bachelorscriptie 2013 linda fernandez beiro intercultureel cabaret
DESCRIPTION
ÂTRANSCRIPT
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
Het interculturele cabaret en de wederzijdse beeldvorming van allochtonen en
autochtonen
Bachelorthesis Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies
Linda Fernandez Beiro
Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies
Radboud Universiteit Nijmegen
Begeleider: Toon van Meijl
5 juli 2013
2
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................... 3
1. Intercultureel cabaret .............................................................................................................. 5
1.1 Intercultureel cabaret……………………………………………………………………..5
1.2 Opkomst van het interculturele cabaret in Nederland ....................................................... 6
1.2.1 Etnische grappen ..…………………………………………………………………………...6
1.2.2 Comedytrain………………………..…………………………………………………...........7
1.2.3 Cabaretiers met meervoudige identiteiten………….........…………………………………..8
1.3 Verandering na 11 september en de moord op Theo van Gogh ..................................... 10
2. De invloed van het interculturele cabaret op wederzijdse beeldvorming ............................ 13
2.1 Wederzijdse beeldvorming ............................................................................................. 13
2.2 Positieve invloed ............................................................................................................. 15
2.3 Negatieve invloed ........................................................................................................... 18
Conclusie .................................................................................................................................. 25
Referentielijst ........................................................................................................................... 28
3
Inleiding
Afgelopen jaar stond Najib Amhali weer op de planken met zijn nieuwe voorstelling ‘Alles
komt goed’. De voorstelling was minder gebaseerd op de integratieproblematiek dan de
vorige voorstellingen. Toch kwamen ook nu weer scherpe migrantengrappen terug alsook het
Marokkaanse typetje ‘Mo’. Opvallend was de diverse samenstelling van het publiek. Van
jong tot oud, van man tot vrouw en met verschillende culturele achtergronden. Dit riep de
volgende vraag bij me op: als het Najib Amhali lukt al deze mensen bij elkaar te krijgen en
samen te laten lachen, welke invloed kan het interculturele cabaret dan nog meer hebben op
de beeldvorming tussen diverse culturele groepen in onze samenleving?
De afgelopen jaren is de Nederlandse bevolkingssamenstelling sterk veranderd door de
komst van verschillende groepen migranten. We hebben te maken met een culturele diversiteit
in onze samenleving, door sommigen ook wel aangeduid als een multiculturele samenleving.
Een multiculturele samenleving kan worden gedefinieerd als een samenleving die is
opgebouwd uit mensen met verschillende culturele achtergronden (Sleegers 2007). Migratie
leidt ertoe dat mensen met diverse culturele achtergronden directe buren van elkaar worden.
Dit brengt allerlei nieuwe inzichten met zich mee, maar levert ook nieuwe problemen op.
In Nederland maar ook in andere landen zijn er spanningen te vinden tussen
verschillende culturele groepen in de samenleving. In Nederland gaat het dan met name om
Turken, Marokkanen, Surinamers en Antilianen. De eerste politici die hun ontevredenheid
over deze etnische minderheden durfden te uiten waren Bolkestein, Paul Scheffer en Pim
Fortuyn. De discussie over etnische minderheden en over de integratie van deze groepen in de
Nederlandse samenleving werd prominenter door de aanslagen van 11 september in de
Verenigde Staten en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Ook de populariteit van
Wilders enkele jaren geleden toont aan dat er nog steeds spanningen bestaan tussen de
allochtone en autochtone bevolking. Het publieke debat houdt zich dan ook al jaren bezig met
de vraag hoe autochtonen en allochtonen in Nederland vreedzaam met elkaar kunnen
samenleven (Gijsberts en Dagevos 2004).
Terwijl de multiculturele samenleving voor de meeste Nederlanders steeds gewoner
werd, kwam er ook een eerste generatie allochtone cabaretiers op. In 1998 brak Najib Amhali,
de Marokkaan van de Jordaan, door toen hij het Leids Cabaret Festival won met zijn show
‘vol=vol’. Ondertussen veranderden ook autochtone cabaretiers als Hans Teeuwen en Theo
Maassen het cabaret door migranten er voor het eerst een rol in te laten spelen. Dit leidde tot
een hardere en brutalere vorm van cabaret. Na de aanslagen van 11 september lijken
4
cabaretiers zich echter bewuster te zijn geworden van de effecten die hun grappen kunnen
hebben op de allochtone en autochtone bevolking. Ze worden sneller beschuldigd van racisme
en krijgen vaker negatieve reacties op hun grappen. Dit betekent niet dat cabaretiers het
onderwerp tegenwoordig helemaal niet meer aansnijden, ze zijn echter wel voorzichtiger
geworden in hun uitspraken (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006).
Het doel van deze scriptie is om meer inzicht te verkrijgen in de opkomst van het
interculturele cabaret en de invloed die deze vorm van cabaret kan hebben in de Nederlandse
multiculturele samenleving. De vraagstelling luidt als volgt: ‘welke rol kan het interculturele
cabaret en de hiermee gepaard gaande etnische humor spelen in de beeldvorming tussen
verschillende culturele groeperingen in Nederland’? Belangrijke deelvragen zijn; hoe is de
publieke humor ten opzichte van etnische groepen door de jaren heen veranderd en welke
gebeurtenissen hebben daar aan bijgedragen? Wat zijn de positieve en negatieve invloeden
van etnische humor op de beeldvorming tussen etnische groepen en is er een verschil tussen
allochtone en autochtone humoristen en hun geschiktheid om culturele verschillen te
overbruggen middels etnische grappen?
Deze scriptie zal eerst ingaan op de definitie van het interculturele cabaret en de
opkomst van het interculturele cabaret in Nederland. Hierbij wordt verder ingegaan op
etnische grappen, het ontstaan van de Comedytrain en de opkomst van cabaretiers met
meervoudige culturele identificaties. Vervolgens wordt gekeken naar de gevolgen van 11
september en de dood van Theo van Gogh op het cabaret. Is er iets veranderd na deze
gebeurtenissen in de manier waarop cabaretiers omgaan met culturele thema’s? Tot slot wordt
besproken hoe de wederzijdse beeldvorming tussen verschillende culturele groepen, met name
Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en autochtonen, er uit ziet en welke positieve
of negatieve rol het interculturele cabaret kan spelen in deze beeldvorming.
5
1. Intercultureel Cabaret
1.1 Wat is intercultureel cabaret?
Alvorens in te gaan op de opkomst van het interculturele cabaret en de invloed daarvan is het
belangrijk te definiëren wat intercultureel cabaret precies is. De theatervorm ‘cabaret’ is
ontstaan in Frankrijk, waar het in het begin van de twintigste eeuw een brug wilde slaan
tussen de cultuur van het volk en de cultuur van de elite, tussen serieusheid en komedie en
waarheid en onwaarheid. Belangrijk in het cabaret is dat alle groepen waar het cabaret over
gaat het ook grappig moeten vinden (Ellian 2013). Daarnaast is het ook van belang het cabaret
niet te verwarren met toneel. Anders dan bij toneel speelt de cabaretier meestal zichzelf of
doet hij in elk geval alsof hij zichzelf is. Dit leidt ertoe dat het publiek de uitspraken van de
cabaretier ook als echt beschouwen. Volgens Van Heuven (2005) heeft deze
echtheidssuggestie gevolgen voor de uitspraken die de cabaretier doet. Deze uitspraken zullen
door de toeschouwers eerder als echt worden gezien dan die van een acteur.
Het cabaret is een vorm van communicatie. Cabaretiers proberen met hun voorstelling
een boodschap over te brengen aan het publiek. In deze scriptie staat echter niet gewoon
cabaret, maar een specifieke vorm hiervan centraal: het interculturele cabaret. Intercultureel
wordt in de van Dale 2010 beschreven als ‘de betrekkingen tussen verschillende culturen
betreffend’. Intercultureel cabaret wordt vaak omschreven als cabaret waarbij allochtone
cabaretiers een rol spelen (Veenman 2008). Hierbij wordt echter buiten beschouwing gelaten
dat er ook autochtone cabaretiers zijn die het multiculturele als thema voor hun
theaterprogramma kiezen, en andersom zijn er ook enkele allochtone cabaretiers die dit juist
weigeren te doen. Bovenstaande definitie is mijn inziens dan ook geen complete definitie. Het
doel van het interculturele theater is om interculturele communicatie te stimuleren. Dit
probeert men te bereiken door een gemengd publiek te laten kijken en deze na te laten denken
over wat er gebeurt in een multiculturele samenleving (Veenman 2008).
De definitie die ik in deze scriptie zal hanteren luidt als volgt: intercultureel cabaret is
een vorm van cabaret waarbij de thematiek van culturele diversiteit wordt gebruikt als
onderwerp van het programma, zij het door autochtone of allochtone cabaretiers. Ik richt me
in deze paper dan ook op twee onderdelen van het interculturele cabaret: de opkomst van
etnische grappen in het cabaret en de opkomst van cabaretiers met meervoudige culturele
identificaties.
6
1.2 Opkomst van het interculturele cabaret in Nederland
1.2.1 Etnische grappen
Het was in Nederland lange tijd taboe grappen te maken over etnische groepen. Tot in de
jaren negentig beperkten de meeste etnische grappen zich tot Jodenmoppen en de Indische
tante Lien van Wieteke van Dort (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Grappen over
allochtonen en etnische verschillen waren taboe. Men vond dat deze grappen vooroordelen in
stand hielden en de rechtse stroming in de politiek steunde die de multiculturele samenleving
aanviel (Meijer 2004). Als er al grappen werden gemaakt over etnische minderheden
gebeurde dat binnen de grenzen van de politieke correctheid. Dit in tegenstelling tot
Amerikaanse comedians die in de jaren zeventig al harde grappen maakten over ras en geloof
(Niemantsverdriet en van Wiechen 2006).
Volgens antropologe Giselinde Kuipers (2005) kan deze manier van omgaan met
etnische grappen worden gezien als een weerspiegeling van de manier waarop de
Nederlanders over het algemeen omgaan met etnische verschillen. In Nederland heerst de
gedachte dat een etnische grap per definitie discriminerend bedoeld is. Dit is ook een van de
redenen waarom etnische grappen vrijwel nooit in het openbaar verteld worden. Hoewel deze
grappen dus niet in het openbaar verteld worden, bestaan ze wel. Grappen over Turken,
Marokkanen, Surinamers, negers en Joden zijn veelvuldig aanwezig in de Nederlandse
samenleving. De grappen zijn in de loop der jaren wel verschoven van Surinamers en negers
via Turken naar de Marokkanen. Het zijn grappen die eigenlijk niet mogen, en daarom
worden ze alleen binnenshuis verteld.
Pas in de loop van de jaren negentig werd het onderwerp minder taboe. De
multiculturele samenleving begon een dagelijkse realiteit te worden. Allochtonen waren
overal en zo ontstond er ook een eerste generatie allochtone cabaretiers die het onderwerp
bespreekbaar maakten (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Ook Kuipers (2005) geeft
aan dat er tussen 1995 en 2005 meer ruimte is gekomen om te spreken over etnische
minderheden. Het klimaat in Nederland is verhard, er wordt nu gesproken over
‘geitenneukers’ en ‘kut Marokkanen’ in plaats van Turkse en Marokkaanse mensen. Ondanks
deze verharding en de opkomst van dit soort uitspraken, blijft het maken van etnische grappen
in de publieke sfeer echter taboe. Een van de redenen hiervoor zijn de strenge regels van de
etnische grap.
Hoewel het niet gewaardeerd wordt in het openbaar grappen over migranten te maken,
is het wel toegestaan om grappen te maken die over migranten gaan met als doel het racisme
7
tegen te gaan. Hier maken grappenmakers dan ook graag gebruik van. Op deze manier zijn ze
in staat etnische grappen te kunnen maken, zonder voor racist uit te worden gemaakt. Dit
kwam zowel naar voren in de shows van Freek de Jong, die uitviel tegen zijn publiek als ze
lachten om zijn grappen over negers of boekverbrandingen, alsook in de shows van Hans
Teeuwen en Theo Maassen die zich regelmatig verstopten achter domme typetjes om een
dergelijke grap te kunnen maken (Kuipers 2005).
Een kenmerk van etnische grappen is dat ze korter zijn dan andere grappen. Het is
vaak al genoeg om even de grens over te steken. Helaas durven veel cabaretiers het niet aan
dit thema als onderwerp van hun grappen te gebruiken. Kuipers (2005) is echter van mening
dat het belangrijk is dat er etnische grappen gemaakt kunnen worden in de publieke sfeer. Het
kan verlichting en lucht bieden in een serieus en ongemakkelijke omgeving.
1.2.2 Comedytrain
Een omslag in de taboesfeer over etnische grappen was de opkomst van stand up comedy in
Nederland. In de jaren negentig bereikte deze vorm van theater Nederland vanuit Amerika
(Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Eind jaren tachtig werden jongerencentra,
buurthuizen en studentensociëteiten wegbezuinigd, terwijl aankomende cabaretiers juist op
deze plaatsen het vak hadden geleerd. Vrijwel de enige andere optie om het vak in te rollen
was door middel van cabaretfestivals. Raoul Heertje hield zich al een tijdje bezig met cabaret,
en merkte dat het lastig was buiten deze festivals om aan optredens te komen. Hierop besloot
hij een eigen comedy club te beginnen, de ‘Comedytrain’ (Meijer 2004).
De Comedytrain bleek een aantrekkelijke plaats te zijn voor jonge Nederlanders van
buitenlandse afkomst. De groep had een hoge status, veel ervaring, en meedoen leverde
betaald werk op. Eric van Sauers, Howard Komproe, Najib Amhali en Roué Verveer zijn
voorbeelden van succesverhalen voortgekomen uit de Comedytrain. Ze maakten vooroordelen
en stereotyperingen belachelijk en vertelden hun persoonlijke verhaal. Een optreden bij stand-
up comedy moet meteen aanslaan (Meijer 2004). Zoals Giselinde Kuipers al aangaf: 'Grappen
over je eigen afkomst en die van anderen spelen een belangrijke rol bij het stand uppen. Als je
maar tien minuten de tijd hebt om een rumoerig café aan het lachen te krijgen, is het een
dankbaar onderwerp’ (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006).
Grappen over integratie zijn dan ook een dankbaar onderwerp voor stand-uppers. Dit
ook vanwege het feit dat humor zich meestal bezighoudt met thema’s waarop zich
verschuivingen voordoen in de samenleving. Wanneer etnische minderheden bezig zijn met
integratie dan zijn ze vaak onderwerp van grappen en maken ze zelf ook grappen (Meijer
8
2004). In de Verenigde Staten is stand up comedy vooral een manier voor minderheden om
hun stem te kunnen laten horen. Ook in Nederland kunnen we dit terug zien, zij het in lichtere
mate omdat de sociale tegenstellingen hier niet zo scherp zijn als in de Verenigde Staten
(Niemantsverdriet en van Wiechen 2006).
Vanaf het begin presenteerden de comedians zich als leden van een minderheid. Dit
geldt niet alleen voor comedians van allochtone afkomst maar ook voor comedians als Theo
Maassen en Hans Teeuwen die zich regelmatig presenteerden als domme Brabanders,
inclusief dialect. Grappen over minderheden en zelfspot bleken het goed te doen. In 1993
kwam Eric van Sauers bij de groep, die scherpe grappen wist te maken over minderheden in
een tijd waarin er in Nederland grote angst heerste voor racisme en het in het openbaar niet
gebruikelijk was etnische grappen te maken. Door middel van etnische grappen probeerden de
comedians bestaande vooroordelen te ontkrachten (Meijer 2004).
Volgens Giselinde Kuipers (1999, 43) zijn er bij de comedytrain drie regels bij het
maken van etnische grappen. Ten eerste is zelfspot de beste humor. Dit beaamt ook Najib
Amhali in een interview: ‘Marokkanen hebben heel veel zelfspot’ (Verbraak 2001). Toen hij
merkte dat dit zo goed aansloeg, wist hij wat hem te doen stond. Hij besloot persoonlijke
verhalen te vertellen. Dit leidt ertoe dat zijn eerste programma ‘vol = vol’ bestond uit veel
Marokkanengrappen die geen enkele autochtoon zich zou kunnen permitteren (Verbraak
2001). Dit brengt ons meteen bij het tweede en derde punt: grappen moeten altijd gericht zijn
tegen hogere of gelijke in de hiërarchie en grappen gebaseerd op vooroordelen zijn fout, maar
grappen over vooroordelen van anderen zijn goed (Kuipers 1999). Hier zal ik later nog op
terug komen.
1.2.3 Cabaretiers met meervoudige identiteiten
Een grote rol in de opkomst van allochtone cabaretiers in Nederland is dus weggelegd voor de
Comedytrain. Veel cabaretiers van Surinaamse, Antilliaanse of Marokkaanse afkomst zijn via
stand up comedy terecht gekomen in het cabaretcircuit. Volgens de cabaretjury zijn deze
artiesten een verrijking geweest voor het cabaret. Allochtone cabaretiers zouden allochtoon
publiek aangetrokken hebben, dat voorheen niet zo snel naar het theater ging. Daarnaast
kregen ze ook een voorbeeldfunctie voor andere jonge allochtone comedians (VSCD
Cabaretjury 2012).
Behalve eerder genoemde cabaretiers zijn er inmiddels meer voorbeelden van
cabaretiers met een meervoudige culturele achtergrond: Nilgün Yerli (Turks), Jörgen
Raymann (Surinaams), Eric van Sauers (Surinaams) en Dara Faizi (Afghaans). Allemaal
9
voorbeelden van Nederlanders die het thema van de meervoudige culturele identificaties
verwerken in hun theaterwerk. Deze vorm van theater maken wordt ook wel identiteitskunst
genoemd. Opvallend is dat de relatie van theater met identiteit en etniciteit vaak een negatieve
klank krijgt. Cabaretiers met wortels in andere culturen dan de Nederlandse zouden deze
vorm van kunst alleen gebruiken als opstap om toe te kunnen treden tot de echte wereld van
het cabaret (Van der Geest 2005). Het wordt nog niet gezien als volwaardig cabaret.
Veel cabaretiers met een multiculturele achtergrond ontkomen er echter niet aan na te
denken over deze achtergrond. Deze generatie allochtonen leeft vaak tussen verschillende
culturele werelden, waarvan sommigen gewoonten en gebruiken kunnen botsen (Buikema en
Meijer 2004, 7-17.) De achtergrond van een allochtone cabaretier is altijd betekenisvol. Ook
wanneer hij geen grap maakt over zijn achtergrond in een voorstelling, maakt hij alsnog
bewust of onbewust een statement daarmee (Van Heuven 2005). Volgens antropologe
Giselinde Kuipers is een allochtone cabaretier dan ook altijd gedwongen zichzelf te
positioneren en zijn achtergrond mee te nemen in de voorstelling (Kuipers 1999, 43).
Er zijn echter ook cabaretiers die hier niets van moeten hebben. De van oorsprong
Surinaamse Eric van Sauers vindt het verschrikkelijk tot de allochtone cabaretiers gerekend te
worden. Hij is Surinamer maar heeft zelf het gevoel weinig met Suriname te maken te hebben.
Hij is opgegroeid in Nederland en wil ook als een Nederlander beschouwd worden zonder het
stempel allochtoon opgedrukt te krijgen. Hij ziet niet in wat er zo interessant is aan allochtone
cabaretiers. Hoewel hij begrijpt dat cabaretiers als Najib Amhali hun achtergrond bewust
inzetten, wil hij dat mensen naar zijn show komen omdat ze hem een goede cabaretier vinden
en niet vanwege zijn Surinaamse achtergrond. “Tuurlijk, een cabaretier als Najib Amhali
gebruikt zijn Marokkaanse achtergrond heel bewust. Maar dat is ook volkomen logisch (…)
Rond de Marokkaanse gemeenschap is veel meer aan de hand: “kut-Marokkanen”, de islam,
moskeeën, ronselen voor de jihad… Maar wat moet ik nou zeggen over Suriname? We zijn
geïntegreerd, hebben zelfs een eigen slavenmonument. Nu is het kláár!” (Verbraak 2003).
Volgens van Heuven (2005) is het belangrijk op te merken dat de allochtone cabaretier
niet alleen een andere culturele achtergrond heeft maar ook een Nederlandse. Er is vaak
sprake van een ‘dubbele’ identiteit. Ik spreek zelf liever van meervoudige identificatie, omdat
identiteit een te afgebakend begrip is. Identiteit wordt vaak gezien als iets dat je hebt in plaats
van iets waar je constant in dialoog mee bent (Buitelaar 2009). Vandaar dat ik liever de term
identificatie gebruik. Identificatie kan omschreven worden als een proces van het creëren,
onderhouden en breken van relaties. Het is een dynamisch proces. Mensen voelen zich vaak
verbonden met meerdere groepen of culturen en dit gevoel van verbondenheid kan in de loop
10
van tijd ook toe- of afnemen (WRR 2007).
Najib Amhali legt in zijn voorstellingen heel bewust de nadruk op zijn meervoudige
identificaties. Zo zegt hij: ‘Ik weet nog dat Pim Fortuyn werd vermoord. Ik dacht: als het
maar geen buitenlander is. Da’s gek, heel gek, maar dat dacht ik. Ik woon hier al tweeëndertig
jaar. Ik voel me één van ons. Maar mensen denken in hokjes, hè?’ Amhali jongleert in zijn
programma met zijn culturele identificaties: soms heeft hij het over zichzelf als Marokkaan,
dan weer als Nederlander en dan weer als ‘besnedelander’.
1.3 Verandering na 11 september en de moord op Theo van Gogh
In de tijd tussen de opkomst van de eerste cabaretiers met meervoudige culturele identificaties
en vandaag de dag is er veel veranderd. Met name twee belangrijke gebeurtenissen hebben
ertoe geleid dat het cabaret in de loop der jaren veranderd is. Het eerste keerpunt was 11
september, de dag waarop extremistische Islamieten terroristische aanslagen pleegden op de
Twin Towers in New York en het Pentagon in washington D.C. De tweede gebeurtenis is de
moord op filmmaker, regisseur en columnist Theo van Gogh in 2004. De dader was een 26-
jarige moslim met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. Deze
gebeurtenissen hebben geleid tot angst in Nederland. Cabaretiers, columnisten en politici
passen in het openbaar op hun woorden wanneer zij spreken over de multiculturele
samenleving en de islam. Wat vroeger allemaal gezegd kon worden, was nu omstreden en
zelfs gevaarlijk (Van Essen 2005). De vraag is in welke mate deze gebeurtenissen ook invloed
hebben gehad op de uitspraken en voorstellingen van cabaretiers en stand-up comedians.
In 2001 sprak journalist Coen Verbraak (2001) met Najib Amhali over de gevolgen
van 11 september. Amhali gaf toe de poster voor zijn nieuwe programma ‘Freefight’ te
hebben vernietigd, omdat dat na 11 september echt niet meer zou kunnen. Het betrof een
afbeelding van Najib Amhali in free fight houding met op zijn schouder de tatoeage: “In Allah
we trust”. Dit maakt duidelijk dat 11 september iets heeft losgemaakt, waardoor men
voorzichtiger is geworden en niet meer vanzelfsprekend aanneemt dat alles gedaan en gezegd
kan worden.
Op 11 september zag Amhali de ramp gebeuren op tv. Hij hoopte dat het geen
islamitische terroristen waren, want dan zouden het zijn geloofsgenoten zijn. Helaas bleek dit
wel het geval. Sindsdien is het thema angst voor de gevolgen en onmacht sterker geworden
volgens Amhali. Marokkanen hadden al geen goede naam, en dit maakte het er niet veel beter
op. Na 11 september werd hij regelmatig gebeld door radio- en televisieprogramma’s met de
vraag of hij zijn mening erover wilde geven. Hij vond het onrechtvaardig: ‘Ik ben iets aan het
11
opbouwen, probeer verdomme iets van de grond te krijgen door heel hard te werken. Maar
dáár bellen ze niet over. Het gaat alleen maar over 11 september en over lastige Marokkaanse
jongeren.’ Het toneel is zijn uitlaatklep, daar probeert hij te laten zien dat niet alle
Marokkanen hetzelfde zijn. Helaas heeft hij het gevoel na 11 september dat al zijn werk voor
niks is geweest. Dat alles weer terug bij af is (Verbraak 2001).
Aan de ene kant zijn cabaretiers blij dat het sinds 11 september en de moorden op Pim
Fortuyn en Theo van Gogh weer ergens over gaat op het podium. Cabaretiers hebben weer
iets om over te praten, om iets bij te dragen aan de Nederlandse maatschappij. Van de andere
kant zijn ze zich echter ook bewust dat het klimaat is verhard in Nederland. Ze zijn zich
bewust dat sommigen onderwerpen erg beladen zijn, waardoor het grappen erover maken
gevoelig ligt. Cabaretier en stand-up comedian Murth Mossel geeft aan na 11 september al
zijn optredens te hebben afgezegd. Hij wist een week lang niet waar hij het op het podium
over moest hebben. Na de moord op Theo van Gogh had hij echter een enorme drang om te
spelen (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Hoewel 11 september aanleiding was voor
een veranderend cabaret klimaat, was het de moord op Theo van Gogh op 4 november 2004
die de meeste invloed heeft gehad.
Van Gogh werd vermoord vanwege zijn openlijke kritiek en spot met de islam.
Anderhalve week na de moord op Theo van Gogh werd het toneelstuk ‘het zijn allemaal
flikkers bij de tv’ van Ahmed Aynan in Den Haag afgelast. Reden hiervoor? De Marokkaanse
acteurs in het stuk durfden het niet meer te spelen uit angst voor wraak vanuit de zaal. Dit
voorbeeld laat goed zien hoe de angst leefde in Nederland. Columnisten werden bedreigd,
cabaretiers durfden niet meer alles te zeggen, en als ze al iets zeiden gebeurde dat in bedekte
termen (Van Essen 2005).
Hans Teeuwen kondigde in 2005 na de moord op Theo van Gogh aan te stoppen met
cabaret (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Hij had het gevoel dat hij niet alles meer
durfde te zeggen na de moord op zijn vriend van Gogh (Van Essen 2005). Ook is Hans van
mening dat zijn collega’s afgelopen jaren terughoudender zijn geworden. Hij neemt het ze
niet kwalijk, maar vindt wel dat ze er eerlijk voor uit moeten komen dat dit uit angst voor
oproer is. Vroeger zochten cabaratiers juist die onderwerpen op die taboe waren, nu beweren
veel cabaretiers dat ze geen behoefte hebben grappen te maken over de islam. Zijn collega
Theo Maassen geeft echter aan op het podium nog steeds te kunnen zeggen wat hij wil, maar
dat betekent niet dat hij ook daadwerkelijk alles roept. Volgens hem zijn cabaretiers te
vergelijken met politici, beiden moeten op hun woorden passen (Niemantsverdriet en van
Wiechen 2006).
12
Cabaretier Andre Manuel is het met Hans Teeuwen eens dat er angst heerst onder
artiesten. De stemming in Nederland is behoorlijk omgeslagen. De cartoonist tekent anders,
de filmer filmt anders en ook de cabaretier speelt anders. Terwijl de meeste theatermakers na
4 november 2004 hun toon matigden, besloot Andre Manuel zijn toon echter nog wat te
versterken. Hij deed dit echter niet als zichzelf, maar besloot een typetje in te zetten om nog
verder te kunnen gaan met zijn grappen (Niemantsverdriet en van Wiechen 2006). Ook bij
hem is het bewustzijn gekomen dat in het huidige klimaat grenzen zijn aan een grap.
13
2. De invloed van het interculturele cabaret op wederzijdse beeldvorming
2.1 Wederzijdse beeldvorming tussen allochtonen en autochtonen
In de afgelopen jaren is de bevolkingssamenstelling van Nederland flink gewijzigd waardoor
mensen met verschillende culturele achtergronden samen kwamen te leven. De komst van
deze groepen nieuwe Nederlanders verliep niet altijd zonder problemen. Ik zal me in deze
paper voornamelijk richten op vier specifieke groepen migranten: Antillianen, Surinamers,
Turken en Marokkanen. De meningen over de komst van deze nieuwe Nederlanders lopen
sterk uiteen. Autochtonen voelen vaak een sociale afstand tegenover een andere etnische
groep, de drempel om contact met een andere etnische groep te hebben is dan vaak ook hoog
(Wetering 2010). Andersom zijn ook de nieuwkomers niet altijd even blij met het gedrag van
de autochtone Nederlanders. Dit is geen nieuwe ontwikkeling. Uit verschillende onderzoeken
komt naar voren dat mensen de neiging hebben positieve kenmerken toe te kennen aan de
eigen groep en negatieve aan de andere. Ook overdrijven ze bepaalde kenmerken van de eigen
en de andere groep, en hebben ze de neiging om de andere groep te generaliseren (Gijsberts
en Dagevos 2004).
In 2004 lieten Gijsberts en Dagevos al zien dat de onderlinge beeldvorming niet altijd
even positief is. Zo oordeelde 43% van de autochtone bevolking negatief over Marokkanen,
36% over Turken en 25% over Surinamers. Turken dachten het meest negatief over
autochtonen (35%), terwijl Surinamers het meest positief waren (26%). De opvattingen van
Marokkanen en Antillianen lagen hier tussen in (Gijsberts en Dagevos 2004, 6).
De denkbeelden die autochtonen en allochtonen over elkaar hanteren zijn vaak
gebaseerd op stereotyperingen. Een stereotype is de benadrukking van een bepaald kenmerk
van een groep en het toeschrijven van dit kenmerk aan alle leden van die groep. Positieve
kenmerken die aan allochtonen worden toegeschreven door autochtonen zijn dat ze gastvrij,
beleefd en vriendelijk zijn. Daartegenover staan echter ook minder positieve kenmerken als
minder netjes, verdraagzaam, hulpvaardig en eerlijk. Over Marokkanen zijn autochtonen het
minst te spreken, zij worden het minst verdraagzaam, eerlijk en hulpvaardig gevonden.
Allochtonen lijken over het algemeen iets positiever te zijn over autochtonen dan omgekeerd.
Positieve eigenschappen die aan autochtonen worden toegeschreven zijn vriendelijk, gezellig,
netjes en hulpvaardig. Negatieve eigenschappen zijn dat autochtonen als niet erg gastvrij
worden gezien, en minder verdraagzaam en beleefd (Gijsberts en Dagevos 2004).
De vraag is hoe deze wederzijdse beeldvorming in de loop der jaren veranderd is. De
moord op Theo van Gogh heeft een grote rol gespeeld in de veranderende beeldvorming
14
tussen bevolkingsgroepen in de steden. Uit een enquete van communicatiebureau MCA, op
verzoek van Trouw, waarin ruim achthonderd inwoners van de vier grote steden werden
ondervraagd, van Nederlandse, Surinaamse, Turkse en Antilliaanse komaf, blijkt dat binnen
elke etnische groep een ruime meerderheid van mening is dat de moord op Theo van Gogh
een negatieve of zeer negatieve invloed heeft gehad op de manier waarop bevolkingsgroepen
in Nederland samenleven (Bessems 2005).
Gegevens over de periode 2002-2011 laten zien dat de opvattingen over de
maatschappelijke acceptatie van migrantengroepen inderdaad somberder zijn geworden. Meer
migranten zijn van mening dat het maatschappelijke klimaat is verslechterd, de
maatschappelijke acceptatie is volgens hen verminderd (Huijnk en Dagevos 2012, 10). Dit
hangt onder andere samen met ervaringen van discriminatie. Met uitzondering van de Turkse
groep, is het aandeel personen dat zelf ervaringen met discriminatie heeft toegenomen tussen
2002 en 2011. Bij de Marokkaanse en Antilliaanse groep is er een lichte stijging te zien. Bij
de Surinaamse groep is deze toename groot (ibid. 11).
Behalve discriminatie zijn er meer factoren die een positieve wederzijdse
beeldvorming in de weg staan. Deze factoren zijn een toegenomen etnische concentratie; een
verslechterd maatschappelijk klimaat, ofwel negatievere opvattingen over ervaren acceptatie
van migrantengroepen en beeldvorming over moslims; betekenis van religie en de gestegen
werkloosheid (Huijnk en Dagevos 2012, 23). De toegenomen etnische concentratie blijkt
onder andere uit het feit dat tussen 1994 en 2011 sprake is van een dalende tendens in de mate
waarin er in de vrije tijd contact is tussen migranten en autochtonen (ibid. 13).
De factor religie speelt voornamelijk een rol met betrekking tot de islam. Er heerst
angst in Nederland. Autochtonen zijn bang geworden voor de islam en een teveel aan
allochtonen in het land. Dit blijkt onder meer uit de angst van autochtonen voor teveel
moskeeën in het straatbeeld en voor Marokkaanse burgemeesters die Nederland zouden
overnemen. Ze zijn bang dat de Nederlandse identiteit verloren gaat. Tegelijkertijd heerst er
ook angst onder de allochtonen en met name onder de moslims die bang zijn gedwongen te
worden hun religie op te geven (Vedder et al. 2012).
Tot slot blijkt uit het integratierapport van 2009 dat de wederzijdse beeldvorming
tussen allochtonen en autochtonen negatiever is geworden sinds de verharding van het
integratie klimaat in Nederland. Een eerste indicatie hiervoor is de populariteit van de PVV.
De populariteit van de PVV laat zien dat veel mensen negatieve denkbeelden hebben etnische
minderheden en met name ook de islam. Daarnaast werden er van de kant van niet-westerse
migranten en hun kinderen signalen opgevangen dat zij zich minder geaccepteerd voelden, en
15
sommigen dachten er zelfs over na te emigreren (Integratierapport 2009).
Evenals de wederzijdse beeldvorming zijn ook etnische grappen vaak gebaseerd op
stereotyperingen. De vraag is welke rol deze grappen alswel de opkomst van het intercultureel
cabaret kunnen spelen in de wederzijdse beeldvorming tussen allochtonen en autochtonen in
Nederland.
2.2 Positieve invloed
Humor is belangrijk. Ik ben bij de Comedytrain heel goed bevriend geraakt met Raoul
Heertje. Hij is jood, ik ben moslim. Je ziet dat overal in de wereld joden en moslims
met elkaar overhoop liggen. Wij zien de goede kanten van elkaar, terwijl we echt
vreselijke grappen over elkaar maken. Humor en comedy brengt mensen juist samen. –
Najib Amhali (Verbraak 2001)
Volgens Najib Amhali hebben humor en comedy de kracht om mensen samen te
brengen. Dit zou er toe kunnen leiden dat de bovenstaand beschreven beeldvorming
tussen culturele groepen ook zou kunnen verbeteren. Dat humor over het algemeen van
groot belang kan zijn is duidelijk. Volgens Cabaretier Howard Komproe (2013) lost
een lach meer op dan een scheldpartij. Hoewel een goede scheldpartij op korte termijn
voor opluchting kan zorgen, blijft het een negatieve uiting. Grappen maken en hierom
lachen is echter een positieve manier om iemand te helpen loskomen van vastgeroeste
denkpatronen en gewoontes. Door een goede grap realiseren mensen zich soms dat ze
jarenlang anders naar dingen hebben gekeken dan ze daadwerkelijk zijn. Humor en
comedy zet dus aan tot denken. In het interculturele cabaret wordt dit gedaan door
verschillende culturele groepen met elkaar te confronteren. Dit kan leiden tot
verwarring, maar leidt vooral ook tot meer kennis en inzicht in de ander en zichzelf
(Van Heuven 2005). Wat cabaretiers binnen het interculturele cabaret proberen te doen
komt sterk overeen met wat antropologen trachten te bereiken: het bekende onbekend
maken en het onbekende bekend.
Een manier waarop interculturele cabaretiers dit proberen te bereiken is door
tegenstellingen minder zwart-wit te maken door stereotyperingen en vooroordelen in
hun shows te gebruiken en deze vervolgens te relativeren. Shadid (1994) is van mening
dat positieve interculturele communicatie tussen verschillende etnische groepen niet
kan ontstaan wanneer de wederzijds toegeschreven culturele identiteiten voornamelijk
gebaseerd zijn op generalisaties en vooroordelen. Om allochtonen en autochtonen
16
dichter bij elkaar te brengen is het belangrijk aandacht te besteden aan de wederzijdse
beeldvorming, en met name aan de aanwezige vooroordelen en generalisaties. Volgens
Van Heuven (2005) is het theater een uitstekende plek hiervoor. In het theater kan op
een veilige manier geëxperimenteerd worden met het loslaten van vertrouwdheden en
het is een plek waar de confrontatie kan worden aangegaan met vooroordelen die wij
allemaal hebben.
Van Heuven (2005) laat zien hoe het interculturele cabaret van Najib Amhali
omgaat met heersende wij-zij denken. Najib Amhali probeert hier mee om te gaan door
culturen met elkaar in botsing te brengen. Het ene moment neemt hij de positie van de
Nederlander in ten opzichte van allochtonen, het andere moment laat hij Nederlanders
zien hoe er door allochtonen over hen gedacht wordt. Door deze beide posities in te
nemen kan hij dus zowel aan allochtonen als autochtonen laten zien welke
vooroordelen er over hen bestaan. Een voorbeeld uit zijn meest recente show ‘Alles
komt goed’ gaat over het vooroordeel dat Marokkanen iets tegen homoseksuelen
zouden hebben. Op de vraag of hij iets tegen homoseksuelen heeft reageert Najib als
volgt: “ikke niet he dat is een vooroordeel … Ik heb een hele goede vriend, een van
mijn beste vrienden, en die kent iemand en die heeft een broer en zijn neef woont naast
een homo”. Door het vooroordeel te ontkennen en tegelijkertijd het vooroordeel weer
naar voren te brengen en er een grap over te maken probeert hij te laten zien dat het
allemaal niet zo zwart-wit is. Hij brengt de beeldvorming tussen allochtonen en
autochtonen in zijn show in beeld, en probeert deze door middel van humor te
beïnvloeden. Volgens Giselinde Kuipers (2005) is deze rol van tussenpersoon
voornamelijk weggelegd voor cabaretiers met meervoudige culturele identificaties
omdat zij zowel grappen over autochtonen als allochtonen kunnen maken en zo met
vooroordelen kunnen spelen. Zij krijgen de kans etnische verschillen te benoemen.
Autochtone cabaretiers kunnen dit ook, maar vaak ligt het gevoelig als een autochtoon
grappen maakt over allochtonen. Grappen kunnen dan nog wel eens verkeerd vallen en
juist tot irritaties en frustraties leiden.
Dit blijkt ook uit het feit dat het programma ‘Ushi en Dushi’ van Wendy van
Dijk in 2009 tot veel verontwaardiging heeft geleid, vanwege het spelen van een
Antilliaanse typetje Lucretia Dushi Martina. Het typetje heeft geleid tot kritiek binnen
Surinaamse en Antilliaanse kringen en werd door sommigen zelfs racistisch gevonden.
Albert Verlinde zei hierover het volgende: “Het is natuurlijk logisch als je een
donkergekleurd type speelt dat je kan voorstellen dat mensen daar niet op zitten te
17
wachten” (Haakman 2013). Dit is opvallend omdat het niet zoveel anders is dan wat de
Surinaamse cabaretier Jörgen Raymann al jaren doet. Zijn shows bestaan vaak uit
grappen over Surinamers, en ook de uitvergrootte Surinaamse tante Es is een
terugkerend type die hij speelt in zijn show. Raymann speelde dit type ook in een
reclame van Robijn, waar hij als tante Es de was op hangt, met alle stereotyperingen
van dien. Dit alles kan hij doen zonder beschuldigd te worden van racisme of het
beledigen van mensen. In de volgende paragraaf zal ik verder ingaan op de vraag hoe
het kan dat autochtonen dit soort grappen niet kunnen maken en cabaretiers die lid zijn
van een etnische minderheidsgroep wel.
Een andere reden waarom cabaretiers met meervoudige culturele identificaties
het meest geschikt lijken te zijn om grappen te maken voor zowel het allochtone als het
autochtone publiek, is vanwege de cultuurverschillen. Humor verschilt van cultuur tot
cultuur. Nederlanders vinden andere dingen grappig dan Marokkanen. Dit leidt er ook
toe dat Nederlanders zichzelf vaak humoristisch vinden en stellen dat andere groepen
zoals Marokkanen en Turken geen humor zouden hebben (Kuipers 1994). De kunst is
echter om te ontdekken waar beiden om kunnen lachen.
Andermans humor is soms lastig te begrijpen vanwege het feit dat we vaak te
weinig kennis over de ander hebben. Grappen zijn vaak gebaseerd op impliciete
verwijzingen naar cultuur die alleen voor leden van die cultuur te begrijpen zijn.
Daarnaast is humor ook sterk verbonden aan de grenzen, waarden en normen van een
cultuur (Kuipers 2001). Cabaretiers met meervoudige culturele identificaties hebben
zowel kennis van de Nederlandse alswel van een andere cultuur. Zij voelen zich
behoren tot beiden en kunnen hierdoor treffende grappen maken die door zowel het
allochtone als het autochtone publiek grappig gevonden worden.
Behalve het opheffen van wij-zij tegenstellingen heeft het intercultureel cabaret
ook de potentie om maatschappelijke spanningen te verminderen. Door thema’s op een
luchtige manier aan te snijden in het theater, wat in het publieke domein niet mogelijk
is, vallen spanningen weg. Na een avond lachen ben je meer ontspannen, opgelucht en
dan voorheen. Grappen over jezelf, en elkaar is volgens Howard Komproe de manier
om met sluimerende en gevaarlijke sentimenten om te gaan. Als er niet over gepraat
wordt komen deze sentimenten uiteindelijk tot een ontploffing. Door er over te praten
en grappen over te maken, gaat de spanning eraf (Komproe 2013).
Eén van de drie belangrijkste humortheorieën, the relief theory van Spencer,
onderschrijft dit effect van humor. Een grap kan leiden tot opluchting wanneer hij
18
ingezet wordt om spanning of stress te verminderen, voornamelijk bij spanningen
tussen meerdere partijen. Spencer vergelijkt dit effect met het openen van het ventiel
van een stoompijp; de druk wordt er af gehaald. Dit betekent dat een grap sociale
gevoelens van spanning en onderdrukking op een positieve manier kan uiten, zodat
deze sluimerende gevoelens niet op een negatieve manier tot een uitbarsting komen
(Lynch 2002). Ook de antropologische theorie van Radcliffe-Brown over joking
relationships laat zien dat het belangrijk is via humor spanningen te uiten. Joking
relationships zijn relaties die zijn aangetroffen in verschillende culturen waarin het
verplicht is grappen te maken met en over elkaar. Radcliff Brown ziet deze relaties als
een manier om spanningen in moeilijke relaties in de hand te houden. Zowel in
situaties waarin er een potentieel conflict is maar ook de noodzaak om vreedzaam met
elkaar om te gaan. Grappen maken ten koste van de ander is in dit geval een manier
om negatieve gevoelens niet tot een ontploffing te laten komen (Kuipers 2001).
Juist doordat humor ‘niet serieus' is, waarmee ik bedoel dat het niet allemaal
waarheden zijn, kunnen er door middel van een grap dingen worden uitgesproken en
gevoelens worden geuit die normaal onderdrukt worden. Een voorbeeld hiervan is de
eerdergenoemde angst voor de islam en allochtonen, die een goede verstandhouding
tussen beide groepen in de weg staat. Najib Amhali probeert via grappen deze
gevoelens van angst uit te spreken en minder serieus te maken met uitspraken als: ‘Ik
zie mensen om zich heen kijken: “O jee komen er Marokkanen binnen”? Nee, wees
niet bang het is alleen Marokkaanse muziek’ en ‘wij waren vroeger bang voor de
Nederlanders, kun je het je voorstellen? Nu lijkt het wel andersom’.
In het geval van wegnemen van spanningen zijn het niet alleen cabaretiers met
meervoudige culturele identificaties die hierin een rol kunnen spelen. Ook autochtone
cabaretiers zijn in de positie om grappen over zichzelf en anderen te maken met
betrekking tot cultureel maatschappelijke thema’s, zij het verschuild achter domme
typetjes. Autochtone cabaretiers kunnen namelijk onderdrukte gevoelens van het
autochtone publiek verwoorden, die wanneer zij niet uitgesproken zouden worden
zouden kunnen leiden tot uitbarstingen.
2.3 Negatieve invloed
Hoewel etnische humor en cabaretiers met meervoudige culturele identificaties dus positieve
invloeden zouden kunnen hebben op de beeldvorming tussen allochtonen en autochtonen zijn
er ook auteurs die deze positieve rol in twijfel trekken. Ten eerste zou het interculturele
19
cabaret en de hierbij naar voren komende etnische grappen een uiting zijn van racisme of
mensen kunnen aanzetten tot racisme. In zijn boek El racismo, una introducción beschrijft
Michel Wierviorka drie onderdelen waaruit racisme bestaat: vooroordelen, segregatie en
raciale discriminatie (Mosquera Rosero-Labbe en Rodriguez Morales 2009). Het onderdeel
vooroordelen en de daarmee gepaard gaande stereotyperingen leidt tot de veronderstelling dat
etnische grappen een uiting zouden zijn van racisme. Volgens Zamudio en Rios (2006) is het
lachen om etnische minderheden een moderne vorm van racisme. Het is discriminatie met een
lach en wordt ook wel laissez faire racism genoemd, wat betekent dat er voortdurend wordt
gesproken op basis van negatieve stereotyperingen.
Hoewel Shadid (1994), Van Heuven (2005) en Kuipers (2005) beargumenteren dat
juist het interculturele cabaret geschikt is om met inzet van humor stereotyperingen te kunnen
ontkrachten en door elkaar te husselen, blijkt niet iedereen hier hetzelfde over te denken. Zo
zijn Ramudio en Rios (2006) van mening dat wanneer een cabaretier dergelijke grappen met
betrekking tot stereotyperingen maakt, hij steeds weer stereotyperingen op blijft halen en
zodoende bijdraagt aan het in stand houden van negatieve opvattingen tussen allochtonen en
autochtonen. Stereotyperingen over minderheden leiden namelijk tot ‘othering’. ‘Othering’ is
een bepaalde manier van praten over anderen waarbij de nadruk wordt gelegd op hun
vreemdheid, marginaliteit en anders zijn. Het impliceert dat allochtonen anders zijn dan
normale mensen, en daarom is het een eerste indicator van racisme (Ramudio en Rios 2006).
Behalve de gedachte dat etnische grappen een uiting van racisme zijn zouden etnische
grappen ook racisme in de hand kunnen werken. Een cabaretier die aan den levende lijve
heeft ondervonden dat een grap over stereotyperingen negatief uit kan pakken, en kan leiden
tot racistische reacties is Howard Komproe. Op 9 maart 2012 begon Brian Hirman op
humoristische wijze online een nationale negerdag. Deze dag zou gebruikt moeten worden om
de neger en zijn stereotiepe gedrag eens in het zonnetje te zetten. Iedereen mocht dingen doen
die negers graag zouden doen zoals uitslapen, lang douchen en ontbijten met een warme
maaltijd van gisteren. Hirman vroeg zijn vriend Howard Komproe of hij mee wilde doen aan
deze grap en Howard greep deze kans met beide handen aan. Op 9 en 10 maart was de grap
een populair onderwerp op Twitter, meer dan zesduizend tweets werden er over de grap
geschreven (Komproe 2013).
De leuke sfeer sloeg echter snel om. Er verschenen berichten op Twitter waarvan
sommigen zonder meer kwetsend bedoeld waren. De grap gemaakt door Hirman en Komproe
werd gebruikt om vervelende en zelfs racistische opmerkingen te maken over negers. Deze
racistische opmerkingen waren een onbedoeld gevolg van de grap. Als bedenkers van de grap
20
werd ze dit kwalijk genomen, zeker door enkele mede-Surinamers, waarvan sommigen zelfs
zo gekwetst waren dat ze doodsbedreigingen stuurden (Komproe 2013). In plaats dat deze
grap mensen dichter bij elkaar bracht, wat uiteindelijk de bedoeling was, heeft het ertoe geleid
dat de twee groepen juist lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan.
De vraag is hoe dit heeft kunnen gebeuren? De vorm waarin Komproe deze grap
gemaakt heeft, via de sociale media, is misschien niet de juiste geweest. Bij het gebruik van
sociale media ligt het gevaar op de loer dat mensen met de grap aan de haal gaan, zij het op
een positieve of negatieve manier. Wanneer Komproe dezelfde grap in een van zijn
cabaretvoorstellingen gemaakt had, dan had hij de grap voor zichzelf kunnen houden. Nu lag
de grap op straat en kon iedereen ermee doen wat hij wilde (Komproe 2013). Het is niet de
eerste keer dat een geschreven grap tot oproer leidt. Bijna alle cabaretiers noemen het
probleem van ‘zwart op wit’. Wanneer cabaretiers optreden dan weten ze dat het publiek
graag naar ze wilde komen kijken. Als ze erover schrijven worden echter ook mensen bereikt
die niet op deze grappen zitten te wachten. Theo Maassen zegt hierover: “Ik ben blij dat ik op
het podium sta en niet schrijf. Zwart op wit staan de dingen een stuk harder. Je voelt de ironie
niet. Op het podium ben ik er zelf bij. Ik voel de stemming in de zaal en kan de boel in de
hand houden” (Niemantsverdriet en Van Wiechen 2006).
Komproe is dan ook niet de eerste cabaretier die zich de woede op de hals heeft
gehaald van mensen vanwege een uitspraak of grap. Najib Amhali heeft ditzelfde ook ervaren
toen hij in een interview in de Vara-gids een Hans Teeuwen-sketch over het in de kont
neuken van de koningin citeerde. Een woedende lezer stelde voor Najib “met kop en kont
over de grens zetten en nooit meer toe te laten”. Ook de Turkse cabaretier Nilgün Yerli kreeg
ermee te maken. Naast haar cabaretshows schreef Yerli ook een aantal jaren wekelijks een
column voor Het Parool. In haar columns behandelde zij meestal dezelfde thema’s als in haar
voorstellingen: de vooroordelen en misverstanden rondom allochtonen. Na de moord op Theo
van Gogh kreeg ze echter heftige reacties op haar columns. Ze kreeg voortdurend haatbrieven.
Als ze kritisch schreef over Turken, werd ze uitgescholden voor nestbevuiler. Wanneer ze
opmerkingen maakten over de onverdraagzaamheid van Nederland was ze een “vuile Turk die
moest oprotten naar haar eigen land” (Niemantsverdriet en Van Wiechen 2006). Dit laat zien
dat hoewel cabaretiers een positieve invloed kunnen hebben op mensen terwijl ze op het
podium staan, het soms negatiever uit kan pakken wanneer ze hun grappen en mening aan het
papier toevertrouwen.
Een bijkomend tekortkoming van het interculturele cabaret is dat alleen cabaretiers
met meervoudige culturele identificaties grappen kunnen maken over etnische
21
minderheidsgroepen. Hoewel het al een vooruitgang is dat er eindelijk cabaretiers zijn die de
problemen aan de kaak kunnen stellen zonder hier negatieve reacties mee uit te lokken houdt
deze arbeidsverdeling de regels rondom de etnische humor in stand (Kuipers 2001). Komproe
(2013) is van mening dat het in de ideale situatie zo zou moeten zijn dat een autochtone
cabaretier een grap over negers kan maken, en dat negers hier zelf ook om kunnen lachen. In
dat geval zouden de verhoudingen compleet zijn, en kunnen zowel autochtone als allochtone
cabaretiers zwart-wit tegenstellingen op heffen en de wederzijdse beeldvorming beïnvloeden.
Helaas blijkt dit nu nog niet het geval te zijn. Over het algemeen geldt de regel dat
iedereen grappen mag maken over zijn eigen groep en ook minderheidsgroepen onder elkaar
mogen dit doen. Grappen maken over groepen met een lagere status wordt echter niet
geaccepteerd. Een grap over obesitas verteld door een dikke comedian wordt anders
ontvangen dan dezelfde grap door een mager persoon. Ditzelfde geldt voor etnische grappen
(Komproe 2013). Ook de jury van het Leids cabaret festival beaamt dit. In 2012 won de uit
Marokko afkomstige Omar Ahaddaf het Leids Cabaret Festival. Het commentaar van de jury
luidde: “Hij durft gevoelige thema’s aan te snijden, en hij kan het maken. Hij mag grappen
maken over integratie en allochtonen, want hij weet waar hij het over heeft” (Leids Cabaret
Festival 2012). Dit soort uitspraken laten zien dat het nog steeds niet wenselijk is dat
autochtonen grappen maken over allochtonen, omdat zij niet op de hoogte zouden zijn van de
situatie van deze groep. Ze kunnen niet spreken uit ervaring.
Het kunnen maken van etnische grappen heeft niet alleen te maken met het spreken uit
ervaring maar vooral met de machtsverschillen in de samenleving. In Nederland vormt de
autochtone bevolking de dominante meerderheid en de allochtone bevolking bestaat uit
meerdere etnische minderheidsgroepen (Verkuyten 2010). Een etnische minderheid kan
worden gedefinieerd als een groep die in aantal inferieur is aan de rest van de bevolking, die
politiek niet-dominant is en die wordt weergegeven als een etnische categorie (Eriksen 2002,
121). Wanneer ik spreek over allochtonen,en de minderheidsgroepen waaruit deze bestaat, is
het van belang in acht te nemen dat deze groep net zo min homogeen is als de autochtone
bevolking. Tussen en binnen de verschillende etnische minderheidsgroepen zijn belangrijke
verschillen te zien in denkbeelden en waarden (ibid. 26).
Veel interetnische relaties in samenlevingen zijn sterk asymmetrisch met betrekking
tot de toegang tot politieke macht en economische hulpbronnen. Dit is ook het geval bij de
meerderheidsgroep en de diverse etnische minderheidsgroepen in de Nederlandse
samenleving. Veel Europese industriële landen, waaronder ook Nederland, hebben de
afgelopen jaren vele arbeidsmigranten verwelkomd. Deze migranten blijken vaak een lagere
22
positie te bekleden op de arbeidsmarkt en op het gebied van huisvestiging dan de autochtone
bevolking (Eriksen 2002, 133). Dit is niet alleen toe toeschrijven aan hun etnische
achtergrond, en als gevolge hiervan de discriminatie die ze ondervinden, maar heeft ook te
maken met andere factoren waaronder gender, klasse en leeftijd (ibid. 49). De etnische
achtergrond speelt er echter wel een belangrijke rol in (ibid. 50).
Over het algemeen is het de dominante groep in de samenleving die de macht heeft om
te beslissen wie erbij hoort en wie niet (Eriksen 2002, 144). De dominante groep ziet de eigen
sociaal gangbare opvattingen over hoe je moet zijn, als normaal en vanzelfsprekend.
Diegenen die zich niet aan deze normen houden, waaronder ook etnische groeperingen,
wijken af van het normale. Deze houding kan leiden tot uitsluiting van etnische
minderheidsgroepen. Wanneer de nationale identiteit door de dominante autochtone
bevolking bepaald wordt is het voor nieuwkomers lastig om zich opgenomen en betrokken te
voelen. Het kan leiden tot gevoelens van vernedering, frustratie en achterstelling (Verkuyten
2010).
De verwarring en onzekerheid van niet weten wat je plaats is in een samenleving is
moeilijk. Mensen hebben graag houvast. Wanneer ze deze niet kunnen vinden in de
Nederlandse samenleving, grijpen ze terug naar hun oorspronkelijke culturele identiteit en
waarden. Dit geeft ze zekerheid en houvast, maar ook warmte, verbondenheid en het gevoel
iets voor te stellen. Het leidt tot meer zelfverzekerheid. Wanneer echter de eerder genoemde
gevoelens van vernedering, frustratie en achterstelling in het spel zijn kan het teruggrijpen op
de eigen culturele identiteit ook leiden tot een defensieve houding ten opzichte van diegenen
die deze identiteit aanvallen (Verkuyten 2010). Deze houding komt voort uit het gevoel de
eigen culturele identiteit te moeten beschermen tegen de autochtone dominante cultuur.
Wanneer we dit in acht nemen kunnen we beter begrijpen waarom het voor autochtone
cabaretiers zo lastig is grappen te kunnen maken over etnische minderheidsgroepen. De
minderheidsgroepen beschermen hun culturele identiteit juist tegenover de autochtone
meerderheidsgroep. Wanneer autochtone grappenmakers deze identiteit aanvallen wordt dit
niet gewaardeerd. Allochtone cabaretiers zoals Najib Amhali en Howard Komproe kunnen
hiervan profiteren. Zij zijn in staat de grappen te maken die een autochtoon publiek graag wil
horen, maar die autochtone cabaretiers niet durven of kunnen maken (Kuipers 2005).
Tot slot is het nog maar de vraag hoe groot het bereik van het interculturele cabaret is.
Wanneer cabaretiers optreden weten ze dat het publiek graag naar ze wil komen kijken. Ze
trekken dus mensen aan die al interesse hebben in het multiculturele thema of die er in elk
geval al voor open staan. Juist de mensen die nog niet zover zijn worden vaak niet bereikt.
23
Daarnaast blijkt ook dat de eerder genoemde positieve invloeden van het interculturele
cabaret niet volledig tot hun recht kunnen komen vanwege de geringe deelname aan cultuur-
evenementen door allochtone jongeren. Hoewel het interculturele cabaret invloed zou kunnen
hebben op de denkwijzen van autochtonen, verandert er niet veel in de beeldvorming van
allochtonen ten opzichte van de autochtonen. Het blijft dan eenrichtingsverkeer. ̀
Uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat jongeren met een niet-
westerse achtergrond de laatste jaren meer gebruik zijn gaan maken van het culturele aanbod.
De allochtonen blijven echter wel nog steeds achter bij de autochtone jongeren op het gebied
van cultuurparticipatie. De cultuurparticipatie is onder autochtonen het hoogst en onder
Marokkanen en Turken het laagst. Antillianen en Surinamers nemen een positie daar tussen
in. Een deel van deze verschillen komt voort uit het lager opleidingsniveau en de lagere
leeftijd van allochtonen (Van den Broek, De Haan en Huysman 2009). Elffers et al. (2004)
stelt dat jongeren die laag opgeleid zijn, minder snel geneigd zijn een theatervoorstelling te
bezoeken.
De factor van een lager opleidingsniveau verklaart echter niet de gehele achterstand.
Uit onderzoek van Van den Broek, De Haan en Huysman (2009) blijkt dat allochtone
jongeren zelfs na statistische correctie voor het opleidingsniveau een lagere cultuurparticipatie
kennen. Dit kan mede verklaard worden door de invloed van hun culturele achtergrond.
Allochtonen met ouders die niet in Nederland geboren zijn, voelen zich minder betrokken bij
de Nederlandse cultuursector. Toch is er wel vooruitgang te zien. De tweede generatie niet-
westerse allochtonen is op het gebied van cultuurparticipatie al meer op de Nederlandse
cultuur gericht dan de eerste generatie (Van den Broek, De Haan en Huysman 2009).
Musical- en cabaretvoorstellingen zijn cultuuractiviteiten die laagdrempelig zijn voor
allochtonen (Romeijn 2010). En met name voorstellingen die iets te maken hebben met hun
culturele achtergrond. De belangstelling voor het cabaret is de laatste jaren gegroeid. In 2007
bezocht 16% van de autochtone bevolking een cabaretvoorstelling. Ook bezocht 4% van
Turkse en Marokkaanse afkomst en 7% van Surinaams en Antilliaanse afkomst een
voorstelling. Niet-westerse allochtonen lopen er dus nog steeds minder warm voor dan
autochtonen (Van den Broek, De Haan en Huysman 2009). Een belemmering die zij ervaren
is dat ze het aanbod als te wit ervaren (Van Iperen 2003).
Hoewel het cabaret nu nog te weinig allochtonen trekt, blijkt uit voorgaande dat deze
vorm van culturele activiteiten wel het meeste potentie heeft om allochtonen te trekken door
de laagdrempeligheid. Zeker door middel van het interculturele cabaret valt hier nog veel
winst te behalen. Cabaretiers met meervoudige culturele identificaties die zowel de
24
Nederlandse cultuur alswel een andere cultuur gebruiken in hun voorstellingen hebben de
potentie om allochtonen aan te trekken die zich hierin herkennen. Dit zou ertoe leiden dat
allochtonen het theater als minder ‘wit’ ervaren. Positieve invloeden van het interculturele
cabaret kunnen dan ook deze groep bereiken.
25
Conclusie
Het doel van deze scriptie was meer inzicht te verkrijgen in de opkomst van het interculturele
cabaret en de positieve en negatieve rol die deze vorm van cabaret kan spelen in de
wederzijdse beeldvorming tussen autochtonen en allochtonen. Ook kwamen de volgende twee
vragen aan bod; hoe is de publieke humor ten opzichte van etnische groepen door de jaren
heen veranderd en welke gebeurtenissen hebben daar aan bijgedragen en is er een verschil
tussen allochtone en autochtone humoristen en hun geschiktheid om culturele verschillen te
overbruggen door middel van etnische grappen?
Laten we beginnen met het beantwoorden van deze twee laatste vragen. Vanaf de jaren
negentig kwam er een groep cabaretiers op met meervoudige culturele identificaties, die de
taboesfeer rondom de etnische grap langzaam wist te doorbreken. De grappen werden
scherper, en migranten werden er voor het eerst onderwerp van. Het cabaret veranderde echter
na de aanslagen op 11 september en de moord op Theo van Gogh in 2004. Cabaretiers
durfden minder te zeggen op het podium over de multiculturele samenleving en de islam. De
angst regeerde. Dit betekende niet dat cabaretiers er geen grappen meer over maakten, ze
werden echter wel voorzichtiger en verschuilden zich sneller achter gespeelde typetjes.
Door de oprichting van de Comedytrain en de opkomst van cabaretiers met
meervoudige culturele identificaties werden de etnische grappen minder taboe, hoewel er nog
steeds strenge regels aan de etnische grap zijn. Zo is het voor autochtone cabaretiers lastig om
grappen te maken over etnische minderheden, terwijl allochtone cabaretiers die zelf uit een
etnische minderheid afkomstig zijn dit wel kunnen, Een reden hiervoor zijn de
machtsverschillen die tussen de meerderheid en de minderheden in de samenleving bestaan.
Interetnische relaties zijn vaak asymmetrisch met betrekking tot de toegang tot politieke
macht en economische hulpbronnen. Zo blijken minderheidsgroepen in Nederland vaak ook
een lagere positie te bekleden op de arbeidsmarkt en op het gebied van huisvestiging dan de
autochtone bevolking.
Daarnaast is het vaak de dominante groep in de samenleving die de eigen sociaal
gangbare opvattingen over hoe je moet zijn, als normaal en vanzelfsprekend vinden. Deze
houding kan leiden tot uitsluiting van etnische minderheidsgroepen. Wanneer de nationale
identiteit door de dominante autochtone bevolking bepaald wordt is het voor nieuwkomers
lastig om zich opgenomen en betrokken te voelen. Als reactie hierop gaan minderheden zich
terug trekken in de eigen groep en grijpen ze terug naar hun oorspronkelijke culturele
identiteit en waarden. Dit leidt tot meer houvast maar tegelijkertijd ook tot een defensieve
26
houding ten opzichte van diegenen die deze identiteit aanvallen.
Uit voorgaande blijkt al dat de relaties tussen de autochtone meerderheidsgroep en de
allochtone minderheidsgroepen niet altijd vlekkeloos verloopt en de wederzijdse
beeldvorming blijkt dan ook niet altijd even positief te zijn. De hoofdvraag van deze scriptie
luidt: welke rol kan het interculturele cabaret en de hiermee gepaard gaande etnische humor
spelen in de beeldvorming tussen verschillende culturele groeperingen in Nederland? Het
interculturele cabaret blijkt zowel positieve als negatieve invloeden te hebben.
Een eerste positieve invloed kan zijn dat cabaretiers net als antropologen het bekende
onbekend kunnen maken en het onbekende bekend. Het interculturele cabaret kan
verschillende culturele groeperingen met elkaar confronteren. Dit leidt vervolgens tot meer
kennis en inzicht in de ander en zichzelf. Hierdoor kunnen negatieve stereotyperingen waarop
de wederzijdse beeldvorming vaak gebaseerd is, verkleind worden. Dit brengt ons meteen bij
de tweede positieve invloed: cabaretiers met meervoudige culturele identificaties zijn in staat
tegenstellingen minder zwart-wit te maken door stereotyperingen en vooroordelen in hun
shows te gebruiken. Dit leidt ertoe dat er een positieve interculturele communicatie kan
ontstaan tussen autochtonen en allochtonen, die niet kan ontstaan wanneer de wederzijds
toegeschreven culturele identificaties voornamelijk gebaseerd zijn op generalisaties en
vooroordelen.
Een derde reden waarom cabaretiers met meervoudige culturele identificaties het
meest geschikt lijken te zijn om grappen te maken voor zowel het allochtone als het
autochtone publiek, is vanwege de cultuurverschillen. Humor verschilt van cultuur tot cultuur,
en de kunst is om te ontdekken waar beiden om kunnen lachen. Cabaretiers met meervoudige
culturele identificaties zijn hiertoe in staat doordat ze thuis zijn in meerdere culturen. Tot slot
heeft het interculturele cabaret behalve het opheffen van het wij-zij denken ook de potentie
om maatschappelijke spanningen te verminderen. Door thema’s op een luchtige manier aan te
snijden in het theater, vallen spanningen weg.
Hoewel etnische humor en cabaretiers met meervoudige culturele identificaties dus
positieve invloeden zouden kunnen hebben op de beeldvorming tussen allochtonen en
autochtonen zijn er ook auteurs die dit deze positieve invloed in twijfel trekken. Ten eerste
zou het interculturele cabaret en de hierbij naar voren komende etnische grappen een uiting
zijn van racisme of mensen kunnen aanzetten tot racisme. Het lachen om etnische
minderheden zou voortdurend gebeuren op basis van negatieve stereotyperingen. Deze
stereotyperingen leiden tot ‘othering’, een bepaalde manier van praten over anderen waarbij
de nadruk wordt gelegd op hun marginaliteit en anders zijn.
27
Een bijkomend negatief effect van de opkomst van het intercultureel cabaret lijkt te
zijn dat alleen de cabaretiers met meervoudige culturele identificaties grappen kunnen maken
over allochtonen en autochtonen. Deze arbeidsverdeling houdt de regels rondom de etnische
humor in stand. Zoals eerder al besproken, heeft dit alles te maken met machtsverschillen in
de samenleving. Dit betekent ook dat de beeldvorming niet wederzijds kan worden veranderd.
De verhoudingen zouden pas compleet zijn als zowel autochtone als allochtone cabaretiers
zwart-wit tegenstellingen opheffen en de wederzijdse beeldvorming kunnen beïnvloeden.
Tot slot is het nog maar de vraag hoe groot het bereik van het interculturele cabaret is.
Ten eerste trekken cabaretiers vooral mensen aan die al interesse hebben in het multiculturele
thema of die er in elk geval voor open staan. Daarnaast blijkt ook dat de eerder genoemde
positieve invloeden van het interculturele cabaret niet volledig tot hun recht kunnen komen
vanwege de geringe deelname aan cultuurevenementen door allochtone jongeren. Deze
geringe deelname kan onder meer verklaard worden door het lage opleidingsniveau, en de
culturele achtergrond. Het culturele aanbod wordt vaak als ‘te wit’ ervaren. Op deze manier
worden allochtonen niet bereikt en zal er dus ook niet veel veranderen in de beeldvorming van
allochtonen ten opzichte van autochtonen.
Hoewel het cabaret nu nog te weinig allochtonen trekt, blijkt dat deze vorm van
culturele activiteiten wel de meeste potentie heeft om een allochtoon publiek aan te trekken
door de laagdrempeligheid. Het interculturele cabaret kan hier een grote rol in spelen.
Cabaretiers met meervoudige culturele identificaties die zowel de Nederlandse cultuur alswel
een andere cultuur gebruiken in hun voorstellingen hebben de potentie het theater minder
‘wit’ te maken, waardoor allochtonen hier ook meer gebruik van zullen maken. In dit geval
zouden ook de positieve invloeden van het intercultureel cabaret deze groep kunnen bereiken.
10.506 woorden
28
Referentielijst
Bessems, K. 2005. Kloof in steden groter na moord op Van Gogh. Volkskrant, 2 november.
Broek van den, A. , J. de Haan en F. Huysman. 2009. Cultuurbewonderaars en
cultuurbeoefenaars: Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik. Den Haag,
Sociaal en Cultureel Planbureau.
Buitelaar, M. 2009. Van huis uit Marokkaans : over verweven loyaliteiten van
hoogopgeleidemigrantendochters. Amsterdam, Bulaaq.
Elffers, A., Hoeven, C. van der & en Ranshuysen, L. 2004. Gezocht: jonge theaterbezoekers.
Onderzoek naar succesvolle methodieken voor jongerenmarketing in de
podiumkunsten. Rotterdam, Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen.
Ellian, A. 2013. Het cabaret is een linkse scheldkanonnade geworden. Elsevier, 11 januari.
Essen van, L. 2005. Bedreigd, of bang het te worden. Trouw, 28 oktober.
Geest van der, N. 2005. Dromen en vertogen. In: Bleeker, M., L. van Heteren, C. Kattenbeld
en K. Vuyk. 2005. Multicultureel drama? Amsterdam, Amsterdam University Press.
Gijsberts, M. en J. Dagevos. 2004. Concentratie en wederzijdse beeldvorming tussen
autochtonen en allochtonen. In: Migrantenstudies,(20) 3, pp 145 – 168.
Haakman, D. 2013. Ushi, net zo fout als Zwarte Piet - Waarom zwijgt Nederland? Nrc, 15
februari.
Heuven van, R. 2005. ‘Dat mag je dan weer niet zeggen over Eskimo’s’: Het interculturele
cabaret van Najib Amhali. In: Bleeker, M., L. van Heteren, C. Kattenbeld en K. Vuyk,
2005. Multicultureel drama? Amsterdam, Amsterdam University Press.
Huijnk, W., en J. Dagevos. 2012. Dichter bij elkaar? Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele
positie van niet-westerse migranten in Nederland. Den Haag, Sociaal en Cultureel
Planbureau.
Iperen van, W. 2003. Verschillen in cultuurdeelname tussen allochtone en autochtone
jongeren: Een vergelijking op basis van gegevens van het CKV1-Volgproject. In:
Cultuur + Educatie (6), pp. 120-149.
Eriksen, T.H. 2002. Ethnicity and Nationalism. New York: PLUTO PRESS.
Kuipers, G. 1998. Onherroepelijk racistisch? Nederlanders en grappen over etnische
minderheden. In: de Marge.
Kuipers, G. 2001. Goede humor, slechte smaak: een sociologie van de mop. Proefschrift,
Universiteit van Amsterdam.
Kuipers, G. 2005. De strenge regels van de etnische grap: over de gevaren en de noodzaak
29
van humor in een multiculturele samenleving. In: Migrantenstudies, (21) 4, pp. 194-
204.
Leids Cabaret Festival, 2012. Recensie finale avond VARA Leids Cabaret Festival 2012.
http://leidscabaretfestival.nl/recensie-finale-avond-vara-leids-cabaret-festival-
2012/ (accessed June 15, 2013).
Lynch, O.H. 2002. Humorous Communication: Finding a place for humor in Communication
Research. Communication Theory (12) 4 pp. 423-445.
Meijer, M. 2004. 7 september 1990. De eerste Comedynight in het Anthonytheater in
Amsterdam. De minderheid aan de macht in de Comedytrain. In: Buikema, R. en M.
Meijer. Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1980-2000. Den
Haag, Sdu Uitgevers.
Mosquera Rosero-Labbe, C. en M.M. Rodriguez Morales. 2009. Hablar de racismos y
discriminación racial: elementos para cuestionar la ideología de la igualdad racial en
Colombia. In: Mosquera Rosero-Labbe, C., R.E. Leon Diaz. 2009. Acciones
Afirmativas y ciudadanía diferenciada étnico-racial negra, afrocolombiana,
palenquera y raizal. Bogota, Universidad Nacional de Colombia.
Niemantsverdriet, T. en P van Wiechen. 2006. Cabaretiers over de grenzen van de humor.
Vrij Nederland, 21 oktober.
Romeijn, R. 2010. Jongeren met een niet-westerse achtergrond: hoe kan een theater ze
bereiken? Een kwantitatief doelgroeponderzoek naar het smaakpatroon van jongeren
met een niet-westerse achtergrond. Master thesis, Universiteit Utrecht.
Shadid, W.A.R. 1994. Beeldvorming: de verborgen dimensie bij interculturele communicatie.
Tilburg, Tilburg University Press.
Sleegers, F. 2007. WRR: In debat over Nederland: Veranderingen in het discours over de
multiculturele samenleving en nationale identiteit. Amsterdam, Amsterdam University
Press.
Vedder, P., M. van Geel, E. Wenink en W. Zwaanswijk. 2012. Polarisatie tussen autochtoon
Nederlandse en islamitische jongeren: Totstandkoming, signalering en interventie.
Rapportage t.b.v. ZonMw programma Diversiteit in het Jeugdbeleid. Leiden,
Universiteit Leiden.
Veenman, M.K. 2008. Hoe gekleurd wil je het hebben? Over interculturele communicatie en
culturele diversiteit in Utrechtse culturele instellingen. Bachelorscriptie, Hogeschool
Utrecht.
30
Verbraak, C. 2001. Najib Amhali ‘Er ontstaat een nieuwe islamiet’.
http://www.coenverbraak.nl/najibamhali.html (accessed June 2, 2013).
Verbaak, C. 2003. Eric van Sauers: ‘Ik ben ontzettend Nederlands’.
http://www.coenverbraak.nl/vansauers.htm (accessed June 10, 2013).
Verkuyten, M. 2010. Identiteit en Diversiteit: De tegenstellingen voorbij. Amsterdam, Pallas
Publications-Amsterdam University Press.
VSCD Cabaretjury, 2012. Juryrapport VSCD Cabaretprijzen 2012.
Wetering van den, H. 2010. Liever een autochtoon dan een allochtoon: een onderzoek naar de
sociale afstand van autochtone Nederlanders tot andere etnische groepen bij een
interetnisch huwelijk van het eigen kind. Masterthesis Universiteit Utrecht.
WRR, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2007. Identificatie met Nederland.
Amsterdam, Amsterdam University Press.
Zamudio, M.M. en F. Rios. 2006. From Traditional to Liberal Racism: Living Racism in the
Everyday. In: Sociological Perspectives, (49) 4, pp. 483-501.