bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: huv1 dpve relais dol … · 2020. 7. 6. · huv2 dpve6...

44
Break-Units bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: HUV1 DPVE Relais DOL AB Onderbreek HUV2 DPVE MC DOL AB Onderbreek HUV1 + HUV2 DPVE MC RWR AB Onderbreek

Upload: others

Post on 22-Oct-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • Break-Unitsbedienings- en bedrijfsvoorschriften

    serie: HUV1 DPVE Relais DOL AB OnderbreekHUV2 DPVE MC DOL AB Onderbreek

    HUV1 + HUV2 DPVE MC RWR AB Onderbreek

  • 2

    Inhoudsopgave

    1 Inleiding van de handleiding1.1 Voorwoord.............................................................................................................................................. 41.2 Pictogrammen en symbolen .................................................................................................................. 4

    2 Identificatie, service en technische ondersteuning2.1 Identificatie, service en technische ondersteuning ................................................................................ 52.2 Aanvullende documentatie..................................................................................................................... 5

    3 Garantievoorwaarden3.1 Garantievoorwaarden ............................................................................................................................ 6

    4 Veiligheid en milieu4.1 Algemeen............................................................................................................................................... 74.2 Gebruikers ............................................................................................................................................. 74.3 Veiligheidsvoorzieningen ....................................................................................................................... 74.4 Veiligheidsmaatregelen.......................................................................................................................... 84.5 Milieuaspecten ....................................................................................................................................... 8

    5 Inleiding5.1 1/2 Pomps Break-unit AB (met waarschuwingspijp) .............................................................................. 95.2 1/2 pomps Break-Unit regenwaterrecuperatie (optie) ...........................................................................115.3 Gebruik volgens bestemming .............................................................................................................. 125.4 Werkbereik........................................................................................................................................... 135.5 De werking van een AB (met waarschuwingspijp) onder-breking........................................................ 145.6 Break-unit 1 Pomps DOL relais gestuurd ............................................................................................ 145.7 2 Pomps Break-unit Megacontrol gestuurd.......................................................................................... 145.8 Werking van het regenwater-recuperatie systeem (optie) ................................................................... 145.9 Waarschuwingen op het schakelpaneel............................................................................................... 15

    6 Transport6.1 Transport.............................................................................................................................................. 166.2 Opslag.................................................................................................................................................. 16

    7 Installatievoorschriften7.1 Opstellen van het systeem................................................................................................................... 177.2 Elektrische installatie ........................................................................................................................... 187.3 Inbedrijfstelling ..................................................................................................................................... 18

    8 Bediening8.1 Bediening ............................................................................................................................................. 218.2 Bedieningspaneel (HMI) ...................................................................................................................... 228.3 Handbediening van de pompen ........................................................................................................... 248.4 Opvragen en wissen van een storing................................................................................................... 25

    9 Onderhoud9.1 Inleiding................................................................................................................................................ 279.2 Smering................................................................................................................................................ 279.3 Langdurig buiten bedrijf stellen ............................................................................................................ 27

    10 Break-unit configuratie10.1 Algemeen............................................................................................................................................. 28

  • 3

    10.2 Break-unit MC...................................................................................................................................... 2810.3 HUV1 DPVE AB (met waarschuwingspijp) Level control..................................................................... 2810.4 Break-unit MC regenwater-recuperatie (optioneel).............................................................................. 2910.5 Speciale in- en uitgangen..................................................................................................................... 33

    11 Uitleg parameters11.1 Uitleg Parameter .................................................................................................................................. 34

    12 Parameters12.1 Parameterlijst ....................................................................................................................................... 35

    13 Storingen13.1 Storingsmeldingen Megacontrol........................................................................................................... 3613.2 Storingstabel ........................................................................................................................................ 38

    14 Bijlagen14.1 1 pomps P & ID Schema...................................................................................................................... 3914.2 2 pomps P & ID Schema...................................................................................................................... 4014.3 P & ID schema regenwaterrecuperatie (Optioneel) ............................................................................. 4114.4 EG-conformiteitsverklaring................................................................................................................... 42

  • 4

    1 Inleiding van de handleiding

    1.1 Voorwoord

    De handleiding bevat belangrijke informatie voor betrouwbare, juiste en efficiënte werking. Het is van cruciaal belang om de bedieningsinstructies op te volgen om betrouwbaarheid en een lange levensduur van het product te verzekeren en risico's te vermijden.De eerste hoofdstukken bevatten informatie over deze handleiding en veiligheid in het algemeen. De hierop volgende hoofdstukken verschaffen informatie over normaal gebruik, installatie, onderhoud en reparaties van het product. De bijlage bevat de conformiteitsverklaring(en).

    • Zorg dat u de inhoud van deze handleiding kent.• Volg nauwgezet de aanwijzingen en instructies.• Wijzig nooit de volgorde van de te verrichten

    handelingen.• Bewaar deze handleiding of een kopie hiervan

    samen met het logboek op een voor alle werknemers toegankelijke, vaste plaats in de buurt van het product.

    1.2 Pictogrammen en symbolen

    In deze handleiding en in alle bijbehorende documentatie worden de volgende pictogrammen en symbolen gebruikt.

    WAARSCHUWINGGevaar voor elektrische spanning. Veiligheidsaanduiding voor IEC 417 - 5036.

    WAARSCHUWINGHandelingen of procedures die, indien onvoorzichtig uitgevoerd, persoonlijk letsel of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben. Algemene gevaaraanduiding voor ISO 7000-0434.

    OPMERKINGWordt gebruikt voor het introduceren van veiligheidsinstructies die, indien zij niet worden opgevolgd, kunnen leiden tot schade aan het product en de functies hiervan.

    MILIEU-INSTRUCTIEOpmerkingen met betrekking tot het milieu.

    LEES DE (AANVULLENDE) DOCUMENTATIELees het bedienings- en bedrijfsvoorschrift.

    Kijk / Herken het product

    Visuele inspectieAandachtspunt

  • 5

    2 Identificatie, service en technische ondersteuning

    2.1 Identificatie, service en technische ondersteuning

    De identificatiesticker vermeldt de typeserie / afmetingen, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het serienummer. Vermeld deze gegevens in alle vragen om inlichtingen, herhalingsorders en in het bijzonder bij het bestellen van reserveonderdelen. Neem als u enige extra gegevens of instructies nodig heeft die niet in deze handleiding worden gegeven of in geval van schade contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van Duijvelaar Pompen.

    Tabel 1: stickerverklaring

    Voor service en technische ondersteuning zijn de volgende adresgegevens beschikbaar:

    Tabel 2: adres serviceafdeling

    2.2 Aanvullende documentatie

    Behalve deze handleiding is aanvullend ook de onderstaande documentatie beschikbaar:

    Tabel 3: Aanvullende documentatieID 2452

    Figuur 1: Voorbeeld: identificatiesticker

    Aanduiding BetekenisHUV2 DPVE6 /8 B Installatie type

    TNI HUV RWR MC DOL1

    1. RWR = Regenwaterrecuparatie

    Type regelaar en opstart methode

    ID HB226807DB6Y Artikelnummer

    Prod. 11/2018 123456-01

    Productie week/jaar en num-mer

    RDP PT Type droogloopbeveiliging

    U 1X230V Benodigde voedingspanning

    F 50Hz Benodigde frequentie

    Imax 13.04A Maximale opgenomen stroom van de installatie

    PN PN10 HDPE 200 l (AF

    Drukklasse installatie en bouwvorm

    IP IP54 Internationale beschermings-klasse

    PO 1234567 Inkoopordernummer

    Duijvelaar PompenServiceafdelingKalkovenweg 132401 LJ Alphen aan den Rijn

    Telefoon: 0172-48 83 66Fax: 0172-46 89 00Internet: www.dp.nlE-mail: [email protected]

    Document CoderingAlgemene leveringsvoorwaarden 119 / 1998

    Documentatie

    Bedienings- en bedrijfsvoorschriften pom-pen

    BE00000391

    Installation and operation instructions Megacontrol

    BE00000508

  • 6

    3 Garantievoorwaarden

    3.1 Garantievoorwaarden

    De garantieperiode wordt bepaald door de voorwaarden in uw contract of ten minste door de algemene voorwaarden.

    OPMERKINGAanpassingen of wijzigingen met betrekking tot het geleverde product zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant. Originele en door de fabrikant goedgekeurde reserveonderdelen en accessoires garanderen de veiligheid. Door gebruik van andere onderdelen kan iedere aansprakelijkheid van de fabrikant voor gevolgschade komen te vervallen.

    OPMERKINGDe garantie met betrekking tot de betrouwbare werking en veiligheid van het geleverde product is alleen geldig bij gebruik van het product volgens de hiervoor bedoelde toepassingen zoals in de onderstaande paragrafen van deze handleiding beschreven. De in het informatieblad genoemde limieten mogen onder geen enkele voorwaarde worden overschreden.

    De garantie vervalt als er sprake is van een of meer van de onderstaande punten.• De afnemer brengt zelf wijzigingen aan.• De afnemer voert zelf reparaties uit of laat die

    door derden uitvoeren.• Het product is onoordeelkundig behandeld of

    onderhouden.• Op het product zijn geen originele

    reserveonderdelen van Duijvelaar Pompen gemonteerd.

    • Drooglopen van de pomp

    Duijvelaar Pompen repareert defecten onder garantie indien:

    • Deze het gevolg zijn van gebreken in het ontwerp, de materialen of de productie.

    • Deze binnen de garantietermijn worden gemeld.

    Overige garantiebepalingen zijn opgenomen in de algemene leveringsvoorwaarden. Deze zijn op verzoek beschikbaar.

  • 7

    4 Veiligheid en milieu

    4.1 Algemeen

    Dit Duijvelaar Pompen product is volgens de allernieuwste technologie ontwikkeld en met de uiterste zorg en onder constante kwaliteitscontrole gefabriceerd.Duijvelaar Pompen accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor schade en letsel veroorzaakt door het niet opvolgen van de in deze handleiding opgenomen aanwijzingen en instructies of onzorgvuldigheid tijdens het installeren, gebruiken en onderhouden van het product.Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan de veiligheid van personeel, het milieu en het product zelf in gevaar brengen. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan ook leiden tot het verlies van alle rechten op schadeclaims. Het niet opvolgen van de instructies kan, bijvoorbeeld, leiden tot:

    • het uitvallen van belangrijke functies van de pomp of het systeem,

    • het niet uitvoeren van voorgeschreven onderhouds- en servicewerkzaamheden,

    • letsel bij personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden,

    • gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen,

    • explosies.

    Afhankelijk van specifieke werkzaamheden kunnen aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn. Neem bij het ontstaan van een mogelijk gevaar tijdens het gebruik contact op met Duijvelaar Pompen.

    OPMERKINGDe eigenaar van het product is verantwoordelijk voor naleving van lokale veiligheidsvoorschriften en interne bedrijfsrichtlijnen.

    OPMERKINGNiet alleen moeten de in dit hoofdstuk over 'veiligheid' beschreven algemene veiligheidsinstructies worden opgevolgd, maar ook de veiligheidsinstructies die onder specifieke koppen worden uiteengezet.

    OPMERKINGPersonen en/of kinderen die niet gekwalificeerd zijn om met het product te werken, mogen alleen toegang hebben tot het product onder toezicht van een goed opgeleid persoon.

    4.2 Gebruikers

    Alle bij het bedienen, onderhouden, inspecteren en installeren van het product betrokken werknemers moeten volledig gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van de betreffende werkzaamheden en zich bewust zijn van alle relevante verantwoordelijkheden, bevoegdheden en toezicht. Als de betreffende medewerker niet de vereiste kennis bezit, moeten hiervoor geschikte training en instructies worden aangeboden. De bediener mag van de fabrikant/leverancier verwachten dat deze voldoende training en/of instructies verschaft. De bediener is verantwoordelijk voor het zeker stellen dat de verantwoordelijke medewerkers de inhoud van de bedieningsinstructies volledig hebben begrepen.

    4.3 Veiligheidsvoorzieningen

    Het product is met de grootst mogelijke zorg ontworpen. Originele onderdelen en accessoires voldoen aan de veiligheidsvoorschriften. Constructiewijzigingen of het gebruik van niet-originele onderdelen kunnen leiden tot een veiligheidsrisico.

    OPMERKINGZorg dat het product binnen het werkbereik werkt. Alleen dan is goede werking van het product gegarandeerd.

    4.3.1 Labels op het productDe op het product aangebrachte pictogrammen, waarschuwingen en instructies maken deel uit van de veiligheidsvoorzieningen. De labels mogen niet worden verwijderd of afgedekt. Labels moeten gedurende de gehele levensduur van het product leesbaar blijven. Vervang beschadigde labels onmiddellijk.

  • 8

    4.4 Veiligheidsmaatregelen

    4.4.1 Tijdens normaal gebruik• Neem contact op met het lokale energiebedrijf

    voor vragen over de elektriciteitsvoorziening.• Bescherm de onderdelen die heet kunnen

    worden zodanig dat direct contact niet mogelijk is.

    • Plaats ter bescherming altijd niet-vervormde koppelingsbeschermingsplaten (indien van toepassing) voordat de pomp ingebruik genomen wordt.

    • Sluit altijd de klemmenkast van de motor. • Sluit indien toepasselijk altijd het schakelpaneel.

    4.4.2 Tijdens installatie, onderhoud en reparatie

    Uitsluitend hiervoor bevoegde werknemers mogen het product installeren, onderhouden en inspecteren, en elektrische componenten repareren. Neem de plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht.

    WAARSCHUWINGOntkoppel voordat u installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren altijd eerst de energietoevoer naar het product. Beveilig deze ontkoppeling.

    WAARSCHUWINGDe oppervlakken van een pomp kunnen heet worden na continu of onregelmatig bedrijf.

    WAARSCHUWINGZorg dat niemand in de buurt van draaiende componenten aanwezig kan zijn bij het starten van een pomp.

    WAARSCHUWINGBehandel een pomp met gevaarlijke vloeistoffen met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Voorkom gevaar voor personen of het milieu bij het repareren van lekkages, het aftappen van vloeistof en het ontluchten. Het is raadzaam om een lekbak onder de pomp te plaatsen.

    WAARSCHUWINGAlle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen moeten direct na afronding van de werkzaamheden terug worden geplaatst en/of weer in werking worden gesteld.

    WAARSCHUWINGNeem alle in het hoofdstuk 'Inbedrijfstelling' beschreven instructies in acht voordat u het product weer in werking stelt.

    4.5 Milieuaspecten

    4.5.1 AlgemeenDe producten van Duijvelaar Pompen zijn ontworpen om gedurende de gehele levensduur milieuvriendelijk te kunnen functioneren. Gebruik daarom indien toepasselijk altijd biologisch afbreekbare smeermiddelen voor het onderhoud.

    MILIEU-INSTRUCTIEHandel altijd volgens de wetten, voorschriften en instructies inzake gezondheid, veiligheid en milieu.

    4.5.2 OntmantelingDe eigenaar is verantwoordelijk voor de ontmanteling en milieuvriendelijke afvoer van het product.

    MILIEU-INSTRUCTIEInformeer bij de lokale overheid naar hergebruik of milieuvriendelijke verwerking van afgedankte materialen.

  • 9

    5 Inleiding

    5.1 1/2 Pomps Break-unit AB (met waarschuwingspijp)

    5.1.1 1 Pomp relais DOL

    Tabel 4: Pos. nummers figuur 2 Installatie van het type HUV1 DPVE AB (met waarschuwingspijp) onderbreek

    Figuur 2: Installatie van het type HUV1 DPVE AB (met waarschuwingspijp) onderbreek 2016

    1050

    Pos. nr. OmschrijvingA Toevoer magneetklep G 3/4 MS 0.2-16 bar

    B 4x Elektrodehouder t.b.v. niveaubesturing

    C Calamiteiten beluchtingsgat ∅ 10 mm

    D Overstortsleuf 290 x 92 mm t.b.v. AB-onderbreking

    E Overstort PVC 50 mm - waarschuwingspijp

    F Aftapkraan G 1/2 x 13 mm slang

    G Toevoeraansluiting RWR NW25 (G 1 BI, afgeblind, n.v.t. bij deze unit)

    H Persaansluiting G 1 BI PN10 / 16 AISI 304

  • 10

    5.1.2 2 Pomps MC DOL

    Tabel 5: Pos. nummers figuur 3 Installaties van het type HUV2 DPVE MC AB (met waarschuwingspijp) onderbreek

    Figuur 3: Installaties van het type HUV2 DPVE MC AB (met waarschuwingspijp) onderbreek 2016

    1051

    Pos. nr. OmschrijvingA Toevoer magneetklep G 3/4 MS 0.2-16 bar

    B Optionele elektrodehouder t.b.v. hoog water / regenwaterpomp uit / dwl uit

    C Calamiteiten beluchtingsgat ∅ 10 mm

    D Overstortsleuf 290 x 92 mm t.b.v. AB-onderbreking

    E Overstort PVC 50 mm waarschuwingspijp

    F Aftapkraan G 1/2 x 13 mm slang

    G Toevoeraansluiting RWR (G1 BI n.v.t. bij deze unit)

    H Persaansluiting BI PN10 / 16 AISI 304

    I Niveaubesturing drukopnemer 0-200 mbar

  • 11

    5.2 1/2 pomps Break-Unit regenwaterrecuperatie (optie)

    5.2.1 1 pomp MC DOL RWR

    Tabel 6: Pos. nummers figuur 4 Installatietype HUV1 DPVE MC AB RWR onderbreek

    Figuur 4: Installatietype HUV1 DPVE MC AB RWR onderbreek 2016

    0043

    -APos. no. BeschrijvingA Toevoer magneetklep G 3/4 MS 0.2-16 bar

    B Optionele electrodehouder t.b.v. hoog water / regenwaterpomp uit / DWL uit

    C Calamiteiten beluchtingsgat

    D Overstortsleuf 290x92 mm t.b.v. AB-onderbreking

    E Overstort PVC 50 mm - waarschuwingspijp

    F Aftapkraan G 1/2 x 13 mm slang

    G Toevoer uit regenwaterreservoir NW25 (G 1 Bi) met orifice 10 mm

    H Persaansluiting BI PN10 / 16 AISI 304

    I Niveaubesturing drukopnemer 0-200 mbar

    BC

    D

    E

    F

    A

    G

    H

    I

  • 12

    5.2.2 2 pomps MC DOL RWR

    Tabel 7: Pos. nummers figuur 5 Installatietype HUV2 DPVE MC AB RWR onderbreek

    Installaties van het type Break-Units worden geproduceerd door Duijvelaar Pompen.

    5.3 Gebruik volgens bestemming

    De installatie Break-unit is geschikt voor het opvoeren van de druk in (proces)waterinstallaties en voor het verpompen van vloeistoffen met een viscositeit identiek aan die van water, binnen het aangegeven werkbereik. De installatie Break-unit wordt opgesteld

    om te voorkomen dat water uit het systeem kan terugstromen in het waterleidingnet. Het waterleidingbedrijf stelt een Break-unit verplicht, volgens waterwerkbladen, waterwerkblad WB 3.8 en WB 4.2 klasse , indien de waterverbruiker met stoffen werkt die gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. Voor de controle van de vloeistof van het proces wordt verwezen naar WB 3.8. De constructieve ontwerpeisen van het reservoir zijn getoetst aan WB 4.2

    Figuur 5: Installatietype HUV2 DPVE MC AB RWR onderbreek 2016

    0012

    -B

    Pos. no. BeschrijvingA Toevoer magneetklep G 3/4 MS 0.2-16 bar

    B Optionele electrodehouder t.b.v. hoog water / regenwaterpomp uit / DWL uit

    C Calamiteiten beluchtingsgat

    D Overstortsleuf 290x92 mm t.b.v. AB-onderbreking

    E Overstort PVC 50 mm - waarschuwingspijp

    F Aftapkraan G 1/2 x 13 mm slang

    G Toevoer uit regenwaterreservoir NW25 (G 1 Bi) met orifice 10 mm

    H Persaansluiting BI PN10 / 16 AISI 304

    I Niveaubesturing drukopnemer 0-200 mbar

    B

    C

    D

    E

    F

    A G

    H

    I

    AB

  • 13

    Elk ander of verdergaand gebruik van de installatie is niet conform de bestemming. Duijvelaar Pompen aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor hieruit voortvloeiende schade of letsel. De installatie is geproduceerd in overeenstemming met de geldende normen en richtlijnen. Gebruik de installatie uitsluitend in een technisch perfecte conditie, conform de hieronder beschreven bestemming.

    Het Gebruik volgens bestemming, zoals vastgelegd in ISO 12100:2010, is het gebruik waarvoor het product volgens de opgave van de fabrikant geschikt is. Het gebruik van het product is beschreven in de beschikbare documentatie / informatie. Volg altijd de instructies op zoals beschreven in de bedienings- en bedrijfsvoorschriften. Bij twijfel moet het product gebruikt worden zoals dat blijkt uit de constructie, uitvoering en functie van het product.

    5.4 Werkbereik

    Het werkbereik van de installatie kan als volgt worden samengevat:

    Tabel 8: Specificatie van het werkbereik

    Type Break-unitOmgevingstemperatuur [°C] +4 tot 30

    Vloeistoftemperatuur [°C] +4 tot 40

    Maximale werkdruk [kPa] 1000

    Minimale toevoerdruk [kPa] 20 (Op magneetafsluiter)

    Maximale toevoerdruk [kPa] 250 (Op magneetafsluiter)1

    1. De de toevoer en afvoer capaciteit van de installatie is uitgelegd bij een maximale voordruk op het magneet-afsluiter van 250 kPa. Bij hogere voordrukken bestaat de mogelijkheid dat de afvoercapaciteit niet toereikend is. Ook levert deze hoge voordruk problemen op met waterslag en het niet correct vullen van het reservoir. Zie ook Figuur: Grafiek doorlaat magneetafsluiter. ADVIES: pas een reduceerventiel toe om de ver-hoogde druk te verlagen.

    Regenwater capaciteit [m3/h]

    3

    Drukklasse PN10

    Minimale geleidingsvermo-gen medium

    100 µS

    Maximale hoogte 1000 m boven zeeniveau

    Figuur 6: Grafiek doorlaat magneetafsluiter ID419

    4

    0

    20

    40

    60

    80

    100

    120

    140

    160

    180

    200

    220

    240

    260

    280

    300

    320

    340

    360

    380

    400

    0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30

    Voo

    rdru

    k [k

    Pa]

    Q [m3/h]

    G 1/2 G 3/4 G 1

    G 5/4

    G 6/4

    G 2

  • 14

    Tabel 9: Specifieke toepassingen

    5.5 De werking van een AB (met waarschuwingspijp) onder-breking

    De waarschuwingspijp, een rond gat als vrije overloop, zorgt voor waterafvoer voordat de AB atmosferische onderbreking wordt bereikt. De AB-atmosferische onderbreker is een niet ronde overstort

    5.6 Break-unit 1 Pomps DOL relais gestuurd

    Het is een volledig automatisch systeem. Als het water in de tank onder het "laagwater" niveau komt, wordt de tank gevuld. Als het maximale niveau is bereikt, stopt de pomp. Het systeem wordt, door middel van een droogloopbeveiliging met elektrodebougie, beveiligd tegen drooglopen. Er is geen regenwater buffering beschikbaar.

    5.7 2 Pomps Break-unit Megacontrol gestuurd

    5.7.1 Automatische werking (drukregeling)

    Het regenwaterrecuperatie systeem werkt volledig autonoom met het schakelpaneel. De druk in de persleiding wordt continu via een drukopnemer gemeten. Zakt de druk in de onder de ingestelde waarde (wenswaarde –bandbreedte) dan wordt de pomp gestart. Als de Megacontrol via de drukopnemer een druk boven de instelwaarde bandbreedte detecteert zal de pomp na een bepaalde tijd worden gestopt. Hierna staat de drukverhogingspomp weer gereed voor een volgende start. In de Megacontrol is het inschakelen van een 2e

    pomp geblokkeerd. De 2e pomp draait wel mee in de cyclus van overname zodat de pompen altijd een bijna gelijk aantal bedrijfsuren hebben.

    5.7.2 Proefdraaien

    In de Megacontrol is een proefdraai cyclus ingesteld. Als de pomp(en) 24 h (instelbaar) niet heeft gedraaid zal de proefdraai cyclus worden gestart.Na afloop van het proefdraaien van de 1e pomp zal daarna de 2e pomp worden gestart.

    5.8 Werking van het regenwater-recuperatie systeem (optie)

    5.8.1 Automatische werking (drukregeling)

    Het regenwaterrecuperatie systeem werkt volledig autonoom met het schakelpaneel.

    De druk in de persleiding wordt continu via een drukopnemer gemeten. Zakt de druk in de onder de ingestelde waarde (wenswaarde –bandbreedte) dan wordt de pomp gestart. Als de Megacontrol via de drukopnemer een druk boven de instelwaarde bandbreedte detecteert zal de pomp na een bepaalde tijd worden gestopt.

    Hierna staat de drukverhogingspomp weer gereed voor een volgende start.

    In de Megacontrol is het inschakelen van een 2e pomp geblokkeerd. De 2e pomp draait wel mee in de cyclus van overname zodat de pompen altijd een bijna gelijk aantal bedrijfsuren hebben.

    5.8.2 Proefdraaien

    In de Megacontrol is een proefdraai cyclus ingesteld. Als de pomp(en) 24 h (instelbaar) niet heeft gedraaid zal de proefdraai cyclus worden gestart.Na afloop van het proefdraaien van de 1e pomp zal daarna de 2e pomp worden gestart.

    5.8.3 Functie reservoir

    De drukopnemer in de reservoir meet continu het niveau. Dit signaal wordt door de Megacontrol gebruikt om de regenwaterpomp en de magneetafsluiter te openen waarbij de regenwaterpomp altijd als eerste zal worden ingeschakeld. Via de parameters in de Megacontrol

    type Vorm toepassingsgebiedBreak-unit Niet rond (Proces)watervoorzieningssy-

    stemen waarbij een terug-stroombeveiliging nodig is, die voldoet aan de klasse AB vol-gens de waterwerkbladen (WB 3.8) en NEN-EN 13077

    Break-unit Rond (Proces)watervoorzieningssy-stemen waarbij een terug-stroombeveiliging nodig is, die voldoet aan de klasse AF vol-gens de waterwerkbladen (WB 3.8) en NEN-EN 13077

    AB

    AF

  • 15

    kan de hoogte van het niveau in de reservoir worden ingesteld. Het signaal van de drukopnemer wordt tevens ook gebruikt voor de volgende meldingen/alarmen en kan via parameters in de worden ingesteld:

    • Hoogwaterniveau reservoir. Hierbij wordt een hoogwateralarm gegeven door middel van een potentiaalvrij contact ten behoeve van de externe signalering.

    • Laagwaterniveau. De pomp wordt op dit alarm gestopt. Tevens wordt er een alarmmelding (urgent) gegeven door middel van een potentiaalvrij contact ten behoeve van de externe signalering.

    • Bij kritisch (laag)waterniveau wordt er een niet urgent alarm melding gegeven door middel van een potentiaalvrij contact ten behoeve van de externe signalering.

    5.8.4 Functie regenwaterpomp

    De Megacontrol meet het niveau in de reservoir. Zodra dit niveau onder de ingestelde waarde zakt zal de regenwaterpomp in het regenwaterrecuperatie reservoir worden aangestuurd totdat het uitschakelniveau bereikt wordt.

    Als er geen water meer aanwezig is in het regenwaterrecuperatie reservoir dan wordt dit door de vlotterschakelaar gesignaleerd. De aansturing van de regenwaterpomp wordt hierdoor geblokkeerd. Een rode signaallamp zal op de Megacontrol gaan branden. De magneetafsluiter van de drinkwater toevoer zal op het niveau van de regenwaterpomp open/dicht gestuurd gaan worden.

    Een (thermische/kortsluiting) overbelasting van de regenwaterpomp wordt door een rode signaallamp op de Megacontrol gesignaleerd.

    5.8.5 Functie magneetafsluiter drinkwatertoevoer

    Als de toevoer van de regenwaterpomp onvoldoende is zal op een 2e niveau de magneetafsluiter van de drinkwatertoevoer, instelbaar via de Megacontrol, worden geopend. Na het bereiken van het uitschakelniveau zal de magneetafsluiter worden gesloten.

    Bij een calamiteit aan de regenwaterpomp (thermische storing en geen water in het regenwater-recuperatie reservoir) zal de magneetafsluiter aangestuurd worden op het ingestelde niveau van de regenwaterpomp.

    Een (thermische/kortsluiting) overbelasting van de magneetklep wordt door een rode signaallamp op de Megacontrol gesignaleerd.

    5.9 Waarschuwingen op het schakelpaneel

    5.9.1 Megacontrol

    Voor de bediening en de installatie van de Megacontrol zie Megacontrol handleiding

  • 16

    6 Transport

    6.1 Transport

    WAARSCHUWINGDe installatie wordt vervoerd op een pallet. Op de plaats van bestemming schuif de installatie voorzichtig van de pallet.

    WAARSCHUWINGHet hijsen van de installatie moet uitgevoerd worden volgens de geldende hijsrichtlijnen en mag alleen uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel.

    Volg altijd de aanwijzingen op zoals aangegeven met stickers die zich op de installatie bevinden.

    Figuur 7: Leidingsticker

    1. Vervoer de installatie in de positie zoals aangegeven op het pallet of verpakking.

    2. Controleer of de installatie stabiel staat.3. Houd rekening met de aanwijzingen op de

    (eventueel aanwezige) verpakking.

    6.2 Opslag

    6.2.1 Voorbereiding van opslag1. Bescherm de installatie tegen bevriezing.2. Bewaar de installatie in een vorstvrije omgeving.3. Plaats de installatie in de positie zoals vermeld

    staat op de verpakking.4. Indien toepasbaar: Houd het schakelvat onder

    druk (1/2 bar)

    6.2.2 Inspectie gedurende opslag1. Draai iedere 3 maanden de as1. Dit beschermt

    de seals tegen kleven.

    2. Inspecteer de installatie na een opslagperiode van zes maanden of langer voor het opnieuw gebruiken.

    1. de periode kan per applicatie of medium varieren. Vraag uw verkoopvertegenwoordiger om installatiede-tails

  • 17

    7 Installatievoorschriften

    7.1 Opstellen van het systeem

    Stel het systeem2 bij voorkeur los op in een omgeving met tenminste de volgende eigenschappen:

    Tabel 10: Eisen opstellingsruimte

    De opstellingsruimte moet voldoen aan het waterwerkbladen WB 4.3 - hoofdstuk “installatie ruimten”.

    • Sluit de toevoerleiding aan op de vulinrichting van de installatie (magneetafsluiter)

    OPMERKINGDe laatste meter van de toevoerleiding mag niet groter zijn dan de magneetafsluiteraansluiting.

    • Sluit de persleiding aan op de persleiding van het gebouw (aangeven met sticker).

    • Verbind de regenwaterpomp persleiding aan de regenwateraansluiting

    Om het geluidsniveau tot een minimum te beperken, handel als volgt:

    • Plaats de installatie op een vlakke ondergrond.• ‘Beugel’ de aanvoer- en persleiding op correcte

    wijze.• Monteer een leidingcompensator in de aanvoer-

    en persleiding (optie).• Plaats een filter in de aanvoerleiding in geval

    van verontreinigingen.• Verzamelleidingen moeten spanningsvrij worden

    aangesloten.• Diameter van de aanvoerleidingen groot

    genoeg.

    OPMERKINGDe installatie wordt aangeleverd op een pallet (behalve het 999 l model). Op de plaats van bestemming schuif de installatie voorzichtig van de pallet.

    OPMERKINGMonteer in de persleiding een afsluiter. Dit voorkomt dat bij een eventuele reparatie de hele leiding moet worden afgetapt.

    Figuur 8: Opstelling installatie 796

    2. Uitvoering van de installatie kan afwijken van de afge-beelde installatie

    Item EisenRuimte • Schoon, droog, stofvrij, vorstvrij, koel1,

    goed geventileerd, niet condenserend en goed verlicht.

    • Oppervlakte moet voldoende ruim beme-ten zijn, zodat de installatie gemakkelijk bereikbaar is.

    • De hoogte van de opstellingsruimte moet aan de minimale eisen voldoen.

    • De inrichting moet zodanig zijn (>2200mm) dat eventueel vrijkomend water, zonder overlast te veroorzaken, kan worden afge-voerd.

    • Afvoerput beschikbaar

    1. Onder koel wordt verstaan een temperatuur tussen 4 °C en 25 °C en bij voorkeur lager dan 20 °C.

    Funder-ing

    • Het systeem moet vrij staan van de wan-den.

    • De ondergrond moet vlak afgestreken zijn.• De fundering moet groot genoeg zijn om

    alles te dragen.

    Kijk / herken het product

    Controleer of de smoorplaat gemonteerd is

  • 18

    Er zijn twee overloop varianten:• Eerst overloop, via de waarschuwingspijp. Dit is

    een ronde overloop, uitgevoerd met een pijp naar onder gericht. Dit is de eerste overloop variant. Verbind deze overloop met een zichtbare onderbreking met het afvoer systeem, volgens EN1717 en EN13077.

    • Tweede overloop, type AB. Dit is een rechthoekige overloop, uitgevoerd als opening in het reservoir. Als het water in het reservoir het kritieke niveau bereikt als gevolg van ernstige storingen in de watertoevoer kan het vrij op de vloer uitlopen. Daarom moet de ruimte waarin de installatie geïnstalleerd wordt, voorzien zijn van een afvoerput of toereikende afvoerpomp om het overtollige water af te voeren uit de ruimte.

    7.2 Elektrische installatie

    WAARSCHUWINGHet elektrisch aansluiten van de installatie is voorbehouden aan bevoegd personeel en moet in overeenstemming met de lokale voorschriften plaatsvinden.

    Elektrische verbindingen• Let erop dat de elektrische gegevens

    overeenkomen met de spanning waarop de installatie wordt aangesloten.

    • Sluit de installatie aan middels een onderbreekbare verbinding (stekker).

    • (Optioneel) De regenwaterpomp is uitgevoerd met een steker. Gebruik een van de volgende methodes om de pomp met het schakelpaneel te verbinden:1 (Aanbevolen) Installeer een contactdoos

    aan de muur met een kabel verbonden met het schakelpaneel van de installatie en verbindt het met de steker van de regenwaterpomp. Zorg ervoor dat de contactdoos een markering heeft met de volgende tekst: “Alleen voor de regenwaterpomp gebruiken”.

    2 Verwijder de steker van de regenwaterpompkabel en verbindt de kabel direct met het schakelpaneel. Op deze manier is voeding voor de regenwaterpomp altijd gegarandeerd, omdat er geen steker aanwezig is die los getrokken kan worden.

    • De droogloopbeveiliging van de regenwaterpomp moet ook aangesloten worden op het schakelpaneel.

    • Sluit de schakelpaneeldeur, nadat de installatie is afgerond.

    7.3 Inbedrijfstelling

    WAARSCHUWINGZonder vloeistof mag de installatie nooit worden ingeschakeld.

    Voordat u het systeem in bedrijf gaat stellen:

    • Spoel de installatie door, conform de waterwerkbladen, werkblad 2.4: Doorspoelen en desinfecteren van drinkwaterinstallaties.

    7.3.1 In een open of gesloten circuit met voldoende toevoerdruk (zie figuur 9 Voldoende voordruk)

    Doorloop de volgende stappen: 1. Schakel de hoofdstroom uit.2. Sluit de toevoerafsluiter (C) en de persafsluiter

    (A).3. Verwijder de plug (B) in het kopstuk.4. Open geleidelijk de toevoerafsluiter (C), totdat

    de vloeistof uit de plugopening vloeit.5. Sluit de plugopening (B).6. Open de toevoerafsluiter (C) volledig.7. Schakel de hoofdstroom in.8. Controleer de draairichting van de pomp.9. Open de persafsluiter volledig (A).

    OPMERKINGGezien vanaf de bovenzijde van de motor moet de pomp rechtsom draaien. Bij een driefasenmotor kan de draairichting veranderd worden door het wisselen van twee van de drie fasedraden van de hoofdschakelaar.

    WAARSCHUWINGSchakel hiervoor eerst de hoofdstroom uit in de centrale verdeelkast!

    ID 239

    Figuur 9: Voldoende voordruk ID239

    BC

    A

  • 19

    7.3.2 Overbelasting van de pomp bij een 1-pomps installatie

    Als de pomp overbelast wordt, schakelt de motorbeveiliging de installatie automatisch uit. De rode storingslamp op het schakelpaneel gaat branden als waarschuwing. Reset de installatie op de volgende wijze:

    7.3.3 Overbelasting van de pomp bij een 2-pomps installatie

    Als de pomp overbelast wordt, schakelt de motorbeveiliging de installatie automatisch uit. De rode storingslamp op het schakelpaneel gaat branden als waarschuwing. Reset de installatie op de volgende wijze:

    7.3.4 Voordruk schakelvatVoor een juiste werking van de installatie moet de voordruk in het schakelvat 50 kPa lager zijn dan de inschakeldruk van de pomp. Handel als volgt om de voordruk te bepalen:

    Figuur 10: Motorbeveiligingsschakelaar DOL 20

    1300

    78

    1. Trek de stekker uit het stopcontact.

    2. Open het schakelpaneel.

    3. Selectieknop (A) voor het handmatig/automatische reset en resetknop: Met deze knop kan gekozen worden tussen handmatig en automatische reset. Een installatie kan handmatig gereset worden door het lokaal drukken van de resetknop.

    4. Sluit het schakelpaneel.

    5. Steek de stekker terug in het stopcontact.

    A

    Figuur 11: Motorbeveiligingsschakelaar DPC 20

    1300

    78 D

    KVO

    720

    1. Trek de stekker uit het stopcontact.

    2. Open het schakelpaneel.

    3. Draai de schakelaar (A) op “0”, daarna op “1”om de schakelaar te resetten.

    4. Sluit het schakelpaneel.

    5. Steek de stekker terug in het stopcontact.

    A

  • 20

    1. Meet de druk (A) in het vat wanneer er geen druk aan de waterzijde (B) aanwezig is.

    2. Vul het vat met stikstof of lucht. Gebruik bij voorkeur stikstof.

    WAARSCHUWINGVoordat de installatie in gebruik wordt genomen, altijd eerst het schakelvat op druk brengen. Maximaal toegestane voordruk: 200 kPa onder de drukklasse (PN).

    ID 802

    Figuur 12: Voordruk schakelvat 2013

    0619

    A

    B

  • 21

    8 Bediening

    8.1 Bediening

    De installatie wordt automatisch bediend.

    Tabel 11: Bediening

    8.1.1 Resetten na een storing

    WAARSCHUWINGHet opheffen van storingen is uitsluitend voorbehouden aan bevoegd personeel, nadat de oorzaak is vastgesteld.

    Als er geen water in het reservoir zit, wordt de installatie door de droogloopbeveiliging uitgeschakeld. De installatie wordt automatisch gereset door het vullen van het reservoir.

    De installatie wordt automatisch uitgeschakeld bij het wegvallen van de spanning van het elektriciteitsnet. Bij terugkeer van de spanning zal de installatie weer automatisch inschakelen.

    8.1.2 Overbelasting van de pompAls de pomp overbelast is wordt de installatie door de motorbeveiliging automatisch uitgeschakeld. Handel als volgt om de installatie te resetten:

    Figuur 13: Schakelpaneel 2009

    0035

    Nr: Uitleg1 Alarmlamp, pomp is uitgeschakeld door de motorbe-

    veiligingsschakelaar.

    2 Alarmlamp, geen water aanwezigReservoir is leeg, installatie uitschakelen.

    3 H-0-A schakelaar t.b.v. de pomp.H = Pomp op handbediening0 = Pomp is uitgeschakeldA = Pomp op automatische bediening

    4 Hoofdschakelaar van de installatie

    Figuur 14: Motorbeveiligingsschakelaar DOL 20

    1300

    78

    1. Trek de stekker uit het stopcontact.

    2. Open het schakelpaneel.

    3. Selectieknop (A) voor het handmatig/automatische reset en resetknop: Met deze knop kan gekozen worden tussen handmatig en automatische reset. Een installatie kan handmatig gereset worden door het lokaal drukken van de resetknop.

    4. Sluit het schakelpaneel.

    5. Steek de stekker terug in het stopcontact.

    A

  • 22

    8.2 Bedieningspaneel (HMI)

    Het bedieningspaneel bevat een verlicht display, functie-, navigatie- en bedieningstoetsen, LED’s en twee aansluitingen voor de service interface. Het display toont belangrijke informatie over de werking van de installatie. De informatie wordt als tekst op de display weergegeven en de getoonde parameters kunnen ingesteld worden.

    Tabel 12: “Verkeerslichten”

    Tabel 13: Functietoetsen

    Tabel 14: Navigatietoetsen

    ID 2944

    Figuur 15: Front Megacontrol 2014

    0253

    A: LED’sHet status verkeerslicht geeft de bedrijfsstatus van de pompinstallatie aan: LED’s:

    • Rood: Alarm / urgente storingen.• Oranje: Waarschuwing / niet-urgente storingen.• Groen: OK / voor normale bedrijfsstatus.

    A

    B

    C

    D

    B: FunctietoetsenDe functietoetsen zijn te gebruiken om toegang te krijgen tot het eerste niveau van het keuzemenu: Bedrijf, Diag-nose, Instellingen en informatie

    Bedrijf

    Diagnose

    Instellingen

    Informatie

    C: NavigatietoetsenDe navigatietoetsen worden gebruikt om door de menu’s te navigeren en om instellingen te bevestigen.

    Omhoog of Omlaag• Ga naar boven / beneden in het

    hoofdmenu (Toont de gemeten waar-den van het systeem);

    • Ga naar boven / beneden in de keu-zemenu’s of;

    • Verhoog / verlaag een numerieke waarde.

    Escape toets • Delete / reset de ingegeven waarde

    (de ingegeven waarde wordt niet bewaard);

    • Keer terug naar bovenliggend niveau.OK toets • Geeft toegang tot het snelmenu;• Bevestigen van een instelling;• Bevestigen van een menu selectie;• Ga naar het volgende getal, bij inge-

    ven van een numerieke waarde.

    Help toets• Toont een helptekst voor elke gese-

    lecteerde menu optie.

  • 23

    8.2.1 DisplayDe display met 7 tekstregels bevat de volgende informatie:ID 2987

    Tabel 15: Schermregels

    Het nummer van het huidige menu of parameter is linksboven in de display weergegeven. Dit getal geeft de exacte positie aan van het menu of parameter binnen de menustructuur. Hierdoor kunnen parameters snel en gemakkelijk gelokaliseerd en/of gewijzigd worden. (zie “parameterlijst”).

    Rechts onder wordt de datum en de tijd weer gegeven. Wanneer zich een foutmelding voordoet, wordt dit wisselend weergegeven in de onderste regel.

    8.2.2 Continu display

    Wanneer de installatie in normaal bedrijf is worden de meest algemene waarden zoals de systeemdruk continu weergegeven. Door op de navigatietoetsen Omhoog / Omlaag te drukken komen alle geselecteerde waarden voorbij. Bij parameter instelling 3-10 “hoofdmenu” kunnen deze waarden geselecteerd worden als vooraf ingestelde waarden. De vooraf ingestelde waarden zijn gemarkeerd met een “√ “.

    Tabel 16: Schermvoorbeeld

    8.2.2.1 SnelkeuzemenuDoor op de OK toets te drukken is het mogelijk meteen toegang te krijgen tot de meest gebruikte parameters.

    8.2.3 BeveiligingsniveausOm het per ongeluk of onbevoegd wijzigen van de Megacontrol parameters te voorkomen, zijn er verschillende beveiligingsniveaus gedefinieerd.

    D: Service interface RS232De service interface maakt het mogelijk een PC / Note-book aan te sluiten met gebruik van de speciale service poort kabel. De Megacontrol PC software kan gebruikt worden om de installatie te configureren en de parameters aan te passen wanneer geen gebruik gemaakt wordt (kan worden) van het bedieningspaneel. De Megacontrol soft-ware kan tevens via deze interface geüpdatet worden. Een tweede aansluiting voor de service interface bevindt zich aan de achterkant van de besturingsunit.

    Display Betekenis1 1-1-1 Toont het geselecteerde para-

    meter nr.

    2 Parameter / Functie Parameternaam, Functie toets: • Bedrijf• Diagnose• Instellingen• Informatie

    3 Parameternaam Lijst van te selecteren parame-ters

    4 Niveau Beveiligingsniveau:• Standaard• Gebruiker• Service• Fabriek“Scroll functie” voor de lijst van selecteerbare parameters

    5 MM-JJ 00:00 Actuele datum en tijd

    23

    5

    4

    ID 2955

    Display1 1-1-12 Systeemdruk

    3 525

    4 kPa

    5 MM-JJ 00:00

    2

    35

    4

  • 24

    Tabel 17: Beveiligingsniveaus

    OPMERKINGWanneer er geen toetsen worden ingedrukt gedurende 10 minuten, zal het systeem automatisch terugkeren naar het standaard toegangsniveau.

    8.2.4 Weergeven en veranderen parameters De parameternummers bevatten het navigatie pad door de menustructuur, waardoor specifieke parameters snel en gemakkelijk te vinden zijn. Het eerste cijfer van het parameternummer komt overeen met het nummer van het eerste niveau in het menu, welke direct benaderd kan worden door gebruikmaking van de 4 functietoetsen. Hieropvolgende stappen kunnen uitgevoerd worden via de navigatietoetsen.

    8.3 Handbediening van de pompen

    Door op de snelkeuzetoets “Bedrijf” te drukken kan informatie zoals de systeemdruk en pompbelasting worden opgevraagd. Ook kan de bedrijfsstatus van de pomp zoals Automatisch, Hand en Buitenbedrijf veranderd / geselecteerd worden. Hieropvolgende stappen kunnen uitgevoerd worden via de navigatietoetsen.

    Beveiligingsniveau: Toelichting:Standaard Wanneer gebruikers niet ingelogd

    zijn in één van de beschikbare niveaus, hebben zij alleen beperkte toegang tot de parameters.

    Gebruiker Niveau voor de deskundige gebrui-kers. Dit niveau verschaft toegang tot alle benodigde parameters voor de inbedrijfstelling. Er dient een wachtwoord ingegeven te worden bij: 3-2-1- “Aanmelding”. Het stan-daard wachtwoord voor gebruikers is 7353.

    Service Niveau voor het service personeel Er dient een wachtwoord opgege-ven te worden bij: 3-2-1 “Aanmel-ding”.

    Fabriek Niveau welke alleen toegankelijk is voor de fabrikant.

    1--Bedrijf 2--Diagnose 3--Instellingen 4--Infor-matie

    Voorbeeld: Parameter 3-5-10 Delta p correctie:

    Eerste cijfer van het parameternummer: 3-5-103 Instellingen 5 Druk instellingen 10 Delta p correctie

    Druk op de derde functietoets voor Instellin-gen. 3-1 verschijnt linksboven in de display.

    Tweede cijfer van het parameternummer: 3-5-103 Instellingen 5 Druk instellingen 10 Delta p correctie

    Verander de waarde in de display van 3-1 (linksboven) naar 3-5 door gebruik te maken van de navigatietoetsen.

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK. 3-5 verschijnt uiterst linksboven in de dis-play.

    Derde cijfer van het parameternummer: 3-5-103 Instellingen 5 Drukinstellingen 10 Delta p correctie

    Verander de waarde in de display 3-5-1 (linksboven) naar 3-5-10 door gebruik te maken van de navigatietoetsen.

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK. 3-5-10 verschijnt uiterst linksboven in de display.

    Voorbeeld: Parameter 1-2-1 (Pomp) Bedrijfsstatus:

    Eerste cijfer van het parameternummer: 1-2-11 Bedrijf 2 Pompen 1 Bedrijfsstatus

    Druk op de eerste functietoets voor Opera-tion. 1-1 verschijnt linksboven in de display.

    Tweede cijfer van het parameternummer: 1-2-11 Bedrijf 2 Pompen 1 Bedrijfsstatus

    Verander de waarde in de display van 1-1 (linksboven) naar 1-2 door gebruik te maken van de navigatietoetsen.

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK. 1-2 verschijnt uiterst linksboven in de dis-play.

    Derde cijfer van het parameternummer: 1-2-11 Bedrijf 2 Pompen 1 Bedrijfsstatus

  • 25

    De geselecteerde pomp zal gedurende 10 seconden in bedrijf komen alvorens weer te stoppen. De bedrijfsstatus van de pomp wordt hierbij veranderd naar Buitenbedrijf (uit) om te voorkomen dat de pomp onbeveiligd kan opstarten.

    8.3.1 De pomp terugzetten naar automatisch bedrijf

    De pomp dient weer in automatisch bedrijf gezet te worden door bedrijfsstatus Automatisch te selecteren.

    8.4 Opvragen en wissen van een storing

    Door op de snelkeuzetoets “diagnose” te drukken kan de informatie over storingen worden opgevraagd

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK. 1-2-1 verschijnt uiterst linksboven in de dis-play.

    Selecteer het pomp nummer door gebruik te maken van de navigatietoetsen.

    Om te bevestigen, druk op OK.

    Selecteer de bedrijfsstatus hand (aan (10 s)).

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK.

    Blijf bij de geselecteerde parameter 1-2-1 Bedrijfsstatus en druk op OK.

    Selecteer nogmaals het pomp nummer door gebruik te maken van de navigatie-toetsen.

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK.

    Selecteer de bedrijfsstatus Automatisch.

    Om de selectie te bevestigen, druk op OK.

    Voorbeeld: Parameter 2-1-1 Actuele meldingen

    Druk op de toets diagnose, in het display verschijnt dan 2-1 Algemeen.

    Druk op de OK toets, in het display ver-schijnt dan 2-1-1 Actuele meldingen.

    Druk nogmaals op de OK toets, er ver-schijnt de lijst met de actuele storingen of de melding “geen storingen”.

    Wanneer er een storing in staat met een rondje met een punt erin, dan is de storing nog actief

    Geen Water

    Wanneer er een storing in staat met een open rondje, dan is de storing niet actief, maar nog niet bevestigd.

    Geen Water

    Wanneer er een storing in staat met een rondje met een punt erin, en een vinkje achter de storingsmelding, dan is de storing nog actief en is de storing ook bevestigd. Wan-neer de storing nu wordt opgelost zal deze direct worden gereset.

    Voorbeeld: Parameter 2-1-2 Historie

    Druk op de toets diagnose, in het display verschijnt dan 2-1 Algemeen.

  • 26

    Druk op de OK toets, in het display ver-schijnt dan 2-1-1 Actuele meldingen; 2-1-2 Historie

    Door op de navigatie toets te drukken kun je de Historie selecteren

    Druk op de OK toets, nu verschijnt de lijst met storingen uit het verleden.

    Door op de navigatietoets te drukken kan er een storing worden geselecteerd.

    Druk op de OK toets, en de onderstaande info verschijnt in het display.

    De volgende informatie is over de storing bekend:• Datum en tijd wanneer de storing is opgetreden• Datum en tijd wanneer de storing is bevestigd• Datum en tijd wanneer de storing is opgelost

  • 27

    9 Onderhoud

    9.1 Inleiding

    WAARSCHUWINGHoud rekening met de algemene veiligheidsmaatregelen voor installatie, onderhoud en reparatie.

    Regelmatig onderhoud bevordert een blijvend goede werking van de installatie. Duijvelaar Pompen beschikt over een eigen onderhoudsdienst met gespecialiseerde monteurs. Een concept onderhoudscontract is op aanvraag beschikbaar.

    9.2 Smering

    De standaard motoren zijn uitgerust met gesloten lagers die geen specifiek onderhoud vergen.

    9.3 Langdurig buiten bedrijf stellen

    Draai een pomp as elke drie maanden. Dit voorkomt verkleving van de afdichtingen.

    Bescherm een installatie tegen bevriezing bij dreigend vorstgevaar. Neem daartoe onderstaande maatregelen:

    1. Sluit alle pompafsluiters.2. Tap elke pomp en/of het systeem af.3. Verwijder alle pluggen van een pomp.4. Open de eventueel aanwezige stop- en

    ontluchtingskranen.

  • 28

    10 Break-unit configuratie

    10.1 Algemeen

    De Break-Unit heeft maximaal twee pompen. Er draait maximaal maar één pomp

    10.2 Break-unit MC

    OPMERKINGZie fabrieksinstellingen 3-2-2-1

    Indien als gevolg van waterafname de druk daalt tot onder de wensdruk, wordt er een pomp ingeschakeld. Als de wensdruk is bereikt, wordt de pomp weer uitgeschakeld. De minimale nalooptijd wordt voortdurend geoptimaliseerd. Hiermee wordt een aanzienlijke energiebesparing gerealiseerd.

    Tabel 18: Specifieke parameter instellingen MC

    10.3 HUV1 DPVE AB (met waarschuwingspijp) Level control

    ID 2962

    Figuur 17: Megacontrol Level ControlTabel 19: Parameters vulklep aan/uit

    Tabel 20: Parameters vulklep prop.

    Figuur 16: 1 pomp in bedrijf

    Parameter Waarde3-3-1 Aantal pompen 1

    2

    3-3-2 Toevoer SchakelaarDrukopnemerNiveau / vulkl ON-OFFNiveau / vulkl prop.

    3-3-3 Perszijde Vast toerental

    3-5-1 Wenswaarde 400 kPa

    3-5-3 Bandbreedte 30

    3-6-2 Min. draaitijd Default 180 s

    DOL t/m 2.2 kW 90 s

    3-6-3 Min. draatijd korr. 10 s

    3-6-8 Droogloop vertraging Drukopnemer 1 s

    Q

    H

    S

    ID Parameter3-4-1-4-9 Vulklep open / dicht

    A 3-4-1-4-7 Hoog waterniveau

    B 3-4-1-4-9-2 Niveau 1 klep dicht

    3-4-1-4-9-4 Niveau 1A klep dicht

    C 3-4-1-4-9-1 Niveau 1 klep open

    3-4-1-4-9-3 Niveau 1A klep open

    E 3-4-1-4-6 Kritisch waterniveau

    F 3-4-1-4-5 Reset niveau

    G 3-4-1-4-4 Uitschakelniveau

    ID Parameter3-4-1-4-10 Vulklep proport.

    A 3-4-1-4-7 Hoog waterniveau

    3-4-1-4-10-1 Niveau setpoint 1

    3-4-1-4-10-2 Niveau setpoint 1A

    3-4-1-4-10-6 Open band

    D 3-4-1-4-10-3 Hysteresislevel

    E 3-4-1-4-6 Kritisch waterniveau

    F 3-4-1-4-5 Reset niveau

    G 3-4-1-4-4 Uitschakelniveau

  • 29

    Tabel 21: Parameters algemeen.

    Tabel 22: Parameters schakelcontacten

    OPMERKINGSchakelcontacten 1/2 zijn alleen beschikbaar bij een max. 4 pomps opstelling met de MCIII 6 pompsversie.

    10.4 Break-unit MC regenwater-recuperatie (optioneel)

    Het is mogelijk om drie unit pompen en twee regenwaterpompen (één tegelijk) te besturen met de controle unit. Standaarduitvoering is met één of twee unit pompen en één regenwaterpomp. De regenwaterrecuperatie-unit staat als variant in parameter 3-3-2.

    OPMERKINGZie fabrieksinstellingen 3-2-2-1

    Tabel 23: Specifieke parameter waarden voor de Megacontrol

    ID ParameterH 3-4-1-4-3 Sensorhoogte

    I 3-4-1-4-1 0 % niveau

    J 3-4-1-4-2 100 % niveau

    ID Parameter3-4-1-4-8 Schakelcontacten

    T 3-4-1-4-8-1 Schakelcontact 1 AAN

    3-4-1-4-8-2 Schakelcontact 1 UIT

    3-4-1-4-8-3 Schakelcontact 2 AAN

    3-4-1-4-8-4 Schakelcontact 2 UIT

    Figuur 18: Voorbeeld niveau-indicatie 2013

    0231

    -C

    Parameter Waarde3-3-1 Aantal pompen 1

    2

    3-3-2 Toevoer Regenwater

    3-3-3 Perszijde Vast toerental

    3-4-1-4-11 Instel. watertoevoer

    3-4-1-4-11-1 Niveau RW-Pomp uit 90 % (B)1

    3-4-1-4-11-2 Niveau RW-Pomp aan

    70 % (C)2

    3-4-1-4-11-3 Niveau DW Klep open

    40 % (X)3

    3-4-1-4-11-4 Overloopbeveiliging Uit

    3-4-1-6 Drinkwater toevoer

    3-4-1-6-1 verversingsinterval 336 h

    3-4-1-6-2 Verversing forceren Uit

    3-4-1-6-3 Verversingsduur 10 s

    3-4-1-7 Regenwater toevoer

    3-4-1-7-1 Aantal pompen 1

    3-4-1-7-2 Max. pompstarts 30

    3-4-1-7-3 Max. looptijd pomp 1800 s

    3-4-1-7-4 Proefdraai interval 172800

    3-4-1-7-5 Proefdraaitijd 2

    3-5-1 Wenswaarde 400 kPa

    S

    PtAB

    B

    C

    X

    Regenwaterreservoir

    Regenwater pomp(en)

    Fs

    Breakunit pomp(en)

    Perszijde

    Drink water

  • 30

    Tabel 24: Instel. watertoevoer 3-4-1-4-11

    • Niveau B 3-4-1-4-11-1 Regenwaterpomp UIT.• Niveau C 3-4-1-4-11-2 Regenwaterpomp AAN /

    Drinkwater toevoer UIT.• Niveau X 3-4-1-4-11-3 Drinkwater netwerk

    OPEN / Regenwaterpomp AAN.• Overloopbeveiliging 3-4-1-4-11-4 Functie in

    combinatie met de digitale lekkagewaarschuwing.

    Een overloop kan gedetecteerd worden als de parameter overloop beveiliging “AAN” is, de WSD ingang op “lekkage” (3-3-5 lekkagedetectie is “AAN”) en de vloeistofdetectie aangesloten is. Bij overloop stopt de regenwaterpomp en gelijktijdig wordt de drinkwater toevoer afgesloten. Het is een mogelijk toegevoegde functie voor als de drukopnemer weigert.

    Tabel 25: Drinkwater toevoer

    • verversingsinterval 3-4-1-6-1 automatische opening toevoer drinkwater netwerk gedurende 3-4-1-6-3 (10 s), als het niveau van het reservoir onder C / B zit.

    • Geforceerde verversing 3-4-1-6-2 van de drinkwater toevoer.

    • Tijdsduur verversing 3-4-1-6-3 van de drinkwater toevoer.

    10.4.1 Drinkwater toevoer afhankelijk van het niveau in het reservoir.

    Als het water in het reservoir zakt onder niveau X dan wordt de magneetklep in de drinkwater toevoer, in aanvulling op de al werkende regenwaterpomp, geopend.Als het water niveau C bereikt wordt de magneetklep in de drinkwater toevoer gesloten.Als de regenwater pomp(en) niet langer beschikbaar zijn (storing of geen regenwater) vult de magneetklep in de drinkwater toevoer het reservoir.De magneetklep in de drinkwater toevoer opent in dit geval bij niveau C en sluit bij niveau B

    10.4.2 Hygiëne functie drinkwater voorziening “niet gedwongen”

    Parameter 3-4-1-6-2 gedwongen verversing is UIT.Als de ingestelde tijd in parameter 3-4-1-6-1 is verlopen zal de magneetklep in de drinkwater toevoer gedwongen worden om te openen. Voorwaarde hiervan is dat het waterniveau in het reservoir onder niveau C is/komt.De magneetklep opent gedurende de tijd die ingesteld is in parameter 3-4-1-6-3. De melding DW verversing en Drinkwater suppletie verschijnt in het display.Als het water niveau binnen de tijd die is ingesteld in parameter 3-4-1-6-3 boven niveau B komt zal de magneetklep sluiten. De melding verversing afgebroken zal in het display verschijnen. De melding zal pas worden gereset als waterniveau weer onder niveau C komt. De magneetklep zal dan weer worden geopend om de complete cyclus opnieuw te doen.Als het waterniveau boven niveau C, maar onder niveau B ligt, dan verschijnt de melding Verversing afgebroken in het display. Deze melding wordt gereset als het waterniveau tot onder niveau C zakt en de magneetklep wordt geopend om de cyclus van verversing te starten.

    10.4.3 Hygiëne functie drinkwater toevoer “gedwongen”

    Parameter 3-4-1-6-2 gedwongen verversing is AAN. Als de ingestelde tijd in parameter 3-4-1-6-1 is verlopen zal de magneetklep in de drinkwater toevoer gedwongen worden om te openen. Dit is onafhankelijk van het waterniveau in het reservoir. De melding gedwongen verversing en drinkwater suppletie zal in het display verschijnen.Als het waterniveau onder niveau C is maar boven niveau X zal ook de verversing van de drinkwater toevoer starten. De magneetklep opent gedurende de tijd die ingesteld is in parameter 3-4-1-6-3. De melding DW verversing en drinkwater suppletie verschijnt in het display. De regenwaterpomp wordt uitgeschakeld als de tijd in parameter 3-4-1-6-3 verstreken is. Als het

    3-5-3 Bandbreedte 30

    3-6-2 Min. draaitijd Default 180 s

    DOL ≤ 2.2 kW 90 s

    3-6-3 Min. draaitijd korr. 10 s

    3-6-8 Droogloop vertraging Drukopnemer 1 s

    1. Niveau B: Uitschakelen van de regenwaterpump2. Niveau C: Inschakelen van de regenwaterpomp / Drink-

    water toevoer afsluiten3. Niveau X: Regenwaterpomp in werking en drinkwater-

    toevoer open

    Parameter Instel. watertoe-voer

    Waarde

    3-4-1-4-11-1 Niveau B 90.0 %

    3-4-1-4-11-2 Niveau C 70.0 %

    3-4-1-4-11-3 Niveau X 40.0 %

    3-4-1-4-11-4 Overloopbeveiliging Uit

    Parameter Omschrijving Waarde3-4-1-6-1 verversingsinterval 336 h

    3-4-1-6-2 Verversing forceren Uit

    3-4-1-6-3 Verversingsduur 10 s

    Parameter Waarde

  • 31

    waterniveau nog onder niveau B is dan zal de regenwaterpomp weer starten.Als het waterniveau boven niveau C is, maar onder niveau B en een regenwaterpomp is actief dan zal de verversing niet starten. De melding verversing afgebroken zal in het display verschijnen. De melding zal pas worden gereset als waterniveau weer onder niveau C komt. De magneetklep zal dan weer worden geopend om de complete cyclus opnieuw te doen.Ook bij een hoogwater melding zal de verversing door blijven gaan.

    OPMERKINGVoor onderstaande zie ook paragraaf 10.4.4

    Het wordt aanbevolen om bij drinkwater verversing, parameter 3-4-1-6-2, forceren aan en voldoende mogelijkheden om het water af te voeren de functie Lekkage parameter 3-3-5 en Overloopbeveiliging parameter 3-4-1-4-11-4 aan te zetten. Ook dient er hardwarematig een voorziening te worden opgenomen om een overstort van het reservoir te detecteren. De functie lekkage zal de regenwater-pomp uit zetten en de magneetklep van de drinkwater toevoer sluiten.Als de functie lekkage wordt geactiveerd dan dient deze altijd handmatig te worden gereset (fabrieksinstelling). Bij onvoldoende mogelijkheden om het water af te voeren dient drinkwater verversing, parameter 3-4-1-6-2, op uit te worden gezet.

    10.4.4 Afhankelijk van de applicatie zijn er 2 mogelijke varianten denkbaar

    Variant 1 Overstort via een goed gedimensioneerde afvoer/pompstation: In het geval dat een mogelijke overstort van het reservoir via een afvoer plaats vindt kan verversing forceren parameter 3-4-1-6-2 op “AAN” worden gezet. De magneetklep in de drinkwater toevoer kan nu, als de verversingsinterval is verstreken, altijd onafhankelijk van het waterniveau in het reservoir worden aangestuurd. Bij een overstort zal dan het water via de afvoer worden afgevoerd. Als er een lekdetectie is gemonteerd en de parameter hiervan is geactiveerd (3-3-5) dan kan dit op de Megacontrol worden geregistreerd. Als de overloopbeveiliging is geactiveerd (3-4-1-4-11-4) dan zal bij een overstort de magneetklep worden gesloten en eventueel de regenwaterpomp worden uitgeschakeld.

    Variant 2 Overstort van het reservoir kan niet worden afgevoerd: In het geval dat een overstort van het reservoir niet via een afvoer kan plaatsvinden dan dient verversing forceren parameter 3-4-1-6-2 op “UIT” te worden gezet.

    OPMERKINGDoor calamiteiten kan er altijd een overstort plaatsvinden het wordt dan ook ten zeerste aangeraden om aanvullende voorziening(en) hiervoor op te nemen.

    10.4.5 3-4-1-7 Regenwater toevoer:Tabel 26: 3-4-1-7 Regenwatertoevoer:

    • Aantal pompen 3-4-1-7-1 Aantal beschikbare regenwaterpompen.

    • Max. pompstarts 3-4-1-7-2 Maximaal toegelaten aantal pompstarts per uur van de regenwater-pomp

    • Max. looptijd van de pomp 3-4-1-7-3 Maximale looptijd regenwaterpomp. Na deze tijd schakelt de pomp geforceerd over.

    • Proefdraai interval 3-4-1-7-4 Als het reservoirniveau lager is dan B en een pomp langer dan de ingestelde tijd parameter 3-4-1-7-4 stilstaat wordt een geforceerde start van de pomp gedurende de ingestelde tijd van parameter 3-4-1-7-5 doorgevoerd.

    Voordat een pomp gestart wordt, mag deze de in parameter 3-4-1-7-2 maximaal aantal starts per uur, van het afgelopen uur, niet overschreden hebben, want dan wordt de pomp niet gestart en verschijnt een overeenkomstige melding. Ingeval van 2 regenwaterpompen wisselen de 2 pompen elkaar iedere keer af. Er kan maar 1 regenwaterpomp draaien, parallelbedrijf is niet mogelijk.Als het maximaal aantal starts per pomp is overschreden wordt de magneetklep open gestuurd op niveau C en dicht gestuurd op niveau B

    Parameter Beschrijving Waarde3-4-1-7-1 Aantal pompen 2

    3-4-1-7-2 Max. pompstarts 30

    3-4-1-7-3 Max. looptijd pomp 1800 s

    3-4-1-7-4 Proefdraai interval 172800 s

    3-4-1-7-5 Proefdraaitijd 2 s

  • 32

    10.4.6 Omschakelen op permanent drinkwater:

    Als het niveau in het reservoir onder niveau X 3-4-1-4-11-3 ligt, dan wordt drinkwater toegevoerd en bij het bereiken van level C weer uitgeschakeld (normale bedrijfstoestand zonder storing in de regenwaterfunctie). De melding Drinkwater suppletie verschijnt in het display.Als er geen drinkwater aanwezig is (Storing RW-pompen/max. aantal starts bereikt of geen regenwater) wordt de drinkwatertoevoer bij het niveau C geopend en bij niveau B weer gesloten.

    10.4.7 Algemene meldingen• Storing RW pomp (1 of 2) > alleen een

    waarschuwing naar de aansluiting digitale ingang thermische fout P4 of P5

    • Storing DW klep > alleen een waarschuwing aansluiting digitale ingang TVA

    • Geen regenwater > alleen een waarschuwing naar de aansluiting digitale ingang thermische storing P6

    • Lekkage (overloop) > alarm, naar de aansluiting van de gecofigureerde WSD ingang (lekkage)

    • Starts / h RW-pomp (1-2) > max aantal starts per uur van de regenwaterpompen overschreden

    • DW verversing > alleen een waarschuwing als de hygiënefunctie actief is en parameter 3-4-1-6-2 = Uit

    • Gedw. verversing DW > alleen een waarschuwing als de hygiëne functie actief is en de parameter 3-4-1-6-2 = Aan

    • Drinkwater suppletie > alleen een waarschuwing als de drinkwaterklep afhankelijk van het niveau opent.

    • Verversing afgebrok. > als de tijd onvoldoende is of geen verversing plaats vindt.

    • RW-pomp 1 uit > actief via parameter 1-2-6-3-1• RW-pomp 2 uit > actief via parameter 1-2-6-4-1• Handbedr. RW-pomp 1 > actief via parameter 1-

    2-6-2• Handbedr. RW-pomp 2 > actief via parameter 1-

    2-6-2• Reservoir vulling > actief via parameter 1-2-6-1

    10.4.8 Functionele werking regenwaterpompen:

    De functionele werking kan alleeen gestart worden als het waterniveau in het reservoir onder niveau B 3-4-1-4-11-1 is. De werking stopt als tijdens de werking niveau B bereikt wordt.

    10.4.9 Controle regenwaterpompen:Tabel 27: 1-2-6 Regenwaterpompen

    • 1-2-6-3-1 status regenwater pomp 1 > De pomp kan hier in of uit geschakeld worden.

    • 1-2-6-4-1 status regenwater pomp 2 > De pomp kan hier in of uit geschakeld worden.

    • 1-2-6-1 vullen tot niveau B > de pomp kan in en uit geschakeld worden als het niveau lager is dan B. Bij een storing van de RW pomp wordt het reservoir via het drinkwaternetwerk gevuld.

    • 1-2-6-2 handbedrijf > pomp selectie (1/2) en tijd van proefdraaien.

    • 1-2-6-3-3 bedrijfsuren pomp 1 > bedrijfsuren pomp 1

    • 1-2-6-3-4 starts> totaal aantal starts van de regenwaterpomp 1

    • 1-2-6-4-3 bedrijfsuren pomp 2 > bedrijfsuren pomp 2

    • 1-2-6-4-4 starts > totaal aantal starts van de regenwaterpomp 2

    Tabel 28: 3-2-2-10 Reset regenwaterpompen

    De funktie reset van de bedrijfsuren en aantal starts van beide regenwaterpompen. De corresponderende pomp moet eerst gekozen worden te vergelijken met de H-0-A functie.

    Parameter Beschrijving Waarde1-2-6-3-1 Status pomp 1 Aan

    1-2-6-4-1 Status pomp 2 Aan

    1-2-6-1 Vullen tot RW-P uit -

    1-2-6-2 Handbedrijf -

    1-2-6-3-3 Bedrijfsuren pomp 1 0 h

    1-2-6-3-4 Starts 0

    1-2-6-4-3 Bedrijfsuren 0 h

    1-2-6-4-4 Starts 0

    Parameter Beschrijving Waarde3-2-2-10-1 Reset uren/starts OK

  • 33

    10.5 Speciale in- en uitgangen

    Tabel 29: Speciale in- en uitgangen

    InputExtern uit (27-29 NC)1

    1. De gehele besturing blijft functioneren, alleen zullen de pompen worden uitgeschakeld.

    Middels een extern contact kan de unit worden uitgeschakeld.

    Brandalarm (28-29 NC)2

    2. Brandalarm heeft een hogere prioriteit t.o.v. Extern uit.

    Middels een extern contact kunnen alle pompen ingeschakeld worden.

    Ingang 1 (contact WSD1 6-7)3

    3. Dit is een pulscontact voor de WSD functies. Bij andere toepassingen kan het als NC contact gebruikt worden.

    Alleen actief als de WSD parameter 3-3-4 op 1 (off) of op 8 (temp) staat.

    Bekijk parameter 3-8-1-1 voor extra functies als deze ingang niet voor de WSD functie gebruikt wordt.

    Ingang 2 (contact WSD2 8-9)3 Alleen actief als de WSD parameter 3-3-4 niet de waarde 3, 4, 6 of 7 heeft.

    Bekijk parameter 3-8-1-2 voor extra functies als deze ingang niet voor de WSD functie gebruikt wordt.

    Ingang 3 (contact WSD3 10-11)3 Alleen actief als de WSD parameter 3-3-4 niet de waarde 4 of 7 heeft.

    Bekijk parameter 3-8-1-3 voor extra functies als deze ingang niet voor de WSD functie gebruikt wordt.

  • 34

    11 Uitleg parameters

    11.1 Uitleg Parameter

    11.1.1 Drukinstellingen wenswaarden

    Figuur 19: Drukinstellingen wenswaarden vast toerentalTabel 30: Drukinstellingen wenswaarden vast toerental

    11.1.2 Delta p + correctie

    Tabel 31: Parameters wenswaarden

    11.1.3 Delta p - correctie

    Tabel 32: Parameters wenswaarden

    ID ParameterS 3-5-1 Wenswaarde

    A 3-5-3 Bandbreedte

    B Uitschakeldruk

    C Inschakeldruk

    D 2 x bandbreedte

    Figuur 20: 1-pomp in bedrijf 1 pomp stand-by

    ID ParameterS 3-5-1 Wenswaarde

    + 3-5-10 Delta p

    Q

    H

    S

    A D

    C

    B

    SP = Wenswaarde

    y = Nieuwe wenswaarde

    Δp = Delta p (altijd positief)

    n = Totaal aantal pompen van de installatie

    x = Aantal pompen die ingeschakeld zijn

    Figuur 21: 1-pump in bedrijf 1 pomp stand-by

    ID ParameterS 3-5-1 Wenswaarde

    - 3-5-10 Delta p

    SP = Wenswaarde

    y = Nieuwe wenswaarde

    Δp = Delta p (altijd positief)

    n = Totaal aantal pompen van de installatie

    x = Aantal pompen die ingeschakeld zijn

  • 35

    12 Parameters

    12.1 Parameterlijst

    De parameters van het hoofdmenu zijn gerelateerd aan de standaard (default) instellingen van de installatie. De standaard (default) instellingen kunnen daar waar nodig aangepast worden en kunnen onder alle omstandigheden ook weer worden teruggehaald. Een installatie functioneert naar behoren op basis van de standaard ingestelde parameters. Aanvullende, extra parameters kunnen gebruikt worden zoals deze te vinden zijn in 'geavanceerd', 'druk', 'vertragingen' en 'klok'. Om deze aanvullende parameters te kunnen gebruiken, dienen de bijbehorende submenu’s geactiveerd te worden.

    OPMERKING. Voor unit specifieke waarden zie: “Fabrieksinstellingen”.

    OPMERKINGAfhankelijk van de configuratie zijn bepaalde parameters niet zichtbaar.

    Tabel 33: Beveiligingsniveau parameterlijst

    12.1.1 ParameterlijstZie voor de parameterlijst: BE00000508 Control units chapter 10

    Toegangsniveau Lezen SchrijvenIedereen e e

    Gebruiker c c

    Service s s

    Fabriek f f

    Niemand n

    Ontwikkeling d d

  • 36

    13 Storingen

    13.1 Storingsmeldingen Megacontrol

    Tabel 34: Storingstabel Megacontrol

    Storingsmelding: Beschrijving: Storings-uitgang:

    Storing PT pers Storing drukopnemer aan de perszijde (waarde >20mA) vervang de opnemer en reset het systeem

    Urgent

    Syst.druk te laag Systeemdruk te lang onder minimum waarde (3-5-13) Urgent1

    Syst.druk te hoog Systeemdruk te lang boven maximum waarde (3-5-11) Urgent1

    Syst.druk te laag Systeemdruk te lang onder minimum waarde (3-5-13) Niet urgent2

    Syst.druk te hoog Systeemdruk te lang boven maximum waarde (3-5-11) Niet urgent2

    Geen water Onvoldoende water of - voordruk aan de zuigzijde Urgent1

    Geen water Onvoldoende water of - voordruk aan de zuigzijde Niet urgent2

    Onderhoud gewenst Onderhoud gewenst Niet urgent

    Pompen in storing Meer dan twee pompen buiten bedrijf Urgent

    Onv.ververs. MT # Onvoldoende water verversing in membraantank # (water stroom detector) controleer luchtdruk in tank

    Urgent

    Gemid temp tehoog Gemiddelde omgevingstemperatuur te hoog (gemeten met temperatuur opnemer) Urgent

    Mom.temp te hoog Huidige omgevingstemperatuur te hoog (gemeten met temperatuur opnemer) Niet urgent

    Storing pomp # Storing pomp #. Verhelp het probleem en reset het systeem Niet urgent

    Storing vulklep Storing vulklep. Verhelp het probleem en reset het systeem Urgent

    Storing PT zuig Storing aan opnemer voor niveau- of druk (signaal buitenbereik) vervang opnemer en reset het systeem

    Urgent

    Hoogwater-niveau Water niveau in voorlooptank te hoog Niet urgent

    Kritisch waterniv Kritisch water niveau in voorloopreservoir (reservoir bijna leeg) Niet urgent

    Laagwater-niveau Water niveau in voorlooptank te laag (systeem uitgeschakeld voor drooploopbeveili-ging)

    Urgent1

    Laagwater-niveau Water niveau in voorlooptank te laag (systeem uitgeschakeld voor drooploopbeveili-ging)

    Niet urgent2

    Comm. fout FO# Communicatie met frequentie omvormer # is verbroken Niet urgent

    Foutieve checksum F# FO # Foutieve check sum, bericht is onjuist onvangen of verstuurt. Urgent

    Storing tempsens. Storing ruimte temperatuur opnemer. Vervang de opnemer en reset het systeem Niet urgent

    24V buitenbereik Storingsmelding interne 24 Volt buiten bereik Niet urgent

    5V buitenbereik Storingsmelding interne 5 Volt buiten bereik Niet urgent

    3 V buitenbereik Storingsmelding interne 3 Volt buiten bereik Niet urgent

    Extern uit Systeem is, middels externe contact, uitgeschakeld Urgent

    Brandalarm Systeem is middels externe contact in de "brandalarm" modus geschakeld Urgent

    Storing FO Storing frequentie omvormer Urgent

    Draadbreuk PT pers Storing aan de drukopnemer aan de perszijde (waarde lager dan 4mA) vervang of sluit de opnemer aan en reset het systeem

    Urgent

    Draadbreuk PT zuig Storing aan opnemer voor niveau- of druk (draadbreuk detectie) vervang opnemer en reset het systeem

    Urgent

    Storing FO's Meerdere frequentie omvormers in storing Urgent

    Lekkage Er is een lekkage geconstateerd in de Unit. Verhelp het probleem en reset het systeem Urgent

    EPROM HW fout Wegens een HW fout wordt de data niet op de Eeprom opgeslagen Urgent

    Pomp # uit Niet Urgent

  • 37

    Pomp # handbedrijf Niet Urgent

    Meer dan 1 pomp uit Niet Urgent

    Interne fout P# Niet Urgent

    Netspannings fout P# Niet Urgent

    Overspanning P# Niet Urgent

    Onderspanning P# Niet Urgent

    Overbelast. fout P# Niet Urgent

    Remweerstand P# Niet Urgent

    Temperatuur fout P# Niet Urgent

    AMT fout P# Niet Urgent

    Spoelen Niet Urgent

    Klep te vaak geopend Maximaal aantal spoelingen is overschreden Urgent

    Circuit fout FO# Niet Urgent

    Noodstroombedrijf Niet Urgent

    Wenswaarde reductie Automatische wenswaarde reductie door een te lage voordruk Niet Urgent

    Fabriekstest Niet Urgent

    Storing MPO Inschakelpunt foutief geparametreerd of sensorfout Niet Urgent

    Uitschakelen ASR Uitschakeling ASR door voordruk problemen Niet Urgent

    BC IO com. fout

    Storing RW pomp # Storing regenwater pomp # Niet Urgent

    Geen regenwater Geen regenwater beschikbaar Niet Urgent

    Storing DW klep Storing aan de drinkwater klep Niet Urgent

    Starts/h RW-pomp # Maximaal aantal starts per uur van regenwaterpomp # is overschreden

    Drinkwater suppletie Drinkwater wordt gebruikt Niet Urgent

    DW verversing De DW toevoerleiding is om hygienische redenen met drinkwater gespoeld Niet Urgent

    Gedw. verversing DW Gedwongen spoeling met drinkwater van de DW toevoerleiding

    RW-Pomp # uit

    Handbedr. RW-Pomp #

    Reservoir vulling Het reservoir wordt gevuld doordat de regenwaterpomp geforceerd wordt aangestuurd

    Verversing afgebrok. Verversing van de DW leiding is afgebroken omdat het reservoir vol is of door een sto-ring aan de DW klep

    Verschenen: Storing is verschenen op

    Geaccepteerd: Storing welke is geaccepteerd

    Opschonen: Storingen die opgeschoond zijn

    Gegevens:

    Geen storingen

    1. Handmatige alarmreset = Urgent2. Automatische alarmreset = Niet urgent

    Storingsmelding: Beschrijving: Storings-uitgang:

  • 38

    13.2 Storingstabel

    WAARSCHUWINGHoud rekening met de algemene veiligheidsmaatregelen voor installatie, onderhoud en reparatie.

    Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing ControlepuntenLekkage langs de pompas van de pomp.

    Asafdichting versleten. Vervang de asafdichting. Controleer de pomp ver-vuiling.

    Pomp heeft zonder water gedraaid.

    Vervang de asafdichting.

    Pomp trilt en maakt lawaai.

    Er zit geen water in de pomp.

    Vul en ontlucht de pomp.

    Geen aanvoer. Zorg voor voldoende aan-voer.

    Controleer op verstoppin-gen in de aanvoerleiding.

    Lagers van pomp / motor defect.

    Laat de lagers vervangen door een erkend bedrijf.

    Hydraulisch pakket defect. Vervang hydraulisch pak-ket.

    Installatie / pomp start niet.

    Geen spanning op de aan-sluitklemmen.

    Controleer de stroomvoor-ziening.

    • Stroomkring• Hoofdschakelaar• Zekeringen

    Rode lamp “pomp therm” brandt.

    Thermische motorbeveili-ging aangesproken.

    Reset de thermische motorbeveiliging. Neem contact op met de leveran-cier indien het vaker gebeurd.

    Installatie / pomp levert niet voldoende capaciteit en/of druk.

    Er zit lucht in de pomp. Ontlucht de pomp.Watermeter in de toevoer te klein.

    Vergroot de watermeter.

    Pers- en/of zuigafsluiter is dicht.

    Open beide afsluiters.

    Pompen starten en stop-pen continu.

    Membraan schakelvat(en) lek of onjuiste druk.

    Laat de installatie contro-leren door uw leverancier.

    Rode lamp “geen water” brandt

    geen toevoer Open de toevoerkraan Controleer de toevoerDefecte magneetafsluiter Controleer de besturing

    van de magneetafsluiter.De overflow blijft lopen De magneetafsluiter blijft

    openNeem contact op met uw leverancier

    De stroomverzorging van de magneetafsluiter is ver-keerd

    Neem contact op met uw leverancier

    De mangneetafsluiter blijft hangen

    Neem contact op met uw leverancier

  • 39

    14 Bijlagen

    14.1 1 pomps P & ID Schema

    Tabel 35: Tekensymbolen

    Figuur 22: P&ID HUV1 AB (met waarschuwingspijp) 2016

    1047

    afg

    elei

    de

    Legenda

    Be- en ontluchter Klep Magneetafsluiter Manometer Drukschakelaar Waarschuwings-pijp

    Niveauschakelaar Terugslagklep Aftapklep Koppeling Pomp Schakelvat

    WP

    PI

  • 40

    14.2 2 pomps P & ID Schema

    Tabel 36: Tekensymbolen

    Figuur 23: P&ID HUV2 AB (met waarschuwingspijp) 2016

    1047

    afg

    elei

    de

    Legend

    Be- en ontluchter Klep Magneetafsluiter Manometer Drukopnemer Waarschuwings-pijp

    Niveausensor Terugslagklep Aftapklep Koppeling Pomp Schakelvat

    WP

    PI

  • 41

    14.3 P & ID schema regenwaterrecuperatie (Optioneel)

    Tabel 37: Tekensymbolen

    Figuur 24: P&ID Regenwaterrecuperatie* Optie L deactiveert deze componenten bij een “extern uit” contact van de Megacontrol. 20

    1302

    31-C

    afg

    elei

    deLegend

    Pomp Aftapklep Terugslagklep Klep Magneetafsluiter Drukopnemer Vlotter-schakelaar

    Schakelvat Rioolafvoer

    Pt

    Swater

    Pt

    Fs

    :

    R waterreservoir

    AB

    Booster p mp( )

    R waterp mp( )*

    *

    *

    L

    S PT FS

  • 42

    14.4 EG-conformiteitsverklaring

    Ondergetekende:

    D.P. Industries B.V.Kalkovenweg 132401 LJ Alphen aan den Rijn, NederlandTel: (+31)(0)-172-48 83 88

    Verklaart als fabrikant geheel onder zijn eigen verantwoordelijkheid, dat de producten:

    Serienummer: 27/2018 10000000-01 [...] 52/2020 99999999-99

    waarop deze verklaring betrekking heeft, de volgende geharmoniseerde internationale normen zijn toegepast:

    - EN 809+A1/C1:2010- EN ISO 12100:2010- IEC 60204-1:2006- EN 1717: 2000- EN 13077: 2008- IEC 61000-6-1:2007- IEC 61000-6-3/A1:2011- IEC 61000-3-2: 2011

    volgens de bepalingen van:Machinerichtlijn 2006/42/EGEMC richtlijn 2014/30/EU

    Als de installatie wordt gebruikt als een op zichzelf staand product dan valt zij onder deze conformiteitsverklaring.

    Als de installatie in een apparaat wordt ingebouwd, of samen met andere apparatuur wordt geassembleerd in bepaalde systemen, dan dient zij niet in gebruik genomen te worden voordat er van de betreffende apparatuur een verklaring is afgegeven dat zij in overeenstemming is met bovengenoemde normen.

    Alphen aan den Rijn, 14/03/2018Bevoegde vertegenwoordigerM.H. Schaap, product development

    Product: Break-Unit

    Type: HUV1 DPVE MC AB RWR onderbreek

    HUV2 DPVE MC AB RWR onderbreek

    HUV1 Relais DOL AB Onderbreek

    HUV2 MC DOL AB Onderbreek

  • 43

  • duijvelaar pompenduijvelaar pompenPostbus 282400 AA Alphen aan den Rijn (NL)

    t (0172) 48 83 88f (0172) 46 89 20

    [email protected]

    Belgiët 0800 78480www.duijvelaar-pompen.be

    12/2018BE00000593-D / NL

    Originele instructies

    Kan zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd

    1 Inleiding van de handleiding1 Inleiding van de handleiding1.1 Voorwoord1.2 Pictogrammen en symbolen

    2 Identificatie, service en technische ondersteuning2.1 Identificatie, service en technische ondersteuning2.2 Aanvullende documentatie

    3 Garantievoorwaarden3.1 Garantievoorwaarden

    4 Veiligheid en milieu4.1 Algemeen4.2 Gebruikers4.3 Veiligheidsvoorzieningen4.3.1 Labels op het product

    4.4 Veiligheidsmaatregelen4.4.1 Tijdens normaal gebruik4.4.2 Tijdens installatie, onderhoud en reparatie

    4.5 Milieuaspecten4.5.1 Algemeen4.5.2 Ontmanteling

    5 Inleiding5.1 1/2 Pomps AB (met waarschuwingspijp)5.1.1 1 Pomp relais DOL5.1.2 2 Pomps MC DOL

    5.2 1/2 pomps regenwaterrecuperatie (optie)5.2.1 1 pomp MC DOL RWR5.2.2 2 pomps MC DOL RWR

    5.3 Gebruik volgens bestemming5.4 Werkbereik5.5 De werking van een AB (met waarschuwingspijp) onder- breking 1 Pomps DOL relais gestuurd5.7 2 Pomps Megacontrol gestuurd5.7.1 Automatische werking (drukregeling)5.7.2 Proefdraaien

    5.8 Werking van het regenwater- recuperatie systeem (optie)5.8.1 Automatische werking (drukregeling)5.8.2 Proefdraaien5.8.3 Functie reservoir5.8.4 Functie regenwaterpomp5.8.5 Functie magneetafsluiter drinkwatertoevoer

    5.9 Waarschuwingen op het schakelpaneel5.9.1 Megacontrol

    6 Transport6.1 Transport6.2 Opslag

    7 Installatievoorschriften7.1 Opstellen van het systeem7.2 Elektrische installatie7.3 Inbedrijfstelling7.3.2 Overbelasting van de pomp bij een 1- pomps installatie7.3.3 Overbelasting van de pomp bij een 2- pomps installatie

    8 Bediening8.1 Bediening8.1.1 Resetten na een storing8.1.2 Overbelasting van de pomp

    8.2 Bedieningspaneel (HMI)8.2.1 Display8.2.2 Continu display 8.2.2.1 Snelkeuzemenu

    8.2.3 Beveiligingsniveaus8.2.4 Weergeven en veranderen parameters

    8.3 Handbediening van de pompen8.3.1 De pomp terugzetten naar automatisch bedrijf

    8.4 Opvragen en wissen van een storing

    9 Onderhoud9.1 Inleiding9.2 Smering9.3 Langdurig buiten bedrijf stellen

    configuratie10.1 Algemeen MC10.3 HUV1 DPVE AB (met waarschuwingspijp) Level control MC regenwater- recuperatie (optioneel)10.4.1 Drinkwater toevoer afhankelijk van het niveau in het reservoir.10.4.2 Hygiëne functie drinkwater voorziening “niet gedwongen”10.4.3 Hygiëne functie drinkwater toevoer “gedwongen”10.4.4 Afhankelijk van de applicatie zijn er 2 mogelijke varianten denkbaar10.4.5 3-4-1-7 Regenwater toevoer:10.4.6 Omschakelen op permanent drinkwater:10.4.7 Algemene meldingen10.4.8 Functionele werking regenwaterpompen:10.4.9 Controle regenwaterpompen:

    10.5 Speciale in- en uitgangen

    11 Uitleg parameters11.1 Uitleg Parameter11.1.1 Drukinstellingen wenswaarden11.1.2 Delta p + correctie11.1.3 Delta p - correctie

    12 Parameters12.1 Parameterlijst12.1.1 Parameterlijst

    13 Storingen13.1 Storingsmeldingen 13.2 Storingstabel

    14 Bijlagen14.1 1 pomps P & ID Schema14.2 2 pomps P & ID Schema14.3 P & ID schema regenwaterrecuperatie (Optioneel)14.4 EG-conformiteitsverklaring