jaarboek 2009 - migratie en integratie in limburg
DESCRIPTION
Het Provinciaal Integratiecentrum publiceerde haar jaarboek migratie en integratie in Limburg. Je vindt er de belangrijkste cijfers, feiten en tendensen in terug met betrekking tot integratie en migratie. Blikvangers zijn: * Bijna één op vijf Limburgers heeft vreemde roots * Economische crisis treft allochtonen dubbel zo hard * 450 Roma in Limburg * Waarom Turken altijd in hun garage zitten * Minder huwelijksmigratie? * Limburgse bedrijven lopen niet warm voor diversiteit * Nieuwe woonwagenterreinen op schema?TRANSCRIPT
PROVINCIAAL INTEGRATIECENTRUM LIMBURG
Jaarboek 2009MIGRATIE EN INTEGRATIE IN LIMBURG
• Bijna één op vijf Limburgers heeft vreemde roots
• Economische crisis treft allochtonen dubbel zo hard
• 450 Roma in Limburg
• Waarom Turken altijd in hun garage zitten
• Minder huwelijksmigratie?
• Limburgse bedrijven lopen niet warm voor diversiteit
• Nieuwe woonwagenterreinen op schema?
4 1. Multiculturele steekkaart van Limburg
4 Negentig jaar Limburgse
migratiegeschiedenis
• Oral history vindt ingang in
het opbouwwerk
7 Niet-Belgen in Limburg
8 Hoeveel allochtonen zijn er in Limburg?
10 Vluchtelingen en asielzoekers
• Nepalese Yangdi is gezicht
vluchtelingencampagne
• Gezinnen zitten klem in de opvang
15 Nieuwe immigranten
16 Huwelijksmigratie
• “Mijn vrienden hebben mij meermaals
gewaarschuwd”
18 Arbeidsmigratie
20 Mensen zonder wettig verblijf
• Regularisatie in 2009
• Hoe bespreek je terugkeer?
23 Woonwagenbewoners
• Geschiedenis van de woonwagen
• Roma in Limburg geteld
29 2. Onderwijs
• ‘Horizontaal’ doet leerlingen
bewuster kiezen
• Waarom maken allochtonen minder kans in
het onderwijs
• Hoofddoeken en tulbanden
34 3. Werken
• Diversiteit ook in tijden van crisis
• Hoe divers is het personeelsbeleid van
de provincie?
• Investeren in allochtone ondernemers
40 4. Samenleven in diversiteit
40 Sociale cohesie
• ‘De Genks’ dagen Genkenaren uit
• Waarom Turken altijd in hun garage zitten
44 Taal
• Gespreksgroepen verhogen taalvaardigheid
Nederlands
• Sociale tolken als schakel tussen
hulpverlening en anderstaligen
47 Het multireligieuze Limburg
• “Als we niet dansen, leven we niet”
50 Interculturalisering
52 Discriminatie en racisme
• Discriminatie makkelijker bewijsbaar
54 Inburgering
• “Interactief moet, anders sukkelen de cursisten
in slaap”
Inhoud
ColofonDe deputatie: Herman Reynders; gouverneur-
voorzitter
Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Frank Smeets,
Walter Cremers, Gilbert Van Baelen, Erika
Thijs; leden
Renata Camps; provinciegriffier
UitgaveProvinciaal Integratiecentrum
Iessa Kalaai, afdelingshoofd
Universiteitslaan 3
3500 Hasselt
telefoon: 011 30 57 00
fax: 011 30 57 09
e-mail: [email protected]
Samenstelling en redactieBart Daemen, medewerker Studiecel en
Provinciaal Integratiecentrum
Dirk Janssen, medewerker Provinciaal
Integratiecentrum
Ann Kuijpers, medewerker Provinciaal
Integratiecentrum
Marina Quintens, medewerker Provinciaal
Integratiecentrum
VormgevingVaes Grafische Producties BVBA
DrukwerkDrukkerij Paesen
Verantwoordelijke uitgeverRita De Boeck, adviseur 2de Directie Welzijn
Wettelijk depotnummerD/2009/5857/110
FotografieIsabelle Pateer
Jozef Croughs
Robin Reynders
Jaak Jansen
Ann Kuijpers
Dirk Janssen
Johan Reynders
Sociale cohesie als mottoHet provinciebestuur blijft geloven in een divers en kleurrijk Limburg.
Niet op een naïeve manier door blind te vertrouwen op de multicultu-
rele samenleving. Wel op doordachte en duurzame wijze. De nadruk
in de plannen van het Provinciaal Integratiecentrum voor 2010 ligt op
sociale cohesie, de samenhang tussen de mensen en tussen de ver-
schillende bevolkingsgroepen.
Subsidies voor wat ons bindt
Het Provinciaal Integratiecentrum stelde vast dat zijn vroegere subsi-
diereglement vooral eenmalige activiteiten stimuleerde die verschillen
in de kijker plaatsen. Die verschillen werden natuurlijk wel genuan-
ceerd en positief benaderd. Wetenschappelijk onderzoek en nieuwe
expertise leren nu dat het nastreven van een gemeenschappelijk doel
of belang een beter uitgangspunt is. Allochtonen en autochtonen
doen immers vaak dezelfde dingen. Ze doen ze alleen te weinig
samen. Verder is er meer duurzaam en intens contact nodig. Pas dan
kunnen we de interculturele kloof effectief overbruggen. Via een
nieuw subsidiereglement willen we dus meer inzetten op projecten
met een langdurige samenwerking, tussen gelijkwaardige partners,
zonder de verschillen in herkomst en cultuur te benadrukken, en met
een duidelijk doel.
Taal en samenleving
Laagdrempelige gespreksgroepen opzetten met Nederlandstaligen en
anderstaligen is het doel van het nieuwe project ‘Taal en samenleving’.
Deelnemers krijgen de kans elkaar informeel te ontmoeten. De
anderstaligen doorbreken hun isolement en verhogen hun taalvaar-
digheid Nederlands. Het project bouwt verder op dezelfde succesfac-
toren als het nieuwe subsidiereglement. Het gaat hier dus niet over
taalles! Het is een georganiseerd aanbod om, in een vrije en veilige
oefenruimte, op een natuurlijke manier de taalvaardigheid
Nederlands te verhogen.
De integratie in Limburg gaat erop vooruit. Maar niet snel genoeg. En
soms lijkt het er op dat de klok teruggedraaid wordt. Het Provinciaal
Integratiecentrum presenteert ook dit jaar weer alle actuele feiten en
cijfers over migratie- en integratieprocessen in dit Jaarboek.
Veel leesplezier
Erika Thijs
gedeputeerde van Welzijn en Integratie
Negentig jaar LimburgsemigratiegeschiedenisJaren ’20 en ’30: steenkoolnijverheid als katalysator
In de jaren ’20 komt de Limburgse steenkoolnijverheid tot ontwikke-
ling. Buitenlandse arbeiders zijn nodig, voor hun specifieke ervaring
én omwille van het tekort aan arbeidskrachten. Het aandeel vreemde
arbeiders stijgt tot 30% eind jaren ’20. De voornaamste herkomstlan-
den zijn Polen, Tsjecho-Slowakije en Italië. Zo vestigen zich voor de
tweede wereldoorlog zo’n 7 à 8.000 Polen in Limburg.
In de jaren ’30 vervangt de overheid de buitenlandse mijnwerkers syste-
matisch door Belgische. Ook zijn er gedwongen repatriëringen van bui-
tenlandse mijnwerkers die het voortouw namen bij stakingen. Het aan-
deel buitenlandse mijnwerkers bedraagt eind jaren ’30 nog zo’n 20%.
Vanaf ’45: kolenslag trekt Italianen aan
Na de oorlog kondigt de kolenslag zich aan. Steenkool is de energie-
bron om de wederopbouw te doen slagen. Vanaf 1947 komt er een
massale immigratie uit Italië op gang. Italië krijgt steenkool in ruil
voor mijnwerkers. Dit duurt tot de mijnramp van Marcinelle in 1956,
waar vele Italiaanse mijnwerkers het leven lieten. De individuele
migratie blijft doorgaan tot begin jaren ’70.
Vanaf 1956: Grieken, Spanjaarden, Portugezen, Turken en
Marokkanen
Na de mijnramp van Marcinelle vinden de Italianen de Belgische mij-
nen te onveilig. Griekenland, Spanje en Portugal worden de nieuwe
herkomstlanden. In 1965 telt Limburg ongeveer 4.000 Grieken en iets
meer Spanjaarden. Sindsdien is dit aantal gedaald. Waarschijnlijk
migreerden velen terug naar het eigen land dat zich sterk ontwikkelde
in de jaren ’70 en ’80.
Het systeem van gastarbeiders draait volop in de jaren ’60. Fedechar,
de patroonsorganisatie van de mijnen verlegt het werkterrein naar
Turkije en Marokko. Ook voor andere sectoren dan de mijnindustrie
wordt gerekruteerd in het buitenland. Daarnaast is er ‘vrije’ arbeids-
migratie: buitenlanders komen op eigen initiatief als toerist, zoeken
werk en brengen dan de papieren in orde.
Vanaf de tweede helft van de jaren ‘60 stijgt het aantal Turken in
Limburg. Dit is een gevolg van de aanhoudende immigratie: tot de
migratiestop van 1974 als arbeidskrachten, later via gezinshereniging,
huwelijksmigratie en natuurlijke aangroei. Vanaf het begin van de
jaren ’90 daalt het aantal personen met de Turkse nationaliteit omdat
zij steeds meer de Belgische nationaliteit aannemen. De Marokkaanse
gemeenschap is in Limburg drie keer kleiner dan de Turkse.
1965: Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders
De oprichting van de Provinciale Onthaaldienst voor Gastarbeiders, de
voorloper van het huidige Provinciaal Integratiecentrum, gebeurt in 1965.
De oprichting is mede het gevolg van een Europese aanbeveling die de lid-
staten aanspoort om sociale hulp te bieden aan migrerende arbeiders.
De eerste activiteiten van de Provinciale Onthaaldienst voor
Gastarbeiders pikken in op de directe gevolgen van migratie: TBC-
opsporing, regels voor logementshuizen, zwangerschapsconsulta-
ties, … In de jaren ’70 is de Provinciale Onthaaldienst pionier in
onderwijsprojecten voor migrantenkinderen: onderwijs in eigen taal
en cultuur, voor Nederlands als tweede taal en voor intercultureel
onderwijs.
Jaren ’70 en ’80: economische crisis leidt tot migratiestop
Vanaf 1973 kent België een economische crisis. In 1974 komt een
migratiestop voor laaggeschoolden. Migratie via gezinshereniging
blijft wel mogelijk. Kinderen en vrouwen immigreren ook. Dit maakt
ook gezinsvorming mogelijk. Marokkaanse en Turkse jongeren die
hier opgroeien, trouwen met partners uit het herkomstland, die daar-
na naar België migreren. De migratiestop komt pas onder druk te
staan op het einde van de jaren ’90, wanneer werkgevers aandringen
om meer arbeidsmigranten naar België te halen.
In 1981 komt de eerste racismewet in België tot stand. De wet is
streng, maar in de praktijk moeilijk toepasbaar. Aanpassingen in 2002
en 2007 moeten discriminatie makkelijker te bewijzen maken.
De allochtone bevolking blijft groeien door geboorte en door gezins-
vorming. De wet Gol (1984) bemoeilijkt gezinsvorming, maar doordat de
partners in België de Belgische nationaliteit verwerven, is er een uitweg.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20094
1. Multiculturele steekkaart van Limburg
Jaren ’90: toename asielzoekers en komst van nieuwe gemeen-
schappen
Na de val van de Berlijnse muur in 1989 begint het aantal asielzoekers te
stijgen, om eind jaren ’90 tot een hoogtepunt te komen. Een kentering
komt er pas in 2001, wanneer asielzoekers geen financiële hulp meer
krijgen en nieuwe asielaanvragen sneller worden afgewerkt. Een nieuw
fenomeen in de jaren ’90 zijn de immigrerende Nederlanders, vooral in
de grensgemeenten. Goedkope bouwgronden, goedkope woningen en
fiscale voordelen zijn drijfveren om naar Limburg te komen.
Migratie en integratie worden op de politieke agenda geplaatst door
het succes van het Vlaams Blok op de ‘zwarte zondagen’ van 1988 en
1991. Vanaf dan komen er structurele maatregelen om de integratie te
bevorderen:
• oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het integratie-
beleid (1988);
• het onderwijsvoorrangsbeleid geeft scholen met migrantenkinde-
ren extra middelen (1991);
• het non-discriminatiebeleid in het onderwijs wil migrantenkinde-
ren spreiden (1994);
• wijzigingen in de nationaliteitswetgeving maken de derde genera-
tie automatisch Belg en geeft de tweede generatie een versoepelde
procedure (1992);
• uitbouw van een integratiesector met het Vlaams Minder-
hedencentrum, provinciale integratiecentra en lokale integratie-
diensten in 10 Limburgse gemeenten (1998);
• Vlaams Opvangbeleid voor mensen zonder wettig verblijf (1998).
De migratie in de jaren ’90 leidt ook tot nieuwe gemeenschappen. Een
gemeenschap ontstaat als er voldoende samenhang is tussen de leden
en deze zich identificeren als leden van de groep. De Sikh-gemeen-
schap in Sint-Truiden voldoet zeker aan de definitie. Hun aantal is niet
zo groot, maar ze zijn lokaal geconcentreerd, organiseren zich rond
hun eigen religie en hebben een eigen economische niche in de fruitsec-
tor en in nachtwinkels. Ook de Ahmadiyya-moslims verenigen zich op
basis van religie. Hun aanhang bestaat vooral uit vluchtelingen en asiel-
zoekers uit Pakistan. In Limburg vinden we de Ahmadiyya’s in
Beringen, Hasselt en Sint-Truiden. Bij andere groepen asielzoekers,
zoals asielzoekers uit Oost-Europa, lijkt de onderlinge samenhang min-
der sterk en zij handhaven ook minder sterke banden met landgenoten.
5
Mensen verhalen over vroeger laten vertellen of neerschrijven. Oral his-
tory komt uit de erfgoededucatie. Het opbouwwerk wil er nu een nieu-
we dynamiek mee op gang zetten in kansarme wijken. Vorig jaar start-
te er ‘Sprekend verleden’, een experimenteel project met oral history.
Nieuwe identiteit
“Al enkele jaren experimenteren we hier in Limburg met oral history in
het intercultureel opbouwwerk,” zegt Peter Meeuwissen, projectcoördi-
nator bij RIMO, het Regionaal Instituut voor Maatschappelijk
Opbouwwerk. “We nodigen allochtone en autochtone wijkbewoners in
groepjes uit en met allerlei herinneringstechnieken laten we hen hun
eigen geschiedenis vertellen.”
“Autochtonen hebben het gevoel dat hun wijk wordt overspoeld met
‘vreemdelingen’. Ze krijgen het gevoel dat hun eigen cultuur in verdruk-
king komt. Ook de migranten ervaren een verlies van zekerheid en iden-
titeit. Voelen zich niet welkom en plooien zich terug op hun eigen
groep. Met oral history willen we deze deculturatie tegengaan en een
nieuwe identiteit opbouwen voor de wijkbewoners.”
Oral future
In het project ‘Sprekend verleden’ publiceren bewoners van Beringen-
Mijn sleutelverhalen over het mijnverleden in buurtgazetten. Peter
Meeuwissen: “Het project kent echt succes. De buurtgazetten worden
gelezen en maken dingen los. Mensen komen aandragen met extra ver-
halen en foto’s. We organiseren ook wijkevenementen en praatshows
om de verhalen en thema’s uit te dragen. De verhalen van onze praat-
gasten illustreren we met foto’s uit hun familiearchieven, maar ook met
beeldmateriaal uit de archieven van het Vlaams Mijnmuseum en de
VRT. We geven mensen zo gespreksstof voor als ze elkaar tegenkomen
in de Aldi en aan de schoolpoort. Heb je dat gelezen? Weet je dat nog?”
“Wat we in de toekomst nog extra willen doen, is de overstap van oral
history naar oral future. Dat is een begrip dat we zelf hebben verzon-
nen. We willen dat mensen niet enkel over hun verleden praten, maar
ook over hun toekomstdromen, voor zichzelf en voor de wijk.”
‘Sprekend verleden’ is een project van RIMO Limburg en Onderzoeks-
groep LiSE (Xios Hogeschool Limburg) met steun van de Provincie
Limburg, de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.
Oral history vindt ingang in het opbouwwerk
Vanaf 2000: focus op inburgering
De Vlaamse Gemeenschap zet vanaf 2000 proefprojecten op voor het
onthaal van nieuwkomers. Ze krijgen Nederlandse taalles, trajectbe-
geleiding en maatschappelijke oriëntatie om zo snel mogelijk hun
weg te vinden in de Vlaamse samenleving. Onthaal heet nu inburge-
ring en er komt meer aandacht voor de plichten van de nieuwkomers.
Dit leidt ook tot nieuwe structuren. In 2005 gaat het Onthaalbureau
Limburg van start. Het nieuwe ‘Huis van het Nederlands’ helpt taal-
leerders zoeken naar de geschikte taalles.
Actuele ontwikkelingen
Na de eerste grote regularisatiegolf in 2000, is ook in 2009 dit thema
actueler dan ooit. Zo komt er eindelijk duidelijkheid rond de criteria
waaraan mensen zonder wettig verblijf moeten voldoen om in aan-
merking te komen.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20096
“Ik ben naar hier gekomen toen ik 18 was om met een man te trouwen die ik
nog maar één keer had ontmoet. Ik wilde met hem trouwen, omdat hij in
België was. België was voor ons die in het zuiden van Italië woonden zoals
Amerika. Wij hadden niets. Toen ik hier aankwam, kende ik niemand. Ik had
geen familie en een man met schulden van het drinken. Sommigen van ons
begonnen ons leven hier met een koffer die al gebroken was.”
In ‘Cité’ confronteert Lara Mennes toeschouwers met foto’s en tekstfragmen-
ten over de tuinwijken in Winterslag. Ze wint in 2009 de Prijs Jonge Belgische
Schilderkunst met het project.
Nederland 55,4%
Italië 15,9%
Turkije 6,8%
overige EU 4,8%
Griekenland 1,4%
Spanje 2,3%
Duitsland 2,5%
Marokko 2,8%
overige landen 8,1%
N=71.820
Deze soepelere regels voor regularisatie worden gekoppeld aan een ver-
strenging van een aantal regels over asiel en migratie. Zo bereikt de rege-
ring een akkoord over een verstrengde nationaliteitswetgeving. Kennis
van het Nederlands of Frans wordt een voorwaarde om de Belgische nati-
onaliteit te kunnen krijgen. Verder moet wie Belg wil worden, aantonen
dat hij een verblijfsrecht heeft van onbeperkte duur, dat hij minstens vijf
jaar (in plaats van drie) onafgebroken in ons land verblijft en dat hij actief
deelneemt aan ‘het leven van de onthaalgemeenschap’.
Ook de regels over gezinshereniging lijken strenger te worden: gezins-
hereniging zal alleen mogelijk zijn als de aanvrager kan aantonen dat hij
over een basisinkomen beschikt en voor deze gezinsleden kan zorgen.
Daarnaast wil de regering ook schijnhuwelijken strenger aanpakken.
Niet-Belgen in LimburgOp 1 januari 2008 telt Limburg 71.820 personen met een andere nati-
onaliteit. Op een totaal van 826.690 Limburgers, is dit 8,7%. Meer dan
één op 12 Limburgers is een niet-Belg.
Opnieuw in de lift
In de jaren ‘70 stijgt het aantal niet-Belgen in Limburg. In 1981 telt
Limburg ongeveer 73.000 personen met een andere nationaliteit dan
de Belgische, ongeveer 10% van het totaal aantal inwoners. Sindsdien
daalt het aandeel niet-Belgen. Niet omdat de migratie naar Limburg
opdroogt, maar door de vele migranten die de Belgische nationaliteit
aannemen. Sinds 2002 stijgt het aandeel niet-Belgen in Limburg
opnieuw.
Meer dan de helft Nederlanders
Meer dan de helft (55,4%) van deze vreemdelingen heeft de
Nederlandse nationaliteit. Op de tweede plaats komen de Italianen
met 15,9%. Ook Spanje (2,3%) en Griekenland (1,4%) scoren als ex-
migratielanden relatief hoog.
Personen met een nationaliteit van de voormalige EU-migratielanden
(Italië, Spanje, Griekenland en Portugal) maken 20,0% van het totaal
aantal niet-Belgen in Limburg uit.
Turkije (6,8%) en Marokko (2,8%), landen uit de tweede migratiegolf in
de jaren ’60, zijn samen goed voor bijna 10% van het aantal niet-Belgen.
Nederlanders wonen vooral in Noord-Limburg en de Maasstreek. Niet
toevallig de twee regio’s die grenzen aan Nederland. Italianen, Turken
en Marokkanen zijn hoofdzakelijk gevestigd in en rond de voormalige
mijngemeenten, die in het midden van de provincie een as van oost
naar west vormen. Personen van ex-Oostbloklanden en lage-inko-
menslanden wonen vooral in het zuidwesten van onze provincie.
7
Top 10 niet-Belgen in Limburg (01.01.2008)
nationaliteit aantal %
Nederland 39 778 55,4%
Italië 11 386 15,9%
Turkije 4 873 6,8%
Marokko 1 992 2,8%
Duitsland 1 823 2,5%
Spanje 1 622 2,3%
Polen 1 102 1,5%
Griekenland 1 032 1,4%
India 639 0,9%
Verenigd Koninkrijk 574 0,8%
overige 6 999 9,7%
totaal niet-Belgen 71 820
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Niet-Belgen in Limburg naar nationaliteit (01.01.2008)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Hoeveel allochtonen zijn erin Limburg?Geen eenvoudig te beantwoorden vraag. Er bestaan officiële statistie-
ken op basis van nationaliteit. Slechts sporadisch verschijnen er cijfers
op basis van herkomst.
18% van de Limburgers van vreemde herkomst
Op 1 januari 2004 telt Limburg 144.650 personen van vreemde her-
komst. Dit is de som van het aantal personen met een andere dan de
Belgische nationaliteit, het aantal personen die de Belgische nationa-
liteit hebben aangenomen en de nog thuiswonende personen die Belg
zijn bij geboorte, maar waarvan de moeder bij haar geboorte een
vreemde nationaliteit had. Net 18,0% van de Limburgse bevolking
heeft hiermee niet-Belgische roots. Dit blijkt uit een analyse van de
Studiedienst van de Vlaamse Regering op het rijksregister. Recentere
cijfers zijn niet beschikbaar.
Meer dan één op drie personen van vreemde herkomst (34,8%) is van
West-Europese herkomst (Nederland, Frankrijk, Duitsland,
Luxemburg of het Verenigd Koninkrijk), goed voor 50.300 personen.
Bijna een vierde heeft als herkomst één van de landen van de eerste
migratiegolf (Italië, Spanje, Griekenland en Portugal) of is van Ierse,
Deense, Zweedse, Finse of Oostenrijkse origine. Samen met de 4%
personen die als herkomstland één van de tien nieuwe EU-lidstaten
hebben, betekent dit dat bijna 63% van het totaal aantal personen van
vreemde herkomst uit een EU-land komt. Hiernaast telt Limburg
33.188 personen van Turkse herkomst en 9.681 personen van
Marokkaanse herkomst.
Nationaliteitswijzigingen vertekenen cijfers
De afgelopen decennia verwerft een grote groep allochtonen de
Belgische nationaliteit. Alleen al de laatste 20 jaar krijgen in Limburg
meer dan 50.000 niet-Belgen de Belgische nationaliteit. Het aantal
nationaliteitswijzigingen in Limburg piekt in 1985, 1992 en in 2000.
Telkens nemen meer dan 5.000 allochtonen de Belgische nationaliteit
aan. Elk van deze drie pieken zijn scharniermomenten in de nationa-
liteitswetgeving.
In 1985 maken aanpassingen in de nationaliteitswetgeving het gemak-
kelijker voor de derde generatie migranten om Belg te worden. Vooral
de Limburgse Italianen maken hiervan gebruik. In 1992 volgt een
gemakkelijkere procedure voor de tweede generatie. Deze heeft vooral
succes bij de Turkse en Marokkaanse jongeren. In 2000 komt er de snel-
Belgwet, vooral interessant voor de eerstegeneratiemigranten. Dit zorgt
ervoor dat heel wat oudere Turken en Marokkanen Belg worden.
Deze nationaliteitsveranderingen maken dat de cijfers over het aantal
vreemdelingen een steeds minder correct beeld geven van de etnische
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 20098
Vroegere nationaliteit nieuwe Belgen (loop 2008)
Personen van vreemde herkomst in de provincie Limburg (01.01.2004)
aantal %
West-Europese herkomst 50 300 34,8%
andere EU-15 34 926 24,1%
nieuwe’ EU-lidstaten 5 833 4,0%
Marokko 9 681 6,7%
Turkije 33 188 22,9%
andere herkomst 10 722 7,4%
totaal vreemde herkomst 144 650
Bron: Rijksregister (bewerking Studiedienst Vlaamse Regering)
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel
Marokko 13,2%
Overige Eu-landen 12,7%
Overige Europeselanden 11,2%
Turkije 23,1%
Nederland 11,1%
Amerika 2,0%
Overige Afrikaanselanden 3,9%
Onbekend 0,7%
Azië 14,5%
Italië 7,6%
Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
0
100 000
200 000
300 000
400 000
500 000
600 000
700 000
800 000
900 000 aantal inwoners aandeel vreemdelingen
7,5
8,0
8,5
9,0
9,5
10,0
10,5
11,0
11,5
12,0
aantal Belgen
aandeel vreemdelingen
71 73 75 77 79 81 83 85 87 89 91 93 95 97 99 01 03 05 07
aantal niet-Belgen
Evolutie samenstelling Limburgse bevolking (1971-2008)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
of culturele verscheidenheid in de provincie. Bestaande statistieken
met het aantal niet-Belgen in Limburg schieten tekort en kunnen de
etnische diversiteit niet langer vatten.
1.602 nieuwe Belgen in 2008
In 2008 kiezen 1.602 Limburgse niet-Belgen ervoor om de Belgische
nationaliteit aan te nemen. Vooral Turken (370) en Marokkanen (212)
maken gebruik van de mogelijkheden om Belg te worden. Italianen
(122) en Nederlanders (178), toch de twee grootste groepen niet-
Belgen in Limburg, maken relatief weinig gebruik van de procedures
om de Belgische nationaliteit te verwerven. Als EU-onderdanen heb-
ben ze er minder voordelen bij. Ook speelt mee dat voor onder meer
Italianen en Nederlanders een dubbele nationaliteit met België niet
kan. Dubbele nationaliteiten kunnen wel voor Turken en
Marokkanen. Zij moeten de eigen nationaliteit niet opgeven en zetten
dus gemakkelijker de stap om Belg te worden.
De meeste vreemdelingen (775) worden Belg door één van de verschil-
lende procedures van de nationaliteitsverklaring. De nationaliteitsver-
klaring na zeven jaar verblijf spant de kroon en zorgt voor 582 nieuwe
Belgen in 2007. De nationaliteitskeuze is goed voor 524 nieuwe
Belgen, bijna allemaal na huwelijk met een Belg. Een laatste procedu-
re om Belg te worden is de naturalisatie. In 2007 maken 253 niet-
Belgen hiervan gebruik.
Sinds 2000 daalt het aantal vreemdelingen dat kiest om Belg te wor-
den. Na het succes van de snel-Belgwet in dat jaar ebt het effect van de
wetswijziging langzaam weg. Al is er in 2008 een lichte stijging van
het aantal nieuwe Belgen in vergelijking met 2007.
9Cijferkorf minderheden
Hoeveel niet-Belgen wonen er in je gemeente? Hoeveel vluchtelin-
gen en asielzoekers? In de cijferkorf minderheden brengt de
Studiecel de aanwezigheid en de positie van minderheden in
Limburg en de 44 Limburgse gemeenten in kaart.
Inhoudelijk worden de gegevens gebundeld in negen rubrieken: de
niet-Belgische bevolking en de loop van de bevolking, de leeftijd-
sopbouw van de niet-Belgen, de verschillende nationaliteiten, de
buitenlandse inwijkingen, nationaliteitsveranderingen, vluchtelin-
gen en asielzoekers, maatschappelijke kwetsbaarheid en het voor-
zieningenaanbod.
Alle cijfers zijn beschikbaar in drie vormen. Absolute cijfers van
elke gemeente, van de vijf Limburgse streken, van Limburg en waar
mogelijk ook van Vlaanderen en België, worden gepresenteerd in
basisdatafiches. In de indicatorfiches vind je per indicator de cij-
fers van elke gemeente, van de vijf Limburgse streken, van Limburg
en waar mogelijk voor Vlaanderen en België. De indicatorfiches
maken het mogelijk om de gemeentelijke score op een bepaalde
indicator te vergelijken met andere gemeenten, met de regio of met
Limburg. Deze scores worden ook visueel voorgesteld op kaart. De
gemeentelijke fiches brengen alle beschikbare gegevens per
gemeente samen.
Meer info? www.limburg.be/cijferkorfminderheden, [email protected]
of 011 23 72 43.
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06
761
582
761
753
538
788
735
794
630
867
680
808
772
812
5.37
5
614
491
510
727
693
834
5.38
2
2.00
1
3.37
4
2.69
7
2.69
0
2.39
3
2.36
6
1.91
8
5.62
0
4.54
3
2.92
1
2.46
0
2.27
0
2.28
7
2.23
0
07
1.76
5
Aantal nationaliteitsveranderingen in de provincie Limburg (1971-2007)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Begin 2009 telt Limburg 2.235 kandidaat-vluchtelingen. Asielzoekers
die met succes de procedure doorlopen, worden erkend als vluchte-
ling. Zo zijn er een 500-tal in Limburg.
Asielprocedure grondig hervormd
De dossiers sneller en efficiënter afhandelen en zo de duur van de pro-
cedure drastisch inkorten. Dat is het doel van de nieuwe Belgische
asielprocedure, van kracht sinds juni 2007. Elke vreemdeling die in
België aankomt, kan asiel aanvragen. De federale overheid onderzoekt
deze aanvraag in verschillende stappen.
In de nieuwe asielprocedure is het niet langer de Dienst
Vreemdelingenzaken (DVZ) die het ontvankelijkheidsonderzoek
voert. De DVZ beperkt zich tot drie onderzoeken: de dienst kijkt na of
er niet in een ander land van de EU een aanvraag is gebeurd, of er spra-
ke is van een dubbele aanvraag en of de asielzoeker geen bedreiging
vormt voor de openbare orde.
Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatslozen
(CGVS) kent in de nieuwe procedure asiel toe of weigert dit. Deze
beslissingen zijn aanvechtbaar bij de nieuwe Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen (RVV). De asielzoeker moet nu sneller
beroep indienen en de RVV zal sneller beslissingen nemen.
Wanneer een asielzoeker erkend wordt als vluchteling, kan hij in
België blijven. Als de aanvraag wordt afgewezen, moet de asielzoeker
het grondgebied verlaten. Sommigen keren vrijwillig terug naar hun
land van herkomst. Anderen worden gedwongen gerepatrieerd of kie-
zen voor een leven in de illegaliteit.
De asielzoeker krijgt sinds oktober 2006 naast de erkenning als vluch-
teling nog een andere optie: de subsidiaire bescherming. Personen die
het vluchtelingenstatuut niet kregen en ook niet op een andere basis
van een verblijfsvergunning genieten (bijvoorbeeld om humanitaire of
medische redenen) krijgen dit statuut als ze bij terugkeer een groot
risico lopen (doodstraf, executie, folteringen, grote risico’s in geval
van gewapend conflict). De subsidiaire beschermingsstatus is in prin-
cipe geldig voor één jaar, maar kan verlengd worden zolang de rede-
nen waarom het statuut werd toegekend nog aanwezig zijn. Na vijf
jaar kan het tijdelijk verblijf omgezet worden in een permanent ver-
blijf, als het in tussentijd niet ingetrokken in. De asielinstanties toet-
sen dus aan twee beschermingsstatuten: dat van erkende vluchteling
in het kader van de Conventie van Genève en dat van de subsidiaire
bescherming.
Meer gedetailleerde informatie over de nieuwe asielprocedure vind je op
www.vmc.be/vreemdelingenrecht.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200910Vluchtelingen en asielzoekers
2.44
9
3.05
6
2.04
8
3.69
6
5.38
7
7.64
4
5.97
6
4.51
0
8.18
8
12.9
45
15.4
44
17.6
75
26.7
17
14.3
40
11.4
09
12.4
03
11.6
68
21.9
65
35.7
78
42.6
91
24.5
49
18.8
05
16.9
40
15.3
57
15.9
57
11.5
87
11.1
15
12.2
52
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
45.000
1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Evolutie van het aantal asielaanvragen (1981-2008)
Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken – Dienst Vreemdelingenzaken
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Opnieuw lichte stijging van het aantal asielaanvragen
In 2008 hebben 12.252 personen asiel aangevraagd in België. Ten
opzichte van 2007 is een stijging van bijna 10%. Hiermee zit voor het
eerst sinds 2000 het aantal asielaanvragen opnieuw in de lift. Deze
stijging is voornamelijk het gevolg van het toenemend aantal meer-
voudige aanvragen. Zo zou meer dan één op vier van de personen die
in 2008 asiel aanvroeg, al eerder een asielaanvraag hebben ingediend
in België. Volgens het CGVS is in sommige gevallen een meervoudige
asielaanvraag gerechtvaardigd, bijvoorbeeld wanneer nieuwe elemen-
ten worden aangehaald. In de meeste gevallen blijkt echter dat de bij-
komende asielaanvraag enkel wordt ingediend met het oog op het
bekomen van tijdelijke opvang in België.
In vergelijking met 2000 zijn er in 2008 maar liefst 71% minder asiel-
aanvragen. 2000 is, met 42.691 aanvragen, een recordjaar.
Sinds 2000 daalt het aantal asielaanvragen door de nieuwe asielpoli-
tiek. Sinds 2001 is de financiële hulp aan asielzoekers vervangen door
materiële hulp. Dit zorgt voor een duidelijke daling van het aantal
asielaanvragen. Sinds 1 juni 2007 moeten asielaanvragen ook behan-
deld worden binnen de 10 maanden, wat misbruik van de procedure
tegen moet gaan.
De meeste asielaanvragen komen uit Rusland (1.620), en dan vooral
uit Tsjetsjenië. Irak (1.070), Afghanistan (879), Guinee (661) en Iran
(614) vervolledigen de top vijf.
Aantal asielzoekers in Limburg daalt verder
Op 1 januari 2009 telt onze provincie 2.235 asielzoekers. Dit is het
aantal ingeschreven in het wachtregister van de Limburgse gemeen-
ten. Het is slechts een momentopname. Het verloop van het aantal
asielzoekers binnen de provincie kan veel groter zijn dan dit cijfer doet
vermoeden.
Gemeenten met een groot aandeel asielzoekers op hun grondgebied
zijn Sint-Truiden (595), Lanaken, (216) en Overpelt (79). Niet toevallig
de gemeenten met een opvangcentrum op hun grondgebied. Ook
Hasselt, Bilzen, Genk en Tongeren scoren hoog met respectievelijk
166, 97, 83 en 77 asielzoekers in hun gemeente.
Een meerderheid (62,7%) van het aantal asielzoekers is mannelijk.
Ongeveer 14% van de asielzoekers in Limburg is afkomstig uit
Rusland. Met 322 komen ze op de eerste plaats. Iets minder dan 40%
(37,2%) van de asielzoekers in Limburg is afkomstig uit een Europees
land. Naast Rusland zijn er vooral veel uit Servië en Montenegro of uit
ex-Joegoslavië (268 personen). Meer dan 40% van de asielzoekers in
Limburg komen uit Azië. De voornaamste Aziatische herkomstland
zijn de conflictgebieden Afghanistan, Armenië, Irak en Iran. Ook de
Aziatische landen India en Kazachstan komen nog voor in de top 10.
18,4% van de asielzoekers in Limburg is afkomstig van een Afrikaans
land. Congo staat op de eerste plaats met 55 personen.
11
Top 10 asielzoekers in Limburg (01.01.2009)
herkomstland continent aantal %
Rusland Europa 322 14,4%
Servië en Montenegro (ex-Joegoslavië) Europa 268 12,0%
Afghanistan Azië 162 7,2%
Armenië Azië 137 6,1%
Irak Azië 120 5,4%
Iran Azië 112 5,0%
India Azië 85 3,8%
Turkije Europa 74 3,3%
Congo Afrika 55 2,5%
Georgië Azië 55 2,5%
Kazachstan Azië 55 2,5%
overige landen 790 35,3%
totaal Limburg 2 235
Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Evolutie van het aantal asielzoekers in Limburg (1998-2009)
Bron: bevraging van het Provinciaal Integratiecentrum bij de Limburgse gemeenten
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
4.500
5.000
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
vrouwen
mannen
773 879
1.540
2.4172.724
2.240 2.219 2.185 2.0081.716 1.630411
494
994
1.663
1.741
1.548 1.517 1.4971.335
1.1881.068
2009
1.402
833
Van 1998 tot 2002 stijgt het aantal asielzoekers in Limburg. Vanaf
2003 tot 2009 is er een daling. Op 1 januari 2009 telt Limburg een 400-
tal asielzoekers minder dan het jaar ervoor, een daling van 17%.
Opvang voor asielzoekers en mensen zonder wettig verblijf
Asielzoekers hebben tijdens hun procedure enkel recht op materiële
hulp. Ze krijgen huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschap-
pelijke en psychologische begeleiding en beperkt zakgeld. Deze hulp
krijgen ze in een opvangstructuur.
Het opvangnetwerk in Limburg heeft een capaciteit van 1.525 plaat-
sen. Opvang is mogelijk in federale opvangcentra (in Limburg is er zo
één, in Sint-Truiden met plaats voor 450 personen), in de opvangcen-
tra van het Rode Kruis (twee in Limburg: Valkenhof in Overpelt met 94
plaatsen en Ter Dennen in Lanaken met 210 plaatsen) en in lokale
opvanginitiatieven van OCMW’s (771 plaatsen). Vanaf 1 december
2009 worden ook in Heusden-Zolder een 90-tal asielzoekers opgevan-
gen door het Rode Kruis.
Eind 2008 bedroeg de bezettingsgraad van het Belgische netwerk 107%.
In de loop van 2009 liep de emmer helemaal over. Asielzoekers wor-
den ondergebracht in hotels en op een bepaald moment stopte Fedasil
(het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) zelfs met
de dispatching van nieuwe asielzoekers.
Erkende vluchtelingen
Asielzoekers die met succes de asielprocedure doorlopen, worden
erkend als vluchteling. Uit het jaarverslag 2008 van het
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen
blijkt dat het Commissariaat in België 2.143 personen als vluchteling
erkende. Daarnaast kwamen er 394 personen in aanmerking voor de
subsidiaire bescherming.
Meer dan één vierde van alle beslissingen die het CGVS in 2008 nam,
was positief. Aan 28,3% van de asielzoekers werd op het eind van de
asielprocedure effectief een beschermingsstatuut verleend. Dit is een
stijging in vergelijking met de voorgaande jaren. Zo schommelde dit
percentage in 2007 rond de 20%. Begin 2000 was dit percentage zelfs
lager dan 10%. Het CGVS verklaart dit stijgende erkenningspercenta-
ge doordat steeds meer asielzoekers afkomstig zijn uit landen waar
ernstige schendingen van de mensenrechten of gewapende conflicten
hen tot vluchten dwingen. Louter economische motieven spelen
steeds minder mee. Een andere verklaring is de invoering van de sub-
sidiaire beschermingsstatus in België sinds eind 2006. Deze biedt
bescherming aan personen die niet voor de vluchtelingenstatus in
aanmerking zouden zijn gekomen.
Ongeveer 15% van de erkende vluchtelingen in 2008 zijn etnische
Tsjetjenen (322). De tweede grootste groep vluchtelingen zijn van Irak
(273). Guinee (214) vervolledigt de top drie. Bijna 60% van de dossiers
waarin subsidiaire bescherming werd toegekend waren personen
afkomstig uit Irak (229).
Op 1 januari 2008 telt Limburg 526 erkende vluchtelingen. Sinds 1993
schommelt dit aantal rond de 400. Dit lijkt een constant cijfer. Maar het
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200912
Organisaties van vluchtelingen, asielzoe-kers en mensen zonder wettig verblijfVele vrijwilligers zijn dagelijks in de weer voor vluchtelingen. Wat
ze doen en met hoeveel ze samenwerken is vaak erg verschillend en
hangt af van de concrete noden van de vluchtelingen in hun stad of
dorp.
Vaak is de hulp individueel: mensen helpen vluchtelingen uit hun
omgeving verder. Het kan ook op een georganiseerde manier
gebeuren:
• vrijwilligers in opvangcentra (taallessen, huistaakbegeleiding, …)
• vrijwilligers actief rond armoedebestrijding die zich ook richten
naar asielzoekers: Sint-Vincentiusvereniging, vzw Vriendschap
in Hasselt, …
• vrijwilligers verbonden aan kerken: Verenigde Protestantse Kerk
in Hasselt, Kerkwerk Multicultureel Samenleven, …
• plaatselijke vluchtelingencomités: Masala Sint-Truiden, Gastvrij
Hasselt, GASTAMA Tongeren, Steuncomité Vluchtelingen
Genk, Gastvrij Diepenbeek, ’t Schanske Opglabbeek, …
Het Limburgs Platform Vluchtelingen verenigt het vrijwillige
vluchtelingenwerk in Limburg. Het wil een pluralistisch overleg
zijn van organisaties en personen die in Limburg met en voor
vluchtelingen werken. Het Platform ijvert voor een menswaardige
opvang en begeleiding van vluchtelingen, met respect voor de
menselijke waardigheid en de fundamentele mensenrechten.
Een bijzondere vorm van inzet door geëngageerde burgers zijn de
lokale actiecomités die rond de dreigende uitwijzing van uitgepro-
cedeerde gezinnen actief zijn. Dikwijls ontstaan ze rond de school
van de kinderen en zoeken steun bij de lokale overheid om druk uit
te oefenen op ‘Brussel’.
Verder zijn er ook de eigen organisaties, waar vluchtelingen aan-
sluiting vinden. Sommige organiseren zich op religieuze basis, bij-
voorbeeld Ahmaddiya-moslims uit Pakistan. Anderen op basis van
taal, bijvoorbeeld Russisch sprekenden, of een gemeenschappelij-
ke culturele achtergrond.
Meer info? www.vluchtelingenwerk.be/vrijwilligers
gaat om een dynamische groep met telkens nieuwe instroom en waar-
van de uitstroom bestaat uit erkende vluchtelingen die Belg worden.
Daardoor verdwijnen ze uit deze statistieken. De laatste jaren is het aan-
tal erkende vluchtelingen in Limburg licht gestegen, onder meer door
het wegwerken van de achterstand van het aantal asielaanvragen.
Voogden waken over niet-begeleide minderjarigen
In 2008 vangt België 1.334 niet-begeleide buitenlandse minderjarigen
op. Dit zijn jongeren die in België aankomen zonder ouders. Ze zijn
afkomstig uit verschillende landen en hebben een zeer diverse achter-
grond.
Sinds mei 2004 stelt de federale overheid voor elke niet-begeleide bui-
tenlandse minderjarige (van buiten de EU) een voogd aan. Deze behar-
tigt de belangen van de minderjarige. Zo helpt de voogd de minderja-
rige bij de asielprocedure. Hij of zij volgt op dat de minderjarige naar
school gaat en passende psychologische en medische bijstand krijgt.
En dit is nodig. Want ruim de helft van deze kinderen en jongeren
heeft ernstige symptomen van angst, depressie en posttraumatische
stress. Hun vluchtervaringen, het gegeven dat ze deze ervaringen zon-
der ouders moeten doormaken en hun onzekere verblijfssituatie beïn-
vloeden hun emotioneel welzijn.
Voogden staan niet in voor materiële opvang. Er zijn bijzondere
opvangplaatsen in de bestaande structuur. Indien de jongere asiel aan-
vraagt (521 in 2008), brengt Fedasil hem of haar onder in een opvang-
centrum.
In Limburg zijn er 60 plaatsen voor niet-begeleide minderjarigen in
het opvangcentrum in Sint-Truiden, zestien in Lanaken en drie in het
lokaal opvanginitiatief van Alken.
Naast de groep niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvragen, is er
een grotere groep minderjarigen die geen asiel aanvragen. Zij mogen
blijven totdat ze meerderjarig worden en hopen dan geregulariseerd te
worden. Deze jongeren kunnen terecht in een van de instellingen van
de Bijzondere Jeugdzorg. Sinds juni 2009 is er opvangmogelijkheid
voor een vijftiental niet-begeleide minderjarigen in opvangtehuis
Fonto Nova te Genk.
13
Yangdi Sherpa vluchtte op haar 23ste halsoverkop uit Nepal. Wegens
politieke strubbelingen, waar ze als lerares in betrokken raakte. In de
vier jaar in Limburg timmerde ze hard aan haar Nederlands.
“Nodig,” vindt ze, “want dat is de enige manier om hier iets te berei-
ken.” In Nepal gaf Yangdi les. Hier wil ze ook met kinderen werken.
Als haar papieren in orde geraken.
Wereldvluchtelingendag
20 juni is de jaarlijkse Wereldvluchtelingendag. De Verenigde Naties
stelden deze dag in 2000 in om begrip voor vluchtelingen te vragen. De
datum werd geprikt op 20 juni, omdat op deze dag al enkele jaren in een
aantal Afrikaanse landen de Africa Refugee Day werd gehouden.
Het Limburgs Platform Vluchtelingen koos Yangdi als gezicht van
haar jaarlijkse campagne. “Wij willen op deze dag de Limburgse
vluchtelingen op een positieve manier in de kijker stellen. Ondanks
hun beperkte wettelijke mogelijkheden tot tewerkstelling, leveren
vluchtelingen een grote bijdrage aan de Limburgse samenleving.
Velen studeren, leren Nederlands, zoals Yangdi, of doen vrijwilligers-
werk,” zegt Linda Delva van het Platform Vluchtelingen.
One shot
De toekomst van Yangdi krijgt in juli 2009 een plotse wending. Een
nieuw regeringsakkoord gaf instructies om tussen 15 september en 15
december 2009 een aanvraag voor regularisatie in te dienen. Al wie
vóór maart 2007 is binnengekomen, dus ook Yangdi, zou in aanmer-
king kunnen komen voor deze ‘one-shot-regularisatie’. Kandidaten
kunnen een voorwaardelijke verblijfsvergunning krijgen, op voor-
waarde dat ze een arbeidscontract van minimum één jaar kunnen
voorleggen.
Een moeilijke opgave, want welke werkgever zal in tijden van crisis
een arbeidscontract van één jaar geven aan iemand zonder verblijfsver-
gunning? Toch wil Yangdi van deze mogelijkheid gebruik maken. Ze
woont nu in Leuven en is hard op zoek naar een job.
Wat is het eerste wat
ze doet als ze een per-
manente verblijfver-
gunning krijgt?
Yangdi: “Een oplei-
ding volgen om ook
hier les te kunnen
geven. Maar als aller-
eerste haal ik mijn
dochtertje van vier
naar hier. Ik heb haar
niet meer gezien
sinds ze een baby
was.”
Nepalese Yangdi is gezicht vluchtelingencampagne
Gezinnen zitten klem in opvang
Het opvangnetwerk voor asielzoekers zit vol. Eén van de redenen is dat
er een groep mensen zit waarvoor dat netwerk eigenlijk niet bedoeld is.
KB-gezinnen
Redenen van de dichtgeslibde opvang zijn een stijging van het aantal
asielaanvragen, asielzoekers die langer in de opvang blijven en het feit
dat er een aantal bijzondere categorieën zijn die erg moeilijk uitstro-
men en zo langdurig capaciteit bezet houden. De belangrijkste cate-
gorie hiervan noemt Simon Vanmechelen, hoofd van de sociale dienst
van het federale opvangcentrum in Sint-Truiden ‘KB-gezinnen’. “Het
gaat niet om asielzoekers, wel om mensen zonder wettig verblijf. In
principe hebben die geen recht op opvang, de enige rechten die men-
sen zonder wettig verblijf kunnen doen gelden zijn recht op onderwijs
en recht op dringende medische hulp. Daar is één uitzondering op:
gezinnen met kinderen hebben wel recht op opvang.”
Een aantal jaren geleden werd de Belgische staat hiertoe veroordeeld,
onder meer omdat niets doen voor deze kinderen in strijd was met het
kinderrechtenverdrag. Om daar mee in orde te zijn kwam de regering
in 2004 met een koninklijk besluit (KB!) dat illegale gezinnen met kin-
deren recht geeft op opvang in een opvangcentrum, in principe tot
hun jongste kind achttien is.
Geen uitstroom
Eén keer deze gezinnen in de opvang zitten blijven ze daar. Terugkeer
naar hun land van herkomst is jammer genoeg een weinig gebruikte
optie. Zelf een woning zoeken buiten het opvangcentrum ook niet
omdat mensen zonder wettig verblijf niet mogen werken. Simon:
“Momenteel bezetten de KB-gezinnen twintig procent van onze
opvangcapaciteit. Vorig jaar was dat nog maar zestien procent.”
Toch lijkt er nu een daling aan te komen. Simon noemt twee ontwik-
kelingen. “Een aantal van deze gezinnen, met name Roma, hebben de
nationaliteit van een nieuwe EU-lidstaat en dat geeft ze het recht om
hier te werken. Dan kunnen ze ook buiten het opvangcentrum gaan
wonen. Een tweede ontwikkeling is de regularisatie. Twee van onze
gezinnen komen in aanmerking voor de verruimde criteria die eerder
dit jaar werden uitgevaardigd door minister Turtelboom. We wachten
nu af wat de nieuwe instructie van de federale regering in de praktijk
kan betekenen voor een aantal andere gezinnen.”
Apathisch
KB-gezinnen hebben het niet gemakkelijk. Simon Vanmechelen
noemt het vlakaf een vorm van institutionele mishandeling: “Een nor-
maal gezinsleven is niet mogelijk. Mensen kunnen niet zelf koken,
niet werken en hebben maar 6,9 euro vrij te besteden per week. Ze
worden er apathisch en depressief van. Een opvangcentrum is geen
geschikte omgeving om kinderen op te voeden en dat geeft opvoe-
dingsproblemen.”
Toch een paar lichtpuntjes. Simon: “De kinderen gaan naar school en
we stimuleren de ouders daarbij hun rol als ouder op te nemen door
naar schoolfeesten te gaan en naar het oudercontact. Ook bieden we
met ons programma ‘talent twister’ opleidingen aan, intern en extern.
We hebben afspraken met centra voor volwassenenonderwijs zodat
onze mensen vrijgesteld zijn van inschrijvingsgeld, maar dikwijls is er
dan nog het probleem dat ze zelf materiaal en gereedschap moeten
kopen. Als het mogelijk is schakelen we deze mensen ook in voor
klusjes in het centrum. We kunnen beter dit soort initiatieven nemen
dan kosten te maken voor psychiaters, therapeuten of slaappillen.
Voorkomen is beter dan genezen.”
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200914
‘Room 261012’ is een intieme
fotoreportage van de jonge
fotografe Isabelle Pateer over
een Servische familie in het
opvangcentrum voor asielzoe-
kers van Sint-Truiden. De fami-
lie is tien jaar in België en ver-
bleef meer dan twee jaar in
deze kamer van twaalf vierkan-
te meter.
15Nieuwe immigrantenElk jaar vestigen heel wat immigranten zich vanuit het buitenland in
onze provincie. Bijna de helft hiervan zijn Nederlanders.
Aantal buitenlandse inwijkelingen piekt
In de loop van 2007 vestigen zich 7.100 migranten vanuit het buiten-
land in Limburg. Hiermee bereikt Limburg zijn hoogste peil sinds
1989. Bijna de helft (48,4%) van deze buitenlandse inwijkelingen heeft
de Nederlandse nationaliteit. Ook Belgen die zich vanuit het buiten-
land opnieuw in Limburg vestigen worden onder de buitenlandse
inwijkelingen gerekend. Met 701 komen ze op de tweede plaats. Polen
(591 personen), Turkije (486 personen) en Marokko (270 personen)
vervolledigen de top vijf. In totaal is 86,3% van de buitenlandse inwij-
kelingen afkomstig van een Europees land.
Ook immigranten uit voormalige EU-migratielanden komen nog naar
Limburg. Zo vestigden zich er in de loop van 2007 84 Italianen, 67
Spanjaarden, 44 Portugezen en 30 Grieken. Ook inwoners van één van
de EU-landen vinden traditioneel hun weg naar België. In 2007 vestigen
zich heel wat Duitsers (151), Britten (53), en Fransen (52) in Limburg.
Daarnaast valt vooral de stijging vanuit de nieuwe EU-lidstaten op. Zo
steeg het aantal uit Polen van 241 in 2006 naar 591 in 2007, het aantal
Roemenen van 31 naar 112 en het aantal Bulgaren van 23 naar 81. De
stijging van het aantal buitenlandse inwijkelingen (van 6.375 in 2006
naar 7.100 in 2007) is dan ook vooral toe te schrijven aan de toename
van deze groepen.
India blijft met 74 buitenlandse inwijkelingen in 2006 de koploper van
het Aziatische continent, gevolgd door de vooral vrouwelijke migratie
uit Thailand (61) en de Filippijnen (36).
Nederlanders grootste groep nieuwe migranten
In 2007 vestigen 3.437 Nederlanders zich in Limburg. Met bijna
40.000 zijn de Nederlanders de grootste groep niet-Belgen in
Limburg. Het aantal Nederlanders dat zich van over de grens in
Limburg vestigt, stijgt voor het eerst sinds enkele jaren niet verder,
Top 10 buitenlandse inwijkingen naar Limburg (loop 2007)
nationaliteit aantal %
Nederland 3 437 48,4%
België 701 9,9%
Polen 591 8,3%
Turkije 486 6,8%
Marokko 270 3,8%
Duitsland 151 2,1%
Roemenië 112 1,6%
Italië 84 1,2%
Bulgarije 81 1,1%
Verenigde Staten van Amerika 79 1,1%
overige landen 1 108 15,6%
totaal Limburg 7 100 100,0%
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel
Aantal buitenlandse inwijkingen in Limburg naar nationaliteit (loop
2007)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel
Evolutie van het aantal buitenlandse inwijkingen naar Limburg
(1989-2007)
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie & Planning – Studiecel
Nederland 48,4%
Turkije 6,8%
Marokko 3,8%
Polen 8,3%
België 9,9%
Roemenië 1,6%
Italië 1,2%
Duitsland 2,1%
Bulgarije 1,1%
Verenigde Staten van Amerika 1,1% overige landen 15,6%
N=7.100
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
4.500
5.000
5.500
6.000
6.500
7.000
8.000
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
maar stabiliseert zich rond het hoogtepunt van 3.500 Nederlandse
inwijkelingen per jaar. Het aantal Nederlandse migranten dat jaarlijks
naar Limburg komt, is tussen 1989 en 2007 wel meer dan verdubbeld.
Vooral de goedkopere woningen en bouwgronden trekken de
Nederlanders in onze provincie aan, met name in de grensgemeenten
in Noord-Limburg en het Maasland. Lanaken mocht in 2007 het
meeste Nederlandse nieuwkomers verwelkomen (549), maar ook
Lommel (329), Hamont-Achel (246), Riemst (212) en Maasmechelen
(278) waren erg in trek.
Wat ook kan meespelen is de zogenaamde België-route. In Nederland
zijn de regels voor gezinshereniging strenger. Nederlandse allochto-
nen die een willen huwen met een partner van buiten de EU, vestigen
zich eerst in België en omzeilen zo de strengere Nederlandse regels.
Netto is de Nederlandse migratie wel een stuk kleiner dan wat de cij-
fers doen uitschijnen. Naast inwijkelingen, zijn er ook uitwijkelingen.
In 2007 waren er 3.437 nieuwkomers, maar trokken er ook 1.586
Nederlanders weg uit Limburg.
HuwelijksmigratieBelangrijk migratiekanaal
Huwelijksmigratie is, samen met gezinshereniging, uitgegroeid tot
één van de belangrijkste migratiekanalen in België. Sinds de migratie-
stop van 1974 is het één van de weinige manieren om zich als niet-EU-
er legaal in België te vestigen.
Huwelijksmigratie is een ruim begrip. Niet enkel de migranten in
België die huwen met een partner uit het herkomstland, zoals de
Turken en Marokkanen, vallen hieronder. Er zijn ook autochtone
Belgen die huwen met een persoon uit het buitenland. Sommige lan-
den, zoals Thailand en de Filippijnen, zijn zelfs gekend als ‘bruiddo-
norlanden’ omwille van de grote groep vrouwen die als bruid naar het
buitenland trekken.
Daalt huwelijksmigratie in Limburg?
Een analyse van twee Limburgse integratiediensten wijst op een dalen-
de trend op vlak van huwelijksmigratie. Op basis van beide huwelijks-
registers bleek dat in 2008 ongeveer 50% van de Turkse allochtonen
en ongeveer 57% van de Marokkaanse allochtonen huwen met een
partner uit het herkomstland. Enkele jaren eerder piekten deze cijfers
nog boven de 70% voor de Turken en boven de 60% voor de
Marokkanen.
De analyses bevestigden ook dat Turkse en Marokkaanse allochtonen
bij voorkeur met een partner met dezelfde herkomst huwen. Slechts
5% van de Turken en 9% van de Marokkanen koos voor een partner
met een andere herkomst.
Op basis van de resultaten conclusies trekken, die gelden voor heel
Limburg, is een brug te ver. Maar het is wel een sterke indicatie voor een
daling van de huwelijksmigratie bij Turkse en Marokkaanse allochtonen.
Allochtonen verdeeld over importhuwelijken
Huwelijksmigratie staat onder druk. Politici en beleidsmakers spre-
ken harde taal. ‘Importhuwelijken nefast voor integratie.’ ‘Nederlands
gaat achteruit.’ ‘Ticket voor kansarmoede.’ Maar wat vinden de alloch-
tonen zelf ?
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200916
Wie kan naar België reizen? Wie mag inBelgië wonen en werken?
EU-onderdanen
Voor onderdanen van de oude EU-landen is het makkelijk: zij kunnen
vrij in en uit België reizen, er vrij werken en (als ze voldoende inkom-
sten hebben) er zich ook vrij vestigen. Onderdanen van de nieuwe EU-
landen uit Oost-Europa kunnen ook vrij in en uit België reizen. Sinds
1 mei 2009 is het voor de onderdanen van nieuwe EU-lidstaten, waar-
onder Polen, bovendien niet langer verplicht om een arbeidskaart te
hebben om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije en Roemenië,
die sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, geldt deze verplichting
nog. Ook kunnen ze gedetacheerd worden door een bedrijf uit hun
land of als zelfstandige hier aan de slag gaan.
Niet-EU-onderdanen
Om België binnen te komen voor een verblijf van korte duur heb-
ben niet-EU-onderdanen dikwijls een visum nodig van één van de
diplomatieke posten van de Schengenlanden. Niet-EU-onderda-
nen kunnen ook niet vrij werken in België. Bedrijven hier kunnen
uitzonderlijk wel personeel laten overkomen, bijvoorbeeld gespe-
cialiseerde technici. Ook beroepssporters en artiesten kunnen naar
hier komen. Dat moeten ze op voorhand aanvragen. Niet-EU-ers
kunnen ook naar België komen als hier nauwe familie woont: een
echtgenoot of echtgenote, een kind of – als er sprake is van een
ondersteuning en hulp – bejaarde ouders. Bepaalde nationaliteiten
hebben een visum nodig. Niet-EU-ers kunnen hier ook studeren.
Ze moeten dan wel voldoende financiële middelen hebben om die
studies te betalen of van iemand in België ten laste zijn. Na de stu-
dies moeten ze vertrekken. Voor niet-EU-ers geeft ook een asiel-
aanvraag recht op tijdelijk verblijf, zolang als de procedure loopt.
Wordt de aanvraag erkend, dan kunnen ze blijven.
Meer info?
www.vmc.be, de website van het Vlaams Minderhedencentrum.
sociaal-juridische dienstverlening van het Provinciaal Integratiecentrum,
[email protected] of 011 30 57 13.
Het Provinciaal Integratiecentrum ontwikkelde de methodiek
‘Huwelijk en migratie’ om met allochtonen over partnerkeuze te pra-
ten. De meningen zijn verdeeld. Volgende uitspraken komen uit een
sessie in het buurthuis Berensheuvel in Maasmechelen.
Pro importhuwelijken:
• Een jonge moeder: “Mijn man is zelf van Turkije. In het begin had
ik ook problemen in mijn huwelijk maar deze hebben we kunnen
overbruggen door te communiceren. Ik heb begrip moeten tonen
omdat hij een aanpassingsfase heeft moeten doorlopen. Nu zijn
we heel gelukkig. Toen ik vrijgezel was, wilde ik absoluut geen
jongeren vanuit België. Ik vertrouw hen niet en ze beantwoorden
niet aan mijn verwachtingen.”
• Een moderne moeder: “Ik hoop dat mijn zoon zijn partner uit
Turkije laat overkomen. Ik ben ook zelf van Turkije en ik ben heel
gelukkig met mijn man. Ik denk niet dat mijn zoon zijn leven zou
kunnen doorbrengen met een Belgisch meisje. Ze zijn te speels en
niet bekwaam om een huwelijk in stand te houden. De meisjes van
Turkije daarentegen zijn volwassen en intellectueel. Ze zijn
beleefd en respectvol.”
• Een werkende jonge dame: “Ik ben geen tegenstander van import-
huwelijken. Ik heb een relatie met een Turkse jongen uit Turkije.
In de zomervakantie gaan we trouwen. Als het eenmaal zover is,
sta je niet stil bij de mogelijke problemen van zo’n huwelijk. Ik
weet dat het moeilijk zal zijn voor hem maar dat weet hij zelf ook.
Hij weet dat hij niet onmiddellijk werk zal vinden. Hij is nu al
bezig met Nederlands leren. Hij is ook bereid om zich aan te pas-
sen en een nieuw leven op te bouwen in België.”
Contra importhuwelijken:
• Een 40-plusser: “Partners die overkomen vanuit Turkije hebben te
hoge verwachtingen. Ze denken bijvoorbeeld dat de Belgische
inwoners niet hoeven te werken of dat ze veel geld hebben. Ook
zijn de Turken van Turkije anders opgevoed dan de Turken van
België. Hun waarden en normen komen niet volledig overeen met
onze waarden en normen. Vaak vinden ze onze kinderen onbe-
17
Sara en Halil leerden elkaar kennen op een fuif. Ze wisselden elkaars
nummers uit, werden verliefd en trouwden. Niets speciaals. Maar wel
als je weet dat Sara Vlaamse ouders heeft en Halil Turkse. Een inter-
view met een gemengd koppel.
Samenwonen
“Mijn vrienden hebben mij meermaals gewaarschuwd en gezegd dat
ik er niet aan moest beginnen,” opent Sara. “Volgens hen zijn Turkse
jongens niet te vertrouwen en eens ze een serieuze relatie willen dan
halen ze iemand uit Turkije. In het begin had ik ook mijn twijfels maar
na verloop van tijd was mijn twijfelgevoel over.”
Halils ouders zeiden niets over de gemengde relatie van hun zoon.
Halil: “Ik ben oud genoeg en ik neem mijn beslissingen zelf. Mijn
ouders hebben Sara graag, maar ze zijn er tegen dat wij nog niet voor
de imam zijn getrouwd. Wij wonen al een tijdje samen en mijn ouders
zijn nog maar één keer bij ons op bezoek geweest. Samenwonen past
niet in de islam. Ook de Turkse gemeenschap accepteert zoiets niet.
Sara weet wat ik van haar verwacht en we hebben besloten om binnen-
kort te trouwen voor de imam.”
Sara: “Toen mijn ouders voor het eerst hoorden over mijn relatie met
Halil was het grote ruzie. Mijn vader was dagenlang heel afstandelijk
tegen mij. Ik vond het heel erg, maar ik wist ook dat ze het na verloop
van tijd zouden aanvaarden. Mijn hele familie was er tegen. Nu is het
gelukkig allemaal voorbij. Mijn familie heeft kennisgemaakt met Halil
en we gaan geregeld mijn ouders bezoeken. Zij komen ook bij ons
thuis. Maar alle problemen zijn lang niet opgelost hoor!”
Onbekend
Sara groeide op in een traditioneel Belgisch kerngezin. Haar ouders
kennen niet veel van andere culturen. Alles wat onbekend is, roept
angst op bij vele mensen. Ook bij hun is dat zo. Sara: “Ze hebben voor-
oordelen omdat ze er niets of heel weinig over weten. Ze zijn bezorgd
dat ik ongelukkig zou zijn maar dat ben ik zeker niet.”
Er zijn veel verschillen in de levenswijzen van beide families. Halil:
“Bijvoorbeeld als Sara’s zus kookt voor haar vriend, dan word ik niet
uitgenodigd om mee te eten. Of als wij, Turken, bezoek krijgen dan
groeten we elkaar en vragen we hoe het gaat. Maar bij hun doen ze dat
niet. Ze zeggen enkel ‘hoi’ en voor de rest wordt er niet gekust of zo.
Natuurlijk hebben ze ook goede dingen. Ik mag bijvoorbeeld de auto
lenen van haar vader.”
Ruimdenkend
Sara pikt hierop in: “Communiceren en begrip opbrengen voor die ver-
schillen is heel belangrijk. Als Belgische partner van een Turkse jongen
heb ik veel toegevingen gedaan. Maar natuurlijk is dit wederzijds. Geven
en nemen, anders kom je niet ver. Als je aan een gemengde relatie begint
dan weet je niet wat je te wachten staat. Er wordt heel veel van je gevraagd.
Gelukkig ben ik een ruimdenkend iemand en ik doe het ook omdat ik het
zelf wil. Nu nog steeds lopen we tegen obstakels aan. We proberen het
samen op te lossen. Zolang er respect is komt de rest van zelf.”
“Zolang onze ouders zich niet moeien met onze relatie verloopt alles heel
goed. Wij moeten tegen onze ouders kunnen zeggen dat ze er niet het
recht toe hebben. Dat is natuurlijk niet gemakkelijk,” zo sluit Halil af.
“Mijn vrienden hebben mij meermaals gewaarschuwd”
leefd of niet modern. Ze zitten niet op dezelfde golflengte en hier-
door ervaren ze problemen in hun huwelijk. Ik heb liever dat mijn
kinderen met een Belg trouwen en gelukkig zijn, dan met iemand
uit Turkije waarmee ze niet kunnen opschieten.”
• Een jonge moeder: “Ik kwam naar België en vond de levenswijze
van mijn man en zijn familie heel anders. Ik ben nu zes jaar
gehuwd en woon nog steeds in bij mijn schoonouders. Mijn man
is onverantwoordelijk en staat zelden in voor de gemeenschappe-
lijke taken. Voor mijn schoonouders is het heel normaal dat hun
zoon op stap gaat terwijl ik thuis met de kinderen zit. Ik heb geen
ruimte voor ontspanning. Ik ben absoluut geen voorstander van
importhuwelijken. Ik vind dat iedereen de partner uit de eigen
gemeenschap moet kiezen.”
• Een hogeschoolstudente: “Ik ben tegen importhuwelijken. Als ik
mijn partner uit Turkije zou laten overkomen moet ik ook de man-
nelijke rol opnemen. Ik moet werken terwijl hij sukkelt om de
Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Als hij geïntegreerd is,
zijn er enkele jaren voorbij. Daar heb ik geen tijd en geen goesting
voor. Ik trouw liever met een Belg die de taal goed beheerst en zelf-
standig is. Dan heb ik minder problemen en meer rust”.
ArbeidsmigratieLimburg kent een lange geschiedenis van arbeidsmigratie. Hoewel er
officieel sinds 1974 een migratiestop van kracht is, komen ook de laat-
ste jaren arbeidsmigranten vanuit het buitenland in Limburg werken.
De economische crisis lijkt hierop weinig impact te hebben.
Een indicatie van het aantal arbeidsmigranten die als werknemer aan
de slag gaan, krijgen we op basis van het aantal uitgereikte arbeids-
kaarten. Daarnaast kunnen onderdanen van de EU-landen hier als
zelfstandige aan de slag of naar hier gedetacheerd worden vanuit hun
bedrijf.
Aantal arbeidskaarten voor Limburg blijft stijgen
In de loop van 2008 reikt de Vlaamse Gemeenschap in Limburg 10.634
arbeidskaarten en –vergunningen uit aan vreemde arbeiders. Dit aan-
tal blijft, na een verdubbeling in 2007, verder stijgen.
Vooral het aantal afgeleverde arbeidskaarten B kent een forse stijging.
Arbeidskaarten B zijn bedoeld voor echte arbeidsmigranten, werkne-
mers die voor een bepaalde job uit het buitenland naar België komen.
In 2008 worden in Limburg 9.653 arbeidskaarten afgeleverd, onge-
veer 1.600 meer dan in 2007.
Bijna 96% van alle arbeidskaarten B gaat in 2008 naar onderdanen van
de nieuwe EU-lidstaten in knelpuntberoepen. Verder reikt de Vlaamse
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200818
9 5
4
3
2
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
9000
10000
11000
2003 2004 2005 2006 2007
arbeidskaart Aarbeidskaart Barbeidskaart C
761 1003 916 822 946
388459
1224
3920
8039
1
2008
980
9653
Bron: Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
Evolutie van het aantal afgeleverde arbeidskaarten voor de provin-
cie Limburg (2003 - 2008)
Gemeenschap arbeidskaarten B uit aan hooggeschoolden (41), lei-
dinggevenden (39), gedetacheerde hooggeschoolden, leidinggeven-
den of stagiairs (107), au-pairs (26), beroepssporters (30) en aan nog
enkele andere categorieën. Meer dan 80% van alle arbeidskaarten B
worden uitgereikt aan Polen. Bulgaren en Roemenen, samen goed
voor 12% van alle arbeidskaarten, vervolledigen de top drie.
In Limburg ontvangen 980 personen een arbeidskaart C. Deze arbeids-
kaart is voor wie al legaal in België verblijft maar met zo’n kaart ook
recht krijgt om er te werken. Het gaat dan om geregulariseerden, stu-
denten of slachtoffers van mensenhandel en ontvankelijk verklaarde
asielzoekers. Tenslotte is er ook één arbeidskaart A uitgereikt. Na vier
jaar werken met een arbeidskaart B kan iemand een kaart A krijgen.
Deze cijfers geven een beeld van de arbeidsmigratie. Toch is voorzich-
tigheid nodig. Want sommige vreemdelingen zijn, net zoals Belgen,
vrijgesteld van een arbeidskaart. Zij zijn dan niet opgenomen in de sta-
tistieken. De statistieken bevatten bovendien zowel de aanvragen als
de hernieuwingen. Een werknemer kan in één jaar meerdere arbeids-
kaarten ontvangen hebben. De cijfergegevens stemmen dus in geen
geval overeen met het aantal effectief naar Limburg gemigreerde of in
Limburg verblijvende buitenlandse werknemers.
Bovendien moeten onderdanen van de nieuwe EU-lidstaten, waaron-
der Polen, sinds 1 mei 2009 niet langer over een arbeidskaart beschik-
ken om in België te kunnen werken. Voor Bulgarije en Roemenië, die
sinds 2007 lid zijn van de Europese Unie, blijft deze verplichting wel
gelden. Poolse werknemers maken momenteel de hoofdmoot uit van
de in Limburg uitgereikte arbeidskaarten. Het aantal uitgereikte
arbeidskaarten zal in de toekomst dus nog minder de groep arbeids-
migranten in onze provincie omvatten.
Heeft de economische crisis de arbeidsmigratie onder druk gezet? Het
lijkt erop van niet. Een indicatie hiervoor is een telling van het aantal
Europese plukkers. Plukkers die aan de slag willen in de fruitsector
moeten zich registreren bij de gemeente. In 2008 registreerden zich in
Limburg in totaal 6.808 plukkers, 2.100 hiervan in Sint-Truiden. In
2009 hadden zich in Sint-Truiden op het moment van publicatie al
2.490 plukkers geregistreerd, voornamelijk uit Polen. Dit is een stij-
ging in vergelijking met het jaar ervoor. De economische crisis lijkt
hierop dus weinig impact te hebben. Over een belangrijke andere sec-
tor voor arbeidsmigratie, de bouw, is er momenteel geen concreet cij-
fermateriaal beschikbaar.
Meer info over de arbeidskaartreglementeringen vindt u op
http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht.
Zelfstandigen en gedetacheerden
Buitenlandse ondernemingen, organisaties of zelfstandigen die per-
sonen in België tewerk willen stellen, moeten hiervan aangifte doen
bij Limosa, een administratieve databank. Hiermee wil de Belgische
overheid een zicht krijgen op de impact van deze activiteiten op de
Belgische economie, garanties scheppen voor het vrij verkeer van
diensten en een legale tewerkstelling in België garanderen, met res-
pect voor ieders rechten en arbeidsvoorwaarden.
Momenteel beschikken we niet over Limburgse statistieken van 2008.
19Sinds 1 mei 2009 hebben Poolse fruitplukkers geen arbeidskaart meer nodig.
© Jozef Croughs
Mensen zonder wettig verblijfMensen zonder wettig verblijf leven zonder wettige verblijfsdocumen-
ten in België. ‘Illegalen’ of ‘mensen zonder papieren’ zijn andere,
minder correcte benamingen.
In Limburg, uit de statistieken
Hoeveel mensen zonder wettig verblijf in Limburg leven, is door hun
relatieve onzichtbaarheid zeer moeilijk in te schatten. De groep van men-
sen zonder wettig verblijf is een zeer diverse groep. Sommigen verblijven
van meet af aan illegaal in België. Ze zijn zonder toestemming het land
binnengekomen of met een toeristenvisum dat intussen verlopen is.
Anderen starten daarentegen wel met een legaal verblijf maar zijn er niet
in geslaagd dit te behouden. Ze kiezen voor een leven in de illegaliteit.
Uitgeprocedeerde asielzoekers of gezinsherenigers, gewezen buiten-
landse studenten of au pairs behoren onder meer tot deze groep.
Meer dan 100.000 onwettig in België
Het aantal personen dat onwettig in België verblijft, wordt geschat op
ruim 100.000 personen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Erasmus
Universiteit van Rotterdam in opdracht van de Belgische regering. Voor
deze schatting werd beroep gedaan op politiedata en data uit de
gezondheidszorg die ze combineerden met de resultaten van 120 inter-
views met irreguliere immigranten in Brussel, Gent en Antwerpen.
Uit deze gesprekken blijkt dat de economische achterstandspositie
vaak de directe aanleiding is om te migreren. Toch spelen er vaak ook
andere individuele beweegredenen mee. Ongeveer één op vijf van de
geïnterviewden geeft aan naar België te komen om in een korte perio-
de ze veel mogelijk geld te verdienen om dan terug te keren naar het
herkomstland. Daarnaast is er een omvangrijkere groep die een wettig
verblijf nastreven, bijvoorbeeld door huwelijk of regularisatie. Een
laatste groep, ongeveer één op drie van de geïnterviewden, accepteert
het onwettig verblijf in België en is naar hier gekomen om een nieuw
bestaan op te bouwen, legaal of illegaal.
Hulpbronnen voor mensen zonder wettig verblijf
Voor veel mensen zonder wettig verblijf is een sterk sociaal netwerk
essentieel om in tijden van nood op terug te kunnen vallen. Familie en
vrienden komen op de eerste plaats, maar ze doen ook vaak beroep op
het netwerk binnen de eigen etnische gemeenschap, bijvoorbeeld bij
het zoeken naar werk of huisvesting.
Mensen zonder wettig verblijf met een minder sterk sociaal netwerk
kloppen vaker aan bij de verschillende welzijnsvoorzieningen. Vaak
gaat het hier om uitgeprocedeerde asielzoekers. Ook heel wat organi-
saties en vrijwilligers trekken zich het lot aan van mensen zonder wet-
tig verblijf. Hulp aan mensen zonder wettig verblijf is niet strafbaar.
Ook is er geen verplichting mensen zonder wettig verblijf aan te
geven. Een woning verhuren aan iemand zonder wettig verblijf kan,
zolang er geen sprake is van huisjesmelkerij. Mensen zonder wettig
verblijf tewerkstellen, is wel strafbaar. Vanzelfsprekend zijn ook men-
sensmokkel en mensenhandel strafbaar.
Recht op onderwijs en dringende medische hulp
Mensen zonder wettig verblijf hebben geen verblijfsrecht in België.
Hierdoor zijn ze uitgesloten van de arbeidsmarkt en kunnen ze maar
in beperkte mate rekenen op steun van publieke voorzieningen. Toch
garandeert de overheid enkele fundamentele rechten: het recht op
onderwijs voor kinderen van personen zonder wettig verblijf en het
recht op dringende medische hulp.
Elk kind zonder wettig verblijf kan zich in principe vrij inschrijven in
een school. De school is niet verplicht de inschrijving van het kind te
melden aan de autoriteiten en kinderen mogen op school niet opge-
pakt worden voor uitzetting. Er zijn weinig gevallen bekend van scho-
len die een kind niet willen inschrijven. Wel stellen er zich vaak afgelei-
de problemen. Meestal zijn het vooral de extra kosten voor schoolrei-
zen, boeken, zwemlessen, vervoer, … die een extra probleem vormen.
Iedere persoon die illegaal op het Belgisch grondgebied verblijft, heeft
het recht op dringende medische hulp. Elk OCMW kan de kosten
onder bepaalde voorwaarden terugvorderen van het Ministerie voor
Maatschappelijke Integratie. In 2008 vragen in Limburg 327 personen
zonder wettig verblijf dringende medische hulp aan. Een jaar eerder
waren er dit nog 391.
Hiernaast zijn er 629 aanvragen van kandidaat-vluchtelingen voor drin-
gende medische hulp. Ook zijn er 93 aanvragen van niet-Belgen die niet
in het bevolkingsregister ingeschreven zijn, maar wel recht hebben op
verblijf of tijdelijk verblijf. Deze cijfers hebben enkel betrekking op het
aantal goedgekeurde aanvragen. Hierdoor kan het aantal aanvragen
nog hoger liggen.
Huisvesting voor mensen zonder wettig verblijf
Mensen zonder wettig verblijf hebben in principe geen recht op
opvang. Voor hen is het vaak behelpen. Mensen zonder wettig verblijf,
die tijdens hun legaal verblijf een woning hebben, houden meestal zo
lang mogelijk vast aan deze woning. Huur betalen ze door zwartwerk.
In vele gevallen gaat het over woningen in het laagste segment qua
kwaliteit en comfort.
Er zijn uitzonderingen op de regel. Gezinnen met kinderen zonder
wettig verblijf, niet in staat om in het onderhoud van hun kinderen te
voorzien, kunnen op basis van een beslissing van het Arbitragehof
recht hebben op opvang in een opvangcentrum. Het Valkenhof in
Overpelt en het opvangcentrum in Sint-Truiden vangen families zon-
der wettig verblijf op. Ook uitgeprocedeerde asielzoekers met nog een
procedure bij de Raad van State hebben recht op opvang in een
opvangcentrum.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200920
21Regularisatie in 2009
Regularisatie gebeurt op twee manieren. Ten eerste: continue, met een
vaste procedure, waarbij los van een bepaalde periode, beoordeeld
wordt of iemand die daar feitelijk geen recht op heeft, toch een ver-
blijfsvergunning krijgt. Ten tweede kan het ook in een speciale ronde,
een campagne waarbij tijdelijk soepele criteria gelden om een verblijfs-
vergunning te krijgen. De instructie over regularisatie van de federale
regering van 19 juli 2009 gaat over allebei de manieren. We overlopen
hier kort welke categorieën telkens in aanmerking komen, de num-
mers verwijzen naar concrete voorbeelden uit de praktijk van de soci-
aaljuridische dienstverlening van het Provinciaal Integratiecentrum.
Vaste procedure
Artikel 9bis van de vreemdelingenwet maakt regularisatie mogelijk
maar er staan geen criteria bij wie daarvoor in aanmerking komt, het
komt aan de minister van Binnenlandse Zaken toe om daar geval per
geval over te beslissen. Enkel in 9ter van die wet wordt gezegd dat
mensen zonder wettig verblijf die ernstig ziek zijn en daarvoor niet
behandeld kunnen worden in hun land, geregulariseerd kunnen wor-
den. De instructie zet voor 9bis een aantal criteria op rij, sommige
daarvan bestonden al, maar worden nu versoepeld.
Een eerste reeks criteria gaat over langdurige procedures.
• Een langdurige asielprocedure van minstens vier jaar, drie jaar voor
gezinnen met schoolgaande kinderen (voorbeeld 1).
• Een langdurige procedure volgend op een afgewezen asielaanvraag,
met name een beroep bij de Raad van State of een regularisatiever-
zoek. Alle procedures samen duren minstens vijf jaar, voor gezin-
nen met schoolgaande kinderen is dat vier jaar (voorbeeld 2).
Een tweede reeks gaat over ‘prangende humanitaire situaties’, de instructie
spreekt over situaties waarbij ‘een verwijdering uit België de schending zou kun-
nen inhouden van een fundamenteel recht’. De instructie geeft ook enkele specifie-
ke categorieën zoals de volgende.
• De ouder van een Belgisch minderjarig kind (voorbeeld 3).
• Personen die hier zijn opgegroeid maar later teruggekeerd en nu
terug willen naar België (voorbeeld 4).
• Iemand met een Belgisch pensioen (voorbeeld 5).
• Families met schoolgaande kinderen met een afgesloten of hangen-
de asielaanvraag en die minstens vijf jaar in België hebben verbleven
(voorbeeld 6).
Belangrijke opmerking: de minister kan ook in andere gevallen een
regularisatie toestaan. Met andere woorden: de minister behoudt de
discretionaire bevoegdheid.
Tijdelijke campagne
De criteria hierboven kan men inroepen zolang ze niet geschrapt wor-
den. Behalve die zijn er ook criteria die maar voor een bepaalde perio-
de gelden. De regularisatieaanvraag daarvoor moet ingediend worden
tussen 15 september en 15 december. Basisvoorwaarde is dat men een
duurzame lokale verankering in België heeft. Daarbij let men op soci-
ale banden, kennis van één van de landstalen en werkverleden en
werkbereidheid. Personen die minstens vijf jaar in België wonen,
komen in aanmerking (voorbeeld 7). Een korter verblijf (van 2,5 jaar)
kan ook maar dan wordt de voorwaarde strenger: men moet dan een
contract van een werkgever kunnen voorleggen die hem of haar voor
minstens één jaar aan het werk wil zetten (voorbeeld 8).
Voorbeelden
(1) Mimi is met haar kind op 22 april 2005 in België toegekomen en
heeft toen een asielaanvraag ingediend. In eerste instantie werd haar
aanvraag onontvankelijk verklaard. In beroep echter werd de asielaan-
vraag toch ontvankelijk verklaard. Uiteindelijk heeft het
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een
weigering van de erkenning als vluchtelinge betekend in juni 2009.
Zijzelf heeft tussentijds diverse opleidingen gevolgd en heeft recent
een diploma als ‘verzorgende’ behaald. Haar dochtertje heeft sinds
haar aankomst in België school gelopen, dus meer dan drie jaar.
(2) Ali komt uit Algerije en heeft een asielaanvraag ingediend op 16
november 2004. Op 25 februari 2005 besliste het Commissariaat-
Generaal voor de Vluchtelingen om hem het statuut van Vluchteling
en de subsidiaire bescherming te weigeren. Tegen deze beslissing
ging hij in beroep bij de Raad van State en heeft sindsdien nog geen
antwoord ontvangen. Op 16 november 2009 zal Ali vijf jaar lang op een
definitieve beslissing aan het wachten zijn.
(3) Anka is een Roemeense die in september 2006 naar België is geko-
men. Zij heeft een Belgische man leren kennen en ze kregen samen
een kind in 2007. Hun relatie is verbroken en Anka woont nu in een
vluchthuis, samen met haar kind.
(4) Een alleenstaande Armeense moeder komt met twee kinderen naar
België op 13 september 2000. Zij dienen een asielaanvraag in op die
datum. Een maand nadien bevalt ze in België van een derde kindje.
Haar oudste kinderen gaan in België naar school en behalen goede
resultaten. Ook het in België geboren kindje doorloopt het kleuteron-
derwijs en zit momenteel op de lagere school.
(5) Fatima is een 39-jarige Marokkaanse die illegaal in het land is. Ze
had een tijdelijke verblijfstitel voor Spanje en is op die manier naar
België gekomen (vrij verkeer binnen Schengenzone). Ze is in Marokko
geboren en heeft van 1976 tot 1987 in België verbleven. Daarna is ze
met haar ouders teruggekeerd. Samen met haar kind verblijft ze
momenteel bij haar zus.
(6) Mustafa heeft tussen 1973 en 1983 in de mijn van Beringen
gewerkt. Op basis daarvan heeft hij een gele identiteitskaart voor
vreemdelingen gekregen. Zijn vrouw en kinderen hebben al die tijd
ook in Beringen gewoond. Na 1983 zijn ze naar Turkije teruggekeerd.
De kinderen zijn het huis uit en wonen in alle uithoeken van Turkije.
Mustafa en zijn vrouw zijn hier met een toeristenvisum en gaan vra-
gen om geregulariseerd te worden op basis van zijn Belgisch mijn-
pensioen.
(7) Mehdi is een Marokkaan die in 2000 een verblijfsvergunning
voor één jaar had voor Spanje in het kader van seizoensarbeid. Tegen
het einde van die vergunning is hij een vriend komen opzoeken in
België. Hij arriveerde hier in maart 2001. Al die tijd is hij illegaal hier
gebleven en heeft hij in het zwart gewerkt en bij vrienden gewoond.
In 2005 heeft hij een eerste keer regularisatie aangevraagd, deze
werd echter geweigerd. Hij heeft Nederlandse taallessen gevolgd en
enkele cursussen metselen in avondonderwijs.
(8) Hatice is via gezinshereniging naar België gekomen op 27 maart
2007. Tijdens de geldigheid van haar verblijfstitel heeft ze gewerkt als
huishoudhulp bij een dienstenchequebedrijf. Gezien het overlijden van
haar man en er dus geen samenwoonst meer was kreeg ze een ‘weige-
ring van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten’. Ook in
beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen werd haar verblijf
niet opnieuw toegekend. Zij heeft een nu een regularisatieaanvraag
ingediend en haar dossier bevat een model arbeidsovereenkomst met
dezelfde firma die eveneens een arbeidskaart B zal aanvragen.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200922Hoe bespreek je terugkeer?
Voor mensen zonder wettig verblijf en asielzoekers kan terugkeren
naar het land van herkomst een goede optie zijn. Maar hoe
bespreek je dit als hulpverlener met hen? Hoe doorbreek je het
taboe rond dit thema?
Opening
“Als terugkeren absoluut onbespreekbaar is, zwijg er dan ook over.”
Dit is de boodschap van Francine Dal, psychologe in een opvang-
centrum voor asielzoekers met geestelijke gezondheidsproblemen
in Yvoir. “Als mensen hier al 20 jaar verblijven of als hun kinderen
hier naar school gaan, is het niet meer raadzaam om over terugkeer
te beginnen. Soms is terugkeren om administratieve redenen zelfs
onmogelijk. Ook dan moet je er natuurlijk over zwijgen.”
En al is terugkeer in de praktijk wel mogelijk, het blijft een moeilijk
thema. Een goede vertrouwensrelatie is nodig om het ter sprake te
brengen. Want dan voel je aan wanneer het het juiste moment is.
Voor sommige hulpverleners stelt zich hier al een probleem. In
lokale opvanginitiatieven van OCMW’s, bijvoorbeeld, begeleiden de
hulpverleners asielzoekers soms maar enkele weken. Een vertrou-
wensrelatie opbouwen is dan zo goed als onmogelijk.
“Breng het thema uiterst voorzichtig aan. Zeg: ‘Ik ga nu iets heel
moeilijk met je bespreken’. Of maak er een indirecte vraag van: ‘Heb
je er al ooit aan gedacht om terug te keren?’ Je zal vaak voornamelijk
weerstand voelen, maar je moet alert zijn voor openingen.
Bijvoorbeeld: ‘Wat dan met mijn kinderen?’ of ‘Maar ik heb schul-
den. En als er zo’n een ope-
ning is, probeer ze dan ver-
der te openen door meer
vragen te stellen. Spring er
niet in, want dan forceer je
alles. Het kan een proces
zijn van jaren vooraleer
iemand de beslissing tot
terugkeer neemt. Soms
moet je het verschillende
keren ter sprake brengen.”
Als éénmaal de beslissing
gevallen is om terug te
keren, moet je deze keuze zo
concreet mogelijk maken.
Hoe ga je te werk? Francine:
“Breng de netwerken hier in
België, maar vooral in het
herkomstland, in kaart. En
dan bedoel ik echt letterlijk:
zet ze samen op papier. Wie
Uitwijzing, vrijwillige terugkeer of regularisatie
De federale overheid wijst mensen zonder wettig verblijf uit.
Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren.
Soms worden mensen zonder wettig verblijf ook geregulariseerd.
In 2008 verlaten 8.093 mensen zonder wettig verblijf België. Ongeveer
één op drie (2.669 personen) doet dit op vrijwillige basis. Hiervoor kan
beroep gedaan worden op IOM, de Internationale Organisatie voor
Migratie. De IOM zorgt voor de organisatie van de terugreis en een
beperkte financiële premie. Ook tekent de organisatie reïntegratiepro-
jecten op maat uit. Deze kleinschalige, individuele projecten moeten
mensen helpen om in hun herkomstland de draad weer op te nemen
(onderwijs, beroepsopleidingen, opzetten kleine ondernemingen, …).
Het aantal mensen zonder wettig verblijf die in 2008 België verlaten,
ligt lager dan de voorgaande jaren, voornamelijk door de toetreding
tot de Europese Unie van Roemenië en Bulgarije sinds 1 januari 2007.
EU-onderdanen kunnen geen gebruik maken van deze terugkeerpro-
gramma’s.
Sinds de grote regularisatiecampagne in 2000 was regularisatie enkel
mogelijk via een individuele aanvraag (artikel 9bis van de vreemdelin-
genwet). Met name uitgeprocedeerde asielzoekers die lang moeten
wachten op een beslissing kunnen hier gebruik van maken. Volgens
cijfers van Binnenlandse Zaken worden in 2008 8.369 mensen zonder
wettig verblijf geregulariseerd. Belangrijkste motieven zijn de onrede-
lijk lange asielprocedure, naast medische en humanitaire redenen.
In 2009 kwam er eindelijk duidelijkheid rond de criteria waaraan men-
sen zonder wettig verblijf moeten voldoen om in aanmerking te komen.
WoonwagenbewonersWoonwagenbewoners zijn mensen met een eigen, nomadische cul-
tuur die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben. In
tegenstelling tot wat de term doet vermoeden, leven niet alle woonwa-
genbewoners in een woonwagen. Een aantal woont ook in huizen
tegen hun wil.
Voornamelijk Voyageurs in Limburg
De grootste groep in Limburg zijn de Voyageurs. Voyageurs zijn
autochtonen, afstammend van de trekkende handelaars en ambacht-
slui van vroeger. Zij zien zichzelf duidelijk als een aparte groep, anders
dan de ‘burgers’. Degenen die verblijven in woonwagens, staan (legaal
of illegaal) op gemeentelijke terreinen. Velen onder hen wonen, al dan
niet noodgedwongen, in huizen. Maar zij blijven zowel voor zichzelf
als voor de groep echte Voyageurs.
Het aantal Voyageurs in Limburg is naar schatting een 1.000-tal perso-
nen of een 300 à 400-tal gezinnen. Hiervan leven ruim 200 gezinnen
in een woonwagen.
23
is je familie? Wie zijn je vrienden en kennissen? Wie ken je nog in
het terugkeerland? Wie kan je helpen?”
Groepsdruk
Terugkeer bespreek je best individueel. Want de meeste mensen
zonder wettig verblijf en asielzoekers staan er negatief tegenover.
Degenen die er wel over willen nadenken, durven er in groep waar-
schijnlijk niet voor uit te komen. Francine: “Mensen die terugkeren
worden als verraders gezien in hun gemeenschap in België. Mensen
zonder wettig verblijf en asielzoekers willen zich hier altijd beter
voordoen. Ze willen de schijn hoog houden voor de thuisblijvers.
Als er iemand terugkeert, komen ze er in het thuisland achter dat
het hier toch niet zo rooskleurig is.”
“Ook wordt een vlucht vaak verweten door de thuisgemeenschap.
Dit speelt bijvoorbeeld voor Chilenen die de militaire dictatuur van
Pinochet ontvluchtten. De thuisblijvers bleven er verder vechten.
Dit kan voor spanningen zorgen bij terugkeer.”
Terugkeerpremie
De vorming kadert in een project rond terugkeer van
Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Judith Smeets: ”Bij de helpdesk
terugkeer van Vluchtelingenwerk Vlaanderen kan je terecht voor
juridische en organisatorische info rond terugkeer. We informeren
de terugkeerders voornamelijk over de situatie in het terugkeerland.
Hoeveel kost het er om een appartement te huren? Kan ik medische
begeleiding krijgen voor mijn diabetes? Kunnen mijn kinderen er
naar school? De sterkte van het terugkeerproject van
Vluchtelingenwerk Vlaanderen is de samenwerking met lokale
partners in 19 terugkeerlanden. Het zijn voornamelijk ngo’s die ter
plekke de situatie kennen en alles kunnen uitzoeken. Ook volgen ze
de terugkeerders nog een jaar op.”
Het project voorziet verder financiële ondersteuning voor terug-
keerders. Vliegticket, reisdocumenten en medische assistentie tij-
dens de terugreis worden betaald. Bijkomend is er een terugkeer-
premie van maximum 250 euro. Voor kwetsbare groepen zoals niet-
begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen of personen met een
handicap kan de premie oplopen tot 700 euro per persoon.
Meer info?
Helpdesk terugkeer Vluchtelingenwerk Vlaanderen:
[email protected], 02 274 00 23.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200924Roma in Limburg geteld
Roma zijn een etnische groep uit Oost-Europa met een eigen taal en
cultuur. In de volksmond worden ze vaak zigeuners genoemd. Roma
zijn de laatste decennia, na de val van de Berlijnse muur in 1989, gemi-
greerd vanuit Oost-Europa, voornamelijk vanuit ex-Joegoslavië en
Slowakije. In het begin kwamen ze vaak naar België als asielzoeker.
Roma zijn niet rondtrekkend, maar wonen in huizen of appartemen-
ten. Wel verhuizen ze vlot van de ene plaats naar de andere. Het aantal
Roma in België wordt geschat op ongeveer 25 000. We vinden hen
vooral terug in de grote steden, zoals Brussel, Antwerpen, Gent en
Luik. Maar ook in enkele middelgrote steden wonen groepen Roma.
Zicht krijgen op het aantal Roma in Limburg is geen makkelijke opga-
ve. Omwille van het ontbreken van officiële cijfergegevens, zijn we
aangewezen op schattingen van bevoorrechte getuigen en de lokale
hulpverlening.
Om een idee te krijgen van het aantal Roma in onze provincie, bevroeg
het Provinciaal Integratiecentrum de 44 Limburgse OCMW’s. Op die
manier krijgen we zicht op het aantal Roma gekend bij de hulpverle-
ning. Roma niet gekend bij de hulpverlening zijn niet inbegrepen in
de cijfers. Het is dus mogelijk dat de groep Roma in Limburg in wer-
kelijkheid groter is.
Eind juni 2009 zijn er bij de Limburgse OCMW’s 453 Roma gekend in
88 verschillende huishoudens. De gemeente met de meeste Roma is
Heusden-Zolder met 86 Roma. Ook de omliggende gemeenten ken-
nen Roma op hun grondgebied: Hasselt 38, Lummen 35, Beringen 28,
Houthalen-Helchteren 31. In het zuiden van onze provincie springen
Sint-Truiden (26), Bilzen (55) en Tongeren (20) in het oog. In het
noorden van de provincie Lommel (32).
Bijna drie kwart van de Roma in Limburg komt uit een van de landen
van ex-Joegoslavië, vooral uit Kosovo (114) en Servië (122). Verder is
23,9% afkomstig van één van de nieuwe EU-landen, met Slowakije
(87) als uitschieter.
Een meerderheid van de Roma in Limburg (66,6%) heeft een statuut
dat een of andere vorm van zekerheid biedt: als EU-onderdaan
(17,0%), als erkend vluchteling (23,6%), als geregulariseerde (18,5%)
of als drager van de Belgische nationaliteit (7,5%). Minder zeker zijn
de personen met een lopende asielaanvraag of beroep bij de Raad van
State (12,1%), met subsidiaire bescherming (7,5%) of personen zon-
der wettig verblijf (7,7%).
Onder de Roma zijn veel gezinnen met jonge kinderen. Zo is een 150-
tal van de gekende Roma jonger dan 12. Daarnaast zijn er een 70-tal
Roma tussen 12 en 18.
Sonita, Kristella, Laura, Adnan en Brahim zijn de kinderen van een Kosovaarse
Romafamilie in Limburg. Het Provinciaal Integratiecentrum voert gesprekken
met Roma om knelpunten in kaart te brengen.
Maar ook Rom, Roma en Manoesjen
Rom wonen niet in Limburg, maar bezoeken Limburg regelmatig als
ze in het voorjaar en in de zomer rondtrekken. Door de traditionele
klederdracht van de vrouwen zijn ze misschien wel de meest opge-
merkte groep, hoewel ze in aantal vrij klein zijn. Meestal trekken ze
rond in groepjes van 10 tot 25 caravans. Ze leven sterk nomadisch,
hechten grote waarde aan familiale banden en spreken steeds hun
Romanés met als tweede taal Frans.
Roma zijn de laatste decennia gemigreerd uit Oost-Europa, voorna-
melijk uit Kosovo, Roemenië en Slovakije. In het begin kwamen ze
vaak naar België als asielzoeker en werden ze vanuit dit perspectief
benaderd. Ze zijn niet rondtrekkend, maar verhuizen vlot van de ene
plaats naar de andere.
Een laatste groep woonwagenbewoners zijn de Manoesjen. Hun
levenspatroon lijkt sterk op dat van de Voyageurs. Als eerste taal spre-
ken zij hun Manoesj en als tweede taal Nederlands. Deze groep is nau-
welijks vertegenwoordigd in Limburg. Ook zij trekken wel sporadisch
door onze provincie.
Tenslotte zijn er bij een aantal andere groepen zoals foorreizigers,
schippers, circusmensen, campingbewoners en vierdewereldmensen
ook gezinnen die soms aansluiting vinden bij de Voyageurs. Dit kan
via familiale banden of via winteractiviteiten. Op sommige woonwa-
genterreinen wonen ze dan ook naast de Voyageurs.
Onvoldoende standplaatsen
Wonen in een woonwagen is een erkende woonvorm sinds 2001. Uit
een analyse van het VMC blijkt dat er over heel Vlaanderen standplaat-
sen tekort zijn en dat woonzekerheid en kwalitatief wonen voor woon-
wagenbewoners nog lang niet gerealiseerd kan worden.
Momenteel telt Limburg 160 standplaatsen in acht verschillende
gemeenten. Er is een groot tekort aan standplaatsen. Op sommige ter-
reinen staan er meer gezinnen dan officieel toegelaten. Anderen staan
25op niet erkende terreinen. En er zijn ook Voyageurs die nu noodge-
dwongen in een huis wonen en graag opnieuw in een wagen willen
wonen. Er dient zich ook een nieuwe generatie aan die de traditie wil
verder zetten.
Op korte termijn, tegen 2010, moeten er nog minstens een 150-tal
plaatsen bijkomen om aan de vraag te voldoen. Maar de laatste jaren
zijn er op de bestaande terreinen slechts enkele plaatsen bijgekomen.
Het laatst opgerichte volledig nieuwe terrein (in Sint-Truiden) dateert
al van tien jaar geleden.
Hoe is de stand van zaken op dit moment, één jaar voor de deadline uit
het ruimtelijk structuurplan? Onderstaand schema geeft een over-
zicht.
De tabel geeft het stappenplan dat gemeenten moeten doorlopen om
te komen tot een nieuw woonwagenterrein. Er zijn vijf stappen.
De eerste stap is de voorzet die het provinciebestuur in 2003 gegeven
heeft door in haar ruimtelijk structuurplan voor 2003 aan een aantal
gemeenten een taakstelling voor nieuwe of bijkomende standplaatsen
op te leggen. Het gaat over de volgende gemeenten in het kleinstede-
lijke gebied: Bree, Bilzen, Leopoldsburg, Beringen, Lommel,
Neerpelt, Overpelt en Tongeren. Zonhoven, Diepenbeek en Hasselt
kunnen eventueel ook nog een taakstelling opgelegd krijgen omdat
delen van deze gemeenten kunnen behoren tot het regionaal-stedelijk
gebied Hasselt-Genk. Het is de Vlaamse overheid die dit gebied nog
moet afbakenen. We zien in de tabel twee gemeenten zonder taakstel-
ling die toch nieuwe standplaatsen voorzien: Meeuwen-Gruitrode en
Maaseik. Ook Zonhoven is begonnen zonder te wachten op de afbake-
ning van het regionaalstedelijk gebied.
Tweede stap is dat de taakstelling ook in het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan wordt opgenomen, een mogelijke locatie voor stand-
plaatsen wordt in zo’n plan op globale wijze opgenomen. De derde
stap is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de locatie wordt
dan preciezer en concreter. Vierde stap is de opmaak van een bouw-
dossier met de afbakening van de standplaatsen, de bouwplannen
voor de sanitaire ruimtes etc. Zo’n dossier is ook nodig voor subsidies.
Vijfde stap is de effectieve uitvoering.
De dertien gemeenten in de tabel zijn te verdelen in vier groepen.
Koplopers zijn Bree en Bilzen, die zijn al bezig met het bouwdossier.
Het tweede groepje, met Meeuwen-Gruitrode, Maaseik, Leopoldsburg
en Beringen, heeft al een precieze locatie voorzien in een gemeentelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan of is daar mee bezig. De derde groep met
Lommel, Neerpelt, Overpelt en Zonhoven heeft globale plannen voor
een locatie maar moet ze nog vertalen in een uitvoeringsplan.
Tenslotte zijn er Diepenbeek, Hasselt en Tongeren die nog geen loca-
tie hebben aangeduid. Voor Diepenbeek en Hasselt blijft hun taakstel-
ling onduidelijk zolang het regionaalstedelijk gebied niet is afgeba-
kend.
Standplaatsen voor woonwagenbewoners in Limburg (2009)
aantal
As 6
Bilzen 2
Ham 8
Hasselt 26
Genk 46
Maaseik 26
Maasmechelen 28
Sint-Truiden 18
Totaal 160
Bron: Provinciaal Integratiecentrum
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200926
Bree
Bilzen
Meeuwen-
Gruitrode
Maaseik
Leopoldsburg
Beringen
Lommel
Neerpelt
Overpelt
Zonhoven
Diepenbeek
Hasselt
Tongeren
Taakstelling Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
In 2003 besliste het Limburgse provinciebestuur dat in (klein)stedelijke
gebieden bijkomende standplaatsen gerealiseerd moeten worden
Taakstelling voor 8 standplaatsen
Taakstelling voor 15 standplaatsen
Geen taakstelling, wil 4 standplaatsen realiseren voor lokale
behoefte
Geen taakstelling, wil het bestaande terrein (nu 24 plaatsen)
uitbreiden met 15 plaatsen extra
Taakstelling voor 8 standplaatsen
Taakstelling voor 22 standplaatsen
Taakstelling voor 17 standplaatsen
Taakstelling voor 8 standplaatsen
Taakstelling voor 8 standplaatsen
Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk
gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling
bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Zonhoven er een aantal
kunnen opnemen
Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk
gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling
bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Diepenbeek er een aantal
kunnen opnemen
Mogelijke taakstelling in het kader van het regionaal stedelijk
gebied Hasselt-Genk. De totale openstaande taakstelling
bedraagt 48 plaatsen, hiervan zou Hasselt er een aantal kun-
nen opnemen (extra bij de 18 op het bestaande woonwagen-
terrein)
Taakstelling voor 17 standplaatsen
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
In een GRS wordt (globaal) aangegeven waar een toekomstige woonwa-
genterrein zich situeert
Goedgekeurd 2006, bestaand illegaal terrein in Vostert
Goedgekeurd in 2006, Eikaart langs Intercompost
Goedgekeurd in 2006, hoek Kapelstraat en Beukenstraat
Goedgekeurd 2006, aanpalend aan terrein in Engerhovaen
Goedgekeurd in 2008, locatie in woonuitbreidingsgebied
aan de Craenhoefweg aan de spoorweg
Goedgekeurd in 2007, locatie aan de Hagelsteenstraat
ten zuide van de Kasteletsingel
Goedgekeurd in 2004, in de omgeving van het voormalige
ziekenhuis
Goedgekeurd in 2006, ten noorden van het kanaal richting
Grote Heide
Goedgekeurd in 2009, locatie Astridlaan, tussen expressweg
en spoorweg
Goedgekeurd in 2009, locatie is het bestaande illegale terrein
aan de Schopsveldweg dat verbeterd en uitgebreid kan worden
Goedgekeurd in 2006, maar zonder locatie
Procedure wordt hernomen, eerdere versie had een locatie
aan de KMO-zone in de Blaarstraat
27
Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan
In een GRUP wordt aangegeven waar een woonwagen-
terrein zich specifiek situeert, een GRUP is met name
nodig als hiervoor een bestemmingswijziging noodzake-
lijk is (bijvoorbeeld een locatie bevindt zich in een land-
bouwzone terwijl dit eigenlijk woongebied moet zijn)
Goedgekeurd in 2008
Goedgekeurd in 2009
Goedgekeurd in 2009 voor nieuwe locatie aan
de Wilgenstraat
Vooroverleg is bezig
Vooroverleg is bezig
Vooroverleg is bezig
Is nodig, wil men kaderen in globaal master-
plan voor de stationsbuurt
Is nodig
Is nodig
Is nodig in het kader van de uitbreiding van
de woonzone
Bouwdossier
De Vlaamse overheid subsidieert 90 pro-
cent van de kosten voor de verwerving,
bouw en inrichting van een woonwagen-
terrein, de provincie de resterende 10 pro-
cent
Ontwerper is aangeduid
Aanbesteding voor ontwerper
(nodig voor het bouwdossier) is
gestart
Uitvoering
Kan starten als
bouwdossier
rond is
Opmerkingen
Bestaand illegaal terrein wordt heraange-
legd en verbeterd
13 plaatsen zullen er gerealiseerd worden
Gebeurt in samenwerking met de
Kantonnale Bouwmaatschappij, het ter-
rein wordt ingebed in een nieuwe sociale
woonwijk
Het bestuur wil wachten op het masterplan
Voor een GRUP wil het bestuur wachten
op de afbakening van het kleinstedelijk
gebied (in overleg met Overpelt)
Voor een GRUP wil het bestuur wachten
op de afbakening van het kleinstedelijk
gebied (in overleg met Neerpelt)
Gebeurt niet in het kader van een mogelij-
ke taakstelling wel vanuit de optiek om
het bestaande terrein te verbeteren en te
erkennen
Wachten op de afbakening van het regio-
naal stedelijk gebied
Wachten op de afbakening van het regio-
naal stedelijk gebied
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200928
Geschiedenis van de woonwagen
Boerenkar
De eerste woonwagens (rond 1850) zijn eenvoudige houten boeren-
karren. Het gezin kan zo mee wanneer de mannen rondtrokken om
de kost te verdienen. In deze karren van twee op drie meter met een
zeil erover kan je niet rechtstaan.
Huifkar
De huifkar wordt getrokken door een paard. De wagen kan zo
zwaarder geladen worden. De huifkar is zeer sober ingericht en
dient alleen om in te slapen. Het huif wordt al snel vervangen door
houten wanden.
Pippowagen
Deze houten woonwagen verschijnt vanaf 1910. De wagen is tussen
vier en vijf meter lang en wordt door een paard getrokken. In een
grote schuif onder de wagen bergen woonwagenbewoners hun
gereedschap op.
Platenwagen
Vanaf de jaren ’60 stappen de woonwagenbewoners over naar pla-
ten panelen voor hun woonwagen. Deze woonwagen, tot zeven
meter lang, wordt getrokken door een auto.
Woonwagen type wegenbouw
Deze woonwagen van aluminium is tot tien meter lang. Hij is opval-
lend ruimer met veel houtsnijwerk en met uitbouwramen aan de
voorkant. Hij wordt getrokken met een kleine vrachtwagen en is
moeilijk verplaatsbaar.
Stacaravan
De woonwagens worden vanaf de jaren ’80 steeds groter en zwaar-
der, met ingerichte keuken en badkamer. Meestal blijven ze op een
vaste plaats staan, omdat verplaatsen te omslachtig is. Om te reizen
schaffen vele gezinnen een kleine reiscaravan of mobilhome aan.
Ons Leven verenigt woonwagenbewoners
Woonwagenbewoners hebben sinds 2005 een eigen vereniging in Limburg: ‘Ons Leven’. De vereniging is gegroeid uit een comité waar vrijwil-
ligers het gebrek aan standplaatsen aankaartten en opkwamen voor de belangen van de woonwagenbewoners.
‘Ons Leven’ is erkend als vzw en wordt ondersteund door VROEM (een Vlaamse vereniging voor Voyageurs, Roma, Roms en Manoesjen ), RIMO
en het Provinciaal Integratiecentrum. VROEM en RIMO investeerden fors in het uitbreiden van de groep. Hierdoor is het aantal leden toegeno-
men. Momenteel zet ‘Ons Leven’ zich voornamelijk in om het standplaatsentekort aan te kaarten. Maar de doelstellingen van ‘Ons Leven’ zijn
niet gelimiteerd tot het thema wonen. Ook beeldvorming en de relatie met niet-woonwagenbewoners zijn aandachtspunten.
Boerenkar
Huifkar
Pippowagen
Platenwagen
Woonwagen
Stacaravan
29
Kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen blijft groot
De schoolprestaties van autochtone leerlingen in Vlaanderen behoren
tot de wereldtop. Maar hun allochtone collega’s doen het een stuk
slechter. Het PISA-onderzoek bevestigt deze conclusies nog maar eens.
Voor het PISA-onderzoek van 2006 legden vijftienjarigen uit 57 ver-
schillende landen een wiskunde-, wetenschaps- en leestest af. Voor de
analyses van de schoolprestaties wordt een onderscheid gemaakt tus-
sen drie groepen: autochtone leerlingen, leerlingen van de eerste
generatie – die dus elders geboren zijn – en leerlingen van de tweede
generatie – waarvan de ouders in een ander land geboren zijn.
In Vlaanderen blijft de kloof tussen autochtone en allochtone leerlin-
gen zeer groot, zeker in vergelijking met andere landen. Voor wiskun-
de zou slechts 10% van de autochtone leerlingen geen aanvaardbaar
basisniveau halen. Bij de leerlingen van de eerste en tweede generatie
loopt dit op tot 35%. Ook voor leesvaardigheid en wetenschappen
blijft de kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen groot.
Opvallend is dat leerlingen van de tweede generatie het slechter doen
dan de eerste generatie. Worden de resultaten van de Nederlandse
nieuwkomers niet meegerekend, ligt het percentage met ernstige pro-
blemen een stuk hoger.
Factoren die de kloof deels verklaren, zijn de sociale afkomst van de
leerlingen, thuistaal en het onderwijstype. Maar zelfs als de impact
van deze drie variabelen weggefilterd wordt, blijft in Vlaanderen de
kloof tussen allochtone en autochtone leerlingen bestaan.
Allochtonen verlaten secundair onderwijs vaker zonder diploma
De schoolloopbaan van veel allochtone jongeren verloopt erg proble-
matisch. De studie ‘Wit krijt schrijft beter’ (2006) peilt naar de onder-
wijssituatie van 9.000 Vlaamse jongeren. Hieruit blijkt de zwakkere
positie van allochtone studenten in het onderwijs. Zo start een groot
deel van de allochtone scholieren in het secundair onderwijs al met
een achterstand, waardoor ze later en vaker in de B-stroom instromen.
Allochtone jongeren volgen in veel mindere mate het algemeen onder-
wijs en blijven vaker zitten dan hun autochtone leeftijdsgenoten. In
het beroepsonderwijs zijn allochtone jongens en meisjes dan weer
oververtegenwoordigd.
Dit leidt tot een dramatische uitstroomsituatie. Allochtone jongens
verlaten het voltijds secundair onderwijs dubbel zo vaak zonder diplo-
ma als autochtone jongens. Bij de meisjes is dit drie keer zoveel. De
situatie bij jongeren van Turkse of Marokkaanse herkomst is nog pro-
blematischer.
2. Onderwijs
Percentage studenten dat geen aanvaardbaar basisniveau haalt
(Vlaanderen, 2006)
wiskunde lezen wetenschappen
autochtonen 10% 12% 10%
2de generatie 35% 44% 41%
immigranten 35% 40% 32%
Bron: De sociale lift blijf steken. De prestaties van allochtone leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse
Gemeenschap (2009). Koning Boudewijnstichting.
Studieresultaat naar etniciteit
autochtonen allochtonen
Eur.regio Turk/Maghreb
geslaagd 56,1% 31,3% 19,4%
niet geslaagd 21,8% 31,3% 35,3%
drop out 22,2% 37,4% 45,3%
Bron: Allochtonen in het hoger onderwijs - factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstuden-
ten (2007). Vlaams ministerie van onderwijs.
Uitstroom zonder diploma naar herkomst en geslacht
herkomst autocht. allocht. Turks N-Afrikaans Z-Europees overige
mannen 13,0% 30,1% 45,6% 45,5% 32,9% 20,0%
vrouwen 7,2% 25,0% 43,1% 40,8% 10,8% 17,0%
Bron: Wit krijt schrijft beter - Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld (2006)
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200930Allochtonen stromen minder vaak door naar hoger onderwijs
De zwakkere schoolprestaties van allochtone scholieren hebben van-
zelfsprekend gevolgen voor de doorstroom naar het hoger onderwijs.
Allochtone scholieren vatten minder vaak een hogere opleiding aan.
Ook het studierendement van allochtone eerstejaarsstudenten ligt een
pak lager dan dat van hun autochtone medestudenten.
Als verklaring voor de verschillen wordt gewezen op de eerder lage
socio-economische achtergrond van de allochtone studenten, hun
lagere verbale vaardigheden en een schoolcarrière die minder goed
aansluit of voorbereidt op het hoger onderwijs. Ook het missen van
rolmodellen en het gebrek aan informatie speelt volgens sommige
onderzoeken een rol.
Het aantal allochtone studenten in het eerste jaar van het hoger onder-
wijs gaat in stijgende lijn. Wel is er veel uitval naar de hogere jaren.
Globale cijfers over het totaal aantal allochtone studenten in het
Limburgse hoger onderwijs ligt moeilijk. Cijfers per school of per
richting worden vaak niet vrijgegeven omdat dit als strategische infor-
matie wordt beschouwd.
Onthaalonderwijs ontvangt anderstalige nieuwkomers
Het onthaalonderwijs richt zich op kinderen die recent gemigreerd
zijn uit het buitenland. Het onthaalonderwijs focust op de integratie
van anderstalige nieuwkomers in het gewone onderwijs en heeft bij-
zondere aandacht voor de Nederlandse taal. Het onthaalonderwijs
bestaat zowel in het basis- als secundair onderwijs.
Voor het schooljaar 2008-2009 is er in negen Limburgse gemeenten
een aanbod voor anderstalige nieuwkomers. Zo wordt er onthaalon-
derwijs ingericht in Overpelt, Lummen, Heusden-Zolder, Houthalen-
Helchteren, Hasselt, Genk, Maasmechelen, Lanaken en Sint-Truiden.
Het secundair onderwijs biedt in vijf Limburgse gemeenten onthaal-
onderwijs voor anderstalige nieuwkomers aan. Zo was er voor het
schooljaar 2008-2009 een onthaalklas in volgende Limburgse
gemeenten: Herk-de-Stad, Hasselt, Genk, Maasmechelen en Sint-
Truiden. Begin februari 2009 ging het om 211 leerlingen.
Gelijke onderwijskansen garanderen voor iedereen
Het gelijke onderwijskansendecreet wil gelijke kansen garanderen voor
ieder kind. Het is een globaal beleid met oog voor alle groepen met risi-
co op achterstand en richt zich dus niet enkel op allochtone kinderen.
Dit decreet bevat drie grote krachtlijnen:
• het recht van ouders om hun kinderen in te schrijven in een school
naar keuze;
• de oprichting van lokale overlegplatforms (LOP’s), die het gelijke-
kansenbeleid in hun regio uitvoeren. In Limburg zijn er elf LOP’s
voor het basisonderwijs en zeven voor het secundair onderwijs. Alle
scholen van de regio maken naast het CLB en de lokale overheid
Kansenbank onderwijs
De Kansenbank onderwijs is een gezamenlijk project van de gede-
puteerden van Welzijn en Onderwijs. Doel is risicokinderen meer
kansen te geven in het onderwijs. Het is een integraal project,
allochtone kinderen krijgen niet per definitie een aparte aanpak.
Het Provinciaal Integratiecentrum is partner in dit project.
Mentorproject
In het voorjaar van 2007 startte het Provinciaal Integratiecentrum
met het proefproject ‘Mentor voor de toekomst’. Mentoren – erva-
ringsdeskundigen zeg maar – helpen studenten een goede start
nemen in het hoger onderwijs. Ze ondersteunen jongeren bij het
maken van een gefundeerde studiekeuze en begeleiden hen tijdens
de eerste maanden van hun studieloopbaan in het hoger onderwijs.
Er wordt in duo’s gewerkt: één mentor begeleidt één mentee.
Mentoren staan dicht bij hun mentee en kunnen zich hierdoor inle-
ven in hun situatie. Maar omdat zij meer ervaring hebben, zien zij
welk gedrag constructief is en welk gedrag niet. De mentoren heb-
ben vaak voor dezelfde vragen en problemen gestaan als hun men-
tee en ook overwonnen.
Promoteam hoger onderwijs
Het Promoteam is een groep enthousiaste studenten en pas afge-
studeerden die hun ervaringen graag delen met andere jongeren.
Ze willen scholieren de weg naar het hoger onderwijs tonen en
meer kleur brengen in alle opleidingen van hoger onderwijs. Want
voorbeeldfiguren zijn een stimulerende factor om na te denken
over studiekeuzes.
Het Promoteam is ondertussen 6 jaar actief. Het team heeft het
afgelopen werkingsjaar meer dan 50 sessies ingericht en 2200
scholieren en ouders geïnformeerd over de mogelijkheden van stu-
deren in het hoger onderwijs.
Voor het schooljaar 2009-2010 is het Promoteam op zoek naar
nieuw talent. Studenten en net afgestudeerden die willen deel uit-
maken van deze toffe groep en zo de doorstroming van een nieuwe
kleurrijke generatie studenten stimuleren, kunnen zich inschrij-
ven. Na een korte communicatie- en presentatietraining gaan ze
naar scholen en verenigingen om hun ervaring in het hoger onder-
wijs met anderen te delen.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected],
011 30 57 60.
31deel uit van het LOP. Verder kunnen ook de integratiecentra, ont-
haalbureaus, federaties en verenigingen van minderheden deel uit-
maken van een LOP.
• extra ondersteuning aan scholen met veel kansarme leerlingen
(GOK-leerlingen).
Scholen met veel kansarme leerlingen krijgen op basis van het decreet
extra middelen voor ondersteuning en begeleiding. Dit gebeurt op
basis van het aantal GOK-leerlingen. Aan de hand van socio-economi-
sche gegevens, zoals het diploma van de moeder en de thuistaal,
wordt het kansarmoedeprofiel van de school vastgelegd. De scholen
krijgen middelen en bepalen hoe ze deze wensen te besteden. Na drie
jaar wordt de school aangesproken op de resultaten.
Vanaf 1 september 2010 kunnen vijf- en zesjarigen pas starten in het
eerste leerjaar van het Nederlandstalig lager onderwijs als ze het
schooljaar ervoor minstens 220 halve dagen Nederlandstalig kleuter-
onderwijs gevolgd hebben. Wanneer dit niet het geval is, zal het kind
een taaltest bij het CLB kunnen afleggen. Met deze maatregel wil men
een goede basiskennis Nederlands garanderen bij de start van het
lager onderwijs.
Elke zaterdagvoormiddag verzamelen veertien kleuters in het Turks-Belgisch
Ontmoetingscentrum in Heusden voor de Babbeldoos, een programma om
taalzwakke kinderen al spelend met Nederlands te leren omgaan.
Ides Nicaise formuleerde een helder en doordacht antwoord op een
studiedag van Jongeren Tegen Racisme – School Zonder Racisme
Limburg en het Provinciaal Integratiecentrum in het Hasseltse
Cultureel Centrum op 14 november 2008. Nicaise, hoofd van de
onderzoeksgroep onderwijs en levenslang leren van het Hoger
Instituut voor de Arbeid (Hiva) van de Katholieke Universiteit Leuven
vergeleek hiervoor Vlaams en internationaal onderzoek.
Eerste en belangrijkste factor voor meer schoolachterstand en een
grotere doorstroom naar het buitengewoon onderwijs en het beroeps-
onderwijs is de lage sociaal-economische status (SES) van allochtone
jongeren. SES wordt bepaald door opleiding van de ouders, economi-
sche activiteit van de ouders en gezinssituatie. Lagere opleiding van
vader en moeder, economische inactiviteit van vader en moeder en
opgroeien in een éénoudergezin verhogen de kans op instroom in het
buitengewoon onderwijs, op meer schoolse achterstand in het basis-
onderwijs, op een hogere instroom in leerjaar B, op een hogere
instroom in het beroepsonderwijs en deeltijds leren en lagere
instroom in het hoger onderwijs.
Allochtone jongeren doen het slechter dan autochtone maar als
allochtone en autochtone jongeren met dezelfde SES vergeleken wor-
den, vallen veel verschillen weg. Ook al dan niet gebruik Nederlands
als thuistaal valt weg. Maar er blijft toch nog een kloof en dan met
name in het secundair onderwijs.
Waarom maken allochtonen minder kans in ons onderwijs?
Behalve SES stellen zich nog andere hindernissen. Welke zijn dat? We
moeten het niet zoeken in de cultuur van de allochtonen, de oude
theorieën over cultuurdeficit hebben afgedaan. Enquêtes laten het
tegendeel zien: allochtonen hechten zelfs meer belang aan een goede
schoolloopbaan. Wat dan wel? Nicaise noemt dit de bilaterale accultu-
ratietheorie. Er stellen zich wrijvingen tussen ouders en leerlingen
enerzijds en school anderzijds: het opdrijven van de tegenstelling wij
versus zij, het gevoel bij ouders en leerlingen niet echt welkom te zijn,
eigen taal en religie wordt negatief benaderd. Dit leidt tot wantrouwen
en het heeft een negatieve impact op het welbevinden en de motivatie.
En dat zorgt voor een meer problematische schoolcarrière.
Hoe aanpakken?
Om de impact van SES te compenseren pleiten experts voor meer
‘comprehensivering’: zoveel mogelijk kinderen zo lang mogelijk
samen houden. Kinderen met lage SES hebben nu meer kans om in
een zijstroom terecht te komen met zwakkere leerplannen, minder
verwachtingen en minder stimulerende medeleerlingen. Bovendien is
het moeilijk om daar weer uit te geraken.
Om de impact van de etnisch-culturele hindernissen te verminderen
moet de culturele integratie bevorderd worden. Bijvoorbeeld door
meer allochtone ouders in het oudercomité, een positieve aandacht
voor taaldiversiteit en ook: hoofddoeken toelaten.
Hoofddoeken en tulbanden
Zehra, Hatice, Simrant en Hicran praten vrijuit over hun hoofddoek
of tulband in een filmpje van het Provinciaal Integratiecentrum.
1. Waarom draag je een hoofddoek of tulband? Of waarom niet?
2. Hoe oud was je toen je die hoofddoek of tulband begon te dragen?
3. Hoeveel heb je er alles samen?
4. Heb je hoofddoeken of tulbanden voor speciale gelegenheden?
5. Hebben je ouders of familie je aangespoord om een hoofddoek of
tulband te dragen?
6. Hebben mensen je ooit afgeraden om een hoofddoek of tulband te
dragen?
Zehra
1. Ik draag een hoofddoek omdat
ik het ten eerste zelf wil. Het is
een onderdeel van de islam. Het
is een onderdeel van mijzelf en ik
vind dat ik mooi ben met een
hoofddoek. Ik vond het heel
mooi bij mijn zus en toen dacht
ik: waarom zou ik het zelf ook
niet doen?
2. Sinds mijn dertiende.
3. Er liggen zeker 200 hoofddoeken in mijn kast, in verschillende
modellen.
4. Meestal draag ik sjaals, maar als ik naar een trouwfeest ga, draag ik
wel ook eens een satijnen hoofddoek.
5. De islam spoort sowieso aan om een hoofddoek te dragen. Oudere
mensen in mijn familie zeggen vaak dat ik een hoofddoek moet dra-
gen. Ik heb wel toestemming moeten vragen aan mijn mama om
een hoofddoek te kunnen dragen.
6. Natuurlijk hebben mensen in mijn omgeving mij wel eens afgera-
den om een hoofddoek te dragen. Dit vooral omdat ik moeilijkhe-
den zou gaan ervaren tijdens het vinden van een job. Maar het is
mijn eigen keuze.
Hatice
1. Ik draag een hoofddoek omdat
het een deel van mijn persoon-
lijkheid is en omdat het een ver-
plichting in de islam is.
2. Ik was 9 jaar.
3. Ik denk dat ik rond de 50 à 60
hoofddoeken heb.
4. Ik heb verschillende modellen:
sjaals, satijnen en zijden hoofd-
doeken. Ik draag de zijden hoofddoeken meestal op trouwfeesten.
De satijnen door de week. Sjaals draag ik af en toe als afwisseling.
5. Mijn ouders hebben mij noch aangeraden noch afgeraden om een
hoofddoek te dragen. Het was mijn bewuste keuze.
6. Mensen hebben mij niet afgeraden om een hoofddoek te dragen,
buiten de scholen die een hoofddoekverbod invoerden.
Simrant
1. Mijn tulband komt uit de Sikhs
gemeenschap. Het is een manier
om onze trots te uiten dat we
Sikh zijn.
2. Ik draag al van kinds af aan een
kleine tulband. Een grotere tul-
band ben ik beginnen dragen in
het middelbaar.
3. Van de kleine tulbanden heb ik er
een stuk of vijf. Grotere heb ik er drie of vier. Je hebt er dan ook nog
van die hele grote, zo heb ik er twee. Deze draag ik niet omdat ze te
groot zijn.
Hicran
1. Ik draag geen hoofddoek omdat
ik mij er niet klaar voor voel.
Terwijl ik weet dat het een ver-
plichting is in onze godsdienst.
Het is mijn bewuste keuze om
geen hoofddoek te dragen.
2. Ik draag enkel een hoofddoek als
ik bid of als ik naar de moskee
ga. In het dagelijks leven zal je
mij nooit met een hoofddoek zien.
6. Mijn moeder draagt een hoofddoek, maar ze heeft mij nooit aange-
spoord om een hoofddoek te dragen. Als mijn toekomstige man
het zou vragen, dan moet hij maar iemand anders zoeken. Want hij
heeft mij leren kennen als meisje zonder hoofddoek. Hij moet er
wel voor open kunnen staan, want het kan zijn dat ik later toch een
hoofddoek wil dragen. Het is heel belangrijk om in het begin alles
goed af te spreken met je echtgenoot.
Het Provinciaal Integratiecentrum deed een rondvraag in de tien
gemeentes met een lokale integratiedienst en een reeks andere
gemeentes met secundaire scholen. Van de 47 secundaire scholen lie-
ten twaalf scholen een hoofddoek toe. Als vanaf september 2010 het
algemeen hoofddoekverbod van het Gemeenschapsonderwijs van
kracht wordt, daalt dat tot vijf: twee in Genk, één in Hasselt, één in
Overpelt en één in Lummen.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200932
Horizontaal doet leerlingen bewuster kiezenDe naam van het project ‘Horizontaal’ geeft perfect de bedoeling
weer. Horizon: jongeren leren om hun horizon te verkennen en te
verruimen. Taal: de verkenning gebeurt op een talige manier, zodat
hun taal kan groeien en sterker worden. Dit is nodig, want heel wat
jongeren hebben problemen met taal als medium in het onderwijs.
Studiekeuze
Horizontaal brengt een keuzeproces op gang bij de leerlingen: welke
studierichting en welke school past bij mij? Magda Vanmontfort is
actief binnen het Limburgs Overleg Onderwijs-Arbeid. Zij stond mee
aan de wieg van het project Horizontaal in het schoolopbouwwerk van
Maasmechelen en paste het toe in de Maasmechelse scholen. Wegens
het succes wil het Limburgs provinciebestuur het project uitdragen
naar andere Limburgse scholen. Een goede schoolcarrière begint
immers met een bewuste studiekeuze. Een cruciale keuze is de over-
gang van het tweede jaar naar het derde jaar secundair.
Volgens Magda, die jaren op het CLB werkte, maken vele leerlingen
een impulsieve studiekeuze, zonder er goed over na te denken.
“Horizontaal zet jongeren aan om na te denken over zichzelf: wie ben
ik, wat kan ik goed, wat wil ik doen? Tegelijk ontdekken jongeren de
kennisdomeinen die hen interesseren via denk- en doe-opdrachten.
Soms is dit verrassend. Zo was er een jongen die dacht dat zijn interes-
se lag in wetenschappen, maar de opdrachten vond hij saai. Bezig zijn
met administratie vond hij wel interessant, ontdekte hij.”
“Horizontaal werkt heel motiverend voor leerlingen, ook al komen er
onderwerpen ter sprake waarover ze weinig weten of is de taal soms
complex. De strips maken het thema levendig en toegankelijk. De con-
troverse in het thema nodigt uit tot discussie en motiveert hen om actief
de opdrachten in groepjes uit te voeren. Als afsluiter zorgen ze voor een
presentatie. Er is geen juist of fout antwoord, het draait om hun mening
en visie. En dat maakt het materiaal origineel en sterk. Bovendien kent
het project succes in alle klassen, van de klas Latijn tot de beroepsklas.
Elke leerling krijgt de kans om op eigen maat het materiaal te gebrui-
ken. Bij het thema wetenschappen is er een activiteit om zelf een koel-
kast te maken met aardewerken potten. De technische en beroepsrich-
tingen scoren hier het best, terwijl de leerlingen van de algemene rich-
tingen dit doorgaans zeer moeilijk vinden.”
Tien kennisdomeinen
“Het materiaal ‘Horizontaal’ bevat activiteiten in tien kennisdomei-
nen. Voor elk kennisdomein zijn er telkens drie lesuren nodig. Maar
deze investering levert wel concrete resultaten: leerlingen maken een
betere studiekeuze en dat is niet niks. Als begeleider van het project is
je houding naar de leerlingen belangrijk: je werkt motiverend met res-
pect voor iedereen. Je stuurt wel regelmatig bij, je houdt de vinger aan
de pols en geeft advies en tips… Leerlingen voeren zelf de opdrachten
uit en nemen verschillende rollen op. Ze leren hun persoonlijke kwa-
liteiten kennen: werk ik graag zelfstandig, neem ik graag leiding, wil
ik verantwoordelijkheid dragen… Deze weetjes zijn de fundamenten
van een goede studiekeuze, die ze zelf maken. Ook het betrekken van
ouders bij het keuzeproces is nodig, bij de eindevaluatie en tussen-
door. Ouders uitnodigen voor een presentatie door leerlingen, kan
een ideale manier zijn om ouders te informeren over de talenten van
hun zoon of dochter.”
33
De kinderen van speelpleinwerking
Saenhoeve in Maasmechelen zijn
een perfecte afspiegeling van de
buurt: Italiaanse, Marokkaanse,
Griekse, Vlaamse kinderen, nieuw-
komers, kinderen van asielzoekers,
kinderen van alle sociale klassen,
kinderen met ADHD,…
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200934
Crisis treft allochtonen dubbel zo hard
Op één jaar tijd, van september 2008 tot september 2009, steeg het
aantal werkzoekenden in onze provincie met meer dan een kwart
(28,3%). Dit betekent dat er meer dan 7.000 werkzoekenden meer zijn
dan in 2008. Die stijging is niet voor alle bevolkingsgroepen even
groot. Voor personen van Belgische herkomst bedraagt de toename
24,2%, voor personen van Zuid-Europese herkomst (Italië,
Spanje,Griekenland en Portugal) 25,2% en voor personen van Turkse
of Marokkaanse herkomst maar liefst 42,8%. Die laatste groep wordt
dus dubbel zo hard getroffen door de economische crisis.
Opmerkelijk is ook het grote verschil tussen mannen en vrouwen. Bij
mannen van Belgische herkomst steeg het aantal werkzoekenden met
43,0%, bij vrouwen van Belgische herkomst was dat slechts 10,8%.
Mannen van Turkse herkomst zaten aan een stijging van 68,6%, bij
vrouwen van Turkse herkomst was dat 14,9%.
Eind juli 2009 telde Limburg 31.989 werkzoekenden. Bijna twee derde
(65,7%) hiervan is van Belgische origine. Grootste groep werkzoeken-
den van niet-Belgische origine zijn de werkzoekenden met Turkse
roots (10,9%). Op de tweede plaats komen de werkzoekenden van
Italiaanse origine (5,2%). Werkzoekenden van Nederlandse (4,8%) en
Marokkaanse origine (4,0%) vervolledigen de top vijf.
Lagere werkzaamheidsgraad
Niet alleen de werkloosheid, maar ook de niet-activiteit ligt hoger bij
de verschillende groepen vreemdelingen in België. Dit blijkt uit de
gegevens van de jaarlijkse enquête naar arbeidskrachten (NIS EAK).
Uit de enquête blijkt duidelijk de samenhang van geboorteland en
nationaliteitsverwerving op de werkzaamheidsgraad. De hoogste
werkzaamheidsgraad vinden we bij personen geboren in België
(67,3%), gevolgd door personen geboren in een ander EU-land
(61,8%). De werkzaamheidsgraad bij de nieuwe Belgen (geboren in
een niet-EU-land, maar met Belgische nationaliteit) ligt lager (54,6%),
maar nog een stuk hoger dan degenen die de Belgische nationaliteit
niet hebben aangenomen (43,9%). Een groter aandeel van de niet-EU-
ers is dus niet beroepsactief.
Menselijk kapitaal, achterstelling en discriminatie als verklaring
Nationaliteit en geboorteland blijken in belangrijke mate samen te
hangen met de activiteits- en werkloosheidsgraad. Twee verklaringen
komen in onderzoeken vaak terug: achterstand in menselijk kapitaal
langs de ene kant en achterstelling en discriminatie langs de andere.
• Vele niet-EU-vreemdelingen hebben een reële achterstand in men-
selijk kapitaal, die het duidelijkst naar voren komt in het oplei-
3. Werken
0
90
100
110
120
130
140
150
160Turkije en Marokko
42,8%
25,2%24,2%
EU-ex-migratielanden
Belgische origine
sep-08 okt-08 nov- dec-08 jan-09 feb-09 mrt-09 apr-09 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-0908
Evolutie van het aantal werkzoekenden naar origine in Limburg (sep 2008 - sep 2009)
Bron: VDAB Databeheer en -analyse
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
35dingsniveau. Het halen van een diploma hoger secundair of hoger
onderwijs verhoogt de jobkansen voor allochtonen.
• Toch kan het opleidingsniveau niet alle verschillen verklaren.
Onderzoeken tonen vaak aan dat achterstelling en discriminatie
ook een rol kunnen spelen. Het verschil tussen discriminatie en
achterstelling is dat bij discriminatie een werkgever bewust geen
mensen uit een bepaalde nationale groep aanwerft of selecteert voor
interviews – of er hogere eisen aan stelt. Bij achterstelling is het
resultaat hetzelfde, maar het gebeurt onbewust. Dit kan bijvoor-
beeld door te werven via het bestaande (autochtone) personeelska-
der, waardoor de kans klein is dat allochtonen in dienst worden
genomen. Ook het werken met cultureel bepaalde selectieprocedu-
res zorgt ervoor dat de capaciteiten van allochtone kandidaten ver-
keerd ingeschat worden.
Om de niet-activiteit en de werkloosheid terug te dringen moet dus
gelijktijdig het lager menselijk kapitaal en het fenomeen van discrimi-
natie en achterstelling aangepakt worden.
Diversiteitsbeleid voor veel bedrijven een ver-van-hun-bed show
Eén op vier bedrijven werft of weert geen allochtonen om andere rede-
nen dan het toeval. Bedrijven hebben –vaak onbewust- een strategie
als het gaat om het al dan niet aanwerven van allochtonen. Steven
Lenaerts (Universiteit Hasselt) bevroeg hierover de 500 grootste
bedrijven in Limburg. 227 bedrijfsleiders of hun HR-managers gaven
antwoord.
• 25% van de bedrijven geeft aan niets specifieks rond diversiteit te
doen. Of er al dan niet allochtonen werken, heeft met niets anders
dan met toeval te maken.
• Wanneer wel sprake is van een specifieke reden om allochtonen aan
te werven, wordt de kostenreductiestrategie het vaakst gehanteerd,
in 22% van de bedrijven. In dit scenario worden allochtonen aange-
worven omdat ze bereid zijn tegen lagere lonen en slechtere
arbeidsvoorwaarden te werken. Ze zijn dus bereid het werk te doen
dat autochtonen links laten liggen.
• 18% van de bedrijven geeft aan dat ze allochtonen liever niet in
dienst neemt omdat men streeft naar een homogeen autochtoon
werknemersbestand of omdat men gelooft dat klanten niet ver-
wachten te worden bediend door allochtonen. “Het Europese Hof
van Justitie in Luxemburg beschouwt dit als directe discriminatie.
Als dan blijkt dat 18% van de bevraagde bedrijven deze strategie toe-
past, kan je je daar serieuze vragen bij stellen. Waarschijnlijk is het
cijfer ook nog een onderrapportage,” zegt Lenaerts.
• 21% van de bedrijven hanteert een strategie waarbij allochtonen
bewust worden aangeworven. Een eerste groep bedrijven ziet taal-
en culturele vaardigheden als kritieke bronnen voor een goede
dienstverlening en toegang tot (allochtone) consumentenmarkten.
Een tweede groep bedrijven hecht veel belang aan het feit dat alloch-
tonen nieuwe perspectieven en nieuwe manieren van werken kun-
nen toereiken. Een derde groep bedrijven hangt de anti-discrimina-
tiestrategie aan. Ze maken personeelskeuzes gebaseerd op het prin-
cipe van gelijke kansen. Deze drie groepen maken telkens om en bij
de 6 à 7% uit.
Steven Lenaerts: “Moreel-ethische argumenten blijken dus weinig
door te wegen bij de keuze van bedrijven om allochtonen aan te wer-
ven. De anti-discriminatiestrategie wordt slechts door 7% van de
bedrijven toegepast. Als de economische meerwaarde niet onmiddel-
lijk observeerbaar is in winstcijfers, blijkt een diversiteitsbeleid voor
veel Limburgse bedrijven een ver-van-hun-bed show.”
De manier waarop bedrijven omgaan met diversiteit in hun aanwer-
vingen is afhankelijk van de bedrijfsgrootte: kleine bedrijven hebben
vaak geen bewust diversiteitsbeleid. Bij bijna een derde van de kleine
bedrijven berust de aanwerving van allochtonen enkel op toeval.
Anderzijds gedragen kleine bedrijven zich het meest etnofoob. Ruim
een kwart is bang om allochtonen aan te werven.
De anti-discriminatiestrategie komt het vaakst voor bij de grotere
bedrijven. Kunnen zij het zich financieel permitteren om deze stap te
wagen? Zijn het groeibedrijven omdat ze zich deze stap permitteren?
Of zijn er nu eenmaal meer ogen op hen gericht om dit te doen? Dat
zijn vragen voor verder onderzoek.
Allochtonen lopen meer risico op armoede
Een zwakkere positie op de arbeidsmarkt en het ontbreken van een
vast inkomen doen minderheden meer risico lopen op armoede.
Vooral voor personen van Turkse en Marokkaanse herkomst is er een
Aantal werkzoekenden in Limburg naar origine (september 2009)
aantal % % verschil
t.o.v. 2008
België 21 030 65,7% +24,2%
Turkije 3 485 10,9% +40,1%
Italie 1 663 5,2% +25,3%
Nederland 1 550 4,8% +34,1%
Marokko 1 269 4,0% +50,7%
Rusland 379 1,2% +36,8%
Polen 259 0,8% +40,0%
India 244 0,8% +29,1%
Griekenland 221 0,7% +20,8%
Spanje 221 0,7% +27,7%
overige landen 1 668 5,2% +40,6%
totaal 31 989 +28,3%
Bron: VDAB Databeheer en -analyse
Verwerking: provincie Limburg - 2de Directie Welzijn - stafdienst Strategie en Planning – Studiecel
zeer groot armoederisico. Zo blijkt uit een analyse van de onderzoeks-
groep OASeS dat in België 12,7% van de bevolking onder de armoede-
grens leeft. Maar er zijn grote verschillen tussen de verschillende etni-
sche groepen. Bij de autochtone Belgen leeft ‘slechts’ 10,2% onder de
armoedegrens. Dit aantal ligt aanzienlijk hoger bij inwoners van
Europese herkomst (15%) of van niet-Europese herkomst (29,9%).
Bij de drie traditionele groepen arbeidsmigranten (Italië, Turkije en
Marokko) zijn de cijfers nog schokkender. 55,6% van de personen van
Marokkaanse herkomst en 58,9% van de personen met Turkse roots
bevinden zich onder de armoedegrens. Personen van Italiaanse her-
komst nemen met 21,5% een middenpositie in tussen de Belgen en de
personen van Turkse of Marokkaanse herkomst. Toch hebben ze nog
dubbel zoveel kans als de Belgen om in armoede te leven.
Maar hoe voelen mensen zelf hun armoede aan? Personen van
Italiaanse, Turkse en Marokkaanse herkomst geven meer aan te kam-
pen met armoede dan de autochtone Belgen. Zo geeft bijna één op drie
personen van Turkse herkomst aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te
komen met het beschikbare inkomen. Bij degenen van Marokkaanse
herkomst ligt dit nog een stuk hoger (37,7%). Bij de Belgen ligt dit
percentage drie keer lager. Uit diepte-interviews blijkt wel dat ouderen
en jongeren andere vergelijkingspunten hanteren. De eerste generatie
vergelijkt de huidige situatie met de situatie in het herkomstland ter-
wijl de tweede en derde generatie de huidige samenleving als referen-
tiepunt nemen.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200936Diversiteit ook in tijden van crisis
Wat zeggen praktijkwerkers over de snelle stijging van de werk-
loosheid bij allochtonen? En moet er geen tandje bij gestoken wor-
den nu de economische vooruitzichten niet echt rooskleurig zijn?
Diversiteit in een plan
Ann Geukens is projectontwikkelaar diversiteit bij ERSV-Limburg,
het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband Limburg, werkge-
vers- en werknemersorganisaties werken er met elkaar samen. Zij
heeft als opdracht werkgevers te stimuleren aandacht te hebben
voor doelgroepen als allochtonen, vijftigplussers en arbeidsgehan-
dicapten. “Deze groepen moeten op een evenredige en volwaardige
manier deelnemen aan de arbeidsmarkt. Evenredig wil zeggen dat
hun deelname aan de arbeidsmarkt een afspiegeling is van hun aan-
wezigheid in de samenleving. Volwaardig wil zeggen dat ze op alle
niveaus vertegenwoordigd zijn, niet alleen bij de arbeiders bijvoor-
beeld.” Ze probeert dat door bedrijven, organisaties, openbare
besturen en (sinds twee jaar) ook scholen een diversiteitsplan aan
te prijzen. In 2008 werden 119 diversiteitsplannen afgesloten in
Limburg. Sinds de start van het diversiteitsbeleid in 1999 sloten
Limburgse bedrijven 683 plannen af om de diversiteit te vergroten.
Zo’n diversiteitsplan bevat acties voor de instroom, doorstroom en
retentie van de doelgroepen en acties voor een beter human resour-
ce management (HRM). Aan zo’n plan zijn subsidies verbonden om
de kosten van de acties te dekken.
Activeringsconsulenten
Om de kant van de allochtone werkzoekenden te kennen werden
twee activeringsconsulenten geïnterviewd: Piero Pino van ACLI
Vlaanderen en Fatih Calisir van de Turkse Unie. Zij proberen werk-
zoekenden op het spoor naar werk te zetten. Piero: “VDAB doet dat
ook maar het is toch ook nog een controlerende instantie. Wij zijn
meer een vertrouwenspersoon, ons vertellen ze iets meer dan een
VDAB-medewerker.” Fatih: “Als iemand niet komt opdagen op een
afspraak van de VDAB riskeert hij een transmissie naar de RVA en die
kan zijn uitkering schorsen. Wij kunnen hen ook in de eigen taal ver-
der helpen. Ik help ze bijvoorbeeld met een cv op te stellen. Ik heb nu
iemand in begeleiding die niet wist dat zoiets bestaat, hij had er nog
nooit één moeten maken. We hebben ook ons netwerk, we weten
waar vacatures zitten. Bijvoorbeeld bij bedrijven die diversiteitsplan-
nen hebben lopen.” Piero: “Wij zitten ook in het actieplan van de
Vlaamse overheid. We hebben een overeenkomst met de VDAB en
kunnen in hun cliëntvolgsysteem kijken en acties noteren.”
De crisis
Piero en Fatih merken duidelijk de crisis. Fatih: “De eerste indicatie
was dat er geen vacatures meer binnen kwamen. Nu is het echt zoe-
ken, zoeken, …” Piero: “Mensen die jaren in de productie gewerkt
Allochtone arbeider aan de slag in de bouw.
37
hebben en altijd aan de slag zijn gebleven vinden nu geen werk
meer.” Fatih: “Ook mensen die goed zijn. Ik ken een lasser, die kon
vroeger overal beginnen. Geen probleem. Nu niet meer. Opeens
had niemand nog lassers nodig.”
Waarom slaat de crisis harder toe voor allochtonen? Ann: “Dat heeft te
maken met de functies die ze hebben. Allochtonen zitten veel in tijde-
lijke contracten. En ze werken meer in de productie. Ik denk niet dat de
bedrijven de crisis gebruiken om de allochtonen buiten te werken.”
Piero: “Toch zijn allochtonen in sommige sectoren minder welkom. In
jobs waar ze in contact komen met klanten, die willen niet door hen
bediend worden.” Fatih: “Dat leeft nog altijd. Ik heb ooit gesolliciteerd
bij een bank en kreeg het gevoel dat ik ook om die reden niet welkom
was. Misschien onterecht, maar eigenlijk zou ik dat gevoel niet mogen
hebben.”
Ann weet dat klanten druk uitoefenen op werkgevers. Ook allochto-
ne werkgevers krijgen daarmee te maken. “Wij proberen het perso-
neel te versterken om met die druk om te gaan en er niet aan toe te
geven. In tijden van crisis, zoals nu, is dat niet gemakkelijk. De
angst om een klant te verliezen is dan groter.”
Piero: “Wat nu speelt is het lifo principe, last in first out. De alloch-
tonen hadden zolang het goed ging hun achterstand een beetje
ingehaald maar geraken nu weer opnieuw achterop. En ik betwijfel
of de diversteitsplannen dat tegen kunnen houden. De resultaten
daarvan zijn te beperkt. De mentaliteit verandert niet zo snel. “
Ann is optimistischer. “Ik weet dat er nog discriminatie is. Allochtonen
die zichzelf presenteren per computer worden minder aangeklikt door
werkgevers omdat ze een vreemde naam hebben. Maar ik denk dat het
minder is geworden. Volgens mij letten bedrijven nu meer op compe-
tenties. Ze hebben geleerd verder te kijken dan herkomst of kleur. Ik
maak zelf mee dat ze precies vasthouden aan allochtonen, omdat die de
goede competenties hebben. “ Is ze nog welkom bij bedrijven met haar
diversiteitsplannen? Ann: “Dat varieert. Er zijn er die zeggen: kom
maar af. Ze willen de subsidies gebruiken en hebben nu ook tijd voor
bijkomende vorming. Anderen zeggen: kom over een paar maanden
nog eens terug. Ik merk wel veel onzekerheid bij bedrijven, ik moet ook
meer gaan uitleggen.”
Hoe divers is het personeelsbeleid van de provincie?
Sinds 1999 doet het provinciebestuur inspanningen om haar perso-
neelsbeleid meer divers te maken. Een recente externe audit leert dat
er grote vorderingen geboekt zijn, maar ook dat er nog werk aan de
winkel is.
Vaststelling was dat het provinciebestuur weinig personen van diverse
herkomst onder haar personeelsleden telde. Daarom werden de afge-
lopen jaren heel wat inspanningen geleverd om onbedoelde drempels
en valkuilen voor minderheden weg te werken. Zo was er onder meer
de imagocampagne ‘Limburg werft kleurenblind’, die vooral bena-
drukte dat voor de provincie de kwaliteiten van de sollicitanten het
belangrijkste zijn. Ongeacht hun leeftijd, geslacht, handicap, etnische
achtergrond of nationaliteit. Om meer allochtone kandidaten te berei-
ken, werden ook nieuwe wervingskanalen aangeboord.
Een recente audit nam de inspanningen van de voorbije jaren onder de
loep. Die hadden duidelijk succes. Zo steeg het aantal allochtone
medewerkers van 17 in 2000, naar 62 in 2009. Meer dan 5% van alle
personeelsleden zijn nu ‘allochtoon’. Dit wil zeggen personen met
zowel een allochtone voor- als achternaam. Ook het aantal spontane
sollicitaties van allochtone kandidaten bij het provinciebestuur steeg
merkelijk tussen 1999 en 2008.
Oum-Saad: “Allochtonen kennen het provinciebestuur niet”
Oum-Saad (25) verhuisde op haar achtste vanuit Marokko naar
Limburg. Na haar secundair onderwijs, studeerde ze Toerisme aan de
Xios Hogeschool. “Ik solliciteerde spontaan bij de provincie Limburg.
Werken voor de overheid had voor mij geen slecht imago. Ik dacht
zelfs dat ik bij de overheid net meer kansen zou krijgen. Want ik heb
de indruk dat in de privé-sector je afkomst toch blijft meespelen in het
wervingsproces. Al is het maar in het achterhoofd. Bij de overheid
vind ik dat minder het geval.”
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200938
“Veel van mijn vrienden hebben een fout beeld van ambtenaren,” zegt
Oum-Saad. “Ze denken dat je formeel en stijf moet zijn. Veel allochto-
nen kennen het provinciebestuur ook niet. Met de gemeentelijke over-
heid komen ze nog in contact, maar met de provincie niet. Het zou
goed zijn dat de provincie meer promotie voert naar werkgelegenheid
voor allochtonen. Dan komen ze ook sneller solliciteren. Dat ik hier
werk, kan ook een voorbeeld zijn.”
“Een divers personeelsbeleid is belangrijk voor het provinciebestuur.
Vanuit mijn functie –ik volg subsidieprojecten op in het toerisme - is
het zeker goed dat er een allochtoon in beeld komt. Want zo leert de
buitenwereld ook dat Limburg divers is. Diversiteit is altijd goed. Zo
bekijk je dingen ook eens langs een andere kant.”
“Ik zie er niet uit als een allochtoon. Dat speelt wellicht in mijn voor-
deel,” zegt Irfan Ay (38). Hij beveiligt CD’s en DVD’s in de Provinciale
Bibliotheek Limburg. “Ik krijg vaak verwonderde reacties: ‘maar gij
zijt toch geen Turk?’. Ik heb een Albanese vader en Turkse moeder die
in hun jonge jaren in Lummen terecht kwamen. Ik heb dan ook niet
zo’n band met Turkije. Ik heb bijvoorbeeld ook een Belgische vrouw.
Maar ik voel me wel echt moslim.”
“Ik solliciteerde overal. Mijn voorkeur ging uit naar grote, stabiele
bedrijven: de Lijn, de NMBS, de Post en ook de provincie. En daar
speelde mijn naam dan weer minder mee, had ik de indruk. Toen ik
hier pas bij de provincie werkte, kon ik ook bij De Lijn beginnen als
chauffeur. Maar ik koos ervoor om hier te blijven, omwille van de
goede werksfeer. Ik heb toffe collega’s, en dat is belangrijk.”
“Ik vind dat je als allochtoon niet altijd gelijke kansen krijgt. Vaak is
het Nederlands een probleem. Maar ik vind ook dat een persoon de
mogelijkheid moet krijgen om te groeien.”
Investeren in allochtone ondernemers
De laatste drie jaar werd er vanuit de projectenpot ‘managers van
diversiteit’ van de Vlaamse minister voor inburgering sterk ingezet op
allochtoon ondernemerschap in Limburg. Samen ging ruim een half
miljoen euro naar VOKA, Unizo en Stebo. Wat is daarmee gebeurd?
Voka
De werkgeversorganisatie VOKA zette in op beeldvorming. In samen-
werking met TV Limburg en het Belang van Limburg werden tien suc-
cesvolle allochtone ondernemers geportretteerd, ze vertelden over het
hoe en het waarom van hun ondernemerschap.
Unizo
Unizo, de Unie van Zelfstandige Ondernemers, gebruikte de middelen
om allochtone ondernemers op te nemen in hun netwerk. Patrick
Buteneers van Unizo-Limburg: “Allochtone ondernemers worden
steeds belangrijker in Limburg, maar we vonden ze te weinig terug in
Unizo. Unizo beschikt over een fijnmazig netwerk met 35 afdelingen
in Limburg, maar daar zat tot voor kort geen enkele allochtone onder-
nemer bij. Net als we acht jaar geleden deden met vrouwelijke onder-
nemers wilden we daar een aandachtspunt van maken en de subsidie
van managers van de diversiteit heeft dat versnelt en mogelijk
gemaakt.”
Wat is er gebeurd? “We hebben zelf de stap gezet door voor onze
autochtone leden bedrijfsbezoeken te organiseren bij allochtone
ondernemers. Dat was een groot succes en op die manier leerden ze
elkaar kennen. Lokaal zien we de allochtone ondernemers nu ook bin-
nenkomen, hopelijk volgt het provinciale bestuur. Verder hebben we
ook ingezet op een betere ondersteuning van allochtone starters. Met
deze service bereiken we per jaar 1.500 personen en nu dus ook steeds
meer allochtonen. Met een nieuw project trekken we nu naar scholen
met veel allochtone leerlingen. Doel is ze warm te maken voor het
ondernemerschap. We hebben daarvoor een speciaal programma,
gekoppeld aan bedrijfsbezoeken. “
Drie keer reikte Unizo ook de ‘Award Samen Ondernemen’ uit, telkens
aan een allochtone ondernemer. In 2006 was de prijs voor de nv
Hildas, een vleesverwerker met Turkse roots uit Heusden-Zolder. In
2007 was restaurant en feestzaal Anatolië uit Genk de laureaat en in
2008 kreeg televisiekok Moke van Ter Poorte in Wellen de award. Drie
keer voor horeca en voeding, is dat een niche waar allochtone onder-
nemers zich thuis voelen? Patrick Buteneers: “Daar kunnen ze hun
eigenheid ten gelde maken en hebben ze inderdaad een stap voor.
Maar het is geen gemakkelijke sector. Voor horeca is het zo al moeilijk
de financiering rond te krijgen. Voor banken is het een risicosector.
Daar komt nog bij dat banken allochtonen ook wel eens als een risico
inschatten. Daardoor zijn ze meer aangewezen op andere vormen van
krediet en helpt de familie om het startkapitaal bijeen te brengen.”
Irfan: “Je krijgt niet
overal gelijke kansen”
Ziet hij nog andere niches voor allochtone ondernemers?
“Nachtwinkels. Ik zie dat als de buurtwinkel van de toekomst. En de
fruitteelt. Ik ken Sikhs die twintig jaar geleden begonnen zijn als pluk-
ker en nu plantages in eigendom hebben en zelf op zoek gaan naar
plukkers. Bij allochtonen zie ik veel inzet en werkkracht. Misschien
omdat ze in een minder comfortabele positie en daarom meer risico
durven nemen?”
Stebo
Stebo zette met de subsidies Project InTro op, een integraal traject
naar ondernemerschap voor oud- en nieuwkomers. Daarvoor werkten
ze samen met de VDAB, het Onthaalbureau Limburg, Syntra Limburg,
het Agentschap Ondernemen en het Ondernemersatelier. Frank
Maleszka van Stebo: “Het onthaalbureau stelde vast dat ze heel wat
mensen met ervaring en potentieel om te ondernemen binnenkreeg.
Ze zitten met heel wat vragen: wat moet ik doen om te kunnen starten
als zelfstandige, waar kan ik middelen vinden om mijn opstart te
financieren, … ? Maar met het risico dat ze zich vergalopperen als ze
direct zouden starten. Ondernemen gebeurt hier immers in een heel
andere setting dan in hun land. Veel meer gereglementeerd.”
Per jaar bereikten ze ongeveer vierhonderd personen. Voor ongeveer
150 was dat een informatiesessie over ondernemen in Vlaanderen bin-
nen het programma maatschappelijke oriëntatie voor nieuwkomers.
Met 250 was er individueel contact. Frank Maleszka: “We luisterden
naar hun ondernemersidee en checkten dat op haalbaarheid. We
keken ook naar de persoon: heeft die de juiste motivatie? En voldoen-
de drive en de spirit? Vooral dat moet goed zitten, aan een idee kan je
nog altijd sleutelen. Omgekeerd is moeilijker.” Hoe deden ze dat.
“Daarvoor hebben we de methode ‘vuurwerk’, een vorm van ‘appreci-
ative inquiry’, een waarderend onderzoek. We gaan op zoek naar de
sterke punten van een persoon en doen dat aan de hand van zijn of
haar levensgeschiedenis. Wat heeft die persoon allemaal gedaan? Wat
is er gelukt? Waar blonk hij in uit?”
Bij het ondernemersidee duiken volgens Frank Maleszka culturele ver-
schillen op. “Als we bijvoorbeeld vragen naar hun potentiële klanten
zeggen ze: iedereen. Maar iedereen is natuurlijk geen doelgroep. Ze
focussen ook nog te zeer op de prijs. Voor andere elementen, zoals
locatie en kwaliteit hebben ze minder oog.”
Van die 250 komen er 90 tot 100 in een langdurig traject met opleiding
en begeleiding. Het gaat dan over bestaande opleidingen bedrijfsbe-
heer of beroepskennis i.s.m. Syntra Limburg, waar wij extra modules
aan toevoegen, bijvoorbeeld een module specifieke woordenschat
economisch Nederlands bij bedrijfsbeheer. Ook treden wij op als taal-
of leercoach. Laatste stap tenslotte in het traject was dat per jaar onge-
veer 25 personen ook effectief van start gingen met hun zaak.”
Het uiteindelijk resultaat schat Frank breder in dan die 25.
“Sommigen wachten nog om op te starten. Anderen weten nu dat ze
hun energie beter ergens anders op richten. En een aantal hebben we
behoed voor een overhaaste opstart waarmee ze zich diep in de schul-
den hadden kunnen steken.”
Welke zaken heeft hij zien ontstaan? Frank: “Heel verschillend. Een
computerwinkel, iemand die als zelfstandig vertaalster aan de slag
ging, iemand die met tapanades op de markt staat, een ander die
lederwaren verkoopt op de markt, een importeur van wijn uit
Bulgarije, een jeanswinkel in de Demerstraat in Hasselt, een takel-
dienst, iemand heeft een carwash overgenomen, …Veel bouwberoe-
pen ook: chappen, tegelen, gyprocwerken, …”
Het project is recent afgesloten. Wat nu? “Stebo doet op kleinschali-
ge basis verder. De extra modules bij de ondernemersopleidingen blij-
ven doorlopen en er is een website (www.project-intro.be) met infor-
matie voor starters in verschillende talen. En in het
Ondernemersatelier, een spin-off van Stebo, kunnen ondernemers
van start gaan zonder het risico dat ze het eerste jaar zonder inkomen
vallen.”
Ingrid Prokop had jarenlang een vertaalbureau in Tahiti, Frans Polynesië. Via
het project InTrO van Stebo kon ze ook in ons land haar ondernemersdroom
realisereren. Ze runt nu hier een vertaalbureau en geeft ook taallessen op
maat.
39
Sociale cohesieHoe groot is de multiculturele kloof?
Een grootscheepse enquête door de Universiteit Hasselt uit 2007 in
opdracht van het provinciebestuur, waarbij 500 personen van Turkse
en Marokkaanse herkomst bevraagd werden in Genk en Houthalen,
gaf positieve resultaten:
• Twee derde van de personen van Marokkaanse herkomst en de helft
van de personen van Turkse herkomst hebben minstens evenveel
contact met autochtonen als met mensen uit de eigen etnische
gemeenschap.
• 80% van de Turkse allochtonen en 85% van de Marokkaanse alloch-
tonen heeft één of meer Vlaamse vrienden of vriendinnen.
• Ruim 60% van de Marokkaanse allochtonen gebruikt meestal of altijd
Nederlands in het dagelijks leven. Bij de Turken is dit bijna 40%.
Aan de andere kant bleek uit dezelfde enquête dat met name de Turkse
allochtonen sterk georiënteerd bleven op de eigen media. En meer dan
90% van de allochtonen identificeerde zich heel sterk als Turk of
Marokkaan (maar dat sloot dan weer niet uit dat de helft zich ook sterk
tot zeer sterk Limburger voelde.) Minder positief was verder dat rela-
tief veel allochtonen rapporteerden het voorafgaande jaar minstens
één keer het gevoel hadden gediscrimineerd te zijn. Dat was het geval
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200940
4. Samenleven in diversiteit
Dames van verschillende herkomst spelen het waarden- en normenspel. Het
spel maakt deel uit van het project ‘Kleur-rijk in de wijk’ van RIMO.
41
bij de helft van de personen van Marokkaanse herkomst en 36% van de
personen van Turkse herkomst.
Uit dit onderzoek bleek ook dat de perceptie de andere kant kan uit-
gaan dan de feiten. Uit de genoemde cijfers (en ook andere gegevens)
blijkt dat personen van Marokkaanse herkomst zich sterker oriënte-
ren op de Vlaamse samenleving maar door de autochtone wijkbewo-
ners, ook bevraagd in de enquête, werden ze toch als minder geïnte-
greerd beschouwd en negatiever beoordeeld. Dat is de integratiepara-
dox die deze onderzoekers vonden.
Behalve dit onderzoek door de universiteit Hasselt zijn er nog een
reeks andere signalen. Limburgse opbouwwerkers vonden, in een kwa-
litatief onderzoek uit 2006, waarvoor ze gesprekken voerden met sleu-
telfiguren in een reeks achtergestelde wijken in Limburg, dat het
samenleven tussen etnische groepen niet vanzelf tot stand komt.
Explicietere uitspraken over segregatie staan in de omgevingsanalyse bij
het Genkse diversiteitsplan 2009-2011. In die omgevingsanalyse drukt
men de bezorgdheid uit over de groeiende segregatie in het onderwijs
en in het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren. Verder spreekt die
omgevingsanalyse ook over “een tendens van segregatie langs etnische
lijnen bij onder meer de Turkse gemeenschap die resulteert in een zich
terugplooien op zichzelf, het zich verlaten op eigen voorzieningen en
netwerken en het ontbreken van overbruggende contacten en netwer-
ken”. En even verder staat: “Kansen op en gelegenheden tot intercultu-
rele ontmoeting, zoals bijvoorbeeld op school, op grote stadsevene-
menten, via het verenigingsleven, op de werkvloer… worden onvol-
doende gevaloriseerd, overigens door ‘wij’ noch ‘zij’.”
Een laatste, erg recent signaal over het blijven bestaan van een inter-
culturele kloof, met name bij de jeugd, geeft de online enquête die de
Genkse jeugddienst dit najaar organiseerde. Van de duizend jongeren
die reageerden gaf meer dan de helft aan dat er sprake is van een kloof
tussen jongeren van verschillende herkomst. Zowel allochtone als
autochtone jongeren meldden dit. Gevraagd naar de reden zei men dat
de voorkeur bleef uitgaan naar de eigen groep en dat men slechte erva-
ringen had met eerdere contacten.
Het concept ‘Cité in vuur en vlam in Heusden-Zolder’ is gegroeid na de
gebeurtenissen van 11 september 2001. Als multiculturele gemeente wilde
Heusden-Zolder het signaal geven dat verschillende bevolkingsgroepen
vreedzaam kunnen samenleven en onderling meer gemeenschappelijke
waarden hebben dan dat er verschillen zijn.
Allochtoon verenigingsleven
Limburg telt eind oktober 2008 een 340-tal allochtone verenigingen.
Vooral de Italianen met 105 en de Turken met een 90-tal verenigin-
gen houden er een rijk verenigingsleven op na. Ook de Marokkanen
(26), Polen (14) en Grieken (10) verenigen zich. Zelfs Sikhs,
Nepalezen en Koerden en vele andere etnische groepen hebben hun
eigen verenigingen in Limburg. Verder zijn er ook heel wat vereni-
gingen die zich niet specifiek naar een bepaalde origine richten.
Al deze allochtone verenigingen kunnen voor steun terecht bij
federaties. Ongeveer 70% van de verenigingen is aangesloten bij
een federatie. Van de vijftien Vlaamse federaties hebben er vijf hun
hoofdkwartier in Limburg:
• ACLI, Associazione Christiane Lavoratori Italiani
(Genk)
• AIF, Associazione Internationali Federate (Genk)
• Turkse Unie (Beringen)
• Internationaal Comité (Hasselt)
• Federatie van Migrantenvrouwen – Wereldvrouwen
(Houthalen-Helchteren)
De federaties spelen een belangrijke rol als belangenbehartiger van de
allochtone gemeenschap. Ze zijn lid van het Minderhedenforum, een
gesprekspartner van de Vlaamse overheid rond minderhedenbeleid.
Op Limburgs niveau zetelen de federaties in de Limburgse
Integratieraad, een adviesorgaan van de provinciale overheid.
Buiten de vijf federaties die hun hoofdzetel hebben in Limburg,
zijn nog een aantal andere federaties actief in onze provincie: de
Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO),
de Unie van Turkse Verenigingen (UTV) en de Vereniging voor
Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM). Naast deze
erkende federaties, is er in Limburg een platform voor Poolse ver-
enigingen, de Poolse Unie.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected]
of 011 30 57 00.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200942‘De Genks’ dagen Genkenaren uit
Samenleven in een stad is als leven in een familie. Je deelt dezelfde
ruimtes, je zorgt voor elkaar, je werkt en eet samen. Tegelijkertijd
wonen in een stad als Genk heel diverse mensen. Dat geeft kleur,
maar ook soms strubbelingen. In een goede familie wordt hierover
gepraat en kan iedereen zeggen wat hem of haar op het hart ligt. Dus
waarom niet in een stad?
Met ‘De Genks’ wil het stadsbestuur alle Genkenaren de kans geven
om zorgen, ideeën en toekomstplannen met elkaar te delen. Wat leeft
er in Genk? Hoe zien de inwoners van Genk hun samenleving? Wat
kunnen de inwoners zelf verbeteren en wat is de rol van de stad?
De Genks, dat zijn de eerste uitdagers: Genkenaren die er vrijwillig
voor kiezen om stadsgesprekken te organiseren en zo andere
Genkenaren uit te dagen om zich bloot te geven. Ze zijn met een 40-
tal. Jong en oud, autochtoon en allochtoon. Een weerspiegeling van
de Genkse samenleving.
Tupperware
Katrien Colson van de Genkse Dienst Integratie coördineert het pro-
ject. “Elke uitdager kreeg een opleiding over hoe je zo’n gesprek kan
organiseren. We hebben enkele gespreksmethodes ontwikkeld, maar
uiteindelijk kon elke uitdager de gesprekken zelf vormgeven. En de
uitdagers zijn daarin verrassend creatief, moeten we zeggen.”
“Uitdager Marc plant bijvoorbeeld gesprekken met zijn buren tijdens
een straatbarbecue. ‘Tupperware’-man Bart nodigde mensen bij hem
thuis uit voor gesprekken en werd telkens door meerdere personen
uitgenodigd om bij hen thuis hetzelfde te gaan doen. Louis hield een
gesprek rond hoffelijkheid in zijn wijnclub. En Erik maakt een huma-
nitheek. Hij brengt 100 mensen in zijn wijk Kolderbos-Langerlo in
kaart en toont de linken tussen hen.”
“Twee uitdagers doen de markten aan. Tijdens deze gesprekken
nemen mensen geen tijd om ergens diep op in te gaan. Maar die
gesprekken zijn dan wel weer geschikt om de verschillende thema’s
naar boven te doen komen.”
“De uitdagers gaan eigenlijk een niet te onderschatten persoonlijk
engagement aan. Gesprekken dreigen soms uit de hand te lopen, dan
moet je wel weten hoe je moet reageren. Je komt ook soms jezelf
tegen. Als het over waarden en normen gaat bijvoorbeeld, of als je
intensief gaat samenwerken met collega-uitdagers.
Het uiteindelijke doel van ‘De Genks’ is de sociale cohesie te verbete-
ren. Genk wil met het project diversiteit troef maken en meer gelijke
kansen creëren. Maar in deze beginfase wil het project enkel mensen
rond de tafel krijgen en discussies opwekken. Heterogene gespreks-
groepen zijn hierbij een doel. Maar dat is niet simpel, zegt Katrien. “Je
kan het niet opleggen aan de uitdagers. Het is iets dat vanzelf moet
komen, anders werkt het niet.”
Cement
Het project is uniek in Vlaanderen. De uitkomst is nog een vraagteken.
Katrien: “We willen het laten worden wat het kan worden. We weten
nog niet welke sporen we gaan volgen of welke concrete projecten
eruit gaan vloeien. Dat willen we nu ook nog niet weten.”
“Tot nu toe springen er nog geen echt bruikbare thema’s uit, maar de
gesprekken zijn nog maar net begonnen. Taalgebruik in publieke
ruimten blijkt een heikel punt. Klachten over hondenpoep of de nieu-
we Genkse infrastructuur komen ook vaak ter sprake. Maar daar gaat
het project niet over. Het gaat niet over bak-
stenen, wel over het cement van de samenle-
ving, over de mensen in Genk. En we willen
natuurlijk ook verder gaan dan de gebruike-
lijke stereotypen zoals ‘De Genkenaren zijn
vriendelijk’.”
Elke Genk engageerde zich om een 100-tal
stadsgenoten aan te spreken. Ze hebben
hiervoor tijd tot december 2009. Vanaf 2010
vertaalt het stadsbestuur van Genk de uit-
komst van de gesprekken naar concrete
acties. Wordt vervolgd.
Lees meer over de Genks op www.degenks.be.
43Waarom Turken altijd in hun garage zitten
‘The edge of space is the space.’ De grens van de ruimte is de ruimte.
Architect Jaak Janssen heeft een uitgesproken visie over sociale
woningbouw. Sociale woningbouw kan de multiculturele kloof mis-
schien wel helpen dichten. Creatief omspringen met de grenzen tus-
sen het publieke en private domein is dan de sleutel. Meer concreet
betekent dit voor Janssen gemeenschappelijke tuinen aanleggen en
galerijen bouwen. Levensvatbare ruimten creëren, zoals hij het zelf
uitdrukt.
De overheid stapte al enige tijd af van de grote, geïsoleerde sociale
woonwijken zoals die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig wer-
den gebouwd. De laatste decennia kiezen Limburgse sociale huisves-
tingsmaatschappijen vooral voor kleinschalige projecten, geïnte-
greerd in bestaande woonkernen.
Betekent dit dat sociale woningbouw meer oog krijgt voor ontmoeting
en integratie? Nog niet altijd en overal, vindt Janssen. “De sociaal-
ruimtelijke argumenten winnen zelden van de puur architecturale
argumenten bij het toekennen van sociale woningbouwprojecten. En
dat is jammer.”
Dorpels en drempels
In het Rodenbachhof in Overpelt, een ontwerp van Janssen, zijn voor-
al de galerijen plekken van ontmoeting tussen de bewoners, vaak van
verschillende herkomsten. Jaak Janssen: “De bewoners zetten tafels,
stoelen en zelfs hun parkietenkooi in de galerij. Een Turkse bewoner
heeft er zijn schoenen staan. Het is een ruimte die leeft, waar je elkaar
ontmoet. Je ziet ook dat bewoners afscheid nemen van hun bezoekers
aan de gemeenschappelijke ingang. En dat ze klusjes doen in de
gemeenschappelijke ruimte.”
Die gemeenschappelijke ruimten zie je ook terug in Hanenburg in
Beverlo, een ander project van Janssen. Hanenburg is een sociale
woonwijk met 70 huurwoningen. Vele huizen hebben naast achtertui-
nen ook ommuurde voortuinen. “Hier speelde ik met de grens tussen
de stoep en de voordeur,” zegt Jaak Janssen.
“De voortuinen worden daardoor ook echt gebruikt. Mensen drogen
er hun was, zetten er tafels en stoelen. De voordeuren zijn er geen
‘drempels’, maar ‘dorpels’. Een dorpel aan je voordeur zorgt voor ont-
moeting, een drempel voor een rem. En in deze wijk zijn er dorpels. Je
kan het letterlijk zien, want de voordeuren staan er in de zomer vaak
gewoon open.”
Diafragma
“Cultuur is een gewoonte, dat roei je niet uit. Want cultuur groeit rhy-
zoom. Dit is de biologische term voor de manier waarop brandnetels
groeien: ondergronds en onuitroeibaar. Je moet de cultuur van je
bewoners dus niet willen uitroeien, je moet erop inhaken en hem ver-
talen naar de woningen.”
Janssen verdiept zich tegenwoordig in mediterrane woonculturen,
vooral de Balkan en Turkije boeien hem. Een aanzienlijk deel van de
bewoners van sociale woningen is ook van Turkse herkomst. “Turken
zitten bijvoorbeeld graag aan de voorkant van hun huis. Om te zien
wat er op straat gebeurt, en om een praatje te slaan met voorbijgan-
gers. Als het huis hier niet is aan aangepast, zoeken ze andere oplos-
singen. Ze gaan in hun garage zitten.”
“Hun huis heeft dan een fout diafragma, een foute verhouding tussen
binnen- en buitenruimte. Het werd gebaseerd op het Vlaamse verkave-
lingsdenken, dat er van uit gaat dat alle activiteiten achteraan gebeuren.”
Een Turkse bewoner van een nieuwbouwpro-
ject van architect Jaak Janssen zet zijn schoe-
nen in de gemeenschappelijke galerij.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200944TaalHoeveel Nederlands wordt er gesproken in allochtone gezinnen?
Geen makkelijke vraag. Al bieden een aantal onderzoeken wat aan-
knopingspunten. Hieruit blijkt dat de positie van het Nederlands
sterker is dan gedacht.
Bij ongeveer één op vijf jonge kinderen is Nederlands niet de moe-
dertaal
Kind & Gezin brengt heel wat gegevens rond pas geboren kinderen in
kaart. Zo ook de taal die de moeder met het kind praat. Op die manier
krijgen we een beeld van de moedertaal van pas geboren kinderen. Bij
17,7% van de kinderen in 2008 geboren in Limburg was dit niet het
Nederlands. Het Vlaamse gemiddelde ligt enkele procentpunten
hoger (20,4%). In onze provincie komen naast het Nederlands, Turks
(9,2%) en Arabisch (2,8%) het meest voor.
Toch moeten we deze cijfers nuanceren. De cijfers van Kind en Gezin
leren ons enkel iets over de taal die de moeder met het kind spreekt en
zegt niets over andere talen die in het gezin gesproken worden.
Bovendien is het slechts een momentopname enkele weken na de
geboorte. Taal is een proces in beweging en tussen de geboorte en de
eerste schoolleeftijd kan een hele evolutie doorgemaakt worden.
Eén op tien leerlingen in het basisonderwijs anderstalig
Ongeveer één op tien leerlingen uit het basisonderwijs spreekt in het
eigen gezin een andere taal dan op school. In 2008 gaat het voor
Limburg om ongeveer 9.000 leerlingen. Dit blijkt uit de gegevens van
het Ministerie van Onderwijs.
In een aantal Limburgse gemeenten ligt het aandeel leerlingen met
thuistaal niet-Nederlands hoger dan 20%. Dit is onder meer het geval
in de mijngemeenten. Het hoogste aandeel leerlingen met als thuis-
taal niet-Nederlands vinden we in Heusden-Zolder (26%), gevolgd
door Genk (25%), Beringen (22%), Maasmechelen (21%) en
Houthalen-Helchteren (19%).
In vergelijking met 2005 daalt het aandeel leerlingen met thuistaal
niet-Nederlands van 13% naar 10%. Wel kunnen we hieruit niet
zomaar besluiten dat er meer Nederlands gesproken wordt. Zo wijzig-
de de vraagstelling tussen 2005 en 2008. In 2005 werd gevraagd of de
thuistaal Nederlands was, waarop de ouders met ja of nee konden ant-
woorden. In 2008 werd gevraagd welke taal de leerling met vader,
moeder of met broers of zussen spreekt. Van zodra Nederlands één
keer vermeld werd, werd dit ook de thuistaal. Dit is dus een strenger
criterium.
Bijna helft van allochtonen spreekt altijd of meestal Nederlands
Bijna de helft (47%) van de Turkse en Marokkaanse allochtonen in
Limburg gebruikt in het dagdagelijkse leven meestal of altijd het
Nederlands. Wel is er een groot verschil tussen Turken en
Marokkanen. Zo gebruikt ruim 61% van de Marokkaanse allochtonen
meestal of altijd het Nederlands in het dagelijkse leven. Bij de Turkse
allochtonen is dit maar 37%. Het percentage dat nooit Nederlands
gebruikt, schommelt voor beide groepen rond de 10%. Hoe jonger de
allochtonen, hoe meer Nederlands ze spreken. Zo gebruikt ruim de
helft van de Turkse jongeren altijd of meestal het Nederlands. Bij de
Marokkaanse jongeren is dit meer dan drie op vier.
Verschillen tussen Turken en Marokkanen hangen samen met de
manier waarop taal gebruikt wordt. Turken spreken maar één variant:
standaardturks en hebben in Limburg vele Turkse kranten en televi-
siezenders ter beschikking. Marokkanen gebruiken verschillende dia-
lecten en kennen een minder ruim Marokkaans media-aanbod. Een
taal die niet vaak gebruikt wordt, verdwijnt sneller.
Dit blijkt uit een onderzoek van Universiteit Hasselt in opdracht van
het Limburgse provinciebestuur. Vijfhonderd personen van Turkse en
Marokkaanse herkomst werden bevraagd, samen met driehonderd
autochtonen die in dezelfde wijken woonden als de allochtonen. Over
dit onderzoek werd een boek gepubliceerd: Voorbij wij en zij? (Vanden
Broele, 2007).
45
Er is een nieuw concept om de taalvaardigheid Nederlands van andersta-
ligen te verhogen: laagdrempelige gespreksgroepen waar Nederlandsta-
ligen en anderstaligen samen aan deelnemen. Anderstaligen kunnen er
het Nederlands dat ze in de taalles geleerd hebben oefenen en ze krijgen
er de kans het isolement, waarin ze vaak vertoeven, te doorbreken.
Nederlandstaligen kunnen op die manier hun kennissenkring uitbrei-
den en zich op een concrete en directe manier inzetten voor integratie. En
dat zorgt alles samen voor meer sociale cohesie.
Het is belangrijk om te beklemtonen dat het niet over taalles gaat. Er
zijn geen specifieke leerdoelstellingen rond woordenschat of conver-
satie en de gesprekken worden niet gestuurd. Deelnemers kunnen een
tijdlang afhaken om dan later weer terug aan te knopen. De gespreks-
groepen kunnen wel omschreven worden als een vrije en veilige oefen-
ruimte. Het is, met andere woorden, een georganiseerd aanbod om op
een natuurlijke manier de taalvaardigheid Nederlands te verhogen. Ze
compenseren een tekort aan contacten met Nederlandstaligen in het
dagelijkse leven van de taalleerder en/of heffen de spreekangst op die
verhindert dat men dergelijke contacten aangrijpt om de taalvaardig-
heid te verhogen. Gespreksgroepen bouwen verder op wat in de taal-
les geleerd wordt en vormen een brug tussen die taalles en de samen-
leving. Om die reden kunnen enkel anderstaligen deelnemen die al
beschikken over een basis aan taalvaardigheid Nederlands.
Aanpak
In Limburg werkt Vormingplus met dit concept. Dat gebeurt onder de
noemer VriendENtaal. Er zijn nu vier groepen actief, twee in Hasselt, één
in Heusden-Zolder en één in Maaseik. Elke groep komt één keer per
week samen, telkens voor twee uur. In Hasselt werden met de twee groe-
pen samen zeventig deelnemers bereikt, in Heusden-Zolder gaat het over
ongeveer 25 personen en in Maaseik over twintig. De achtergrond van
deze groepen is verschillend: in Heusden-Zolder gaat het over vrouwen
van Turkse herkomst, het merendeel oudkomers. In Hasselt zijn het
nieuwkomers van zeer diverse herkomst, misschien wel vijftig verschil-
lende nationaliteiten. In Maaseik is de groep ook divers maar is er wel
een belangrijke groep mannen van Marokkaanse herkomst.
Meestal wordt er over dagdagelijkse dingen gepraat. De gesprekslei-
der zoekt naar thema’s en onderwerpen die nauw aanleunen bij de
leefwereld van de deelnemers. Maar er is ook tijd om samen op uit-
stap te gaan of activiteiten te organiseren. Centraal in elke groep staat
een gespreksleider: hij of zij zoekt de gespreksthema’s en neemt de
praktische organisatie op zich van de uitstappen.
Het Provinciaal Integratiecentrum heeft de bedoeling om in 2010,
samen met Vormingplus, VriendENtaal uit te breiden naar andere
gemeenten. Er is op verschillende plaatsen belangstelling voor. Naam
van dit nieuwe project: taal en samenleving.
Gespreksgroepen verhogen taalvaardig-heid Nederlands (en zorgen voor meersociale cohesie)
Vormingplus organiseert VriendENtaal in Hasselt. Hier praat een vrijwilliger
in het Nederlands met nieuwkomers over Pasen.
Het Huis van het Nederlands
Het Huis van het Nederlands helpt anderstalige volwassenen een
geschikte cursus Nederlands vinden. Het Huis is er voor iedereen die
Nederlands wil leren. Een belangrijke groep zijn de nieuwkomers.
Het Onthaalbureau verwijst hen door naar het Huis van het
Nederlands. Het Huis van het Nederlands heeft een hoofdvestiging
in Hasselt en antennes in alle Limburgse regio’s: Genk, West-
Limburg, Maasland, Noord-Limburg en Zuid-Limburg.
In de loop van 2008 krijgt het Huis van het Nederlands 6.398 taal-
leerders over de vloer. Naast 5.525 nieuwe intakes zijn hier ook bij-
komende voortgangsgesprekken bij inbegrepen. De taalleerders
met de Belgische nationaliteit vormen de grootste groep. Personen
met de Turkse nationaliteit komen op de tweede plaats, gevolgd
door de Marokkanen en de Polen.
Vergeleken met 2007 kwamen er in 2008 veel meer mensen bij het
Huis van het Nederlands langs. Deze stijging komt door de toe-
stroom van kandidaat-sociale huurders. De vernieuwde Vlaamse
wooncode legt immers een taalvereiste op, die van nieuwe kandi-
daat-huurders van een sociale woning vraagt of ze bereid zijn
Nederlands te leren. Ruim 40% van de intakes van het Huis van het
Nederlands was in het kader van de wooncode.
Meer info? www.limburg.be/huisvanhetnederlands, [email protected]
of 011 30 57 00.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200946
Sociale tolken als schakel tussen hulpver-lening en anderstaligen
De Limburgse Sociale Tolkendienst stuurt tolken ter plekke voor hulp-
verleningsgesprekken en voor vorming en voorlichting in groep.
Freelance
Coördinator Ine Hennissen: “De Limburgse Tolkendienst bestaat
ruim 2,5 jaar. We werken met freelance tolken. Op dit moment zijn er
dat 56 die in totaal 45 talen aanbieden. We zoeken nog tolken voor
Albanees, Arabisch, Berbers, Dari, Farsi, Grieks, Irakees, Marok-
kaans, Portugees, Roma, Russisch en Tsjetsjeens.”
Welke voorwaarden stelt ze aan tolken? Ine: “Om tijdelijk ingezet te
worden moeten ze slagen in een preselectie Nederlands én met posi-
tief resultaat een introductiecursus van drie dagen volgen. Kandidaat
tolken met een diploma Nederlandstalig secundair onderwijs zijn vrij-
gesteld van de preselectie Nederlands. Van de tolken die al wat erva-
ring hebben opgedaan, verwachten we dat ze een certificaat behalen.
Tolken die dat willen, kunnen zich op de certificeringsproef voorbe-
reiden door een opleiding te volgen waarin terminologie, notitietech-
niek, taalomzetting en rollenspel uitgebreid aan bod komen.”
De Tolkendienst verhoogt de toegankelijkheid door het opheffen van
de taalbarrière. Ine: “Let op: wij zijn er in de eerste plaats voor de hulp-
verleners, niet voor de cliënt. Het is niet zo dat cliënten een tolk kun-
nen vragen. Alleen hulpverleners kunnen ons contacteren en een tolk
bestellen. Dat kan voor individuele hulpverleningsgesprekken en
sinds kort ook voor groepstolken bij vorming en voorlichting.
Organisaties die onze tolken willen inzetten moeten wel eerst een
overeenkomst met ons afsluiten.”
Slachtofferhulp
Voor een verhaal uit de praktijk ontmoeten we Evi Vanherck van de dienst
slachtofferhulp van CAW Sonar in Genk en sociale tolk Nuran Kurtal. Evi
begeleidt de slachtoffers van diefstallen, overvallen, verkrachtingen en
de nabestaanden van dodelijke verkeersongevallen en zelfdoding. Voor
Turkstalige cliënten werkt ze dikwijls samen met Nuran.
Hoe vlot loopt een gesprek met een tolk erbij? Anders dan met een
Nederlandstalige cliënt? Evi: “Als het over emotionele zaken gaat mis
je soms wel dingen: intonatie, de toon. En het is sowieso anders met
drieën dan met de cliënt alleen.” Worden bepaalde dingen niet uitge-
sproken omdat er iemand bij zit? Evi: “Nee, toch niet. Mensen houden
daardoor geen dingen achter. De cliënt is vooral gerustgesteld dat er
iemand zit die zijn of haar taal kent.”
Nurans ervaring leert dat je als sociale tolk een aantal valkuilen moet
vermijden: “Als de hulpverlener bijvoorbeeld het lokaal verlaat, moet
je als tolk oppassen. Als de cliënt je dan van alles begint te vragen mag
je daar absoluut niet op ingaan. Het gesprek moet transparant blijven
voor de hulpverlener. Je mag niet uit je rol vallen. Je bent tolk, geen
hulpverlener.”
Evi pikt daarop in: “Mij valt op dat de cliënt zich tijdens het hulpverle-
ningsgesprek vaak op de tolk richt en niet op mij. Ze zien haar toch
meer als de redder in nood.” Nuran: “In het begin van een gesprek zeg
ik wel eens tegen de cliënt: spreek de hulpverlener aan, niet mij. Maar
het is normaal de persoon aan te kijken waarmee je in gesprek bent.”
Meer info? www.limburg.be/tolkendienst, [email protected]
of 011 30 57 52.
47Het multireligieuze LimburgNieuwe aanhangers voor het christendom
Traditioneel kent de katholieke kerk in Limburg de meeste gelovigen.
De migratie verandert hier niets aan, maar zorgt wel voor nieuwe aan-
hangers. Italianen en Polen (en hun families) die naar hier kwamen
om te werken in de mijnen, waren vaak katholiek.
Soms worden door deze migranten kerken voor de eigen gemeen-
schap opgericht. Zo is er een Italiaanse missie met een eigen kerk in
Genk (Hoevezavel) en zijn er Poolse priesters die in Limburg een eigen
parochie leiden. Verder is er een Oekraïense katholieke kerk voor de
orthodoxe ritus in Genk-Waterschei. De migratie brengt ook andere
christenen naar Limburg zoals de orthodoxe gelovigen uit
Griekenland en Oekraïne. In Genk is er een Grieks-orthodoxe en een
Oekraïens-orthodoxe kerk. Ook het protestantisme profiteert van de
nieuwe migratie. Zo is de protestantse kerk in Hasselt een belangrijke
ontmoetingsplaats geworden voor vluchtelingen.
De moslimgemeenschap in Limburg
Door de migratie maakt Limburg kennis met de islam. De islam in
Limburg is hoofdzakelijk een godsdienst van migranten. De moslim-
gemeenschappen in Limburg bestaan voornamelijk uit Turkse en
Marokkaanse migranten en hun kinderen. De Turkse moslims zijn
met een kleine 35.000 veruit de grootste groep in Limburg. De
Marokkaanse moslims volgen met bijna 10.000 personen.
De migratie van asielzoekers vanaf de jaren ‘90 brengt ook nieuwe
moslims naar Limburg, onder meer uit de Balkan, Azië en Afrika. Van
deze nieuwe moslims zijn vooral de Ahmadiyya-moslims, die bijna
allemaal uit Pakistan komen, zichtbaar in Limburg met gebedshuizen
in Hasselt, Beringen en Sint-Truiden en naar schatting 400 volgelin-
gen. Nieuwe moslims kunnen ook autochtone Vlamingen zijn, die
zich bekeren tot de islam.
Binnen de islam zijn er twee grote stromingen: het soennisme en het
sjiisme. Beiden delen de basisprincipes van de islam, maar gebruiken
verschillende versies van de overleveringen. De twee stromingen zijn
ontstaan naar aanleiding van een geschil over de opvolging van de
profeet Mohammed. De meerderheid van de Turkse en Marokkaanse
moslims in Limburg zijn soennieten. Uitzondering zijn de Alevieten,
een van oorsprong sjiitische stroming. Verder is er nog een netwerk
van Turkse sjiieten in Beringen.
Verschillende moslimnetwerken
De islam in Limburg is vooral een godsdienst van migranten. Daarom
zijn de meeste Limburgse moskeeën en gebedshuizen georganiseerd
op basis van etnische lijnen. Stromingen en netwerken in de landen
van herkomst zijn van belang voor de manier waarop moslims zich in
België en Limburg organiseren.
Turkse islamitische netwerken in Limburg zijn in grote mate een weer-
spiegeling van de situatie in Turkije. In de eerste plaats is er het officiële,
door de Turkse staat geleide netwerk van Diyanet dat alle grote Turkse
moskeeën groepeert. Ten tweede is er het netwerk van Milli Görüs, onder
de noemer Belgische Islamitische Federatie (BIF), dat een aantal kleine-
re moskeeën groepeert die zich onafhankelijk van de Turkse overheid
opstellen. Verder zijn er een reeks kleinere religieuze organisaties zoals
de Suleymancilar, Nurcular en de soefie-broederschappen.
Tussen deze Turkse netwerken zijn er weinig echte schotten, de grenzen
worden voortdurend overschreden: veel leden van de Milli Görüs en zeker
ook de kleinere netwerken beschouwen de Diyanetmoskee in hun wijk of
gemeente als hun moskee en gaan er elke vrijdag bidden. De kleinere net-
werken zien zich als aanvullend. Met hun activiteiten geven ze moslims de
kans hun religieuze identiteit te verdiepen en te vervolledigen.
Bij de Marokkaanse moslims is er geen input van de eigen overheid.
Marokkaanse moskeeën zijn vooral op zichzelf en de plaatselijke
geloofsgemeenschap aangewezen. De Marokkaanse moskeeën in
Limburg zijn verenigd in UMIVEL, de Unie van Moskeeën en
Islamitische Verenigingen in Limburg. Netwerken buiten de mos-
keeën krijgen niet de vorm van aparte verenigingen. Het gaat hier om
groepjes predikers die naar moskeeën en wijken met veel moslims
trekken en daar jonge moslims aanspreken over een hernieuwing of
verdieping van hun geloof.
De sikhgemeenschap in Limburg
Een nieuw geloof in Limburg is het sikhisme. In en rond Sint-Truiden
wonen een 1300-tal sikhs, afkomstig uit de Punjab in India. Er is een
sikhtempel in Sint-Truiden en een in Borgloon. Sinds begin jaren ’90
stijgt het aantal sikhs in onze provincie. Na de aanval op de gouden
tempel (1984) vluchten veel sikhs uit India en komen als politiek
vluchteling terecht over de hele wereld. Veel van hen blijven rond de
luchthaven in Frankfurt. Door de hoge nood aan arbeidskrachten in
de Zuid-Limburgse fruitsector komt de golf van arbeidsmigratie naar
Limburg op gang. De meeste sikhs, laaggeschoold en met ervaring in
de landbouw, worden ingeschakeld als seizoensarbeiders. Tot van-
daag blijft dit hun belangrijkste economische niche, al krijgen ze con-
currentie van arbeidskrachten uit Oost-Europa. Omdat de fruitpluk
erkend is als knelpuntberoep verloopt de procedure om werknemers
uit de nieuwe EU-lidstaten in te schakelen, sneller en eenvoudiger.
Daarom stappen meer en meer sikhs uit de fruitpluk. Ze werken in
andere sectoren of zetten een eigen zaak op, een nachtwinkel of een
marktkraam met confectie.
De eerste sikhs in Limburg zijn politieke vluchtelingen. Dan volgt de
migratie om economische redenen. Jonge ondernemende mannen
hebben in de eigen regio geen perspectief en trekken naar het buiten-
land. De eerste migranten waren vaak alleenstaande mannen. Nu vol-
gen ook veel vrouwen en kinderen. Veel sikhs hebben papieren gekre-
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200848gen omdat ze erkend werden als vluchteling of, wat veel vaker het
geval was, ze geregulariseerd werden.
29 moskeeën in Limburg
Limburg telt momenteel zestien Turkse en dertien Marokkaanse mos-
keeën, aangesloten bij een koepel.
Twaalf Turkse moskeeën zijn aangesloten bij Diyanet. Vier hiervan lig-
gen op het grondgebied van Genk (Winterslag, Waterschei, Kolderbos
en Sledderlo) en telkens één in Beringen, Leopoldsburg, Houthalen-
Helchteren, Hasselt, Lommel, Heusden-Zolder, Bilzen en
Maasmechelen. Verder zijn er nog Turkse Milli Görüs moskeeën in
Beringen, Genk, Heusden-Zolder en Leopoldsburg. Hiernaast zijn er
nog verschillende Turkse gebedshuizen van mystieke islamitische net-
werken: de tekke (Naksibendi), de kultuurhuizen (Suleymanli) en de
studiecentra (Nurcu).
Limburg telt ook dertien Marokkaanse moskeeën, waarvan drie in
Genk en twee in Maasmechelen. Verder hebben de gelovigen in
Bilzen, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Sint-
Truiden, Maaseik, Overpelt en Beringen elk hun eigen moskee.
Momenteel telt Limburg zeven erkende moskeeën. Vijf ervan zijn
Turks: de Selimiye-moskee (Heusden-Zolder), de Yunus Emre-mos-
kee (Genk), de Yesil-moskee (Houthalen-Helchteren), de Sultan
Ahmet-moskee (Heusden-Zolder) en de Fatih-moskee (Beringen). De
twee erkende Marokkaanse moskeeën zijn de Badr-moskee (Hasselt)
en de Hassan Ebno Tabit-moskee (Genk).
Om erkend te worden moet de moskee ingebed zijn in de lokale
gemeenschap, de Nederlandse taal moet gebruikt worden in bestuurs-
zaken, de imam moet een inburgeringscursus volgen en extreme of
fundamentalistische elementen moeten geweerd worden. Op basis van
deze voorwaarden kan de Moslimexecutieve een dossier samenstellen
met de moskeeën. De Moslimexecutieve dient een aanvraag in tot
erkenning bij de bevoegde minister. Na indiening vraagt de minister
advies aan de gemeente, de provincie en justitie.
Naast het grote symbolische belang van de erkenning als lokale isla-
mitische geloofsgemeenschap, zijn er ook verschillende overheden
die de moskee na erkenning financieel bijspringen. Zo betaalt het
ministerie van Justitie de lonen van de imams. De Vlaamse overheid
kan tussenkomen in bouwkosten voor de infrastructuur van de mos-
kee. Het provinciebestuur kan op haar beurt tekorten in de werkings-
kosten bijpassen, grote herstellingen aan de moskee subsidiëren en
kan instaan voor de huisvesting van de imams. Allemaal kosten die
vroeger gedragen werden door de moskeegangers.
Het offerfeest
Het offerfeest is één van de belangrijkste islamitische feesten. Veel
moslims willen daarvoor op rituele wijze een schaap slachten. Het
vlees wordt door hen gegeten en verdeeld onder buren, familieleden
en armen. Maar de wetgeving verbiedt het ritueel thuis slachten. Voor
het offerfeest voorziet de Belgische overheid de erkenning van tijdelij-
ke slachtinrichtingen. Een tijdelijke slachtinrichting kan opgezet wor-
den door gemeentebesturen, door verenigingen of door particulieren.
De regels van dierenwelzijn, voedselveiligheid, leefmilieu en openba-
re orde blijven voor deze inrichtingen van kracht.
Eind 2008 telde onze provincie vijftien erkende tijdelijke slachtinrich-
tingen in tien verschillende gemeenten. In Maasmechelen, Heusden-
Zolder, Leopoldsburg, Houthalen-Helchteren, Dilsen-Stokkem,
Genk, Beringen, Hasselt en Maaseik was dit een initiatief van de
gemeente. Daarnaast hadden Genk en Bilzen elk drie tijdelijke slacht-
inrichtingen op initiatief van particulieren.
Tijdens het offerfeest werden 2.496 schapen geslacht in erkende tijde-
lijke slachtinrichtingen, een 450-tal meer dan in 2007.
Islamitische begraafplaatsen
De islam vereist dat moslims bij elkaar en in de richting van Mekka
begraven worden. Dit kan legaal geregeld worden door op een offici-
ële gemeentelijke begraafplaats een apart perceel te voorzien voor
moslims. In zeven Limburgse gemeenten is er een aangepast regle-
ment om het begraven van moslims mogelijk te maken. Dit is het
geval in Beringen, Dilsen-Stokkem, Houthalen-Helchteren, Maaseik,
Lommel, Neerpelt en Maasmechelen. Ook in Genk en Heusden-
Zolder worden moslims begraven, al bestaat er daar nog (nog) geen
officiële reglementering over.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected] of
011 30 57 00.
Marokkaanse mannen volgen een gebedsdienst
in de moskee van Winterslag.
49“Als we niet dansen, leven we niet”
In Marokko rukt de islamitische identiteit op, ten koste van de cultu-
rele. Daan Bouwens trok in opdracht van de Koning Boudewijn-
stichting naar Marokko. En als het regent in Marokko, druppelt het
in Limburg?
Schotelantenne
Op talloze Marokkaanse plekken wordt het verhaal bevestigd:
Marokkanen dansen niet meer door de islam. Waarom deze verande-
ring? “Het is de schotelantenne”, zegt Abdelftah Aït Argane uit
Tarama, een klein Berberdorp in de Zuidelijke vallei van Taroudant.
“Mensen kijken enkel naar Islamitische kanalen, vooral uit Egypte.
Als je huizen in mijn dorp binnenwandelt, staat bijna altijd de televisie
aan op een islamitische zender. In de meeste huizen wordt zelfs geen
muziek meer gespeeld.”
Volgens Abdelftah is dit een positieve ontwikkeling: “Mensen dansen
op religieuze feestdagen en tijdens huwelijken. Dat is niets minder
dan heiligschennis. Elk mens heeft een duivel op de ene schouder en
een engel op de andere schouder. Wanneer man en vrouw met elkaar
dansen, wordt de duivel het sterkst. Het is dankzij de schotelantenne
dat mensen dit nu weten, ze leren de echte islam kennen. De satelliet
heeft hun een stap dichter gebracht bij de waarheid. We zien dat
gebeuren in de hele Arabische wereld, ook in Europa, nietwaar?”
De grootste Marokkaanse gemeenschappen van Limburg zijn in
Genk, Maaseik en Houthalen te vinden. Meer dan tachtig procent van
hen is Berber uit het Zuiden van Marokko. Maar ook in Limburg is het
lied van de A-Hidouz of Soussia bijna definitief uitgezongen. Ook hier
spelen schotelantennes en religie de hoofdrol.
Het was Houssein Bouharras, geboren in België, die meer dan tien
jaar geleden het initiatief nam om in Limburg dansfeesten te organi-
seren voor de Marokkaanse gemeenschap: “Limburg was de place to
be voor Marokkaanse dans en cultuur, maar dat is nu voorbij. Na een
boom van dansfeesten van 1993 tot 2003 is de Marokkaanse muziek-
cultuur nu op sterven na dood. Als er nog iets georganiseerd wordt,
worden groepen van buiten de provincie uitgenodigd.
Arabisch
Volgens Houssein is ook in Limburg de focus op religie één van de
belangrijkste oorzaken van het verdwijnen van de danscultuur: “De
Marokkaanse gemeenschap zoekt een houvast in religie, maar het is
ook een modeverschijnsel. Maar wat in Marokko gebeurt, is hier ook
gaande: religieuze organisaties overleven, culturele initiatieven ster-
ven uit. En muziek en dans horen niet thuis in religie.”
“Het is iets waar ik mee worstel,” geeft Houssein toe. “Er moet plaats
zijn voor cultuur, maar cultuur moet gedragen worden door mensen.”
Volgens Houssein valt de opgang van religie, net als in Marokko,
samen met het verdwijnen van de Berberse identiteit. “Er zijn steeds
meer ouders die ervoor kiezen hun kinderen in het Arabisch op te voe-
den, want dat is de taal van de religie. Ik zeg altijd: God heeft ons
geschapen in de Berbercultuur, dus waarom zo nodig Arabisch wor-
den? De schotelantennes en islamitische kanalen, ook hier in Genk,
versterken die evolutie. Ze zijn niet de hoofdoorzaak, maar de bevesti-
ging van de terugkeer naar de religie en het aannemen van de
Arabische identiteit.”
Marokkaanse Berbervrouwen in de vallei
van Taroudant voeren
een traditionele dans op.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200950
Van brugfiguur naar procesbegeleider
Een integratiemedewerker van vroeger was een brug tussen organisa-
tie en doelgroepen. Een integratiemedewerker van nu is een procesbe-
geleider: een organisatieadviseur en veranderingsdeskundige. Dat
vindt Hans Bellaart, zaakvoerder van Tamam Training en Advies, een
Nederlands adviesbureau gespecialiseerd in diversiteit.
Tijdens een driedaagse training leerden een twintigtal Limburgse
integratiemedewerkers aan de slag gaan als procesbegeleiders inter-
culturalisering. Bellaart: “Procesbegeleider interculturalisering is een
pittige functie. Voor procesbegeleiders wordt de rode loper niet uitge-
rold. Maar het gaat hier wel over het belangrijkste maatschappelijk
proces dat zich momenteel afspeelt. Kijk maar in de krant.”
‘We doen toch voor iedereen hetzelfde’ of ‘als ze niet komen, ligt het
aan hun’ zijn vaak gehoorde opmerkingen voor procesbegeleiders
interculturalisering. Bellaart heeft één belangrijke waarschuwing:
“Maak er geen ideologisch verhaal van. Begin niet over rechtvaardig-
heid of anti-discriminatie. Interculturalisering is geen doel op zich.
Het gaat niet om het nastreven van een utopie. Het gaat er over dat de
organisatie met interculturalisering een beter resultaat kan neerzet-
ten. Je moet een ‘sense of urgency’ vinden. Zo kan je bijvoorbeeld met
cijfers aantonen dat je bepaalde doelgroepen over het hoofd ziet.”
Bellaart geeft maar liefst veertien gouden tips voor succesvolle proces-
begeleiders. Hebben we dan een superman of –vrouw nodig? Bellaart:
“Nee. Wel iemand die op een goede manier het gesprek aangaat. De
goede strategische aanpak is zelf veel vragen te stellen, en niet voortdu-
rend met argumenten te komen. Het is daarbij een kunst de eigen com-
municatie af te stemmen op de organisatie. De gesprekspartners moe-
ten uiteindelijk op één golflengte komen. Samenvatten is daarbij
belangrijk: je gesprekspartner voelt zich begrepen en komt in dialoog.”
De voorwaarden voor interculturalisering van organisaties zijn legio.
Het kan alleen als het management wil aansturen, als er een blijvend
draagvlak is, als er een besef is wat het uiteindelijk zal opleveren,…
Maar wat als niet alle voorwaarden zijn vervuld? Hans Bellaart is niet
te vinden voor aanmodderen: “Het heeft geen zin te blijven trekken
aan een dood paard.” Deze pragmatische aanpak blijkt ook uit zijn
stelling dat het geen schande is eerst het laaghangend fruit te plukken.
“Snel succes geeft zin in meer.”
Toch is een doordachte aanpak nodig. Dit blijkt uit volgende mislukte
interculturaliseringspoging. Een cultureel centrum wilde ook de
Turken uit de buurt betrekken en zette een Koerdische zangeres op het
podium. Dat is ook een allochtoon, was de redenering. De Turken
kwamen niet opdagen. Ze voelden geen binding met de zangeres.
Waarom wisten de cultuurmedewerkers dat niet op voorhand?
Interculturalisering
51
Interculturalisering in de praktijk
• Mantelzorg
Met de brochure ‘Steun aan allochtone mantelzorgers’ wil het
Provinciaal Integratiecentrum de zorg- en welzijnssector ver-
trouwd maken met mantelzorg bij allochtonen. De brochure geeft
ook aan hoe de sector allochtone mantelzorgers kan ondersteu-
nen. Bij de brochure hoort het infopakket ‘Goed zorgen voor je
ouders’. Zorgverleners kunnen het gebruiken om in een groeps-
sessie de noden van allochtone mantelzorgers in kaart te brengen.
Het infopakket kan je gratis ontlenen bij het Provinciaal Integra-
tiecentrum.
• Taal leef je in je jeugdbeweging
Managers van diversiteit, een subsidieprogramma van de Vlaamse
overheid, geeft Chiro de kans om te werken aan diversiteit van de
leden. Chiro focust op betere samenwerking met het professione-
le jeugd- en welzijnswerk, want zij slagen er wel in allochtonen te
bereiken. Ook leert Chiro haar leiding om op een speelse manier
met taal te werken. Chiro krijgt voor dit project ‘Taal leef je in je
jeugdbeweging’ 83.000 euro om zes Limburgse chirogroepen
diverser te maken. Het Provinciaal Integratiecentrum biedt exper-
tise aan en is brugfiguur tussen de jeugdbewegingen en de min-
derhedenorganisaties.
• Vrouwensportdag
De Vrouwensportdag, een initiatief van het Provinciaal
Integratiecentrum en de provinciale Sportdienst, lokt jaarlijks
meer dan 700 allochtone en autochtone sportievelingen om
samen te sporten.
• Week van de Smaak
De provinciemedewerkers genieten in het personeelsrestaurant
van multiculturele gerechten en maken kennis met verschillende
culturen. De Week van de Smaak is een organisatie van de
Provinciale dienst Gezondheid en het Provinciaal Integratie-
centrum.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum, [email protected]
of 011 30 57 00
Integratie in de gemeenten
Er zijn tien lokale integratiediensten (LID’s) in Limburg. Zij voeren
het minderhedenbeleid uit op het gemeentelijke niveau en worden
gesubsidieerd door het Vlaamse niveau. Er is een LID in elk van de
vijf mijngemeenten: Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-
Helchteren, Genk en Maasmechelen. De vijf andere LID’s vind je in
Hasselt, Lommel, Dilsen-Stokkem, Leopoldsburg en Sint-Truiden.
Maaseik besluit in 2008, na 20 jaar, te stoppen met de lokale inte-
gratiedienst en geen nieuwe aanvraag in te dienen. De gemeente
Ham gaat momenteel na of de oprichting van een LID een meer-
waarde kan betekenen.
Een LID wil als gemeentelijke dienst de positie van minderheden
verbeteren en dit ook verankeren in het gemeentelijk beleid. Een
LID focust op vijf domeinen:
• het samenleven van minderheden en autochtonen bevorderen,
stimuleren en ondersteunen;
• diensten en voorzieningen toegankelijker maken voor minder-
heden;
• de deelname van minderheden aan het beleid bevorderen, stimu-
leren en ondersteunen;
• het maatschappelijk draagvlak voor een interculturaliseringsbe-
leid verhogen;
• minderheden stimuleren om deel te nemen aan trajecten rond
inburgering.
Ook in gemeenten zonder lokale integratiedienst zijn er minderhe-
den aanwezig. Het Provinciaal Integratiecentrum ondersteunt deze
gemeenten bij hun integratiebeleid.
Meer info? www.limburg.be/integratiecentrum - [email protected]
Bijna 800 sportievelingen leven zich uit op de 17de Limburgse vrouwensport-
dag in Sint-Truiden.
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200952Discriminatie en racisme
Discriminatiegevoelens en ervaringen
Dat er ook in Limburg wel degelijk gevoelens van discriminatie leven
blijkt uit het onderzoek ‘Voorbij wij en zij? De sociaal-culturele
afstand tussen autochtonen en allochtonen tegen de meetlat’ (2007).
Voor dit onderzoek ondervraagt de Universiteit Hasselt in opdracht
van het Limburgs provinciebestuur vijfhonderd allochtonen en drie-
honderd autochtonen uit Houthalen-Helchteren en Genk. Eén luik uit
het onderzoek handelt over discriminatie.
De helft van de Marokkaanse allochtonen geeft aan in het jaar vooraf-
gaand aan het interview minstens één keer het gevoel gehad te hebben
gediscrimineerd te worden. Voor de Turkse allochtonen ligt dit cijfer
lager (36%). Ook het percentage dat aangeeft meerdere keren tot zeer
dikwijls het slachtoffer geweest te zijn van discriminatie ligt hoger bij
de Marokkaanse dan bij de Turkse allochtonen (15% versus 10%).
Het meest aangehaalde domein waarop discriminatie wordt ervaren,
is de arbeidsmarkt. Een kleine 6% van de Marokkaanse allochtonen en
een goede 4% van de Turkse allochtonen geven aan in het voorbije jaar
een discriminatie-ervaring meegemaakt te hebben op het werk. 9%
van de werkende allochtonen is onder de indruk van een discrimina-
tie-ervaring op het werk. Een kleine 7% van de werkloze allochtonen
zegt het voorbije jaar benadeeld te zijn bij het zoeken naar een baan.
Andere voorvallen van discriminatie die zowel bij de Turkse als de
Marokkaanse allochtonen sporen nalaten, houden verband met erva-
ringen op school of met de hoofddoek.
Weinig discriminatieklachten in Limburg
Ruim de helft van de Marokkaanse allochtonen en één op drie Turkse
allochtonen geeft aan het voorbije jaar minstens één keer het gevoel
gehad te hebben gediscrimineerd te zijn. Toch bereiken weinig klach-
ten het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Niet
iedereen die discriminatie en racisme ervaart, zet echter de stap naar
het CGKR. Daarom is het aantal racismeklachten geen goede graad-
meter voor racisme.
Personen die een klacht over discriminatie en racisme willen indienen
kunnen terecht bij het Centrum voor Gelijke Kansen en Racisme-
bestrijding. Het Centrum probeert tot een oplossing te komen door te
onderhandelen en te bemiddelen. Lukt dit niet, kan een procedure
voor de rechtbank ingeleid worden.
In 2008 ontving het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding 2.207 dossiers naar aanleiding van racisme, dis-
criminatie of andere haatmisdrijven. Voor 1.754 van de meldingen
(80%) was het centrum bevoegd. Slechts 3,7% van de klachten (38
dossiers) zijn afkomstig uit Limburg.
In 57% van de dossiers (1.005) wordt er gediscrimineerd op basis van
ras, huidskleur, herkomst of nationale en etnische afstamming. De
meeste klachten hebben te maken met internet (24,6%), werkgelegen-
heid (17,2%) en meldingen die te maken hebben met samenleven in
de ruime zin (13,9%). Het CGKR merkt een toenemend aantal haat-
campagnes op internet. Zo ontving het Centrum hierover 430 meldin-
gen in 2008. Voor het tweede jaar op rij gaat het om een stijging.
Dit alles blijkt uit het jaarverslag van het CGKR.
Meldpunten Discriminatie in Genk en Hasselt
De Vlaamse regering richt in 2008 in alle dertien Vlaamse centrumste-
den een Meldpunt Discriminatie in. Voor Limburg gaat het om Hasselt
en Genk.
De meldpunten moeten de drempel verlagen voor mensen met klach-
ten over discriminatie. De stap naar het Centrum voor Gelijkheid van
Kansen en Racismebestrijding (CGKR) in Brussel is voor veel mensen
te groot. De meldpunten zullen in de eerste plaats bemiddelen tussen
slachtoffers en vermeende daders om de stap naar de rechtbank te ver-
mijden.
Discriminatie wordt ruim opgevat. Niet enkel met klachten over ras
kan je terecht in een Meldpunt. Ook wordt er naar een oplossing
53Discriminatie makkelijker bewijsbaar
De nieuwe discriminatiewet van 2003, daarna nog eens grondig aan-
gepast in 2007, maakt discriminatie makkelijker bewijsbaar. De oude
antiracismewet uit 1981 zat volledig in het strafrecht en dat betekent
dat de beschuldigde het voordeel van de twijfel krijgt. In het straf-
recht is men immers onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Dit
maakte het in de praktijk erg moeilijk om discriminatie te bewijzen.
De nieuwe wet maakt het mogelijk discriminatie aan te pakken via
burgerrechterlijke procedures en daar geldt een gedeelde bewijslast:
als het slachtoffer aan de hand van objectieve factoren aantoont dat er
een vermoeden is van discriminatie kan de rechter de bewijslast ver-
schuiven naar de tegenpartij die dan het tegendeel moet bewijzen.
De nieuwe wet werkt ook in de praktijk. Het bekendste voorbeeld is
dat van een installateur van kantelpoorten uit Kapelle-op-den-Bos
(Vlaams-Brabant) die in de krant had gezegd dat hij geen allochtonen
in dienst nam omdat zijn klanten dat niet willen. Die publieke verkla-
ring bleek uiteindelijk voldoende voor het Arbeidshof van Brussel om
hem in augustus van dit jaar te veroordelen. Hij kreeg geen boete of
andere straf, dat kan alleen de strafrechter, wel moest hij van de rech-
ter stoppen met deze discriminerende praktijk en het arrest publice-
ren in een aantal kranten.
Vacature
Een ander voorbeeld is dat van een beveiligingsfirma uit Gent die eer-
der al, in 2007, veroordeeld werd door de arbeidsrechtbank van die
stad. Een persoon van Turkse herkomst had gereageerd op een vaca-
ture bij dat bedrijf en kreeg de volgende dag al een mailtje terug. Hij
werd afgewezen wegens “niet de geschikte persoon voor de vacante
betrekking”. Aan de mail hing echter nog een interne mail vast met
daarin de tekst: “Kan jij die persoon afwimpelen? Een vreemdeling die
beveiliging zal verkopen, dat heb ik nog niet gezien.” Ook hier was dit
voor de arbeidsrechter voldoende bewijs om het bedrijf te sommeren
te stoppen met deze discriminerende praktijk, indien het toch nog zou
voorvallen dreigde een dwangsom.
Bart Mondelaers van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor
Racismebestrijding denkt dat het niet zo evident is dat deze veroorde-
lingen het ook zouden gehaald hebben voor de strafrechter. “Dan
moet je allereerst het volledige bewijs leveren dat er niet de minste
twijfel is dat er een discriminatie gebeurde op basis van een wettelijk
beschermd criterium, zoals in deze gevallen huidskleur of herkomst.
Daarbovenop moet je ook nog eens bewijzen dat die discriminatie
opzettelijk gebeurde vanuit een xenofobe of racistische ingesteldheid.
Daarvoor moet je eigenlijk in het hoofd van de dader kunnen kijken.
Voor de burgerlijke rechter speelt het geen enkele rol of je opzettelijk
of onbewust discrimineerde. Daar waar strafrechtelijk de minste twij-
fel tot de vrijspraak leidt, moet je in een burgerrechtelijke procedure
enkel aan de hand van voldoende betrouwbare objectieve aanwijzin-
gen een vermoeden van discriminatie op basis van een wettelijk
beschermd criterium kunnen aantonen, waarna het de beurt is aan de
aansprakelijke om heel overtuigend te bewijzen dat er zeker geen
sprake is van een verboden discriminatie.”
Donker
Deze twee voorbeelden gaan over discriminatie op de arbeidsmarkt.
Bart Mondelaers signaleert daar nog twee belangrijke ontwikkelin-
gen. We werken reeds enige jaren nauwer samen met de vakbonden,
zodat zij de antiracisme- en antidiscriminatiewetgeving meer gaan
gebruiken in het kader van hun bijstand aan hun leden die zich gedis-
crimineerd voelen op het werk. Daarnaast werkt het Centrum sinds
vorig jaar ook nauw samen met de sociale inspectiediensten. Zij moe-
ten toezicht uitoefenen op de naleving van de antiracisme- en antidis-
criminatiewetgeving en kunnen hiertoe ter plaatse een onderzoek voe-
ren naar discriminatie.
Een voorbeeld om dit te verduidelijken: we kregen het signaal dat een
uitzendkantoor de kwalificatie ‘donker’ zou hanteren op de fiches van
uitzendkrachten, waarschijnlijk om beter te kunnen inspelen op vra-
gen van bedrijven die geen allochtone uitzendkrachten wensen. Om
dit ook hard te kunnen maken, vragen we dan aan de sociale inspec-
tiediensten om ter plaatse de nodige vaststellingen te verrichten en tij-
dens hun onderzoek na te gaan of allochtonen ook effectief minder
jobs aangeboden krijgen. Deze samenwerking is belangrijk om objec-
tieve aanwijzingen van discriminatie te verzamelen, waardoor de
benadeelde of het Centrum een stuk sterker in zijn schoenen staat bij
een verzoeningspoging met de aansprakelijke werkgever of, uitzon-
derlijk, in het kader van een procedure voor de arbeidsrechtbank.”
Hij gaat verder: “Alhoewel het Centrum actief werkt aan deze nieuwe
pistes zijn gerechtelijke procedures niet onze eerste strategie. Nadat
de bewijzen ingezameld zijn, probeert het Centrum bedrijven te over-
tuigen van het bedrijfseconomische belang om zoveel mogelijk (indi-
recte en zelf onbewuste) discriminaties bij de bedrijfsvoering weg te
werken en meer oog te hebben voor diversiteit, zodat deze onderne-
mingen op termijn sterker staan in onze veranderende samenleving.
Als een werkgever manifest weigert mee te werken aan structurele
maatregelen of weigert om de geleden schade te vergoeden, kan de
benadeelde, zijn vakbond of het Centrum nadien nog steeds naar de
rechter stappen.”
Jaarboek Migratie en integratie Limburg 200954gezocht in geval van discriminatie op grond van geslacht (inclusief
transseksualiteit), huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstam-
ming, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, ver-
mogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal,
gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap,
sociale positie en nationaliteit. Het nieuwe decreet ‘gelijke kansen en
gelijke behandelingsbeleid’, dat de Meldpunten oprichtte, verduide-
lijkt ook de domeinen waarbinnen discriminatie niet kan. Het gaat om
werk, gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, mobiliteit, cultuur,
jeugd, sociale voordelen en toegang tot en deelname aan economi-
sche, sociale, culturele of politieke activiteit buiten de privé-sfeer.
Het Genks Meldpunt Discriminatie startte, als proefproject, al in 2008.
De werking breidde in 2009 uit naar acht omliggende gemeenten, zoals
bepaald door het decreet. Mensen uit de andere Limburgse gemeenten
en uit Diest, Zoutleeuw, Geetbets en Landen kunnen vanaf medio 2010
terecht in het Meldpunt van Hasselt. Tot dan behandelt het CGKR de
klachten uit deze gemeenten.
InburgeringEen derde meer inburgeringsattesten in 2008
1.112 Limburgse inburgeraars behaalden in 2008 een inburgeringsat-
test en voltooien een traject bij het Limburgse Onthaalbureau. In ver-
gelijking met 2007 (825 inburgeringsattesten) is dit een stijging met
een derde. Dit is een traject dat je als nieuw- of oudkomer op weg helpt
in de Vlaamse samenleving. Het traject bevat Nederlandse taallessen,
maatschappelijke oriëntatie en trajectbegeleiding.
In totaal waren er in de loop van 2008 2.949 personen die zich aan-
melden bij het Onthaalbureau. Een meerderheid hiervan waren
nieuwkomers (2.021).
In 2008 voltooiden meer dan 1.200 personen een cursus maatschap-
pelijke oriëntatie, 791 personen voltooiden een taalcursus NT2.
Daarnaast gingen 225 personen langs bij de VDAB voor loopbaan-
oriëntatie.
Het Onthaalbureau heeft antennes in de hele provincie. De hoofdves-
tiging van het Onthaalbureau is in Hasselt.
In de Genkse vestiging van het Onthaalbureau volgen nieuwkomers maat-
schappelijke oriëntatie.
“Interactief moet, anders sukkelen de cur-sisten in slaap”
Vanaf begin 2009 is er één handboek maatschappelijke oriëntatie
voor alle inburgeraars. Maar dat handboek is geen keurslijf: docenten
moeten flexibel inspelen op de groep.
Handboek
Maatschappelijke oriëntatie (MO) is, samen met Nederlandse taalles
en trajectbegeleiding, één van de drie pijlers van inburgering. De
Vlaamse regering wil MO nu anders aanpakken. Doelstelling blijft dat
inburgeraars zelfstandig functioneren in onze maatschappij. Maar
MO wordt wel gestroomlijnd: vanaf januari moeten alle Vlaamse ont-
haalbureaus het nieuwe handboek, inclusief DVD en website, gebrui-
ken. De nieuwe MO houdt ook rekening met Vlaamse waarden en nor-
men, weliswaar met respect voor ieders eigenheid en diversiteit.
Nieuwe onderwijsvisie
Stephanie Vanpoucke van de Karel de Grote Hogeschool bood onder-
steuning bij het schrijven van het nieuwe handboek. Ze legt de nieuwe,
constructivistische onderwijsvisie uit: “Leervragen van de mensen zelf
staan nu centraal en de cursist zelf is ook actief in het leerproces. Als
inburgeraars het hebben over wonen, start het ermee dat ze zich afvra-
gen of wonen voor hen een probleem is of niet. Stel, je zit met drie
kleine kinderen op een piepkleine studio. Absoluut niet ideaal. Stap
twee is informatie zoeken om daar iets aan te kunnen doen. Hoeveel
kost een ruimer appartement? Kom ik in aanmerking voor een sociale
woning? Daarvoor kunnen ze de website gebruiken die bij het hand-
boek hoort, met links naar echte sites, zoals immoweb. Inburgeraars
gaan ook op bezoek bij de plaatselijke woonwinkel, als die er is.
Volgende stap is dat ze die informatie verwerken. Vervolgens maken
ze een stappenplan. Dat plan proberen ze te realiseren en dat wordt
dan weer geëvalueerd en bijgestuurd.”
Naast wonen komen er nog tien contexten aan bod in het nieuwe
handboek: gezin, vrije tijd, werk, gezondheid, stad en land, mobili-
teit, publieke dienstverlening, volwassenenonderwijs, consumptie en
verblijfssituatie.
Lesbisch echtpaar
En hoe zit het met die Vlaamse waarden en normen? Stephanie: “Die
komen impliciet aan bod. Bij het handboek hoort een DVD met film-
pjes, een soapverhaal over Vlamingen en Vlaanderen. Daarin zit bij-
voorbeeld een scène van iemand die een bezoek brengt aan het
gemeentehuis op het moment dat daar een pasgetrouwd lesbisch
echtpaar buitenkomt. Zo’n scène kan aanleiding zijn voor een gesprek
hierover in de groep. Je kan niemand dwingen akkoord te gaan met
huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Maar inburge-
raars moeten wel weten dat het hier kan en dat ze die hier tegen kun-
nen komen. En je kunt er over in dialoog gaan en ernaar streven dat ze
er ook respect voor hebben. Dat werkt beter dan met het opgeheven
vingertje staan zwaaien.”
Andere scènes in de DVD zijn van een man aan de afwas, een vrouw die
solliciteert voor een job als automecanicien, een baby die vastgeriemd
wordt in een autostoeltje. Stephanie Vanpoucke: “Die beelden zijn er
bewust in gestoken. Als cursisten ze opmerken en er op reageren is
het aan de docent om dat als thema op te pakken.“
Solidariteit
Yurdagül Zevne is vaste docent MO Turks. “We werken nu al volgens
de visie van het nieuwe handboek. We zijn flexibel, bij elke nieuwe
groep kijken we eerst naar hun noden en behoeften.” Haar collega
Wahb Bazmad, docent MO Arabisch, sluit daarbij aan: “We moeten
het wel interactief houden. Anders sukkelen ze in slaap en heeft het
geen zin. We zijn blij met dit nieuwe handboek, zo krijgen we extra
materiaal om mee te werken.”
Ook met waarden en normen, de tweede vernieuwing, zit
Onthaalbureau Limburg op de golflengte van de ontwikkelaars.
Yurdagül: “Dat komt er spontaan in. We brengen dat op natuurlijke
wijze ter sprake.” Eén waarde die zij en Wahb erg benadrukken is soli-
dariteit. Met name dat in onze sociale zekerheid de uitkeringen
betaald worden met de bijdragen van mensen die werken.
Info:
Karel De Grote Hogeschool: [email protected]
Onthaalbureau Limburg: [email protected]
Een initiatief van de provincie LimburgUniversiteitslaan 1B-3500 HASSELT
limburg.be/integratiecentrum