspectief: betekenisvolle linken met techniek, ruimte, mens, maatschappij, tijd en verkeer.
• Ruimer dan het bestuderen van biologische en fysische verschijnselen
Opbouw van het OVSG-leerplan ‘natuur’• Algemene vaardigheden
• Levende natuur: ecosystemen
• Levende natuur: organismen
• Niet-levende natuur: natuurkundige verschijnselen
• Niet-levende natuur: de ruimte
• Niet-levende natuur: weer en klimaat
•Gezondheid
•Milieu
Algemene vaardigheden•Waarnemen en exploreren met al de zintuigen en uitdrukken van
de waarnemingen.
• Experimentele en explorerende aanpak
•Waarnemingen kunnen uitdrukken, op verschillende manieren
• Een eenvoudig onderzoek kunnen opzetten, eventueel onder begeleiding
• Eenvoudige bronnen hanteren
• Een natuurlijk verschijnsel kunnen toetsen aan een hypothese
Eindtermen natuur ‘ecosystemen’
1.3 kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden;
1.4 kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen;
1.5 kunnen bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving;
1.6 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt;
1.7 kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens;
Ecosystemen • Aangepastheid aan de omgeving
• Eten en gegeten worden
• Invloed van de mens
Ecosystemen: aangepastheid aan de omgeving
Ecosystemen: aangepastheid aan de omgeving• herkennen en benoemen een aantal veel voorkomende
organismen uit de omgeving.
• herkennen en benoemen van ten minste twee verschillende biotopen uit hun omgeving.
• van een bepaalde biotoop enkele typische organismen aangeven die erin thuishoren
• weten dat planten water en voedsel, licht, lucht en warmte nodig hebben
• van dieren in een besproken biotoop, zeggen wat ze eten.
Ecosystemen: aangepastheid aan de omgeving• een duidelijk verband leggen tussen de omgeving en het al dan
niet voorkomen van organismen
• bij dieren kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan…omgevingsinvloedenbescherming tegen de vijandhun voeding
•bij planten kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan omgeving.
Ecosystemen: eten en gegeten worden (bovenbouw)• weten dat organismen hun energie halen uit voedsel om te
kunnen functioneren
• vaststellen dat alle voedselketens starten bij planten
• weten dat micro-organismen belangrijk zijn in de voedselkringloop
• illustreren dat organismen in een bepaalde biotoop afhankelijk zijn van elkaar
• weten dat een voedselketen wordt bepaald door de relatie die bestaat tussen organismen in een biotoop
Ecosystemen: eten en gegeten worden (bovenbouw)• een voedselkringloop samenstellen
• de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van een voedselketen of voedselpiramide of aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens.
Eindtermen natuur ‘organismen’
1.8 kunnen de functie van belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering en bloedsomloop in het menselijk lichaam verwoorden op een eenvoudige wijze;
1.9 kunnen de functie van de zintuigen, het skelet en de spieren op een eenvoudige wijze verwoorden;
1.10 kunnen lichamelijke veranderingen die ze bij zichzelf en leeftijdsgenoten waarnemen, herkennen als normale aspecten in hun ontwikkeling;
Organismen: kenmerken van organismen• Bij de kleuters: benoemen van organismen als plant of dier• Verschillen vaststellen tussen planten en tussen dieren• Veelvoorkomende dieren en planten herkennen en benoemen• Rubriceren van organismen a.d.h.v. een gegeven kenmerk•Organismen in grote groepen indelen•Organismen ordenen a.d.h.v. zelf gevonden criteriaIn de lagere:• In een beperkte verzameling gelijkenissen en verschillen
ontdekken, een ordening aanbrengen en verantwoorden op basis van één criterium
Organismen: levensfuncties (delen en werking) • Bij de kleuters: lichaamsdelen bij zichzelf en bij een ander
aanwijzen en beschrijven
• Aangeven welke lichaamsdelen instaan voor het horen, zien, ruiken, proeven of voelen
• In de lagere klassen: de voornaamste delen van een plant beschrijven en benoemen
• De functie van de voornaamste delen van een plant kennen
•Over het menselijk lichaam: voor de derde graad
Organismen: voortplanting• Bij de kleuters: organismen ontwikkelen zich en sterven
uiteindelijk (af).
•Weten dat een levend wezen steeds voortkomt uit een ander levend wezen
• Illustreren dat de geboorte van mens en dier voorafgegaan wordt door een periode van gedragen worden door de moeder of door de ontwikkeling in een ei.
• Enkele eenvoudige ontwikkelingscycli opstellen
Natuurkundige verschijnselen
Natuurkundige verschijnselen• Eigenschappen van materialen
•Grondstoffen en materialen ordenen
• Verandering aan materialen door inwerken van andere stoffen, organismen, warmte, de invloed van kracht
• Kringloop van het water
• Energie en energiebronnen
De ruimte• De hemellichamen en de belangrijkste gevolgen van hun
beweging in ons zonnestelsel: een abstract begrip vertrekken vanuit de ervaringen en de voorkennis van de kinderen – demonstreren van de verschijnselen komen tot inzicht
• Het ritme van dag en nacht
1.13 kunnen tonen hoe de aarde om de eigen as draait, welk gevolg dit heeft voor het dag- en nachtritme in de eigen omgeving en hoe de aarde, de zon en de maan ten opzichte van elkaar bewegen;
Weer en klimaat•Gericht waarnemen en benoemen van
weersomstandigheden: windrichting, windkracht, neerslag, bewolking en temperatuur
•Gedrag en kledij aanpassen aan de weersomstandigheden
•Windkracht en windrichting
• Het klimaat: de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven
1.11 kunnen de weerselementen op een bepaald moment en over een beperkte periode, meten, vergelijken en die weersituatie beschrijven;
1.12 kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven
Eindtermen gezondheid1.17 kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat
ze weten over het functioneren van het eigen lichaam;
1.18 weten dat bepaalde ziekteverschijnselen en handicaps niet altijd kunnen worden vermeden;
1.19 beseffen dat het nemen van voorzorgen de kans op ziekten en ongevallen vermindert;
1.20 kunnen de hulp inroepen van een volwassene in een noodsituatie;
1.21 kunnen elementaire hulp toedienen bij brandwonden.
Gezondheid • Naast kennis ook over goed voelen in je vel• Voeding: gezond en ongezond – gevarieerde voeding -
bewustwording van voedingspatronen en mogelijke alternatieven• Giftig en gevaarlijk• Beweging: evenwicht tussen beweging, rust, ontspanning en goede
slaapgewoonten• Welbevinden: spanning en rust – behagen en onbehagen• Hygiëne en veiligheid: werken aan attitudevorming – ook veiligheid
verdient aandacht• Risicogedrag• Hulp inroepen en bieden
Eindtermen milieu1.22 kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig
basishandelingen uitvoeren;
1.23* tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water;
1.24 kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu;
1.25 kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren dat aan milieuproblemen vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen;
1.26* tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
Milieu • Zorg dragen voor de omgeving en respectvol met
het milieu omgaan
• Verzorgen van dieren en planten
•Op een verantwoorde manier met afval en energie omgaan – afval voorkomen
• Bedreigingen en kansen voor het milieu
EN WAT MET JULLIE EN WAT MET JULLIE PRAKTIJK?PRAKTIJK?
BRAINSTORMBRAINSTORM‘EVIDENCE-BASED’‘EVIDENCE-BASED’
Wat werd bewezen?• Het werken met onderzoekjes
• Alle zintuigen aanspreken
•Werken met echte waarnemingen
•Werken met bronnenmateriaal
• Aanreiken van taal, door bv. kringgesprekjes
•Oproepen van de voorkennis
• Samenwerken
• Rangschikken, ordenen en vergelijken
De laatste slide…•Wat leerde je vandaag?
•Wat neem je mee bij het uitwerken van je NME-acties?
Bedankt voor jullie medewerking, inspiratie … en de hulp om de natuur dichter bij de jongeren te brengen!