het vitz-proletariaat en de verkiezingenjonge mannen vormen de harde kern van het subproletariaat....
TRANSCRIPT
Het Vitz-proletariaat
en de verkiezingen
Toen ik gisteravond van mijn poli naar huis reed
moest ik onderweg stoppen omdat ik werd opgebeld.
Ik parkeerde mijn wagen op het trottoir bij de kleine
Chinese winkel op de hoek van Plein van 12 Mei. Na
het gesprek bleef ik nog even zitten om te kijken naar
het toneel dat zich voor mijn ogen ontvouwde. Het
komen en gaan van buurtbewoners die hun
boodschappen kwamen doen. Winston Loe schreef
het dertig jaar jaar geleden zo mooi in zijn lied
“Paramaribo”:… pkin na sribikrosi e lon ga wenkri gi
den bigisma…. Dat Paramaribo waarover Winston
Loe dertig jaar geleden zong, met kinderen die ‘s
avonds in hun slaapkleren naar de winkel rennen om
nog wat te kopen bij Omu Sneisi, dat Paramaribo
bestaat nog steeds, besefte ik ineens.
Bij de Chinees op de hoek
Onder het afdakje van de winkel zaten groepen
mannen bij elkaar. Ze dronken bier en rookten
sigaretten. Aan de overkant stond een grote groep
mannen hetzelfde te doen, hangende op hun
geparkeerde auto’s. Voor zover ik kon zien, allen
creolen.
Drie meisjes van tien tot twaalf jaar liepen langs met
een jonge man en een jonge vrouw.. Ik schatte ze
op ongeveer achttien jaar oud. Ze kwamen van de
winkel en gingen naar huis. Ze hadden niet veel
gekocht, zag ik. Alleen een zak met puntbroden. De
jonge man, diepzwart, zoals dogla’s soms kunnen
zijn, lang, mager, met zijn haar in rasta-vlechtjes, liep
samen met de lichtbruine jonge vrouw, klein, mager,
met “krunje” roodbruin haar opgebonden tot een
grote bos op de top van haar hoofd. (“Krunje” is de
term die in mijn familie is uitgevonden om een type
haar te beschrijven dat het midden houdt tussen sluik
en kroes). De jongere meisjes hadden dezelfde
huidskleur en hetzelfde soort “krunje” haar, waaruit
ik concludeerde dat ze jongere zusjes waren van het
grotere meisje. Ik zat in mijn auto en keek naar ze.
Ik herkende dit beeld. Ik kende deze mensen, niet
persoonlijk, maar ik kende ze. Ik wist wat hier aan
de hand was.
Een verdwijnende cultuur
Ik heb in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen
ik nog studeerde, vier jaar gewoond aan de
Adrianusstraat. Een zijstraat van het Molenpad.
Dicht bij de Van ‘t Hoogerhuysstraat. Op de hoek
van de Adrianusstraat en het Molenpad stonden
twee Chinese winkels. Elke avond was het daar
dezelfde drukte, met dezelfde soorten mensen, in
dezelfde opstellingen, met dezelfde bedoelingen.
Maar aan de Adrianusstraat gebeurt het al jaren niet
meer. De Chinees waar ik meestal inkopen deed
vertrok naar Amerika en er groeien nu bomen in het
vervallen gebouw. De winkel aan de overkant
bestaat ook niet meer. De buurt is veranderd.
Verschillende bedrijven vestigden zich in de
omgeving en kochten bewoners uit. Vele
buurtvrienden vetrokken naar Nederland. In 1976
trouwde ik en verhuisde naar de Verlengde
Gemenelandsweg. De Chinese winkel op de hoek is
een verdwijnend stukje Surinaamse cultuur.
Wakamans in auto’s
Maar hier, bij het Plein van 12 Mei, bestaat dat stukje
Paramaribo nog. Een opvallend verschil is dat de
wakamans nu in auto’s naar de hoek komen. Aan de
poort van het huis naast de winkel hing een NDP
vlag. De bewoners, vrouwen en kinderen, hadden
stoelen op straat gezet. Een van hen, een dikke
mevrouw met een kam in het haar, schreeuwde
naar een man met een torenhoog kapsel van in
doeken gewikkelde rastavlechten, die op weg was
naar de winkel. Ik kon niet horen wat ze tegen elkaar
riepen omdat mijn ruiten gesloten waren. Maar ruzie
was het niet. Ze lachten. Kinderen liepen de poort in
en uit, kennelijk blij en opgewonden door dit moment
van samenzijn met hun moeders in het licht van de
lantaarnpaal. Een jong meisje hield een baby op
schoot. Het werd me niet duidelijk of de baby van
haar was of dat zij zelf ook tot de kinderen behoorde.
Ze was in ieder geval bedreven in het manipuleren
van het kind. Ze merkte dat ik naar haar keek en ze
keek brutaal terug. Ik startte de auto en reed weg. Ik
haalde het groepje meisjes met de lange zwarte
jongen in. Ik minderde vaart om hun gezichten te
kunnen zien. De jongeman had de gelaatstrekken
van een Hindostaan. Het jonge meisje had een mooi
popperig rond gezicht. Ik herkende haar als een van
mijn patiënten. Ik sloeg een zijstraat in en keerde de
auto. Ik reed opnieuw langs de winkel en zag op een
van de geparkeerde auto’s een NDP vlaggetje.
Het sub-proletariaat
Op wie zullen al deze mensen straks stemmen?
vroeg ik me af. In de afgelopen weken heb ik weer
veel moeten nadenken over de werking van klasse,
ras, beschaving en cultuur in onze samenleving en in
de politiek van de postkoloniale natiestaat. Vooral
de subklasse, het subproletariaat van
drugsverslaafden en hosselaars in de informele
sector, hield mij bezig. Ik ben nog niet zover dat ik
hierover een artikel kan schrijven, maar ik ben reeds,
misschien wat voorbarig, tot de slotsom gekomen dat
de 60% van de bevolking die onder de
armoedegrens leven, mogelijk een groter struikelblok
vormen voor onze nationale ontwikkeling dan de
populistische politici die hen manipuleren.
We weten van andere landen en uit de geschiedenis
dat het subproletariaat niet zelden een bondgenoot
was van reactionaire regiems en dictaturen. Door
hun gemarginaliseerde positie aan de rand van, of
zelfs helemaal buiten, de maatschappij, hebben zij
geen behoefte aan verhalen die gaan over
natievorming, solidariteit of klassenstrijd. Ze zijn
vaak tegen politieke acties om verandering te
bewerkstelligen. Stakingen en protestacties om
lonen en voorzieningen te verbeteren leiden tot
prijsverhogingen. Loonsverhogingen helpen de
werkloze niet. Tegen de prijsstijgingen die er het
gevolg van zijn hebben de meeste van deze mensen
geen verdediging. Misschien met uitzondering van
goud- en drugshandelaren en sexwerkers, die de
prijzen voor hun producten kunnen aanpassen.
Door hun gebrek aan organisatie en discipline zijn
velen van deze mensen vaak ongeschikt voor het
deelnemen aan politieke organisaties of voor het
houden van een reguliere baan.
Het Vitz-proletariaat
Het woord “lompenproletariaat”, dat Karl Marx en
Friedrich Engels gebruikten om deze grote, moeilijk
te definiëren groep aan te duiden, is ongeschikt in
onze situatie. Gezien de vele geparkeerde auto’s op
de hoek bij de Chinees, zouden we misschien beter
kunnen spreken van het “Vitz-proletariaat”, naar de
merknaam van de auto waarin veel “wakamans”
tegenwoordig rondrijden. Ik word al maanden
geplaagd door een jongeman die om de zoveel tijd
komt aanrijden in een zwarte Vitz en de ruiten inslaat
van auto’s van patiënten die voor mijn poli
geparkeerd staan. Binnen twee minuten is het
gedaan. Verschillende mensen zijn zo beroofd van
laptops en andere kostbare spullen. In het busje van
een jong stel met twee kleine zoontjes is in de loop
van enkele maanden twee keren ingebroken. Een
jonge vrouw die helemaal uit Commewijne komt en
ook het slachtoffer is geworden, heeft zich
uitgeschreven en komt niet meer naar mijn poli.. Ze
verloor haar laptop met belangrijke documenten van
haar werk.
Toyota Vitz
Om dit tegen te gaan heb ik een man in dienst
genomen om op de auto’s te letten. Hij is bekend in
de buurt als manusje van alles. Hij maakt tuinen
schoon, wiedt onkruid en doet boodschappen. Toch
heeft de autoinbreker in zijn zwarte Vitz al weer twee
keer zijn slag kunnen slaan omdat mijn wachter te
laat was of even was weggeboord. De job bij de poli
is zijn eerste vaste baan in zijn vijfenzestigjarige
leven en hij heeft moeite met de discipline die
daarvoor nodig is.
Het “open systeem” van het Vitz-proletariaat
Extreme armoede, hongersnood, gekleed gaan in
lompen, permanente werkloosheid en dakloosheid,
zijn in Suriname geen massale verschijnselen. Het
Vitz-proletariaat is een “open systeem” met
verbindingen naar de arbeidersklasse en de
middenklasse.
Het is meer dan een arbeidsreserveleger waarmee
de kapitalisten de prijs van de arbied laag kunnen
houden. Het is ook een vergaarbak van kansloze en
beschadigde mensen, die nooit ergens werk zullen
vinden. Het subproletariaat laat zich ook niet precies
afgrenzen door de armoedegrens. Materiële
armoede is niet de enige bepalende factor. Een
drugsdealer kan geld hebben, maar je kunt hem
moeilijk rekenen tot de middenklasse. Hij blijft deel
van de leefwereld van het subproletariaat.
Mensen gaan heen en weer tussen subproletariaat
en werkende klasse.
Een gepensioneerde onderwijzeres komt regelmatig
langs op de poli om geld te vragen. Ze heeft wel haar
eigen woning, maar ze is een gast in haar eigen huis
sedert haar dochter met man en 4 kinderen bij haar
introk. Die waren uit hun huis gezet. De medische
problemen waarmee ze naar de poli komt hangen
nauw samen met de spanningen die gepaard gaan
met deze situatie. Gepensioneerde ambtenaren
lopen een grote kans af te glijden in het
subproletariaat. Maar meer nog de kinderen van
deze ambtenaren. In het vervallende huis van Pa en
Ma wonen nu hun kinderen en kleinkinderen. Er
worden bittere vetes uitgevochten tussen broers en
zusters over het huis. Niet zelden neemt een broer
of zus uit Nederland de macht over, met het gevolg
dat de bewoners moeten verhuizen. Complexe en
informele (niet “erkende”) verwantschapsrelaties
dragen bij aan grote onduidelijkheden over
nalatenschappen.
Geld zoeken
Elke dag komen mensen geld bij me zoeken op de
poli. In de afgelopen maanden is het aantal
toegenomen. Er zijn twee mannen bij van wie een
been is geamputeerd. Eén is een veteraan van de
binnenlandse oorlog en de ander verloor zijn been na
een ongeval met een cirkelzaag. Er komt ook een
psychisch gestoorde vrouw van middelbare leeftijd.
Zij schrijft met grote hanepoten schoolschriften vol
over een jongere neef, die haar seksueel misbruikt in
haar erfwoning. Elke week krijg ik een schoolschrift
of een paar uit een schrift gescheurde blaadjes van
haar. Haar enige zoon, die in de goudvelden werkte,
is daar enkele maanden geleden door onduidelijke
oorzaken overleden. Hij was in de twintig. In de
groep geldzoekers zit er één Hindostaan, een
drugsverslaafde. Vorig jaar zat hij een paar weken
in de gevangenis. Ik gaf zijn moeder ziektebrieven
om te voorkomen dat hij ontslagen zou worden als
ambtenaar.
Risicogroepen
Mensen van alle etnische groepen komen terecht in
het subproletariaat, maar Afro-Surinamers zijn
oververtegenwoordigd in deze sociale categorie.
Hindostanen en Javanen hebben familiestructuren
en maatschappelijke organisaties die functioneren
als vangnetten voor mensen, die dreigen te vallen in
de poel van het subproletariaat. Ook Creolen
hebben die, maar door allerlei oorzaken zijn hun
vangnetten minder effectief.
Alleenstaande moeders vormen een belangrijke
risicogroep. Ze hebben onzekere banen als
dienstmeisje, winkelbediende, bejaardenverzorger of
zijn losse arbeiders. Ze hebben tussen jobs
doorgaans wekenlang geen werk. Jonge vrouwen
vervallen soms tot prostitutie of semi-prostitutie.
Het proces van afglijden naar het subproletariaat
heeft een psychopathiserende of criminaliserende
invloed op mensen die daarvoor vatbaar zijn.
Jonge mannen vormen de harde kern van het
subproletariaat. De gevangenissen en cellenhuizen
puilen uit van ze.
De goudvelden
De goudvelden verschaffen aan duizenden jonge
mannen werkgelegenheid. Ik ken een paar uit de
buurt die al jaren in het binnenland zijn en nooit naar
de stad komen. Ik weet niet of we deze groep nu
kunnen rekenen tot de werkende klasse. Ik denk van
niet. De werkende klasse bestaat pas als de mensen
zich als zodanig organiseren en naar buiten treden in
de maatschappij. Werk doen voor een baas maakt
je nog niet tot een lid van de werkende klasse. De
meeste arbeiders in de goudvelden hebben geen
vakbond en de arbeidsinspectie beschermt ze niet
tegen gevaarlijke en ongezonde omstandigheden.
Behalve de werknemers van IAMGOLD kunnen de
meeste goudzoekers volgens mij het beste gerekend
worden tot het subproletariaat, ook al hebben ze
werk en worden ze daar naar verhouding redelijk
voor betaald.
In de goudvelden
Uitslag verkiezingen in handen van het
subproletariaat
Het lot van Suriname ligt bij de komende
verkiezingen voor een groot deel in handen van het
subproletariaat. De traditionele politieke partijen van
de middenklasse moeten deze groep stemmers
wegtrekken van de NDP. In deze zal niet de zorg
over morele en grondwettelijke kwesties de doorslag
geven. Uiteindelijk zal de doorslag geven of de
mensen genoeg geld hebben om zichzelf en hun
kinderen te onderhouden. Voor een groot deel van
het subproletariaat zijn de stijgende prijzen bijna
letterlijk dodelijk. Maar een ander groot deel is in
staat, om met inkomsten die druppelen uit de
informele sector (goud en drugs, prostitutie, smokkel,
wapenhandel), de prijsstijgingen te compenseren.
Of het de traditionele partijen lukt hangt af van de
impact van de goudvelden en de informele
economie. Als de “wakamans” op de hoek bij de
Chinese winkel genoeg geld hebben om te geven
aan de vrouwen die met hun kinderen voor de poort
zitten, dan zullen ze misschien niet geneigd zijn hun
stemgedrag te veranderen en te stemmen op de
traditionele burgerlijke partijen, die hun taal niet
spreken, hun leven niet begrijpen en eigenlijk op ze
neerkijken. Met wat geld van de mannen aan de
overkant, in combinatie met kinderbijslag en de AOV
van oma en ook nog een voedselpakket van de NDP,
zijn deze vrouwen misschien wel tevreden. Waarom
zouden ze anders een NDP vlag aan hun poort
hangen?
Geen ontwikkeling zonder verheffing van het
subproletariaat uit de armoede
Wat er ook gebeurt, wie de verkiezingen ook winnen,
zolang meer dan de helft van de bevolking leeft
onder de armoedegrens, zullen we dit land nooit
kunnen opbouwen. Het enorme subproletariaat is
een permanent gevaar voor de maatschappij
vanwege haar gebrek aan organisatie, discipline en
loyaliteit tegenover de samenleving. Nationale
ontwikkeling is onmogelijk zonder de opheffing van
het subproletariaat, opheffing vooral in de zin van
verheffing. De vraag is of de burgerlijke politieke
partijen straks als ze de macht hebben, wat
waarschijnlijk lijkt, deze keer werkelijk ervoor zullen
zorgen dat de gemarginaliseerden, de mensen aan
de rand van de maatschappij, worden opgenomen in
de nationale samenleving. Dit is in de eerste plaats
een proces van politieke participatie en zeker geen
zaak van het uitdelen van pakketten.
Er is een enorm onbenut potentieel en grote
levenskracht in het subproletariaat. Het tableau bij
de Chinese winkel bij het Plein van 12 Mei was vol
met goed gevoede, goed gehumeurde, seksueel
actieve, procreërende mensen. Wat zou het mooi
zijn als al hun kinderen konden opgroeien tot
volwaardige burgers met verantwoordelijkheid voor
zichzelf, hun familie, hun buurt en voor de republiek.
Paramaribo 21 mei 2020
Wim Bakker, voorzitter SetiSRnan, [email protected]