begroting 2013
DESCRIPTION
Programma begroting 2013TRANSCRIPT
Programmabegroting 2013
Colofon
Programmabegroting 2013
Uitgave
Gemeente Utrecht
Drukwerk
RICOH NEDERLAND
Fotografie
Omslag: Jan Lankveld
Overig:
Deel 1: Willem Mes
Deel 2: Jan Lankveld
Hoofdstuk 1: Willem Mes
Hoofdstuk 2: Jan Lankveld
Deel 3: Sietse Brouwer
Hoofdstuk 3: Jan Lankveld
Hoofdstuk 4: Bert Spiertz
Bijlagen: Marnix Schmidt
Informatie
Gemeente Utrecht
Bestuurs- en Concerndienst
Sector Financiën en Personeel
Postbus 16200
3500 CE Utrecht
www.utrecht.nl/begroting
Raadsvoorstel 2012, nummer 125
Utrecht, 5 september 2012
Ten Geleide
In deze Programmabegroting 2013 staan voorstellen waarmee we verder uitvoering willen geven aan ons
collegeprogramma 2010-2014 'Groen, Open en Sociaal'. Dit is de tweede begroting die we volgens de nieuwe indeling
aan u presenteren. De Programmabegroting 2013 begint met het hoofdstuk context, waarin de beleidsinhoudelijke
samenvatting en de maatschappelijke en financiële context, waarin we ingaan op ontwikkelingen vanuit de omgeving
die van invloed kunnen zijn op het beleid, in elkaar verweven zijn.
In hoofdstuk 1 van de Programmabegroting 2013 komen de verschillende beleidsprogramma's aan bod. Per
beleidsprogramma worden de verschillende subdoelstellingen afzonderlijk toegelicht door aan te geven wat we willen
bereiken en wat we daarvoor gaan doen. Elke subdoelstelling wordt afgesloten door een financiële toelichting. Hierbij
worden verschillen groter dan 10% of 500.000 euro toegelicht. Ten opzichte van de Programmabegroting 2012 worden
de kosten van interne dienstverlening door de dienst ondersteuning niet meer doorbelast aan de programma's maar
maken nu onderdeel uit van het saldo op algemene ondersteuning.
In hoofdstuk 2 hebben we de paragrafen opgenomen. Deze paragrafen geven een dwarsdoorsnede hoe de gemeente
Utrecht er voorstaat op de betreffende onderwerpen.
Hoofdstuk 3 en 4 vormen samen de financiële begroting. Hierin vindt u een totaaloverzicht van de baten en lasten per
programma en het financieel beeld, waarbij wordt ingegaan op de financiën van de gemeente als geheel. Hierbij komt
onder andere de uitkering uit het Gemeentefonds aan de orde.
Wij hopen dat u aan de hand van de voorliggende stukken een goede beleidsafweging kunt maken.
De secretaris,
Drs. M. Schurink
De burgemeester,
Mr. A. Wolfsen
3
5
Inhoudsopgave Deel 1 Context 7 Samenvatting en context 11 Deel 2 Beleidsbegroting 17
Hoofdstuk 1 Programma's 20 1.1 Bewoners en Bestuur 21 1.2 Stedelijke Ontwikkeling 39 1.3 Duurzaamheid 75 1.4 Bereikbaarheid 87 1.5 Openbare Ruimte en Groen 97 1.6 Werk en Inkomen 115 1.7 Onderwijs 133 1.8 Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 145 1.9 Veiligheid 173 1.10 Cultuur 189 1.11 Sport 199 1.12 Vastgoed 213 Algemeen 223 Algemene middelen en onvoorzien 223 Algemene ondersteuning 226 Hoofdstuk 2 Paragrafen 231 2.1 Weerstandsvermogen 231 2.2 Onderhoud kapitaalgoederen en investeringen 241 2.3 Financiering 253 2.4 Bedrijfsvoering 257 2.5 Verbonden Partijen 263 2.6 Grondbeleid 271 2.7 Lokale heffingen 275 Deel 3 Financiële begroting 287
Hoofdstuk 3 Overzicht baten en lasten 291
Hoofdstuk 4 Financieel beeld 299
Bijlagen 304
Deel 1
Context
€1.344.775+5.1%
(t.o.v begroting 2012)
Programma-begroting 2013
Totale kosten€1.314.775
Een moderne en toegankelijke
overheid met betrokken bewoners.
€ 32.373
OV en fiets als alternatief voor de groei van de automobiliteit.
€ 107.728
Bereikbaarheid
€ 107.728
Openbare Ruimte en groen
€ 142.572
Openbare ruimte is veilig,
functioneel.Openbare ruimte
is groen en schoon en nodigt uit tot
ontmoeting.€ 65.839
€ 76.733
Werk & inkomen€ 216.625
Geen financiële belemmeringen
voor deelname aan maatschappelijk
leven.
Bewoners werken/ participeren
naar vermogen en zijn zelfredzaam.
Een economisch vitale stad. € 7.735
€ 145.684
€ 63.270
Goede en gevarieerde onderwijs-
huisvesting
€ 44.267
Kwalitatief goed
onderwijs
€ 39.238
Vrije en laagdrempelige toegang tot bronnen
van kennis en cultuur
Onderwijs€ 98.180
€ 14.675
Jeugd, welzijn envolksgezondheid
€128.279
Welzijn: alle (ook kwetsbare) bewoners doen
mee aan de samenleving.
Inwoners zijn,blijven en
voelen zich gezond
Jeugd groeit op tot gezonde, betrokken,actieve en zelfstandige burgers.
€ 17.846
€ 74.545
€ 35.889
Voldoende, kwalitatief
goede (basis)sport voorzieningen.
€ 2.047Stimuleren sporten, bewegen en (sport) talentontwikkeling.
€ 1.546Een aantrekkelijke stad voor topsport(ers) en topsporttalenten.
Sport€ 3 4.
€30.752Totale kosten
Kosten per programma
Toelichting
Kosten per doelstelling
Alle bedragen x 1000
€1.344.775+5.1%
(t.o.v begroting 2012)
Programma-begroting 2013
Totale kosten€1.314.775
Bewonersen bestuur€ 37.871
Een moderne en toegankelijke
overheid met betrokken bewoners.
€ 32.373
€ 2.991
€ 2.508
Goede belangenbehartiging op regionaal, (inter)-nationaal niveau
Een (inter)nationaal aantrekkelijke stad van kennis en cultuur.
Stedelijkeontwikkeling
€ 283.360
€ 131.002
€ 65.333
Ontwikkeling Leidsche Rijn
tot nieuw stedelijk gebied
Ontwikkeling Stationsgebied
tot nieuw centrumgebied Versterken
vitaliteit enleefbaarheid van
de bestaande stad.
€ 50.427
Zorg voor veilige en leefbare bebouwde omgeving
€ 3.088Zorg voor monumentale encultuurhistorische waarden
€ 14.230Afname criminaliteit en onveiligheidsgevoelens.
€ 13.059
Duurzame verbetering van Kanaleneiland Overvecht, Ondiep, Zuilen-Oost en Hoograven.
€ 18.673
Duurzaam-heid
€ 13.622
Energie besparing en duurzame energie opwekking
Zorg voor gezonde, rustige en veiligeleefomgeving.
€ 6.738
€ 6.883
Veiligheid€ 44.967
€ 30.737
Voorkomen en bestrijden incidenten en verstoringen van openbare orde.
€ 47.896
Cultuur€ 47.896
(Inter)nationale cultuurstad
voor kunstenaars, bewoners,
ondernemers en bezoekers.
€ 1.546Een aantrekkelijke stad voor topsport(ers) en topsporttalenten.
Sport€ 3 4.346
Algemene ondersteuning
€ 112.927(kosten overhead)
Algemenemiddelen
€ 25.003
( bv. rentelasten)
Vastgoed€ 21.399
Voldoende functionele en optimaal gebruikte gemeentelijk gebouwen
€ 3.636Kwalitatief goede multifunctionele accomodaties overeenkomstig wensen gebruikers.
€ 17.763
Programmabegroting: Inkomsten 2013 (€1.254.166)
4%
34%
30%
16%
16%
Belastingen, heffingen en rechten ( €199.999)
Inkomsten grondexploitaties ( €202.441)
Overige eigen middelen ( €55.254 )
Gemeentefonds ( €419.053)
Specifieke uitkeringen ( €377.419)
( Alle bedragen x 1000)
Een evenwichtig ruimtelijk programma voor de verschillende (onder)delen van de stad.
€ 1.779
Samenvatting en context
Inleiding
Utrecht is een sterke, jonge en groeiende stad, met veel mogelijkheden voor de toekomst. In de Voorjaarsnota 2012
hebben wij laten zien hoe de financiële crisis en de Rijksbezuinigingen doorwerkt op de gemeentelijke financiën en
hoe wij daarmee om willen gaan: groen, open en sociaal.
In dit hoofdstuk geven wij de gemaakte keuzes in de Programmabegroting 2013 op hoofdlijnen weer. Dat doen wij aan
de hand van de hoofdstukken in het collegeprogramma, om de voor ons belangrijke verbindingen tussen
beleidsonderdelen tot uitdrukking brengen.
Lerende en open stad
Utrecht is de stad van Kennis en Cultuur. Deze kennis, creativiteit en ondernemerschap komt tot uitdrukking in
initiatieven van bewoners en organisaties met een positief effect op buurt, wijk en stad. Als gemeentebestuur willen wij
deze kracht de ruimte geven. In deze programmabegroting is de vraag vanuit de wijken meer dan voorheen leidend.
Het wijkgerichte werken is versterkt en de vastgestelde wijkambities zijn richtinggevend. Samen met de wijkraden en
andere partners willen wij de wijkambities verdiepen en verder vooruitblikken naar wenselijke ontwikkeling op
wijkniveau. We vernieuwen de gemeentelijke organisatie om deze slagvaardiger en kostenbewuster te maken. Vanaf
2013 reduceren we de overhead sterk en is er een nieuwe organisatiestructuur, waar uitvoeringsorganisaties zorgen
voor een vergroting van de realisatiekracht en waar de ontwikkelorganisatie werkt aan meer samenhang en een betere
aansluiting op de behoefte van en de mogelijkheden in de stad. Na de Stadsschouwburg verzelfstandigen we ook de
Bibliotheek en het Centraal Museum. Deze organisaties komen zelfstandig beter tot hun recht. We investeren in de
verbetering en verdere digitalisering van de dienstverlening. Inwoners en ondernemers kunnen vanaf 2013 via het
digitale loket steeds meer vanuit huis regelen met de gemeente. We bouwen het nieuwe Stadskantoor waar alle
dienstverlening vanaf najaar 2014 is ondergebracht. We willen als gemeente zo goed mogelijk inspelen op wat er leeft
en speelt in de stad. Naast het wijkgericht werken vernieuwen we de participatie via het nieuwe Participatieportal op
www.utrecht.nl.
Als stad van Kennis en Cultuur vinden we het belangrijk dat we in het onderwijs leren en experimenteren. In 2013
krijgen steeds meer kinderen les in gerenoveerde of nieuwe scholen met een gezond binnenklimaat. Voor het Gerrit
Rietveld College slaan we de eerste paal. Daarmee ronden we het huidige Masterplan Voortgezet Onderwijs af. In 2013
vordert ook de bouw van scholen voor het Primair Onderwijs en (Speciaal) Voorgezet Onderwijs. Zo realiseren we in
Zuid-West een kindercluster aan de Duurstedelaan. Nieuwe schoolgebouwen zijn er ook voor onder andere de Anne
Frankschool, de Joannes XXIII-school, Luc Stevens-school, Drie Koningen en Marcusschool. Voor het Voortgezet
Speciaal Onderwijs bouwen we een nieuwe school aan de Europalaan. In Leidsche Rijn is nu tweederde van alle
schoolgebouwen gerealiseerd. In Overvecht start in 2013 de bouw van het eerste van zes nieuwe Kinderclusters. We
verwachten de grootschalige verbetering van het merendeel van alle Utrechtse schoolgebouwen in 2014 af te ronden.
In de scholen wordt ook hard gewerkt aan het verbeteren van de taal- en rekenprestaties van kinderen. 26 scholen
experimenteren met Verlengde Leertijd, waarbij leerlingen na schooltijd extra les krijgen in taal en rekenen. We
verhogen de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie onder andere door de aanstelling van leidsters met een
HBO-diploma en aanvullende taalscholingen voor huidige groepsleidsters. Samen met de regio zetten we in op het
voorkomen van schooluitval en een betere aansluiting van VMBO naar MBO. Per school hebben we hier concrete
afspraken over gemaakt.
Actieve en gezonde stad
Utrecht wil een stad zijn waar iedereen meedoet en waar mensen zelf sterker in het leven staan. Door te werken aan
leefbare en levendige wijken en door mensen te ondersteunen die het zelf (even) niet redden.
Met de verbinding van activiteiten uit verschillende beleidsdomeinen, zoals armoedebeleid, maatschappelijke opvang,
activering en begeleiding integreren we -onder de noemer Meedoen naar Vermogen- de ondersteuning voor mensen
die minder zelfredzaam zijn. De decentralisatie van de AWBZ-begeleiding, het plan van aanpak Maatschappelijke
Opvang 2e fase en eventueel in een later stadium de Wet Werken naar Vermogen vallen hieronder. Als proef zijn twee
11
buurtteams al aan de slag in Ondiep en Overvecht. Daarin werken verschillende Utrechtse organisaties samen aan
nieuwe vormen van ondersteuning, dichtbij mensen. In 2013 kijken we of de proef is geslaagd.
De buurthuizen krijgen in 2013 met bezuinigingen te maken. Voorop staat dat geld wordt bespaard op de gebouwen
waardoor de welzijnsactiviteiten overeind blijven. In 2013 sluiten enkele gebouwen en wordt een deel van de
activiteiten verplaatst naar andere locaties.
Daarnaast nemen we in 2013 weer drempels weg. De website www.toegankelijkutrecht.nl is in 2013 beschikbaar voor
mensen met een beperking. En het homoculturele evenement MidZomerGracht festival wordt in 2013 versterkt met de
Roze Zaterdag.
Utrecht wil een gezonde stad zijn. We zetten daarbij actief in op zelfstandigheid en meedoen en stimuleren inwoners
om gezonder te leven en voldoende te bewegen.
Bij besluiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling wegen wij gezondheidsaspecten expliciet mee. De Utrechtse
GG&GD wordt bij de start betrokken bij projecten in de stad, zodat zichtbaar wordt welke afwegingen in de
besluitvorming worden gemaakt. De deskundigheid op dit vlak wordt verder uitgebouwd. Bijzondere aandacht geven
wij aan plekken waar kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen verblijven. Wij willen voorkomen dat jongeren op
jonge leeftijd starten met drinken want elk jaar later is aantoonbare gezondheidswinst. In Oost werken we met scholen,
sportverenigingen, supermarkten en de politie samen om de beginleeftijd van alcohol drinken te verhogen en het
alcoholgebruik onder jongeren te verminderen.
Per 1 januari 2014 moeten we, conform de wet publieke gezondheid in alle gemeenten uit de veiligheidsregio Utrecht
met één gezondheidsdienst werken, als voorbereiding hierop is een bestuurlijke overeenkomst gesloten. Tot uiterlijk 1
januari 2014 blijven wij grotendeels vanuit de staande organisaties werken. We bouwen in het Stationsgebied, samen
met onze partners, verder aan de toekomst van de stad. 2013 is het jaar van de oplevering van het Muziekpaleis en de
uitvoering van een aantal grote infrastructurele projecten, zoals de aanleg van nieuwe bruggen over de
Catharijnesingel, de sloop vaneen gedeelte van Hoog Catharijne en de aanleg van tijdelijke bus- en tramstations. Ook
zijn er veel kleinere werkzaamheden in uitvoering.
De bouw van de OV-terminal Utrecht Centraal en het Stadskantoor vorderen goed. Al dit werk wordt uitgevoerd op
basis van integrale planningen. Hierdoor kunnen we nog strakker sturen op bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en
communicatie. Verder bereiden we maatregelen voor om de overlast voor bewoners te beperken of te verzachten met
compensatie.
Sociale stad
In 2013 loopt naar verwachting de werkloosheid op en ziet de arbeidsmarkt er ongunstig uit. Via het
Werkgelegenheidsoffensief geven we de arbeidsmarkt een extra impuls. Wij streven ernaar het aantal klanten met een
Wwb- uitkering niet hoger te laten oplopen dan 8.250 eind 2013. Door veranderingen in ons re-integratiebeleid willen
we klanten zo snel mogelijk laten uitstromen naar werk. Zij krijgen bij voorkeur binnen een werksetting de benodigde
ondersteuning. Daarvoor ontwikkelen we instrumenten die het de werkgever makkelijker maken. Op diverse terreinen
heeft het Rijk beleidswijzigingen doorgevoerd of aangekondigd. De voorgenomen Wet Werken naar Vermogen komt er
(voorlopig) niet, maar de bijbehorende bezuinigingen op het Participatiebudget gaan door. Er is geen duidelijkheid
over de taakstelling Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). De gemeente heeft geen taak meer in het aanbieden van
inburgeringcursussen. Regels ten aanzien van handhaving en sancties in de WWB worden strenger. Het
meerjarenbeleidsplan "De basis op orde en meedoen" (februari 2012) dient als kader voor activiteiten om te
voorkomen dat inwoners financieel belemmerd worden om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. De focus ligt
bij kinderen: wij blijven het mogelijk maken dat kinderen die in armoede leven kunnen meedoen aan sport en cultuur.
Bij schuldhulpverlening scherpen we de werkprocessen aan om de doorlooptijden te verkorten. Het werken met
klantprofielen, groepsaanpak en vrijwilligers wordt verder uitgebouwd.
2013 is voor de Utrechtse sport een bijzonder jaar: van 14 – 19 juli vindt het European Youth Olympic Festival (EYOF)
in Utrecht plaats, waarin 2500 jonge atleten uit heel Europa met elkaar strijden. Dit evenement past uitstekend in de
ambities van de Sportnota 2011 – 2016 en van Utrecht als stad van kennis en cultuur. In de aanloop naar het
evenement loopt in stad en regio een uitgebreid sportief, cultureel en educatief programma. Daarnaast blijven we
investeren in de acquisitie van een start van de Tour de France in 2014, 2015 of 2016 en faciliteren we verschillende
talentcentra als het Nationaal Hockey Centrum, NTC Waterpolo en Regionaal Talent Centrum Basketbal. In 2013
12
investeren we ook in de herontwikkeling van sportpark Fletiomare Oost in Leidsche Rijn, herbouw sportzaal De
Marezaal in De Meern, op sportpark Aziëlaan in samenwerking met IKEA en de nieuwbouw van Zwembad Krommerijn.
Sport en Bewegen in de buurt krijgt in 2013 een impuls met extra inzet van buurtsportcoaches en een optimale
samenwerking tussen de verschillende sportprofessionals. De Harten voor Sport met laagdrempelig sport- en
beweegaanbod staan daarbij centraal. Dit moet leiden tot een toename van het gebruik van de accommodaties.
Thorbeckepark zal hiervoor als pilot dienen.
Om Jeugdigen veilig te laten opgroeien tot gezonde, zelfstandige en betrokken inwoners, bieden we kansen en stellen
we grenzen. Vanaf 2015 zal de Jeugdzorg onder regie van de gemeente vallen. In 2013 maakt Utrecht het "masterplan"
voor deze grote decentralisatie, gaan we verder met de voorbereidingen voor de transitie en evalueren we of de
werkwijze met buurtteams succesvol is. Voor de periode tussen de start van het Vernieuwend Welzijn en de
daadwerkelijke transitie van de jeugdzorg organiseren we de stedelijke jeugdhulpverlening op een nieuwe wijze zodat
we een kwalitatief goed aanbod behouden. De aanpak van de Jeugdgroepen is sterk verbeterd: belangrijke winst zit in
de "kopstukkenbenadering". Leiders van een jeugdgroep worden apart aangepakt en er wordt zorg geboden aan
andere groepsleden. Het jongerenwerk levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak. Speelruimte in de stad is
belangrijk. Het aantal speeltuinen en de uren dat zij open zijn, blijft met beheerafspraken met ouders en omwonenden
ook in economisch moeilijke tijden op hetzelfde niveau.
Duurzame stad
Een groene, duurzame en economisch vitale stad, dat is waar wij aan werken. Een stad waar het aangenaam is om te
wonen, te werken en te verblijven.
De staat van de openbare ruimte is van groot belang voor het welbevinden van mensen en voor de economische
vitaliteit. Dit vergt dat de openbare ruimte niet alleen schoon en veilig is, maar ook uitnodigt om te verpozen en te
ontmoeten. In 2013 worden de eerste resultaten van het nieuwe openbare ruimteplan in de Binnenstad zichtbaar in de
nieuwe inrichting van Domstraat en Jansstraat. Door overal in de stad inrichting, beheer en onderhoud beter op elkaar
èn op de wensen van bewoners af te stemmen, zijn we kostenefficiënt, verminderen we overlast en wordt de openbare
ruimte aantrekkelijker.
De stad vergroent letterlijk, ondermeer met de wijkgroenplannen. In 2013 zijn de wijken West en Binnenstad aan de
beurt. Ook de groene hoofdstructuur krijgt verder vorm: in 2013 wordt de groene (her)inrichting van de
Voorveldsepolder, langs het Amsterdam-Rijnkanaal, bij Haarzuilens en IJsselbos aangepakt. En we moedigen bewoners
en anderen aan om zelf groen aan te leggen en te beheren, bijvoorbeeld door boomspiegels te beplanten.
Dit alles maakt de stad niet alleen aantrekkelijk om te wonen, maar ook om te werken en te ondernemen. Steeds meer
bedrijven en organisaties concentreren hun activiteiten in Utrecht. De Utrechtse economische basis is sterk, maar vergt
zeker in deze tijd van financiële crisis en snelle economische veranderingen, een voortdurende alertheid. En nauwe
samenwerking tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en de overheid. We investeren in de bestaande kantorenlocaties
en bedrijventerreinen, door meer menging van functies toe te staan, door de openbare ruimte te verbeteren, en door
minder nieuwbouw te faciliteren. We maakten al afspraken met de buurgemeenten over de ontwikkeling van
bedrijventerreinen, en gaan dit nu ook doen voor kantoren en winkelgebieden. In woonwijken gaan wij het werken-aan-
huis en het ontstaan van bedrijvigheid meer faciliteren, vanzelfsprekend binnen de leefbaarheidsgrenzen.
Het stimuleren van samenwerking tussen ondernemers onderling, en tussen ondernemers en bijvoorbeeld andere
gebruikers van een gebied, is een belangrijke rol voor de gemeente. Dat doen wij met het Ondernemersfonds. En door,
als het ergens niet loopt, contact tot stand te brengen.
Met het werkgelegenheidsoffensief zorgen we dat het Utrechtse onderwijs en de arbeidsmarkt beter op elkaar
aansluiten. We dagen werkgevers uit om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt een kans te bieden.
Utrecht zet hoog in op energie. We investeren in vier jaar 26 miljoen euro in de uitvoering van het programma
Utrechtse Energie. Daarmee maken we op grote schaal woningisolatie, duurzame energie, en maatregelen bij bedrijven
en in de eigen gemeentelijke organisatie mogelijk. Dit creëert werkgelegenheid, verlaagt woonlasten en maakt de
Utrechtse economie toekomstbestendig.
Aantrekkelijke en bereikbare stad
Het aantrekkelijk houden van Utrecht gaat gepaard met grote en ambitieuze investeringsprogramma's. Zowel het
programma Bereikbaarheid als het programma Stationsgebied hebben wij in de voorjaarsnota aangepast aan het
13
krappere financiële kader. De gemeentelijke cultuuruitgaven zijn ontzien, wat niet wegneemt dat het verminderen van
rijks- en provinciale subsidies veel vraagt van de culturele sector.
Binnen het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit streven wij naar een duurzaam mobiliteitssysteem voor een
aantrekkelijke en bereikbare stad met een gezond leefklimaat. In dit systeem is de fiets het primaire vervoermiddel in
de stad. We werken in 2013 dan ook gestaag verder aan de uitvoering van deTop 5 fietsroutes en goede
fietsparkeervoorzieningen. We openen in 2013 bijvoorbeeld de fietsenstalling op het Stationsplein West. Daarmee start
de pilot OVT fietsparkeren die als doel heeft te komen tot een optimale balans tussen de bezettingsgraad van de
stallingen, de gebruikerskwaliteit en de dekkingsgraad van de kosten.
Goed openbaar vervoer maakt onlosmakelijk deel uit van een duurzaam mobiliteitssysteem. In 2013 werken wij verder
aan het netwerk van vrije busbanen en aan De Uithoflijn. We treffen maatregelen op de OV as Utrecht CS – Overvecht
voor een betere doorstroming van de bussen. Voor de HOV Zuidradiaal leveren wij een ontwerp waarbij de busbaan
aan de Parkhavenzijde ligt en zoveel als mogelijk opschuift richting Jaarbeurs én waarbij wordt uitgegaan van een weg
met 2x1 autorijstroken. In 2013 zijn de eerste nieuwe sporen van het project spooruitbreiding tracé Utrecht CS –
Lunetten in gebruik en zijn de werkzaamheden aan de stations Lunetten en Vaartste Rijn in volle gang. Aan de
westkant van de stad opent in 2013 station Leidsche Rijn Centrum, waar tweemaal per uur een sprinter zal stoppen. De
frequentie op de station Vleuten en Terwijde wordt verhoogd naar viermaal per uur.
Voor de auto streven wij naar schoon en stil vervoer. In 2013 start de uitvoering van aanvullende
luchtkwaliteitsmaatregelen die uiterlijk in 2015 geëffectueerd moeten zijn. We stimuleren het gebruik van elektrische
voertuigen met verdere uitvoering van het Actieplan Schoon Vervoer. In 2013 openen P+R De Uithof en een tijdelijke
P+R voorziening in Leidsche Rijn Centrum. Ook starten we na vaststelling door de gemeenteraad met de uitvoering van
het bijgestelde parkeerbeleid voor fietsen en auto's. In 2013 pakken we een aantal verkeersonveilige situaties aan,
waarvoor via de Voorjaarsnota 2012 extra middelen zijn vrijgemaakt.
2013 is een bijzonder jaar voor de cultuursector: we vieren 300 jaar Vrede van Utrecht met het internationale
cultuurevenement 'The art of making peace'. Dit feest van stad en provincie is een eerste mijlpaal in een gezamenlijk
traject van investeringen in culturele voorzieningen, lokale netwerken, participatie, cultuureducatie en
internationalisering. De volgende mijlpaal is onze nominatie voor Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Welke stad
deze titel mag dragen is eind 2013 bekend. Daarnaast start de nieuwe cultuurnotaperiode 2013-2016. Ondanks
bezuinigingen bij Rijk, provincie en landelijke fondsen hebben wij er vertrouwen in dat wij onze culturele infrastructuur
op een kwalitatief hoog peil kunnen houden. Naast subsidie voor individuele instellingen zetten we bijvoorbeeld in op
verhoging van de subsidie van festivals ten opzichte van het niveau van 2012
Woonstad
Ook in de huidige economische omstandigheden wordt er nog gebouwd in de stad. Hoewel de afzet van woningen en
kantoren achterblijft zijn er het afgelopen jaar 2035 woningen opgeleverd (meer dan geraamd) en worden er in 2013
naar verwachting 1.700 opgeleverd. Wij hebben focus aangebracht in de Utrechtse ruimtelijke agenda. De Nieuwe
Ruimtelijke Strategie geeft prioriteit aan de ontwikkeling van het Stationsgebied waarvoor de marktbelangstelling
onverminderd hoog blijft. We blijven bouwen in Leidsche Rijn maar houden rekening met een lager afzetprogramma
van woningen en kantoren. De keuze voor te ontwikkelen binnenstedelijke locaties is aangescherpt en de nadruk ligt
op de herstructurering van enkele naoorlogse wijken. Hiervan zijn al mooie voorbeelden te zien in Kanaleneiland,
Overvecht, Zuilen, Ondiep en Hoograven. Kortom: minder hoge aantallen nieuwbouw, meer nadruk op renovatie,
nieuwe of tijdelijke bestemmingen van leegstaand vastgoed, meer nadruk op particulier opdrachtgeverschap. Er blijven
dus nog volop bouwkranen zichtbaar in de stad! Ook blijven we ons inzetten voor het bouwen van woningen ten
behoeve van de regionale woningmarkt. Wij doen dit (in BRU-verband) samen met onze buurgemeenten.
Ondanks de crisis blijft de vraag naar woonruimte in Utrecht toenemen. Vooral voor studenten, starters en ouderen.
Een oplossing ligt in oude, leegstaande kantoren, die een nieuwe bestemming krijgen door bijvoorbeeld meer
woonruimte voor studenten te creëren. Utrecht is met zo'n omgebouwd kantoor aan de Archimedeslaan inmiddels een
toonaangevend voorbeeld geworden dat navolging vindt in andere studentensteden. Komend jaar zal ook in het
voormalig provinciehuis en in het oude belastingkantoor een zelfde concept ontwikkeld worden. Alleen al deze drie
projecten leveren ruim 1.200 nieuwe studentenwoningen op. Daarmee lopen we het tekort aan studentenkamers in.
De nieuwe duurzame wijk op het Veemarktterrein wordt nu ontwikkeld. Op de plaats van de Veemarkthallen komen
zo'n 550 woningen waarbij zelfbouw centraal staat. De voorbereidingen voor Leidsche Rijn Centrum, waar een
14
15
aantrekkelijke mix van wonen en winkelen komt, zijn in volle gang en voor winkelcentrum Terwijde is deze zomer de
eerste paal de grond in gegaan.
De positieve ontwikkelingen in de vier Utrechtse krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost zetten
wij voort. In de wijkactieprogramma's 2012-2013 zijn de speerpunten aangescherpt en ligt de focus op het activeren
en ondersteunen van bewoners op het gebied van onderwijs en opvoeding, werkgelegenheid en wijkeconomie. Met de
corporaties zijn afspraken gemaakt in 'Bouwen aan de stad' voor de komende jaren om te blijven investeren in de
naoorlogse woningvoorraad.
Veilige stad
In 2011 is de totale criminaliteit afgenomen met 2% ten opzichte van 2010; ten opzichte van het peiljaar 2006 is een
afname van 21% gerealiseerd en ten opzichte van 2002 een afname van 45,4%. Het aantal geweldsdelicten is in 2011
licht gestegen ten opzichte van 2010. In 2011 is het aantal autokraken gedaald met 16%. Het aantal woninginbraken in
2011 is licht gedaald, waarmee we de negatieve trend van de afgelopen jaren hebben doorbroken. Ook de
veiligheidsbeleving en de ervaren jongerenoverlast is het afgelopen jaar licht verbeterd.
De afgelopen jaren werd het veiligheidsbeleid van de gemeente voor een deel bekostigd uit geoormerkte Rijksgelden.
Na een afbouw van deze budgetten in de afgelopen jaren zullen op 1 januari 2013 de bijdragen uit deze budgetten
geheel worden beëindigd. Dat betekent dat 1,7 miljoen euro voor de Marokkaans Nederlandse risicojongeren wegvalt.
Deze bezuiniging betreft de individuele trajecten op het terrein van Jeugd en veiligheid: door efficiency en verhogen
van effectiviteit kan het wegvallen van dit Rijksbudget gedeeltelijk worden gecompenseerd. Een besparing wordt
gerealiseerd bij nazorg aan ex-delinquenten. Deze inwoners van Utrecht ontvangen (na)zorg binnen de reguliere
processen van W&I, Jeugd en volksgezondheid. Voor complexe situaties is er zo nodig een beperkt budget
beschikbaar. Ook realiseren wij in 2013 een besparing van 10% op het cameratoezicht in het publieke domein.
Voor 2013 zetten we in op het consolideren van de bereikte resultaten en waar mogelijk het verder terugdringen van
de criminaliteit en overlast. Prioriteit blijft daarbij het terugdringen van jeugdoverlast en -criminaliteit, woninginbraak,
autokraak, geweld en georganiseerde criminaliteit. Veel inspanning gaat naar de aanpak jeugdgroepen, die in 2012 is
vernieuwd en in 2013 verder zal worden ontwikkeld.
De prioriteiten sluiten in grote lijnen aan bij de wijkambities voor veiligheid die samen met bewoners en ondernemers
tot stand zijn gekomen. Net als eerdere jaren vormen hiermee de wensen van de inwoners van de stad een belangrijke
basis van ons veiligheidsprogramma. Wij blijven burgers en ondernemers actief betrekken bij de veiligheidsaanpak,
bijvoorbeeld met behulp van burgernet, buurtbemiddeling, de uitbreiding van Waaks! naar meerdere wijken en de
veilig stAPPen app voor de horecabeveiligers. Daarnaast continueren wij de werkwijze bewonersparticipatie
buurtveiligheid.
Gemeentelijk Toezicht en Handhaving speelt een steeds grotere rol in de handhaving in onze stad. Zij hebben de
afgelopen jaren een professionaliseringsslag gemaakt en zijn een onmisbaar onderdeel van de veiligheidsaanpak. Zo
zijn zij nauw betrokken bij de aanpakken voor jeugdgroepen en woninginbraak. De registratie van prostituees in de
Utrechtse raamprostitutie is ingevoerd als één van de barrières die de aanpak van mensenhandel een nieuwe impuls
geeft. De registratiegesprekken en de controles op registraties door Toezicht en Handhaving leveren signalen
mensenhandel op. Dankzij bundeling van deze signalen met politiegegevens komt informatie vrij op grond waarvan
extra controles en bestuurlijke maatregelen eventueel mogelijk zijn.
Financieel gezonde stad
Het financiële beeld wijkt nauwelijks af ten opzichte van de voorjaarsnota. Destijds hebben wij een goede inschatting
gemaakt van met name de te verwachten rijksbezuinigingen en op basis daarvan heldere keuzes gemaakt in ons
financiële beleid. Dit zorgt ervoor dat we ook in 2013 een financieel solide begroting kunnen presenteren.
De verkiezingsprogramma's wijzen erop dat we in de toekomst opnieuw rijksbezuinigingen kunnen verwachten in
combinatie met meer gemeentelijke taken (decentralisatie). Daarop bereiden wij ons voor, onder andere door middel
van innovaties waarbij wij een beroep willen doen op de denk- en ervaringskracht in de stad. Om de begroting
inzichtelijker te maken voor bewoners en andere partners presenteren wij de begroting op een andere manier, met het
bollenschema dat in dit hoofdstuk is opgenomen. Dit schema is ook via internet toegankelijk, waarbij per programma
en doelstelling kan worden doorgeklikt naar meer informatie.
Deel 2
Beleidsbegroting
Hoofdstuk 1
Programma's
Hoofdstuk 1 Programma's
Programmastructuur
Bewoners en Bestuur
Utrecht is een aantrekkelijke stad voor
bewoners en bezoekers met een moderne
overheid die de belangen van haar bewoners
goed behartigt.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Utrecht wordt nationaal en
internationaal gezien als een
aantrekkelijke stad van kennis en
cultuur.
1.1 Utrecht is zichtbaar als aantrekkelijke
stad om te wonen, te bezoeken en in te
investeren.
1.498
1.2 Utrecht is een stad van kennis en
cultuur.
276
1.3 Utrecht is een aantrekkelijke stad voor
evenementen.
733
2 Het Utrechtse belang wordt goed
behartigd op regionaal, nationaal en
internationaal niveau.
2.1 Utrecht is een invloedrijke partner,
lokaal, landelijk en internationaal.
2.991
3 Utrecht heeft een moderne en
toegankelijke overheid met betrokken
bewoners.
3.1 Bewoners zijn vroegtijdig en op maat
betrokken.
17.456
3.2 De kwaliteit van de dienstverlening aan
bewoners is adequaat.
15.046
Bedragen zijn in duizenden euro's.
20
1.1 Bewoners en Bestuur
Algemene programmadoelstelling
Wij willen een open en transparant bestuur zijn dat volop samenwerkt met inwoners, ondernemers en organisaties. Het
besturen van de stad is in handen van de gemeenteraad, het college van B en W en de burgemeester. De gemeenteraad
wordt direct gekozen door de burgers en treedt op namens de bevolking. De gemeenteraad stelt de grote lijnen van het
beleid vast. Vervolgens voert het college van B en W van burgemeester en wethouders dit uit en de gemeenteraad
controleert of en hoe de gemaakte afspraken zijn nagekomen. De gemeenteraad wordt ondersteund door de griffie. De
Rekenkamer Utrecht doet onderzoek naar het gevoerde bestuur en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de
gemeente. Het gemeentebestuur in zijn geheel staat nadrukkelijk open voor initiatieven van bewoners en ondernemers
van de stad. Dit is de eerste programmabegroting, waarbij de vraag vanuit de wijken meer dan voorheen leidend is voor
de uitvoeringsprogramma's. Hiermee starten we een traject om invulling te geven aan onze wens om het wijkgerichte
werken te versterken. Wijkgericht werken, participatie- en initiatievenbeleid passen we gemeentebreed toe. Zij hebben
een relatie met de meeste programma's in de begroting. In 2011 besloten we dat betrokkenen elke collegeperiode in
dialoog met de gemeente bepalen wat in hoofdlijnen nodig is in de wijken en wat de belangrijkste ambities zijn. De
wijkregisseurs voeren de regie over dit proces. De wijkambities 2012-2014 zijn het resultaat van de 'wijkdialogen' in
2011. De wijkambities spelen een belangrijke rol in deze programmabegroting. Per begrotingsjaar vertalen we de
wijkambities naar de uitvoeringsprogramma's van de gemeente. Hierdoor zien we waar we in de wijken en buurten aan
werken en kunnen we beoordelen of we werken aan de belangrijkste vraagstukken. De inzet in de wijken wordt onderdeel
van de politieke afweging en stuurbaar, zoals wij en de gemeenteraad graag willen. De vertaalslag van wijkambities naar
de uitvoeringsprogramma's betekent een omslag in de werkwijze van de gemeente. Dit is de eerste stap. We zien het als
een leertraject dat tijd kost om tot een wijkgerichte en meer vraaggerichte begroting te komen.
Utrecht is stad van kennis en cultuur en we dragen dit gemeentebreed uit aan de stad en de wereld daar buiten. Er is
daarom met veel programma's uit de begroting een relatie. We versterken het profiel van Utrecht als stad van kennis en
cultuur, het (inter)nationale toeristische imago van de stad en de festivals en evenementen in Utrecht op weg naar de
viering van de Vrede van Utrecht in 2013. Ook internationaal werken we verder aan onze ambitie om in 2018 Culturele
Hoofdstad van Europa te worden.
Als wettelijke taak leveren we een betrouwbaar, actueel en juist bestand van persoonsgegevens (Gemeentelijke Basis
Administratie, GBA, personen). De huidige GBA wordt omgevormd in een basisregistratie voor persoonsgegevens waarin
ook registratie van niet-ingezetenen plaatsvindt. Het elektronische loket wordt verder uitgebreid. Meer producten en
diensten bieden we aan via dit kanaal en informatie wordt beter ontsloten.
Betrokkenheid van bewoners past in de doelstelling 'lerende en open stad' van het collegeprogramma en draagt bij aan:
'Een collegiaal en transparant bestuur, een overheid met en door de samenleving en een uitstekende wijkgerichte
dienstverlening'.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Utrechtse participatiestandaard
Uitgangspunten wijkgericht werken
De wijkambities 2012-2014 voor de tien wijken
0-meting wijkgericht werken
Utrecht Experience. Toerisme over grenzen: strategische Visie Toerisme
Toeristische informatie promotie en marketing voor de stad Utrecht
…'t Bruis an alle kant…: Nota evenementen en festivals in Utrecht 2009 – 2014
Jaarplan Rekenkamer Utrecht
HUA jaarplan 2013
Utrecht is een aantrekkelijke stad voor bewoners en bezoekers met een moderne overheid die de belangen van haar
bewoners goed behartigt.
21
Subdoelstelling 1.1: Utrecht is zichtbaar als aantrekkelijke stad om te wonen, te bezoeken en in te investeren
Subdoelstelling 1.1
Utrecht is zichtbaar als
aantrekkelijke stad om te wonen,
te bezoeken en in te investeren.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Meer bezoekers zien/kennen Utrecht als aantrekkelijke toeristische bestemming.
Het (inter)nationaal toeristisch imago en toeristisch profiel is structureel versterkt als stad van Kennis en Cultuur.
Utrecht wordt ervaren als een aantrekkelijke stad en gastvrije stad met veel goede voorzieningen voor bezoekers maar
zeker ook voor bewoners, op weg naar de viering van Utrecht als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018.
Het toerisme draagt bij aan de levendigheid en leefbaarheid in de stad maar ook aan een renderende
vrijetijdseconomie. Het genereert circa één miljard aan bestedingen en ruim 10.000 voltijd banen. (Bron: Monitor
Toerisme en Recreatie Utrecht 2010 gemaakt door Ecorys in opdracht van provincie Utrecht).
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Bevorderen van de marketing van Utrecht als aantrekkelijke toeristische bestemming.
De drie belangrijke componenten bij de toeristische marketing en promotie van Utrecht zijn: goed gastheerschap,
goede toeristische marketing en promotie en een goede toeristische infrastructuur.
We voeren het opdrachtgeverschap voor Toerisme Utrecht. Zij verzorgen het toeristische gastheerschap door middel
van de exploitatie VVV en RonDom en daarnaast de (inter)nationale toeristische promotie. Gezien de keuze voor
'Utrecht als stad van kennis en cultuur', is ook de focus van de toeristische promotie gericht op deze twee aspecten.
Aspect Kennis: We sturen het Utrecht Convention Bureau aan (onderdeel van Toerisme Utrecht). Het Convention bureau
zet zich in om meer internationale wetenschappelijke conferenties in Utrecht te laten plaatsvinden. Dit gebeurt in
nauwe samenwerking met de Universiteit Utrecht, Universitair Medisch Centrum en de andere kennisinstellingen.
Aspect Cultuur: We promoten het totale toeristische product. De focus ligt daarbij op het grote en veelzijdige
cultuuraanbod van de stad. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de partners Stichting Cultuurpromotie Utrecht,
Stichting Museumkwartier en Stichting Vrede van Utrecht. Doel is de potentie die Utrecht heeft als cultuurstad ook waar
te maken in 2013 want dan herdenken en vieren we de Vrede van Utrecht maar ook op de langer termijn richting 2018.
E1.1.1 Meer bezoekers zien/kennen Utrecht
als een aantrekkelijke toeristische
bestemming.
P1.1.1 Bevorderen van de marketing van
Utrecht als aantrekkelijke toeristische
bestemming.
22
Daarnaast werken we aan het versterken van de internationale toeristische bekendheid van de stad door deelname aan
internationale thema- en evenementenjaren en samenwerking met onder andere de G4 steden en het Nederlands
Bureau voor Toerisme en Congressen.
De toeristische infrastructuur versterken we door samen met onder andere het toeristische bedrijfsleven te werken aan
voldoende overnachtingsplekken en goede voorziening voor de (verblijfs)toerist. Zoals het actief stimuleren van
kleinschalige hotels, Bed & Breakfasts en het watertoerisme.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Positie op de ranglijst
toeristische
bezoeken aan steden
NBTC/NIPO,
rapportage Toeristisch
Bezoek aan Steden 4 (2009) 4 3 3 3
E1.1.2 Aantal dagbezoeken
NBTC/NIPO
rapportage Toeristisch
Bezoek aan Steden
6.166.000
(2009) 6.040.000 6.895.000
7.250.000
(+5% ten
opzichte van
2011)
7.400.000
(+8% ten
opzichte van
2011)
E1.1.3
Aantal
overnachtingen CBS Statline
393.200
(2009) 407.700 450.600
465.000
(+3% ten
opzichte van
2011)
475.000
(+6% ten
opzichte van
2011)
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal publicaties in
buitenlandse bladen St. Toerisme Utrecht 50 (2009) 115 167 200 225
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Bevordering Toerisme 1.586 1.498 1.500 1.500 1.500
Totaal lasten 1.586 1.498 1.500 1.500 1.500
Baten
P1.1.1 Bevordering Toerisme 0 0 0 0 0
Totaal baten 1.586 1.498 1.500 1.500 1.500
Saldo lasten en baten 1.586 1.498 1.500 1.500 1.500
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.586 1.498 1.500 1.500 1.500
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
23
Subdoelstelling 1.2: Utrecht is een stad van kennis en cultuur
Subdoelstelling 1.2
Utrecht is een stad van kennis en
cultuur.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Meer mensen en bedrijven zien Utrecht als aantrekkelijke stad van kennis en cultuur.
Het imago en profiel van Utrecht als stad van kennis en cultuur is duurzaam versterkt. Het profiel van Utrecht is een
economisch sterke en aantrekkelijke stad met internationale ambities richting 2013 en 2018.
Het beeld van de stad is eenduidig en de trots op de stad is vergroot door de samenwerking met stakeholders, zoals
de kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke en culturele instellingen met betrekking tot de promotie
van Utrecht.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Bevorderen van de marketing, promotie en profilering van Utrecht als aantrekkelijke stad van kennis en cultuur.
We zetten in op het uitdragen en versterken van de uitstraling van Utrecht. We maken door co-branding en -promotie
de resultaten van projecten en evenementen beter zichtbaar om zo Utrecht beter te profileren als internationale stad
van kennis en cultuur. De herkenbaarheid van Utrecht wordt bij diverse projecten en evenementen zichtbaar. We zetten
de zogenaamde Brandportal online en onderhouden hem. Met de Brandportal bieden we in- en externe partijen op
internet een toelichting op en handleiding voor het gebruik van huisstijl en Utrecht-logo. We organiseren de
samenwerking in de stad op het gebied van marketing en promotie. In 2013 ligt de focus enerzijds op de
samenwerking met Musea Utrecht, Toerisme Utrecht, evenementen en festivals, Utrecht Convention Bureau
(stimulering van zakelijke congressen) en de activiteiten in de aanloop naar Vrede van Utrecht in 2013 en Europese
Culturele Hoofdstad in 2018. Anderzijds intensiveren we de samenwerking met de kennisinstellingen op het gebied
van gezamenlijke profilering en promotie. Daarbij zetten we in op het verder ontwikkelen van verbindingen tussen
kennis en cultuur (zoals het Utrecht Convention Bureau). Het interne netwerk voor Kennis en Cultuur is opgezet. De
relevante gemeentelijke afdelingen zijn vanaf nu betrokken bij zowel de productontwikkeling als de marketing van
'Kennis en Cultuur'.
E1.2.1. Meer mensen en bedrijven zien
Utrecht als aantrekkelijke stad van kennis en
cultuur.
P1.2.1 Bevorderen van de marketing,
promotie en profilering van Utrecht als
aantrekkelijke stad van kennis en cultuur.
24
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Bekendheid van Utrecht
als stad van kennis en
cultuur is onder
bewoners in de stad
toegenomen. BIS/Citymarketing
Nulmeting
in 2012 +5%
+10% ten
opzichte van
2013
E1.2.2
Aantal stakeholders
binnen kennis en
cultuur netwerk dat
direct betrokken is bij
citymarketing BIS/Citymarketing 7 (2012) 11 15
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal belangrijke
stakeholders binnen
kennis en cultuur
netwerk dat Utrecht logo
gebruikt BIS/Citymarketing 3 (2012) 5 7
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Stad van kennis en cultuur 358 276 282 282 282
Totaal lasten 358 276 282 282 282
Baten
P1.2.1 Stad van kennis en cultuur 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 358 276 282 282 282
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 358 276 282 282 282
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Stad van Kennis en cultuur
De begroting bestaat uit de toegerekende salariskosten. In verband met de heroriëntatie Stadspromotie en de daarbij
behorende nieuwe taakverdeling, worden met ingang van 2013 minder salariskosten aan deze doelstelling
toegerekend. Hierdoor dalen de lasten met 0,082 miljoen euro.
25
Subdoelstelling 1.3: Utrecht is een aantrekkelijke stad voor evenementen
Subdoelstelling 1.3
Utrecht is een aantrekkelijke stad
voor evenementen.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.3.1
Festivals en evenementen in Utrecht dragen bij aan de profilering en aantrekkelijkheid van Utrecht als stad van kennis
en cultuur.
Op weg naar Utrecht als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 zijn de festivals en evenementen in Utrecht versterkt.
Ze dragen bij aan een sterke vrijetijdseconomie en de profilering en aantrekkelijkheid van Utrecht als stad van kennis
en cultuur. Utrecht behoudt haar positie in de top drie van evenementensteden van het jaar.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.3.1
Faciliteren van de verbinding, samenhang en kwaliteit van evenementen en festivals in Utrecht.
Samen met de partijen die deelnemen aan het Platform Evenementen Utrecht en de samenwerkende culturele festivals
gaan we Utrecht als evenementenstad verder versterken.
Ook zoeken we uitgaande van het Platform Evenementen samenwerking met overige stakeholders: Toerisme Utrecht,
Stichting Cultuurpromotie, kennisinstellingen, maatschappelijke en culturele instellingen, winkeliers en horeca om
door bundeling van krachten bij te dragen aan de versterking van de profilering van Utrecht en de vrijetijdseconomie.
We stimuleren en faciliteren deze samenwerking en zoeken naar manieren om elkaar te versterken. Ook stimuleren en
faciliteren we dat partijen in hun communicatie en presentatie (meer) verbinding met de stad Utrecht leggen en zo
actief bijdragen aan de promotie van Utrecht.
Prestatiedoelstelling 1.3.2
Stimuleren van de cultuurmarketing en – promotie van Utrecht.
Het opdrachtgeverschap voor de Stichting Cultuur Promotie Utrecht, inclusief het Uitburo wordt per maart 2012
uitgevoerd vanuit het programma Cultuur. In samenspraak met Cultuur bewaken we het promotionele aspect van
cultuurmarketing voor Utrecht als stad van kennis en cultuur.
E1.3.1 Festivals en evenementen in Utrecht
dragen bij aan de profilering en
aantrekkelijkheid van Utrecht als stad van
kennis en cultuur.
P1.3.1 Faciliteren van de verbinding,
samenhang en kwaliteit van evenementen
en festivals in Utrecht.
P1.3.2 Stimuleren van de cultuurmarketing
en –promotie van Utrecht.
26
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstellin
g 2013
Doelstellin
g 2016
Effectindicatoren:
E1.3.1
Positie evenementen-
stad van het jaar
Stichting Natio-
nale Evenementen
Prijzen 6 (2009) 6 2 2 2
E1.3.2
Positie op de ranglijst
evenementen G50
Evenementen-
monitor G50 4 (2009) 2 1 top 3 top 3
Prestatie-indicatoren:
P1.3.1
Percentage festivals en
evenementen dat
gebruik maakt van het
Utrecht- logo
Jaarverslag
Stadspromotie 20% (2012) 30% 45%
P1.3.2
Aantal Utrechtse
evenementen dat
gehonoreerd wordt met
een prijs
Stichting
Nationale
Evenementen
Prijzen 2 (2009) 3 3 3 4
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.3.1 Festivals en evenementen 358 276 282 282 282
P1.3.2 Cultuurmarketing en -promotie 226 457 457 457 457
Totaal lasten 584 733 739 739 739
Baten
P1.3.1 Festivals en evenementen 0 0 0 0 0
P1.3.2 Cultuurmarketing en -promotie 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 584 733 739 739 739
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 584 733 739 739 739
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
1 Monitor komt pas in najaar 2012 uit.
27
Prestatiedoelstelling 1.3.1: Festivals en evenementen
De begroting bestaat uit de toegerekende salariskosten. In verband met de heroriëntatie Stadspromotie en de daarbij
behorende nieuwe taakverdeling, rekenen we met ingang van 2013 minder salariskosten aan deze doelstelling toe.
Hierdoor dalen de lasten met 0,082 miljoen euro.
Prestatiedoelstelling 1.3.2: Cultuurmarketing en -promotie
Om aan de subsidie voor de Stichting Cultuur Promotie Utrecht, onderdeel Uitburo te kunnen voldoen is conform
aankondiging in de Programmabegroting 2012 een gedeelte van het budget van het programmabureau overgeheveld.
Hierdoor stijgen de lasten met 0,231 miljoen euro.
Subdoelstelling 2.1: Utrecht is een invloedrijke partner, lokaal, landelijk en internationaal
Subdoelstelling 2.1
Utrecht is een invloedrijke partner,
lokaal, landelijk en internationaal.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
In externe wet- en regelgeving wordt rekening gehouden met Utrechtse belangen.
Onze partners steunen de prioritaire dossiers in wisselende allianties. Al naar gelang de belangen parallel lopen,
worden we gesteund door de G4, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), provincie, buurgemeenten, Bestuur
Regio Utrecht (BRU), andere gemeenten in Europa en andere stedelijke partners. Europarlementariërs, Eerste en Tweede
Kamerleden en leden van Provinciale Staten weten wat Utrecht doet en wil door onder andere een gestructureerde
informatiestroom en de organisatie van werkbezoeken.
Effectdoelstelling 2.1.2
Utrecht ontvangt subsidies.
Er is geld beschikbaar voor Utrechtse projecten doordat we subsidiemogelijkheden op provinciaal, nationaal en
Europees niveau benutten. We hebben allianties met samenwerkingspartners in de stad en in Europa die de
subsidiemogelijkheden vergroten.
E2.1.1 In externe wet- en regelgeving wordt
rekening gehouden met Utrechtse
belangen.
P1.1.1 Samenwerken met partners en
invloed uitoefenen op verschillende
niveaus.
E2.1.2 Utrecht ontvangt subsidies.
E2.1.3 Kennis en internationale oriëntatie
van de gemeentelijke organisatie, partners
en bewoners is vergoot.
28
Effectdoelstelling 2.1.3
Kennis en internationale oriëntatie van de gemeentelijke organisatie, partners en bewoners is vergroot.
De organisatie is op de hoogte van trends en ontwikkelingen, haalt kennis naar Utrecht en is actief in Europese
netwerken. Medewerkers ontwikkelen kennis en vaardigheden over Europa en passen deze toe in de organisatie. De
gemeente deelt kennis over internationale trends en ontwikkelingen binnen en buiten Europa met partners in de stad
en onderhoudt een netwerk 'Utrecht internationaal'. Utrecht wordt geselecteerd als Culturele Hoofdstad van Europa in
2018. Bewoners zijn geïnformeerd over mondiale ontwikkelingen en dragen bij aan de internationale oriëntatie van
Utrecht door organisatie van activiteiten.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Samenwerken met partners en invloed uitoefenen op verschillende niveaus.
• Op basis van prioritaire dossiers werken wij aan effectieve regionale provinciale, nationale en internationale
oalities die de Utrechtse belangen optimaal ondersteunen. c
• We volgen ontwikkelingen in Den Haag, waarbij de nadruk ligt op activiteiten van de Tweede en Eerste Kamer, en
onderhouden er contacten met relevante partners. Dit alles met het doel de ambities van Utrecht onder de
aandacht te brengen en acties op te zetten die deze ambities ondersteunen. Het kan hierbij gaan om
werkbezoeken, deelname aan gesprekken in het parlement of het schriftelijk onder de aandacht brengen van de
trechtse visie. U
• Naast het uitvoeren van het programma Kansen voor West om het voor Utrecht toegekende bedrag uit het Europese
Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) optimaal te benutten, willen wij gemiddeld jaarlijks een bedrag van
2,5 miljoen euro aan Europese subsidies verwerven. Kansen voor West loopt tot en met 2013. Wij werken met de
partners in landsdeel West (G4 en P4) aan Kansen voor West II, het EFRO-programma 2014-2020 voor
ofinanciering van structuurversterkende projecten. c
• We onderhouden Europese netwerken en contacten in Brussel. We volgen internationale economische culturele
innovatieve trends en delen deze met partners in de stad door de stakeholders in het netwerk Utrecht
internationaal te faciliteren en werkbezoeken te organiseren. Mondiale ontwikkelingen volgen we en stimuleren we
in de stad door het programma Millenniumgemeente en door uitwisselingen met landen van herkomst te
faciliteren. We ontwikkelen dit programma naar een breder Utrecht Connected programma dat bijdraagt aan het
realiseren van de internationale ambities van Utrecht: Culturele Hoofdstad in 2018, Utrecht internationaal op de
kaart als duurzame stad waar het goed is om te investeren, te werken, te leren en te wonen. We onderzoeken
kansen in samenwerking met initiatieven met China, India, VS of Rusland die stakeholders in Utrecht initiëren en
beoordelen deze op de bijdrage die deze kunnen leveren aan onze ambities.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
Aantal dossiers waarin
de inzet van Utrecht
aantoonbaar is aan te
wijzen Afdeling BIS 20 20 20 25 25
E2.1.2
Toegekende subsidie
voor Europese projecten
(€) (exclusief EFRO,
inclusief ESF) Afdeling BIS
3,61 miljoen
euro (2009)
3,61
miljoen
euro
2,4
miljoen
euro
2,5 miljoen
euro
2,5 miljoen
euro
E2.1.3
Aantal ambtenaren dat
deelneemt aan een vorm
van een EU-cursus, -
uitwisseling, of -stage
Jaarverslag
internationaal 150 (2010) 150 150 150
29
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
Effectindicatoren:
E2.1.4
Aantal partners in de
stad betrokken bij
internationale projecten
Jaarverslag
internationaal 100 (2010) 100 100 100
E2.1.5
Percentage Utrechters
dat voor studie of werk
in Utrecht gebruikmaakt
van internationale
contacten
Inwoners-
enquête 25% (2011) 27% 35%
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
Aantal prioritaire
dossiers waarop actief
de Utrechtse belangen
worden behartigd op
lokaal, landelijk en
internationaal niveau
Collegebesluit
prioritaire
dossiers 5 (2009) 5 5 10 13
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Samenwerken en beïnvloeden 2.977 2.991 3.152 3.152 3.152
Totaal lasten 2.977 2.991 3.152 3.152 3.152
Baten
P2.1.1 Samenwerken en beïnvloeden 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 2.977 2.991 3.152 3.152 3.152
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 2.977 2.991 3.152 3.152 3.152
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
30
Subdoelstelling 3.1: Bewoners zijn vroegtijdig en op maat betrokken
Subdoelstelling 3.1
Bewoners zijn vroegtijdig en op
maat betrokken.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.1.1
Utrechts beleid sluit beter aan bij de wensen van de bewoners door samenwerking met en initiatieven van bewoners.
Wij willen een open en transparant bestuur zijn. We zoeken samen met bewoners, ondernemers en organisaties naar
realiseerbare oplossingen die gebaseerd zijn op de inbreng van alle partijen. De plannen sluiten hierdoor beter aan bij
de behoeften in de samenleving en winnen aan kwaliteit. Landelijke en gemeentelijke cijfers tonen aan dat de
betrokkenheid van bewoners bij het gemeentelijke beleid afneemt. Tegelijk zien we dat mensen zelf steeds meer het
initiatief nemen om buurtproblemen en maatschappelijke vraagstukken op te lossen, buiten de formele instanties om.
Om hierbij te kunnen aansluiten zijn nieuwe afspraken met bewoners en andere partijen over nieuwe rollen en nieuwe
vormen van beheer en bestuur noodzakelijk. Afhankelijk van de situatie stellen we ons op als een goede
samenwerkingspartner, leveren we ondersteuning waar nodig is of treden we volledig terug. Bewoners en organisaties
in de stad blijven actief betrokken bij de besluitvorming van de gemeenteraad. Door mee te praten over de
gemeentelijke plannen voor de stad, is de gemeenteraad beter in staat om alle belangen te wegen. Wij streven naar een
heldere weergave van het gesprek met de stad, zodat de gemeenteraad transparante keuzes kan maken.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.1.1:
Betrekken van bewoners bij vraagstukken, die voor hen belangrijk zijn.
De gemeenteraad organiseert in 2013 om de week een raadsinformatieavond waar bewoners en vertegenwoordigers
van instellingen kunnen meepraten over de onderwerpen op het programma. Zo kunnen Utrechters bijvoorbeeld
reageren op de collegevoorstellen voor de programmabegroting of op bouwplannen in hun buurt. In 2013 organiseert
de gemeenteraad ook zestien bezoeken aan de Utrechtse wijken. In deze directe ontmoetingen tussen wijkbewoners
en raadsleden kunnen bewoners aangeven wat er in hun wijk speelt. Een wijkbezoek heeft meestal een thema dat in
overleg met de wijkbewoners wordt bepaald. De wijkbijeenkomsten leveren zo een aantal onderwerpen op die
belangrijk zijn voor de wijk en waarmee de gemeenteraad aan de slag kan.
De Utrechtse Participatiestandaard is goed in de organisatie ingevoerd, vooral in het fysieke domein. We bevorderen
het gebruik in andere domeinen. We nemen deel aan de Benchmark Burgerparticipatie om de voortgang van de aanpak
en de tevredenheid van participanten te monitoren. Begin 2013 leggen wij na een dialoog met de stad over de
(on)mogelijkheden van cocreatie en zelfsturing de Visie en het Programma 2012- 2015 'Participatie, co-creatie en
zelfsturing in Utrecht' ter besluitvorming aan u voor. Dit stelt ons in staat om te sturen op samenhang en resultaat van
de Utrechtse participatie- en cocreatie-aanpak. Wij vervolgen de aanpak van digitale participatie via vijf sporen die we
E3.1.1 Utrechts beleid sluit beter aan bij de
wensen van de bewoners door samenwerking
met en initiatieven van bewoners.
P3.1.1 Betrekken van bewoners bij
vraagstukken, die voor hen belangrijk zijn.
31
in 2012 zijn gestart: het basispakket e-participatie, social media, de 'participatieportal' op utrecht.nl, serious gaming
en Open Data. Initiatieven van inwoners blijven we onder andere stimuleren door het vasthouden van het hoge niveau
van bekendheid met het leefbaarheidsbudget. Met dit wijkbudget ondersteunen we initiatieven van bewoners en
ondernemers om de straat, buurt of wijk leefbaarder te maken. In de Voorjaarsnota 2012 besloot u om dit budget
vanaf 2013 met 2 miljoen euro te verminderen. De verdeling over de wijken blijft gelijk. Dit betekent dat vanaf 2013
per wijk een budget van 0,5 miljoen euro beschikbaar is.
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1
Percentage inwoners dat
vindt voldoende invloed
uit te kunnen uitoefenen
op gemeentelijk beleid
Inwoners-
enquête 13% (2008) 20% 16% 22% 25%
E3.1.2
Percentage inwoners dat
bekend is met het
Leefbaarheidsbudget
Inwoners-
enquête 37% (2008) 46% 43% 48% 50%
Prestatie-indicatoren:
P3.1.1
Aantal raadsinformatie-
avonden Griffie 23 (2009) 19 25 18 20
P3.1.2
Percentage projecten waar
de participatiestandaard is
toegepast
Benchmark
Burger-
participatie 2011 n.v.t. 61%. 65% 65%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Bewoners betrekken 23.064 17.456 17.256 17.256 17.256
Totaal lasten 23.064 17.456 17.256 17.256 17.256
Baten
P3.1.1 Bewoners betrekken 120 0 0 0 0
Totaal baten 120 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 22.944 17.456 17.256 17.256 17.256
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 22.944 17.456 17.256 17.256 17.256
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
32
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Bewoners betrekken
De begrote lasten nemen in 2013 met 5,608 miljoen euro af ten opzichte van de begroting 2012. Deze daling is toe te
ijven aan: schr
• Administratieve verplaatsing van het budget van de gebiedsmanagers en medewerkers veiligheid van Dienst Wijken
naar de Bestuurs- en Concern Staf (programma Veiligheid). Hierdoor wordt 2,5 miljoen euro niet meer doorbelast
an het onderdeel Wijkbureaus. a
• De besluitvorming Voorjaarsnota 2012 met betrekking tot het onderdeel Leefbaarheidsbudget. Vanaf 2013 is
iervoor 2 miljoen euro minder beschikbaar. h
• De besluitvorming Voorjaarsnota 2012 met betrekking tot het onderdeel wijkbureaus: 0,7 miljoen euro beschikbaar
gesteld voor de oplossing van het structurele tekort van de Dienst Wijken en 0,5 miljoen euro beschikbaar gesteld
m te blijven werken met 9 wijkregisseurs. o
• iverse bezuinigingsmaatregelen waardoor 0,6 miljoen euro minder beschikbaar is op het onderdeel wijkbureaus. D• De opheffing van het Bureau Gemeentelijke Ombudsman. Een budget van 0,13 miljoen euro is overgeheveld naar
Juridische zaken (programma Algemene Ondersteuning) voor de kosten die samenhangen met het abonnement op
de Nationale Ombudsman. Verder zijn de lasten verlaagd met 0,12 miljoen euro omdat de baten die de
mbudsman voorheen realiseerde nu wegvallen. O
• 0,037 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
De begrote lasten nemen in 2014 met 0,2 miljoen euro af ten opzichte van de begroting 2013. Deze daling is
nagenoeg geheel toe te schrijven aan de uitvoering van amendement 2011/75 waarin is besloten dat de gemeenteraad
en de griffie minimaal 5% gaan bezuinigen.
Door de opheffing van het Bureau Gemeentelijke Ombudsman worden de begrote baten van 0,12 miljoen euro niet
meer gerealiseerd. Hierdoor nemen de begrote baten met ingang van 2013 af met dit bedrag.
33
Subdoelstelling 3.2: De kwaliteit van de dienstverlening aan bewoners is adequaat
Subdoelstelling 3.2
De kwaliteit van de dienstverlening
aan bewoners is adequaat.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.2.1
Burgerzaken producten worden adequaat en volgens wettelijke vereisten geleverd.
Bij het uitvoeren van overheidstaken is het beschikbaar hebben van een betrouwbare persoonsadministratie van groot
belang. Bewoners zijn verplicht producten als paspoorten en rijbewijzen bij ons af te nemen. Het is van belang dat
deze producten voldoen aan de wettelijke vereisten.
Effectdoelstelling 3.2.2
Bewoners zijn tevreden over het contact met de gemeente.
Het klantcontactcentrum is de eerste telefonische ingang voor bewoners, bedrijven en instellingen. De waardering van
een telefonisch contact wordt bepaald door: het gemak waarmee de juiste persoon of afdeling te vinden is, de
duidelijkheid en juistheid van verkregen informatie, de wachttijd, het inlevingsvermogen en de deskundigheid van de
medewerkers.
Het Utrechts Archief (HUA) beheert de grootste publiek toegankelijke collectie archieven, gedrukte werken en
(bewegend) beeldmateriaal over Utrecht, waaronder de archieven van de gemeente Utrecht. In 2013 zet HUA in op een
nog sterker digitaal profiel dan voorheen. Veelgevraagde bronnen over de Utrechtse geschiedenis worden geleidelijk
gedigitaliseerd en daarmee 24/7 via internet beschikbaar. Het publiek wordt in toenemende mate gestimuleerd
gebruik te maken van een te ontwikkelen digitale studiezaal op www.hetutrechtsarchief.nl. Het aantal gebruikers
daarvan zal tot boven de 3 miljoen euro groeien. Vanwege de verhuizing van de gemeente naar het Stadskantoor wordt
een omvangrijke overdracht van enkele kilometers papieren archief dat na selectie in aanmerking komt voor duurzaam
beheer voorbereid. Daarnaast wordt in nauwe samenwerking met de gemeente Utrecht gewerkt aan aansluiting op het
landelijke E-depot waardoor ook digitale informatie (digital born) duurzaam beheerd kan gaan worden. De
toezichtrelatie op de gemeentelijke informatiehuishouding wordt op moderne leest geschoeid.
E3.2.1 Burgerzaken producten worden
adequaat en volgens wettelijke vereisten
geleverd.
P3.2.1 Leveren van een betrouwbaar,
actueel en juist bestand van
persoonsgegevens. E3.2.2 Bewoners zijn tevreden over het
contact met de gemeente. P3.2.2 Geven van duidelijke en eenduidige
informatie aan bewoners. E3.2.3 Utrecht levert betere
publieksdienstverlening tegen lagere
kosten.
P3.2.3 Met kanaalsturing zorgen voor
zoveel mogelijk diensten via het digitale
loket.
34
Ten aanzien van publieksbereik wordt gestreefd naar opnieuw een toename van 15% bezoekers aan het
publiekscentrum Hamburgerstraat/voormalige Rechtbank. In 2013 worden hier in het kader van de Vrede van Utrecht
twee laagdrempelige exposities op basis van de eigen collectie georganiseerd. In het kader van evenementen wordt
breed samengewerkt, onder andere met festivals. De samenwerking met Musea Utrecht op het gebied van marketing
en educatie wordt verder uitgebouwd. Ook de verjaardag van de stad ‘de Stadsdag Utrecht’ op 2 juni krijgt opnieuw
vorm.
Effectdoelstelling 3.2.3
Utrecht levert betere publieksdienstverlening tegen lagere kosten.
Met Organisatiestrategie ViaB is besloten tegen lagere kosten een betere dienstverlening te realiseren door de
dienstverleningsprocessen te stroomlijnen en te standaardiseren en tegelijkertijd zoveel mogelijk in te zetten op een
gedigitaliseerde dienstverlening. In de huidige situatie zijn de dienstverleningsprocessen en klantcontacten per
product en dienst georganiseerd. Veel klantcontacten vinden plaats via bezoek aan de balie en telefoon tijdens
openingstijden en is het achterliggende proces veelal met papieren dossiers. We gaan daarom één gezamenlijke
frontoffice voor de gemeente Utrecht organiseren en verplaatsen zoveel mogelijk klantvragen van de backoffice naar
de frontoffice. Alle gemeentelijke dienstverleningsprocessen zullen worden herontworpen. Dit betreft het
standaardiseren, digitaliseren en stroomlijnen van producten en diensten aan burgers en ondernemers zoals: Publieke
producten (onder andere ID), Aangiften (burgerlijke stand), Subsidies, Werk en inkomen, Vergunningen, Huur
accommodaties, Meldingen, klachten, beroep en bezwaar.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.2.1
Leveren van een betrouwbaar, actueel en juist bestand van persoonsgegevens.
De basis voor producten en diensten vormt de administratie van persoonsgegevens. Een goede basis zorgt voor het
voortbrengen van kwalitatief en wettelijk verantwoorde producten. We handhaven en borgen de kwaliteit van de
gemeentelijke basisadministratie. Daarnaast faciliteert Burgerzaken landelijke afnemers en binnengemeentelijke
diensten door persoonsgegevens beschikbaar te stellen voor de uitvoering van publiekrechtelijke taken.
Prestatiedoelstelling 3.2.2
Geven van duidelijke en eenduidige informatie aan bewoners.
De gemeente gaat in 2013 investeren in de verdere verbetering van het digitale loket en het digitale kanaal onder
andere door ontwikkeling van het informatiedeel van informatie, transactie- en statusinformatiedeel. Het
informatiedeel is in 2012 geïmplementeerd en zal in 2013 verder verbeterd worden. Het transactiedeel waardoor
burgers online bestellingen kunnen plaatsen, en statusinformatiedeel waardoor burgers via mijnloket de voortgang
kunnen monitoren, worden vernieuwd.
Prestatiedoelstelling 3.2.3
Met kanaalsturing zorgen voor zoveel mogelijk dienstverlening via het digitale loket.
Kanaalsturing wordt in vier stappen gerealiseerd. Alle kanalen (digitaal, telefonie, balie en post) worden verder op orde
gebracht. De dienstverleningsprocessen worden herontworpen. Het gebruik van het digitale kanaal wordt gestimuleerd
door het onder de aandacht te brengen. Daarna kan actief gestuurd gaan worden zodat zoveel mogelijk
dienstverleningstransacties via het digitale loket gaan, in plaats van via telefoon, post of baliebezoek.
35
Indicatoren subdoelstelling 3.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.2.1
Percentage klachten
over geleverde
Burgerzaken producten
Klachtenmonitor
Dienst Burgerzaken
en gemeente-
belastingen
0,02%
(2010) 0,02% 0,03 0,02% 0,02%
E3.2.2
Klanttevredenheid
klantcontactcentrum
(schaal 1-10)
Benchmark
Publiekszaken
TSN NIPO 6,9 (2009) 7,5 7,7 7,5 7,5
E3.2.3
Digitale
klanttevredenheid
(schaal 1-10)
Benchmark
Publiekszaken
TNS NIPO 7,3 (2009) 7,1 7,3 7,5 7,5
Prestatie-indicatoren:
P3.2.1
Het door Burgerzaken
voldoen aan de
kwaliteitseisen op het
terrein van beheren van
gegevens, proces en
privacy-aspecten
(auditnorm BZK
(Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties)
Gemeentelijke
Basisadministratie
Audit 90% (2009) 100% 100% 100% 100%
P3.2.2
Het aandeel van alle
gemeentelijke diensten
dat aangesloten is op de
Gemeentelijke Basis
Administratie
Convenant
aangesloten
diensten Dienst
Burgerzaken en
gemeente-
belastingen 60% (2010) 60% 60% 100% 100%
P3.2.3
Percentage telefonische
contactpogingen dat
leidt tot een contact
(bereikbaarheidsnorm)
Klantcontact-
centrum 93% (2010) 93% 96% 95% 95%
P3.2.4
Percentage vragen dat
tijdens het eerste
contact wordt
beantwoord (Telefonisch
via KCC (Klant Contact
Centrum))
Benchmark
Publiekszaken
TNS NIPO 58% (2009) 61% 64% 65% 70%
P3.2.5
Digitaal ontvangen
dienstverlenings-
transacties
Dienst
Ondersteuning 40.000 100.000 150.000 25%
36
37
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.2.1 Juist bestand persoonsgegevens 13.079 8.858 6.574 6.592 6.592
P3.2.2 Informatie aan bewoners 5.019 5.173 5.174 5.074 5.074
P3.2.3 Publieksdienstverlening 718 886 636 636 636
Totaal lasten 18.816 14.917 12.384 12.302 12.302
Baten
P3.2.1 Juist bestand persoonsgegevens 7.021 6.494 6.494 6.494 6.494
P3.2.2 Informatie aan bewoners 66 66 66 66 66
P3.2.3 Publieksdienstverlening 0 0 0 0 0
Totaal baten 7.088 6.561 6.561 6.561 6.561
Saldo lasten en baten 11.728 8.356 5.824 5.741 5.741
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 11.728 8.356 5.824 5.741 5.741
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.2.1: Juist bestand persoonsgegevens
De daling van de lasten van 0,15 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling
inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. De lagere
opbrengsten vanaf 2013 zijn het gevolg van een toenemend aantal maximeringen (door het Rijk) van tarieven van
legesproducten van Burgerzaken.
Prestatiedoelstelling 3.2.3: Publieksdienstverlening
De hogere lasten 2013 ten opzichte van 2012 zijn het gevolg van het feit dat het bedrag van 2012 de nominale
begroting betreft. De actuele begroting 2012 is inmiddels hoger, de hogere lasten 2011-2013 zijn het gevolg van een
driejarige uitbreiding van het budget van de Programmaorganisatie Publieksdienstverlening ten behoeve van de
innovatie van het programma PDV.
Programmastructuur
Stedelijke Ontwikkeling
Utrecht is een vitale en leefbare stad waar
mensen met plezier kunnen wonen en werken.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Een optimale verdeling van het
ruimtelijk programma en daaraan
gekoppelde middelen over de
verschillende onderdelen van de stad.
1.1 Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling
van de stad met daaraan gekoppelde
middelen.
-12.323
1.2 Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk
maken met behoud van de lange termijn
zeggenschap van de grond.
14.102
2 Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht
Vernieuwt: Versterken van de vitaliteit
en leefbaarheid van de stad.
2.1 Ruimtelijke kwaliteit van de stad
versterken.
49.647
2.2 Verbeteren van huisvesting bijzondere
doelgroepen en vergroten kansen op de
woningmarkt voor woningzoekenden.
779
3 Krachtwijken: Duurzame verbetering
van de woon- en leefsituatie in de
Krachtwijken Kanaleneiland,
Overvecht, Ondiep en Zuilen-Oost.
3.1 Verbetering van de situatie van en het
perspectief voor bewoners op het gebied
van wonen, werken, leren, integreren,
veiligheid en gezondheid in de
Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland,
Ondiep en Zuilen-Oost.
13.059
4 Borgen van de monumentale en
cultuurhistorische waarden.
4.1 Zorgdragen voor de instandhouding
van monumentale en cultuurhistorische
waarden als integraal onderdeel van de
aantrekkelijke stad.
3.088
5 De bebouwde omgeving is veilig,
leefbaar en tast de gezondheid niet
aan.
5.1 Veiligheid, leefbaarheid, milieu en
gebruik van de bebouwde omgeving
voldoen aan wet- en regelgeving.
18.672
6 Leidsche Rijn: De stad Utrecht
uitgebreid met een stedelijk gebied
waar de huidige en komende
generaties met plezier kunnen wonen,
werken en recreëren.
6.1 Leidsche Rijn is een stedelijk gebied
waar de huidige en komende generaties
met plezier kunnen wonen, werken en
recreëren.
131.002
7 Een economisch optimaal benut en
aantrekkelijk Stationsgebied.
7.1 Uitvoeren Masterplan.
65.333
Bedragen zijn in duizenden euro's.
38
1.2 Stedelijke Ontwikkeling
Algemene Programmadoelstelling
Een vitale en leefbare stad waar mensen met plezier kunnen wonen en werken. We willen zorgen voor aantrekkelijke
woon- en werkmilieus en een uitnodigende openbare ruimte.
Het programma Stedelijke Ontwikkeling omvat alle ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en de
openbare ruimte in de stad. De ruimtelijke ontwikkelingen zijn van groot belang om te voorzien in de woningbehoefte
en om de vitaliteit van de stad te verbeteren.
De Utrechtse ruimtelijke agenda wordt de komende decennia bepaald door twee grote opgaven. Namelijk het
faciliteren van de groei van de stad naar een omvang van 400.000 inwoners en het tegelijkertijd op peil houden van de
kwaliteit van de leefomgeving. De groei naar 400.000 inwoners verloopt door veranderingen in de samenleving naar
verwachting in een langzamer tempo dan tot voor kort werd aangenomen. Het collegeprogramma 'Groen, open en
sociaal' gaat nog uit van een onverkorte inzet op de verruiming van het aanbod van nieuwe woningen en
voorzieningen. De afzetverwachting van woningbouw en ook van kantoren, bedrijven en detailhandel is echter
ingrijpend veranderd de afgelopen jaren. De huidige economische recessie en mogelijke structurele verschuivingen in
de manier waarop mensen wonen, werken, recreëren en winkelen zorgen voor een andere vraag naar het gebruik van
de ruimte in de stad. De doelstellingen uit dit programma zullen deels ook op een andere manier behaald moeten
worden. Utrecht moet focus aanbrengen in de ruimtelijke ontwikkelingen en koers wijzigen. In de Nieuwe Ruimtelijke
Strategie is vastgelegd op wat voor manier dat gebeurt. Utrecht heeft gekozen om prioriteit te geven aan het
Stationsgebied en Leidsche Rijn. Daarnaast wordt een beperkt aantal binnenstedelijke locaties ontwikkeld en worden
vooral enkele naoorlogse wijken geherstructureerd. De koerswijziging houdt in dat de komende jaren minder in het
teken zal staan van het realiseren van hoge aantallen nieuwbouw, maar dat renovatie, nieuwe bestemmingen voor
leegstaand vastgoed, tijdelijke invullingen en (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) meer nadruk krijgen.
Dit programma Stedelijke Ontwikkeling omvat alle ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken in
de stad: in het Stationsgebied, in Leidsche Rijn, op binnenstedelijke locaties en specifiek in de Krachtwijken. De
ruimtelijke opgave is integraal: naast de aanpak van woningen of voorzieningen gaat het ook om veranderingen van de
openbare ruimte, groen en bereikbaarheid. Het programma Stedelijke Ontwikkeling heeft daardoor sterke relaties met
de programma's Bereikbaarheid, Openbare Ruimte en Groen en Vastgoed zoals deze elders in de programmabegroting
zijn opgenomen.
De opgave voor het Stationsgebied is om samen met partners het plangebied te ontwikkelen tot een vernieuwd
centrumgebied met kantoren, woningen, detailhandel, leisurefuncties, hoogwaardige openbare ruimte en hoogwaardig
openbaar vervoer. De eerste fase van de herontwikkeling van het Stationsgebied is nu in uitvoering. Ontwikkelaars en
beleggers blijven - ondanks de vastgoedcrisis - onverminderd belangstelling houden voor het Stationsgebied en er is
volop beweging. De marginale leegstand in het Stationsgebied (minder dan 1%) is een belangrijke graadmeter voor
deze belangstelling. Wel moet de gemeente – veel meer dan voorheen – partijen verleiden, flexibel zijn en maatwerk
leveren.
Met de bouw van Leidsche Rijn beoogt de gemeente om het woningaanbod uit te breiden met een grote
verscheidenheid aan woningen, met inbegrip van infrastructuur, openbare ruimte en voorzieningen. De gemeente
beoogt hiermee een betere doorstroming te realiseren van woningzoekenden. Daarnaast is met de bouw van Leidsche
Rijn het aanbod van kantoor- en bedrijfsruimten uitgebreid. Vanwege de economische omstandigheden wordt er in de
Nieuwe Ruimtelijke Strategie ook voor Leidsche Rijn rekening gehouden met een lager afzettempo van vastgoed.
Bezien wordt in hoeverre programma's kunnen worden aangepast om ze beter te laten aansluiten op de marktvraag. Bij
de ontwikkeling van nieuwe kantoren wordt prioriteit gegeven aan De Taats-Noord en aan delen van Leidsche Rijn. Bij
de ontwikkeling van bedrijventerrein Strijkviertel wordt pas op de plaats gemaakt.
39
De ruimtelijke ontwikkelingen in de overige delen van de stad zijn erop gericht om het aanbod en/of de kwaliteit van
de woningen te vergroten en passende bedrijvigheid en voorzieningen toe te voegen. Het gaat hierbij om
gemeentelijke grondexploitaties, maar ook om projecten van particuliere investeerders. Het Dynamisch Stedelijk
Masterplan en de herstructureringsopgave met de woningcorporaties, vastgelegd in Bouwen aan de Stad, maken hier
onderdeel van uit.
De gemeente stelt zich ten doel om het ruimtelijk programma optimaal en volgens de gekozen focus te verdelen over
de genoemde verschillende delen van de stad. Voor de hele stad geldt dat wij oog houden voor cultuurhistorische
waarden en ervoor zorgdragen dat de bebouwde omgeving veilig en leefbaar is en de gezondheid niet aantast.
Daarnaast willen wij de situatie en het perspectief voor bewoners in de Krachtwijken verbeteren.
Relevante omgevingsfactoren
De realisatie van doelstellingen uit het programma Stedelijke Ontwikkeling is sterk afhankelijk van de
investeringsbereidheid van externe partijen, zoals ontwikkelaars, woningbouwcorporaties en beleggers. Deze
investeringsbereidheid staat sterk onder druk vanwege de verslechterde afzetmogelijkheden en de
financieringsmogelijkheden van betrokken investeerders. Niet alleen nieuwe ontwikkelingen komen moeizamer en in
een lager tempo dan verwacht tot stand, ook lopende projecten en programma's ondervinden de gevolgen van de
afgenomen mogelijkheden om vastgoed te financieren.
In 2012 zijn de investeringsmogelijkheden van woningcorporaties verslechterd. Er is een tweetal heffingen
aangekondigd die een beroep doen op het vermogen van de corporaties. Door de verslechterde marktsituatie voor
verkoop van woningen en het uitblijven van extra mogelijkheden om huren te verhogen, lopen de inkomsten terug. Het
Waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft de mogelijkheden voor financiering van corporaties beperkt door strengere
eisen te hanteren. Dit heeft gevolgen voor de investeringen van corporaties die plaatsvinden in het kader van Bouwen
aan de Stad dat onderdeel uitmaakt van dit programma Stedelijke Ontwikkeling. De gemeenteraad zal separaat
geïnformeerd worden over de concrete gevolgen.
In 2013 zullen ook de effecten van de bezuinigingen op de gemeentelijke middelen en de ambtelijke organisatie
duidelijk worden. Om een slankere overheid te kunnen zijn, wordt er met minder mensen en minder middelen gewerkt
aan het programma Stedelijke Ontwikkeling. In het kader van de Nieuwe Ruimtelijke Strategie Utrecht zijn daarom
keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld. Het aantal projecten waar aan gewerkt wordt, loopt daarom terug en ook de
manier waarop we als gemeente betrokken zijn, wijzigt. Er zal steeds vaker gekozen worden voor een rol van
faciliterende overheid, ook conform het programma Rol op Maat waarmee het initiatief bij andere partijen komt of blijft
liggen.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Position Paper 'Bestemming Utrecht, Stad van Kennis en Cultuur'
Convenant met kennisinstellingen en provincie Utrecht: Utrecht knooppunt van Kennis en Cultuur
Meerjarenperspectief Grondexploitaties (MPG)
Dynamisch Stedelijk Masterplan
Stadsontwikkeling in Utrecht 2012-2015
Woonvisie 2009-2019
Wijkactieprogramma's Krachtwijken 2012-2013: Kanaleneiland, Overvecht, Ondiep, Zuilen-Oost en Hoograven
Zesde Voortgangsrapportage Krachtwijken
4-meting Monitor Krachtwijken
Bouwen aan de Stad
Bestuursrapportage Leidsche Rijn 2012
Bestuursrapportage Stationsgebied 2012
Nieuwe Ruimtelijke Strategie Utrecht
Structuurvisie Stationsgebied
Openbare Ruimteplan Binnenstad
40
Subdoelstelling 1.1: Aangepaste evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met daaraan gekoppelde middelen
Subdoelstelling 1.1
Aangepaste evenwichtige
ruimtelijke ontwikkeling van de
stad met daaraan gekoppelde
middelen.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Meer samenwerken met andere overheden en marktpartijen aan de realisatie van de utrechtse ruimtelijke
doelstellingen.
De stad Utrecht positioneert zich nadrukkelijk als 'Stad van kennis en cultuur'. Deze oriëntatie zet zich in 2013 voort.
Meer dan voorheen vragen de huidige economische omstandigheden ten aanzien van de verstedelijkingsopgave om
sterkere focus, een nog grotere mate van doelgerichtheid en extra inspanning van en samenwerking met partners van
de stad. Samen met de hogere overheden en investerende partijen willen wij de potenties van de stad Utrecht zo goed
mogelijk benutten. Met de Nieuwe Ruimtelijke Strategie voor Utrecht geven wij antwoord op de veranderende
marktomstandigheden en geven wij inzicht in de wijze waarop de gemeente met de problematiek om wil gaan. Wij
bieden ruimte aan de markt om te acteren daar waar afzetmogelijkheden worden gezien en kansen zich voordoen. De
faciliterende houding van het bestuur zal zich hier direct manifesteren.
Effectdoelstelling 1.1.2
Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met alle onderdelen in samenhang.
Op 1 juli 2013 zijn alle bestemmingsplannen of beheersverordeningen jonger dan tien jaar. Daarmee is voor de hele
stad een ruimtelijk kader vastgelegd en voldoet Utrecht aan de in de Wet ruimtelijke ordening geformuleerde wettelijke
plicht. Na 1 juli 2013 zullen bestemmingsplannen en beheersverordeningen overeenkomstig de wet actueel gehouden
worden. Bouwinitiatieven die passen binnen het ruimtelijke kader dat in de bestemmingsplannen en
beheersverordening is vastgelegd, kunnen daardoor met een reguliere procedure vergund worden.
P1.1.1 Verkennen en organiseren van het
ruimtelijk programma (strategische
agenda, structuurvisies en lobby).
E1.1.1 Meer samenwerken met andere
overheden en marktpartijen aan de
realisatie van de Utrechtse ruimtelijke
doelstellingen.
P1.1.2 Up-to-date houden en
implementeren van stedelijke kaders op
hoofdlijnen.
E1.1.2 Evenwichtige ruimtelijke
ontwikkeling van de stad met alle
onderdelen in samenhang.
P1.1.3
Opstellen en actualiseren van
bestemmingsplannen ten behoeve van
inpassing van ruimtelijke plannen en
projecten.
41
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma (strategische agenda, structuurvisies en lobby).
Het organiseren van het ruimtelijk programma betreft een continu werkproces waarin we inspelen op kansen die zich
voordoen, bedreigingen pareren en op zoek zijn naar bondgenoten voor de Utrechtse opgave. De mate waarin we
hierin slagen kan worden geduid met de relatieve positie van Utrecht als aantrekkelijke stad in Nederland.
In 2013 richten we ons op het versterken van de regionale samenwerking (BRU, U10) waarbij we zoveel mogelijk
elkaars kracht, kennis en kunde benutten. Daarnaast werken we aan de samenwerkingsagenda met Amsterdam en de
Noordvleugel van de Randstad. We komen met een Strategische agenda voor de ruimtelijke ontwikkeling en
organiseren een gerichte Utrechtse lobby in Den Haag en Europa. We zorgen voor een verdieping van het profiel voor
de stad op lange termijn; daartoe stellen we een visie Utrecht 2033 op. We borgen de Utrechtse ruimtelijke opgave
door middel van de Nieuwe Ruimtelijke Strategie voor Utrecht en zoeken zoveel mogelijk de samenwerking met de
partners van de stad. Hierbij geven we prioriteit aan ontwikkelingen op de as Uithof-Binnenstad/Stationsgebied-
Leidsche Rijn.
Prestatiedoelstelling 1.1.2
Up-to-date houden en implementeren van stedelijke kaders op hoofdlijnen om van beleidsgericht naar gebiedsgericht
te komen.
Per wijk is er een vaste stedenbouwkundige werkzaam die zowel kennis heeft van het stedelijk beleid als van de wijk.
Deze stedenbouwkundige zorgt voor samenhang en continuïteit in de advisering in het gebiedsteam (het
multidisciplinaire team onder leiding van een vaste gebiedsmanager, dat zich bezig houdt met alle stedelijke
ontwikkelingen in de betreffende wijk). Specifieke aandacht in 2013 krijgt het beleid e n de uitvoering van de openbare
ruimte. Er wordt een actualisatie van het Openbare Ruimte plan Binnenstad (2002) ter vaststelling aangeboden. Hierbij
wordt ingezet op een kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, vooral de routes voor voetgangers en fietsers. Op
deze manier wordt bijgedragen aan de wijkambitie van een open en gastvrije Binnenstad. Tevens wordt onderzocht of
en op welke beleidsaspecten het huidige Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) moet worden aangevuld.
Prestatiedoelstelling 1.1.3
Opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen ten behoeve van inpassing van ruimtelijke plannen en projecten.
Actualisering
Op 1 juli 2013 moet het gehele grondgebied van Utrecht voorzien zijn van actuele bestemmingsplannen en
beheersverordeningen. De sanctie voor het niet tijdig herzien is dat er geen leges geheven mogen worden in gebieden
waar oudere plannen gelden. Om dit doel te bereiken moeten voor de volgende plangebieden nog
bestemmingsplannen of beheersverordeningen worden vastgesteld: Lage Weide, Cartesiusweg en omgeving,
Rijnsweerd-Maarschalkerweerd-Mereveld, Haarzuilens, Staatsliedenbuurt-Griftpark- Pijlsweerd-Lauwerecht-Gruttersdijk,
Dichterswijk-Kanaleneiland-Transwijk, Zuilen, Wilhelminapark-Buiten Wittevrouwen, Vleuterweide, De Wetering, De
Woerd en Rijnenburg. Waar mogelijk worden beheersverordeningen vastgesteld. De proceduretijd van de
beheersverordening is korter en het opstellen van de beheersverordening is eenvoudiger, dus goedkoper, dan het
opstellen van een bestemmingsplan. Ontwikkelingen kunnen niet worden meegenomen in beheersverordeningen.
Bestemmingsplannen die ten behoeve van de actualisering worden opgesteld bevatten in principe alleen
ontwikkelingen die al volledig uitgekristalliseerd zijn. Waar mogelijk zullen deze bestemmingsplannen, bijvoorbeeld
door een creatieve toepassing van flexibiliteitsbepalingen, ruimte bieden aan ontwikkelingen die qua uitstraling bij de
bestaande functies of bebouwing aansluiten. Zonder onvoorziene vertragingen is de planning krap maar haalbaar.
Mocht zich toch vertraging voordoen, dan zal prioriteit gegeven worden aan de plannen met het hoogste risico op
derving van leges.
Bestemmingsplannen ten behoeve van inpassing van ruimtelijke plannen en projecten
De stad is voortdurend in ontwikkeling. Deze ontwikkelingen worden geïnitieerd door de gemeente zelf, maar ook
door ontwikkelaars, woningbouwcorporaties en particulieren. Als ontwikkelingen niet in eerder vastgestelde
planologische kaders passen, kunnen de ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden via een aanpassing van het
bestemmingsplan. De kosten voor de bestemmingsplannen worden betaald door de initiatiefnemers. Gezocht wordt
42
naar meer creativiteit en flexibiliteit in de bestemmingsplannen. De laatste jaren werden per jaar circa 50 op
ontwikkeling gerichte bestemmingsplannen opgesteld. Hoewel in 2012 het aantal vrijwel op peil blijft, zal dat aantal
naar verwachting in 2013 teruglopen. Op initiatief van de gemeente worden plannen voor Leidsche Rijn (woningbouw
Haarrijn, Haarzicht, Leidsche Rijn Centrum Kern en Zuid en Stadsstrand Oog in Al) en voor Stationsgebied het gemaakt.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Positie op de
woonaantrekkelijkheidsinde
x
Atlas Neder-
landse
gemeenten 2 (2008) 2 2 2 2
Prestatie-indicatoren:
P1.1.3
Aandeel bestemmings-
plannen jonger dan tien jaar
gemeente
Utrecht - - 75%- 100% 100%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Verkennen en organiseren van
het ruimtelijk programma 1.728 -14.629 -15.238 -15.238 -15.238
P1.1.2 Stedelijke kaders 515 241 241 2.441 2.441
P1.1.3 Bestemmingsplannen 1.542 2.064 2.064 2.064 2.064
Totaal lasten 3.785 -12.323 -12.932 -10.732 -10.732
Baten
P1.1.1. Verkennen en organiseren van
het ruimtelijk programma 407 0 0 0 0
P1.1.2 Stedelijke kaders 0 0 0 0 0
P1.1.3 Bestemmingsplannen 250 981 981 981 981
Totaal baten 657 981 981 981 981
Saldo lasten en baten 3.128 -13.305 -13.914 -11.714 -11.714
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 3.128 -13.305 -13.914 -11.714 -11.714
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe.
Prestatiedoelstelling 1.1.1 Ruimtelijk programma
De la
• De lasten dalen met 15,094 miljoen euro als gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst
ndersteuning. Het budget is nu in het geheel zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning.
sten dalen in 2013 met 16,357 miljoen euro:
O
• Door marktomstandigheden (teruglopende omzet en andere verdeling van taken) is er een reductie op de formatie
doorgevoerd. Hierdoor dalen de lasten structureel met 0,090 miljoen euro.
43
• Door overheveling van het budget voor Vastgoedinformatie naar Dienst Ondersteuning dalen de lasten structureel
et 0,783 miljoen euro en dalen de baten structureel met 0,407 miljoen euro. m
• Binnen het ruimtelijk programma dalen de lasten enerzijds met 0,036 miljoen euro als gevolg van
efficiencymaatregelen en anderzijds door reductie met 0,087 miljoen euro van het budget voor het opstellen van
integrale beleidsprogramma's doordat er door de marktomstandigheden minder plannen zullen worden gemaakt
n er minder onderzoek nodig is. e
• Tenslotte dalen de lasten met 0,267 miljoen euro door overige budget uitnamen, welke bij de eerstvolgende
technische wijziging naar de relevante programma's zullen worden overgeheveld.
Vanaf 2014 dalen de lasten structureel verder met 0,752 miljoen euro door een verdere toename van de
efficiëncyvoordelen in de ruimtelijke keten en stijgen de lasten structureel vanaf 2014 met 0,143 miljoen euro door
een bijdrage aan de algemene dienst ten behoeve van software licenties.
Prestatiedoelstelling 1.1.2: Stedelijk kader
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,274 miljoen euro door de budgettaire verschuiving van planologie naar
stedenbouw in subdoelstelling 2.1 (0,173 miljoen euro) en de realisatie van de efficiencymaatregelen (0,101 miljoen
euro). In 2012 is het budget van 2,200 miljoen euro voor intensivering groen (lasten) tot en met 2014 overgeheveld
van het programma Stedelijke Ontwikkeling (prestatie 1.1.2) naar het programma Openbare Ruimte en Groen
(wijkgroenplan en groenstructuurplan). De overheveling vanaf 2015 moet nog plaatsvinden. Bij de eerstvolgende
technische wijziging zal dit worden aangepast.
Prestatiedoelstelling 1.1.3: Bestemmingsplannen
De lasten stijgen in 2013 structureel met 0,731 miljoen euro omdat wij het ontwikkeling van bestemmingsplannen
waar legesinkomsten tegenover staan voortaan bruto verantwoorden op deze prestatie. Derhalve stijgen de baten in
2013 eveneens structureel met 0,731 miljoen euro. De lasten dalen structureel met 0,209 miljoen euro als gevolg van
de realisatie van de efficiencymaatregelen en het besparen van formatie als gevolg van marktomstandigheden en de
bezuinigingsopgave.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Is niet van toepassing.
44
Subdoelstelling 1.2: Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken met behoud van de lange termijn zeggenschap over de grond
Subdoelstelling 1.2.
Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk
maken met behoud van de lange
termijn zeggenschap van de grond.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Economische meerwaarde die ontstaat door bestemmingswijziging of verruiming inzetten voor gemeentelijke
investeringen.
De gemeente geeft in principe haar gronden uit in erfpacht, dat wil zeggen dat het volledig gebruik van het onroerend
goed, tegen een vergoeding, aan de erfpachter ten goede komt. Door een wijziging van het gebruik of de bestemming
van de grond (bijvoorbeeld door sloop, uitbreiding of nieuwbouw), kan een waardestijging van de grond ontstaan.
Deze zogenaamde meerwaarde dient op basis van de erfpachtovereenkomst aan de erfverpachter (= gemeente)
afgedragen te worden. Door deze benadering is het erfpacht (het in rekening brengen van meerwaarde) onderdeel van
het gemeentelijke grondbeleid.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Op verzoek en indien passend in ruimtelijke doelstellingen toepassen van conversies en bestemmingswijzigingen.
Steeds meer jaarlijks te betalen vergoedingen (canon) zijn al omgezet in eeuwigdurende afkoop, waardoor de
conversie-opbrengsten zich in de toekomst zullen beperken tot de afdracht van de waardestijging bij
bestemmingswijziging of herontwikkeling van de grond. Afgelopen jaren zijn door corporaties (Mitros in 2011 en
Portaal in 2012) woningen geconverteerd (eeuwig durend afgekocht) waardoor de geraamde opbrengst uit
erfpachtconversies met 1 miljoen euro vermindert.
Prestatiedoelstelling 1.2.2
Uitgeven van gemeentelijk bezit.
Wij hebben als doelstelling om in de jaren 2011 tot en met 2015 vastgoed te verkopen met een netto resultaat van
totaal 20 miljoen euro. Dit betekent voor 2013 een resultaat van minimaal 4 miljoen euro. Het gaat hierbij vooral om
de verkoop van panden. Strategisch vastgoed wordt pas na scherpe afweging verkocht. Dit past binnen het beleid van
een slankere en meer faciliterende overheid. Dit onderdeel wordt verder uitgewerkt in het hoofdstuk Vastgoed.
E1.2.1 Economische meerwaarde die ontstaat
door bestemmingswijziging of verruiming
inzetten voor gemeentelijke investeringen.
P1.2.1 Op verzoek en indien passend in
ruimtelijke doelstellingen toepassen van
conversies en bestemmingswijzigingen.
P1.2.2 Uitgeven van gemeentelijk bezit.
P1.2.3 Ontvangen van de
erfpachtscanons, administratieve
behandelingen en handhaven van
bepalingen van de erfpachtscontracten.
45
Prestatiedoelstelling 1.2.3
Ontvangen van de erfpachtcanons, administratieve behandelingen en handhaven van bepalingen van de
erfpachtcontracten.
Percelen worden in Utrecht in erfpacht, met een erfpachtcontract, uitgegeven. Het beheer en uitvoeren van deze
contracten is onderdeel van deze prestatiedoelstelling. Het uitvoeren wil zeggen het administratief verwerken van de
erfpachtvoorwaarden, het innen van de erfpachtcanons en het handhaven van de erfpachtvoorwaarden. De
erfpachtcontracten worden in SAP Real Estate vastgelegd en van daaruit wordt ook gefactureerd. Het handhaven is
noodzakelijk om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Een voorbeeld hiervan is het verwijderen van hagen of
parkeerplaatsen op eigen terrein waar voor een deel van de bewoners in Leidsche Rijn een handhavingsplicht is
vastgelegd in de erfpachtsvoorwaarden.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Ontvangen
meerwaardeafdracht (uit
erfpachtconversie en
bestemmingswijziging)
gemeente
Utrecht n.v.t. - -
1,4 miljoen
euro n.t.b.
Prestatie-indicatoren:
P1.2.2
Netto jaarlijkse
opbrengst uitgifte
gemeentelijk bezit (in
periode 2011-2015)
gemeente
Utrecht n.v.t. - -
4 miljoen
euro n.v.t.
Bedragen zijn in duizenden euro's.
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Conversies en
bestemmingswijzigingen erfpacht 6.906 6.896 6.896 6.896 6.896
P1.2.2 Uitgeven van gem. bezit 620 620 620 620 620
P1.2.3 Erfpachtcontracten en -beheer 6.239 6.586 6.586 6.586 6.586
Totaal lasten 13.765 14.102 14.102 14.102 14.102
Baten
P1.2.1 Conversies en
bestemmingswijzigingen erfpacht 9.376 8.376 8.376 8.376 8.376
P1.2.2 Uitgeven van gem. bezit 620 620 620 620 620
P1.2.3 Erfpachtcontracten en -beheer 10.525 10.891 10.891 10.891 10.891
Totaal baten 20.521 19.887 19.887 19.887 19.887
Saldo lasten en baten -6.756 -5.785 -5.785 -5.785 -5.785
46
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves -6.756 -5.785 -5.785 -5.785 -5.785
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Conversies en erfpacht
Bij de Voorjaarsnota 2012 hebben we besloten om de begrote opbrengst op erfpachtconversies structureel te verlagen
met 1 miljoen euro, als gevolg van de verwachte terugloop van het aantal omzettingen in eeuwigdurende afkoop van
erfpachtcontracten.
Prestatiedoelstelling 1.2.2: Uitgeven gemeentelijk bezit
Is niet van toepassing.
Prestatiedoelstelling 1.2.3: Erfpachtcontracten en -beheer
De lasten stijgen in 2013 structureel met 0,371 miljoen euro vanwege de toenemende kosten van nieuwe
erfpachtcontracten. De lasten dalen in 2013 structureel met 0,024 miljoen euro als gevolg van de overheveling van het
ICT-budget Real Estate naar de Dienst Ondersteuning en mutatie van materiële kosten en door de technische
verwerking van de taakstelling inkoop (0,064 miljoen euro) op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk 4 Financieel beeld.
De baten stijgen in 2013 structureel met 0,366 miljoen euro, voornamelijk als gevolg van de opbrengsten van nieuwe
erfpachtcontracten.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Is niet van toepassing.
47
Subdoelstelling 2.1: Ruimtelijke kwaliteit van de stad behouden en waar mogelijk versterken
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
Vergroten van het aanbod en kwaliteit van woningen en het toevoegen van passende bedrijvigheid en voorzieningen.
De stad Utrecht is voortdurend in ontwikkeling. De opgave in de stad is complex. Gebouwen en gebieden verouderen.
Wensen ten aanzien van de gebouwde omgeving veranderen. Diverse partijen investeren in de stad. Zo worden
bijvoorbeeld door een particuliere eigenaar plannen gemaakt om het leegstaande kantoorpand van de provincie in
Rijnsweerd te transformeren naar studentenhuisvesting en hotel en is woningbouwcorporatie Mitros aan het bouwen in
de Spoorzone Overvecht (Maria van Hongarijedreef en Bruisdreef). Waar mogelijk zullen experimenten meer worden
gefaciliteerd.
Doo
• ordt in de ruimtebehoefte voorzien van woningzoekenden, instellingen en bedrijven; r intensief in en om de stad te bouwen:
w• lijft de stad vitaal, gedifferentieerd en bij de tijd (verpaupering voorkomen); b• ordt het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer vergroot; w• wordt het landschap ontzien.
In het collegeprogramma is als doelstelling opgenomen dat er 11.000 woningen gebouwd worden in de periode 2010 –
2014. De invloed van de crisis doet zich voor wat betreft de cijfers zeker gelden. Van het totale aantal
nieuwbouwwoningen staan 4.400 woningen binnenstedelijk gepland in het Programma Stedelijke Ontwikkeling en
Bouwen aan de Stad (voorheen Utrecht Vernieuwt). Om dit aantal te halen dienen alle zeilen worden bijgezet.
Wat willen we bereiken?
E2.1.1. Vergroten van het aanbod en
kwaliteit van woningen en het toevoegen
van passende bedrijvigheid en
voorzieningen.
E2.1.2 Kwalitatief goede openbare ruimte
(vooral bij herontwikkelingslocaties).
Wat gaan we daarvoor doen?
P2.1.1 Begeleiden, initiëren en stimuleren van de
uitvoering van ruimtelijke plannen met
betrekking tot wonen, werken en stedelijke
functies.
P2.1.2 Opstellen en uitvoeren van visies en
formuleren van gemeentelijke randvoorwaarden
voor bouwplannen en inrichting openbare ruimte
in het verlengde van de wens van de
eindgebruiker.
Subdoelstelling 2.1
Ruimtelijke kwaliteit van de stad
behouden en waar mogelijk
versterken.
P2.1.3 Verkopen of in erfpacht uitgeven van
(bouwrijpe) gronden ten behoeve van wonen en
werken in de bestaande stad.
P2.1.4 Herinrichting openbare ruimte en aanleg
van hoofdinfrastructuur bij
herstructureringslocaties.
48
Effectdoelstelling 2.1.2
Kwalitatief goede openbare ruimte (vooral bij herontwikkelingslocaties).
In 'Bouwen aan de Stad' (Utrechtse Samenwerkingsafspraken met woningcorporaties, 2011-2015) zijn afspraken
gemaakt over verantwoordelijkheid van de gemeente bij de aanleg van de hoofdinfrastructuur bij integrale
herontwikkelingslocaties (sloop-nieuwbouw). Met de afspraken uit Bouwen aan de Stad is Utrecht Vernieuwt komen te
vervallen. Afgesproken is dat de gemeente voorzieningen aanlegt die qua belang de woonstraat ver te boven gaan en
die in combinatie met sloop en nieuwbouw van woningen worden aangelegd. Het kan hier gaan om ondergrondse
infrastructuur in de vorm van kabels en leidingen, maar het gaat zeker ook om aanleg van groen, water en wegen.
Daarnaast investeren we in een deel van de locaties die deel uit maken van het Dynamische Stedelijk Masterplan.
Hierbij worden scherpe keuzes gemaakt. In eerste instantie wordt gedacht aan de Merwedekanaalzone en worden
initiatieven ondersteund voor de ontwikkeling van tijdelijke functies in de Cartesiusdriehoek en op bedrijventerrein
Tweede Daalsedijk.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Begeleiden, initiëren en stimuleren van de uitvoering van ruimtelijke plannen met betrekking tot wonen, werken en
stedelijke functies.
Bij het realiseren van complexe bouwplannen en gebiedsontwikkelingen is de gemeente (meestal) niet zelf de
investeerder. Wij geven richting aan particuliere investeringen met ons ruimtelijk beleid en de bijbehorende wettelijke
instrumenten (zoals het bestemmingsplan). Binnenstedelijk ontwikkelen is inhoudelijk complex.
Milieurandvoorwaarden (lucht, geluid en bodem), de noodzaak tot extra investeren in kwaliteit (zoals in openbare
ruimte, groen, duurzaamheid en gebouwd parkeren) en het belang van een intensief participatietraject zijn bepalende
variabelen voor de haalbaarheid en de voortgang van de projecten. De laatste jaren is vanwege de veranderde
economische omstandigheden de financiële haalbaarheid een steeds grotere rol gaan spelen in de projecten. Dit
betekent een intensivering van het werk aan de afzonderlijke projecten voor zowel de initiatiefnemer als de gemeente.
De gemeente is zelf initiatiefnemer bij de gemeentelijke grondexploitaties en begeleidt en stimuleert de plannen van
woningcorporaties en particuliere grondeigenaren.
Uitvoeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling en Bouwen aan de Stad (BAS)
In het uitvoeringsprogramma StadsOntwikkeling zijn in 2012 circa 100 complexe bouwprojecten en
gebiedsontwikkelingen opgenomen die onderdeel uitmaken van de programma's Stedelijke Ontwikkeling en Bouwen
aan de Stad. Dit betreft de particuliere bouwinitiatieven, de binnenstedelijke grondexploitaties en de projecten van de
corporaties uit het programma Bouwen aan de Stad.
In elke wijk is een gebiedsmanager actief. Zij begeleiden de initiatiefnemers naar uitvoering. Met gebiedsmanagement
organiseren wij korte communicatielijnen tussen de initiatiefnemers, de bewoners en belanghebbenden en het
gemeentelijk bestuur. Voorbeelden van particuliere projecten, die in 2013 gebouwd of opgeleverd gaan worden zijn
het Prozee-terrein (Neerlandia) in Hoograven, de bouw van starterswoningen op locatie De Boo in Rotsoord, de bouw
van de appartementen aan de Oudenoord 275 (Noorderlicht) in Pijlsweerd, de uitbreiding van De Bijenkorf in
Binnenstad en de ontwikkeling van het Groeneweg terrein Midden in Lombok. Met de bouw van Oudenoord 275 wordt
de diversiteit van de woonmilieus in Noordwest uitgebouwd conform de wijkambitie van deze wijk. Met de realisatie op
het Prozee terrein wordt onder meer aangesloten bij de wens uit Oud Hoograven om meer dwarsverbindingen en
verblijfsgebieden te creëren langs de Vaartsche Rijn.
Grondexploitaties zijn bijvoorbeeld de verdere herontwikkeling van het Veemarktterrein in Voordorp, de afronding van
Dichterswijk-West en de bouw van Springerpark in Zuilen.
Voorbeelden van projecten uit het Programma Bouwen aan de Stad, waaraan in 2013 wordt gewerkt zijn de
herstructurering van Ondiep, de gebiedsplannen Spoorzone Overvecht en De Gagel Overvecht, Kanaleneiland Centrum
en Kanaleneiland-Noord en Zuid. Met de uitvoering van de gebiedsplannen wordt een bijdrage geleverd aan de
wijkambitie van Overvecht voor meer woningdifferentiatie in de wijk. De investeringen van de corporaties zoals
49
vastgelegd in de gebiedsplannen staan onder druk zoals beschreven is onder de kop 'relevante omgevingsfactoren' aan
het begin van dit programma. In 2013 zal duidelijk worden in welke mate de corporaties kunnen blijven investeren in
de herstructurering. Monitoren, bijstellen en het aanbrengen van focus zal het devies zijn voor 2013. Het grootste deel
van de projecten die gepland waren voor oplevering of start bouw in 2013 zullen doorgang vinden.
Ook de transformatieprojecten uit het Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM) maken deel uit van het
uitvoeringsprogramma. Op basis van de Nieuwe Ruimtelijke Strategie Utrecht wordt het DSM aangescherpt. Met de
aanscherping van het DSM wordt een ontwikkelingsstrategie vormgegeven voor de ontwikkeling van een beperkt aantal
binnenstedelijke locaties. Thema's daarbij zijn onder andere studentenhuisvesting, hergebruik van panden, tijdelijke
invullingen van locaties en (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO). De centrale vraag is: hoe krijgen we de
gebieden in ontwikkeling op een kwalitatief goede wijze en wat is onze rol daarbij. Een nadere programmering van de
DSM-middelen wordt voorjaar 2013 aangeboden aan de gemeenteraad.
Naast de realisatie van woningbouw wordt gewerkt aan de bouw van maatschappelijke voorzieningen (zoals het
Rietveldcollege, Moskee Kop van Lombok en de scholen aan het Marco Poloplantsoen), het ontwikkelen van
commerciële voorzieningen (IKEA, Winkelcentrum De Gaard, hotelontwikkeling Ubica Panden) en zal er ook binnen dit
programma worden gewerkt aan de openbare ruimte (zoals het aanleggen van steigers aan de Oosterkade en
dergelijke).
In 2013 zal het programma worden geactualiseerd en – zo nodig – zal er verder geprioriteerd gaan worden aan de
hand van de Nieuwe Ruimtelijke Strategie Utrecht. Het Programma Stedelijke Ontwikkeling en Bouwen aan de Stad
2012 – 2016 met een volledig overzicht van projecten en initiatieven zal in het najaar separaat aan de gemeenteraad
worden aangeboden.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
Opstellen van visies en gemeentelijke randvoorwaarden voor bouwplannen en inrichting openbare ruimte op basis van
een voor de locatie passende ambitie en in het verlengde van de wens van de eindgebruiker.
Voor iedere bouwplanontwikkeling die niet past in het bestemmingsplan, stelt de gemeente volgens het Utrechts Plan
Proces (UPP) integrale randvoorwaarden op die toegespitst zijn op de specifieke locatie en de doelgroep. Deze
randvoorwaarden worden bij uitgebreide projecten opgenomen in een Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE).
Bij kleinere ontwikkelingen van particuliere initiatiefnemers wordt doorgaans een Bouwenveloppe opgesteld. Het gaat
dan meestal om één complex dat (her)ontwikkeld wordt, waarbij de belangrijkste randvoorwaarden aan de
initiatiefnemer worden meegegeven. Een SPvE wordt vastgesteld door de gemeenteraad, een bouwenveloppe wordt
vastgesteld door het college van B en W. Om de toenemende kosten (inhoudelijke complexiteit neemt toe, participatie
neemt toe) en bezuinigingen op te vangen, maken wij sinds 2012 gebruik van de mogelijkheid uit de Wet Ruimtelijke
Ordening om de plankosten bij de particuliere investeerders te verhalen. Hierdoor kan het niveau van onze
dienstverlening op peil blijven, de investeringsbereidheid kan (bij kleinere initiatiefnemers) afnemen.
Prestatiedoelstelling 2.1.3
Verkopen of in erfpacht uitgeven van (bouwrijpe) gronden ten behoeve van wonen en werken in de bestaande stad.
Om gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in gang te zetten verwerven we terreinen, plaatsen we bedrijven uit, wordt
voor vrijkomende gemeentelijke panden een andere bestemming gezocht en geven we opdracht tot het bouwrijp
maken van grond. Ook in 2013 wordt bouwrijpe grond voor woningen opgeleverd ten behoeve van de projecten die
onderdeel vormen van het programma Stedelijke Ontwikkeling. Door het economisch tij is sprake van een
vermindering van het aantal projecten ten opzichte van voorgaande jaren. Over het financiële verloop van de
grondexploitaties wordt de gemeenteraad geïnformeerd in het jaarlijks Meerjarenperspectief Grondexploitaties. In
2013 zal worden bezien hoe verder invulling wordt gegeven aan de meer regisserende en faciliterende rol zoals in de
nota Grondbeleid verwoord en wat dat betekent voor deze prestatiedoelstelling.
Prestatiedoelstelling 2.1.4
Herinrichting openbare ruimte en aanleg van hoofdinfrastructuur bij herstructureringslocaties.
In 2013 zal onder andere in de omgeving van de Maria van Hongarijedreef en Kanaleneiland Centrum
hoofdinfrastructuur (openbare ruimte) worden gerealiseerd in het kader van de afspraken met de woningcorporaties.
Dit wordt vooral gefinancierd uit ISV-middelen.
50
Op basis van de actuele ontwikkelingen bij woningcorporaties en de bezuinigingen zoals vastgesteld in de
voorjaarsnota, wordt een nadere programmering van de ISV 3- middelen opgesteld. Deze zal in het najaar van 2012
separaat aangeboden worden aan de gemeenteraad. Hierbij zal een directe koppeling worden gezocht met initiatieven
van particulieren en woningbouwcorporaties.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
Bruto toegevoegde woningen
(excl. Leidsche Rijn) CBS n.v.t. 700 n.v.t.
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Gebiedsmanagement 4.067 3.786 3.786 3.786 3.786
P2.1.2 Visies en randvoorwaarden
ruimtelijke bouwplannen 3.812 3.601 3.391 3.391 3.391
P2.1.3 Grondexploitaties 45.056 27.460 19.167 18.993 6.907
P2.1.4 Herinrichting ruimte;
infrastructuur 18.060 14.801 14.801 12.801 12.801
Totaal lasten 70.995 49.647 41.144 38.971 26.885
Baten
P2.1.1 Gebiedsmanagement 95 95 95 95 95
P2.1.2 Visies en randvoorwaarden
ruimtelijke bouwplannen 20 1 1 1 1
P2.1.3 Grondexploitaties 45.976 28.380 20.087 19.913 6.827
P2.1.4 Herinrichting ruimte;
infrastructuur 6.484 6.243 6.869 13.043 13.043
Totaal baten 52.575 34.718 27.051 33.052 19.966
Saldo lasten en baten 18.420 14.929 14.093 5.919 6.919
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 4.066 4.318 4.318 4.318 4.318
Saldo na mutaties reserves 14.354 10.611 9.775 1.601 2.601
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Gebiedsmanagement
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,281 miljoen euro als gevolg van de realisatie van de efficiencymaatregelen.
51
Prestatiedoelstelling 2.1.2: Visies en randvoorwaarden ruimtelijke bouwplannen
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,671 miljoen euro als gevolg van het realiseren van de efficiencymaatregelen
(0,356 miljoen euro), 0,058 miljoen euro hiervan betreft de technische verwerking van de taakstelling inkoop. Voor
meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. Verder dalen de lasten door de overheveling van het budget
leegstand Vastgoed naar het programma Werk en Inkomen (0,100 miljoen euro), de herverdeling van de regierol
Wonen en Monumenten, incidenteel 0,210 miljoen euro in 2013 en structureel 0,420 miljoen euro vanaf 2014 zoals wij
bij de Programmabegroting 2012 hebben aangekondigd, en enkele kleinere mutaties.
De lasten stijgen in 2013 structureel met 0,460 miljoen euro als gevolg van de budgettaire verschuiving van planologie
naar stedenbouw uit subdoelstelling 1.1 (0,173 miljoen euro), een verschuiving van activiteiten uit subdoelstelling 2.2
(0,252 miljoen euro) en de uitbreiding Leidsche Rijn (0,035 miljoen euro).
De lasten en baten dalen in 2013 structureel met 0,019 miljoen euro vanwege een technische correctie in de registratie
van kosten en opbrengsten.
Prestatiedoelstelling 2.1.3: Grondexploitaties
De lasten en baten dalen in 2013 met 17,596 miljoen euro omdat wij het kasritme van de kosten en opbrengsten
hebben aangepast aan het Meerjarenperspectief grondexploitaties. De mutatie van lasten en baten vanaf 2014 vindt
zijn grondslag in dezelfde aanpassing.
In de grondexploitatie Voordorp-Zuid is in de periode 2012 tot en met 2015 een jaarlijkse bijdrage van 1 miljoen euro
aan de algemene middelen opgenomen ter compensatie van de vervallen structurele opbrengsten uit de exploitatie van
de Veemarkt. Op aanwijzing van de accountant (accountantsrapport bij de Verantwoording 2011) zullen wij dit bij
derde technische wijziging 2012 en de eerste technische wijziging 2013 veranderen in een eenmalige bijdrage van
4 miljoen euro in 2019. Het faseringsverschil wat hierdoor in de meerjarenraming ontstaat wordt verrekend met de
algemene dekkingsreserve.
Prestatiedoelstelling 2.1.4: Herinrichting openbare ruimte
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,259 miljoen euro als gevolg van het realiseren van de efficiencymaatregelen,
0,18 miljoen euro hiervan betreft de technische verwerking van de taakstelling inkoop. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk 4 Financieel beeld. Daarnaast dalen de laten met 3 miljoen euro omdat het budget van het Dynamisch
Stedelijk Masterplan (DSM) daalt van 5 miljoen naar 2 miljoen euro. Vanaf 2015 vervalt het budget voor het DSM
volledig, waardoor de lasten verder dalen met 2 miljoen euro. De baten dalen in 2013 structureel met 0,241 miljoen
euro als gevolg van daling van de ISV bijdrage.
In 2015 loopt de ISV bijdrage af. Dit is nog niet verwerkt in de begroting. Bij de eerstvolgende technische
begrotingswijziging zullen wij de lasten en de baten met 13,043 miljoen euro verlagen.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Wij stellen voor om conform het meerjarenperspectief grondexploitaties (MPG) 4,318 miljoen euro te onttrekken aan
de programmareserve van Stedelijke ontwikkeling, onderdeel reserve grondexploitaties. Dit bedrag wordt ingezet voor
bestemmingsplannen (0,295 miljoen euro), gebiedsmanagement en plankosten (0,457 miljoen euro), investeringen in
mobiliteit (1,361 miljoen euro), promotie en acquisitie (0,080 miljoen euro) en als bijdrage in de algemene middelen
(1,873 miljoen euro). Daarnaast ontrekken wij vanaf 2013 structureel 0, 252 miljoen euro meer uit de
programmareserve als compensatie van de doorgevoerde taakstelling in de grondexploitatie.
52
Subdoelstelling 2.2: Verbeteren van huisvesting bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden
Subdoelstelling 2.2
Verbeteren van huisvesting bijzondere
doelgroepen en vergroten kansen op de
woningmarkt voor woningzoekenden.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.2.1
Verbeteren van huisvesting bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden.
Aan de hand van de Woonvisie 2009-2019 zetten wij ons in voor een voldoende productie en voor een betere verdeling
van de vrijkomende woningen over de verschillende doelgroepen. Waarbij ook belangrijke aandacht uitgaat naar de
groep middeninkomens die dor recente regelgeving hun woningmarktpositie heeft zien verslechteren. Met
doorstroming zorgen wij voor verbeterde toegankelijkheid van vooral de sociale huurwoningmarkt. Het
uitvoeringsprogramma van de Woonvisie geeft ons instrumenten om de ontwikkeling van de huur- en
woningmarkt te stimuleren. De onderstaande werkvelden worden daarbij prioriteit gegeven: koop
• e woningmarkt. D• e kwaliteit van het wonen. D• e prijs van het wonen. D• e woonruimteverdeling. D• e huisvesting van niet-zelfredzame groepen. D• Netwerken en samenwerking.
Volume en tempo van de woningproductie blijven van groot belang, terwijl als gevolg van de kredietcrisis in 2013
waarschijnlijk maximaal 1.500 woningen kunnen worden opgeleverd (Leidsche Rijn 800 en binnenstedelijk
gebied 700).
Om ondanks de afnemende investeringen in woningbouw toch een zo groot mogelijk woningaanbod te creëren wordt
zet op: inge
• et realiseren van meer kleinere eenheden voor studenten en starters, zowel tijdelijk als permanent. H• oalitievorming met meerdere partners (naast corporaties) op de woningmarkt, vooral met beleggers. C• eer ruimte voor particulier initiatief op de woningmarkt door het stimuleren van particulier opdrachtgeverschap M• Aanpassen van de woonruimteverdelingsregels en het huurbeleid (inkomensafhankelijke huren)
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
E2.2.1. Verbeteren van huisvesting
bijzondere doelgroepen en vergroten
kansen op de woningmarkt voor
woningzoekenden.
P2.2.1 Stimuleren van huisvesting voor
bijzondere doelgroepen en uitvoering van
regionale en lokale afspraken voor onder
andere woonruimteverdeling.
53
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.2.1
Stimuleren van huisvesting voor bijzondere doelgroepen en uitvoering van regionale en lokale afspraken voor onder
andere woonruimteverdeling.
• Bijzondere doelgroepen zijn ouderen, gehandicapten, starters, studenten en mensen in maatschappelijke opvang,
aak in combinatie met zorg en welzijn. v
• roter aanbod van woningen voor studenten en starters. G• ergroten van het woningaanbod voor middeninkomens. V• etere doorstroming van ouderen en afgestudeerden. B• et voortzetten van de gemeentelijke starterslening. H• org dragen voor huisvesting van de statushouders. Z• org dragen voor de afspraken rond woonruimteverdeling en voor de contracten rond woningtoewijzing. Z• n regionaal verband toezien op de afspraken rond de sociale woningbouw en doelgroepen. I• et maken van afspraken over de (nieuw)bouwopgave levensloopbestendige- en rolstoelwoningen. H• Het begeleiden van het Huurteam Utrecht en het jaarlijks presenteren van de resultaten.
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.2.1
Nieuwbouwwoningen
binnenstedelijk
Afdeling Wonen,
gemeente Utrecht 1.600 700 1.250
E2.2.1
Nieuwbouwwoningen
Leidsche Rijn
Afdeling Wonen,
gemeente Utrecht 1.600 800 1.250
E2.2.2
Zoektijd huurwoning
aanbodsysteem (in
jaren) Woningnet 3,7 5,0 4,0
Prestatie-indicatoren:
P2.2.1.1
Aantal certificaten
Politie Keurmerk
Veilig Wonen
Afdeling Wonen
gemeente Utrecht 270 1250 1750
Aantal verstrekte
starterleningen
Afdeling Wonen
gemeente Utrecht 165 250 n.v.t.
P2.2.1.2
Aantal woningen
gerealiseerd in
particulier
opdrachtgeverschap
Afdeling Wonen
gemeente Utrecht
en VWS 61 16 20 100
P2.2.1.3
Aantal verstrekte
duurzaamheids-
leningen
Afdeling Wonen
gemeente Utrecht 0 0 100 onbekend
Toelichting Effectdoelstelling 2.2.1
1.a/b De indicator voor gerealiseerde nieuwbouwwoningen is dit jaar met het oog op leesbaarheid gesplitst in de twee
indicatoren: binnenstedelijk en Leidsche Rijn.
Toelichting Prestatiedoelstelling 2.2.1.1
1.1.b Met het huidig beschikbare budget kunnen in 2013 maximaal 1.250 certificaten worden gerealiseerd. Er zullen
aanvullende voorstellen worden gedaan om ervoor te zorgen dat het project niet stilvalt. De ambitie daarbij is om het
jaarlijks aantal certificaten op het huidige niveau te houden (1.000 - 2.000 per jaar).
54
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Huisvesting bijzondere
doelgroepen 807 779 779 779 779
Totaal lasten 807 779 779 779 779
Baten
P2.2.1 Huisvesting bijzondere
doelgroepen 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 807 779 779 779 779
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 807 779 779 779 779
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Huisvesting bijzondere doelgroepen
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,278 miljoen euro als gevolg van een verschuiving van activiteiten naar
subdoelstelling 2.1 (0,252 miljoen euro), de realisatie van de efficiencymaatregelen (0,030 miljoen euro) en de
uitbreiding Leidsche Rijn. De lasten stijgen in 2013 structureel met 0,250 miljoen euro als gevolg van de uitvoering
van amendement 2011/A32 (Huisjesmelkers blijven aanpakken).
55
Subdoelstelling 3.1: Wijkaanpak: verbetering van de situatie van en het perspectief voor bewoners op het gebied van wonen, werken (wijkeconomie), leren, integreren, veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost.
Subdoelstelling 3.1
Wijkaanpak: verbetering van de situatie van en
het perspectief voor bewoners op het gebied van
wonen, werken (wijkeconomie), leren, integreren,
veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken
Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-
Oost.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.1.1
Wijkaanpak: verbetering van de situatie van en het perspectief voor bewoners op het gebied van wonen, werken
(wijkeconomie), leren, integreren, veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en
Zuilen-Oost.
Met het programma Krachtwijken (2008-2017) willen we duurzame verbeteringen in de wijken en meer mogelijkheden
voor mensen om hun situatie te verbeteren realiseren. Het programma richt zich op de wijken en buurten met relatief
veel kwetsbare bewoners, Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep, Zuilen-Oost en Hoograven. De problemen in deze wijken
zijn vaak complex. Afgelopen jaren hebben we gemerkt dat de integrale aanpak, met een combinatie van sociale,
fysieke en economische maatregelen, met inzet op korte en lange termijn effecten, zijn vruchten begint af te werpen.
In alle wijken zijn er zichtbare verbeteringen in de woonomgeving en ook op sociaal terrein en op het terrein van werk
en wijkeconomie is er vooruitgang en zijn er succesvolle voorbeelden. Ondanks de positieve ontwikkelingen van
afgelopen jaren moet er ook komende jaren nog veel gebeuren in de Krachtwijken: de verschillen met andere delen van
de stad zijn nog steeds groot, de problematiek is complex en ook het vasthouden van de bereikte resultaten vraagt om
extra aandacht. Bij het opstellen van de wijkactieprogramma's 2012-2013 zijn de speerpunten aangescherpt en is meer
focus aangebracht. De wijkactieprogramma’s 2012-2013 bevatten maatregelen om bewoners te activeren en te
ondersteunen op het gebied van onderwijs en opvoeding, werkgelegenheid en wijkeconomie. Met het accent op de
thema's wijkeconomie en werken kan een bijdrage worden geleverd aan het realiseren van de wijkambitie van
Overvecht 'Meer kleinschalige kantoor- en werkruimten voor ondernemers. Stimuleren van de zakelijke markt. Daar
waar mogelijk de vestigingsmogelijkheden verruimen in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen.' Dit sluit
ook aan bij prestatiedoelstelling 1.1.1 uit het programma Werk en Inkomen: bevorderen van een gezonde economische
ontwikkeling in de (woon)wijken.
Speerpunten uit het wijkactieprogramma van Overvecht zijn het vergroten van kansen voor kinderen tot 12 jaar en hun
ouders, verbeteren van leefbaarheid en veiligheid en activering naar participatie, werk en gezondheidsbevordering.
Kanaleneiland focust op jeugd in kansarme gezinnen en sociale samenhang en op integrale gebiedsontwikkeling.
Zuilen-Oost en Ondiep richten zich vooral op de kracht van de burger, op het toe leiden naar werk en participatie, het
voorkomen en terugdringen van overlast en criminaliteit en het versterken van de leefbaarheid. De aanpak sluit aan bij
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E3.1.1 Wijkaanpak: verbetering van de situatie
van en het perspectief voor bewoners op het
gebied van wonen, werken (wijkeconomie),
leren, integreren, veiligheid en gezondheid in
de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland,
Ondiep en Zuilen-Oost.
P3.1.1 Uitvoeren van de wijkactieprogramma’s
in de vier Krachtwijken en borgen van de aanpak
in regulier beleid en reguliere financiering.
56
de wijkambitie van Noordwest 'De wijk wil meer sociale samenhang, onder meer door te sturen op de relatie tussen
'oude' en 'nieuwe' bewoners'.
Hoograven heeft niet meer het predicaat 'krachtwijk', maar zet – met minder extra geld - de aanpak voort. Kernpunten
zijn het versterken van de sociaaleconomische positie van bewoners, participatie, wonen en het opwaarderen van de
openbare ruimte.
Prestatiedoelstelling 3.1.1
Uitvoeren van de wijkactieprogramma’s in de vier Krachtwijken en borgen van de aanpak in regulier beleid en reguliere
financiering.
In april 2012 werden de wijkactieprogramma‘s 2012-2013 voor Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep, Zuilen-Oost en
Hoograven vastgesteld door de gemeenteraad. De wijkactieprogramma's bevatten weer voor twee jaar de concrete
invulling per wijk van het programma Krachtwijken.
Pres
• uitvoeren van de projecten en realiseren van de doelstellingen, zoals opgenomen in de wijkactieprogramma’s
012-2013;
taties die we in 2013 willen realiseren zijn:
2
• orgen van succesvolle projecten uit de wijkactieprogramma's in regulier beleid en in reguliere financiering; b• verder verbeteren en versterken van de samenhang met de reguliere activiteiten van gemeente, corporaties en
ndere partijen in de wijken en daarmee aansluiten bij het versterken van het wijkgericht werken minder projecten); a
• aarmee bijdragen aan het realiseren van hierboven genoemde wijkambities; d• amen met bewoners en andere betrokkenen uit de wijken voorbereiden en vormgeven van de aanpak 2014-2015; s• erder versterken van de betrokkenheid van bewoners bij de aanpak in de wijken; v• oeren van stedelijke regie en voortgangsbewaking op de wijkactieprogramma’s per wijk; v• oortzetten en verder verbeteren van monitoring van het programma Krachtwijken; v• afspraken maken met stedelijke en landelijke instellingen over hun inzet in de Krachtwijken.
Voor een overzicht van alle projecten in Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep, Zuilen-Oost en Hoograven verwijzen we
naar de wijkactieprogramma’s 2012-2013. De voortgang van het programma en de bereikte resultaten zijn beschreven
in de zesde voortgangsrapportage Krachtwijken (juni 2012). De ontwikkelingen van de doelstellingen uit de
wijkactieprogramma’s vindt u in de 4-meting van de Monitor Krachtwijken (juni 2012).
Het programma Krachtwijken wordt behalve door de gemeente, ook gefinancierd door de corporaties Mitros, Portaal en
Bo-Ex: 15 miljoen euro in 2013. Van dat bedrag wordt 6 miljoen euro besteed aan sociale maatregelen, 9 miljoen euro
is bestemd voor extra fysieke investeringen in de Krachtwijken. De afspraken tussen gemeente en corporaties over de
gezamenlijke aanpak in de Krachtwijken en de financiering daarvan, zijn vastgelegd in Bouwen aan de Stad (november
2011).
De fysieke investeringen van de corporaties staan onder druk. Naar verwachting zal de afspraak om 9 miljoen euro per
jaar te investeren in extra fysieke maatregelen in de Krachtwijken wel gehaald worden.
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1
Het buurtoordeel
Krachtwijken benadert
het gemiddelde
buurtoordeelcijfer
Inwoners-
enquête BI 2007 6,1 6,0 6,1 6,2
57
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Krachtwijken 4.069 13.059 6.731 4.282 963
Totaal lasten 4.069 13.059 6.731 4.282 963
Baten
P3.1.1 Krachtwijken 0 4.126 542 52 188
Totaal baten 0 4.126 542 52 188
Saldo lasten en baten 4.069 8.933 6.189 4.230 775
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 4.910 2.166 207 752
Saldo na mutaties reserves 4.069 4.023 4.023 4.023 23
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Krachtwijken
De lasten stijgen in 2013 met 9,036 miljoen euro en de baten stijgen in 2013 met 4,126 miljoen euro omdat wij deze
hebben afgestemd op de programmering van de projecten. Dit verklaart tevens de mutaties van lasten en baten vanaf
2014.
De baten in 2013 omvatten onder andere provinciale subsidie van 1,018 miljoen euro. Daarnaast ontvangen wij
bijdragen van woningcorporaties.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Omdat wij de begroting van lasten en baten hebben aangepast aan de programmering onttrekken wij in 2013 voor
4,910 miljoen euro meer uit de programmareserve.
58
Subdoelstelling 4.1: Zorgdragen voor de instandhouding van monumentale en cultuurhistorische waarden als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad
Subdoelstelling 4.1
Zorgdragen voor de instandhouding
van monumentale en cultuurhistorische
waarden als integraal onderdeel van de
aantrekkelijke stad.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 4.1.1
Monumenten en cultuurhistorische waarden zijn geborgd als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad.
Behoud van gebouwd en archeologisch erfgoed is een belangrijke factor voor de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van
de stad. Wij ondersteunen behoud gericht op duurzaam gebruik van cultuurhistorisch waardevolle objecten, waaronder
3.000 beschermde monumenten en stedenbouwkundig-historische structuren bij stadsontwikkeling. Met behoud van
monumentale objecten bij stadsvernieuwing en gebiedsontwikkeling willen wij de identiteit van wijken en buurten
versterken dan wel behouden, zowel in Leidsche Rijn als de oudere stadswijken. Wij zetten daarbij erfgoed bij
ruimtelijke ontwikkelingen in als bijdrage aan een kwalitatief hoogwaardige omgeving en openbare ruimte. In het
kader van beleving van ons - archeologisch - erfgoed zetten wij de ontwikkeling van De Hoge Woerd in Leidsche Rijn
door. Daarnaast blijven wij behoud van Romeinse- en overige archeologische waarden in andere wijken ondersteunen.
Met actief publieksbereik over resultaten van onderzoeken en verspreiding van kennis werken wij, waar mogelijk in
samenwerking met maatschappelijke partners, aan draagvlak voor behoud en gebruik van erfgoed. Cultuurhistorische
waarden willen wij daarbij ook inzetten voor stadspromotie. Wij houden met deze doelstellingen een hoge ambitie bij
ons erfgoedbeleid, mede vanwege het belang van cultureel erfgoed als economische factor. De beperkte middelen voor
behoud en herstel van cultureel erfgoed dwingen ons echter wel steeds meer tot het maken van keuzes.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 4.1.1
Begeleiden, toetsen, subsidiëren, en financieren van monumenten, -renovaties en –onderhoud en het borgen van
cultuurhistorische waarden in de stad.
De Utrechtse Erfgoedagenda bevat voor het jaar 2013 diverse agendapunten, waarbij wij waarmogelijk aansluiten bij
de wijkambities. Wij adviseren eigenaren over instandhouding van (beschermde) monumenten en ondersteunen dan
wel adviseren deze bij de financiering. Het Utrechts Restauratiefonds zetten wij daar bij ook in voor ondersteuning van
een duurzame aanpak van gemeentelijke monumenten. Behoud door ontwikkeling geven wij vorm door naast
bescherming actief te streven naar passend hergebruik van vrijkomend monumentaal vastgoed. Daarbij blijven wij ook
de herontwikkeling van woningen boven winkels in het (kern)winkelgebied in de historische binnenstad stimuleren. Dit
sluit aan bij de wijkambitie van Binnenstad.
Wat willen we bereiken? P4.1.1 Begeleiden, toetsen, subsidiëren, en
financieren van monumenten-renovaties en
– onderhoud en het borgen van
cultuurhistorische waarden in de stad.
E4.1.1 Monumenten en cultuurhistorische
waarden zijn geborgd als integraal onderdeel
van de aantrekkelijke stad.
59
De Wijk-Oost heeft als wijkambitie geformuleerd dat ze onderzoek naar beschermde status van het Minstroomgebied
belangrijk vindt. In 2013 zullen wij de mogelijkheden van - planologische - bescherming van Minstroomgebied en waar
mogelijk ook andere waardevolle structuren onderzoeken. Binnen de kaders van de archeologiewetgeving, geven wij
met ons gemeentelijk archeologiebeleid sturing aan archeologisch onderzoek. Wij werken mee aan (inter)nationale
projecten als de Nieuwe Hollandse waterlinie (Kraag van Utrecht), en Portico (behoud Romeins erfgoed) en volgen
intensief plaatselijke initiatieven als Domplein 2013. Daarbij maken wij zorgvuldig onderscheid tussen bijdragen aan
ontwikkeling en onze publiekrechtelijke rol.
• Wij verstrekken financieringen voor een duurzame aanpak bij behoud van monumentale objecten en
ultuurhistorische waarden. c
• De instandhouding van 26 kerkgebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst ondersteunen wij met
nderhoudssubsidies. o
• Wij ondersteunen het streven van de NV Wonen boven winkels Utrecht door middel van revitalisering van
erdiepingen van winkelpanden 15 woningen te realiseren in het (kern)winkelgebied. v
• De kwaliteit en wijze van uitvoering, bij monumenten van groot belang, bewaken wij door toetsing van aanvragen
mgevingsvergunning. Restauratietechnisch en bouwhistorisch, met meeweging van duurzaamheidsaspecten. o
• De cultuurhistorische waarden in de binnenstad willen wij mede inzetten voor verbetering van de omgevings-
waliteit. Onder andere voor de opwaardering van verbindingsroutes tussen binnenstad en stationsgebied. k
• Waar mogelijk zullen wij bestaande monumentale objecten en structuren integreren in stedelijke herontwikkelings-
n of uitbreidingsopgaven. e
• ij toetsen en begeleiden archeologische onderzoeken van derden en voeren waar nodig eigen onderzoek uit. W• Wij borgen de resultaten van archeologisch- en bouwhistorisch onderzoek in (basis)rapportages en het beheer van
ondsten in het (archeologisch) depot. v
• Wij ondersteunen particuliere initiatieven en activiteiten, waaronder Kerken Kijken en de Open Monumentendag
(totaal 60.000 bezoekers per jaar).
Indicatoren subdoelstelling 4.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E4.1.1
Aandeel ruimtelijke
ordeningsprojecten en
bestemmingsplannen
waarin cultuurhistorie is
geïntegreerd
Afdeling
Erfgoed,
gemeente
Utrecht n.v.t.
Alle RO-
projecten
en bestem-
mingsplan-
nen
Alle RO-
projecten
en bestem-
mingsplan-
nen
Alle RO-
projecten en
bestem-
mingsplan-
nen
Alle RO-
projecten,
bestemmings-
plannen of
Omgevings-
verordeningen
Prestatie-indicatoren:
P4.1.1
Verbeteren van 200 in
matige / slechte staat
verkerende monumenten
(meerjarenaanpak).
Regi-
stratie
projecten
Beleidsplan
2004
Vanaf
2004 126
van 200
panden
Vanaf
2004 137
van 200
panden
Vanaf 2004
146 van 200
panden
Vanaf 2004
166van 200
panden
60
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P4.1.1 Monumenten en
cultuurhistorische waarden 4.327 3.088 2.948 2.948 2.948
Totaal lasten 4.327 3.088 2.948 2.948 2.948
Baten
P4.1.1 Monumenten en
cultuurhistorische waarden 595 545 545 545 545
Totaal baten 595 545 545 545 545
Saldo lasten en baten 3.732 2.543 2.403 2.403 2.403
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 174 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 3.906 2.543 2.403 2.403 2.403
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 4.1.1: Monumentale en cultuurhistorische waarden
De lasten dalen in 2013 structureel met 1,239 miljoen euro. Dit is het gevolg van het realiseren van de
efficiencymaatregelen (0,146 miljoen euro), 0,059 miljoen euro hiervan betreft de technische verwerking van de
taakstelling inkoop. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld. Verder dalen de lasten door verlaging van
doorbelaste huurkosten Zwaansteeg (0,047 miljoen euro), minder subsidieaanvragen en externe opdrachten
(0,050 miljoen euro), het vervallen van de incidentele budgetten voor onderzoek Leidsche Rijn, Portico en karakteristiek
erfgoed (1,130 miljoen euro) en de bijdrage in de herverdeling van de regierol Wonen en Monumenten (0,250 miljoen
euro).
De lasten stijgen structureel met 0,174 miljoen euro vanwege de aangepaste reservering voor het archeologisch
centrum Hoge Woerd.
Door de herverdeling van de regierol Wonen en Monumenten zijn de lasten in 2013 incidenteel met 0,210 miljoen euro
verhoogd en vanaf 2014 structureel met 0,420 miljoen euro zoals wij bij de Programmabegroting 2012 hebben
aangekondigd.
De baten dalen in 2013 structureel met 0,050 miljoen euro als gevolg van een afname van subsidieaanvragen en
externe opdrachten.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
In 2013 vervalt de storting in de programmareserve van 0,174 miljoen euro omdat wij de reservering voor het
archeologisch centrum Hoge Woerd onder de lasten hebben opgenomen en niet meer op begrotingsbasis als een
rechtstreekse storting in de programmareserve.
61
Subdoelstelling 5.1: Veiligheid, leefbaarheid, milieu en gebruik van de bebouwde leefomgeving voldoet aan wet en regelgeving
Subdoelstelling 5.1
Veiligheid, leefbaarheid, milieu en
gebruik van de bebouwde
leefomgeving voldoet aan wet en
regelgeving.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 5.1.1
De bebouwde leefomgeving en ruimtelijke ordening is leefbaar, veilig en tast de gezondheid niet aan.
Wij zorgen ervoor dat het oprichten, slopen of wijzigen van gebouwen voldoet aan de wettelijke en lokale regelgeving
en dat de uitvoering van (nieuwe) wet- en regelgeving betrouwbaar, professioneel en klantgericht is. Het leefmilieu
beschermen wij tegen aantasting door bedrijfsmatige activiteiten en bodemverontreiniging. Daarnaast willen wij dat de
bestaande bebouwde leefomgeving blijft voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat de woningen uit de
kernvoorraad legaal verhuurd en bewoond worden.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 5.1.1
We toetsen en verlenen de vergunningaanvragen met betrekking tot de bebouwde leefomgeving integraal en adequaat
volgens vastgestelde protocollen.
• Wij toetsen de vergunningaanvragen integraal en adequaat aan wet- en regelgeving met behulp van protocollen.
• ij monitoren ontwikkelingen in de bebouwde leefomgeving en implementeren nieuwe wet- en regelgeving. W• Het aanvragen van vergunningen maken we makkelijker door onder andere meer online mogelijk te maken, minder
regels en vereenvoudiging van processen. In dat kader doen we ook mee aan landelijke proefprojecten.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
E5.1.1. De bebouwde leefomgeving en
ruimtelijke ordening is leefbaar, veilig en
tast de gezondheid niet aan.
P5.1.1 We toetsen en verlenen de
vergunningaanvragen met betrekking tot
de bebouwde leefomgeving integraal en
adequaat volgens vastgestelde
protocollen.
P5.1.2 We houden toezicht op de
naleving van de milieuregels, de kwaliteit
en het gebruik van de bestaande
gebouwen en terreinen, en treden op
tegen woonfraude en het illegaal
onttrekken van zelfstandige woonruimte.
62
Prestatiedoelstelling 5.1.2
We houden toezicht op de naleving van de vergunningverlening en de wet- en regelgeving en behandelen meldingen en
klachten met betrekking tot bebouwde leefomgeving.
• Wij houden programmatisch toezicht op de naleving van vergunningen bij de oprichting, sloop of wijziging van
gebouwen en op de (Milieu) wet- en regelgeving bij bedrijven met voornamelijk industriële activiteiten. We doen dit
waar mogelijk integraal met andere specialisten zoals de brandweer. Ook houden wij toezicht op naleving van de
et en regelgeving bij (il-)legale bodemsaneringen en sporen wij illegale verspreiding van verontreinigde grond op. w
• Wij houden conform het handhavingsprogramma toezicht op de kwaliteit en het gebruik van bestaande gebouwen
n terreinen en treden op tegen woonfraude en het illegaal onttrekken van zelfstandige woonruimte. e
• Wij stellen actuele handhavingstrategieën op per domein, maken een integraal handhavingsprogramma 2014 en
en evaluatie over 2012. e
• Bij het samenstellen van het handhavingsprogramma 2013 nemen wij de wijkambities 2012-2014 in de
risicoanalyses en prioritering mee. Daarbij besteden wij naast bovengenoemde domeinen ook aandacht aan de
handhaving op illegale woningomzettingen, splitsingen en illegale bouw in de Binnenstad, Oost, Overvecht en West
aar deze vraag in de wijkambities wordt gesteld. w
• De meldingen en klachten met betrekking tot de bebouwde leefomgeving behandelen wij binnen de Utrechtse
servicenormen.
Indicatoren subdoelstelling 5.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E5.1.1
Aanvragen verleend
binnen wettelijke
termijn SO-PD-FOV (2011) 99,04% 99,5% 99,5%
E5.1.1
Gegronde bezwaren op
afgegeven Wabo
beschikkingen SO-PD-FOV (2011) 0,79% <1% <1%
E5.1.1
Rapportcijfer
klanttevredenheid in
Benchmarking
Publiekszaken van Balie
Bouwen, Wonen en
Ondernemen SO-PD (2009) 7,7 7,5 7,5 7,5
E5.1.1
Klanttevredenheidsonde
rzoek voor Toezicht en
Handhaving SO-PD-TH
Nieuw
(2013) nulmeting
E5.1.1
Aantal slechte panden
volgens kwaliteits-
monitor als percentage
van de totale voorraad SO-PD-JZB 0,5% (2005) 0,22% 0,13% <0,13% <0,10%
Prestatie-indicatoren:
P5.1.1
Toetsen bouwaanvragen
conform niveau 4 van
het Utrechts protocol
SUPER van 2009 SO-PD-FOV
<100%
(2007) 100% 100% 100% 100%
P5.1.1
Uitvoeren bouwtoezicht
conform protocol
gebaseerd op het
landelijk
toezichtprotocol SO-PD-TH
100%
(2007) 100% 100% 100% 100%
63
Indicatoren subdoelstelling 5.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
E5.1.1
Toezicht en handhaving
milieu bedrijven
conform
handhavingstrategie SO-PD-TH (2012) 100% 100%
P5.1.1
Wetswijzigingen zijn
tijdig geïmplementeerd SO-PD-JZB (2012) 100% 100%
P5.1.1
Digitaliseren van
werkprocessen en
informatie websites zijn
actueel en compact SO-PD-FOV (2012) 100% 100%
P5.1.2
Percentage meldingen
over onrechtmatige
bewoning waarbij een
overtreding wordt
geconstateerd SO-PD-TH (2011) 60% 60% 60%
P5.1.2
Handhavingsprogramma
realiseren 2013 SO-PD-TH
100%
(2007) 100% 100% 100% 100%
P5.1.2
Handhavingsprogramma
2012 evalueren en
programma 2014
opstellen SO-PD-TH
100%
(2007) 100% 100% 100% 100%
P5.1.2
Actuele
handhavingstrategie
voor ieder domein SO-PD-TH (2011) 100% 100% 100%
P5.1.2
Aantal meldingen en
klachten afgehandeld
binnen de servicenorm SO-PD-TH (2011) 100% 100% 100%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P5.1.1 Toetsen vergunningaanvragen 14.975 14.420 14.420 14.420 14.420
P5.1.2 Toezicht op de naleving 4.292 4.252 4.252 4.252 4.252
Totaal lasten 19.267 18.672 18.672 18.672 18.672
Baten
P5.1.1 Toetsen vergunningaanvragen 16.596 16.596 16.596 16.596 16.596
P5.1.2 Toezicht op de naleving 31 111 111 111 111
Totaal baten 16.627 16.707 16.707 16.707 16.707
Saldo lasten en baten 2.640 1.965 1.965 1.965 1.965
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 2.640 1.965 1.965 1.965 1.965
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
64
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 5.1.1 Vergunningsaanvragen
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,555 miljoen euro vanwege het vervallen van het budget ruimtelijke
informatie (0,147 miljoen euro) en de verlaging van het budget voor archivering (0,408 miljoen euro).
De vorming van de Regionale UitvoeringsDienst (RUD) zal nog leiden tot een wijziging van de begroting vanwege de
overheveling van personele capaciteit. Wij zullen hierover rapporteren bij een technische wijziging van de begroting
2013.
Prestatiedoelstelling 5.1.2 Toezicht op de naleving
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,133 miljoen euro door het realiseren van de efficiencymaatregelen,
0,068 miljoen euro hiervan betreft de technische verwerking van de taakstelling inkoop. Voor meer informatie zie
hoofdstuk 4 Financieel beeld. De lasten stijgen met 0,016 miljoen euro als gevolg van de uitbreiding Leidsche Rijn en
met 0,080 miljoen euro vanwege een correctie op de structurele doorwerking van het budget Woonfraude.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Is niet van toepassing.
Subdoelstelling 6.1 Leidsche Rijn
Leidsche Rijn: De stad Utrecht uitgebreid met een stedelijk gebied waar de huidige en komende generaties met plezier
kunnen wonen, werken en recreëren.
Algemene Programmadoelstelling
Met de bouw van Leidsche Rijn beoogt de gemeente:
• Uitbreiding van het woningaanbod in de Utrechtse regio voor de huidige en toekomstige bewoners en gebruikers
met een grote verscheidenheid aan woningen, met inbegrip van infrastructuur, openbare ruimte en voorzieningen.
• en betere doorstroming van woningzoekenden in de regio. E• en gedifferentieerd samengestelde bevolking in het nieuwe stadsdeel. E• en uitbreiding van het aanbod van kantoor- en bedrijfsruimten. E• Betere voorwaarden voor de economische ontwikkeling van de regio.
De gemeente Utrecht heeft de missie en het beleid voor Leidsche Rijn vastgelegd in een Masterplan en een
Ontwikkelingsvisie. Jaarlijks wordt de grondexploitatie Leidsche Rijn geactualiseerd en de effecten hiervan zijn
opgenomen in de Bestuursrapportage Leidsche Rijn.
De huidige economische omstandigheden hebben vergaande consequenties voor het realiseringstempo van woningen,
kantoren- en bedrijvenlocaties en voorzieningen. Dit legt een enorme druk op de grondexploitatie Leidsche Rijn.
Optimalisatietaakstelling
Wij denken een deel van de totale optimalisatietaakstelling in te vullen door het laten vrijvallen van de
marktprijscorrectie en slimmer te programmeren, de verkoop van het Informatiecentrum en een uitkering van de GEM
Vleuterweide.
Oplossen tekort grondexploitatie
Het dan overblijvende tekort in de Grondexploitatie Leidsche Rijn denken wij tot het niveau van het
weerstandsvermogen in te lossen door de verlaging van de rekenrente van 5% naar 4%, door het risico van vertraging
van Leidsche Rijn Centrum af te dekken door investeringsmiddelen die in dat geval vrijvallen door gelijktijdige
vertraging van het Cultuurforum, de inzet van een deel van de vrij besteedbare BLS-subsidie en de oorspronkelijk
gereserveerde middelen om de begraafplaats aan de Hamlaan te realiseren.
65
Mee
• rjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Bestuursrapportage Leidsche Rijn 2012
Subdoelstelling 6.1: Leidsche Rijn is een stedelijk gebied waar de huidige en komende generaties met plezier kunnen wonen, werken en recreëren
Subdoelstelling 6.1
Leidsche Rijn: De stad Utrecht
uitgebreid met een stedelijk
gebied waar de huidige en
komende generaties met plezier
kunnen wonen, werken en
recreëren.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Leidsche Rijn is een goed functionerend stadsdeel
De gemeente maakt grond bouw- en woonrijp voor in totaal ruim 30 duizend woningen, 720 duizend vierkante meter
kantoren, 270 hectare bedrijventerrein en een 300 hectare groot Máximapark. Daarbij zorgt de gemeente voor het tot
stand komen van een adequate infrastructuur, een aantrekkelijk openbaar gebied en goede voorzieningen
Effectdoelstelling 1.1.2
Het voorzieningenniveau in Leidsche Rijn sluit tenminste aan bij de vraag (kwantitatief en kwalitatief) van bewoners.
Waar mogelijk wordt creatief ingespeeld op de behoefte aan voorzieningen: als het moet in de tijdelijke sfeer. Meer
flexibiliteit in bestemmingsplannen kan daarbij helpen.
P6.1.1Realiseren van bouwrijpe grond voor
woningbouw, kantoren, bedrijventerreinen
en de aanleg en inrichting van
bijbehorende openbare ruimte.
E6.1.1. Leidsche Rijn is een goed
functionerend stadsdeel.
E6.1.2 Het voorzieningenniveau in Leidsche
Rijn sluit aan bij de vraag (kwantitatief en
kwalitatief) van bewoners.
P6.1.2 Voorbereiden van de plannen en
oplevering van voorzieningen.
66
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 6.1.1
Realiseren van bouwrijpe grond voor woningbouw, kantoren, bedrijventerreinen, voorzieningen en aanleg en inrichting
van bijbehorende openbare ruimte
Indicatoren subdoelstelling 1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1.
Tevredenheid
bewoners openbare
ruimte en verkeer
Wijkwijzer 2011
6,6 n.n.b. 7,0 7,2
Tevredenheid
bewoners sociale
infrastructuur en
participatie
Wijkwijzer
6,9 n.n.b. 7,0 7,2
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1.1 Woningen Planning Triode 56,51% 60,27% 65,49% 74,70%
P1.1.1.2 Kantoren Planning Triode 32,55% 33,59% 37,55% 42,78%
P1.1.1.3 Bedrijven Planning Triode 48,45% 49,02% 51,97% 53,63%
Bron: Planning op hoofdlijnen mei 2012.
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P6.1.1 Realisatie van bouwrijpe grond 111.158 131.002 169.817 99.910 116.964
Totaal lasten 111.158 131.002 169.817 99.910 116.964
Baten
P6.1.1 Realisatie van bouwrijpe grond 113.638 139.525 178.053 104.647 121.700
Totaal baten 113.638 139.525 178.053 104.647 121.700
Saldo lasten en baten -2.480 -8.533 -8.236 -4.736 -4.736
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 4.324 4.000 3.500 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.844 -4.522 -4.736 -4.736 -4.736
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
67
Prestatiedoelstelling 6.1.1: Realiseren van bouwrijpe grond
Ook in 2013 zullen nog veel projecten in Leidsche Rijn moeizaam verlopen. Door de huidige omstandigheden kunnen
we de voortgang van de projecten moeilijk voorspellen en daardoor is de woningbouwproductie en de afzet van
commercieel vastgoed onzeker. Waar mogelijk passen wij het uitgavenniveau hieraan aan.
Voor 2013 ramen wij 8,4 miljoen euro voor plankosten, 10,1 miljoen euro voor verwerving, 79,9 miljoen euro voor
bouw- en woonrijpmaken en 3,9 miljoen euro overige uitgaven, voor bijdragen aan derden ramen we 3,9 miljoen euro
en voor VATkosten ramen we 7,1 miljoen euro en rente 10 miljoen euro en 6,8 miljoen euro toevoeging onderhanden
werk (omdat we meer opbrengsten voorzien dan uitgaven). In de lasten is de taakstelling inkoop van 1,939 miljoen
euro technisch verwerkt. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld.
De uitgifte van woningen volgens de oorspronkelijke planning op hoofdlijnen ramen we op 65,3 miljoen euro en voor
niet woningbouw 52,5 miljoen euro. Recentelijk hebben wij besloten om de effecten van een lagere woningproductie
zichtbaar te maken in de overall grondexploitatie. De uitkomst hiervan is niet in bovenstaande raming opgenomen en
wordt bij technische wijziging ter begroting gebracht. Voor 2012 en verder worden de ramingen wegens uitgifte van
grond verlaagd met respectievelijk 26,22 miljoen euro, 49,54 miljoen euro, 60,16 miljoen euro, 38,59 miljoen euro en
38,53 miljoen euro.
Voor bijdragen van derden ramen we 17,6 miljoen euro. We verwachten 4 miljoen euro van de opgelegde taakstelling
grondexploitatie te realiseren.
Daarnaast is op deze prestatiedoelstelling de taakstelling inkoop technisch verwerkt voor een bedrag van 1,94 miljoen
euro. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Betreft de toevoeging van het positieve resultaat van de taakstelling aan de dienstbedrijfsreserve.
Subdoelstelling 7.1 Projectorganisatie Stationsgebied
Algemene programmadoelstelling
Samen met de partners het plangebied ontwikkelen tot een vernieuwd centrumgebied met intensief ruimtegebruik,
hoogwaardige openbare ruimte, kantoren, woningen, detailhandel en leisurefuncties, evenals een hoogwaardige ov-
terminal door uitbreiding en opwaardering van de transfercapaciteit en de daar aanwezige infrastructuur voor trein,
tram en hoogwaardig openbaar vervoer (HOV).
Deze algemene doelstelling is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met het Rijk van 2 juli 2004. Daaraan is sinds
2009 het principe van duurzaamheid toegevoegd.
Evenals in de vorige periode het geval was, wordt ook in het collegeprogramma 2010-2014 voortgebouwd op de door
de bevolking gekozen visie over de ontwikkeling van het Stationsgebied. De stedenbouwkundige principes van het
(geactualiseerd) masterplan zijn: herstellen, verbinden en betekenis geven. De herontwikkeling van het Stationsgebied
is en blijft een dynamisch proces, waarbij maatschappelijke ontwikkelingen (van luchtkwaliteit tot economische crisis),
planvoorbereiding en - uitvoering elkaar beïnvloeden.
Samenwerking met de eigenaren in het gebied (de private partnes), de gebruikers (reizigers, bezoekers, werknemers)
en de verschillende belangengroeperingen (van Fietsersbond tot SOLGU), staat de komende periode hoog in het
vaandel. De eerste fase is nu in uitvoering. De haalbaarheid van fase 2 is thans in onderzoek.
Relevante omgevingsfactoren
Er is
• e ambities en randvoorwaarden van het Rijk (het ministerie van Infra en Milieu); een aantal belangrijke omgevingsfactoren:
d• e belangen van private partners, waaronder Corio, Jaarbeurs, NS en ProRail; d• e massale vervoersstromen in het gebied waaronder fietsen; d• de veelheid van partijen die zich in dit gebied manifesteren;
68
d• e ingewikkelde eigendomsrelaties;
• e invloed van publiekrechtelijke voorschriften en procedures op de voortgang en de kosten; d• e economische crisis; d• complexiteit van de ondergrondse infrastructuur.
Deze omgevingsfactoren bepalen in belangrijke mate de (financiële) haalbaarheid en het tempo van de geplande
ontwikkelingen.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Masterplan 2003/ geactualiseerd Masterplan 2004
Structuurplan Stationsgebied 2006
Bestuursrapportage Stationsgebied 2012
Subdoelstelling 7.1: Een economisch optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied
Subdoelstelling 7.1
Een economisch optimaal benut en
aantrekkelijk Stationsgebied.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 7.1
Een economisch en optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied.
Door de uitbreiding van vierkante meters winkels, voorzieningen en kantoren wordt werkgelegenheid toegevoegd.
Daarnaast neemt door de uitbreiding van het vastgoed en de kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, de waarde
van het vastgoed toe. De afzetmogelijkheden voor de marktpartijen zijn door de combinatie van bovenstaande
factoren gunstig. Als gevolg hiervan nemen de jaarlijkse inkomsten voor de gemeente toe door een stijging van de
ozb-opbrengsten.
In de eindsituatie is de aantrekkelijkheid sterk verbeterd door sociaal veilige routes voor langzaam en snelverkeer
(stadscorridor, de interwijk-verbinding, RABO brug en HOV banen), een kwalitatief hoogwaardig ingericht openbaar
gebied met aantrekkelijke pleinen (Jaarbeursplein, Stationspleinen, Vredenburgplein en Smakkelaarsveld), gebouwde
stallingsvoorzieningen voor 33.000 fietsen, vermindering van autoasfalt ten gunste van groen en water (herstel
Catharijnesingel en Leidsche Rijn), nieuwe woningen in het gebied en dekkende afspraken over gezamenlijk beheer.
E7.1.1. Een economisch optimaal benut en
aantrekkelijk Stationsgebied. P7.1.1Uitvoeren masterplan
(inclusief jaarlijkse raadsbesluiten)
69
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 7.1.1:
Uitvoeren masterplan (inclusief jaarlijkse raadsbesluiten).
De prestaties bestaan uit vastgoedprojecten van private partijen en gemeente en infraprojecten. De programmatabel is
te zien als een prestatie-indicator voor het vastgoedvolume.
In uitvoering in 2013
Infra
• ijdelijke eindhalte tram structurele werken:
T• OV Westzijde Stationsgebied H• erinrichting Vredenburg-Noord H• redenburgknoop inclusief tijdelijke maatregelen V• loop parkeergarage Vredenburg (Corio) S• iepriool Catharijnesingel en Croeselaan D• atharijnesingel midden (onder andere openbare ruimte Muziekpaleis, bergbezinkbassin en riolering) C• abobrug, aanlanding oost- en westzijde R• onditionering Stationsplein-Oost C• Herinrichting Mineurslaan voor expeditie Stadskantoor.
Gebo
• uziekpaleis (gemeente) uwen
M• verbouwing Stationsstraat (Corio) O• v-terminal (ProRail) O• tadskantoor (NS Poort) S• tationsplein-West inclusief fietsenstalling (gemeente) S• Bouw nieuwe parkeergarage Vredenburg (Corio).
Over
• ijdelijke gratis fietsenstalling Westplein ige projecten
T• oegankelijkheidsmaatregelen T• ijdelijk busstation West T• Conditionering Paardenveld/Weerdsingel in verband met knip Paardenveld (ALU).
Ople
• tationsplein-West veringen in 2013
S• uziekpaleis M• Tijdelijke eindhalte tram (westzijde).
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E7.1.1 Toename banen Ecorys/BI n.v.t. n.v.t. 2.280-2.510
E7.1.1
Toename netto constante
waarde Ecorys/BI n.v.t. n.v.t.
290 miljoen
euro
E7.1.1
Toename ozb opbrengst per
jaar BI n.v.t. n.v.t.
4,8 miljoen
euro
70
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling Doelstelling
2013 2016
Prestatie-indicatoren:
P7.1.1 Toename aantal woningen Berap/MP n.v.t. n.v.t. 2.229
P7.1.1 Toename m2 kantoren (bvo)) Berap/MP n.v.t. n.v.t. 251.714
P7.1.1 Toename m2 winkels (vvo) Berap/MP n.v.t. n.v.t. 46.000
P7.1.1 Toename m2 leisure (vvo) Berap/MP n.v.t. n.v.t. 70.000
P7.1.1 Toename m2 cultuur (bvo) Berap/MP n.v.t. 14.500 37.500
P7.1.1 Toename m2 hotel (bvo) Berap/MP n.v.t. n.v.t. 21.627
P7.1.1 Toename m2 horeca (bvo) Berap/MP n.v.t. n.v.t. 11.515
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P7.1.1 Uitvoeren Masterplan 50.484 65.333 70.826 76.946 56.824
Totaal lasten 50.484 65.333 70.826 76.946 56.824
Baten
P7.1.1 Uitvoeren Masterplan 49.525 67.793 73.402 79.522 59.400
Totaal baten 49.525 67.793 73.402 79.522 59.400
Saldo lasten en baten 959 -2.460 -2.576 -2.576 -2.576
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 959 -2.460 -2.576 -2.576 -2.576
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 7.1.1: Uitvoeren Masterplan
De cijfers in de financiële tabel zijn gebaseerd op de grondexploitatie die onderdeel uitmaakt van de vastgestelde
Voorjaarsnota 2012 inclusief Bestuursrapportage Stationsgebied 2012. De inschattingen in de bestuursrapportage zijn
gebaseerd op planningsinzichten van begin 2012. De ervaring leert dat er forse verschuivingen in zowel de baten als
lasten kunnen optreden gedurende het jaar.
Het totaal aan verwachte kosten van 65,333 miljoen euro in 2013 heeft voor een groot deel betrekking op de in
ering genomen infrastructurele projecten: uitvo
• Kosten bouw- en woonrijpmaken (44,464 miljoen euro) voor de Vredenburgknoop, sloop parkeergarage
Jaarbeursplein, herinrichting Vredenburg-Noord, conditionerende werkzaamheden Stationsplein-Oost, aanleg 2e
Asselijnstraat, realisatie RABObrug, aanleg HOV verlengde Graadt van Roggenweg /tijdelijke eindhalte tram en
aanleg HOV Verlengde van Zijstweg (inclusief deel Mineurslaan).
71
72
• Hiermee samenhangende plan- en VAT kosten (12,147 miljoen euro) en kosten tijdelijke maatregelen
(2,058 miljoen euro), Milieu (2,863 miljoen euro), kabels en leidingen (3,5 miljoen euro) en overige kosten
(0,3 miljoen euro).
De in
• roRail (9,009 miljoen euro) voor de fietsenstallingen op het Stationsplein-Oost. 2013 totaal verwachte baten van 67,793 miljoen euro omvat de volgende bijdragen:
P• orio (2,217 miljoen euro) voor de inrit parkeergarage onder de Vredenburgknoop. C• RU, ProRail (6,8 miljoen euro) voor de realisatie van de tijdelijke eindhalte. B• abobank (5,980 miljoen euro) voor de ontwikkeling van de fietsbrug. R• S, Rabobank, ProRail en StadsOntwikkeling (1,757 miljoen euro) voor de aanleg van de 2e Asselijnstraat. N• roRail, gemeente ( 0,293 miljoen euro) voor onderzoek naar niet gesprongen explosieven. P• tadsOntwikkeling en Muziekpaleis (5,2 miljoen euro) voor het project fietsparkeren en technische installaties. S• entebaten van 3 miljoen euro. R• Het restant van 33,537 miljoen euro betreft de saldomutatie van onderhanden werken, dat wordt gebruikt voor het
activeren van het saldo van de jaarlijkse baten en lasten naar de balansrekeningen onderhanden werk. Doordat er
meer uitgaven dan inkomsten zijn geraamd zal er een onttrekking plaatsvinden. Bij de afsluiting van de
grondexploitatie in 2018 wordt het saldo als resultaat verantwoord.
Daarnaast is op deze prestatiedoelstelling de taakstelling inkoop technisch verwerkt voor een bedrag van 1,05 miljoen
euro. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Programmastructuur
Duurzaamheid
Utrecht is een duurzame en gezonde stad
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 In Utrecht besparen we energie en
wekken we energie duurzaam op.
1.1 In Utrecht besparen we energie en
wekken we energie duurzaam op.
6.738
2 Utrecht is een stad met een
gezonde, stille en veilige
leefomgeving.
2.1 Utrecht is een stad met zo min
mogelijk geluidsoverlast en een veilige
leefomgeving.
890
74
2.2 Utrecht heeft een schone bodem. 5.993
2.3 Utrecht heeft een gezonde lucht. 02
Bedragen zijn in duizenden euro's.
2 Wij ramen de lasten en baten op prestatiedoelstelling 2.3 in het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit.
1.3 Duurzaamheid
Algemene Programmadoelstelling
Utrecht is een duurzame en gezonde stad.
Alle inwoners van Utrecht moeten gezond kunnen leven. We streven daarom naar gezonde lucht, zo min mogelijk
geluidoverlast, een schone bodem en een veilige leefomgeving. Wij doen een forse investering in het programma
Utrechtse Energie om Utrecht in 2030 klimaatneutraal te maken.
Het programma Duurzaamheid heeft een nauwe samenhang met het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit op
het onderdeel luchtkwaliteit. Het streven naar een goede luchtkwaliteit draagt bij aan de doelstelling 'gezonde stad'.
De doelstellingen van het programma Duurzaamheid worden voor een deel gerealiseerd door activiteiten voor andere
programma's zoals Stedelijke Ontwikkeling. In ruimtelijke ordeningsprojecten en in bijvoorbeeld de toetsteams wordt
door meerdere disciplines geparticipeerd om onder andere de doelen van geluid, lucht, energiebesparing en externe
veiligheid te realiseren.
De Wet bodembescherming zal in 2012 worden aangepast. Daarmee wordt het makkelijker dan nu het geval is om ook
buiten het gebied van de biowasmachine verontreinigd grondwater gebiedsgericht te beheren. Dit wordt in de
komende jaren voor Utrecht een speerpunt van het bodembeleid. De landelijke trend in het bodembeleid is om minder
te saneren, en meer te beheren Dit is ook zichtbaar in het dalend aantal gerealiseerde Bodem prestatie-eenheden (BPE).
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Programma Utrechtse Energie 2011-2014 en uitvoeringsprogramma (vastgesteld 26 mei 2011)
Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht 2009 (vastgesteld op 3 december 2009, Herprogrammering maatregelen Lucht
Utrecht wordt vastgesteld in 2013)
Nota Bodembeheer 2012-2022, 'Grondig werken 3' (vastgesteld op 20 maart 2012)
Gebiedsgericht Grondwaterbeleid (vastgesteld op 12 mei 2009)
Geluidnota (vastgesteld op 23 januari 2007, herziening vindt plaats in 2012/2013)
Actieplan Geluid (vastgesteld op 15 december 2009, herziening in 2013)
Nota Externe veiligheid (vastgesteld op 13 maart 2007)
Subdoelstelling 1.1: In Utrecht besparen we energie en wekken we energie duurzaam op
Subdoelstelling 1.1
In Utrecht besparen we energie en
wekken we energie duurzaam op.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
P1.1.1 Uitwerken van de ambities in
een concreet uitvoeringsprogramma
2013-2014.
E1.1.1 30% minder CO2 en 20%
opwekking duurzame energie in
2020.
75
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
30% minder CO2 uitstoot en 20% opwekking van duurzame energie in 2020.
We streven naar 30% minder CO2 uitstoot en 20% opwekking van duurzame energie in 2020. Het beoogde
maatschappelijk effect is een klimaatvriendelijke manier van wonen, bedrijvigheid en mobiliteit. We dragen bij aan het
voorkomen van klimaatverandering en beperken we onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals olie en
aardgas. Uiteindelijk willen we in 2030 een klimaatneutrale stad zijn.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Uitwerken van de ambities in een concreet uitvoeringsprogramma 2011-2012.
Utrecht zet hoog in op energie en klimaat en investeert vier jaar lang 6,5 miljoen euro per jaar in de uitvoering van het
programma Utrechtse Energie. We voeren maatregelen uit op het gebied van Wonen, Bedrijvigheid, Mobiliteit,
Duurzame opwekking en de Eigen Organisatie. We werken daarbij nauw samen met de Utrechtse inwoners, de
bedrijven en maatschappelijke organisaties. We monitoren de effecten van het programma en besteden veel aandacht
aan communicatie en draagvlak in de samenleving.
De ambities zijn uitgewerkt in een concreet Uitvoeringsprogramma dat voor 2013 en 2014 zal worden geactualiseerd.
Dit programma kent vijf deelprogramma's, een initiatievenfonds, een communicatieaanpak en een monitor. Een deel
van het beschikbare budget zal revolverend worden ingezet.
In juni 2012 hebben we de 'Green Deal Utrechtse Energie!' met het Rijk afgesloten, voor het stimuleren van duurzame
energie bij bedrijven in 2013 en 2014. Het Rijk draagt 0,7 miljoen euro bij. Deze bijdrage is financieel nog niet
verwerkt in deze begroting. Dat gebeurt zodra het Rijk het budget formeel toekent.
We starten met een project voor het stimuleren we warmte-koude opslag in de binnenstad. Hierbij faciliteren we
ondernemers bij het vergunningproces. We gaan door met de aanpak op verschillende bedrijventerreinen zoals Lage
Weide, Rijnsweerd en de Uithof. We ondersteunen de ondernemers bij het onderzoek en de opzet van een duurzaam
bedrijventerrein door bijvoorbeeld kennisoverdracht en bijeenkomsten en gezamenlijke onderzoeken mogelijk te
maken. In 2013 maken we net als in 2012 een voortgangsrapportage.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2015
Effectindicatoren:
30% minder CO2
uitstoot in 2020
Monitoring-
gegevens
beschikbaar
in het derde
kwartaal van
2012
3% CO2
reductie
3% jaarlijks
CO2
reductie
E1.1.1
20% opwekking van
duurzame energie in
2020
Programma
Utrechtse Energie
2011-2014
Uitvoering
nulmeting
in 2012
(nulmeting
2012)
2% groei
duurzame
energie
2% jaarlijks
groei
duurzame
energie
76
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2015
Prestatie-indicatoren:
aantal particuliere
woningen die
energiezuiniger
gemaakt zijn
Uitvoerings-
programma
Utrechtse
Energie3 geen n.v.t. n.v.t. 500
(n.v.t.
programma
loopt tot
2014)
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Uitvoeringsprogramma 7.105 6.738 346 346 346
Totaal lasten 7.105 6.738 346 346 346
Baten
P1.1.1 Uitvoeringsprogramma 100 100 100 100 100
Totaal baten 100 100 100 100 100
Saldo lasten en baten 7.005 6.638 246 246 246
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 7.005 6.638 246 246 246
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Uitvoeringsprogramma
Vanaf 2014 dalen de lasten met 6,424 miljoen euro voornamelijk omdat het incidentele jaarlijkse budget van
6,500 miljoen euro voor het programma Utrechtse Energie dan niet meer begroot is. Daarnaast dalen de lasten vanaf
2013 met 0,248 miljoen euro door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling.
Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld.
3 Alle projecten van het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie krijgen een indicator.
77
Subdoelstelling 2.1: Utrecht is een stad met zo min mogelijk geluidsoverlast en een veilige leefomgeving
Subdoelstelling 2.1
Utrecht is een stad met zo min
mogelijk geluidsoverlast en een
veilige leefomgeving.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
We willen voldoen aan de wettelijke normen voor externe veiligheid en geluid.
Te hoge geluidbelasting in de woon- en werkomgeving kan tot gezondheidsproblemen leiden. We willen bij alle
ruimtelijke ontwikkelingen voldoen aan de wettelijke normen voor geluid. In de Geluidnota en het Actieplan Geluid is
het Utrechtse geluidbeleid vastgelegd.
Bij gebruik en opslag binnen inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door
buisleidingen ontstaan risico’s voor de omgeving. We willen voldoen aan alle wettelijke normen voor externe veiligheid
zodat de leefomgeving veilig is.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Preventieve maatregelen nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Isoleren woningen tegen geluid. Beheren geluidszones
van industrieterreinen en reguleren transport gevaarlijke stoffen.
Bij een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of
overlast daarvan voor mensen. Want in de fase waarin we plannen ontwikkelen kunnen we door een scheiding van
geluidbronnen en geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld een school of een woning) hinder voorkomen.
Bij ruimtelijke plannen onderzoeken we welke maatregelen we kunnen nemen om het geluidsniveau te beperken (zoals
stedenbouwkundige opzet, stil wegdek, geluidsafscherming). Het lukt in een hoogstedelijk gebied zoals Utrecht
desondanks niet altijd om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Dan moet de afweging gemaakt worden of we het
plan niet door laten gaan of wel, maar met een hogere geluidbelasting. Als er geen maatregelen redelijk mogelijk zijn,
kunnen we als gemeente ontheffing verlenen tot de in de Wet geluidhinder aangegeven maximale waarde. Dit doen we
echter alleen onder compenserende voorwaarden, bijvoorbeeld dat een woning minimaal één gevel heeft met een lager
geluidsniveau, een luwe gevel. In de Geluidnota Utrecht staan voorwaarden en spelregels voor een dergelijke
ontheffing.
Voor de bescherming tegen geluidsoverlast van omwonenden van een industrieterrein en om rechtszekerheid voor
bedrijven te bieden, doen we aan ‘zonebeheer’. Zonebeheer wordt ingezet bij de grotere industrieterreinen, waaronder
P2.1.1 Preventieve maatregelen nemen bij
ruimtelijke ontwikkelingen. Isoleren
woningen tegen geluid. Beheren
geluidszones van industrieterreinen en
reguleren transport gevaarlijke stoffen.
E2.1.1 We willen voldoen aan de
wettelijke normen voor externe
veiligheid en geluid.
78
Lage Weide, Oudenrijn, Hooggelegen en twee rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI). We beoordelen de
geluidsgevolgen van een ontwikkeling in samenhang binnen de zone zodat de omwonenden worden beschermd tegen
geluidoverlast en de beschikbare geluidruimte goed over de bedrijven wordt verdeeld. Concreet speelt zonebeheer een
rol bij besluiten over gronduitgifte, bouw- en sloopvergunningen, milieuvergunningen, vestiging en uitbreiding van
inrichtingen. Ook de haalbaarheid van nieuwe woningen rondom grote industrieterreinen wordt met het instrument
van zonebeheer getoetst.
Naast de preventieve maatregelen lossen we bestaande knelpunten op. In 2013 saneren we 89 woningen van de A-lijst
(wegverkeer). Hiermee verminderen we door het aanbrengen van extra geluidsisolatie de geluidsbelastingen in de
woningen. Het aantal woningen is lager dan in voorgaande jaren. Dit komt onder andere doordat circa 60% van de
resterende woningen op de A-lijst een monument is. Dat maakt de uitvoering van isolatiemaatregelen ingewikkelder.
De geluidwetgeving is sterk in ontwikkeling. Door participatie in werkgroepen en lobbywerk streven wij naar een
milieuhygiënisch kwalitatief goede wetgeving die randvoorwaarden geeft voor ruimtelijke ontwikkelingen van een
leefbare stad.
In 2013 stellen we aan de hand van de in 2012 uitgevoerde geluidkartering een Actieplan Geluid op. Dit doen we elke
vijf jaar. Verder zal de Geluidnota van 23 januari 2007 worden geëvalueerd en herzien.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen binnen de gemeente moet de vervoerder een ontheffing aanvragen.
Wij toetsen de aanvraag voor ontheffingen in overleg met de politie en de brandweer. Wij bepalen, behalve voor de
snelwegen, welke routes het transport mag volgen. We leveren gegevens over externe veiligheid aan het Register
risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS). De gegevens uit dit register worden voor een belangrijk deel via de
provinciale risicokaarten openbaar gemaakt. We adviseren bij de procedure voor een tracébesluit dat het Rijk neemt in
verband met de ontwikkeling van het Doorstroomstation Utrecht (DSSU) binnen het Stationsgebied.
We adviseren bij de revisie van omgevingsvergunningen (milieudeel) van alle LPG-tankstations in Utrecht.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2015
Effectindicatoren:
E1.1.1
Het percentage
inwoners dat vaak
overlast van
verkeerslawaai ervaart,
stijgt niet. Utrecht monitor 2010
21% van
de
inwoners
ervaart
vaak
overlast
van
verkeers-
lawaai
≤21% van de
inwoners
ervaart vaak
overlast van
verkeers-
lawaai
≤21% van de
inwoners
ervaart vaak
overlast van
verkeers-
lawaai
E1.1.2
De risico's en locaties
van transport en
gebruik gevaarlijke
stoffen zijn bekend.
Provinciale
risicokaart
Gegevens
gepubli-
ceerd op
www.risico
kaart.nl
Gegevens
gepubli-
ceerd op
www.risico
kaart.nl
Gegevens
gepubli-
ceerd op
www.risico-
kaart.nl
Gegevens
gepubli-
ceerd op
www.risico-
kaart.nl
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Sanering van 532
woningen op de A-lijst
in 2013 voltooid
Eigen
monitoring 2009 33% 19% 12% gereed
P1.1.2
Actualiseren EU-
geluidskaart n.v.t. n.v.t.
vijf jaarlijkse
monitor+
kaart gereed
Volgende
actualisatie
2018
79
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Preventieve maatregelen 924 886 886 886 886
Totaal lasten 924 886 886 886 886
Baten
P2.1.1 Preventieve maatregelen 108 108 108 108 108
Totaal baten 108 108 108 108 108
Saldo lasten en baten 816 778 778 778 778
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 816 778 778 778 778
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Preventieve maatregelen
Vanaf 2013 dalen de lasten met 0,018 miljoen euro door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel Beeld.
80
Subdoelstelling 2.2 Utrecht heeft een schone bodem
Subdoelstelling 2.2
Utrecht heeft een schone bodem.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.2.1
De bodem is geschikt voor het gewenste gebruik, zonder gevaar voor de gezondheid en wat schoon is, moet schoon
blijven.
We willen nieuwe verontreiniging van de bodem voorkomen. En waar de bodem verontreinigd is en risico's voor de
gezondheid bestaan, zorgen we dat de bodem weer geschikt gemaakt wordt voor het gewenste gebruik.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.2.1
Voortzetten lopende saneringen en nazorgprojecten.
Opstarten nieuwe milieuhygiënische spoedeisende saneringen. Bodemonderzoek op verdachte locaties waar mogelijk
sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Invulling gebiedsgericht grondwaterbeleid
Bodemsaneringen worden uitgevoerd door de gemeente, door een bedrijf of door een particulier. Alle saneringen
toetsen we volgens de wettelijke procedure. Voor een bodemsanering kan starten, is goedkeuring van de gemeente
nodig. Na de uitvoering van de sanering toetsen we de evaluatie van de bodemsanering en de plannen voor de nazorg
bij een restverontreiniging.
De Utrechtse 'biowasmachine' maakt de gebiedsgerichte aanpak van vervuild grondwater in het stationsgebied
mogelijk. Het grondwater in het Stationsgebied is door de maatregelen die we nu nemen over ongeveer 30 jaar
verbeterd ten opzichte van 2010 en veel schoner. De gemeente kan met de 'biowasmachine' de ondergrond beter
controleren, verontreinigingen beheersen en de afbraak versnellen. Hierdoor blijft schoon grondwater buiten het
gebied van de verontreinigingen en is beter beschermd. Voor de partners in het stationsgebied betekent dit dat zij
verder kunnen met de ontwikkelingen. We nemen deel aan een Europees project voor kennisuitwisseling over
grondwaterbeheer 'Citychlor'. Hiervoor ontvangen we subsidie.
E2.2.1 De bodem is geschikt voor
het gewenste gebruik, zonder
gevaar voor de gezondheid en wat
schoon is, moet schoon blijven.
P2.2.1 Voortzetten lopende
ringen en nazorgprojecten. sane
• Opstarten nieuwe
milieuhygiënische spoedeisende
aneringen. s
• Bodemonderzoek op verdachte
locaties waar mogelijk sprake is
van een geval van ernstige
odemverontreiniging. b
• Invulling gebiedsgericht
grondwaterbeleid.
81
We geven in 2013 minder opdrachten voor saneringen dan de voorgaande jaren. Dit is het gevolg van de
wetswijzigingen en landelijke beleidswijzigingen naar een meer beheersgerichte aanpak van verontreinigingen. Ook
nemen de rijksbijdragen over enkele jaren af, zodat we nu moeten beginnen met het afbouwen van meerjarig
projecten. Voor circa vijftien locaties zal de gemeente nazorgplannen voor restverontreinigingen uitvoeren. Gegevens
voor burgers en bedrijven over de kwaliteit van de bodem stellen we via Internet beschikbaar. We verwerken ongeveer
9.000 gegevensaanvragen per jaar, waarvan het grootste deel geautomatiseerd via internet wordt afgehandeld. Er is
sinds 2010 een daling in het aantal gegevensaanvragen die te maken heeft met de verminderde activiteit op de
woningmarkt.
We stellen aan het begin van het jaar een bodemprogramma op. Hierin staan de saneringen en onderzoeken die voor
gepland zijn. In 2013 geven we prioriteit aan de volgende activiteiten: 2013
• Afronding van lopende saneringen en voortzetting van nazorgprojecten. Voorbeelden van belangrijke projecten zijn
e Nedereindse Plas en de nazorg in het Griftpark. d
• pstarten nieuwe saneringen alleen bij milieuhygiënische spoedeisende gevallen. O• odemonderzoek op verdachte locaties waar mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. B• Invulling van gebiedsgericht grondwaterbeleid (vooral monitoring).
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2015
Effectindicatoren:
E1.1.1
in 2015 zijn bij alle
spoedlocaties de risico's
weggenomen en alle
overige locaties met
verontreinigde grond
zijn in kaart gebracht en
er is zonodig een
aanpak opgesteld voor
het saneren van deze
locaties
Bodemsanerin
gs-programma 2011 20%- 20% 20% 20% (gereed)
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1 Aantal BPE 4
Beschikte
sanerings-
rapporten 313.732 209.116 175.000 150.000
P1.1.2
Aantal maal
gegevensverstrekking
over bodemkwaliteit
Eigen
monitoring 2010 10.135 9.212 9.000 10.000
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Schone bodem 5.640 5.993 5.947 5.554 5.554
Totaal lasten 5.640 5.993 5.947 5.554 5.554
4 Bodem Prestatie Eenheden. BPE = gesaneerd oppervlak in m2 + 3x gesaneerd volume in m3 + 0,4x gesaneerd volume
grondwater in m3.
82
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Baten
P2.2.1 Schone bodem 4.873 4.923 4.923 4.923 4.923
Totaal baten 4.873 4.923 4.923 4.923 4.923
Saldo lasten en baten 767 1.070 1.024 631 631
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 767 1.070 1.024 631 631
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Schone bodem
Bij de tweede technische wijziging in 2012 zijn de structurele lasten van 0,300 miljoen euro voor de biowasmachine in
het Stationsgebied overgeheveld van het programma Stedelijke Ontwikkeling naar het programma Duurzaamheid.
Hierdoor stijgen de lasten in dit programma en dalen de lasten bij het programma Stedelijke Ontwikkeling met
0,3 miljoen euro. Daarnaast stijgen de lasten door de uitbreiding van Leidsche Rijn met 0,025 miljoen euro structureel
en 0,022 miljoen euro incidenteel. Door het heffen van leges voor de verstrekking van bodeminformatie stijgen de
baten met 0,05 miljoen euro. Daarnaast dalen de lasten met 0,030 miljoen euro door de technische verwerking van de
taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld. Het saldo
stijgt door alle ontwikkelingen met 0,3 miljoen euro. De lasten dalen in 2015 structureel met 0,393 miljoen euro
vanwege het vervallen van het incidentele budget corresponderende posten bodemsanering.
83
Subdoelstelling 2.3 Utrecht heeft een gezonde Lucht
Subdoelstelling 2.3
Utrecht heeft een gezonde lucht.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.3.1
Minimaal voldoen aan de wettelijke EU-normen voor fijn stof en stikstofdioxide.
Utrecht maakt deel uit van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit en hiermee heeft zij zich verplicht
om voor 2015 een maatregelenpakket uit te voeren dat moet bijdragen aan het verschonen van de lucht opdat in 2011
aan de grenswaarden voor fijnstof (pm10) en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) wordt voldaan.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.3.1
Uitvoeren maatregelen Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), inclusief jaarlijkse monitor en
bijsturing
De uitvoering van de maatregelen in het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit wordt voor een belangrijk
deel gedaan binnen het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. In dat hoofdstuk kunt u de stand van zaken
ervan lezen. Elk jaar vindt hiervan ook een monitor plaats. Naast de jaarlijkse landelijke monitor maken we jaarlijks een
gemeentelijke monitoringsrapportage waarin we ingaan op het effect van de NSL maatregelen. Indien nodig leggen we
aanvullende maatregelen voor om te kunnen voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De resultaten van het
meetnet nemen we mee in de gemeentelijke rapportage.
Indicatoren subdoelstelling 2.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2012
Doelstelling
2015
Effectindicatoren:
E3.1.1
Norm fijnstof (pm 10)
jaargemiddelde
concentratie Omschrijving bron 2011
31,0
μg/m³.
Geen
normover
schrijding
fijnstof
(norm)
40μg/m3 40μg/m3
E3.1.2
Norm fijnstof (pm 10)
aantal dagen
overschrijding 24-
uursgemiddelde
grenswaarde
Monitorings-
rapportage 2011
34 dagen
overschrij
ding van
50
μg/m³
Geen
normover
schrijding
fijnstof
(norm)
Maximaal 35
dagen van
50μg/m3
Maximaal 35
dagen van
40μg/m3
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
E2.3.1 Minimaal voldoen aan de
wettelijke EU-normen voor fijn stof en
stikstofdioxide.
P1.1 Uitvoeren maatregelen Nationaal
Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (NSL), inclusief jaarlijkse
monitor en bijsturing.
84
85
Indicatoren subdoelstelling 2.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2012
Doelstelling
2015
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Zie programma
Bereikbaarheid en
Luchtkwaliteit voor
NSL-maatregelen
Wat mag dat kosten?
Wij ramen de lasten en baten van prestatiedoelstelling 2.3.1 in het programma Bereikbaarheid onder subdoelstelling
'2.1: Beperking van de groei van het autoverkeer en meer stil en schoon vervoer'.
Programmastructuur
Bereikbaarheid
Utrecht is een aantrekkelijke en bereikbare
stad die duurzaam, leefbaar en gezond is.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1. Utrecht is een stad van OV en fiets
als alternatief voor de groei van de
automobiliteit.
1.1 Meer en aantrekkelijker gebruik van
OV en fiets door bewoners, bedrijven en
bezoekers.
36.113
1.2 Slimmere en efficiëntere benutting van
het stedelijk wegennet door autoverkeer
en meer stil en schoon vervoer.
71.615
Bedragen zijn in duizenden euro's.
86
1.4 Bereikbaarheid
Algemene programmadoelstelling
Utrecht is een aantrekkelijke en bereikbare stad die duurzaam, leefbaar en gezond is.
Voor een aantrekkelijk, leefbaar, gezond en bereikbaar Utrecht zijn alternatieven nodig voor de automobiliteit van,
naar en binnen de stad. Een schaalsprong in openbaar vervoer en de fietsinfrastructuur is nodig om de verwachte groei
van het autoverkeer te halveren in 2030. Om dit te bereiken werken we samen met de inwoners en het bedrijfsleven in
de stad en met andere overheden. De komende jaren zetten wij onder de noemer 'Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar'
een omslag in naar een aantrekkelijk en duurzaam mobiliteitssysteem.
Samenhang met andere programma's
Het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit heeft een nauwe samenhang met het programma Duurzaamheid op
het onderdeel luchtkwaliteit, immers beperking van de groei van automobiliteit komt ten goede aan de bereikbaarheid
én de luchtkwaliteit. De doelstellingen voor de luchtkwaliteit staan in het hoofdstuk van het programma
Duurzaamheid. De maatregelen uit het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit die bijdragen aan de luchtkwaliteit
staan in dit hoofdstuk beschreven. Bereikbaarheid heeft daarnaast een relatie met de programma's Economie en
Stedelijke Ontwikkeling.
Relevante omgevingsfactoren
Voor de uitvoering van de maatregelen die bijdragen aan de halvering van de groei van de automobiliteit zijn we ook
afhankelijk van de andere gemeenten, BRU, provincie en Rijk. De wijken hebben diverse ambities geformuleerd op het
gebied van bereikbaarheid. Terugdringen van overlast van verkeer (lucht en geluid) als ook een betere bereikbaarheid
en voorzieningen voor de fiets zijn ook belangrijke onderwerpen in wijken. Aan de andere kant kunnen maatregelen
aan de infrastructuur ingrijpend zijn voor de directe omgeving waardoor sprake kan zijn van spanningen tussen de
belangen op stedelijk niveau en op niveau van staat en/of buurt.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Meerjaren Perspectief Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit 2012
Ambitiedocument Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar 2012
Studie Benuttingsvariant Utrecht-West 2012
Regionale ov-visie BRU 2011)
Actieplan Goederenvervoer 2011
Actieplan Schoon vervoer 2011
Op naar Utrecht Fietsstad 2010
Wijkambities 2012 – 2014
87
Subdoelstelling 1.1: Meer en aantrekkelijker gebruik van openbaar vervoer en fiets door bewoners bedrijven en bezoekers
Subdoelstelling 1.1
Meer en aantrekkelijker gebruik van
OV en fiets door bewoners, bedrijven
en bezoekers.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Om Utrecht bereikbaar en aantrekkelijk, leefbaar, gezond en duurzaam te houden voor inwoners, bezoekers en
bedrijven zijn alternatieven nodig voor de automobiliteit van, naar en binnen Utrecht en binnen en tussen de
verschillende wijken. Dat betekent dat mensen andere vervoerwijzen kunnen en willen kiezen.
Effectdoelstelling 1.1.1
Meer gebruik van de fiets.
Wij zetten in op de fiets als primair vervoermiddel in de stad door snelle, veilige en comfortabele fietsverbindingen en
voldoende ruimte om de fietsen vooral in de binnenstad goed te kunnen parkeren in veilige stallingen. Daarbij hoort
ook dat de fiets aantrekkelijk is als voor- en natransport vanaf stations, P+R's, bedrijventerreinen en ov-locaties.
Effectdoelstelling 1.1.2
Betere doorstroming OV.
We kiezen voor de HOV (tram) als basis van het openbaar vervoersysteem, waarbij een goede doorstroming van OV
vanzelfsprekend is wat het openbaar vervoer aantrekkelijk maakt.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Uitvoeren projecten en maatregelen fiets die het gebruik van de fiets aantrekkelijker maken.
De volgende maatregelen en projecten dragen bij aan ons streven en aan ambities van de wijken, om van de fiets in de
stad het primaire vervoermiddel te maken. De realisatie van de top fietsroutes bestaat uit verschillende soorten
maatregelen, variërend van een ingrijpende herprofilering van de weg tot kleinere projecten. In 2013 zijn de volgende
fietsprojecten gereed: Rio Brancodreef tot Voorstraat, Harmelerwaard/Zandweg, fietsoversteek Herculeslaan – Weg tot
de Wetenschap, Einsteindreef / Karl Marxdreef – Goyplein, Helfrichlaan – Leidseweg, Nieuwe Houtenseweg en een deel
van de hoofdfietsroute van de Brennerbaan tot en met het stationsplein Station Lunetten. Ook pakken we verschillende
knelpunten aan op de fietsroute Binnenstad – De Uithof, ambitie van wijk-Oost en onderdeel van de pilot openbare
ruimte binnenstad. In 2013 werken we voor de fietsbrug Amsterdam-Rijnkanaal het Integraal Programma van Eisen uit
in een ontwerp en stellen we het bestemmingsplan voor deze brug vast. We starten met de aanleg van de fietstunnel
P1.1.1 Uitvoeren projecten en
maatregelen fiets die het gebruik
van de fiets aantrekkelijker maken.
E1.1.1 Meer gebruik fiets.
E1.1.2 Betere doorstroming OV.
P1.1.2 Uitvoeren projecten en
maatregelen op het gebied van ov-
infra.
88
Spinozabrug. Een aantal verkeerslichten zullen we uitbreiden met wachttijdvoorspellers voor fietsers en ook pakken
een betere afstelling van VRI's voor fietsen versneld op.
De nota Stallen en Parkeren bevat voorstellen voor uitvoering in 2013 van onder andere de invoering van
fietsparkeernormen, uitbreiding van de focus voor de realisatie van fietsenstallingen naar OV-knooppunten en
voorzieningen en verbetering van de handhaving. Dit is een vraag uit meerdere wijken. We werken onverminderd aan
een oplossing voor het fietsparkeren in de binnenstad. We starten, wanneer de haalbaarheidsstudies een positief
resultaat opleveren, met de voorbereidingen voor ondergrondse fietsenstallingen op de Neude en het Lucasbolwerk.In
het najaar 2013 openen we de fietsenstalling op het Stationsplein-West. Daarmee start de pilot OVT fietsparkeren die
als doel heeft te komen tot een optimale balans tussen de bezettingsgraad van de stallingen, de gebruikerskwaliteit en
de dekkingsgraad van de kosten. In 2013 voeren we drie weesfietsenacties uit en richten wij een aantal locaties in voor
het nieuwe leenfietsenverhuursysteem. Verder openen wij In 2013 twee buurtfietsstallingen en plaatsen fietsklemmen
bij op basis van initiatieven uit de wijken.
Prestatiedoelstelling 1.1.2
Uitvoeren projecten en maatregelen op het gebied van ov-infra.
In 2013 werken wij gestaag verder aan het netwerk van vrije busbanen en aan de Uithoflijn. De realisatie van de
onderbouw van de Uithoflijn is in volle gang. In 2013 start de aannemer van ProRail met de werkzaamheden aan de
oostelijke sporen, dan worden ook van deeltracé Koningsweg - De Uithof de eerste delen van de onderbouw van de
tram opgeleverd. Aan het begin van 2013 besluit BRU over het Definitief Ontwerp voor De Uithoflijn. Voor de
bovenbouw start de aanbestedingsprocedure en voor de tracédelen De Uithof en het Stationsgebied en de busbaan
Kruisvaart wordt in 2013 het bestemmingsplan vastgesteld. Voor de HOV Zuidradiaal leveren wij, naast
bestemmingsplannen, een ontwerp waarbij de busbaan aan de Parkhavenzijde ligt en zoveel als mogelijk opschuift
richting Jaarbeurs én waarbij wordt uitgegaan van een weg met 2x1 autorijstroken. Dit ontwerp bevat een fietstunnel
voor de hoofdfietsroute die parallel aan het Merwerdekanaal loopt. Wij treffen op de OV-as Utrecht CS – Overvecht een
aantal maatregelen voor een betere doorstroming van de bussen, één van de ambities van wijk Overvecht en onderdeel
van de pilot openbare ruimte binnenstad. Wij leveren de HOV baan op tussen Papendorp en Nieuwegein, treffen
doorstromingsmaatregelen door de Wetering-Zuid en Lage Weide naar station Maarssen, zorgen voor een aansluiting
van de buslijnen over de A2 (vanuit de richting IJsselstein/Vianen naar Utrecht CS via de HOV Zuidradiaal) en starten
met de aanleg van de busbaan van Strijkviertel tot de stadweg door Rijnvliet.
Wij adviseren BRU over het streefbeeld serielijnen in de tramstudie 'de snelle tram' en de dienstregeling 2014. Hierbij
houden we rekening met de ambitie uit de wijken om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken door de
frequentie, prijs en kwaliteit ervan goed te regelen.
De werkzaamheden aan. de spooruitbreiding van het tracé Utrecht CS – Lunetten zijn in 2011 van start gegaan en
lopen door tot 2015. Eind 2012 worden de eerste nieuwe sporen in gebruik genomen, waarna de bestaande sporen
worden afgebroken. Daarna starten in de loop van 2013 de werkzaamheden aan de oostzijde van het spoor. Zowel de
werkzaamheden aan station Utrecht Lunetten als station Utrecht Vaartsche Rijn zijn in volle gang. We starten met de
aanleg van het voorplein van station Vaartsche Rijn en stellen voor het voorplein van het nieuwe station Utrecht
Lunetten in 2013 een ontwerp vastgesteld en zullen met ProRail afspraken worden gemaakt over de realisatie. n 2013
zullen voor diverse groenstroken langs het spoor de ontwerpen worden opgeleverd. In juni 2013 opent station
Leidsche Rijn Centrum, waar tweemaal per uur een sprinter zal stoppen. De frequentie op de station Vleuten en
Terwijde wordt verhoogd naar viermaal per uur. De gemeente werkt aan tracébesluit spoorverdubbeling Utrecht-
Leidsche Rijn
89
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren 5
E1.1.2
% inwoners die met de
fiets naar de
binnenstad gaan Utrecht Monitor % 56% 56% 57%
E2.1.1
% inwoners die met het
OV naar de binnenstad
reizen Utrecht Monitor 23% 24% 24% 25%
Prestatie-indicatoren
P1.1.1
Fietsbrug Amsterdam -
Rijnkanaal MPB Ontwerp Gereed
P1.1.1 Top 5 fietsroutes MPB In uitvoering Gereed
P1.1.1
Fietstunnel
Spinozabrug MPB In uitvoering Gereed
P1.1.1
Nieuw
leenfietsensysteem Parkeren
Implemen-
tatie Gereed
P1.1.1 buurtfietsenstallingen MPB 2 2 2
P1.1.2 De Uithoflijn MPB
P1.1.2
Zuidradiaal bestaande
stad MPB
Voorlopig
ontwerp Gereed
P1.1.2
ov-doorstromings-
maatregelen CS –
Overvecht MPB
Korte-termijn
maatregelen
gereed
P1.1.2 HOV Rijnvliet MPB In uitvoering Gereed
P21.2 Voorplein RSSLunetten MPB
In voor-
bereiding
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Uitvoeren projecten en
maatregelen fiets 30.096 9.565 12.199 11.199 5.199
P1.1.2 Uitvoeren projecten en
maatregelen openbaar vervoer 20.729 26.548 100.798 128.798 134.298
Totaal lasten 50.825 36.113 112.997 139.997 139.497
Baten
P1.1.1 Uitvoeren projecten en
maatregelen fiets 0 3.000 3.000 3.000 0
P1.1.2 Uitvoeren projecten en
maatregelen openbaar vervoer 0 14.000 81.500 126.500 135.500
Totaal baten 0 17.000 84.500 129.500 135.500
Saldo lasten en baten 50.825 19.113 28.497 10.497 3.997
5 Voor ontwikkelingen in mobiliteit verwijzen wij ook naar de beleidsmonitor Verkeer.
90
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Mutatie reserves
Reserves toevoeging 928 824 0 0 0
Reserves onttrekking 57.470 17.924 26.484 8.484 1.984
Saldo na mutaties reserve -5.717 2.012 2.012 2.012 2.012
Bedragen zijn in duizenden euro's
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Uitvoeren projecten en maatregelen fiets die het gebruik van de fiets aantrekkelijker
maken
Wij ramen op deze prestatiedoelstelling de cashflow van de lasten en baten van de lopende meerjarige investeringen
fiets. In 2013 verwachten wij voor de uitvoering van de Top 5 fietsroutes, de fietsroute Tussen de rails en de
Herenroute 7,690 miljoen euro uit te geven, voor de Fietsbrug Oog in Al 1,0 miljoen euro en voor de Fietstunnel
Spinozabrug 1,5 miljoen euro. Daarnaast heeft u met de Voorjaarsnota 2012 besloten 17,0 miljoen euro in te zetten
voor fietsparkeren OVT en 5,0 miljoen euro voor verkeersveiligheidprojecten.
Prestatiedoelstelling 1.1.2: Uitvoeren projecten en maatregelen op het gebied van ov-infra
Wij ramen op deze prestatiedoelstelling de cashflow van de lasten en baten van de lopende meerjarige investeringen
openbaar vervoer en de organisatiekosten programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. In 2013 verwachten wij voor
de uitvoering van de aanleg onderbouw tram CS – De Uithof 10,0 miljoen euro en de HOV busbaan Leidsche Rijn 5,5
miljoen euro uit te geven, voor de Westtangent en Tangentlijn 10 8,5 miljoen euro, voor HOV Overvecht 1,5 miljoen
euro, voor Randstadspoor 0,150 miljoen euro en voor organisatiekosten 1,164 miljoen euro. Daarnaast heeft u met de
Voorjaarsnota 2012 besloten efficiencymaatregelen door te voeren op tijdelijke bereikbaarheid en het budget hiervoor
met ingang van 2015 structureel te verlagen met 0,1 miljoen euro.
Subdoelstelling 1.2. Beperking van de groei van het autoverkeer en meer stil en schoon vervoer
Subdoelstelling 1.2
Beperking van de groei van het
autoverkeer en meer stil en schoon
vervoer.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
E1.2.1 Betere benutting van de
bestaande auto-infrastructuur.
P1.2.1. Uitvoeren projecten en
maatregelen autogebruik.
E1.2.2 meer stil en schoon vervoer. P1.2.2 Uitvoeren projecten en
maatregelen luchtkwaliteit /
goederenvervoer.
P1.2.3 Reguleren en exploiteren
parkeervoorzieningen.
91
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1 en 1.2.2
Betere benutting van de bestaande auto-infrastructuur / meer stil en schoon vervoer.
We willen de groei van het autogebruik halveren en tegelijkertijd willen we dat de stad bereikbaar is door het efficiënt
gebruik van het bestaande wegennet en een evenwichtige verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit naar
doelgroep, plaats en tijd. Wij streven ook naar meer schoner en stiller vervoer. De wens om maatregelen te nemen
tegen de overlast van de verkeersdrukte voor het milieu en voor meer schoon vervoer komt terug in de ambities van
alle wijken.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Uitvoeren projecten en maatregelen autogebruik.
In 2013 werken we de voorkeursvariant uit voor een opgewaardeerde NRU met als uitgangspunt 80 km per uur. Het
project Overste den Oudenlaan-Noord, waarbij een linksaffer wordt gemaakt richting het 24 Oktoberplein, is volgend
jaar gereed. De projecten uit het autoprogramma die een relatie hebben met het principe van de stadsboulevard:
Linksafverbod ML Kinglaan, Groene Golf Verdeelring, 't Goylaan en Korte termijn maatregelen doorstroming starten in
2013, waarbij naast het principe van een stadsboulevard rekening wordt gehouden met de normen voor de
leefbaarheid en luchtkwaliteit. De knip Paardenveld wordt voorbereid. Dit geldt ook voor het linksafverbod
Moldaudreef / Zambesidreef waarbij we aandacht besteden aan aanvullende maatregelen voor de verkeerscirculatie in
Overvecht in overleg met bewoners. Op Papendorp komt er een directe autoverbinding van de Orteliuslaan, via het
Taatseplein naar de Prins Clausbrug.
In 2013 openen we P+R De Uithof en een tijdelijke P+R voorziening in Leidsche Rijn Centrum Bij deze laatste
P+R voorziening komt ook de halteplaats voor touringcars. In regionaal verband werken wij aan dynamisch
verkeersmanagement. We breiden het monitoringsnetwerk (camera's) uit en implementeren maatregelen op straat
(DRIP's).
Prestatiedoelstelling 1.2.2
Uitvoeren projecten en maatregelen luchtkwaliteit / goederenvervoer.
In 2013 starten we, na besluitvorming door de gemeenteraad, met de uitvoering van aanvullende
luchtkwaliteitsmaatregelen die uiterlijk in 2015 geëffectueerd moeten worden. Dit pakket bevat hoofdzakelijk
bronmaatregelen gericht op personenvervoer, bestelvervoer, taxi’s, goederenvervoer en mobiliteitsmanagement. Naast
stimuleringsregelingen ter bevordering van schoon vervoer hanteren we milieuzones voor (indien mogelijk) bestel- en
personenvervoer. Om het gebruik van elektrische voertuigen te stimuleren, streven wij naar een logisch netwerk van
oplaadpunten in de stad ( thuis, bij bedrijven en in de (semi-)openbare ruimte), ondersteunen wij privé en zakelijke
initiatieven van bedrijven en verschonen wij ons eigen wagenpark. In 2013 zullen naar verwachting 150 oplaadpalen
(300 oplaadpunten) in de openbare ruimte staan. Om bedrijven te stimuleren in duurzame mobiliteit te investeren,
worden ze in 2013 actief benaderd per branche/gebied. In ons eigen wagenpark worden 20 elektrische voertuigen
toegevoegd.
Het actieprogramma Goederenvervoer richt zich in 2013 op de bevoorrading van winkels en horeca in de(binnen)stad,
waarbij de bevoorrading met schonere en zuinige voertuigen en bundeling van bevoorrading centraal staan. Met de
aanpak van de bouwlogistiek rond het stationsgebied verwachten wij de kwaliteit van de leefomgeving rondom de
toeleidende routes en de bouwplaats te verbeteren. In Lage Weide starten we projecten om de multimodaliteit te
bevorderen en ook een meer duurzame logistiek te bereiken. In 2013 starten we ook met de uitvoering van het
actieplan De Gebruiker Centraal. De pilot openbare ruimte Binnenstad start, waarvan de fietsroute centrum – De Uithof,
fietsparkeren binnenstad, aanpak omgeving station Vaartsche Rijn en verbetering van het OV centrum – Overvecht deel
uitmaken.
92
Prestatiedoelstelling 1.2.3
Reguleren en exploiteren parkeervoorzieningen.
In 2013 nemen wij na vaststelling door uw gemeenteraad van de strategienota Parkeren en Stallen de uitvoering
concreet ter hand door bijstelling van de parkeernormen, de methodiek voor de invoering van betaald parkeren
houden we tegen het licht en parkeerverordeningen en het uitgiftebeleid worden op de benodigde onderdelen
aangepast. Daarnaast wordt het parkeerverwijssysteem verbeterd en werken we verder aan een verbetering van de
dienstverlening waarbij we gebruik maken van de mogelijkheden die digitalisering biedt. De gecombineerde uitvoering
van de verschillende handhavingstaken krijgt vorm in de nieuwe VTH organisatie waarin de Vergunnings-, Toezicht- en
Handhavingstaken gebundeld worden.
Prestatiedoelstelling 1.2.4
Bevorderen Verkeersveiligheid.
In 2013 gaan we verder met de aanpak van de grootste verkeersveiligheidsknelpunten. De aanpak van de Cartesiusweg
ter hoogte van de Schepenbuurt, één van de ambities van Wijk-West, ronden we in dit kader af. In het kader van het
project As van Berlage heffen we de busbanen op de Van Hoornekade en de Egmondkade op en maken we de
fietsroutes veiliger. In lijn met de wens die leeft in wijk Noordoost treffen we, indien het onderzoek aangeeft dat dit
mogelijk is, maatregelen om de toegestane snelheid op de kardinaal De Jongweg terug te brengen naar 50
kilometer/uur, indien het onderzoek aangeeft dat dit mogelijk is. Het Utrechtse Verkeersveiligheidslabel richt zich in
2013 niet alleen op uitbreiding met nieuwe scholen maar ook op het onderhouden van het veiligheidslabel. Hiervoor
vindt eenmaal in de twee jaar een herijking plaats van scholen met zo'n label.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren: 6
E1.2.
% inwoners dat met de
auto naar de binnenstad
reist
Utrecht
Monitor 9% 8% 8% 7%
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Reconstructie overste den
Oudenlaan MPB Gereed
P1.2.1 Aantal combikaarten Parkeren 125.000 147.000 123.000
P1.2.1
Aantal gefiscaliseerde
parkeerplaatsen Parkeren +848 +499 +1.000 +2.500
P1.2.1 Betalingsbereidheid Parkeren 80% 80%
P1.2.1
.
P+R De Uithof Leidsche
RijnC7 MPB gereed
P1.2.2 Aantal oplaadpunten MPB 200 Gereed
P1.2.4
Aanpak verkeersonveilige
situatie Cartesiusweg MPB gereed
6 Voor ontwikkelingen in mobiliteit verwijzen wij ook naar de beleidsmonitor Verkeer. 7 Met de installatie van de nieuwe parkeerautomaten op P+R Westraven hebben we geconstateerd dat de verhouding
tussen de afzet van de combikaart en de kortparkeerkaart verschoven is, waardoor we nu een meer reële inschatting
kunnen maken van het aantal af te zetten combikaarten.
93
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Uitvoeren projecten en
maatregelen autogebruik 12.818 31.198 6.907 2.682 2.682
P1.2. 2 Uitvoeren projecten en
maatregelen Lucht 0 18.705 13.635 750 750
P1.2.3 Reguleren en exploiteren
parkeervoorzieningen 20.413 21.712 22.063 22.771 23.672
Totaal lasten 33.231 71.615 42.605 26.204 27.104
Baten
P1.2.1 Uitvoeren projecten en
maatregelen autogebruik 2.180 18.105 3.875 0 0
P1.2.2 Uitvoeren projecten en
maatregelen Lucht 0 8.235 4.185 0 0
P1.2.3 Reguleren en exploiteren
parkeervoorzieningen 24.255 26.395 26.928 27.786 28.687
Totaal baten 26.435 52.735 34.988 27.786 28.687
Saldo lasten en baten 6.796 18.880 7.618 -1.582 -1.582
Mutatie reserves
Reserves toevoeging 8.806 8.874 14.460 16.567 16.648
Reserves onttrekking 15.256 50.815 23.917 2.995 1.767
Saldo na mutaties reserve 346 -23.062 -1.839 11.990 13.299
Bedragen zijn in duizenden euro's.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Uitvoeren projecten en maatregelen autogebruik
Op deze doelstelling ramen wij de cashflow van de lasten en baten op de meerjarige investeringen auto en P+R en de
organisatiekosten voor verkeer-, vervoer- en parkeerbeleid. In 2013 verwachten wij voor de P+R De Uithof 15,0 miljoen
euro uit te geven, voor P+R Leidsche Rijn Centrum 5,5 miljoen euro, voor Bereikbaarheid stationsgebied 5,0 miljoen
euro, voor knips 2,5 miljoen euro, voor het wegnummer- en informatiesysteem 0,75 miljoen euro, voor korte termijn
maatregelen doorstroming 0,255 miljoen euro, voor plankosten maatregelen Utrecht-West 0,250 miljoen euro en voor
de organisatiekosten 2.457 miljoen euro. Daarnaast heeft u met de Voorjaarsnota 2012 besloten het budget voor de
P+R's-West en Noordoost met 56,6 miljoen euro, voor Maatregelen Utrecht-West met 10,0 miljoen euro en voor het
parkeer reizigersinformatiesysteem met 1,0 miljoen euro te verlagen en 1,2 miljoen euro te bestemmen voor
nadeelcompensatie AC restaurant. Daarnaast dalen de lasten met 0,70 miljoen euro door de technische verwerking van
de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Prestatiedoelstelling 1.2.2: Uitvoeren projecten en maatregelen luchtkwaliteit / goederenvervoer
Op deze doelstelling ramen wij de cashflow van de lasten en baten op de meerjarige investeringen voor de aanpak
knelpunten Luchtkwaliteit en goederenvervoer. In 2013 verwachten wij voor luchtbehandeling Stadsbaan Leidsche Rijn
Centrum 10,0 miljoen euro uit te geven voor de actieplannen Schoonvervoer en goederenvervoer 6,040 miljoen euro,
94
95
voor de kwaliteit openbare ruimte binnenstad 2,7 miljoen euro, voor het Actieplan De Gebruiker Centraal 2,0 miljoen
euro en voor autodelen, monitoren en onderzoek en het meetnet luchtkwaliteit 0,37 miljoen euro. Daarnaast heeft u
met de Voorjaarsnota 2012 besloten het budget voor het Actieplan De Gebruiker centraal te verlagen met
0,750 miljoen euro. Daarnaast houden wij in het project Maatregelen Utrecht-West rekening met uw Amendement
Betere verbinding door Papendorp 0,5 miljoen euro.
Prestatiedoelstelling 1.2.3: Reguleren en exploiteren parkeervoorzieningen
De lasten stijgen met 1,299 miljoen euro en de baten stijgen met 2,140 miljoen euro. Dit wordt vooral veroorzaakt
door de opening van de parkeergarages Lombok, Maliebaan, P+R De Uithof en de uitbreiding van fiscaal gebied.
Daarnaast ramen wij hogere baten straatparkeeropbrengsten door een betere betalingsbereidheid. Daarnaast heeft u
met de Voorjaarsnota 2012 besloten in verband met het financieel beeld van de gemeente 1,0 miljoen euro te
onttrekken aan de parkeerreserve en efficiencymaatregelen door te voeren op parkeerhandhaving en het budget
hiervoor met ingang van 2015 structureel te verlagen met 0,15 miljoen euro. Daarnaast dalen de lasten met
0,34 miljoen euro door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer
informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De t
• en storting tot 2020 van het jaarlijks budget voor het Actieplan Fiets 0,824 miljoen euro. oevoeging aan de programmareserve van 9,698 miljoen euro bestaat uit:
E• Een storting van 8,874 miljoen euro voor de aanpak van knelpunten autoverkeer.
De o
• Een onttrekking van 33,994 miljoen euro in verband met het financieel beeld van de gemeente (Voorjaarsnota 2011
4,618 miljoen euro en Voorjaarsnota 2012 19,376 miljoen euro).
nttrekking aan de programmareserve van 56,770 miljoen euro bestaat uit:
1
• Een onttrekking van 21,924 miljoen euro voor de meerjarige investeringen openbaar vervoer (10,150 miljoen euro),
iets (5,402 miljoen euro), P+R Leidsche Rijn Centrum (5,5 miljoen euro) en organisatiekosten (0,872 miljoen euro). f
• en onttrekking van 0,347 miljoen euro voor de kapitaallasten transferium Westraven. E• Een onttrekking van 0,505 miljoen euro voor beheer en onderhoud van stallingsvoorzieningen.
Programmastructuur
Openbare Ruimte en Groen
De betrokkenheid van bewoners voor de
prachtige groene stad Utrecht motiveert ons
om de gezamenlijke buitenruimte goed te
onderhouden. Daarmee maken we voor de
bewoners een veilige en aantrekkelijke
leefomgeving, die uitnodigt tot sociaal gedrag
en ontmoeting.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Openbare ruimte is veilig en
functioneel.
1.1 De openbare ruimte is heel, veilig en
functioneel.
37.946
1.2 Het afval- en hemelwater wordt veilig
en milieuvriendelijk afgevoerd en de
waterkwaliteit is goed.
27.892
2 Openbare ruimte is groen en schoon
en nodigt uit tot ontmoeting.
2.1 De buitenruimte is schoon en het
groen is onderhouden
37.314
2.2 We richten het groen zo in dat
aantrekkelijk en bereikbaar wordt.
5.060
2.3 Afval wordt op efficiënte wijze
gescheiden ingezameld om de klant van
dienst te zijn.
34.359
Bedragen zijn in duizenden euro's.
96
1.5 Openbare Ruimte en Groen
Algemene programmadoelstelling
Dit programma omvat het beheer en onderhoud van de openbare ruimte evenals de ontwikkeling van het groen in en
om de stad en de inzameling van het huishoudelijk afval. De leidende thema's voor dit programma zijn ‘schoon, heel
en veilig’ en 'duurzaam aantrekkelijk'. We werken hieraan op een zo duurzaam mogelijke wijze. Sociale veiligheid
nemen we mee bij herinrichtingen van plekken, bij de totstandkoming van wijkgroenplannen en het uitvoeren van
bewonersmeldingen zoals snoeien van overhangend groen. Een kwalitatief hoogwaardige en aantrekkelijke
leefomgeving, waar burgers zich thuis voelen, is speerpunt van ons beleid. We houden vast aan onze ambitie voor een
schoon, heel en veilig Utrecht.
De ruimtelijke ontwikkeling van onze stad vergroot de opgave die Utrecht heeft bij het beheer van de openbare ruimte.
Ook neemt het gebruik van de openbare ruimte sterk toe en stellen mensen hogere verblijfs- en belevingseisen aan de
openbare ruimte. De openbare ruimte is ontmoetingsplek bij uitstek. Mensen willen steeds meer betrokken worden bij
planvorming, gebruik en beheer. Om aan deze eisen te kunnen voldoen is het noodzakelijk dat van plan tot realisatie
tot beheer de optimale keuzes gemaakt worden en dus afstemming plaatsvindt. Een verkeerde investering bij de
inrichting van de openbare ruimte kan leiden tot hogere beheerkosten, als alleen een lage beheersinspanning mogelijk
is, kan een omvangrijke investering teniet worden gedaan. De total cost of ownership bepaalt of een ruimtelijke
ontwikkeling voor een gemeente als totaal kostenefficiënt is. We werken daarom meer dan voorheen samen met de
inrichters van de openbare ruimte.
In de openbare ruimte verschuift de betrokkenheid van bewoners en gebruikers van inspraak naar participatie:
meedenken aan de voorkant. Gebruik en beleving krijgen daardoor een grotere plaats in de besluitvorming. Bewoners
kijken niet primair naar aspecten als rafeling en randschade, maar ook naar sociale veiligheid, kwaliteit van
kinderspeelplaatsen, zwerfvuil. Gebruik en misbruik van de openbare ruimte spelen in hun beleving een veel
belangrijker rol. Bij het bepalen van prioriteiten gaan steeds meer andere maatschappelijke problemen een rol spelen.
Werk aan de openbare ruimte kan niet meer uitsluitend gebaseerd zijn op civieltechnische schadebeelden (problemen,
knelpunten) maar ook op kansen, op positieve ontwikkelingen. Wij zoeken naar win-win-situaties, waarbij maatregelen
gunstig zijn voor meerdere doelen en het hoogste maatschappelijke 'rendement' opleveren voor de leefbaarheid in de
buurt of straat Een meer integrale benadering van het ontwerpen, inrichten, en beheren van de openbare ruimte is het
antwoord om een meer leefbare leefomgeving te krijgen voor bewoners en gebruikers. Bewoners en gebruikers zien
het geheel en geven op grond daarvan een oordeel. Daar waar bij vegen, onkruidbestrijding en groenonderhoud al
soepel ingespeeld wordt op wensen vanuit de wijk, is dit bij het technisch onderhoud minder eenvoudig. Toch wordt
ook hier vooraf rekening gehouden met de wijkambities bij het opstellen van de planningen voor groot onderhoud,
vanzelfsprekend daar waar de veiligheid niet in het geding is. Daarbij speelt naast interne afstemming gericht op
ontwikkel- en beheerorganisatie, ook de verbreding naar andere beheerders een rol. Hiervoor willen we als
kaderstellend het Handboek inrichting Openbare Ruimte vernieuwen en blijven gebruiken. Voor bewoners blijft
daarnaast van belang dat werkzaamheden goed op elkaar worden afgestemd zodat de gebruikers zo min mogelijk
overlast ervaren. Een goede communicatie vooraf is hierbij essentieel.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Nota Onderhoud kapitaalgoederen openbare ruimte 2012-2015
Verbreed rioleringsplan 2011-2014
Groenstructuurplan
Meerjarenplanning Groen2013-2016 (Nog niet beschikbaar, volgt later)
Nota afvalbeleid gemeente Utrecht 2011-2014
De betrokkenheid van bewoners voor de prachtige groene stad Utrecht motiveert ons om de gezamenlijke
buitenruimte goed te onderhouden. Daarmee maken we voor de bewoners een veilige en aantrekkelijke leefomgeving,
die uitnodigt tot sociaal gedrag en ontmoeting.
97
Subdoelstelling 1.1: Openbare ruimte is heel, veilig en functioneel
Subdoelstelling 1.1
De openbare ruimte is heel, veilig
en functioneel.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
In de openbare ruimte kan iedereen zich veilig verplaatsen en verblijven.
Door de kapitaalgoederen in de openbare ruimte te onderhouden blijven deze heel, veilig en functioneel en kunnen de
gebruikers zich veilig verplaatsen en verblijven. Met het onderhoud beogen we tevens de bereikbaarheid van de stad te
ondersteunen, waarbij de fiets hoge prioriteit krijgt. Het groot onderhoud voeren we projectmatig uit en wordt
afgestemd met andere programma's om synergie te bereiken (Nota Kapitaalgoederen (NKG)).
Met het grootschalig onderhoud aan de historierijke werven en werfmuren van de Oude- en de Nieuwegracht houden
we het verleden levend en dragen we bij aan een aangenaam en interessant verblijf in de stad voor nu en de toekomst
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
We werken achterstallig onderhoud weg aan de kapitaalgoederen.
We pakken als eerste het achterstallig onderhoud aan op plaatsen waar de veiligheid en de functionaliteit in het geding
zijn. Als uiterste maatregel stellen wij een kapitaalgoed tijdelijk buiten gebruik. Hierdoor kan de veiligheid te allen tijde
gegarandeerd worden. Alle projecten die noodzakelijk zijn om de kapitaalgoederen functioneel en veilig te houden
worden bezien op kansen voor samenwerking met andere gewenste ontwikkelingen in de stad, zoals bereikbaarheid,
gebiedsontwikkeling en de wijkambities. Volgens de nota kapitaalgoederen Openbare Ruimte blijft het achterstallig
onderhoud gelijk bij groot onderhoud ter hoogte van 21 miljoen euro. Komende jaren hebben we hiervoor
14,9 miljoen euro per jaar beschikbaar. Dit is lager dan voorgaande jaren onder meer door het teruglopen van
subsidies en door de aflossing van de investeringsimpuls in het kader van de crisis. Naar aanleiding van het
Rekenkamerrapport wordt najaar 2011 een analyse uitgevoerd naar de aard van dit achterstallig onderhoud, de
relevantie van het hanteren van de CROW – normen en de hantering van het begrip economisch rationeel beheer. In de
eerste helft van 2013 trekken we hier nadere conclusies uit.
Binnen deze doelstelling voeren we onderhoud bij kapitaalgoederen uit. Dit bestaat uit het repareren en opknappen
(bijvoorbeeld schilderen) van voorzieningen en het geheel of gedeeltelijk vervangen, het groot onderhoud. Het regulier
beheer en vervangingsinvesteringen kent een geleidelijke overgang. De omvang, en de daarmee samenhangende
kosten, maken dat we het groot onderhoud noemen ten laste van het budget voor vervangingsinvesteringen. Na afloop
van de werkzaamheden staat er nagenoeg hetzelfde object als daarvoor, met dezelfde functie en hetzelfde of
verbeterd aanzien.
E1.1.1 In de openbare ruimte kan iedereen
zich veilig verplaatsen en verblijven. P1.1.1 We werken achterstallig onderhoud
weg aan de kapitaalgoederen.
98
Conc
• ien hoofdwegen krijgen groot onderhoud. reet pakken we de volgende werkzaamheden aan:
T• an zeven fietspaden in hoofdfietsroutes wordt het comfort verbeterd. V• In meer dan 60 straten in woongebieden worden slechte bestrating van trottoirs, rijbanen en parkeerplaatsen
aangepakt, waaronder in de binnenstad (de Domstraat en de Korte Jansstraat in de pilot Openbare Ruimte
innenstad) en in diverse samenwerkingprojecten in de Krachtwijken. B
• ,9 hectare aan heestervakken en grasvelden wordt vernieuwd. 3• In meer dan 60 straten vervangen we dode bomen door nieuwe aanplant en voeren we levensduurverlengende
aatregelen uit door kroonreductie en standplaatsverbetering. m
• cht projecten op het gebied van civiele constructies (bruggen, beschoeiing, kademuren, et cetera. A• e gaan door met het grootschalig renoveren van de Wal- en kluismuren van de Oude- en Nieuwegracht. W• ijf verkeersregelinstallaties worden vervangen. V• Op het gebied van openbare verlichting we vervangen 700 armaturen(lamphouders), 1.000 lichtmasten,
ijftien kilometer kabel en 30 voedingskasten en brengen we LEDverlichting aan. v
• Op de begraafplaatsen voeren we groot onderhoud uit aan groen, bomen en paden en op het Landgoed
Amelisweerd doen we dat uiteraard in lijn met de visie Amelisweerd.
Voor een overzichtskaart met alle projecten verwijzen we u naar www.utrecht.nl/utrechtwerktaanutrecht.
Aansluiting groot onderhoud kapitaalgoederen op de wijkambities
De meeste wijkambities voor de openbare ruimte betreffen het vergroenen van de openbare ruimte en het goed
onderhouden van het bestaande groen. We dragen via het onderhoud bij aan het vergroenen van de stad door waar het
wenselijk is door verharding om te zetten in groen. Dit doen we vooral in de aanpak van boomwortelopdruk in
woonbuurten en door bij wegenprojecten 'niet gebruikte' verharding (bermen tussen wegen) om te zetten in groen,
waar het kan. We leveren op deze wijze een bescheiden bijdrage aan een groenere stad door in 2013 circa 3.000 m2 te
vergroenen.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Aantal
functiebeperkende
maatregelen SW 40 (2008) 19 N.n.b. 22 24
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Energiebesparing met
12.000 nieuwe
armaturen SW 0 (2007) 33% 42% 57% 74%
P1.1.1
In 2015 aangelegd
vier kilometer
natuurvriendelijke oever SW 0% (2009) 12,5% 25% 25% 100%
99
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Achterstallig onderhoud
wegwerken 46.807 37.946 36.369 36.369 27.901
Totaal lasten 46.807 36.946 36.369 36.369 27.901
Baten
P 1.1.1 Achterstallig onderhoud
wegwerken 3.883 3.883 3.883 3.883 3.883
Totaal baten 3.883 3.883 3.883 3.883 3.883
Saldo lasten en baten 42.924 34.063 32.486 32.486 24.018
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 5.000 4.000 4.000 4.000 5.000
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 47.924 38.063 36.486 36.486 29.018
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Achterstallig onderhoud wegwerken:
De daling van de lasten in 2013 van 2,28 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
In 2014 dalen de lasten vanwege de intern verzelfstandig van Stadswerken. In de referentie business case interne
verzelfstandiging is aangegeven dat 0,7 miljoen euro bespaard kan worden. De daling van de lasten in 2016 ten
opzichte van 2015 wordt veroorzaakt door de geprognosticeerde financiële afronding van het project wal- en
kluismuren in 2015.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De toevoeging van 4 miljoen euro betreft een storting in de algemene dekkingsreserve voor de aflossing van de
investeringsimpuls van in totaal 28 miljoen euro voor de openbare ruimte. In de jaren 2011 tot en met 2016 betalen
we 4 miljoen euro per jaar terug.
100
Subdoelstelling 1.2: Openbare ruimte is heel, veilig en functioneel
Subdoelstelling 1.2
Het afval- en hemelwater wordt veilig en
milieuvriendelijk afgevoerd en de
waterkwaliteit is goed.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Een goed functionerend rioolstelsel.
Door het rioolstelsel in de openbare ruimte goed te beheren en te onderhouden zorgen we ervoor dat het afvalwater
veilig wordt ingezameld, zonder risico’s voor de volksgezondheid en het milieu. Het hemelwater zamelen we in en
verwerken we op een dusdanige manier dat er geen wateroverlast op straat optreedt. Het streven is om zoveel mogelijk
hemelwater via de bodem of via waterwegen af te laten vloeien. Hierdoor ontstaat meer bergingscapaciteit in het
rioolstelsel en wordt voorkomen dat relatief schoon water naar de zuivering gaat. Dit heeft tevens een groot effect op
de doelstelling 'ecologisch gezond en aantrekkelijk water'.
Effectdoelstelling 1.2.2
Ecologisch gezond en aantrekkelijk water.
• We streven, in nauwe samenwerking met het waterschap, naar een goede waterkwaliteit, zowel chemisch,
cologisch als in de beleving. e
• e willen een goede doorstroming in watergangen bereiken en deze op diepte houden. W• e beogen een betere inrichting in en langs de watergangen. W• Tevens geven we invulling aan de gemeentelijke zorgplicht om structurele grondwateroverlast, veroorzaakt door te
hoge grondwaterstanden in de openbare ruimte, te voorkomen.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.1 Een goed functionerend rioolstelsel. P1.1 Vervangen en re-linen van vijf
kilometer riolering per jaar, het realiseren
van 2 bergbezinkbassins per jaar en
afkoppelen van 8 hectare verhard
oppervlak.
E1.2 Ecologisch gezond en aantrekkelijk
water.
P1.2 Het op diepte houden en verbeteren
van doorstroming en inrichting van
101
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Vervangen en re-linen van vijf kilometer riolering per jaar, het realiseren van twee bergbezinkbassins per jaar en
afkoppelen van acht hectare verhard oppervlak.
We inspecteren de riolering en nemen maatregelen om de kans op instorting van de riolering te voorkomen. Hiervoor
is een vervangingsplan opgesteld en vervangen en re-linen we dit jaar vijf kilometer riool. Concreet vindt dit plaats in
de Drieharingenstraat (Bi), Bakerlaan, Kamenierslaan, Ganzenhoedsterlaan, Zonnedauw, Sleutelbloem, Zevenblad,
Ouderijnsingel, Kalverstraat, Boelenslaan (VDM), Korte Vosstraat, Engelen van Pijlsweerdstraat, Schouwweteringstraat,
Noordse Parklaan/Enthofstraat (NW), Bergbezinkriool Franciscusdreef (Ov), Albatrosstraat, Van Esveldstraat,
Burg. Reigerstraat (O) en aan De Helling (Z). Ook treffen we maatregelen om wateroverlast te voorkomen. Hiervoor
wordt de bergingscapaciteit van het rioolstelsel vergroot. We breiden het aantal bergbezinkbassins om rioolwater op te
vangen verder uit met 2 stuks aan de Catharijnesingel (Bi) en in het Springerpark (NW). Tevens koppelen we 8 ha
verhard oppervlak af door waterpasserende verharding en goten aan te leggen, voornamelijk in samenwerking met
diverse herontwikkelingsprojecten in de (kracht)wijken.
Prestatiedoelstelling 1.2.2
Het op diepte houden en verbeteren van doorstroming en inrichting van watergangen.
Dit j
• Het verwijderen van circa 40.000 tot 50.000 m3 bagger uit de tertiaire watergangen en vervangen van niet goed
functionerende duikers. In 2013 wordt onder andere gebaggerd in Overvecht-Noord, Vechtzoom (Ov), Zuilen-Noord
NW), Tuindorp-Noord (NO) en Parkwijk (Leidsche Rijn).
aar voeren we de volgende maatregelen uit om de waterkwaliteit te verbeteren:
(
• et verbeteren van de doorstroming in het Wilhelmina-(O) en het Julianapark (NW). H• Het opstellen en uitvoeren samen met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van wijkwaterplannen, waarin
per wijk maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit worden vastgelegd. In 2013 worden de
wijkwaterplannen Binnenstad en West afgerond en wordt gestart met de wijkwaterplannen van Vleuten-De Meern en
Leidsche Rijn. De wijkwaterplannen van de overige zes wijken zijn in uitvoering. In het oog springende maatregelen
zijn de herinrichting van de oevers in het Spoorzoompark (Ov) en Hoograven (Z), de aanleg van een nieuwe
atergang in Tuindorp-Noord (NO) en het opknappen van de zwemplas in de Voorveldsepolder (NO). w
• Bij de wijkwaterplannen die we in iedere wijk samen met het waterschap opstellen, maken we afspraken met
etrokkenen in de wijk over welke projecten wanneer worden uitgevoerd. b
• Voor het verminderen van de grondwateroverlast wordt dit jaar in de wijk Hoograven en de woonkern De Meern
gelijktijdig met vervanging van de riolering ongeveer twee kilometer nieuwe drainage aangelegd.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Aantal toegekende schade-
claims in verband met niet
functioneren riolering SW 50 (2009) 50 50 50 50
E1.2.2
Percentage wateren met
score goed HDSR 10% (2006) 10% 10% 20% 30%
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal claims t.g.v. niet
functionerende riolering SW 100% ((2009) 100% 100% 100% 100%
P1.2.1
Jaarlijks vijf kilometer re-
linen/vervangen SW 100% (2009) 100% 130% 100% 100%
P1.2.2 Kubieke meters gebaggerd SW 29.000 (2009) 30.000 80.000 50.000 50.000
P1.2.2
Maatregelen uit
wijkwaterplannen met prio
hoog uitgevoerd SW 0 (2010) 0% 0% 25% 75%
102
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Vervangen en re-linen van
vijf kilometer riolering 26.065 26.806 25.477 25.454 26.348
P1.2.2 Het op diepte houden en
verbeteren van doorstroming en
inrichting van watergangen 3.950 1.087 1.087 1.087 1.087
Totaal lasten 30.015 27.892 26.564 26.541 27.435
Baten
P1.2.1 Vervangen en re-linen van
vijf kilometer riolering 35.054 35.287 35.287 35.287 35.287
P1.2.2 Het op diepte houden en
verbeteren van doorstroming en
inrichting van watergangen 0 0 0 0 0
Totaal baten 35.054 35.287 35.287 35.287 35.287
Saldo lasten en baten -5.039 -7.395 -8.724 -8.747 -7.853
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 1.000 1.000 1.000 0
Onttrekking reserves 0 1.300 0 0 0
Saldo na mutaties reserves -5.039 -7.695 -7.724 -7.747 -7.853
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Vervangen en re-linen van vijf kilometer riolering:
De lasten zijn conform het Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Utrecht 2011-2014. De uitgaven voor de riolering
kennen een piek in de periode 2010-2013 door het realiseren van het centrale besturingssysteem op de rioolgemalen.
Omdat daarna ook de uitgaven voor milieumaatregelen minder worden, dalen vanaf 2014 de totale uitgaven. Om een
al te hoge tariefstijging van de rioolheffing in de jaren 2010-2013 tegen te gaan, zijn een deel van de
vervangingsinvesteringen gekapitaliseerd.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
In 2009 en 2010 is uit de algemene dekkingsreserve in totaal 5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de crisisimpuls
rioleringen. In de jaren 2011 tot en met 2015 betalen we deze terug door 1 miljoen euro per jaar over te hevelen van
de vaste activareserve rioleringen naar de algemene dekkingsreserve.
De onttrekking aan het egalisatiefonds rioleringen in 2013 betreft de inzet van het gerealiseerde efficiency voordeel
2011 van 1,3 miljoen euro ter demping van de tariefstijging rioolheffing in 2013.
103
Subdoelstelling 2.1: De buitenruimte is schoon en het groen is onderhouden
Subdoelstelling 2.1
De buitenruimte is schoon en het
groen is onderhouden.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
De buitenruimte is schoon en het groen is netjes onderhouden.
De gebruiksdruk op de openbare ruimte blijft toenemen. Oorzaken hiervan zijn een aanhoudende groei van het
inwonertal van Utrecht en economische en sociale ontwikkelingen. Om het met de gemeenteraad afgesproken niveau
voor groen en schoon stadsbreed te kunnen handhaven, moeten we steeds grotere inspanningen leveren. Naast deze
toename van de gebruiksdruk, is er ook sprake van een groeiende behoefte van gebruikers van de openbare ruimte om
invloed uit te oefenen op de inrichting, het beheer en onderhoud en het gebruik van de openbare ruimte. Dit komt
duidelijk naar voren in de wijkambities: meer participatie, meer afstemming met bewoners en zelfbeheerders en het
stimuleren van zelfbeheer worden in meerdere wijken als ambitie genoemd. Daarnaast komen vergroening/uitbreiding
van groen, meer aandacht voor schoon en het verbeteren van het beheer van groen als wensen van bewoners naar
voren. Geveltuintjes, beplante boomspiegels en plantenbakken kunnen bijdragen aan het vergroenen van de stad: deze
geven een straat direct een groenere, aantrekkelijkere uitstraling. Deze vorm van vergroening kan uitstekend, zonder
toestemming van de gemeente, in zelfbeheer plaatsvinden. Deze vormen van zelfbeheer blijven we daarom onder de
aandacht van de bewoners brengen. Echter, zelfbeheer is en blijft een initiatief van bewoners.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Schoonhouden openbare ruimte.
De kwaliteit op het gebied van schoon voldoet de laatste jaren ruimschoots aan de afgesproken norm (maximaal 10%
van de gemeten punten scoort lager dan voldoende). Dit willen we vasthouden in 2013, maar het biedt tegelijkertijd
mogelijkheden om invulling te geven aan bewonerswensen. We gaan door met het beeldgestuurd werken, periodiek
schouwen en waar nodig de werkzaamheden bijsturen. In een pilot(buurt) willen we de bewoners vragen hoe en in
welke mate zij betrokken willen worden op het gebied van schoon Daarbij laten we hen tevens aangeven voor welke
locaties zij het belangrijk vinden dat het schoon is, en waar het een tandje minder kan. Dit gaan we doen in
Wittevrouwen. In de Binnenstad staat de beeldkwaliteit, juist op het gebied van schoon, erg onder druk: op dit moment
scoren we een ruime zes, terwijl dit een zeven zou moeten zijn. Een belangrijke wijkambitie van de binnenstad is een
schone openbare ruimte. We onderzoeken of en hoe dit binnen het Programma is op te lossen door extra inzet en een
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E2.11 De buitenruimte is schoon en het
groen is netjes onderhouden. P2.1.1 Schoonhouden van de openbare
ruimte.
P2.1.2 Onderhouden van het groen.
P.2.1.3 Handhaving van de algemene
regelgeving, voorschriften en
vergunningen.
104
andere inzet van de medewerkers en het materieel. Bewoners van de binnenstad willen tevens dat horecaondernemers
medeverantwoordelijkheid nemen voor het schoonhouden van de openbare ruimte tijdens evenementen. Dit aspect
wordt besproken in de reguliere overleggen waarbij de ondernemers vertegenwoordigd zijn.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
Onderhouden van het groen.
Ook bij het onderhoud van groen zien we dat we de norm ruim behalen door beeldgestuurd te werken. Bewoners die
het initiatief hebben genomen een stukje openbare ruimte in beheer te nemen, blijven we beperkt ondersteunen.
Nieuwe zelfbeheerinitiatieven ondersteunen we zoveel mogelijk. Grotere betrokkenheid en zeggenschap van de
mensen voor wie we het doen, daar waar het opportuun is, is wat wij graag willen bereiken. Dit kan zo ver gaan dat
buurten zelf bepalen welk groenonderhoud belangrijk is, en welk niet. Deze benadering willen we integreren in de pilot
in Wittevrouwen als hierboven genoemd met schoon. In Oost en Noordoost hebben bewoners de ambitie uitgesproken
het onderhoudsniveau van respectievelijk het Wilhelminapark, Park Bloeyendael, de Tivolituin en het Griftpark op het
huidige niveau te handhaven en, waar mogelijk, te verbeteren. Het handhaven van het huidige onderhoudsniveau is
binnen de begroting in te passen. Verhogen van het niveau is grotendeels te bereiken door het dagelijks onderhoud
van de gemeente goed af te stemmen op de plannen en werkzaamheden van de beheergroepen.
Prestatiedoelstelling 2.1.3
Handhaven de algemene regelgeving en voorschriften van vergunningen.
Correct gebruik van de openbare ruimte draagt bij aan een openbare ruimte die er schoon en netjes onderhouden
uitziet. De grote verscheidenheid aan functies van de openbare ruimte vraagt om verschillende instrumenten en
activiteiten om dat gebruik correct te laten verlopen. Daarom verlenen wij vergunningen en zetten de toezichthouders
en boa's in voor toezicht en handhaving. Toezichthouders en boa's moeten zoveel mogelijk buiten aanwezig zijn.
Administratieve afhandeling van overtredingen en functieverplichte opleidingen blijven echter onvermijdelijk tijd
vragen. Wij verlenen vergunningen voor onder andere het kappen van bomen, evenementen, standplaatsen, reclame,
inritten en ondergrondse infrastructuur. In het kader van de dienstverlening heeft het digitaal aanvragen van
vergunningen en betalen van leges voor ons prioriteit. Daarnaast gaan we stapsgewijs volledige kostendekkendheid
van leges invoeren.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
Waardering bewoners
schone openbare
ruimte minimaal zes Bewonersenquête
100%
(1996) 106% 110% 100% 100%
E2.2.1
Groen is beter
bereikbaar
Monitoring Groen
programma pm pm
Zie MGP
2013
Zie MGP
2015
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
% scores schoon
onder zes Technische schouw 5 (2008) 10 3 10 10
P2.1.2
% scores groen onder
zes Technische schouw 10 (2008) 10 4 10 10
P2.2.1
twee
wijkgroenplannen
zijn uitgevoerd
Meerjaren
Groenprogramma
jaarsnede 2013 pm pm
2 parken
Zie MGP
2013
Zie MGP
2015
105
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Schoonhouden van de openbare
ruimte 16.631 15.677 15.587 15.587 15.587
P2.1.2 Onderhouden van het groen 19.246 18.100 18.195 18.174 18.488
P2.1.3 Handhaven van de algemene
regelgeving en voorschriften van
vergunningen 4.927 3.537 3.537 3.537 3.537
Totaal lasten 40.804 37.314 37.319 37.298 37.612
Baten
P2.1.1 Schoonhouden van de openbare
ruimte 634 89 89 89 89
P2.1.2 Onderhouden van het groen 67 68 68 68 68
P2.1.3 Handhaven van de algemene
regelgeving en voorschriften van
vergunningen 3.989 4.122 4.720 4.811 4.811
Totaal baten 4.690 4.279 4.877 4.968 4.968
Saldo lasten en baten 36.113 33.035 32.442 32.330 32.644
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 83
Onttrekking reserves
Saldo na mutaties reserves 36.113 33.118 32.442 32.330 32.644
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.3: Handhaven van de algemene regelgeving en voorschriften van vergunningen:
De toename in de baten in 2014 betreft de bij de Voorjaarsnota 2012 begrote opbrengsten van 0,5 miljoen euro als
gevolg van de plaatsing van extra reclametorens. De komende jaren zal moeten blijken of, als gevolg van de
economische crisis, de opbrengsten realiseerbaar zijn.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De toevoeging aan de reserve betreft de storting in de reserve onderhoud gebouwen NMC, conform het
meerjarenonderhoudsplan.
106
Subdoelstelling 2.2: Het groen in de openbare ruimte is aantrekkelijk en bereikbaar
Subdoelstelling 2.2
We richten het groen zo in dat
aantrekkelijk en bereikbaar wordt.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.2.1
Een aantrekkelijke en voor iedereen bereikbare groene leefomgeving in en om Utrecht.
Het beoogde maatschappelijke effect is een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met een gezonde, groene
openbare ruimte in en om de stad, zodat Utrecht aantrekkelijk is en blijft om te wonen, te werken en te recreëren.
De kwaliteit van het Utrechtse vestigingsklimaat wordt mede bepaald door de kwaliteit en bereikbaarheid van het
groen in en om de stad. Uit zowel de onlangs gepubliceerde wijkambities als het Utrechtse recreatieonderzoek (2011)
blijkt het belang dat bewoners hechten aan een groene woonomgeving. In alle wijken worden groene ambities
genoemd en in 3 van de 10 behoren die zelfs tot de hoogste prioriteit (Het Bewonerspanel over wijkambities, BI maart
2012). Hoewel bewoners vooral gebruik maken van het groen in de buurt of wijk, recreëert iedere Utrechter wel eens in
het groen rondom de stad (Utrechters er op uit!, 21 januari 2011). Daarom is het belangrijk om in een groeiende stad
als Utrecht te investeren in een groene leefomgeving. Groen heeft een positieve invloed op de sociale cohesie en
gezondheid. Meer groen in de stad draagt bij aan de doelstellingen van andere programma's, aan de biodiversiteit,
groen vangt fijn stof op, zorgt voor schaduw en verkoeling in de zomer en opvang van water bij hevige regenval.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.2.1
We ontwikkelen aantrekkelijk groen in de directe leefomgeving dicht bij huis.
Met meer en beter groen zorgen we dat iedere Utrechter dichtbij woon- en werkplek kan genieten van een park of
plantsoen. Met de uitvoering van wijkgroenplannen sluiten we aan op de wens van bewoners voor meer en functioneler
groen in de woonomgeving. In het kader van de wijkgroenplannen West en Binnenstad kunnen bewoners in 2013
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E2.2.1 Een aantrekkelijke en voor iedereen
bereikbare groene leefomgeving in en om
Utrecht.
P2.2.1 Ontwikkelen van een aantrekkelijke
groene leefomgeving dicht bij huis.
P2.2.2 Ontwikkelen van een aantrekkelijke
groene hoofdstructuur.
P2.2.3 Ontwikkelen van het groen en
recreatiemogelijkheden om de stad.
P 2.2.4 Vergroten van de kansen voor
stadsnatuur.
107
ideeën aandragen voor het vergroenen van hun wijk. Het wijkgroenplan Overvecht wordt afgerond. We stimuleren meer
dak- en gevelgroen in de stad en ondersteunen bewonersinitiatieven voor de ontwikkeling van stadslandbouw. De
genoemde plannen zijn uitgewerkt in het Meerjaren Groenprogramma jaarsnede 2013 (= nog niet beschikbaar).
Jaarlijks stellen we een voortgangsrapportage en een jaarsnede vast van dit programma.
Prestatiedoelstelling 2.2.2
We ontwikkelen een aantrekkelijke groene hoofdstructuur.
Dit betreft groene parken en routes die het groen in en om de stad verbinden. Dit doel ligt vast in het
Groenstructuurplan Utrecht (2007). We voeren projecten uit die stad en land verbinden. De projecten zijn gericht op
het aanleggen en verbeteren van parken en een groen routenetwerk naar de groengebieden in en om de stad. Bij het
uitwerken van het routenetwerk wordt rekening gehouden met recreatieve, cultuurhistorische en ecologische waarden.
Deze plannen zijn uitgewerkt in het Meerjaren Groenprogramma jaarsnede 2013. Jaarlijks stellen we een
voortgangsrapportage en een jaarsnede vast van dit programma. Voorbeelden van projecten in 2013 zijn verbeteringen
in Park de Voorveldse Polder, aanleg van groen en routes in het recreatiegebied Haarzuilens en het inrichten van
groene plekken langs het Amsterdam-Rijnkanaal.
Prestatiedoelstelling 2.2.3
We ontwikkelen meer groen en recreatie om de stad.
We dragen bij in gemeenschappelijke regelingen van het Recreatieschap De Stichtse Groenlanden en het Plassenschap
Loosdrecht. Zij verzorgen het beheer en onderhoud van de recreatiegebieden om de stad, waar veel inwoners van
Utrecht gebruik van maken. Budget voor Plassenschap Loosdrecht en Recreatieschap Stichtse Groenlanden voor 2013
bedraagt 1.193.770 euro. Samen met andere overheden en regionale partners ontwikkelen en stimuleren we nieuwe
recreatiegebieden om de stad, zoals Haarzuilens en het Hollandse IJsselbos.
Prestatiedoelstelling 2.2.4
We vergroten de kansen voor stadsnatuur.
We vergroten de kansen voor stadsnatuur door het uitvoeren van het deelprogramma Groene Web. De projecten zijn
gericht op het in stand houden en verbeteren van de biodiversiteit. Het zijn kleinschalige projecten die de ecologische
groenstructuur verbeteren, vaak in samenspraak met bewoners. Daarnaast beschermen en stimuleren we (beschermde)
flora en fauna van de stad. Zie Meerjaren Groenprogramma, jaarsnede 2013.
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2015
Effectindicatoren:
E2.2.2
Groen directe
leefomgeving is
aantrekkelijker
Inwoners-
enquête Utrecht 2010
Tevredenheid
buurtgroen
66%
Tevredenheid
buurtgroen
66%
Tevredenheid
buurtgroen 67%
Tevredenheid
groen 70%
E2.2.2
Parken zijn
aantrekkelijker
Inwoners-
enquête Utrecht 2010
Tevredenheid
park 72%
Tevredenheid
park 74%
Tevredenheid
park 75
Tevredenheid
park 77%
E2.2.2
Groen is beter
bereikbaar
Meerjaren
Groenprogramma
jaarsnede 2013 - -
één groen
recreatie-
gebied om de
stad8is beter
bereikbaar
twee9 groen
recreatie-
gebieden om de
stad zijn beter
bereikbaar
vier10 groen
recreatie-
gebieden om de
stad zijn beter
bereikbaar
8 Groene recreatiegebieden om de stad:betreft:
Rods-gebieden Overige Groengebieden
1. Haarzuilens 9. De Vecht en Oud Zuilen
2. Gagelbos 10. Maarsseveense Plassen
3. Ruigenhoek 11. De Leyen/Beukenburg
4. Nieuw Wulven 12. Beerschoten
108
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2015
Prestatie-indicatoren:
P2.2.1
Tien wijkgroen-
plannen zijn
door B en W
vastgesteld
Meerjaren
Groenprogramma
jaarsnede 2013 2010 - 20% 70% 100%
P2.2.2
Hoofdroutes11
naar groene
recreatie-
gebieden zijn
bewegwijzerd
Meerjaren
Groenprogramma
jaarsnede 2013 - 0% 0%
90% groene
hoofdroutes
beweg-wijzerd
100% groene
hoofdroutes
beweg-wijzerd
P2.2.2
Parken12 en
groene
verbindingen13
zijn verbeterd
Meerjaren
Groenprogramma
jaarsnede 2013 -
twee parken:
Zocher-
plantsoen,
Plas Lage
Weide
twee parken: ,
Maximapark-
Buitenhof,
Klopvaart-
plantsoen en
één
verbinding:
Ruigenhoek
via Einthoven-
dreef
twee parken:
Liesbosch-park
en Park
Voorveldse
polder) en één
verbinding:
Gagelbos via
Fietsbrug De
Gagel
Totaal tien
parken en vier
verbin-dingen
zijn verbeterd
P2.2.3
Aantrekkelijk
recreatief groen
Gemeenschap-
pelijke regeling 2010
100%
uitvoeren
gemeen-
schappelijke
regeling
100%
uitvoeren
gemeenschapp
elijke regeling
100% uitvoeren
gemeen-
schappelijke
regeling
100% uitvoeren
gemeen-
schappelijke
regeling
P2.2.4
Projecten
groene web
uitgevoerd.
Programma Groene
Web 2013 2010
twee projecten
afgerond
vier projecten
afgerond
vijf projecten
afgerond
Totaal
20 Groene
Webprojecten
zijn uitgevoerd
5. Laagraven 13. Hoogenkampse Plas/VoorveldsePolder
6. Hollandse IJssel 14. Oostbroek
7. Lange Vliet 15. Amelisweerd/Rhijnauwen
8. IJsselwetering 16. Fort Vechten/Fectio
17. Nedereindse Plas
18. Plas Strijkviertel
19. Haarrijnse Plas
20. Westelijke veenweiden (Oortjespad) 9 Zie voetnoot 8. 10 Zie voetnoot 8. 11 Groene hoofdroute= route voor wandelen en fietsen van stedelijk groen naar groen recreatiegebied om de stad. In
totaal zijn elf groene hoofdroutes beschreven (zie hiervoor meerjaren groenprogramma, jaarsnede 2013). 12 Park uit groenstructuurplan Utrecht 2007 met minimale oppervlakte van minimaal twee hectare 13 Verbinding uit groenstructuurplan Utrecht 2007= groenzone die twee groengebieden met elkaar verbindt.
109
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Groen in directe leefomgeving 1.200 1.138 1.127 -573 -573
P2.2.2 Groene hoofdstructuur 2.533 2.375 2.353 753 753
P2.2.3 Groen en recreatie om de stad 1.234 1.236 1.236 1.236 1.236
P2.2.4 Kansen voor stadsnatuur 357 310 310 310 310
Totaal lasten 5.324 5.060 5.026 1.726 1.726
Baten
P2.2.1 Groen in directe leefomgeving 0 0 0 0 0
P2.2.2 Groene hoofdstructuur 0 0 0 0 0
P2.2.3 Groen en recreatie om de stad 0 0 0 0 0
P2.2.4 Kansen voor stadsnatuur 35 0 0 0 0
Totaal baten 35 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 5.289 5.060 5.026 1.726 1.726
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 5.289 5.060 5.026 1.726 1.726
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Groen in directe leefomgeving
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,062 miljoen euro vanwege de realisatie van de efficiencymaatregelen en de
technische invulling van de taakstelling Inkoop voor een bedrag van 0,041 miljoen euro. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk Financieel Beeld. Daarnaast dalen de lasten structureel vanaf 2015, conform het besluit bij de Voorjaarsnota
2012 om alle structurele bedragen uit het collegeprogramma met 50% terug te brengen.
Prestatiedoelstelling 2.2.2: Groene hoofdstructuur
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,158 miljoen euro vanwege de realisatie van de efficiencymaatregelen en de
technische invulling van de taakstelling Inkoop voor een bedrag van 0,078 miljoen euro. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk 4 Financieel beeld.
In 2012 is het budget van 2,200 miljoen euro voor intensivering groen (lasten) tot en met 2014 overgeheveld van het
programma Stedelijke Ontwikkeling (prestatie 1.1.2) naar het programma Openbare Ruimte en Groen (wijkgroenplan
en groenstructuurplan). De overheveling vanaf 2015 moet nog plaatsvinden. Bij de eerstvolgende technische wijziging
zal dit worden aangepast.
Daarnaast dalen de lasten structureel vanaf 2015, conform het besluit bij de Voorjaarsnota 2012 om alle structurele
bedragen uit het collegeprogramma met 50% terug te brengen.
110
Prestatiedoelstelling 2.2.4: Kansen voor stadsnatuur
De lasten dalen in 2013 structureel met 0,047 miljoen euro vanwege het vervallen van de provinciale bijdrage
stadsnatuur (0,035 miljoen euro). Hierdoor dalen de baten met hetzelfde bedrag.
Subdoelstelling 2.3: Het aangeboden afval wordt gescheiden ingezameld
Subdoelstelling 2.3
Afval wordt op efficiënte wijze
gescheiden ingezameld om de
klant van dienst te zijn.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.3.1
Het afval wordt in toenemende mate gescheiden ingezameld.
De komende jaren willen we meer afval laten hergebruiken of recyclen. Hiertoe creëren we meer mogelijkheden voor
de burger om zijn afval gescheiden aan te bieden. Als we dat klantvriendelijk doen door voldoende mogelijkheden te
bieden voor gescheiden aanlevering, dan stimuleert dat de bewustwording en het scheidingsgedrag van bewoners en
zal het percentage aan de bron gescheiden afval toenemen tot 44% in 2015.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.3.1
Het afval ophalen en de infrastructuur daarvoor versterken.
We nemen een aantal maatregelen om afvalscheiding te stimuleren: om het (juiste) gebruik van de ondergrondse
containers voor herbruikbaar afval te promoten en om het gebruik van de afvalscheidingstations te bevorderen. Deze
tregelen zijn: maa
• De inzameling van plastic verpakkingsafval zal worden geïntensiveerd door meer brenglocaties en waar mogelijk
uis-aan-huis te gaan inzamelen. h
• In de wijk Lunetten is een pilot met Het Nieuwe Inzamelen gestart. Vanuit deze methodiek hebben bewoners een
minicontainer voor plastic, papier en GFT. Het restafval wordt ingezameld door middel van ondergrondse
containers. Daarnaast is er de mogelijkheid voor bewoners van hoogbouw om in meerdere ondergrondse
ontainers hun gescheiden afval in te leveren. c
• en campagne voor het gebruik van de afvalscheidingsstations. E• Daarnaast wordt het serviceniveau van de ondergrondse containers voor de inzameling van monostromen als glas,
papier en textiel hoog gehouden om zo bewoners gemotiveerd te houden om gebruik te maken van deze
brengmogelijkheden. Dit wordt bewerkstelligd door het aantal inzamelpunten hoog te houden en waar nodig aan te
vullen. Vervuiling van de inzamelpunten wordt zoveel mogelijk tegengegaan door meer informatie ter plaatse over
de consequenties van verkeerd aanbiedgedrag. Daarnaast wordt de inzamelfrequentie afgestemd op het
afvalaanbod.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
E2.3 Het afval wordt in toenemende mate
gescheiden ingezameld.
P2.3.1 Het afval ophalen en de
infrastructuur daarvoor versterken.
111
112
Indicatoren subdoelstelling 2.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.3.1
Percentage gescheiden
aangeboden afval Agentschap NL 35% (2007) 36% 37% 40% 44%
Prestatie-indicatoren:
P2.3.1
Aantal geplaatste extra
containers SW 0 (2009) 0 0 80 60
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.3.1 Het afval ophalen en de
infrastructuur daarvoor versterken 37.219 34.359 34.355 34.337 34.254
Totaal lasten 37.219 34.359 34.355 34.337 34.254
Baten
P2.3.1 Het afval ophalen en de
infrastructuur daarvoor versterken 42.069 42.746 42.797 42.797 42.797
Totaal baten 42.069 42.746 42.797 42.797 42.797
Saldo lasten en baten -4.850 -8.386 -8.442 -8.460 -8.542
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 408 408 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves -4.442 -7.978 -8.442 -8.459 -8.542
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.3.1: Het afval ophalen en de infrastructuur daarvoor versterken
Vanaf 2012 dalen de lasten en baten dalen met 1,35 miljoen euro als gevolg van de doorwerking in de tarieven voor
bedrijfsafval van de gedaalde afvalverwerkingkosten. De baten van de afvalstoffenheffing stijgen in 2013 ten opzichte
van 2012 vooral door de volumeontwikkeling en indexering.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De verhoging van de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing in 2012 heeft geleid tot een lagere onbenutte
belastingcapaciteit. Om dit nadelig effect op het weerstandsvermogen te compenseren, wordt in 2012 en 2013 een
bedrag van 0,408 miljoen euro gestort in de algemene reserve.
Programmastructuur
Werk en Inkomen
Utrecht is een economisch vitale stad waarin
alle Utrechters werken of participeren naar
vermogen en voldoende middelen hebben om
in hun levensonderhoud te voorzien.
Doelstelling
Subdoelstelling
Kosten
1 Utrecht is een economisch vitale
stad.
1.1 Utrecht heeft een goede fysieke
economische structuur.
6.659
114
1.2 Utrecht heeft voldoende
werkgelegenheid.
1.076
2 Utrechters werken of participeren
naar vermogen en zijn zelfredzaam
2.1 Utrechters werken of participeren naar
vermogen en zijn zelfredzaam
63.207
3 Utrechters worden niet financieel
belemmerd om deel te nemen aan het
maatschappelijk leven.
3.1 Elke Utrechter die daar recht op heeft
ontvangt een bijstandsuitkering
130.847
3.2 Utrechters die financieel niet in staat
zijn om te participeren worden
ondersteund.
14.837
Bedragen zijn in duizenden euro's.
1.6 Werk en Inkomen
Algemene programmadoelstelling
Utrecht is een economisch vitale stad waarin alle Utrechters werken of participeren naar vermogen en voldoende
middelen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.
Het economisch beleid is gericht op het verwezenlijken en behouden van Utrecht als attractieve stad voor inwoners,
bedrijven, organisaties en (zelfstandig) ondernemers. Voor iedereen die kan werken moet dat perspectief aanwezig
zijn. Daarbij draagt bedrijvigheid ook bij aan het voorzieningenniveau van de stad, zoals winkels,
vrijetijdsvoorzieningen en maatschappelijke instellingen. Vanuit de nieuwe Economische Agenda Utrecht 2012 – 2018
werken we aan een vitale en duurzaam economische stad. Hierbij richten we ons specifiek op de speerpunten: 1.
Toekomstgerichte Werklocaties; 2. Werken in de wijk; 3. Investeren in centrum Utrecht; 4. Verduurzaming van de
Utrechtse Economie; 5. Bijdrage aan het Werkgelegenheidsoffensief; 6. Kenniseconomie en kennisvalorisatie; 7. Goede
dienstverlening aan ondernemers en 8. Bereikbaarheid.
In het werken aan deze speerpunten staat de samenwerking met betrokkenen centraal. Bijvoorbeeld bij het
revitaliseren van bedrijventerreinen, bij het verfraaien van de binnenstad en het zorgen voor een goede infrastructuur
voor zzp-ers. We kijken scherp naar de rol die de gemeenten heeft bij het stimuleren van ontwikkelingen.
Hoewel Utrecht het in de economische crisis nog relatief goed doet, neemt ook in Utrecht het aantal werklozen toe.
Met het WGO 2012 – 2014 zetten we in op verbetering van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
We investeren in het realiseren van nieuwe werkgelegenheid, in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en in
projecten die kansen bieden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Een brede aanpak is nodig wil
Utrecht ook in de toekomst een krachtige en ondernemende stad blijven. Werkgevers spelen hierin een belangrijke rol.
We werken samen met werkgevers aan het oppakken van vestigingsvraagstukken (nieuwe werkgevers),
arbeidsmarktvraagstukken en stimuleren ondernemersschap. Meer samenwerking tussen werkgevers en
opleidingsinstellingen is nodig om hun vraag naar arbeid op lange termijn goed te kunnen invullen.
De bestandsontwikkeling Wwb is onzeker en mede afhankelijk van het beleid van een nieuw kabinet en de
economische ontwikkeling. Zowel bedrijven als consumenten blijven voorzichtig met investeringen respectievelijk
bestedingen. In het stedelijk gebied Utrecht is het aantal faillissementen in de eerste helft van 2012 met 40%
toegenomen, mede doordat bedrijven die de recessie van 2009 net overleefden een tweede economisch dip niet
overleven.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verwacht (mei 2012) dat de werkgelegenheid landelijk tot en
met 2013 met 44.000 banen daalt. Daar staat tegenover dat de beroepsbevolking tot en met 2013 stijgt met 74.000
mensen door een toename in de arbeidsparticipatie van jongeren, vrouwen en ouderen. De afname van de vraag en
toename van het aanbod leidt tot een flinke stijging van het aantal werkzoekenden tot naar verwachting 7,1% van de
beroepsbevolking.
De Wet Werken naar Vermogen komt er (voorlopig) niet, maar de bijbehorende bezuinigingen op het Participatiebudget
gaan wel door. Meer dan ooit hebben we werkgevers nodig om onze klanten aan het werk te krijgen. Er is een omslag
nodig naar meer vraaggericht werken. De omslag in denken over de domeinen ‘Werken naar Vermogen’ en ‘Meedoen
naar Vermogen’ brengt met zich mee dat we op een andere manier kijken naar onze dienstverlening. We noemen dat
een paradigmashift.
Er zi
• erkgeversbenadering: De vraag van de werkgever is de basis. jn vier belangrijke paradigmashifts:
W• ienstverlening aan klanten: Re-integratie is gekoppeld aan een concreet perspectief op een baan. D• Herijking van middelen: De inzet van de middelen is gericht op het realiseren van arrangementen met werkgevers.
115
• Samenwerking met partners: Partners, publiek en privaat, werken samen aan het invullen van mogelijkheden op de
arbeidsmarkt voor werkzoekenden.
Op diverse terreinen heeft het Rijk beleidswijzigingen doorgevoerd of aangekondigd. Zo is de huishoudtoets ingevoerd
en met terugwerkende kracht vervallen, is er geen duidelijkheid over de taakstelling Wet Sociale Werkvoorziening
(Wsw) na 2013, heeft de gemeente geen taak meer in het aanbieden van inburgeringcursussen, wijzigt het Rijk het
educatiebeleid en worden de regels ten aanzien van handhaving en sancties strenger. Op termijn verwachten we ook
een nieuwe wet als opvolger van de Wet werk en bijstand (Wwb).
In 2012 is een herijking van het organisatie- en formatieplan doorgevoerd. In 2013 krijgt het transitietraject verder zijn
beslag, waarbij we de werkprocessen verder aanpassen aan de vernieuwde werkwijze.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Economische Agenda Utrecht 2012 – 2018
Ontwikkelingskader Horeca 2012
Room with a view, hotelnota 2010 - 2020
Kantorenstrategie Stad Utrecht 2011
Bedrijventerreinenstrategie Utrecht 2012 – 2020
Ontwikkelingskader detailhandel
Werken in de wijk 2012 – 2014 (Raadsvoorstel)
De werkgever Centraal: werkgelegenheidsoffensief 2012 – 2014 (Ontwerp raadsvoorstel)
Meerjarenbeleidplan Armoede en Schuldhulpverlening 2012/27
Werken aan de toekomst 2011/37
Subdoelstelling 1.1: Utrecht heeft een goede (fysieke) economische structuur
Subdoelstelling 1.1
Utrecht heeft een goede (fysieke)
economische structuur.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Utrecht heeft een goede (fysieke) economische structuur.
Goede economische structuur begint met een goede basis aan werkplekken en voorzieningen die van belang zijn voor
een goed woon- en werkklimaat.
E1.1.1 Utrecht heeft een goede (fysieke)
economische structuur. P1.1.1 Bevorderen van de fysieke
omische structuur door: econ
• Revitaliseren van bedrijven- en
antoorterreinen. k
• Bevorderen gezonde economische
ntwikkeling in (woon)wijken. o
• Versterken en geografische vergroting
economische potentie binnenstad.
116
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Bevorderen van de (fysieke) economische structuur.
Voor toekomstgerichte werklocaties werken we aan een optimale mix tussen klein- en grootschaligheid werklocaties,
levendige functiemenging waar mogelijk en functiescheiding waar nodig, ruimte aan flexibiliteit en nieuwe werkvormen
en een goede bereikbaarheid en veiligheid. We werken mee aan de herstructurering en revitalisering van de
bedrijventerreinen Nieuw Overvecht en Lage Weide.
We faciliteren en stimuleren concrete transformatieopgaven van leegstaande kantoor- en bedrijfspanden. Dit door
middel van het scheppen van duidelijkheid over benodigde procedures voor herbestemming, het inzetten van de
cofinanciering voor haalbaarheidstudies, het samenbrengen van vraag en aanbod, het inzichtelijk maken van de
transformatieopgave door het uitgeven van de vastgoedmonitor en het opstellen van een (digitale) kaart waarop de
objecten zijn aangegeven die kansrijk zijn voor transformatie.
Via het meerjarig project Werken in de wijk stimuleren we de wijkeconomie. Dit doen we bijvoorbeeld door het
bevorderen van het mengen van wonen en werken, het mogelijk maken van werken aan huis en kleinschalige
horecalocaties, faciliteren bij het verkrijgen en behouden van het keurmerk Veilig Ondernemen, matchen van vraag en
aanbod van (flexibele) werkruimten en het ondersteunen van zzp-ers en kleine ondernemers. Zelfstandige
professionals en kleinschalige ondernemers spelen hierbij een grote rol.
De Utrechtse binnenstad is met 20% van de Utrechtse werkgelegenheid belangrijk voor de Utrechtse economie. Via
accountmanagement versterken we met onze partners de economische kracht van de binnenstad, onder andere door
het bevorderen van diversificatie en het uitvoeren van het openbaar ruimteplan binnenstad. Daarnaast werken we
onder andere door ondersteuning bij de ontwikkeling van broedplaatsen aan de randen van het centrum (bijvoorbeeld
Rotsoord en Cartersiusgebied) aan de geografische vergroting van (de activiteiten van) de binnenstad. Dit versterkt ook
het programma Cultuur (en vice versa).
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
% m2 incourant aanbod
ten opzichte van totale
voorraad
bedrijfsruimte Vastgoedmonitor 4,1% 3% 2%
E1.1.1
Beste G4 stad met
betrekking tot
vestigingsplaats voor
bedrijven
Elsevier/ Bureau
Louter 1 (2009) 1 1 1 1
E.1.1.1
Leegstand %
kantoorruimte Vastgoedmonitor 6,9% (2009) 8,5% 8,3% < 10% < 7%
E.1.1.1 Aantal Starters PAR 2.928 1.284 6.177 5.000 5.000
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal m2
getransformeerd
kantoren
Programma
Transformatie
Vastgoed 8.000 n.n.b.
P1.1.1
Aantal hectare
geherstructureerde /
gerevitaliseerd
bedrijventerreinen EZ
14,3
(2009) 6,4 6 20 n.n.b.
P1.1.1
Aantal georganiseerde
netwerkbijeenkomsten EZ 50 51 23 n.n.b.
117
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Economische structuur 1.079 6.659 6.659 1.559 1.559
Totaal lasten 1.079 6.659 6.659 1.559 1.559
Baten
P1.1.1 Economische structuur 0 665 665 665 665
Totaal baten 0 665 665 665 665
Saldo lasten en baten 1.079 5.993 5.993 893 893
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.079 5.993 5.993 893 893
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Economische structuur
De lasten nemen in 2013 toe met 5,580 miljoen euro als gevolg van de incidentele bijdrage (tot 2014) van
5,100 miljoen euro voor het Ondernemersfonds, de overheveling van het budget Dienstencentrum Beveiliging
(0,665 miljoen euro structureel) uit subdoelstelling 1.2 en de budgetoverheveling met betrekking leegstand vastgoed
(0,100 miljoen euro structureel). De lasten dalen in 2013 structureel met 0,285 miljoen euro door een verschuiving van
programma onderdelen naar doelstelling 1.2 Utrecht heeft voldoende werkgelegenheid.
De baten stijgen in 2013 structureel met 0,665 miljoen euro vanwege de overheveling van het Dienstencentrum
Beveiliging uit subdoelstelling 1.2.
118
Subdoelstelling 1.2 Utrecht heeft voldoende werkgelegenheid
Subdoelstelling 1.2
Utrecht heeft voldoende
werkgelegenheid.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Er is voldoende werkgelegenheid voor wie wil en/of kan werken.
Werkgelegenheid is belangrijk voor de stad en haar inwoners. Inwoners werken om plezierig te kunnen leven. Niet
minder belangrijk: werk biedt bewoners de mogelijkheid om zich te ontwikkelen, te emanciperen en deel te nemen aan
de samenleving. Daarnaast biedt het jongeren de ruimte zich te ontwikkelen en talenten te benutten. Voor iedereen die
kan werken moet dat perspectief aanwezig zijn.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Bevorderen van werkgelegenheid.
We stimuleren nieuwe werkgelegenheid door bedrijvigheid en werkgelegenheid aan te trekken die passen bij de
sterkten van Utrecht, zoals de kennisintentensieve economische structuur, het goede woon- en werkklimaat, de
centrale ligging en de scholings- en kennisinstituten. Dit levert niet alleen werkgelegenheid op bij de nieuw
aangetrokken bedrijven, maar ook indirect via aanleverende bedrijven zoals schoonmaak- en beveiligingsbedrijven.
We doen dit door bedrijven- en organisaties te wijzen op de mogelijkheden die Utrecht specifiek biedt als
vestigingsplaats en informatie hierover te ontsluiten. We sporen vestigingskandidaten op voor bestaande kantoren,
bedrijventerreinen en bedrijfsverzamelgebouwen en ondersteunen ze bij hun komst naar de stad. Daarbovenop werkt
het Utrecht Investment Agency (UIA) aan acquisitie van bedrijven samen met onze partners. We zetten daarbij in op het
aantrekken van bedrijven en organisaties van buiten de regio Utrecht.
Via de Taskforce Innovatie Regio Utrecht (TFI) en incubators als de Dutch Game Garden en het Utrecht Valorisation
Centrum stimuleren we innovatief ondernemerschap, met speciale aandacht voor creatieve industrie, ICT (Informatie
Communicatie Technologie), life sciences / medisch cluster en zakelijke dienstverlening. Dit doen we samen met onze
partners in de regio Utrecht en de Noordvleugel van de Randstad.
E1.2. 1 Voldoende werkgelegenheid in
Utrecht. P1.2
• Voor wie dat nu nog niet heeft, ook
voor mensen aan de onderkant van de
rbeidsmarkt.
.1 Bevorderen van werkgelegenheid:
a
• Door bevorderen van de
enniseconomie k
• Door goede dienstverlening aan
ondernemers en ondernemingen.
P1.2.2 Inzet werkgelegenheidsoffensief.
119
Vanuit een nieuw op te zetten Convenant Smarter Cities werken we aan het terugdringen van overbodige regeldruk en
verbetering van dienstverlening aan bedrijven. Ook bekijken we in G4-verband de mogelijkheden om regelvrije zones
in te richten. Tenslotte wordt de monitoring verscherpt, zodat de mate van verbetering van de dienstverlening beter
inzichtelijk wordt.
Prestatiedoelstelling 1.2.2
Inzet werkgelegenheidsoffensief.
We benutten onze contacten met bedrijven voor het aan het werk helpen van mensen aan de onderkant van de
arbeidsmarkt (werkgeversdienstverlening). We werken samen met het programma onderwijs aan een betere aansluiting
tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Aantal banen (in
personen) PAR
224.579
(2009) 224.734 228.359 230.000 235.000
E.12.1
Beste dienstverlening
aan ondernemers van
de G4
Monitor
tevredenheid
vestigings-
klimaat 2012
(Deloitte) n.v.t. n.v.t. Nr. 1 Nr. 1 Nr. 1
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal banen
gecreëerd via
incubatorprogramma's
EZ, voortgangs-
rapportages
incubatie-
programma's
240
(2009) 251 330 500 600
P.1.2.2
Aantal bedrijven dat
gebruik maakt van de
dienstverlening van de
gemeente EZ/W&I volgt volgt volgt
P1.2.2.
Bewijs van goede
dienstverlening
Voortgangs-
rapportage
Smarter Cities
Opstellen
toetsingskader
Voldoen aan
toetsings-
kader
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Voldoende werkgelegenheid 1.681 482 403 603 603
P1.2.2. Werkgelegenheidsoffensief 621 594 594 594 594
Totaal lasten 2.302 1.076 997 1.197 1.197
Baten
P1.2.1 Voldoende werkgelegenheid 987 57 57 257 257
P1.2.2. Werkgelegenheidsoffensief 0 0 0 0 0
Totaal baten 987 57 57 257 257
Saldo lasten en baten 1.315 1.019 940 940 940
120
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.315 1.019 940 940 940
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Voldoende werkgelegenheid
De lasten dalen in 2013 structureel met 1,199 miljoen euro. Dit is het gevolg van de overheveling van het budget
Dienstencentrum Beveiliging (0,665 miljoen euro structureel) naar subdoelstelling 1.1, en correctie van 0,200 miljoen
euro op de bijdrage aan het Utrecht Investment Agency (UIA) en de realisatie van efficiencymaatregelen (0,141 miljoen
euro). Daarnaast dalen de lasten met 0,427 miljoen euro door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op
deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld. De lasten stijgen in 2013 structureel
met 0,234 miljoen euro door een verschuiving van programma onderdelen van doelstelling 1.1 economische structuur
(0,221 miljoen euro) en enkele kleinere aanpassingen. De baten dalen in 2013 structureel met 0,930 miljoen euro door
de budgetoverheveling van 0,665 miljoen euro naar subdoelstelling 1.1 voor het Dienstcentrum Beveiliging, de
correctie van 0,200 miljoen euro op de bijdrage UIA en met 0,064 miljoen euro door een verschuiving van programma
onderdelen van doelstelling 1.1 economische structuur.
Met ingang van 2015 stijgen de lasten en baten met 0,200 miljoen euro vanwege het vervallen van de correctie op de
bijdrage aan het UIA.
Prestatiedoelstelling 1.2.2: Werkgelegenheidsoffensief
Geen toelichting
121
Subdoelstelling 2.1: Utrechters werken of participeren naar vermogen en zijn zelfredzaam
Subdoelstelling 2.1
Utrechters werken of participeren
naar vermogen en zijn
zelfredzaam
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
Utrechtse bijstandsgerechtigden werken of participeren naar vermogen in samenwerking met het bedrijfsleven.
Effectdoelstelling 2.1.2
Samen met het bedrijfsleven zorgen wij ervoor dat Utrechters met een arbeidshandicap werken of participeren naar
vermogen.
Effectdoelstelling 2.1.3
Utrechters beheersen de Nederlandse taal, behalen hun inburgeringexamen, hebben een startkwalificatie en zijn goed
opgeleid.
P2.1.1 Begeleiden en faciliteren werkloos
werkzoekenden, waarbij we streven naar
regulier, betaald werk, werken met
tijdelijke subsidie of werken met behoud
van uitkering.
E2.1.1 Utrechtse bijstandsgerechtigden
werken of participeren naar vermogen in
samenwerking met het bedrijfsleven.
E2.1.2 Samen met het bedrijfsleven zorgen
wij ervoor dat Utrechters met een
arbeidshandicap werken of participeren
naar vermogen.
P2.1.2 Organiseren van betaald werk voor
personen die behoren tot de doelgroep
van de Wsw (begeleid werken of wsw-
dienstbetrekking).
E2.1.3 Utrechters beheersen de
Nederlandse taal, behalen hun
inburgeringexamen, hebben een
startkwalificatie en zijn goed opgeleid.
P2.1.3 Aanbieden kwalitatief goede
inburgeringprogramma's aan
inburgeraars.
P2.1.4 Bevorderen van het halen van een
startkwalificatie, versterken taal, breed
ontwikkelingsaanbod en burgerschap.
122
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Begeleiden en faciliteren van werkloos werkzoekenden, waarbij we streven naar regulier betaald werk, werken met
tijdelijke subsidie of werken met behoud van uitkering.
In 2013 willen we veranderingen doorvoeren in ons re-integratiebeleid. Klanten moeten zo snel mogelijk uitstromen
naar werk en krijgen bij voorkeur binnen de werksetting de benodigde ondersteuning aangeboden. De mate van
ondersteuning verschilt per klant. Ons re-integratie instrumentarium is in 2013 opgebouwd uit instrumenten die
flexibel inzetbaar zijn en modulair zijn opgebouwd. Om ervoor te zorgen dat we voldoende werk binnen krijgen,
ontwikkelen we instrumenten gericht op het ontzorgen van de werkgever. Werkgevers kunnen terecht bij het
werkgeversservicepunt, een samenwerkingsverband van UW, UWV en de gemeente.
In 2013 kunnen jongeren ook gebruik maken van de verbeterde werkgeversbenadering en de op te zetten
arrangementen met werkgevers. Daarnaast blijft voor jongeren zonder startkwalificatie de route terug naar school
nadrukkelijk aanwezig. Dit komt de kansen voor de jongere ten goede en voorkomt onnodige bijstandsuitgaven.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
Organiseren van betaald werk voor personen die behoren tot de doelgroep van de Wsw (begeleid werken of Wsw-
dienstbetrekking).
Ondanks het controversieel verklaren van de Wet Werken naar Vermogen werken we in 2013 verder aan de
herstructurering van de Wsw zoals deels is uitgewerkt in de verkenningen UW. Wat het niet doorgaan van de wet per
1 januari 2013 betekent voor de taakstelling Wsw met ingang van 2014 is op dit moment niet duidelijk.
Prestatiedoelstelling 2.1.3
Aanbieden kwalitatief goede inburgeringprogramma's aan inburgeraars.
Door de voorgenomen wijziging van de Wet Inburgering per 1 januari 2013 zijn inburgeraars vanaf 2013 zelf
verantwoordelijk voor het regelen en bekostigen van hun inburgering. Het beschikbare rijksbudget voor inburgering
wordt in 2013 besteed aan het afronden van cursussen die in 2012 gestart zijn. In de tabel met effectindicatoren is
hiervoor opgenomen dat we streven naar een slagingspercentage van 60% op deze trajecten. In verband met het
wegvallen van de rijksmiddelen wordt de uitvoeringsorganisatie voor inburgering (conform het organisatieplan W&I)
volledig afgebouwd.
Prestatiedoelstelling 2.1.4
We bevorderen het halen van een startkwalificatie, versterken taal, breed ontwikkelingsaanbod en burgerschap.
Het Rijk is voornemens per 2013 de wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) grondig te wijzigen. Het VAVO
(voortgezet algemeen onderwijs voor volwassenen) komt onder rechtstreekse aansturing van het Rijk. Het rijksbudget
voor volwasseneneducatie wordt geoormerkt voor twee doelen, namelijk taal en rekenen en Nederlands als tweede taal
(NT2). Hierdoor wordt het gemeentelijk beleid volwasseneneducatie vernieuwd.
123
Indicatoren subdoelstelling 2.1 14
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
Wijziging Wwb
klantenbestand (tot 65 jaar)
ten opzichte van opzichte
fgelopen jaarvan a
• andelijk
15
l• Utrecht
CBS
W&I
+9,7%
+6,2%
+3,9%
+7,9%
+5,5%
+4,5%
n.v.t.
n.v.t.
E2.1.2
% Wsw-ers dat gedetacheerd
is W&I 32% 33% 60%16 70%
E2.1.3.1
Slagingspercentage
inburgeringexamen ISI 49% 71% 60% n.v.t.
E2.1.3.2
Slagingspercentage trajecten
vavo
ROC
MN 79% 79% n.v.t.17 n.v.t.
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1.1
Instroom volwassenen in
traject W&I 257 346 330 330
P2.1.1.2 Instroom jongeren in traject W&I 399 333 290 290
P2.1.1.3
Aantal plaatsingen op
reguliere banen (inclusief
opstapbanen en
praktijkbanen) W&I 568 680 750 750
P2.1.1.4
Aantal plaatsingen op
gecreëerde banen
(participatieplaatsen) W&I 103 148 100 0
P2.1.1.5
Aantal plaatsingen op Werk
Loont W&I 602 516 400 400
P2.1.2
Realisatie taakstelling Wsw-
dienstbetrekkingen en
begeleid werken W&I 736 774 774 774
P2.1.3a.1
Aantal gestarte
inburgeringtrajecten ISI 2.225 1.474 0 0
P2.1.3a.2
Percentage duale
inburgeringtrajecten ISI 78% 71% n.v.t. n.v.t.
P2.1.3b.1
Aantal ingekochte trajecten
volwasseneneducatie W&I 1.912 1.740 1.300 1.300
14 De indicatoren op het gebied van re-integratie zijn gelijk gehouden aan de (bijgestelde) doelstellingen voor 2012. Bij
het voorstel over de inzet van het Participatiebudget in 2013 (tweede helft 2012) worden ook nieuwe indicatoren aan u
voorgelegd. 15 Gemeten van oktober t-1 tot oktober t. 16 Door diverse wijzigingen (waaronder de sluiting van de kwekerij) is het percentage gedetacheerde Wsw-ers in 2012
gestegen. We verwachten in 2013 het niveau van 2012 te handhaven. 17 Deze indicator is niet meer relevant, de budgetten voor VAVO-trajecten worden bij gemeenten weggehaald. Bij de
Voorjaarsnota 2013 zal een nieuwe indicator benoemd worden.
124
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Re-integratie 31.526 25.850 25.583 23.808 23.808
P2.1.2 Sociale werkvoorziening 25.587 27.769 28.059 28.244 28.244
P2.1.3 Inburgering 9.389 6.103 5.983 5.798 5.798
P2.1.4 Volwasseneneducatie 3.859 3.484 3.481 3.477 3.477
Totaal lasten 70.360 63.207 63.106 61.328 61.328
Baten
P2.1.1 Re-integratie 21.307 18.053 18.053 18.053 18.053
P2.1.2 Sociale werkvoorziening 25.254 25.429 25.429 25.429 25.429
P2.1.3 Inburgering 8.034 4.953 4.953 4.953 4.953
P2.1.4 Volwasseneneducatie 2.215 2.215 2.215 2.215 2.215
Totaal baten 56.810 50.650 50.650 50.650 50.650
Saldo lasten en baten 13.551 12.557 12.456 10.678 10.678
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 13.551 12.557 12.456 10.678 10.678
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Re-integratie
Voor re-integratie in 2013 zijn de lasten 5,676 miljoen euro lager dan in 2012. Bij het opstellen van de begroting 2012
was het bestedingsplan nog niet vastgesteld, de verwerking hiervan in de begroting heeft een lastendaling van
3,2 miljoen euro tot gevolg. Na besluitvorming zal het bestedingplan 2013 verwerkt worden bij de Voorjaarsnota
2013. De doorbelaste overhead- en apparaatskosten zijn 1,7 miljoen euro lager. Daarnaast dalen de lasten met
0,776 miljoen euro door technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer
informatie zie hoofdstuk 4 Financieel beeld. Door de verwerking van het bestedingsplan 2012 zijn in 2013 de baten
3,3 miljoen euro lager.
Prestatiedoelstelling 2.1.2: Sociale Werkvoorziening
De lasten stijgen met 2,1 miljoen euro omdat in de Voorjaarsnota 2012 meerjarig een aanvullende subsidie ten
behoeve van de Wsw beschikbaar is gesteld. Daarnaast is de verwachting dat zowel de lasten als de baten met
0,176 miljoen euro stijgen. Dit betreft een stijging in het aantal te realiseren arbeidsplaatsen op basis van door het
Rijk afgegeven beschikking.
Prestatiedoelstelling 2.1.3: Inburgering
In 2013 zijn de lasten 3,3 miljoen euro lager dan in 2012. In de Begroting 2012 was de geleidelijke afbouw van het
budget voor inburgering voor het jaar 2012 nog niet verwerkt. De verwerking daarvan veroorzaakt een daling van de
lasten van 2,2 miljoen euro. De doorbelaste overheadkosten zijn afgenomen met 1,1 miljoen euro. De afbouw van het
budget voor 2013 en verdere jaren (vanaf 2014 is er geen budget voor inburgering meer) zal op basis van de
125
beschikking 2013 verwerkt worden bij de Voorjaarsnota 2013. Als gevolg van de verwerking van de afbouw in 2012
zijn in 2013 de baten 3,1 miljoen euro lager.
Prestatiedoelstelling 2.1.4: Volwasseneneducatie
In 2013 zijn de lasten zijn in 0,4 miljoen euro lager dan in 2012. Bij de Voorjaarsnota 2012 hebben we 0,35 miljoen
euro bezuinigd op het gemeentelijke budget voor volwasseneneducatie.
Subdoelstelling 3.1 Elke Utrechter die daar recht op heeft ontvangt een bijstandsuitkering
Subdoelstelling 3.1
Elke Utrechter die daar recht op
heeft ontvangt een
bijstandsuitkering.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.1.1
Elke Utrechter die daar recht op heeft ontvangt een bijstandsuitkering.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.1.1
Rechtmatig en doelmatig verstrekken van bijstandsuitkeringen.
Door het rechtmatig verstrekken van een bijstandsuitkering bieden we mensen (tijdelijk) een vangnet in de vorm van
een financieel minimum voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De huishoudtoets is met het
lenteakkoord komen te vervallen. Dit beïnvloedt de bestandsontwikkeling in ongunstige zin. Het Centraal Plan Bureau
(CPB) heeft in maart 2012 een prognose opgenomen voor de ontwikkeling van het landelijk Wwb bestand. Op basis
hiervan heeft Bestuursinformatie een vertaling voor Utrecht gemaakt waaruit blijkt dat het bestand in 2013 stijgt naar
8.350. Door onder andere het nieuwe Werkgelegenheidsoffensief, ons handhavingsbeleid, de vier-weken zoektermijn
en het gebruik van het klantprofiel streven wij naar 8.250 klanten eind 2013.
De wet Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW gaat per 1-1-2013 in en draagt, in combinatie met een mix van
maatregelen, bij aan het strenger bestraffen van fraude. Fraude mag niet lonen en ondermijnt de solidariteit.
Wat willen we bereiken? P3.1.1 Rechtmatig en doelmatig verstrekken
van bijstandsuitkeringen. E3.1. 1 Elke Utrechter die daar recht op heeft
ontvangt een bijstandsuitkering.
126
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1.1
Aantal huishoudens met
-uitkering: Wwb
• olwassenen (27-65) v• jongeren (tot 27 jaar) W&I
7.100
6.400
700
7.541
6.781
760
8.250
7.385
865
8.250
7.385
865
Prestatie-indicatoren:
P.3.1.1.1
Aantal beëindigde en niet
toegekende uitkeringen
Wwb en WIJ als gevolg
van handhaving W&I 229 227 275 275
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Verstrekken bijstand 132.428 130.847 130.216 129.252 129.252
Totaal lasten 132.428 130.847 130.216 129.252 129.252
Baten
P3.1.1 Verstrekken bijstand 111.441 115.740 115.740 115.740 115.740
Totaal baten 111.441 115.740 115.740 115.740 115.740
Saldo lasten en baten 20.987 15.107 14.476 13.512 13.512
Mutaties reserves
Toevoeging reserves
Onttrekking reserves
Saldo na mutaties reserves 20.987 15.107 14.476 13.512 13.512
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.1: Verstrekken bijstand
De lasten op bijstandverstrekkingen zijn hoger, doordat de begroting (structureel) aangepast is aan de doelstelling van
7.500 per 31 december 2012. De stijging van de kosten is vooral het gevolg van een hogere gemiddelde prijs van de
uitkeringen (2,4 miljoen euro) en van een toename van de kosten van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen (1,6 miljoen
euro). De overige verschillen bedragen 0,3 miljoen euro. Er is in de begroting nog geen rekening gehouden met het
vervallen van de kosten van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK). De doorbelaste apparaatskosten zijn
5,8 miljoen euro lager. Conform de afspraken uit het masterplan worden de lasten en baten voor bijstandsuitkeringen
(exclusief doorberekende apparaatskosten) neutraal begroot, daarom zijn de baten ook 4,3 miljoen euro hoger. De
verwachte bestandsontwikkeling 2013 kan volgens de geldende begrotingsregels nog niet financieel verwerkt worden.
Dit gebeurt bij de Voorjaarsnota 2013.
127
Subdoelstelling 3.2 Utrechters die financieel niet in staat zijn om te participeren worden ondersteund
Subdoelstelling 3.2
Utrechters die financieel niet in
staat zijn om te participeren
worden ondersteund.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.2.1
Geen Utrechter wordt vanwege financiële belemmeringen in zijn/haar participatie belemmerd.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.2.1
Bestrijden van armoede door financiële ondersteuning van huishoudens met een vastgesteld maximum inkomen. Het
gaat om ondersteuning voor de betaling van de vaste lasten, participatie, maatwerk in de vorm van bijzondere bijstand
en schuldhulpverlening.
Door de financiële ondersteuning voor bijzondere kosten en maatschappelijke participatie verhogen we enerzijds de
koopkracht en bevorderen we anderzijds de deelname aan maatschappelijke activiteiten zoals sport en cultuur. De
Meerjarennota armoede en schuldhulpverlening 2012-2015 is het kader.
Om in aanmerking te komen voor de gemeentelijke premiebijdrage voor de collectieve ziektekostenverzekering geldt
vanaf 2013 een inkomensgrens van 110% van het sociaal minimum. De eigen bijdrage Geestelijke Gezondheidszorg
(GGz) wordt meeverzekerd in de collectieve ziektekostenverzekering. De regelingen woonlastenfonds en
woonkostentoeslag worden vereenvoudigd.
Aan de langdurigheidtoeslag wordt vanaf 1 januari een extra norm toegevoegd voor gezinnen met oudere kinderen. De
gevolgen van de stapeling van inkomenseffecten door rijksmaatregelen volgen we door het aantal aanvragen
bijzondere bijstand nauwkeurig bij te houden. We handelen deze aanvragen sneller af.
De focus binnen ons beleid ligt bij kinderen. In 2013 hanteren we voor kindregelingen in individuele gevallen een
inkomensgrens boven 110% van het sociaal minimum. Voor de U-pas deelnemers wordt er met ingang van 1 juli een
gemaximeerd budget ingevoerd voor sport- en cultuurdeelname. De aanpassingen zijn conform de armoedenota.
De werkprocessen bij schuldhulpverlening worden verder aangescherpt om de doorlooptijden te verkorten. Het werken
met klantprofielen, groepsaanpak en vrijwilligers worden verder uitgebouwd zodat vraag en aanbod beter op elkaar
zijn afgestemd. De ketenpartners spelen hierbij een belangrijke rol. We zetten in op het verminderen van de
E3.2. 1 Geen Utrechter wordt vanwege
financiële belemmeringen in zijn/haar
participatie belemmerd.
P3.2.1 Bestrijden van armoede door
financiële ondersteuning van huishoudens
met een vastgesteld maximum inkomen.
Het gaat om ondersteuning voor betaling
van de vaste lasten, participatie, maatwerk
in de vorm van schuldhulpverlening en
bijzondere bijstand.
128
wachttijden voor schuldhulpverlening voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) doelgroep bij
Stadsgeldbeheer.
Indicatoren subdoelstelling 3.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.2.1.
Bereik armoederegelingen:
- U-pas
- langdurigheidtoeslag
- ziektekostenverzekering
Armoed
e-
monitor
≥90%
≥90%
67%
≥90%
≥90%
67%
Prestatie-indicatoren:
P3.2.1.1
Aantal toegekende aanvragen
bijzondere bijstand W&I 2.481 2.127 2.160 2.160
P3.2.2.2
Aantal trajecten
schuldhulpverlening (minnelijk
en wettelijk) W&I 1.452 1.738 1.356 1.356
P3.2.2.3 Aantal U-pashouders W&I 40.092 37.604 24.000 24.000
P3.2.2.4
Aantal toekenningen
langdurigheidtoeslag en
reserveringstoeslag W&I 5.787 6.657 6.430 6.430
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.2.1 Armoedebestrijding 18.552 14.837 14.631 14.315 14.315
Totaal lasten 18.552 14.837 14.631 14.315 14.315
Baten
P3.2.1 Armoedebestrijding 881 494 494 494 494
Totaal baten 881 494 494 494 494
Saldo lasten en baten 17.671 14.343 14.137 13.821 13.821
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 127 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 17.544 14.343 14.137 13.821 13.821
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
129
130
Prestatiedoelstelling 3.2: Armoedebestrijding
De lasten zijn 0,84 miljoen euro lager in verband met de maximering van de inkomensgrens van het gemeentelijk
armoedebeleid op 110% van het wettelijk minimumloon, zowel voor de regio als voor de gemeente Utrecht en
0,419 miljoen euro lager in verband met een meer selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening en
nazorg (conform de meicirculaire 2011). Omdat deze posten nog niet in de nominale begroting 2012 verwerkt waren,
leiden ze in 2013 tot een daling van het budget. De verwerking van het meerjarenbeleidsplan armoede en
schuldhulpverlening 2012-2015 leidt tot 0,3 miljoen euro lagere lasten en 0,4 miljoen euro lagere baten, onder andere
doordat de bijdragen vanuit de regiogemeenten voor U-pas lager worden door de normering op 110% van het wettelijk
minimumloon. Overige wijzigingen leiden tot een daling van 0,2 miljoen euro. De doorbelaste overhead en
apparaatskosten zijn 1,9 miljoen euro lager.
Programmastructuur
Onderwijs
Iedere Utrechtse leerling heeft optimale
kansen om zijn talenten te ontwikkelen.
Iedere inwoner heeft vrije en laagdrempelige
toegang tot media als bronnen van kennis en
cultuur.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1. kwalitatief goed en gevarieerd
onderwijshuisvestingsaanbod.
1.1 Adequate onderwijshuisvesting.
40.835
1.2 Adequaat leerlingenvervoer. 3.432
132
2. kwalitatief goed onderwijs.
2.1 Alle Utrechtse leerlingen hebben een
startkwalificatie (naar vermogen) en
ontwikkelen hun talenten.
39.238
3 Iedere Utrechter heeft vrije en
laagdrempelige toegang tot media als
bronnen van kennis en cultuur.
3.1 Zoveel mogelijk Utrechters gebruiken
de bibliotheek.
14.675
Bedragen zijn in duizenden euro's.
1.7 Onderwijs
Algemene programmadoelstelling
We vinden het belangrijk dat iedere Utrechtse leerling in en rondom het onderwijs optimale kansen heeft om zijn
talenten te ontwikkelen. Daarnaast willen we dat iedere bewoner vrije en laagdrempelige toegang heeft tot media als
bronnen van kennis en cultuur.
Visie en beleid op het gebied van onderwijs zijn vastgelegd in het collegeprogramma en in de Utrechtse Onderwijs
Agenda 2010-2014 en Masterplannen primair onderwijs (PO), (voortgezet) speciaal ((V)SO) en voortgezet onderwijs
(VO) en Leidsche Rijn.
Hoofddoelstellingen van de Utrechtse Onderwijs Agenda zijn: optimale kansen voor elke leerling en zoveel mogelijk
jongeren behalen een startkwalificatie. Partijen willen dit realiseren door samen te werken aan een hoge Utrechtse
taalstandaard, hogere doorstroming naar en betere aansluiting op vervolgonderwijs, meer gemengde scholen met
kansarme-kansrijke kinderen en verhoging van professionaliteit van leraren.
Randvoorwaarde hiervoor is het verzorgen van een optimale huisvesting en een gevarieerd onderwijsaanbod. Visie en
plannen hiervoor staan beschreven in het Huisvestingsprogramma en Masterplannen. Ook handhaving en uitvoering
van de Leerplichtwet en het regelen van leerlingenvervoer is voorwaardenscheppend.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Visie Utrechtse Onderwijs Agenda 2010-2014 ' Meer kansen voor Utrechts talent'
Voortgangsrapportages Masterplannen Onderwijs
Modernisering Bibliotheek Utrecht 'Op weg naar een toekomstbestendige bibliotheek', mei 2011
Subdoelstelling 1.1: Adequate onderwijshuisvesting
Subdoelstelling 1.1
Adequate onderwijshuisvesting.
Wat willen we bereiken?
Door het bieden van kwalitatief goede onderwijshuisvesting en een gevarieerd onderwijsaanbod kunnen ouders in
Utrecht kiezen voor onderwijs vanuit diverse denominaties en vanuit verschillende onderwijsconcepten (zoals Jenaplan,
Montessori). Ook hebben we een breed onderwijsaanbod van regulier tot en met speciaal onderwijs zodat leerlingen
zoveel mogelijk in Utrecht naar school kunnen.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.1.1 Er is keuzevrijheid voor ouders uit
diverse denominaties en onderwijsconcepten;
daarnaast is er een passend aanbod voor
iedere leerling.
P1.1.1 Versterken van de educatieve
infrastructuur.
133
Effectdoelstelling 1.1.1
Er is keuzevrijheid voor ouders uit diverse denominaties en onderwijsconcepten; daarnaast is er een passend aanbod
voor iedere leerling.
Voor onderwijshuisvesting hebben we een wettelijke taak. Daarbinnen hebben we een beperkte invloed op de vanuit
maatschappelijk oogpunt wenselijke subdoelstelling om keuzevrijheid na te streven voor ouders. Hierin zijn de
schoolbesturen vrij in handelen, hebben de regie en het initiatief. Wij bewaken en signaleren. Voor het basisonderwijs
vinden we het belangrijk dat er in ieder geval keuze is op wijkniveau. Voor het voortgezet onderwijs kijken we naar
variatie en breedte van het aanbod op stedelijk niveau. Utrecht vervult voor het speciaal onderwijs ook een regionale
functie.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Versterken van de educatieve infrastructuur.
De Masterplannen Onderwijshuisvesting zijn vol in uitvoering. Daarmee wordt in de bestaande stad achterstanden in
onderhoud en functionaliteit in de schoolgebouwen weggewerkt door verbouw, renovatie, uitbreiding en nieuwbouw.
Het Masterplan Voortgezet Onderwijs is op twee projecten na, gereed. Ook 2013 is nog een jaar van topproductie in de
uitvoering van het Masterplan primair onderwijs en (speciaal) voorgezet onderwijs. De werkwijze uit de
Versnellingsaanpak wordt wegens succes blijvend toegepast. In Leidsche Rijn voeren we de geplande
onderwijsprojecten uit. In de nieuw te ontwikkelen buurten zien we temporisering van de woningbouw waardoor ook
onderwijsprojecten verschuiven. Voor een gedetailleerdere planning en projectbeschrijvingen van de Masterplannen
verwijzen we naar de voortgangsrapportages. Hierin nemen we ook de voortgang over de aanpak van het binnenmilieu
mee.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1 3 denominaties per wijk
Leerling-
administratie 100% 100% 100% 100% 100%
E1.1.1
2 onderwijsconcepten
op stedelijk niveau
Leerling-
administratie 100% 100% 100% 100% 100%
E1.1.1
2 scholen speciaal
onderwijs op stedelijk
niveau
Leerling-
administratie 100% 100% 100% 100% 100%
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal gerealiseerde
projecten masterplan PO
en (V)SO
Voortgangs-
rapportage MP 17 25 79
Masterplan
is afgerond;
regulier
huisvestings-
programma
P1.1.1
Aantal gerealiseerde
projecten in Masterplan
voortgezet onderwijs
Voortgangs-
rapportage MP 15 15 17
Masterplan
is afgerond;
regulier
huisvestings-
programma
P1.1.1
Gerealiseerde projecten
Leidsche Rijn
Voortgangs-
rapportage MP 22 24 26 33
134
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Educatieve infrastructuur 38.169 40.835 42.797 38.276 38.276
Totaal lasten 38.169 40.835 42.797 38.276 38.276
Baten
P1.1.1 Educatieve infrastructuur 1.130 1.732 1.732 1.732 1.732
Totaal baten 1.130 1.732 1.732 1.732 1.732
Saldo lasten en baten 37.039 39.103 41.065 36.544 36.544
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 1.455 915 915 915 915
Onttrekking reserves 718 1.210 1.210 1.210 1.210
Saldo na mutaties reserves 37.777 38.808 40.770 36.249 36.249
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Educatieve infrastructuur
De lasten stijgen per saldo met 2,666 miljoen euro. Bij de Voorjaarsnota 2012 is een bedrag van 1,263 miljoen euro
beschikbaar gesteld voor realisatie van nieuwbouw Internationale Schakel Klassen. We verhogen de lasten met
1,180 miljoen euro voor de aanpak van diverse knelpunten Leidsche Rijn (huur piekopvang Leidsche Rijn, extra
leslokalen De Ridderhof, langere tijdelijke huisvesting De Groen Alm, extra maatregelen Het Balkon, tijdelijke
huisvesting piekopvang Het Zand en eerste inrichting schoolwoningen Leidsche Rijn).
Door het opleveren en activeren van investeringsprojecten vanuit de jaren 2010 en 2011 nemen de kapitaallasten toe
met 4,75 miljoen euro. De lasten van belastingen en heffingen stijgen met 0,245 miljoen euro. In 2012 was er
incidenteel budget van 2 miljoen euro beschikbaar voor intensivering kinderclusters Overvecht. Vanuit de doorlichting
investeringscomplex (Programmabegroting 2012) daalt het budget incidenteel in 2013 met 1 miljoen euro. Daarnaast
dalen de lasten met 0,94 miljoen euro door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
De baten stijgen met een bedrag van 0,602 miljoen euro door hogere huuropbrengsten BSO (buitenschoolse opvang)
en kinderdagverblijven (0,357 miljoen euro ) door 0,245 miljoen euro meer overige inkomsten van schoolbesturen.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
We storten 0,915 miljoen euro in de programmareserve Onderwijs voor de uitvoering van het Masterplan Voortgezet
Onderwijs. We onttrekken 1,21 miljoen euro uit de vaste activa reserve ter dekking van de kapitaallasten van de
opgeleverde en geactiveerde projecten.
135
Subdoelstelling 1.2: Adequaat leerlingenvervoer.
Subdoelstelling 1.2
Adequaat leerlingenvervoer.
Wat willen we bereiken?
De regeling Leerlingenvervoer is een vergoeding van de vervoerskosten voor een leerling. Dit is voor leerlingen die niet
zelf van en naar school kunnen komen; bijvoorbeeld voor leerlingen in het speciaal onderwijs die hiervoor moeten
reizen.
Effectdoelstelling 1.2.1
Het recht op leerlingenvervoer is in de wet vastgelegd.
Door de inzet van leerlingenvervoer zijn kinderen in staat het onderwijs van hun keuze en/of met het juiste niveau te
volgen wanneer dat niet in de buurt aanwezig is.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Verzorgen van leerlingenvervoer naar scholen.
De k
• Met de nieuwe vervoersmaatschappijen te blijven kijken naar veiligheid en goede uitvoering van het
leerlingenvervoer. De waardering van de nieuwe vervoerders die in 2012 zijn gecontracteerd, vindt eind 2012
laats.
waliteit van leerlingenvervoer wordt gewaardeerd met een cijfer zeven. Dit bereiken we door:
p
• Met behulp van onafhankelijk onderzoek – steekproeven - toe te zien op de dagelijkse uitvoering van het
leerlingenvervoer. Dit bedrijf controleert de kwaliteit van de dienstverlening, veiligheid van voertuigen en
ffectiviteit: controle van rijtijden, efficiency van routes en tijdig ophalen en thuisbrengen. e
• rvaringen uit 2012 laten zien dat de verordening niet helemaal aansluit op het huidige beleid. E• We passen dit in 2013 aan.
Aan de hand van de monitor uit 2012 bezien we of verbeteringen nodig zijn. In het kader van efficiency en
klantvriendelijkheid wordt vanaf 2013 gewerkt met open beschikkingen. Dat houdt in dat ouders een beschikking
ontvangen voor onbepaalde tijd. De beschikking wordt aangepast bij wijzigingen in de schoolcarrière van een leerling,
verhuizing of bijvoorbeeld verandering van gezinssamenstelling.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Aantal thuiszittende
kinderen als gevolg van
ontbrekend
leerlingenvervoer
Administratie
Leerlingzaken/
thuiszitters
Schooljaar
2010-2011 < 5 < 5
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.2.1 Leerlingen die dit nodig hebben
kunnen met behulp van leerlingenvervoer
onderwijs volgen.
P1.2.1 Verzorgen van leerlingenvervoer naar
scholen.
136
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1 klanttevredenheid
Klanttevreden-
heidsonderzoek 7 7.5
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Leerlingenvervoer 3.494 3.432 3.426 3.421 3.421
Totaal lasten 3.494 3.432 3.426 3.421 3.421
Baten
P1.2.1 Leerlingenvervoer 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 3.494 3.432 3.426 3.421 3.421
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 3.494 3.432 3.426 3.421 3.421
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Is niet van toepassing.
137
Subdoelstelling 2.1: Alle Utrechtse leerlingen hebben een startkwalificatie (naar vermogen) en ontwikkelen hun talenten.
Subdoelstelling 2.1
Alle Utrechtse leerlingen hebben
een startkwalificatie (naar
vermogen) en ontwikkelen hun
talenten.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
Alle leerlingen beschikken over een startkwalificatie (naar vermogen) zodat ze zijn toegerust voor vervolgonderwijs
en/of arbeidsmarkt.
Onderwijs en werk vormen de basis voor alle bewoners van de stad om zich te ontwikkelen en naar vermogen deel te
nemen aan de samenleving. Dit begint thuis en op school. De school speelt een belangrijke rol in verbetering van
kansen voor iedereen om talenten te ontwikkelen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Toerusten van leerlingen in hun schoolloopbaan en ontwikkeling van hun talenten in en om de school.
Bij Voortijdig Schoolverlaten werken we in 2013 vanuit het nieuwe convenant 2012-2015 dat we met de regionale
partners en het Rijk in 2012 hebben afgesloten. In dit convenant is per schoolsoort (vmbo, havo, vwo, mbo) een
normpercentage vastgelegd dat behaald moet worden. Dit is de regionale vertaling van het landelijke streefcijfer van
OCW ( maximaal 25.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters). Uit onze regionale plananalyse komen een aantal
maatregelen naar voren die we voor Utrecht (samen met de regio) inzetten: onder andere begeleiding op maat voor
overbelaste jongeren, begeleiding van de overstap van voortgezet onderwijs naar MBO, scherper toezicht op verzuim
van de groep 18+, gemeenschappelijke loopbaanoriëntatie voor voortgezet onderwijs en MBO, betere begeleiding in de
beroepsbegeleidende leerweg in het MBO.
In 2012 zijn bestuursafspraken met het Rijk gemaakt om de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie te
verbeteren en het aantal voorschoolgroepen uit te breiden. We blijven streven naar 95% doelgroeppeuters in 2015 en
breiden daartoe de voorschoolgroepen uit. Daarnaast starten we scholingstrajecten om het taalniveau van
voorschoolpersoneel te verhogen. Samen met opleidingsinstituten werken we aan verhoging van het aantal HBO-ers op
voorschoolgroepen. Tot 2015 kunnen 35 van de huidige medewerkers een scholingstraject HBO volgen. Aan
kwaliteitsverbetering werken we volgens het Utrechts Kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Voor
ouderbetrokkenheid ontwikkelen we een kwaliteitskader en maken afspraken met de nieuwe aanbieder(s)
VVE/peuterspeelzalen over aanbod voor ouders, om thuis (taal)activiteiten uit te voeren. Eind 2012 is bekend welke
aanbieders zijn gekozen op basis van de subsidie-uitvraag. Zij starten hun werkzaamheden na de zomer van 2013.
In 2013 start de implementatie van het Taalcurriculum 2-8 jarigen en wordt het Taalcurriculum 8-14 jarigen
vastgesteld. Ander onderdeel van de bestuursafspraken is extra inzet op verbeteren van taal- en/of rekenprestaties.
P2.1.1 Toerusten van leerlingen in hun
schoolloopbaan en ontwikkeling van hun
talenten in en om de school.
E2.1.1 Alle leerlingen beschikken over een
startkwalificatie (naar vermogen) zodat ze
zijn toegerust voor vervolgonderwijs en/of
arbeidsmarkt.
138
Begin 2013 hebben de meeste van de 26 scholen hun programma voor 4 uur leertijduitbreiding geïmplementeerd. Ook
de Brede School Academies starten begin 2013; deze worden op wijkniveau georganiseerd. Zomer 2013 vinden de
eerste zomerscholen plaats. Enkele Brede Scholen implementeren de uitbreiding in hun dagarrangementen; hierbij
bieden ze onderwijs, sport, cultuur en/of kinderopvang geïntegreerd aan. In het eerste jaar bereiken we circa
2.500 leerlingen met een taalachterstand. Met de schoolbesturen maken we afspraken over het monitoren van
resultaten. We kijken niet alleen naar de resultaten van de leerlingen, maar ook naar de vormgeving van
ouderbetrokkenheid. Leertijduitbreiding vindt juist plaats in onder andere: Overvecht, Zuidwest, Noordwest, Zuid en
West.
Wijkprioriteiten
Het onderwijs zal zich in de burgerschapsprogramma's meer concentreren op het programma De Vreedzame School.
De verzoeken uit de wijken Noordwest, Zuidwest en Zuid om te investeren in een vreedzame wijk sluiten hier goed bij
aan. Deze verzoeken worden meegenomen in het reguliere beleid. Uitvoering hiervan vindt al plaats vanuit het
programma Jeugd.
Overvecht en Zuidwest vragen aandacht voor jeugdwerkloosheid, stages en leerwerkplekken voor jongeren om
schooluitval te voorkomen en kansen te creëren. Vanuit programma's Onderwijs en Jeugd ondernemen we
verschillende acties ten aanzien van jeugdwerkloosheid en leerwerkplekken, maar die zijn niet specifiek op één wijk
gericht. Bij de werkloketten zijn onder andere consulenten werkzaam gespecialiseerd in jongeren en jobhunters.
Daarnaast is bij een re-integratiebedrijf een aantal re-integratietrajecten ingekocht om jongeren te begeleiden naar een
leerwerkplek.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
% 22 jarigen met
startkwalificatie
Leerling-
administratie 78% 79,1% 91,4% 93% 94%
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
Absoluut aantal nieuwe
voortijdige schoolverlaters
DUO (De
Utrechtse
Opgave) 906 796 735 18
19
P2.1.1
Relatieve aantal nieuwe
voortijdige schoolverlaters DUO 5,9% 5,1% 5,0% 20
21
P2.1.1 % bereik doelgroeppeuters
Leerling-
administratie 54,5% 78% 820% 95%
P2.1.1 Aantal Brede Scholen
PO 11
VO 9
PO 11
VO 9
PO 13
VO 10
PO 14
VO 12
18 in het nieuwe convenant 2012-2015 worden de volgende percentages per schoolsoort opgenomen. Deze geven
scherper inzicht in de resultaten in het voortgezet en beroepsonderwijs. Het absolute aantal nieuwe vsv-ers wordt niet
meer gemonitord. Nieuwe cijfers worden:
• O-onderbouw 2013 2015
V• MBO-bovenbouw
1% 0,2%
V• AVO/VWO bovenbouw
4% 1,5%
H• BO 1
0,5% 0,1%
M• BO 2
32,5% 22,5%
M• MBO 3/4
13,5% 10%
4,25% 2,75%
19 Zie voetnoot 18. 20 Zie voetnoot 18. 21 Zie voetnoot 18.
139
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Ontwikkeling van talenten 35.852 39.238 38.667 38.263 33.096
Totaal lasten 35.852 39.238 38.667 38.263 33.096
Baten
P2.1.1 Ontwikkeling van talenten 14.466 20.693 20.693 20.693 14.526
Totaal baten 14.466 20.693 20.693 20.693 14.526
Saldo lasten en baten 21.386 18.544 17.974 17.569 18.569
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 21.386 18.544 17.974 17.569 18.569
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Ontwikkeling van talenten
De stijging van de baten en lasten in de jaren 2013, 2014 en 2015 en de daling in 2016 is het gevolg van de middelen
die het Rijk beschikbaar heeft gesteld voor uitvoering van de afspraken uit het bestuursakkoord VVE / Verlengde
Leertijd gedurende de jaren 2012 tot 2016.
140
Subdoelstelling 3.1: Zoveel mogelijk Utrechters gebruiken de bibliotheek
Subdoelstelling 3.1
Zoveel mogelijk Utrechters
gebruiken de bibliotheek.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.1.1
Meer mensen gebruiken de bibliotheek.
We willen dat het aantal leners als percentage van de bevolking tenminste meestijgt met de bevolkingstoename. Ook
willen we een echte stijging van het percentage leden op de bevolking. Ook het aantal bezoekers aan vestigingen en
website willen we laten stijgen.
Vrije en laagdrempelige toegang tot bronnen van kennis en cultuur helpt burgers zich bewust, kritisch en actief te
kunnen bewegen in de maatschappij. Daarom willen we Bibliotheek Utrecht laagdrempelig bereikbaar, toegankelijk en
aantrekkelijk houden.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.1.1
Innoveren klantgerichte dienstverlening en activiteiten gericht op individuen en met scholen.
We i
• et ICT de dienstverlening gemakkelijker en aantrekkelijker te maken; nnoveren de bibliotheek door:
m• et digitale aanbod uit te breiden met wisselcollecties DVD’s, luisterboeken en e-books; h• versterking van de educatieve functie met meer dienstverlening aan het voortgezet onderwijs; het aantal
roepsbezoeken houden we op 1.200; g
• et BoekStarthoeken voor baby’s en Skoolzones met huiswerkbegeleiding in wijkvestigingen; m• openstelling van de centrale bibliotheek op zondagmiddag met lezingen, culturele activiteiten en evenementen in
de centrale, de Cultuurcampus en andere grotere wijkbibliotheken. Hierdoor stijgt het aantal ‘dagdelen’ aan
ctiviteiten geleidelijk aan; a
• eze activiteiten te omringen met marketingacties gericht op behoud en werving van leden; d• ulturele en sociale functies van de bibliotheek in samenwerking met (keten)partners te verbeteren; c• huisvesting daarop in te richten met een nieuwe bruisende centrale bibliotheek voor de hele stad en een dekkend
etwerk aan wijkvestigingen; n
• de verblijfsfunctie in wijkvestigingen te verbeteren met een aantrekkelijke inrichting en presentatie van de
collecties.
E3.1.1 Meer mensen gebruiken de
bibliotheek. P3.1.1 Innoveren klantgerichte
dienstverlening en activiteiten gericht op
individuen en met scholen.
141
Om slagvaardig de innovaties vorm te kunnen geven verzelfstandigt de Bibliotheek per 1 januari 2013. Hiertoe wordt
aan de gemeenteraad het Bedrijfsplan Verzelfstandiging in een apart besluit voorgelegd.
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1 Aantal leners
Jaarverslag
Bibliotheek 2010 62.248 65.177 64.000 65.000
E3.1.1 Aantal bezoekers
Jaarverslag
Bibliotheek 2010 1.275.907 1.318.200 1.437.000 1.450.000
E3.1.1 Bezoekers website
Jaarverslag
Bibliotheek 2010 652.902 750.000 780.000 850.000
Prestatie-indicatoren:
P3.1.1
Groepsbezoeken
leesbevordering en
media-educatie met
scholen
Jaarverslag
Bibliotheek 2010 1.211 790 1.200 1.200
P3.1.1
Culturele,
informatieve en
educatieve ‘dagdelen’
Jaarverslag
Bibliotheek 2010 182 116 150 300
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Bibliotheek Utrecht 13.559 14.675 14.655 14.605 14.605
Totaal lasten 13.559 14.675 14.655 14.605 14.605
Baten
P3.1.1 Bibliotheek Utrecht 3.386 3.190 3.190 3.190 3.190
Totaal baten 3.386 3.190 3.190 3.190 3.190
Saldo lasten en baten 10.173 11.485 11.465 11.415 11.415
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 1.785 1.785 1.785 1.785 1.785
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 11.958 13.270 13.250 13.200 13.200
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
142
143
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Bibliotheek Utrecht
De lasten in 2013 stijgen per saldo met 1,164 miljoen euro, dit wordt onder andere veroorzaakt doordat de afroming
van de reserve nieuwbouw Centrale Bibliotheek in 2012 is verwerkt als een lastenverlaging, een verlaging van het
media budget en bezuinigingen Kunstuitleen. De lasten dalen met 0,048 miljoen euro, dit wordt veroorzaakt door de
technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk 4 Financieel beeld. De baten dalen door lagere bijdrage voor de kunstuitleen.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.
Jaarlijks storten we een bedrag van 1,785 miljoen euro in de programmareserve Onderwijs voor de voorbereiding- en
inrichtingskosten van de Centrale Bibliotheek.
Programmastructuur
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid
Utrechters zijn gezond, betrokken,
zelfredzaam en doen actief mee in de
samenleving.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Alle Utrechters doen mee aan de
samenleving, ook de kwetsbare.
1.1 In Utrecht is een sterke civil society.
13.469
1.2 In Utrecht zijn de inwoners
zelfredzaam.
59.360
1.3 In Utrecht kan iedereen meedoen
omdat er geen maatschappelijke drempels
zijn.
983
2 De Utrechtse jeugd groeit op tot
gezonde, betrokken, actieve en
zelfstandige burgers.
2.1 Jeugdigen kunnen veilig buiten spelen
en ontwikkelen ook na schooltijd hun
talenten.
10.259
2.2 Jeugdigen groeien zonder problemen
op en ouders voelen zich voldoende
toegerust voor de opvoeding.
7.766
2.3 Afname jongerenoverlast en
jeugdcriminaliteit.
452
3 Een gezonde stad waar inwoners
zich gezond voelen, gezond zijn en
gezond blijven.
3.1 Alle Utrechters weten hun gezondheid
bewaakt en beschermd.
16.844
3.2 De gezondheidsachterstanden
verkleinen door de gezondheid van
kwetsbare Utrechters te bevorderen.
3.170
3.3 Zeer kwetsbare Utrechters vinden de
weg terug naar zelfstandigheid en
meedoen.
15.875
Bedragen zijn in duizenden euro's.
144
1.8 Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid
Algemene programmadoelstelling
Utrechters zijn gezond, betrokken, zelfredzaam en doen actief mee in de samenleving.
Wij willen dat inwoners van Utrecht van alle leeftijden, gezond, betrokken en zelfredzaam zijn en actief mee doen in de
samenleving. Jeugdigen moeten veilig kunnen opgroeien tot gezonde, zelfstandige en betrokken inwoners. Daarvoor
bieden we kansen en stellen we grenzen.
In 2013 vertaalt de eerder vastgestelde visie op Vernieuwend Welzijn zich in een andere organisatie van een groot deel
van het welzijnswerk. Onze inzet van de functie van sociaal makelaar varieert per wijk en buurt, afhankelijk van de
prioriteit: van 'vinger aan de pols houden' tot actieve inzet. Voor Informatie en Cliëntondersteuning komt er één
stedelijke organisatie, die zorgt voor laagdrempelige dienstverlening in wijken en buurten.
Vanuit onze visie 'Meedoen naar vermogen' verbinden we verschillende beleidsdomeinen en activiteiten met elkaar:
Vernieuwend welzijn (inclusief mantelzorg), het armoedebeleid, activering en begeleiding, maatschappelijke opvang,
de individuele verstrekkingen et cetera. Samen met maatschappelijke partners integreren we de aanpak van de
ondersteuning van mensen die minder zelfredzaam zijn. De decentralisatie van de AWBZ-begeleiding, het plan van
aanpak Maatschappelijke Opvang 2e fase en de Wet Werken naar Vermogen vallen onder dit dossier. Met onze
buurtteams 'Meedoen naar Vermogen' zijn we inmiddels pilotgewijs gestart in een nieuw model van samenwerking. De
decentralisatie begeleiding wordt niet ingevoerd per januari 2013. Hierover is landelijk overeenstemming bereikt in het
Lenteakkoord. Naar verwachting wordt het wetgevingsproces na de totstandkoming van het nieuwe Regeerakkoord
voortgezet. Daarin worden omvang, tempo en budget geregeld. We gaan daarom door met de verkenning voor
inhoudelijke vernieuwingen. Een andere maatregel uit het Lenteakkoord, die per 2013 ingaat, is het extramuraliseren
van het Zorgzwaartepakket (ZZP)22 1 tot en met 3. Dit houdt in dat de lichte intramurale zorg voor nieuwe cliënten niet
meer geboden wordt vanuit de AWBZ. Hiermee worden wonen en zorg gescheiden. Zorg wordt zoveel mogelijk in de
eigen omgeving van de inwoner wordt geboden. Wij onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de inwoners, aanbieders
en onszelf. Afhankelijk van de uitkomsten ondernemen we actie. Eerste indruk is dat vooral de snelle invoering en de
extramuralisering van Zorgzwaartepakket 3 leidt tot ongewenste financiële en maatschappelijk effecten in de stad.
Als voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg werken we met twee buurtteams. In deze buurtteams
werken professionals van verschillende organisaties (lokale welzijnsorganisaties, regionale jeugdzorgaanbieders en
Bureau Jeugdzorg) in één team waardoor de barrière tussen lokaal en geïndiceerd aanbod wordt opgeheven. Als in
2013 deze werkwijze is geëvalueerd, kijken we of deze werkwijze verder uitgebreid wordt. Tussen de ingangsdatum
van het vernieuwend Welzijn en de decentralisatie van de jeugdzorg zit een periode van anderhalf jaar. Ook in deze
periode zorgen we voor een kwalitatief goed en snel toegankelijk aanbod van opvoedondersteuning en preventieve
hulpverlening dat flexibel meebeweegt op de ervaringen van de buurtteams Tegelijkertijd blijven we onder andere met
de Vreedzame Wijk investeren in ‘het gewoon opvoeden'. De Jeugdgezondheidszorg blijft een belangrijke
basisvoorziening gericht op gezondheid en zorg voor 0 tot 19 jarigen. De combinatie van sociaal en medische zorg is
uniek. We zorgen voor goede verbindingen tussen de jeugdhulpverlening en de Jeugdgezondheidszorg.
Per 1 januari 2014 moeten we, conform de Wet publieke gezondheid (Wpg), in de gemeenten uit de veiligheidsregio
Utrecht met één gezondheidsdienst werken. Als voorbereiding hierop is een bestuurlijke overeenkomst gesloten die
onder andere de benoeming van een directeur publieke gezondheid regelt. Tot uiterlijk 1 januari 2014 blijven wij
22 Een zorgzwaartepakket (ZZP) beschrijft welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft die niet zelfstandig kan
wonen. De zorgzwaartepakketten zijn verdeeld over de sectoren verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en
geestelijke gezondheidszorg. In bijlage 2 van de regeling zorgaanspraken AWBZ staan de verschillende
zorgzwaartepakketten beschreven.
145
grotendeels vanuit de staande organisaties werken. Voor de bestuurlijke aansturing van dit proces is er de
Gemeenschappelijke Regeling Implementatie Wpg.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Routekaart naar Vernieuwend Welzijn
Doorlopend Divers (Speerpuntennotitie Diversiteitsbeleid 2011-2014)
Agenda 22, Plan 2012-2018
Op eigen kracht en meedoen naar vermogen
Beleidsvisie prestatieveld 6 Wmo 2011/60
Talent ontwikkelen en kansen pakken. Nota Jeugdbeleid 2011-2014
Contourennota Transitie Jeugdzorg
Projectplan Tussenfase jeugd en veiligheid
Duurzaam Gezond! Fit en weerbaar de toekomst in (Nota Volksgezondheid 2011-2014)
Utrecht Gezond! Actieplan fase 2 2011-2013
De Verbinding, afspraken G4-Rijk
Plan van aanpak dak- en thuislozen Maatschappelijke Opvang, 2e fase Rijk-G4
Stedelijk Kompas 2011-2014, Utrecht 100% thuis
BinnenPlaats 2, actieplan wonen en woonvoorzieningen OGGz 2010-2014
Wijkambities 2012-2104
Subdoelstelling 1.1: civil society
subdoelstelling 1.1
In Utrecht is een sterke civil
society.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Inwoners voelen zich meer betrokken en verantwoordelijk.
Utrechters voelen zich betrokken bij elkaar en bij hun buurt en dragen daar actief verantwoordelijkheid voor. Zij nemen
initiatieven om de buurt leefbaar en levendig te maken en om –waar nodig- problemen te helpen oplossen.
E1.1.1. Inwoners voelen zich meer
betrokken en verantwoordelijk. P1.1.1 Ondersteunen van de civil society
in wijken en buurten. E1.1.3 Inwoners zijn actief als vrijwilliger. P1.1.2 Faciliteren van accommodaties
voor maatschappelijke activiteiten.
P1.1.3 Stimuleren en faciliteren van
stedelijk vrijwilligerswerk.
146
Effectdoelstelling 1.1.3
Inwoners zijn actief als vrijwilliger.
Een zo groot mogelijk deel van de Utrechters is vrijwilliger. De kwaliteit van hun werk en hun deskundigheid zijn
versterkt. Meer jongeren en Utrechters van allochtone afkomst doen vrijwilligerswerk.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Ondersteunen van de civil society in wijken en buurten.
De inzet van het sociaal makelaarschap varieert per wijk en buurt, afhankelijk van de prioriteit. De inzet richt zich op
het zichtbaar maken en waar nodig kwalitatief en kwantitatief versterken van netwerken van bewoners. Inzet vindt
plaats op drie niveaus: op afroep in buurten met een hoog potentieel van zelforganisatie; incidentele inzet in buurten
waar een vinger aan de pols volstaat; structurele, pro-actieve ondersteuning van bewonersinitiatieven in
prioriteitsbuurten. Voor de uitvoering zijn zes verzorgingsgebieden in Utrecht aangewezen: Zuid en Oost, Zuidwest en
Binnenstad, Noordoost en Overvecht, Noordwest en West, Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Wij vragen de
organisaties die het Vernieuwend Welzijn gaan uitvoeren vanaf medio 2013 om aan te sluiten bij de aandachtspunten
per wijk zoals voortgekomen uit de wijkdialogen.
Prestatiedoelstelling 1.1.2
Faciliteren van accommodatie voor maatschappelijke activiteiten.
Wij faciliteren initiatieven die bijdragen aan een leefbare en levendige buurt. Wij verwachten met minder vierkante
meters toe te kunnen door activiteiten te verplaatsen naar accommodaties die dan een hogere bezetting krijgen en de
vrijgekomen meters structureel anders aan te wenden. Met als doel goed gebruikte accommodaties waar bewoners
zich welkom voelen en hun initiatieven voor een levendige en leefbare buurt kunnen ontplooien. In 2013 wordt het
technisch beheer van de buurthuizen die in beheer zijn van de Wijkwelzijnsorganisaties (WWO's) overgedragen aan de
nieuwe gemeentelijke Vastgoedorganisatie, het sociaal beheer wordt zoveel mogelijk in handen gelegd van bewoners,
daarbij ondersteund vanuit het sociaal makelaarschap.
Prestatiedoelstelling 1.1.3
Stimuleren en faciliteren van stedelijk vrijwilligerswerk.
We bieden ondersteuning op maat bij de werving en bemiddeling van vrijwilligers en we willen dat
vrijwilligersinitiatieven en –organisaties adequaat ondersteund worden.
Wij willen de inbreng van de stad beter benutten en meer gebruik maken van de kracht, de kennis en de creativiteit van
de inwoners en vrijwilligersorganisaties waarmee zij hun verantwoordelijkheid tonen. Het flexibel budget is een middel
om sneller en flexibel in te spelen op initiatieven vanuit de civil society die participatie van alle Utrechters aan de
samenleving beogen.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
% bewoners dat zich
verantwoordelijk voelt
voor de buurt
Inwonersenquête
(BI) 87% 86% 88% 90%
E1.1.2
% bewoners dat actief
is in de buurt
Inwonersenquête
(BI)
36%
(2009:
30%) 33% 37% 38%
E1.1.3
% jongeren dat
vrijwilligerswerk doet
Inwonersenquête
(BI) 36% 41% 37% 38%
E1.1.3
% allochtonen dat
vrijwilligerswerk doet
Inwonersenquête
(BI) 31% 30% 32% 33%
147
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
Effectindicatoren:
E1.1.3
% bewoners tevreden
over beschikbaarheid
ruimte voor bewoners
initiatieven in de buurt
Inwonersenquête
(BI) 80% 79% 82% 85%
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Bezettingsgraad
welzijnsaccommo-
daties ten behoeve
van bewoners
initiatieven DMO (afd.ontw.) 1.352 uur 1.870 uur 1.650 uur 1.870 uur
P1.1.2
Aantal ondersteunde
bewonersinitiatieven DMO (afd.ontw.) n.v.t. n.n.b.23 640 770
P1.1.3
Aantal ondersteunde
vrijwilligersinitiatieven DMO (afd.ontw.) 150 97 24 n.n.b.25
26
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Accommodaties 8.638 7.868 7.241 7.223 7.223
P1.1.2 Bewonersinitiatieven 4.379 4.002 1.477 977 977
P1.1.3 Vrijwilligerswerk 1.093 1.599 1.599 1.599 1.599
Totaal lasten 14.109 13.469 10.317 9.799 9.799
Baten
P1.1.1 Accommodaties 0 0 0 0 0
P1.1.2 Bewonersinitiatieven 0 0 0 0 0
P1.1.3 Vrijwilligerswerk 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 14.109 13.469 10.317 9.799 9.799
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 14.109 13.469 10.317 9.799 9.799
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
23 de beschikbare registratiegegevens leveren geen totaalplaatje op. Hierover zullen scherpere afspraken worden
gemaakt. 24 facilitering d.m.v. subsidies. 25 in 2013 komen wij met een nieuw beleidskader vrijwilligerswerk, waarin wij een nieuwe wijze van meten van de
ondersteuning zullen opnemen. 26 Zie voetnoot 26.
148
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Accommodaties
De lasten dalen 0,5 miljoen euro door een verschuiving naar Vrijwilligerswerk en 0,3 miljoen euro door de verschuiving
van doorbelaste apparaatskosten naar het programma Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.2: Bewonersinitiatieven
De lasten dalen 0,4 miljoen euro door het wegvallen van incidentele middelen. De daling van de lasten in 2014 betreft
de ombuiging van 2,5 miljoen euro op de gemeentelijke subsidies, welke als stelpost onder deze doelstelling is
geboekt.
Prestatiedoelstelling 1.1.3: Vrijwilligerswerk
De lasten stijgen 0,5 miljoen euro door een verschuiving vanuit Accommodaties voor de voormalige BOEG-panden.
Subdoelstelling 1.2 zelfredzaamheid
subdoelstelling 1.2
Utrechters zijn meer zelfredzaam
en kunnen zelfstandig deelnemen
aan de samenleving.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Effectdoelstelling 1.2.1
Utrechters zijn zelfredzaam. Zij voelen zich voldoende toegerust om zelfstandig of met behulp van hun netwerk deel te
nemen aan de samenleving.
Een deel van de Utrechters ondervindt belemmeringen in het dagelijkse leven, die ze ondanks aandacht voor gezond
leven en maximale inschakeling van de eigen omgeving niet zonder hulp kunnen ondervangen. Wij willen deze
bewoners zodanig laten ondersteunen dat zij in staat zijn hun problemen aan te pakken met als resultaat een grotere
maatschappelijke participatie en het voorkomen van verder afglijden.
E1.2.1. Utrechters zijn zelfredzaam. Zij
voelen zich voldoende toegerust om
zelfstandig of met behulp van hun netwerk
deel te nemen aan de samenleving.
P1.2.1 Mantelzorgers worden
ondersteund.
P1.2.2 Cliënten, vluchtelingen en
asielzoekers krijgen gepaste
ondersteuning, gericht op
zelfredzaamheid.
P1.2.3 Inwoners die dat nodig hebben
ontvangen individuele verstrekkingen.
149
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Mantelzorgers worden ondersteund.
We ondersteunen mantelzorg met specifieke aandacht voor allochtone en jonge mantelzorgers. Overbelasting van
mantelzorgers trachten we te voorkomen met inzet van vrijwilligers als preventieve ondersteuning. Het lokaal
kenniscentrum werkt aan de verspreiding van kennis en kunde over mantelzorgondersteuning naar andere
professionals. Mantelzorg is onderdeel van de samenwerking met Achmea (Agis) in het kader van het convenant
Utrecht Gezond!
Prestatiedoelstelling 1.2.2
Geïntegreerde aanpak voor mensen die minder zelfredzaam zijn: Meedoen naar Vermogen.
In 2012 zijn wij twee pilots gestart met buurtteams (Ondiep en Overvecht-Zuid) in het kader van Meedoen naar
vermogen. Deze aanpak zorgt voor een meer in samenhang georganiseerde ondersteuning voor mensen die het (vaak
tijdelijk)) niet zelf redden. De gebiedsteams bestaan uit een aantal professionals die vanuit een generalistische insteek
werken. Ze hebben de regie over het aanbod in buurten waar de kwetsbaarheid groot is. Begin 2013 nemen wij een
besluit over het vervolg.
Naast de continuering van het tijdelijk huisverbod, blijven we investeren in de ondersteuning van gezinnen die met
huiselijk geweld te maken hebben. Sinds juni 2012 werken wij met een digitale sociale kaart seksueel geweld. In 2012
zijn we ook gestart met expliciete aandacht voor huiselijk geweld in Marokkaanse kring.
In 2013 continueren en evalueren we de pilot voor 'buitenlandse' daklozen. De Poolse organisatie Barka wordt voor de
groep dakloze Oost Europeanen ingezet. Daarnaast bieden wij kwetsbare ongedocumenteerden met medische en
psychische problematiek dan wel gezinnen met kinderen tijdelijke opvang en noodzakelijke begeleiding.
Prestatiedoelstelling 1.2.3
Inwoners die dat nodig hebben ontvangen individuele verstrekkingen.
In 2013 consolideren wij het beleid dat op 1 juni 2011 is ingevoerd. Tegelijkertijd zorgen wij voor de aansluiting en
aanpassingen op de beleidskeuzes die voortkomen uit de mogelijke decentralisatie van de AWBZ. In dit jaar voeren wij
twee grote aanbestedingen uit, voor de regiotaxi en de hulp bij het huishouden. Daarbij zal aangesloten worden bij de
beleidskeuzes die gemaakt zijn in het dossier Mee doen naar vermogen. De samenwerking in de Wmo loketten in de
wijken wordt voortgezet met de nieuwe aanbieders van Informatie en Cliëntondersteuning en de gebiedsteams.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
% mantelzorgers
dat de zorg als te
zwaar ervaart
Gezondheidspeiling
(GG%GD) 18% (2010) 18% 20% 18% 17%
E1.2.2
% inwoners dat
zichzelf kan redden
(rapportcijfer) Inwonersenquête (BI) 92% 92% 92% 95%
E1.2.2
% bewoners dat
zich sociaal
geïsoleerd voelt Inwonersenquête (BI) 8% 8% 7% 6%
E1.2.3
Klanttevredenheid
Wmo (aantal
aspecten) Jaarlijks KTO (BI) 7,1 (2010) 7,1 7,2. 7,2 7,4
150
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie Doelstelling
2011 2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal
mantelzorgers in
bestand Steunpunt
Mantelzorg Stade 375 375 459 450 450
P1.2.2
Aantal cliënten
individuele
ondersteuning Socrates
Index:
2010=100
15.092
100
15.092 15.256
106
16.000
106
16.000
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Mantelzorgers 1.527 936 930 927 927
P1.2.2 Zelfredzaamheid 21.650 22.387 21.839 21.792 21.792
P1.2.3 Individuele verstrekkingen 37.241 36.137 34.469 34.211 34.211
Totaal lasten 60.418 59.460 57.238 56.930 56.930
Baten
P1.2.1 Mantelzorgers 0 0 0 0 0
P1.2.2 Zelfredzaamheid 0 0 0 0 0
P1.2.3 Individuele verstrekkingen 2.385 2.995 2.995 2.995 2.995
Totaal baten 2.385 2.995 2.995 2.995 2.995
Saldo lasten en baten 58.033 56.465 54.243 53.935 53.935
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 58.033 56.465 54.243 53.935 53.935
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Mantelzorgers
De lasten dalen door verschuiving van de AWBZ middelen naar zelfredzaamheid (0,5 miljoen euro).
Prestatiedoelstelling 1.2.2: Zelfredzaamheid
De lasten stijgen door verschuiving vanuit toegankelijkheid (0,4 miljoen euro, subdoelstelling 1.3 ) en mantelzorg
(0,5 miljoen euro) en door extra middelen voor de AWBZ (0,7 miljoen euro). De lasten dalen door overboeking van
0,1 miljoen euro naar het programma Veiligheid voor Burgernet en 0,054 miljoen euro wordt veroorzaakt door de
151
technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het
hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Prestatiedoelstelling 1.2.3: Individuele verstrekkingen
De lasten en de baten stijgen beide met 0,2 miljoen euro vanwege een (technische) wijziging in de uitvoeringskosten
van het CAK (innen eigen bijdragen) en met 0,4 miljoen euro door de beleidsvisie Prestatieveld 6. De lasten dalen door
een lagere rijksbijdrage (0,1 miljoen euro) en door lagere doorbelaste apparaatskosten met 1,6 miljoen euro. Door de
invulling van de doorlichtingtaakstelling dalen de lasten vanaf 2014 met 1,5 miljoen euro.
Subdoelstelling 1.3: Geen drempels
subdoelstelling 1.3
In Utrecht kan iedereen meedoen
omdat er geen algemene en
maatschappelijke drempels zijn.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.3.1
Het vertrouwen dat discriminatie wordt tegengegaan is toegenomen.
Wij blijven inzetten op het voorkomen van uitsluiting en discriminatie op basis van leeftijd, achtergrond, seksuele
voorkeur en fysieke of geestelijke gesteldheid. Acceptatie van homoseksualiteit (LHBT-beleid) krijgt extra aandacht.
Doel is de sociale acceptatie van LHBT-ers te laten toenemen, de tolerantie en het gevoel van veiligheid te vergroten en
discriminatie van deze groep te verminderen.
Effectdoelstelling 1.3.2
Voorzieningen, openbare ruimte, informatie en dienstverlening zijn toegankelijk voor inwoners van Utrecht.
Onze ambitie is dat in meer Utrechtse wijken en buurten mensen ongeacht hun leeftijd in hun vertrouwde omgeving
kunnen blijven wonen. Dit willen wij realiseren door samen met corporaties en zorg- en welzijnsaanbieders nieuwe
kansrijke projecten op te zetten. Daarnaast stimuleren we een betere afstemming van het aanbod op de behoeften van
het groeiende aantal allochtone ouderen (cultuursensitieve zorg). Tegelijk zetten wij in op krachtige uitvoering van
agenda 22. Dit betekent dat gemeentelijke accommodaties toegankelijk moeten zijn voor mensen die slecht ter been
E1.3.1. Het vertrouwen dat discriminatie
wordt tegengegaan is toegenomen. P1.3.1 Meldingen van stigmatisering en
discriminatie worden adequaat
opgevolgd.
E1.3.2. Voorzieningen, openbare ruimte,
informatie en dienstverlening zijn
toegankelijk voor inwoners van Utrecht.
P1.3.2 Voorlichting geven over en
zichtbaar maken van diversiteit.
P1.3.3 Gemeentelijke informatie,
voorzieningen en openbare ruimte
worden begrijpelijker respectievelijk
toegankelijker.
152
zijn. Ook moet de stad toegankelijk zijn voor mensen met een verstandelijke beperking of een langdurige psychische
beperking.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.3.1
Meldingen van stigmatisering en discriminatie worden adequaat opgevolgd.
Antidiscriminatie is een speerpunt in het gemeentelijk Diversiteitsbeleid. We zetten onze ondersteuning van het anti-
discriminatiebureau Artikel 1 voort. Naast het basispakket klachtenbehandeling en registratie investeren we in
preventie en voorlichting.
Prestatiedoelstelling 1.3.2
Voorlichting geven over en zichtbaar maken van diversiteit.
We bestrijden discriminatie, intimidatie en geweld tegen LHBT-ers, bevorderen dat LHBT-ers zich veilig weten, weerbaar
zijn en zich welbevinden en durven uitkomen voor hun seksuele voorkeur. Dat doen we door continuering van 'Gay-
alert', uitbreiding van voorlichting op scholen, training en scholing van jongerenwerkers, continuering
MidZomerGrachtfestival, organiseren Roze Zaterdag 2013, campagne Roze Sport Utrecht en door het aantal verpleeg-
en verzorgingstehuizen dat de kwalificatie 'Roze Loper', een keurmerk voor LHBT-vriendelijk beleid mag dragen, uit te
breiden.
Prestatiedoelstelling 1.3.3
Gemeentelijke informatie, voorzieningen en openbare ruimte worden begrijpelijker respectievelijk toegankelijker.
Met het plan voor de tweede fase van Agenda 22 geven wij een impuls om gebruik te kunnen maken van algemene
voorzieningen door mensen met een fysieke, verstandelijke of psychiatrische beperking Met het plan Agenda 22 2012-
2018 - met zo'n 100 acties – werken wij aan een Utrecht dat in 2018 goed toegankelijk is. We bouwen verder aan
toegankelijke voorzieningen zoals het Muziekpaleis en de openbare ruimte bij grote projecten zoals Utrecht
aantrekkelijk en bereikbaar en Centrum Plan Leidsche Rijn. In de afspraken die wij maken met het algemene
welzijnswerk in de wijken willen wij voor meer aanbod zorgen dat ook passend is voor mensen met een verstandelijke
of langdurig psychische beperking.
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.3.1
% Utrechters dat zich
gediscrimineerd heeft
gevoeld
Inwoners-
enquête (BI) 12% 11% 10% 8%
E1.3.2
% Utrechters dat de
gemeentelijke
voorzieningen als fysiek
toegankelijk ervaart
Benchmark
publieks-
zaken (BI) (2013) n.v.t. n.v.t. n.n.b. n.n.b.
E1.3.3
% Utrechters dat
(gemeentelijke)
informatie toegankelijk
en begrijpelijk vindt
Inwoners-
enquête (BI)
67%
(2009:
61%) 63% 70% 75%
Prestatie-indicatoren:
P1.3.1
Aantal meldingen van
homogerelateerde
incidenten bij de politie BHV 30 25 25 25
P1.3.2
Aantal scholen dat
voorlichtingsprogramma'
s aanbiedt COC/GGD 40 42 73 86
153
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie Doelstelling
2011 2013
Doelstelling
2016
P1.3.3
Aantal door de gemeente
toegankelijk gemaakte
voorzieningen
DMO
(afd.ontw.) 5 per jaar 3 per jaar 5 per jaar 5 per jaar
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.3.1 Melding discriminatie 514 129 124 121 121
P1.3.2 Voorlichting discriminatie 364 738 736 735 735
P1.3.3 Toegankelijkheid 518 116 116 116 116
Totaal lasten 1.396 983 976 972 972
Baten
P1.3.1 Melding discriminatie 0 0 0 0 0
P1.3.2 Voorlichting discriminatie 0 0 0 0 0
P1.3.3 Toegankelijkheid 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 1.396 983 976 972 972
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.396 983 976 972 972
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.3.1: Melding discriminatie
De lasten dalen met 0,4 miljoen euro door een verschuiving naar voorlichting discriminatie.
Prestatiedoelstelling 1.3.2 Voorlichting discriminatie
De lasten stijgen met 0,4 miljoen euro door een verschuiving vanuit melding discriminatie
Prestatiedoelstelling 1.3.3: Toegankelijkheid
De lasten dalen met 0,4 miljoen euro door een verschuiving naar zelfredzaamheid (subdoelstelling 1.2).
154
Subdoelstelling 2.1: Vrije Tijd en Speelruimte
Subdoelstelling 2.1
Jeugdigen kunnen veilig buiten
spelen en ontwikkelen ook na
schooltijd hun talenten.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
Voldoende goede speelruimte.
Kinderen én jongeren krijgen de ruimte om op een aantrekkelijke en veilige manier buiten te spelen en te verblijven.
Voor kinderen is er, conform de nota speelruimte, voldoende formele en informele speelruimte dichtbij huis. Ook voor
jongeren zijn er plaatsen waar zij elkaar in de buitenruimte kunnen ontmoeten zonder dat dit leidt tot onacceptabele
overlast voor omwonenden.
Effectdoelstelling 2.1.2
Deelname aan gestructureerde vrijetijdsbesteding.
Een aantrekkelijk, gevarieerd en op de behoefte van kinderen en jongeren afgestemd vrijetijdsaanbod, biedt jeugdigen
de kans om ook buiten schooltijd hun talenten te ontwikkelen. Kinder- en jongerenwerk is er in toenemende mate op
gericht dat jeugdigen doorstromen naar regulier aanbod van sport- en andere verenigingen.
Jeugdigen participeren actief bij beleid en projecten die hen aangaan.
Effectdoelstelling 2.1.3
Ouders, opvoeders, buurtgenoten en kinderen voelen zich meer betrokken en verantwoordelijk voor de leefomgeving
van het kind.
Hiervoor is een sterke pedagogische civil society nodig, die 'gedragen' wordt door activiteiten van inwoners. Dit wordt
bereikt door ondersteuning van kinderen en ouders/opvoeders op school/onder schooltijd, in de speeltuin, op straat
en in buurthuizen.
E2.1.1 Voldoende oppervlakte voor, en
goede kwaliteit van formele en informele
speelruimte.
P2.1.1 Voor iedere wijk is een
speelruimteplan opgesteld.
P2.1.2 Kinder- en jongerenwerk leidt actief
toe naar regulier vrijetijdsaanbod zoals
sport- en andere verenigingen en culturele
instellingen.
E2.1.2 Het percentage jeugdigen dat
deelneemt aan gestructureerde
vrijetijdsbesteding stijgt.
E2.1.3 Ouders,opvoeders buurtgenoten en
kinderen voelen zich meer betrokken en
verantwoordelijk voor de leefomgeving
van het kind.
155
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
In 2013 wordt de eerste helft van de efficiency bezuiniging op de speeltuinen (Voorjaarsnota 2011) geëffectueerd.
We maken afspraken met de Wijkwelzijnsorganisaties over ander beheer van de speeltuinen. Daar waar mogelijk
worden buurtbewoners betrokken bij het beheer van de speeltuin en in een enkel geval kunnen de hekken zelfs geheel
van om de speeltuin verwijderd worden. In 2014 volgt de tweede helft van de bezuiniging. Uitgangspunt nu en in de
toekomst is dat de norm van 30.000 uur openstelling speeltuinen gehandhaafd blijft en dat er geen speeltuinen
worden gesloten.
We blijven de uitvoering van de wijkspeelruimteplannen monitoren. Speciaal punt van aandacht daarbij is toepassing
van de Jantje Betonnorm bij herstructurering in de stad.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
In het kinderwerk maken we afspraken over meer eigen inzet door en verantwoordelijkheid voor ouders. Daarnaast
bekijken we hoe we het kinderwerk en de Brede School nog verder aan elkaar kunnen verbinden.
Ook tussen het jongerenwerk en het onderwijs leggen we meer verbinding, we bekijken bovendien hoe we het
meidenwerk kunnen intensiveren.
Het jongerenwerk, uitgevoerd door JoU, wordt ook in 2013 in alle wijken ingezet. De inzet wordt bepaald op basis van
wijkgebonden indicatoren zoals aantal jongeren en de ervaren overlast.
Ons beleid aangaande jeugdparticipatie zetten we voort. De jongerendenktank U-shake zal de gemeente ook in 2013
gevraagd en ongevraagd adviseren. U-shake wordt doorontwikkeld van verticale- naar meer horizontale participatie. De
formule voor de Kinderraadsvergadering is aangepast. De focus wordt verschoven naar meer maatschappelijke thema's
en wat kinderen zélf kunnen bijdragen.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
% ouders (zeer) tevreden
over speelplekken voor
kinderen in hun buurt
Inwoners-
enquête 63% (2009) 58% 63% 63% 65%
E2.1.2
% jeugdigen (PO) dat
deelneemt aan
georganiseerde
vrijetijdsbesteding Jeugdmonitor 92% (2010) 92% 92% 95% 95%
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1.1
Aantal gerealiseerde
speelruimteplannen
DMO-
Samenleving 0 (2009) 2 2 6 10
P2.1.1.2
Aantal uren openstelling
speeltuinen
DMO-
Samenleving
30.000
(2008) 29.400 30.000 30.000 30.000
P2.1.2.1
Aantal FTE (fulltime
equivalent) aangestelde
combinatiefuncties
DMO-
Onderwijs 0(2008) 22 26,2 40 50,4
156
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Speelruimte 4.619 632 617 607 607
P2.1.2 Vrijetijdsbesteding 5.885 9.627 9.528 9.184 9.264
Totaal lasten 10.504 10.259 10.145 9.791 9.871
Baten
P2.1.1 Speelruimte 0 0 0 0 0
P2.1.2 Vrijetijdsbesteding 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 10.504 10.259 10.145 9.791 9.871
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 10.504 10.259 10.145 9.791 9.871
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Speelruimte
Het budget voor speeltuinen was in 2012 nog verdeeld over de prestatiedoelstellingen Speelruimte en
Vrijetijdsbesteding. Dit is nu volledig ondergebracht bij Vrijetijdsbesteding.
Prestatiedoelstelling 2.1.2: Vrijetijdsbesteding
De daling van de lasten van 0,039 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling
inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. Ook wordt in 2013 de
eerste helft van de bezuiniging op speeltuinen ingevuld (0,28 miljoen euro).
157
Subdoelstelling 2.2: Opvoeden en Opgroeien
Subdoelstelling 2.2
Jeugdigen groeien zonder
problemen op en ouders voelen
zich toegerust voor de opvoeding.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.2.1
Minder ouders met ernstige opvoedproblemen en minder kinderen met ernstige opgroeiproblemen.
We stimuleren een opvoedklimaat waarin het voor jeugdigen en ouders normaal is om opvoedvragen te benoemen.
Tegelijkertijd motiveren we hen om zelf (en samen met hun sociale netwerk) opvoedvragen of lichte opvoedproblemen
aan te pakken. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG's) hebben hierin een centrale rol. We zorgen er voor dat iedereen
die dit nodig heeft, snel en gemakkelijk bij de juiste professionele hulp terecht komt.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.2.1
Ouders krijgen de hulp die ze nodig hebben integraal en dichtbij huis waarbij in 2 wijken ook de geïndiceerde
jeugdzorg zonder organisatorische en financiële schotten integraal wordt ingezet.
In 2013 zullen we de lokaal preventieve jeugdhulpverlening anders organiseren. Wij kiezen voor een organisatievorm
van tijdelijke aard. Hiermee overbruggen we de periode tussen de start van het vernieuwend Welzijn en de
decentralisatie van de jeugdzorg (gepland 1 januari 2015). We gebruiken deze periode om flexibel voor te bereiden op
de decentralisatie. We gebruiken daarbij onder andere de uitkomsten van de evaluatie van de in 2012 gestarte
proeftuinen met buurtteams. Deze evaluatie komt voorjaar 2013 beschikbaar. We sturen ook op meer aandacht voor
de inzet van eigen kracht en sociaal netwerk. Om bij de gewenste flexibiliteit goed te kunnen sturen, gaan we de
gewenste effecten beter benoemen en de resultaten anders meten. We onderhouden intensiever met de uitvoerder en
maken daarnaast ook gebruik van horizontale verantwoording.
Ook op andere wijzen blijven we ons volop voorbereiden op de aankomende decentralisatie. We gaan door met onze
proeftuinen en afhankelijk van de evaluatie bekijken we of we deze verder kunnen uitbreiden. Ook met Wrap Around
Care blijven we investeren in het bieden van gecombineerde lokale en geïndiceerde zorg.
We komen in 2013, als onderdeel van het masterplan voor de decentralisatie jeugdzorg, met een verdere uitwerking
van de rol van. CJG’s. Ze krijgen wettelijk een taak als frontoffice voor de jeugdzorg, we geven ze eveneens een rol bij
het versterken van de pedagogische civil society.
Ook met voortzetting van de Vreedzame Wijk, in diverse wijken benoemd tot wijkprioriteit, blijven we investeren in de
pedagogische civil society.
P2.2.1 Twee proeftuinen waarin
laagdrempelige (groepsgerichte)
opvoedingsondersteuning en een
generalistisch hulpaanbod zonder financiële
schotten gerealiseerd zijn.
E2.2.1 Minder ouders met ernstige
opvoedproblemen en minder kinderen met
ernstige opgroeiproblemen.
158
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.2.1
% ouders dat gebruik
maakt van intensieve
jeugdzorg Inwonersenquête pm27 pm pm pm pm
Prestatie-indicatoren:
P2.2.1
Aantal proeftuinen met
generalistisch
hulpaanbod DMO-Jeugd 0 (2011) 0 0 3 n.v.t.
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Opvoeden en opgroeien 3.451 7.766 6.637 6.634 6.634
Totaal lasten 3.451 7.766 6.637 6.634 6.634
Baten
P2.2.1 Opvoeden en opgroeien 132 132 132 132 132
Totaal baten 132 132 132 132 132
Saldo lasten en baten 3.319 7.634 6.505 6.502 6.502
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 3.319 7.634 6.505 6.502 6.502
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Opvoeden en opgroeien
De lasten stijgen als gevolg van de verwerking van de decentralisatie uitkering voor de Centra Jeugd en Gezin (CJG),
deze was nog niet opgenomen in de nominale begroting 2012.
27 Deze indicator is geïnspireerd op de decentralisatie jeugdzorg. In Utrecht wordt de preventieve hulp verbeterd
waardoor vraag naar intensieve jeugdzorg afneemt. Met de inwonersenquête wordt dit jaar voor het eerst naar gebruik
van opvoedhulp/jeugdzorg gevraagd. Nulmeting naar verwachting binnenkort beschikbaar.
159
Subdoelstelling 2.3: Jongerenoverlast en –criminaliteit nemen af
Subdoelstelling 2.3
Jongerenoverlast en –criminaliteit
nemen af.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.3.1
Afname van jongerenoverlast.
Wij willen de door inwoners ervaren jongerenoverlast (% vaak) verminderen van 22% in 2006 naar 14% in 2013.
Effectdoelstelling 2.3.2
Afname van jeugdcriminaliteit.
We willen het huidige aandeel jeugdige verdachten ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in Utrecht (2,9% in
2011) handhaven of verder laten dalen. Het betreft unieke jeugdige verdachten van 12 tot en met 24 jaar, woonachtig
in Utrecht en aangehouden in de regio Utrecht, ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in diezelfde
leeftijdcategorie woonachtig in Utrecht.
Wat gaan we daarvoor doen?
We voeren de aanpak jeugd en veiligheid dit jaar anders uit dan voorgaande jaren. Dit als gevolg van de
rijksbezuinigingen van 1,7 miljoen euro op Onze Toekomst (aanpak van Nederlands Marokkaanse risicojongeren), de
voorgenomen verbeteringen in effectiviteit en efficiëntie van onze aanpak, en de ontwikkelingen in het kader van het
Vernieuwend Welzijn28 De belangrijkste veranderingen zijn dat we stoppen met het uitvoeren van maatregelen die
specifiek zijn gericht op Nederlands Marokkaanse risicojongeren, we het aantal aanbieders van jeugd en veiligheid
interventies verminderen, en een aantal maatregelen die eerder onderdeel waren van het programma jeugd en
veiligheid dit jaar anders financieren. In de aanpak jeugd en veiligheid blijft het bieden van kansen, en waar nodig
repressief optreden, centraal staan. We richten ons op jongeren die deel uitmaken van problematische jeugdgroepen
en/of terugkeren uit detentie. Daarnaast richten we ons op jongeren die groot risico lopen de stap te zetten naar het
deelnemen aan een problematische jeugdgroep of naar criminaliteit. Tot slot richten we ons actief op de ouders van de
hierboven genoemde jongeren. Met het wegvallen van de rijksmiddelen voor Onze Toekomst, richten we ons niet
langer met aparte trajecten op Nederlands Marokkaanse risicojongeren. Met onze maatschappelijke partners werken
we wel aan een betere toegankelijkheid van generiek aanbod voor deze doelgroep. We zetten in 2013 vooral in op de
aanpak jeugdgroepen, en het bieden van maatregelen gericht op dagbesteding en pedagogische begeleiding.
28 Zie commissiebrief ‘projectplan tussenfase jeugd en veiligheid’ van 6 juli 2012.
Wat willen we bereiken? P2.3.1 Uitvoeren van de aanpak jeugd en
veiligheid. E2.3.1 Afname van jongerenoverlast.
E2.3.2 Afname van jeugdcriminaliteit.
160
Prestatiedoelstelling 2.3.1
In 2013 zetten we de vernieuwde aanpak Jeugdgroepen voort29
Dit houdt in dat we samen met onze ketenpartners (OM, politie en JoU) voor álle geshortliste jeugdgroepen een aanpak
'op maat' inzetten, waarvan de intensiteit afhankelijk is van de problemen die een groep veroorzaakt. De regie op deze
aanpak ligt bij de gemeente. Het betreft een stedelijke aanpak, met een wijkgerichte regievoering. Ouders en
buurtbewoners worden gestructureerd bij de aanpak betrokken. Het jongerenwerk levert, vooral ook binnen de aanpak
jeugdgroepen, een bijdrage aan het terugdringen van jongerenoverlast en jeugdcriminaliteit.
Aan jongeren uit de aanpak jeugdgroepen en de overige jeugd en veiligheid (jev)-doelgroep, bieden we interventies
gericht op dagbesteding en pedagogische begeleiding aan.
We werken intensief samen met Werk en Inkomen voor de inkoop van trajecten gericht op dagbesteding. We bieden
onze doelgroep maatwerktrajecten aan, zowel individueel gericht als in groepsverband. Door hierin met W&I samen te
werken, verwachten we door efficiencyvoordelen in staat meer jongeren te begeleiden met het beschikbare budget.
Daarnaast bieden we pedagogische begeleiding aan met als doel belemmeringen bij jongeren weg te nemen die een
goede (school)loopbaan of dagbesteding in de weg staan. Het gaat onder andere om het verbeteren van sociale
vaardigheden, het wegwerken van schulden, (herstellen van) sociaal netwerk en toeleiden naar werk en/of vrije
tijdsbesteding.
Indicatoren subdoelstelling 2.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.3.1
Ervaren
jongerenoverlast (%
vaak) Inwonersenquête 22% (2006) 19% 19% 14% 14%
E2.3.2
Aandeel jeugdige
verdachten van het
totaal aantal
jeugdigen BVH 2,9% (2010) n.v.t. 2,9% 2,9% 2,9%
Prestatie-indicatoren:
P2.3.1
% groepsgerichte
plannen van aanpak
ten opzichte van
aantal groepen
Aanpak
Jeugdgroepen 51% (2010) 51% 47% 100% 100%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.3.1 Jeugd en veiligheid 450 452 452 452 452
Totaal lasten 450 452 452 452 452
Baten
P2.3.1 Jeugd en veiligheid 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
29 Zie commissiebrief ‘ Aanpak Jeugdgroepen’ van 24 januari 2012.
161
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Saldo lasten en baten 450 452 452 452 452
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 450 452 452 452 452
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Is niet van toepassing.
Subdoelstelling 3.1: Alle Utrechters weten hun gezondheid bewaakt en beschermd
Subdoelstelling 3.1
Alle Utrechters weten hun
gezondheid bewaakt en
beschermd.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.1.1
Utrecht is een gezonde, sociale en actieve stad waar de gezondheid van alle Utrechters is bewaakt en beschermd.
Wij willen dat alle Utrechters gelijke kansen hebben op het zich gezond voelen, zijn en blijven en dat kinderen en
jongeren in goede gezondheid kunnen opgroeien en ontwikkelen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.1.1
Bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van alle Utrechters.
• Wij bewaken en beschermen de gezondheid door infectieziekten (waaronder zoönosen30, en tuberculose) te
bestrijden en waar mogelijk te voorkomen. Voor zoönosen verstevigen wij de contacten met het veterinaire
netwerk. Verstevigen van het netwerk van de unit tuberculose zal leiden tot een vorm van samenwerking met
ziekenhuizen en/of GGD Amsterdam. Eind 2013 voldoen wij aan de eisen gesteld aan de vergunning
tuberculosescreening in kader van de Wet bevolkingsonderzoek. We investeren in de voorbereiding op uitbraken
van infectieziekten.
30 Ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn.
E3.1.1. Utrecht is een gezonde, sociale en
actieve stad waar de gezondheid van alle
Utrechters is bewaakt en beschermd.
P3.1.1 Bewaken, beschermen en bevorderen
van de gezondheid van alle Utrechters.
162
• Wij bewaken en beschermen de gezondheid ook door gezondheidsrisico's, als gevolg van onder andere
luchtverontreiniging, geluidshinder en onveilige situaties, zoveel mogelijk te beperken. In de wijkambities van
verschillende wijken is aandacht gevraagd voor de luchtkwaliteit. Bij besluiten in het kader van stadsontwikkeling
wegen wij gezondheidsaspecten expliciet mee. We stimuleren lokale initiatieven voor een gezonde leefomgeving en
ezond voedsel zoals moestuinen, de beweegtuin in Noordwest en de generatietuin in Overvecht. g
• Wij bevorderen een goede seksuele gezondheid. Door preventieactiviteiten in de Week van de Lentekriebels,
weerbaarheidstrainingen en Lang leve de Liefde leggen wij de basis voor een gezonde relationele en seksuele
ontwikkeling bij kinderen en jongeren. MBO leerlingen geven we voorlichting over seksuele gezondheid en het
voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en verwijzen we waar nodig naar Sense-spreekuren of
de soa-poli. Daarnaast voeren wij soa preventie activiteiten uit voor hoogrisicogroepen onder andere via internet
chat), en het aanbieden van hepatitis B vaccinaties. (
• Wij bevorderen naleven van regels in kinderopvang, houden toezicht hierop en handhaven waar nodig, conform het
astgestelde Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang. v
• Door het verzorgen van het Rijksvaccinatieprogramma en het tijdig signaleren van problemen of afwijkingen
bevorderen wij gezond opvoeden en opgroeien en leveren wij een bijdrage aan het voorkomen van
welvaartsziekten. De Jeugdgezondheidszorg is klantgericht en werkt vanuit de wijken samen met (voor)scholen en
andere professionele partners. Wij brengen de stijging van het aantal kinderen in de gemeente Utrecht in beeld en
vangen de consequenties daarvan binnen het budgettaire kader op. In afstemming met de Inspectie voor de
ezondheidszorg ontwikkelen wij daarvoor onder andere een meer risicogerichte werkwijze. G
• We willen bij jeugd en jongeren het eerste gebruik van alcohol en drugs uitstellen en risicovol gebruik voorkomen.
Door samenhangende activiteiten op verschillende gebieden willen we een doorbraak realiseren. Dat doen we aan
de hand van vier pijlers: 1. Voorlichting en educatie (informatie, voorlichting, campagnes), 2. Inrichting van de
omgeving (fysieke en sociale omgeving), 3. vroegsignalering, advies en ondersteuning, 4. Regelgeving en
handhaving (regels, wetten, handhaving). Een voorbeeld van zo'n samenhangende aanpak is de wijkaanpak
'Jongeren en alcohol in Oost'. Het alcoholgebruik door jongeren en volwassen in Oost behoort tot de hoogste van
de stad en er is maatschappelijk draagvlak om daar verandering in te brengen. In de wijkaanpak werken we met
partners als scholen, sportverenigingen, supermarkten en de politie samen om de beginleeftijd van alcohol drinken
te verhogen en het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen. Problematische gebruikers willen we zo vroeg
ogelijk signaleren en toeleiden naar het juiste aanbod. m
• Wij monitoren de gezondheidstoestand van de Utrechters en bereiden de Volksgezondheidsmonitor Utrecht (VMU)
014 voor31. Daarnaast voeren wij actiebegeleidend en evaluatief onderzoek bij projecten. 2
• Wij participeren actief in de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR), georganiseerd vanuit
Veiligheidsregio Utrecht.
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1
Percentage inwoners ≥
19 met een uitstekend
tot (zeer) goed ervaren
gezondheid.
Gezondheids
-peiling32 87% (2010) 87% 87% 87% 87%
E3.1.1
Percentage kinderen in
groep 7 en 8 (PO) met
(heel)goed ervaren
gezondheid. Jeugdonitor33
88% (2009-
2010) 88% 89% 34 89% 89%
31 De Volksgezondheidsmonitor Utrecht wordt één keer in de vier jaar uitgebracht. De monitor en de nota
Volksgezondheid zijn de pijlers van de lokale preventiecyclus volksgezondheid. 32 Gezondheidspeiling wordt eens in de twee jaar uitgevoerd. De meest recente is van 2010. In het najaar van 2012
wordt een nieuwe uitgevoerd. 33 De Jeugdmonitor wordt eens in de twee jaar uitgevoerd in het primair onderwijs. 34 Jeugdmonitor schooljaar 2011-2012.
163
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
Percentage kinderen in
groep 7 en 8 (PO) dat
ooit gedronken heeft. Jeugdonitor
31% (2009-
2010)36 31% 27%37 26% 24%38
E3.1.135
Prestatie-indicatoren:
P3.1.1
Aantal
voorlichtingsbijeenkoms
ten seksuele
gezondheid aan 1E-/2e -
jaarsstudenten op MBO
scholen. GG&GD/GBS 77 (2010) 7739 15440
100 50
P3.1.1
Aantal inspecties van
kinderopvangvoorzienin
gen uitgevoerd conform
jaarlijks
handhavingsplan. GG&GD/GBS 464 (2010) 464 437 70041
Jaarlijks vast
te stellen
P3.1.1
Aantal wijken waarin JGZ
intensief samenwerkt
met (voor)scholen. GG&GD/JGZ 2 (2010) 2 2 342 10
P3.1.1
Percentage op
aangeboren afwijkingen
gecontroleerde
pasgeboren kinderen. RIVM 95% (2010) 95% 95% 95% 95%
Percentage met
voorlichting en
preventieactiviteiten
over alcohol- en
middelengebruik
bereikte scholen44
P3.1.143
GG&GD/
MGZ
PO: 61%
VO: 24%
(2010) 45
PO: 61%
VO: 24%
PO: 63%
VO: 29%46
PO: 70%
VO: 27%
PO: 79%
VO: 31%
P3.1.1
Aantal weerbaarheids-
trainingen per jaar (PO)47
GG&GD/
G&E 46 (2010) 46 50 65 7048
35 Gekozen is voor minder effectindicatoren voor alcohol omdat die meer zeggen over de inzet van het programma. 36 Gekozen is voor minder effectindicatoren voor alcohol omdat die meer zeggen over de inzet van het programma. 37 Jeugdmonitor schooljaar 2011-2012. 38 Het programma loopt tot 2014. Mogelijk herijking beleid en indicatoren. 39 In 2010 hoger door externe financiering. 40 Door extra subsidie van het RIVM voor verbetering seksuele gezondheid allochtonen hebben we een aantal extra
voorlichtingen kunnen geven. 41 Door gewijzigde wetgeving zijn er meer inspecties gepland. 42 Overvecht, Kanaleneiland en Ondiep. 43 Gekozen is voor minder effectindicatoren voor alcohol omdat die meer zeggen over de inzet van het programma. 44 De percentages verschillen van de percentages uit de Programmabegroting 2012. In de begroting van 2012 werd er
nog van uitgegaan dat alleen het primair en voortgezet onderwijs werd bezocht, inmiddels is dat uitgebreid met het
speciaal primair onderwijs en het speciaal voortgezet onderwijs. Er wordt verantwoord op het aantal scholen en niet op
het aantal leerlingen. 45 Schooljaar 2010-2011. 46 Schooljaar 2011-2012. 47 De weerbaarheidstrainingen worden ieder jaar aan alle scholen (PO) aangeboden. Onderwerpen zijn onder andere
pesten, alcohol, (homo)seksualiteit, kindermishandeling. Aantal is inclusief trainingen doorbraakdossier alcohol jeugd.
164
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Bewaken en beschermen
gezondheid Utrechters. 19.971 16.844 16.905 16.904 16.904
Totaal lasten 19.971 16.844 16.905 16.904 16.904
Baten
P3.1.1 Bewaken en beschermen
gezondheid Utrechters. 8.567 4.667 4.667 4.667 4.667
Totaal baten 8.567 4.667 4.667 4.667 4.667
Saldo lasten en baten 11.404 12.178 12.238 12.237 12.237
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 11.404 12.178 12.238 12.237 12.237
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van alle Utrechters
De daling van de lasten van 0,43 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling
inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. De baten dalen met
circa 3,9 miljoen euro doordat de brede doeluitkering voor de centra voor jeugd en gezin (BDU CJG) wordt
overgeheveld naar de algemene middelen. De uitkering wordt vanaf 2013 structureel toegevoegd aan het
Gemeentefonds. De inkomsten op dit programma nemen daardoor af en de algemene middelen nemen met eenzelfde
bedrag toe. Per saldo verloopt dit budgettair neutraal.
48 Doelstelling 2016 gaat uit van continuering van aanvullende bijdragen uit het programma alcohol en drugs.
165
Subdoelstelling 3.2: De gezondheidsachterstanden verkleinen door de gezondheid van kwetsbare Utrechters te bevorderen.
Subdoelstelling 3.2
De gezondheidsachterstanden
verkleinen door de gezondheid
van kwetsbare utrechters te
bevorderen.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.2.1
Utrecht is een gezonde, sociale en actieve stad waar de gezondheidsachterstanden van kwetsbare Utrechters zijn
verminderd waarmee hun zelfredzaamheid en mogelijkheden van participatie zijn vergroot.
Utrechters met een laag inkomen en opleiding, vaak wonend in de Utrechtse Krachtwijken, hebben te maken met
problemen op meerdere leefgebieden. Wij vinden het onacceptabel dat in sommige wijken mensen twaalf jaar eerder
gezondheidsproblemen krijgen en mede daardoor belemmeringen ervaren om (maatschappelijk) actief te zijn. Het
terugdringen van deze gezondheidsachterstanden is daarom een van onze speerpunten.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.2.1
Een samenhangende aanpak in gebieden met de grootste gezondheidsachterstanden langs de vier sporen: Meedoen,
Leefstijl, Gezonde fysieke en sociale leefomgeving en Toegankelijke zorg en ondersteuning.
• Wij continueren de Gezonde Wijk aanpak in Overvecht en sluiten daarmee aan bij de wijkambities. Ook in
Zuidwest49 en Noordwest50 gaan wij door met deze integrale aanpak op gebiedsniveau. Naast een regierol zetten
we hiervoor op specifieke terreinen (voorlichting, wijk gezondheidswerk) ook uitvoerende taken in. In de overig
wijken van Utrecht is zo’n integrale aanpak niet aan de orde. In de wijken Zuid en Leidsche Rijn wordt projectmatig
gewerkt aan vermindering van gezondheidsachterstanden.
e
49 Kanaleneiland en Transwijk. 50 Zuilen en Ondiep.
E3.2.1. Utrecht is een gezonde, sociale en
actieve stad waar de
gezondheidsachterstanden van kwetsbare
Utrechters zijn verminderd waarmee hun
zelfredzaamheid en mogelijkheden van
participatie zijn vergroot.
P3.2.1 Een samenhangende aanpak in
gebieden met de grootste
gezondheidsachterstanden langs vier
en: spor
• eedoen M• eefstijl L• Gezonde fysieke en sociale
leefomgeving
• Toegankelijke zorg en ondersteuning.
166
• Om overgewicht bij kinderen terug te dringen in de wijken Zuid51, Zuidwest52, Noordwest53 en Overvecht waar de
problematiek onder de jeugd het grootst is, continueren wij met publieke en private partijen de community aanpak
ongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). J
• Wij stimuleren de psychische gezondheid en de mentale fitheid als de rode draad in ons volksgezondheidsbeleid.
Het is de basis om mee te kunnen doen in de samenleving. Een activiteit in 2013 is de stadsestafette ('Ontspannen
n…) die in 2012 in Overvecht gestart is en ook in andere wijken uitgevoerd wordt. i
• Succesvolle activiteiten willen we zoveel mogelijk borgen in regulier (GG&GD) aanbod en we zoeken naar de
verbinding met andere beleidssectoren vanuit nieuwe focus op wonen, werken en leren. Ook het sportbeleid biedt
hiervoor goede aanknopingspunten.
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.2.1
Percentage inwoners
≥ 19 dat onvoldoende
regie op eigen leven
ervaart in buurten met
integrale gebiedsaanpak
Gezondheids
-peiling 16% (2010) 16% 16% 15% 14%
E3.2.1
Percentage inwoners
≥ 19 met matig of slecht
ervaren gezondheid in
buurten met integrale
gebiedsaanpak
Gezondheids
-peiling 24% (2010) 24% 24% 23% 22,5%
E3.2.1
Percentage kinderen met
overgewicht54 in groep 2
en 7 (PO) in buurten met
JOGG-inzet GG&GD/JGZ 25% (2010) 25% 25% 23% 20%
E3.2.1
Percentage inwoners
≥ 19 dat voldoende
beweegt in wijken met
integrale gebiedsaanpak
Gezondheids
-peiling 62% (2010) 62% 62% 63% 65%
Prestatie-indicatoren:
P3.2.1
Aantal wijken/buurten
met aanpak Gezonde
Wijk GG&GD/G&E 1 (2010) 1 3 3 3
P3.2.1
Aantal bereikte inwoners
per wijk door
wijkgezondheidswerk55 GG&GD/G&E 500 (2010)56
500 500 500 500
P3.2.1
Aantal wijken/buurten
met JOGG-inzet GG&GD/G&E 1 (2010) 1 157 458
4
51 Hoograven. 52 Kanaleneiland en Transwijk. 53 Zuilen, Pijlsweerd en Ondiep. 54 Percentage is inclusief obesitas. 55 Wijkgezondheidswerk in vijf wijken actief: Overvecht, Noordwest, Hoograven, Kanaleneiland en Leidsche Rijn. 56 Waarde 2010 exclusief extra bereik door WAP-middelen. 57 Noordwest (Ondiep, Zuilen en Pijlsweerd). 58 Noordwest (Ondiep, Zuilen en Pijlsweerd), Overvecht, Zuid (Hoograven, Tolsteeg en Bokkenbuurt), Zuidwest
(Kanaleneiland en Transwijk).
167
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.2.1 Een samenhangende aanpak
in gebieden met de grootste
gezondheidsachterstanden 4.257 3.170 3.092 2.814 2.814
Totaal lasten 4.257 3.170 3.092 2.814 2.814
Baten
P3.2.1 Een samenhangende aanpak
in gebieden met de grootste
gezondheidsachterstanden 0 33 33 33 33
Totaal baten 57 33 33 33 33
Saldo lasten en baten 4.200 3.137 3.059 2.781 2.781
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 4.200 3.137 3.059 2.781 2.781
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.2.1: Een samenhangende aanpak in gebieden met de grootste gezondheidsachterstanden
Een samenhangende aanpak in gebieden met de grootste gezondheidsachterstanden langs de vier sporen: Meedoen,
Leefstijl, Gezonde fysieke en sociale leefomgeving en Toegankelijke zorg en ondersteuning. Als gevolg van uitwerking
van de doorlichtingrapporten over doelmatigheid en doeltreffendheid dalen de lasten op het onderdeel
gezondheidsbevordering tot en met 2015.
168
Subdoelstelling 3.3: Zeer kwetsbare Utrechters vinden de weg terug naar zelfstandigheid en meedoen.
Subdoelstelling 3.3
Zeer kwetsbare Utrechters vinden
de weg terug naar zelfstandigheid
en meedoen.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 3.3.1
Verminderen van het aantal zeer kwetsbare Utrechters en voorkomen dat kwetsbare Utrechters zeer kwetsbaar worden.
Voor Utrechters die op alle leefgebieden problemen hebben en geen uitweg meer kunnen vinden, voeren wij de
wettelijke vangnettaken uit en leiden mensen naar zorg. Daarnaast zetten wij in op blijvend herstel en een vorm van
participatie. Deze activiteiten vinden plaats als onderdeel van het programma Meedoen naar Vermogen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 3.3.1
Voortzetten van en voortbouwen op bestaand beleid gericht op preventie en duurzaam herstel, uitgaande van
participatie en eigen kracht van mensen.
• We willen voorkomen dat mensen dakloos raken. Huisuitzetting door huurschuld is een belangrijke aanleiding voor
dakloosheid. Beperken van het aantal huisuitzettingen draagt bij aan een lagere instroom in de opvang. De aanpak
‘Voorkom Huisuitzetting!’ heeft als doel deze huisuitzettingen te voorkomen. Deze aanpak is vanaf november 2008
in de hele stad ingevoerd. Het succes van de aanpak komt doordat wij en diverse organisaties59 intensief en
anvullend op elkaar samenwerken. Het geheel is geborgd in een convenant. a
• Wij verlenen sociaal-medische zorg aan mensen met problemen op meerdere levensgebieden. Wij zoeken actief
aar deze mensen en leiden ze naar zorg. n
• We voeren veldregie op individuele casuïstiek gerelateerd aan Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. We
monitoren het aantal buitenslapers, de instroom in de Maatschappelijke Opvang en de voortgang van individuele
rajecten. t
• Wij continueren het uitstapbeleid door het uitstapprogramma te subsidiëren. Vijftig vrouwen per jaar kunnen een
itstaptraject volgen. We streven ernaar dat minimaal twaalf vrouwen de prostitutie verlaten. u
• Wij geven maximaal 150 vergunningen om te werken op de tippelzone. Hierdoor houden we de omvang
beheersbaar wat bijdraagt aan de veiligheid en de openbare orde.
59 GG&GD, Werk en Inkomen, woningcorporaties, Centrum Vaartserijn en wijkwelzijnsorganisaties Portes, Doenja en
Cumulus.
P3.3.1 Voortzetten van en voortbouwen op
bestaand beleid gericht op preventie en
duurzaam herstel, uitgaande van
participatie en eigen kracht van mensen.
E3.3.1 Verminderen van het aantal zeer
kwetsbare Utrechters en voorkomen dat
kwetsbare Utrechters zeer kwetsbaar
worden.
169
• We registreren alle vrouwen die willen werken in de raamprostitutie als één van de maatregelen in het tegengaan
an mensenhandel. v
• De Voorzorgtrajecten voor (aanstaande) moeders tot 25 jaar die in 2012 zijn ingestroomd blijven tot een maximaal
duur van 2,5 jaar zorg ontvangen. Wij zijn onder meer met de provincie Utrecht in gesprek voor middelen om
Voorzorg te continueren.
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E.3.3.1
Aantal huisuitzettingen
bij woningcorporaties
per
corporatiewoningen
centrumgemeente.
Bestuurlijke
monitor PvA MO
0,15%
(2009) 0,11% 0,14% 0,15%60 0,15%
Prestatie-indicatoren:
P3.3.1
Aantal uitstaptrajecten
(prostitutie). GG&GD/MGZ 50 (2009) 74 9561 50 50
P.3.3.1
Aantal dakloze
zwerfjongeren < 23
jaar en volwassenen
≥ 23 jaar die voor drie
maanden een stabiele
mix hebben op vier
leefgebieden62
Bestuurlijke
monitor PvA MO
22 < 23 jr.
en
176 ≥ 23
jr.(2011)
< 23 jr.
en
≥ 23 jr.
n.v.t.63
22 <23 jr.
en
176 ≥ 23
jr.
32< 23 jr.
en
175 ≥ 23 jr.
32 < 23 jr.
en
175 ≥ 23 jr.
P.3.3.1
Aantal64 cliënten
< 23 jaar en ≥ 23 jaar
en met trajectplan dat
uitstroomt naar
vormen van (begeleid)
zelfstandige wonen.
Bestuurlijke
monitor PvA MO
55< 23 jaar
en
128 ≥ 23 jr.
(2011)
< 23 jr. en
≥ 23 jr.
n.v.t.65
55 < 23
jr. en
128 ≥ 23
jr.
55 < 23 jr.
en
128 ≥ 23 jr.
55 < 23 jr.
en
128 ≥ 23
jr.66
P3.3.1
Aantal vrouwen dat
traject VoorZorg start. GG&GD/JGZ 13 (2010) 13 17 1367 1368
60 Om schommelingen in de woningvoorraad te kunnen ondervangen is gekozen voor een percentage. In absolute
aantallen gaat het in 2009 om 67 huisuitzettingen uit sociale huurwoningen vanwege huurschuld op 44.183 woningen,
in 2010 ging het om 49 uitzettingen op 46.001 woningen, in 2011 om 63 uitzettingen op 46.309. 61 49 vrouwen waren in 201O met het traject gestart, 46 vrouwen zijn in 2011 gestart. Twaalf vrouwen zijn in 2011 uit
de prostitutie gestapt. 62 De vier leefgebieden zijn: inkomen, huisvesting, contact met hulpverlening en activering / dagbesteding. 63 Eerste peiljaar is 2011, de indicator 2006-2010 ging uit van een stabiele mix op drie leefgebieden. 64 In definitieve versie Bestuurlijke Monitor PvA MO van de G4 is gekozen voor monitoren in aantallen en niet in
percentage of landelijk overeengekomen streefcijfers. 65 Eerste peiljaar is 2011. 66 Er is met het Rijk geen streefcijfer afgesproken, het wenselijke en reëel haalbare aantal is afhankelijk van lokale
keuzes en omstandigheden. De streefwaarden zijn gelijkgesteld aan de realisatie van 2011. Realisatie 2011 is een
voorzichtige schatting. De indicator wordt gemeten vanaf april 2011. Het cliëntvolgsysteem is in opbouw en informatie
op dit punt is nu niet volledig. 67 Afhankelijk van de financiële mogelijkheden. 68 Afhankelijk van de financiële mogelijkheden.
170
171
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.3.1 Voortzetten van en voortbouwen
op bestaand beleid gericht op preventie
en duurzaam herstel uitgaande van
participatie en eigen kracht van mensen. 20.688 15.875 15.878 15.878 15.878
Totaal lasten 20.688 15.875 15.878 15.878 15.878
Baten
P3.3.1 Voortzetten van en voortbouwen
op bestaand beleid gericht op preventie
en duurzaam herstel uitgaande van
participatie en eigen kracht van mensen. 1.322 1.756 1.756 1.756 1.756
Totaal baten 1.322 1.756 1.756 1.756 1.756
Saldo lasten en baten 19.366 14.119 14.122 14.122 14.122
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 3.000 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 16.366 14.119 14.122 14.122 14.122
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.3.1: Voortzetten van en voortbouwen op bestaand beleid
De huurbaten en huurlasten van de beheerde gebouwen worden voortaan bruto verantwoord, voorheen werd dit
bedrag gesaldeerd. Hierdoor nemen zowel de baten als de lasten toe met 0,2 miljoen euro. Bij 'voorkom huisuitzetting'
nemen de lasten toe met 0,2 miljoen euro, daartegenover staan inkomsten van de woningcorporaties voor 'voorkom
huisuitzetting' van 0,2 miljoen euro.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De onttrekking aan de reserve van 3,0 miljoen euro is conform de planning van het plan van aanpak Maatschappelijke
Opvang tot en met 2012 begroot. en verlaagt de lasten. Vanaf 2013 is er ook 1,9 miljoen euro gekort op de Brede
Doeluitkering Maatschappelijk Opvang een uitwerking van de taakstelling scherper begroten uit 2010.
Programmastructuur
Veiligheid
Utrecht is een veilige stad.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Geregistreerde criminaliteit en
onveiligheidsgevoelens nemen af.
1.1 Geregistreerde criminaliteit neemt af.
3.130
1.2 Wijkveiligheids- en veiligheidgevoelens
nemen toe.
4.141
1.3 Jongerenoverlast en –criminaliteit
nemen af.
6.082
1.4 In Utrecht is georganiseerde
criminaliteit afgenomen.
877
2 In Utrecht zijn incidenten en
verstoring van de openbare orde
voorkomen en bestreden.
2.1 In Utrecht zijn incidenten en verstoring
van de openbare orde voorkomen en
bestreden.
30.737
Bedragen zijn in duizenden euro's.
172
1.9 Veiligheid
Algemene programmadoelstelling
Utrecht is een veilige stad.
Het terugdringen van criminaliteit en het bevorderen van het gevoel van veiligheid zijn ook in 2013 de
hoofddoelstellingen van het veiligheidsbeleid. In 2011 is de totale criminaliteit afgenomen met 2% ten opzichte van
2010; ten opzichte van het peiljaar 2006 is een afname van 21% gerealiseerd en ten opzichte van 2002 een afname van
45,4%. In deze cijfers is de stijging van het inwoneraantal met 19,5% niet meegenomen. Het aantal geweldsdelicten is
in 2011 licht gestegen ten opzichte van 2010, al zijn deze cijfers relatief goed in vergelijking met andere grote steden.
In 2011 is het aantal autokraken opvallend gedaald met 16%. Het aantal woninginbraken in 2011 is licht gedaald,
waarmee we de negatieve trend van de afgelopen jaren hebben doorbroken. Ook de veiligheidsbeleving en de ervaren
jongerenoverlast is het afgelopen jaar licht verbeterd.
Sinds 2006 is de criminaliteit aanzienlijk afgenomen, al zien we de laatste jaren een afvlakkende trend. Voor 2013
zetten we in op het consolideren van de bereikte resultaten en waar mogelijk het verder terugdringen van de
criminaliteit en overlast. Gezien de bezuinigingen die politie, Openbaar Ministerie en gemeente treffen, kunnen we hier
alleen met de juiste focus en efficiency in slagen69.
Prioriteit blijft het terugdringen van jeugdoverlast en -criminaliteit, woninginbraak, autokraak, geweld en
georganiseerde criminaliteit. Veel inspanning gaat naar de aanpak jeugdgroepen, die in 2012 is vernieuwd en in 2013
verder zal worden ontwikkeld. Deze prioriteiten sluiten in grote lijnen aan bij de wijkambities voor veiligheid die samen
met bewoners en ondernemers tot stand zijn gekomen. Net als eerdere jaren vormen hiermee de wensen van de
inwoners van de stad een belangrijke basis van ons veiligheidsprogramma.
Wij hebben de criminaliteit de afgelopen jaren gemonitord op basis van aangiftecijfers. Per 1 januari 2012 wordt door
de politie niet langer het aantal aangiften maar het aantal misdrijven gebruikt om de ontwikkeling van de criminaliteit
te meten70. Om deze reden worden de effectindicatoren over criminaliteitsontwikkelingen in deze begroting in
misdrijven uitgedrukt. Omdat de periode 2006-2011 een redelijke constante factor en een vergelijkbare ontwikkeling
laat zien tussen aangiften en misdrijven voor de diverse thema's, heeft deze verandering geen invloed op het in
percentages uitgedrukte ambitieniveau.
De afgelopen jaren werd het veiligheidsbeleid van de gemeente voor een deel gefinancierd uit geoormerkte
Rijksgelden. Na een afbouw van deze budgetten in de afgelopen jaren worden op 1 januari 2013 de bijdragen uit deze
budgetten geheel beëindigd. Dat betekent dat 1,7 miljoen euro voor de Marokkaans Nederlandse risicojongeren
wegvalt. Deze bezuiniging betreft de individuele trajecten op het terrein van jeugd en veiligheid: door efficiency en
verhogen van effectiviteit kan het wegvallen van dit Rijksbudget gedeeltelijk worden gecompenseerd. Een besparing
wordt gerealiseerd bij nazorg aan ex-delinquenten. Deze inwoners van Utrecht ontvangen (na)zorg binnen de reguliere
processen van W&I, Jeugd en volksgezondheid. Voor complexe situaties is er zo nodig een beperkt budget
beschikbaar. Ook realiseren wij in 2013 een besparing van 10% op het cameratoezicht in het publieke domein.
Mee
• rjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Resultaten 2011 en Ambities Veiligheid in Utrecht in 2012
69 De definitieve streefwaarden voor 2013 worden in januari 2013 opgenomen in de (jaarlijkse) notitie 'Resultaten 2012
en Ambities Veiligheid in Utrecht 2013'. In het najaar van 2012 betrekken wij u bij het opstellen van die ambities 2013.
70 Zie commissiebrief 'Uitkomsten AD Misdaadmeter, ontwikkelingcriminaliteitscijfers 1e trimester 2012, en
verandering monitoring criminaliteit' van 26 mei 2012.
173
Subdoelstelling 1.1: Geregistreerde criminaliteit neemt af
Subdoelstelling 1.1
Geregistreerde criminaliteit neemt af.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.1.1 Afname van geregistreerde
criminaliteit. P1.1.1 Leveren van nazorg aan volwassen ex-
gedetineerden en uitvoering geven aan de
aanpakken van veel voorkomende criminaliteit,
geweld en veilig ondernemen.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Afname van geregistreerde criminaliteit.
Wij willen in 2013 een daling realiseren van de totale geregistreerde criminaliteit van 23% ten opzichte van 2006. Ten
opzichte van 2011 betekent dit een daling van 2,3%.
We willen het aantal woninginbraken in Utrecht in 2013 terugbrengen op het niveau van 2006, dit betekent een afname
van 3,2% ten opzichte van 2011. We willen een daling van 6% van het aantal auto-inbraken in 2013 ten opzichte van
2011. Dit betekent een daling van 53% ten opzichte van 2006.
In 2013 willen we een afname van het aantal geweldsdelicten (exclusief huiselijk geweld) realiseren van 21% ten
opzichte van 2006. Dit houdt een afname in van 8,7% ten opzichte van 2011.
Met 35 gecertificeerde projecten Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) in winkelgebieden en op bedrijventerreinen
kunnen wij deze economische gebieden veilig houden. Met onze aanpak willen wij de veiligheid daar minimaal
consolideren. In 2012 starten wij een nieuw KVO-project op in Vleuten Centrum.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Leveren van nazorg aan volwassen ex-gedetineerden en uitvoering geven aan de aanpakken van veel voorkomende
criminaliteit, geweld en veilig ondernemen.
In tegenstelling tot de Programmabegroting 2012, zijn de prestatiedoelstellingen behorend bij de subdoelstelling
'Geregistreerde criminaliteit neemt af' samengevoegd, omdat de grenzen tussen de verschillende aanpakken niet
vaststaan en de bedragen van de separate doelstellingen relatief klein zijn.
We merken dat de werkwijze rond nazorg in een meer volwassen fase komt, waarmee de coördinatieactiviteiten vanuit
het programma Veiligheid verminderen. Daarbij is meer focus aangebracht in het werk van het coördinatiepunt. In
2013 richt het coördinatiepunt zich in toenemende mate op doorgeleiding naar de partners die uitkering, werk,
schuldhulpverlening en dergelijke realiseren. De afname van coördinatieactiviteiten en het aanbrengen van focus leiden
tot een besparing van 0,150 miljoen euro. Daarnaast blijven er middelen om voor speciale gevallen trajecten op maat
in te zetten voor de ex gedetineerden.
Met ingang van 1 januari 2013 gaat de bijdrage van 0,546 miljoen euro van het ministerie van Veiligheid en Justitie
voor het Veiligheidshuis naar de gemeente Utrecht als zetelgemeente van de veiligheidsregio (voorheen ging die
bijdrage naar het Openbaar Ministerie). Dit betekent dat wij verantwoordelijk worden voor het Veiligheidshuis dat
werkt voor het gebied van de veiligheidsregio Utrecht.
174
Onze aanpak van woninginbraak richt zich op daders, (potentiële) slachtoffers en het domein. Met de
driehoekspartners werken wij aan het effectiever opsporen en aanpakken van inbrekers, waarbij we aansluiten bij de
aanpak voor jeugdgroepen en veelplegers. Toezichthouders bezoeken alle slachtoffers van inbraak om te waarschuwen
voor herhaling en preventieadviezen te geven. Ook waarschuwen we buren en direct omwonenden voor het
'besmettingsrisico'. Met diverse partners waaronder de woningcorporaties voeren we een hotspotaanpak uit gericht op
het treffen van inbraakwerende maatregelen. Corporaties zorgen voor certificering met het Politiekeurmerk Veilig
Wonen op alle nieuwbouwwoningen die zij opleveren en bij grondige renovatieprojecten. Binnen de aanpak gaat extra
aandacht uit naar kwetsbare doelgroepen zoals studenten en senioren.
Bij de bestrijding van auto-inbraak richten wij ons vooral op het verminderen van auto's met buit, door middel van
gerichte voorlichting door onze toezichthouders op hotspots. Hierbij houden we rekening met nieuwe vormen van
autokraak, zoals diefstal van inbouwapparatuur. Naast voorlichting organiseren we surveillance-acties en treffen we
fysieke maatregelen op hotspots om het voor autokrakers zo onaantrekkelijk mogelijk te maken.
Gezien de impact van geweldsdelicten op de veiligheidsbeleving blijven wij gerichte aandacht aan het verminderen van
geweld geven. Binnen dit thema richten wij ons op huiselijk geweld, uitgaansgeweld, agressie tegen medewerkers in de
publieke sector en problematisch alcohol- en drugsgebruik. In 2012 is het veilig stappenplan ontwikkeld voor
horecaondernemers en de 'veilig stAPPen' app voor de horecabeveiligers. Deze producten zijn bedoeld ter
ondersteuning van hun werkzaamheden binnen veilig uitgaan. Als de testfase van de app succesvol is wordt deze app
verder uitgerold over de horeca in de binnenstad.
Met behulp van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) bevorderen wij de veiligheid in winkelgebieden en op
bedrijventerreinen voor ondernemers en publiek. Agressie, geweld en het thema overval krijgen specifieke aandacht.
Wij zorgen voor een intensieve aanpak van ernstig overlastgevende en criminele gezinnen. De aanpak omvat inzet van
drang en dwang, waarbij alle betrokken partijen vanuit zorg en strafrecht één gezamenlijk plan van aanpak maken. In
2013 realiseren wij minimaal tien trajecten.
In 2013 wordt de inzet van toezicht en handhaving ingezet conform de prioriteiten van het veiligheidsprogramma
(jongerenoverlast, autokraak en woninginbraak). De inzet en prioritering zijn opgenomen in het
handhavingsprogramma. Vanaf 1 maart 2012 verzorgt toezicht en handhaving de aansturing van 20 straatcoaches.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren
E1.1.1 Totaal aantal misdrijven Politie, BVH 40.810 (2006) 33.582 32.155 31.424 29.791
E1.1.2 Aantal woninginbraken Politie, BVH 2.613 (2006) 2.794 2.700 2.613 2.613
E1.1.2 Aantal auto inbraken Politie, BVH 12.243 (2006) 7.177 6.041 5.754 5.754
E1.1.3
Aantal geweldsdelicten
(exclusief huiselijk
geweld) Politie, BVH 2.976 (2006) 2.566 2.574 2.351 2.351
E1.1.4
Aantal misdrijven met
betrekking tot
bedrijfsinbraken in
33 KVO gebieden Politie, BVH 379 (2010) 379 n.n.b. 379 379
Prestatie-indicatoren
P1.1.1
% afgehandelde
meldingen vanuit het
gevangeniswezen COEN 51% (2008) 100% 100% 100% 100%
P1.1.2
Aandeel capaciteit
Toezicht en Handhaving
op woning- en auto-
inbraak
gemeente,
T&H 15% (2009) 20% 15% 20% 20%
P1.1.3 % huisverboden, waarbij gemeente 90% (2010) 90% 100% 100% 100%
175
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling
Indicator Bron Nulmeting 2010 2011 2013 2016
binnen tien dagen na
opleggen hulpverlening-
plan gereed is en contact
met betrokkenen door
hulpverlening is gelegd
P1.1.4 Aantal KVO gebieden gemeente 33 (2009) 33 33 35 35
P1.1.5
Aantal gezinnen in
aanpak gemeente 10 (2010) 10 10 10 10
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Leveren van nazorg aan volwassen
ex-gedetineerden en uitvoering geven
aan de aanpakken van veel voorkomende
criminaliteit, geweld en veilig
ondernemen 3.479 3.130 3.130 3.130 3.130
Totaal lasten 3.479 3.130 3.130 3.130 3.130
Baten
P1.1.1 Leveren van nazorg aan volwassen
ex-gedetineerden en uitvoering geven
aan de aanpakken van veel voorkomende
criminaliteit, geweld en veilig
ondernemen 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 3.479 3.130 3.130 3.130 3.130
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 3.479 3.130 3.130 3.130 3.130
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Leveren van nazorg aan volwassen ex-gedetineerden en uitvoering geven aan de
aanpakken van veel voorkomende criminaliteit, geweld en veilig ondernemen
De begrote lasten nemen ten opzichte van 2012 af met 0,349 miljoen euro. Het verschil ontstaat door de volgende
ties: muta
• en afname van 0,016 miljoen euro door een bezuiniging op communicatie Auto- en woninginbraak; e• een afname van 0,040 miljoen euro door een bezuiniging op de aanpak geweld;
176
e• en afname van 0,384 miljoen euro door een bezuiniging op de subsidie GAVO;
• en afname door een besparing van 0,150 miljoen euro op de aanpak nazorg ex-gedetineerden; e• een toename van per saldo 0,241 miljoen euro vanwege de reorganisatie van de afdeling openbare orde en
veiligheid, waaronder de overgang van de gebiedsmanagers en medewerkers veiligheid vanuit de Dienst Wijken.
Subdoelstelling 1.2 Wijkveiligheid en veiligheidsgevoelens nemen toe
Subdoelstelling 1.2
Wijkveiligheid en
veiligheidsgevoelens nemen toe.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Toename van wijkveiligheid.
Wij willen de veiligheidssituatie verbeteren met focus op de urgentiegebieden. We willen bereiken dat de afname van
het aantal misdrijven in alle urgentiegebieden procentueel minimaal gelijk is aan de afname van het stedelijk
gemiddelde.
Effectdoelstelling 1.2.2
Toename van veiligheidsgevoelens.
We willen het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt in de eigen woonomgeving van 3,2% in 2010 naar 3,0%
in 2013 terugbrengen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Uitvoeren van een gebiedsgerichte aanpak.
Met politie, Openbaar Ministerie, wijkwelzijnsorganisaties, woningbouwcorporaties, scholen en bewoners richten wij
onze gebiedsgerichte aanpak vooral op urgentiegebieden. Voor 2013 zijn de urgentiegebieden: 1) Overvecht,
2) Kanaleneiland-Transwijk, 3) Zuilen/Ondiep/2e Daalsebuurt, 4) Nieuw Hoograven/Bokkenbuurt en 5) Binnenstad city
en winkelgebied. De eerste vier urgentiegebieden vallen samen met de Krachtwijken. Het winkel- en citygebied van de
Binnenstad is een urgentiegebied vanwege het aantal bezoekers, het relatief hoge aantal delicten, drugsoverlast,
jongerenoverlast, (uitgaans)geweld en de veiligheidsrisico’s door de herontwikkeling van het stationsgebied.
Bij wijkveiligheid ligt onze focus op de stedelijke veiligheidsthema’s, waarbij we bij de uitvoering van deze aanpakken
in de wijken rekening houden met de specifieke problematiek en kenmerken van elke wijk. Daarbij dragen we bij aan
de realisatie van de wijkambities die met deze thema's samenhangen, in het bijzonder jongerenoverlast,
woninginbraak, autokraak en veiligheidsbeleving. Naast inzet op stedelijke thema's zetten wij ook in op wijkspecifieke
problemen, zoals uitgaansgeweld, en harddrugsoverlast in de Binnenstad, via respectievelijk het programma Veilig
Uitgaan en de aanpak Breedstraatbuurt.
In 2012 is er een extra pakket aan maatregelen ontwikkeld om de harddrugsproblematiek in de Breedstraatbuurt terug
te dringen. De evaluatie begin 2013 moet aantonen of de problematiek fors is teruggedrongen en welke maatregelen
daarbij succesvol zijn gebleken. Als de resultaten positief zijn, zullen onze inspanningen en die van onze partners
Wat willen we bereiken?
P1.2.1 Uitvoeren van een gebiedsgerichte
aanpak. E1.2.1 Toename van wijkveiligheid.
E1.2.2 Toename van veiligheidsgevoelens.
177
gericht zijn op het vasthouden van wat bereikt is. Waar dat niet voldoende het geval is, zal de aanpak worden
bijgesteld. Deze aanpak sluit aan bij één van de wijkambities van de binnenstad.71
Wij blijven burgers actief betrekken bij het oplossen van veiligheidsproblemen in hun directe woon- of werkomgeving.
Hiervoor zetten we onder andere Burgernet en buurtbemiddeling in en continueren we de werkwijze
bewonersparticipatie buurtveiligheid dat in de afgelopen jaren tientallen bewonersinitiatieven in de hele stad heeft
opgeleverd. Daarnaast blijven we zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking met bewoners rondom lokale
veiligheidsproblemen. Dit heeft onder andere geresulteerd in Waaks!, een samenwerking van politie, gemeente en
hondenbezitters dat erop is gericht de veiligheid in de wijk te vergroten en de criminaliteit, zoals woning- en auto-
inbraak, (fietsen-)diefstal en vernielingen, tegen te gaan. Waaks! is van start gegaan in Vleuten–De Meern en zal in
2013 in meerdere wijken worden uitgevoerd.
Bij incidenten die maatschappelijke onrust veroorzaken en die een snelle aanpak vragen, treden onze
gebiedsmanagers veiligheid op als incidentenmanagers, conform de werkwijze die in het kader van het project
Coördinatie Incidenten Management (CIM) is ontwikkeld.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Totaal aantal
misdrijven Politie, BVH
40.810
(2006) 33.582 32.155 31.424 29.791
E1.2.1
Totaal aantal
misdrijven in
urgentiegebieden Politie, BVH (2006) n.n.b. n.n.b. n.n.b. n.n.b.
E1.2.2
Onveiligheidsgevoel (%
vaak) Inwonersenquête 3,9% (2006) 3,1% 3,0% 3,0% 3,0%
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal wijkveiligheids-
programma's Wijkbureaus 10 10 10 10 10
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Uitvoeren van een gebiedsgerichte
aanpak 5.472 4.141 4.141 4.141 4.141
Totaal lasten 5.472 4.141 4.141 4.141 4.141
Baten
P1.2.1 Uitvoeren van een gebiedsgerichte
aanpak 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 5.472 4.141 4.141 4.141 4.141
Mutaties reserves
71 Zie commissiebrief 'Aanpak Breedstraatbuurt' van 27 december 2011.
178
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 00 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 5.472 4.141 4.141 4.141 4.141
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Uitvoeren van een gebiedsgerichte aanpak
De b
• Een stijging van 1,616 miljoen euro, grotendeels veroorzaakt door een aangepaste verdeling over het gehele
programma Veiligheid, in verband met het wegvallen van de rijksbijdrage Leefbaarheid en Veiligheid met ingang
van 2012 (de beëindiging van die rijksbijdrage was namelijk in de begroting 2012 als bezuiniging nog volledig
erwerkt bij deze prestatiedoelstelling).
egrote lasten nemen af met 1,331 miljoen euro. Het verschil ontstaat door de volgende mutaties:
v
• Een daling van 2,947 miljoen euro vanwege de reorganisatie van de afdeling openbare orde en veiligheid
waaronder de overgang van de gebiedsmanagers en medewerkers veiligheid van de Dienst Wijken en het daarmee
niet langer doorbelasten van kosten vanuit de Dienst Wijken aan het onderdeel Wijkveiligheid.
Subdoelstelling 1.3: Jongerenoverlast en –criminaliteit nemen af
Subdoelstelling 1.3
Jongerenoverlast en –criminaliteit
nemen af.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.3.1
Afname van jongerenoverlast.
Wij willen de door inwoners ervaren jongerenoverlast (% vaak) verminderen van 22% in 2006 naar 14% in 2013.
Effectdoelstelling 1.3.2
Afname van jeugdcriminaliteit.
We willen het huidige aandeel jeugdige verdachten ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in Utrecht (2,9% in
2011) handhaven of verder laten dalen. Het betreft unieke jeugdige verdachten van 12 tot en met 24 jaar, woonachtig
in Utrecht en aangehouden in de regio Utrecht, ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in diezelfde
leeftijdcategorie woonachtig in Utrecht.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken? P1.3.1 Uitvoeren van de aanpak jeugd en
veiligheid. E1.3.1 Afname van jongerenoverlast.
E1.3.2 Afname van jeugdcriminaliteit.
179
Prestatiedoelstelling 1.3.1
Uitvoeren van de aanpak jeugd en veiligheid.
We voeren de aanpak jeugd en veiligheid dit jaar anders uit dan voorgaande jaren. Dit als gevolg van de
rijksbezuinigingen van 1,7 miljoen euro op Onze Toekomst (aanpak van Nederlands Marokkaanse risicojongeren), de
voorgenomen verbeteringen in effectiviteit en efficiëntie van onze aanpak, en de ontwikkelingen in het kader van het
Vernieuwend Welzijn72. De belangrijkste veranderingen zijn dat we stoppen met het uitvoeren van maatregelen die
specifiek zijn gericht op Nederlands Marokkaanse risicojongeren, we het aantal aanbieders van jeugd en veiligheid
interventies verminderen, en een aantal maatregelen die eerder onderdeel waren van het programma jeugd en
veiligheid dit jaar anders financieren.
In de aanpak jeugd en veiligheid blijft het bieden van kansen, en waar nodig repressief optreden, centraal staan. We
richten ons op jongeren die deel uitmaken van problematische jeugdgroepen en/of terugkeren uit detentie. Daarnaast
richten we ons op jongeren die groot risico lopen de stap te zetten naar het deelnemen aan een problematische
jeugdgroep of naar criminaliteit. Tot slot richten we ons actief op de ouders van de hierboven genoemde jongeren. Met
het wegvallen van de rijksmiddelen voor Onze Toekomst, richten we ons niet langer met aparte trajecten op
Nederlands Marokkaanse risicojongeren. Met onze maatschappelijke partners werken we wel aan een betere
toegankelijkheid van generiek aanbod voor deze doelgroep. We zetten in 2013 vooral in op de aanpak jeugdgroepen,
en het bieden van maatregelen gericht op dagbesteding en pedagogische begeleiding.
In 2013 zetten we de vernieuwde aanpak Jeugdgroepen voort73. Dit houdt in dat we samen met onze ketenpartners
(OM, politie en JoU) voor álle geshortliste jeugdgroepen een aanpak 'op maat' inzetten, waarvan de intensiteit
afhankelijk is van de problemen die een groep veroorzaakt. De regie op deze aanpak ligt bij de gemeente. Het betreft
een stedelijke aanpak, met een wijkgerichte regievoering. Ouders en buurtbewoners worden gestructureerd bij de
aanpak betrokken. Het jongerenwerk levert, vooral ook binnen de aanpak jeugdgroepen, een bijdrage aan het
terugdringen van jongerenoverlast en jeugdcriminaliteit.
Aan jongeren uit de aanpak jeugdgroepen en de overige jev-doelgroep, bieden we interventies gericht op
dagbesteding en pedagogische begeleiding aan. We werken intensief samen met Werk en Inkomen (W&I) voor de
inkoop van trajecten gericht op dagbesteding. We bieden onze doelgroep maatwerktrajecten aan, zowel individueel
gericht als in groepsverband. Door hierin met W&I samen te werken, verwachten we door efficiencyvoordelen in staat
meer jongeren te begeleiden met het beschikbare budget. Daarnaast bieden we pedagogische begeleiding aan met als
doel belemmeringen bij jongeren weg te nemen die een goede (school)loopbaan of dagbesteding in de weg staan. Het
gaat onder andere om het verbeteren van sociale vaardigheden, het wegwerken van schulden, (herstellen van) sociaal
netwerk en toeleiden naar werk en/of vrije tijdsbesteding.
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.3.1
Ervaren
jongerenoverlast (%
vaak)
Inwoners-
enquête 22% (2006) 19% 19% 14% 14%
E1.3.2
Aandeel jeugdige
verdachten van het
totaal aantal
jeugdigen Politie, BVH 2,9% (2010) 2,9 2,9% 2,9% 2,9%
72 Zie commissiebrief ‘projectplan tussenfase jeugd en veiligheid’ van 6 juli 2012. 73 Zie commissiebrief ‘ Aanpak Jeugdgroepen’ van 24 januari 2012.
180
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie Doelstelling
2011 2013
Doelstelling
2016
Prestatie-indicatoren:
P1.3.1
% groepsgerichte
plannen van aanpak
ten opzichte van
aantal groepen
Aanpak
Jeugdgroepen 51% (2010) 51% 47% 100% 100%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.3.1 Uitvoeren van de aanpak jeugd en
veiligheid 8.392 6.082 6.071 6.063 6.063
Totaal lasten 8.392 6.082 6.071 6.063 6.063
Baten
P1.3.1 Uitvoeren van de aanpak jeugd en
veiligheid 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 8.392 6.082 6.071 6.063 6.063
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 8.392 6.082 6.071 6.063 6.063
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.3.1: Uitvoeren van de aanpak jeugd en veiligheid
De begrote lasten nemen af met 2,310 miljoen euro ten opzichte van de begroting 2012. Het verschil is onder meer
ontstaan door de volgende mutaties, die verband houden met het wegvallen van de rijksbijdrage Leefbaarheid en
gheid met ingang van 2012: Veili
• ezuiniging van 0,4 miljoen euro op de aanpak/begeleiding van risicojongeren; b• ezuiniging van 0,096 miljoen euro op verslavingszorg; b• bezuiniging van 0,027 miljoen euro op overhead en communicatie bij de aanpak jeugdgroepen.
Daarnaast vervalt met ingang van 2013 de rijksbijdrage van 1,7 miljoen euro voor Marokkaans Nederlandse
risicojongeren. De daling van de lasten van 0,012 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van
de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
181
Subdoelstelling 1.4: In Utrecht is georganiseerde criminaliteit teruggedrongen
Subdoelstelling1.4
In Utrecht is georganiseerde
criminaliteit teruggedrongen.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.4.1
Terugdringing van georganiseerde criminaliteit.
Criminelen en criminele organisaties kunnen de (rechts)structuren in onze samenleving verzwakken of misbruiken. Dit
gebeurt door misbruik van legale 'bovenwereld' instituties (zoals financiële instellingen, vastgoedsector, maar ook
gemeentelijke voorzieningen) voor illegale activiteiten. Wij zetten ons in om dit tegen te gaan. De prioriteiten liggen op
voorkomen en terugdringen mensenhandel, de aanpak van de georganiseerde hennepteelt en de aanpak van misbruik
en fraude van vastgoed.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.4.1
Uitvoeren van een bestuurlijke aanpak en maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit.
Wij nemen bestuurlijke maatregelen gericht op het terugdringen van misbruik van vergunningen voor (georganiseerde)
criminaliteit in het algemeen en voor mensenhandel, georganiseerde hennepteelt en misbruik van en fraude bij
goed in het bijzonder. Dit doen we in samenwerking met politie, OM, belastingdienst en andere partners door: vast
• ignaleren en melden van (aanwijzingen van) strafbare feiten. S• nformatiedeling en informatieverrijking. I• emen van bestuurlijke maatregelen, waaronder toepassing van de wet Bibob. N• De bestuurlijke maatregelen zijn vaak onderdeel van een integrale aanpak, die bestaat uit een mix van
strafrechtelijke, fiscale en/of bestuurlijke maatregelen.
Indicatoren subdoelstelling 1.4
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.4.1
Aantal gevallen van misbruik
van (rechts)structuren en
legale instituties
Prognose
niet
mogelijk
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.4.1 Terugdringing van georganiseerde
criminaliteit. P1.4.1 Uitvoeren van een bestuurlijke
aanpak en maatregelen tegen
georganiseerde criminaliteit.
182
Indicatoren subdoelstelling 1.4
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Prestatie-indicatoren:
P1.4.1
Inzet van bestuurlijke
maatregelen, zoals Wet BIBOB:
vooronderzoeken/
onderzoeken gemeente
15/12
(2009) 5/6 30/11 10/5 10/5
P1.4.1
Projecten met ketenpartners
ter bestrijding van criminaliteit
in relatie tot vastgoed gemeente 1 (2009) 1 1 1 1
P1.4.1
Het monitoren van signalen
van mensenhandel gemeente 100% 100%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.4.1 Uitvoeren van een bestuurlijke
aanpak en maatregelen tegen
georganiseerde criminaliteit 853 877 876 876 876
Totaal lasten 853 877 876 876 876
Baten
P1.4.1 Uitvoeren van een bestuurlijke
aanpak en maatregelen tegen
georganiseerde criminaliteit 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 853 877 876 876 876
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 853 877 876 876 876
Bedragen zijn in duizenden euro's
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.4.1: Uitvoeren van een bestuurlijke aanpak en maatregelen tegen georganiseerde
criminaliteit
De begrote lasten dalen in 2013 met 0,215 miljoen euro vanwege de overheveling van budget naar
prestatiedoelstelling 2.1.1. ten behoeve van de exploitatie van het cameratoezicht in het stationsgebied. Daar
tegenover stijgen de begrote lasten in 2013 met 0,24 miljoen euro vanwege de reorganisatie van de afdeling openbare
orde en veiligheid (overgang van de gebiedsmanagers en medewerkers veiligheid vanuit de Dienst Wijken).
183
Subdoelstelling 2.1: In Utrecht zijn incidenten en verstoring van de openbare orde voorkomen en bestreden
Subdoelstelling 2.1
In Utrecht zijn incidenten en
verstoring van de openbare orde
voorkomen en bestreden.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 2.1.1
Voorkoming van incidenten en verstoringen van de openbare orde.
Mogelijke verstoringen van de openbare orde en incidenten worden voorkomen door vroegtijdig signaleren en treffen
van maatregelen. Brand en brandgevaarlijke omstandigheden in de externe en fysieke omgeving worden voorkomen.
Effectdoelstelling 2.1.2
Bestrijding van incidenten en verstoringen van de openbare orde.
Bij verstoringen van de openbare orde en incidenten wordt de maatschappelijke rust zo snel mogelijk hersteld.
Branden worden bestreden en bij incidenten en ongevallen wordt hulp verleend.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Uitvoeren van activiteiten gericht op het voorkomen van calamiteiten, crises en verstoringen van de openbare orde.
Wij beperken de kans op ordeverstoringen door te zorgen voor professionele voorbereiding van risicogebeurtenissen.
We maken gebruik van risicoanalyses, scenario’s en draaiboeken. Wij houden de kwaliteit van de crisisorganisatie op
peil door opleidingen, trainingen en oefeningen. We voeren overleg met gemeentelijke diensten en organisaties als de
brandweer, de politie en de GHOR (Gemeenschappelijke Organisatie in de Regio). We bereiden circa 45 openbare
manifestaties en demonstraties voor, vijf bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders en tien uitvoeringen van vonnissen
en bestuursdwangbeschikkingen met risico's voor de openbare orde. Deze prestaties verschillen per jaar. Daarnaast
verlenen we vergunningen voor 25 wedstrijden betaald voetbal.
Jaarlijks verlenen we circa 1.000 vergunningen voor evenementen, waarvan ongeveer 30 voor grote, zeer risicovolle
evenementen.
Vanaf 2013 besparen wij met efficiencywinst circa 10% op het publieke cameratoezicht binnen het totale budget voor
de exploitatie en het uitkijken van camera's.
Wat willen we bereiken? P2.1.1 Uitvoeren van activiteiten gericht op
het voorkomen van calamiteiten, crises en
verstoringen van de openbare orde.
E2 1.1 Voorkoming van incidenten en
verstoringen van de openbare orde.
E2.1.2 Bestrijding van incidenten en
verstoringen van de openbare orde. P2.1.2 Uitvoeren van activiteiten gericht
op het bestrijden van calamiteiten, crises
en verstoringen van de openbare orde.
184
De subsidies aan het Rode Kruis, Bureau Slachtofferhulp, de Reddingsbrigade en Delinquentie en Samenleving verlagen
we vanaf 2013 met een beperkt bedrag. In de meeste gevallen gaat het om een verlaging van de subsidie met 5%. De
korting op Halt is substantiëler, namelijk 30%. Gevolg van deze bezuiniging is dat er twee in plaats van drie Halt-
voorlichtingslessen op basisscholen door de gemeente worden gefinancierd. Basisscholen die behoefte hebben aan
meer voorlichtingslessen dienen dit op andere wijze te financieren.
Volgens het Utrechtse beleid worden er in de stad Utrecht maximaal zeventien coffeeshops gedoogd. De recente
landelijke beleidswijziging (zogenaamde wietpas en afstandscriterium) brengt geen wijzing in dit beleid. Het landelijke
afstandcriterium van 350 meter tussen coffeeshops en scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar
beroepsonderwijs heeft wel tot gevolg dat van de huidige dertien coffeeshops naar onze huidige inschatting ongeveer
de helft vóór 1-1-2014 moet worden verplaatst of gesloten. Binnen het maximum van de zeventien coffeeshops is één
reservering gemaakt voor het experiment social club (uitvoering werkprogramma). Daarnaast is er besloten nog één
reservering te plegen, in dit geval voor een pilot voor de realisering van een coffeeshop aan de rand van de stad.
In het najaar van 2011 is een nieuw systeem ingevoerd voor het managen van veiligheidsincidenten: Coördinatie
Incidenten Management (CIM)74. Hiermee werd uitvoering gegeven aan een motie van de gemeenteraad. (Potentiële)
incidenten en de aanpak daarvan worden via rapportages vanuit de wijk systematisch in beeld gebracht. De meest
risicovolle dossiers worden aan de driehoek voorgelegd, met daarbij de eventuele knelpunten of beslispunten. Doel is
om de driehoek sterker dan voorheen in control te brengen over de veiligheidsincidenten en de gecoördineerde sturing
daarop te versterken.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
Uitvoeren van activiteiten gericht op het bestrijden van calamiteiten, crises en verstoringen van de openbare orde.
Voor de handhaving van de openbare orde zetten we juridische instrumenten in, zoals de Wet maatregelen bestrijding
voetbalvandalisme en ernstige overlast (Overlastwet), de sluiting van gebouwen en inrichtingen, gebiedsverboden,
verblijfsontzeggingen en alcoholverboden. De geleverde prestatie varieert per jaar.
Indien zich incidenten of crises voordoen richten we ons onder meer op bestrijding van maatschappelijke onrust.
Wij zijn met de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) in gesprek over besparingen die op termijn wellicht mogelijk zijn op de
huisvestingskosten. Hierbij denken wij aan een meer strategische verdeling van de kazernes binnen de VRU-regio. Een
eventuele besparing zou moeten volgen uit het project 'Veiligheidszorg op Maat'; het regionale dekkingsplan dat
momenteel door de veiligheidsregio wordt uitgewerkt.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
Aantal verstoringen van
de openbare orde
Prognose
niet mogelijk
E2.1.2
De snelheid waarmee de
rust hersteld wordt bij
verstoringen
Prognose
niet mogelijk
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
Aantal overleggen over
evenementen gemeente 78 (2009) 78 78 78 78
P2.1.2
Aantal crisisoefeningen
voor bestuurders en
medewerkers Veiligheid gemeente 2 (2009) 2 2 2 2
74 Zie commissiebrief 'Coördinatie Incidenten Management (CIM)' van 22 december 2011.
185
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Uitvoeren van activiteiten gericht
op het voorkomen van calamiteiten,
crises en verstoringen van de openbare
orde 3.461 4.128 4.128 4.128 4.128
P2.1.2 Uitvoeren van activiteiten gericht
op het bestrijden van calamiteiten, crises
en verstoringen van de openbare orde 39.193 26.609 25.110 25.060 25.060
Totaal lasten 42.655 30.737 29.237 29.187 29.187
Baten
P2.1.1 Uitvoeren van activiteiten gericht
op het voorkomen van calamiteiten,
crises en verstoringen van de openbare
orde 350 350 350 350 350
P2.1.2 Uitvoeren van activiteiten gericht
op het bestrijden van calamiteiten, crises
en verstoringen van de openbare orde 0 0 0 0 0
Totaal baten 350 350 350 350 350
Saldo lasten en baten 42.305 30.387 28.887 28.837 28.837
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 42.305 30.387 28.887 28.837 28.837
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Uitvoeren van activiteiten gericht op het voorkomen van calamiteiten, crises en
verstoringen van de openbare orde
De begrote lasten in 2013 nemen met 0,66 miljoen euro toe ten opzichte van 2012. Het verschil komt onder meer
de volgende mutaties: door
• Een toename van per saldo 0,382 miljoen euro vanwege de overheveling van budget vanuit de andere
restatiedoelstellingen voor onder andere de exploitatiekosten van het cameratoezicht in het stationsgebied. p
• en afname van 0,173 miljoen euro door de bezuiniging op het uitkijken van camerabeelden. E• Een toename van 0,478 miljoen euro vanwege de overgang van de gebiedsmanagers en medewerkers veiligheid
an Dienst Wijken naar de afdeling openbare orde en veiligheid. v
• Een afname van 0,08 miljoen euro door de besparing uit de Voorjaarsnota 2012 op de exploitatie en het uitkijken
an camera's. v
• Een afname van 0,037 miljoen euro door een bezuiniging op subsidies voor organisaties met veiligheidsactiviteiten
onder andere Halt en Slachtofferhulp). (
• Een afname van 0.012 euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
186
187
De begrote inkomsten uit leges voor vergunningen (onder andere drank en horeca) bedragen 0,350 miljoen euro.
Prestatiedoelstelling 2.1.2: Uitvoeren van activiteiten gericht op het bestrijden van calamiteiten, crises en
verstoringen van de openbare orde
De begrote lasten nemen in 2013 af met 12,6 miljoen euro ten opzichte van 2012. Dit komt hoofdzakelijk doordat
deze prestatiedoelstelling in 2012 was opgehoogd met een administratieve stelpost van de Bestuurs- en Concerndienst
van 11 miljoen euro. De stelpost betreft budgetten voor onder meer de ICT investeringsagenda, looncompensatie en
taakstellingen. Met ingang van 2013 is deze stelpost nagenoeg verdeeld. Daarnaast nemen de begrote lasten in 2013
met 0,665 miljoen euro af door de bezuiniging op de Veiligheidsregio Utrecht die nog niet was verwerkt in de
(nominale) begroting 2012. De begrote lasten nemen in 2013 verder af met 0,529 miljoen euro, en vanaf 2014 met
1,205 miljoen euro, als gevolg van de besparing op het beschikbare budget voor het functioneel leeftijdsontslag van
brandweerpersoneel (oude regeling en een regeling voor overgangsrecht). Tenslotte nemen de lasten met 0,08 miljoen
euro af als gevolg van de reorganisatie van de afdeling openbare orde en veiligheid en als gevolg van de technische
verwerking van de taakstelling inkoop van 0,435 miljoen euro op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie
het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Programmastructuur
Cultuur
Utrecht is een aantrekkelijke cultuurstad met
internationale allure.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Utrecht is een aantrekkelijke
cultuurstad met internationale allure
voor kunstenaars, bewoners,
ondernemers en bezoekers.
1.1 Utrecht kent een veelzijdig, artistiek
interessant aanbod en bloeiend
productieklimaat, wat zichtbaar wordt op
een verscheidenheid aan locaties in de
gehele stad.
40.537
1.2 Utrecht kent een breed, divers
samengesteld publiek van kenners en niet-
kenners, dat deelneemt aan het culturele
leven in de stad, op locaties in zowel de
binnenstad als de verschillende wijken.
4.671
1.3 De culturele betekenis maakt Utrecht
tot een aantrekkelijke stad, zowel lokaal,
nationaal als internationaal.
2.687
Bedragen zijn in duizenden euro's.
188
1.10 Cultuur
Algemene programmadoelstelling
Het programma Cultuur draagt bij aan de profilering van Utrecht als stad van kennis en cultuur. De stad is een
aantrekkelijke en gastvrije ontmoetingsplaats, met internationale allure, broedplaats van talent. Het programma
draagt hieraan bij door zich te richten op een veelzijdige programmering, een bloeiend productieklimaat, een brede
samenstelling van publiek en de route naar de viering van 300 jaar Vrede van Utrecht in 2013 en Culturele Hoofdstad
van Europa in 2018.
In 2013 start de nieuwe cultuurnotaperiode 2013-2016, waarin Rijk, provincie en landelijke fondsen fors bezuinigen.
Utrecht zet zich in om desondanks de culturele infrastructuur op een kwalitatief hoog peil te houden. 2013 is ook een
feestelijk jaar: stad en provincie vieren 300 jaar Vrede van Utrecht met een groots, internationaal opgezet programma
en creëren daarmee een belangrijke opstap naar Europese Culturele Hoofdstad 2018. Begin 2013 wordt duidelijk of
Utrecht de preselectie hiervoor heeft gehaald. In 2013 zal ook het Centraal Museum verzelfstandigen en ontstaat de
nieuwe organisatie Muziekpaleis.75
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Cultuurvisie 2012-2022: Open Ruimte
Bestemming Utrecht, stad van kennis en cultuur
Beleidsplan Fonds Stadsverfraaiing 2013-201676
Startdocument Kunst in het Stationsgebied
Nota Kapitaalgoederen 2011-2014
Subdoelstelling 1.1: Utrecht kent een veelzijdig, artistiek interessant aanbod en bloeiend productieklimaat, wat zichtbaar wordt op een verscheidenheid aan locaties in de gehele stad
75 Naar aanleiding hiervan onderzoeken wij of prestatiedoelstelling 1.1.2 per 2014 eventuele aanpassing behoeft. 76 Wordt eind 2012 ter besluitvorming worden voorgelegd.
Wat willen we bereiken?
E1.1. Een breedschalig scala van culturele
instellingen/makers produceert en
programmeert een veelzijdig, divers,
artistiek interessant aanbod op diverse
locaties in de gehele stad.
Wat gaan we daarvoor doen?
P1.1.1 Het faciliteren van artistiek interessante
activiteiten van Utrechtse makers en culturele
instellingen op diverse locaties in de gehele stad
Subdoelstelling 1.1
Programmering en Productie: Utrecht kent een
veelzijdig, artistiek interessant aanbod en
bloeiend productieklimaat, wat zichtbaar
wordt op een verscheidenheid aan locaties in
de gehele stad.
P1.1.2 Muziekcentrum Vredenburg en het Centraal
Museum programmeren een veelzijdig, divers,
artistiek interessant aanbod.
189
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Een breedschalig scala van culturele instellingen/makers produceert en programmeert een veelzijdig, divers, artistiek
interessant aanbod op diverse locaties in de gehele stad.
Een bloeiend productieklimaat en Rijk cultureel aanbod – in alle kunstdisciplines, groot- en kleinschalig, traditioneel en
vernieuwend, toegankelijk en verkennend – dragen bij aan de culturele dynamiek en veelzijdigheid van het culturele
leven in de stad en daarmee aan de landelijke en internationale betekenis van Utrecht als cultuurstad. Diversiteit in
producerende en programmerende culturele organisaties bevordert de kwaliteitsontwikkeling en het publieksbereik
van dit aanbod.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wij faciliteren voldoende goed toegeruste culturele accommodaties, zowel in de binnenstad, naoorlogse wijken als
Leidsche Rijn, en artistiek aantrekkelijke productie- en programmeringsactiviteiten van Utrechtse culturele
instellingen/makers. Met goede faciliteiten willen wij zowel jonge talentvolle makers als makers die zich met kwalitatief
interessant werk inmiddels hebben bewezen voor de stad behouden.
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Het faciliteren van artistiek interessante activiteiten van Utrechtse makers en culturele instellingen op diverse locaties
in de gehele stad.
• Uitvoering afspraken Cultuurnota 2013-2016 over producerende en programmerende instellingen.
• Wij ondersteunen Stadsschouwburg Utrecht op basis van de gemaakte afspraken over verzelfstandiging en het
ngediende beleidsplan 2013-2016. i
• ij ondersteunen nieuwe talenten en ontwikkelingen in diverse disciplines/thema's met eenmalige subsidies. W• tart aanbesteding en – afhankelijk van verwerving grond – start bouw Castellum Hoge Woerd (Leidsche Rijn). S• ij zijn voornemens de aanbesteding van bouw Bibliotheek ++ (Smakkelaarsveld) te starten. W• We stimuleren de ontwikkeling van broedplaatsen met daarbij aandacht voor binnenstedelijke locaties in
ntwikkeling, zoals Rotsoord. o
• Her)bouw Cultuurhuis Cereol (Oog in Al), streven oplevering eind 2013. (• We stellen Oud Amelisweerd open voor publiek door middel van oprichting van Museum Oud Amelisweerd, waarbij
het historische landgoed, chinees behang en de Armando-collectie worden gecombineerd.
Prestatiedoelstelling 1.1.2
Muziekcentrum Vredenburg en het Centraal Museum programmeren een veelzijdig, divers, artistiek interessant
aanbod.
Van de grote podia verwachten wij dat zij actief zijn daar waar de drie lijnen uit onze cultuurvisie – stad als podium,
creatieve ruimte en leeromgeving – samenvallen.
Wij geven uitvoering aan besluitvorming over de verzelfstandiging van het Centraal Museum. De Muziekpaleis-partners
werken aan inrichting gebouw en de exploitatieorganisatie, hierbij is 'Ondernemingsplan Muziekpaleis' richtinggevend.
In 2013 is de verwachte bouwkundige oplevering van het Muziekpaleis en zal het laatste volledige kalenderjaar op de
tijdelijke locaties worden geprogrammeerd. We streven naar consolidering bezoekcijfers op niveau 2012 en waar
mogelijk uitbouwen.
190
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Percentage Utrechters
dat cultureel aanbod
waardeert op stedelijk
niveau Inwonersenquête 85% (2009) 80% 86% ≥80% ≥80%
E1.1.2
Percentage Utrechters
dat cultureel aanbod
waardeert op
buurtniveau Inwonersenquête
43,4%
(2009) 44% 43% 44% ≥45%
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal lang- en
meerjarig gesubsi-
dieerde instellingen Subsidiestaat 60 (2009) 60 62 ≥ 6077 ≥ 60
P1.1.2
Aantal gehonoreerde
projectaanvragen
Civision (subsidie
softwaresysteem) 117 (2009) 197 134 pm78 pm
P 2.1.2
Aantal concerten /
verhuringen MCV MCV 357 (2009) 317 340 336 pm79
P2.1.3
Aantal tentoonstellingen
CM CM 14 (2009) 14 2580 pm81
pm
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Faciliteren activiteiten 15.183 20.488 19.952 19.919 19.856
P1.1.2 Programmeren 31.539 20.049 22.241 20.049 20.049
Totaal lasten 46.722 40.537 42.194 39.968 39.905
Baten
P1.1.1 Faciliteren activiteiten 0 0 0 0 0
P1.1.2 Programmeren 11.517 6.450 6.450 6.450 6.450
Totaal baten 11.517 6.450 6.450 6.450 6.450
Saldo lasten en baten 35.204 34.078 35.744 33.519 33.455
77 Afhankelijk van definitieve subsidie-inzet cultuurnotaperiode 2013-2016, besluitvorming vindt dit najaar plaats. 78 Zoals omschreven in de Cultuurvisie 2012-2022 'Open Ruimte' vindt per 2013 een herijking van de
subsidiesystematiek plaats, waaronder de subsidieregelingen voor eenmalige projecten. Wij zijn voornemens de
disciplinaire benadering los te laten om plaats te maken voor (een) integrale doelstelling(en). Eind 2012 zullen wij
hiervoor een voorstel presenteren. 79 Muziekcentrum Vredenburg gaat over in de nieuwe organisatie Muziekpaleis. 80 De verdubbeling van het aantal tentoonstellingen door het Centraal Museum in 2011 ten opzichte van 2010 zit in
het feit dat het museum veel kleine projecten heeft gerealiseerd die niet allemaal waren begroot, en als aparte
presentatie zijn gerekend. Voorbeelden zijn een presentatie van de gevelstenen in de Nicolaïkerk en een reeks
presentaties van recente aanwinsten. 81 Het Centraal Museum zal in 2013 verzelfstandigen.
191
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 8 0 0 0 0
Onttrekking reserves 2.067 67 67 1.067 1.067
Saldo na mutaties reserves 33.145 34.021 35.677 32.452 32.388
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Faciliteren activiteiten
De lasten nemen in 2013 toe met 5,3 miljoen euro. Een toename van 6,5 miljoen euro ontstaat doordat met de
verzelfstandiging van de Stadsschouwburg het budget verschuift van 'programmeren' naar 'faciliteren activiteiten'. Het
budget is bestemd voor de subsidie aan de stadsschouwburg. Deze verschuiving heeft al in 2012 plaatsgevonden maar
was nog niet zichtbaar in de nominale begroting. Daarnaast lijken de lasten met 2 miljoen euro te zijn verlaagd omdat
in 2012 onterecht een onttrekking aan de reserve stond geprogrammeerd. In 2012 is dit na de nominale begroting
gecorrigeerd waardoor de begrote lasten in 2012 verlaagd zijn met 2 miljoen euro. De daling van de lasten van
0,026 miljoen euro wordt veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. Verder worden de lasten met
0,5 miljoen euro verhoogd door incidentele ophoging voor afbouwverplichtingen cultuurconvenant.
Prestatiedoelstelling 1.1.2: Programmeren
De verzelfstandiging Stadsschouwburg heeft ook tot gevolg dat onder 'programmeren' de lasten afnemen met
12,5 miljoen euro en de baten met 6 miljoen euro. Het saldo van 6,5 miljoen euro is de basis voor de subsidie. Deze
verschuiving heeft al in 2012 plaatsgevonden maar was nog niet zichtbaar in de nominale begroting. De overige
verschillen onder 'programmeren' worden veroorzaakt door de periodieke actualisering van de werkbegroting van het
Muziekcentrum Vredenburg.
192
Subdoelstelling 1.2: Utrecht kent een breed, divers samengesteld publiek van kenners en niet-kenners, dat deelneemt aan het culturele leven in de stad, op locaties in zowel de binnenstad als de verschillende wijken
Subdoelstelling 1.2
Participatie: Utrecht kent een
breed, divers samengesteld
publiek van kenners en niet-
kenners, dat deelneemt aan het
culturele leven in de stad, op
locaties in zowel de binnenstad
als de verschillende wijken.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.2.1
Een breed publiek van kenners en niet-kenners afkomstig uit Utrecht en daarbuiten neemt deel aan en/of voelt zich
betrokken bij het culturele leven in de stad.
Een zo divers mogelijk samengesteld publiek van kenners en niet-kenners afkomstig uit Utrecht en daarbuiten neemt
in actieve en/of passieve vorm deel aan het culturele leven.
Wat gaan we daarvoor doen?
Aandacht voor topcultuur en nieuw talent gaat hand in hand met aandacht voor culturele diversiteit, cultuurparticipatie
en cultuur in de wijk.
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Het bevorderen van (actieve) cultuurparticipatie en een brede deelname in het aanbod zoals geprogrammeerd en
geproduceerd door Utrechtse makers/instellingen.
• Uitvoering afspraken Cultuurnota 2013-2016 over instellingen gericht op participatie.
• Ondersteuning Stichting Cultuurpromotie Utrecht: de activiteiten van SCU dragen bij aan het culturele klimaat,
romotie van de stad en het profiel van Utrecht als stad van kennis en cultuur. p
• Het Programma Cultuurparticipatie eindigt in 2012. Per 2013 start het Rijk het programma 'Cultuureducatie met
Kwaliteit', waarbij we de rijksbijdrage matchen. De focus ligt op het ontwikkelen en uitvoeren van de leerlijn
reatief vermogen in samenwerking met culturele instellingen en het onderwijs. c
• ij continueren de uitvoering van het Jeugdcultuurfonds Utrecht. W• e starten met de voorbereidingen voor de Europese Brassband Kampioenschappen 2018. W• e Kunstuitleen zal per 2013 verzelfstandigden. D• Ondersteunen van amateurkunstorganisaties (basissubsidies).
Wat willen we bereiken? P1.2.1 Het bevorderen van (actieve)
cultuurparticipatie en een brede deelname
in het aanbod zoals geprogrammeerd en
geproduceerd door Utrechtse
makers/instellingen.
E1.2.1. Een breed publiek van kenners en
niet-kenners afkomstig uit Utrecht en
daarbuiten neemt deel aan en/of voelt zich
betrokken bij het culturele leven in de stad.
193
• Kunst in het Stationsgebied organiseert een grote internationale kunstmanifestatie in Hoog Catharijne en op station
Utrecht Centraal. 30 kunstenaars proberen op een van de drukste plekken van Nederland vat te krijgen op onze
eranderende wereld en onze rol daarin. Het project is onderdeel van de viering Vrede van Utrecht. v
• We onderzoeken mogelijkheden om de activiteiten van Stichting Utrechts Museumkwartier – het bevorderen van
samenwerking en bekendheid van Utrechtse musea – te ondersteunen.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Percentage Utrechters
dat minstens 1x per
jaar een culturele
activiteit bezoekt Inwonersenquête 87% (2009) 89% 86%82 ≥ 85% ≥ 85%
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Aantal bezoekers aan
gemeentelijke diensten
en gesubsidieerde
instellingen (in
miljoenen) Jaarverslagen
1,8 miljoen
euro (2009)
1,8
miljoen
euro
1,8
miljoen
euro
≥ 1,5
miljoen
euro83 pm
P1.2.2
Aantal leden van de
gesubsidieerde amateur
kunstverenigingen
Civision (subsidie
softwaresysteem)
3791
(2009) 3.940 3.829 ≥ 3.500 ≥ 3.500
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Cultuurparticipatie 5.072 4.671 4.652 4.632 4.612
Totaal lasten 5.072 4.671 4.652 4.632 4.612
Baten
P1.2.1 Cultuurparticipatie 32 159 159 159 159
Totaal baten 32 159 159 159 159
Saldo lasten en baten 5.040 4.513 4.493 4.473 4.453
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 268
Onttrekking reserves 266
Saldo na mutaties reserves 5.041 4.513 4.493 4.473 4.453
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
82 De daling ten opzichte van 2010 ligt volledig bij Utrechters met een laag inkomen. De cultuurdeelname van midden
en hoge inkomens is gelijk gebleven. 83 Op basis van landelijke trends en in afwachting van definitieve uitkomst cultuurnota 2013-2016 is deze prognose
naar beneden bijgesteld.
194
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Cultuurparticipatie
De totale lasten bij participatie nemen af met 0,4 miljoen euro. De rijksbijdrage voor cultuureducatie is door
onduidelijkheid over de exacte bijdrage nog niet opgenomen. Hierdoor nemen de lasten af met 0,326 miljoen euro.
Een verdere afname van de lasten van 0,154 miljoen euro bestaat uit diverse kleine verschillen zoals loon- en
prijscompensatie en verschillen in doorbelasting. De toename van 0,08 bij de lasten en de toename van 0,12 miljoen
euro bij de baten is ontstaan bij de kunstuitleen en zal bij de verzelfstandiging van de bibliotheek meegenomen
worden.
Subdoelstelling 1.3: De culturele betekenis maakt Utrecht tot een aantrekkelijke stad, zowel lokaal, nationaal als internationaal
Subdoelstelling1.3
Internationalisering: De culturele
betekenis maakt Utrecht tot een
aantrekkelijke stad, zowel lokaal,
nationaal als internationaal.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.3.1
Het vergroten van de lokale en (inter)nationale culturele betekenis van Utrecht.
Cultuur werkt als een magneet, zowel binnen als buiten de stadsgrenzen, voor onder andere bewoners, kunstenaars,
bezoekers, ondernemers. Mede dankzij het rijke culturele aanbod behoort Utrecht met Amsterdam tot de twee meest
aantrekkelijke steden van het land. Deze positie willen wij graag behouden, versterken en ook internationaal aan
betekenis laten winnen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Belangrijkste speerpunten de komende jaren zijn de viering van 300 jaar Vrede van Utrecht in 2013 en Culturele
Hoofdstad van Europa in 2018.
Prestatiedoelstelling 1.3.1
Het faciliteren van een breed scala aan culturele activiteiten in (opmaat naar) 2013 en het voorbereiden van de bidding
voor Culturele Hoofdstad van Europa 2018.
Ondersteuning Stichting Vrede van Utrecht, samen met de provincie, voor 'The art of making peace': het internationale
cultuurevenement waarmee 300 jaar Vrede van Utrecht wordt gevierd. Het programma speelt zich af in de periode
Wat willen we bereiken? P1.3.1 Het faciliteren van een breed scala
aan culturele activiteiten in (opmaat naar)
2013 en het voorbereiden van de bidding
voor Culturele Hoofdstad van Europa 2018.
E1.3.1 Het vergroten van de lokale en
(inter)nationale culturele betekenis van
Utrecht.
195
11 april – 21 september. De Stichting Vrede van Utrecht coördineert en organiseert de totstandkoming van het bidbook
2018 in samenwerking met stad, provincie, instellingen, universiteit en alle andere partners. Begin 2013 wordt
duidelijk of Utrecht de preselectie heeft gehaald, eind 2013 is bekend welke stad de titel mag dragen.
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.3.1
Landelijke positie als
aantrekkelijke stad
op grond van
cultureel aanbod
Atlas voor
Gemeenten 3 (2009)84 3 3 Positie top 3 Positie top 3
Prestatie-indicatoren:
P1.3.1
Aantal activiteiten St.
Vrede van Utrecht Jaarverslag 94 (2010) 94 143 200 n.v.t.85
P1.3.2
Waarvan met een
internationale
component Jaarverslag 19 (2010) 19 31 50 n.v.t.
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.3.1 Internationalisering 2.883 2.687 1.087 1.087 1.087
Totaal lasten 2.883 2.687 1.087 1.087 1.087
Baten
P1.3.1 Internationalisering 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 2.883 2.687 1.087 1.087 1.087
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 1.540 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.343 2.687 1.087 1.087 1.087
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
84 In de Atlas voor Gemeenten neemt Utrecht wat betreft woonaantrekkelijkheid de tweede plaats van het land in.
Gespecificeerd op basis van het cultureel aanbod bekleedt Utrecht de derde positie van Nederland. Sinds 2009 is dit
onveranderd. In de begroting 2012 is bij de indicator (nulmeting en realisatie 2009 en 2012) abusievelijk de tweede
plaats aangegeven. 85 Na viering van de Vrede van Utrecht in 2013 wordt de organisatie afgebouwd.
196
197
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.3.1: Internationalisering
In verband met uitputting van de reserve Vrede van Utrecht is in het collegeprogramma besloten in 2013 eenmalig het
budget op te hogen met 1,6 miljoen euro. De lasten nemen met 0,196 miljoen euro af. Door de herverdeling
groeibudget worden de lasten verlaagd met 0,3 miljoen euro. Daarnaast nemen de lasten toe met 0,044 miljoen euro
door prijscompensatie en met 0,06 miljoen euro doordat de eenmalige verhoging van het budget hoger is dan de
jaarlijkse onttrekking van de voorgaande jaren.
Programmastructuur
Sport
In Utrecht staat jouw talent centraal
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1 Plannen, ontwikkelen en exploiteren
van voldoende kwalitatief goede
voorzieningen.
1.1 Voldoende kwalitatief goede en
toegankelijke basisvoorzieningen.
558
1.2 Utrechtse zwembaden van goede
kwaliteit.
9.612
1.3 Utrechtse sportparken en sporthallen
van goede kwaliteit.
20.583
2 Zoveel mogelijk Utrechters sporten
en bewegen en vinden en ontwikkelen
zo hun eigen talent.
2.1 Meer Utrechters sporten en bewegen in
een goede sportinfrastructuur bij
verenigingen (vooral in de Krachtwijken).
2.047
2.2 Utrechters met een beperking hebben
voldoende mogelijkheden tot sporten.
0
3 Utrecht is een aantrekkelijke stad
voor topsport, topsporters en
topsporttalenten.
3.1 Bevorderen van topsport –
talentontwikkeling door het versterken van
de topsport(infra)structuur en faciliteren
van (top)sportevenementen.
1.546
Bedragen zijn in duizenden euro's.
198
1.11 Sport
Algemene programmadoelstelling
In Utrecht staat jouw talent centraal.
2013 is voor de Utrechtse sport een bijzonder jaar. Niet alleen talenten uit Utrecht staan dan centraal, maar uit geheel
Europa. Van 14 – 19 juli vindt het European Youth Olympic Festival in Utrecht plaats, 2500 atleten tussen de 13 - 18
jaar uit 49 Europese landen strijden met elkaar om de prijzen in negen verschillende takken van sport. Dit evenement
past uitstekend in de uitgangspunten van de Sportnota 2011 – 2016 en de ambities van Utrecht als stad van kennis en
cultuur. Het biedt de mogelijkheid Utrecht internationaal op de kaart te zetten, vormt een belangrijke basis voor
samenwerking met het bedrijfsleven en andere partners in de stad en biedt de kans om een goed legacy programma
op te stellen met topsport als vliegwiel voor de breedtesport.
Talentontwikkeling is mogelijk als er voor iedereen een goede basis aanwezig is voor sport en bewegen. In 2013 geven
we deze basis een impuls met extra inzet van buurtsportcoaches voor Sport in de Wijk en een optimale samenwerking
tussen de verschillende sportprofessionals. De Harten voor Sport met goede voorzieningen in de verschillende wijken
staan daarbij centraal. Om in samenwerking met de sportverenigingen, welzijn, onderwijs, gezondheid het sporten en
bewegen te stimuleren.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Sportnota 2011 – 2015
Meerjarenperspectief Utrechts Vastgoed
Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011 - 2014
Subdoelstelling 1.1: Voldoende kwalitatief goede en toegankelijke basisvoorzieningen.
Subdoelstelling 1.1
Voldoende kwalitatief goede en
toegankelijke basisvoorzieningen.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Utrecht ontwikkelt basisvoorzieningen voor sport. Basisvoorzieningen zijn sportvoorzieningen, die voor de markt
onrendabel zijn te realiseren en exploiteren en die tegen een maatschappelijk aanvaardbaar tarief aangeboden worden.
Om meer Utrechters te laten sporten en bewegen zijn goed ingerichte en bereikbare sportaccommodaties een
randvoorwaarde. Daarom investeert Utrecht in voldoende basisaccommodaties per wijk, uitnodigende multifunctionele
accommodaties, realisatie van één hoogwaardig sport – en beweegveld in elke wijk en optimale toegankelijkheid van
nieuwe accommodaties. De wachtlijsten bij voetbal, hockey en tennis zullen in samenwerking met de VSU verder
E1.1. Meer inwoners zijn tevreden over de
sportvoorzieningen in de stad. P1.1 Plannen en ontwikkelen van
zeskwalitatief goede voorzieningen.
199
worden aangepakt. Subdoelstelling 1.1 gaat in op het plannen en ontwikkelen van voorzieningen en de
subdoelstellingen 1.2 en 1.3 op beheer en exploitatie daarvan.
Effectdoelstelling 1.1
Meer inwoners zijn tevreden over de sportvoorzieningen in de stad.
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1
Plannen en ontwikkelen van zes kwalitatief goede voorzieningen.
De belangrijkste projecten in 2013 zijn:
• Leidsche Rijn
De laatste fase herontwikkeling sportpark Fletiomare-Oost in Leidsche Rijn bestaat uit een gedeeltelijke
herschikking van de aanwezige sportvelden, het uitbreiden van de parkeervoorzieningen en vervanging van de
terk verouderde kleed- en clubgebouwen. s
• Vleuten-De Meern
Sportzaal De Marezaal in de kern van de Meern is sterk verouderd en wordt herbouwd. Daarmee voldoet de
ccommodatie weer aan de hedendaagse eisen en verwachtingen. a
• Zuidwest
Op sportpark Aziëlaan in Kanaleneiland realiseren we in samenwerking met IKEA een sportcomplex met twee
oetbalvelden op het dak van de parkeergarage. v
• Zuid
In de wijk Hoograven wordt een nieuwe Brede School ontwikkeld. In het gebouw realiseren we tevens twee
ymzalen. g
• West
In 2012 is er gestart met de verbouwing van Aquacenter Den Hommel in Utrecht-West. De belangrijkste
aanpassingen worden gedaan aan de entree en de receptie. Tenslotte wordt het parkeerterrein aangepakt,
aardoor de route naar de entree veiliger wordt en tevens het toezicht verbetert. w
• Oost
In 2013 is de nieuwbouw van Zwembad Krommerijn gerealiseerd met een verbreed en gerenoveerd 50 meter bassin
en een nieuw gebouw waarin de Stichting Exploitatie Krommerijn Zwembad en daarmee ook de vereniging UZSC,
een verenigingsaccommodatie krijgt én circa 1.000 m2 wordt verhuurd aan een commerciële partij.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Tevredenheid bewoners
over sportvoorzieningen Inwonersenquête 71% (2008) 71% 70% 73% 75%
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal
basisvoorzieningen
Telling Utrechtse
Vastgoed
Organisatie (UVO) 101 (2008) 100 102 103 103
200
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Basisvoorzieningen 587 558 555 552 552
Totaal lasten 587 558 555 552 552
Baten
P1.1.1 Basisvoorzieningen 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 587 558 555 552 552
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 587 558 555 552 552
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Is niet van toepassing.
Subdoelstelling 1.2 Utrechtse zwembaden van goede kwaliteit.
Subdoelstelling 1.2
Utrechtse zwembaden van goede
kwaliteit.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Utrecht heeft vier zwembaden. Dit zijn de overdekte zwembaden Den Hommel, De Kwakel, Fletiomare en verenigings-
en buitenbad Krommerijn. Wij streven in onze dienstverlening naar schone en sociaal veilige accommodaties, die door
onze klanten gewaardeerd worden. We willen de groei die we voorzien in het instructie - zwemmen opvangen door het
zwemwater van de Utrechtse zwembaden efficiënter in te zetten.
P1.2.1 Exploitatie en beheer vier Utrechtse
zwembaden naar tevredenheid bezoekers. E1.2.1 Stabiliseren van het bezoekersaantal
van de vier Utrechtse zwembaden.
201
Effectdoelstelling 1.2
Exploitatie en beheer 4 Utrechtse zwembaden naar tevredenheid bezoekers.
Wat gaan we daarvoor doen?
In de komende jaren zal de vraag naar ruimte voor instructie - zwemmen toe blijven nemen. Om de vraag op te kunnen
vangen streven we op prime - time naar een optimale bezetting, blijven we ons focussen op initiatieven voor nieuwe
zwemmethodieken en breiden we de weekend- en voorschoolse lessen uit. In 2013 blijven de Utrechtse binnenbaden
voldoen aan het Keurmerk Veilig en Schoon. Het Keurmerk Veilig & Schoon behelst een strenge en complete toetsing
op basis van alle zwembad wet- en regelgeving. De toetsing wordt jaarlijks uitgevoerd door een onafhankelijk instituut.
Prestatiedoelstelling 1.2
Stabiliseren van het bezoekersaantal van de 4 Utrechtse zwembaden.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
Gemiddeld cijfer
Klanttevredenheids-
onderzoek zwembaden Onderzoek UVO 7.2 (2008) - 7.786 7.387
7.3
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Bezoekersaantal
zwembaden Telling UVO 716.000 724.000 629.000 720.000 720.000
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Zwembaden 10.938 9.612 9.605 9.605 9.605
Totaal lasten 10.938 9.612 9.605 9.605 9.605
Baten
P1.2.1 Zwembaden 2.848 2.848 2.848 2.848 2.848
Totaal baten 2.848 2.848 2.848 2.848 2.848
Saldo lasten en baten 8.089 6.764 6.757 6.757 6.757
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 70 70 70 70
Saldo na mutaties reserves 8.089 6.694 6.687 6.687 6.687
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
86 Klanttevredenheidscijfer van het onderdeel schoolzwemmen. 87 landelijk gemiddelde score.
202
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe.
Prestatiedoelstelling 1.2.1: Zwembaden
De lasten dalen met 1,2 miljoen euro in 2013 als gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de dienst
ondersteuning. Het budget is nu in geheel zichtbaar bij het programma Algemene Ondersteuning. Doordat
overheadbudgetten zijn overgegaan van de beleidsprogramma's naar het programma Algemene Ondersteuning.
Daarnaast wordt 0,11 miljoen euro veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De onttrekking uit de reserve vaste activa is bestemd voor gereed gekomen investeringen.
Subdoelstelling 1.3 Utrechtse sportparken en sporthallen van goede kwaliteit.
Subdoelstelling 1.3
Utrechtse sportparken en
sporthallen van goede kwaliteit.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
We willen kwalitatief hoogstaande sportvoorzieningen met een brede spreiding over de stad, waarbij vraag en aanbod
goed op elkaar aansluiten. Daarnaast streven we naar het in goede conditie houden van de accommodaties met een
optimale bezettingsgraad.
Effectdoelstelling 1.3.1
In stand houden van de kwaliteit van onder ISA Sportkeur aangelegde sportparken.
Effectdoelstelling 1.3.2
Handhaven van het kwaliteitsniveau van de sporthallen die ingericht zijn naar de eisen van NOC * NSF.
Wat gaan we daarvoor doen?
De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in capaciteit en kwaliteit van onze sportaccommodaties. Met de ontwikkelingen
in 2013 voldoen we in Utrecht aan de huidige behoefte aan sportvoorzieningen. Het bezettingsresultaat van onze
sportaccommodaties zal in de komende jaren nog enigszins stijgen vanwege het toenemend aantal inwoners.
Daarnaast geven we sturing aan de toename van gebruik door bijvoorbeeld vanuit de Harten voor Sport de
sportparticipatie te verhogen, zie tevens subdoelstelling 2.1. We willen het huidige kwaliteitsniveau behouden.
E1.3.1 In stand houden van de kwaliteit van
onder ISA Sportkeur aangelegde
sportparken.
P1.3.1 Realiseren en renoveren van velden
en de mogelijkheden benutten voor aanleg
van nieuwe ondergronden. E1.3.2 Handhaven van het kwaliteitsniveau
van de sporthallen die ingericht zijn naar de
eisen van het NOC & NSF.
P1.3.2 Exploitatie en beheer van vijftien
sporthallen naar tevredenheid bezoekers.
203
Intensiever gebruik zal in de toekomst waarschijnlijk leiden tot meer onderhoud door slijtage. We geven uitvoering aan
de acties uit de beleidsnotitie Volkstuinen 2012 – 2014.
Prestatiedoelstelling 1.3.1
Realiseren en renoveren van velden en de mogelijkheden benutten voor aanleg van nieuwe ondergronden.
Prestatiedoelstelling 1.3.2
Exploitatie en beheer van vijftien sporthallen naar tevredenheid bezoekers.
Indicatoren subdoelstelling 1.3
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren: 2008
E1.3.1
Bezettingsgraad
buitenaccommodaties Telling UVO 77% 77% 77% 78% 78%
E1.3.2
Bezettingsgraad
binnenaccommodaties Telling UVO 59% 61% 60% 62% 64%
Prestatie-indicatoren:
P1.3.1
Sportoppervlak
realisatie/renovatie per
jaar in m2 Meting UVO 62.000 89.000 64.700 50.000 50.000
P1.3.2
Aantal sporthallen
ingericht naar eisen
NOC * NSF Telling UVO 14 15 15 15 15
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.3.1 Buitenaccommodaties 9.531 9.840 9.605 9.605 9.605
P1.3.2 Binnenaccommodaties 12.091 10.743 9.794 9.794 9.794
Totaal lasten 21.622 20.583 20.520 20.520 20.520
Baten
P1.3.1 Buitenaccommodaties 1.240 1.284 1.284 1.284 1.284
P1.3.2 Binnenaccommodaties 2.662 2.712 2.712 2.712 2.712
Totaal baten 3.902 3.996 3.996 3.996 3.996
Saldo lasten en baten 17.720 16.587 16.524 16.524 16.524
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 49 48 48 48 48
Onttrekking reserves 0 967 967 967 967
Saldo na mutaties reserves 17.769 15.668 15.605 15.605 15.605
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
204
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.3.1: Buitenaccommodaties
De lasten stijgen per saldo met 0,7 miljoen euro door een stijging van de kapitaallasten voor gereedgekomen
investeringen met 1,2 miljoen euro en 0,42 miljoen euro lastendaling wordt veroorzaakt door de technische
verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4
Financieel beeld.
Prestatiedoelstelling 1.3.2: Binnenaccommodaties
De lasten dalen per saldo met 1,2 miljoen euro door de verschuiving van de kapitaallasten van de multifunctionele
accommodatie Nieuw Welgelegen voor 0,6 miljoen euro naar het programma Vastgoed en 0,18 miljoen euro wordt
veroorzaakt door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze prestatiedoelstelling. Voor meer
informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De toevoeging aan de reserve betreft de vervanging van de grasmat op sportpark Zoudenbalch (0,05 miljoen euro) en
de onttrekking is voor gereed gekomen investeringen (1,0 miljoen euro).
Subdoelstelling 2.1 Meer Utrechters sporten en bewegen in een goede sportinfrastructuur bij verenigingen (vooral in de Krachtwijken).
Subdoelstelling 2.1
Meer Utrechters sporten en bewegen
in een goede sportinfrastructuur bij
verenigingen (vooral in de
Krachtwijken).
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
We willen zoveel mogelijk Utrechters laten sporten en bewegen. We scharen ons achter de ambitie om in 2016 met en
sport- en beweegdeelname van 75% op Olympisch niveau te komen. Sport in de Wijk staat daarbij centraal waarbij we
extra aandacht hebben voor de Krachtwijken en de jeugd. Met de inzet van combinatiefunctionarissen wordt
aangesloten bij de Visie Brede School en vreedzame wijk en kunnen sportverenigingen worden versterkt. Met de Harten
voor Sport en de inzet van buurtsportcoaches / beweegmakelaars, verenigingsondersteuning en
verenigingsmanagement worden de sportvoorzieningen goed gebruikt, kan laagdrempelig sport- en beweegaanbod
dichtbij de burger zoveel mogelijk vanuit eigen kracht worden georganiseerd. Thorbecke park zal hiervoor als pilot
E2.1.1 Meer Utrechters vanaf 16 jaar doen
regelmatig aan sport. P2.1.1 Stimuleren en ondersteunen van
vernieuwende concepten binnen
sportverenigingen en sportinfrastructuur.
E2.1.2 Meer kinderen in Krachtwijken doen
aan sport en zijn lid van een vereniging.
P2.1.2 Versterken van de samenwerking
en activiteiten gericht op een grotere
sportdeelname van de Jeugd.
E2.1.3 Utrechters zijn tevreden over de
sportvoorzieningen (gebruik en aanbod) in
hun wijk en / of buurt.
P2.1.3 Realiseren van een goed gebruik
van sportvoorzieningen in wijk en / of
buurt.
205
dienen. Hierbij is de samenwerking met de sportverenigingen, anders georganiseerde sportaanbieders,
studentensport, welzijn, onderwijs, gezondheid cruciaal.
Effectdoelstelling 2.1.1
Meer Utrechters vanaf 16 jaar doen regelmatig aan sport.
Effectdoelstelling 2.1.2
Meer kinderen in Krachtwijken doen aan sport en zijn lid van een vereniging.
Effectdoelstelling 2.1.3
Utrechters zijn tevreden over de sportvoorzieningen (gebruik en aanbod) in hun wijk en / of buurt.
Wat gaan we daarvoor doen?
De v
• Optimale afstemming en samenwerking tussen de verschillende sportprofessionals in de wijk. Vorm te geven via de
arten voor Sport in de verschillende wijken.
olgende activiteiten staan centaal:
H
• Versterken van de sportverenigingen samen met de VSU en via inzet van verenigingsondersteuning en
erenigingsmanagement. v
• Voor elke wijk / buurt een sport- en beweegplan op maat uitgaande van de vraag en toeleiding vanuit welzijn,
nderwijs en gezondheid. o
• Jeugdkaderopleidingen aanbieden binnen het Voortgezet Onderwijs voor inzet bij sportverenigingen en op
playgrounds.
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Stimuleren en ondersteunen van vernieuwende concepten binnen sportverenigingen en sportinfrastructuur.
Prestatiedoelstelling 2.1.2
Versterken van de samenwerking en activiteiten gericht op een grotere sportdeelname van de jeugd.
Prestatiedoelstelling 2.1.3
Versterken van een goed gebruik van sportvoorzieningen in de wijk en / of buurt.
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1 Sportdeelname > 16 jaar Utrecht Monitor 2009 68% 69% 70% 75%
E2.1.2
Jeugdsportdeelname
Overvecht Jeugdmonitor 2008 62% 69% 69% 71%
E2.1.2 Noordwest Jeugdmonitor 2008 72% 77% 77% 79%
E2.1.2 Zuidwest Jeugdmonitor 2008 67% 71% 71% 73%
E2.1.3
Tevredenheid
sportvoorzieningen in
de wijk Utrecht Monitor 60% 62% 64%
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
Verenigingen met
vernieuwende
sportconcepten Meting Sport n.v.t. n.v.t. 8 16
P2.1.3
Scholarships /
jeugdkaderopleidingen Meting Sport n.v.t. n.v.t. 2 4
206
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1 Sportdeelname > 16 jaar 944 888 888 888 888
P2.1.2 Jeugdsportdeelname 1.306 1.136 1.120 1.110 1.110
P2.1.3 Sportvoorzieningen wijk / buurt 234 23 23 23 23
Totaal lasten 2.484 2.047 2.032 2.021 2.021
Baten
P2.1.1 Sportdeelname > 16 jaar 0 0 0 0 0
P2.1.2 Jeugdsportdeelname 0 0 0 0 0
P2.1.3 Sportvoorzieningen wijk / buurt 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 2.484 2.047 2.032 2.021 2.021
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 250 25 25 25 25
Saldo na mutaties reserves 2.234 2.022 2.007 1.996 1.996
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.1.1: Sportdeelname >16 jaar
De lasten dalen door het wegvallen van incidentele middelen voor de subsidie sportverenigingen (0,2 miljoen euro) en
stijgen door een verschuiving tussen doelen vanuit sportvoorzieningen in de wijk (0,15 miljoen euro).
Prestatiedoelstelling 2.1.2: Jeugdsportdeelname
De lasten dalen door de verschuiving van de doorbelasting van apparaatskosten naar het programma Algemene
Ondersteuning (0,2 miljoen euro).
Prestatiedoelstelling 2.1.3: Sportvoorzieningen wijk/ buurt
De lasten dalen door een verschuiving tussen doelen naar Sportdeelname > 16 jaar (0,15 miljoen euro) en naar
bevorderen topsport (0,05 miljoen euro).
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De onttrekking uit de reserve sportstimulering verenigingsondersteuning is bestemd voor Sportdeelname > 16 jaar.
207
Subdoelstelling 2.2 Utrechters met een beperking hebben voldoende mogelijkheden tot sporten.
Subdoelstelling 2.2
Utrechters met een beperking
hebben voldoende mogelijkheden
tot sporten.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Wat willen we bereiken?
Het reguliere sport- en beweegaanbod is in de meeste gevallen niet toegesneden op deelname door mensen met een
functiebeperking. Zij vragen om een beweegaanbod 'op maat': een zeer divers aanbod met kwalitatief goede
begeleiding in toegankelijke accommodaties.
Effectdoelstelling 2.2.1: Aantal verenigingen met specifiek sportaanbod
Meer mogelijkheden voor sporten voor mensen met een beperking.
Wat gaan we daarvoor doen?
De v
• instens twee sportevenementen voor mensen met een beperking in het kader van EYOF. olgende activiteiten gaan we hiervoor ondernemen:
M
• itvoering van de pilot Sportconsulenten bij zorgorganisatie MEE. U
• ormalisering netwerk aangepast sporten: Utrecht 'Sport op Maat'. F
• Aansluiten bij de regionale website / zoekmachine voor aangepast sporten.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Aantal verenigingen met (O)GGz aanbod
Faciliteren en ondersteunen van initiatieven voor een breder sportaanbod voor mensen met een beperking.
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.2.1
Aantal verenigingen met
specifiek sportaanbod
Consulent
aangepast sporten 23 n.v.t. 23 32 38
Prestatie-indicatoren:
P2.2.1
Aantal verenigingen met
(O)GGz aanbod
Consulent
aangepast sporten 2012 n.v.t. 1 3 8
E2.2.1 Meer mogelijkheden voor sporten voor
mensen met een beperking. P2.2.1 Faciliteren en ondersteunen van
initiatieven voor een breder sportaanbod
voor mensen met een beperking.
208
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Sporten voor mensen met een
beperking 100 0 0 0 0
Totaal lasten 100 0 0 0 0
Baten
P2.2.1 Sporten voor mensen met een
beperking 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 100 0 0 0 0
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 100 0 0 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Sporten voor mensen met een beperking
De lasten dalen met 0,1 miljoen euro door een bij de 2e Technische Wijziging 2012 ten onrechte aangeleverde
begrotingswijziging. Bij de 2e technische Wijziging 2013 herstellen wij deze fout. Tevens stellen wij voor het
lastenbudget in 2013 en 2014 te verhogen door onttrekking aan de reserve Sportstimulering voor deze jaren
beschikbare middelen NASB. Het voor deze doelstelling beschikbare budget in 2013 bedraagt daarmee 0,315 miljoen
euro.
209
Subdoelstelling 3.1 Bevorderen van topsport – talentontwikkeling door het versterken van de topsport(infra)structuur en faciliteren van (top)sportevenementen.
Subdoelstelling 3.1
Utrecht is een aantrekkelijke stad
voor topsport, topsporters en
topsporttalenten.
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken?
Wat willen we bereiken?
Het realiseren van een optimaal topsportklimaat is een centrale ambitie van Utrecht op terrein van topsport. Utrecht
biedt met het EYOF in 2013 podium aan ruim 2500 jonge Europese sporters uit 49 landen, die met elkaar een
sportieve strijd aangaan op het hoogste niveau. Dat past bij die ambitie. Na de organisatie van het WK voetbal onder
20 in 2005, de finish van de etappe van de Giro d'Italia in 2010, is het EYOF 2013 het derde grote sportevenement
waarin Utrecht met een aantal partners samenwerkt aan de sportieve en internationale profilering van de stad. Het
bedrijfsleven, NOC * NSF, de provincie Utrecht, de Universiteit en Hogeschool van Utrecht zijn nauw betrokken bij de
organisatie van het EYOF 2013 en het daaraan gekoppelde side-events programma op sportief, cultureel en educatief
gebied. Die samenwerking is een belangrijke basis voor de acquisitie van andere (internationale ) topsportevenementen
voor Utrecht, waaronder een start van de Tour de France in 2014, 2015 of 2016. Daarnaast kan deze samenwerking
ingezet worden voor verdere verbetering van de positionering van het Nationaal Training Centrum Waterpolo en de
realisatie van het Nationaal Hockey Centrum op sportpark Maarschalkerweerd.
Effectdoelstelling 3.1.1: Aantal netwerkbijeenkomsten
Meer samenwerking met partners bij de ontwikkeling van de topsport(infra)structuur en (top)sportevenementen in de
stad.
Wat gaan we daarvoor doen?
• In samenwerking met tal van partners organisatie van het EYOF 2013 in Utrecht.
• In de aanloop naar de organisatie van het EYOF 2013 wordt in stad en regio een uitgebreid sportief, cultureel en
ducatief side-eventsprogramma georganiseerd. e
• Acquisitie en planontwikkeling start van de Tour de France in Utrecht in 2014, 2015 of 2016 en opbouw van een
trategische topsportevenementen - kalender voor de komende jaren. s
• Begeleiding van individuele topsporters en talenten woonachtig in Utrecht of sportend bij een Utrechtse vereniging
f talentcentrum. o
• Faciliteren van talentcentra: NTC Waterpolo, Regionaal Talent Centrum Basketbal, verkenning vestiging Nationaal
opsport Centrum Parazwemmen en ondersteuning vestiging van het een Nationaal Hockey Centrum. T
• Bijdragen aan het initiatief platform topsportevenementen waar partners uit de stad met elkaar kennis delen en
amenwerken. s
• Participatie en coördinatie gemeentelijke inbreng Olympisch Plan 2028.
P3.1.1 Behouden en uitbreiden van
(top)sportevenementen, ondersteunen van
verenigingen, topsporters, topsporttalenten
en vestiging talentencentra.
E3.1.1 Meer samenwerking met partners bij
de ontwikkeling van de
topsport(infra)structuur en
(top)sportevenementen in de stad.
210
211
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Ondersteuning topsporters
Behouden en uitbreiden van (top)sportevenementen, ondersteunen van verenigingen, topsporters, topsporttalenten en
vestiging talentencentra.
Indicatoren subdoelstelling 3.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E3.1.1
Aantal
netwerkbijeenkomsten Meting Sport n.v.t. n.v.t. n.v.t. 3 3
Prestatie-indicatoren:
P3.1.1
Ondersteuning
topsporters VSU 2012 n.v.t. n.v.t. 75 75
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P3.1.1 Bevordering topsport 1.545 1.546 1.038 1.032 1.032
Totaal lasten 1.545 1.546 1.038 1.032 1.032
Baten
P3.1.1 Bevordering topsport 0 0 0 0 0
Totaal baten 0 0 0 0 0
Saldo lasten en baten 1.545 1.546 1.038 1.032 1.032
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 40 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.505 1.546 1.038 1.032 1.032
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 3.1.1: Bevordering topsport
De lasten dalen vanaf 2014 in verband met het EOYF dat in 2013 plaatsvindt.
Programmastructuur
Gemeentelijk Vastgoed
Utrecht heeft voldoende, kwalitatief goed en
optimaal gespreid gemeentelijk vastgoed dat
activiteiten mogelijk maakt die bijdragen aan
de maatschappelijke doelstellingen van de
gemeente.
Doelstelling Subdoelstelling Kosten
1. Voldoende functionele gebouwen
en terreinen voor gemeentelijk
vastgoed dat activiteiten mogelijk
maakt die bijdragen aan de
doelstellingen van de gemeente.
1.1 Utrecht heeft voldoende optimaal
gebruikt gemeentelijk vastgoed, nu en in
de toekomst.
14.686
1.2 Het gemeentelijk vastgoed is goed
onderhouden.
3.077
2. Gemeentelijk vastgoed dat aansluit
bij de huidige en toekomstige wensen
van de gebruikers.
2.1 Utrecht heeft kwalitatief goede
(multifunctionele) accommodaties waarin
verschillende gebruikers naar tevredenheid
functioneren dan wel samenwerken.
908
2.2 Facilitair beheer voor een groeiend
aantal (multifunctionele) accommodaties
naar tevredenheid gebruikers.
2.727
Bedragen zijn in duizenden euro's.
212
1.12 Vastgoed
Algemene programmadoelstelling
Inleiding
Eén van de gemeentelijke doelmatigheidsmaatregelen (Via B) is het realiseren van een gemeentebrede
vastgoedorganisatie waarin de vastgoedexpertise en het beheer en de exploitatie van panden gebundeld wordt. Dit
heeft geresulteerd in de UVO (Utrechtse Vastgoed Organisatie).
De missie van de gemeente Utrecht is om activiteiten te accommoderen die een bijdrage leveren aan de Utrechtse
gemeentelijke doelstellingen van de verschillende beleidssectoren. De gemeente Utrecht levert efficiënte en optimale
vastgoeddienstverlening aan klanten, bestuur en beleid.
De gemeente Utrecht zal binnen Utrecht accommodaties beheren en (laten) realiseren met een maatschappelijke
omstwaarde in dienst van gemeentelijke beleidsdoelen. Dit doet zij door: toek
• et beoogde maatschappelijk rendement mogelijk te maken; h• et maatschappelijke vastgoed duurzaam en flexibel te laten functioneren; h• e ruimtelijke, functionele en financiële kwaliteit te optimaliseren; d• integraal portefeuillemanagement uit te voeren.
De gemeente Utrecht zal een actieve, ondernemende, klantgerichte en professionele rol spelen als het gaat om
vastgoed met een gemeentelijke beleidsdoelstelling. Dit ongeacht of zij daadwerkelijk zelf ontwikkelen, exploiteren en
beheren, dan wel samenwerken met of uitbesteden aan andere partijen. De gemeente Utrecht zal de ontwikkeling, het
beheer en de exploitatie vooral zelf ter hand nemen waar het gaat om wettelijke taken en basisvoorzieningen waarvoor
het aanbod op de markt te duur, onvoldoende toegankelijk of onvoldoende gespreid is of niet de juiste kwaliteit en
capaciteit heeft.
De g
• en actieve opstelling als samenwerkingspartner; emeente Utrecht heeft een aantal ambities en strategische doelen:
e• ennis van de vastgoedmarkt in combinatie met kennis van de samenleving; k• et stimuleren van maatschappelijk ondernemerschap; h• xpertise in de diverse rollen in de vastgoedcyclus; e• inzicht en strategisch gebruik van eigen vastgoedportefeuille.
In het programma Vastgoed worden de financiën van het vastgoed weergegeven, sommige vastgoedobjecten worden in
andere programma's verantwoord zoals sport- en onderwijs die onderdeel van het programma sport of onderwijs zijn.
Het totale overzicht van al het vastgoed wordt in het Meerjaren Perspectief Utrechts vastgoed (MPUV) gepresenteerd.
Deze wordt jaarlijks met de voorjaarsnota gemaakt.
Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders: Meerjarenperspectief Utrechts Vastgoed
Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011 - 2014
Utrecht heeft voldoende, kwalitatief goed en optimaal gespreid gemeentelijk vastgoed dat activiteiten mogelijk
maakt die bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente.
213
Subdoelstelling 1.1: Utrecht heeft voldoende optimaal gebruikt gemeentelijk vastgoed, nu en in de toekomst
Subdoelstelling 1.1
Utrecht heeft voldoende optimaal
gebruikt gemeentelijk vastgoed,
nu en in de toekomst.
Wat willen we bereiken?
Effectdoelstelling 1.1.1
Utrecht heeft ook in de toekomst voldoende optimaal gebruikt maatschappelijk vastgoed.
Het fundament van de vastgoedstrategie is het voeren van een actief vastgoedbeleid. Met een actief vastgoedbeleid
verbeteren de resultaten en zijn de risico’s binnen de vastgoedportefeuille beheersbaar.
Om te kunnen bepalen of het actieve vastgoedbeleid leidt tot succes worden de volgende doelstelling voor de lange
termijn gehanteerd:
1. G
• lanttevredenheid bij huurders, gebruikers en potentiële huurders; ebruikers
k• aansluiting op het gemeentelijk beleid (algemeen beleid en accommodatiebeleid).
2. Fi
• en financieel gezonde Utrechtse Vastgoed Organisatie; nancieel
e• ostendekkendheid op portefeuilleniveau; k• tructurele dekking voor al het vastgoed, hetzij uit kostendekkende vergoedingen, hetzij uit programmabegroting; s• het vastgoed wordt technisch onderhouden op niveau van behoud van (minimaal de) functionele kwaliteit in overleg
met de opdrachtgever.
3. Po
• trategische, bedrijfskundige visie op vastgoed; rtefeuille
s• ansluiting op ontwikkelingen binnen de vastgoedmarkt; a• Elke (deel)portefeuille beschikt over een huisvestingsplan en meerjarenonderhoudsplan.
4. Ex
• een effectief en efficiënt gebruik van vastgoed door middel van stimuleren van medegebruik en zorgen voor zo
oog mogelijke bezettinggraad van de accommodaties;
ploitatie
h
• het exploiteren van het vastgoed door de openstelling aan te laten sluiten op de daadwerkelijke
ruimtereserveringen en behoefte aan activiteiten (vraagsturing) tegen zo laag mogelijke kosten.
Vastgoed in bezit hebben is voor de UVO geen doel op zich, maar vastgoedobjecten zijn een middel om gemeentelijke
beleidsdoelen te faciliteren. Indien het vastgoed niet meer bijdraagt aan een gemeentelijke doelstelling kan het
uitgegeven worden.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? E1.1.1 Utrecht heeft ook in de toekomst
voldoende optimaal gebruikt vastgoed. P1.1.1 Verwerven, ontwikkelen, beheren en
afstoten van duurzame en toegankelijke
accommodaties.
214
Wat gaan we daarvoor doen?
Prestatiedoelstelling 1.1.1
Verwerven, ontwikkelen, beheren en afstoten van duurzame en toegankelijke accommodaties.
Utrecht kiest voor een actief vastgoedbeleid. Utrecht voert de ontwikkeling, het beheer en de exploitatie zelf uit waar
het gaat om wettelijke taken en basisvoorzieningen, die niet of onvoldoende door de markt opgepakt worden (dat wil
zeggen te duur, onvoldoende toegankelijk, onvoldoende spreiding of niet de juiste kwaliteit en capaciteit). Utrecht
actualiseert bestaande en ontwikkelt meerjarige huisvestingsplannen voor de onderhanden portefeuille. Nieuwe
kaderstellende programma's komen van beleid waarbij de UVO de rol heeft van Vastgoedadviseur en indien aan de
orde, de rol van toekomstig eigenaar. De meerjaren huisvestingsplannen worden cyclisch met de verschillende
Beleidsafdelingen afgestemd zodat de verwachtingen en afspraken van te voren duidelijk zijn. UVO ordent de
huisvestingsvragen in meerjarenoverzichten naar functies, doelen, programma's, resultaten en activiteiten. Ze maakt
capaciteitsplanningen en geeft randvoorwaarden mee voor de meerjaren onderhoudsplannen. Daarnaast stemt ze
vraag en aanbod in de deelportefeuilles af en tussen de deelportefeuilles. Er worden bij het programmeren en plannen
verkenningen uitgevoerd op technisch, financieel, vastgoed en ruimtelijk gebied ten behoeve van de
(nieuwe)huisvestingsplannen. Utrecht gaat voor elk beleidsveld (maximaal 8) een huisvestingsplan schrijven.
Indicatoren subdoelstelling 1.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.1.1
Het aantal leegstaande
panden (% op 273
panden in permanent
beheer) MPUV 4% (2011) 4% 3%
Prestatie-indicatoren:
P1.1.1
Aantal opgestelde en
uitgevoerde
huisvestingsplannen
(jaarsnede 2012)
Nota
kapitaalgoederen
2011-2014 1 (2006) 1 1 3 8
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Duurzame en toegankelijke
accommodaties/Vastgoedbeheer 15.113 14.686 15.470 15.120 15.120
P1.1.1 Duurzame en toegankelijke
accommodaties/Vastgoedadvies 0 0 0 0 0
Totaal lasten 15.113 14.686 15.470 15.120 15.120
Baten
P1.1.1 Duurzame en toegankelijke
accommodaties/Vastgoedbeheer 17.370 16.931 17.049 17.049 17.049
P1.1.1 Duurzame en toegankelijke
accommodaties/ Vastgoedadvies 0 0 0 0 0
Totaal baten 17.370 16.931 17.049 17.049 17.049
Saldo lasten en baten -2.257 -2.245 -1.579 -1.929 -1.929
215
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 158 0 0 0 0
Onttrekking reserves 729 2.754 2.754 2.754 2.754
Saldo na mutaties reserves -2.828 -4.999 -4.333 -4.683 -4.683
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.1: Duurzame en toegankelijke accommodaties/Vastgoedbeheer
In 2013 zijn de lasten 0,25 miljoen euro lager door het verwerken van het Meerjarenperspectief Utrechts Vastgoed.
Daarnaast dalen de lasten met 0,32 miljoen euro, door de technische verwerking van de taakstelling inkoop op deze
prestatiedoelstelling. Voor meer informatie zie het hoofdstuk 4 Financieel beeld. Verder neemt het budget toe met
0,35 miljoen euro incidenteel voor de jaren 2013 en 2014 ter dekking van hogere ozb-lasten door invoering van het
Ondernemersfonds. De baten zijn 0,4 miljoen euro lager door het verwerken van het Meerjarenperspectief Utrechts
Vastgoed. In 2014 zijn de lasten hoger door verhoging van het kapitaallastenbudget voor de renovatie van de Blauwe
Zaal (Stadsschouwburg).
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De onttrekking aan de reserves neemt toe met 2 miljoen euro. Bij de Kadernota Vastgoed wordt voorgesteld om met
ingang van het boekjaar 2012 de afschrijvingstermijn van gebouwgebonden installaties van 10 naar 40 jaar te
verhogen. Dit zorgt voor lagere kapitaallasten en voor een voordeel in de exploitatie. Bij de Voorjaarsnota 2012 is
besloten dit voordeel in te zetten voor de algemene middelen. De jaarlijkse afdracht is hierdoor met 2 miljoen euro
verhoogd. Vooralsnog hebben wij voor de komende vijf jaar een onttrekking van 2 miljoen euro aan de reserve
vastgoedbeheer begroot. Na de definitieve besluitvorming over het wijzigen van de afschrijvingstermijn van
gebouwgebonden installaties zullen wij bij de Verantwoording 2012 en de eerste technische wijziging 2013 de
onttrekking aan de reserve ongedaan maken en de lasten (kapitaallasten/exploitatie) concreet wijzigen.
216
Subdoelstelling 1.2 Het gemeentelijk vastgoed is goed onderhouden
Subdoelstelling 1.2
Het gemeentelijk vastgoed is goed
onderhouden.
Effectdoelstelling 1.2.1
De kwaliteit en aantrekkelijkheid van bestaande gebouwen voldoet aan de eisen.
Er zijn in totaal 841 vastgoedobjecten in eigendom van de gemeente. Dit programma verantwoordt de
391 gemeentelijke gebouwen in permanent beheer. De onderhoudstoestand van de 180 onderwijsgebouwen en de
83 sportaccommodaties worden in de programma's Onderwijs en Sport verantwoord. Daarnaast zijn er nog
vastgoedobjecten tijdelijk in beheer die verantwoord worden bij de verschillende grondexploitaties.
Het gemeentelijk vastgoed zal op basis van één methode (=conditiegerichte inspecties op basis van NEN 2767) in
meerjaren onderhoudsplannen(MJOP) worden uitgewerkt. Hierbij wordt voor de intensiteit van de inspectie en het
onderhoudsniveau rekening gehouden met de status, zoals gouden, zilveren en bronzen geclassificeerde objecten.
Panden in tijdelijk beheer zullen op het laagst mogelijke niveau onderhouden worden. Voor de her-inspecties hanteren
we eenduidige meetmethodes en cyclusafspraken voor de verschillende bouwelementen.
Naast de landelijke wet en regelgeving hanteert Utrecht normen voor duurzaamheid en toegankelijkheid die in het
gemeentelijk vastgoed gerealiseerd dienen te worden.
Prestatiedoelstelling 1.2.1
Het voorkomen en wegwerken van achterstallig onderhoud.
De onderhoudswerkzaamheden met bijbehorende bedragen van de eerste vijf geplande jaren (2012-2016) zijn
betrouwbaar op basis van de tijdens de inspecties geconstateerde gebreken.
In 20
• lachtenonderhoud (op basis van dagelijkse door de huurder gemelde reparatieverzoeken); 13 wordt voor een bedrag van 4,065 miljoen euro uitgegeven aan onderhoudswerkzaamheden, waaronder:
k• egulier geplande onderhoudswerkzaamheden; r• tijdens inspecties geconstateerd urgent, gevaarlijk en/of achterstallig onderhoud.
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E1.2.1
De kwaliteit van de
gebouwen voldoet aan de
van te voren afgesproken
norm, conform de NEN
2767 conditiemeting
MPUV ( NEN
2767
conditie-
meting
gebouwen)
90% voldoet
aan norm 3
(2011) _ _ 90% 92%
Wat gaan we daarvoor doen? Wat willen we bereiken? P1.2.1 Het voorkomen en wegwerken van
achterstallig onderhoud. E1.2.1 De kwaliteit en aantrekkelijkheid van
bestaande gebouwen voldoet aan de eisen.
217
Indicatoren subdoelstelling 1.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie Doelstelling
2011 2013
Doelstelling
2016
Prestatie-indicatoren:
P1.2.1
Het maken, actualiseren en
uitvoeren van het meerjarig
onderhoudsplan (% van
totaal jaarsnede)
Meerjarig
onderhouds-
plan
(Vastgoed
organisatie) 80% (2011) _ _ 80% 85%
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.2.1 Achterstallig
onderhoud/Vastgoedbeheer D.M.O. 4.398 3.077 2.808 2.377 2.380
Totaal lasten 4.398 3.077 2.808 2.377 2.380
Baten
P1.2.1 Achterstallig
onderhoud/Vastgoedbeheer D.M.O. 4.000 4.000 4.000 4.000 0
Totaal baten 4.000 4.000 4.000 4.000 0
Saldo lasten en baten 398 -923 -1.192 -1.623 2.380
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 80 80 80 80
Saldo na mutaties reserves 398 -1.003 -1.272 -1.703 2.300
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 1.1.2 Achterstallig onderhoud/Vastgoedbeheer D.M.O.
In 2013 zijn de lasten 0,25 miljoen euro lager doordat de taakstelling investeringen gerealiseerd is door het vertragen
van cultuur- en welzijnsprojecten (doorlichting investeringscomplex). Het kapitaallastenbudget van afgeronde
investeringsprojecten is overgeheveld naar de programma's Sport, Onderwijs en Cultuur voor totaal 1,1 miljoen euro.
Vanaf 2016 zijn de begrote baten nul omdat de taakstelling op de verkoop vastgoed dan afloopt.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Vanaf 2013 onttrekken we jaarlijks 0,08 miljoen euro aan de vaste activa reserve ter dekking van de kapitaallasten
(kindercentrum Liesbospark).
218
Subdoelstelling 2.1 Utrecht heeft kwalitatief goede (multifunctionele) accommodaties waarin verschillende gebruikers naar tevredenheid functioneren dan wel samenwerken
Subdoelstelling 2.1
Utrecht heeft kwalitatief goede
(multifunctionele) accommodaties
waarin verschillende gebruikers naar
tevredenheid functioneren dan wel
samenwerken.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
Effectdoelstelling 2.1.1
Kwalitatief goede (multifunctionele) accommodaties en tevreden gebruikers.
Wij zorgen dat kwalitatief goede accommodaties worden gebruikt voor de daarvoor bestemde activiteiten en stemmen
vraag en aanbod van de verschillende gebruikers op elkaar. Waar mogelijk regelen wij de samenwerking tussen de
partners en coördineren de programmering en gezamenlijke activiteiten in het gebouw.
Prestatiedoelstelling 2.1.1
Stimuleren van het ontwikkelen van kwalitatief goede (multifunctionele) accommodaties en het tot stand brengen van
een goede samenwerking in die gebouwen.
Samen met onze partners faciliteren we een optimale bezetting van goede, betaalbare en evenwichtig over de stad
verspreide accommodaties voor maatschappelijke functies. We stimuleren de samenwerking in deze gebouwen en
bouwen zoveel mogelijk juridische waarborgen voor samenwerking in.
Het Makelpunt is de centrale plek in de stad waar vraag en aanbod van ruimte bij elkaar komt, het verhoogt niet alleen
de bezettingsgraad van de gemeentelijke accommodaties maar ook die van haar partners. Het Makelpunt bemiddelt bij
vraag en aanbod van ruimtes voor maatschappelijke activiteiten in de stad Utrecht en voorziet daarmee in een grote
maatschappelijke behoefte. Het aantal geslaagde matches tussen vragers en aanbieders blijft sinds 2010 groeien, wij
verwachten in 2013 meer dan 150 geslaagde matches te behalen. Zo'n match faciliteert in de meeste gevallen een
grote groep mensen binnen een maatschappelijke organisatie. Door samenwerking en verbinden van activiteiten
tussen aanbieder en vrager ontstaat een prachtige meerwaarde voor de wijk. Omdat de informatie centraal wordt
opgeslagen komt er beter zicht op de behoeften in de stad. Het verhuurloket is onderdeel van het Makelpunt Utrecht
en verzorgt de verhuur van de gemeentelijke (vooral sport-)voorzieningen. In veel gevallen gebeurt dat aan de hand
van ruimte verdeelprotocollen die tot stand zijn gekomen door middel van maatschappelijke participatie. Daarnaast om
meer dan 1.000 incidentele verhuringen van binnenaccommodaties. Het Makelpunt heeft een digitale etalage. Burgers
kunnen door middel van een funda-achtige webapplicatie toegang en inzicht krijgen in vraag en aanbod. Vragers en
aanbieders kunnen hierdoor zonder actieve sturing vanuit de gemeente maatschappelijke huisvestingsmogelijkheden
verkennen. Het automatiseren van een aantal makelfuncties maakt het mogelijk dat het aantal succesvolle matches in
de toekomst verder kan groeien.
E2.1.1 Kwalitatief goede (multifunctionele)
accommodaties en tevreden gebruikers. P2.1.1 Stimuleren van het ontwikkelen van
kwalitatief goede (multifunctionele)
accommodaties en het tot stand brengen
van een goede samenwerking in die
gebouwen.
219
Indicatoren subdoelstelling 2.1
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.1.1
KTO bewonerspanel
multifunctionele
accommodaties
(functionaliteit)
Bewonerspanel
Maatschappelijk
Vastgoed
Nulmeting
moet nog
in 2011
worden
uitgevoerd - -
Nulmeting +
0.5%
Nulmeting +
0.5%
Prestatie-indicatoren:
P2.1.1
Geclusterde accommodaties
met goede samenwerking,
te onderscheiden naar:
• lanontwikkeling P• Uitvoering/oplevering
Maatschappelijk
Vastgoed 8(2010) -
7
1
6
2
6
3
P2.1.2
Aantal verhuurde uren
verhuurloket Makelpunt
Reflex
verhuursysteem
260.000
uur (2010) - 260.000 266.500 280.000
P2.1.3
Aantal geregistreerde
gematchte partijen
Makelpunt Makelpunt
100 (gem.
2009-2011) - 100 150 300
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.1.1Goede multifunctionele
accommodaties 116 908 908 908 908
Totaal lasten 116 908 908 908 908
Baten
P2.1.1 Goede multifunctionele
accommodaties 764 764 764 764 764
Totaal baten 764 764 764 764 764
Saldo lasten en baten -648 144 144 144 144
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 144 144 144 144
Saldo na mutaties reserves -648 0 0 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
220
Prestatiedoelstelling 2.1 Goede multifunctionele accommodaties
De kapitaallasten nemen in 2013 met 0,793 miljoen euro toe als gevolg van de activering van de investering van de
multifunctionele accommodatie Nieuw Welgelegen.
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
De onttrekking van 0,144 miljoen euro is voor het gereedgekomen project Nieuw Welgelegen.
Subdoelstelling 2.2 Facilitair beheer voor een groeiend aantal multifunctionele) accommodaties naar tevredenheid gebruikers
Subdoelstelling 2.2
Facilitair beheer voor een groeiend
aantal (multifunctionele)
accommodaties naar tevredenheid
gebruikers.
Effectdoelstelling 2.2.1
Facilitair beheer van (multifunctionele) accommodaties naar tevredenheid gebruikers.
Naast het beheren van zes multifunctionele accommodaties richten wij ons op het aanbieden van het totale facilitair
beheer voor bestaand en nieuw maatschappelijk vastgoed (zoals welzijnsaccommodaties en
bedrijfsverzamelgebouwen). Wij verwachten de klanttevredenheid van gebruikers van onze accommodaties verder te
kunnen verhogen. Door middel van het uitzetten van een klanttevredenheidsonderzoek meten we de tevredenheid van
de gebruikers van de multifunctionele accommodaties over het facilitair beheer.
Prestatiedoelstelling 2.2.1
Het inrichten van het facilitair beheer voor een groeiend aantal (multifunctionele) accommodaties.
Wij vervullen een loketfunctie voor alle huurders en gebruikers en dragen zorg voor verbetering van het gezamenlijke
beheer, door middel van onder andere het organiseren van structurele overleggen. Afhankelijk van de vraag wordt de
dienstverlening van de Front- en/of Backoffice op maat ingezet.
Op gebied van onderhoud van de accommodaties en de buitenterreinen adviseren en ondersteunen wij de eigenaar en
huurders van het pand, waardoor een gelijkwaardig kwaliteits- en serviceniveau voor alle gehuurde ruimtes behaald
wordt. Door het schrijven van een verhuurprotocol, een handboek beheer en een producten- en dienstencatalogus gaan
we de dienstverlening voor betrokken partijen nog inzichtelijker maken. Tenslotte worden Verenigingen van Eigenaren
(VvE's) geadviseerd ten aanzien van de inrichting van het beheer.
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?
P2.2.1 Het inrichten van het facilitair beheer
voor een groeiend aantal (multifunctionele)
accommodaties.
E2.2.1. Facilitair beheer van
(multifunctionele) accommodaties naar
tevredenheid gebruikers.
221
222
Indicatoren subdoelstelling 2.2
Indicator Bron Nulmeting
Realisatie
2010
Realisatie
2011
Doelstelling
2013
Doelstelling
2016
Effectindicatoren:
E2.2.1
KTO gebruikers
multifunctionele
accommodaties
(facilitair beheer)
KTO
Maatschappelijk
vastgoed (2011) 7.0 (2008) 7.0 - 7.2 7.2
Prestatie-indicatoren:
P2.2.1
Aantal multifunctionele
accommodaties met
facilitair beheer
Vastgoed-
organisatie 5 (2008) 6 6 8 10
Wat mag dat kosten?
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P2.2.1 Facilitair beheer 3.693 2.727 2.727 2.727 2.727
Totaal lasten 3.693 2.727 2.727 2.727 2.727
Baten
P2.2.1 Facilitair beheer 2.518 1.929 1.929 1.929 1.929
Totaal baten 2.518 1.929 1.929 1.929 1.929
Saldo lasten en baten 1.175 798 798 798 798
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 1.175 798 798 798 798
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Prestatiedoelstelling 2.2.1: Facilitair beheer
De lasten en baten nemen in 2013 met 0,59 miljoen euro af door minder gezamenlijk inkopen op de multifunctionele
accommodaties en daarmee minder doorbelasting aan de partners. Verder dalen de lasten door de verschuiving van de
doorbelasting van apparaatkosten naar het programma Algemene Ondersteuning (0,35 miljoen euro).
Algemeen
Algemene middelen en onvoorzien
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de algemene middelen. Het betreft die middelen die geen bepaald
bestedingsdoel kennen, zoals de onroerende-zaakbelasting, de uitkering uit het Gemeentefonds, het resultaat op
langlopende geldleningen en de nog over de programma’s te verdelen stelposten.
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
Onroerende zaakbelasting 5.986 4.346 4.246 4.165 3.793
Precario-, toeristen en hondenbelasting 437 313 305 299 269
Uitkering Gemeentefonds 0 0 0 0 0
Dividenden 0 0 0 0 0
Langlopende geldleningen 21.091 24.216 25.466 25.466 25.466
Stelpost investeringen 1.230 0 0 0 0
Overige stelposten -16.433 -3.828 5.037 -8.548 5.824
Onvoorzien 159 159 159 159 159
Budgetstructuur Leidsche Rijn -287 -203 -396 -396 -396
Totaal lasten 12.183 25.003 34.816 21.144 35.115
Baten
Onroerende zaakbelasting 69.820 79.426 79.426 74.326 74.326
Precario-, toeristen en hondenbelasting 2.328 2.573 2.573 2.573 2.573
Uitkering Gemeentefonds 426.865 419.053 410.768 394.766 397.066
Dividenden 2.900 2.750 2.750 2.750 2.750
Langlopende geldleningen 52.257 52.440 52.657 52.148 52.148
Stelpost investeringen 0 0 0 0 0
Overige stelposten 159 64 64 37 7.681
Onvoorzien 0 0 0 0 0
Budgetstructuur Leidsche Rijn 0 0 0 0 0
Totaal baten 554.328 556.306 548.238 526.600 536.544
Saldo lasten en baten -542.145 -531.302 -513.422 -505.455 -501.428
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 17.206 17.530 7.237 600 3.500
Onttrekking reserves 22.718 15.491 21.421 3.116 5.254
Saldo na mutaties reserves -547.657 -529.263 -527.605 -507.971 -503.182
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het
gevolg van het niet meer doorbelasten van de kosten van de Dienst Ondersteuning. Het budget is nu in het geheel
223
zichtbaar bij het onderdeel Algemene Ondersteuning. Ook zijn overheadbudgetten overgegaan van de beleidsprogramma's naar het onderdeel Algemene Ondersteuning.
Onroerende zaakbelasting (ozb)
Bij de lasten is sprake van meerkosten door no-cure-no-pay-belastingadviseurs. Op termijn worden kosten bespaard in
verband met de beoogde belastingsamenwerking.
De hogere ozb-opbrengst in 2013 is het gevolg van de meeropbrengst door het instellen van het Ondernemersfonds,
de doorwerking van de meeropbrengst uit voorgaande jaren, de inflatiecorrectie en de areaaluitbreiding.
Precario-, toeristen- en hondenbelasting
De hogere opbrengst in 2013 zijn het gevolg van de inflatiecorrectie van de precario- en toeristenbelasting, van het
boveninflatoir verhogen van de tarieven voor de hondenbelasting en van een hogere opbrengst precario- en
toeristenbelasting in verband met een hoger volume.
Uitkering Gemeentefonds
De algemene uitkering uit het Gemeentefonds is ten opzichte van de begroting 2012 per saldo gedaald met
7,8 miljoen euro. Een daling van 12,6 miljoen euro van accres en volume-ontwikkelingen. De corresponderende posten
zijn met 4,8 miljoen euro toegenomen.
In 2014 en 2015 is in verband met de rijksbezuinigingen een jaarlijkse korting op het Gemeentefonds verwerkt van
6,25 miljoen euro. De overige mutaties in deze jaren betreffen voornamelijk ontwikkelingen in de taakmutaties
(corresponderende posten).
Langlopende geldleningen
De komende jaren nemen de interne financieringsmiddelen af omdat bestemmingsreserves worden benut, vooral door
investeringen in bereikbaarheid. De hiermee samenhangende extra rentelasten leiden in de meerjarenraming tot een
afname van de voordelige saldi op de rentestelpost.
Stelpost investeringen
De investeringsplanning is volledig gedecentraliseerd (overgeheveld naar de programma's). De nog resterende ruimte
op de stelpost investeringen is inmiddels toegevoegd aan de meerjarige gemeentebrede financiële ruimte.
Overige stelposten
Op de stelposten zijn bedragen opgenomen die nog moeten worden verdeeld over de programma’s.
De la
• Nog te besparen kosten uit de doorlichting overhead (-9,9 miljoen euro; voor de effectuering van de maatregelen
it de doorlichting overhead zijn kosten geraamd voor een bedrag van 2,7 miljoen euro.
sten van -3,8 miljoen euro betreffen vooral:
u
• De geraamde loonontwikkeling voor 2013 (4,5 miljoen euro). In afwachting van het definitief worden van de nieuwe
CAO zijn deze kosten in de Voorjaarsnota 2012 op stelpost bij het concern geraamd. In de 1e technische wijziging
013 worden de kosten overgeheveld naar de programma's. 2
• Beschikbaar budget om de kosten van FPU af te dekken: 0,9 miljoen euro. Jaarlijks wordt deze stelpost verdeeld op
asis van werkelijke kosten. b
• De rijksmiddelen die in de septembercirculaire 2011 extra beschikbaar zijn gesteld om de cumulatie van
nkomenseffecten voor kwetsbare groepen te verzachten (1,8 miljoen euro). i
• Budget en dekking die in de Voorjaarsnota 2011 zijn geregeld voor de realisatie van het stadskantoor: -3,7 miljoen
euro.
Budgetstructuur Leidsche Rijn
De mutaties in de lasten in 2013 en 2014 worden verklaard door enerzijds een toename van de stelpost kapitaallasten
als gevolg van de groei van het aantal inwoners in Leidsche Rijn en anderzijds een afname in verband met de kosten
(van in gebruik genomen voorzieningen) in Leidsche Rijn.
Het negatieve bedrag vanaf 2012 is enigszins vertekenend. De toename van de stelpost kapitaallasten door de groei
van het aantal inwoners is namelijk in 2014 tot en met 2016 nog niet verwerkt. We doen dit steeds bij de begroting
van het betreffende jaar op basis van de actuele raming van de woningbouwplanning. Hier staat tegenover dat de
224
225
jaarlasten van de in 2012 tot en met 2016 op te leveren voorzieningen Leidsche Rijn evenmin zijn verwerkt. Dit doen
we bij de oplevering van de betreffende kredieten. Resultaten op deze doelstelling verrekenen we jaarlijks bij de
verantwoording met de reserve Budgetstructuur Leidsche Rijn.
Mutaties reserves
De t
• Verrekeningen met de algemene dekkingsreserve. In 2013 wordt per saldo 4,915 miljoen euro onttrokken
(9,844 miljoen euro storting en 14,759 miljoen euro onttrekking).Het gaat om vereveningsposten uit begrotingen
an voorgaande jaren.
oevoegingen en onttrekkingen aan de reserves betreffen:
v
• Verevening via diverse bestemmingsreserves zoals vastgesteld in de Programmabegroting 2011 (pagina 260). In
2012 worden bedragen gestort in de reserves algemene middelen (3 miljoen euro), bereikbaarheid (1,5 miljoen
uro) en onderwijs (1 miljoen euro). e
• Een storting van 1,186 miljoen euro in de algemene reserve in verband met het kostendekkend maken van de
tarieven voor afvalstoffenheffing en rioolheffing. Hierdoor vervalt de onbenutte belastingcapaciteit op deze
effingen. Om het weerstandsvermogen niet aan te tasten, vindt een storting in de algemene reserve plaats. h
• Een onttrekking aan de reserves huurharmonisatie van 0,233 miljoen euro ter dekking van
edrijfsvoeringsproblematiek, zoals vastgesteld in de Programmabegroting 2011, pagina 266. b
• De jaarlijkse storting van 1 miljoen euro in de reserve Budgetstructuur Leidsche Rijn vanwege het op peil houden
van deze reserve. Daarnaast onttrekken we 0,499 miljoen euro aan deze reserve voor het opvangen van
frictiekosten bij de realisatie van Leidsche Rijn.
Algemene ondersteuning
Algemene Ondersteuning is een administratief onderdeel. De overheadkosten van de diensten worden administratief
geboekt op Algemene Ondersteuning. Via de kostentoerekening worden deze lasten aan de programma’s toegedeeld,
met uitzondering van de kosten van de BCS en de DO. Voor zover (overhead) kosten nog niet zijn toegerekend aan de
programma’s en producten, komt dit tot uitdrukking in het saldo van het programma Algemene Ondersteuning.
Begroting
2012
Begroting
2013
Begroting
2014
Begroting
2015
Begroting
2016
Lasten
P1.1.1 Budget niet toe te rekenen BCS 22.881 21.511 22.658 18.727 18.727
P1.1.2 Budget niet toe te rekenen DO 228 85.983 83.630 82.708 81.953
P1.1.3 Budget toe te rekenen
dienstoverhead 5.101 5.497 5.447 5.447 5.447
Totaal lasten 28.210 112.991 111.735 106.883 106.128
Baten
P1.1.1 Budget niet toe te rekenen BCS 706 227 227 227 227
P1.1.2 Budget niet toe te rekenen DO 223 0 0 0 0
P1.1.3 Budget toe te rekenen
dienstoverhead 5.101 5.497 5.447 5.447 5.447
Totaal baten 6.030 5.725 5.675 5.675 5.675
Saldo lasten en baten 22.181 107.267 106.061 101.208 100.453
Mutaties reserves
Toevoeging reserves 0 0 0 0 0
Onttrekking reserves 0 0 0 0 0
Saldo na mutaties reserves 22.181 107.267 106.061 101.208 100.453
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro zijn
toegelicht.
Budget niet toe te rekenen BCS
De begrote lasten zijn in 2012 met 22,183 miljoen euro toegenomen ten opzichte van de begroting 2011. Dit was
vanwege een gewijzigde systematiek, waardoor de concernoverhead van de Bestuurs- en Concerndienst niet meer
toegerekend wordt aan alle producten van de gemeentelijke diensten, maar aan het Programma Algemene
Ondersteuning.
De begrote lasten nemen in 2013 met per saldo 1,370 miljoen euro af ten opzichte van de begroting 2012 omdat een
aantal incidentele budgetten niet meer beschikbaar is. Dit betreft onder andere Overheveling wijkveiligheid voor
1,175 miljoen euro positief, Frictie/Ontwikkeling ICT Investeringsagenda voor 11,4 miljoen euro positief, Boeggolf ICT
voor 2,250 miljoen euro negatief en Overheveling ICT budgetten aan de DO voor ruim 5 miljoen euro, ook negatief.
De begrote lasten nemen in 2014 weer met 1,147 miljoen euro toe ten opzichte van de begroting 2013. Dit wordt voor
bijna 0,6 miljoen euro verklaard door loon- en prijsstijgingen.
226
227
Budget niet toe te rekenen DO
Met ingang van het jaar 2012 worden de kosten van producten van de Dienst Ondersteuning niet meer toegerekend
aan de andere gemeentelijke organisatie onderdelen. Het budget van deze producten is het resultaat van de prijs maal
hoeveelheid van de geleverde producten. De Dienst Ondersteuning is met deze wijziging budgetdienst geworden.
In tabel staat voor de Dienst Ondersteuning het bedrag vermeld met kostentoerekening. Dat is het gevolg van het
tijdsaspect van het opstellen van de Programmabegroting 2012 en het implementeren van de gewijzigde systematiek.
De begroting 2012 zonder kostentoerekening van de Dienst Ondersteuning bedraagt 54,045 miljoen euro
(54,268 miljoen euro aan lasten en 0,223 aan baten). Ten opzichte hiervan nemen de lasten toe met 31,9 miljoen euro.
Een verhoging van 33,4 miljoen euro kan verklaard worden door de invoering van de PxQ systematiek, waarmee taken
en budget over zijn gekomen van diverse gemeentelijke organisatieonderdelen naar de Dienst Ondersteuning.
Verschillende budgetoverhevelingen, waaronder de overheveling van de afdeling Landmeten en Registratuur van
Stadsontwikkeling naar het SC Informatievoorzieningen en budgetten voor het beheer van midoffice en redactiemodule
van het concern naar het Automatiseringsbedrijf en SC Informatievoorzieningen verhogen de begroting met
3,4 miljoen euro.
Voor het jaar 2013 bedraagt de indexering voor materiaal 0,8 miljoen euro.
Wijzigingen in meerjarige mutaties stellen de begroting neerwaarts bij met 0,7 miljoen euro
Wij hebben aan taakstellingen per saldo een bedrag ingeboekt van 5,0 miljoen euro. Het betreft de taakstellingen
overhead, inkoop en de vervangingsstop van het automatiseringsbedrijf.
Hoofdstuk 2
Paragrafen
Hoofdstuk 2 Paragrafen
2.1 Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is een maatstaf voor de mate waarin de gemeente in staat is om de gevolgen van risico’s op
te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt. Het weerstandsvermogen is afhankelijk van
de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (hoeveel middelen zijn nodig om alle
risico’s op te kunnen vangen). Beide komen in het vervolg van deze paragraaf aan de orde en op basis daarvan bepalen
wij vervolgens het weerstandsvermogen. Deze paragraaf is opgesteld op basis van de nota Weerstandsvermogen en
Risicomanagement 2011 – 2014.
2.1.1 Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen
vangen. De volgende onderdelen maken deel uit van de beschikbare weerstandscapaciteit:
Beschikbare weerstandscapaciteit
Begroting
2012
Rekening
2011
Begroting
2013
Deel algemene reserve toe te rekenen aan weerstandscapaciteit88 55.372 32.206 52.644
Stille reserves 0 0 0
Onbenutte belastingcapaciteit (twee jaar) 9.294 8.912 6.664
Niet ingevulde begrotingsruimte (vier jaar) 0 0 0
Post onvoorzien (vier jaar) 636 636 636
Totaal 65.302 42.154 59.944
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Ad 1. Deel algemene reserve, toe te rekenen aan weerstandscapaciteit
De algemene reserve bestaat uit drie onderdelen. Deze onderdelen lichten we hieronder verder toe.
88 Niet alle onderdelen van de algemene reserve tellen mee in de weerstandscapaciteit. Zo telt de algemene
dekkingsreserve niet mee en telt voor de dienstbedrijfsreserves de minimumnorm van deze reserves mee in plaats van
de werkelijke stand.
231
Deel algemene reserve toe te rekenen aan weerstandscapaciteit
Begroting
2012
Rekening
2011
Begroting
2013
Algemeen deel 90.634 90.950 75.662
Dienstbedrijfsreserves89 6.586 5.756 6.957
Bedrijfsreserves projectorganisaties -41.848 -64.100 -29.975
Totaal 55.372 32.606 52.644
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Het algemene deel van de algemene reserve daalt ten opzichte van de Verantwoording 2011 met 15 miljoen euro. Dit
s volgt te verklaren: is al
• n de Voorjaarsnota 2012 is besloten om 13 miljoen euro van de beschikbare weerstandscapaciteit af te romen. I• In de Voorjaarsnota 2012 is de totale (meerjarige) taakstelling op de plan- en VATkosten in de grondexploitatie
Leidsche Rijn van 4,8 miljoen euro meegenomen in de op te lossen financiële problematiek. De oplossing van de
financiële problematiek leidt tot een verbetering van de grondexploitatie Leidsche Rijn, en daarmee het
weerstandsvermogen. De afroming van de algemene reserve in 2012 (4,4 miljoen euro) draagt in de jaren 2012 tot
en met 2020 bij in de besparingsopgave van 55 miljoen euro. Egalisatie over de jaren vindt plaats via de algemene
ekkingsreserve. d
• De besluiten in de Voorjaarsnota 2011 en in de Voorjaarsnota 2012 met betrekking tot de afvalstoffenheffing,
rioolheffing en de leges leiden tot een lagere onbenutte belastingcapaciteit. Om een nadelig effect op het
weerstandsvermogen te voorkomen is hiermee rekening gehouden, door in 2012 en 2013 in totaal 2,114 miljoen
euro ter compensatie toe te voegen aan de algemene reserve.
Het saldo van alle dienstbedrijfsreserves daalt met 0,6 miljoen euro ten opzichte van de Verantwoording 2011. Dit
t vooral door: kom
• en daling met 4,7 miljoen euro als gevolg van de bestedings- en dekkingsvoorstellen 2011. E• De aanvulling van de dienstbedrijfsreserve van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling met 5,365 miljoen euro
tot en de aanvulling van de dienstbedrijfsreserve van de Dienst Gemeentelijke Musea met 0,034 miljoen euro in de
oorjaarsnota 2013. V
• Een daling met 0,1 miljoen euro als gevolg van de verzelfstandiging van de schouwburg per 1 januari 2012.
onform besluitvorming is de dienstbedrijfsreserve overgegaan naar de stichting. C
• Een daling van 1,2 miljoen euro als gevolg van de afroming van de dienstbedrijfsreserves van Stadswerken, GG&GD
en de Bestuurs- en Concernstaf in de Voorjaarsnota 2012.
89 De dienstbedrijfsreserves vervallen per 2013. Bij deze berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit maken
we gebruik van de nominale begroting 2013 en maken de dienstbedrijfsreserves dus nog onderdeel uit van de
beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de Verantwoording 2012 worden de dienstbedrijfsreserves afgeschaft.
232
Voor de weerstandscapaciteit telt alleen de minimumnorm van de dienstbedrijfsreserves mee, of de werkelijke stand,
indien die lager is dan de minimumnorm. Het saldo dat meetelt voor de weerstandscapaciteit is 0,9 miljoen euro lager.
De opbouw van de weerstandscapaciteit van de dienstbedrijfsreserves is als volgt:
Dienst
Minimum
norm
Maximum
norm
Stand
Rekening
2011
Stand
Begroting
201390
Weerstands-
capaciteit
Rekening
2011
Weerstands-
capaciteit
Begroting
2013
Stadswerken 1.920 5.760 2.413 2.020 1.920 1.920
Bestuurs- en Concerndienst 650 1.950 1.905 977 650 650
Bibliotheek Utrecht 140 420 -157 17 -157 17
Dienst Raadsorganen 49 147 -429 -260 -429 -260
Dienst Gemeentelijke Musea 70 350 70 70 70 70
Muziekcentrum Vredenburg 140 700 850 599 140 140
Stadsschouwburg 120 600 120 0 120 0
StadsOntwikkeling 1.200 3.500 1.061 1.201 1.061 1.200
Maatschappelijke
Ontwikkeling 2.770 8.310 2.057 2.770 2.057 2.770
GG&GD 260 780 507 260 260 260
Dienst Burgerzaken 190 570 64 190 64 190
Totaal 7.509 23.087 8.461 7.844 5.756 6.957
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Naast de dienstbedrijfsreserve zijn er ook nog de bedrijfsreserves van het projectbureau Leidsche Rijn en van de
projectorganisatie Stationsgebied. Deze reserves presenteren we apart, omdat het eindige projecten betreft.
Bedrijfsreserve Projectorganisaties Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 201391
Projectbureau Leidsche Rijn -41.848 -64.100 -29.975
Projectorganisatie Stationsgebied 0 0 0
Totaal -41.848 -64.100 -29.975
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Ten opzichte van de Verantwoording 2011 stijgt de dienstbedrijfsreserve Leidsche Rijn met 34,125 miljoen euro. Deze
ing heeft de volgende oorzaken: stijg
• e dienstbedrijfsreserve daalt met 38,875 miljoen euro als gevolg van de bestedings- en dekkingsvoorstellen 2011. D• Door de getroffen maatregelen in de Voorjaarsnota 2012 stijgt de dienstbedrijfsreserve met 73 miljoen euro.
Ad 2. Onbenutte belastingcapaciteit
De o
• et onbenutte deel van de maximaal toegestane stijging van de onroerende-zaakbelasting (ozb); nbenutte belastingcapaciteit bestaat uit vier delen:
h• e potentiële meeropbrengsten op overige belastingen bij een tariefsstijging van 5%; d• et verschil tussen werkelijke kostendekkendheid en maximale kostendekkendheid van bestemmingsbelastingen; h• het verschil tussen werkelijke kostendekkendheid en maximale kostendekkendheid van retributies.
90 Deze bedragen sluiten niet altijd aan op de werkelijke stand, omdat hierin correcties zijn verwerkt die we pas bij de
derde technische wijziging 2012 opnemen in het administratieve systeem. 91 Zie voetnoot 90.
233
Onbenutte capaciteit ozb Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 2013
Woningen (maximaal toegestaan) 30.226 27.901 32.482
Woningen Utrecht (huidig tarief) 29.976 30.617 31.978
Woningen onbenut 250 0 504
Niet-woningen (maximaal toegestaan) 40.074 37.026 48.005
Niet-woningen Utrecht (huidig tarief) 39.734 41.465 47.338
Niet-woningen onbenut 340 0 667
Totaal onbenutte capaciteit ozb 590 0 1.171
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Jaarlijks stelt het Rijk een macronorm vast voor de onroerende-zaakbelasting (ozb). De onbenutte belastingcapaciteit
op het gebied van de ozb is het verschil tussen de ozb opbrengst bij toepassing van deze macronorm en de ozb
opbrengst bij het daadwerkelijk toegepaste stijgingspercentage. Dit doen we voor woningen en niet woningen.
De onbenutte belastingcapaciteit op de ozb bedraagt 1,171 miljoen euro.
Onbenutte capaciteit overige belastingen Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 2013
Parkeerbelasting 1.197 1.196 1.304
Toeristenbelasting 66 73 72
Precariobelasting 24 26 27
Hondenbelasting 27 28 30
Totaal onbenutte overige belastingen 1.314 1.323 1.433
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
In 2013 bedraagt de onbenutte belastingcapaciteit op de overige belastingen 1,433 miljoen euro.
Onbenutte capaciteit bestemmingsbelastingen Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 2013
Afvalstoffenheffing kosten 29.165 29.049 0
Afvalstoffenheffing opbrengsten 28.758 28.627 0
Afvalstoffenheffing niet benutte capaciteit 407 422 0
Rioolheffing kosten 34.869 0 0
Rioolheffing opbrengsten 34.670 0 0
Rioolheffing niet benutte capaciteit 199 0 0
Totaal onbenutte capaciteit bestemmingsbelastingen 606 422 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
234
De onbenutte belastingcapaciteit op de bestemmingsbelastingen is voor 2013 nihil, omdat deze beide tarieven 100%
kostendekkend zijn. Hierdoor is er geen tariefruimte.
Onbenutte capaciteit retributies Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 2013
Leges Burgerzaken kosten 7.286
Leges Burgerzaken opbrengsten 6.890
Leges Burgerzaken niet benutte capaciteit 0 0 0
Leges StadsOntwikkeling kosten 15.689 15.237 15.780
Leges StadsOntwikkeling opbrengsten 15.385 15.702 16.171
Leges StadsOntwikkeling niet benutte capaciteit92 304 0 0
Leges Stadswerken kosten 1.780
Leges Stadswerken opbrengsten 1.262
Leges Stadswerken niet benutte capaciteit 0 518 0
Marktrechten kosten 495
Marktrechten opbrengsten 503
Marktrechten niet benutte capaciteit 0 0 0
Brug-, schut- en havengelden kosten 1.193 1.078 1.104
Brug-, schut- en havengelden opbrengsten 485 575 381
Brug- en havengelden niet benutte capaciteit 708 503 723
Begraafplaatsrechten kosten 2.100 2.654 1.026
Begraafplaatsrechten opbrengsten 975 964 1.021
Begraafplaatsrechten niet benutte capaciteit 1.125 1.690 5
Totaal onbenutte capaciteit retributies 2.137 2.711 728
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De onbenutte belastingscapaciteit op de retributies is de tariefruimte die er nog is om de tarieven kostendekkend te
maken.
Omdat steeds meer legesproducten van Burgerzaken een maximumtarief kennen dat door het Rijk is voorgeschreven,
rekenen we de onbenutte capaciteit van deze leges niet mee.
De onbenutte belastingcapaciteit van de marktgelden en de leges van Stadswerken stellen we op nul. In de
Voorjaarsnota 2011is namelijk besloten de marktgelden en de leges van Stadswerken in drie jaar (2012 tot en met
2014) volledig kostendekkend te maken. In aanvulling hierop is in de Programmabegroting 2012 besloten om de leges
van evenementen een jaar later (in de jaren 2013 tot 2015) naar een kostendekkend niveau te brengen.
De daling van de onbenutte belastingcapaciteit van de begraafplaatsrechten in 2013 ten opzichte van 2012 wordt
veroorzaakt door een bijstelling in de berekening van de verhaalbare lasten. Uit uitgevoerd onderzoek in het kader van
92 De tarieven voor verstrekking van gehandicaptenparkeerkaarten zijn laag gelet op de doelgroep. Daarom laten wij
deze leges buiten beschouwing.
235
het tariefsvoorstel voor 2013 blijkt dat een groot deel van de lasten niet verhaalbaar is. Daarmee kan dit niet dienen
als onbenutte belastingcapaciteit. De voorgestelde tarieven 2013 zijn nagenoeg volledig kostendekkend. Deze mogen
niet hoger worden vastgesteld vanwege de wettelijke eis van maximale volledige kostendekkendheid.
De onbenutte capaciteit op de retributies bedraagt 0,728 miljoen euro.
In 2013 bedraagt de totale onbenutte belastingcapaciteit 3,332 miljoen euro. Dit bedrag telt twee keer mee voor de
berekening van de weerstandscapaciteit en bedraagt 6,664 miljoen euro.
Ad. 4. Nog niet ingevulde begrotingsruimte
Er is geen sprake van nog niet ingevulde begrotingsruimte.
Ad. 5. Post onvoorzien
De post onvoorzien bedraagt structureel 0,159 miljoen euro. Voor de komende meerjarenperiode van vier jaar is deze
post nog aanwezig, dus telt hij vier keer mee: voor een bedrag van 0,636 miljoen euro.
2.1.2 Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit is afhankelijk van de risico’s die onze gemeente loopt. Om die te kunnen bepalen
vindt regelmatig een risico-inventarisatie plaats. Hieruit zijn 74 risico’s naar voren gekomen. Van deze risico’s zijn er
27 (36%) op basis van de verwachte omvang met maatregelen volledig afgedekt. We delen de geïnventariseerde risico’s
in naar urgentie en omvang. Hierdoor ontstaat de onderstaande risicokaart waarin per risicoklasse het aantal risico’s
opgenomen staat.
Netto verwachte omvang
< €
250.0
00
€ 2
50
.00
0 -
€ 1
.000.0
00
€ 1
.000.0
00 -
€ 2
.500.0
00
€ 2
.500.0
00 -
€ 5
.000.0
00
> €
5.0
00
.00
0
score 1 2 3 4 5
zeer klein 1 10 3 2 0 2
klein 2 5 5 1 0 1
50/50 3 12 3 7 1 5
groot 4 6 1 1 0 0
Waa
rsch
ijnlij
khei
d
zeer groot 5 8 1 0 0 0
Legenda:
Risicoklasse Rapportage (bij cyclusmomenten) aan
Minimaal Dienst intern
Laag Concerndirectie
Gemiddeld College van B en W
Hoog Gemeenteraad
Urgent Gemeenteraad
De netto verwachte omvang van alle risico’s bedraagt 94,4 miljoen euro. Dit betekent dat als álle risico’s zich tegelijk
voordoen dit de gemeente naar verwachting 94,4 miljoen euro gaat kosten. Bij dit getal is nog geen rekening
gehouden met de waarschijnlijkheid dat het risico zich voordoet. Door de netto verwachte omvang te
236
vermenigvuldigen met de kans dat het risico zich voordoet, bepalen we de verwachte impact van het risico. De totale
impact van alle risico’s bedraagt 29,7 miljoen euro. De totale impact wordt nog vermenigvuldigd met de
zekerheidsfactor (een correctiefactor voor onzekerheden in de berekening van de verwachte impact van risico’s). Deze
factor is vastgesteld op 1,8. Hierdoor komt de verwachte impact van alle risico’s uit op 53,5 miljoen euro. Daarnaast is
er ook nog een minimumnorm, aangezien er zich ook tegenvallers kunnen voordoen waarmee niemand rekening heeft
gehouden. Hiermee is de benodigde weerstandscapaciteit 62,5 miljoen euro.
Benodigde weerstandscapaciteit Begroting 2012 Rekening 2011 Begroting 2013
Minimumnorm 9.000 9.000 9.000
Verwachte impact risico’s 73.948 61.662 53.511
Totaal 82.948 70.662 62.511
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De benodigde weerstandscapaciteit is ten opzichte van de Verantwoording 2011 gedaald met 8,2 miljoen euro.
Oorzaak voor deze daling is een afname van de risico's met 4,5 miljoen euro, vermenigvuldigd met de
zekerheidsfactor van 1,8 (= 8,2 miljoen euro). Hieronder noemen we de belangrijkste wijzigingen in de risico's.
De v
• Met ingang van 2012 is het rente-omslagpercentage verlaagd van 5% naar 4%. Deze verlaging is gebaseerd op de
huidige leningportefeuille. Zolang de rentestanden laag blijven, kan een verlaging van de omslagrente worden
opgevangen binnen de huidige ramingen van de rente. Echter, zodra de rente weer gaat stijgen dan ontstaat hier
en structureel risico (2,363 miljoen euro).
olgende risico’s stijgen (tussen haakjes staat het bedrag waarmee de benodigde weerstandscapaciteit stijgt):
e
• Door de verzelfstandiging van de gemeentelijke bibliotheek wordt het ABP verlaten als pensioenvoorziening en
wordt aangesloten bij de CAO voor de bibliotheeksector. Vanwege deze collectieve uittreding heeft het ABP
aangegeven dat het verzekeringstechnisch nadeel dat voor het ABP hierdoor optreedt, in rekening wordt gebracht
ij de gemeente (0,259 miljoen euro). b
• Het eigen vermogen en het exploitatiebudget van de wijkinstellingen volstaan niet om incidentele tegenvallers op
te vangen. Met de huidige economische omstandigheden bestaat het risico dat de instellingen het niet redden. In
dat geval zal de keuze gemaakt moeten worden om extra te subsidiëren of om te accepteren dat de
beleidsdoelstellingen niet worden behaald en dat panden waarin de gemeente aanzienlijke investeringen heeft
edaan leeg komen te staan (0,315 miljoen euro). g
• Normaal gesproken wordt voor garanties voor geldleningen betreffende aanschaf onroerend goed het recht van
eerste hypotheek gevestigd. Het dossieronderzoek naar de gewaarborgde geldleningen is afgerond. Al eerder is
geïnventariseerd welke zekerheden de gemeente heeft gevestigd ten opzichte van het risico dat zij loopt. Waar
mogelijk is het recht van hypotheek gevestigd om het risico af te dekken. In veel gevallen is dit een 2e hypotheek,
zodat het risico niet geheel wordt afgedekt. In de gevallen dat er garantie wordt verstrekt op leningen zonder
onderpand of met onvoldoende onderpand ontstaat het risico dat de partij die de lening moet aflossen daartoe niet
n staat blijkt te zijn (0,626 miljoen euro). i
• Er is een kans dat de start van de Tour de France in 2014, 2015 of 2016 toegewezen aan de gemeente Utrecht.
ind 2012 leggen wij hiervoor (financiële) scenario's voor aan uw gemeenteraad (pm). E
• De vertrouwelijke risico's stijgen met 0,900 miljoen euro.
De v
• Op basis van het nader voorlopig budget 2012 zoals dat door het Rijk bekend is gemaakt, is het beschikbare I-
budget 2012 voldoende voor de kosten van de uitkeringen en de dekking van de taakstelling in het kader van het
masterplan. Op basis hiervan verwachten we op dit moment voor 2013 geen tekort. De ontwikkelingen op het I-
deel in 2013 zijn mede afhankelijk van macro economische ontwikkelingen en nieuw kabinetsbeleid. De
onzekerheid over de hoogte van het macrobudget blijft. Het Wwb verdeelmodel wordt in 2013 herzien en in 2014
ngevoerd (3,308 miljoen euro).
olgende risico’s dalen (tussen haakjes staat het bedrag waarmee de benodigde weerstandscapaciteit afneemt):
i
• In de Voorjaarsnota 2012 is meerjarig dekking toegekend voor het nadelig exploitatieresultaat van UW-Holding BV.
eze dekking is in de begroting verwerkt (5,686 miljoen euro). D
• In de Voorjaarsnota 2012 is de conversie van Portaal verwerkt. Hierdoor daalt het risico op erfpachtconversies
(0,788 miljoen euro).
237
• Het risico Muziekpaleis daalt voor het onderdeel verslechtering oude zaal, omdat inmiddels in een volledige
enovatie van de grote zaal is voorzien (0,250 miljoen euro). r
• De risico's voor onder andere conditionering (kabels en leidingen, archeologie) en tijdelijke maatregelen
grondexploitatie Stationsgebied dalen, omdat in de grondexploitatie inmiddels rekening is gehouden met
tegenvallers op deze kosten (2,550 miljoen euro).
Zoals afgesproken informeren wij u hieronder over de risico’s uit de risicoklassen hoog en urgent. De volledige lijst
met risico’s (inclusief vertrouwelijke risico's) ligt ter inzage in de leeskamer.
Rente-ontwikkeling
Programma: Algemene Middelen
Doelstelling: Niet van toepassing
Risicocategorie: Economisch/markt
Toelichting: Met ingang van 2012 is het rente-omslagpercentage verlaagd van 5% naar 4%. Deze verlaging is gebaseerd
op de huidige leningportefeuille. Zolang de rentestanden laag blijven kan een verlaging van de omslagrente worden
opgevangen binnen de huidige ramingen van de rente. Echter, zodra de rente weer gaat stijgen dan ontstaat hier een
structureel risico.
Sturing/beheersing: Accepteren
Maatregelen: Geen
Netto verwachte omvang: -/- 2,6 miljoen euro structureel
Risicoscore: omvang 4, waarschijnlijkheid 3
Bouw Muziekpaleis
Programma: Stationsgebied
Doelstelling: Cultuur
Risicocategorie: Economisch/markt, uitvoering
Toelichting: Het risico betreft de fasering, medefinanciering door sponsoren en afstemming tussen de beoogde
gebruikers.
Sturing/beheersing: Verminderen en vermijden
Maatregelen: Sponsortraject wordt voortvarend voortgezet en aanbrengen van evenwicht in het afwerkingsniveau
tussen nieuwbouw en oudbouw.
Impact: -/-2,9 miljoen euro incidenteel (exclusief vermenigvuldiging zekerheidsfactor)
Risicoscore: omvang 5, waarschijnlijkheid 4
Culturele Hoofdstad van Europa
Programma: Cultuur
Doelstelling: Internationalisering
Risicocategorie: Middelen
Toelichting: Wij stellen voor om voor de periode 2014 tot en met 2018 jaarlijks 2 miljoen euro op te nemen in het
risicomodel ten behoeve van de culturele hoofdstad. Wij hebben de intentie om dit bedrag te investeren wanneer
Utrecht uitgekozen wordt als culturele hoofdstad. Dit is ook het bedrag dat wij zullen opnemen in ons bidbook.
Sturing/beheersing: Accepteren
Maatregelen: We streven actief naar nominatie en naar inzet van budget van 10 miljoen euro als matchingsafspraak
met de provincie. Als Utrecht culturele hoofdstad wordt heeft dit een positief effect op de stad en zal er naar
verwachting veel extra geld binnen gehaald worden bij derden.
Netto verwachte omvang: -/- 10 miljoen euro incidenteel
Risicoscore: omvang 5, waarschijnlijkheid 2
238
Garanties geldleningen onroerend goed
Programma: Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid
Doelstelling: Gelijkwaardigheid
Risicocategorie: Juridisch
Toelichting: Normaal gesproken wordt voor garanties voor geldleningen betreffende aanschaf onroerend goed het
recht van eerste hypotheek gevestigd. Het dossieronderzoek naar de gewaarborgde geldleningen is afgerond. Al eerder
is geïnventariseerd welke zekerheden de gemeente heeft gevestigd ten opzichte van het risico dat zij loopt. Waar
mogelijk is het recht van hypotheek gevestigd om het risico af te dekken. In veel gevallen is dit een 2e hypotheek,
zodat het risico niet geheel wordt afgedekt. In de gevallen dat er garantie wordt verstrekt op leningen zonder
onderpand of met onvoldoende onderpand ontstaat het risico dat de partij die de lening moet aflossen daartoe niet in
staat blijkt te zijn.
Sturing/beheersing: Vermijden
Maatregelen: Afdekken risico door het vestigen van hypotheekrecht waar mogelijk.
Netto verwachte omvang: -/- 0,6 miljoen euro incidenteel
Risicoscore: omvang 2, waarschijnlijkheid 5
Financiële tekorten bij garantstellingen
Programma: Stedelijke Ontwikkeling
Doelstelling: Behoud en gebruik van monumentale waarden en cultuurhistorische waarden
Risicocategorie: Uitvoering
Toelichting: Het in 2008 door de Willibrordstichting aangevraagde faillissement is door de rechter vernietigd. Er is in
2008 in opdracht van de gemeente Utrecht een onderzoek verricht naar de exploitatiemogelijkheden van de kerk. De
Willibrordstichting is niet in staat tot het betalen van de rente en aflossing aan het Nationaal Restauratiefonds (NRF) op
een lening van ruim 1,3 miljoen euro. De gemeente staat garant voor deze lening. We onderzoeken nu of de schuld
aan het NRF gesaneerd kan worden. Daarnaast heeft de gemeente Utrecht aan de Willibrordstichting een lening
verstrekt van 350.000 euro uit het Utrechts Restauratiefonds (URF). Ook hiervoor geldt dat het risico bestaat dat de
Willibrordstichting niet aan zijn verplichtingen tegenover de gemeente Utrecht kan voldoen.
Sturing/beheersing: Accepteren
Maatregelen: In 2011 is onderzocht of deze URF-lening omgezet kan worden in een subsidie. Ook is aan een oplossing
gewerkt voor de garantstelling van 1,3 miljoen euro. (Besluitvorming hierover heeft plaats gevonden in 2011).
Daarnaast werken wij aan versterking van het bestuur van de Willibrordstichting. Daartoe voeren wij gesprekken met
kandidaat bestuurders met affiniteit met monumentale (kerk)panden. Een sterker bestuur kan de verantwoording
nemen voor de exploitatie van de kerk op langere termijn. Op kortere termijn onderzoeken wij met het NRF
mogelijkheden om de schuld te saneren. Ook vindt een verkenning plaats van potentiële inkomstenbronnen.
Netto verwachte omvang: -/- 1,3 miljoen euro incidenteel
Risicoscore: omvang 3, waarschijnlijkheid 4
Grondexploitatie Leidsche Rijn
Programma: Leidsche Rijn
Doelstelling: Realiseren van bouwrijpe grond
Risicocategorie: Economisch/markt, politiek/maatschappelijk en uitvoering
Toelichting: In de Bestuursrapportage van 1 mei 2012 rapporteerden we dat het verwachte saldo van de
grondexploitatie na verwerking van de optimalisatietaakstelling 28,3 miljoen euro negatief bedraagt. Voor dit
verwachte tekort is een voorziening getroffen. Tot nu toe rapporteerden we dat het risicoprofiel door de kredietcrisis
was toegenomen, maar nog net in balans bleef met positieve risico's. Het risicoprofiel rondom Leidsche Rijn is in 2012
verder toegenomen.
Sturing/beheersing: Verminderen
Maatregelen: We hebben een voorziening getroffen voor het verwachte tekort. Los daarvan geldt voor Leidsche Rijn de
taakstelling op nul te sturen.
Netto verwachte omvang: 0
Risicoscore: omvang 5, waarschijnlijkheid 3
239
240
Grondexploitatie Stationsgebied
Programma: Stationsgebied
Doelstelling: Uitvoeren masterplan
Risicocategorie: Economisch/markt, politiek/maatschappelijk en uitvoering
Toelichting: Het Stationsgebied blijft een complex en daardoor risicovol project. De uitvoering komt nu goed op gang,
maar tegelijkertijd worden er ook nog (detail-)onderhandelingen gevoerd met marktpartijen over de vastgoedprojecten.
De uitvoering brengt ook nieuwe complexiteit met zich mee die te maken heeft met het bereikbaar, leefbaar en veilig
houden van het gebied.
Uit d
• Door economische invloeden worden de geraamde opbrengsten in de grondexploitatie mogelijk later of niet
erealiseerd.
e risicoanalyse komen de volgende belangrijke risico’s naar voren (in willekeurige volgorde):
g
• Onderschatting van conditionerende maatregelen, waaronder onder andere archeologie, kabels en leidingen,
odemverontreiniging. b
• e treffen tijdelijke maatregelen tijdens de uitvoering worden onderschat. T• AT-kosten vallen hoger uit dan de normering van 18%. V• ubliekrechtelijke procedures leiden tot vertraging. P• Kostenramingen uitvoering blijken te laag geraamd.
Sturing/beheersing: Verminderen en vermijden
Maa
• limme ontwikkelingsstrategie en actieve marketing vastgoedprojecten, gemeentebrede proposities. tregelen:
S• roegtijdige en uitgebreide bodemonderzoeken; stedelijk beleid ontwikkelen en uitvoeren. V• erichte communicatie, overleg met partijen, prioriteiten stellen, goodwill acties. G• turen op begrote VAT-%; second opinion, externe concurrentie introduceren. S• Vergunningencoördinator, gerichte communicatie, planaanpassingen met het oog op milieueisen en bezwaren,
orgvuldig processen en procedures doorlopen. z
• Aanpassen van kaders op het gebied van tijd, geld en kwaliteit; aanbestedingsstrategie, 'just in time' besluiten.
Impact: -/- 30,9 miljoen euro incidenteel (exclusief vermenigvuldiging zekerheidsfactor)
Risicoscore: omvang 5, waarschijnlijkheid 3
2.1.3 Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft weer in hoeverre de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de
geïnventariseerde risico’s (=benodigde weerstandscapaciteit) te kunnen afdekken. In de 'Nota Weerstandsvermogen en
Risicomanagement' hanteren we het uitgangpunt dat de beschikbare weerstandscapaciteit minimaal gelijk moet zijn
aan de benodigde weerstandscapaciteit. Door de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit op elkaar te delen
moet dan een uitkomst van minimaal 1 ontstaan. De stand van de beschikbare weerstandscapaciteit voor de
Programmabegroting 2013 is 59,944 miljoen euro. Dit is de administratieve stand. Hierin is de volgende aanvulling
t verwerkt: nog nie
• Bij de behandeling van de Programmabegroting 2012 is amendement 75 aangenomen ('gemeenteraad en griffie
bezuinigen mee'). In de jaren 2011 tot en met 2013 wordt de besparing ingezet om de dienstbedrijfsreserve van de
Dienst Raadsorganen aan te vullen. De beschikbare weerstandscapaciteit stijgt dan met 0,309 miljoen euro.
Na verwerking van de genoemde aanvulling van 0,309 miljoen euro bedraagt de beschikbare weerstandscapaciteit
60,253 miljoen euro en het weerstandsvermogen 0,96.
Beschikbare weerstandscapaciteit 60,253 Weerstandsvermogen =
Benodigde weerstandscapaciteit =
62,511 = 0,96
In de voorjaarsnota hebben we het weerstandsvermogen naar 1 gebracht. De huidige stand van 0,96 betekent een
geringe verslechtering, maar benadert echter nog steeds de – op basis van de nota weerstandsvermogen en
risicomanagement -gewenste stand van 1 en vereist daarom geen (tussentijdse) aanvulling. Om het
weerstandsvermogen aan te vullen tot 1 zou een bedrag van 2,258 miljoen euro (62,511 – 60,253) nodig zijn.
2.2 Onderhoud kapitaalgoederen en investeringen
In deze paragraaf gaan wij in op het onderhoud, vervanging en uitbreiding van kapitaalgoederen en onze voornemens
voor 2013 op dit gebied. Het hoofdstuk investeringen is geïntegreerd in deze paragraaf. Voorheen stond deze
informatie in het hoofdstuk Financiële positie onderdeel investeringen. Uitgangspunt voor de paragraaf Onderhoud
Kapitaalgoederen en investeringen is de 'Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011-2014'. Deze bestaat uit drie subnota’s:
Openbare Ruimte, Maatschappelijk Vastgoed en Gemeentelijke Gebouwen. De drie nota’s vormen de basis voor het
investeringsprogramma en zijn onderverdeeld in onderhoudslasten, vervangingsinvesteringen en
uitbreidingsinvesteringen. Eerst geven we een totaalbeeld van het investeringsprogramma. Daarna geven we per
programma de stand van zaken weer met betrekking tot de kapitaalgoederenvoorraad.
Totaal investeringsprogramma
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
Vervangingsinvesteringen 90.646 64.407 47.906 49.306
Uitbreidingsinvesteringen categorie A 31.058 24.896 600 600
Totaal geautoriseerde investeringen 121.704 89.303 48.506 49.906
Uitbreidingsinvesteringen categorie B 9.149 1.200 350 1.827
Totaal investeringsprogramma 130.853 90.503 48.856 51.733
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Programma Openbare Ruimte en Groen (inclusief deel vanuit 'hoofdstuk Investeringen')
Algemene informatie
Doelstelling: De openbare ruimte is heel, veilig en functioneel.
Beleidskader: Meerjarennota Onderhoud kapitaalgoederen Openbare Ruimte 2012 - 2015.
Inhoud: We willen de technische staat van de openbare ruimte op orde houden om de functionaliteit te waarborgen, en
tegelijkertijd een inrichtingskwaliteit leveren die past bij Utrecht. Dit willen wij bereiken door de technische staat en
functionaliteit optimaal te waarborgen.
Soort investeringen: Het betreft vervangingsinvesteringen met maatschappelijk nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 20.484 20.484 20.484 20.484
2. Vervangingsinvesteringen * 22.926 22.780 24.635 24.635
3. Uitbreidingsinvesteringen 0 0 0 0
Totaal programma Openbare Ruimte en Groen 43.410 43.264 45.119 45.119
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
Regulier onderhoud bij kapitaalgoederen bestaat niet alleen uit het repareren of vernieuwen van voorzieningen, maar
tevens uit het regelmatig schoonmaken en controleren van de kwaliteit. Alle voorzieningen zijn immers aan slijtage
onderhevig en hebben een gemiddelde levensduur. De levensduur kan gedefinieerd worden als de periode waarin de
241
voorziening zijn functie kan vervullen. Het doel van onderhoud is het zoveel mogelijk waarborgen van de levensduur
en eventueel het verhogen van de resterende levensduur. Als de resterende levensduur minimaal is geworden, dan
vindt in termen van de beheerder groot onderhoud plaats. In termen van de financieel beheerder wordt een investering
gepleegd. Het regulier beheer en vervangingsinvesteringen kent een geleidelijke overgang. Dat kan gekenschetst
worden bij onderhoud van wegen. Een weg met gesloten verharding (asfalt) kent lokale slijtage. Deze wordt hersteld
door ingieten van zogenoemd koud asfalt. Dat wordt netjes afgestreken en is daarmee klaar. Als een weg steeds op
een groter deel van het asfalt gaten vertoont, dan wordt de bovenlaag over een lengte van 2-3 meter weggefreesd en
vervangen. Na verloop van tijd heeft een weg een steeds groter aantal stukken die vervangen zijn, de zogenoemde
lappendeken. Dan komt het moment van groot onderhoud. De toplaag van hele weg wordt weg gehaald en nieuw asfalt
wordt aangebracht. Dit onderhoud wordt gepleegd in het kader van, en ten laste van het budget, groot onderhoud. In
essentie blijft het niets anders dan het vervangen van de bovenste asfaltlaag van een weg. De omvang, en de daarmee
samenhangende kosten, maken dat we het groot onderhoud noemen en ten laste brengen van het budget voor
vervangingsinvesteringen. Het overgrote merendeel van de vervangingsinvesteringen van Stadswerken betreft dit soort
werk. Het vervangen van een (groot) deel van een object (kapitaalgoed). Na afloop van de werkzaamheden staat er
nagenoeg hetzelfde object als daarvoor, met dezelfde functie en hetzelfde of verbeterd aanzien.
Komend jaar werken we aan wegen, bruggen, kades, muren, watergangen, groen, bomen, verkeersregelinstallaties,
verlichting, landgoederen en begraafplaatsen. We vinden het vanuit oogpunt van veiligheid verantwoord de
hoofdwegen te onderhouden op een basisniveau veiligheid. Dit betekent dat er ingeleverd wordt op het
gebruikscomfort van wegen en op de visuele kwaliteit van de rijbanen: wegen zijn langer een 'lappendeken' voordat ze
vervangen worden. De veiligheid van de gebruiker, mits deze zich houdt aan de aangeven maximum snelheden, is niet
in het geding.
2. Vervangingsinvesteringen
In de vigerende nota Onderhoud kapitaalgoederen is aangegeven dat jaarlijks circa 21 miljoen euro aan
vervangingsinvesteringen noodzakelijk is om de omvang van het achterstallig onderhoud gelijk te houden. Op dit
moment is dit bedrag gereduceerd met 4 miljoen euro in verband met de naar voren gehaalde middelen in het kader
van de economische crisis. Met de toename in achterstallig onderhoud is al rekening gehouden. Door het wegvallen
van subsidies, kan het achterstallig onderhoud gaan toenemen. Of het achterstallig onderhoud werkelijk toeneemt
hangt ook af van de nadere analyse die wij plegen naar aanleiding van het rekenkamerrapport en de maatregelen die
wij naar aanleiding daarvan nemen.
3. Uitbreidingsinvesteringen
In dit programma vinden geen uitbreidingsinvesteringen plaats.
Programma Openbare Ruimte en Groen – onderdeel rioleringen
Algemene informatie
Doelstelling: Het afval- en hemelwater wordt veilig en milieuvriendelijk afgevoerd en de waterkwaliteit is goed.
Beleidskader: Verbreed gemeentelijk rioleringsplan Utrecht 2011-2014.
Inhoud: In het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan Utrecht 2011 - 2014 wordt beschreven hoe om kan worden
gegaan met de bestaande en nieuwe zorgplichten. Daarbij wordt uitgegaan van een sobere en doelmatige invulling. De
gemeente staat voor een schone, hele en veilige openbare ruimte. Ook op het gebied van water. De gemeente werkt
aan:
• en veilige inzameling van afvalwater, zonder risico's voor bewoners of het milieu; e• et opvangen en verwerken van hemelwater (regenwater) zodat wateroverlast voorkomen wordt; h• et voorkomen en verminderen van grondwateroverlast; h• het realiseren van gezond oppervlaktewater waarlangs het goed wonen, werken en recreëren is.
De gemeente draagt zorg voor een goede waterkwaliteit door te voorkomen dat (verdund) afvalwater en verontreinigd
hemelwater in het oppervlaktewater of in de bodem terecht komt. Daarnaast wil de gemeente wateroverlast zoveel
mogelijk voorkomen zonder daarvoor dure systemen aan te leggen om het water af te voeren. Dit betekent dat de
gemeente overtollig hemelwater en grondwater verwerkt daar waar het gevallen is door het te laten wegstromen in de
bodem of het te bergen in aangrenzend oppervlaktewater of bergbezinkbassins. Als gevolg van klimaatontwikkeling is
er meer neerslag, afgewisseld door langdurige droge periodes. Utrecht bereidt zich hier in haar waterbeleid op voor.
Effectief en efficiënt werken aan beheer en onderhoud van de afvoer- en transportsystemen wordt bereikt door
242
intensieve samenwerking met onze waterpartners, zoals de waterschappen en de provincie. Randvoorwaarde voor
doelmatig beheer is het verzamelen en beheren van gegevens over de staat van de systemen.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 15.051 15.051 15.051 15.051
2. Vervangingsinvesteringen 19.505 15.500 15.500 15.500
3. Uitbreidingsinvesteringen 0 0 0 0
Totaal programma Openbare Ruimte en Groen - riolering 34.556 30.551 30.551 30.551
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De bedragen 2014-2016 zijn globaal, gebaseerd op de ramingen in het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan Utrecht
2011 – 2014. Jaarlijks worden deze ramingen bij de begroting geactualiseerd.
1. Onderhoudslasten
Deze lasten betreffen zowel reguliere als incidentele onderhoudslasten, advisering en onderzoek, waaronder:
1,3 kilometer² maaien en schonen van watergangen, het doorspuiten duikers, kleine reparaties aan drainages. Het
reinigen en inspecteren van de hoofdriolering, onderhoud aan de rioolgemalen, advisering over de groene daken en
onderzoek naar foutieve huisaansluitingen.
2. Vervangingsinvesteringen
In 2013 vervangen en re-linen we vijf kilometer riolering. Tevens wordt circa acht hectare verhard oppervlak
afgekoppeld.
Om de grondwaterstand beter te kunnen beheersen leggen we in De Meern circa twee kilometer horizontale drainage
aan. Om dezelfde reden leggen we op diverse locaties in Hoograven verticale drainage aan. Daarnaast werken we aan
verbetering van de doorstroming van watergangen door het op diepte houden van de bij de gemeente in beheer zijnde
tertiaire watergangen. Daarbij wordt 40.000 à 45.000 m³ slib weggebaggerd.
3. Uitbreidingsinvesteringen
In dit programma vinden geen uitbreidingsinvesteringen plaats.
Programma Bereikbaarheid
Algemene informatie
Doelstelling: Betreft alle doelstellingen binnen het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit.
Beleidskader: 'Meerjarenperspectief Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit 2011'.
Inhoud: Hiervoor verwijzen wij u naar het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit.
Soort investeringen: Investeringen met een maatschappelijk en/of economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 534 245 252 575
2. Vervangingsinvesteringen 2.600 100 100 1.500
3. Uitbreidingsinvesteringen 23.149 600 600 600
Totaal programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit 26.283 945 952 2.675
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
Dit betreft de onderhoudslasten van de parkeergarages en transferia. Deze lasten worden binnen de parkeerexploitatie
gedekt. Het onderhoud is gebaseerd op het in stand houden van de kapitaalgoederen in een redelijke staat.
243
2. Vervangingsinvesteringen
Ten behoeve van de parkeerexploitatie vervangen we parkeerautomaten en fietstrommels. In 2013 worden de laatste
parkeermeters van de oude generatie vervangen.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
Spinozabrug fietstunnel 3.000 0 0 0
Fietsparkeren business case OVT 11.000 0 0 0
Tangentlijn 250 0 0 0
24 Oktoberplein 700 0 0 0
Maatregelen Utrecht-West 500 0 0 0
Maatregelen bestaande stad 148 0 0 0
AC restaurant 1.200 0 0 0
Invoeren parkeer Reizigers Informatiesysteem 2.000 0 0 0
Stimuleren deelgebruik auto 2.000 0 0 0
P+R De Erven 211 0 0 0
Meetnet luchtkwaliteit 50 0 0 0
Hinderplanning 290 0 0 0
Parkeerexploitatie 600 600 600 600
Totaal projecten categorie A 21.949 600 600 600
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Met de Voorjaarsnota 2012 is ook het Meerjaren Perspectief Bereikbaarheid (MPB 2012) vastgesteld. Hierin wordt de
financiële stand lasten en baten, de autorisaties van uw gemeenteraad en een doorkijk van het totale programma gegeven.
Met de vaststelling van deze programmabegroting autoriseert u de middelen voor de in 2013 te starten projecten categorie
A, waarna wij de middelen voor de betreffende projecten gaan inzetten. Wij vragen u voor uitbreiding van het betaald
parkeren (aanschaf nieuwe parkeermeters en extra bedrijfsmiddelen) en de jaarlijkse uitbreiding van twee buurtstellingen
een budget van 0,6 miljoen euro beschikbaar te stellen. Voor de realisatie van de doorsteek in Papendorp vragen wij u,
conform het Amendement Betere verbinding door papendorp, 0,5 miljoen euro van het budget Maatregelen Utrecht-West ter
beschikking te stellen. Voor gedetailleerde informatie over de rest van de te autoriseren investeringsprojecten verwijzen wij
u naar het MPB 2012. In de overzichten zijn niet opgenomen de projecten uit het programma Bereikbaarheid en
Luchtkwaliteit die volgens planning starten in 2013 en niet het karakter van een investering hebben.
Programma Cultuur
Algemene informatie
Doelstelling: Productie/broedplaatsen en werkruimten.
Beleidskader: Nota Kapitaalgoederen 2011-2014 maatschappelijk vastgoed.
Inhoud: Het faciliteren van permanente werkruimten voor Utrechtse makers.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 827 0 0 0
2. Vervangingsinvesteringen 0 0 0 0
3. Uitbreidingsinvesteringen 450 8.865 350 1.827
Totaal programma Cultuur 1.277 8.865 350 1.827
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
244
1. Onderhoudslasten
Het onderhoudsbudget voor (de panden van) het Centraal Museum is sinds het jaar 2008 structureel opgehoogd tot
0,827 miljoen euro. Omdat het Centraal Museum zal verzelfstandigen in 2014 zijn de onderhoudslasten vanaf dat
moment niet meer opgenomen in dit overzicht.
2. Vervangingsinvesteringen
Niet van toepassing.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
Catellum Hoge Woerd (Leidsche Rijn) 0 5.765 0 0
Castellum Hoge Woerd theatertechniek 0 1.000 0 0
Cultuurhuis Cereol (inbouwpakket gebruiker) 250 0 0 0
Cultuurhaven SMAC 0 900 0 0
Museum Oud Amelisweerd 200 0 0 0
Totaal projecten categorie A 450 7.665 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De begrote huisvestingslasten voor de exploitatie van Castellum Hoge Woerd in Leidsche Rijn zorgen met het huidige
economische klimaat voor een te hoog risico voor de cultureel ondernemer. Hierom wordt voorgesteld door middel van
een extra inzet van 0,7 miljoen euro aan investeringsgelden in 2014 de netto huisvestingslasten terug te dringen. In
het verlengde hiervan worden de projecten Merwedekanaalzone, Cartesiusdriehoek getemporiseerd. Deze projecten
stonden oorspronkelijk in 2012 geprogrammeerd.
Projecten categorie B 2013 2014 2015 2016
Broedplaats Rotsoord 0 850 0 0
Broedplaats Merwedekanaalzone 0 0 350 0
Broedplaats Cartesiusdriehoek 0 350 0 0
Herhuisvesting BAK 0 0 0 1827
Totaal projecten categorie B 0 1.200 350 1827
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De overige investeringsprojecten zijn in het kader van Culturele Hoofdstad van Europa in ontwikkeling en in
onderzoek. Cartesiusdriehoek en Merwedekanaalzone zijn getemporiseerd ten behoeve van de extra inzet voor
Castellum Hoge Woerd. Voor het project herhuisvesting BAK geldt, dat nog niet de gehele investering is gedekt. Het
beschikbare budget is 1,8 miljoen euro, het benodigde budget is naar verwachting 2,5 miljoen euro. Het project zal
dan ook niet eerder starten dan na het vinden van de aanvullende dekking.
245
Programma Sport
Algemene informatie
Doelstelling: Sportaccommodaties zijn goed bereikbaar voor de inwoners en het accommodatiebeleid is gericht op het
terugdringen van wachtlijsten bij sportverenigingen. In Utrecht staat jouw talent centraal!
Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011 -2014 Maatschappelijk vastgoed.
Inhoud: Vaststellen van de noodzaak van investeren in onderhoud, vervangen en uitbreiden van sportaccommodaties.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 3.584 3.584 3.584 3.584
2. Vervangingsinvesteringen 1.600 550 1.325 1.325
3. Uitbreidingsinvesteringen 600 0 0 0
Totaal programma Sport 5.784 4.134 4.909 4.909
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
Dit betreft de onderhoudslasten die in de reguliere exploitatie van het programma Sport zijn opgenomen voor binnen-
en buitenaccommodaties, zwembaden, volkstuinen en speeltuinen. Het planmatig onderhoud aan gebouwen en
installaties fluctueert van jaar tot jaar licht, terwijl de begrote bedragen jaarlijks gelijk zijn. Om de schommelingen van
de onderhoudsuitgaven over de jaren heen op te vangen wordt gebruik gemaakt van een onderhoudsreserve.
2. Vervangingsinvesteringen
Wij vervangen het peuterbad Krommerijn en de kleedkamers op sportpark Hoograven en Voordorp (1,045 miljoen
euro). Aan de vervanging van de sporttechnische inrichting in de sportaccommodaties besteden wij 0,220 miljoen
euro. De cultuurtechnische vervangingsinvestering van de sportaccommodaties (0,335 miljoen euro) betreft de
vervanging van de toplaag kunstgrasveld in sportpark Berenkuil en de vervanging van de infrastructuur (verharding en
riolering) bij sportaccommodaties.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
Parkeerplaatsen sportvelden Veemarktterrein 600 0 0 0
Totaal projecten categorie A 600 0 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
In overeenstemming met de Voorjaarsnota 2011 zetten wij het investeringsbedrag in voor de grondkosten en
parkeerplaatsen van de ontwikkeling Veemarkt in 2013.
246
Programma Onderwijs
Algemene informatie
Doelstelling: Versterken educatieve infrastructuur.
Beleidskader: Nota kapitaalgoederen 2011-2014 Maatschappelijk vastgoed / Masterplan primair onderwijs / Masterplan
Voortgezet Onderwijs.
Inhoud: Voorzien in adequate huisvesting voor het primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs door middel van
onderhoud, renovatie, vervangende nieuwbouw of uitbreiding.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 2.278 2.278 2.278 2.278
2. Vervangingsinvesteringen 40.576 23.036 4.316 4.316
3. Uitbreidingsinvesteringen 905 14.183 0 0
Totaal programma Onderwijs 43.759 39.497 6.594 6.594
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
In het weergegeven onderhoudsbudget voor onderwijshuisvesting is het budget voor onderwijskundige vernieuwing
inbegrepen. In totaal is voor onderhoud en onderwijskundige vernieuwing structureel 2,28 miljoen euro beschikbaar.
Dit budget is nodig voor het handhaven van een sober en doelmatig onderhoudsniveau en is conform de
uitgangspunten van de verordening voorziening huisvesting onderwijs. De exacte invulling van het begrote bedrag
leggen we eind 2012 bij het huisvestingsprogramma 2013 voor aan het college van B en W. Het benodigde bedrag voor
2013 volgens het Concept Programma en Overzicht Voorzieningen Huisvesting Onderwijs 2013 van juli 2012 is
3,06 miljoen euro. Dit kan in combinatie met het Masterplan primair onderwijs gedekt worden. Het benodigde bedrag
voor onderhoud kan van jaar tot jaar variëren: het ene jaar meer investeringen, het andere jaar meer onderhoud.
Omdat nog niet bekend is welk onderhoudsbudget in 2013 en verdere jaren toegekend zal worden, is een gemiddeld
bedrag als uitgangspunt gehanteerd.
2. Vervangingsinvesteringen
De in bovenstaande tabel voor 2013 opgenomen vervangingsinvesteringen primair onderwijs sluiten aan op het
Concept Programma en Overzicht Voorzieningen Huisvesting Onderwijs 2013 van juli 2012 opgenomen
vervangingsinvesteringen. Geprogrammeerd in 2013 zijn onder meer Marcusschool, Hart van Zuid, Ibisdreef,
Europalaan, Drie Koningen, Teun de Jagerdreef, Dr. Bosschool en Rotsoord. De in de tabel opgenomen investeringen
voor 2014 zijn overeenkomstig de concept zesde voortgangsrapportage Masterplan primair onderwijs in 2014
geprogrammeerde projecten. Geprogrammeerd in 2014 zijn onder meer Hart van Zuid, Ibisdreef, Veemarkt, Al Hambra
en Auriscollege. Bij het programmeren van onderwijsprojecten gaan we ervan uit dat de investeringsuitgaven verspreid
zijn over vier jaar. Hart van Zuid en Ibisdreef komen daarom zowel voor in 2013 als 2014.
De in de tabel voor 2013 opgenomen vervangingsinvesteringen Voortgezet Onderwijs zijn overeenkomstig de
definitieve negende Voortgangsrapportage Masterplan Voortgezet Onderwijs. Een bedrag van 3,4 miljoen euro is
beschikbaar voor het voortgezet onderwijs (onder andere Gerrit Rietveldcollege).
De Masterplan periode loopt tot en met 2014. Momenteel wordt er gewerkt aan een integraal huisvestingsplan waarin
we de investeringsprogrammering voor de jaren 2015 en verder weergegeven. Dit plan komt tot stand in
samenwerking met de schoolbesturen. Vooralsnog staat als bedrag in deze investeringsparagraaf het
bandbreedtebudget opgenomen ( 4,3 miljoen euro).
247
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
De Panda/Kleine Dichter, Heycopplein 1 534 534 0 0
Mytylschool A. de Ranitz, Blauwe Vogelweg 11 0 668 0 0
St, Jan de Doper, Amaliadwarsstraat 2 0 814 0 0
Al Hambra, 16 klassige school 0 3.020 0 0
Gymzaal Al Hambra 0 821 0 0
OBS Tuindorp / Paulusschool / Zwevende lokalen N-O 0 649 0 0
Zwevende gymzaal Overvecht 79 710 0 0
Voordorpschool, Che Guevarastraat 15 0 482 0 0
De Beiaard, Van Loonlaan 46 0 268 0 0
Veemarkt, 12 klassige school 0 2.322 0 0
Veemarkt, grondkosten 0 442 0 0
Gymzaal Veemarkt 0 821 0 0
ISK / overig voortgezet onderwijs 292 2.632 0 0
Totaal projecten categorie A 905 14.183 pm pm
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
De in bovenstaande tabel voor 2013 opgenomen uitbreidingsinvesteringen primair onderwijs zijn overeenkomstig de
in het Concept Programma en Overzicht Voorzieningen Huisvesting Onderwijs 2013 van juli 2012 opgenomen
uitbreidingsinvesteringen. De in de tabel opgenomen investeringen voor 2014 zijn overeenkomstig de concept zesde
voortgangsrapportage Masterplan primair onderwijs in 2014 geprogrammeerde projecten. Er zijn in 2013 en 2014
geen uitbreidingsinvesteringen gepland voor het Voortgezet Onderwijs. Er is één project dat geen deel uitmaakt van
één van beide Masterplannen; dit betreft de Internationale Schakelklassen (ISK). Hiervoor is bij de Voorjaarsnota 2012
geld beschikbaar gesteld. Omdat de doelgroepen aan het veranderen zijn, wordt onderzocht welke voorziening voor
welke leerlingen daadwerkelijk nodig is. De Masterplan periode loopt tot en met 2014. Momenteel wordt er gewerkt
aan een integraal huisvestingsplan waarin we de investeringsprogrammering voor de jaren 2015 en volgende
weergegeven. Dit plan komt tot stand in samenwerking met de schoolbesturen. Omdat benodigde bedragen nog niet
bekend zijn, evenals de verdeling tussen vervangende nieuwbouw en uitbreiding, is vooralsnog geen bedrag
opgenomen voor uitbreiding na 2014.
Programma Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid
Algemene informatie
Doelstelling: Dit betreft alle doelstellingen van het programma Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid.
Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011-2014 Maatschappelijk Vastgoed.
Inhoud: Het mede mogelijk maken van het realiseren van adequate voorzieningen ten behoeve van het gesubsidieerde
veld waardoor de door ons gesubsidieerde activiteiten kunnen worden uitgevoerd.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 208 155 58 58
2. Vervangingsinvesteringen 1.889 891 480 480
3. Uitbreidingsinvesteringen 321 250 0 0
Totaal programma Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 2.418 1.296 538 538
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
248
1. Onderhoudslasten
In de Nota Kapitaalgoederen 2011-2014 programmeren we nieuwe projecten in het kader van toegankelijkheid van de
welzijnspanden in het onderdeel onderhoudsbudgetten. Het is ons streven dat binnen acht jaar na aanvaarding van het
principe van Agenda 22 de bestaande panden voor de sociale infrastructuur (in eigendom van de gemeente)
toegankelijk zijn.
De in 2012 gestarte werkzaamheden aan de panden Jansveld en Catharijnesteeg worden afgerond in 2013. In verband
met de herbezinning accommodatiebeleid in 2013 is op het moment van opstellen van deze begroting nog niet bekend
welke panden in 2013 op toegankelijkheid worden aangepast. Eind 2012 leggen we hierover een advies ter
besluitvorming aan u voor.
Criteria voor de verdeling van de beperkte middelen zijn: spreiding over de stad, bezoekersaantal en spreiding over
het type functie. Dekking bestaat uit het restant bedrag van de nota kapitaalgoederen 2007-2010. Voor de gehuurde
ruimtes door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) zijn de reguliere (huurders)onderhoudsuitgaven opgenomen in de
begroting. Deze bedragen 0,58 miljoen per jaar.
2. Vervangingsinvesteringen
In 2013 zijn twee jongerenhuiskamers gepland, namelijk De Boog en een in Spoorzone Overvecht. Een aantal projecten
uit de periode 2007-2010 is vertraagd en deze programmeren we opnieuw. Bijvoorbeeld de Barkel in Hart van
Hoograven en de verplaatsing van buurthuis De Bram naar de Teun de Jagerdreef hebben we in 2013 opnieuw
geprogrammeerd. In 2014 verplaatsen we volgens planning buurthuis De Boog naar de Ghanadreef.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
Activiteitencentrum de hoge weide (aanvulling Leidsche Rijn
budget) 164 0 0 0
Jongerenhuiskamer Hoge weide, Rijnvliet en Veldhuizen
(aanvulling Leidsche Rijn budget) 157 0 0 0
Activiteitencentrum VDM Haarzicht 0 250 0 0
Totaal projecten categorie A 321 250 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Voor een aantal nog te realiseren activiteitenruimtes in Leidsche Rijn stellen wij voor investeringsruimte Welzijn in te
zetten bovenop het beschikbare budget in het referentiekader Leidsche Rijn. Het gaat om activiteitencentrum Hoge
Weide, activiteitencentrum Haarzicht in Vleuten-De Meern en drie jongerenhuiskamers.
Programma Vastgoed
Algemene informatie
Doelstelling: Utrecht heeft voldoende, kwalitatief goed en optimaal gespreid gemeentelijk vastgoed dat activiteiten
mogelijk maakt die bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen van de gemeente.
Beleidskader: Meerjarennota Kapitaalgoederen 2011 -2014 Maatschappelijk vastgoed en Meerjaren Perspectief Utrechts
Vastgoed 2012 (MPUV 2012).
Inhoud: Het vastgestelde beleid is gericht op de onderhoudsconditie redelijk (conform NEN 2767) voor het
gemeentelijk vastgoed.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
249
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 4.065 3.750 6.509 4.606
2. Vervangingsinvesteringen 1.550 1.550 1.550 1.550
3. Uitbreidingsinvesteringen 269 0 0 0
Totaal programma Vastgoed 5.884 5.300 8.059 6.156
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
Op basis van het onderhoudsbeleid is er een Meer Jaren Onderhoud Programma (MJOP) opgesteld. Dit MJOP wordt
jaarlijks op basis van inspecties aangepast. Daarnaast vinden er jaarlijks mutaties plaats in de vastgoedportefeuille die
verwerkt worden in het MJOP. De jaarlijkse schommelingen in de onderhoudslasten worden door middel van een
egalisatievoorziening opgevangen. Hierdoor is de exploitatie begroting jaarlijks stabiel. In het overzicht is het
geplande onderhoud opgenomen zoals dat ook in het MPUV 2012 opgenomen is.
2. Vervangingsinvesteringen
Het onderhoud aan het gemeentelijk vastgoed wordt op twee manieren bekostigd. Ten eerste is er een jaarlijks budget
voor het plegen van onderhoud, onder andere schilderwerk en onderhoud installaties. Ten tweede is er in het
Meerjaren Perspectief Utrechts Vastgoed (MPUV 2012) investeringsruimte opgenomen voor de vervanging van grote
installaties, grootschalige levensduurverlengende onderhoudsimpulsen en renovaties. In het MPUV 2011 is
bovengenoemde investeringsruimte onderbouwd.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
Multifunctionele accommodatie Cereol 269 0 0 0
Totaal projecten categorie A 269 0 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Dit betreft een bijdrage aan de multifunctionele accommodatie Cereol.
Programma Stedelijke Ontwikkeling – onderdeel Leidsche Rijn
Algemene informatie
Doelstelling: De voorzieningen afstemmen op de huidige en toekomstige bewoners van Leidsche Rijn.
Beleidskader: Referentiekader Voorzieningen Leidsche Rijn en Referentiekader Tijdelijke huisvesting van voorzieningen
Leidsche Rijn 2012.
Inhoud: In het Referentiekader Voorzieningen Leidsche Rijn zijn het ruimtebeslag, de investeringskosten en de hierbij
behorende taakstellende budgetten voor de permanente voorzieningen in Leidsche Rijn vastgelegd. Vooruitlopend op
de realisatie van definitieve voorzieningen kan het noodzakelijk zijn voorzieningen tijdelijk te huisvesten. Deze
voorzieningen zijn opgenomen in het Referentiekader Tijdelijke huisvesting van voorzieningen Leidsche Rijn. Bij het
huisvesten van tijdelijke huisvesting kijken we kritisch naar nut en noodzaak.
Soort investeringen: Investeringen met een economisch nut.
250
251
Investeringsprogramma 2013 2014 2015 2016
1. Onderhoudslasten 0 0 0 0
2. Vervangingsinvesteringen 0 0 0 0
3.a Uitbreidingsinvesteringen categorie A 6.564 2.198 0 0
3.b Uitbreidingsinvesteringen categorie B 9.149 0 0 0
Totaal programma Stedelijke Ontwikkeling - onderdeel Leidsche Rijn 15.713 2.198 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
1. Onderhoudslasten
De onderhoudslasten zijn opgenomen in de betreffende programma’s en moeten gedekt worden binnen het
vastgestelde bedrag per inwoner.
2. Vervangingsinvesteringen
De vervangingsinvesteringen dienen te zijner tijd gedekt te worden binnen de betreffende programma’s. Hiervoor
stellen we een bedrag per inwoner beschikbaar.
3. Uitbreidingsinvesteringen
Projecten categorie A 2013 2014 2015 2016
NME-tuinen Terwijde 350 0 0 0
Cluster Leeuwenstein-Noord 5.976 0 0 0
Cluster Hogeweide - jongerenvoorziening 238 0 0 0
Buitenschoolse opvang 0 2.198 0 0
Totaal projecten categorie A 6.564 2.198 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Wij verhogen ten opzichte van de begroting 2012 de investeringsbedragen voor de NME-tuinen Terwijde en de
jongerenvoorziening Hogeweide vanwege indexatie.
Conform onze aankondiging in de Voorjaarsnota 2012 nemen wij vanwege een aangepaste planning het
(geïndexeerde) investeringsbedrag voor cluster Leeuwenstein-Noord in 2013 op.
Wij nemen in 2014 een bedrag van 2,198 miljoen euro op voor investeringen in buitenschoolse opvang. Deze
investering dekken wij volledig met huurinkomsten.
In de Programmabegroting 2012 namen we voor de Schoolwoningen E3 (Terwijde) nog investeringsbedragen op in
2013 en 2014. Met uw raadsbesluit van 22 maart 2012 over de omzetting van tijdelijke huisvesting naar permanente
huisvesting in Terwijde aan de Jazzsingel komt dit te vervallen.
Projecten categorie B 2013 2014 2015 2016
Leidsche Rijn Centrum 9.149 0 0 0
Totaal projecten categorie B 9.149 0 0 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Conform aankondiging in de Voorjaarsnota 2012 nemen wij vanwege een aangepaste planning een deel van het
(geïndexeerde) investeringsbedrag voor Leidsche Rijn Centrum in 2013 op.
2.3 Financiering
2.3.1 Begroting en meerjarenraming
Renteontwikkelingen
De ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt zijn nog steeds uiterst turbulent met interbancaire tarieven die nog
steeds op bijzonder laag niveau liggen. De rentevisie die de gemeente Utrecht hanteert, is gebaseerd op de
verwachtingen van de grote marktpartijen (banken, institutionele beleggers). Op grond daarvan en rekening houdend
met liquiditeitsopslagen gaan wij voor 2013 uit van een lange rente van 3,5%. De grote marktpartijen verwachten
voorts voor 2013 een rente van circa 1,0% op een 3-maands lening. Deze verwachtingen hebben wij verwerkt in de
Programmabegroting 2013. Voor de jaren 2014 tot en met 2016 gaan we uit van een lange rente van 4,5% en een
korte rente van 2%. Voor concrete geld- en kapitaalmarkthandelingen lopende het jaar herzien we de rentevisie
regelmatig.
Naast deze aannames voor de externe renteontwikkeling gaan we voor de interne renteomslag uit van een verlaging
van 5% naar 4%. Dit percentage rekenen wij aan de diensten toe over de materiële vaste activa, de financiële vaste
activa en het onderhanden werk. De omslagrentedaling is gebaseerd op een gerealiseerde daling van de lopende
leningenportefeuille, waarvan de budgettaire effecten de afgelopen jaren al in de begroting zijn verwerkt. De verlaging
van de renteomslag zal bij een afzonderlijke begrotingswijziging in de Programmabegroting 2013 en de
meerjarenraming 2014 tot en met 2016 worden verwerkt. Het betreft een zuiver boekhoudkundige en dus budgettair
neutrale wijziging, waarbij de interne rentebaten van de treasury evenveel worden afgeraamd als de interne rentelasten
bij de programma's. De werkelijk door de gemeente te betalen rente verandert er niet door.
Liquiditeitsbehoefte
Begin augustus 2012 hebben wij circa 90 miljoen euro kortlopend gefinancierd en 100 miljoen euro voor 1 jaar. In de
de helft van 2012 en in 2013 neemt de financieringsbehoefte toe als gevolg van: twee
• de toename van de gemeentelijke bezittingen als gevolg van a) de groei van de stad en de realisatie van de
daarvoor benodigde gebouwde voorzieningen, b) grootschalige voorzieningen in de bestaande stad (Muziekpaleis
n Stadskantoor); e
• het benutten van bestemmingsreserves en voorzieningen voor bijvoorbeeld de realisatie van infrastructuur (BOR-
fonds).
Daartegenover zijn langlopende overeenkomsten aangegaan van 80 en 75 miljoen euro die ingaan in de loop van 2013
en in 2014.
Indien per saldo de wettelijke kasgeldlimiet wordt overschreden trekken we langer lopende leningen aan waarbij de
looptijd mede wordt afgestemd op de liquiditeitsbehoefte op langere termijn en op het spreiden van renterisico's.
Renteresultaat
Het verwachte externe renteresultaat neemt af van 11,1 miljoen euro nadelig zoals begroot voor 2012 naar
16,5 miljoen euro nadelig in 2013 als gevolg van de toename van de financieringsbehoefte. Daartegenover staat een
stijging van het resultaat van de intern toe te rekenen rente vanwege de toename van de gemeentelijke bezittingen in
vooral gebouwde voorzieningen. In de investeringsbudgetten voor deze voorzieningen (bijvoorbeeld voor het
stadskantoor en het Muziekpaleis) houden we al rekening met deze rentecomponent.
253
2.3.2 Risicobeheersing
Kasgeldlimiet
De Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO) maximeert in de kasgeldlimiet de kortlopende schuld (rekening-
courantkrediet of kortlopende leningen). De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal (1,31 miljard
euro), en bedraagt in 2013 circa 111 miljoen euro. De kasgeldlimiet geeft ons de ruimte om snel in te spelen op
wijzigingen in de liquiditeitspositie en om langlopende leningen aan te trekken wanneer het rentepercentage daarvoor
gunstig is.
Renterisiconorm
De renterisiconorm is een in de Wet FIDO bepaalde norm die stelt dat voor een bedrag van maximaal 20% van het
begrotingstotaal (voor Utrecht circa 260 miljoen euro) aan de langlopende geldleningenportefeuille mag worden
gewijzigd door verplichte aflossingen of door renteherziening. In 2013 wordt voor 250 miljoen euro aan lange
leningen contractueel afgelost. Daarnaast loopt voor 175 miljoen euro aan langlopende beleggingen contractueel af.
Dit betekent dat de aflossingen voor 75 miljoen euro worden geherfinancierd. Renteherzieningen worden niet
verwacht. In de jaren 2014 tot en met 2016 zijn de verplichte aflossingen en renteherzieningen zeer beperkt van
omvang. Daarmee blijven de renterisico's op de lange portefeuille binnen de toegestane renterisiconorm.
Verstrekte leningen/garanties
Eind 2011 bedroeg het totaal aan gegarandeerde geldleningen 1,975 miljard euro. Het overgrote deel heeft betrekking
op gegarandeerde leningen aan woningbouwcorporaties die geborgd zijn door het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw. Het beheer van de garanties is een taak van de betreffende gemeentelijke diensten.
Liquiditeitsrisico
Het liquiditeitsrisico is weggenomen door overeenkomsten met diverse banken waardoor de gemeente kan beschikken
over omvangrijke kredietfaciliteiten op de lopende rekening-courant. Daarnaast heeft de gemeente te allen tijde een
onbeperkte toegang tot de geldmarkt.
Debiteurenrisico c.q. kredietrisico
De gemeente heeft 175 miljoen euro tot medio 2013 en 50 miljoen euro tot mei 2016 aan overtollige middelen
weggezet bij de Bank Nederlandse Gemeenten en de Rabobank (beiden met de hoogste rating van AAA). Over deze
beleggingen loopt de gemeente Utrecht geen kredietrisico. Nieuwe beleggingen voorzien wij de komende jaren niet en
mocht deze situatie zich toch voordoen dan zullen wij het huidige behoedzame beleggingsbeleid voortzetten. Wel
loopt de gemeente debiteuren-/kredietrisico bij leningen die uit hoofde van de publieke taak zijn verstrekt aan
particuliere organisaties zoals Memid (in het kader van de FC Utrecht) of aan gezondheidscentra. Over ontwikkelingen
bij dit soort leningen informeren wij u afzonderlijk.
Koersrisico
Bij (verhandelbare) financiële activa (zoals obligaties) bestaat het risico dat deze in waarde verminderen door
koersdalingen. Dit risico (dat zowel positief als negatief kan zijn) wordt alleen manifest bij tussentijdse verkoop. Deze
situatie voorzien we niet.
2.3.3 Bedrijfsvoering
Organisatie
De centrale treasurerfunctie is ondergebracht bij de afdeling Financiën van de sector Financiën en Personeel. De
uitvoeringsorganisatie van de treasury is opgenomen in het servicecentrum Financiële Dienstverlening van de Dienst
Ondersteuning. De belangrijkste operationele treasurytaken zijn centraal bij deze onderdelen ondergebracht. Er zijn
uitzonderingen, namelijk: twee
• het verstrekken van leningen in het kader van de schuldhulpverlening door de Kredietbank van de Dienst
aatschappelijke Ontwikkeling; M
• het verstrekken van (hypothecaire) startersleningen door de dienst StadsOntwikkeling via het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting Nederlandse gemeente (Sven).
254
255
Single Euro Payments Area (SEPA)
SEPA betekent Europese standaarden en verwerkingsafspraken voor het betalingsverkeer. Dit gaat ervoor zorgen dat er
geen verschillen meer zijn tussen binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen in euro's. Het Europees parlement
heeft besloten dat banken vanaf 1 februari 2014 alleen nog Sepiabetalingen mogen accepteren. Dan zal onder andere
de migratie naar Europese standaarden voor overschrijvingen en incasso's moeten zijn afgerond. Wij hebben de
voorbereidingen in gang gezet om er voor te zorgen dat onze organisatie, inclusief de noodzakelijke aanpassing van
systemen, tijdig gereed zijn voor een soepele overgang naar de Europese betalingsstandaard.
2.4 Bedrijfsvoering
Uitvoering van de
begrotingsprogramma’s is
Open en wendbaar.
Wij moderniseren onze processen en richten deze vraaggericht en
zaakgericht in.
We moderniseren onze informatievoorzieningen.
Algemeen
De gemeente Utrecht speelt dagelijks in op de vraagstukken en ontwikkelingen in de stad. De bedrijfsvoeringfuncties
dragen hier aan bij door het primaire proces zo optimaal en efficiënt mogelijk te ondersteunen.
Momenteel zijn wij volop bezig met het vernieuwen van de organisatie. De gemeente Utrecht wil als organisatie open,
wendbaar, scherp en betrouwbaar zijn. We vormen de organisatie om tot een slanke gemeentelijke organisatie, die
tegelijkertijd slagvaardig en kostenbewust werkt. Daarnaast bewerkstelligen wij een kwaliteitsverbetering in het
wijkgericht werken (Uit: organisatiestrategie ‘Via B’).
In 1 januari 2013 starten we in een organisatiestructuur die deze organisatiestrategie ondersteunt. In de
voortgangsrapportage van het programma organisatievernieuwing geven wij u de gedetailleerde stand van zaken van
de organisatievernieuwing.
In de vernieuwing van de gemeentelijke organisatie van Utrecht is het op orde brengen en innoveren van de
bedrijfsvoering een belangrijk thema. In 2013 zorgen twee belangrijke programma's er voor dat wij deze vernieuwing
op het gebied van de bedrijfsvoering kunnen realiseren. Voor de sturing op deze programma's is een belangrijk rol
weggelegd voor de nieuwe directie bedrijfsvoering.
Programma Bedrijfsvoering
Het programma Bedrijfsvoering bewaakt de realisatie van de afspraken uit de bedrijfsplannen Financiën en Control,
HRM, IPM, JZ, Communicatie, Facilitaire Zaken en inkoop. Het programma Bedrijfsvoering omvat alle projecten en
activiteiten die gericht zijn op het uitvoeren en verbeteren van de processen in de vernieuwde organisatie van de
bedrijfsvoeringfuncties en de (geautomatiseerde) ondersteuning daarvan.
Investeringsprogramma Modernisering Processen en Informatievoorzieningen
Het Investeringsprogramma heeft als doel om samenhang aan te brengen tussen de gemeentelijke ambities en
opgaven en de daarbij behorende informatievoorziening. Daarbij staat centraal dat de Informatievoorzieningen
Wij introduceren strategische personeelsplanning en dringen
externe inhuur verder terug.
Wij verbeteren de transparantie van de begroting.
Uitvoering van de
begrotingsprogramma’s is
Scherp en betrouwbaar.
Wij laten de personeelsbezetting op een zorgvuldige wijze
afnemen.
Wij investeren in management en daarmee in medewerkers.
Wij professionaliseren onze inkooporganisatie.
Wij moderniseren de ICT infrastructuur.
257
bijdragen aan de inrichting en implementatie van moderne en doelmatige processen. Vanuit het
investeringsprogramma vindt de coördinatie en aansturing plaats op het herontwerp van alle gemeentelijke processen
als ook alle te realiseren informatievoorzieningen.
Naast de bovenstaande programma's wordt in 2013 volop gewerkt aan de voorbereiding op het stadskantoor. De bouw
van het stadskantoor is zichtbaar op koers en alle voorbereidingen worden getroffen voor een inbouwpakket dat de
ambities van de organisatie versterkt.
In deze paragraaf Bedrijfsvoering noemen wij onze belangrijkste voornemens uit de hierboven genoemde programma's
voor het komende jaar.
In 2013 voeren wij de ‘going concern’ taken op het gebied van de bedrijfsvoering zorgvuldig en doelmatig uit. Hiertoe
maakt de algemeen directeur in managementcontracten scherpe afspraken met de resultaatverantwoordelijke
managers van de organisatieonderdelen. In de afsluiting van deze paragraaf zijn de acht belangrijkste doelstellingen
voor de uitvoering opgenomen.
Uitvoering van de begrotingsprogramma’s is Open en Wendbaar
We investeren in 2013 in de volgende zaken die zorgen voor een open organisatie en wendbare organisatie. Deze
activiteiten zorgen ervoor dat we vraaggericht- en wijkgericht werken en participatie bevorderen. Tevens richten we
onze organisatie eenvoudig in, gericht op processen in plaats van op structuren.
Wij moderniseren onze processen en richten deze vraaggericht en zaakgericht in
Om alle gemeentelijke doelstellingen te realiseren is het nodig onze werkprocessen opnieuw in te richten en daarbij
maximaal mogelijk gebruik te maken van digitale mogelijkheden (Uit: Organisatiestrategie ‘Via B’). In 2013 gaan we
dan ook verder met het herinrichten van onze werkprocessen.
Door processen in te richten op de vraag van de klant en te sturen op de resultaten van die processen, draagt het
herinrichten bij aan de ontwikkeling naar een klantgerichte en efficiënte organisatie zoals in Via B beschreven wordt.
We gaan van buiten naar binnen onze organisatie verbeteren door procesmanagement vorm te geven volgens de
'LEAN'-principes: elimineren van verspilling, sturen op resultaat en een cultuur ontwikkelen van continu verbeteren.
We richten daarbij zowel onze primaire als secundaire processen digitaal en zaakgericht in zodat informatie
toegankelijk en transparant wordt. Tot slot streven wij naar eenmalige opslag van gegevens en meervoudig gebruik.
Door het eenmalig verzamelen van gegevens worden kwaliteitsverbeteringen en kostenbesparingen voor de
gemeentelijke bedrijfsvoering gerealiseerd en zal ook de administratieve lasten voor burgers en bedrijven worden
beperkt.
Bovenstaande vertaalt zich in het investeringsprogramma modernisering processen 2012-2014.
We moderniseren onze informatievoorzieningen
Ter ondersteuning van het moderniseren van onze processen ontwikkelen of moderniseren we onze
informatievoorzieningen. Binnen het investeringsprogramma bouwen we in 2013 verder aan voorzieningen voor onze
publieksdienstverlening en participatie maar ook ten behoeve van de Utrechtse manier van Werken (U-factor). De U-
factor, is een ontwikkeling om het werken effectiever, efficiënter maar zeker ook plezieriger te maken voor zowel de
medewerkers als voor onze klanten. Dit betekent dat wij als organisatie op een andere manier het werk gaan
organiseren, namelijk plaats- en tijdsonafhankelijk, meer geïntegreerd en samenwerkend.
In dit kader realiseren wij een postlogistiek centrum voor het digitaal verspreiden van de post, een nieuw digitaal
archief en een samenwerkingsomgeving.
Wij introduceren strategische personeelsplanning en dringen externe inhuur verder terug
Wij werken aan een organisatie die sneller kan reageren op veranderingen in de omgeving en op interne mogelijkheden
voor innovatie en besparingen. Met de introductie van strategische personeelsplanning willen wij het fundament
leggen voor activiteiten gericht op de vergroting van de duurzame inzetbaarheid en de mobiliteit van onze
medewerkers die daarvoor nodig is. Daardoor kan het beroep op externen nog verder afnemen. Wanneer het beroep
op externen verder afneemt, nemen de kansen voor medewerkers om hun inzetbaarheid te vergroten toe en wordt
258
onze organisatie flexibeler. Wij streven daarom in 2013 om de uitgaven voor inhuur met nog eens 10% te verminderen.
De inhuur bij incidentele en piekbelasting gebeurt in 2013 zoveel mogelijk via goedgekeurde flexibele schillen op
basis van businesscases en alleen wanneer dat de interne mobiliteit en het werken aan de vergroting van de duurzame
inzetbaarheid niet belemmert.
Wij verbeteren de transparantie van de begroting
Een open en wendbare organisatie kan niet zonder managementinformatie. Die informatie moet goed zijn, net zoals de
analyses en de adviezen. We moeten de bal één keer raken en niet langer controle op controle stapelen.
Wij gaan dit bereiken door in 2013 de volgende projecten uit te voeren: financiële bedrijfsvoering op orde, versterken
concerncontrol en regie en herontwerp processen Financiën en Control.
In de techniek van de begroting en administratie kunnen wij verbeteringen realiseren. Om een transparantere
begroting te krijgen starten we het project financiële bedrijfsvoering op orde. Dat moet onder andere leiden tot een
eenduidiger begrotingssystematiek, uniforme personeelsramingen en een eenduidige administratievoering.
Daarnaast gaan wij aan de slag om de Planning en Control cyclus slimmer en eenvoudiger (LEAN) te organiseren. Dit
levert een grotere transparantie en stuurbaarheid op en het werk wordt efficiënter uitgevoerd.
Uitvoering van de begrotingsprogramma’s is Scherp en Betrouwbaar
Als scherpe organisatie willen wij professioneel en kostenbewust opereren. Daarnaast zijn wij een betrouwbare
organisatie die een constante kwaliteit levert. De onderstaande projecten in 2013 helpen bij aan deze ambitie.
Wij laten de personeelsbezetting op een zorgvuldige wijze afnemen
De personeelsreductie is een impuls voor en een gevolg van de modernisering van de werkprocessen. Op dit moment
is niet met zekerheid te zeggen hoeveel overplaatsbare en pré-overplaatsbare personeelsleden onze organisatie eind
2012 telt (raming totaal: circa 600). Zodra dat duidelijk is (nadat de plaatsingscommissies hun werk hebben afgerond),
zullen we de Commissie Mens en Samenleving daarover informeren en de begeleiding van betrokkenen laten starten.
Die begeleiding is gericht op een plaatsing op vacatures die in 2013 en 2014 binnen de gemeentelijke formatie
ontstaan als gevolg van verloop. De (pré-)overplaatsbaren worden ook voorbereid op een loopbaan binnen of buiten de
gemeente. Gelet op de krimp van onze organisatie en de situatie op de arbeidsmarkt zal het niet voor alle
overplaatsbaren mogelijk zijn om in 2013 een nieuwe baan binnen of buiten de gemeente te vinden. De afname van de
gemeentelijke organisatie anders dan door verzelfstandigingoperaties zal daardoor beperkt zijn.
Wij investeren in management en daarmee in medewerkers
Met een managementprogramma zullen managers ondersteund worden om zich de nieuwe stijl van leidinggeven die
aansluit op het gedachtegoed als beschreven in Via B, eigen te maken. Begin 2013 zullen leidinggevenden moeten
investeren in de vorming van hun team, de veranderende relaties van dat team met de omgeving en in de afzonderlijke
medewerkers.
De beoordelingsgesprekken die leidinggevenden voeren met hun medewerkers op basis van eerder gemaakte
resultaatafspraken zijn daarvoor erg belangrijk. De leidinggevenden hebben ter voorvoorbereiding op de
organisatieverandering in 2012 met vrijwel alle medewerkers deze zogenoemde Resultaat Gericht Werken (RGW)-
gesprekken gevoerd. Wij verwachten dat ze deze lijn in 2013 zullen doortrekken. Ze zullen daarnaast POP-gesprekken
met hun medewerkers voeren om mobiliteit en werken aan duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Waar nodig zullen
wij de aanpak van het ziekteverzuim intensiveren.
Wij professionaliseren onze inkooporganisatie
In de organisatiestrategie Via B hebben wij afspraken gemaakt over een doelmatige organisatie. Als organisatie kopen
wij veel in. Door efficiënter om te gaan met de inkoop zijn er daardoor snel grote voordelen te behalen. Bij de
Voorjaarsnota 2011 hebben wij besloten om met ingang van 2014 een bedrag van 15 miljoen euro structureel te
besparen op inkoop. Die bedragen zijn inclusief de besparingen op de kosten van het inhuren van externen.
Om dit te bereiken professionaliseren wij onze inkooporganisatie. In 2013 gebruiken wij daarvoor instrumenten als de
inkoopkalender, een marktplaatssysteem voor de inhuur van externen, tenderboards en het meervoudig onderhands
259
inkopen. Dankzij deze instrumenten krijgen we steeds meer zicht op de inkoopbehoeften van de gemeente Utrecht en
op mogelijkheden tot bundeling. In de directieraad worden maandelijks besluiten over de inkoop genomen, zodat we
dit proces adequaat kunnen sturen.
Deze instrumenten zijn voorloper op de aanbesteding en invoering van een inkoopsysteem (operationeel per 1 januari
2014). Ook bij de inkooporganisatie gaan we de processen slim organiseren, in 2013 zorgen we voor de implementatie
van deze herontworpen processen.
Wij moderniseren de ICT infrastructuur
Het moderniseren van onze processen en informatievoorzieningen vraagt aan de technische kant ook vernieuwing. De
gebruiker vraagt via zijn PC meer en meer op internet gebaseerde functionaliteit, waarvoor een vernieuwing van de
werkplekken plaatsvindt. Daarnaast worden meer en meer documenten en beelden alleen nog digitaal opgeslagen wat
veel vraagt van de technische archiveringscapaciteit. Daarnaast werken we niet alleen meer via onze PC, ook laptops,
tablets en mobiele toepassingen nemen in gebruik toe.
Dit vraagt om een veilig en beheersbaar ICT platform met andere manieren van ontsluiten van informatie. Tot slot
raken beeld, geluid en tekst steeds meer geïntegreerd. Door de integratie van spraak en data in het platform is het
mogelijk dat alle kanalen (telefoon, mail, brief, balie en digitaal loket) dezelfde informatie hebben. Al deze
ontwikkelingen vertalen zich in een nieuwe ICT-infrastructuur. In 2013 lopen de aanbestedingen voor dit nieuwe ICT
platform, dat in 2014 in het nieuwe stadkantoor zal worden gepresenteerd.
Naast de bovengenoemde verbeteringen en vernieuwingsprojecten op het gebied van de bedrijfsvoering in 2013 willen
wij ook duidelijke afspraken maken over de uitvoering van de bedrijfsvoering. In het onderstaande schema nemen wij
daarom acht belangrijke doelstellingen voor 2013 op.
Indicator Toelichting Doelstelling 2013
Personeel
Mobiliteit Via het loopbaancentrum begeleiden wij medewerkers die
overplaatsbaar worden in het vinden van een andere baan
binnen of buiten de gemeente. We werken ook aan een
grotere vrijwillige mobiliteit van de medewerkers om hun
kwaliteit te behouden en te bevorderen en daar in te zetten
waar die het meest nodig is.
De interne doorstroom wordt
verhoogd naar 7%.
Stages Stageplaatsen passen binnen de visie van de organisatie.
Utrecht wil sociaal verantwoord ondernemen en het
aanbieden van stageplaatsen voor de diverse
opleidingsniveaus hoort daarbij. Daarnaast past het
aanbieden van stageplaatsen in ons strategisch
personeelsbeleid. Door stageplaatsen aan te bieden
beïnvloeden we bovendien ons imago als werkgever onder
jongeren in positieve zin.
Minimaal 250 stageplaatsen
(Realisatie in 2011 was 271
plaatsen)
Resultaatgericht
werken
Resultaatafspraken zijn belangrijk om bestuurlijke doelen en
wettelijke taken om te zetten in concrete resultaten. Met
behulp van deze afspraken sturen we onder andere op de
organisatievernieuwing ‘Via B’. De resultaatafspraken leiden
ook tot de noodzakelijke basis voor de
beoordelingsgesprekken en het beoordelen van geschiktheid.
Met alle personeelsleden
worden jaarlijks
resultaatgesprekken en
beoordelingsgesprekken
gevoerd.
(resultaat 2011: 51,7%,
beoordelingsgesprekken)
Ziekteverzuim
Het afgelopen jaar liet een toename zien (6,0% realisatie
2011) van het (langdurige) ziekteverzuim. Wij willen het
verzuim, ondanks de reorganisatie niet verder laten stijgen.
In verband met deze gemeentelijke reorganisatie zal vanuit
het management hiervoor veel aandacht nodig zijn.
6,0% inclusief langdurig
verzuim.
(realisatie in 2011 was 6,0%)
260
261
Indicator Toelichting Doelstelling 2013
Organisatie
Inhuur externen De afgelopen jaren hebben we acties uitgevoerd om het
aantal externen te verminderen. De inhuur bij incidentele en
piekbelasting gebeurt in 2013 zoveel mogelijk via
goedgekeurde flexibele schillen op basis van businesscases
en alleen wanneer dat de interne mobiliteit en het werken aan
de vergroting van de duurzame inzetbaarheid niet
belemmert.
De uitgaven van inhuur
externen worden ten
opzichte van 2012 met 10%
verminderd.
Financiën
Verplichtingen Wij leggen verplichtingen die we voor de uitvoering van het
werk aangaan met ondernemingen vast in de administratie.
Daarmee verbeteren we de rechtmatigheid van de uitgaven en
krijgen we een actueler financieel beeld.
Voor 80% van de facturen
leggen we verplichtingen
vast in de administratie.
Tijdige
betaalbaarstellingen
De betalingen die we op grond van verplichtingen en facturen
verrichten, handelen we tijdig en correct af. We blijven
daardoor als organisatie scherp en betrouwbaar.
De betalingen zijn voor 95%
tijdig en correct.
(realisatie 2011 93,7%).
ICT
Continuïteit en
beschikbaarheid van
ICT-systemen
We optimaliseren onze processen en de
informatiehuishouding op basis van de ambities rondom
dienstverlening, participatie, bedrijfsvoering en het nieuwe
werken. Tijdens deze innovatie zorgen we er voor dat de
bedrijfskritische systemen beschikbaar zijn en de continuïteit
gewaarborgd blijft.
Beschikbaarheid: de
systemen zijn beschikbaar in
overeenstemming met de
met de organisatie
overeengekomen niveaus.
Continuïteit: de
gegevensverwerkingen zijn,
voor de door de organisatie
benoemde bedrijfskritische
systemen, robuust tegen
calamiteiten.
Sinds 2012 worden alle concernoverheadkosten niet meer toegerekend aan de programma's. Deze kosten zijn
opgenomen in het programma Algemene Ondersteuning. Voor een toelichting op de kosten van de concernoverhead
verwijzen wij u naar het programma Algemene Ondersteuning.
2.5 Verbonden Partijen
Verbonden partijen zijn rechtspersonen waarmee de gemeente een bestuurlijke en financiële band heeft. Dit zijn onder
andere gemeenschappelijke regelingen en vennootschappen die een publiek belang behartigen en waarvan de
aandelen geheel of gedeeltelijk in het bezit van de gemeente zijn. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een of
meer zetels in het bestuur van de participatie en/of het hebben van stemrecht. Financieel belang is er wanneer de
gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld en die kwijt is in geval van faillissement van de verbonden partij
en/of als financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente. De belangrijkste
verbonden partijen van de gemeente in 2013 komen hierna aan de orde.
Afvalverwijdering Utrecht (AVU)
Doel: Deze gemeenschappelijke regeling heeft tot doel een doelmatige en uit een oogpunt van milieuhygiëne
verantwoorde wijze van overslag, transport en verwerking van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen.
Betrokkenen: Alle gemeenten binnen de provincie Utrecht.
Bestuurlijk belang: De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en
de voorzitter. Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden te benoemen door en uit de provinciale staten, twee leden
te benoemen door en uit de gemeenteraad van Utrecht (daaronder begrepen de voorzitter van de gemeenteraad), één
vertegenwoordiger per deelnemende gemeente (met uitzondering van de stad Utrecht) te benoemen door en uit de
gemeenteraden, de voorzitter van de gemeenteraad daaronder begrepen.
Financieel belang: De AVU sluit contracten af met verwerkers voor het transport en de verwerking van diverse
afvalstromen. De kosten worden op basis van de werkelijke aangeboden gewichten bij de deelnemende gemeenten in
rekening gebracht samen met een opslag voor de apparaatskosten. In de Begroting 2013 van het AVU is voor de
gemeente Utrecht een bedrag opgenomen van 6,263 miljoen euro.
Ontwikkeling: De AVU ontwikkelt voortdurend initiatieven om aan haar doelstellingen te voldoen. Daarnaast worden
steeds meer kleine deelstromen door de AVU in raamcontracten ondergebracht. Ook wordt regelmatig de inzameling
van deelstromen in de raamcontracten meegenomen. De AVU fungeert dan als inkooporganisatie voor de Utrechtse
gemeenten. De gemeente Utrecht treedt voor een aantal deelstromen als onderaannemer op voor de AVU.
NV Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
Doel: De BNG is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. Met gespecialiseerde
financiële dienstverlening draagt de BNG bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de
burger. Daarmee is de bank essentieel voor de publieke taak. De strategie van de bank is gericht op het behouden van
substantiële marktaandelen en het handhaven van een excellente kredietwaardigheid (Triple A).
Betrokkenen: Overheden en instellingen op het gebied van volkshuisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en
openbaar nut (publieke sector).
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht heeft geen zetel in het bestuur en de Raad van Commissarissen van de BNG.
De gemeente heeft als aandeelhouder wel stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Financieel belang: De bank is een structuurvennootschap. De Staat is houder van de helft van de aandelen, de andere
helft is in handen van gemeenten, provincies en een waterschap. De gemeente Utrecht bezit 763.074 aandelen van
2,50 euro per aandeel (1,38% van het totaal). Ieder jaar keert de bank een dividend uit dat gefixeerd is op een
percentage van de netto winst.
Ontwikkeling: De nettowinst wordt negatief beïnvloed door de vormgeving van de bankenbelasting, het tijdpad dat de
BNG mag bewandelen voordat het aan de vereisten van Basel III moet voldoen en de uiteindelijke hoogte tot waar het
eigen vermogen moet worden aangevuld.
263
Bestuur Regio Utrecht (BRU)
Doel: Het BRU vervult taken op het gebied van wonen, werken, mobiliteit, milieu en de ruimtelijke inpassing daarvan.
Het gaat om taken en vraagstukken die niet 'ophouden' bij de gemeentegrens en daarom samenwerking vereisen
tussen de gemeenten in de regio. De samenwerking in BRU-verband is per 1 januari 2006 gebaseerd op de Wet
gemeenschappelijke regelingen plus (Wgr+). Het BRU is één van de zeven zogenoemde Wgr+ regio’s.
Betrokkenen: De gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Maarssen, Nieuwegein, Utrecht, Vianen, IJsselstein en Zeist.
Bestuurlijk belang: Alle BRU-gemeenten zijn vertegenwoordigd in het dagelijks en algemeen bestuur. De burgemeester
van Utrecht is voorzitter van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur telt 35 zetels
(inclusief de voorzitter), waarvan 10 voor de gemeente Utrecht. Het dagelijks bestuur telt elf zetels (inclusief de
voorzitter), waarvan er drie voor Utrecht zijn.
Financieel belang: De gemeentelijke afdracht aan het BRU is geregeld via een regiobijdrage. De begroting en afdracht
van deze bijdrage gaat uit van het aantal inwoners. De regiobijdrage 2013 is vastgesteld op 3,37 euro per inwoner (net
als in 2011 en 2012). De totale Utrechtse bijdrage 2013 aan het BRU is daarmee 1,035 miljoen euro.
Ontwikkeling: In 2011 is de Regionale Agenda 2011-2014 vastgesteld. Deze agenda vormt als het ware het
programma-akkoord van het algemeen bestuur van het BRU voor de nieuwe bestuursperiode. In 2013 ligt de focus van
het BRU op de uitvoering van de Regionale Agenda, waarin samenwerkingsafspraken zijn opgenomen op de terreinen
verkeer en vervoer, wonen, verstedelijking en economie. In navolging van de landelijke discussie over bestuurlijke
organisatie (afschaffen wgr+) wordt in BRU verband ook de discussie over de toekomst van de regionale samenwerking
gevoerd.
NV GCN-houdster
Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco).
Betrokkenen: De gemeenten Utrecht en Amersfoort, evenals de provincie Utrecht.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht.
Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor 47,5% een belang in de vennootschap.
Ontwikkeling: De vennootschap heeft in 2003 haar aandelen in REMU NV in eigendom overgedragen aan NV Eneco.
Aan de gemeente Utrecht kan nog een nabetaling plaatsvinden van naar verwachting circa 1,8 miljoen euro, als Eneco
zich vóór 31 december 2010 verder had geprivatiseerd. Er is nog geen informatie ontvangen van de NV over het jaar
2011.
GEM Beheer BV Kanaleneiland
Doel: Bevordering van stedelijke herstructurering, het optreden als beherend vennoot van de commanditaire
vennootschap, het kopen en verkopen van onroerende zaken en het (doen) ontwikkelen, realiseren en (tijdelijk)
beheren van projecten, het (doen) financieren, ook door middel van het stellen van zekerheden, van derden, het
verkrijgen van financiering, het plaatsen van gelden á deposito.
Betrokkenen: gemeente Utrecht, Mitros Aska Beheer BV, Portaal Holding BV en Proper-Stok Groep BV
Bestuurlijk belang: Aandeelhouders benoemen gezamenlijk de directeur van de vennootschap, die vervolgens moet
opereren binnen het tussen partijen overeengekomen directiereglement.
Financieel belang: De geldstromen lopen via deze vennootschap vanaf de GEM Kanaleneiland CV.
Ontwikkeling: Is terug te vinden bij het programma Stedelijke Ontwikkeling onder doelstelling 3 en in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties.
GEM Kanaleneiland CV
Doel: Bevordering van stedelijke herstructurering, ontwikkeling en realisatie van onroerende zaken in het gebied dat
wordt begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal en het centrumgebied kanalenheiland, een en ander volgens de op 28
maart 2006 tussen partijen (zie hieronder bij betrokkenen) gesloten samenwerkingsovereenkomst 'Realisatie
Vernieuwingsplan Centrumgebied Kanaleneiland'.
Betrokkenen: De gemeente Utrecht, stichting Mitros, stichting Portaal en Proper-Stok Groep BV en GEM Beheer BV.
Bestuurlijk belang: De gemeente wordt vertegenwoordigd door de directeur van Utrecht Vernieuwt BV.
Financieel belang: De gemeente heeft net als de overige betrokkenen 1,0 miljoen euro bijgedragen aan het eigen
vermogen.
Ontwikkeling: Is terug te vinden bij het programma Stedelijke Ontwikkeling onder doelstelling 3 en in het Meerjaren
Perspectief Grondexploitaties.
264
Utrecht Vernieuwt BV
Doel: Het als commanditaire vennoot deelnemen in commanditaire vennootschappen dan wel uit andere hoofde
participeren in publiek-private-samenwerkingsverbanden die de herstructureringsopgave van de gemeente Utrecht ten
doel hebben, het beheren van vermogen en het beleggen van gelden in onroerende zaken, aandelen en obligaties, het
kopen en verkopen van onroerende zaken. effecten en andere goederen, het (doen) financieren, ook door middel van
het stellen van zekerheden, van andere personen en ondernemingen.
Betrokkenen: De gemeente Utrecht is 100% aandeelhouder van de BV.
Bestuurlijk belang: Realiseren stedelijke herstructurering, ontwikkelen prachtwijk.
Financieel belang: Via Utrecht Vernieuwt BV participeert de gemeente Utrecht als stille vennoot in de GEM
Kanaleneiland CV.
Ontwikkeling: Is terug te vinden onder het programma Stedelijke Ontwikkeling en in het Meerjaren Perspectief
Grondexploitaties.
Het Utrechts Archief (HUA)
Doel: Het in goede en geordende staat acquireren, bewaren, beheren en ter beschikking stellen van archieven, voor de
provincie en de gemeente Utrecht (volgens de Archiefwet) en het beheren en publiek toegankelijk maken van een
collectie archivalia, boeken en beeldmateriaal over Utrecht als modern informatiecentrum.
Betrokkenen: De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de gemeente Utrecht. Mogelijk wordt in 2013
de provincie Utrecht in plaats van het Rijk nieuwe partner in de gemeenschappelijke regeling vanwege decentralisatie
van Rijkstaken. De provincie betaalt in ieder geval voor het provinciaal archief.
Bestuur: Het bestuur van HUA bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De gemeente
wijst drie leden van het algemeen bestuur aan, waaronder in ieder geval het lid van het college van B en W belast met
de portefeuille archiefzaken. Dit is in het huidige college van B en W de burgemeester. Drie leden van het algemeen
bestuur worden aangewezen door de minister van OC&W, waaronder in ieder geval de algemene rijksarchivaris. De
voorzitter van het algemeen bestuur is het lid van het college van B en W dat belast is met de portefeuille archiefzaken,
thans de burgemeester. Het dagelijks bestuur bestaat in de praktijk uit het algemeen bestuur.
Financieel belang: Alle uit deze gemeenschappelijke regeling voortvloeiende kosten worden onder aftrek van
inkomsten paritair door het bestuur van de gemeente en de minister gedragen. De gemeentelijke bijdrage 2013 is
gelijk aan die van 2012 en bedraagt 2,827 miljoen euro.
Ontwikkeling: In 2013 zet HUA in op een nog sterker digitaal profiel dan voorheen. Veelgevraagde bronnen over de
Utrechtse geschiedenis worden geleidelijk gedigitaliseerd en daarmee 24/7 via internet beschikbaar. Het publiek wordt
in toenemende mate gestimuleerd gebruik te maken van een te ontwikkelen digitale studiezaal op
www.hetutrechtsarchief.nl. Het aantal gebruikers daarvan zal tot boven de 3 miljoen euro groeien. Vanwege de
verhuizing van de gemeente naar het Stadskantoor wordt een omvangrijke overdracht van enkele kilometers papieren
archief dat na selectie in aanmerking komt voor duurzaam beheer voorbereid. Daarnaast wordt in nauwe
samenwerking met de gemeente Utrecht gewerkt aan aansluiting op het landelijke E-depot waardoor ook digitale
informatie (digital born) duurzaam beheerd kan gaan worden. De toezichtrelatie op de gemeentelijke
informatiehuishouding wordt op moderne leest geschoeid. Ten aanzien van publieksbereik wordt gestreefd naar
opnieuw een toename van 15% bezoekers aan het publiekscentrum Hamburgerstraat/voormalige Rechtbank. In 2013
worden hier in het kader van de Vrede van Utrecht twee laagdrempelige exposities op basis van de eigen collectie
georganiseerd. In het kader van evenementen wordt breed samengewerkt, onder andere met festivals. De
samenwerking met Musea Utrecht op het gebied van marketing en educatie wordt verder uitgebouwd. Ook de
verjaardag van de stad ‘de Stadsdag Utrecht’ op 2 juni krijgt opnieuw vorm. Bron HUA Meerjarenplan 2013-2016.
Recreatieschap Stichtse Groenlanden
Doel: De gemeente concentreert de bestuurlijke aandacht voor het buitengebied op het werkgebied van het
recreatieschap Stichtse Groenlanden. Hierbinnen ligt het grootste en directe recreatieve belang voor de inwoners van
de stad. Ook vindt de groei van de stad (Leidsche Rijn) vooral plaats grenzend aan en deels in het werkgebied van dit
schap. Met de groei van dit nieuwe stadsdeel hangt een toenemende behoefde aan recreatie voorzieningen samen.
Hiervoor is de afgelopen jaren de financiële relatie verder versterkt (een aanvulling in de bijdrage groeiend naar
0,2 miljoen euro jaarlijks extra, voltooid in 2012). Belangrijke voorzieningen zijn Strijkviertel, Ruigenhoek,
Maarsseveense Plassen, Laagraven, Haarzuilens en Haarrijn (aparte opdracht Stadswerken). Deze zijn voor Utrecht alle
van groot belang voor haar inwoners.
Betrokkenen: Gemeentebesturen van Utrecht, Nieuwegein, Maarssen, Woerden, Houten, IJsselstein, Lopik, De Bilt en het
bestuur van de provincie Utrecht.
265
Bestuurlijk belang: De gemeenten wijzen elk twee leden van het algemeen bestuur aan. Tenminste één van deze leden
dient lid te zijn van het college van B en W. Ook de provincie wijst twee leden van het algemeen bestuur aan, waarvan
er één lid dient te zijn van het college van Gedeputeerde Staten. Elk lid heeft een stem. Het algemeen bestuur benoemt
uit haar midden de leden van het dagelijks bestuur.
Financieel belang: In 2013 bedraagt de bijdrage van de gemeente Utrecht (een vast bedrag) 0,930 miljoen euro,
daarmee een belang van ongeveer 32% van het exploitatietekort en daarmee de belangrijkste deelnemer. Tweede
belangrijke deelnemer is de provincie Utrecht (ongeveer 28%).
Ontwikkelingen: Wielrevelt (Haarzuilens) en plusplan Ruigenhoek zijn opgeleverd. De verdere ontwikkeling van nieuwe
recreatiegebieden om de stad staat onder druk, omdat het Rijk niet meer bijdraagt aan inrichting, verwerving en
beheer van bestaande en nog te ontwikkelen gebieden. In de herijking voor Recreatie om de stad wordt onderzocht
welke deelopgaven nog gerealiseerd kunnen worden. De provincie Utrecht onderzoekt de mogelijkheid tot
samenvoeging van schappen en de mogelijkheden om de markt meer te betrekken bij het realiseren van
recreatievoorzieningen. Het zal niet direct leiden tot besparing in de gemeentelijke bijdrage aan het
exploitatieresultaat, wel betekent het meer efficiency in de bestuurlijke inbreng en ambtelijke ondersteuning. Al eerder
zijn de bijdragen aan de schappen conform het traject 'gezamenlijk de trap af ', met 5% gekort.
Plassenschap Loosdrecht
Doel: De gemeente is sinds 2008 weer deelnemer in het Plassenschap, op uitdrukkelijk verzoek van provincie en
schap. Het plassengebied is vooral van belang voor het zuidelijke deel, De Strook, waar een belangrijk deel van de
utrechtse bevolking kan genieten van strand en water. Dit blijkt ook uit de metingen van herkomst van recreanten.
Utrecht heeft een beperkt belang.
Betrokkenen: Gemeentebesturen van Utrecht, Loenen en Breukelen (in 2012 samen Stichtse Vecht), Wijde Meren en het
bestuur van de provincie Utrecht en provincie Noord-Holland.
Bestuurlijk belang: De gemeenten wijzen elk één lid van het algemeen bestuur aan uit het college van B en W. Ook de
provincie wijst een lid aan van het algemeen bestuur aan uit het college van Gedeputeerde Staten. Elk lid heeft een
stem. Het algemeen bestuur benoemt uit haar midden de leden van het dagelijks bestuur.
Financieel belang: De bijdrage van de gemeente Utrecht bedraagt een vast bedrag per jaar, zijnde 0,164 miljoen euro,
daarmee ongeveer 7% van het exploitatietekort. De totale begroting van het schap beslaat ongeveer 1,484 miljoen
euro.
Ontwikkelingen: De financiële positie van het schap is enigszins verbeterd. Wijde Meren en Stichtse Vecht trekken
samen de discussie over hoe het schap verbeterd kan worden. De provincie Utrecht onderzoekt de mogelijkheid tot
samenvoeging van schappen en de mogelijkheden om de markt meer te betrekken bij het realiseren van
recreatievoorzieningen. Het zal niet direct leiden tot besparing in de gemeentelijke bijdrage aan het
exploitatieresultaat, wel betekent het meer efficiency in de bestuurlijke inbreng en ambtelijke ondersteuning. Al eerder
zijn de bijdragen aan de schappen conform het traject 'gezamenlijk de trap af ', met 5% gekort.
NV REMU-houdster
Doel: Het houden van aandelen in REMU NV (inmiddels verkocht aan Eneco).
Betrokkenen: De gemeenten Utrecht en Amersfoort evenals de provincie Utrecht.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht.
Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor 47,5% een belang in de vennootschap.
Ontwikkeling: Geen.
Muziekcentrum Vredenburg BV (VERVALLEN)
Doel: Het beheer en de exploitatie van onroerende goederen, in de meest uitgebreide zin des woords, omvattende het
complex muziekcentrum, gelegen aan het Vredenburg te Utrecht (Statutenwijziging Muziekcentrum Vredenburg BV van
23 augustus 1978).
Betrokkenen: gemeente Utrecht is enig eigenaar van de BV.
Bestuurlijk belang: De gemeenteraad is houder van alle aandelen (100%). De gemeenteraad laat zich in de
aandeelhoudersvergadering vertegenwoordigen door de wethouder Financiën. Het college van B en W fungeert als
directie van de BV. Wethouder Grondzaken is door de directie aangewezen als eerstverantwoordelijk directeur van de
BV.
Financieel belang: Volledig eigenaar van Muziekcentrum Vredenburg BV. Muziekcentrum Vredenburg BV beschikt over
een bedrijfsreserve.
Ontwikkeling: De gemeenteraad heeft op 22 december 2011 ingestemd met het voorstel tot ontbinding en vereffening
van de besloten vennootschap. De onherroepelijke ontbinding en vereffening van de besloten vennootschap is
vervolgens besloten in de AVA van 23 december 2011.
266
Veiligheidsregio Utrecht
Doel: De VRU is belast met taken op het terrein van de risicobeheersing en de voorbereiding op rampen en crises.
Daarnaast is de VRU verantwoordelijk voor de uitvoering van de brandweerzorg (bestrijding en preventie), de
geneeskundige hulpverleningsorganisatie (GHOR) en bevordert en ondersteunt een adequate voorbereiding van
gemeenten op rampen en crises.
Betrokkenen: Naast Utrecht 28 omliggende gemeenten. De Politie Utrecht is aan de Veiligheidsregio verbonden door
een convenant.
Bestuurlijk belang: De Veiligheidsregio is tot stand gebracht door middel van een gemeenschappelijke regeling. Het
algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. De regeling bepaalt dat de
burgemeester van Utrecht voorzitter is van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Financieel belang: De totale bijdrage van de gemeente Utrecht over 2013 bedraagt in ieder geval niet meer dan
23,5 miljoen euro (het exacte bedrag is bekend na vaststelling van de begroting van de VRU). De bijdrage van de
gemeente Utrecht is opgebouwd uit een bedrag per inwoner voor de gemeenschappelijke bestuurs- en
organisatiekosten en een in een dienstverleningsovereenkomst vastgelegde financiële vergoeding voor de repressieve
en preventieve brandweerzorg in de stad Utrecht.
Ontwikkeling: In 2012 en 2013 is de totstandkoming van het nieuwe (regionale) dekkingsplan ‘Veiligheidszorg op
maat’ een van belangrijkste ontwikkelingen. Dit plan kan consequenties hebben voor financiën, huisvesting, materieel
en personeel. In het licht van die discussie wordt door de Veiligheidsregio Utrecht ook nagedacht over herijking van de
huidige financieringsstructuur en de planning en controlcyclus.
NV Vitens
Doel: Het maken en verkopen van drinkwater.
Betrokkenen: De provincies Overijssel, Gelderland en Utrecht, evenals een 140-tal gemeenten.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is aandeelhouder en heeft als zodanig stemrecht.
Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor circa 4% een belang in de vennootschap. Jaarlijks ontvangt de
gemeente Utrecht een vergoeding van circa 1 miljoen euro voor de destijds aan NV Hydron afgegeven concessie. De
gemeente ontvangt een jaarlijkse dividenduitkering.
Ontwikkeling: NV Vitens heeft de aan NV Hydron afgegeven concessie ter discussie gesteld. Hierover zijn gesprekken
gaande. Een gang naar de rechter valt niet uit te sluiten.
GEM Vleuterweide Beheer BV
Doel: Het ontwikkelen van de VINEX-locatie Vleuterweide ten behoeve van de realisatie van 6.000 woningen,
voorzieningen, kantoren en bedrijfsbestemmingen als Beherend Vennoot van de GEM Vleuterweide CV.
Betrokkenen: De gemeente Utrecht, AMVEST Woningen A-BV, Fortis Investments Vastgoed Ontwikkeling NV, AM Wonen
BV en Ballast Nedam Ontwikkelingsmij BV.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 50% aandeelhouder van de GEM Vleuterweide Beheer BV.
Financieel belang: Het financiële belang in de GEM Vleuterweide Beheer BV is bijna 0,01 miljoen euro.
Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode tussen 2003 en 2012 zullen
6.200 woningen worden opgeleverd, 5.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van
13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen,
zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven).
GEM Vleuterweide CV
Doel: Het verkrijgen van de voor de ontwikkeling van de VINEX-locatie Vleuterweide benodigde gronden, het bouw- en
woonrijpmaken van de gronden en het vervreemden van de bouwrijp gemaakte kavels ten behoeve van de realisatie
van 6.000 woningen en voorzieningen.
Betrokkenen: De Vleuten-De Meern Zelfstandig BV als Commandiet gemeente, Terra Landelijke Eigendommen BV als
Commandiet Amvest, Woodpecker Investments BV als Commandiet Fortis/Amev, Amstelland deelnemingen
Grondbedrijf BV als Commandiet AM Wonen BV, Ballast Nedam Vleuterweide BV als Commandiet Ballast Nedam
Ontwikkelingsmij BV, GEM Vleuterweide Beheer BV.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 48% eigenaar van het kapitaal in de GEM Vleuterweide CV.
Financieel belang: Het financieel belang van de gemeente in de GEM Vleuterweide CV is 1,743 miljoen euro.
Ontwikkeling: Eind 2002 is gestart met de bouw van de eerste woningen. In de periode tussen 2003 en 2012 zullen
6.200 woningen worden opgeleverd, 5.000 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) kantoren, een winkelcentrum van
13.500 m² bvo, een bedrijventerrein van 58.300 m² en circa 67.000 m² bvo niet-commerciële voorzieningen (scholen,
zorgvoorzieningen, kinderdagverblijven).
267
UW-HOLDING BV
Doel: De uitvoering van de taken op het gebied van gesubsidieerde arbeid (waaronder sociale werkvoorziening)
Betrokkenen: De gemeente Utrecht.
Bestuurlijk belang: De gemeente Utrecht is voor 100% aandeelhouder van de vennootschap en draagt één lid van de
Raad van Commissarissen voor.
Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft voor een bedrag van in totaal circa 3,8 miljoen euro diverse geldleningen
en/of garanties verstrekt. De huidige garantstelling loopt in 2013 af en dient herzien te worden.
Ontwikkeling: Ondanks dat de Wet Werken naar Vermogen controversieel is verklaard zijn bezuinigingen binnen het
Wsw-bedrijf hiermee niet van de baan. De voorwaarden om tot herstructurering te komen zijn gewijzigd waardoor het
oorspronkelijke herstructureringsplan herzien dient te worden. Deze herziening wordt momenteel door UW uitgewerkt.
Aanvullend wordt door de gemeente een kadernotitie opgesteld.
COÖPERATIE WIGO4IT U.A.
Doel: De behartiging van de stoffelijke belangen van de deelnemende gemeenten opdat de dienstverlening aan burgers
op het brede werkgebied van de diensten werk, inkomen, zorg en inburgering van de deelnemende gemeenten,
evenals de daartoe noodzakelijke handhaving, continue kan verbeteren en de effectiviteit en doelmatigheid kan worden
vergroot.
Betrokkenen: gemeente Amsterdam, gemeente Den Haag, gemeente Rotterdam en gemeente Utrecht.
Bestuurlijk belang: De wethouder Sociale zaken en werkgelegenheid vertegenwoordigt de gemeente Utrecht in de
ledenvergadering en het afdelingshoofd Sociale zaken en werkgelegenheid is bestuurslid.
Financieel belang: De gemeente Utrecht heeft een entreegeld gestort van 0,025 miljoen euro. Bij uittreding uit de
coöperatie kan de gemeente Utrecht onder bepaalde voorwaarden worden verplicht een vergoeding te betalen.
Ontwikkeling: In 2011 is besloten om Wigo4it om te vormen naar een regie organisatie. In 2012 is deze worden
ingericht en voorbereid door een kwartiermaker. Klant- en medewerkerstevredenheid blijven een speerpunt voor
Wigo4it. Het beleid is dan ook gericht op het borgen en verbeteren van processen en dienstverlening.
CV Wijkontwikkelingsmaatschappij Noordwest
BV Wijkontwikkelingsmaatschappij Noordwest
Doel: Het bevorderen van de stedelijke herstructurering in de wijk Noordwest in de gemeente Utrecht met het oog op
verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische ontwikkeling in die wijk, evenals het verkrijgen,
vervreemden, bezwaren, ontwikkelen, beheren, verbeteren, exploiteren en verhuren van onroerende zaken en rechten
waaraan deze zijn onderworpen en ten slotte alles dat met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of
daartoe bevorderlijk kan zijn. Het speerpunt van de WOM is gericht op verbeteren van de sociaaleconomische
ontwikkeling van de Amsterdamsestraatweg.
Betrokkenen: Mitros en gemeente Utrecht.
Bestuurlijk belang: De wethouder Economische Zaken. Verbeteren economische ontwikkeling in de wijk en meer
specifiek de Amsterdamsestraatweg. In de Raad van Commissarissen hebben Mitros en de gemeente Utrecht elk één
stem.
Financieel belang: Mitros en de gemeente Utrecht hebben elk 1,566 miljoen euro bijgedragen aan het eigen vermogen
van de CV. Mitros en de gemeente Utrecht hebben elk 0,009 miljoen euro bijgedragen aan het eigen vermogen van de
BV.
Ontwikkeling: De WOM verzorgt het onderhoud en int de huren. In 2013 zullen panden worden verworven die
bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van de WOM.
Stichting EYOF 2013
Doel
• Het fungeren als organisatiecomité zoals genoemd in het door de gemeente Utrecht en NOC*NSF ondertekende
Host City Contract for the 12th Summer European Youth Olympisch Festival'.
:
'
• et voorbereiden en (doen) organiseren van het Europees Jeugd Olympisch Festival in 2013. H• Het verwerven van de noodzakelijke geldmiddelen ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van het Europees
Jeugd Olympisch Festival 2013 in Utrecht, een en ander in samenspraak met het NOC*NSF en de gemeente Utrecht.
Betrokkenen: gemeente Utrecht, NOC*NSF en provincie Utrecht.
Bestuurlijk belang: De wethouder Sport vertegenwoordigt de gemeente Utrecht in de ledenvergadering (voorzitter) en
de directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (bestuurslid).
Financieel belang: Gedurende de periode 2011- 2013 bedraagt de bijdrage voor dit evenement van de gemeente
Utrecht 1,3 miljoen euro.
268
269
Ontwikkeling: De stichting is opgericht op 12 augustus 2010. De uitvoerende organisatie rapporteert twee maandelijks
aan het bestuur over de stand van zaken. Naast een sportprogramma tijdens het evenement zelf van 14 tot en met 19
juli 2013 vinden in aanloop verschillende activiteiten plaats ter promotie van het evenement onder de naam Achmea
High Five Challenge.
Wijkontwikkelingsmaatschappij Lombok BV
Doel: beoogt de economische structuur en leefbaarheid van de wijk Lombok te versterken. Door middel van het
aankopen, opknappen en verhuren van panden aan geschikte ondernemers in de juiste branches wordt dit
gerealiseerd.
Betrokkenen: Naast de gemeente Utrecht zijn betrokken als aandeelhouders SSH Utrecht, Rabobank Utrecht en
omgeving, Stichting Mitros, aannemingsbedrijf R. Middelkoop BV, E. van Rossum Beheer Utrecht BV.
Bestuurlijk belang: De wethouder Economische Zaken is namens de gemeente Utrecht de grootaandeelhouder in de
vergadering van aandeelhouders.
Financieel belang: De gemeente Utrecht bezit 95% van de aandelen. Deze zijn destijds verkregen door inzet van
Europese subsidie.
Ontwikkeling: Het beschikbare kapitaal van de WOM is besteed aan de aankoop van panden. Om verdere aankoop van
panden en daarmee verdere realisatie van de doelstellingen mogelijk te maken is enkele jaren geleden besloten om op
basis van het eigen vermogen ook vreemd aan te trekken. Hierdoor is het vreemd vermogen toegenomen.
In het collegeprogramma is de opheffing van de WOM en verkoop van de panden opgenomen. Thans wordt dit bezien
in de totale opgave van het afstoten van gemeentelijk vastgoed, zodat de WOM mogelijk behouden kan blijven.
NV Wonen Boven Winkels in Utrecht
Doel: Het realiseren van woningen en wooneenheden door het herontwikkelen van lege verdiepingen boven winkels
(c.q. boven andere functies op de begane grond) in de binnenstad van Utrecht.
Betrokkenen: De gemeente is aandeelhouder van de NV Wonen Boven Winkels en is inhoudelijk betrokken bij de
werkzaamheden van de NV Wonen boven winkels. Er zijn drie aandeelhouders: woningcorporatie Bo-Ex, NV
Stadsherstel Utrecht en de gemeente Utrecht.
Bestuurlijk belang: Het realiseren van het gemeentelijk beleid / de gemeentelijke doelstelling voor Wonen boven
winkels; het intensiveren van de woonfunctie met als nevendoelen het verbeteren van verblijfsklimaat (vooral ook in de
avonduren), de sociale veiligheid in het (kern)winkelgebied en de ruimtelijke kwaliteit.
Financieel belang: De gemeente heeft bij de oprichting van de NV 0,025 miljoen euro in de NV gestort. De NV heeft
geen winstoogmerk, feitelijk is het gestorte aandelenkapitaal het exploitatiebudget van de NV voor vaste kosten en de
uitvoering van de werkzaamheden. Het eigen vermogen per 31-12-2010 bedraagt 0,017 miljoen euro. De deelnemers
in de NV kunnen het eigen kapitaal aanvullen met extra stortingen. Voor wat betreft de gemeentelijke participatie is de
verschuiving van eigen inzet van middelen naar een bijdrage in de exploitatie van de NV en in die zin budgettair
neutraal. Subsidies voor de realisering van wooneenheden worden door StadsOntwikkeling verstrekt aan eigenaren van
herontwikkelde panden.
Ontwikkeling: De NV adviseert en faciliteert eigenaren van panden over c.q. bij het ontwikkelen van plannen voor
woningen. Daarnaast werkt de NV aan promotie en het verwerven van een positie als partij in het werkveld. De NV
heeft als doelstelling 20 wooneenheden per jaar, maar is daarbij afhankelijk van de investeringen van de eigenaren van
panden. Naast het stimuleren van het realiseren van wooneenheden zet de NV zich in samenwerking met particuliere
partijen en Wijkbureau Binnenstad in voor de verbetering van toegangen als stegen.
NV Maatschappij tot Stadsherstel Utrecht
Doel: De doelstelling van de NV is het restaureren en exploiteren van monumentale panden en complexen in de
gemeente Utrecht.
Betrokkenen: Er zijn vele (particuliere) aandeelhouders. De gemeente Utrecht is een van de grotere aandeelhouders.
Bestuurlijk belang: De instandhouding van (beschermde) monumenten is van belang voor Utrecht als grote
monumentenstad. De NV richt zich met haar doelstelling vooral op de minder courante objecten die voor commerciële
partijen minder interessant zijn. De NV bezit naast een aantal individuele panden complexen als de Zeven Steegjes, het
Doelenhuiscomplex, de voormalige brandweerpanden en het complex van molen De Ster.
Financieel belang: De gemeente Utrecht bezit voor 0,9 miljoen euro aan aandelen in de NV. Het gegarandeerde
dividend bedraagt 5% per jaar. Dit dividend wordt gebruikt voor de rentekosten van het ten laste van het leningsfonds
ingebrachte aandelenkapitaal. Het eigen vermogen van de NV per 31-12-2010 bedraagt 9,0 miljoen euro.
Ontwikkeling: In 2012 is het project Balije opgeleverd (een kinderdagverblijf en een restaurant). Voor 2013 is
vooralsnog geen nieuw project gepland.
2.6 Grondbeleid
Doel van het grondbeleid
Het krachtenveld dat invloed uitoefent op de ontwikkeling van de stad wordt steeds complexer. Bestaande en
toekomstige bewoners willen meer inspraak en ondernemers willen actiever betrokken worden. En natuurlijk hebben
ontwikkelaars, beleggers en corporaties hun inbreng. Deze ingewikkelde mix van visies, belangen en competenties
vraagt om een goede regisseur van het ontwikkelproces.
De gemeente wil haar sturing versterken, door vanuit een regierol partijen samen te brengen en meer aandacht te
geven aan bijzondere ambities die externe partijen niet zelf oppakken.
Deze gewenste rol vraagt in combinatie met een aanzienlijke ambitie m.b.t. de voorgenomen bouwopgave in een
(markttechnisch) veranderende omgeving om een herijking van het Grondbeleid. De complexiteit en omvang van de
opgave vragen om een lokale overheid die zowel regisserend als uitvoerend kan handelen. Op locatieniveau wordt een
afweging gemaakt over het in te zetten grondbeleid. Situationele omstandigheden bepalen mede deze keuze.
Eind 2011 is de nieuwe Nota Grondbeleid 'Regie op goede gronden' voor bestuurlijke besluitvorming aangeboden.
Begin 2012 is deze nota na een uitgebreide discussie in de gemeenteraad vastgesteld. De algemene beleidslijn wordt
met het vaststellen van deze nieuwe nota: Regie voeren door te faciliteren waar het kan en te acteren waar het moet.
De b
• Doe er alles aan om, in een regisserende of faciliterende rol, partijen te laten investeren, geef ook ruimte aan
ijdelijke ontwikkelingen.
asis houding van de gemeente Utrecht in het grondbeleid wordt daarbij:
t
• Investeer als gemeente actief, daar waar het echt nodig is om voor de stad essentiële ontwikkelingen op gang te
brengen. Fasering is daarbij wel van belang, een gespreide ontwikkeling is goed voor de stad en goed voor het
geld.
De inzet van de vormen van grondbeleid en grondbeleidsinstrumenten is gericht op het binnen de gestelde doelen van
ruimtelijke ordening en beleidssectoren realiseren van de gewenste verandering van het grondgebruik voor
chillende functies: vers
• et de gewenste (ruimtelijke) kwaliteit en kwantiteit van het grondgebruik (stedenbouwkundig programma); m• egen een verantwoorde kosten-kwaliteitverhouding van het grondgebruik; t• p de gewenste tijd en plaats; o• p een efficiënte wijze; o• met een financieel-economisch rendement.
De gemeente Utrecht kiest waar mogelijk voor een faciliterende rol en het sluiten van anterieure overeenkomsten om
de gewenste regie te kunnen voeren. Dit sluit niet uit dat de gemeente in bepaalde situaties en op specifieke locaties
kan overgaan tot het voeren van actief grondbeleid. In de Nota Grondbeleid worden de doelstellingen en
uitgangspunten beschreven die de gemeente Utrecht hanteert wanneer gekozen wordt voor een actief grondbeleid.
Instrumenten grondbeleid.
Het instrumentarium waarvan gebruik gemaakt kan worden bij het uitvoeren van het grondbeleid zijn, naast vrijwillige
verwerving, onder meer voorkeursrecht, onteigening, kostenverhaal en erfpacht. Het beschikbare instrumentarium
evenals de bestuurlijke en ambtelijke bevoegdheden ten aanzien van de inzet van het instrumentarium staan
beschreven in de Nota Grondbeleid en het bijbehorende verwervings- en taxatieprotocol. Bij de verantwoording zal
worden ingegaan op de inzet van het instrumentarium in het afgelopen jaar.
Organisatorische inbedding
Zoals we hiervoor al aangaven kunnen we het ruimtelijke beleid en het sectorale beleid niet los zien van het
grondbeleid en dienen zij elkaar wederzijds te beïnvloeden. Het grondbeleid is ambtelijk een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van alle diensten die zijn betrokken bij de ruimtelijke invulling van de stad Utrecht. In de
eente Utrecht zijn dit de volgende diensten: gem
• projectbureau Leidsche Rijn (PBLR), voor de ontwikkeling van Leidsche Rijn;
271
p• rojectorganisatie Stationsgebied (POS), voor de ontwikkeling van het Stationsgebied;
• StadsOntwikkeling (SO), voor het sectorale en ruimtelijke beleid en het realiseren van het grondbeleid in bestaand
tedelijk gebied; s
• Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), voor het sectorale beleid op het gebied van welzijn, sport en
onderwijs.
De diensten PBLR, POS en SO voeren vanuit uniforme gemeentelijke kaders het grondbeleid uit. De projectorganisaties
Projectbureau Leidsche Rijn (PBLR) en de Projectorganisatie Stationsgebied (POS) rapporteren afzonderlijk over de
projecten Leidsche Rijn, respectievelijk Stationsgebied. Waar relevant, vindt afstemming plaats.
Naast de grondexploitaties van de gemeente Utrecht zijn ook de gemeentelijke investeringsprogramma’s, waaronder
Integraal Accommodatiebeleid, het Masterplan Voortgezet onderwijs, Bereikbaarheid en het Dynamisch Stedelijk
Masterplan, van grote invloed op het ruimtelijke beleid van de stad Utrecht. Buiten de gemeentelijke organisatie doen
derden (particulieren) eveneens belangrijke investeringen die een relatie hebben met het ruimtelijke ordeningsbeleid.
De (vernieuwde) samenwerkingsafspraken met de corporaties (Bouwen aan de stad (BAS)) in relatie tot het programma
Utrecht Vernieuwt zijn hiervan een goed voorbeeld.
Actuele Ontwikkelingen
Rapportage voortgang grondexploitatieprojecten
De Bestuursrapportages Leidsche Rijn en POS (handelend over de grondexploitatie en risico's verbonden aan deze
gebiedsontwikkelingen), evenals het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) van de bestaande stad (handelend
over het uitvoeren van het actieve grondbeleid in bestaand stedelijk gebied) maken onderdeel uit van de
begrotingscyclus. Deze rapportages bieden we jaarlijks aan uw gemeenteraad aan bij de behandeling van de
voorjaarsnota. Voor de actuele prognoses en financiële ontwikkelingen op grondexploitatiegebied verwijzen wij naar
de Voorjaarsnota 2012.
De inhoudelijke ontwikkelingen binnen Leidsche Rijn, Stationsgebied en bestaand stedelijk gebied worden in het
Programma Stedelijke Ontwikkeling toegelicht.
Reserve grondexploitaties
Ten behoeve van de binnenstedelijke grondexploitaties is een reserve gevormd. De totale omvang van de reserve
grondexploitatie per 1 januari 2012 bedraagt 16,8 miljoen euro. De omvang van de reserve Grondexploitatie is in
2012 toegenomen en van voldoende omvang om de risico's in de lopende grondexploitaties op te vangen. Doordat de
marktomstandigheden het afgelopen jaar verder verslechterd zijn is het risicoprofiel van het MPG ten opzichte van
2011 toegenomen (7,3 miljoen euro bij een rente van 4%) Bij de Voorjaarsnota 2012 zijn voor 3,9 miljoen euro
maatregelen getroffen om voldoende saldo te hebben voor deze risico's. Door de wijziging van de omslagrente van
5 naar 4% is het verloop van de reserve grondexploitatie positief beïnvloed. Het verloop van de reserve (inclusief
onttrekkingen, reserveringen en risicoprofiel) is met uitzondering van 2013 positief.
Op basis van huidig bekende inzichten (MPG 2012 inclusief wijziging van de omslagrente naar 4%)is het verloop van de
reserve grondexploitatie voor de periode 2012-2017 als volgt weer te geven.
2012 2013 2014 2015 2016 2017
Stand per 1 januari 16,8 13,5 8,8 14,3 13,3 16,5
Stortingen afgesloten positieve projecten 0 0,4 13,3 3,7 7,6 0
Bijdrage fysieke domein 2,5
Onttrekkingen - 5,8 - 5,1 - 7,8 - 4,7 - 4,4 - 3,0
Saldo na stortingen en onttrekkingen 13,5 8,8 14,3 13,3 16,5 13,5
Reserveringen - 5,1 -5,1 -5,1 - 5,1 -5,1 -5,1
Saldo na reserveringen 8,4 3,7 9,2 8,1 11,4 8,4
Risicoprofiel - 7,3 - 7,3 - 7,3 - 7,3 - 7,3 - 7,3
Ruimte reserve grondexploitatie 1,1 -3,6 1,9 0,8 4,1 1,1
Bedragen zijn x 1,0 miljoen euro.
Een nadere toelichting op bovenstaande tabel is opgenomen in het MPG 2012.
272
273
Bij het MPG 2013 worden alle lopende grondexploitaties geactualiseerd. De effecten van deze actualisatie en de
conclusies ten aanzien van het verloop van de reserve worden gepresenteerd bij de Voorjaarsnota 2013.
Voor de risico’s die samenhangen met de grondexploitaties Leidsche Rijn en Stationsgebied is bij de bepaling van het
gemeentebrede weerstandsvermogen rekening gehouden met het actuele risicoprofiel zoals is geschetst in de
afzonderlijke rapportages over Leidsche Rijn en het Stationsgebied. Bij de Voorjaarsnota 2012 is gerapporteerd over
het verloop van de eerder opgenomen optimalisatiedoelstellingen binnen de grondexploitaties Leidsche Rijn en
Stationsgebied. De toelichting op de omvang en berekening van het weerstandsvermogen is opgenomen in de
paragraaf Weerstandsvermogen.
Voorziening grondexploitaties
Algemeen
Bij projecten met een negatieve grondexploitatie moeten we conform artikel 44 lid 1 BBV (Besluit Begroting en
Verantwoording) voor het saldo een voorziening vormen. Deze voorziening wordt in eerste instantie gevormd vanuit de
reserve grondexploitatie. Wanneer deze reserve niet toereikend is, komt de voorziening ten laste van de dienstreserve.
StadsOntwikkeling (SO)
Bij StadsOntwikkeling is op basis van de BBV een voorziening gevormd ter afdekking van het verwachte negatieve
resultaat van lopende grondexploitaties. Per 1 januari 2012 is de stand van de voorziening 36,3 miljoen euro.
Projectbureau Leidsche Rijn
Rekening houdend met optimalisatietaakstellingen bedraagt de omvang van het weerstandsvermogen 28,3 miljoen
euro. Per 1 mei 2012 bedraagt het totaal aan optimalisatietaakstellingen 20,5 miljoen euro. Het uitgangspunt is dat
over de gehele looptijd de grondexploitatie op nul moet sluiten. Bij het programma Leidsche Rijn wordt ingegaan op
het invullen van de optimalisatie taakstelling.
Project Organisatie Stationsgebied
In de Bestuursrapportage Stationsgebied is een geprognosticeerd tekort van de grondexploitatie gepresenteerd van
37,7 miljoen euro. Het uitgangspunt is dat over de gehele looptijd de grondexploitatie op nul moet sluiten. Om te
blijven voldoen aan dit uitgangspunt is besloten om dit tekort op te lossen door hiervoor 37,7 miljoen euro van de
binnen het fysiek domein vrijgespeelde financiële ruimte in te zetten. Bij het bepalen van de benodigde
weerstandscapaciteit is rekening gehouden met de risico's die verbonden zijn aan het realiseren van het project. Een
nadere toelichting op deze risico's is opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen.
2.7 Lokale heffingen
In deze paragraaf gaan wij in op de lokale heffingen en onze voornemens voor 2013 op dit gebied.
Lokale heffingen bestaan uit belastingen (zie paragraaf 2.7.1), bestemmingsbelastingen (zie paragraaf 2.7.2) en
retributies (zie paragraaf 2.7.3). De toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van lokale heffingen zijn onderwerp van
paragraaf 2.7.4. Om een integrale afweging te kunnen maken tussen beleid en inkomsten is in paragraaf 2.7.5 de
'lokale lastendruk' weergegeven. Ten slotte wordt het kwijtscheldingsbeleid van de gemeente Utrecht beschreven in
paragraaf 2.7.6.
Meer detailinformatie over de hoogte van de tarieven en de verwachte inkomsten in 2013 is opgenomen in de bijlage
'lokale heffingen en belastingen' en de diverse verordeningen die gelijktijdig met de begrotingsbehandeling aan de
gemeenteraad worden voorgelegd. Bij enkele verordeningen is conform toezegging een bijlage opgenomen waarin is
opgenomen hoe de tarieven zijn opgebouwd.
2.7.1 Belastingen
De g
• e onroerende-zaakbelastingen; emeente Utrecht heeft op dit moment vijf belastingen:
d• e hondenbelasting; d• e toeristenbelasting; d• e precariobelasting; d• de parkeerbelastingen.
Kenmerkend aan belastingen is dat er geen direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat. Met andere woorden: de
burger draagt bij aan de algemene kas van de gemeente, waaruit een gedeelte van de uitgaven worden betaald.
Hieronder geven wij per belasting aan wat de door ons voorgestelde tarieven zijn voor 2013 en welke
belastingopbrengst wij daarmee in 2013 denken te realiseren. Uitgangspunt voor onze tariefsvoorstellen is steeds de
beleidslijn vastgelegd in de 'nota lokale heffingen 2010 - 2014', aangevuld met de maatregelen die zijn vastgelegd in
ons collegeprogramma.
Algemeen
Onroerende-zaakbelastingen (ozb)
De onroerende-zaakbelastingen zijn belastingen die worden geheven over binnen de gemeentegrenzen gelegen
onroerende zaken (op basis van de Woz-waarde). De tarieven van de onroerende-zaakbelasting worden slechts voor
inflatie gecorrigeerd en verder niet verhoogd. Wel worden de tarieven gecorrigeerd voor de waardeontwikkeling, zodat
de opbrengststijging gelijke tred houdt met de inflatie. Voor 2013 betekent dit een opbrengststijging van 1,4%.
Gemeenten moeten de onroerende zaken met ingang van 1 januari 2007 jaarlijks waarderen conform de bepalingen
van de Wet Waarderingaardering onroerende zaken (Wet Woz). Op basis van de uitkomsten van deze herwaardering
wordt voor 2013 geen waarde-ontwikkeling voor woningen en min 2% voor niet-woningen verwacht. Als gevolg hiervan
worden de tarieven zodanig aangepast dat de totale opbrengst uit de onroerende-zaakbelastingen voor woningen en
niet-woningen stijgt met bovengenoemd inflatiepercentage van 1,4%.
Actualiteiten ozb
In 2012 is het aantal bezwaarschriften gericht tegen de Woz-waarde/ozb bijna verdubbeld ten opzichte van 2011. Dit
is onder meer het gevolg van de economische ontwikkelingen, de druk op de verkoopprijzen op de huizenmarkt, de
toenemende leegstand van kantoorpanden en het gevoel bij burgers dat de waarde van de woningen sterker daalt dan
terug te zien is in de Woz-beschikking. Nieuw zijn de no-cure no-pay bedrijven die 'gratis' bezwaar maken voor burgers
en bedrijven tegen de Woz-waarde c.q. ozb-aanslag.
275
2012 is het eerste jaar van het ondernemersfonds. De tarieven ozb voor niet-woningen zijn verhoogd, waardoor er een
extra opbrengst ontstaat die bestemd is voor het ondernemersfonds.
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Onroerende-zaakbelastingen 2012 2013
Tarieven
Eigendom woningen 0,0947% 0,0960%
Gebruik niet-woningen 0,2007% 0,2077%
Eigendom niet-woningen 0,2485% 0,2571%
Opbrengst (ná kwijtschelding) 69.710 79.316
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
De tarieven niet-woningen 2012 in bovenstaande tabel zijn vóór de instelling van het ondernemersfonds, deze tarieven
2013 zijn ná de instelling van dit fonds. Voor de toelichting op de meeropbrengst 2013 ten opzichte van 2012
verwijzen we naar de Toelichting op opbrengstontwikkeling bij de onderstaande grafiek.
In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de inkomsten van de onroerende-zaakbelastingen in de periode 2010–
2013 weergegeven.
Onroerende-zaakbelastingen
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
2010 2011 2012 2013
opbrengst in duizenden euro's
Toelichting op opbrengstontwikkeling
De hogere ozb-opbrengst in de begroting 2013 ten opzichte van die van 2012 is het gevolg van de meeropbrengst
door het instellen van het ondernemersfonds (5,1 miljoen euro), doorwerking meeropbrengst uit voorgaande jaren
(2,9 miljoen euro), inflatiecorrectie (1,1 miljoen euro) en areaaluitbreiding (0,5 miljoen euro).
Hondenbelasting
De hondenbelasting is een belasting die wordt geheven van de houder van één of meer honden. In afwijking van de
beleidslijn uit de 'nota lokale heffingen' stellen wij voor de hondenbelasting te verhogen met 10%.
276
Actualiteiten hondenbelasting
Jaarlijks wordt er in het kader van de heffing van de hondenbelasting een deel van de stad op het houden van honden
gecontroleerd door een gespecialiseerd bedrijf. Voor het daarvoor beschikbare budget kunnen jaarlijks zo'n 25.000 –
30.000 adressen gecontroleerd worden. Door elk jaar een ander deel van de stad te controleren is na een aantal jaren
overal in de stad gecontroleerd. Nadeel van dit systeem is dat het uiteraard enige tijd duurt voordat een stadsdeel weer
'aan de beurt is'. Dit ondanks het feit dat er niet een vast patroon in de systematiek van de hercontrole van wijken te
herkennen is. Het aantal geregistreerde honden blijft al jaren vrij stabiel. De controleurs hebben aangegeven dat opvalt
dat er in Utrecht relatief weinig honden worden gehouden in vergelijking met andere plaatsen waar men controleert.
Dat komt mede omdat Utrecht een studentenstad is (in de studentenhuizen worden nauwelijks tot geen honden
aangetroffen).
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Hondenbelasting 2012 2013
Tarieven
Per hond 63,12 69,36
Per kennel 190,08 209,04
Opbrengst (ná kwijtschelding) 488 542
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Toeristenbelasting
Voor het houden van verblijf door personen in Utrecht die niet in de gemeentelijke bevolkingsadministratie staan
ingeschreven, wordt toeristenbelasting geheven. De helft van de opbrengsten zet de gemeente jaarlijks in voor
toeristische stadspromotie. In Utrecht wordt de toeristenbelasting geheven naar een vast percentage van de
overnachtingsprijs (5%). In overeenstemming met de beleidslijn uit de 'nota lokale heffingen' stellen wij voor dit
percentage niet te veranderen.
Actualiteiten toeristenbelasting
Het bestand van aangifteplichtige inrichtingen voor de toeristenbelasting in Utrecht (Hotels, B&B's) is helemaal op orde.
Afgelopen jaar is uit jurisprudentie gebleken dat dit belangrijk is in verband met de toepassing van het
gelijkheidsbeginsel en de meerderheidsregel (vermakelijkhedenretributie rondvaartboten Amsterdam). Het
gehanteerde percentage van 5% van de overnachtingprijs in Utrecht wordt door de branche als 'hoog' gekenmerkt.
Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat dit percentage al jarenlang op eenzelfde niveau is gebleven,
zodat het gat met het landelijke gemiddelde snel aan het afnemen is (Bron: COELO-rapport 2012). In zijn algemeenheid
(onder andere onderzoeken van Recron) wordt een percentage van de overnachtingprijs wel als het meest eerlijke
systeem van heffen gezien (veel gemeenten hanteren een bedrag per overnachting, waarbij het niet uitmaakt of men in
een eenvoudige B&B overnacht of in een vijfsterrenhotel).
In onderstaande tabel is het tarief en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Toeristenbelasting 2012 2013
Tarieven
Percentage overnachtingsprijs 5% 5%
Opbrengst 1.318 1.436
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Precariobelasting
De precariobelasting is een heffing voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond die voor de
openbare dienst bestemd is. Ook terrassen vallen onder de precariobelasting. In overeenstemming met de beleidslijn
uit de 'nota lokale heffingen' stellen wij voor de precariobelasting te verhogen met (een gewogen gemiddelde van) het
prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten. Dit komt overeen met een stijgingspercentage van 1,4%.
277
Actualiteiten precariobelasting
We constateren dat het aantal terrassen aan het toenemen is en ook de omvang van deze terrassen waardoor er een
hogere opbrengst Precariobelasting uit terrassen wordt gegenereerd.
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Precariobelasting 2012 2013
Tarieven
Voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond per m² per jaar (laagste en
meest voorkomende tarief)
39,00 39,60
Pomp voor meerdere soorten motorbrandstof per stuk per jaar 986,04 999,84
Opbrengst 471 544
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Toelichting op opbrengstontwikkeling precariobelasting
In de begrote opbrengst Precariobelasting 2013 ten opzichte van 2012 is de meeropbrengst ten gevolge van een
volume-uitbreiding van terrassen (0,067 miljoen euro) verwerkt.
In onderstaande grafiek is weergegeven de ontwikkeling van de opbrengsten van de honden-, toeristen en
precariobelasting in de periode 2010 - 2013.
Honden-, toeristen- en precariobelasting
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
2010 2011 2012 2013
opbrengst toeristenbelasting in duizenden euro's
opbrengst precariobelasting in duizenden euro's
opbrengst hondenbelasting in duizenden euro's
278
Bereikbaarheid
Parkeerbelastingen
Parkeerbelastingen zijn een regulerende belasting. De gemeente kan ze heffen om het parkeergedrag van burgers te
beïnvloeden. Wij werken aan een bereikbare en schone stad en maken daarom het gebruik van de auto in de stad
minder aantrekkelijk en stimuleren het gebruik van andere vervoermiddelen. De parkeertarieven in Utrecht verschillen
per gebied, waarbij het parkeren in de binnenstad het duurst is. Er worden jaarlijks nieuwe gebieden aangewezen waar
betaald parkeren wordt ingevoerd.
In verband met de kostenontwikkeling stellen wij voor de parkeertarieven per 1 januari 2013 te verhogen met 1,75%
(dit is het mixpercentage dat wij ook toepassen als inflatiecorrectie voor subsidies).
In onderstaande tabellen zijn de voorgestelde tarieven en de verwachte opbrengsten voor 2012 en 2013 weergegeven.
Parkeerbelasting 2012 2013
Tarieven
Kortparkeren gebied 1 4,26 4,34
Kortparkeren gebied 2 2,60 2,64
Kortparkeren gebied 3 2,33 2,37
Tarieven bezoekers van vergunninghouders 50% van uurtarief 50% van uurtarief
Opbrengst 23.957 25.278
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
De opbrengst van de parkeerbelasting laat in de periode 2010 - 2013 de volgende ontwikkeling zien:
Parkeerbelasting
0
5000
10000
15000
20000
25000
30000
2010 2011 2012 2013
opbrengst in duizenden euro's
Toelichting op de opbrengstontwikkeling
De opbrengsten betreffen ook de omzetten van de parkeergarages en de P+R voorzieningen. De opbrengst 2013 stijgt
door de verhoging van de tarieven en de uitbreiding van het fiscale gebied.
279
2.7.2 Bestemmingsbelastingen
De g
• e afvalstoffenheffing; emeente Utrecht kent op dit moment drie bestemmingsbelastingen:
d• e rioolheffingen; d• heffingen Bedrijven Investerings-Zones (BIZ).
Kenmerkend aan de bestemmingsbelastingen is dat de opbrengst ervan niet vrij te besteden is maar dat het ook niet
zo is dat er een volledig aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat (en dus een retributie is), dit wordt ook wel
hybride genoemd.
Hieronder geven wij voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffingen aan wat de door ons voorgestelde tarieven zijn
voor 2013 en welke opbrengst wij daarmee in 2013 denken te realiseren. Uitgangspunt voor onze tariefsvoorstellen is
het realiseren van dezelfde of een hogere graad van kostendekkendheid.
Afvalstoffenheffing
De gemeente brengt afvalstoffenheffing in rekening aan de gebruiker van een perceel voor de verwijdering en
verwerking van huishoudelijk afval. De kosten van verwijdering van bedrijfsafval brengt de gemeente niet via de
afvalstoffenheffing in rekening, maar via privaatrechtelijke overeenkomsten.
In 2013 verwachten we voor 127.500 objecten afvalstoffenheffing te kunnen heffen terwijl de verwachting is dat voor
12.000 huishoudens kwijtschelding verleend zal worden. In 2012 waren deze aantallen respectievelijk 120.000 en
11.000. De stijging van het aantal heffingsobjecten (7.500) is het gevolg van de overkomst (van Stadswerken naar de
Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen) van de afvalstoffenheffing voor objecten in kamerverhuurpanden en de
jaarlijkse aanwas van objecten.
Zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2012 gaan we de tarieven van de afvalstoffenheffing volledig kostendekkend
maken. Na verwerking van de kostenontwikkelingen en –toerekeningen stijgt het tarief in 2013 van
eenpersoonshuishoudens met de inflatie. Dit geldt in beginsel ook voor het tarief van meerpersoonshuishoudens.
Echter, in 2012 is de tariefstijging voor meerpersoonshuishoudens als gevolg van de tariefsdifferentiatie toentertijd
beperkt door een eenmalige onttrekking aan de egalisatiereserve. In 2013 is deze onttrekking komen te vervallen,
zodat het tarief voor meerpersoonshuishoudens meer stijgt dan alleen de inflatie, namelijk met 4,1% ten opzichte van
2012.
Actualiteiten afvalstoffenheffing
Met ingang van 1 januari 2012 kennen we in Utrecht aparte tarieven voor éénpersoons- en meerpersoonshuishoudens.
Ook is het met ingang van 2012 mogelijk om bij collectieve woongebouwen de aanslag aan de eigenaar op te leggen.
Het omzetten van de bestanden naar éénpersoons- en meerpersoonshuishoudens is zonder noemenswaardige
problemen verlopen. De omzetting voor de collectieve woongebouwen zal in de loop van 2012 afgerond worden.
Gebleken is dat de systematiek voor het verwerken van tussentijdse mutaties van éénpersoons- naar
meerpersoonshuishoudens gecompliceerd is en veel inspanningen vergt. Hier zal voor 2013 naar gekeken worden,
vooral of dit eenvoudiger kan.
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Afvalstoffenheffing 2012 2013
Tarieven
Per éénpersoonshuishouden 234,00 237,24
Per meerpersoonshuishouden 269,88 281,04
Opbrengst (ná kwijtschelding) 28.758 30.780
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
280
In onderstaande grafiek zijn de inkomsten van de afvalstoffenheffing in de periode 2010 - 2013 weergegeven:
Afvalstoffenheffing
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
2010 2011 2012 2013
opbrengst in duizenden euro's
Toelichting op opbrengstontwikkeling afvalstoffenheffing
De hogere opbrengst 2013 ten opzichte van 2012 is het gevolg van de overkomst (van Stadswerken naar Dienst
Burgerzaken en Gemeentebelastingen) van de afvalstoffenheffing voor objecten in kamerverhuurpanden, de jaarlijkse
aanwas van objecten en indexering.
Rioolheffingen
De gemeente legt de rioolheffingen op voor het gebruik of het genot van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Eigenaren van panden die op het gemeentelijke rioleringsstelsel zijn aangesloten, ontvangen elk jaar een aanslag
rioolheffing (eigenarendeel) voor een vast bedrag. Gebruikers van panden die op de gemeentelijke riolering zijn
aangesloten en meer dan 250 kubieke meter water per jaar lozen op het stelsel, ontvangen een aanslag rioolheffing
(gebruikersdeel). De opbrengst van de rioolheffing wordt gebruikt om invulling te geven aan de volgende
eentelijke zorgplichten: gem
• Een veilige inzameling en transport van afvalwater naar de zuivering, zonder risico’s voor bewoners of het milieu
zorgplicht afvalwater). (
• Het zodanig opvangen en verwerken van hemelwater (regenwater), dat wateroverlast wordt voorkomen (zorgplicht
emelwater). h
• Het voorkomen en verminderen van structurele grondwateroverlast door te hoge grondwaterstanden in de
openbare ruimte (zorgplicht grondwater).
Actualiteiten rioolheffingen
De ontwikkeling van de rioolheffingen volgt de kostenontwikkeling van de gemeentelijke rioleringsactiviteiten. De
programmering van deze activiteiten is vastgelegd in het gemeentelijke rioleringsplan GRP 2011-2014, zoals
vastgesteld op 26 mei 2011 door de Utrechtse gemeenteraad. Voor 2012 was het tarief voor grootverbruik volledig
kostendekkend. Het tarief voor eigenaren was voor 99,4% kostendekkend. Voor 2013 is voorgesteld beide tarieven te
verhogen met de loon- en prijsindex (1,4%). Door het inzetten van middelen uit het egalisatiefonds Rioleringen en door
het gedeeltelijk kapitaliseren van vervangingsinvesteringen is de kostendekkendheid van de tarieven in 2013 op 100%
gebracht (conform Voorjaarsnota 2012). Sinds 2012 wordt 28,6% van de veegkosten gedekt uit de rioolheffing.
281
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst voor 2012 en 2013 weergegeven.
Rioolheffingen 2012 2013
Tarieven
Eigenaar 220,22 223,29
Grootverbruik:
• 51 tot 50.000 m3 2 1,73 1,75
• 0.001 tot 100.000 m3 5 1,66 1,68
• 00.001 tot 150.000 m3 1 1,53 1,55
• meer dan 150.000 m3 1,40 1,42
Opbrengst (ná kwijtschelding) 34.670 35.281
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Toelichting
De inkomsten uit rioolheffingen laten in de periode 2010 - 2013 de volgende ontwikkeling zien:
Rioolheffingen
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
2010 2011 2012 2013
opbrengst in duizenden euro's
BI-Zones
Er lopen in Utrecht nu twee BI-zones: kantorenpark Rijnsweerd en Woonboulevard Utrecht. Bij een BI-heffing heft de
gemeente een bedrag van alle ondernemers die in een bepaald gebied gevestigd zijn. De opbrengst wordt weer
teruggegeven aan een vereniging die deze ondernemers onderling hebben opgericht. De betreffende ondernemers
hebben zelf een plan opgesteld waarin investeringen staan op het gebied van schoon, heel en veilig in hun eigen
omgeving. De BI-heffing wordt gebruikt om deze plannen te kunnen uitvoeren. Het middel van belastingheffing maakt
het mogelijk dat alle ondernemers in het betreffende gebied ook daadwerkelijk meebetalen. Het fenomeen BI-Zones is
in Utrecht met ingang van 2012 wat naar de achtergrond gedrongen door de invoering van het gemeentebrede
ondernemersfonds (opslag op het percentage van de ozb voor niet-woningen, zie de toelichting bij 'Actualiteiten ozb'
in paragraaf 2.7.1). De heffing van de BIZ 1 en 2 loopt vooralsnog gewoon door, parallel aan het Ondernemersfonds.
Tegen de invoering van het ondernemersfonds zijn bezwaren ingediend in 2012, maar in aantal was dit gering. Er is
inmiddels veel jurisprudentie over gebiedsgerichte heffingen (Reclamebelasting, BIZ, Baatbelasting en ook al over een
Ondernemersfonds hoewel dit strikt formeel gezien geen echte gebiedsgerichte heffing is).
282
2.7.3 Retributies
De g
• e leges; emeente Utrecht kent op dit moment vier soorten retributies:
d• e marktgelden; d• e brug- en havengelden; d• de begraafplaatsrechten.
Kenmerkend aan retributies is dat er een direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat. Met andere woorden
retributies zijn vergoedingen die de gemeente vraagt voor verleende diensten of het gebruik van voorzieningen.
Retributies mogen maximaal 100% kostendekkend zijn.
Leges
De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers een uiteenlopend pakket aan diensten. Door het heffen van
leges worden de kosten die hiervoor worden gemaakt in principe verhaald op de burger die de dienst afneemt. Om de
kostendekkendheid te handhaven moeten de meeste legestarieven stijgen met (een gewogen gemiddelde van) het
prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten. In de legesverordening - welke tegelijkertijd met deze begroting in
de gemeenteraad besproken wordt - wordt op de bijzonderheden nader ingegaan.
Actualiteiten leges
In toenemende mate verzwaren rechtbanken en gerechtshoven de bewijsrechtspositie van de gemeenten ten aanzien
van kostenonderbouwing. De gemeente dient aan nieuwe eisen te voldoen. De rechter vraagt om op alle onderdelen
van de verordening een transparante kostenonderbouwing te laten zien ook al gaat de procedure over een opgelegde
aanslag bouwleges. De kostenonderbouwing van de leges is onderwerp van voortdurende zorg en aandacht, waarbij de
landelijke lijn van onder meer de VNG en de ontwikkelingen in de jurisprudentie nauwlettend worden gevolgd. Een
ontwikkeling die nu wordt waargenomen in de procesvoering is dat belastingplichtigen 'breed' procederen. Een aanslag
bouwleges wordt in die context aangevallen door te richten op de kostenonderbouwing van bijvoorbeeld de
paspoorten, die immers ook deel uitmaken van dezelfde legesverordening. Dit maakt procedures complex en leidt in
het licht van de actuele jurisprudentie tot extra procesrisico's voor de gemeente. Daarom stellen wij voor de
legesverordening met ingang van 1 januari 2013 te splitsen in twee legesverordeningen: één legesverordening met
daarin de bouwgerelateerde (Wabo-)leges en één legesverordening waarin de overige leges zijn opgenomen.
Leges Burgerzaken
In 2012 is de heffing van leges voor een Nationale Identiteitskaart in Utrecht (nadat de wet was aangepast) opnieuw bij
de rechtbank Utrecht door een burger aan de rechter voorgelegd. De Rechtbank heeft echter de gemeente Utrecht in
het gelijk gesteld. Heffing van leges is dus gewoon weer mogelijk voor dit product. In overeenstemming met de
beleidslijn uit de 'nota lokale heffingen' stellen wij voor de leges Burgerzaken met 1,4% te verhogen.
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst van enkele veelgevraagde diensten van Burgerzaken
voor 2012 en 2013 weergegeven.
Leges Burgerzaken 2012 2013
Tarieven
Afschrift GBA (laagste en meest voorkomende tarief) 11,00 11,15
Paspoort 48,70 pm
Rijbewijs 50,10 pm
Opbrengst 6.117 6.136
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Het (maximale) tarief 2013 voor paspoort en rijbewijs is nog niet door het Rijk bekend gemaakt.
283
Leges wonen en monumenten
In onderstaande tabel zijn de tarieven en de verwachte opbrengst van de Omgevingsvergunningen (Wabo) en overige
leges voor Wonen en monumenten voor 2012 en 2013 weergegeven.
Bebouwde omgeving: Omgevingsvergunning 2012 2013
Tarieven
Bouwactiviteiten
0,17% - 2,26%
aanneemsom
0,17% - 2,26%
aanneemsom
Aanlegactiviteiten € 290,00 € 290,00
Gebruikname bouwwerken in relatie tot brandveiligheid
610,00 basis +
tarief/m2
610,00 basis +
tarief/m2
Sloopactiviteiten € 130 – 13.000 vervallen
Overige omgevingsvergunning (kappen, handelsreclame, natuur flora en
fauna, monumenten) Diverse tarieven Diverse tarieven
Overige leges Wonen en Monumenten (onder andere splitsingen, onttrekking
woonruimte, samenvoegingen en omzettingen) Diverse tarieven Diverse tarieven
Opbrengst 14.659 13.856
Tarieven zijn in hele euro’s. Opbrengst is in duizenden euro’s.
Toelichting tarieven en verwachte opbrengst
Wij voeren voor 2013 geen tariefsaanpassing door. De Wabo-vergunningen worden sinds 1 oktober 2010 verstrekt.
Vanaf april 2012 zijn er geen sloopvergunningen meer benodigd in het kader van de deregulering van het Bouwbesluit.
De opbrengst daalt in 2013 door de reductie van het aantal bouwplannen als gevolg van de recessie.
2.7.4 Toekomstige ontwikkelingen
Belastingsamenwerking
Het onderzoek naar regionale samenwerking op het gebied van heffing en invordering van lokale heffingen
(gemeenten en Hoogheemraadschap) evenals op het punt van de waardevaststelling voor onroerende zaken (Woz)
loopt nog en zal naar verwachting eind 2012 afgerond worden.
Uitbreiding van het gemeentelijke belastinggebied?
De taken voor gemeenten nemen toe. Het Rijk stoot zaken af naar gemeenten zonder dat daar altijd het bijbehorende
(voldoende) budget voor mee komt. Vanuit dit oogpunt worden er geluiden gehoord in het land om het
belastinggebied voor gemeenten te verruimen. Wij volgen deze ontwikkeling met belangstelling.
2.7.5 Lokale lastendruk
Voor het plaatsen van de lastendruk in Utrecht tegenover die van andere (vergelijkbare) gemeenten kan gebruik
worden gemaakt van het Belastingoverzicht grote gemeenten dat jaarlijks door het BOGG (Belastingoverleg Grote
Gemeenten) wordt opgesteld en de COELO-atlas, die gemaakt wordt door de Rijksuniversiteit Groningen.
In het Belastingoverzicht Grote Gemeenten 2012 komt de totale woonlast in Utrecht voor 2012 uit op 719,78 euro, een
verhoging van 2,2% ten opzichte van 2011. De gemiddelde woonlast voor de grote gemeenten in 2012 is 659 euro
(was een gemiddelde mutatie van + 2,3%). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de lokale lastendruk voor
burgers in de gemeente Utrecht. Hierbij is alleen rekening gehouden met de woonlasten. Eventuele overige lasten zijn
immers afhankelijk van de vraag hoeveel een individuele burger gebruik maakt van de diensten van de gemeente
(zoals een bouwvergunning of een paspoort).
284
Woonlasten burgers
Waarde woning Belasting / retributie 2012 2013 Stijging in%
Huurder
Meerpersoons-
huishouden Afvalstoffenheffing 269,88 281,04 11,16 4,1%
Totaal 269,88 281,04 11,16 4,1%
Eigenaar / gebruiker woning
100.000 Onroerende-zaakbelasting 94,70 96,00 1,30 1,4%
Afvalstoffenheffing-meerpersoonshuishouden 269,88 281,04 11,16 4,1%
Rioolheffing 220,22 223,29 3,07 1,4%
Totaal 584,80 600,33 15,53 2,7%
150.000 Onroerende-zaakbelasting 139,80 142,05 2,25 1,6%
Afvalstoffenheffing-meerpersoonshuishouden 269,88 281,04 11,16 4,1%
Rioolheffing 220,22 223,29 3,07 1,4%
Totaal 629,90 646,38 16,48 2,6%
300.000 Onroerende-zaakbelasting 279,60 284,10 4,50 1,6%
Afvalstoffenheffing-meerpersoonshuishouden 269,88 281,04 11,16 4,1%
Rioolheffing 220,22 223,29 3,07 1,4%
Totaal 769,70 788,43 18,73 2,4%
500.000 Onroerende-zaakbelasting 466,00 473,50 7,50 1,6%
Afvalstoffenheffing-meerpersoonshuishouden 269,88 281,04 11,16 4,1%
Rioolheffing 220,22 223,29 3,07 1,4%
Totaal 956,10 977,83 21,73 2,3%
Bedragen zijn in euro’s.
De lokale lasten voor bedrijven bestaan uit de onroerende-zaakbelasting voor gebruikers en/of eigenaren van niet-
woningen en rioolheffingen (gebruikers en/of eigenaren). Aangezien verwijdering van bedrijfsafval plaatsvindt via
privaatrechtelijke overeenkomsten, behoort de afvalstoffenheffing niet tot de lokale lasten van bedrijven. Zowel de
aanslag onroerende-zaakbelasting als de rioolafvoerheffing kan sterk verschillen tussen bedrijven onderling,
afhankelijk van de Woz-waarde van de onroerende zaken en de hoeveelheid afvalwater die op de gemeentelijke
riolering wordt afgevoerd. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de lokale lasten van bedrijven en
bijbehorende tarieven.
285
286
Lokale lasten bedrijven 2012 2013
Onroerende-zaakbelasting
Eigendom niet-woningen 0,2485% 0,2571%
Rioolheffingen
Eigenaar 220,22 223,29
Grootverbruik:
• 51 tot 50.000 m3 2 1,73 1,75
• 0.001 tot 100.000 m3 5 1,66 1,68
• 00.001 tot 150.000 m3 1 1,53 1,55
• meer dan 150.000 m3 1,40 1,42
Tarieven zijn in hele euro's.
2.7.6 Kwijtscheldingsbeleid
In Utrecht is kwijtschelding mogelijk voor de onroerende-zaakbelasting voor eigenaren van woningen, voor de
afvalstoffenheffing, voor de rioolheffing van eigenaren en voor de hondenbelasting. Veruit de belangrijkste heffing
waarvoor kwijtschelding wordt verleend is de afvalstoffenheffing. Een gecombineerde aanvraag met het waterschap
(voor de zuiverings- en verontreinigingsheffing) is mogelijk voor de Utrechtse huishoudens. In Utrecht kennen we de
kwijtschelding via de geautomatiseerde weg. We proberen zoveel mogelijk burgers via een voortoets langs deze weg
kwijtschelding te verlenen. Kwijtschelding voor kleine ondernemers en zzp-ers is vanaf 2012 mogelijk.
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bedragen die met kwijtschelding zijn gemoeid.
Kwijtschelding 2012 2013
Onroerende-zaakbelasting (eigendom) 11 11
Rioolheffing (aansluitheffing) 7 7
Afvalstoffenheffing 2.811 3.105
Hondenbelasting 50 50
Totaal 2.879 3.173
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Deel 3
Financiële begroting
Hoofdstuk 3
Overzicht baten en lasten
291
Hoofdstuk 3 Overzicht baten en lasten Cijfers Jaarstukken 2011
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 48.774 8.770 -40.004 41.601 1.597 500 326 1.423 Stedelijke Ontwikkeling 309.234 218.232 -91.002 10.399 -80.603 3.775 26.259 -58.119 Duurzaamheid 3.610 450 -3.161 8.623 5.462 6.889 12.351 Bereikbaarheid 76.698 61.089 -15.610 21.622 6.012 25.728 19.979 263 Openbare Ruimte en Groen 170.978 94.343 -76.634 71.226 -5.408 5.000 13.142 2.734 Werk en Inkomen 242.943 175.138 -67.806 51.866 -15.940 11.944 -3.996 Onderwijs 91.188 22.950 -68.238 76.090 7.852 14.500 7.771 1.123 Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 146.259 19.827 -126.432 127.215 783 3.012 3.795 Veiligheid 57.282 3.181 -54.102 53.913 -189 660 471 Cultuur 54.405 12.614 -41.791 38.417 -3.374 831 5.058 853 Sport 38.733 9.965 -28.768 29.385 617 824 1.554 1.347 Gemeentelijk Vastgoed 21.510 20.606 -904 -3.428 -4.332 2.507 -1.825 Algemene Middelen en Onvoorzien 37.309 598.330 561.021 -561.660 -639 14.844 43.917 28.434 Algemene Ondersteuning 23.857 13.292 -10.565 34.731 24.166 987 3.770 26.949
Totaal 1.322.781 1.258.786 -63.995 0 -63.995 66.989 146.788 15.804
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
Cijfers Programmabegroting 2012
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 47.384 -7.208 40.177 40.177 0 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 278.658 -254.138 24.520 24.952 432 4.498 4.066 0
Duurzaamheid 13.668 -5.081 8.588 8.588 0 0 0 0
Bereikbaarheid 84.056 -26.435 57.621 -5.368 -62.990 9.736 72.726 0
Openbare Ruimte en Groen 160.169 -85.733 74.436 79.844 5.408 5.408 0 0
Werk en Inkomen 224.721 -170.117 54.603 54.476 -127 0 127 0
Onderwijs 91.074 -18.982 72.092 74.615 2.523 3.240 718 0
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 135.245 -12.464 122.781 119.781 -3.000 0 3.000 0
Veiligheid 60.851 -350 60.501 60.501 0 0 0 0
Cultuur 54.676 -11.549 43.127 39.530 -3.597 276 3.873 0
Sport 37.275 -6.750 30.525 30.284 -242 49 290 0
Gemeentelijk Vastgoed 23.319 -24.652 -1.333 -1.903 -571 158 729 0
Algemene Middelen en Onvoorzien 12.183 -554.328 -542.145 -547.657 -5.512 17.206 22.718 0
Algemene Ondersteuning 28.210 -6.030 22.181 22.181 0 0 0 0
Totaal 1.251.491 -1.183.816 67.675 0 -67.675 40.571 108.246 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
292
Cijfers Programmabegroting 2013
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 37.871 -6.561 31.311 31.311 0 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 283.360 -284.282 -922 -6.150 -5.229 4.000 9.229 0
Duurzaamheid 13.622 -5.131 8.491 8.491 0 0 0 0
Bereikbaarheid 107.728 -69.735 37.993 -21.049 -59.042 9.698 68.740 0
Openbare Ruimte en Groen 142.572 -86.196 56.377 60.568 4.191 5.491 1.300 0
Werk en Inkomen 216.625 -167.606 49.019 49.019 0 0 0 0
Onderwijs 98.180 -25.616 72.564 74.054 1.490 2.700 1.210 0
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 128.279 -9.583 118.696 118.696 0 0 0 0
Veiligheid 44.967 -350 44.617 44.617 0 0 0 0
Cultuur 47.896 -6.608 41.287 41.220 -67 0 67 0
Sport 34.346 -6.845 27.501 26.488 -1.013 48 1.062 0
Gemeentelijk Vastgoed 21.399 -23.624 -2.226 -5.204 -2.978 0 2.978 0
Algemene Middelen en Onvoorzien 25.003 -556.306 531.302- -529.263 2.039 17.530 15.491 0
Algemene Ondersteuning 112.927 -5.725 107.203 107.203 0 0 0 0
Totaal 1.314.775 -1.254.166 60.609 0 0 39.468 100.077 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
293
Cijfers Programmabegroting 2014
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 27.379 -6.561 20.818 20.818 0 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 326.373 -317.168 9.205 6.220 -2.985 3.500 6.485 0
Duurzaamheid 7.179 -5.131 2.048 2.048 0 0 0 0
Bereikbaarheid 155.602 -119.488 36.114 173 -35.941 14.460 50.401 0
Openbare Ruimte en Groen 138.858 -86.844 52.013 57.013 5.000 5.000 0 0
Werk en Inkomen 189.223 -167.606 21.617 21.617 0 0 0 0
Onderwijs 91.483 -25.616 65.867 67.357 1.490 2.700 1.210 0
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 109.535 -9.583 99.952 99.952 0 0 0 0
Veiligheid 38.970 -350 38.620 38.620 0 0 0 0
Cultuur 46.720 -6.608 40.111 40.045 -67 0 67 0
Sport 29.788 -6.845 22.944 21.930 -1.013 48 1.062 0
Gemeentelijk Vastgoed 21.126 -23.742 -2.617 -5.595 -2.978 0 2.978 0
Algemene Middelen en Onvoorzien 32.157 -548.238 -516.080 -530.264 -14.184 7.237 21.421 0
Algemene Ondersteuning 165.738 -5.675 160.064 160.064 0 0 0 0
Totaal 1.380.132 -1.329.454 50.678 0 -50.678 32.946 83.624 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
294
Cijfers Programmabegroting 2015
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 27.329 -6.561 20.769 20.769 0 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 260.165 -255.393 4.772 246 -4.525 0 4.525 0
Duurzaamheid 6.786 -5.131 1.655 1.655 0 0 0 0
Bereikbaarheid 166.200 -157.286 8.914 14.002 5.088 16.567 11.479 0
Openbare Ruimte en Groen 135.537 -86.935 48.601 53.601 5.000 5.000 0 0
Werk en Inkomen 183.023 -167.806 15.217 15.217 0 0 0 0
Onderwijs 86.586 -25.616 60.970 62.460 1.490 2.700 1.210 0
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 108.415 -9.583 98.832 98.832 0 0 0 0
Veiligheid 38.920 -350 38.570 38.570 0 0 0 0
Cultuur 44.474 -6.608 37.866 36.799 -1.067 0 1.067 0
Sport 29.788 -6.845 22.944 21.930 -1.013 48 1.062 0
Gemeentelijk Vastgoed 20.345 -23.742 -3.398 6.376- -2.978 0 2.978 0
Algemene Middelen en Onvoorzien 18.572 -526.600 -508.027 -510.543 -2.516 600 3.116 0
Algemene Ondersteuning 158.511 -5.675 152.837 152.837 0 0 0 0
Totaal 1.284.652 -1.284.130 522 0 -522 24.916 25.438 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
295
Cijfers Programmabegroting 2016
Programma Lasten Baten Saldo
Bijdrage
algemene
middelen
Resultaat
voor
bestemming
Toevoeging
reserves
Onttrekking
reserves
Resultaat na
bestemming
Bewoners en Bestuur 27.329 -6.561 20.769 20.769 0 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 241.691 -239.374 2.317 -2.754 -5.070 0 5.070 0
Duurzaamheid 6.786 -5.131 1.655 1.655 0 0 0 0
Bereikbaarheid 166.601 -164.187 2.414 15.311 12.897 16.648 3.751 0
Openbare Ruimte en Groen 128.383 -86.935 41.447 46.447 5.000 5.000 0 0
Werk en Inkomen 183.023 -167.806 15.217 15.217 0 0 0 0
Onderwijs 81.419 -19.449 61.970 63.460 1.490 2.700 1.210 0
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 108.495 -9.583 98.912 98.912 0 0 0 0
Veiligheid 38.920 -350 38.570 38.570 0 0 0 0
Cultuur 44.391 -6.608 37.783 36.716 -1.067 0 1.067 0
Sport 29.788 -6.845 22.944 21.930 -1.013 48 1.062 0
Gemeentelijk Vastgoed 20.348 -19.742 606 -2.373 -2.978 0 2.978 0
Algemene Middelen en Onvoorzien 32.944 -536.544 -503.599 -505.353 -1.754 3.500 5.254 0
Algemene Ondersteuning 157.166 -5.675 151.492 151.492 0 0 0 0
Totaal 1.267.285 -1.274.789 7.504- 0 7.504 27.897 20.393 0
Bedragen zijn in duizenden euro’s, + = voordeel, - = nadeel
296
Hoofdstuk 4
Financieel beeld
Hoofdstuk 4 Financieel beeld In deze Programmabegroting nemen wij het financieel beeld uit de Voorjaarsnota 2012 als uitgangspunt. Destijds
hebben wij een goede inschatting gemaakt van met name de te verwachten rijksbezuinigingen en op basis daarvan
heldere keuzes gemaakt in ons financiële beleid. Dit zorgt ervoor dat we ook in 2013 een meerjarig
sluitende begroting kunnen presenteren.
Financieel beeld Voorjaarsnota 2012 2013 2014 2015 2016
Ontwikkelingen -14,408 -12,422 -11,568 -9,345
Keuzes 14,408 12,422 11,568 9,345
Totaal 0,000 0,000 0,000 0,000
Bedragen in miljoenen euro's
Hieronder gaan wij achtereenvolgens in op de junicirculaire 2012, de verlaging van de omslagrente en de besparing op
subsidies en inkoop.
Junicirculaire 2012
In de voorjaarsnota hebben wij de raming van het Gemeentefonds mede gebaseerd op de voorlopige cijfers over de
junicirculaire 2012. Over de doorrekening van de circulaire hebben wij u geïnformeerd in raadsbrief 12.057998. De
uitkomst daarvan geeft ons geen aanleiding om de in de voorjaarsnota opgenomen raming bij te stellen. Aan de hand
van de septembercirculaire 2012 en de meicirculaire 2013 wordt de raming in de Voorjaarsnota 2013 bijgesteld.
Ten aanzien van de corresponderende posten hanteren wij de spelregel, dat expliciet aan het Gemeentefonds
toegevoegde middelen één op één worden doorgesluisd naar het betreffende programma. Wel bekijken wij kritisch of
corresponderende posten echt nodig zijn om de beleidstaken uit te voeren. In de junicirculaire 2012 stelt het Rijk geld
beschikbaar voor de schade die gemeenten in 2011 hebben geleden als gevolg van het tijdelijk gratis verstrekken van
de Nederlandse Identiteitskaart. De kosten die onze gemeente hiervoor gemaakt heeft, zijn volledig verwerkt en
afgewikkeld in 2011. Daarom is het niet nodig om de rijksbijdrage in 2012 over te hevelen naar het programma
Bewoners en Bestuur. Er staan immers geen kosten (meer) tegenover. De rijksbijdrage van 0,110 miljoen euro brengen
wij ten gunste van de algemene middelen.
Ook de uitnames uit het Gemeentefonds worden één op één doorgesluisd naar het betreffende programma. Bij twee
es stellen wij voor om dit niet te doen, maar deze ten laste van de algemene middelen te brengen. Het gaat om: uitnam
• De decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang (-0,258 miljoen euro structureel vanaf 2013): in de
Programmabegroting 2010 is vanaf 2013 een verhoging van de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang
verwerkt van 1,9 miljoen euro. De inzet van eigen gemeentelijke middelen is toen evenredig verlaagd, zodat de
totale financiële inzet voor maatschappelijke opvang gelijk is gebleven. Nu vanaf 2013 sprake is van een verlaging,
wordt deze ten laste van de algemene middelen gebracht. Het uitgangspunt dat de totale inzet voor
aatschappelijke opvang gelijk blijft, blijft daarmee overeind. m
• De middelen die wij ontvangen vanwege de aanpassing van de norm voor kwijtschelding van lokale belastingen
(0,040 miljoen euro structureel vanaf 2013): een deel van deze middelen blijkt bestemd voor de waterschappen,
wat vanaf 2013 tot een structurele verlaging leidt van 0,040 miljoen euro. De middelen voor aanpassing van de
norm voor kwijtschelding hebben wij in de Voorjaarsnota 2012 toegevoegd aan de algemene middelen, omdat
Utrecht deze aanpassing niet toepast.
We stellen voor de incidentele toevoeging in 2012 als gevolg van de actualisatie van de decentralisatie-uitkering
maatschappelijke opvang van 1,707 miljoen euro te reserveren voor het intensiveren van de advisering op het terrein
van gezondheid in de ruimtelijke ontwikkeling (inclusief bereikbaarheid). Vooralsnog storten wij deze middelen in een
bestemmingsreserve binnen het onderdeel Algemene Middelen en Onvoorzien. Nog dit jaar komen wij met een
voorstel, waarin wij de vereiste capaciteit en middelen voor de opbouw van deskundigheid op het terrein van
299
gezondheidsadvisering bij ruimtelijke ontwikkeling uitwerken. Op basis van dit voorstel zullen wij definitief bepalen
hoe we het bedrag van 1,707 miljoen euro meerjarig inzetten.
De corresponderende posten zijn nog niet administratief verwerkt in de financiële tabellen van de programma's. De
mutaties in het jaar 2012 verwerken wij in de 3e technische wijziging 2012 die tegelijkertijd met de
Programmabegroting 2013 aan uw gemeenteraad wordt voorgelegd. De mutaties in 2013 en volgende jaren worden
verwerkt in de 1e technische wijziging 2013.
Verlaging omslagrente van 5% naar 4%
De omslagrente is de rente van de lopende leningenportefeuille en de bespaarde rente van rentevrije reserves en
voorzieningen (daarvoor hoeft de treasury niet te lenen) die wordt toegerekend aan gemeentelijke activa. Tot voor kort
was het gemiddeld percentage daarvan 5%. Inmiddels is dit percentage gezakt tot even onder de 4%. Op grond van het
Besluit Begroting en Verantwoording moeten wij de aan activa toe te rekenen rente bijstellen. Bij de 1e technische
wijzing van de begroting 2013 zullen wij een en ander aan u voorleggen. De gedrukte Begroting 2013 is dus nog
gebaseerd op een omslagrente van 5%.
De staande spelregel is dat de renterisico's gemeentebreed worden gedragen. Alleen de grondexploitaties dragen zelf
het renterisico. Dit betekent dat wij rentevoor- en nadelen jaarlijks met de gemeentebrede financiële positie
verrekenen. De gunstiger rentecondities waartegen is geleend hebben wij daarom stapsgewijs al verwerkt in de
gemeentebrede meerjarenraming. De wijziging van de omslagrente is een zuiver boekhoudkundige operatie met als
uitgangspunt dat deze voor de programma's (exclusief de grondexploitaties) budgettair neutraal en beleidsneutraal
moet uitpakken. De budgettaire ruimte voor bestaande activa en voor lopende en geplande investeringen verlagen wij
evenredig, zodanig dat geen voor- of nadelen voor de programma's ontstaan. De verlaging van de omslagrente leidt
dus niet tot een grotere of kleinere investeringsruimte. Omdat de treasury minder interne rentebaten gaat ontvangen
wordt de afdracht van de treasury evenveel verlaagd als de programmabudgetten. Per saldo is de wijziging
gemeentebreed budgettair neutraal.
Voor toekomstige grootschalige uitbreidingsinvesteringen geldt, dat hiervoor aanvullend moet worden geleend. Deze
investeringen liggen verder weg in de toekomst. Daardoor bestaat er een reëel risico dat de dan te betalen rente
(ruimschoots) boven de 4% komt te liggen. Omdat – met uitzondering van de grondexploitaties – de renterisico's
gemeentebreed worden gedragen mag het verlagen van de omslagrente niet leiden tot extra budgettaire ruimte voor
toekomstige investeringen. De verlaging van de omslagrente is niet meer en niet minder dan het vastleggen van de
rentekosten van de bestaande leningenportefeuille die gemaakt worden voor de financiering van bestaande
gemeentelijke voorzieningen. De omslagrente zegt niets over de rentekosten die voor de financiering van toekomstige
uitbreidingsinvesteringen moet worden gemaakt. Daarvoor hanteren wij daarom een meer prudente rekenrente van 5%.
Voor de grondexploitaties als eigen renterisicodrager kan een afwijkend rekenrente worden gehanteerd. Niet alleen
heeft de huidige leningenportefeuille voor een substantieel bedrag betrekking op de onderhandenwerkpositie van de
grondexploitaties (waarvoor niet aanvullend hoeft te worden geleend). Een eventuele stijging van de omslagrente in de
toekomst zal ten laste van de grondexploitaties worden gebracht.
Besparing van 2,5 miljoen euro op subsidies
In de Voorjaarsnota 2012 hebben we besloten om met ingang van 2014 een bedrag van 2,5 miljoen euro per jaar te
besparen op de gemeentelijke subsidiebudgetten. Dit komt neer op circa 2% van het gemeentelijke subsidiebudget. De
efficiencyslag die wij als gemeente doorvoeren vertalen wij daarmee door naar de gesubsidieerde instellingen. We
vullen de besparing in door de loon- en prijscompensatie 2013 en 2014 niet door te geven aan de gesubsidieerde
instellingen. Indien we daarmee de besparing niet geheel realiseren, verlagen we in 2014 de subsidies die niet
geïndexeerd worden. Het niet indexeren van subsidiebudgetten verdeelt de pijn evenredig over de instellingen.
Besparing op inkoop
In de Voorjaarsnota 2011 hebben wij een structurele besparing op inkoop ingeboekt, die oploopt naar 15 miljoen euro
in 2014. In deze programmabegroting informeren wij u over de concrete uitwerking van deze besparing.
De structurele besparing is in deze programmabegroting verwerkt in de inkoopbudgetten van de gehele organisatie.
Deze verdeling is gebaseerd op het gemiddelde inkoopvolume in de periode 2009 tot en met 2011. Als correctie op
deze uitgaven zijn de activiteiten in het kader van de leges en heffingen uitgezonderd, omdat besparingen daar direct
worden doorvertaald naar lagere tarieven (en dus lagere opbrengsten). Dat maakt inkoopbesparingen in het kader van
leges en heffingen niet minder nuttig, maar ze tellen niet mee in het ingeboekte besparingsbedrag.
300
De verdeling over de diensten is als volgt:
Dienst 2013 2014 2015 2016
Stadswerken 2,276 2,537 2,537 2,537
Bestuurs- en Concerndienst 0,614 0,684 0,684 0,684
Projectbureau Leidsche Rijn 1,939 2,160 2,160 2,160
StadsOntwikkeling 2,884 3,212 3,212 3,212
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling 2,736 3,047 3,047 3,047
Geneeskundige en Gezondheidsdienst 0,429 0,429 0,429 0,429
Dienst Ondersteuning 1,444 1,608 1,608 1,608
Projectorganisatie Stationsgebied 1,055 1,175 1,175 1,175
Dienst Wijken 0,222 0,247 0,247 0,247
Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen 0,240 0,240 0,240 0,240
Bibliotheek Utrecht 0,048 0,048 0,048 0,048
Totaal 13,887 15,387 15,387 15,387
Bedragen in miljoenen euro's.
Het hogere bedrag ten opzichte van de bij de Voorjaarsnota 2011 ingeboekte bedragen wordt veroorzaakt doordat de
aanvankelijk te besparen formatie op de inkooporganisatie niet wordt doorgezet, maar wordt verdiend via inkoop.
Aandachtspunt bij de verdeling betreffen de grondexploitaties van Leidsche Rijn en Stationsgebied. Deze zijn eindig.
Na beëindiging van deze grondexploitaties vinden geen inkopen meer plaats en kan de taakstelling niet langer
gerealiseerd worden. Hierdoor ontstaan financiële nadelen waarvoor dekking gevonden moet worden. Enkele jaren
voor de afloop van deze grondexploitaties zal hiervoor een nader voorstel worden gedaan.
In deze programmabegroting hebben wij de taakstelling vooralsnog financieel technisch over de programma's
verdeeld. Eventuele aanpassingen nemen wij mee in de 2e technische wijziging 2013.
De verdeling over de programma's is als volgt:
Programma 2013 2014 2015 2016
Bewoners en Bestuur 230 227 227 227
Stedelijke Ontwikkeling 3.614 3.958 3.958 3.958
Duurzaamheid 296 202 202 202
Bereikbaarheid 1.046 1.304 1.304 1.304
Openbare Ruimte en Groen 2.428 2.724 2.724 2.724
Werk en Inkomen 1.230 1.397 1.397 1.397
Onderwijs 1.051 1.164 1.164 1.164
Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid 551 572 572 572
Veiligheid 459 509 509 509
Cultuur 26 29 29 29
Sport 760 842 842 842
Vastgoed 341 392 392 392
Algemene Ondersteuning 1.855 2.067 2.067 2.067
Totaal 13,887 15,387 15,387 15,387
Bedragen in miljoenen euro's.
De organisatie gaat de gevolgen van de inkopen nauwlettend monitoren. Daarbij wordt stevig ingezet op de verdere
verbetering van het inkoopbeleid en de verdere professionalisering van de inkooporganisatie. Uitgangspunt bij de
301
302
inkooptaakstelling is dat deze werkelijk op inkoop wordt behaald en niet ten koste gaat van de prestaties van de
gemeente voor de stad.
Bijlagen
Bijlagen
Bijlage 1: Stand en verloop reserves
Stand per
1-1-2013
Over-
boeking
2013
0nttrek-
king
2013
Storting
2013
Stand
31-12-
2013
Onttrek-
king
2014
Storting
2014
Stand
per
31-12-
2014
Totaal algemene
dekkingsreserve 63.967 -37.500 14.759 14.844 26.552 20.922 7.737 13.367
Totaal algemene reserve 18.032 0 0 5.677 23.709 0 3.358 27.068
Totaal algemene reserve 81.999 -37.500 14.759 20.521 50.261 20.922 11.096 40.435
Bewoners en Bestuur 112 0 0 0 112 0 0 112
Stedelijke ontwikkeling 52.500 0 9.229 0 43.272 6.485 0 36.787
Duurzaamheid 12.378 0 0 0 12.378 0 0 12.378
Bereikbaarheid 40.524 37.500 68.717 11.198 20.505 50.378 14.960 -14.913
Openbare ruimte en groen 6.297 0 1.300 0 4.997 0 142 5.138
Werk en Inkomen 2.449 0 0 0 2.449 0 0 2.449
Onderwijs 21.857 0 0 3.700 25.557 0 2.700 28.258
Welzijn, Jeugd en
volksgezondheid 6.222 0 0 0 6.222 0 -800 5.422
Veiligheid 552 0 0 0 552 0 0 552
Cultuur 6.446 0 67 0 6.379 67 0 6.312
Sport 2.905 0 0 23 2.929 0 823 3.752
Vastgoed 17.100 0 5.248 0 11.852 5.248 0 6.604
Algemene middelen 19.866 0 499 4.000 23.367 499 4.000 26.868
Algemene Ondersteuning 13.895 0 233 0 13.662 0 0 13.662
Totaal Programmareserves 203.104 37.500 85.293 18.922 174.232 62.677 21.825 133.380
Vaste activareserve 195.028 0 3.618 0 191.410 3.618 0 187.792
Totaal reserves 480.131 0 103.670 39.443 415.904 87.217 32.921 361.607
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
304
Bijlage 1 Stand en verloop van reserves
Onttrek-
king 2015
storting
2015
Stand per
31-12-
2015
Onttrek-
king 2016
storting
2016
Stand per
31-12-016
Totaal algemene
dekkingsreserve 2.617 4.600 15.350 4.755 8.500 19.095
Totaal algemene reserve 0 -142 26.926 0 -142 26.785
Totaal algemene reserve 2.617 4.458 42.276 4.755 8.358 45.880
Bewoners en Bestuur 0 0 112 0 0 112
Stedelijke ontwikkeling 4.525 0 32.261 5.070 0 27.191
Duurzaamheid 0 0 12.378 0 0 12.378
Bereikbaarheid 11.456 16.567 -9.802 3.728 16.648 3.117
Openbare ruimte en groen 0 142 5.280 0 142 5.421
Werk en Inkomen 0 0 2.449 0 0 2.449
Onderwijs 0 2.700 30.958 0 2.700 33.658
Welzijn, Jeugd en
volksgezondheid 0 -800 4.622 0 -800 3.822
Veiligheid 0 0 552 0 0 552
Cultuur 1.067 0 5.245 1.067 0 4.178
Sport 0 823 4.575 0 823 5.399
Vastgoed 5.248 0 1.355 5.248 0 -3.893
Algemene middelen 499 1.000 27.369 499 0 26.870
Algemene Ondersteuning 0 0 13.662 0 0 13.662
Totaal Programmareserves 22.796 20.432 131.017 15.613 19.513 134.917
Vaste activareserve 3.618 0 184.174 3.618 0 180.556
Totaal reserves 29.031 24.891 357.467 23.986 27.872 361.353
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
305
Bijlage 2: Stand en verloop voorzieningen
Stand 1/1/2013
Toevoeging
2013
Onttrekking
2013
Stand
31/12/2013
Bewoners en Bestuur 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 17.426 4.000 13.426
Openbare ruimte en Groen 6.933 990 7.923
Werk in Inkomen 644 644
Onderwijs 179 179
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid 98 98
Veiligheid 0 0
Algemene Middelen 13.800 13.800
Algemene Ondersteuning 43 43
Risicovoorzieningen 39.123 990 4.000 36.113
Bewoners en Bestuur 4.333 190 4.523
Stedelijke Ontwikkeling 338 197 535 677
Bereikbaarheid 197 197
Openbare ruimte en Groen 18.474 15.635 34.109
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid 88 88
Veiligheid 332 332
Algemene Middelen 0 0
Algemene Ondersteuning 0 0
Kosten egalisatievoorzieningen 26.469 16.112 3.078 45.659
Bewoners en Bestuur 0 0 0
Stedelijke Ontwikkeling 22.697 9.187 31.884
Duurzaamheid 7.893 7.893
Bereikbaarheid 17.048 1.500 15.548
Openbare ruimte en Groen 0 835 835
Werk in Inkomen 0 0
Onderwijs 0 0
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid 41 41
Cultuur 144 8 151
Vastgoed 0 0
Algemene Ondersteuning 2.754 3.614 6.367
Van derden ontvangen
bestemmingsbedragen 45.069 10.030 5.114 49.986
Totaal Voorzieningen 110.662 27.132 6.035 131.758
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
306
Bijlage 3: EMU-saldo
Omschrijving 2012 2013 2014
1 Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) 21.870 60.609 50.678
2 Afschrijvingen ten laste van de exploitatie 41.485 42.382 48.548
3 Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie 13.035 23.907 23.907
4 Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd 45.000 45.000 45.000
5
Ontvangen bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen in mindering
gebracht op de onder post 4 bedoelde investeringen 9.000 9.000 9.000
6 Opbrengsten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs) 0 0 0
7 Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken en dergelijke 0 0 0
8 Verkoopopbrengsten bouwgrondexploitatie 0 0 0
9 Betalingen ten laste van de voorzieningen voor zover deze transacties met derden betreffen 0 0 0
10
Betalingen die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten
laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet
vallen onder één van bovenstaande posten 0 0 0
11a Gaat u deelnemingen en aandelen verkopen? (ja/nee) Nee Nee nee
11b Zo ja wat is bij verkoop de te verwachten boekwinst?
Berekend EMU-saldo 130.390 180.898 177.133
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
307
Bijlage 4: Lokale heffingen en belastingen
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
Publiekrechtelijke heffingen: belastingen
ALGEMENE MIDDELEN
Onroerende-zaakbelasting: 5.975 4.346 69.710 93 79.316 n.v.t. n.v.t.
• Eigendom woningen 0,0947% 0,0960%
• Gebruik niet-woningen 0,2007% 0,2077%
• eigendom niet-woningen 0,2485% 0,2571%
Toeristenbelasting 437 313 1.318 1.436 n.v.t. n.v.t.
Hondenbelasting: 488 542 n.v.t. n.v.t.
Per hond 63,12 euro 69,36 euro
Per kennel 190,08 euro 209,04 euro
Precario: 471 544 n.v.t. n.v.t.
Tarief voor voorwerpen onder, op of boven
gemeentegrond per m2 39,00 euro 39,60
Tarief voor pomp meerdere soorten brandstof 986,04 euro 999,84
93 Dit is de opbrengst na kwijtschelding.
308
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
BEREIKBAARHEID
Parkeerbelastingen 14.546 14.732 22.254 22.715 n.v.t. n.v.t.
Tarieven:
• Kort parkeren (per uur/automatenplaatsen)
gebied 1/gebied 2/gebied 3 4,26/2,60/2,33 4,34/2,64/2,37
• Dagkaart
gebied 1/gebied 2/gebied 3 29,90/18,15/16,40 30,40/18,40/16,70
• Avondkaart
gebied 1/gebied 2/gebied 3 15,00/6,20/n.v.t. 15,20/6,30/n.v.t.
• Bewonersvergunning (per maand)
gebied 1/gebied 2/gebied 3 18,10/6,20/5,70 18,40/6,30/5,80
• Bedrijvenvergunning (per maand)
gebied 1/gebied 2/gebied 3 54,25/27,00/26,00 55,20/27,45/26,45
Tarieven bezoekers:
• Bezoekersparkeren
gebied 1/gebied 2/gebied 3 2,13/1,30/1,16 2,17/1,32/1,19
BEHEER OPENBARE RUIMTE
Afvalstoffenheffing: 31.660
30.781 94
28.758 30.780 90,8%% 100%
Tarief éénpersoonshuishouden 234,00 237,24
Tarief meerpersoonshuishouden 69,88 81,04 2 2
94 Inclusief kwijtschelding.
309
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
Rioolrechten/rioolheffingen: 34.869 35.287 34.670 35.281
Aansluitrecht eigenaar 220,22 223,29 99,4% 100%
Afvoerrecht Grootverbruik: 100% 100%
• 251 tot en met 50.000 m3 1,73 1,75
• 50.001 tot en met 100.000 m3 1,66 1,68
• 100.001 tot en met 150.000 m3 1,53 1,55
• meer dan 150.000 m3 1,40 1,42
Totaal belastingen 92.000 85.459 159.372 170.614
Publiekrechtelijke heffingen: retributies
ALGEMEEN
Leges Diverse Diverse 0,8 0,1 0,8 0,1 100% 100%
PUBLIEKSDIENSTVERLENING
Leges Burgerzaken 6.608 6.039 95 6.117 5.655 92,6% 93,6%
Afschrift GBA (meest voorkomende tarief) 11,00 11,20
Paspoort 52,10 48,70
Rijbewijs 50,10 50,85
BEREIKBAARHEID
Leges 382 343 79 82 20,6% 23,9%
Gehandicapten parkeerkaart 27,95 28,45 371 332 70 73 10% 10%
Tijdelijke ontheffing berijden voetgangers- gebied 15,30 15,55 11 11 9 9 86% 88%
95 Het betreffen de kosten en opbrengsten 2013 exclusief de kosten voor naturalisaties.
310
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
VEILIGHEID
Leges: 29 24 29 20 100% 83,3%
Aanvraag vergunning voetbalwedstrijd 523 681 9 14 9 10 76,8%
Aanvraag vergunning evenement in gebouw 2.305 2.345,35 18 10 18 10 100%
Aanvraag Wet Bibob 2.941 2.618,40 0 0 0 0
OPENBARE RUIMTE EN GROEN
Leges: 1.654 1.579 1.064 1.029 64,3% 65,2%
Vergunningen kabels en leidingen, opbrekingen
en dergelijke 62,92 tot en met 1.003,69 63,81 tot en met 1.017,96 585 585
Vergunningen standplaatsen, evenementen 75,50 tot en met 1.286,30 107,17 tot en met 2.269,00 460 201
Rioolvergunningen 40,65 tot en met 130,00 38,50 tot en met 131,85 305 120
Velvergunningen 13,93 tot en met 264,65 14,13 tot en met 388,41 99 30
Reclamevergunningen 179,20 205 128
Publiekrechtelijke heffingen: retributies
WONEN EN MONUMENTEN
Leges: 14.996 14.807 14.678 13.361 98% 90%
Vergunning reclame-uiting Per m2 gedifferentieerd Per m2 gedifferentieerd
Monumentenvergunning 1,13% aanneemsom 1,13% aanneemsom
Bouwvergunning 0,17 tot 2,26% aanneemsom 0,17 tot 2,26% aanneemsom
Aanlegvergunning 290 290
Sloopvergunning (per plan)
2% van sloopkosten, min.
130 euro
2% van sloopkosten, min.
130 euro
Gebruiksvergunning gebouwen Per m2 gedifferentieerd Per m2 gedifferentieerd
311
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
Overige leges: Wonen en monumenten 681 557 566 495 83% 89%
Situatietekeningen (per tekening) 7,75 8,00
Verklaring bestemming en gebruik 122,05 134,40
Vrijstelling algemene leefmilieuverordening 254,50 263,05
Splitsingsvergunning huisvestingswet 858,95 tot 17.179,00 887,95 tot 17.759
Onttrekking huisvestingswet (per woning)
858,95 (maximum van
4.294,75)
887,95 (maximum van
4.439,75)
Samenvoegingsvergunning huisvestingswet 858,95 887,95
Omzettingsvergunning 858,95 887,95
Totaal retributies (leges) 23.461 23.349 21.976 20.642 93,7% 88,4%
Publiekrechtelijke heffingen: overige retributies
BEHEER OPENBARE RUIMTE
Brug-, schut- en havengeld: 1.249 1.116 542 499 43,4% 44,7
Brug- en schutgeld: 333 0,9 0,3%
• Bruggeld per opening buiten diensturen 63,00 64,00
• Schutgeld buiten de diensturen per vaartuig 94,45 96,00
Havengeld: 701 520 74,2%
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per
week per reis 0,10 0,08596
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per
kwartaal 1,21 1,03
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per jaar 4,11 3,50
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per
week per reis met Green Award 0,05997
•
96 De tarieven voor vrachtschepen, passagiersschepen, verhuurboten en de categorie overige vaartuigen waren in 2012 inclusief omzetbelasting vermeld, met ingang van 2013
worden de tarieven exclusief omzetbelasting aangegeven. 97 Het betreffen tarieven die per 1 januari 2013 worden ingevoerd.
312
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per
kwartaal met Green Award 0,072
• Vrachtschepen per ton laadvermogen, per jaar
met Green Award 2,45
• Vrachtschepen per move 0,43 0,38
• Passagiersschepen, per persoon capaciteit, per
week per reis 0,30 0,30
• Passagiersschepen, per persoon capaciteit, per
kwartaal 3,10 2,65
• Passagiersschepen, per persoon capaciteit, per
jaar 11,40 9,76
• Recreatievaartuigen met een lengte tot en met
10 meter, per vaartuig, per dag per reis 10,00 12,00
• Recreatievaartuigen met een lengte tot en met
10 meter, per vaartuig, per jaar 138,40 140,50
• Recreatievaartuigen met een lengte groter dan
10 meter, per meter, per dag, per reis 1,10 1,15
• Recreatievaartuigen met een lengte groter dan
10 meter, per meter, per jaar 14,00 14,20
• Verhuurboten, per vaartuig, per kwartaal 46,60 39,75
• Verhuurboten, per vaartuig, per jaar 150,10 128,07
• Woonschepen, per m2 oppervlak, per jaar 5,05 5,50
• Overige vaartuigen, per m2 oppervlak, per
week per reis 0,10 0,085
• Overige vaartuigen, per m2 oppervlak, per
kwartaal 1,21 1,03
• Overige vaartuigen, per m2 oppervlak, per jaar 4,11 3,50
Marktgelden: 716 726 614 675 85,8% 93%
• Wijk- en warenmarkt per kwartaal 30,20 tot en met 60,60 33,20 tot en met 66,65
• Wijk- en warenmarkt per dag 3,30 tot en met 6,10 3,70 tot en met 6,75
313
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
Begraafplaatsrechten 98 1.400 1.095 99 975 1.091 69,9% 99,7%
• Begraving in een nieuw particulier graf
inclusief 10-jarig recht 2.600,00
• Begraving in een nieuw particulier urnengraf/-
nis/-zuil inclusief 10-jarig recht 1.008,00
• Bijzetting in een urengraf/-nis/-zuil 135,00
• Bijzetting in een bestaand particulier graf 1.325,00
• Begraving in een nieuw particulier kindergraf
inclusief een 10 jarig recht 1.105,00
• Begraving van een menselijke foetus voor
tijdvak van 10 jaar 146,00
• Begraving in een algemeen graf gedurende
tien jaar 1.086,00
• Begraving in een algemeen kindergraf
gedurende 10 jaar 416,00
• Gebruik van aula gedurende maximaal
anderhalf uur 281,00
• Verlenging van een particulier graf met 10 jaar 1.479,00
• Verlenging van een particulier kindergraf met
10 jaar 664,00
• Verlening van een particulier urnengraf/-nis/-
zuil 1.333,00
• Overboeking recht particulier recht particulier 146,00
• Regiewerk advisering per uur 125,60
• Regiewerk bij bijzondere begravingen per uur 56,30
• Ontheffing om met motorvoertuig
begraafplaatsterrein te berijden 43,00
98 De begraafplaatsrechten kennen met ingang van 1 januari 2013 een vereenvoudigde tarieventabel, waarmee het aantal tarieven teruggebracht is van meer dan tachtig tot 22. 99 Het betreft hier alleen de via begraafplaatsrechten verhaalbare kosten.
314
315
Kosten Opbrengst Kostendekkendheid
Tarief 2012 Tarief2013 2012 2013 2012 2013 2012 2013
• Grafonderhoud per jaar particulier graf van
voor 2013 bij niet afkoop 52,10
Totaal overige retributies 4.015 2.937 2.131 2.265 63,3% 77,1%
Totaal retributies (leges) + overige retributies 26.826 26.286 24.107 22.907 89,9% 87,1%
Totaal belastingen en retributies (leges +
overige leges) 118.826 111.745 183.479 193.521
Bedragen zijn in duizenden euro's, tarieven zijn in euro's.
Bijlage 5: Externe subsidieprogramma's
Bij het waarmaken van Utrechtse ambities kunnen ook andere (overheids-) organisaties een rol spelen. Daar waar
sprake is van gezamenlijke doelstellingen en resultaten, is er vaak ruimte voor een verdeling van de kosten. Wij richten
ons dan ook bij de uitvoering van onze programma's actief tot externe partners, bij het Rijk of in Europa. Op die
manier halen wij kennis en ervaring van elders binnen, naast extra financiële middelen. Ook dragen de
samenwerkingsnetwerken bij aan het profileren van Utrecht op (inter)nationaal niveau.
Naast een groot aantal aan één programma gebonden externe geldstromen, ontvangt Utrecht subsidies, die neerslaan
in meerdere programma's. Het Europese subsidieprogramma Kansen voor West wordt voor een groot deel bekostigd
vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en loopt in de periode 2007-2013.
Subsidieverwerving.
Om subsidiemogelijkheden optimaal te benutten is het noodzakelijk kennis te hebben van de regelingen en deze te
verbinden aan het relevante Utrechtse beleid. De vakdiensten zijn primair aan zet als het gaat om het benutten van
nationale en regionale sectorspecifieke subsidieregelingen. Daarnaast is het nodig gemeentebreed aandacht en
capaciteit te hebben voor het aanvragen en uitvoeren van gesubsidieerde projecten, omdat dit specifieke kennis vereist
en tijd kan kosten. De gemeentebrede inzet zit vooral op Europese subsidiemogelijkheden en sectoroverstijgende
regelingen.
Europese subsidies vereisen veelal internationale samenwerking. Het hebben van een goed internationaal netwerk is
van groot belang om zelf de nodige partners te vinden maar ook om door anderen voor deelname benaderd te worden.
Daarom nemen wij deel aan internationale samenwerkingsverbanden, zoals Eurocities, maar ook aan bepaalde
sectorale netwerken. Daarnaast hebben wij het Similar Cities Network ontwikkeld, dat ook bij moet dragen aan
optimalisatie van Europese subsidiemogelijkheden.
Om richting te geven aan de subsidieverwerving werken wij met prioriteitsdossiers. Deze komen tot stand door
bestuurlijke keuzes, subsidiemogelijkheden en de gemeentelijke (uitvoerings)programma's met elkaar te verbinden. Op
oment zijn de prioriteiten: dit m
• erkeer en vervoer; v• ultuur; c• uurzaamheid (onder andere ambitie energieneutrale stad); d• innenstedelijke ontwikkeling; b• conomische ontwikkeling en maatschappelijke participatie; e• ublieke gezondheid; p• European Youth Olympic Festival (EYOF) 2013;
Interessante subsidiekansen ontstaan vaak op het snijvlak van de thema's, bijvoorbeeld energiebesparing op
herstructureringslocaties of duurzaamheid binnen verkeer en vervoer.
Kansen voor West – Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO 2007-2013)
De huidige Europese structuurfondsperiode loopt van 2007 tot en met 2013. Utrecht ontvangt uit het Europees Fonds
voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) een bijdrage voor het programma Kansen voor West.
Doel
In Kansen voor West werken de G4-steden samen met de vier provincies om de Randstad weer in de economische top
vijf van Europa’s grootstedelijke regio’s te krijgen. Om dit te realiseren hebben de acht partners een gezamenlijk
programma opgesteld. De doelstelling van Kansen voor West is het versterken van de economische structuur en de
internationale concurrentiepositie van het gebied. Daartoe zijn drie prioriteiten vastgesteld:
1. Kennis, innovatie en ondernemerschap.
2. Attractieve regio’s.
3. Attractieve steden.
316
Budgettair kader
Het beschikbare EFRO-bedrag voor Kansen voor West is 310 miljoen euro. Daarvan is 21,6 miljoen euro bestemd voor
de stad Utrecht, deels (13,1 miljoen euro) voor een stedelijk programma en deels (8,5 miljoen euro) in de vorm van een
indicatief aandeel van het regionale programma. In totaal (inclusief de verplichte cofinanciering) bedraagt het Utrechtse
programma 54,3 miljoen euro (zie onderstaande tabel voor de verdeling). Voor de stad Utrecht zijn vooral prioriteit 1
en prioriteit 3 van belang.
Stad
EFRO
Stad
totaal
Regio
EFRO
Regio
totaal
Totaal
EFRO Totaal
1. Kennis, innovatie en ondernemerschap 2,40 6,00 7,70 19,25 10,10 25,25
1.1 Versterken kennisontwikkeling, -
overdracht en –toepassing in kansrijke clusters
1.2 Stimuleren van ondernemerschap en
innovatie in het MKB
1.3 Stimuleren van technologische milieu-
innovaties
2. Attractieve regio’s 0,80 2,00 0,80 2,00
2.1 Versterken economische kwaliteit met
behoud van landschappelijke waarden
2.2 Verruiming en verbetering gebruikswaarde
groen in en om de stad
3. Attractieve steden 10,29 25,73 10,29 25,73
3.1 Verbeteren vestigingsklimaat
3.2 Verbeteren leefklimaat
4. Technische bijstand 0,40 0,79 0,49 0,40 1,28
Totaal 13,09 35,52 8,50 21,74 21,59 54,26
Deze financiële tabel is afgeleid van de afspraken in het Operationeel Programma (OP) West. In de kolom ‘stad EFRO’
staan de bedragen die ons college van B en W kan toekennen in de verschillende programma onderdelen. De kolom
‘stad totaal’ is het totaal bedrag per onderdeel: het subsidiebedrag plus de verplichte cofinanciering. In de kolom
‘regio EFRO’ staan de bedragen die binnen het regionale programma zijn geoormerkt voor bestemming in en om de
stad Utrecht. De kolom ‘regio totaal’ is het totaal bedrag per onderdeel: het subsidiebedrag plus de verplichte
cofinanciering. De totaalkolommen geven een optelling van de stedelijke en de regionale bedragen.
De regel technische bijstand heeft betrekking op de uitgaven voor de programma organisatie. Voor het
programmamanagement en voor bijkomende kosten (bijvoorbeeld accountantscontroles, publiciteit) van het Utrechtse
stedelijke programma is een subsidiebedrag van 0,397 miljoen euro beschikbaar. De stad draagt per saldo
0,486 miljoen euro bij aan de cofinanciering voor de landsdelige programmaorganisatie (het programmamanagement
voor het totale programma Kansen voor West is ondergebracht bij de gemeente Rotterdam). Dit bedrag is in lijn met
het relatieve aandeel van de stad in het totale programma van landsdeel West. In totaal is het aandeel van de
technische bijstand in de programmakosten 4%.
Uitvoeringsprogramma Utrecht
Voor de gemeente Utrecht is het OP West nader uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma ‘Vijf sterren voor Utrecht’, dat
op 6 september 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld. Kansen voor West biedt een betrekkelijk ruim kader. Door
het geld gericht in te zetten kan een groter positief effect voor de stad worden bereikt. De uitvoering wordt in Utrecht
daarom geconcentreerd in vijf gebieden: de grote ontwikkellocaties Stationsgebied en Leidsche Rijn (centrum) en
daarnaast Lage Weide, Overvecht en De Uithof. Naast de gebiedsinsteek kiezen wij voor het stimuleren van kennis en
talent. Kennis en talent zijn immers de sleutels voor economische kracht. Utrecht is de ontmoetingsplaats voor talent.
Het aanwezige (ondernemers) talent in de universiteit en de hogescholen wordt vanuit het programma ondersteund.
Maar ook Utrechts talent dat onbenut dreigt te blijven krijgt aandacht. Onder andere door schooluitval tegen te gaan
en door vraag en aanbod op de lokale en regionale arbeidsmarkt beter op elkaar aan te laten sluiten.
317
Het uitvoeringprogramma sluit aan bij bestaand beleid en bestaande programma’s. Deze kunnen versterkt en versneld
worden uitgevoerd dankzij de EFRO-subsidie. Doordat verschillende beleidslijnen rond het EFRO-programma
samenkomen, is het vanuit de stad mogelijk geldstromen te matchen. Bijvoorbeeld met rijksmiddelen Pieken in de
Delta voor het versterken van de kenniseconomie. Daarnaast zijn bestaande gemeentelijke budgetten en andere rijks-
en provinciale fondsen bruikbaar en zullen ook andere samenwerkingspartners kunnen en willen bijdragen. Voor EFRO-
projecten die niet (volledig) met behulp van matching kunnen worden gedekt, is een bedrag van 3,3 miljoen euro
gereserveerd. Deze reservering dient tevens als risicovoorziening, omdat het werken met Europees geld risico's met
zich meebrengt vanwege de hoge eisen die aan de verantwoording worden gesteld en de vele controles.
Bij de uitvoering van het programma gaat onze voorkeur uit naar substantiële projecten. In omvangrijke projecten
heeft de subsidie een grotere impact dan wanneer het geld wordt versnipperd. Op die manier kan de EFRO-bijdrage een
aantoonbaar effect teweeg brengen op de economische structuur van de stad. Bovendien wordt op deze manier de
verhouding tussen programma- en beheerkosten gunstiger.
Activiteiten 2013
In 2013 zal het programma verder gevuld worden met projecten die aansluiten bij de prioriteiten beschreven in het OP
West en gericht zijn op de Utrechtse aandachtsgebieden. Daarnaast is het controleren en volgen van lopende en
startende projecten een belangrijk aandachtspunt bij de uitvoering van het programma. De gehonoreerde projecten
passen (vanzelfsprekend) in het vastgestelde landsdelige programma Kansen voor West en de uitwerking daarvan voor
de stad.
Programmaoverzicht per 1 augustus 2012
Aanvrager
Subsidiabele
kosten EFRO
Overige
publieke fin.
Projecten prioriteit 1100*
Kennis, innovatie en ondernemerschap
Protospace * Stichting Protospace 1.400.000 560.000 750.000101**
Science Park Utrecht* Universiteit Utrecht 2.098.345 839.938 1.245.407
Sociale Innovatie in het MKB* Taskforce Innovatie 4.213.649 1.894.336 2.139.313**
Partners in Nieuw Ondernemerschap
Kamer van Koophandel
Midden-Nederland 741.070 203.370 521.000**
Taskforce Innovatie regio Utrecht: the
next step* Taskforce Innovatie 7.103.696 2.699.404 4.404.292
100 *Deze projecten maken deel uit van het regionale programmadeel. De EFRO-bijdrage komt deels ten laste van het
aandeel van de provincie Utrecht. Van de projecten Protospace en Science Park dragen stad en provincie ieder de helft
van de toegekende subsidie ten laste van hun aandeel in het budget. Voor het project Sociale Innovatie in het MKB is
de verdeling 80% provincie en 20% stad en voor de Taskforce Innovatie 40% provincie en 60% stad. De Dutch Game
Garden en de versterking van de landgoederen Amelisweerd en Rhijnauwen vallen volledig in het gemeentelijke
programmadeel (de provincie levert cofinanciering). 101 **Deze projecten kennen ook private cofinanciering.
Om de Utrechtse projecten binnen het regionale programmadeel mogelijk te maken is ten laste van het
ancieringsbudget subsidie toegekend aan de volgende projecten: cofin
• rotospace: 0,200 miljoen euro. P• trecht Science Park: 0,367 miljoen euro. U• ociale Innovatie MKB: 0,136 miljoen euro. S• entrum Aarde en Duurzaamheid: 0,538 miljoen euro. C• Taskforce Innovatie: 0,570 miljoen euro (plus 0,400 miljoen euro ten laste van het fonds simulering lokale
economie).
318
Aanvrager
Subsidiabele
kosten EFRO
Overige
publieke fin.
Utrecht Sustainability Institute (voorheen
Centrum voor Aarde en Duurzaamheid)* Universiteit Utrecht 6.835.042 1.756.910 5.078.132
Dutch Game Garden 2010-2015*
Stichting Dutch Game
Garden 4.035.059 1.614.567 2.420.492
Projecten prioriteit 2
Attractieve steden
Versterken cultureel-toeristische waarde
landgoederen Amelisweerd en
Rhijnauwen* gemeente Utrecht 2.431.000 800.000 1.631.000
Projecten prioriteit 3
Attractieve steden
Revitalisering Flora's Hof en Lichte Gaard
Museum van Speelklok
tot Pierement 2.525.343 800.000 970.000**
Openbare ruimte aandachtswijken gemeente Utrecht 1.020.820 397.820 538.000**
Zingende Toren gemeente Utrecht 1.244.632 250.000 819.632**
Huisvesting Kunstfactor gemeente Utrecht 995.000 398.000 597.000
Emissievrije bierboot gemeente Utrecht 400.000 200.000 200.000
De Wissel ROC Midden Nederland 665.000 330.000 335.000
Wijkeconomie en kleinschalig
ondernemerschap gemeente Utrecht 4.565.156 1.826.062 2.689.097**
Designer Café Taskforce Innovatie 898.920 359.568 539.000**
Creatieve Industrie Jan Jongerius
Stichting Vrienden v/h
Jongeriuscomplex 3.123.790 1.249.516 1.055.152**
Bedrijventerrein Overvecht gemeente Utrecht 704.986 283.986 421.000
De Nieuwe Bouwloods St. Bouwloods Utrecht 1.059.868 400.000 0**
Aanleg 1e fase Parkpergola Leidsche Rijn gemeente Utrecht 2.456.887 800.000 1.656.887
Trajectum Lumen gemeente Utrecht 3.226.000 1.060.000 2.166.000
Upgrading Havens Lage Weide gemeente Utrecht 5.000.000 2.000.000 3.000.000
Hiermee zijn de voor de stad beschikbare middelen in de prioriteiten 2 en 3 volledig toegekend aan projecten. Er is
nog ruimte binnen de aan de stad beschikbaar gestelde middelen in prioriteit 1. Een belangrijk deel daarvan is
bestemd voor de bouw van een Life Science Incubator op het Utrecht Science Park, waarvoor inmiddels een aanvraag is
ingediend bij het regionale programmabureau. Voor het daarna nog resterende budget is een aantal projecten in beeld.
Europese subsidies na 2013
De voorbereidingen voor de structuurfondsperiode 2014-2020 zijn in volle gang. Wij volgen deze ontwikkelingen en
dragen bij aan de gedachtevorming over nieuwe programma's, met als doel om ook na 2013 te kunnen beschikken
over Europees geld voor Utrechtse projecten en programma's. Op basis van de laatste voorstellen van de Europese
Commissie en de reacties daarop zien wij op hoofdlijnen de volgende ontwikkelingen.
In de Europese begrotingsperiode 2014-2020 zal het geld nog sterker dan voorheen worden ingezet ten behoeve van
de Europese beleidsdoelstellingen slimme groei (kennis, innovatie en onderwijs), duurzame groei (zuiniger met
hulpbronnen) en groei voor iedereen (arbeidsparticipatie, onderwijs, armoedebeleid). Bij de toekenning van Europees
geld aan de lidstaten en aan projecten zal de Europese Commissie eisen stellen aan de resultaatgerichtheid.
Bijvoorbeeld de regio's die een beroep doen op het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling ten behoeve van
innovatiebeleid, moeten werken aan de hand van een zogenoemde smart specialisation strategy, die is gebaseerd op
319
320
een analyse van de sterke en zwakken punten van de regio en die richting geeft aan de inspanningen. Wij werken
daarom samen met de randstadpartners van Kansen voor West aan zo'n strategie.
De nieuwe Europese begroting zal eenvoudiger zijn en zal niet of nauwelijks groeien. Het ziet er naar uit dat er minder
subsidieprogramma's komen. Verschillende bestaande Europese subsidie- en/of onderzoeksprogramma's worden
gebundeld. Ook wordt gezocht naar vereenvoudiging in de verantwoording en harmonisatie van voorwaarden van de
verschillende Europese subsidieregelingen. Wij ondersteunen de initiatieven op dat gebied van harte, omdat
administratieve vertaalslagen veel capaciteit vragen van de projectondersteuning en er per subsidieregeling flinke
verschillen bestaan in de voorschriften voor verantwoording en projectadministratie Om het Europese geld effectiever
in te zetten stimuleert de Europese Commissie vernieuwende financieringsconcepten (financial engineering).
Een belangrijk punt in de nieuwe programmaperiode is samenwerking tussen partijen (bijvoorbeeld overheid,
bedrijfsleven, kennisinstellingen) en tussen overheden. Nog meer dan in voorgaande jaren zullen wij dan ook bij het
benutten van de subsidiemogelijkheden inzetten op samenwerking met stakeholders in de stad; kennisinstellingen,
bedrijfsleven, corporaties, maatschappelijke organisatie en maatschappelijk middenveld. Dit past bij onze visie op de
(regie) rol van de gemeente.
Bijlage 6 Corresponderende posten
Onderstaande tabel bevat de taakmutaties uit de junicirculaire 2012. In het kader van de behandeling van de Programmabegroting 2013 zal besluitvorming plaatsvinden over
deze posten.
Programma Mutatie 2012 2013 2014 2015 2016
Bewoners en Bestuur
Incidentele uitname in 2012 voor de ondersteuning die de VNG
en KING de gemeenten bieden bij de implementatie van de
modernisering van de GBA en bij de verwerving van de
Burgerzakenmodules. -0,210
Stedelijke Ontwikkeling,
Stationsgebied
Incidentele toevoeging in 2012 voor de kosten van het
explosievenonderzoek ten behoeve van de realisatie van het
regionale deel van de ov-terminal, de tijdelijke HOV-baan over
de 2e Asselijnstraat en de tunnel van de parkeergarage. 0,262
Duurzaamheid
De incidentele toevoeging voor bodemsanering wordt in 2012
en 2013 verlaagd. -0,007 -0,008
Openbare Ruimte en Groen
Incidentele toevoeging in 2012 voor de meerkosten bij het
baggeren van de fortgracht van fort Blauwkapel en de
nabijgelegen vijvers, in verband met de mogelijke aanwezigheid
van explosieven. 0,245
Werk en Inkomen
Structurele toevoeging vanaf 2012 voor de uitvoering van de
wet aanpak fraude, die per 1 januari 2013 wordt ingevoerd. De
wet verplicht gemeenten tot het opleggen en invorderen van
boetes bij constatering van fraude. Het bedrag van de
toevoeging is in 2012 incidenteel lager dan in de jaren daarna. 0,044 0,081 0,081 0,081 0,081
Werk en Inkomen
Structurele uitname vanaf 2013 van de uitvoeringskosten voor
inburgering in verband met de wijziging van het
inburgeringsstelstel. -0,392 -0,392 -0,392 -0,392
Onderwijs
Incidentele toevoeging in 2013, 2014 en 2015 voor het
tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten. De middelen zijn
bedoeld voor regionale inzet. 1,300 1,300 1,300
321
Programma Mutatie 2012 2013 2014 2015 2016
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid
Incidentele toevoeging in 2012, 2013 en 2014 voor de
uitvoering van het LHBT-emancipatiebeleid (LHBT: Lesbische
vrouwen, Homoseksuele mannen, Biseksuelen en Transgender
personen). 0,050 0,050 0,050
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid
Structurele verhoging met 0,736 miljoen euro van de middelen
voor vrouwenopvang in verband met de aanpak van geweld in
huiselijke kring. De structurele bijdrage komt daarmee op
5,359 miljoen euro. De bijdrage vanaf 2013 was in de
Voorjaarsnota 2012 pm geraamd. 0,736 5,359 5,359 5,359 5,359
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid
Wet Maatschappelijke Ondersteuning: actualisatie van de
integratie-uitkering in de jaren 2011 (- 0,114 miljoen euro),
2012 (-0,187 miljoen euro) en 2013 (- 0,280 miljoen euro). -0,301 -0,280 -0,280 -0,280 -0,280
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid
Centra voor Jeugd en Gezin: actualisatie van de decentralisatie-
uitkering 0,109 0,109 0,109 0,109 0,109
Welzijn, Jeugd en
Volksgezondheid
Incidentele toevoeging in 2013 en 2014 voor de uitvoering van
het programma 'Zichtbare schakel: de wijkverpleegkundige voor
een gezonde buurt'. Dit programma beoogt meer
sturingsmogelijkheden voor gemeenten om op lokaal niveau
een goede verbinding te leggen tussen preventie, wonen,
welzijn en zorg. Vanaf 2015 zal mogelijk een andere
financieringswijze worden toegepast. 0,427 0,427
Veiligheid
Structurele toevoeging vanaf 2013 in verband met de
gemeenschappelijke kosten en basisfaciliteiten die nodig zijn
voor een goede ketensamenwerking in het regionale
veiligheidshuis. 0,547 0,547 0,547 0,547
Sport
Incidentele toevoeging in 2012 in verband met uitbreiding van
de impuls Brede Scholen, sport en cultuur. De uitbreiding
betreft de inzet van buurtsportcoaches ('Sport en bewegen in de
buurt'). 0,144
322
323
Programma Mutatie 2012 2013 2014 2015 2016
Algemene Middelen
Maatschappelijke opvang: actualisatie van de decentralisatie-
uitkering in de jaren 2011 (+ 0,911 miljoen euro), 2012 (+
0,796 miljoen euro) en 2013 (- 0,258 miljoen euro).
In de Programmabegroting 2010 is vanaf 2013 een verhoging
van de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang
verwerkt van 1,9 miljoen euro. De inzet van eigen gemeentelijke
middelen is toen evenredig verlaagd, zodat de totale financiële
inzet voor maatschappelijke opvang gelijk is gebleven. Nu vanaf
2013 sprake is van een verlaging, wordt deze ten laste van de
algemene middelen gebracht. Het uitgangspunt dat de totale
inzet voor maatschappelijke opvang gelijk blijft, blijft daarmee
overeind. 1,707 -0,258 -0,258 -0,258 -0,258
Algemene Middelen
Structurele verlaging van de middelen die worden ontvangen in
verband met de aanpassing van de norm voor kwijtschelding
van lokale belastingen. Een deel van deze middelen blikt
bestemd voor de waterschappen.
De middelen die in verband met de aanpassing van de norm
voor kwijtschelding worden ontvangen, zijn in de Voorjaarsnota
2012 toegevoegd aan de algemene middelen, omdat Utrecht
deze aanpassing niet toepast. -0,040 -0,040 -0,040 -0,040
Algemene Middelen
Incidentele toevoeging in 2012 voor het nadeel dat gemeenten
in 2011 hadden vanwege het tijdelijk gratis moeten verstrekken
van de Nederlandse Identiteitskaart.
Deze kosten zijn in 2011 verwerkt en maken onderdeel uit van
het rekeningresultaat. Er is dus geen aanleiding meer om deze
incidentele toevoeging over te hevelen naar het programma
Bewoners en Bestuur. 0,110
Totaal 2,889 6,895 6,903 6,426 5,126
Bedragen zijn in miljoenen euro’s.
Bijlage 6: Verklarende woordenlijst
Begrip Omschrijving
Accres
Jaarlijkse groei van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Op basis van
de normeringssystematiek is deze gekoppeld aan de groei van de netto
gecorrigeerde rijksuitgaven; stijgen de rijksuitgaven, dan stijgt ook het
Gemeentefonds, en andersom.
Actuele begroting
De laatst door de gemeenteraad vastgestelde begroting. Dit betreft de
nominale begroting plus alle door de gemeenteraad vastgestelde
begrotingswijzigingen.
Afschrijving
Jaarlijkse afboeking van een deel van de boekwaarde van een geactiveerd goed.
Deze wordt geacht de waardevermindering van het actief tot uitdrukking te
brengen. De afschrijving wordt ten laste gebracht van de rekening van baten
en lasten.
Algemene dekkingsreserves
Reserves waarvan de renteopbrengst wordt aangewend als algemeen
dekkingsmiddel.
Algemene reserves
Alle reserves niet zijnde bestemmingsreserves. Tot de algemene reserves
worden gerekend de algemene reserve in enge zin, de algemene
dekkingsreserves, de reserve grondexploitaties en de dienstbedrijfsreserves.
Algemene uitkering
Uitkering uit het Gemeentefonds door het Rijk aan alle gemeenten op basis van
algemene verdeelmaatstaven, vastgelegd in de Financiële verhoudingswet, met
het karakter van algemene middelen.
Balans
Overzicht van activa en passiva (bezittingen en schulden) van een organisatie
op een bepaald moment.
Baten
De aanduiding volgens de comptabiliteitsvoorschriften voor de
opbrengsten/inkomsten van de gemeente.
Baten-lastenstelsel
In dit stelsel worden uitgaven en inkomsten toegerekend aan het tijdvak waarin
het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit
maakt het mogelijk om de integrale kosten en opbrengsten af te leiden uit de
administratie en leidt daarmee tot een doelmatiger beheer.
Begrotingswijziging
Een aanpassing van de ramingen tijdens het begrotingsjaar; een dergelijk
besluit wordt door de gemeenteraad genomen.
Behoedzaamheidsreserve
Landelijke reserve binnen het Gemeentefonds die dient om de gevolgen voor
de algemene uitkering van sterke fluctuaties in de gecorrigeerde rijksuitgaven
op te vangen. Hiertoe zet het Rijk op voorhand een deel van de algemene
uitkering landelijk ‘apart’. Op basis van de werkelijke rijksuitgaven wordt
bezien of (een deel van) de reserve aan de gemeenten wordt uitgekeerd of dat
er nog een bijstorting door de gemeenten nodig is. Zolang de
nomeringssystematiek buiten werking is gesteld, houdt het Rijk geen geld
behoedzaamheidsreserve aan.
Bestuursrapportage
De bestuursrapportage is onderdeel van de voorjaarsnota. Hierin wordt
tussentijdse verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid en worden
nieuwe ontwikkelingen gesignaleerd. Op basis van deze informatie kan
tussentijds worden bijgestuurd en vindt bijstelling plaats van de lopende
begroting.
Bestemmingsreserves
Reserves waaraan de gemeenteraad een bepaalde bestedingsrichting heeft
gegeven.
BTW-Compensatiefonds
Sinds 2003 geldt voor de gemeenten een BTW-regime. Het BTW-
compensatiefonds is ingesteld om de verschillen tussen de verlaging van de
programmabegroting en die van het Gemeentefonds te egaliseren, opdat de
invoering van het BTW-regime budgettair neutraal verloopt.
Budgettair neutraal
Een beleidswijziging die de uitkomst van de programmabegroting per saldo
niet beïnvloedt.
324
Begrip Omschrijving
Besluit Begroting en Verantwoording
Provincies en Gemeenten (BBV)
Wettelijke voorschriften voor de inrichting van de programmabegroting en –
verantwoording.
Contractloonstijging
Stijging van het inkomen per werknemer als gevolg van een afgesloten
collectieve arbeidsovereenkomst (CAO).
Controleverklaring
Schriftelijke mededeling van de accountant waarin deze een oordeel geeft over
de getrouwheid en de rechtmatigheid van de (financiële) verantwoording.
Decentralisatie
Het overdragen van meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar lagere
overheden. Concreet kan dit leiden tot overheveling van taken (en de daartoe
benodigde middelen) van de centrale overheid naar andere overheden.
Decentralisatie-uitkering
De decentralisatie-uitkering is een variant op de al langer bestaande integratie-
uitkering. Anders dan bij de integratie-uitkering hoeft het moment van
overheveling naar de algemene uitkering bij de decentralisatie-uitkering nog
niet bekend te zijn. Daarnaast kan het bij een decentralisatie-uitkering om
tijdelijke middelen gaan.
Dekkingspercentage
Bepaalde gemeentelijke lasten kunnen aan de burger worden doorberekend
(bijvoorbeeld de kosten van de riolering en afvalinzameling); de mate waarin
dit gebeurt wordt tot uitdrukking gebracht door het dekkingspercentage. Bij
een volledige doorberekening is sprake van een dekkingspercentage van 100%.
Deregulering
Het afschaffen, vereenvoudigen of stroomlijnen van regelingen en wetten die
de overheid oplegt aan bedrijven, instellingen en burgers. Doel hiervan is
bevordering van dynamiek en aanpassingsvermogen aan de economie en het
vermijden van onnodige bureaucratie en onnodig hoge kosten ten gevolge van
ondoelmatige of inefficiënte regelgeving.
Dienstbedrijfsreserve
Vervult binnen de budgetregels de eerste beperkte achtervang voor risico’s die
de dienst loopt over de apparaatskosten en vormt daarmee het
weerstandsvermogen van de afzonderlijke dienst.
DigiD
In navolging van DigiD voor burgers is DigiD voor bedrijven ontwikkeld. DigiD
voor bedrijven is een gemeenschappelijk systeem waarmee de overheid op
internet de identiteit van bedrijven kan vaststellen. Met één inlogcode kunnen
bedrijven terecht bij elektronische diensten van steeds meer
overheidsinstellingen.
Doelmatigheid (efficiency)
De mate waarin een maximale hoeveelheid prestaties wordt geleverd met een
minimale hoeveelheid middelen of een hogere kwaliteit wordt bereikt bij een
gelijkblijvende hoeveelheid middelen. Onderzoek naar doelmatigheid richt zich
vooral op verbetering van bedrijfsvoering.
Doeltreffendheid (effectiviteit)
De mate waarin de geleverde prestaties bijdragen aan het realiseren van de
gestelde (beleids)doelen. Onderzoek naar doeltreffendheid richt zich op de
vergelijking van het gerealiseerde en het gewenste effect.
Doeluitkering (specifieke uitkering)
Door een ministerie aan de gemeente verstrekte gelden ter uitvoering van een
specifieke taak (bijvoorbeeld onderwijs, bijstand); een doeluitkering is niet vrij
besteedbaar.
Dualisering
Dualisering is strikt genomen de ontvlechting van de taken en bevoegdheden
tussen de gemeenteraad en het college van B en W. De gemeenteraad
concentreert zich op kaderstelling, controle en volksvertegenwoordiging,
terwijl het college van B en W bestuurt.
Egalisatievoorzieningen
Voorzieningen die samenhangen met het in de tijd onregelmatig gespreid zijn
van bepaalde kosten.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen is het verschil tussen de activa en het vreemd vermogen.
Het eigen vermogen op de balans bestaat uit de algemene reserves, de
bestemmingsreserves en het saldo van de rekening, van baten en lasten.
325
Begrip Omschrijving
EMU-saldo (Europese Monetaire Unie)
Het kabinet, VNG, IPO en de sociale fondsen hebben een akkoord bereikt over
beheersing van het EMU-saldo van de lokale overheden. Kern van het akkoord
is dat gezamenlijk opgetrokken wordt om ervoor te zorgen dat het
vastgestelde maximumtekort niet wordt overschreden. Ontwikkelingen in de
uitvoering van lokale begrotingen worden nauw gevolgd en er zal worden
gezocht naar mogelijkheden om het lokale EMU-saldo verder te beperken.
Financiering
De wijze waarop de gemeente in de behoefte aan geld (kort) en kapitaal (lang)
voorziet: het geldbeheer. Uitgaven en inkomsten gaan niet altijd gelijk op en
voor investeringen wordt in principe geleend. Daardoor kunnen tijdelijk
overschotten of tekorten ontstaan. Op de geld- en kapitaalmarkt wordt dit glad
gestreken.
Functie
Onderdeel en afgeleid van een hoofdfunctie. Een functie komt overeen met een
onderdeel van het gemeentelijk takenpakket en geeft dus een globale
groepering van inkomsten en uitgaven per taakveld, per onderwerp van zorg.
Bijvoorbeeld: bijstandsverlening, sport, handel en ambacht, vastgoed.
Garantie
Zekerheidsstelling door de gemeente ten behoeve van derden die een lening
aantrekken. Bij derden valt te denken aan sportverenigingen of
welzijnsinstellingen. Ingeval van wanbetaling zal de gemeente de resterende
schuld dienen af te lossen.
Gemeentefonds
Landelijk fonds onder beheer van het ministerie van Binnenlandse Zaken,
waarin een deel van de opbrengst van de rijksbelastingen wordt gestort. Uit dit
fonds worden jaarlijks (algemene) uitkeringen gedaan aan de gemeenten ter
dekking van een deel van hun uitgaven. Deze gelden zijn, voor zover daar geen
wettelijke verplichtingen tegenover staan, vrij besteedbaar.
Incidenteel Eenmalig, dat wil zeggen niet jaarlijks terugkerend.
Integratie-uitkering
Uitkering uit het Gemeentefonds van tijdelijke aard ter overbrugging van
gefaseerde overheveling van specifieke rijksuitkeringen.
Investering De aanschaf of de productie van een kapitaalgoed.
Jaarrekening
Eén van de twee onderdelen van de verantwoording. De jaarrekening geeft een
analyse van de afwijkingen tussen de begrote en gerealiseerde baten en lasten.
Tevens wordt in de jaarrekening de stand van de gemeentelijke
vermogenspositie opgemaakt.
Jaarverslag
Eén van de twee onderdelen van de verantwoording. Het jaarverslag bevat de
meer beleidsmatige onderdelen, zoals de programma- en paragraaf
verantwoording.
Kapitaalgoed
Duurzaam productiemiddel, dat nodig is om de aan de burgers te leveren
diensten en goederen, te produceren. Daarbij gaat het om een productiemiddel
dat meerdere jaren meegaat en veelal veel waarde heeft.
Kapitaallasten
Deze bestaan uit de componenten afschrijving en rente. Het zijn de
exploitatiekosten van vaste activa. Deze volgen de levensduur. De rentekosten
ontstaan omdat beslag op vermogen wordt gelegd. Vanwege jaarlijkse
afschrijving daalt de boekwaarde en nemen de rentekosten af.
Kasgeldlimiet
Deel van het financieringstekort dat maximaal tegen kort geld mag worden
geleend. Is het financieringstekort hoger dan de kasgeldlimiet dan moet dat via
lang geld worden gefinancierd.
Kengetal
Een absoluut getal of een verhoudingsgetal dat is uitgedrukt in fysieke- of in
geldeenheden en dat de toestand van of de ontwikkeling op een programma in
beeld brengt.
Kerngegevens
Opsomming van relevante gegevens met het doel in één oogopslag een indruk
te geven waar het op het desbetreffende werkterrein om gaat.
Kort geld
Middelen die worden aangetrokken op de geldmarkt in de vorm van
kortlopende leningen (looptijd korter dan een jaar).
Lang geld
Middelen die worden aangetrokken op de kapitaalmarkt in de vorm van
langlopende leningen (looptijd langer dan een jaar).
326
Begrip Omschrijving
Leges
Heffing op een publiekrechtelijke grondslag voor een gemeentelijk goed of een
gemeentelijke dienst (bijvoorbeeld leges paspoorten, leges
bouwvergunningen). Het totaal van de gemeentelijke leges mag niet meer dan
kostendekkend zijn.
Liquiditeitsplanning
Een liquiditeitsplanning geeft inzicht in tijdstip, omvang en periode waarvoor
financieringsmiddelen moeten worden aangetrokken. Door een tijdig inzicht
daarin wordt voorkomen dat dure ad-hoc maatregelen moeten worden
genomen.
Missie
Bestaansrecht (boodschap) van de organisatie, bezien vanuit de
maatschappelijke functie die zij vervult.
Nominale begroting
De raming van baten en lasten die is opgenomen in het boekwerk van de
programmabegroting. Behandeling en vaststelling vinden plaats tijdens de
begrotingsbehandeling in november.
Nominale compensatie De compensatie van loon- en prijsontwikkelingen.
Normeringssystematiek
Ook wel bekend als 'samen de trap of, samen de trap af'. Volgens deze
systematiek is de hoogte van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds
gekoppeld aan de omvang van de (netto gecorrigeerde) rijksuitgaven. Als de
relevante rijksuitgaven stijgen, dan neemt de omvang van het Gemeentefonds
toe; dalen de rijksuitgaven, dan neemt de omvang van het Gemeentefonds af.
Ombuiging Verlaging van de uitgaven ten opzichte van een eerder vastgelegd ijkpunt.
Omslagrente
De rekenrente die de Centrale Treasury gebruikt voor het berekenen van de
rentelasten over de gedane investeringen. Deze rente is onderdeel van de
kapitaallasten en wordt doorberekend aan de diensten.
Onderuitputting Onderbesteding van budgetten in enig jaar.
Openeinderegelingen
Regeling op grond waarvan derden buiten de overheid recht hebben op een
geldelijke bijdrage van de overheid (of van een sociaal fonds). Dit ongeacht of
de overheid hiervoor voldoende budget heeft. Alleen door het aanpassen van
de voorwaarden die in de regeling worden gesteld, kan de overheid het beroep
op een openeinderegeling beheersen.
Output kengetal
Een output kengetal is een kengetal dat aangeeft welke prestatie de gemeente
levert voor het te realiseren maatschappelijk effect.
Precariobelasting
Recht voor het gebruik van openbare grond of water. Het recht kan worden
geheven van degene die voorwerpen onder, op of boven openbare
gemeentegrond of water heeft of van degene voor wie dit gebeurt.
Privatisering
Vorm van verzelfstandiging, waarbij door de overheid verrichte taken hetzij
onder een minder directe vorm van overheidsinvloed worden gesteld, hetzij
geheel aan die overheidsinvloed worden onttrokken.
Programmabegroting
Het overzicht van de verwachte baten en lasten, opgesteld volgens het Besluit
Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV). De
programmabegroting is opgebouwd uit de beleidsbegroting en de financiële
begroting, die op hoofdlijnen inzicht geven in het voorgestane beleid en de
daarmee samenhangende financiële middelen voor het komend jaar en de
daarop volgende drie jaren. De programmabegroting wordt door de
gemeenteraad vastgesteld.
Programmaverantwoording
Overzicht van de in een bepaald jaar gerealiseerde lasten en baten. De
programmabegroting is opgebouwd uit het jaarverslag en de jaarrekening. De
programmaverantwoording dient ter verantwoording van het uitvoeren van de
programmabegroting.
Publiekprivate
samenwerkingsconstructie (PPS)
Vorm van samenwerking tussen markt en overheid. Hierbij wordt gezocht naar
een institutionele vormgeving waarin het bereiken van synergie-effecten en een
efficiënte allocatie van schaarse middelen centraal staan.
Recapitulatiestaat (geconsolideerd)
Samenvattend overzicht van de belangrijkste (hoofd)taken van de gemeente en
de daarmee samenhangende uitgaven en inkomsten.
327
Begrip Omschrijving
Recht
Wordt geheven ter dekking van de kosten van gemeentelijke dienstverlening
(bijvoorbeeld de afvalstoffenheffing). Een recht mag maximaal kostendekkend
zijn.
Reserve grondexploitatie
Het weerstandsvermogen dat dient als buffer voor de risico’s die worden
gelopen bij grondexploitaties.
Reserves
Dit betreft in beginsel vrij aanwendbare middelen. Daarom behoren ze tot het
eigen vermogen. De reserves worden onderscheiden in algemene reserves en
bestemmingsreserves.
Retributie Zie recht.
Risicomodel
Overzicht van risico’s zoals bekend bij het aanbieden van de
programmabegroting en de -verantwoording.
Risicovoorzieningen
Voorzieningen die betrekking hebben op gekwantificeerde risico’s, niet zijnde
de risico’s over de apparaatskosten (deze laatste worden gedekt door de
algemene reserve en/of bedrijfsreserves).
Single Informatie Single Audit (SISA)
Project dat tot doel heeft de verantwoordings- en controle-informatie van de
gemeente aan het Rijk te stroomlijnen en te vereenvoudigen/verminderen. Per
specifieke uitkering is geen aparte accountantsverklaring meer vereist.
Volstaan kan worden met de jaarrekening, met daarbij gevoegd een bijlage met
een aantal gegevens per specifieke uitkering.
Specifieke uitkering Zie: doeluitkering.
Stelpost
Een begrotingspost waarop bedragen worden geraamd die nog niet specifiek
benoemd kunnen worden of nog te verdelen zijn.
Structureel
Jaarlijks terugkerend. Structurele kosten dienen door structurele opbrengsten
te worden gedekt.
Subsidie
Overdracht van de gemeente aan derden, zowel particuliere instellingen als
natuurlijke personen.
Technische wijziging
Een wijziging van de begroting die ofwel beleidsarm is of een administratieve
verwerking van een al genomen besluit.
Treasury Dit betreft het geheel van activiteiten in verband met de financiering.
Treasuryparagraaf
De treasuryparagraaf vormt na inwerkingtreding van de Wet financiering
Decentrale Overheden (FIDO) een onderdeel van de programmabegroting en de
verantwoording. In de programmabegroting wordt ingegaan op de
beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het
bijzonder voor het eerstkomende jaar. In de programmaverantwoording wordt
ingegaan op de verschillen tussen de plannen en de realisatie van daarvan.
Treasurystatuut
Hierin worden de uitgangspunten, doelstellingen, beleidsmatige en
organisatorische kaders voor de treasuryfunctie vastgelegd. Tevens bevat het
treasurystatuut regels over de inhoud, vorm en periodiciteit van de
verantwoordingsinformatie over de treasury.
Van derden verkregen middelen
Middelen, die doorgaans onder strikte condities zijn verkregen van derden,
veelal de rijks- of provinciale overheid. Niet bestede middelen waaraan een
minder strikte bestemming is gegeven of waarin een eigen gemeentelijke
bijdrage is opgenomen worden vanwege de ruimere mate van keuzevrijheid
gerangschikt onder de bestemmingsreserves. Indien de gemeente een bijdrage
levert aan een in hoofdzaak met behulp van rijksbijdragen bekostigd
programma, dan wordt bij de jaarrekening verondersteld dat de rijksbijdrage
eerst wordt benut. Eventuele overschotten betreffen dus de gemeentelijke
bijdrage en zijn vrij besteedbaar.
Verantwoording Zie programmaverantwoording.
Verplichting
Contractuele overeenkomst tot het betalen van een vast bedrag aan een
bekende partij.
328
329
Begrip Omschrijving
Voorziening
Verplichting met een voorwaardelijk karakter. Deze wordt op de balans
gerekend tot het vreemd vermogen. Ze wordt getroffen voor toekomstige
uitgaven, waarvan de oorzaak zich al heeft voorgedaan. Een voorziening moet
dekkend zijn voor de achterliggende voorwaardelijke verplichting.
Voorzieningen worden onderscheiden in risico- en egalisatievoorzieningen.
Weerstandsvermogen
Maatstaf voor de mate waarin de gemeente in staat is om de gevolgen van
risico's op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar
komt. Het weerstandsvermogen is afhankelijk van de beschikbare
weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (hoeveel middelen
zijn nodig om alle risico's op te kunnen vangen).