in casu 'gezondheidsrecht' 22-1

56
JFV Katern @ ‘Een nieuwe start’ Juridisch Actueel @ WMO 2015 @ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek @ Hoe kies je het goede uit twee kwaden? De procedure omtrent de actieve levensbeëindiging van pasgeborenen Juridische Faculteitsvereniging Groningen In Casu - jaargang 22, nummer 1, oktober 2014 - In Casu is een uitgave van de Juridische Faculteitsvereniging Groningen - www.jfvgroningen.nl J U R I D I S C H M A G A Z I N E @ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek @ Hoe kies je het goede uit twee kwaden? De procedure omtrent de actieve levensbeëindiging van pasgeborenen

Upload: nicole-bilderbeek

Post on 06-Apr-2016

228 views

Category:

Documents


5 download

DESCRIPTION

De nieuwe In Casu staat in het teken van gezondheidsrecht.

TRANSCRIPT

Page 1: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

JFV Katern @ ‘Een nieuwe start’

Juridisch Actueel @ WMO 2015

@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek

@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?

De procedure omtrent de actieve

levensbeëindiging van pasgeborenen

JuridischeFaculteitsvereniging

Groningen

In Casu - jaargang 22, numm

er 1, oktober 2014 - In Casu is een uitgave van de Juridische Faculteitsvereniging Groningen - w

ww

.jfvgroningen.nl

J U R I D I S C H M A G A Z I N E

@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek

@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?

De procedure omtrent de actieve

levensbeëindiging van pasgeborenen

@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek

@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?

De procedure omtrent de actieve

levensbeëindiging van pasgeborenen

Page 2: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Poster op InDesign.indd 1 27-10-2014 17:45:59

Page 3: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

3

JFV IN CASU - OKTOBER 2014 VOORWOORD

Een van de medewerkers van de NZa, Arthur

Gottlieb had twee jaar lang van binnenuit gewerkt

aan een aanklacht tegen zijn werkgever, door wie

hij zich – en waarschijnlijk terecht – niet juist

behandeld voelde. In een bezwaarschrift tegen

een functioneringsbeoordeling (maar dit was niet

meer dan de uiterlijke aanleiding) deed hij hiervan

verslag met ambtelijk perfectionisme op 600

pagina’s en met nog meer pagina’s als bijlagen.

Gottlieb wachtte de reactie op zijn bezwaarschrift

niet af en pleegde zelfmoord. Door het vergrootglas

van de media stond in een keer het functioneren

van de NZa op het spel. Zoals dat in Nederland

dan gaat is het procedurele antwoord het instellen

van een commissie (Cie. Borstlap). Aan de

problemen van binnenuit werden toegevoegd een

tweetal casus waarin de Minister van VWS een

individueel ziekenhuis zou hebben geholpen en

mogelijk bevoordeeld ten opzichte van de andere

(Oogziekenhuis Rotterdam en Erasmus Medisch

Centrum).

Op 2 september jl. verscheen van de Commissie

Borstlap Het rapport van de Onderzoekscommissie

Intern functioneren NZa. Het rapport bevestigt niet

het beeld dat het bezwaarschrift van Gottlieb opriep.

De minister had aan de grenzen van de regelgeving

‘geschuurd’, maar deze waren niet overtreden. Of

het politiek Den Haag bevredigt, is de vraag. Het

zal interessant blijven het nieuws de komende

maanden hierop te volgen, met in het achterhoofd

de twee feiten. Het complete wetsvoorstel voor de

Wet marktordening (en daarin de NZa) ging indertijd

in rap tempo van ongeveer een jaar door de beide

Kamers heen. Het kritisch onderzoek duurt nu al

langer. Reden om de discussie van toen nog eens

over te doen. De Tweede Kamer kan ook maar zo

van mening veranderen. Het afschaffen van het

bouwvergunningenstelsel voor de zorg heeft in het

parlement vele jaren geduurd. Onlangs heeft het

parlement zeven jaar na dato dit in een handomdraai

grotendeels teruggedraaid. Ik verwacht nog wel

enige turbulentie. Riemen vast!

Prof.mr. Jaap Sijmons

Voorzitter van de Sectie Gezondheidszorg

van Nysingh advocaten-notarissen N.V.

Voorwoord

Beste lezer,

GEZONDHEIDSRECHT IS EEN DYNAMISCH VAK. SLA DE KRANTEN ER MAAR

OP NA! IN 2006 IS ONS ZORGSTELSEL DOOR EEN PAAR INGRIJPENDE

WETSWIJZIGINGEN EEN KWARTSLAG GEDRAAID EN GEOPEND

NAAR MEER MARKTWERKING IN DE ZORG. ER KWAM EEN NIEUWE

ZORGVERZEKERINGSWET VOOR DE FINANCIERING VAN DE ZORG EN EEN NIEUWE WET

MARKTORDENING GEZONDHEIDSZORG. DE NEDERLANDSE ZORGAUTORITEIT (‘NZA’)

WERD INGESTELD ALS MARKTMEESTER OM TOEZICHT TE HOUDEN OP DE NIEUWE

ZORGMARKT EN ZORGVERZEKERINGSMARKT. RUIM ZEVEN JAAR LATER LIJKEN DE

VETTE JAREN VAN DE NZA VAN GROEI, VAN VELE RAPPORTEN EN ADVIEZEN OVER DEZE

INRICHTING EN TENSLOTTE DE BREED INGEVOERDE PRESTATIEBEKOSTIGING VOORBIJ

EN LIJKT HET TIJ TE KEREN. DE TOEZICHTHOUDER WORDT ZELF AAN EEN INSPECTIE

ONDERWORPEN. WAT IS ER AAN DE HAND?

Juridisch Magazine ‘In Casu’

Jaargang 22, nummer 1, oktober 2014

HoofdredactieKim van Assendelft

Externe eindredactieMaria Streppel

EindredactieRemy Scholtens

Jolein Holtz

RedactieFrank Bentvelzen

Michelle Bruijn

Luz van Deemter

Willemien Dikkers

Folmer Helder

Gerben Hoijtink

Marjan Kiewiet

Maarten van Laar

Floor van Mens

Michiel Mulder

Laura Super

Jeroen Versluis

ISSN 3388-8803

Copyright In CasuNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd

en/of openbaar gemaakt worden zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de

uitgever.

Oplage2350

UitgeverJuridische Faculteitsvereniging Groningen

Bezoekadres: Turftorenstraat 17

Postadres: Oude Kijk in ’t Jatstraat 26

9712 EK Groningen

Tel: 050-363583

Fax: 050-3636947

E-mail: [email protected]

Websites: www.jfvgroningen.nl

www.jfvcarriereboard.nl

Vormgeving en drukOCC dehoog branding your business, Oosterhout

www.occ-dehoog.nl

Foto omslagIStock

AbonnementenAbonnementenprijs inclusief portokosten per jaar:

€25,-. Voor meer informatie kunt u

e-mailen naar Barbara van der Veen:

[email protected].

AdverteerdersindexBoekel de Nerèe

Dommerholt Advocaten

JPR Advocaten

Linklaters LLP

Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn

Stibbe

TRIP Advocaten & Notarissen

AdvertentiesTarieven zijn schriftelijk en/of telefonisch aan te

vragen bij Barbara van der Veen

Tel: 050-3635783

Fax: 050-3636947

E-mail: [email protected]

Standpunten zoals weergegeven in juridisch

magazine In Casu zijn uitingen van de auteurs,

en daarbij niet eveneens standpunten van de

Juridische Faculteitsvereniging Groningen.

COLOFON EN ADVERTEERDERS

Page 4: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

kom bij ons groeien!www.werkenbijdommerholt.nl

ZWoLLe | APeLDoorn | HeerenVeen | Assen | groningen

Page 5: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

5

JFV IN CASU - OKTOBER 2014 VAN DE REDACTIE

Beste lezer,

VOOR JE LIGT DE EERSTE EDITIE VAN HET ‘IN CASU’ MAGAZINE VAN DIT STUDIEJAAR! DIT JAAR IS

DE ‘IN CASU’ ECHTER IN EEN ANDER JASJE GESTOKEN. ELKE EDITIE STAAT NAMELIJK IN HET TEKEN

VAN EEN BEPAALD THEMA. IN DE EERSTE EDITIE STAAT HET GEZONDHEIDSRECHT CENTRAAL. DIT

IS NIET GEHEEL TOEVALLIG. HET THEMA VAN HET 25STE GRONINGER JURISTEN CONGRES STAAT

NAMELIJK EVENEENS IN HET TEKEN VAN HET GEZONDHEIDSRECHT.

Op vrijdag 12 december spreken verschillende grote namen

binnen het gezondheidsrecht tijdens het plenaire gedeelte in de

Euroborg. Onder andere Yme Drost, een bekend schade expert

die momenteel de nabestaanden van de MH17 ramp bijstaat,

komt spreken. Daarnaast zullen de heren John Beer (shock-

schade specialist), Timmerman (plaatsvervangend voorzitter

bij het Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen) en

Rutger Jan van der Graag (voorzitter KNMG) ons meer vertellen

over de verschillende aspecten van het gezondheidsrecht. Ten

slotte spreekt de heer Jaap Sijmons, voorzitter van de Sectie

Gezondheidszorg van Nysingh advocaten-notarissen N.V. Hij heeft

tevens het voorwoord voor deze editie geschreven. Maar dat heb

je net natuurlijk al gelezen!

Wil je meer te weten te komen over het gezondheidsrecht?

Kom dan naar het Groninger Juristen Congres op 12 december.

Inschrijven kan via www.jfvgroningen.nl

Terug naar de ‘In Casu’! Veertien kersverse redacteuren hebben

hun uiterste best gedaan voor deze uitgave en met trots stel ik

de redactie aan jullie voor: Remy Scholtens en Jolein Holtz zijn de

eindredacteuren. Daarnaast vormen Folmer Helder, Frank Bent-

velzen, Michelle Bruijn, Maarten van Laar, Michiel Mulder, Luz van

Deemter, Laura Super, Marjan Kiewiet, Willemien Dikkers, Jeroen

Versluis, Gerben Hoijtink en Floor van Mens de overige leden

van de redactie. Ieder kreeg de opdracht een stuk te schrijven

in het kader van gezondheidsrecht. Met veel enthousiasme zijn

zij daarmee aan de slag gegaan. Zo lees je in deze editie o.a.

een interessant stuk lezen over de actieve levensbeëindiging van

pasgeborenen, de veiligheid van jouw medisch dossier en vertelt

Herman Kamminga over de decentralisatie in de jeugdzorg. Dit

alles en nog veel meer lees je in deze editie van de In Casu!

Hopelijk is na het lezen van deze in Casu editie je interesse voor

het gezondheidsrecht gewekt. Indien dat zo is, zien wij elkaar

vast en zeker vrijdag 12 december tijdens het Groninger Juristen

Congres!

Kim van Assendelft

Hoofdredacteur In Casu

In Casu redactie 2014-2015

V.l.n.r.: Frank Bentvelzen, Willemien Dikkers, Gerben Hoijtink, Kim van Assendelft, Laura Super (staand) , Remy Scholtens (staand),

Michiel Mulder, Luz van Deemter (staand), Floor van Mens, Folmer Helder, Michelle Bruijn, Jeroen Versluis

Niet op de foto: Jolein Holtz, Marjan Kiewiet, Maarten van Laar

Page 6: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

INHOUDSOPGAVE JFV IN CASU - OKTOBER 2014

6

InhoudsopgaveGezondheidsrecht

Column PersonaeJuridisch Actueel

Achter de deur van...

@8 Tussen vrijheid en bescherming: het dagelijkse spanningsveld waar de kinderbescherming in werkt

@12 Waar komen uw medische gegevens terecht?

@14 Dwang in de zorg; nu en in de toekomst goed verzorgd?

@18 Is het verplichten van inentingen nodig?

@28 Bepalen media de gezondheidszorg?

@22 Joep Hubben

@34 WMO 2015: Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij

@20 Hoe kies je het goede uit twee kwaden?’ De procedure omtrent de actieve levensbeëindiging van pasgeborenen

@30 Herman Kamminga over de decentralisatie jeugdzorg

Page 7: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

INHOUDSOPGAVEJFV IN CASU - OKTOBER 2014

7

Student and the cityUitgelicht Opinie

JFV Katern

@36 Hulp bij zelfdoding;uit liefde voor Moek

@38 Geneesmiddel-onderzoek, de ideale bijbaan of een probleemfactor voor later?

@40 Studeren en leven in Barcelona

@43 JFV Katern ‘Een nieuwe start’

@48 JFV CarrièreBoardEen nieuw jaar om je goed voor te bereiden

@46 Stichting Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis

JFV Helpt... JFV CB Katern

Kantoor specials

@50 Stibbe

@53 Boekel de Nerée

Page 8: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

De zesjarige Hans uit Oss werd juni dit

jaar uit huis geplaatst door de kinder-

rechter op verzoek van Bureau Jeugd-

zorg. Politieagenten en medewerkers van

Jeugdzorg kwamen Hans in de ochtend

ophalen. Een tegenstribbelend kind,

woordenwisselingen en luid geschreeuw;

de uithuisplaatsing van Hansje ging niet

helemaal zonder tegenspraak. ‘Kinder-

roof’ schreeuwt de moeder van Hansje. ‘Ik

wil bij mama blijven!’ kweelt haar zoon.

Moeder filmt het tafereel met haar iPad en

plaatst het op YouTube.

Nederland reageert geschokt. Veel Neder-

landers betuigen hun steun via Facebook

voor de zaak van Irme, de moeder van

Hans. Kinderombudsman Marc Dullaert

is erg geschrokken van het filmpje en

gaat een feitenonderzoek doen. ‘Ik wil

weten wat er aan de hand is en wat er

is gebeurd’ liet hij via een woordvoerster

weten.

‘Een halve waarheid’, zegt de vestigingsdi-

recteur Ellen Roskes van Bureau Jeugdzorg

Oss. ‘Je ziet in het filmpje maar één kant

van het verhaal. Het filmpje is gemaakt

nadat Jeugdzorg de moeder op alle moge-

lijke manieren probeert uit te leggen

waarom het kind uit huis wordt geplaatst.

Op een gegeven moment kwam er

agressie aan te pas en greep de politie in.

Er was voldoende agressie voor de politie

om de situatie in handen te nemen en het

kind en de medewerkers van Jeugdzorg in

bescherming te nemen.’ Roskes betreurt

dat de uithuisplaatsing zo breed wordt

uitgemeten. ‘Vooral omdat het kind zo

zichtbaar is. Een uithuisplaatsing is niet

voor niets. Wij voeren de opdracht van de

kinderrechter uit.’

Het uitgelekte Verzoek crisismachtiging

uithuisplaatsing omtrent de zaak – Hansje

geeft meer duidelijkheid over de beweeg-

redenen van Bureau Jeugdzorg. Uit het

verzoek blijkt dat er al tijden sprake is

van een ‘klem’-situatie waarbij Hans de

speelbal is geworden in de vechtscheiding

tussen vader en moeder. De omgangsre-

geling tussen Hans en zijn vader wordt

niet langer nagekomen door Irme. Ook

dwong moeder Irme Hans – bij eerdere

ontmoetingen – zijn vader bij diens voor-

naam aan te spreken. Wanneer vader

Gerland aandringt op de omgangsrege-

ling met Hans ontvangt hij meerdere

dreigtelefoontjes op zijn werk. Ook

worden collega’s van Gerland bedreigd.

Het gedrag van Hans neemt ondertussen

steeds extremere vormen aan waarbij

Gezondheidsrecht: Redactioneel

Tussen vrijheid en bescherming: het dagelijkse spanningsveld waar de kinderbescherming in werktDoor Remy Scholtens

SINDS DE KOMST VAN DE KINDERWETTEN BEGIN 1900 HEBBEN KINDEREN IN NEDERLAND RECHT OP

BESCHERMING. KINDEREN WORDEN IN DIT VERDRAG BESCHERMD TEGEN MISHANDELING, VER-

WAARLOZING OF MISBRUIK. IN 1995 IS HET INTERNATIONALE VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN

HET KIND VAN KRACHT GEWORDEN. HET UITGANGSPUNT VAN DIT VERDRAG IS DAT KINDEREN VAN-

WEGE HUN KWETSBARE EN AFHANKELIJKE POSITIE BIJZONDERE ZORG EN BESCHERMING BEHOEVEN. NU ZAL

VRIJWEL ELKE OUDER BEAMEN DAT ZIJN SPRUIT ZORG NODIG HEEFT, MAAR WAT ALS DE STAAT EEN ANDERE

INVULLING GEEFT AAN DEZE ZORG DAN HIJZELF? MEER DAN EENS IS ER OP DIT PUNT VERSCHIL VAN MENING

ONTSTAAN TUSSEN OUDERS EN DE OVERHEID. VAAK RESULTEERT DIT IN HEFTIG CONFLICT TUSSEN DE RAAD

VOOR DE KINDERBESCHERMING, BUREAU JEUGDZORG EN OPVOEDERS. WAAR LIGT DE GRENS TUSSEN HET

OUDERLIJK GEZAG, DE VRIJHEID OM NAAR EIGEN INZICHT OP TE VOEDEN EN DE OVERHEIDSTAAK OM KINDE-

REN TE BESCHERMEN TEGEN HET OUDERLIJK GEZAG?

“Ik wil bij mama blijven!”

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

8

Page 9: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

9

REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

hij zich vastklampt aan de emoties van

zijn moeder, bij wie de persoonlijkheids-

stoornis borderline is geconstateerd. De

spreekwoordelijke druppel valt wanneer

moeder met een zieke Hans, uit angst

voor interventie, vlucht naar een voor

Jeugdzorg onbekende schuilplaats. Hierop

vraagt Jeugdzorg de crisismachtiging

aan om direct een uithuisplaatsing te

mogen doen, omdat de situatie volgens

hen onhoudbaar is. Deze wordt door de

kinderrechter verleend.

Moeder Irme laat het er niet bij zitten en

vecht de uithuisplaatsing aan omdat zij

vindt dat Jeugdzorg grote fouten heeft

gemaakt. De rechter gaat hier echter niet

in mee en verlengt op 26 juni de uithuis-

plaatsing met zes maanden.

Achtjarige Khadija belt zelf een advocaatVanuit de jeugdzorginstelling waar de

achtjarige Khadija verplicht verblijft, belt

zij advocaat Richard Korver omdat ze

graag naar huis wil. Ze meende zelf ook

rechten te hebben en toen haar begelei-

ding daar naar haar idee te weinig gehoor

aan gaf schakelde Khadija zelf de dien-

sten van Korver in, zo vertelde Korver in

de uitzending van ‘De Wereld Draait Door’

van 19 februari 2009.

De bal begint te rollen wanneer Khadija

op de EHBO van een ziekenhuis in

Amsterdam terecht komt. Daar worden

de klachten niet vertrouwd en wordt er

melding gemaakt van mogelijke mishan-

deling. De ouders worden na onderzoek

van de Raad voor de Kinderbescherming

door de rechter uit de ouderlijke macht

gezet. De rest van het gezin komt onder

toezicht van Bureau Jeugdzorg. Enige tijd

later blijkt dat Khadija niet mishandeld is,

maar een zeldzame stofwisselingsziekte

heeft. Terug naar haar ouders mag ze

echter niet. Ten einde raad – ze wil toch

echt wel graag weer eens buiten spelen

– belt ze daarom zelf maar een advocaat.

Die mag haar in eerste instantie zien,

maar later wordt het hem toch onmoge-

lijk gemaakt om verder contact te leggen.

Zelfs wanneer de kinderrechter de voorko-

ming van Khadija gebied geeft de zorgin-

stelling niet thuis. Het lijkt de zorgverlener

simpelweg niet verantwoord. Uiteindelijk

moet er een kort geding aan te pas komen

om de jeugdzorginstelling te doen inzien

dat minderjarigen onder de twaalf ook

recht op rechtsbijstand hebben.

Zaak – Laura DekkerEen andere zaak waarin de overheid

tegenover de ouders van een kind

stond, was de zaak omtrent zeilmeisje

Laura Dekker. Deze zaak speelde vijf jaar

geleden omtrent het dertienjarige meisje

Laura Dekker. Laura had het plan opgevat

om als jongste zeiler allertijden solo rond

de wereld te zeilen. Haar ouders steunde

haar in dit plan en haalden zich hiermee

de bezorgdheid van Bureau Jeugdzorg en

de Raad voor de Kinderbescherming op

de hals. Een leerplichtambtenaar maakte

melding van het plan nadat hij een

verzoek om gedurende de reis onder-

wijs te volgen aan de wereldschool had

afgewezen. Inmiddels hadden de media

de zaak opgepakt en gaf staatssecretaris

Marja van Bijsterveldt van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap haar steun aan de

zienswijze van de leerplichtambtenaar.

Hierop stelde de Raad voor de Kinder-

bescherming een onderzoek in naar het

plan. De Raadsonderzoekers kwamen tot

de conclusie dat het plan onverantwoord

was en diende op 20 augustus 2009 een

verzoek in bij de Rechtbank Utrecht om de

ouders van Laura tijdelijk te schorsen in

hun ouderlijk gezag en Bureau Jeugdzorg

met de voorlopige voogdij te belasten.

Ook verzocht de Raad om Laura tijde-

lijk uit huis te plaatsen. Subsidiair werd

verzocht om ondertoezichtstelling. De

rechtbank ging hier niet in mee en wees

geen voogdij toe. Ook plaatste zij Laura

niet uit huis. De rechtbank motiveerde

deze afwijzing met de constatering dat

het enkele feit, dat Bureau Jeugdzorg de

risico’s van de reis anders in schat dan

de vader, de vader geen ‘slechte ouder’

maakte. Wel sprak zij tijdelijke onder-

toezichtstelling uit om te onderzoeken

of Laura in staat zou zijn om het derde

en vierde leerjaar HAVO via zelfstudie te

voltooien.

Op 22 december 2009 werd door Bureau

Jeugdzorg opnieuw een verzoek tot

uithuisplaatsing ingediend bij de Recht-

bank Utrecht nadat Laura tussen 17 en 20

december vermist was geweest en zelf-

standig naar Sint-Maarten was gereisd. De

rechtbank wees wederom het verzoek af

daar zij geen noodzaak zag voor uithuis-

plaatsing. Op 27 juli 2010 besloot de

Rechtbank Middelburg de ondertoezicht-

stelling te beëindigen nadat de Raad

wederom verlenging had verzocht omdat

naar oordeel van de rechtbank voldoende

maatregelen waren genomen ten aanzien

van de risico’s op het gebied van de

cognitieve ontwikkeling en de fysieke

veiligheid. De rechtbank was weliswaar

van mening dat er nog steeds sprake

was van bedreiging met betrekking tot de

sociale en psychologische ontwikkeling

van Laura, maar dat het – nu beide ouders

expliciet te kennen hadden gegeven geen

vertrouwen meer te hebben in toezicht-

houdende instanties en ook niet van plan

waren om met deze instanties samen te

werken – geen zin had om een verlen-

ging van de ondertoezichtstelling uit te

spreken. De verlenging zou niet leiden tot

“Het enkele feit dat Bureau Jeugdzorg de risico’s van de reis anders inschat maakt de vader

geen ‘slechte ouder’ ”

Page 10: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

het wegnemen van de bovengenoemde

bedreigingen. Zij schreef: ‘Gelet op het

voorgaande wijst de rechtbank het verzoek

van de Raad tot verlenging van de onder-

toezichtstelling af. Met deze beslissing

ligt de verantwoordelijkheid voor de jeug-

dige weer waar deze hoort, namelijk bij

de ouders. Het is de verantwoordelijkheid

van de ouders om de jeugdige de zeilreis

wel of niet te laten maken.’ De onder-

toezichtstelling werd daarmee onmiddellijk

opgeheven. De Raad en Bureau Jeugdzorg

haalden bakzeil en gaven te kennen niet in

beroep te gaan tegen de uitspraak. Op 4

augustus 2010 begon Laura, na een hoop

juridisch gesteggel, alsnog aan haar zeil-

tocht.

Het Savannah-effectHet is september 2004 wanneer in de

kofferbak van haar moeder het stof-

felijk overschot van Savannah wordt

gevonden. De driejarige Savannah komt

door verstikking om het leven en blijkt

ernstig mishandeld en ondervoed. Dit kon

gebeuren doordat de Raad voor de Kinder-

bescherming in samenwerking met Bureau

Jeugdzorg Noord-Holland haar weer terug-

plaatste bij haar moeder, nadat zij eerder

in 2002 uit huis was geplaatst. Tot haar

dood in september 2004 waarschuwden

omwonenden en het consultatiebureau

regelmatig dat het kind werd mishan-

deld, maar hier werd door de desbetref-

fende zorginstanties niets mee gedaan. De

Inspectie Jeugdzorg concludeerde dat de

Raad voor de Kinderbescherming onvol-

doende heeft getoetst of terugplaatsing

wel verstandig was. De gezinsvoogd die de

waarschuwingen in de wind had geslagen

werd strafrechtelijk vervolgd, maar zij is

uiteindelijk vrij gesproken.

Het leed was echter al geschied. Hulp-

verleners spreken van het ‘Savannah-

effect’. ‘We zijn vogelvrij’ zegt voorzitter

Ton Molenaar van de belangenvereniging

voor Medewerkers Bureaus Jeugdzorg.

‘Wij moeten van onze werkgever werken

volgens vaste procedures en regels. Als

het vervolgens fout loopt met een kind,

worden wij verantwoordelijk gesteld.’

Het gevolg laat zich raden: hulpverleners

worden voorzichtiger en gaan sneller over

tot maatregelen, uit angst voor eventuele

negatieve gevolgen bij het nalaten van

handelen.

Lastig spanningsveld De voorgaande uiteenzetting leert ons dat

de dagelijkse praktijk voor de Raad voor

de Kinderbescherming en Bureau Jeugd-

zorg een lastig spanningsveld is tussen

ouderlijk gezag, het indiceren van de

hulpvraag en het voldoen aan het juri-

dische kader. Dat dit spanningsveld zich

voornamelijk tegen de overheidsinstanties

keert blijkt uit de vele negatieve publica-

ties in de media. Positieve berichten over

de kinderbescherming zijn dun gezaaid.

Hierdoor lijkt een aanhoudende staat van

beleg te ontstaan voor de jeugdzorgme-

dewerkers belast met de verantwoorde-

lijkheid voor het welzijn van het kind. Zij

worden van verschillende kanten belaagd.

Zijn het niet de media of justitie wanneer

het slecht afloopt met een kind, dan

zijn het wel ouders die zich niet kunnen

vinden in de hulpverlening. Deze staat van

beleg leidt tot een verschuiving, waarbij

niet langer de zorg om het kind centraal

staat maar de poging om risico aanspra-

kelijkheid te voorkomen. Het lijkt alsof de

kinderbescherming niets goed kan doen.

Individuele gevallen liggen echter genu-

anceerder. Er is vaak sprake van terechte

zorg om de situatie van het kind. Bij een

ingrijpen door de kinderbescherming wordt

er beslist niet over één nacht ijs gegaan –

al was het alleen al omdat er gerechte-

lijke toestemming moet worden verkregen.

Het is echter de aard van de problematiek

die met zich meebrengt dat het enkele

geval waarin wellicht overhaast of met

een te zwaar middel ingegrepen wordt,

ervoor zorgt dat de kinderbescherming

een slechte naam krijgt. Nu de problema-

tiek grenst aan het fundamentele recht om

kinderen voort (en groot) te brengen, is

het dat ouders en publiek heftig reageren

wanneer er zich een ogenschijnlijke onte-

rechte ingreep heeft voorgedaan. Verlies

echter niet uit het oog dat deze beslis-

singen genomen worden met de grootst

mogelijke voorzichtigheid en omzichtig-

heid, na toestemming van de rechterlijke

macht, door ervaren deskundigen, enkel

wanneer de situatie dusdanig schrijnend

is dat er acuut gevreesd wordt voor het

welzijn van het kind. Desondanks zullen

zowel individuele hulpverleners, alsook

instellingen en de rechterlijke macht

ervoor moeten waken dat zij geen instru-

ment van partijen, dan wel een speelbal

in het conflict worden. Alleen dan kan het

belang van het kind daadwerkelijk gewaar-

borgd worden.

1 https://www.youtube.com/

watch?v=RR8cZuXPiYU#t=223

2 http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Neder-

land/article/detail/3672320/2014/06/14/

Uithuisplaatsing-Hansje-schokt.dhtml

3 http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/

article/detail/3671189/2014/06/12/

Filmpje-uitgeplaatste-Hansje-6-verhit-

gemoederen.dhtml

4 http://www.martinvrijland.nl/2014/06/17/

crisismachtiging-bureau-jeugdzorg-

geeft-ander-beeld-irme-en-uithuisplaat-

sing-hans/

5 http://www.omroepbrabant.

nl/?news/213203392/Jeugdzorg+krijgt+g

elijk+van+rechter+over+uithuisplaatsing

+Hansje+uit+Oss+.aspx

6 https://www.youtube.com/

watch?v=HkL_-8rHnGg

7 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/

BJ6275

8 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/

BK7583

9 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/

BN2481

10 http://www.mobiel-pleegzorg.nl/2007/11/

wat-is-nou-eigenlijk-het-savanna-effect/

REDACTIONEEL JFV IN CASU - OKTOBER 2014

10

“Er lijkt een staat van beleg te ontstaan voor de medewerkers

belast met de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind.”

Page 11: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1
Page 12: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Elektronisch patiëntendossierHet elektronisch patiëntendossier (hierna:

EPD) is een landelijk elektronisch systeem

voor uitwisseling van patiëntengegevens.

In dit systeem worden medische dossiers

van patiënten in Nederland opgeslagen.

Deze informatie kan later door andere

artsen worden ingewonnen. Het dossier is

een middel voor een arts om goed inzicht

te krijgen in de achtergrond van de patiënt

wat betreft diagnoses en medicijngebruik.

Het EPD voorkomt dat er dubbel werk

wordt verricht en onnodige fouten worden

gemaakt.2 In 2008 voerde de regering

een wet door die alle artsen verplichtte

om met dit systeem te werken. De Eerste

Kamer nam echter in 2011 het besluit om

deze wet in te trekken, nadat er veel ophef

was geweest over de privacygevoeligheid

van het systeem.3 Het systeem was niet

waterdicht en de kans was aanwezig dat

gevoelige informatie van patiënten op

straat kwam te liggen. Na dit besluit heeft

de private sector een doorstart gemaakt

van het EPD. Huisartsen, ziekenhuizen,

apothekers en de Nederlandse Patiënten

en Consumenten Federatie richtten de

organisatie ‘Vereniging Zorgaanbieders

voor Zorgcommunicatie’(VZVZ) op, die

deze doorstart realiseerde.4 Vervolgens zijn

de landelijke zorgverzekeraars de artsen

gaan dwingen om zich aan te sluiten bij

het EPD, door de samenwerking met hen te

beëindigen wanneer ze dit niet doen, aldus

Zembla. De situatie wordt hetzelfde als de

situatie voordat de wet werd afgeschaft.

Artsen worden gedwongen om medische

gegevens te delen, waardoor er een grote

kans is dat ook uw medisch dossier terug

te vinden is in het EPD. De arts moet

echter toestemming vragen aan de patiënt

om deze informatie op te slaan in het

EPD. De burgerrechtenvereniging Vrijbit

startte in 2013 een actie door de site www.

ikgeentoestemming.nl op te richten om

burgers bewust te maken van het onvei-

lige systeem. Op hun site wordt vermeld

dat het onmogelijk is om een grootschalig

landelijk ICT-systeem met zorginformatie

effectief te beveiligen. Zo is het nauwelijks

te voorkomen dat niet-betrokken zorgverle-

ners toegang hebben tot de informatie en

dat informatie in handen komt van onbe-

voegden zoals verzekeringsinstanties, pers

of criminelen. Daarnaast wordt vermeld

dat ook de Amerikaanse overheid, via de

softwarefabrikant van het EPD, buiten de

Nederlandse wetgeving om, over medische

gegevens kan beschikken.5

Factuur van de zorgverzekeraarEen andere mogelijkheid waardoor gevoe-

lige gegevens op straat kunnen komen

te liggen, is de factuur aan de zorgverze-

kering. Sinds 2008 moet op elke factuur

de Diagnose Behandel Combinatie-code

(DBC-code) worden vermeld, die verwijst

naar de aandoening van de patiënt. Deze

verplichting is in het leven geroepen, opdat

zorgverzekeraars een eventuele controle

uit kunnen oefenen op het premiegeld en

kunnen kijken of er juist wordt betaald.2

In 2010 heeft een aantal partijen een zaak

gestart tegen de verplichte DBC-code. De

rechter heeft in deze zaak bepaald dat het

verstrekken van de diagnose aan zorgverze-

keraars een inbreuk maakt op de medische

privacy, wanneer de diagnose de kern van

het privéleven van de betrokken persoon

raakt. Het gevolg van deze uitspraak was

dat patiënten bij psychiaters en psycho-

logen een privacyverklaring kunnen onder-

tekenen waarbij ze aangeven hun diagnose

niet door te willen geven aan de zorgver-

zekeraar.6 Uit de afl evering van Zembla

blijkt verder dat – wanneer patiënten de

privacyverklaring ondertekenen - er in veel

gevallen niet of met grote vertraging wordt

uitgekeerd door de zorgverzekeraar. Mocht

de privacyverklaring wel worden geaccep-

teerd bij de verzekering, dan is nog steeds

aan de bedragen op de factuur af te lezen

welke diagnose er is gesteld, volgens A.

van Eldijk, de voorzitter van het Koepel van

DBC-vrije Praktijken.

Gezondheidsrecht: Redactioneel

Medisch dossierWaar komen uw medische gegevens terecht?Door Floor van Mens

OP 23 JUNI 2014 WORDT HET MEDISCH DOSSIER VAN MICHAEL SCHUMACHER AANGEBODEN

AAN EUROPESE KRANTEN VOOR 50.000 EURO. WIE HET DOSSIER HEEFT GESTOLEN EN WAAR

VANDAAN, IS OP DAT MOMENT EEN RAADSEL.1 HOE VEILIG IS UW MEDISCHE DOSSIER IN

NEDERLAND? NAAR AANLEIDING VAN DE UITZENDING ‘DE JACHT OP UW MEDISCHE GEGEVENS’

VAN ZEMBLA OP 17 APRIL 2014 WORDEN HIERONDER DRIE VOORBEELDEN GEGEVEN OVER WAAR UW MEDISCH

DOSSIER TERECHT KAN KOMEN.

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

12

Page 13: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

13

REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Landelijke databank DISHet landelijke DBC-informatiesysteem DIS

is een systeem dat wordt beheerd door de

Nederlandse zorgaanbieders. In dit systeem

wordt alle informatie over DBC’s ontvangen

en beheerd. Het bevat gegevens van zorg-

aanbieders, die zij verplicht moeten aanle-

veren, over wat zij aan zorg hebben gele-

verd en gedeclareerd. DIS zorgt ervoor dat

met deze informatie het medisch handelen

transparanter wordt. Daarnaast levert DIS

deze gegevens aan vijf publieke afnemers

en kan DIS, na toestemming van data-eige-

naren, informatie leveren aan derden.7 Het

Centraal Bureau Statistiek (CBS) is één van

de vijf publieke organisaties die wettelijk

recht heeft op informatie van het DIS. Het

gebruikt deze informatie om statistische

analyses te maken over de Nederlandse

zorgmarkt. Volgens Zembla kan het CBS

echter gemakkelijk via andere gegevens

die zij bezit een identiteit koppelen aan de

gegevens van het DIS. Een derde, waaraan

DIS informatie kan leveren, is bijvoorbeeld

de overheid die deze informatie nodig

heeft voor wetenschappelijk onderzoek.

Alhoewel het DIS geen persoonsgegevens

bevat zoals naam, adres en woonplaats,

bevat het wel gegevens zoals geslacht,

postcode en aandoening. Mocht je kwaad

in de zin hebben, dan is het gemakkelijk

te herleiden over welke persoon het gaat.

GeheimhoudingsplichtOp grond van artikel 88 Wet op de

beroepen in de individuele gezondheids-

zorg (Wet BIG) zijn medici, die onder de

functionele eenheid vallen, gehouden aan

het medisch beroepsgeheim. De geheim-

houdingsplicht houdt in dat de zorgver-

lener zwijgt over alles wat over de patiënt

naar voren is gekomen, tenzij de patiënt

hier toestemming voor geeft. In artikel

21 Wet bescherming persoonsgegevens

(Wbp) wordt een uitzondering gemaakt

voor het verwerken van persoonsgege-

vens, voor zover dit noodzakelijk is voor

een goede behandeling of verzorging van

de patiënt. Er valt te concluderen dat het

verwerken van persoonsgegevens in het

EPD niet onder de noodzakelijkheid valt,

aangezien de patiënt toestemming moet

geven aan de arts om hier informatie in

op te mogen slaan.8 Een arts schendt zijn

geheimhoudingsplicht dus al wanneer

hij informatie opslaat in het EPD zonder

toestemming te vragen aan de patiënt.

Wanneer een dossier is opgeslagen in het

EPD, hebben alleen de medici die direct

bij de behandeling zijn betrokken toegang

tot dit dossier. Voorbeelden hiervan zijn de

verpleegkundige of collega die door de arts

worden geraadpleegd met het oog op de

behandeling van de patiënt. Een persoon

die niet bij de behandeling is betrokken

en geen uitdrukkelijke toestemming heeft

gekregen van de patiënt, loopt het risico

om de bevoegdheid tot de uitoefening van

zijn beroep te verliezen als hij het dossier

inkijkt.9

In artikel 23 lid 2 WBP is vastgelegd dat

persoonsgegevens mogen worden verwerkt

ten behoeve van de wetenschap en statis-

tiek als dit een algemeen belang dient. De

partijen moeten hiervoor de nodige voor-

zieningen hebben getroffen om te verze-

keren dat de medische gegevens alleen

voor deze doeleinden wordt gebruikt. In

het DIS worden de data beheerd in een

strikt beveiligde omgeving en deze omge-

ving wordt jaarlijks onafhankelijk getoetst.

De beveiliging van de data voldoet hiermee

aan de internationale standaarden en aan

de ‘hoogst denkbare maatstaven van het

College Bescherming Persoonsgegevens’.

Daarnaast zijn de instellingen die inzicht

krijgen in de data, zoals het CBS, gebonden

aan geheimhoudingsplicht.10

Op grond van artikel 21 lid b sub 1 Wbp jo.

art 7.2 en 7.3 Zorgverzekeringswet mogen

verzekeraars persoonsgegevens verwerken

voor zover dit nodig is voor de boordeling

van het te verzekeren risico. De geheim-

houdingsplicht van de arts wordt hiermee

doorbroken. De aanvullende verzekering

valt echter niet onder de Zorgverzeke-

ringswet, waardoor de zorgverzekeraars

alleen op grond van artikel 21 lid b sub 2

Wbp persoonsgegevens mogen opvragen

wanneer dit in de overeenkomst is vast-

gelegd. De medische gegevens mogen op

grond van artikel 21 lid 2 alleen worden

verwerkt door personen die uit hoofde

van ambt, beroep of wettelijk voorschrift

of krachtens overeenkomst tot geheim-

houding zijn verplicht. Bij zorgverzekeraars

werken medische adviseurs die uit hoofde

van hun beroep aan geheimhoudingsplicht

zijn gehouden. De overige medewerkers

zijn krachtens arbeidsovereenkomst tot

geheimhouding verplicht.11

Er valt te concluderen dat de partijen bij

verwerking van persoonsgegevens een

geheimhoudingsplicht hebben of aan hoge

veiligheidseisen moeten voldoen. Echter

dit neemt niet weg dat uw medische gege-

vens verder rijken dan uw behandelende

arts. Hopelijk gaan al deze instellingen

zorgvuldig om met uw medische dossier

en wordt er geen misbruik van functie

gemaakt zoals de helikoptermedewerker

uit Zwitserland deed. Hij stal het medische

dossier van Michael Schumacher, dat het

helikopterbedrijf ontving om te adviseren

of Schumacher per helikopter kon worden

vervoerd van het ziekenhuis van Grenoble

naar het ziekenhuis in Lausanne.12

ConclusieMedische gegevens van patiënten blijven

niet alleen bij de behandelende arts in

de computer staan. Ze worden ten eerste

gedeeld met andere artsen via een EPD.

Ten tweede kunnen zorgverzekeraars diag-

noses afleiden aan codes of bedragen op

de factuur. Tot slot worden medische gege-

vens verstuurd naar de landelijke databank

DIS, die de informatie (naar regels volgens

de wet) doorspeelt naar publieke afnemers

en derden. Alhoewel de medische gegevens

naar al deze instellingen worden verspreid,

wordt dit wel gedaan binnen de kaders van

de wet. Het is aan alle betrokken partijen

om zich te houden aan hun geheimhou-

dingsplicht en zorgvuldig om te gaan met

onze privacy.

1. ‘Deel dossier Schumacher gestolen’,

NOS 23 juni 2014, www.nos.nl (zoek op

artikel 665445).

2. Aflevering ‘De jacht op uw medische

gegevens’, Zembla, 17 april 2014.

3. Kamerstukken I, 2011/10, 31466.

4. ‘Toch elektronisch patiëntendossier’,

nu.nl 21 augustus 2013, <http://www.

nu.nl/binnenland/2688818/toch-elektro-

nisch-patientendossier.html>.

5 www.ikgeentoestemming.nl .

6. CBb, 2 augustus 2010, NJB 2010, 1621.

7 www.dbcinformatiesysteem.nl.

8. ‘Mogen mijn medische gegevens

worden uitgewisseld’, www.mijnprivacy.

nl (zoek op EPD).

9 ‘Strafrechter kan arts uit beroep zetten om

EPD’, Volkskrant 22 februari 2009, www.

volkskrant.nl (zoek op strafrechter epd).

10 ‘DCB-onderhoud heeft meegewerkt

aan televisieprogramma Zembla’, dbc

onderhoud www.dbconderhoud.nl

(zoek op zembla).

11 N.J.E.G. Cremers, ‘uniforme maatregel

01: functionele eenheid’, 25 augustus

2011, p. 11-12.

12 ‘Verdachte diefstal medisch dossier

Schumacher dood’, Algemeen Dagblad

6 augustus 2014, www.ad.nl (zoek op

Schumacher dossier).

Page 14: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Gezondheidsrecht: Redactioneel Dwang in de zorg; nu en in de toekomst goed verzorgd?Door Frank Bentvelzen

VOOR PATIËNTEN MET EEN PSYCHISCHE STOORNIS KAN DWANG IN DE ZORG NOODZAKELIJK ZIJN.

DEZE PATIËNTEN MOETEN WEL WORDEN BESCHERMD NU ZIJ DOOR DIE GEDWONGEN ZORG IN

HUN (GROND)RECHTEN WORDEN BEPERKT. OP DIT MOMENT WAARBORGT DE WET BIJZONDERE

OPNEMINGEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN (HIERNA: WET BOPZ) DEZE RECHTEN, MAAR DE

WETGEVER BEOOGT DEZE WET TE VERVANGEN DOOR TWEE NIEUWE REGELINGEN. HET WETSVOORSTEL ZORG

EN DWANG PSYCHOGERIATRISCHE EN VERSTANDELIJK GEHANDICAPTE CLIËNTEN (KORTWEG WETSVOORSTEL

ZORG EN DWANG; HIERNA: WZD), LIGT INMIDDELS BIJ DE EERSTE KAMER; HET WETSVOORSTEL VERPLICHTE

GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (HIERNA: WVGGZ) WORDT NOG BEHANDELD IN DE TWEEDE KAMER. HOE IS

DWANGZORG NU GEREGELD EN WAT VERANDERT ER?

De Wet Bopz in het kortDe huidige - uit 1994 stammende - Wet

Bopz regelt onvrijwillige opname en

behandeling in een psychiatrische instel-

ling. De Wet geldt voor drie categorieën

cliënten: personen met een psychiatrische

stoornis, personen met een verstandelijke

beperking en personen in de psychoge-

riatrie (ouderenzorg bij dementie). Een

onvrijwillige opname is slechts mogelijk

als 1) de cliënt een gevaar voor zichzelf

of anderen veroorzaakt, 2) dit gevaar het

gevolg is van een psychische stoornis, 3)

een opname de enige manier is om het

gevaar te stoppen en 4) de cliënt niet

vrijwillig wil worden opgenomen. Het

‘gevaarscriterium’ is dus belangrijk bij een

mogelijke onvrijwillige opname. De Wet

Bopz schetst onder meer situaties waarin

gevaar bestaat dat iemand zichzelf of een

ander van het leven berooft, door hinder-

lijk gedrag agressie van anderen oproept

of een gevaar vormt voor de algemene

veiligheid van personen of goederen.

Gedwongen opnamen zijn in beginsel

slechts toegestaan nadat een voorlopige

rechterlijke machtiging op grond van

bovengenoemde criteria is afgegeven en

later eventueel een machtiging tot voort-

gezet verblijf.1 Overigens is een dergelijke

machtiging in geval van personen met

een verstandelijke beperking of dementie

slechts nodig wanneer deze personen zich

daadwerkelijk tegen de opname verzetten.

Wanneer de cliënt geen bereidheid maar

ook geen bezwaar toont tegen opneming,

beoordeelt het Centraal Indicatieorgaan

Zorg of de cliënt zich ten gevolge van de

stoornis wel of niet buiten een inrichting

kan handhaven. Een rechterlijke machti-

ging is ook niet vereist bij noodsituaties

waarin de machtigingsprocedure niet kan

worden afgewacht. De burgemeester van

de betreffende gemeente kan in deze

gevallen bij beschikking een inbewaring-

stelling vaststellen. De wet verplicht dat

zo spoedig mogelijk na de gedwongen

opname een behandelingsplan voor de

cliënt wordt opgesteld, welke de thera-

peutische middelen bevat waarmee de

cliënt moet worden behandeld om het

gevaar weg te nemen. Bij verzet tegen

het behandelingsplan kan dit niettemin

toch worden uitgevoerd ter afwending

van ernstig gevaar voor de cliënt of

anderen, voortvloeiende uit de stoornis.

Er is dan sprake van een ‘dwangbehande-

ling’. Soms kunnen middelen of maatre-

gelen buiten het behandelingsplan om, of

middelen die ondanks acceptatie van het

plan op verzet stuiten, noodzakelijk zijn.

Deze middelen of maatregelen kunnen

worden toegepast ter overbrugging van

‘tijdelijke noodsituaties’, veroorzaakt door

de patiënt in de instelling als gevolg van

de stoornis. Denk hierbij aan afzondering,

vasthouden van de patiënt, het plaatsen

van bedhekken en het toedienen van

medicatie of voeding.2 Een cliënt heeft de

mogelijkheid om een klacht in te dienen

bij het bestuur van de instelling wanneer

hij het niet eens is met de dwangbehan-

deling of specifi eke middelen en maatre-

gelen. Het bestuur stelt een commissie

in die de klachten behandelt, hierna kan

eventueel een verzoekschrift bij de rechter

worden ingediend.

Tekortkomingen van de Wet BopzDe discussie rondom de Wet Bopz werd

door het tweede evaluatierapport van de

wet in 2002 goed aangewakkerd. Deze

evaluatie concludeerde onder meer dat

cliënten met een verstandelijke beper-

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

14

Page 15: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

king en mensen met dementie niet op de

juiste rechtsbescherming kunnen rekenen

wanneer zij te maken krijgen met vrij-

heidsbeperkende maatregelen.3 Boven-

dien biedt de Wet Bopz geen basis voor

ambulante dwangzorg (zorg buiten een

instelling), die vaak geprefereerd wordt

boven een dwangopname en nu ook al

steeds meer plaatsvindt.4 Op dit moment

kan gedwongen behandeling namelijk pas

volgen na een dwangopname. Ook het

gevaarscriterium stond ter discussie, dit

criterium zou te eng zijn geformuleerd:

situaties waarin de betrokkene maat-

schappelijk discutabel gedrag vertoont,

vallen er bijvoorbeeld niet onder. Het

begrip ‘gevaar’ wordt door hulpverleners

ook op verschillende wijzen geïnterpre-

teerd en is om die reden onduidelijk

te noemen.5 Daarnaast zijn patiënten

en hulpverleners niet altijd tevreden

over de behandelplannen en worden in

de literatuur vraagtekens gezet bij de

eigen bevoegdheid van de behandelaar

(de instelling) om te besluiten over de

dwangbehandeling. De dwangbehande-

ling wordt nu alleen achteraf getoetst

wanneer een cliënt een klachtenprocedure

start. De vraag is of een onafhankelijke

partij niet eerder bij de beoordeling over

dwangbehandeling moet inspringen, een

rechter zou deze rol kunnen vervullen.6

Naar aanleiding van onder meer deze

discussiepunten werd besloten een eigen

regeling voor de sectoren verstandelijk

gehandicaptenzorg en psychogeriatrie te

maken. Bovendien had een derde evalu-

atie van de wet in 2007 tot gevolg dat

ook voor de sector psychiatrie een nieuwe

regeling wordt ontwikkeld. De eerste twee

sectoren zullen vallen onder de WZD, de

WVGGZ is gericht op de psychiatrie.

WZD en WVGGZBeide nieuwe regelingen zijn breder in

hun bereik dan de Wet Bopz. De wets-

voorstellen beogen dat dwangzorg ook

buiten een instelling kan worden opge-

legd, dus ook in de thuissituatie of klein-

schalige woonvormen.7 In de WZD staat

niet het behandelplan, maar het ‘zorgplan’

centraal. Dit zorgplan omvat niet alleen

behandeling, verpleging en begeleiding,

maar ook afspraken in het kader van

de woon- en leefomgeving, opleiding en

bijvoorbeeld het contact tussen cliënt en

familie.8 De WZD spreekt niet meer van

dwang(behandeling), maar van ‘onvrij-

willige zorg’. Hiervan is volgens artikel 2

van het wetsvoorstel sprake als de cliënt

niet heeft ingestemd met of zich verzet

tegen zorg die zich richt op toedienen

van voeding, vocht of medicatie voor

een somatische aandoening, maatregelen

waarmee toezicht wordt gehouden op de

cliënt, of beperkingen in de vrijheid het

eigen leven in te richten die tot gevolg

hebben dat de cliënt iets moet doen of

nalaten. Opvallend is dat door de WZD

nu bij voorbaat al met ‘onvrijwillige zorg’

gelijk worden gesteld: het toedienen van

medicatie die van invloed is op het gedrag

of de bewegingsvrijheid van de cliënt en

maatregelen die tot gevolg hebben dat de

cliënt gedurende enige tijd in zijn bewe-

gingsvrijheid wordt beperkt. Beide laatste

zorgvormen zijn ‘onvrijwillig’, ongeacht of

de cliënt hiermee instemt of zich verzet.

Het gevaarscriterium is in de WZD niet

als zodanig terug te vinden. Onvrijwillige

zorg is slechts mogelijk als sprake is van

‘ernstig nadeel’, waarvan de definitie te

vergelijken is met die van ‘gevaar’ uit de

Wet Bopz (art. 1 lid 2 WZD). De WZD voor-

ziet in een stappenplan waarin de zorg-

verleners een zorgplan opstellen dat in

beginsel geen plaats biedt voor onvrijwil-

lige zorg wanneer een cliënt niet instemt

of zich hiertegen verzet. Door middel van

multidisciplinair overleg worden steeds

eerst alternatieven van vrijwillige zorg

bekeken. Onvrijwillige zorg kan slechts

worden opgenomen in het zorgplan indien

het gedrag van de cliënt door zijn stoornis

leidt tot ernstig nadeel, de onvrijwil-

lige zorg noodzakelijk is om het ernstige

nadeel te voorkomen of af te wenden en

aan eisen van proportionaliteit en subsi-

diariteit is voldaan (art. 10 WZD). Daad-

werkelijke uitvoering van deze onvrijwil-

lige zorg is bij niet-instemmen en verzet

pas mogelijk als aan bovengenoemde

eisen is voldaan, het ernstige nadeel zich

daadwerkelijk voordoet en er verantwoord

toezicht kan worden gehouden op toepas-

sing van de onvrijwillige hulp (art. 12 e.v.

WZD). Slechts in het geval van ‘onvrijwil-

lige opname’ is een rechterlijke machtiging

of inbewaringstelling nodig (art. 24 en 29

WZD). Ook de rechter moet toetsen aan

de bovengenoemde criteria en oordeelt

dus of ernstig nadeel op deze wijze voor-

komen wordt. Voor overige vormen van

onvrijwillige zorg bestaat voor de cliënt

een klachtenprocedure achteraf, vergelijk-

baar met de Bopz-procedure.

Ook in de WVGGZ wordt behandeling

centraal gesteld: beoogd wordt geen

opnamewet, maar een behandelwet met

dwang als ultimum remedium. De WVGGZ

zet in op meer invloed van de cliënt, die

moet worden verwezenlijkt door regel-

matig overleg met hulpverleners en het

gezamenlijk evalueren van de zorg. Ook

dit wetsvoorstel voorziet in een zorg-

plan, waarin voorkeuren van de patiënt

beter moeten worden opgenomen. Nieuw

is ook de nadruk op wederkerigheid:

tegenover dwang moeten voor de patiënt

voldoende mogelijkheden tot participatie

15

REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

“Bovendien biedt de Wet Bopz geen basis voor ambulante dwangzorg, die vaak geprefereerd wordt boven een dwangopname en nu ook al

steeds meer plaatsvindt.”

Page 16: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

in de samenleving en voorbereiding op

re-integratie staan. Bovendien kunnen

familieleden meer betrokken worden bij

beslissingen omtrent dwang. De WVGGZ

introduceert het begrip ‘verplichte zorg’ (in

plaats van dwangbehandeling): zorg waar-

tegen de patiënt zich verzet. Onder zorg

valt niet alleen de opname in een ‘accom-

modatie’, maar bijvoorbeeld ook het

toedienen van medicatie, of het beperken

van ontvangen van bezoek of communi-

catie en extramurale begeleiding (zie de

niet-limitatieve lijst in art. 3:2 WVGGZ).

Deze verplichte zorg kan gegeven worden

op grond van een zorgmachtiging of een

crisismaatregel (vergelijkbaar met de

inbewaringstelling, zie art. 3:1 WVGGZ).9

De zorgmachtiging wordt uiteindelijk door

de rechter verleend, tevens voorziet het

wetsvoorstel in de mogelijkheid van hoger

beroep. Rechterlijke tussenkomst is dus in

beginsel vereist voor alle dwangzorg die

onder de WVGGZ valt, er is dus niet louter

een klachtenprocedure achteraf. Verplichte

zorg kan slechts worden verleend wanneer

sprake is van een psychische stoornis

en gedrag als gevolg hiervan leidt tot

‘aanzienlijk risico op ernstige schade voor

hemzelf of voor anderen’, te verwachten

valt dat de zorg effectief is en er geen

andere alternatieven zijn om het aanzien-

lijke risico af te wenden. Ook hier wordt

het gevaarscriterium dus ingewisseld,

ditmaal voor een breder ‘schadecriterium’.

KritiekDe wetsvoorstellen komen tegemoet

aan de vraag om ambulante dwangzorg,

en meer (dwang)zorg op maat voor de

verschillende categorieën patiënten. De

voorstellen - met name de WZD - zijn

echter zeker niet zonder kritiek onthaald.

Men zet grote vraagtekens bij de regel dat

het toedienen van gedragsbeïnvloedende

medicatie en het toepassen van maatre-

gelen die de bewegingsvrijheid beperken,

per definitie onvrijwillige zorg vormen.

Consequentie is dat ook de zorg die door

de cliënt juist gewenst is (bijvoorbeeld het

plaatsen van een bedhek voor een beter

nachtrust), maar wel onder bovenstaande

noemer valt, soms slechts is toegestaan

als voldaan is aan de voorwaarden van

onvrijwillige zorg. Er wordt in deze situa-

ties dus helemaal niet aangesloten bij de

wens van de cliënt. Bovendien wordt als

onbegrijpelijk bestempeld dat bij toepas-

sing van de WVGGZ wel alle vormen

van verplichte zorg rechterlijke toet-

sing behoeven, maar dat dit bij de WZD

slechts geldt voor gedwongen opneming.

Het is vreemd dat bij deze vergelijkbare

kwesties gekozen is voor uiteenlopende

procedures.10 Dat de WVGGZ voorziet in

meer rechterlijke toetsing is echter ook

niet onomstreden. Men verwacht door

het wetsvoorstel meer en gecompliceer-

dere aanvragen voor machtigingen, met

taakverzwaring voor rechters als gevolg.

Men vreest vooral voor toename van de

werklast voor gerechtshoven door de

nieuwe mogelijkheid van hoger beroep,

naar schatting zal deze verzwaren met

1200 meervoudige kamerzittingen. Het is

daarbij de vraag of hoger beroep voor

kortdurende machtigingen wel zinnig is.11

Ook wordt betwijfeld of meer betrokken-

heid van familieleden wel zo gewenst is.

Het is goed voor te stellen dat een patiënt

niet wil dat zijn familie betrokken wordt

in het (verplichte) zorgproces, of dat de

familie de behandeling frustreert.12

ConclusieDe Wet Bopz is als waarborgwet voor

de rechten van personen die te maken

krijgen met dwang in de zorg, verou-

derd. Het is dus een goede zaak dat deze

wet vervangen wordt door twee nieuwe

wetten die specifieker gericht zijn op

de afzonderlijke zorgsectoren, waardoor

zorg op maat dichterbij komt. Aan de

wetsvoorstellen valt echter nog wel het

een en ander te sleutelen. De hiervoor

behandelde kritiek is slechts een klein

deel van de twijfels die omtrent de voor-

stellen bestaan. De wetgever is gelukkig

nog niet uitgesproken: de WZD en WVGGZ

zullen samen worden behandeld door de

Eerste Kamer, wanneer de Tweede Kamer

de WVGGZ heeft aangenomen. Pas als

het zover is, weten we of dwang in de

zorg in de toekomst ook goed genoeg is

verzorgd.

1 De voorwaardelijke machtiging, mach-

tiging op eigen verzoek en zelfbinding

blijven hier buiten beschouwing.

2 Uitgewerkt in het Besluit middelen en

maatregelen Bopz (Bmm Bopz).

3 B.J.M. Frederiks e.a., ‘Het Wetsvoorstel

zorg en dwang: een verantwoordelijke

verbetering voor de rechtspositie van

mensen met een verstandelijke beper-

king en dementie?’, TvGR 2010, afl. 2,

p. 76-77.

4 J.R. van Veldhuizen & A.J.K. Hondius,

‘In plaats van de Bopz’, Maandblad

Geestelijke Volksgezondheid 2004, afl.

4, p. 279-290; T.P. Widdershoven, ‘Na

de Wet Bopz: Aandachtspunten voor

een regeling van psychiatrische dwang’,

TvGR 2006, p. 426-436.

5 A.J.J. van der Kwartel e.a., Deel 8.

Ervaringen met en meningen over de

Wet Bopz, Den Haag: Ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2007.

6 J. Leegemaate, B.J.M. Frederiks & R.P.

de Roode, ‘De Wet Bopz in internatio-

naal perspectief’, TvGR 2007, afl. 4, p.

212-220.

7 Zie https://www.dwangindezorg.nl/

psychiatrische-problemen/de-toekomst.

8 Kamerstukken II 2008/09, 31996, nr. 3,

p. 17.

9 De beslissing tot tijdelijke verplichte

zorg voorafgaand aan een crisismaat-

regel en de beslissing tot tijdelijke

verplichte zorg in een noodsituatie,

blijven hier buiten beschouwing.

10 T.P. Widdershoven, ‘Zorg en dwang:

één stap voorwaarts, twee terug:

Opmerkingen bij het wetsvoorstel

zorg en dwang psychogeriatrische en

verstandelijk gehandicapte cliënten,

NJB 2010/492; J.C.J. Dute, ‘Wet zorg en

dwang: gewogen en te licht bevonden’,

TvGR 2014, afl. 4, p. 263.

11 ‘Verplichte geestelijke gezondheidszorg

vereist investering in rechtspraak’, NJB

2014/241, p. 302.

12 L.A.P. Arends, ‘Verslag najaarsvergade-

ring VGR 2009 Dwang en vrijheidsbe-

perkingen in de zorg’, TvGR 2010, afl.

2, p. 94-104.

REDACTIONEEL JFV IN CASU - OKTOBER 2014

16

“Het is daarbij de vraag of hoger beroep voor kortdurende

machtigingen wel zinnig is.”

Page 17: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Trip Advocaten & Notarissen is vriend van de Stichting Jarige Job.

Wij steunen Jarige Job niet alleen financieel, maar ook op het gebied

van voorlichting. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met

Astrid van der Boogh ([email protected] of 050-599 79 29) of

mailen naar [email protected]

IN NEDERLAND KUNNEN JAARLIJKS 60.000 KINDEREN HUN VERJAARDAG NIET VIEREN OMDAT ER THUIS GEEN GELD VOOR IS.

Dit kan zo niet langer. Daarom helpt Jarige Job deze kinderen aan

een leuke dag. Met een cadeau, versiering en traktaties voor op

school. Steun Jarige Job en trakteer de armste kinderen uit de

samenleving op een welverdiende verjaardag.

www.jarige-job.nl

Page 18: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Gezondheidsrecht: Redactioneel Is het verplichten van inentingen nodig? Door Luz van Deemter

CCRÈCHE MOET KIND KUNNEN WEIGEREN ALS HET NIET IS INGEËNT’, LUIDT DE KOP VAN DE

VOLKSKRANT MIDDEN DIT JAAR.1 HET IS EEN GEWAAGDE UITSPRAAK DIE OUDERVERENIGING

‘BOINK’ IN DEZE KRANT DOET, NAAR AANLEIDING VAN EEN MAZELENUITBRAAK. DEZE WAS ONT-

STAAN OP EEN CRÈCHE WAAR EEN BABY VAN ACHT MAANDEN – BIJ VEERTIEN MAANDEN WORDEN

BABY’S PAS INGEËNT TEGEN MAZELEN – BESMET WERD DOOR EEN BABY DIE BEWUST NIET INGEËNT WAS TEGEN

DE ZIEKTE. NADAT HET EERSTE SLACHTOFFERTJE IN HET ZIEKENHUIS WERD OPGENOMEN, ZIJN ER NOG DERTIEN

KINDEREN, WAARONDER MEERDERE BABY’S VAN ONDER DE VEERTIEN MAANDEN, ZIEK GEWORDEN. DE OUDERS

VAN HET EERSTE SLACHTOFFER EN DE VERENIGING ‘BOINK’ STELLEN NAAR AANLEIDING HIERVAN DE VRAAG OF

HET NODIG ZOU ZIJN DAT CRÈCHES BEWUST NIET-INGEËNTE KINDEREN WEIGEREN. DE ONDERLIGGENDE VRAAG

GAAT OVER EEN DISCUSSIE DIE AL VEEL VAKER GEVOERD IS: WAT IS DE VERHOUDING TUSSEN HET RECHT OP

ONAANTASTBAARHEID VAN HET LICHAAM EN DE PLICHT TOT BESCHERMING VAN DE VOLKSGEZONDHEID?

De mazelenHet mazelenvirus is een virus dat zich

verspreidt via de neus of keel van iemand

die erdoor besmet is. Door hoesten, praten

en niezen verspreidt het zich door de

lucht, waar het vervolgens tot enkele uren

in druppeltjes zwevend kan overleven.

De besmetting vindt vervolgens plaats

doordat het virus zich in de luchtwegen

van een ander persoon nestelt en zich

daar vermeerdert.2 Doordat deze ziekte

dus zowel door de lucht als door direct

contact overgedragen kan worden, zal het

niet als een verrassing komen dat het een

uiterst besmettelijke ziekte is. Daarnaast

kan het ook een gevaarlijke ziekte zijn.

Hoewel de ziekte begint met een aantal

vrij ‘standaard’ ziektesymptomen, zoals

koorts, hoesten, verkoudheid en rode

ogen, escaleert zij vrij snel. Er ontstaan

witte vlekjes met een rode stip erin en

de lichaamstemperatuur kan een aantal

keren heftig stijgen. Indien mazelen niet

snel wordt bestreden of vanzelf overgaan,

kunnen zich complicaties voordoen zoals

oorontsteking, met als gevolg doofheid,

oogontsteking, met als gevolg blindheid,

of een levensbedreigende longontsteking.

Vooral bij zeer jonge kinderen (jonger dan

één jaar) komen deze ernstige gevolgen

voor. Wereldwijd is mazelen dan ook een

veel voorkomende doodsoorzaak van

jonge kinderen. De Wereldgezondheids-

organisatie (Engels: World Health Organi-

zation, hierna: WHO) schat dat vijftig tot

zestig procent van de totale kindersterfte

te wijten is aan de ziekte. In Nederland –

en uiteraard in andere landen waar maze-

lenvaccinatie voorkomt – is zo’n hoog

percentage sterftegevallen echter totaal

niet aan de orde. In 1976 werd in ons land

de mazelenvaccinatie al opgenomen in het

Rijksvaccinatieprogramma (RVP), sindsdien

is het aantal meldingen van mazelenbe-

smetting gedaald van ruim 2.500 per jaar

– vrijwel ieder kind kreeg de ziekte - naar

gemiddeld veertig per jaar.3 De doelstelling

van het WHO is om in 2015 de mazelen

volledig te hebben verbannen uit de zoge-

naamde WHO Europese regio’s (VN landen

die zich hebben aangesloten bij het WHO).4

Dit blijkt echter niet altijd gemakkelijk te

gaan. Zo komt een oploop van het aantal

besmettingen voor in de jaren 1999 en

2000. Er werden toen ruim 2.300 geïnfec-

teerde mensen geteld. Drie hiervan - alle

drie kinderen - stierven aan de ziekte.

Door de mazelenepidemie die in 2013

gaande was, werden er 2.500 gevallen

van infectie gemeld, één jongen overleed.

Beide uitbraken ontstonden in de ‘Bible

Belt’, waar ouders er bewust voor hadden

gekozen hun kinderen niet in te enten.5

Preventieve gezondheidszorgDe Grondwet geeft de overheid de verant-

woordelijkheid om maatregelen te treffen

ter bevordering van de volksgezondheid.6

Onder de bevordering van volksgezond-

heid valt niet alleen het goed functioneren

of het genezen van de Nederlandse bevol-

king, maar ook, zo blijkt uit een uitleg van

de WHO, preventie. Gezondheid is volgens

de WHO: ‘Het optimaal functioneren van

mensen, zowel fysiek als mentaal en

sociaal en niet slechts het afwezig-zijn

van ziekten of gebreken.’7 Het hele doel

van preventie is gezondheid, zoals door

WHO beschreven. In Nederland heeft de

overheid dan ook een uitgebreid preven-

tiebeleid dat uit drie onderdelen bestaat:

ziektepreventie, gezondheidsbescherming

en gezondheidsbevordering.8 Het vacci-

neren van burgers is ziektepreventie en

valt onder de openbare gezondheidszorg.

De wetgeving omtrent vaccinatie is dan

ook van publiekrechtelijke aard en wordt

geregeld in de Wet publieke gezondheid.

Klassieke vrijhedenArt. 11 van de Grondwet (hierna: GW)

vertelt ons dat eenieder het recht heeft op

onaantastbaarheid van zijn of haar lichaam.

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

18

Page 19: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Veel Nederlandse burgers stellen dit als

een heel hoog, zo niet het hoogste, goed

dat zij hebben: de beschikking hebben

over het eigen lichaam. Hoewel het RIVM

gebonden is aan zeer strenge kwaliteits-

en veiligheidseisen uit de Geneesmidde-

lenwet, blijken mensen toch terughoudend

om zo veel macht over hun eigen lichaam

en leven aan de overheid te geven, laat

staan over dat van hun kind.9 Inentingen

zijn (in Nederland) dan ook niet verplicht

gesteld in de wet; mensen hebben de

keuze het niet te doen. Voor minderjarige

kinderen, de grootste risicogroep voor de

mazelen, geldt dat de ouders (of de voogd)

het recht hebben over het lijf van hun kind

te beslissen, op grond van het Burger-

lijk Wetboek (hierna: BW).10 Uit de media

kwamen al eerder geluiden dat ouders

die hun kind weigeren in te enten, uit de

ouderlijke macht gezet moeten worden.11

Een grond hiervoor kan zijn dat het ouder-

lijk gezag de plicht omvat van de ouder

om het geestelijke en lichamelijke welzijn

van hun minderjarige kind te waarborgen.12

De rechter kan volgens artikel 250 Boek

1 BW wanneer ‘de belangen van de met

het gezag belaste ouders in strijd zijn met

de belangen van het minderjarige kind’,

ervoor zorgen dat er een curator (in de

plaats van de ouders) wordt aangesteld

om de minderjarige te vertegenwoordigen.

Betoogd kan worden dat het absoluut in

het belang is van een kind om niet ziek

te worden, dan wel dood te gaan. Ouders

kunnen uit hun gezag ontzet worden op

vijf verschillende gronden: 1) misbruik

van het gezag of grove verwaarlozing

van de verzorging of opvoeding van een

of meer kinderen, 2) slecht levensgedrag,

3) onherroepelijke veroordeling, 4) het

in ernstige mate veronachtzamen van de

aanwijzingen van Jeugdzorg of belemme-

ring van uithuisplaatsing, 5) het bestaan

van gegronde vrees voor verwaarlozing

van de belangen van het kind, doordat de

ouder het kind terugeist of terugneemt van

anderen die diens verzorging en opvoeding

op zich hebben genomen.13 Dit gebeurt bij

uitspraak van de rechtbank op verzoek

van de andere ouder, een van de bloed- of

aanverwanten van de kinderen tot en met

de vierde graad, de Raad voor de Kinder-

bescherming of het Openbaar Ministerie.14

Het teruggeven van de ouderlijke macht

kan vervolgens als de rechtbank ervan

overtuigd is dat de minderjarige wederom

aan zijn ouders kan worden toever-

trouwd.15 Dit zou, indien er verder sprake

is van een goede verzorging en een goede

thuissituatie, toegewezen kunnen worden

na de inenting. Al de bovengenoemde

maatregelen zullen echter gepaard gaan

met veel lange rechtszaken en veel papier-

werk. Daarnaast is het ook maar de vraag

hoe bevorderlijk dit is voor een jong kind.

Verder lijkt het wel een erg ingrijpende

maatregel die heel goed onderbouwd moet

worden, wil het conform art. 1:269 lid 1

BW worden uitgevaardigd. Mocht het dus

tot een rechtszaak komen, dan wordt het

nog lastig dit artikel sterk neer te zetten

tegenover mensen die zich eventueel in

de rechtbank kunnen beroepen op hun

klassieke grondrechten. Immers in het

geval van uitbraken in de ‘Bible Belt’, is

niet alleen art. 11 GW maar ook art. 6 lid 1

GW van toepassing. Eenieder heeft name-

lijk ook het recht om zijn of haar geloofs-

overtuiging na te leven. Streng gelovigen

zou niet zonder meer verboden kunnen

worden om conform hun geloof inentingen

te weigeren zonder enige vorm van verder

conflict met hun grondrechten. De afwe-

ging om vervolgens toch tegen de eerder

genoemde rechten in te gaan, wordt bijna

puur gevoelsmatig gedaan. Opgemerkt

moet worden dat er al ver voor de opname

van het mazelenvaccin in het RVP (1967)

een trend was van sterk verminderde

besmettingen en weinig tot geen sterfge-

vallen.16 Deze ratio is vanaf 1967 tot 2014

bijna gelijk gebleven. De mazelen zijn in

Nederland allang geen grote oorzaak van

kindersterfte meer en dus kan de verplich-

ting van een vaccin voor veel mensen een

te sterke maatregel lijken. Hoewel het cru

klinkt, kan er met één sterftegeval in de

vijf jaar niet gesteld worden dat er nog

langer een gevaar bestaat voor de algehele

gezondheid van de Nederlandse bevolking.

ConclusieWat echt cru is, is het feit dat het simpelweg

onnodig is om dit ene sterfgeval te laten

plaatsvinden. Er zijn immers middelen voor

om dit niet te laten gebeuren. Hoewel het

lastig is om te stellen dat mensen in hun

grondrechten beperkt moeten worden,

blijft het leven ‘sich’ toch het hoogste goed.

Het wegzetten van de ouderlijke macht is

een omslachtige maatregel; een verplichte

vaccinatie, zoals ook in veel andere

landen is ingevoerd, is een maatregel die

misschien in de toekomst getroffen wordt.

Het zal strenge wetgeving worden, maar

wetgeving waarin de veiligheid en gezond-

heid van de Nederlandse burgers ultiem

gewaarborgd worden met als doel dat de

gehele bevolking, dus ook jonge kinderen

die nog niet ingeënt kunnen worden,

beschermd zijn tegen het virus en er niet

langer onnodig sterfte door plaatsvindt.

1 Maud Efting, ‘Crèche moet kind kunnen

weigeren als het niet is ingeënt’, De

Volkskrant, (website, laatst bijgewerkt

op 15-03-14).

2 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en

Milieu (RIVM) ‘LCI richtlijnen mazelen’,

www.rivm.nl (zoek op mazelen) .

3 Van den Hof et al., 1998; Abbink et al.,

Schurink-van ’t Klooster & de Melker,

‘Meldingen van mazelen per jaar,

1976-2012’; www.nationaalkompas.nl

(zoeken op mazelen per jaar).

4 RIVM ‘Kiemsurveillance mazelenvirus’

www.rivm.nl (zoeken op mazelenvirus).

5 Overzicht mazelen-epidemie Nederland,

mei 2013 – februari 2014, Rijksinsti-

tuut voor Volksgezondheid en Milieu:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport, p. 4.

6 Art. 22 lid 1 Grondwet, 2014, Kluwer.

7 Preamble to the constitution of the

World Health Organization as adopted

by the international Health Conference.

International Health Conference, New

York 19-22 June 1964.

8 Onder de redactie van Prof. mr. dr. D.P.

Egberts en mr. L.E. Kalkman-Bogerd,

‘Preventieve gezondheidszorg’, Gezond-

heidsrecht (tweede herziene druk)

Houten: Bohn Stafleu van Loghum

2009, p. 159.

9 RIVM ‘Vaccins’ www.rivm.nl (zoek op

vaccinaties).

10 Art. 233 Boek 1, Burgerlijk Wetboek,

jo. art. 1:245 lid 1 jo. lid 2 BW en art.

1:245 lid 4 BW, 2014 Kluwer.

11 Gerrit-Jan Klein ‘Waarom reformatori-

sche ouders niet willen inenten tegen

mazelen’ Trouw (website, laatst bijge-

werkt op 02-07-2013).

12 Art. 1:247 lid 1 jo. lid 2 BW, 2014 Kluwer.

13 Art. 1:269 lid 1 sub a sub b sub c, sub

d en sub e BW.

14 Art. 1:270 lid 1 BW.

15 Art. 1:277 lid 1 BW.

16 Van den Hof et al., 1998; Abbink et al.,

Schurink-van ’t Klooster & de Melker,

‘Meldingen van mazelen per jaar,

1976-2012’; www.nationaalkompas.nl

(zoeken op mazelen per jaar).

19

REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Page 20: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

20

Het vermoeden heerst dat jaarlijks tien-

tallen levens van pasgeborenen worden

beëindigd. Harde cijfers zijn echter

nergens te vinden uit angst voor vervol-

ging. De onduidelijkheid over de voor-

waarden waaronder een beroep op over-

macht wordt gehonoreerd spelen hierin

een belangrijke rol. Om een stukje van

deze onduidelijkheid weg te nemen is in

2005 het Groninger-protocol verschenen.

Ook werd in 2006 door de staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en

de minister van Justitie een deskundigen-

commissie ingesteld. In dit artikel wordt

de procedure omtrent de actieve levens-

beëindiging van pasgeborenen in Neder-

land uiteengezet.

Prins en Kadijk Het verhaal van Bente is een samenvat-

ting van een groot ethisch dilemma. Het

verhaal is terug te lezen in ‘Ik wens je

het onmogelijke’.1 Het verhaal van Bente

wakkert de discussie omtrent de levens-

beëindiging van pasgeborenen aan.

Ethici, het Openbaar Ministerie, advocaten

en artsen buigen zich allemaal over de

onmogelijke vraag: wat als de dood de

beste keuze van alle slechte opties is?

In de zaak-Prins2 en in de zaak-Kadijk3

werd een arts geconfronteerd met een

zeer ernstig gehandicapte pasgeborene

met een beperkte levensverwachting. In

beide gevallen was er sprake van onaan-

vaardbaar lijden. De belangrijkste vraag

die bij de rechter terecht kwam, was of

de situatie verbeterd had kunnen worden

door een medische behandeling. In beide

zaken concludeerde de rechter dat gelet

op de ernst van de handicaps er geen

behandelingsperspectief mogelijk was.

Levensbeëindigend handelen bij pasge-

borenen is soms aanvaardbaar wanneer

behandelen geen uitzicht biedt op over-

leven of omdat het latere leven een zeer

beperkte kwaliteit zal hebben. In de

zaken-Prins en Kadijk is door de rechte-

lijke macht bekrachtigd dat levensbeëin-

diging gerechtvaardigd kan zijn wanneer

het overlijden niet op korte termijn volgt.

Het Groninger-protocolHet Groninger-protocol is bedoeld voor

een andere situatie, namelijk de levens-

beëindiging buiten het kader van levens-

verlengend handelen. Op 10 maart 2005

verscheen in ‘The New England Journal of

Medicine’ een artikel vanuit het Universi-

tair Medisch Centrum Groningen (UMCG)

over een protocol voor ‘euthanasia in

newborns’.4 Dit protocol wordt zowel

nationaal als internationaal aangehaald

als het Groninger-protocol. Het omvat de

volgende vraag: ‘whether deliberate life-

ending procedures are also acceptable for

new-borns and infants, despite the fact

that these patients cannot express their

own will. Or must infants with disorders

associated with severe and sustained

suffering be kept alive when their suffe-

ring cannot be adequately reduce?’

In Nederland bestaat er een gedoogbeleid

dat bereikt is door een akkoord tussen

artsen van de afdeling neonatologie van

het UMCG en justitie in Nederland. Het

protocol bevat richtlijnen over hoe artsen

behoren te handelen bij de levensbeëin-

diging van pasgeborenen. Inhoudelijk

gezien bevat het protocol niets nieuws.

De inhoud van het protocol sluit aan bij

de opvattingen die vóór de totstandko-

ming van het protocol al in de rechtspraak

en literatuur naar voren kwamen.

HET LIJKT WEL EEN SLACHTOFFER VAN DE VOLENDAMSE CAFÉBRAND”, ROEPT VADER EDWIN VOL

ONGELOOF ALS ZIJN DOCHTER BENTE IN 2001 GEBOREN WORDT. ER BLIJKT IETS GRONDIG MIS

TE ZIJN. GROTE OPEN WONDEN MET BLAREN ZITTEN OVER BENTE HAAR HELE LICHAAM. BENTE IS

GEBOREN MET BLARENZIEKTE. BENTE DAG IN DAG UIT PIJN ZIEN LIJDEN IS ONDRAAGLIJK. HAAR

OUDERS VERZOEKEN DE ARTS OM LEVENSBEËINDIGING. DE EUTHANASIEWETGEVING IS NIET VAN TOEPAS-

SING, OMDAT DEZE VEREIST DAT EEN PATIËNT WILSBEKWAAM IS BIJ EEN VERZOEK TOT LEVENSBEËINDIGING.

HET VERZOEK TOT LEVENSBEËINDIGING BIJ PASGEBORENEN KAN DAAROM DOOR DE OFFICIER VAN JUSTITIE

ALS MOORD WORDEN GEKWALIFICEERD. ONDER OMSTANDIGHEDEN KAN EEN ARTS DIE HET LEVEN VAN EEN

PASGEBORENE BEËINDIGT ECHTER EEN BEROEP DOEN OP OVERMACHT IN DE ZIN VAN NOODTOESTAND. ER IS

SPRAKE VAN OVERMACHT ALS HET KIND DOOR EEN GEBREKKIGE GEZONDHEID ERNSTIG LIJDT OF ZAL LIJDEN,

EN DE PLICHT VAN DE ARTS OM DAT LIJDEN TE VERLICHTEN OF TE VOORKOMEN ZWAARDER WEEGT DAN ZIJN

PLICHT HET LEVEN VAN HET KIND TE BEHOUDEN. DE ARTSEN VAN BENTE HELPEN UIT ANGST VOOR VERVOL-

GING NIET MEE AAN DE LEVENSBEËINDIGING.

Gezondheidsrecht: Redactioneel ‘Hoe kies je het goede uit twee kwaden?’De procedure omtrent de actieve levensbeëndiging van pasgeborenenDoor Marjan Kiewiet

Page 21: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

21

Toepassing van het protocol vereist

een uitzichtloos en ondraaglijk lijden,

toestemming van beide ouders, een

ondersteunende second opinion en zorg-

vuldige uitvoering. Het protocol geldt

voor kinderen jonger dan 1 jaar. Het

protocol wil artsen een handvat bieden

omtrent een zorgvuldige besluitvorming

bij de levensbeëindiging van pasgebo-

renen. In juni 2005 heeft de Nederlandse

Vereniging voor Kindergeneeskunde het

Groninger-protocol aanvaard als lande-

lijke richtlijn.5 Het Openbaar Ministerie

heeft echter destijds in informerende zin

bij het opstellen van het protocol bena-

drukt dat aan het protocol geen verwach-

tingen mogen worden ontleend omtrent

de afdoening van levensbeëindiging bij

pasgeborenen in concrete gevallen. Wel

geeft het Openbaar Ministerie aan dat het

Groninger-protocol voldoende feitelijke

informatie verschaft om de zorgvuldig-

heid van de levensbeëindiging te kunnen

beoordelen.

Drie categorieën Er zijn volgens het protocol drie catego-

rieën van kinderen waarbij actieve levens-

beëindiging aan de orde kan komen. Ten

eerste de groep kinderen zonder kans op

overleven. Ondanks maximale zorg zullen

zij na de geboorte overlijden. Ten tweede

de groep kinderen met een zeer slechte

prognose die afhankelijk zijn van inten-

sive care. Zij kunnen de intenszzzivecare-

periode overleven, maar hebben een zeer

sombere levensverwachting. Ten derde de

groep kinderen met een hopeloze prog-

nose. Deze kinderen zullen naar inschat-

ting van medici en ouders ondraaglijk

lijden. Bij deze kinderen wordt een slechte

kwaliteit van het leven met blijvend letsel

voorspeld. Een voorbeeld van deze derde

groep is een kind met een ernstige spina

bifida (vaak ‘open ruggetje’ genoemd).

Het kind zal vele operaties nodig hebben

en er is volgens medici in veel gevallen

uitzicht op een slechte kwaliteit van leven

zonder kans op verbetering. Het protocol

gaat uitgebreid in op de criteria waaraan

artsen moeten voldoen bij één van de drie

genoemde categorieën. Daarnaast geeft

het protocol de benodigde informatie die

een mogelijke beslissing ondersteunt en

verheldert.

De deskundigencommissieOm helderheid te scheppen over de inge-

wikkelde procedure omtrent de levens-

beëindiging hebben de staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en

de minister van Justitie op 1 september

2006 de deskundigencommissie inge-

steld.6 De deskundigencommissie beoor-

deelt of de arts bij de levensbeëindiging

van de pasgeborene zorgvuldig heeft

gehandeld aan de hand van criteria van

het Groninger-protocol. Het is aan de

deskundigencommissie om de zorgvul-

digheidseisen verder te ontwikkelen en in

gebruik te nemen.7 Het Openbaar Minis-

terie zal het oordeel van deze commissie

over de levensbeëindiging meenemen in

zijn beslissing en heeft de keuze om het

advies van de commissie op te volgen. De

deskundigencommissie zal de gehele situ-

atie in kaart brengen en toetsen of de arts

in het concrete geval tot een zorgvuldig

besluit heeft kunnen komen.

ConclusieNiemand wordt verplicht om euthanasie

aan te vragen, te ondergaan of uit te

voeren: euthanasie kan immers alleen op

verzoek van de patiënt zelf en met instem-

ming van een arts. Wanneer een kind niet

zelf om euthanasie kan verzoeken, kan

een andere vorm van levensbeëindiging

noodzakelijk zijn. De artsen kunnen dan

op verzoek van de ouders tot levensbe-

eindiging over gaan. Van belang is dat er

eenduidige wetgeving komt met betrek-

king tot kinderen met een fatale aandoe-

ning, zodat langslepende onzekerheid,

zoals in de situatie van Bente, wordt

voorkomen. Of de komst van de deskun-

digencommissie daadwerkelijk voor meer

duidelijkheid voor de betrokkenen gaat

zorgen, is echter nog de vraag. Om hier

achter te komen, is het van belang dat

artsen in de toekomst bereid zijn hun

levensbeëindigend handelen bij een

pasgeborene te melden bij de deskundi-

gencommissie. Het verdient aanbeveling

dat over levensbeëindiging buiten het

kader van levensverlengend handelen

nadere gedachtevorming plaatsvindt.

Rapporten en procedures vragen om actu-

alisering en eenduidigheid.

1. R. Schlikker, Ik wens je het onmogelijke,

Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2012.

2. Hof Amsterdam 7 november 1995, NJ

1996, 113 (Prins).

3. Hof Leeuwarden 4 april 1996, TvGR

1996, nr. 5, p. 284-291 (Kadijk).

4. Verhagen E, Sauer PJJ: The Groningen

protocol – Euthanasia in severly ill

newborns. N Engl J Med (2005), 352

(10): 959-62.

5. Kamerstukken II 2005/06, 30300 XVI,

nr. 90, p. 2.

6. J. Dorscheidt. ‘De centrale deskundigen-

commissie inzake levensbeëindiging

bij pasgeborenen; enkele juridische

reflecties’, TGE 2007-3, p. 72-73.

7. Gezondheidsraad, ‘Overwegingen bij

het beëindigen van het leven van

pasgeborenen’, Signalering ethiek

en gezondheid 2007/1, Den Haag:

Centrum voor ethiek en gezondheid,

2007, p. 16.

Page 22: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Gezondheidsrecht: Achter de deur van...

Joep Hubben Door Folmer Helder

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

22

Page 23: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014

23

U studeerde zowel Nederlands recht als psychologie aan de Nijmeegse universiteit en aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Vanwaar de keuze voor deze studies? Wat voegt psychologie toe voor een jurist?Die combinatie van studies berust meer

op toeval dan op diepe gedachten. Ik

wist eigenlijk niet goed wat ik wilde gaan

studeren na mijn middelbare school. Ik

had een oom die hoogleraar psychologie

was in Nijmegen. Op een dag toog mijn

vader mij naar mijn oom toe die vervol-

gens allemaal indrukwekkende boeken

over psychologie aan mij voorlegde.

Toen dacht ik dat het interessant was

om psychologie te gaan studeren. Na een

jaar of twee kwam ik tot de conclusie

dat psychologie voor mij moeilijk grijp-

baar was, daarom vatte ik het plan op

om rechten te gaan studeren. Maar mijn

vader vond dat wanneer ik aan de studie

rechten zou beginnen, ik ook de studie

psychologie af moest maken. Ik heb

toen mijn kandidaatsexamen in Nijmegen

behaald en ben naar Amsterdam gegaan

waar ik de studie psychologie samen heb

gedaan met de studie rechten. Achteraf is

dat een geweldige combinatie gebleken.

Want na mijn studie kwam ik terecht bij de

militaire dienst, waar ik was geselecteerd

voor de officiersopleiding en geplaatst

zou worden als secretaris voor de krijgs-

raad. Aangekomen bij de krijgsraad bleek

dat er geen vacature was. Vervolgens

werd mij de mogelijkheid geboden om

naar de keuringsraad te gaan in plaats

van de krijgsraad. Bij de keuringsraad heb

ik duizenden militairen moeten keuren.

Via de keuringsraad kwam ik in aanra-

king met militairen die een delict begaan

hadden en aan mij werd gevraagd of ik

rapporten over de delinquenten kon

schrijven. Ik had toen eigenlijk geen idee

wat ik moest doen door mijn gebrek aan

ervaring. Ik heb toen contact opgenomen

met de toenmalige forensisch psychia-

trische kliniek (tegenwoordig het Pieter

Baan Centrum) dat toen werd geleid door

Pieter Baan. Hij was een psychiater maar

ook jurist en was hoogleraar forensische

psychiatrie. Hij heeft mij toen enigszins

wegwijs gemaakt en bij de arm genomen.

Door een ander toeval werd Baan hoofd-

inspecteur volksgezondheid waar hij mij

vervolgens vroeg om als jurist bij de

inspectie te komen werken. Door die

combinatie van studies ben ik dus terecht

gekomen bij de inspectie waar ik zowel te

maken kreeg met juridische zaken, als met

verschillende aspecten van de gezond-

heidszorg. Destijds kreeg ik de mogelijk-

heid om tijdens mijn werkzaamheden te

promoveren. Ik ben gepromoveerd op het

combinatieonderwerp van de juridische

aspecten van psychotherapie, wat destijds

een erg hot item was, bij professor Henk

Lenen. Ik heb pas later ontdekt hoe nuttig

het is om basale kennis te hebben van

psychologie, mede door de vele conflicten

in de gezondheidszorg waar ik bij

betrokken ben geweest.

Is tijdens uw studie uw passie voor het gezondheidsrecht ontstaan?Eigenlijk is na mijn studie de passie voor

het gezondheidsrecht ontstaan doordat

het gezondheidsrecht in die tijd nog niet

aan veel universiteiten werd gedoceerd.

Het vak heeft zich pas ontwikkeld in de

jaren vijftig, aanvankelijk in Amsterdam

en Leiden. Andere universiteiten, zoals

Groningen zijn pas veel later gevolgd. Ik

was in Groningen de eerste hoogleraar

gezondheidsrecht in 2004. De passie is

tijdens de studie al wel enigszins ontstaan

omdat ik toen al zag dat het gezondheids-

recht allerlei interessante raakvlakken

bood. Bijvoorbeeld op het gebied van

de forensische psychiatrie. Iets wat zich

toen ook al snel ontwikkelde was de

hele discussie in die periode van de tach-

tiger jaren, over de rechtspositie van de

patiënt en de mondigheid van de burger.

Ook ontstond in die tijd de discussie over

de inrichting van de zorgverzekerings-

kant van ons systeem, wat ook tot het

gezondheidsrecht behoort en het zoeken

naar instrumenten om de ontwikkeling

van het stelsel en kosten beheersbaar te

houden. Het werd mij toen al duidelijk

dat de impact van gezondheid en gezond-

heidszorg aan het groeien was. Als je de

laatste decennia aan mensen vraagt wat

belangrijk in hun leven is, eindigt iedere

enquête in de uitkomst dat ‘gezond zijn’

het belangrijkste is. Mensen hebben

steeds meer over voor gezondheid en de

gezondheidszorg. Op dit moment wordt er

ruim 80 miljard euro aan gezondheidszorg

besteed in Nederland. Het belang van een

goed juridisch systeem daaromheen, om

de toegankelijkheid en kwaliteit te waar-

borgen, was toen al iets wat zich aan het

ontwikkelen was. Dat heeft mijn interesse

voor het gezondheidsrecht aangewakkerd,

omdat ik toen zag dat het een vak is dat

midden in de samenleving staat, waar

veel kernwaarden en kernvragen uit het

menselijk leven en de samenleving aan de

orde komen.

Wat maakt het gezondheidsrecht zo interessant? Is het eigenlijk wel een apart vak? Gaat het niet om toepassingen van verschillende rechtsgebieden en wordt er niet bestaande juridische kennis toegepast op een specifiek terrein?Dat is deels waar, het gezondheidsecht

is een horizontaal specialisme, eigenlijk

komen alle aspecten van het recht aan

de orde zoals aspecten van het burgerlijk

recht, strafrecht, bestuursrecht en interna-

tionaal recht. Dat maakt het enerzijds heel

interessant. Het gaat daarnaast om alle

specifieke wetgeving die op de gezond-

heid en gezondheidszorg is gericht. In

PROF. MR. DR. HUBBEN IS HOOGLERAAR GEZONDHEIDSRECHT AAN DE FACULTEIT DER

RECHTSGELEERDHEID VAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN. NAAST ZIJN WERKZAAMHEDEN ALS

HOOGLERAAR IS HIJ VERBONDEN AAN NYSINGH ADVOCATEN-NOTARISSEN. EERST ALS ADVOCAAT-

PARTNER, NU ALS OF COUNSEL AAN DE SECTIE GEZONDHEIDSZORG. IK GING MET HEM IN GESPREK

OVER ZIJN WERKZAAMHEDEN ALS OF COUNSEL, DE COMBINATIE MET UNIVERSITAIR ONDERWIJS EN HET DOEN

VAN ONDERZOEK, MAAR NATUURLIJK OOK OVER ZIJN PASSIE VOOR HET GEZONDHEIDSRECHT.

Page 24: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

ACHTER DE DEUR VAN JFV IN CASU - OKTOBER 2014

24

al die kolommen van burgerlijk recht,

bestuursrecht, strafrecht kom je specifiek

recht tegen dat van toepassing is op het

gezondheidsrecht, denk aan internationale

verdragen of bijzondere strafrechtelijke

bepalingen. Een sterk uitdijend terrein

van de laatste 20 jaar is het bestuurs-

rechtelijk gezondheidsrecht. Denk bijvoor-

beeld aan alle regels van financiering en

budgettering, maar ook de problematiek

die het laatste jaar speelt rondom de

NZA (de Nederlandse Zorg Autoriteit). Het

bestuur van de NZA is destijds afgetreden

naar aanleiding van verschillende interne

problemen wat ook te maken had met het

opsporen van zorgfraude. Het gaat alle-

maal over de toepassing van hele speci-

fieke regels die voor de budgettering en

financiering van het gezondheidsrecht zijn

opgezet. Het is bijna een woud van regels

waar maar weinigen de weg in weten

doordat het zo gecompliceerd is geraakt.

Het interessante van gezondheidsrecht is

dus de breedte, maar ik merk ook dat het

de studenten afschrikt. Het duurt eventjes

voordat je het overzicht hebt. Vandaar

dat ik altijd bij de colleges probeer die

breedte aan te geven en studenten het

overzicht te verschaffen. Als je eenmaal

het overzicht hebt, dan valt het alle-

maal wel mee maar aan het begin lijkt

het gezondheidsrecht wel een oerwoud

waar geen pad in te kappen valt. Het is

dus waar dat het gezondheidsrecht een

toepassing van allerlei recht op bijzon-

dere vraagstukken is maar daarnaast is er

ook nog een heleboel specifieke regelge-

ving van toepassing. Het is namelijk ook

het toepassen en analyseren van allerlei

bijzondere wetgeving. In Groningen

bijvoorbeeld hebben wij net in opdracht

van de minister van Volksgezondheid een

evaluatie uitgevoerd van de hele beroe-

penwetgeving in de gezondheidszorg en

van het tuchtrecht van de gezondheids-

zorg. Het evaluatierapport is een rapport

van zo’n 400 pagina’s en wanneer je daar

doorheen kijkt is al snel duidelijk hoe

ingewikkeld de regelgeving is in al die

beroepsgroepen van artsen, verpleegkun-

digen, apothekers enzovoort. Ook valt op

hoe het de neiging heeft steeds verder

uit te dijen in complexiteit. Het gevolg

is dat je steeds meer specifieke wetge-

ving krijgt. We leven in een tijd waarin

mensen steeds minder risico’s accepteren

en wanneer er risico’s zijn wordt er al snel

gekeken naar de overheid. Het gevolg

is dat de overheid met een soort risico-

regelreflex reageert en de minister in actie

dient te komen. Of er wordt vanuit de

Tweede Kamer geroepen dat er iets moet

worden ondernomen waardoor regelingen

of uitvoeringsregelingen worden aange-

scherpt. Kijk bijvoorbeeld ook naar de

zaak Jansen Steur die terecht tot grote

publiciteit heeft geleid en waar een roep

ontstond naar grotere bevoegdheden voor

de inspectie. Het deel van de specifieke

en bijzondere wetgeving breidt zich dus

steeds verder uit. Daar zit ook een zekere

mate van bedreiging in want naarmate

een vakgebied steeds verder uitdijt, wordt

het ook steeds moeilijker te overzien. Dat

maakt soms, voor een student die zich

vluchtig oriënteert op het gezondheids-

recht, een demotiverende indruk. Dat is

jammer en niet nodig.

U heeft altijd verschillende werkzaamheden gecombineerd, het raadheerschap bij het Gerechtshof Arnhem met het hoogleraarschap en daarnaast uw werkzaamheden als advocaat en of counsel met universitair onderwijs en onderzoek. Hoe hebt u dit ervaren en waarom heeft u nooit de keuze gemaakt om volledig te kiezen voor één van deze banen?Ik ben eerst een paar jaar werkzaam

geweest als inspecteur Volksgezond-

heid. Vervolgens ben ik gepromoveerd

maar ik wilde me toch meer op het juri-

dische handwerk storten. Toen heb ik de

overstap gemaakt naar de rechterlijke

macht. Ik was nog maar korte tijd als

rechter werkzaam in Den Bosch toen ik

werd benoemd tot raadsheer bij het hof

Arnhem. Als 37-jarige was ik destijds één

van de jongste raadheren ooit. Na een jaar

of twee jaar werkzaam te zijn bij het hof

Arnhem, werd ik benoemd tot hoogleraar

gezondheidsrecht in Nijmegen. Dat was

een nevenfunctie. Het hof Arnhem had

echter niet zoveel zaken op het gebied

van gezondheidszorg en daardoor was

er eigenlijk niet zo’n behoefte aan een

specialisatie voor gezondheidsrecht. Op

een gegeven moment ben ik verbonden

geraakt aan Nysingh doordat één van

de oudere compagnons, Mr. Kuiper, lid

werd van de Raad van State. Hij had een

praktijk op het gebied van de gezond-

heidszorg. Door zijn overstap naar de

Raad van State viel de gezondheidsrecht-

praktijk open en men vroeg aan mij of

ik geen belangstelling had om de over-

stap naar de advocatuur te maken. Daar

heb ik destijds toch een aantal slapeloze

nachten van gehad. Het was toen name-

lijk nog heel uitzonderlijk dat een rechter,

zeker een raadsheer, uit een functie stapte

die eigenlijk voor het leven bedoeld was

en advocaat werd. Ook is de advocatuur

een totaal andere wereld dan de recht-

spraak. Na een tijdje erover na te hebben

gedacht heb ik destijds toch besloten

die overstap te maken. Het was een heel

gelukkig toeval dat zo op mijn pad kwam.

De combinatie van het hoogleraarschap

gezondheidsrecht met de praktijkervaring

is een goede en vruchtbare combinatie.

Het is in zoverre een hele vruchtbare

combinatie omdat datgene waarmee je

je meer in wetenschappelijke zin bezig

houdt, zoals onderzoek doen en publi-

ceren, veel meer tot leven komt omdat dat

ook vraagstukken zijn die je in de praktijk

tegen komt rondom ziekenhuis, patiënten,

artsen, en zorgverzekeraars. Soms zie je

dat bepaalde wetgeving hapert of niet

goed functioneert. In de jaren 90 was ik

adviseur gezondheidswetgeving van de

toenmalige minister Hirsch Ballin. Ik heb

toen weer van dichtbij gezien hoe nuttig

het is, als het gaat om wetgeving, dat je

de praktijk die achter zo’n terrein schuil

gaat, goed kent. Het helpt ook weer in de

praktijk bij het adviseren van bijvoorbeeld

ziekenhuizen als je een blik achter de wet

kan werpen, dat je de bedoeling van de

wet goed snapt. Daar schort het tegen-

woordig wel aan in ambtelijk Den Haag.

Er zijn wel heel veel goede wetgevings-

juristen, maar de kennis van het praktijk-

veld, daar hapert het nog wel eens aan.

Naast uw werkzaamheden voor Nysingh en het hoogleraarschap vervult u nog meerdere nevenfuncties. Hoe ziet uw gemiddelde werkweek eruit?Ik ben veel met onderwijs bezig, zo

doceer ik in Groningen gezondheidsrecht

samen met Mr. Dorscheidt en gaat veel

van mijn tijd op aan het doen van onder-

Page 25: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014

25

zoek. In mijn loopbaan heb ik altijd vrij

veel nevenfuncties vervuld die op de één

of andere manier gerelateerd zijn aan

gezondheidszorg. Zo ben ik momenteel

voorzitter van de Raad van Toezicht van

het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. In

die werkzaamheden als voorzitter zie ik

of bepaalde wettelijke regelingen tot hun

recht komen in de gezondheidszorg. Daar

kan ik ervaren of we als overheid papieren

wettelijke regels maken die langs de

werkelijkheid heen gaan of dat het regels

zijn die bijdragen aan het beter laten func-

tioneren van de gezondheidszorg.

Momenteel ben ik ook veel bezig met

de commissie rond late zwangerschaps-

afbreking en levensbeëindiging van

ernstig gehandicapte pasgeborenen. In

die commissie behandelen we ingrijpende

vraagstukken. Tevens zit ik in de hoofd-

redactie van het tijdschrift Gezondheids-

zorg Jurisprudentie. Wij hebben daarvoor

ongeveer tien keer paar jaar een redactie-

vergadering en per vergadering evalueren

wij gemiddeld zo’n 120 rechterlijke beslis-

singen, die wij terug moeten brengen tot

18 à 20 te publiceren uitspraken. Ook

ben ik nog werkzaam als of counsel bij

Nysingh. Dat wil zeggen dat mijn werk-

zaamheden bestaan uit het meedenken en

adviezen geven aan de tien advocaten die

werkzaam zijn bij de sectie gezondheids-

recht en het behandelen van een aantal

speciale dossiers. Daarnaast ben ik actief

als mediator en arbiter bij het Nederlands

Arbitrage Instituut, allemaal op het gebied

van gezondheidszorg. Tot voor kort was ik

voorzitter van de commissie die zich op

verzoek van de minister van Volksgezond-

heid bezig hield met de herziening van de

patiëntenwetgeving. Dat heeft geleid tot

een wetsvoorstel dat nu nog steeds bij

de Eerste Kamer aanhangig is. Dat zijn

een aantal van die mooie klussen die dan

voorbij komen.

U bent naast uw werkzaamheden als of counsel bij Nysingh ook actief als voorzitter van het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. Het gezondheidsrecht is continu in ontwikkeling. Bestuurders en professionals in de zorgsector staan onder druk.

Zij moeten reageren op regelgeving die voortdurend verandert. Komen artsen door de recente ontwikkelingen niet steeds verder onder druk te staan en wordt de positie van de patiënt niet versterkt? Hoe hebt u de ontwikkeling van het gezondheidsrecht als jurist en als bestuurder door de jaren heen ervaren?In de jaren tachtig is een soort inhaalslag

begonnen om de positie van de patiënt

enigszins gestalte te geven, daarvoor

waren er eigenlijk geen specifieke regels

omtrent de positie van de patiënt. Er

waren regels over de beroepsuitoefening,

ziekenfondsen, de ziektekostenverzeke-

ring, over de bouw van een ziekenhuis

maar niet over de positie van de patiënt.

Dat staat niet op zichzelf, dat heeft te

maken met de algemene ontwikkeling

in de samenleving, de versterking van

de positie van de burger, de individuele

grondrechten, de rechtsbijstand en de

versterking van de positie van de consu-

ment in het algemeen. Op die golven

heeft de patiënt enige positie gekregen.

Tegen mensen die zeggen dat het in de

gezondheidszorg alleen maar over de

positie van de patiënt gaat, zeg ik: dat

is niet waar. Er is nog steeds heel veel

regelgeving over de beroepsuitoefening

die de meerderheid vormt. Toch is er vaak

een gevoel van dreiging of druk dat artsen

ervaren als gevolg van die versterkte

positie van de patiënt. Als ik een lezing

moet houden voor artsen begin ik vaak

met de vraag: ‘hoeveel tuchtzaken denkt

u dat er aanhangig worden gemaakt?’

Vaak hoor ik dan mensen roepen ‘tien-

duizend’ of ‘zesduizend’. Vervolgens vraag

ik hoeveel van die klachten volgens hen

gegrond worden verklaard, vaak wordt

er dan geantwoord met ‘de helft’. De

werkelijkheid is namelijk dat er in totaal

ongeveer 1500 tuchtklachten worden

ingediend over de ruwweg 300.000

beroepsbeoefenaren in de gezondheids-

zorg. De vraag is dan natuurlijk hoeveel

van die tuchtklachten nu daadwerkelijk

gegrond worden verklaard. In de afge-

lopen jaren is dat percentage gezakt tot

ongeveer 12%. Er is dus in Nederland niet

een sfeer van massaal klagen. Het alge-

mene beeld van artsen die onder druk

staan en het beeld dat er veel klachten

aanhangig worden gemaakt is dus niet

juist. Vaak wordt er ook in het spaakge-

bruik weinig onderscheid gemaakt tussen

het aantal ingediende claims en het aantal

toegewezen en gehonoreerde claims.

Het aantal ingediende en gehonoreerde

claims is nog steeds niet geëxplodeerd.

Het is echter wel zo dat door ernstige

incidenten en de risico-regelreflex, artsen

zich soms bedreigd voelen. Bijvoorbeeld

naar aanleiding van de zogenaamde

declaratiefraude die op sommige plaatsen

heeft plaatsgevonden. Het was niet altijd

duidelijk of er echt gefraudeerd was of

dat het een gevolg was van onduidelijke

regels waarbij artsen hebben geprobeerd

tot een creatieve oplossing te komen

om ook de patiënt te helpen. Wanneer

men vervolgens in de krant leest dat een

ziekenhuis 25 miljoen euro moet terug

betalen voor vermeende fraude, daar-

naast een boete krijgt en de NZA binnen

is gevallen met opsporingsambtenaren,

dan gaat er wel een gevoel van bedrei-

ging uit. Mijn kantoorgenoot Sijmons,

hoogleraar gezondheidsrecht in Utrecht,

zei daarover terecht in het journaal dat de

oorzaak ook wel te zoeken is in de moge-

lijkheid dat de regels met betrekking tot

de declaratie onvoldoende duidelijk zijn

en dat de dokter probeert een creatieve

oplossing te vinden. Een ander voorbeeld

is de zaak van de huisarts in Tuitjenhorn.

In die zaak werd huisarts Tromp op non-

actief gezet na een door hem uitgevoerde

euthanasie bij een terminaal zieke patiënt.

Die overleed kort daarna. Tromp pleegde

zelfmoord na het bevel te stoppen met

zijn praktijk. Een coassistent van het

AMC was aanwezig toen Tromp de eutha-

nasie uitvoerde en had vragen bij het

handelen van de huisarts. Ze heeft vervol-

gens melding gemaakt van de verrichte

handelingen bij haar begeleider van het

AMC. Het AMC heeft vervolgens de IGZ

(Inspectie voor de Gezondheidszorg)

ingelicht, die vervolgens het OM inscha-

kelde. Die zaak kende een geweldige

impact en wekte ten onrechte de indruk

dat huisartsen rekening moeten houden

met het risico dat er zo’n inval zonder

goede aanleiding kan plaatsvinden. Soms

heeft ook de manier waarop wordt opge-

Page 26: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

ACHTER DE DEUR VAN JFV IN CASU - OKTOBER 2014

26

treden zoals in de zaak Tuitjenhorn, wat

gepaard ging met veel wapengekletter, tot

gevolg dat de gemiddelde dokter die dat

optreden niet zo goed in een juridische

context kan plaatsen zodanig geïmpo-

neerd raakt dat er snel een gevoel van

bedreiging ontstaat.

Wat is volgens u de wisselwerking tussen de media en de gezondheidszorg? Bepalen de media de kwaliteit van de zorg? Media doen heel veel dingen ten goede

van de gezondheidszorg, bijvoorbeeld

de misstanden in de zaken Janssen Steur

of die van Yolanda Venema, zouden niet

zo in de belangstelling zijn gekomen

als de media daar niet zo voor gezorgd

hadden. De keerzijde is dat media soms

incidenten ten onrechte uitvergroten. Het

is daarom van groot belang dat instel-

lingen en beroepsbeoefenaren beseffen

hoe zo om moeten gaan met media. De

media hebben een grote invloed op de

gezondheidszorg en dit zal alleen maar

verder toenemen, zeker als je kijkt naar

de toename van het gebruik van social

media. Je moet als gezondheidszorginstel-

ling er goed van bewust zijn hoe je daar

mee om gaat en hoe je daarin proactief

beleid voert. Een interessant voorbeeld

hiervan is dat onlangs bij het Medisch

Spectrum Twente, waar ook de Jansen

Steur affaire zich heeft afgespeeld, op het

gebied van vaginakanker het ziekenhuis

zelf heeft vastgesteld dat de artsen die de

operaties uitvoerden over een bepaalde

periode, relatief gezien slechte resultaten

behaalden. Het MST heeft dat destijds zelf

ontdekt, vervolgens een onderzoek inge-

steld en maatregelen genomen. De opera-

ties op dat gebied zijn toen gestaakt en

overgeheveld naar het Universitair Medisch

Centrum Groningen. Vervolgens heeft het

ziekenhuis zelf de publiciteit gezocht door

een groot artikel te schrijven over het

voorval in het tijdschrift Medisch Contact.

Echter, heeft niemand er toen aandacht

aan besteed, zo verscheen er slechts een

klein artikel in de Volkskrant. Als de media

zelf achter de slechte resultaten waren

gekomen dan had je grote rellen gekregen

met vervolgens een uitrukkende toezicht-

houder. Maar door een actief mediabeleid

heeft het betreffende ziekenhuis de zaak

onder controle kunnen houden.

Sinds 2007 geeft u leiding aan de ‘commissie-Hubben’. Deze commissie is ingesteld om het Openbaar Ministerie te adviseren omtrent late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij zwaar gehandicapte pasgeborenen. Artsen zijn verplicht gevallen van late zwangerschapschapsafbreking (tot 24 weken) en levensbeëindiging bij de commissie te melden. Uw commissie beoordeelt vervolgens of de artsen zorgvuldig hebben gehandeld. Wat zijn de toetsingscriteria die de commissie hanteer om te beoordelen of een arts zorgvuldig heeft gehandeld? En denkt u dat de commissie zijn doel heeft bereikt?Zwangerschapsafbreking mag in Neder-

land, althans als daar een indicatie voor is

tot 24 weken, daarna is het een strafbaar

feit. Wel kan sprake zijn van een straf-

uitsluitingsgrond als voldaan is aan de

zorgvuldigheidseisen. Er zijn een aantal

belangrijke eisen. De eerste eis is dat

het moet gaan om een aandoening die

van zodanige aard is dat na de geboorte

wordt afgezien van een medische behan-

deling, omdat naar wetenschappelijk

medisch inzicht medisch handelen zinloos

wordt geacht. We moeten dat kunnen

vaststellen aan de hand van uitgevoerde

onderzoeken. Een bijkomende eis hierbij

is dat er naar wetenschappelijk medisch

inzicht geen twijfel bestaat over de diag-

nose en daarop gebaseerde prognose. Dat

is helemaal niet makkelijk vast te stellen.

Er kan namelijk verschil van inzicht zijn

over de gestelde diagnose; was die diag-

nose wel onweerlegbaar? Was die diag-

nose wel de juiste? We hebben gevallen

gehad waarin wij als commissie de

gang van zaken onderzochten en tot de

conclusie kwamen dat wij wel degelijk

twijfel hadden over de gestelde diagnose.

De volgende belangrijke eis is dat er bij

het kind dat geboren wordt sprake moet

zijn van uitzichtloos lijden. Het gaat dus

niet alleen om een aandoening die niet te

behandelen is maar ook moet er sprake

zijn van ernstig uitzichtloos lijden, dat wil

zeggen dat het niet meer te behandelen of

te verminderen is. Belangrijk punt bij het

uitzichtloos lijden is dat er sprake moet

zijn van actueel lijden, het mag niet gaan

om lijden in de toekomst. Daar draait een

belangrijk deel van de discussie om. In

bepaalde gevallen zeggen sommigen dat

er op het moment van besluitvorming

geen sprake is van lijden maar dat dat in

de toekomst wel te verwachten is. Andere

bijkomende eisen zijn dat de moeder

moet verzoeken om de beëindiging of

toestemming moet geven, dat de arts

de ouders volledig op de hoogte heeft

gesteld van de diagnose en prognose.

Ook moet tenminste één andere onaf-

hankelijke arts geraadpleegd worden en

tot dezelfde conclusie komen. Dit is ook

een zorgvuldigheidsnorm. Natuurlijk moet

de afbreking verder medisch zorgvuldig

worden uitgevoerd. Die laatste punten

zijn makkelijker te beoordelen, maar het

draait dus echt om de vraag of iedere

twijfel over de gestelde diagnose is uitge-

sloten en de zinloosheid ook evident is.

Met betrekking tot de levensbeëindiging

van gehandicapte pasgeborenen is het

nog ingrijpender nu het gaat om een

kind dat al geboren is maar lijdt aan een

aandoening die met zich meebrengt dat er

sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk

lijden. Daar komt bij dat er sprake moet

zijn van lijden in de zin van heersend

medisch inzicht, dus niet alleen volgens

de behandelende dokter. Tevens moet

vaststaan dat naar medisch wetenschap-

pelijk inzicht medisch ingrijpen zinloos is

en mag er ook geen twijfel zijn over de

gestelde diagnose en de daarop geba-

seerde prognose. Dat is de kern. Maar ook

gelden hier weer de eisen van de instem-

ming van de ouders, de ouders moeten

volledig geïnformeerd zijn, er moet een

onafhankelijke arts zijn geraadpleegd en

de zorgvuldigheidsnormen moeten in acht

zijn genomen. Met betrekking tot de vraag

of de commissie zijn doel heeft bereikt

zou ik die vraag met ‘ja’ en ‘nee’ willen

beantwoorden. De commissie bestaat

inmiddels bijna acht jaar en in die acht

jaar hebben wij meermaals meldingen

gekregen van verlate zwangerschapsaf-

brekingen. In enkele gevallen zijn wij tot

de conclusie gekomen dat het afbreken

van de zwangerschap niet zorgvuldig is

geweest. Maar van de levensbeëindiging

Page 27: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

van ernstig gehandicapte pasgeborenen

is er in al die jaren maar één melding

geweest, dus in dat opzicht kun je niet

stellen dat de commissie aan zijn doel

beantwoordt. We weten namelijk wel uit

het evaluatieonderzoek dat heeft plaats-

gevonden dat er meerdere gevallen zijn

geweest van levensbeëindiging. Dus als je

stelt dat de commissie is bedoeld om te

toetsen en te oordelen maar vervolgens

zijn er gevallen die niet worden gemeld

dan kan je in dat opzicht niet zeggen dat

het helemaal goed gaat. Waar het vooral

om draait is het criterium dat er sprake

moet zijn van actueel lijden. Er zijn vrij

veel beroepsbeoefenaren op dit gebied

die stellen dat het niet altijd overtuigend is

vast te stellen dat er sprake is van actueel

lijden, maar er vrijwel zeker van zijn dat

zich in de naaste toekomst ernstig lijden

voor zal doen. Er is toch wel een zekere

beweging die vindt dat daarvoor ruimte

zou moeten bestaan. De huidige regeling

laat daarvoor geen ruimte nu het moet

gaan om actueel lijden. Als commissie

kunnen wij wel begrip opbrengen voor

die redenering maar als jurist wil je graag

dat wanneer je een uitzondering maakt,

die uitzondering wel goed gemotiveerd en

afgebakend kan worden. De vraag is dan

wat je bedoelt als je zegt dat ook toekom-

stig lijden reden kan zijn voor levensbe-

eindiging. Je denkt als jurist al snel aan de

risico’s daarvan; wie moet dat dan gaan

bepalen en is er wel voldoende consensus

in de beroepsgroep over wat dan toekom-

stig lijden is? Als die consensus er niet is,

neem je een groot risico.

Het grote voordeel van de regeling inzake

de commissie-Hubben, zoals die de afge-

lopen jaren heeft gegolden in Nederland, is

dat het in ieder geval tot een indringende

discussie heeft geleid in vele klinieken en

in de beroepsgroep die met deze proble-

matiek geconfronteerd wordt. Het heeft

in ieder geval een grotere doordachtheid

gecreëerd, de problematiek is serieus

genomen en is er veel over gediscussieerd

en niet, zoals in sommige andere Euro-

pese landen, in achterkamertjes terecht

gekomen. Het feit dat er in ieder geval met

betrekking tot de levensbeëindiging, niet

alle bestaande gevallen gemeld worden is

op zichzelf niet zonder meer een teken dat

de regeling niet goed functioneert.

U heeft in uw loopbaan al vele functies vervuld, heeft u nog doelen? Ik kan terugkijken op een loopbaan met

veel mooie en boeiende functies op afwis-

selend juridisch gebied. Ik heb mij wel

voorgenomen om tijdig op de woonlo-

caties van mijn kinderen te verschijnen

nu mijn dochter rechter is op Curaçao en

mijn zoons werkzaam zijn in Singapore

en Berlijn. Dat vereist wel een gedis-

ciplineerd reisschema. Ik vind het erg

mooi om te zien dat mijn dochter toch

enigszins in mijn voetsporen is getreden.

Ook is mijn doel om nog enkele proef-

schriften van een aantal promovendi tot

een goed einde te brengen. Tevens is er

is nog genoeg interessants te doen op het

terrein van onderzoek en onderwijs in het

gezondheidsrecht.

Wilt u de studenten nog iets meegeven?Studenten zijn vaak al heel vroeg bezig

met CV opbouwen, ze kijken vaak al vroeg

wat ze moeten omdat ze op een bepaalde

positie terecht willen komen.

Soms moet je jezelf juist breed geori-

enteerd houden. Dat geeft meer kans

aan het toeval voor een combinatie van

dingen die goed zijn. Je moet niet teveel

al precies willen uitrekenen dat je bijvoor-

beeld advocaat bij een bepaald kantoor

wil worden. Ook zou ik studenten nog iets

mee willen geven met betrekking tot het

gezondheidsrecht. De gezondheidszorg

is namelijk niet alleen een markt waarin

ongeveer 80 miljard euro rond gaat maar

het betekent ook dat er heel veel gebeurt.

Er zijn heel veel ziekenhuizen, zorgver-

zekeraars, grote organisaties of overkoe-

pelende organisaties waar juristen nodig

zijn. Ik zie altijd veel interessante posities

in de gezondheidszorg. Dus het eerste

advies is; houd je breed georiënteerd,

geef het toeval een kans en perk je niet

te vroeg in. Het tweede advies is dat het

gezondheidsrecht niet alleen een interes-

sant vak is dat midden in de samenleving

staat maar het biedt ook goede en inte-

ressante arbeidsperspectieven.

ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014

27

Page 28: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

28

Gezondheidsrecht: Column

Bepalen media de gezondheidszorg?Door Jolein Holtz

HENK LEENEN, HOOGLERAAR GEZONDHEIDSRECHT AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN, GAF

DIT JAAR EEN LEZING OVER DE WISSELWERKING TUSSEN MEDIA EN DE GEZONDHEIDSZORG.

TWITTER, FACEBOOK, TELEVISIE, ALLE MEDIA ZORGEN ERVOOR DAT MEN BEPAALDE AANNAMES

HEEFT OVER ONDERWERPEN. EVEN SCROLLEN DOOR EEN NIEUWSSITE EN JE ZIET EEN ARTIKEL

OVER DE ZORG. ALLE ONDERWERPEN IN DEZE IN CASU ZIJN OOK TOT STAND GEKOMEN MET BEHULP VAN DE

MEDIA. BIJVOORBEELD DE VRAAG OF INENTINGEN VERPLICHT MOETEN WORDEN GESTELD; MOCHT ER GEEN

KRANT ZIJN GEWEEST OM DAT ENE STERFGEVAL IN KOEIENLETTERS OP DE VOORPAGINA TE VEREEUWIGEN,

DAN WAS NIEMAND HIER BEWUST MEE BEZIG GEWEEST. OF EUTHANASIE, IEDEREEN HEEFT EEN MENING OVER

OF DIT WEL OF NIET MAG. MAAR HAD MEN HIER OOK BIJ STILGESTAAN ALS NIET IEDER VERHAAL HIEROVER

ZIJN WEG VINDT NAAR DE KRANT EN/OF TELEVISIE? IN DIT ARTIKEL WIL IK KORT STILSTAAN BIJ DE POSITIEVE

EN NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE MEDIA OP DE GEZONDHEIDSZORG. WANT DEZE ZIJN ZEKER NIET ALLEEN

NEGATIEF.

Page 29: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

COLUMNJFV IN CASU - OKTOBER 2014

29

Positieve effectenIn de vorige eeuw waren artsen een

apart ras. Ze stonden bekend om dat ze

erg overtuigd van zichzelf waren en deze

overtuiging ging ook mee naar hun werk.

Bijvoorbeeld bij het verwijderen van de

borst bij borstkanker. Waar men eerst een

deel van de borst wegnam, bleek uitein-

delijk dat dit bepaalde uitzaaiingen niet

verwijderde. Hierdoor gingen de artsen

steeds meer verwijderen, totdat de gene-

ratie jonge artsen ging roepen om een

objectief onderzoek naar de meest prak-

tische manier van het verwijderen van de

borst. De artsen waren het hier niet mee

eens, zij waren overtuigd van hun eigen

gelijk, maar dankzij de patiëntenbeweging

en steun van de media is dit onderzoek er

uiteindelijk toch gekomen.

Meer recent: de zaak Brandon en Jolanda

Venema, de vastgeketende jongge-

handicapten over wie foto’s en video’s

verschenen in de media. Deze beelden

kregen aandacht in alle media, maar

ook van politici, waardoor men aandacht

kreeg voor de jonggehandicaptenzorg en

hoe deze verbeterd kon worden. En wat

dacht je van Jansen Steur, de ex-neuro-

loog die bij honderden mensen verkeerde

diagnoses stelde. Zijn vervolging werd

pas echt ingesteld nadat de media hier

aandacht aan hadden geschonken.

Mensen stellen ook steeds meer kritische

vragen in de media over de zorg, waarna

er soms televisieprogramma’s worden

geproduceerd over deze vragen.

Negatieve effectenJournalisten zijn vaak op zoek naar de

smeuïgste details en zijn bereid hiervoor

een flinke som geld neer te leggen. Het

is dan ook niet verbazingwekkend dat

regelmatig, vaak na het overlijden van

een patiënt, patiëntgegevens worden

verspreid via de media. Zo maakte een

patholoog in Nederland allerlei gevoelige

informatie bekend over de oudste vrouw

van Nederland. Hij vertelde haar medische

geschiedenis, uitkomst van de sectie,

woonplaats, noem maar op.

Zo had de ondergang van het Ruwaard

van Puttenziekenhuis waarschijnlijk niet

plaatsgevonden als de media zich er niet

mee hadden bemoeid. In dit ziekenhuis

was intern onrust uitgebroken over een

onderzoek over de sterftecijfers (door het

ziekenhuis uitgevoerd). Al snel werd dit

opgepakt door de media en werden de

cijfers gepubliceerd in de krant. Hierdoor

voelde de gehele Nederlandse bevolking

zich geroepen haar kritiek te uiten en dit

heeft uiteindelijk geleid tot de ondergang

van het ziekenhuis. Na deze ondergang

werd opnieuw onderzoek gedaan waar

onder andere uit bleek dat deze cijfers

niet bijzonder waren, maar meer zieken-

huizen gelijke sterftecijfers hadden.

Veel negatieve effecten hebben ook te

maken met de druk die specialisten

voelen om te scoren in de pers. Men laat

zich te snel ongenuanceerd uit. Zo riep

hoogleraar Diederik Stapel ooit: ‘Vlees-

eters zijn agressiever dan vegetariërs’,

een uitspraak waar hij eerst de onder-

zoeksresultaten voor gemanipuleerd had.

Een ander voorbeeld betreft de Eyeworks

affaire (‘24 uur op de spoedeisende hulp’).

Hierbij ondertekende het ziekenhuis een

contract met Eyeworks om patiënten en

hun familie en vrienden te filmen op

ontroerende momenten. Dit programma

diende geen enkel medisch doel, maar

was alleen gericht op het trekken van de

aandacht van de media.. Het programma

heeft maar één uitzending gehad omdat

het een duidelijke inbreuk opleverde op

de privacy van de gefilmden, aangezien zij

niet wisten dat ze gefilmd werden.

Media-effectenVolksgezondheid is van zeer hoge prio-

riteit, voor iedereen. Dat uit zich in een

grote variatie medische programma’s

op de televisie. Met deze programma’s

stimuleert men mede de transparantie

van de gezondheidszorg. Deze transpa-

rantie wordt ook op andere manieren

gestimuleerd. Zo zijn ziekenhuizen sinds

1 januari 2014 verplicht om onder andere

sterftecijfers te publiceren. Dit is natuur-

lijk in eerste instantie positief. Maar als je

er verder over nadenkt zul je je beseffen

dat deze cijfers weinig zeggen. Zo zijn

ligging van het ziekenhuis, afdelingen,

voorzieningen en andere factoren niet in

de cijfers meegenomen.. Men kan dus

conclusies trekken naar aanleiding van

de cijfers die absoluut niet waar hoeven

te zijn. Dit benadrukt maar weer dat men

voorzichtig moet zijn met informatie in de

media brengen. Soms lijkt het mensen

niet duidelijk hoe groot een media-effect

kan zijn.

ConclusieGezondheid is een groot goed. Niet

verbazingwekkend dus dat de bevolking

hier transparantie in eist. Het maakt het

dan ook onvermijdelijk dat de media

hier hun licht over laten schijnen. Maar

als ook professionele partijen de media

gaan gebruiken, is het belangrijk dat er

een bepaald mediabeleid is. Gebeurt dit

niet, dan zullen er nog vele misverstanden

ontstaan. Berichten in de media zullen

dan alle aandacht krijgen, terwijl niet-

belichte onderdelen van de zorg verwaar-

loosd worden.

Ter verduidelijking: dit betreft een

samenvatting van de lezing aangevuld

met opiniestukken.

Page 30: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

GEZONDHEIDSRECHTS JFV IN CASU - OKTOBER 2014

30

Gezondheidsrecht: Personae

Herman Kamminga over de decentralisatie jeugdzorgDoor Michelle Bruijn

IN DEZE PERSONAE STAAT NIET ZO ZEER EEN PERSOON CENTRAAL, MAAR EEN ONTWIKKELING BINNEN

HET RECHT. OP 1 JANUARI 2015 TREEDT DE NIEUWE JEUGDWET NAMELIJK IN WERKING. DEZE JEUGDWET

HEEFT TOT DOEL HET JEUGDSTELSEL TE VEREENVOUDIGEN EN EFFECTIEVER EN EFFICIËNTER TE MAKEN.

JEUGDZORG STAAT VOOR DE ONDERSTEUNING VAN KINDEREN EN OUDERS BIJ OPGROEI- EN OPVOE-

DINGSPROBLEMEN. OP DIT MOMENT LIGT DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DEZE ZORG VERSPREID OVER

HET RIJK, DE PROVINCIES EN DE GEMEENTEN. IN DE PRAKTIJK ZORGT DIT ERVOOR DAT DE ZORG SOMS TE

KORT SCHIET. DE OVERHEID VOND DE OPLOSSING VOOR DEZE VERSNIPPERING IN DE DECENTRALISATIE VAN

DE JEUGDZORG. VANAF 1 JANUARI 2015 VALT DE JEUGDZORG DAAROM ONDER DE VERANTWOORDELIJKHEID

VAN DE GEMEENTEN. PROJECTLEIDER DECENTRALISATIE JEUGDZORG VOOR DE GEMEENTEN HOOGEZAND-

SAPPEMEER, SLOCHTEREN EN MENTERWOLDE, HERMAN KAMMINGA, BESPREEKT DE INS EN OUTS VAN DE

AANKOMENDE DECENTRALISATIE.

Page 31: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

PERSONAEJFV IN CASU - OKTOBER 2014

31

PersonaHerman Kamminga is werkzaam als

projectleider decentralisatie jeugdzorg

voor de gemeenten Hoogezand-Sappe-

meer, Slochteren en Menterwolde. In

deze hoedanigheid zorgt hij ervoor dat

de decentralisatie in goede banen wordt

geleid, dit doet hij samen met twee

andere projectleiders.

Kamminga is altijd werkzaam geweest bij

de overheid, ondanks dat daar in eerste

instantie niet zijn passie lag. Zijn passie

lag bij de kunst, maar hij werd uitgeloot

voor de kunstacademie Minerva. Nadat

hij werd uitgeloot kwam hij terecht bij de

gemeente Assen op het archief. Hier is zijn

interesse voor het bestuursrecht ontstaan.

Hij besloot toen om een studie te volgen

bij de Bestuursacademie. Nadat hij was

afgestudeerd en een aantal jaren op de

arbeidsmarkt had rondgekeken, besloot

hij om alsnog naar de kunstacademie

te gaan. Er is alleen weinig brood te

verdienen in de kunstwereld en zodoende

kwam hij na zijn studie aan Minerva toch

weer terecht bij de gemeente.

Kamminga werkt nu geruime tijd bij de

gemeente Hoogezand-Sappemeer en

noemt dit een uitdagende gemeente. Dit

komt met name door de vele doorgroei-

mogelijkheden die hij binnen de gemeente

krijgt en de grote sociale problematiek

in de gemeente. Hierbij kan er worden

gedacht aan de hoge werkeloosheid en

een groeiend aantal ‘probleemjongeren’.

DecentralisatieOp dit moment liggen de taken voor de

jeugdzorg verspreid over het Rijk, de

provincies en de gemeenten. Deze taken

worden per 1 januari 2015 overgedragen

aan de gemeenten. Dit gebeurt onder

andere omdat de gemeente de bestuur-

slaag is die het dichtst bij de burger staat.

Hierdoor wordt er verwacht dat zij effec-

tievere zorg kan bieden. Gemeenten zijn

namelijk beter in staat om integraal beleid

te ontwikkelen en op maat gemaakte zorg

te leveren. Daarnaast ontstaat er door de

decentralisatie één wettelijk kader en één

financieringssysteem.

Het huidige mechanisme van de jeugd-

zorg is gefragmenteerd, verkokerd en

iedereen werkt langs elkaar heen. Op

rijksniveau is het zelfs zo erg dat men

totaal geen idee heeft hoeveel geld er

is. Er is geen idee wat de effectiviteit is

van de investeringen in de zorg. Herman

Kamminga noemt dit een trieste consta-

tering. Volgens Kamminga staat het dan

ook buiten kijf dat een reorganisatie van

de jeugdzorg hard nodig is. Of deze reor-

ganisatie ook moet komen in de vorm van

een decentralisatie is een andere vraag.

Volgens Herman Kamminga is het orga-

niseren van jeugdzorg op gemeentelijk

niveau heel goed mogelijk. Dit kan alleen

niet op de schaal waarop gemeenten

nu georganiseerd zijn. Veel gemeenten

zijn daar te klein voor en hebben onvol-

doende uitvoeringskracht om deze extra

taken op zich te nemen. Dit betekent dat

de bestuurlijke eenheden groter moeten

worden. Gemeenten moeten meer gaan

samenwerken en misschien zelfs wel

fuseren. Dit duidt echter op een paradox.

Een van de redenen voor deze transitie is

immers dat de gemeente de bestuurslaag

is die het dichtst bij de burger staat. Als

gemeenten moeten fuseren om de nieuwe

taken te kunnen uitvoeren creëer je juist

een afstand tot de burger.

Het wordt dus een uitdaging om ervoor

te zorgen dat de afstand tussen bestuur

en burger niet groter wordt. Hierbij kan er

worden gedacht aan moderne vormen van

contact zoals het internet. Hier liggen nog

veel kansen voor gemeenten.

PrivacywetgevingDe decentralisatie brengt ook het onder-

werp over de bescherming van de privacy

op tafel. Door de transitie krijgt de

gemeente de verantwoordelijkheid over

de jeugdzorg. Hierdoor krijgt zij onder

andere de beschikking over veel gegevens

van gezinnen. Gezinnen zijn bang dat de

gemeente de gegevensbestanden aan

elkaar gaat koppelen en daarnaast maken

zij zich zorgen over de toegang tot deze

privacygevoelige informatie. De discussie

omtrent deze kwestie is nog steeds

gaande, bovenstaande kwestie staat

namelijk op gespannen voet met de Wet

bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Zowel in de structuur en aansturing

van de organisatie als in de gegevens-

verwerking moeten de rollen duidelijk

gescheiden worden. Er moet constant

worden gewerkt vanuit de vraag hoe de

gegevens van de burger het best kunnen

worden beschermd. Op uitvoeringsniveau

zullen gemeenten pas kennisnemen van

privégegevens als dat absoluut noodza-

kelijk is. De burger is op zijn beurt zelf

verantwoordelijk voor het overdragen van

de gegevens. Het is aan de burger om te

bepalen welke gegevens hij overdraagt.

Ditzelfde geldt voor het koppelen van

gegevens. Dit mag alleen als het gericht

is op het bereiken van een doel binnen

een gezin. Er wordt uitgegaan van één

plan en één gezin. Hierboven komt een

professional. Het is aan hem of haar om

“De fragmentatie is een trieste constatering.”

“Met de beleidsvrijheid ontstaat een groot risico voor

rechtsongelijkheid.”

Page 32: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

PERSONAE JFV IN CASU - OKTOBER 2014

32

te beoordelen of bepaalde informatie

moet worden gedeeld, met wie en met

welke reden. De gegevensdeling is dus

in handen van een onafhankelijke profes-

sional. De Wbp is daarnaast erg strikt in

de grenzen rondom de gegevensdeling.

Als er geen sprake is van een bedreiging

van de veiligheid of welzijn van de betrok-

kene, mag de gegevensdeling alleen met

instemming van de betrokkene plaats-

vinden. Wat wel mag is een geanonimi-

seerde versie.De gemeenten houden dus

te allen tijde hun verantwoordelijkheid

richting de wet.

Rechts(on)gelijkheidDe Jeugdwet geeft de gemeenten veel

beleidsvrijheid. Het aanbod en de toegang

tot jeugdzorg wordt bepaald door de

keuzes die worden gemaakt op gemeen-

telijk niveau. Hier ligt een groot risico

voor rechtsongelijkheid. Iets wat Herman

Kamminga niet ontkent. De Jeugdwet

heeft het echter niet over ‘recht op hulp’.

De Jeugdwet spreekt over een verplichting

van de gemeente om adequate jeugd-

hulp te bieden. De wet geeft hier dus de

mogelijkheid om maatwerk te bieden. Wat

de negatieve effecten met het oog op de

rechtsgelijkheid zullen zijn, is afwachten.

De vraag is of gemeenten enerzijds hun

verantwoordelijkheid kunnen nemen en

of ze anderzijds ook de ruimte aan de

professionals en gezinnen kunnen laten

om het zelf op te lossen.

VeranderingenHerman Kamminga heeft enkele veran-

deringen genoemd die de lacunes in de

oude Wet op de Jeugdzorg uit 2005 op

gaan vullen: Zoals al eerder genoemd

zorgt het huidige financiële systeem

voor nogal wat problemen. Dit komt met

name doordat de taken van de jeugdzorg

verspreid liggen over het Rijk, de provin-

cies en de gemeenten. Dit zorgt ervoor dat

er ook allerlei verschillende ‘geldpotjes’

zijn. Hierdoor is er weinig sturing op het

geld en ook weinig verantwoordelijkheid.

Nu dit wordt ondergebracht bij de

gemeenten, komt dit op de begroting

te staan en wordt het gecontroleerd. De

gemeente krijgt nu dus de verantwoor-

delijkheid. Het wordt teruggebracht naar

de lokale overheid en daarmee naar de

lokale democratie.

In het huidige systeem komt het nog wel

eens voor dat een project wordt stopgezet

omdat het geld op is. Dit is een gevolg

van het feit dat er nauwelijks zicht is op

de financiële middelen. In het nieuwe

systeem is dit dus ondenkbaar.

Daarnaast neemt de druk op de profes-

sionele zorg af door de aankomende

transitie. In het huidige systeem is het zo

dat er een standaard zorgtraject is voor

kinderen die bijvoorbeeld worden gedi-

agnosticeerd met ADHD (Attention Deficit

Hyperactivity Disorder). In het nieuwe

systeem komt er een onafhankelijke

instelling of organisatie die de diagnose

stelt en advies geeft. Er wordt hierbij

niet alleen gekeken naar het kind, maar

ook het systeem wordt onder de loep

genomen. Op basis hiervan wordt er een

op maat gemaakt plan opgesteld voor

het kind. Zo wordt de zorgaanbieder niet

langer verleid om zorg te genereren, want

het probleem wordt onafhankelijk van de

zorgaanbieder bekeken.

Zo zijn er nog vele veranderingen in de

nieuwe Jeugdwet die ervoor moeten

gaan zorgen dat het jeugdstelsel snel

en goed op maat wordt gemaakt. Hierbij

ligt de nadruk op de twee belangrijkste

tekortkomingen uit de huidige Wet op de

Jeugdzorg. Dat zijn de hoge kosten en de

tekortschietende samenwerking rondom

kinderen en gezinnen.

Als Herman Kamminga zelf iets zou mogen

veranderen aan de aankomende decen-

tralisatie van de jeugdzorg dan zou hij

graag een extra jaar de tijd willen. Op dit

moment zitten de gemeenten Hoogezand-

Sappemeer, Slochteren en Menterwolde

in het traject van concretisering van het

beleidsplan en de uitvoeringsplannen en

verordeningen. 1 november 2014 moet

het beleidsplan voldoen aan alle gestelde

eisen en 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet

in werking en moet de decentralisatie

helemaal rond zijn. Het is voor iedere

gemeente hard hollen om de gestelde

deadlines te halen. Op 1 januari 2015

zullen we zien of dat hard genoeg was.

“Het is voor iedere gemeente hard hollen om de gestelde

deadlines te halen.”

Page 33: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Bezoek ons op studystore.nlof onze winkel in Groningen:

Oude Kijk in ´t Jatstraat 199712 EA Groningen(naast de UB)

Jouw studievereniging wil het je zo voordelig en makkelijk mogelijk maken.Dus hebben ze een boekenleverancier die daarbij past.

Page 34: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

34

Gezondheidsrecht: Juridisch Actueel

Wmo 2015: Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappijDoor Willemien Dikkers

AL JARENLANG VORMEN DE UITGAVEN AAN DE ZORG EEN OMVANGRIJKE KOSTENPOST OP DE

RIJKSBEGROTING. EEN GROOT DEEL VAN DE UITGAVEN KOMT VOOR REKENING VAN DE LANGDU-

RIGE ZORG IN HET KADER VAN DE ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN (AWBZ). DIT STEL-

SEL KAN ECHTER NIET LANGER BEKOSTIGD WORDEN, OMDAT DE UITGAVEN IEDER JAAR OPNIEUW

DE INKOMSTEN OVERSTIJGEN. HERVORMINGEN ZIJN DAAROM NOODZAKELIJK EN DE WET MAATSCHAPPELIJKE

ONDERSTEUNING 2015 (WMO 2015) IS HIER EEN VOORBEELD VAN. EEN GROOT DEEL VAN DE AWBZ WORDT

NAMELIJK OVERGEHEVELD NAAR DE WMO 2015 WAARDOOR DE VERANTWOORDELIJKHEID BIJ DE GEMEENTEN

KOMT TE LIGGEN. DEZE HERVORMING LEVERT DE SCHATKIST RUIM 3 MILJARD EURO OP. 1

Wmo 2007Met de invoering van de AWBZ in 1968 is

een volksverzekering in het leven geroepen

die burgers beschermt tegen risico’s die

niet onder de zorgverzekeringen vallen.

Daarbij kan gedacht worden aan verpleeg-

huiszorg of (langdurig) verblijf in een

gehandicapteninstelling. Vaak gaat het om

langdurige zorg waarvan de kosten maar

door weinig mensen zelf kunnen worden

gefinancierd. In de loop der jaren zijn de

taken van de AWBZ geleidelijk uitgebreid.

Dit heeft geleid tot een forse stijging van

de kosten van de volksverzekering. In

2007 is een begin gemaakt om de onbe-

taalbare druk op de AWBZ te verminderen.

Er zijn taken overgeheveld naar de in

2007 in werking getreden Wet maatschap-

pelijke ondersteuning 2007 (Wmo 2007).

Voornamelijk huishoudelijke verzorging,

persoonlijke verzorging en ondersteu-

nende begeleiding zijn ondergebracht in

de Wmo 2007.2 Hierdoor kunnen mensen

langer thuis blijven wonen en hoeft er

geen beroep te worden gedaan op dure

zorg, zoals verblijf in een instelling. Naast

de economische argumenten om deze wet

in te voeren, lag er ook een maatschap-

pelijk doel aan ten grondslag. De overheid

tracht namelijk iedereen te stimuleren om

actief deel te nemen aan de samenleving.

Daarbij wordt de focus gelegd op zelfred-

zaamheid en het bieden van ondersteu-

ning in het maatschappelijk participeren.3

Dit moet personen met een beperking in

staat stellen: ‘een huishouden te voeren,

zich te verplaatsen in en om de woning,

zich lokaal te verplaatsen per vervoer-

middel en medemensen te ontmoeten en

op basis daarvan sociale verbanden aan

te gaan’, aldus artikel 4 lid 1 Wmo 2007.

CompensatieplichtIn artikel 4 lid 1 Wmo 2007 is de compen-

satieplicht van gemeenten verwoord.

Op basis van de compensatieplicht zijn

gemeenten gehouden hun ingezetenen

te compenseren, indien zij kampen met

beperkingen die hen belemmeren in maat-

schappelijke participatie en zelfredzaam-

heid. De compensatieplicht resulteerde

vaak in het verlenen van standaardvoor-

zieningen die niet altijd het probleem

van de hulpbehoevende burger oplosten.

Naar aanleiding hiervan is het project ‘De

Kanteling’ gestart met als doel het leveren

van maatwerk.4 Dit betekende onder

andere dat er een cultuuromslag moest

plaatsvinden in het verlenen van voorzie-

ningen. Hierbij werd de nadruk gelegd op

het zoveel mogelijk in gesprek gaan met

de hulpbehoevende burger, zodat de voor-

ziening bij zijn wensen en behoeften zou

aansluiten.5 ‘De Kanteling’ is opgenomen

in de nieuwe Wmo 2015.

Page 35: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

JURIDISCH ACTUEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014

35

Volgens het wetsvoorstel vindt er eerst

een onderzoek plaats waarbij de situatie

van de burger volledig in kaart wordt

gebracht. Dit houdt in de eerste plaats in

dat er wordt onderzocht wat zijn hulpvraag

met betrekking tot de beperking is en

waar de voorkeur van de betrokkene naar

uitgaat. In de tweede plaats wordt het

sociale netwerk van de hulpbehoevende

in kaart gebracht. Dit vormt een belang-

rijk element van de nieuwe wet. Het wets-

voorstel benadrukt dat in eerste instantie

bezien moet worden of de om hulp verzoe-

kende burger zich kan redden met ‘gebrui-

kelijke hulp’ dan wel met ‘mantelzorg’. De

betrokkene is volgens het wetsvoorstel

daarmee afhankelijk van zijn (naaste) fami-

lieleden of vriendenkring. Men dient zich

dus allereerst te wenden tot zijn sociale

netwerk, alvorens het college besluit tot

het verlenen van een voorziening. Mocht

uit het onderzoek blijken dat de burger

geholpen kan worden met een algemene

voorziening, zoals deelnemen aan activi-

teiten in een buurthuis ter bestrijding van

de eenzaamheid, dan komt hij hiervoor in

aanmerking. Tot slot kan na afronding van

het onderzoek blijken dat een maatwerk-

voorziening in het voorkomende geval

geschikt is.6 De opbouw van de wet lijkt

echter te suggereren dat dit als ultimum

remedium aangewend moet worden.

Persoonsgebonden budgetIn de Wmo 2007 had de ontvanger van een

(individuele) voorziening de keuze tussen

een voorziening in natura of een persoons-

gebonden budget (pgb). Het verschil is dat

in het eerste geval de gemeente bijvoor-

beeld een rolstoel aanbiedt en in het

tweede geval de gemeente een budget

verschaft aan de burger om een rolstoel

te kopen. Uit de memorie van toelichting

van de Wmo 2007 blijkt dat gemeenten

actief gestimuleerd moesten worden een

persoonsgebonden budget te verlenen

vanwege haar ‘positieve kenmerken’.7

Later bleek echter dat het persoonsge-

bonden budget erg fraudegevoelig was en

werd er veel kritiek geuit op deze vorm

van ondersteuning.8 In de nieuwe Wmo is

het persoonsgebonden budget niet afge-

schaft. Uit de memorie van toelichting

blijkt echter dat de voorziening in natura

wordt verkozen boven de uitkering van

een persoonsgebonden budget. Om de

fraude zoveel mogelijk terug te dringen

is er daarnaast voor gekozen om van

het pgb een trekkingsrecht te maken. Dit

houdt in dat de persoon in kwestie niet

zelf beschikt over zijn persoonsgebonden

budget, maar dat het hem toegekende

bedrag in beheer komt van de Sociale

Verzekeringsbank (SVB), die namens het

college van burgemeester en wethouders

de betalingen verricht.9 Bovendien zijn

er strenge voorwaarden verbonden aan

de mogelijkheid een persoonsgebonden

budget toe te kennen. Zoals blijkt uit het

wetsvoorstel dient de aanvrager van een

voorziening te onderbouwen waarom hij

een pgb verkiest boven een voorziening in

natura en is het college van burgemeester

en wethouders verplicht te onderzoeken

of de aanvrager in staat is zelfstandig de

benodigde hulpmiddelen of diensten aan

te schaffen.10

BeleidsvrijheidKenmerkend aan het wetsvoorstel Wmo

2015 is de mate van beleidsvrijheid die

aan gemeenten wordt toegekend. Dit is te

herkennen aan zinsneden zoals ‘naar het

oordeel van het college’ en de in artikelen

opgenomen kan-bepalingen, die regel-

matig voorkomen in het wetsvoorstel. De

beleidsvrijheid van gemeenten heeft moge-

lijk twee gevolgen. In de eerste plaats kan

deze leiden tot een grote verscheidenheid

in de Wmo-praktijk tussen gemeenten.11 In

de tweede plaats zijn rechters gehouden

een marginale toets te verrichten indien

het college een ruime beleidsvrijheid is

toegekend.12 Daardoor kunnen er vraag-

tekens geplaatst worden bij de mate van

rechtsbescherming die burgers genieten.

Op grond van de huidige Wmo verrichten

rechters een volle toets ten aanzien van

de invulling van de compensatieplicht13,

terwijl de regering ten tijde van de invoe-

ring van de WMO 2007 destijds ook voor

ogen had dat rechters een marginale

toets zouden verrichten.14 De praktijk zal

moeten uitwijzen hoe de jurisprudentie

zich ontwikkelt.

ConclusieAnders dan in de Wmo 2007 is er in de

nieuwe Wmo een grotere rol weggelegd

voor de participatiesamenleving. Het

verlenen van een maatwerkvoorziening

wordt gezien als een laatste station. Hier-

door zijn hulpbehoevende burgers meer

afhankelijk van hun sociale netwerk. Daar-

naast worden er minder snel persoonsge-

bonden budgetten verleend ter bestrijding

van het fraudeprobleem en is het pgb een

trekkingsrecht geworden. Kenmerkend aan

het wetsvoorstel is de ruime beleidsvrij-

heid die gemeenten krijgen bij de invulling

van de Wet maatschappelijke ondersteu-

ning. Bij nadere beschouwing van de Wmo

2007 en de Wmo 2015 wordt duidelijk dat

in 2007 de trend is gestart om burgers

minder afhankelijk van de overheid te

maken. De Wmo 2015 borduurt hierop

voort.

1 Auteur onbekend, ‘Wetsvoorstellen met

bezuinigingsdoelstelling van 50 miljoen

of meer’, NJB 2013/1388.

2 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.

5 (MvT).

3 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.

5 (MvT).

4 Rapport De Kanteling, ‘Compensatie-

plicht en Kanteling – Onze visie op de

Wmo’, CG-Raad, CSO en VCP.

5 M. Vermaat, ‘Maatwerk in het wetsvoor-

stel maatschappelijke ondersteuning

2015’, NJB 2014/1018.

6 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3, p.

121 t/m 125.

7 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.

11 (MvT).

8 T. van der Linden, ‘Fraude pgb voor-

komen met de juiste beheersingsmid-

delen’, wmokantoor.blogspot.nl.

9 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3, p.

125 (MvT).

10 Kamrstukken II 2013/14, 33 841 (Wets-

voorstel Wmo 2015, art. 2.3.6 lid 2)m.

11 W.I. Koelewijn & E.E. Schaake, ‘Minder

compenseren meer participeren’, De

gemeentestem 2014, nr. 2, p. 7.

12 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3,

p. 122.

13 CRvB 10 december 2008, JB 2009/47,

RSV 2009/24 en USZ 2009/14, r.o.

4.2.2.

14 W.I. Koelewijn & E.E. Schaake, ‘Minder

compenseren meer participeren’, De

gemeentestem 2014, nr. 2, p. 7.

Page 36: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

36

Gezondheidsrecht: Uitgelicht

Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor MoekDoor Gerben Hoijtink

VEEL MENSEN ZULLEN ZICH DE SPRAAKMAKENDE ZAAK OMTRENT ALBERT HERINGA HERINNEREN.

IN 2008 HIELP HERINGA ZIJN MOEDER BIJ HAAR DOOD. ZIJN STIEFMOEDER, DE 99-JARIGE MARIE

HERINGA (DOOR FAMILIELEDEN LIEFKOZEND ‘MOEK’ GENOEMD), WILDE NIET MEER LEVEN. ZE LEED

ONDER ANDERE AAN HARTFALEN, BOTONTKALKING EN BLINDHEID. HAAR LEVEN WAS NAAR EIGEN

ZEGGEN ‘VOLTOOID’. HAAR HUISARTS STELDE ZICH TERUGHOUDEND OP OVER EUTHANASIE, DUS BESLOOT ZE

DE DAAD ZELF TE VERRICHTEN. HERINGA HAD EEN VERZAMELING MALARIAPILLEN, WELKE IN GROTE HOEVEEL-

HEDEN DODELIJK ZIJN. HERINGA HEEFT DEZE VERMALEN EN IN EEN BAKJE MET YOGHURT GEDAAN. DAARNAAST

HEEFT HIJ NOG WAT ANDERE HANDELINGEN VERRICHT OM DE ZELFDODING VAN ZIJN MOEDER MOGELIJK TE

MAKEN. OP 7 JUNI 2008 EET MEVROUW HERINGA DE YOGHURT MET ONDER ANDERE DE MALARIAPILLEN ERIN.

HIERDOOR KWAM ZE TE OVERLIJDEN.

Strijd tussen twee plichtenOm misverstanden over zijn intenties te

voorkomen, fi lmt hij hoe mevrouw Heringa

de pillen inneemt. Deze video-opnames zijn

in de vorm van de documentaire ‘De laatste

wens van Moek’ op televisie vertoond. Het

Openbaar Ministerie had geen keuze meer,

en moest wel tot vervolging overgaan. Niet

vervolgen zou namelijk de illusie wekken

dat handelwijzen zoals die van Albert

Heringa onbestraft zouden blijven. Hulp

bij zelfdoding is namelijk strafbaar gesteld

in artikel 294 lid 2 van het Wetboek van

Strafrecht. De maximale straf hiervoor is

drie jaar, of een boete uit de vierde cate-

gorie. Toch werd het handelen van Heringa

breed gedragen in de maatschappij, de

staat van mevrouw Heringa was namelijk

zeer schrijnend. Daarom deed raadsman

Wim Anker een beroep op overmacht in

de zin van noodtoestand. Heringa moest

kiezen tussen twee onderling strijdende

plichten. Enerzijds die van het naleven

van de wet, anderzijds de morele plicht

om zijn moeder te helpen aan een pijn-

loze dood. De raadsman heeft hier onder

meer bij aangevoerd dat Heringa de enige

vertrouwenspersoon was van zijn moeder.

Hij zou derhalve dus ook de enige zijn die

handelend zou kunnen optreden. Daar-

naast was mevrouw Heringa grotendeels

gebonden aan haar kamer en bed. Niet

handelen zou voor Heringa hebben geleid

tot de gedachte dat hij zijn moeder in de

steek heeft gelaten, aldus de raadsman.

Wel of geen noodsituatie?De rechtbank oordeelde dat er geen

sprake is van de medische exceptie uit

artikel 2 van de Wet toetsing levensbe-

eindiging op verzoek en hulp bij zelfdo-

ding, omdat Heringa geen arts is. Dit sluit

natuurlijk niet uit dat een beroep op over-

macht als algemene exceptie onmogelijk

is. Hiervoor moet er uiteraard wel voldaan

zijn aan de beginselen van proportionali-

teit en subsidiariteit. De tweede eis brengt

met zich mee dat Heringa onderzoek had

moeten doen naar andere mogelijkheden,

zoals euthanasie. De verdediging stelde

dat er geen andere mogelijkheden waren,

omdat mevrouw Heringa geen andere

arts wilde. Bovendien zou de christelijke

“Bovendien zou de christelijke signatuur van de regio een kansrijke beraadslaging bij een andere arts in

de weg staan.”

Page 37: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

signatuur van de regio (Veluwe) een kans-

rijke beraadslaging bij een andere arts in

de weg staan. De rechtbank heeft deze

standpunten verworpen, omdat de huis-

arts nooit definitief heeft geweigerd om

aan euthanasie mee te werken. Hij was

mevrouw Heringa zelfs deels tegemoet

gekomen door de hart- en niermedicatie

stop te zetten. Dit gaf volgens de recht-

bank geen blijk van een onwillige huisarts.

Bovendien oordeelde de rechtbank dat

het niet aannemelijk was dat geen enkele

andere arts mee zou willen werken.

Het oordeelDe rechtbank is dus van oordeel dat er

geen sprake is van een noodsituatie, en dat

het beroep op overmacht dus niet slaagt.

Heringa heeft hoe dan ook een strafbaar

feit begaan. Enkel psychische overmacht

zou de strafbaarheid van Heringa in de

weg kunnen staan. Ook hiervan is volgens

de rechtbank geen sprake, daar er onder

meer een weloverwogen en bewuste

keuze is gemaakt door Heringa om zijn

moeder te helpen. Maar moet Heringa nu

echt gestraft worden voor datgene wat hij

gedaan heeft? Heringa werd zelfs als held

onthaald op het moment dat hij naar de

rechtbank kwam. Advocaat Anker grapte

dat in situaties waarbij er veel mensen

voor de rechtbank staan, de verdediging

eerder met boe-geroep dan met applaus

ontvangen wordt. Maar nu stond er een

grote groep mensen die Heringa steunden

in zijn proces. Zelfs het Openbaar Minis-

terie heeft drie jaar lang over vervolging

getwijfeld. Ook de rechtbank was bewust

van de tendensen in de maatschappij. Dat,

het feit dat het Openbaar Ministerie onre-

delijk lang heeft gewacht met vervolgen

en het feit dat Heringa uit naastenliefde

handelde maakten dat de rechtbank geen

straf heeft opgelegd. De rechtbank maakte

gebruik van artikel 9a van het Wetboek van

Strafrecht. Heringa is schuldig bevonden,

maar hij werd niet gestraft.

Voor eigen dokter gespeeld?Dat neemt niet weg dat er aan het

handelen van Heringa de nodige risico’s

zaten. Zoals reeds vermeld was Heringa

geen arts, en hij had geen ervaring met

het toedienen van dodelijke medicatie.

Heringa was niet getraind om op een

juiste manier met onverwachte complica-

ties adequaat om te gaan. Daarnaast heeft

Heringa de ruimte verlaten voordat zijn

moeder daadwerkelijk overleden was. Er

hadden toen nog problemen bij mevrouw

Heringa kunnen ontstaan. De rechtbank

was zich hier ook bewust van, maar zij

heeft er geen gevolgen aan verbonden.

Het is wel duidelijk dat deze problema-

tiek niet alleen door de rechtspraak kan

worden opgelost. De politiek zal een

keuze moeten maken. Moeten we ons

als samenleving tolerant opstellen tegen

handelwijzen zoals die van Heringa, of

moeten we naar meer gestructureerde

vormen van hulp bij zelfdoding? Ethicus en

filosoof prof. dr. G.A. den Hartogh noemde

als mogelijke gevaren van hulp bij zelfdo-

ding door naasten dat de geboden ‘hulp’

onderdeel kan zijn van “een beleid van

expliciete druk of subtiele manipulatie

waarmee naaste familieleden de dood van

de betrokkene proberen te bespoedigen.”

Als reden voor de uitgeoefende druk noemt

hij voorbeelden zoals mensen die azen op

hun erfenis, of mensen die mantelzorg

als een te zware last ervaren. Hij beaamt

dat het gevaar voor druk en manipulatie

moeilijk te onderzoeken zijn, maar ter

ondersteuning van zijn standpunt wijst hij

naar een onderzoek waarin 29 procent van

de artsen die ooit euthanasie ten uitvoer

hebben gebracht wel eens tekenen van

een ongewenste druk van de familie op

de patiënt hebben gezien. Als bij eutha-

nasie door artsen soms al druk vanuit de

familie wordt ervaren, is het wellicht niet

verstandig om hulp bij zelfdoding door

naasten wettelijk toe te staan. Daarom

zou voorzichtigheid geboden kunnen zijn

bij versoepeling van artikel 293 van het

Wetboek van Strafrecht. Misbruik zou

namelijk op de loer kunnen liggen.

Natuurlijk zijn er ook mensen die hier

anders over denken. Nog niet zo lang

geleden is de Coöperatie Laatste Wil

opgericht, die zich inzet voor het beschik-

baar stellen van dodelijke middelen aan

volwassen burgers. Je zou kunnen stellen

dat de drempel tot euthanasie te hoog is,

en dat veel artsen terughoudend zijn in

hun oordelen. Ze zijn immers niet verplicht

om mee te werken aan euthanasie. Hier-

door kunnen er meer situaties zoals die

van mevrouw Heringa ontstaan en de

vraag is of het wenselijk is dat mensen

voor eigen dokter gaan spelen. Het vrij-

geven van dodelijke middelen kent echter

een aantal grote gevaren. Zo kunnen de

middelen terecht komen bij mensen die

een impulsieve zelfmoorddaad begaan, of

bij mensen die deze zullen gebruiken als

wapen. Daarnaast noemt Den Hartogh nog

het gevaar dat deze middelen een subtiele

druk kunnen uitoefenen op het besluit tot

zelfdoding.

Een taak voor de wetgever?Dat Heringa zijn moeder uit naastenliefde

heeft geholpen mag duidelijk zijn. Veel

mensen zullen het met de rechtbank eens

zijn dat Heringa niet bestraft moet worden

voor zijn daden. Rest de vraag welke kant

we op willen gaan met deze problema-

tiek. Het tolereren van hulp bij zelfdoding

zonder medisch specialisten kent gevaren,

maar de wetgever moet toch het debat

openen en een keuze gaan maken om de

maatschappij duidelijkheid te geven over

wat de grenzen zijn.

De documentaire ‘De laatste wens van

Moek’ beschrijft het verhaal van Heringa

en zijn moeder, en is online te bekijken.

1. Rb. Gelderland 22 oktober 2013, NJFS

2014, 16.

2. G.A. den Hartogh, ‘Hulp bij zelfdoding

door intimi’, NJB 1173 (2004), p. 1604.

3. A. van der Heide, J. Legemaate, B.

Onwuteaka-Philipsen e.a., Tweede

evaluatie Wet toetsing levensbeëindi-

ging op verzoek en hulp bij zelfdoding,

Den Haag: ZonMw 2012.

4. G.A. den Hartogh, ‘Hulp bij zelfdoding

door intimi’, NJB 1173 (2004), p. 1604.

UITGELICHTJFV IN CASU - OKTOBER 2014

37

“Haar leven was naar eigen zeggen voltooid.”

Page 38: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Gezondheidsrecht: Opinie Geneesmiddelonderzoek, de ideale bijbaan of een probleemfactor voor later? Door Jeroen Versluis

EEN WEEK LANG RUST ZONDER HET DRUKKE GRONINGER STUDENTENLEVEN, GRATIS ETEN EN OOK

NOG EENS BETAALD WORDEN TIJDENS HET STUDEREN OF TELEVISIE KIJKEN. EEN GENEESMIDDELEN-

ONDERZOEK ZOU IN VELE OREN KUNNEN KLINKEN ALS DE IDEALE STUDENTENBAAN: VEEL GELD,

WEINIG MOEITE. MAAR WAT ZIJN DE RISICO’S VAN HET ONDERZOEK IN VERHOUDING TOT DE VER-

GOEDING EN IN HOEVERRE GARANDEERT HET BETREFFENDE RECHT DE VEILIGHEID VAN DE PROEFPERSOON?

Geneesmiddelonderzoek als bijbaanPer dag kan er gemiddeld €100-170

verdiend worden, exclusief reiskosten. Een

weekje intern bij een onderzoeksinstituut

zoals QPS kan dus al gauw oplopen tot

€1200, terwijl een week op de huishoud-

beurs werken tegen een minder hoog loon

veel slopender is. De bezigheden bestaan

naast de gebruikelijke bloed- en urinetests

voornamelijk uit wachten. Dvd’s kijken,

studeren of gamen is vaak een methode

om de tijd dat er moet worden gewacht te

doden, wat door studenten niet als nadelig

wordt ervaren. Je zou dus kunnen stellen

dat bij de meeste onderzoeken de mate

van comfort relatief hoog ligt. Vooral door

dit comfort en vanwege het relatief hoge

loon zien sommige studenten meedoen

aan een geneesmiddelenonderzoek als de

ideale studentenbaan.

Geneesmiddelenonderzoek op mensen

beslaat vier fasen. In fase één wordt het

middel voor het eerst op mensen onder-

zocht en wordt er gekeken of het middel

veilig is voor de mens. Pas in fase twee

wordt onderzocht of het middel echt werkt

tegen de ziekte, door middel van testen

op de patiënt. Fase drie beslaat de test-

fase waarin gekeken wordt of het middel

beter werkt dan het bestaande genees-

middel. De vierde fase is niet echt meer

als testfase te zien, in deze fase wordt het

product op de markt gebracht maar vooral

gekeken naar de langetermijneffecten van

het geneesmiddel. Het geneesmiddelen-

onderzoek tegen vergoeding dat wordt

ondergaan door de student is het onder-

zoek in fase één, omdat de studenten

gezonde testpersonen zijn. Om het eerste

faseonderzoek zo veilig mogelijk te maken,

is er een strenge wet- en regelgeving in

Nederland. Dit is ook nodig omdat het

onderzoek in deze fase de eerste proeven

van het geneesmiddel op mensen inhoudt.

Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek op mensenDe Wet medisch-wetenschappelijk onder-

zoek op mensen (hierna: WMO) is in 2006

gewijzigd om te voldoen aan de vraag

vanuit de maatschappij om de veiligheid

van de proefpersonen zo goed mogelijk te

garanderen. Zo mag er slechts om de drie

maanden een onderzoek gedaan worden

en wordt de vergoeding vastgesteld om

de opgegeven vrije tijd te compenseren.

Deze vergoeding wordt vooraf door

een medisch-ethische toetsingscommissie

vastgesteld, zij verleent ook goedkeuring.

Vooral deze goedkeuring is erg belangrijk:

de commissie vereist dat uiterste zorgvul-

digheid wordt betracht om de gezondheid

van de proefpersonen te garanderen. De

WMO geeft geen regels over hoe hoog de

vergoeding precies mag zijn, dit is aan de

medisch-ethische toetsingscommissie om

goed te keuren. Een voorbeeld van een

reden om het onderzoek af te keuren, is

het toekennen van een onevenredig hoge

vergoeding, zodat deze als loon gezien

kan worden. Het is dus niet zo dat de

vergoeding gekoppeld wordt aan het risico

van het onderzoek.

GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

38

Page 39: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Risico’sJuist omdat er al onderzoek is gedaan op

dieren en er strenge regels gelden, kan

de student zich erg snel verkijken op de

risico’s. De vergoeding wordt niet gekop-

peld aan mogelijke risico’s, maar aan de

intensiteit van het onderzoek. Dit kan een

vertekend beeld van de risico’s geven. Het

onderzoek staat onder scherp toezicht en

over het algemeen worden er geen tot zeer

weinig fouten gemaakt. De voornaamste

problemen ontstaan doordat men niet

precies op de hoogte is van de bijwer-

kingen van het middel of door onderschat-

ting van de bijwerkingen.

Er zijn gevallen bekend waarin het onder-

zoek echter wel erg mis is gegaan. Als

gevolg van een onderzoek in Londen

(2006) naar leukemie kwamen bijvoor-

beeld na een eerste toediening van een

middel zes jonge mannen op de rand

van overlijden en zijn vele andere proef-

personen met langdurige gezondheids-

klachten blijven steken. Een dergelijk

risico is eerder uitzondering dan regel,

toch blijft het gaan om voor het menselijk

lichaam onbekende middelen. Bijeffecten

zijn meestal wel te verwachten, maar in

sommige gevallen zal deze verwach-

ting niet met de werkelijkheid overeen-

stemmen.

De ideale studentenbaan?Kort gezegd komt het er op neer dat de

student door vooraf onderzoek te doen

naar het middel, de risico’s tot een bepaald

punt in zou kunnen schatten. Vraag goed

na bij de onderzoekers en de huisarts wat

precies de bijwerkingen zijn en de moge-

lijke risico’s bij deelname aan een bepaald

onderzoek. Dit zou een veel beter beeld

geven of de beloning het risico waard is.

Voor studenten kan de vergoeding in een

korte periode financiële problemen voor-

komen, zeker bij studies waar te weinig

tijd is voor een bijbaan. Toch valt genees-

middelonderzoek naar mijn mening bij

lange na niet te zien als de ideale bijbaan.

Er bestaat altijd de kans dat het toch

problemen met zich mee zal brengen. En

dan geldt achteraf dat de vergoeding het

risico niet waard was.

OPINIEJFV IN CASU - OKTOBER 2014

39

“In een onderzoek in Londen (2006) over leukemie kwamen bijvoorbeeld na een eerste toediening

van een middel zes jonge mannen op de rand van overlijden en zijn vele andere personen met langdurige

gezondheidsklachten blijven steken.”

Page 40: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

STUDEREN EN WERKEN IN HET BUITENLAND KOMT TEGENWOORDIG STEEDS MEER VOOR. DIT

VRAAGT VAN DE MODERNE STUDENT DE NODIGE ZELFSTANDIGHEID EN FLEXIBILITEIT. DAT NEEMT

NIET WEG DAT ER EEN VRAAG BESTAAT NAAR ENIGE ACHTERGRONDINFORMATIE. DAAROM

HIERONDER INFORMATIE OVER HET DAGELIJKS (STUDENTEN)LEVEN IN SPANJE, MEER SPECIFIEK

BARCELONA EN HET JURIDISCH STELSEL OP HET IBERISCH SCHIEREILAND.

Door Michiel Mulder

Student and the city

Studeren en leven in Barcelona

CultuurBij de gedachte aan Spanje zullen veel

mensen denken aan het Spaanse eten,

de cava, de Costa en natuurlijk de siësta

op het heetst van de dag. Spaans eten

is nog steeds heerlijk, van cava kan je

nog steeds genieten op het terras en de

Costa is nog steeds prachtig, maar de

siësta zoals wij die kennen zie je niet veel

meer. Voor grote Spaanse steden zoals

Madrid en Barcelona is het niet meer vol

te houden om op het zakelijke hoogte-

punt van de dag een pauze van twee uur

in te lassen. Dat neemt niet weg dat de

temperatuur in een stad als Barcelona

in juni en juli op kan lopen tot ruim 30

graden Celsius. Wat je dan veel ziet, is

dat het werktempo nog wel eens omlaag

wil gaan. Een voorbeeld: wanneer je in

Nederland drie wachtende voor je hebt in

de rij bij de supermarkt, mag je er vanuit

gaan dat je vijf minuten later buiten staat.

Hier in Barcelona moet je er niet raar van

opkijken als afrekenen je dan nog twintig

minuten gaat kosten. Niet alleen werkge-

relateerde zaken worden beïnvloed door

de temperatuur, ook het leven op straat

vertraagd. Dit soort situaties zijn terug te

zien in alle lagen van de samenleving. Dit

is naar de mening van veel Nederlandse

immigranten in Barcelona één van de

redenen dat Spanje zo hard geraakt is

door de fi nanciële crisis en het op econo-

misch vlak nog steeds erg zwaar heeft.

Studeren in BarcelonaAls student in Barcelona is er meer dan

genoeg te beleven. Naast het strand en

de traditionele toeristische attracties zoals

de Sagrada Familia en Parc Guëll, heb

je eindeloos veel terrasjes en tapasbar-

retjes. Deze zijn verspreid over verschil-

lende buurten met ieder een eigen stijl. Zo

heeft de wijk ´El Born´ een romantische en

gotische stijl en komt ´Vila Olimpica´ wat

moderner over. In alle delen van Barcelona

vind je vele verschillende uitgaansgelegen-

heden, van enorme nachtclubs tot gezel-

lige studentenkroegen. De verschillende

buurten van Barcelona zijn allemaal goed

bereikbaar. Met het metronetwerk kan je

overal in een kwartiertje zijn en er is een

overvloed aan goedkope taxi´s. Dit heeft

als gevolg dat de stad ondanks zijn grootte

erg knus aanvoelt en overzichtelijk blijft.

“Het Spaans recht kent geen kort geding”

STUDENT AND THE CITY JFV IN CASU - OKTOBER 2014

40

Page 41: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

STUDENT AND THE CITYJFV IN CASU - OKTOBER 2014

41

Het leven kent een heel ander ritme

dan in Nederland. Spanjaarden lunchen

bijvoorbeeld uitgebreid met drie of vier

gangen en eten dan ́ s avonds om een uur

of tien een paar kleine tapas. Voor twee

uur ´s avonds ga je niet naar de kroeg

of club. Tot die tijd drink je thuis of op

het terras een fles wijn. Dit is ook aan te

raden, aangezien een biertje in een club al

gauw acht euro kost.

Juridische verschillen met NederlandEr zijn een aantal grote juridische

verschillen aan te wijzen tussen Spanje

en Nederland. Tekenend in dit opzicht: de

rechtbank is de volledige maand augustus

gesloten(!). Verder is in Spanje de empa-

thie die je bij het procederen voor de

rechter opwekt bijna net zo belangrijk

als de feiten. Daar moet wel aan worden

toegevoegd dat de Spaanse rechter op

een andere manier naar een zaak kijkt

dan de Nederlandse rechter. Dit kenmerk

is terug te voeren naar het verschil in de

opleiding van rechters. Waar de rechter in

Nederland een brede opleiding volgt en

vaak uit de praktijk komt of in ieder geval

wordt geacht maarschappelijk betrokken

te zijn, is de opleiding tot rechter in

Spanje op een andere manier geconstru-

eerd. Het belangrijkste deel van de oplei-

ding tot rechter in Spanje is het uit het

hoofd leren van het wetboek. Dit gebeurt

veelal zonder het gebruik van een bredere

context, wat tot gevolg heeft dat je in een

procedure voor de Spaanse rechter vaak

de meest basale dingen uit moet leggen,

zoals wat bijvoorbeeld een schappelijke

prijs voor een middenklasse auto is.

Een belangrijk juridisch technisch verschil

is dat het Spaanse recht geen kort geding

kent. Men heeft dit proberen op te vangen

door een dagvaardings- en appeltermijn

in te stellen van slechts twintig dagen,

waarbij geen uitstel mogelijk is. Het is

echter belangrijk op te merken dat de

proceskosten in Spanje vele malen hoger

zijn dan in Nederland. Hierbij moet je

denken aan tienduizenden euro´s wanneer

je een procedure verliest en daar komen

de proceskosten van de wederpartij

nog bij. De meeste Spaanse advocaten

(abogados) hebben dan ook een no cure,

no pay- praktijk.

Nederlanders hebben nog wel eens de

neiging te klagen over een teveel aan

bureaucratie in Nederland. Spanjaarden

zullen daar raar van opkijken, want de

bureaucratie is in Spanje nog vele malen

groter. Voor de Nederlandse advocaat zal

het soms lijken alsof de Spaanse ambte-

naar wil dat de advocaten zijn werk voor

hem doen. Of dat inderdaad het geval is

laat ik hier in het midden.

Met betrekking tot de rechtenstudie in

Spanje is het interessant op te merken

dat de opleiding tot voor kort uitsluitend

uit massale hoorcolleges bestond, zoals

wij deze uit ons eerste jaar kennen. Deze

situatie is tegenwoordig aangepast naar

Europese maatstaven, zodat de rechten-

studie en de eventueel daarop volgende

opleiding tot advocaat in Spanje steeds

meer op de Nederlandse rechtenstudie

gaat lijken.

ConclusieSpanjaarden zijn in vergelijking tot Neder-

landers een stuk meer relaxed. Dit zorgt

ervoor dat het soms lijkt alsof ze meer

van de kleine dingen in hun leven kunnen

genieten, maar heeft ook tot gevolg dat

Spanje nog steeds in economisch zwaar

weer verkeert. Daar komt bij dat Span-

jaarden de neiging hebben het buiten-

landse investeerders en ondernemers op

bureaucratische wijze onnodig moeilijk te

maken. Dat neemt niet weg dat wanneer

je op zoek bent naar een buitenlands

avontuur, Spanje nog steeds een uitste-

kende optie is. Een land in economische

recessie biedt nou eenmaal vele moge-

lijkheden. En wanneer je dan kiest voor

Spanje is Barcelona een logische volgende

stap, met zijn spectaculaire ligging, unieke

architectuur en bruisende nachtleven.

Hieronder een aantal websites waar meer

informatie te vinden is over activiteiten in

Barcelona:

- www.timeout.com/barcelona

- www.mercatprincesa.com

- www.portdebarcelona.cat

“Met het metronetwerk kan je overal in een kwartiertje zijn”

Page 42: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Als advocaat bij Pels Rijcken sta je regelmatig in de rechtszaal. Procederen, pleiten... het echte werk.

Dat vraagt om passie, overtuiging en vooral vakmanschap. En als je ergens het juridische vak tot in je

vingertoppen leert beheersen, dan is het bij Pels Rijcken. Dat zeggen wij, dat zegt de branche. Maar

natuurlijk moet je dit zelf ervaren. Laten we snel kennis maken. Tijdens een zitting, masterclass of

student-stage. Ga naar www.pelsrijcken.nl/jongemeesters of scan de QR-code. Tot zo.

Pels Rijcken Bron van inzicht

Pels Rijcken& DroogleeverFortuijn advocatenen notarissen

Foto

graa

f: M

arie

Céc

ile T

hijs

Page 43: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Voordat de zomervakantie begon,

heeft op 19 mei de Algemene Leden-

vergadering plaatsgevonden waarin wij

als nieuw bestuur zijn geïnstalleerd.

Na een periode van tentamens was het

voor iedereen dan eindelijk tijd voor een

welverdiende vakantie. Bij de JFV hebben

we echter geen ‘gas teruggenomen’ om bij

te komen van een lang studiejaar. Sterker

nog, er ging een ‘tandje bij’. Dit om alle

(nieuwe) activiteiten tot een succes te

maken.

Mede dankzij de commissie Studiefacili-

teiten heb je inmiddels je bestelde boeken

kunnen ophalen tijdens de boekenmarkt.

Daarnaast had je voor het eerst de moge-

lijkheid om je benodigde boeken thuis

te laten bezorgen! Ook voor de volgende

studieblokken is er de mogelijkheid je

boeken, met 10% korting, thuis te laten

bezorgen. Daarnaast kan je het hele jaar

tussen 12:00 uur en 14:00 uur terecht voor

collegeaantekeningen en uittreksels.

Op woensdag 27 augustus stond de Facul-

taire Introductiedag op het programma.

Dankzij de Eerstejaarscommissie zijn de

eerstejaars studenten wegwijs gemaakt op

en nabij het Harmoniecomplex. Daarnaast

weten zij nu de weg te vinden naar café

de Keyzer voor de maandelijkse borrel. In

het weekend van 29 t/m 31 augustus vond

het Rechten Introductiekamp plaats. Met

het thema “Al you need is law” maakten

de studenten niet alleen kennis met elkaar

maar ook met iets anders… Het recht!

De eerste algemene ledenborrel van het

nieuwe studiejaar was een groot succes.

Maandagavond 1 september trapten vele

JFV’ers het nieuwe studiejaar af met een

drankje in café de Keyzer. Een week later

was het tijd voor het JFV Openingsfeest.

Met het thema ‘INTO the WILD’ stonden

tijgers, draken en apen uit hun dak te

gaan op de beats van de DJ. Foto’s van

dit evenement, en van andere evene-

menten, zijn terug te vinden op onze site

www.jfvgroningen.nl. Onze website is

bovendien begin September vernieuwd.

Des te meer reden eens een kijkje te

nemen!

De herfst doet inmiddels weer zijn intrede.

De JFV zorgt er in ieder geval dat je je

niet hoeft te vervelen. Zo vond van 20

t/m 24 oktober de JFV Studieweek plaats.

Wanneer de UB weer eens overvol is, heb

je de mogelijkheid om in Het Heerenhuis

in alle rust te studeren. Hier kun je ook

alle benodigde collegeaantekeningen en

uittreksels kopen. Bovendien worden er in

deze week tentamentrainingen georgani-

seerd bij advocatenkantoren in Groningen.

Op deze manier begin je perfect voorbe-

reid aan je tentamens!

Op 6,7 en 10,11 november vindt het JFV

Boekencafé plaats. Onder het genot van

een kopje koffi e (in een JFV mok!) kun je

alle benodigde studieboeken, collegeaan-

tekeningen en uittreksels voor het nieuwe

studieblok halen.

Op 10 november ben je van harte welkom

in café de Keyzer tijdens de algemene

ledenborrel. Voorafgaand aan de borrel

vindt de eerstejaarspubquiz plaats!

Tijdens de borrel wordt tevens het thema

bekend gemaakt van de Legal Experience.

Een studiereis die van 9 t/m 17 mei plaats-

vindt. Graag verwelkomen wij jou op één

van onze volgende activiteiten. Voor de

meest actuele informatie kan je natuurlijk

terecht op www.jfvgroningen.nl.

Tot slot wil ik je heel veel succes wensen

in het verdere collegejaar!

Namens het 107e bestuur der Juridische

Faculteitsvereniging Groningen,

Reimer Helder

Voorzitter

JFV Katern

‘Een nieuwe start’

HET NIEUWE STUDIEJAAR IS INMIDDELS WEER IN VOLLE GANG. DE UB STROOMT ELKE DAG VOL,

DE KOPJES KOFFIE VLIEGEN OVER DE TOONBANK EN DE TRAPPEN VAN HET ACADEMIEGEBOUW

ZIJN BIJ IEDERE ZONNESTRAAL WEER BEZET MET STUDENTEN. OOK BIJ DE JFV IS DE ‘AFTRAP’

VOOR HET NIEUWE JFV JAAR INMIDDELS GEWEEST. HET IS DE START VAN EEN NIEUW JAAR VOL

MET INTERESSANTE ACTIVITEITEN VOOR JOU!

JuridischeFaculteitsvereniging

Groningen

JFV KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014

43

Page 44: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Algemene Ledenvergadering

Algemene Ledenborrel oktober

JFV KATERN JFV IN CASU - OKTOBER 2014

44

Algemene Ledenborrel oktober

Algemene Ledenborrel oktober

Algemene Ledenborrel oktober Goede Doelenavond

Introductiekamp Introductiekamp

JFV Openingsfeest

Introductiekamp

Introductiekamp

Page 45: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

JFV Openingsfeest SchierweekendJFV Openingsfeest

Schierweekend Algemene Ledenborrel septemberSchierweekend

45

JFV KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Algemene Ledenborrel septemberAlgemene Ledenborrel september

Facultaire introductiedag Facultaire introductiedagFacultaire introductiedag

Page 46: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

JFV HELPT JFV IN CASU - OKTOBER 2014

46

JFV Helpt... Stichting Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis

EEN ZIEKENHUISOPNAME VAN EEN KIND KAN VAN GROTE IMPACT ZIJN, HET HELE LEVEN STAAT

EVEN OP ZIJN KOP. HET VERTROUWDE OM JE HEEN VALT WEG EN MAAKT PLAATS VOOR HEEL VEEL

ONZEKERHEDEN.

Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis van

het gelijknamige kinderziekenhuis in

het UMC Groningen streeft er naar om

samen met zijn donateurs het verblijf

te veraangenamen door in te springen

op de behoeften van ouder en kind. Zo

ondersteunt zij verschillende projecten

van zowel geneeskundig onderzoek als

welzijnsprojecten voor het zieke kind en

de familie er om heen.

Hierbij moet u denken aan projecten die

het leefklimaat binnen het kinderzieken-

huis verbeteren: de aankleding van de

afdeling, herinrichting van de speelkamers,

het financieren van theater activiteiten en

de inrichting van oudervoorzieningen. Een

ziekenhuis dat een beetje voelt als ‘thuis’.

Tevens financiert Vrienden Beatrix Kinder-

ziekenhuis wetenschappelijke onder-

zoeken welke zijn goedgekeurd via een

speciale wetenschapscommissie. De

onderwerpen van de onderzoeksprojecten

zijn breed georiënteerd, zowel gericht op

genezing als het optimaliseren en veraan-

genamen van behandeltrajecten.

Al deze voorzieningen en activiteiten vallen

buiten het reguliere ziekenhuisbudget

en daarom zijn fondsen en donaties van

groot belang. De stichting haalt geld voor

deze projecten op d.m.v. fondsenwerving,

het opzetten van acties en benefietbijeen-

komsten en zichzelf onder de aandacht te

brengen bij notariaten.

Beatrix KinderziekenhuisHet Beatrix Kinderziekenhuis is een onder-

deel van het Universitair Medisch Centrum

Groningen en is gericht op hoogwaardige

medische diagnostiek, behandeling en

zorg voor kinderen in de leeftijd van 0-17

jaar. In het kinderziekenhuis zijn twee

polikliniek locaties met een eigen spoed-

eisende hulp voor kinderen, drie verpleeg-

afdelingen en een verpleegafdeling gericht

op kort verblijf (maandag t/m vrijdag).

Daarnaast is er een groot onderzoeksla-

boratorium, en functieonderzoek afdeling,

een IC voor pasgeborenen en een Kinder

IC. In het totaal telt het kinderziekenhuis

150 bedden.

Page 47: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Het is een dynamische en complexe orga-

nisatie waar meer dan 20 kinderspecia-

lismen nauw samenwerken in de behan-

deling van ernstig zieke kinderen. Deze

specialismen liggen o.a. op het gebied

van de chirurgie, neurologie, reumato-

logie, oncologie, KNO, hart-, nier-, long- en

stofwisselingsziekten. Daarnaast wordt er

wetenschappelijk onderzoek gedaan om

steeds betere resultaten in de behande-

ling te kunnen realiseren.

Naast goede medische en verpleegkun-

dige zorg voor het zieke kind, is het

echter ook erg belangrijk dat er ook naar

de psycho-sociale ontwikkeling van het

kind gekeken wordt. Hoe je kan blijven

meedoen aan de samenleving als (chro-

nisch) patiënt, zowel nu als later. Kinderen

moeten zich zowel lichamelijk als geeste-

lijk blijven ontwikkelen om mee te kunnen

met hun omgeving. Door ziekte mag die

ontwikkeling niet in geding komen en om

dat te verzekeren zijn er in het Kinderzie-

kenhuis speciale mensen hiervoor aange-

steld. Het is daarom belangrijk dat er o.a.

veel aandacht is voor het welzijn en de

begeleiding van kinderen en hun ouders

tijdens en na een opname in het kinder-

ziekenhuis. Om dit te kunnen realiseren is

het kinderziekenhuis erg blij met de steun

en inzet van stichting Vrienden Beatrix

Kinderziekenhuis.

De Juridische Faculteit Vereniging

Groningen heeft tijdens hun Goede

Doelenavond in oktober het bedrag van

€ 2.500,- opgehaald voor het Beatrix

Kinderziekenhuis. De avond was een groot

succes en het Beatrix Kinderziekenhuis is

erg dankbaar voor deze prachtige schen-

king!

Meer informatie over de stichtingen en de

projecten, vindt u op:

www.vriendenbeatrixkinderziekenhuis.nl

47

JFV HELPTJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Page 48: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

JFV CARRIÈREBOARD KATERN JFV IN CASU - OKTOBER 2014

48

Deze zomer is er hard gewerkt aan beide JFV websites. De JFV website heeft een geheel vernieuwde look. Bij de JFV CarrièreBoard website zijn alle kantoorprofielen, stages, vacatures en recruitmentactiviteiten nog over-zichtelijker geplaatst. Zo blijf je nòg beter op de hoogte van wat Carrièreboard jou allemaal te bieden heeft!

Op de JFV CarrièreBoard website kun je inloggen met je JFV-inloggegevens en kun je je MyCB-profiel bijwerken. Het MyCB-profiel is een perfecte oplossing voor de Groningse rech-tenstudent om te zien welke kantoren bij jou passen. Update snel je profiel op www.carriere-board.nl en vindt het kantoor dat bij jou past!Studenten doen nu zo vroeg mogelijk onder-zoek naar carrièremogelijkheden. De commissie JFV CarrièreBoard zal dit jaar hun best doen om jullie meer inzicht te geven in alle carriè-remogelijkheden. Allereerst zijn zij afgelopen maanden hard aan het werk geweest met de organisatie van de JFV CarrièreTour. Deze vindt donderdag 13 en vrijdag 14 november plaats. Vorig jaar zijn vier middelgrote advocatenkan-toren bezocht in Amsterdam en Utrecht, dit jaar bezoeken zo’n 30 studenten vier middelgrote kantoren in Amsterdam en Rotterdam.

Ben jij geïnteresseerd in naar middelgrote of kleinere kantoren? Tijdens de JFV CarrièreTour kun je een kijkje nemen in deze kantoren, doe je per kantoor een andere workshop en zijn de lunch en borrel verzorgd. Ben jij ouderejaars-student en lijkt het je leuk om deelnemen aan de JFV CarrièreTour? Schrijf je dan snel in via de website www.carriereboard.nl

Een datum die al in de agenda geplaatst kan worden is vrijdag 13 februari 2015. Op deze dag vindt voor de 24e keer de Bedrijven- en Instellingendag (BID) plaats in Martiniplaza. De grootste recruitment activiteit van Noord-Nederland. De Bedrijven- en Instellingendag-commissie is volop bezig met de voorberei-dingen voor deze dag. Kantoren, bedrijven en instellingen uit het hele land komen deze dag naar Groningen om zichzelf te presenteren. De Bedrijven- en Instellingendag is perfect wanneer je je wilt oriënteren op de arbeids-markt of op zoekt ben naar een stage of baan. De dag begint met het plenaire gedeelte, waarin verschillende sprekers zullen vertellen over hun carrière na hun studie. Vervolgens vinden workshoprondes plaats waar deelne-mers door middel van een casus of een work-shop een kantoor leren kennen. Uiteindelijk wordt de dag afgesloten met de banenmarkt. Hier staan alle kantoren, bedrijven- en instel-lingen met een stand en kun je onder het genot van een hapje en een drankje op infor-mele wijze kennis maken met de aanwezige kantoren, bedrijven en instellingen.

Daarnaast vindt op maandag 16 maart voor de tweede keer de JFV CarrièreTour Noord plaats. Bij dit evenement worden één dag lang advo-catenkantoren en instellingen uit Groningen bezocht. Heb jij interesse in lokale kantoren in Groningen, bijvoorbeeld voor een stage of (bij)baan? Dan is dit de uitgelezen kans om een kijkje in de keuken te nemen bij deze kantoren. Ten slotte vindt vlak voor de zomer de Sollicitatietrainingendag plaats. Donderdag 16 april zorgt de commissie JFV CarrièreBoard

ervoor dat de Groningse rechtenstudent goed voorbereid zijn of haar sollicitatie in gaat. Hoogstwaarschijnlijk zal je sollicitatie een belangrijk onderdeel worden van je carrière na je rechtenstudie. Welke onderdelen van jezelf zijn wel handig om te noemen en welke juist niet? Vinden werkgevers cijfers belangrijker of toch de nevenactiviteiten? Hoe belangrijk is je motivatiebrief?

Verschillende recruiters van verschillende advocatenkantoren zullen hier tijdens het forumgedeelte antwoord op geven. Vooraf aan het forum is er een plenair gedeelte waarin drie sprekers zullen vertellen over de sollici-tatiewereld, het nieuwe solliciteren via social media en hun ervaringen.

Als je nog een keer rustig wilt kijken naar alle informatie over JFV CarrièreBoard, kijk dan gerust even op www.carriereboard.nl. Hier vind je alle activiteiten georganiseerd door de commissie JFV CarrièreBoard, de Bedrijven- en Instellingendagcommissie en de recruitmen-tagenda van kantoren, bedrijven en instel-lingen. Like ons ook op facebook en blijf op de hoogte van alles wat JFV CarrièreBoard te bieden heeft.

Profiteer van JFV CarrièreBoard en ga voorbe-reid de arbeidsmarkt op! Ik wens je heel veel succes en een heel goed studiejaar toe en ik hoop je te zien op één van onze JFV CarrièreBoard evenementen.

Jean-Luc KraaijenoordCommissaris JFV CarrièreBoard

JFV CarrièreBoard Katern

Een nieuw jaar om je goed voor te bereiden

JAARLIJKS RONDEN 3000 RECHTENSTUDENTEN HUN STUDIE AF. TIJDENS HET ORIËNTEREN OP DE

ARBEIDSMARKT, ZULLEN ER GENOEG ANDERE KANDIDATEN ZIJN DIE HETZELFDE DOEL HEBBEN ALS

JIJ. JIJ WIL DIE BAAN HEBBEN! HOE VAL JIJ OP? HOE ZORG ERVOOR DAT DE RECRUITER JOU KIEST. JFV

CARRIÈREBOARD ZORGT ERVOOR DAT JIJ GOED VOORBEREID KAN ZOEKEN NAAR EEN BAAN. WELK

KANTOOR PAST BIJ JOU? BEN JIJ MEER GEÏNTERESSEERD IN DE GROTE KANTOREN OF OP ZOEK NAAR EEN

REGIONAAL KANTOOR? OP DE WEBSITE VAN JFV CARRIÈREBOARD ALLE SOORTEN KANTOREN GETOOND, KUN

JE INFORMATIE VINDEN OVER STAGES EN VACATURES EN TIPS VOOR JE SOLLICITATIE. DAARNAAST WORDEN

GEDURENDE HET STUDIEJAAR GENOEG JFV CARRIÈREBOARD EVENEMENTEN GEORGANISEERD, WAAR JIJ

JEZELF GOED KAN ONTWIKKELEN.

Page 49: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

49

JFV CARRIÈREBOARD KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Instantie/Activiteit Datum Deadline inschrijven Meer Informatie NOVEMBER

Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 3 november 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlDe Brauw Blackstone WestbroekBusiness Course Shanghai 11 t/m 16 november 2014 16 oktober 2014 www.werkenbijdebrauw.nlKennedy van der LaanOriënterende lunch 12 november 2014 5 november 2014 www.kvdl.nl/werken-bij-ons/JFV CarrièreBoardJFV CarrièreTour 13 en 14 november 2014 zie website www.carriereboard.nlDLA PiperOriënterende lunch 14 november 2014 Zie website www.bigopportunities.nlFreshfields Bruckhaus DeringerFreshfields Law Course 20 en 21 november 2014 10 november 2014 www.werkenbijfreshfields.nlAllen & OveryFiscale Masterclass 20 en 21 november 2014 31 oktober 2014 www.werkenbijallenovery.nlAllen & OveryNotariële Masterclass 20 en 21 november 2014 31 oktober 2014 www.werkenbijallenovery.nlClifford Chance / RabobankBest of both worlds 20, 27, 28 november 2014 2 november 2014 www.masterclassbobw.nlEvershedsFreshfields Law Course 21 november 2014 1 november 2014 www.evershedsmasterclass.nlDLA PiperBigger Pitch 25 november 2014 Zie website www.bigopportunities.nlLoyens & LoeffBusiness Course Parijs 26 t/m 28 november 2014 20 oktober 2014 www.loyensloeffacademy.nlPels Rijcken Mr. Z, de masterclass 26 t/m 28 november 2014 Zie website www.werkenbijpelsrijcken.nlLondon Calling Stibbe 27 t/m 30 november 2014 10 november 2014 www.werkenbijstibbe.nl

DECEMBER

Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 1 december 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlClifford ChanceClifford Chance Inhousedag 3 december 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlHouthoff BurumaExperience the Game 11 december 2014 1 december 2014 www.werkenbijhouthoff.nlLexenceLexence Lunch 18 december 2014 11 december 2014 www.lexence.nl

JANUARI

Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 5 januari 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlOriënterende LunchKennedy van der Laan 15 januari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/Oriënterende LunchKennedy van der Laan 15 januari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/

FEBRUARI

Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 11 februari 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlOriënterende LunchKennedy van der Laan 11 februari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/

MAART

Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 2 maart 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlFreshfields Bruckhaus DeringerThe Freshfields Finance Day 5 maart 2015 23 februari 2015 www.werkenbijfreshfields.comOriënterende LunchKennedy van der Laan 11 maart 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/TRIP Advocaten & NotarissenTRIP Talentendag 2015 13 maart 2015 Zie website www.triplaw.nl

RecruitmentagendaNovember 2014 t/m maart 2015

Page 50: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - OKTOBER 2014

50

1. Kun je iets over jezelf en over je studietijd vertellen?Ik heb in Groningen Nederlands recht

gestudeerd. In september 2013 ben ik

afgestudeerd in privaat- en bestuursrecht.

Daarbij heb ik veel ondernemingsrecht-

vakken gevolgd. Ik heb maar één scriptie

geschreven, maar ik ben dus wel heel

breed opgeleid. Mijn scriptieonderwerp

was de onrechtmatige overheidsdaad,

waar privaatrecht en bestuursrecht heel

mooi in samen komen. Naast mijn studie

heb ik een bijbaan gehad als student-

medewerker op de afdeling insolventie-

recht. Ook was ik student-assistent bij de

sectie bestuursrecht van de RUG. Ik ben

lid geweest van de JFV, maar geen actief

lid. Wel heb ik aan verschillende activi-

teiten meegedaan, zoals pleitwedstrijden

en Corporate Game van SGOR. Kortom,

hard gestudeerd met bijbaantjes ernaast.

2. Wat is de meest nuttige ervaring die je hebt opgedaan in je studietijd met betrekking tot het werk dat je nu doet?Tijdens mijn stage ben ik erachter gekomen

dat ik de advocatuur leuk vind. Dat was

nuttig. Daarnaast heb ik meegedaan met

de VAR-pleitwedstrijd van de Vereniging

voor Bestuursrecht. Ik was nog niet thuis

in het bestuursrecht en ik ben door de

pleitwedstrijd enthousiast geworden om

de kant van het bestuursrecht op te gaan.

3. Hoe ben je bij Stibbe terecht gekomen? Ik heb een dag meegelopen tijdens een

praktijkdag bij de sectie bestuursrecht van

Stibbe. Daar heb ik voor het eerst kennis-

gemaakt met het kantoor. Vervolgens heb

ik meegedaan met een business cours en

met de Stibbe Amsterclass. Op dit moment

werk ik bij de sectie Administrative law,

het bestuursrecht, in het team van Aaldert

ten Veen. Dit team is gespecialiseerd in

het omgevingsrecht.

4. Kun je iets vertellen over Stibbe? Stibbe is gevestigd op de Zuidas van

Amsterdam en is een van de grotere

kantoren van Nederland. Stibbe is een

breed georganiseerd kantoor met veel

verschillende secties. Zo hebben we onder

andere de afdelingen Corporate en M&A,

strafrecht en economisch strafrecht, nota-

rieel recht, bouwrecht en bestuursrecht.

De afdeling bestuursrecht heeft in verhou-

ding tot andere kantoren een heel grote

praktijk. In 1911 heeft David Stibbe het

kantoor in Nederland opgericht. Door de

jaren heen is Stibbe gefuseerd met Simont

in Belgie en Monahan Duhot in Parijs en

zijn ze uitgebreid naar New York, Luxem-

burg, Londen, Dubai en Hong Kong.

5. In hoeverre heb je in je werk te maken met het buitenland en wat zijn de mogelijkheden om in het buitenland te werken?

Er zijn zeker mogelijkheden. Het kantoor

in België is een groot kantoor, maar

in New York werken er rond de twintig

mensen. Als medewerker is er de moge-

lijkheid om een tijdje naar het buiten-

land te gaan. Ik heb persoonlijk minder

met het buitenland te maken, omdat ik

in het bestuursrecht zit. Andere secties,

zoals M&A, hebben meer met het buiten-

land te maken. Een voorbeeld hiervan is

een cliënt uit New York die wil investeren

of naar de beurs gaat in Amsterdam en

vragen heeft over hoe dat er in het Neder-

lands recht aan toe gaat. Het is opvallend

dat al onze kantoren het Benelux recht

hanteren en niet het Angelsaksisch recht,

zoals veel andere kantoren in het buiten-

land wel doen.

6. Hoe ziet een werkweek eruit bij Stibbe?Mijn werkweek ziet er overzichtelijk uit.

Dat komt omdat we met het bestuurs-

recht een procespraktijk zijn. We hebben

een vaste termijn van zes weken om een

stuk in te dienen. Bij M&A kan het opeens

heel druk zijn. Bij de procespraktijk komt

kijken dat je veel zittingen hebt en dus

ook veel processtukken schrijft. Naast

procederen adviseren we natuurlijk ook.

Mijn dagen beginnen rond negen uur ’s

ochtends en normaal gesproken ben ik

om half zeven klaar. De ‘work-life-balance’

zit bij Stibbe goed. Het gaat bij Stibbe

om kwaliteit en niet om kwantiteit. Zeker

met het schrijven van adviesstukken, kan

Kantoorspecial

Stibbe Door Floor van Mens

STIBBE IS MET ZEVEN KANTOREN WERELDWIJD ZOWEL NATIONAAL ALS INTERNATIONAAL ACTIEF

IN EEN BREED SCALA VAN RECHTSGEBIEDEN. HET HOOFDKANTOOR IS GEVESTIGD OP DE ZUIDAS

VAN AMSTERDAM. DE OVERIGE KANTOREN, DIE ALLE HET RECHT VAN DE BENELUX HANTEREN,

ZIJN GEVESTIGD IN BRUSSEL, LUXEMBURG, LONDEN, NEW YORK, HONG KONG EN DUBAI. OP 17

SEPTEMBER HAD IK DE MOGELIJKHEID OM DEREK SIETSES, JUNIOR- MEDEWERKER VAN STIBBE, VRAGEN

TE STELLEN OVER HET KANTOOR EN ZIJN ERVARINGEN BINNEN STIBBE. AAN DE TELEFOON STOND HIJ ME

VRIENDELIJK TE WOORD.

Page 51: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

51

KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014

je niet veertien uur achter elkaar aan een

stuk zitten. Verder lunchen we altijd om

kwart over twaalf met de hele verdieping

van bestuursrecht en luiden we op vrijdag

met het hele kantoor het weekend in met

een biertje.

7. Wat onderscheidt Stibbe van andere kantoren?Wij hebben net als alle andere Zuidas-

kantoren veel mooie zaken. Qua zaken

hoef je dus niet per se voor Stibbe te

kiezen. Ik heb zelf voor Stibbe gekozen,

omdat Stibbe een aparte en grote sectie

bestuursrecht heeft. Maar daarnaast heb

ik ook zeker voor de sfeer gekozen.

8. Kun je de sfeer binnen Stibbe in drie woorden beschrijven?Stibbe heeft een open cultuur en je kunt

er jezelf zijn. Stibbe heeft daardoor een

diverse groep van mensen in dienst.

Bij andere grote kantoren moet je meer

concurreren met de massa. Als ik drie

woorden zou moeten kiezen zouden dat

zijn: ‘open’, ‘ruimte om jezelf te zijn’ en

‘ambitieus’. Met ambitieus bedoel ik dat

kwaliteit op nummer één staat.

9. Wat zijn de mogelijkheden voor studenten om kennis te maken met Stibbe?Om te beginnen organiseert Stibbe prak-

tijkdagen. Dit is een mogelijkheid om

een dag mee te lopen met een speci-

fieke afdeling en zo de sfeer te kunnen

proeven. Daarnaast organiseert Stibbe in

het najaar de Amsterclass. In vier dagen

beleef je hoe het is om een advocaat te

zijn en worden er onder andere training

gegeven in debatteren en procederen. Er

is ook een mogelijkheid om samen met 23

medestudenten vijf dagen mee te lopen in

New York, wat meestal plaatsvindt rond

mei. Ten slotte is er ook de mogelijkheid

om stage te lopen en zijn er mogelijk-

heden voor juridisch assistentschap. Voor

meer informatie kunnen studenten terecht

op www.werkenbijstibbe.nl

10. Hoe zien de opleidingen eruit binnen het kantoor?Als je bij een advocatenkantoor aan de

slag gaat, moet je een opleiding volgen bij

de Orde van Advocaten. Stibbe is echter

ook aangesloten bij de Law Firm School

(LFS). Dit is een aparte opleiding waar

een aantal grote kantoren aan meedoet.

De opleiding is gericht op de commerciële

activiteiten van de grote kantoren van de

Zuidas. Ik heb tijdens deze opleiding veel

contacten gelegd met collega’s van andere

kantoren. Naast de LFS en Orde van Advo-

caten heeft Stibbe ook een interne oplei-

ding die zich voornamelijk richt op de

persoonlijke ontwikkeling. Als je eenmaal

medewerker bent, gaat de interne oplei-

ding nog door. De opleiding bij de Orde

van Advocaten en de LFS eindigen dan.

Stibbe voert een beleid waarin voor alle

stagiaires plek is als medewerker. Dat is

logisch, want er wordt veel tijd en geld

geïnvesteerd in elke stagiair.

11. Wat is het leukste dat je hebt meegemaakt bij Stibbe?Ik zit er nog maar kort, dus ik heb nog

niet heel veel meegemaakt. Wat ik wel

kan vertellen is dat ik elke dag weer met

plezier naar mijn werk ga. Daarnaast heb

ik, samen met mijn kamergenoot, een uitje

voor de praktijk georganiseerd: zeilen op

het IJsselmeer.

12. Heb je nog tips voor de huidige rechtenstudenten?1. Doe je best. Zet je goed in voor je

studie. Zorg dat je je juridische vaardig-

heden goed ontwikkelt. Kijk om je heen,

doe mee met business courses, ga stage

lopen, zorg dat mensen je leren kennen

en dat jij mensen leert kennen.

2. Blijf jezelf. Een van de belangrijkste

dingen is om jezelf te blijven. Soms ga je

op in de massa, maar het is toch belang-

rijk dat je dicht bij jezelf blijft.

Page 52: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

‘Hetzelfde willenzonder hetzelfdete zijn’Valentijn Leijhadvocaat & meervoudig Nederlands juniorenkampioen

Het is de kunst om de verschi l lende ta lenten van mensen te herkennen en te bundelen tot één kracht. Zo werkt een team, zo werkt topsport, zo werkt topadvocatuur. Ki jk voor meer info en vacatures op binnenbijboekel.com

Official Sponsor World Rowing Championships

Page 53: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

53

KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014

Over Boekel De NeréeBoekel De Nerée, oftewel Boekel, is een

middelgroot advocaten- en notarissenkan-

toor gevestigd aan de Amsterdamse Zuidas

en in de Londense City. Boekel kenmerkt

zich door juridische dienstverlening op

hoog niveau, een grote mate van speciali-

satie en korte communicatielijnen. Het kan-

toor heeft 250 medewerkers, onder wie 118

juristen. Zij behartigen de belangen van cli-

enten uit het bedrijfsleven en bij de (semi-)

overheid, in binnen- en buitenland. Boekel

is groot genoeg om internationaal te ope-

reren, maar ook klein genoeg om flexibel

en snel te zijn. Het is een ambitieus kan-

toor met een open en informele werksfeer.

Persoonlijke aandacht voor de cliënt is be-

langrijk, cliënten komen daar graag voor

terug. De juridische markt verandert snel

en vraagstukken van cliënten nemen toe in

complexiteit. In deze dynamiek functioneert

Boekel optimaal. De medewerkers van Boe-

kel hebben de creativiteit en mentaliteit om

de steeds complexere vraagstukken met

een helder advies te beantwoorden. Boekel

streeft naar een praktische en pasklare op-

lossing voor de cliënt en voorziet de cliënt

dan ook van korte en praktische adviezen,

bij voorkeur zonder ellenlange voetnoten,

jurisprudentie etc. Hun kennis en expertise

verbinden zij met de wereld van de cliënt.

Dat is de kracht van Boekel. Boekel werkt

met gespecialiseerde Industry Teams, sec-

torspecifieke teams waarin alle relevante

expertises verenigd zijn, die snel en goed

geïnformeerd kunnen schakelen. Boekel De

Nerée is onder meer partner in business in

de sectoren Real Estate, Healthcare, Retail,

Professional Services, Financial Institutions,

Government en Technology & Information.

Over Francine de SmethIk ben 26 jaar en werk inmiddels alweer

bijna een jaar bij Boekel op de sectie EU,

Competition & Regulatory. Ik ben opge-

groeid in Amsterdam en ben na de middel-

bare school in Leiden gaan studeren. Na de

bachelor Recht & Bedrijfswetenschappen

heb ik daar de master Civiel Recht afgerond

en vervolgens heb ik een tweede master

aan de Erasmus Universiteit gevolgd, Com-

mercial & Company Law. Mijn studenten-

leven heeft zich eigenlijk vooral in Leiden

afgespeeld: ik woonde daar vijf jaar lang

met twintig meisjes in één studentenhuis.

Naast mijn studie en een bijbaantje was ik

regelmatig betrokken bij activiteiten bin-

nen mijn studentenvereniging, werk voor

de Rechtswinkel en het organiseren van al-

lerlei dingen binnen mijn huis.

Wat vond je, terugkijkend op je studie, het meest nuttige of leuke wat je hebt gedaan?Ik vind het lastig te zeggen wat ik achteraf

het allerleukst en nuttigst vond. Sowieso

ben ik blij dat ik naast mijn studie zoveel

mogelijk verschillende (sociale) activiteiten

heb gedaan en hierdoor veel heb geleerd.

Ook vond ik het nuttig om een stage te

lopen en een tijdje te werken als werkstu-

dent bij twee verschillende advocatenkan-

toren, omdat ik daardoor zeker wist dat ik

de advocatuur in wilde en dat tijdens mijn

sollicitatie ook goed kon beargumenteren.

Wat ik in ieder geval ontzettend leuk én

nuttig vond, was mijn uitwisseling naar Pa-

rijs. Ik kan het iedereen aanraden om via

de universiteit een uitwisseling te regelen

naar een land of stad waar je echt wat

mee hebt en waar je nog wel een tijdje

zou willen wonen. Die kans krijg je later

misschien niet meer zo makkelijk! Je ervaart

het vaak als één lange vakantie (ondanks

dat je gewoon colleges moet volgen), maar

tegelijkertijd leer je er ook ontzettend veel

van - in de eerste plaats natuurlijk over je-

zelf. Hoe je zo’n buitenlandverblijf ervaart,

hangt immers helemaal af van wat je er zelf

van maakt. Ik was daar heel ondernemend.

Ik heb veel vrienden gemaakt en heb de

taal goed leren beheersen. Iets doen voor

jezelf en daarvan een succes maken geeft

je zelfvertrouwen. Daarnaast verbreed je

inhoudelijk je horizon (uiteraard ook als je

geen rechtenvakken maar andere vakken

volgt).

Kantoorspecial

Boekel de NeréeDoor Laura Super

Page 54: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Waarom heb je voor de advocatuur gekozen?Ik vond een aantal aspecten van de advo-

catuur bij mij passen. Ik merkte tijdens mijn

studie dat ik het leuk vind om juridisch in-

houdelijk bezig te zijn, om bij een concrete

vraag of een concreet probleem uit te zoe-

ken welke mogelijkheden het recht biedt

om het op te lossen. Maar tegelijkertijd

moet een advocaat actief meedenken met

allerlei belangen van zijn cliënt. Hierdoor

leer je ‘on the job’ onder meer commercieel

en strategisch met je cliënt mee te den-

ken. Als advocaat werk je met verschillende

cliënten: grote en kleine, Nederlandse en

internationale bedrijven, overheidsinstel-

lingen, belangenverenigingen etc. Zo leer

je veel over allerlei grote en kleine spelers

uit de maatschappij met ieder hun eigen

belangen. Ook krijg je als advocaat naast je

werk een intensieve opleiding aangeboden

waardoor je je naast je werk nog verder

ontwikkelt. En via de opleiding en via aller-

lei bijeenkomsten van de Jonge Balie ont-

moet je ook weer veel andere advocaten.

Wat heeft je ertoe bewogen om advocaat te worden bij Boekel?Ik heb geen stage gelopen bij Boekel, maar

tijdens verschillende in-housedagen en de

business course ‘Expeditie Boekel’ voelde

ik mij erg op mijn gemak bij de mensen die

ik daar ontmoette en voelde de (werk)sfeer

goed aan. Naast het goede ‘gevoel’ dat ik

bij Boekel had, bleek het kantoor ook ‘op

papier’ alles te hebben wat ik zocht in een

werkgever. Boekel opereert aan de top van

de Nederlandse advocatuur en ik wilde zo-

veel mogelijk leren van de besten in hun

vak. Daarnaast heeft het kantoor persoon-

lijke ontwikkeling en opleiding hoog in het

vaandel staan. Zo biedt Boekel niet alleen

de LFS opleiding, pleitoefeningen en ver-

schillende interne cursussen en lezingen

aan, ook volgen advocaat-stagiaires een

programma waarbij je je commerciële vaar-

digheden traint. Die combinatie van werken

op topniveau, het kunnen volgen van de

beste opleidingen en werken in een pret-

tige omgeving waar men naast het werk

ook de tijd neemt voor sport, vrienden of

om binnen kantoor iets leuks te organise-

ren, sprak mij erg aan.

Sluit het werk aan bij wat je als student in gedachten had?Het leuke is dat het werk eigenlijk een stuk

commerciëler is dan ik dacht. Als je vers

uit de collegebanken aan de slag gaat, ben

je geneigd om alleen naar de voorliggende

rechtsvraag te kijken, maar als je als ad-

vocaat adviseert of in een procedure op-

treedt, moet je nog veel verder kijken en

rekening houden met allerlei belangen van

je cliënt die meespelen. En wat de sfeer

betreft: die blijkt nog beter te zijn dan ik

had verwacht.

Werken bij Boekel

Hoe ziet een gemiddelde dag bij Boekel eruit?Gemiddelde dagen zijn er niet! Elke dag is

anders. Natuurlijk weet je wel welke zaken

er spelen en hoe die zich zouden kunnen

ontwikkelen, maar vaak weet ik ’s ochtends

nog niet wat ik die dag precies zal doen.

Hoe is de sfeer binnen het kantoor?Heel open en informeel. Mensen zijn ‘down

to earth’ en niet pretentieus. Ik merk geen

enkele vorm van concurrentie tussen de

advocaat-stagiaires, omdat bij iedereen die

wordt aangenomen al direct wordt geke-

ken of er plek is om diegene door te laten

groeien als medewerker. Sterker nog, ik be-

schouw de meeste advocaat-stagiaires en

medewerkers van Boekel inmiddels als een

nieuwe vriendengroep. Ik zie ze ook regel-

matig na het werk en doe nu ook met een

paar collega’s mee aan het kantoorcabaret.

Ook de partners vind ik makkelijk in de

omgang. Ik denk dat dat niet alleen komt

door de omvang, waardoor je iedereen op

zijn minst van gezicht kent, maar ik denk

dat de sfeer ook echt typerend is voor het

kantoor.

Wat onderscheidt Boekel van andere kantoren?De meeste Zuidaskantoren, waaronder

Boekel, lijken op elkaar qua rechtsgebie-

den waarin ze adviseren, waarbij ze onder-

ling kunnen verschillen in omvang, het type

cliënten en in de rechtsgebieden waarop bij

hen het accent ligt. Ook maakt het een ver-

schil of een kantoor haar hoofdvestiging in

Nederland heeft of onderdeel uitmaakt van

een internationaal netwerk. Advocatenkan-

toren verschillen onderling uiteraard wel

in de verschillende mensen die er werken

en de (werk)sfeer die er hangt. Wat ik leuk

vind aan Boekel is dat het een groot kan-

toor is met veel verschillende expertises en

een ambitieus werkniveau, maar tegelijker-

tijd is de sfeer ongedwongen en ontspan-

nen. Door de omvang van het kantoor zijn

de lijntjes tussen de afdelingen kort. Ten

slotte is Boekel een onafhankelijk Neder-

lands kantoor maar is er toch, zeker op

mijn sectie (EU, Competition & Regulatory),

ook een grote internationale dimensie in

het werk door de vele grensoverschrijden-

de zaken die het kantoor doet. Deze combi-

natie past bij mij. Ik denk dat ieder kantoor

zo zijn eigen kenmerken heeft en dat je

ze vooral voor jezelf moet onderscheiden,

door jezelf de vraag te stellen: waar zie jij

jezelf rondlopen?

Wat is een zaak waar je met veel voldoening op terugkijkt?Tot nu toe heb ik vooral meegewerkt aan

grote zaken waar meerdere collega’s op za-

ten. Wat ik onder meer erg leuk vond om

te doen was het schrijven van een melding

namens een groot automerk en het schrij-

ven van een processtuk voor een partij die

schade heeft geleden als gevolg van een

internationaal kartel. Tegelijkertijd werk ik

ook mee in zaken waarbij we cliënten bij-

staan die verdacht worden van het maken

van kartelafspraken, wat ik een interessant

aspect vind aan onze sectie. Ook heb ik

meegewerkt aan verschillende adviezen,

zoals laatst voor een partij in de filmbran-

che. De meeste voldoening geeft het mij

als ik kan meewerken aan leuke zaken en

ik mijn werk nauwelijks aangepast de deur

uit zie gaan.

Wat zijn leuke en minder leuke aspecten van je werk?Leuke aspecten zijn onder meer de grote

verantwoordelijkheid die je al direct krijgt

en de grote afwisseling in het werk.

KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - OKTOBER 2014

54

Page 55: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Een minder leuk aspect aan het werk als

advocaat in het algemeen is dat je soms

door drukte op het werk, in combinatie met

huiswerk en tentamens voor de opleiding,

minder vrije tijd overhoudt. Daarom is het

als je advocaat wil worden zo belangrijk

om kritisch te zijn over de (werk)sfeer bin-

nen je kantoor: als je er toch veel van je

tijd doorbrengt en je soms lang moet door-

werken, dan toch wel het liefst op een plek

waar en met mensen bij wie je het naar je

zin hebt!

Wat zijn de mogelijkheden binnen Boekel voor studentstages?Je kunt bij Boekel een studentstage van

twee maanden lopen of werkstudent wor-

den. Een stage is in principe op fulltime ba-

sis en als werkstudent werk je gedurende

twee maanden twee dagen per week, maar

overal is een mouw aan te passen. Op elke

praktijkgroep binnen Boekel is plek voor

één student-stagiaire of werkstudent. Vaak

zit je samen op de kamer met een advo-

caat, op deze manier krijg je goed mee

wat een advocaat op een dag doet. Een

stage of een plek als werkstudent is een

ideale manier om Boekel te leren kennen.

Als student-stagiaire/werkstudent maak je

onderdeel uit van het team, dus ook op

afdelingsuitjes en borrels ben je van harte

welkom. Doorgaans zijn er kantoorbreed

veel andere student-stagiaires en werk-

studenten, waardoor er ook geen gebrek

is aan koffiemomentjes en vrijdaglunches

met andere studenten.

Op welke manier kunnen studenten kennismaken met Boekel?Er zijn verschillende mogelijkheden. Na-

tuurlijk doet Boekel mee aan allerlei ver-

schillende inhouse-dagen en zijn we te

vinden op verschillende externe recruit-

mentevents, -diners en -beurzen. Ook orga-

niseren wij gemiddeld één keer per maand

een inhouse-informatiemiddag waarbij een

bepaald rechtsgebied centraal staat. Als je

nog beter kennis wilt maken met Boekel

kan ik de business course ‘Expeditie Boe-

kel’ erg aanraden: nadat ik had meegedaan

aan deze business course wist ik in elk

geval zeker dat ik bij Boekel wilde solli-

citeren. Gedurende twee intensieve dagen

ervaar je hoe het is om samen met je team

een cliënt bij te staan. Tijdens deze dagen

ontmoet je veel kantoorgenoten en ervaar

je de sfeer binnen kantoor. Daarnaast kun

je natuurlijk ook een stage lopen of sol-

liciteren voor de functie van werkstudent.

Voor meer informatie over de mogelijkhe-

den om kennis te maken met Boekel kun je

contact opnemen met onze recruiter Susan.

Wat vinden jullie belangrijk in een sollicitatieprocedure?Het is belangrijk dat je kunt aantonen dat

je het leuk vindt om juridisch-inhoudelijk

bezig te zijn. Cijfers spelen daarbij natuur-

lijk een rol, maar ook een cv met nevenac-

tiviteiten, een goede stagebeoordeling en

affiniteit met het rechtsgebied waar je op

solliciteert wegen mee tijdens het beoor-

delen van een sollicitatie. Verder is het na-

tuurlijk interessant voor een kantoor om te

weten wat je naast je studie hebt gedaan

omdat dat iets zegt over wie jij bent als

persoon. Als je solliciteert voor de functie

van advocaat-stagiaire heb je al een streep-

je voor als je al daadwerkelijk kennis hebt

gemaakt met het beroep door een bijbaan,

stage of werkstudentschap. En vergeet ook

niet om jezelf te zijn tijdens een sollicitatie-

gesprek! Natuurlijk ben je wat zenuwachti-

ger of formeler dan normaal, maar als je je

anders voordoet, prikken ze daar meestal

doorheen. En je wilt toch ook ergens wer-

ken waar je jezelf kunt zijn?

Hoe heb je jouw sollicitatieprocedure ervaren?Ik heb gesolliciteerd volgens de oude sol-

licitatieprocedure. Na de schriftelijke ronde

had ik eerst een gesprek met een senior

medewerker van onze afdeling en daarna

moest ik persoonlijkheids- en intelligen-

tietesten maken. Vervolgens had ik een

gesprek met twee partners, waaronder de

partner voor wie ik nu werk en ten slotte

een informele lunch met de sectie. Ik heb

de hele procedure heel wisselend ervaren:

prettig, spannend en pittig tegelijkertijd. Ik

had het idee dat Boekel na de procedure

alles over mij wist (ook mijn minder goede

eigenschappen!), maar ik kreeg ook de

kans om wat van mijzelf te laten zien. Tege-

lijkertijd moet je niet vergeten dat een sol-

licitatieprocedure ook een test is voor het

kantoor waar je solliciteert: natuurlijk lig-

gen de banen niet voor het oprapen, maar

wil je hier wel echt de komende jaren wer-

ken? Voelen de sfeer en de medewerkers

echt zo goed aan als je van tevoren dacht?

Klikt het met je gesprekspartners? Of valt

het eigenlijk tegen? Tijdens de procedure

bij Boekel werd tijdens elke ronde voor

mij verder bevestigd dat ik hier wilde wer-

ken en gelukkig klikte het van de andere

kant ook. De nieuwe sollicitatieprocedure

bestaat eveneens uit drie rondes gevolgd

door een informele lunch of borrel waarin

het eerste gesprek afwijkt van de oude sol-

licitatieprocedure. Het eerste gesprek heb

je met een lid van de sollicitatiecommissie

en onze recruiter. In deze ronde wordt je

een niet-juridische casus voorgelegd aan

de hand waarvan je een genuanceerd ad-

vies moet opstellen. Dit advies presenteer

je vervolgens aan je gesprekspartners.

Heb je tips of adviezen voor rechtenstudenten?Kijk goed om je heen en neem ruim de tijd

om te beslissen wat je wilt doen na je stu-

die. Er zijn genoeg laagdrempelige moge-

lijkheden om kennis te maken met bedrij-

ven en advocatenkantoren, dus maak daar

gebruik van! Zelfs op een inhousedag kun

je al een redelijk goed beeld krijgen van de

sfeer binnen een kantoor. Praat ook met

mensen die al aan het werk zijn: wat doen

ze nou eigenlijk precies en wat vinden zij

de leuke en minder leuke kanten van hun

werk? Wees kritisch over de vraag of een

baan of bedrijf wel echt bij je past. Als je

dat hebt bedacht kom je alleen maar mak-

kelijker door de sollicitatieprocedure heen!

KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014

55

Page 56: In Casu 'Gezondheidsrecht' 22-1

Meteen

en je eigen

je eigen

je eigendossiers,

kansenzaken

Advocaatstagiaires en studentstagiaires vinden hun ideale werkplek in Oost-Nederland. Kijk op www.jpr.nl

eigeNziNNig prOfessiONeel

7055078 adv In Casu 210x297.indd 1 11-08-11 17:15

Meteen

en je eigen

je eigen

je eigendossiers,

kansenzaken

Advocaatstagiaires en studentstagiaires vinden hun ideale werkplek in Oost-Nederland. Kijk op www.jpr.nl

eigeNziNNig prOfessiONeel

7055078 adv In Casu 210x297.indd 1 11-08-11 17:15