programmaboekje raphaella smits 10.02.2013

8
Raphaella Smits 12|13 10.02.2013 Bach 2/4

Upload: handelsbeurs-concertzaal

Post on 14-Mar-2016

214 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Programmaboekje Raphaella Smits 10.02.2013

TRANSCRIPT

RaphaellaSmits

12|13

10.02.2013Bach2/4

Praktisch 15u00 start concert | concertzaal16u15 vermoedelijk einde concert Er is geen pauze voorzien.

Bach 2012 | 2013

Amandine Beyer (barokviool) 1/4vr 18 januari 2013

Raphaella Smits (gitaar) 2/4zo 10 februari 2013

Bl!ndman [sax]: 32 FOOT/Sweelinck-Bach 3/4vr 1 maart 2013

Hopkinson Smith (teorbe) 4/4wo 17 april 2013

Pralines voor de artiesten worden geschonken door Patisserie & Chocolaterie Joost Arijs.www.joostarijs.be

Programma

J.S. BACH (1685 - 1750)Suite voor cello solo BWV 1011 (arr. R. Smits)Prelude Allemande Courante Sarabande Gavotte I, Gavotte II, RondeauxGigue Suite voor traverso solo BWV 1013 (arr. R. Smits)AllemandeCorrenteSarabandeBourée Anglaise Suite “aufs Lautenwerck” BWV 996 (arr. R. Smits)Passaggio-PrestoAllemandeCouranteSarabandeBouréeGiga

Voor dit concert bespeelt Raphaella Smits een replica van een acht-snarige Stauffer gitaar uit circa 1830, gebouwd door de Duitse luthier Bernard Kresse.

“Niemand gelooft nog in God, maar ie-dereen gelooft in Bach”, zo zouden we een beruchte uitspraak van Mauricio Kagel kunnen omzetten. De ironie eigen aan de Argentijnse componist laat geen eenduidig-heid toe, maar in de oneliner schuilt zeker ook een waarschuwing. De consecratie van Bach houdt het gevaar in dat zijn muziek het vermogen verliest om met ons in dialoog te treden. Een traditie blijft slechts vitaal en krachtig doordat zij voortdurend onderwor-pen is aan transformaties en veranderingen allerhande. Dat was, zo leren de werken die op het programma staan, voor Bach zelf een fundamenteel uitgangspunt.

Instrument en muziek

De drie suites op het programma confronteren ons met de ambachtsman, maar ook met een experimentele Bach en zijn bijzondere interesse in de tech-nische ontwikkeling van instrumenten. Daarbij haalde hij de muziek als het ware uit het instrument, eerder dan voor een instrument te schrijven. Bij elk van deze stukken is dan wel meer dan eens be-weerd dat ze eigenlijk niet te spelen zijn op de instrumenten waarvoor ze bedoeld lijken, andere analyses benadrukken net de gevoeligheid voor het karakter en de mogelijkheden van de verschillende

instrumenten. Het vroegste werk, BWV 996, dateert

waarschijnlijk uit de periode die Bach in Weimar doorbracht (ca. 1715). Algemeen ingedeeld bij het, beperkte, luitoeuvre van de componist, is deze toeschrijving verre van zeker. Een vroege partituur geeft als instrumentatie “aufs Lautenwerck”. Het lautenwerk is een schaduwgestalte: geen enkel exemplaar is bewaard, enkel een aantal beschrijvingen. In Leipzig be-zat Bach twee van zulke instrumenten. Bovendien hield hij zich actief bezig met de technische vervolmaking ervan. In 1715 bouwde Johann Nicolaus Bach uit Jena een lautenwerk voor de jonge hertog van Weimar, Ernst August. Dit klavierinstru-ment probeert om de subtiele klanknu-ances van de luit weer te geven, met een luider volume. Bijzonder gesofisticeerd vereiste het bovendien een gevoelige spe-ler. In BWV 996 probeert Bach vooral het typische klankbeeld van de luit te imite-ren: een minder volle textuur, met nadruk op lagere registers. Paradoxaal genoeg is het stuk hierdoor net moeilijk op luit te spelen: de baslijnen hebben te veel werk.

Heel anders ligt de situatie met BWV 995 (ca. 1727), een bewerking van BWV 1011. De ruwe versie op twee notenbalken in Bachs eigen hand, toont hoe de compo-nist zich bij het arrangeren verbeeldt luit

10.02.2013 | Raphaella Smits (gitaar)

Een caleidoscoop van werelden gevat in houtDoor Yanick Maes

te spelen en vanuit die projectie werkt. Het stuk is niet te spelen op een luit met 13 koren, in Bachs tijd de meest gangbare, maar vereist een 14de koor en dus een instrument zoals Bachs goede vriend, de Leipziger instrumentenmaker Hoffmann, er een paar bouwde. De versie in stan-daardnotatie was echter vooral bedoeld als uitnodiging voor luitspelers om een eigen tablatuur te schrijven. Luitmuziek werd immers zelden of nooit door ande-ren dan actieve luitspelers geschreven. De tablatuur waarin niet de beweging van het notenspel wordt vastgelegd maar wel het dansen van hand en vingers over de snaren en de hals van het instrument, ver-ankert de muziek in de praktijk en laat de muziek groeien uit de symbiose van mens, hout en snaar. Een anonieme tablatuur uit 1750 toont ons hoe een luitspeler in-derdaad op zoek ging naar specifieke op-lossingen voor de uitdagingen die Bachs arrangement aan de 13-korige luit stelt. Daarom kunnen we stellen dat, voor dit stuk althans, er geen definitieve en fun-derende basistekst is, enkel een stimulans om een eigen bewerking van BWV 1011 uit te denken. Het moge duidelijk zijn dat de notie dat het ene instrument ‘correcter’ is dan het andere Bachs wereld volkomen vreemd is.

De Solo voor fluit, BWV 1013 (ca. 1720-24), is eveneens geschreven voor een in-strument in volle ontwikkeling, in een stijl die een uitzonderlijke virtuositeit vereist. Omdat het stuk bulkt van feno-menen die volgens Telemann het typische karakter van de fluit negeren, zijn viool, klavecimbel, cello piccolo of ... de luit als instrumentatie voor een verloren origi-neel voorgesteld. Opnieuw blijkt Bach echter de intrinsieke mogelijkheden van een instrument vorm te geven door de

verschillende registers van het instru-ment aan bod te laten komen in een op-eenvolging van veeleisende bewegingen.

Stijldansen

In dit programma volgen we Bach in de ontwikkeling van het hem kenmer-kende concept van de suite. Het vroeg-ste werk, BWV 996, is nog nauw verwant met het improvisatorische karakter van de toccata’s. De inventieve opening van het praeludio bevat vele traditionele ele-menten van de geïmproviseerde prelude: een inleidende aanzet, loopjes als verbin-ding tussen de akkoorden, en het werk is vertrokken. Een snelle passage volgt, ge-bouwd op de basistechniek van de fuga-improvisatie. De afsluitende giga is ook in een eerder abstracte vorm gevat, maar in-tegreert tegelijk verschillende elementen uit de vier voorgaande, meer dans-geori-enteerde bewegingen.

De Solo voor fluit demonstreert Bachs verbluffende vermogen om een veel-heid aan invloeden, nationale stijlen, en typische, aan het instrument gebonden, gebaren te integreren. Een Duitse, ab-stracte Allemande (zonder de kenmer-kende opmaat!) opent de suite. De grote uitdaging in deze beweging is om de lij-nen mooi vorm te geven, binnen een soort perpetuo moto mechaniek. De Italiaanse corrente vereist een virtuoze techniek en een grote vaardigheid om het concertante (viool-)karakter van de beweging te tref-fen. De Franse sarabande benadrukt het rijke, diepe register dat de fluit zo geschikt maakt om zacht zuchtende droefenis uit te drukken. Een schalkse bourrée angloise voert ons naar het Engelse platteland. Net als in de allemande speelt Bach met de ritmische basis van de dans: het normale

ritme (twee korte noten volgen een lange) is omgekeerd (lange noot volgt twee korte).

BWV 995/1011 toont Bach op het mo-ment van volkomen meesterschap in het verenigen van de verschillende nationale stijlen, binnen een op (hof)dansen geba-seerd kader maar met grote samenhang over de verschillende bewegingen heen. Één voorbeeld volstaat. De prelude volgt de basisstructuur van de Franse ouver-ture: op een relatief trager deel in een bi-naire maat, de entrée, volgt een snel (tres viste noteert Bach in de luitversie) in een ternaire maat. Het Franse model kruist met Italiaanse elegantie in de motief-vari-atie in het eerste deel, en in de motorische drive van het tot een fuga uitgebouwde snelle deel. Dat laatste is een ware tour de force. Hoewel haast strikt lineair gecom-poneerd ontstaat de indruk van vierstem-mige (!) contrapunt. Het is opvallend dat de luitversie de baslijn weliswaar sterk uitwerkt, maar weinig of geen echte con-trapunt toevoegt. Kenmerkend voor een Franse ouverture is de terugkeer naar de statige opening. Hier blijft die echter ach-terwege. In de plaats daarvan heeft Bach in de allemande de typisch gepunteerde ritmes en de verbindende loopjes van de entrée gebruikt, samen met de eigen voor-liefde voor langere series van zestiende noten. Door bovendien materiaal uit de opening van de prelude te hernemen cre-eert hij een gesofistikeerd spel met de ver-wachtingen van zijn publiek.

Salonmuziek

Dat Bach in de 19de eeuw heront-dekt moest worden, is een misvatting. Na zijn dood bleef zijn muziek een toets-steen voor professionele muzikanten, van

Mozart tot Beethoven. Wel creëerde de romantiek een brede publieke basis voor Bachs muziek. Daarnaast bestond een on-onderbroken traditie van burgerlijke krin-gen waar de Bach-cultus beoefend werd. De instrumenten van de gitaarbouwer Staufer wasemen het parfum van zulke Weense salons. Niet vies van allerlei ex-perimenten (hij schiep de arpeggione), bouwde hij vele instrumenten met meer dan de nu gangbare zes snaren. Door voor een 19de-eeuwse gitaar te kiezen creëert Raphaella Smits op een subtiele manier belangrijke uitdagingen voor onze luis-terhouding en verbreekt ze onze relatie met de muziek van Bach als een consump-tieartikel. De klankwereld vervat in de acht-snarige Staufer maakt het onmoge-lijk om deze muziek te benaderen als een in de tijd bevroren symbool. Het hout en de snaren van een gitaar uit 1830 brengt werelden en tijdperken samen: Bachs par-tituur, waarvan de contouren niet altijd even afgelijnd zijn, het huidige begrip van de achttiende eeuwse praktijk en beteke-nis, een arrangement voor een instrument dat in Bachs werkelijkheid onbestaanbaar was maar dat verder volkomen in de geest van zijn handelen en denken past, en onze eigen positie als bewoners van een tijdperk waarin tijden en plaatsen in een wilde werveling door elkaar lopen. Een ware uitnodiging tot actieve dialoog.

Yanick Maes is doctor in de taal- & letterkunde. Momenteel werkt hij aan de Universiteit Gent waar hij Latijnse letter-kunde van de oudheid doceert.

Gitariste Raphaella Smits werd gebo-ren in 1957. Ze studeerde achtereenvol-gens aan de Koninklijke Conservatoria van Antwerpen en Brussel. In 1986 won zij als eerste vrouw de gerenommeerde wed-strijd Certamen Internacional de Guitarra Francesc Tàrrega in Spanje.

Raphaella Smits verwierf vooral in-ternationale bekendheid met haar uit-voeringen op zeven en acht-snarige gitaren. Haar discografie bij het label

Accent Records is gespecialiseerd in klassieke en hedendaagse gitaarmu-ziek. Vele opnames werden gemaakt in de Verenigde Doopsgezinde Kerk in Haarlem. Smits is docent aan het Lemmensinstituut in Leuven en geeft we-reldwijd masterclasses.

www.rsmits.com

Biografie

Binnenkort in de Handelsbeurs: Steven Osborne (piano)

F. Schubert, L. Van Beethoven woe 27.02.2013

Tekst Yanick Maes | Foto Steven Osborne © Ben Ealovega | Coördinatie programmaboekje Handelsbeurs Concertzaal | V.U. Stefaan D’haeze © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent

Bachreeks voorjaar 2013 Het voorjaar van de Handelsbeurs staat in het teken van Bach zoals u hem niet vaak hoort: intieme, pure kamermuziek met historische uitvoeringen en verrassende bewerkingen op barokviool, gitaar, sax en luit. Het Bach abonnement bundelt concert van Amandine Beyer (18.01.2013), Raphaella Smits (10.02.2013), Blindman [sax] (1.03.2013) & Hopkinson Smith (17.04.2013).

Forellenkwintet/ De Beren GierenOp zaterdag 2 maart programmeren Kunstencentrum Vooruit en Handelsbeurs opnieuw een dubbelconcert, dit keer rond het Forellenkwintet. Een groep topmusici rond Jan Vermeulen spelen het originele kwintet van Schubert in de Handelsbeurs, daarna neemt het Gentse jazz-trio De Beren Gieren in de Vooruit het centrale thema van het kwintet als uitgangspunt voor hun eigen verhaal.