het stabiliteits- en groeipact
TRANSCRIPT
EU-Studies
Het Stabiliteits- en Groeipact
Case Duitsland
Dirk De Wolf1-5-2012
Abstract
In deze paper wordt de vraag gesteld of het strenge saneringsbeleid, op vraag
van Duitsland, de oplossing is voor de problemen van de huidige eurocrisis en of
we al dan niet moeten opteren voor een stimuleringsbeleid dat ruimte creëert
voor economische groei. Om deze vraag op te lossen duiken we in de
geschiedenis van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en analyseren we de Duitse
financiële problemen van 2002-2003. We maken daarop een terugkoppeling naar
de huidige eurocrisis. In het besluit van deze paper komen we tot de conclusie
dat Duitsland ook oog moet hebben voor haar eigen geschiedenis en dat
uitsluitend kiezen voor een saneringsbeleid enkel tot meer problemen kan leiden
op lange termijn.
Lijst met afkortingen
SGP: Stabiliteits- en Groeipact
ECB: Europese Centrale Bank
EMU: Europese Monetaire Unie
EMS: Europees Monetair Stelsel
Auteur
Tel.: 0032 (0)472 551 540
LinkedIn: https://be.linkedin.com/in/dewolfdirk
E-mail: [email protected]
Inhoudstafel
Inleiding/Probleemstelling................................................................................................3
Deel 1: Het Europees economisch bestuur vóór de eurocrisis........................3
1.1 De Duitse redenen voor het SGP....................................................................................3
1.1.1 Kenmerken van de Duitse economistische visie...............................................3
1.1.2 Het Duitse wantrouwen in de andere lidstaten.................................................3
1.1.3 Duitse angst voor negatieve spillover effecten.................................................3
1.1.4 Uitspraak van het federaal grondwettelijk hof...................................................3
1.2 De Duitse problemen in 2002 – 2003............................................................................3
1.2.1 Achtergrond....................................................................................................................3
1.2.2 Analyse van de problemen........................................................................................3
1.2.3 Veranderde internationale context........................................................................3
1.2.4 Acties van de Europese Commissie en de Raad................................................3
1.2.5 Duitse reactie op het overtreden van het SGP...................................................3
Deel 2: Het Europees economisch bestuur vanaf de eurocrisis......................3
2.1 Het begrotingsverdrag (fiscal compact)......................................................................3
2.2 De Duitse houding...............................................................................................................3
2.2.1 Binnenlandse context in Duitsland.........................................................................3
2.2.2 Kritische bedenking.....................................................................................................3
Conclusie...................................................................................................................................3
Bibliografie...............................................................................................................................3
Inleiding/Probleemstelling
De politiek in Europa wordt vandaag overheerst door zware economische zorgen,
om niet te zeggen angsten. De eurocrisis leek eind vorig jaar (2011) onder
controle maar steekt nu terug de kop op. Een lage lange termijn rente,
quantitave easing (QE)1 en monetaire financiering hebben slechts voor een
verzachting van de effecten van de crisis kunnen zorgen, maar tot een echte
bezwering ervan hebben die instrumenten niet geleid.
Anno 2012 zet men zwaar in op een streng budgettair beleid van de eurolanden
in de vorm van het fiscal compact (of begrotingsverdrag) (Reuters, 2012, 31
januari). Het fiscal compact is een intergouvernementeel verdrag dat in
december 2011 geratificeerd werd door alle lidstaten van de Europese Unie.
Enkel Groot-Brittannië en Tsjechië ratificeerden het pact niet. Het akkoord stelt
dat de overheden er door de Europese Commissie toe worden verplicht om hun
budgettaire tekorten terug te dringen en dat zo snel mogelijk. De periode waarin
dat gebeurt en de mate van het terugschroeven van de tekorten, worden
vastgelegd in afspraken met de Europese Commissie. Als een lidstaat zich daar
niet aan houdt volgen er automatisch sancties. Er wordt ook verlangd van de
lidstaten dat het beperken van budgettaire tekorten als overheidsobjectief wordt
vastgelegd in nationale wetten.
Uit het vallen van de Nederlandse regering, de verkiezingsbeloftes van de Franse
president François Hollande, de commentaar van de president van de Europese
Centrale Bank (ECB) Mario Draghi en de talrijke 1-mei betogingen in de zuiderse
eurolanden blijkt echter dat er een sterke oppositie bestaat in Europa tegenover
dat rigoureus overheidsbeleid als oplossing van de eurocrisis (Alessi & Philippon,
2012). Duitsland – dat de drijvende kracht was achter het fiscal compact – krijgt
steeds meer tegenwind; het idee dat er vooral aandacht zou moeten gaan naar
een stimuleringsbeleid krijgt meer aanhang. Het lijkt er zelfs op dat het verdrag
aangepast zal worden, of dat er in ieder geval lakser zal opgetreden worden als
een land zich niet aan de afspraken kan houden. Getuige daarvan is Spanje dat
1 Quantitative Easing wordt door een aantal centrale banken gebruikt om de economie te stimuleren op het moment dat conventionele middelen, zoals renteverlagingen, niet het gewenste doel hebben bereikt. QE houdt in dat de geldvoorraad wordt vergroot door een centrale bank door middel van de aankoop van effecten zoals staatsobligaties. Zo hoopt men voldoende geld in het systeem te pompen zodat deflatie vermeden kan worden. De techniek is uiteraard ziet zonder gevaar (BBC, 2012).
Pagina | 1
niet in de problemen kwam toen het aankondigde dat het haar begrotingstekort
minder sterk had kunnen terugdringen dan verhoopt.
In deze paper staan we voornamelijk stil bij de vraag of het opportuun is om af te
zien van de economische beleidskoers die Duitsland heeft uitgetekend om de
eurocrisis te bedwingen. De merites van het Keynesianisme in dit pact vallen niet
te ontkennen, maar het valt wel te betwijfelen of het iets zou kunnen betekenen
voor de economische uitdaging waar de Europese Unie op heden mee
geconfronteerd wordt. Onze hoofdvraag luidt dan ook:
Is het Duitse strenge overheidsbeleid waarbij overheidstekorten worden
teruggedrongen de juiste richting die Europa wil inslaan of zou een
stimuleringsbeleid meer soelaas brengen?
Om een antwoord te kunnen formuleren op de hoofdvraag van deze paper zullen
we de geschiedenis van de eurozone van naderbij bekijken. Alle oplossingen die
vandaag aangereikt worden om de euro en haar bijkomende overheidsfinanciën
te redden zijn namelijk aanpassingen aan de gebreken van het oorspronkelijke
eurosysteem die pas recent boven water zijn gekomen.
Het fiscal compact op zich is geen nieuw verdrag. Het is slechts een nieuwe vorm
van het SGP uit 1997 dat toen niet af te dwingen leek. Waar vandaag naar
gestreefd wordt is niet nieuw. Het grote verschil met 15 jaar geleden is dat de
staats- en regeringsleiders nu over 15 jaar meer ervaring beschikken om de
logica achter een dergelijk verdrag te beoordelen. Er is uiteraard ook de vreemde
constatering dat zelfs Duitsland zich toen niet aan de vooropgestelde
voorwaarden kon houden.
Het actuele debat in Europa lijkt bijgevolg op een reflectie van wat men reeds
heeft meegemaakt. Er kunnen daar dan ook lessen uit getrokken worden waarop
men zich kan baseren om de juiste koers uit te stippelen en te volgen. In het
eerste deel van deze paper bespreken we het Europees economisch bestuur vóór
de eurocrisis en hebben specifiek aandacht voor het SGP. Daarbij stellen we ons
de vraag waarom Duitsland zo’n groot belang hechtte aan het SGP. Vervolgens
wordt er onderzocht waarom dat Duitsland zich in 2002-2003 niet aan de regels
van het SGP kon houden. In het tweede deel van deze paper gaan we dieper in
op het Europees economisch bestuur vanaf de eurocrisis en welke rol Duitsland
hierin speelt. Tot slot worden in de conclusie de antwoorden op die deelvragen
kort hernomen en geven we antwoord op de hoofdvraag.
Pagina | 2
Deel 1: Het Europees economisch bestuur vóór de
eurocrisis
In het verdrag van Rome van 1957 was er enkel sprake van een “coördinatie van
de conjunctuurpolitiek”. Vanaf het verdrag van Maastricht (1992) verschoof de
aandacht, met het oog op de invoering van de euro, naar de budgettaire
orthodoxie. De bekommernis werd: een sterke euro en een lage inflatie die er
voor moest zorgen dat de staatsfinanciën onder controle werden gehouden. Er
volgden tal van initiatieven zoals de Maastrichtnormen (1992), het SGP (1997),
de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (via de open
coördinatiemethode) en de Lissabonstrategie. In deze paper gaat onze aandacht
uit naar het SGP en meer bepaald naar waarom Duitsland daar zo’n voorstander
van was.
1.1 De Duitse redenen voor het SGP
In dit onderdeel van de paper gaan we na waarom Duitsland zo aandrong op het
Stabiliteits- en Groeipact van 1997. We stellen vast dat er vier verschillende
feiten aan de basis lagen van het initiatief van toenmalig Duits Minister van
financiën, Theo Waigel, om het SGP af te sluiten.
1.1.1 Kenmerken van de Duitse economistische visie
Duitsland had een duidelijke economistische visie begin jaren ’90 (Moravcsik,
1998, p. 241). Duitsland had een sterke munt, een lage inflatie en aanhoudende
handelsoverschotten. Vanuit haar sterke economische positie was Duitsland er
van overtuigd dat er eerst een convergentie en economische integratie zou
moeten optreden tussen de economische en monetaire indicatoren voordat een
monetaire integratie mogelijk zou zijn. Als dat niet het geval zou zijn, zou dat
namelijk een slechte invloed kunnen hebben op haar economie.
De schrik voor dat fenomeen – ook gekend als negatieve spillovers – lag aan de
basis van de Duitse eis dat de economieën van andere lidstaten eerst naar elkaar
toe moesten convergeren opdat daaropvolgend zou kunnen worden overgaan tot
de oprichting van een monetaire unie (Maes, 2002). De Duitse visie op de
economie volgt het principe van de sociale markteconomie, een combinatie van
een vrije markt en een sociaal beleid. Het motto van de sociale markteconomie in
de Bondsrepubliek is: “Zo min mogelijk overheid, zo veel overheid als
Pagina | 3
noodzakelijk”. De overheid heeft bijgevolg een kleine rol maar schept wel de
randvoorwaarden voor een goede economie. In de Duitse grondwet is zelfs
vastgelegd dat de markt gebonden is aan sociale grenzen.
Duitsland kent een rule-based approach met strakke regels waarbij ze meer
vertrouwen op voorschriften opgelegd aan de economie. Een ander kenmerk van
Duitsland is dat ze een grote ijver vertonen om een stabiele monetaire situatie na
te streven (Dyson & Featherstone, 1999, p. 282). Dat wordt gedaan om de
inflatie zo laag mogelijk te houden. De angst voor inflatie komt voort uit de jaren
1920, de periode van de hyperinflatie in Duitsland. Om dat in de toekomst te
vermijden ligt het Duitse vertrouwen meer bij decentralisatie, opgelegde regels in
de economie en de kennis van experten en technocraten. Zo mag er geen
inmenging zijn van politiek en economie. Deze depolitisering trokken ze ook door
bij de ECB zodat deze volledige onafhankelijkheid verwierf (Dyson &
Featherstone, 1999; Hoekstra, Horstmann, Knabl, Kruse & Wiedermann, 2008).
1.1.2 Het Duitse wantrouwen in de andere lidstaten
Buiten de omschakeling van een sterke Deutsche Mark (DEM) naar een niet
gekende euro was er nog het Duitse wantrouwen in de andere lidstaten (Heipertz
& Verdun, 2004; Stark, 2001). Duitsland had het niet zo hoog op met de
overheidsfinanciën en economiën van andere landen. De volgende
convergentiecriteria, opgenomen in het SGP, veranderen daar niets aan:
- Het begrotingstekort mag niet hoger oplopen dan 3% van het BBP.
- De overheidsschuld moet lager zijn dan 60% van het BBP.
- De inflatie mag niet hoger zijn dan 1,5% boven de gemiddelde inflatie van
de drie lidstaten met de laagste inflatie.
- De gemiddelde nominale langetermijnrente mag niet meer dan 2% hoger
liggen dan die van de drie lidstaten met de laagste inflatie.
- Er moet sprake zijn van een wisselkoers die gedurende twee jaar voor de
toetreding tot de eurozone zonder grote spanningen binnen de normale
fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het EMS is
gebleven.
Duitsland had schrik dat de convergentiecriteria van het SGP niet zouden
volstaan om een permanente stabiele muntunie te creëren. Uit de EMU kan een
lidstaat niet meer uitgesloten worden. Om die reden vreesde Duitsland dat er
lidstaten zouden zijn die, eenmaal ze deel uit maakten van de EMU, op dat
Pagina | 4
moment op budgettair vlak de teugels zouden lossen en hun overheidsschuld en
begrotingstekort uit de hand zouden laten lopen (Beetsma, 2001). Omdat er geen
bepalingen waren die de lidstaten regels oplegden om hun overheidsfinanciën op
een gezonde manier verder te beheren, vreesde Duitsland dat de opgestelde
normen enkel een toegangsticket waren, en geen serieus engagement (Stark,
2001).
1.1.3 Duitse angst voor negatieve spillover effecten
De Duitsers hadden ook angst voor de negatieve spillover effecten van de landen
die, nadat ze tot de EMU toegetreden waren, de criteria niet meer zouden halen
(Stark, 2001). We geven in deze passage, ter verduidelijking, een voorbeeld van
spillover effecten. Het begrotingsbeleid van een lidstaat heeft invloed op andere
lidstaten. Expansief begrotingsbeleid van één lidstaat kan een rentestijging in
alle landen van de eurozone veroorzaken. Dat gaat als volgt: doordat een
overheid grote begrotingstekorten opbouwt, is die genoodzaakt om, in
afwezigheid van monetaire financiering, schulden uit te geven. Hierdoor vloeien
spaarmiddelen van de internationale kapitaalmarkten weg, waardoor er binnen
de Unie een rentestijging plaats vindt. Die rentestijging kan leiden tot een
verzwaring van de rentelasten op de overheidsschuld, wat dan weer de
begrotingspolitiek van een land beïnvloedt. Deze situatie kan zich enkel voordoen
als de internationale kapitaalmarkten geen risicopremie toekennen aan de
hoogte van de overheidsschuld van een land. Als dat wel het geval zou zijn, dan
zal de lidstaat die zwaar moet lenen om haar oude schuldverplichtingen te
kunnen voldoen, een hogere rente moeten betalen dan de landen met een lage
schuldgraad. Het pact wil er precies voor zorgen dat, door begrotingscriteria op
te leggen, dergelijke ongewenste neveneffecten niet voorvallen (Naert & Vanden
Bussche, 2004).
Die slechte resultaten zouden het beleid van de ECB kunnen ondermijnen omdat
de ECB zou moeten tussenkomen bij allerlei problemen van de lidstaten (Stark,
2001). Hoewel de ECB in beginsel onafhankelijk is en zich slechts om inflatie
bekommert, bestaat de vrees dat groeiende staatsschuld leidt tot druk op de ECB
om de inflatie te laten toenemen. De reden daarvoor is dat een onverwachte
inflatie de reële omvang van de schuld terugdringt en op die manier een
overheid in nood kan helpen. Er vindt dan een monetaire reddingsoperatie (‘bail
out’) plaats (Van Ewijk, De Mooij & Tang, 2002). Noch de ECB noch een andere
lidstaat kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor het budgettair beleid van
Pagina | 5
een bepaalde lidstaat. Het freeriders gedrag, waarbij lidstaten tijdelijk een hoger
tekort mochten hebben, moest dus niet door anderen gedragen worden. Dat is
beter gekend als de no bail-out-clausule (Maes, 2002; Heipertz & Verdun, 2004).
Het SGP moest er dus – door het opleggen van regels voor het budgettair beleid –
voor zorgen dat, ook nadat een lidstaat toegetreden was tot de EMU, de
begrotingsdiscipline gehandhaafd werd. Een kanttekening die we hierbij maken is
dat de EMU en het SGP onvoldoende rekening houden met de vele verschillen –
zoals op vlak van fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidsbeleid – tussen de
verschillende lidstaten. Bovendien versterkt de EMU onevenwichten in de
lopende rekening door verschillende reële rentes; perifere landen (zoals
bijvoorbeeld Spanje en Griekenland) profiteren initieel van een lagere reële rente.
Duitsland profiteert dan weer van een ondergewaardeerde reële wisselkoers. Ter
illustratie hierbij;
1.1.4 Uitspraak van het federaal grondwettelijk hof
Als laatste reden geeft Stark (2001) ook nog op dat Duitsland via de federale
overheid gebonden was door een uitspraak van het federaal grondwettelijk hof.
Dat hof had in een uitspraak aangegeven dat de monetaire unie de vorm moest
krijgen van een stabiliteitsgemeenschap. Dat zorgde ervoor dat Duitsland zelf
aan de kar moest trekken opdat die stabiliteit werkelijkheid zou worden. Het was
Pagina | 6
Figuur 1: A) lopende rekening; B) reële intrestvoet.DEU: Duitsland, ESP: Spanje, GRC: Griekenland, IRL: Ierland, PRT: Portugal
A B
voor Duitsland van belang om extra regelingen te treffen met het oog op de
toekomstige euro, anders stond dat haar eigen deelname aan de
gemeenschappelijke munt in de weg (Heipertz & Verdun, 2004).
1.2 De Duitse problemen in 2002 – 2003
1.2.1 Achtergrond
De naleving van het SGP leek voor Duitsland een zwaardere opdracht dan
aanvankelijk werd gedacht. Duitsland was, samen met onder andere Frankrijk en
Portugal, een van de eerste landen dat geconfronteerd werd met een
buitensporig tekort. Volgens het SGP is er sprake van een buitensporig tekort
wanneer het begrotingstekort meer dan 3% van het BBP bedraagt. In dit deel
zullen we nagaan hoe het komt dat Duitsland in de jaren 2002 en 2003 zelf
problemen ervaarde met de convergentiecriteria, waar het zo op aandrong, van
het SGP.
In principe komt een lidstaat met een begrotingstekort dan terecht in de
buitensporige deficitprocedure die als volgt verloopt (Eur-Lex, 1997):
- De Commissie beveelt de Raad (ECOFIN) aan om de procedure te starten,
maar de Raad beslist daarover met gekwalificeerde meerderheid.
- Als de Raad oordeelt dat er een buitensporig tekort is, worden er
aanbevelingen gedaan en een termijn vastgelegd om dat te corrigeren
(aanpassingstraject).
- Bij niet-naleving van die aanbevelingen kunnen er sancties volgen. Eerst is
er de renteloze deposito, bestaande uit een vast deel van 0,2% van het
BBP en een variabel deel dat afhankelijk is van de grootte van het
begrotingstekort. Deze twee delen samen mogen maximaal 0,5% van het
BBP bedragen.
- Een deposito kan daarop omgezet worden in een boete als de Raad van
mening is dat, na twee jaar, het buitensporig tekort nog niet voldoende
was gecorrigeerd.
Toch zijn er een aantal uitzonderingen mogelijk. Een buitensporig tekort zal als
uitzonderlijk bestempeld worden als het tekort het gevolg is van een ongewone
situatie die buiten de controle van de lidstaat valt en een grote invloed heeft op
de financiële situatie van de overheid of die resulteert in een ernstige
economische crisis. Een klassiek voorbeeld van zo’n situatie is een natuurramp.
Pagina | 7
Het buitensporig tekort zal als tijdelijk worden beschouwd als de budgettaire
voorspellingen aangeven dat het tekort zal verdwijnen eenmaal deze ongewone
situatie of de ernstige economische crisis eindigt (Baldwin & Wyplosz, 2009;
Smits, 2004).
De sancties werden nooit toegepast, want al vanaf 2002 overtraden veel
lidstaten waaronder Duitsland het SGP. Op een Europese top in maart 2005 werd
een politiek akkoord gesloten om het SGP soepel te interpreteren.
1.2.2 Analyse van de problemen
Zoals reeds eerder is opgemerkt was het voornamelijk Duitsland dat bij de
aanvang van de EMU had aangedrongen op het opstellen van strenge regels om
de stabiliteit van de euro te waarborgen. Tot en met 2001 was er eigenlijk geen
probleem voor Duitsland. Het had weliswaar tekorten maar niet van die orde dat
er een ‘procedure voor buitensporige tekorten’ moest opgestart worden
(Geelgoed, 2003).
Vanaf 2002 veranderde de budgettaire situatie in Duitsland drastisch. Begin 2002
gaf de Commissie een rapport uit met de vraag aan ECOFIN om, betreffende de
begroting van 2001, een Early Warning (een vroegtijdige waarschuwing) te geven
aan Duitsland (European Commission, 2002a). De Commissie vreesde dat indien
Duitsland haar beleid niet zou aanpassen, er buitensporige tekorten zouden
kunnen ontstaan. Het land had voor 2001 een tekort voorzien van 2,6%; het
feitelijke tekort bedroeg uiteindelijk 2,8% van het BBP. De Raad gaf aan het
verzoek van de Commissie geen gevolg en sloot de Early Warning procedure
(ECOFIN, 2002).
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de situatie in Duitsland:
Tabel 1: General government deficit/surplus Duitsland (% BBP)‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11-2.8 -2.2 -1.5 1.3 -2.8 -3.7 -4.0 -3.8 -3.3 -1.6 0.3 0.1 -3.0 -4.3 -1.0
Bron: Eurostat (2012c)
Tabel 2: General government gross debt Duitsland (% BBP)‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘1159.8
60.3
61.1
60.2
59.6
60.3
63.8
65.5
67.7
68.1
65.2
66.7
74.4
83.0
81.2
Bron: Eurostat (2012b)
Tabel 3: Real GDP growth rate – volume Duitsland (% BBP)‘97
‘98
‘99
‘00
‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11
1. 1. 1. 3. 1.5 0.0 -0.4 1.2 0.7 3.7 3.3 1.1 -5.1 3.7 3.0
Pagina | 8
7 9 9 1Bron: Eurostat (2012a)
In het begrotingsjaar 2002 had Duitsland zeer ernstige problemen om te voldoen
aan de Europese begrotingsregels, waardoor de procedure voor buitensporige
tekorten werd opgestart. De Duitse overheid hield in haar begroting en in haar
stabiliteitsprogramma2 rekening met macro-economische hypothesen die
achteraf veel te gunstig bleken te zijn. Daardoor werden de
begrotingsdoelstellingen vaak met ruime marges gemist. Het Duitse
stabiliteitsprogramma van oktober 2000 is in dat opzicht een uitstekend
voorbeeld. Dat programma was gebaseerd op een activiteitsgroei van 2,75% in
2001 en een activiteitsgroei van 2,5% in de daaropvolgende jaren. In
werkelijkheid groeide de Duitse economie van 2001 tot 2003 gemiddeld maar
met zowat 0,25%. Anderzijds leidde het geloof in een hogere trendmatige of
potentiële activiteitsgroei tot een verkeerde beoordeling van de conjuncturele
situatie omstreeks de eeuwwisseling (Beetsma, 2001; Stark, 2001).
Het feit dat Duitsland in de jaren 2001 en 2002 tegen de lamp liep was een
logisch gevolg van haar beleid in de voorgaande jaren. De conjunctuur was zeer
gunstig in de jaren 1999 en 2000; er was toen een economische opleving. Maar
in die jaren was de politieke wil niet aanwezig om de onverwachte
overheidsinkomsten te gebruiken voor het opbouwen van budgettaire reserves of
voor het verminderen van de overheidsschuld zoals vereist door het SGP. De
Duitse overheidsuitgaven liepen uit de hand door de aanhoudende kosten van de
Duitse hereniging, waardoor het tekort minder daalde toen het kon en sneller
opliep in 2002 (Geelgoed, 2003; Smits, 2004).
De Duitse economie was eveneens onderworpen aan een aantal negatieve
factoren aan het begin van het EMU-tijdperk. De economische realiteit tijdens de
eerste Schröder regering (1998-2002) maakte het Duitsland niet mogelijk om een
duurzaam economisch beleid te voeren. De Duitse export en groei werden
negatief beïnvloed door die economische situatie. Ook waren er de uitbraak van
mond- en klauwzeer in Groot-Brittannië in februari 2001 en de terreuraanslagen
in de VS op 11 september 2001. Die gebeurtenissen veroorzaakten grote
onzekerheden in de wereldwijde economie. Dat beïnvloede eveneens de export,
de groei en de financiële stabiliteit in de Europese economieën op een negatieve
2 In een stabiliteitsprogramma stippelt elke lidstaat het budgettair beleid uit voor de volgende jaren en verantwoordt elke lidstaat de toestand van haar overheidsfinanciën grondig. Elk stabiliteitsprogramma is onderworpen aan de controle van de Europese Commissie en de Europese Raad (Fingland & Bailey, 2008).
Pagina | 9
wijze. De verslechterende vooruitzichten hadden vooral een directe invloed op de
exportgerichte Duitse economie. Dat komt omdat, historisch gezien, het de
export was die in eerste instantie als promotor voor de Duitse groei had
opgetreden (Geelgoed, 2003; Smits, 2004).
1.2.3 Veranderde internationale context
De veranderingen in de Europese omgeving hadden toch een grote invloed op
het nationale economische beleid van de lidstaten van de eurozone en hun
stabiliteit. De omvang van de economische problemen aan het begin van de 21ste
eeuw was niet voorzien bij de vorming van het SGP in 1995-1997. Het lijkt er
zelfs op dat de uitvoering van het SGP in de EMU in eerste instantie in het Duitse
publieke debat werd beschouwd als zijnde pijnloos en kostenefficiënt. Het was
dus niet te verwachten dat het SGP belangrijke nationale aanpassingen zou
vereisen (Buti, Franco & Ongena, 1998; Gros & Thygesen, 1998). Hier komt bij
dat de Duitse economie door de starheden in de sociale zekerheid en
arbeidsmarkt toch al ondermaats presteerde.
Het Duitse probleem is niet zozeer een uit de hand lopend begrotingstekort, maar
eerder de stagnatie van de economische machine. Het jaar 2001-2002 was in
feite het eerste echte conjuncturele dieptepunt van de EMU, Duitsland werd toen
geconfronteerd met relatief lage economische groei. Dat dieptepunt
confronteerde Duitsland met de gevolgen van een gebrek aan voorspoed en
ambitie in de voorafgaande jaren. De gunstige economische omstandigheden van
de voorafgaande jaren werden niet aangewend om de overheidsfinanciën te
verbeteren. Er werd juist een licht procyclisch beleid gevoerd, dat expansief
begrotingsbeleid werd gebruikt als een alternatief voor het monetaire beleid van
de ECB dat door Duitsland als te restrictief werd aangevoeld. Immers, de ECB
richtte haar rentebeleid op de geaggregeerde eurozone en die vertoonde
aanzienlijke divergenties op vlak van groei en inflatie (NRC handelsblad, 2002, 31
januari; Smits, 2004). Ter illustratie;
Pagina | 10
A B
1.2.4 Acties van de Europese Commissie en de Raad
De Commissie had op het einde van het jaar 2002 opnieuw een rapport
geschreven over de situatie van de overheidsfinanciën in Duitsland en iets later
ook een aanbeveling gericht aan de ECOFIN. De Commissie meldde aan de
ECOFIN dat er sprake was van een buitensporig tekort (3,7% van het BBP) in
Duitsland. Ook de totale overheidsschuld oversteeg zijn referentiewaarde en
bedroeg 60,3% van het BBP (European Commission, 2002b; European
Commission, 2003).
Die tekorten waren, volgens de Europese Commissie, niet ontstaan omwille van
een uitzonderlijke situatie. ECOFIN stemde daar mee in en besliste dat er sprake
was van een buitensporig tekort. Op 21 januari 2003 volgde de officiële
vaststelling van het buitensporig tekort door ECOFIN (Eur-Lex, 2003). Duitsland
ontving aanbevelingen van ECOFIN waarin gesteld werd dat het tekort zo snel
mogelijk diende weggewerkt te worden en dat de stijging van de overheidsschuld
onmiddellijk gestopt moest worden. Op basis van de vooruitgang van de Duitse
budgettaire situatie besliste de Europese Commissie eind 2004 dat ze geen
verdere stappen diende te ondernemen in de procedure voor buitensporige
tekorten (Eur-Lex, 2003; European Commission, 2004).
Uit de stappen die de Raad toen zette kan men afleiden dat de Europese
begrotingsregels niet bindend blijken voor de lidstaten die de economie overeind
houden. De Raad kon eigenlijk niet anders dan soepeler optreden met betrekking
tot de begroting van de grotere lidstaten. Met betrekking tot Duitsland waren
daarvoor verschillende redenen. Eerst en vooral had Duitsland al eerder bewezen
dat het sterk genoeg is om mogelijke tekorten in de begroting weg te werken. De
tweede reden was, dat als men vast zou houden aan de strakke regels van het
pact, dat het mogelijk de Duitse economie zou verzwakken. Dat zou dan weer
negatieve gevolgen gehad hebben op de rest van Europa (Ten Houten, 2003).
Pagina | 11
Figuur 2: A) reële BBP groei; B) evolutie inflatie. DEU: Duitsland, ESP: Spanje, GRC: Griekenland, IRL: Ierland, PRT: Portugal
1.2.5 Duitse reactie op het overtreden van het SGP
Als reactie op het overtreden van het SGP, verlaagde Duitsland haar lonen
waardoor de kloof tussen loon en productiviteit tot het minimum werd gebracht.
Het gevolg van die lagere lonen was wel dat er minder binnenlandse consumptie
was, doch meer export. Hierdoor versterkte Duitsland haar concurrentiekracht
door enerzijds de lage loonkost per product en anderzijds doordat andere
Europese landen minder konden exporteren naar Duitsland (door de verminderde
binnenlandse vraag). De zuidelijke landen lieten hun lonen meestijgen met hun
groeiende economieën, hierdoor ontstonden er grote divergenties in de reële
lonen (zie onderstaande figuur 3)
binnen de eurozone die mee aan
de oorzaak liggen van de huidige
eurocrisis.
Deel 2: Het Europees economisch bestuur vanaf de
eurocrisis
Het economisch bestuur vanaf de eurocrisis is soft law versterkt met hard law. De
Europese Unie verantwoordt haar standpunt op de volgende manier (Comités
Action Europe, 2012):
- Het SGP werd in het verleden – omdat er te teveel
ontsnappingsmogelijkheden en te weinig automatische sancties waren – te
weinig gerespecteerd.
Pagina | 12
Figuur 3: reële lonenDEU: Duitsland, ESP: Spanje, GRC: Griekenland, IRL: Ierland, PRT: Portugal
- Het SGP komt meestal te laat. De schuld en het deficit van een lidstaat zijn
het gevolg van onderliggende economische onevenwichten gebaseerd op
verschillen in concurrentievermogen.
Het is de opdracht van een goed economisch bestuur om die onevenwichten weg
te werken en zo te komen tot een level playing field. Er werden verschillende
initiatieven (o.a. Europees Semester, Wetgevend pakket of sixpack, Europluspact,
Begrotingsverdrag of fiscal compact) genomen om daar toe te komen. Hieronder
bespreken we het begrotingsverdrag en maken we een kritische bedenking bij de
Duitse houding.
2.1 Het begrotingsverdrag (fiscal compact)
Op de top van de Europese Raad van 8 en 9 december 2011 werd opnieuw een
pact, het begrotingsverdrag, besloten. De bedoeling ervan luidde “de
begrotingsdiscipline te versterken door middel van automatische sancties en een
strikter toezicht, en met name door de invoering van de
begrotingsevenwichtregel.” Vreemd aan het begrotingsverdrag is dat de materie
die het behandelt reeds het onderwerp was van ondermeer het SGP en de
sixpack. De Europese leiders vertrouwen blijkbaar hun eigen pacten en
verordeningen niet en sluiten om die reden dus maar steeds nieuwe af, en steeds
over ongeveer dezelfde materie (Comités Action Europe, 2012).
2.2 De Duitse houding
2.2.1 Binnenlandse context in Duitsland
Angela Merkel heeft in eigen land de oppositie nodig om het fiscal compact
goedgekeurd te krijgen. Omdat een tweederde meerderheid nodig is om het
fiscal compact goed te keuren, en de Duitse regering daar niet over beschikt,
heeft Merkel dus de steun nodig van de sociaaldemocratische SPD. De
fractieleider van die partij, Frank-Walter Steinmeier, heeft echter duidelijk gezegd
dat hij Merkel enkel wil steunen als er ook een plan voor economische groei
komt. SPD-voorzitter Sigmar Gabriel hield een onderhoud met de bondskanselier
over de kwestie en verklaarde achteraf het volgende: “De regering zal niet langer
plannen voor economische groei blokkeren”.
Sigmar Gabriel beseft maar al te goed dat Duitsland ook de steun nodig heeft van
François Hollande, die ook al geen voorstander is van blind besparen zonder
maatregelen voor de economische groei te bevorderen. Bovendien moet het snel
Pagina | 13
gaan want de regering wil tegen eind juni de uitbreiding van het Europees
noodfonds (ESM) en het fiscal compact door het parlement laten goedkeuren. De
oppositie heeft al laten weten dat zij de wetgeving rond het noodfonds tijdig zal
goedkeuren, maar die van het fiscal compact niet. De sociaaldemocraten willen
dit alleen goedkeuren als er ook maatregelen voor groei komen.
Der Spiegel – één van de grootste en invloedrijkste kranten van Duitsland – lekte
op 25 mei hoe de regering Merkel aan die eis tegemoet zou komen. Volgens Der
Spiegel zou dat gebeuren aan de hand van een zespuntenplan, opgesteld om de
economische groei in de Europese schuldenlanden aan te zwengelen. Hieruit
blijkt dat meer geld uitgeven alvast niet tot de mogelijke maatregelen behoort.
Merkel ziet meer heil in het instellen van speciale economische zones in de Zuid-
Europese crisislanden om de investeringen te bevorderen. Bedrijven die daar
investeren zouden veel minder belastingen moeten betalen, zouden niet
gehinderd worden door lange opzegtermijnen voor personeelsleden en ook
lagere loonlasten moeten betalen. Duitsland wil zo de arbeidsmarkten van de
Zuid-Europese landen naar het Duitse voorbeeld hervormen (Der Spiegel, 2012,
24 mei; Der Spiegel, 2012, 25 mei).
Merkel stelt ook voor dat de landen in kwestie speciale privatiseringsfondsen
oprichten om de staatsbedrijven te verkopen. Ze maakt daarbij de vergelijking
met de Treuhandanstalten die Oost-Duitsland kende kort na de reünie met West-
Duitsland. Dat waren speciale organisaties die vroegere staatsbedrijven richting
privatisering brachten.
2.2.2 Kritische bedenking
Het lijkt er dus op dat Duitsland begint in te zien dat het onhoudbaar is voor de
Zuid-Europese landen om enkel aan budgettaire orthodoxie te doen. Wat
Duitsland echter vaak vergeet is dat ze zich na de Eerste Wereldoorlog zelf ook in
een soortgelijke situatie bevond. De geallieerden dwongen het overwonnen land
tot herstelbetalingen die het onmogelijk kon opbrengen. De Duitsers hadden ook
geen zicht op een rooskleurige toekomst en voelden zich net zo vernederd als de
Zuid-Europese jongeren nu. Op termijn kan die aanpak zich enkel tegen de
Europese – lees Duitse – aanpak keren. Het wordt tijd dat de Duitsers daar
rekening mee gaan houden, en dat ze zich de Marshallhulp gaan herinneren
waarmee de geallieerden het overwonnen Duitsland na de Tweede Wereldoorlog
op de been hielpen (De Jongh, 2012). De geallieerden hadden namelijk geleerd
uit hun fouten in de aanpak van de nadagen van W.O.Ӏ. De vernieuwde aanpak
Pagina | 14
zorgde namelijk voor het Wirtschaftswunder. Het is maar zeer de vraag of dat in
de eurocrisis ook mogelijk is? Het zespuntenplan is een stap in de goede richting,
maar zoals reeds eerder gezegd liggen extra uitgaven moeilijk voor Angela
Merkel en haar getrouwen.
Conclusie
In het eerste deel zagen we dat Duitsland hard aandrong in 1997 op de invoering
van het SGP omdat het vreesde voor een te grote divergentie tussen de
verschillende economieën in Europa. Het wilde een convergentie realiseren
tussen de Noordelijke en de Zuidelijke economieën. Zo wilde Duitsland
ondermeer een beperking van de overheidstekorten om een stabiele euro te
garanderen. Duitsland overtrad anno 2002-2003 zelf, door moeilijke globale
economische omstandigheden en een rigide arbeidsmarkt thuis, de opgestelde
regels.
Onder Schröder heeft Duitsland dat toen aangepast met als gevolg dat ten tijde
van de volgende moeilijke mondiale economische periode Duitsland slechts een
korte dip heeft gekend en direct daarna het voortouw nam bij het economisch
herstel van de regio. Duitsland verwacht nu op zijn beurt dat de andere landen
hun arbeidsmarkt ook aanpassen opdat ze flexibeler kunnen reageren op
mindere economische omstandigheden.
Vandaag kunnen we concluderen dat Duitsland gelijk had om die objectieven na
te streven. Het toenmalige akkoord werd toen niet sterk genoeg afgesloten. Dat
had tot gevolg dat eventuele repercussies ten gevolge van het overtreden van
het regelsysteem beperkt werden door politieke akkoorden. Vandaag zouden de
straffen veel zwaarder en moeilijker te vermijden zijn, zoals bleek uit het tweede
deel van deze paper.
Ofschoon het kort door de bocht is kan men verwachten dat het nastreven van
een streng overheidsbeleid een politiek instrument is vanwege Duitsland dat de
Zuiderse landen ertoe wil dwingen hun economieën aan te passen. Pas wanneer
die landen door de knieën gaan zal Duitsland met extra geld over de brug komen
en extra stimuleringsmaatregelen toelaten vanwege de ECB en het European
Security Mechanism of The European Financial Security Facility.
Pagina | 15
Bibliografie
Alessi, C. & Philippon, T. (2012, 3 Mei). The Eurozone’s Austerity-Growth debate.
Geraadpleegd op 6 Mei 2012 op http://www.cfr.org/western-europe/eurozones-
austerity-growth-debate/p28158.
Baldwin, R. & Wyplosz, C. (2009). The Economics of European Integration.
Londen: Mc Graw Hill.
BBC (2012). Q&A: Quantative easing. Geraadpleegd op 23 Mei 2012 op
http://www.bbc.co.uk/news/business-15198789.
Beetsma, R. (2001). Does EMU need a Stability Pact? In A. Brunila, M. Buti & D.
Franco (Eds.), The Stability and Growth Pact: The Architecture of Fiscal Policy in
EMU (pp. 23-52). Basingstoke: Palgrave.
Buti, M., Franco, D. & Ongena, H. (1998). Fiscal discipline and flexibility in EMU.
The implementation of the Stability and Growth Pact. Oxford Review of Economic
Policy, 14 (3), 81-97.
Comités Action Europe. (2012). Het Europees economisch bestuur: De Europese
Unie tegen de werkende klasse. Geraadpleegd op 23 Mei 2012 op
http://www.andereuropa.org/wp-content/uploads/2012/03/BROCHURE_ECONOGO
V_maart2012.pdf.
De Jongh, M. (2012). In Eurocrisis heeft Duitse geschiedenis dubbel gezicht.
Geraadpleegd op 23 Mei 2012 op
http://grotewoorden.tctubantia.nl/achterhetwereldnieuws/dubbel-gezicht-
duitsland-in-eurocrisis.
Der Spiegel (2012, 25 Mei). Bundesregierung will Sonderwirtschaftszonen für
Europa. Der Spiegel.
Dyson, K. & Featherstone, K. (1999). The road to Maastricht: negotiating
Economic and Monetary Union. Oxford: Oxford University Press.
ECOFIN (2002). Germany - Council opinion on the updated Stability Programme,
2001-2005. 6108/02. Geraadpleegd op 11 november 2011 op
http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/ecofin/
69429.pdf.
Pagina | 16
Eur-Lex (1997). Council Regulation No 1467/97 on speeding up and clarifying the
implementation of the excessive deficit procedure. Geraadpleegd op 23 Mei 2012
op http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?
uri=OJ:L:1997:209:0006:0011:EN:PDF.
Eur-Lex (2003). Council decision of 21 Januari 2003 on the existence of an
excessive deficit in Germany, 2003/89/EC. Official Journal L 034, 11/02/2003.
European Commission (2002a). Commission assesses the German Stability
Programme Update (2001-2005). IP/02/164.
European Commission (2002b). Commission adopts report on government
finances in Germany as a first step of the Excessive Deficit Procedure.
IP/02/1705.
European Commission (2003). Commission considers that an excessive
government deficit exists in Germany. IP/03/12.
European Commission (2004). Public Finances in EMU. SEC(2004) 761.
Eurostat (2012a). Real GDP growth rate-volume. Geraadpleegd op 17 Mei 2012
op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?
tab=table&init=1&language=en&pcode=tsieb020&plugin=1.
Eurostat (2012b). General government gross debt. Geraadpleegd op 17 Mei 2012
op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?
tab=table&init=1&language=en&pcode=tsieb090&plugin=1.
Eurostat (2012c). General government deficit/surplus. Geraadpleegd op 17 Mei
2012 op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?
tab=table&init=1&language=en&pcode=tsieb080&plugin=1.
Fingland, L. & Bailey, S. (2008). The EU’s stability and growth pact: it’s credibility
and sustainability. Public money & management, 28 (4), 223-230.
Geelhoed, L.A. (2003). Het Stabiliteitspact, zin en onzin. SEW, vol. 51 (2), 42-49.
Gros, D. & Thygesen, N. (1998). European Monetary Integration. From the EMS to
EMU. Harlow: Longman.
Pagina | 17
Heipertz, M. & Verdun, A. (2004). The dog that would never bite? What we can
learn from the origins of the Stability and Growth Pact. Journal of European Public
Policy, 11 (5), 765-780.
Hoekstra, R., Horstmann, C., Knabl, J., Kruse, D. & Wiedermann, S. (2008). The
Stability and Growth Pact? Germanising the Euro. International Journal of Public
Policy, vol. 3 (1/2), 100-117.
Maes, I. (2002). On the origin of the Franco-German EMU controversies. NBB
working paper no. 34. Geraadpleegd op 4 november 2011 op
http://www.bnb.be/doc/ts/publications/WP/WP34En.pdf.
Moravcsik, A. (1998). The choice for Europe: Social Purpose and State Power from
Messina to Maastricht. New York: Cornell University Press.
Naert, F. & Vanden Bussche, S. (2004). De Europese Unie economisch bekeken.
Antwerpen: Intersentia.
NRC handelsblad (2002, 31 Januari). Gele kaart. Geraadpleegd op 14 november
2011 op http://vorige.nrc.nl/dossiers/stabiliteitspact/opinie/article1608340.ece.
Smits, R. (2004). Het Stabiliteits- en Groeipact nagekeken. SEW, vol. 52 (2), 50-
57.
Stark, J. (2001). Genesis of a Pact. In A. Brunila, M. Buti & D. Franco (Eds.), The
Stability and Growth Pact: The Architecture of Fiscal Policy in EMU (pp. 77-105).
New York: Palgrave.
Ten Houten, O. (2003, 27 november). Ga zo door Parijs en Bonn. NRC
handelsblad. Geraadpleegd op 18 november 2011 op
http://vorige.nrc.nl/dossiers/stabiliteitspact/opinie/article1618298.ece.
Toyer, J. & Taylor, P. (2012, 31 Januari). Europe signs up German-led Fiscal Pact.
Reuters.
Van Ewijk, C., De Mooij, R.A. & Tang, P.J.G. (2002). Dom Stabiliteitspact.
Geraadpleegd op 13 november 2011 op
http://repub.eur.nl/res/pub/11911/DomStabiliteitspact_2002.pdf .
Wittrock, Ph. (2012, 24 Mei). Opposition pokert um den Pakt. Der Spiegel.
Pagina | 18