flux 12

32
RATHENAU INSTITUUT JANUARI 2015 f lux Φ diplomafabriek of wereldverbeteraar? op zoek naar de publieke taak van de universiteit A D I M P O S S I B I L E N E M O T E N E T U R D E N E D E R L A N D S E U N I V E R S I T E I T ‘ik verlang naar fiere, kwaaie burgers’ afscheidsinterview Jan Staman

Upload: rathenau-instituut

Post on 07-Apr-2016

213 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Flux is het relatiemagazine van het Rathenau Instituut. In deze Flux: wat is de taak van de universiteit? Verder afscheid van Jan Staman, privacy en wetenschapsjournalistiek.

TRANSCRIPT

Ra

th

en

au

In

stIt

uu

t j

an

ua

RI

20

15

f luxΦ

diplomafabriek of wereldverbeteraar?op zoek naar de publieke taak van de universiteit

Ad

ImpossIbIle Nemo TeN

eT

ur

de

Ned

erlANdse uNIversITe

IT •‘ik verlang naar fiere, kwaaie burgers’afscheidsinterview Jan Staman

I N houd

12

16

22

4

14

4 Diplomafabriek of wereldverbeteraar? Wat is de maatschappelijke taak van universiteiten? Zijn universitei ten kennisbedrijven waar je voor veel geld een carrière of een innovatie koopt? Of moeten ze de wereld beter maken?

12 esthetisch afvalMandy Barker maakt naam met haar verstilde, esthetische beelden van plastic afval uit de oceanen. ‘Ik wil mensen emotioneel raken en ze aan het denken zetten’

14 Valorisatie ‘Nu vraag je collega- wetenschappers hoe je een publicatie in Science krijgt. Zo moeten we eigenlijk ook met elkaar over valorisatie praten’, vindt Stefan de Jong.

16 ‘er is grote nood aan politiek’Wetenschap en technologie bieden comfort. Maar een bange staat kan ze ook gebruiken om een surveil-lancesamenleving op te tuigen. Jan Staman, scheidend directeur van het Rathenau Instituut, ziet het die kant uitgaan.

21 nieuwe directeur Dr. ir. Melanie Peters wordt de nieuwe directeur van het Rathenau Instituut.

22 eerste Kamer & privacy ‘Het is pas echt veilig als we allemaal alleen in een kerker zitten’. Wat vinden onze senatoren van onze privacy in het internettijdperk?

26 Voorbij de enerzijds- anderzijds journalistiek Wetenschapsjournalisten: contro-leren jullie de macht nog wel?

Rubrieken Intro 3

Het Profiel 14 Cijfers & Feiten 15 Column Barend van der Meulen 29 Lezen 30

I N Tro

3

Wanneer u dit leest, weten we welk woord de lezers van de Van Dale kozen tot hét woord van 2014. Kanshebbers waren: de stemfie (foto uit het stem­lokaal). En het vergeet verzoek (een verzoek aan Google om gevoelige

informatie uit de zoekresultaten te verwijderen). En wat dacht u van de wegkijkstaat? (een staat die niet solidair is met burgers die door ‘kansarmoede of tegenslag in benarde omstandigheden terechtkomen of in kommervolle omstandigheden moeten leven’).

Vertrekkend directeur Jan Staman van het Rathenau Instituut staat bekend als iemand met een totaal eigen vocabulaire. In zijn afscheidsinterview op pagina 16 spreekt hij over de ‘grote nood aan politiek’. Hij maakt zich zorgen over de opkomst van de Singapore-democratie; een surveillancesamenleving waarin we ‘weliswaar comfort genieten, maar onze grondrechten verdampt zijn’. Staman: ‘Wie bezingt nog de gepaste verhouding tussen burger en staat? Wie wijst erop dat het de eerste taak van de staat is om onze burgerlijke vrijheden te beschermen? Die rechtsstatelijkheid wordt totaal om zeep geholpen, en ik krijg het daar Spaans benauwd van.’

‘Hoe veilig willen wij zijn?’, vroeg CDA­senator Hans Franken zich afgelopen jaar af tijdens een Eerste Kamerdebat over privacy in het internettijdperk. Hij gaf zelf het antwoord: ‘Ik spreek Rousseau na wanneer ik zeg: het is pas echt veilig als we allemaal alleen in een kerker zitten.’ In de rubriek de Zeepkist (pagina 22) leest u wat hij en vijf andere Eerste Kamerleden denken over de surveillancestaat.

In de longread (leestijd: 14 minuten) over de publieke taak van de universiteit op pagina 4, vallen meer grote woorden: wetenschapssocioloog Willem Halffman spreekt van ‘de veelkoppige wolf van het Management, die de academie koloniseert met een huurlingenleger van professionele bestuurders, gewapend met spreadsheets, output­indicatoren en auditprocedures, onder luidkeelse begeleiding van de Efficiëntie­ & Excellentiemars.’

Buiten wordt het al donker. Het is laagflatie en het pakkenproletariaat haast zich met zijn kendo mentaliteit in zijn salariswagen richting koop kathedraal. Saldosjoemelaars zijn het. Hoezo Pikettysme? Hoog tijd voor een Dagobertducktaks. Ik ga thuis mijn onesie aantrekken om samen met mijn kamikazecoalitie lekker op de bank te loomen. 2014 krijgt een vergeetverzoek.

Gelukkig 2015.

Namens de redactie van Flux,

Pascal Messer

PS: mocht u zich afvragen wat de Latijnse spreuk op de voorpagina betekent? ‘Tot het onmogelijke is niemand verplicht’.

Grote woorden

op zoek naar de publieke taak van de

4

[ > ]

Wat is de maatschappelijke taak van universiteiten? Zijn universiteiten kennis­bedrijven waar je voor veel geld een carrière of een innovatie koopt? Of moeten ze de wereld beter maken?

TekST JOOST vaN kaSTeReN & PaSCaL MeSSeR

Toen ik laatst een artikel van mijzelf opzocht, stond ik toch raar te kijken toen ik op een betaalmuur stuitte. Kennis die met publiek geld tot stand is gekomen, is voor

datzelfde publiek gewoonweg niet beschikbaar (…). Het holt het draagvlak voor de wetenschap uit. Ik vind dat er meer aan-dacht moet komen voor de maatschappelijke functie en meer-waarde van wetenschap. Al was het maar omdat ik geloof dat, in een land als Nederland, waarin we vrij en veilig leven in een open en democratische rechtstaat, waarin we de afgelopen eeuw hebben gebouwd aan sociale zekerheden voor iedereen, dat in zo’n moderne samenleving, de verdere ontwikkeling van onze kennis door wetenschap, eigenlijk het enige is dat ons nog met sprongen vooruit kan helpen.’

Was getekend: Sander Dekker, staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), tijdens de opening van het academisch jaar 2014. Vanachter een katheder met het Leidse universiteitszegel (met daarop de woorden praesidium libertatis – bolwerk van de vrijheid), sprak de bebrilde staatssecretaris bevlogen woorden. Naast een manshoog boeket met oranje witte bloemen, bracht Dekker een ode aan ‘betrokken dwarsdenkers’, ‘weten­schappers die tegen de heersende norm in durven gaan, en die op zoek gaan naar hoe de wereld werkelijk in elkaar steekt’. Hij besloot zijn toespraak met de oproep om ‘acade­mische vrijheid te combineren met maatschappelijke verantwoordelijkheid.’

© H

olla

nds

e H

oogt

e

p zoek naar de publieke taak van de universiteit

5

hoofdAr T I kel

hoofdAr T I ke l

[ < ] Maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maatschap-pelijke functie. Maatschappelijke meerwaarde. Steeds vaker klinken deze woorden in het debat over universi­teiten. Universiteiten liggen zwaar onder vuur; van alle kanten worden er eisen gesteld. Politici en beleidsmakers vinden dat universitaire kennis geld moet opleveren. Studenten eisen beter onderwijs en afschaffing van het sociale leenstelsel. Boze academici verzetten zich tegen de doorgeschoten publicatiedruk, die wetenschappelijke fraude in de hand zou werken. Ook over de ranglijsten waarmee universiteiten pronken of de samenwerking met het bedrijfsleven bestaat onvrede. Intussen leveren uni­versiteiten meer afgestudeerden af dan ooit, maar volgens sommigen zijn de studenten van discutabele kwaliteit en hebben ze beperkte kansen op de arbeidsmarkt.

De onderstroom in het debat over de universiteiten gaat echter niet over de kwaliteit van onderwijs en onderzoek maar over botsende politieke idealen: is de universiteit er voor iedereen? Of voor een selecte groep, die er voor wil en kan betalen? Wie bepaalt de onderzoeksagenda van de universiteit: bedrijven, die er kennis willen halen om producten mee te maken – of overheden, die kennis nodig hebben om een dreigende griepepidemie af te wenden? Of wetenschappers zelf? Waartoe zijn universiteiten eigenlijk op aarde? Wat was ook alweer het publieke belang ervan? En hoe geven universiteiten vorm aan hun ‘publieke taak’?

Competente rebellenVeel universiteiten bezingen hun maatschappelijke taak in de missieteksten op hun websites. Zo beschrijft de Universiteit van Amsterdam (UvA) bijvoorbeeld dat zij plek biedt aan ‘competente rebellen, die met lef, maar ook verantwoordelijkheid hun pad kiezen’. Vanuit hun ‘bevoorrechte academische positie’ is het hun ‘verplichting om met verworven kennis en kunde altijd een prominente en zichtbare rol te spelen in maatschappelijk debat’. Het Amsterdamse zusje, de VU, neemt haar maatschappelijke verantwoordelijkheid door al haar onderzoeks­ en onder­wijsprogramma’s in te delen in vier thema’s: Human Health and Life Sciences, Science for Sustainability, Connected World en Professional Services. Volgens de VU zijn dit dé onderwerpen die aansluiten bij de ‘grote maat­schappelijke thema’s’. De Rijksuniversiteit Groningen

nodigt bedrijfsleven, overheden en burgers uit om ‘samen’ kennis te ontwikkelen. Uit de missie van de Universiteit Leiden: ‘Het onderzoek richt zich op kennisvermeerdering en innovatie en draagt bij aan welvaart, welzijn en cultuur in een duurzame samenleving’. (...) En: ‘We laten ons inspireren door de wetenschappelijke en maatschappelijke vragen van de toekomst.’ Niet elke universiteit heeft haar maatschappelijke taak helder voor ogen: als je op de web­site van de Universiteit Twente zoekt naar ‘Missie en Doel’, staat er: ‘Binnenkort meer informatie’.

‘like business’Volgens Willem Schinkel, hoogleraar Sociale Theorie aan de Erasmus Universiteit zijn de missieteksten meer wens­beeld dan werkelijkheid. ‘Ze drukken publieke waarden uit’, schreef hij in een recent essay over de publieke taak van de universiteit. Maar de werkelijkheid ligt volgens Schinkel genuanceerder. ‘Universiteiten zijn publieke instellingen’, zegt hij. ‘Maar dat wil niet zeggen dat ze niet ook privaat gefinancierd worden. Dit gebeurt direct via de derde geldstroom (door onderzoek in opdracht van bedrij­ven en overheid – red) en indirect via de eigen bijdrage van studenten en hun ouders aan collegegelden. Bovendien runnen universiteiten vaak studentenhuisvesting, hebben ze ‘university colleges’, hebben ze soms ziekenhuizen en adviesdiensten. Hun publieke profiel is – kortom – diffuus.’

Veel academici en journalisten wijten dit diffuse publieke profiel aan de toegenomen marktwerking die de univer­siteit de afgelopen dertig jaar in haar greep zou hebben gekregen. Die marktwerking vertaalt zich volgens hen in een bedrijfsmodel waarbij prestaties worden gemeten in publicaties en citaties, en in aantallen studenten die binnen de gewenste tijd afstuderen. Volgens Marcel Ten Hooven, journalist voor de Groene Amsterdammer, ligt

© H

olla

nds

e H

oogt

e

‘de ambtelijke bureaucratie wordt verruild voor de zegeningen van de markt, voor managers en meetbaarheid; alleen zo kan de overheid kostenefficiënter worden’

6

[ > ]

de oorsprong van die transformatie in de jaren ’80 van de vorige eeuw, bij Ronald Reagan’s ‘Make government work like business’. In een scherp artikel over de Vrije Universiteit uit 2013, beschrijft Ten Hooven hoe met de opkomst van de new public management­filosofie de markt het lichtend voorbeeld wordt voor publieke diensten. De ambtelijke bureaucratie wordt verruild voor de zegeningen van de markt, voor managers en meetbaarheid; alleen zo kan de overheid kostenefficiënter worden. Ook de redelijk democratische, maar niet altijd even efficiënte academische bestuursvorm uit de jaren zeventig, wordt met de Wet modernisering universitair bestuur ingeruild voor een bedrijfsmatige aanpak. Het argument daarvoor is dat een op harde cijfers gebaseerde rationaliteit het hoger onder­wijs ook in de toekomst – met immer groeiende studenten­aantallen – betaalbaar zal houden.

De bedrijfsmatige aanpak wordt nog versterkt doordat de universiteiten (net als scholen, ziekenhuizen en andere overheidsinstellingen) in 1995 zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor het beheer van hun vastgoed: dure, tochtige, oude panden in de binnenstad. Een verkapte bezuiniging door de rijksoverheid, waarmee universiteiten

‘zelfstandige’ semi­publieke instellingen worden. Volgens de financieel geografen Ewald Engelen en Reijer Hendrikse van de UvA en Rodrigo Fernandez van de KU Leuven, halen de universiteiten daarmee een ‘Trojaans paard’ bin­nen, waaruit weldra allerlei projectontwikkelaars, accoun­tants, kredietverleners en ander financieel volk klimt, dat eist dat er nieuwe procedures worden ontwikkeld voor het meten en vastleggen van input­ en outputgegevens. Daar­mee wordt, aldus Engelen et al, het aloude academische gildemodel – of wat daar sinds de democratisering nog van over was – verruild voor het bedrijfsmodel. Fernandez en Hendrikse, in een andere publicatie: ‘In het kielzog doet de ‘Newspeak’ haar intrede. Zo wordt (…) gesproken van ‘de eindproducten onderwijs, onderzoek, bestuur en externe dienstverlening’, alsmede ‘het product bestuur’.

AfrekencultuurOok volgens Willem Halffman wordt de publieke taak van de universiteit verdrongen door het ‘managersmodel met een afrekencultuur’. Halffman is wetenschapssocioloog aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Samen met filosoof Hans Radder van de VU publiceerde hij vorig jaar het Academisch Manifest: Van een bezette naar een

De onderstroom in het debat over de universiteiten gaat niet over de kwaliteit van onderwijs en onderzoek maar over botsende politieke idealen: is de universiteit er voor iedereen? Of voor een selecte groep, die er voor wil en kan betalen?

7

publieke universiteit. Die bezetting gebeurt volgens Halffman niet door studenten, zoals dat eind jaren zestig vaak gebeurde, maar door ‘de veelkoppige wolf van het Management, die de academie koloniseert met een huur­lingenleger van professionele bestuurders, gewapend met spreadsheets, outputindicatoren en auditprocedures, onder luidkeelse begeleiding van de Efficiëntie­ & Excellentie­mars’. Halffman: ‘Waar is dat voor nodig, die afrekencul­tuur? Ook zonder verantwoording en controle wordt er op de universiteit keihard gewerkt. Gepensioneerden blijven in deeltijd werken en medewerkers maken zó veel onbetaalde overuren dat het bijna onverantwoord is. Volgens mij zijn universitaire medewerkers, op een enkele uitzondering na, intrinsiek gemotiveerd voor de publieke taken van de universiteit. Alleen krijgen ze daar geen ruimte meer voor, behalve als het om activiteiten gaat die geld in het laatje brengen, zoals onderzoek voor bedrijven of opdrachten voor de overheid.’

WetenschapswinkelsAls voorbeeld van een verdwenen publieke taak noemt hij de wetenschapswinkels, een fenomeen uit de jaren zeventig. Individuen en groepen, zoals buurtorganisaties,

actiegroepen en vakbonden, konden daar terecht met vragen en problemen met een wetenschappelijke of tech­nische kant. Dat varieerde van de gevaren van blootstel­ling aan chemicaliën, lawaai en trillingen op de werkplek tot juridische en bouwkundige adviezen voor huurders en literatuurstudies voor milieugroepen. Halffman: ‘De wetenschapswinkels waren een mooi voorbeeld van de manier waarop universiteiten hun maatschappelijke taak uitoefenden. Studenten konden studiepunten scoren en medewerkers kregen ruimte om vragen vanuit de samen­leving te beantwoorden. In de jaren negentig zijn ze bijna allemaal verdwenen, wegbezuinigd omdat ze geen geld opleverden.’

Ook de wetenschapsvoorlichting, bij uitstek een publieke taak, is volgens Halffman ten prooi gevallen aan het marketing­ en managersdenken. De naam van de afdeling veranderde van wetenschapsvoorlichting in ‘marketing & communicatie’. Waar eerlijke voorlichting vroeger leidend was, richten wetenschapscommunicatoren zich nu op het zo veelvuldig en positief mogelijk in beeld brengen van de instelling om de naamsbekendheid onder potentiële opdrachtgevers en studenten te vergroten. Halffman: ‘Als

‘vrij toegankelijk onderwijs is een publieke taak, omdat een democratie gebaat is bij goed opgeleide mensen, die in staat zijn om de macht actief te controleren.’, vindt Willem Schinkel van de erasmus Universiteit.

[ < ]

8

hoofdAr T I ke l

[ > ]

er over de instelling wordt geschreven in de media, wordt het aantal millimeters geteld en op basis daarvan wordt aan de hand van advertentietarieven bepaald wat de waarde is van deze ‘free publicity’. Dat is een van de criteria waarop de afdeling marketing & communicatie wordt afgerekend.’Ook Frank Miedema ziet de publieke taken van de univer­siteit afglijden. Miedema is decaan van de medische faculteit in Utrecht en woordvoeder van de beweging Science in Transition, die sinds eind 2013 aardig van zich doet spreken in het academische wereldje. Miedema verzet zich tegen de ‘perverse prikkels’ die het wetenschaps­systeem binnen sluipen, zoals de enorme publicatiedruk en de groeiende verstrengeling met het bedrijfsleven. Maar anders dan Willem Halffman is Miedema niet per definitie tegen managen. Miedema: ‘Je moet ook realistisch zijn. Onderzoek kost bakken met geld en als je daar verant­woording over af moet leggen, dan moet je dat managen. Financiers hebben er recht op om te weten wat er met hun geld gebeurt. Als het gaat om externe financiers, kan het ook betekenen dat je de opbrengst van het onderzoek niet meteen in de openbaarheid kunt brengen. Er kunnen belangen van bedrijven in het geding zijn en je kunt niet net doen of die niet bestaan.’

op zoek naar de WaarheidVolgens Miedema wordt de discussie over de taak van de universiteit – ook de publieke taak – vertroebeld door het heersende ideaalbeeld van de wetenschap als een ‘belan­geloos zoeken naar De Waarheid’. ‘Als dat al ooit het geval is geweest, dan is dat allang niet meer zo. Dit is een rechtstreeks gevolg van de schaalvergroting en de eerder genoemde perverse prikkels. De wetenschap produceert niet alleen kennis, maar ook carrières. En voor het publieke begrip is het belangrijk om te laten zien hoe het er echt aan toe gaat. Bijvoorbeeld dat er onder druk van die citatie­scores veel te veel middelmatige publicaties verschijnen.

Of dat er geen geld is voor het repliceren van andermans onderzoek. Als je de publieke taak van de universiteit serieus neemt, dan moet je een realistisch beeld schetsen van de universiteit, en van het wetenschapsbedrijf.’

kennis is machtIn zijn al eerder aangehaalde essay doet een voorstel voor een nieuwe omschrijving van de publieke taak; een omschrijving die sterk verbonden is met democratische idealen. Niet verwonderlijk, want democratie en weten­schap zijn beide dochters van de Verlichting, zoals John Locke, de vader van de liberale democratie al in de 17e eeuw vaststelde. Volgens Schinkel bestaat de publieke taak van universiteiten uit: 1) het doen van vrij onderzoek; 2) het verzorgen van toegankelijk onderwijs; 3) het beheren van kennis; en 4) het komen tot publieke kennis. Het uitvoeren van vrij onderzoek moet onafhankelijk van de markt gebeuren, maar ook onafhankelijk van religie en van door de staat opgelegde ideologieën. Kennis is macht, en daarom is vrij onderzoek volgens Schinkel een publieke taak in een democratie. Ook vrij toegankelijk onderwijs is een publieke taak, omdat een democratie gebaat is bij goed opgeleide mensen, die in staat zijn om de macht actief te controleren. Het is dus een publieke taak om de toeganke­lijkheid van de universiteit groot te houden en niet louter te focussen op excellentie. De derde publieke taak bestaat volgens Schinkel in het beheren en bewaren van kennis. Universiteiten zijn kennisarchieven met een bijzonder lange tijdshorizon. Willem Halffman herkent zich daar wel in. Door het verzamelen en bewaren van technieken en recepten voe­den universiteiten het maatschappelijk kennisnetwerk, schrijft hij in zijn bijdrage aan Waartoe is de universiteit op aarde (Jelle van Baardewijk en Ad Verbrugge) dat deze zomer verscheen. ‘Een universiteit hoort nog te weten dat geïnfecteerde wonden werden behandeld met azijn voor­dat er antibiotica waren, want met resistente bacteriën kan dat nog te pas komen.’

Volgens Willem Schinkel is de vierde publieke taak het verzorgen van publieke kennis; dat wil zeggen kennis die beschikbaar is, gedeeld wordt en dus niet exclusief is. Ten tijde van de wetenschappelijke revolutie was ken­nis ook al publiek, omdat onderzoekers als de Ierse

© H

olla

nds

e H

oogt

e

‘universiteiten zouden meer op Wikipedia moeten lijken dan op een kennisbedrijf waar je voor veel geld een carrière of een innovatie koopt’

9

hoofdAr T I ke l

[ < ] scheikundige Robert Boyle hun experimenten letter­lijk en plein public deden. Nu wordt kennis publiek door communicatie, en door deelname van academici aan het publieke debat en de publieke oordeelsvorming. Daarmee is kennis volgens Schinkel ook een vitaal onderdeel van de publieke sfeer – de ruimte los van overheid en markt – waar wetenschappelijke kennis in normatieve discussies kan worden ingebracht.

kennisbedrijf Willem Halffman ziet de universiteit als een kennismeent, een ‘knowledge commons’. In vroeger tijden was de meent een stuk woeste grond waar elk dorpeling zijn vee kon laten grazen of brandhout vanaf kon halen – voor gemeen­schappelijk gebruik dus, maar wel met goede afspraken. Halffman: ‘Universiteiten zouden meer op Wikipedia moeten lijken dan op een kennisbedrijf waar je voor veel geld een carrière of een innovatie koopt. Nu wordt de ken­nismeent meer en meer beheerd via commodificatie (com-modity – handelswaar – red). Daarmee privatiseren we gemeenschappelijke kennis en onteigenen we de dorpelin­gen.’ Op de kennismeent van Halffman bloeien verschil­lende soorten kennis: existentiële kennis over wie we zijn, waar we vandaan komen, waar we heen gaan en wat er om ons heen gebeurt. Die kennis vergaren we met historisch onderzoek bijvoorbeeld; onderzoek dat ons iets leert over het leven en denken van onze voorouders. Of astrono­misch onderzoek dat ons iets vertelt over onze plaats in het grote geheel. En biologisch onderzoek dat onvermoede verwantschappen aan het licht brengt. Halffman: ‘Je hoeft geen wetenschapper te zijn om dat soort dingen interes­sant te vinden. Complete TV kanalen verwonderen ons 24 uur per dag met kennis over apen, planten en genen. Dat soort kennis is onderdeel van onze cultuur.’

Naderend onheilNaast deze existentiële kennis ziet Halffman nog drie andere soorten kennis, die ons in staat stellen om te (over­)leven in deze wereld. Universiteiten moeten naderend onheil signaleren, ook als belanghebbenden daar niet op zitten wachten. Denk aan problemen als gevolg van klimaatverandering; dreigende geopolitieke crises of het naderend onheil als gevolg van groeiende ongelijk­heid. Daarnaast produceren universiteiten kennis om

problemen mee op te lossen; om ziektes mee te genezen, onze voeten droog te houden of verontreiniging te voor­ komen. Kennis is ook de voedingsbodem voor het innoverend ver­mogen van de samenleving. We hebben niet alleen techni­sche innovaties nodig. Maar ook vernieuwend onderzoek naar – en ideeën voor bijvoorbeeld het beter toetsen van schoolprestaties. Of initiatieven voor de ondersteuning van mantelzorgers. Universiteiten hebben geen monopo­lie op dit soort kennis. Burgers, bedrijven, overheden en sociale bewegingen bedenken namelijk ook vernieuwende oplossingen. Maar universiteiten steunen en voeden dit maatschappelijk kennisproces.

eerlijke makelaarFrank Miedema van Science in Transition meent dat de universiteit er primair is om de wereld beter te maken; een antwoord te vinden op de grote uitdagingen van onze tijd zoals klimaatverandering en energie, landbouw en voe­ding, gezondheidszorg en vergrijzing. Daarbij gaat het niet alleen om het ontwikkelen en beheren van kennis, maar ook om het gebruik ervan. Miedema: ‘De universiteit moet zich opstellen als een ‘honest broker’, een eerlijke makelaar, een begrip dat afkomstig is van de Amerikaanse politico­loog Roger Pielke Jr.. Dit betekent dat je burgers en beleid­smakers goed informeert over de opties bij het aanpakken van een bepaald vraagstuk en over de gevolgen daarvan. Als het bijvoorbeeld gaat om een gezondheidsvraagstuk zou je moeten laten zien wat de effecten, de kosten en de baten zijn van genezen, én van bijvoorbeeld preventie. De uiteindelijke beslissing over het vraagstuk – kiezen we voor genezing of voor preventie – is aan de politiek, want daarbij spelen vaak ook andere overwegingen een rol.’

Dat de universiteit er is om de wereld beter te maken, wil volgens Miedema trouwens niet zeggen zij zich moet beperken tot toegepast onderzoek, onderzoek waarmee

‘de wetenschapswinkels zijn bijna allemaal verdwenen, wegbezuinigd omdat ze geen geld opleverden’

10

direct praktische toepassingen te ontwikkelen zijn. Miedema: ‘Onderzoek heeft ook een grote culturele waarde. Het uitvoeren van vrij onderzoek is dus zeker een publieke taak van de universiteit. Daar zou je minimaal een derde van de middelen voor moeten reserveren. Maar ook bij vrij en fundamenteel onderzoek moet je kunnen uitleggen waarom je dat doet. Bijvoorbeeld omdat jouw onderzoek meer kennis oplevert over de plek van de mens in het heelal of de natuur. Of omdat het op de lange duur – en zonder garantie op succes – misschien iets bruikbaars oplevert voor de behandeling van kanker.’

malariavaccin of higgs-deeltje? Schinkel, Halffman en Miedema benadrukken het belang van het betrekken van het publiek bij de wetenschap. Miedema: ‘We moeten het publiek veel meer betrekken bij het vaststellen van de richting van het onderzoek en de keuzes die gemaakt worden. Gaan we miljoenen besteden aan de ontdekking van het Higgsdeeltje? Of besteden we dat geld aan het ontwikkelen van een vaccin tegen malaria? Je moet je realiseren dat wetenschappelijk onderzoek niet langer een leuke kleinschalige hobby is van een paar wel­gestelde enkelingen. Het is een kapitaalintensieve publieke activiteit. Dat vraagt om betrokkenheid, en om democrati­sche controle.’Ook Halffman zou de burger meer willen betrekken bij het onderzoek. Niet alleen als burger­wetenschapper bijvoor­beeld, zoals nu gebeurt in het vogelonderzoek en bij het classificeren van sterrenstelsels, maar inderdaad ook bij het vaststellen van de onderzoeksagenda. Nu is die bemoeienis beperkt tot bedrijven, en daarvan ook nog eens de grootste en best georganiseerde bedrijven die via de topsectoren hun stem kunnen laten horen. Maar in een democratie lijkt het me niet meer dan normaal dat je daar iederéén bij probeert te betrekken.’Willem Schinkel ziet hier een rol voor NWO. ‘De organi­satie zou zich moeten transformeren tot een platform waar verschillende partijen kunnen strijden over de publieke

thema’s die centraal moeten staan in onderzoek.’ De kans dat dan al het geld wordt besteed aan onderzoek naar enge ziektes, is volgens Halffman gering. ‘Misschien als je het presenteert als keuze, óf het Higgsdeeltje, óf het malaria­vaccin. Maar als je het hele scala van de wetenschap laat zien, dan is er ook geld voor iets als Middelnederlandse literatuur en andere vormen van wat ik existentiële kennis noem. We moeten het gewoon proberen.’

Terug naar de vraag van het begin: wat is de maatschappe­lijke taak van de universiteit? Voedingsbodem voor maat­schappelijke kennis zijn? De wereld beter maken? Eerlijke makelaar in kennis? Bijdragen aan publieke oordeelsvor­ming? Of: ‘Laat het publiek maar uitmaken wat de publieke taak is’? Voor Willem Schinkel is dat laatste te makkelijk: ‘Reflectie op de publieke taak is ook een taak van de uni­versiteit, die vooral dient te gebeuren binnen de publieke ruimte die de universiteit zelf is. Momenteel is ze daar niet goed in, getuige bijvoorbeeld het feit dat alle universiteiten zich gedwongen zien om mee te gaan in de ‘excellentie’­retoriek. Maar het moet wél gebeuren. De vraag waar we nu voor staan, is of de universiteit kan groeien in haar publieke taak of dat ze gedegradeerd wordt tot een ‘outsource’­capaciteit voor Research & Development. Als we dat laatste niet willen, is een structurele bezinning op de publieke taak van de universiteit noodzakelijk.’

meer lezen? Vizier Vooruit – 4 toekomstscenario’s voor Nederlandse universiteiten – (Rathenau Instituut – 2014).

In de loop der tijd veranderen universiteiten steeds van vorm en functie, zo schrijven patricia faasse en barend van der meulen van het rathenau Instituut in de publicatie ‘vizier vooruit, toekomst scenario’s voor Nederlandse universiteiten’. volgens hen was de reizende geleerde tot ver in de achttiende eeuw het archetype van de wetenschapper. met het latijn als voertaal en – behalve voldoende geld – geen enkele toelatingseis vormden de europese universiteiten een netwerk waarbinnen studenten vrijelijk konden rondreizen. onder invloed van de vorming van de natiestaat, de verkaveling van de wetenschap in aparte disciplines, de toename van de studentenaantallen en de vorming van formele onderwijscurricula, werd de universiteit langzamerhand een symbool van regionale en nationale trots. pas halverwege de negentiende eeuw werd hoger onderwijs expliciet gedefinieerd

als een ‘publiek belang’, waarmee ook de financiële verantwoordelijkheid ervoor verschoof naar de nationale overheid. halverwege de twintigste eeuw, werd, naast onderwijs geven en onderzoek doen, ook het dienen van een maatschappelijk belang expliciet een universitaire taak.

11

k uN s T & We T eN s ChA p

TekST JOHaN NeBBeLINg

esthetisch afval

Ik hou van de zee en het strand en verza­mel al sinds mijn kindertijd schelpen. Op zeker moment begon het me op te vallen

dat er meer plastic op het strand lag dan schelpen. Toen ik op één dag een vrieskist, een computer en een televisie vond, was de maat vol. Ik besloot het afval te fotograferen om de wereld bewust te maken van de plasticvervuiling.’

‘Aanvankelijk fotografeerde ik plastic zoals het op het strand lag. Maar daar kreeg ik amper reacties op. Dus begon ik de voor­werpen los van hun context te fotograferen. Een intrigerend, visueel aantrekkelijk beeld houdt de aandacht van de kijker langer vast en roept de vraag op: waar kijk ik eigenlijk naar en wat betekent dat?’

vrijwilligers‘Ik verzamel mijn materiaal op stranden, maar vis het ook uit zee. Tegenwoordig krijg ik veel plastic toegestuurd van vrijwilligers, met wie ik via de sociale media in contact sta. Om een voorbeeld te geven: voor mijn fotoserie PENALTY, die ik maakte in het kader van het wereldkampioenschap voet­bal, stuurden mensen uit de hele wereld me in totaal 769 plastic voetballen op die ze op het strand hadden gevonden. Eén man stuurde er zelfs 228.’

‘De vervuiling door plastic is een milieu­probleem dat moeilijk voor het voetlicht is te krijgen bij het grote publiek. De plastic soep in de Grote Oceaan bijvoorbeeld is onzichtbaar voor satellieten en er bestaan

ook weinig goede foto’s van. Wetenschap­pelijke publicaties bereiken maar een klein publiek. Met mijn foto’s kan ik, onder meer via de sociale media, het grote publiek berei­ken en mijn de boodschap overbrengen. Erg effectief, omdat beeldtaal de taalgrenzen overschrijdt.’

Tandenborstel‘Door de manier waarop ik mijn foto’s com­poneer krijgt de toeschouwer een indruk van de enorme variatie aan plastic produc­ten die hij dagelijks gebruikt. Als hij tussen al die voorwerpen opeens een tandenborstel herkent, stelt hij zich misschien de vraag: wat gebeurt er eigenlijk met mijn tanden­borstel als ik hem weggooi?’

‘Mijn werk heeft artistieke aspiraties en veel mensen vinden het mooi. Ik ben dankbaar voor alle waardering en steun die ik krijg. Toch strekt mijn fotografie verder dan kunst. Mijn hoofddoel is mensen bewust maken van de ernst van de plasticvervuiling. Zo hoop ik bij te dragen aan de gedragsver­andering die volgens mij nodig is om het plasticprobleem de wereld uit te helpen. Mijn werk overstijgt de grenzen tussen kunst, wetenschap en milieu.’

© M

andy

Bar

ker

De Britse fotografe Mandy Barker maakt naam met haar verstilde, esthetische beelden van plastic afval uit de oceanen. ‘Door schoon­heid te tonen wil ik mensen emotioneel raken en ze aan het denken zetten: waar kijk ik eigenlijk naar?’

meer zien? Werk van Mandy Barker is van 27 januari tot 21 juni 2015 te zien in het David J. Spencer CDC Museum in Atlanta (VS) en tijdens de maand van de fotografie in maart en april 2015 op diverse plekken in Denver (VS).

www.mandy­barker.com

12

13

Valorisatie – het toepasbaar maken van wetenschappelijke kennis voor maatschappelijke

doeleinden – is naast onderwijs en onderzoek de derde kerntaak van de universiteiten. In de praktijk is het een stiefkindje, concludeert Stefan de Jong, onderzoeker bij het Rathenau Instituut.

Een promovendus had voor een gemeente veel nuttig werk gedaan op het gebied van gezondheid voor kinderen. Dat zij daardoor minder tijd had gehad om te publiceren, brak haar op toen zij als wetenschappelijk medewerker solliciteerde: de univer­siteit koos voor een kandidaat met één publicatie meer op zijn naam. ‘Een praktijkvoorbeeld dat aantoont hoezeer universiteiten zijn gefixeerd op publicaties’, zegt De Jong. ‘Jonge wetenschappers kunnen zich carrière technisch dan ook beter toeleggen op publiceren dan op valoriseren. Terwijl je de vraag kunt stellen of de zoveelste wetenschappelijke publicatie echt belangrijker is dan wetenschappelijke inzichten gebruiken ten behoeve van de samenleving.’

vervelende studentValorisatie is sinds 2004 een van de drie kerntaken van de universiteiten. De Jong onderzocht, samen met col­lega Leonie van Drooge, hoe die taak in de praktijk uitpakt. Daar ligt een persoonlijke interesse aan ten grond­slag: ‘Ik was zo’n vervelende student die tijdens colleges altijd vroeg: en,

wat kunnen we hier nu mee?’ Sinds het begrip valorisatie zijn intrede deed, is er veel over gepraat en geschre­ven. Hele beleidsnotities vol. Maar, concludeert De Jong, onderzoekers weten niet precies wat valorisatie behelst. ‘Iedereen denkt aan commer­ciële toepassingen door het bedrijfs­leven. Maar valorisatie is veel breder. Lezingen geven, als vakgroep actief zijn in het bestuur van een heemkun­dige vereniging of in een wetenschaps­winkel: daar verdien je geen geld mee, maar het is net zo goed valorisatie. Dat geldt ook voor wetenschappers die kennis toepasbaar maken voor andere wetenschapsgebieden.’

romeinse muurDe Jong ontdekte dat veel wetenschap­pers valoriseren zonder zich daarvan bewust te zijn. ‘Toen ik voor een onderzoek een archeoloog benaderde die in het Archeon een Romeinse muur heeft nagebouwd, zei hij: ‘ik doe niet aan valorisatie’. Net als veel andere wetenschappers besefte hij niet eens dat hij valoriseerde.’ Valorisatie is voor een belangrijk deel dan ook een kwestie van bewustwor­ding, concludeert De Jong. ‘Het helpt dat het begrip nu een label heeft gekre­gen. Dat maakt het bespreekbaar en dat is belangrijk om van elkaar te kunnen leren. In de wetenschap vraag je aan je collega’s hoe je een publicatie in Science krijgt. Zo zouden we ook met elkaar over valorisatie moeten praten.’

TekST JOHaN NeBBeLINg

stefan de Jong (1983) doet voor het Rathenau Instituut onderzoek naar valorisatie en evaluatie van wetenschappelijk onderzoek. Hij hoopt in het voorjaar van 2015 een proefschrift over valorisatie te verdedigen. De Jong studeerde biologie aan Wageningen Universiteit en deed daarna een masteropleiding Science & Innovation Management aan de Universiteit Utrecht.

© R

ogie

r Fok

ke

p rofI el

valorisatie, stiefkindje van de wetenschap

© M

ax B

ein

ema

14

TekST CLaaRTJe DOOReNBOS

CI J fer s & fe I T e N

bronnen: De cirkel van goede intenties: de economie van het publieke belang, C.N. Teulings et al., AUP, 2005 • Het borgen van het publiek belang, WRR, 2000 • Meer oog voor publiek belang bij privatisering, ANP, 22 maart 2013 • Het publieke belang verdedigen: belangen van gemeenteambtenaar Bas Janssen, A. Gabrielli, 2013 • www.beroepseer.nl/nl • www.eerstekamer.nl/kamerstukdossier/verbinding_verbroken_onderzoek • www.vvdlimburg.nl

publiek belang?

Maatschappe-lijke belangen zijn belangen die voor de samenleving als geheel wense-lijk zijn, zo schrijft de WRR. Ze worden vaak zonder betrok­kenheid van de overheid gerealiseerd. Voor sommige belangen geldt dit niet, of niet in voldoende mate. Zodra de over­heid die belangen gaat behartigen, spreekt de WRR van publieke belangen.

Bij de afweging of iets een publiek belang is, worden er twee vragen gesteld: de wat-vraag: wat is het publiek belang? En de hoe-vraag: hoe wordt zij behartigd en wie draagt de opera­tionele verant­woordelijkheid? Volgens de WRR is het niet moge­lijk een sluitend wetenschap­pelijk antwoord te geven op de wat­vraag, omdat dit een politieke kwestie is.

De VVD Limburg vindt de WRR­definitie veel te ruim; zo kun je alles wel tot publiek belang verklaren, vinden zij. Volgens hen is de overheid pas aan zet bij projecten met omvangrijke en complexe effec­ten; projecten die burgers zelf niet op kunnen lossen, zo meent de partij.

Een parlemen­taire onder zoeks­commissie van de Eerste Kamer onderzocht de privatisering en verzelfstandi-ging van over­heidsdiensten van de afgelopen twintig jaar. Conclusie? Ze hebben de relatie tussen overheid en samenleving ingrijpend ver­anderd en geleid tot aanhoudende maatschappe­lijke discussie. het beleid treft de burger hard. Burgers zijn niet alleen consumenten en belastingbetalers, constateert de commissie. Om het onbehagen over privatisering weg te nemen, moet er alsnog een ‘weging van publieke belangen’ plaats­vinden, liefst per sector.

Het misverstand dat private ondernemingen het publieke belang niet kunnen dienen, komt van de Britse econoom Arthur Pigou. Hij geloofde dat mensen die hun persoonlijke belangen nastre­ven in het econo­mische verkeer, geen rekening houden met gro­tere, maatschap­pelijke belangen. Maar de vuur-toren bewijst het tegendeel: econo­men beschouwen de vuurtoren als hét symbool voor het publieke belang; omdat alle passerende schepen van het licht profiteren, zou de overheid verantwoordelijk moeten zijn voor vuurtorens. Maar ook particulieren zijn prima in staat gebleken om vuurtorens ren­dabel te maken.

Gemeenteambte­naar Bas Jansen is het fundamen-teel oneens met de slogan ‘De overheid is er voor u!’. ‘Ik heb eens iemand aan de lijn gehad die zei: ‘ik wil een bouwvergunning en ik betaal belasting, dus u moet mij die vergunning geven’. Maar de overheid hoort een afweging te maken die in ieders belang is’.

15

16

Ik ben al twaalf jaar directeur van dit instituut. Dat is lang, maar dit is dan ook een leuke plek. Je kunt hier avonturieren. Veel macht heb je als Rathenau Instituut

niet. Je moet het hebben van de spanning die je trekt door te laten zien hoe wetenschap en technologie onze leef­wereld veranderen.

Neem de samensmelting van nanotechnologie, hersen­wetenschap, biologie en informatietechnologie. Toen ik hier begon, had ik niet in de gaten welke omvang en bete­kenis die zou krijgen. Ook de impact van voortplantings­technologie op het type gesprekken dat moderne stelletjes voeren, verbaast me nog steeds. Het invriezen van eicel­len hoort bij Facebook al tot de arbeidsvoorwaarden! Dat leidt nu nog wel tot hikken in de krant, maar straks is dat normaal. Ander voorbeeld: ons idee van een ziekenhuis. Voor mijn vader was het ziekenhuis ‘die plek waar je niet moest wezen’. Voor ons is het een soort werkplaats waar je gerepareerd wordt. Je gaat niet met angst en beven het ziekenhuis in, maar gewoon, omdat het weer tijd is. Voor de reparatie van je organen. Of dit goed of slecht is, zegt

het Rathenau Instituut niet. Onze houding is: ‘Verrek, hoe loopt dat? Welke werelden openen zich hier?’

mensenparkNatuurlijk heb ik persoonlijk wel meningen. Een stok­paardje van mij is dat de samenleving onder invloed van wetenschap en technologie dreigt te veranderen in een ‘mensenpark’, om met Peter Sloterdijk te spreken. Infor­matietechnologie maakt dat we alles wat mensen doen, kunnen monitoren, digitaliseren, en koppelen. De bio­medische en sociale wetenschappen bewerken die infor­matie tot ‘risicoprofielen’. Met die gegevens in de hand kan de staat zijn burgers indelen, ordenen, bijsturen. En dat is voor de staat kennelijk een onweerstaanbare verleiding. We krijgen een staat die veel comfort biedt en een zekere zorgzaamheid toont – maar je grondrechten verdampen. De staat heeft je in de gaten, en als je niet goed meedoet – als je ongezond eet, je kinderen niet genoeg voorleest, te wild met je armen zwaait in een uitgaansgebied – gaat de staat je bedreigen of ‘helpen’. Ik vrees dat dit het einde is van de democratie zoals we die kennen, de democratie

Ik verlang naar fiere, kwaaie, emotionele burgers’

TekST MaRJaN SLOB

Wetenschap en technologie maken het leven gemakkelijker. Maar een bange staat kan ze ook gebruiken om een surveillancesamenleving mee op te tuigen. Jan Staman, scheidend directeur van het Rathenau Instituut, ziet het die kant uitgaan. ‘Er is grote nood aan politiek’. Een afscheidsinterview.

[ > ]

I N Terv I e W > JAN s TA mA N

© R

ogie

r Fok

ke

17

[ < ] van de open samenleving. Ik denk dat we in de richting bewegen van een surveillance­samenleving, een democra­tie à la Singapore. Wie bezingt nog de gepaste verhouding tussen burger en staat? Wie wijst erop dat het de eerste taak van de staat is om onze burgerlijke vrijheden te beschermen? Die recht­statelijkheid wordt totaal om zeep geholpen, en ik krijg het daar Spaans benauwd van. Ik geloof niet in de staat als vriendelijke, vaderlijke instantie. De huidige staat denkt eerst en vooral aan zichzelf, hoor! Ik zie nu alleen maar een hele bange staat, die doodsbenauwd is voor haar burgers, en ze daarom zoveel mogelijk screent en wil indelen en normeren. Ik denk ten diepste dat de staat het heeft opge­geven mij als een burger te beschouwen. Hij ziet mij alleen nog maar als gevaarzetter. Ja, wie denkt de staat dan te ontmoeten? Je krijgt wat je geeft – alsof die regel niet voor de staat geldt.

slecht huwelijkWesterse democratieën hebben geen groot verhaal meer over de idealen die tot een betere samenleving kunnen leiden. De idee dat wij met z’n allen, burgers van deze natiestaat, samen onze toekomst maken, dat idee is weg. De huidige verhouding tussen burger en staat is net een slecht huwelijk. We draaien elkaar de rug toe, bemoedigen elkaar niet meer, en vluchten in comfort. En dat is precies wat technologie biedt: comfort.

Maar comfort lijkt het enige doel van technologie. En zowel de burger als de staat vertrouwen erop dat techno­logie onze noden wel zal oplossen. Maar dat is een illusie! Je kaarten zetten op comfort is simpelweg niet genoeg in een krimpende wereld! Mondiaal gezien verliest Nederland terrein; dat mooie bouwsel dat we nu hebben, zullen we

niet in stand kunnen houden. Je ziet het gebeuren in de gezondheidszorg. De staat heeft geprobeerd om de zorg te reguleren en daarna via de markt te regelen. Maar in dit heeft geleid tot overaanbod en overvraag, waardoor de kosten stijgen. Nu zegt de staat: ‘Sorry, maar we werpen u terug op uzelf. Want het gaat niet, het huidige systeem is niet houdbaar, wij kunnen niet voor uw zieke buren of oude moeder zorgen. Je zoekt de verbanden met je naasten zelf maar weer op.’

Wetenschap biedt inzicht, technologie levert comfort. Hartstikke mooi. Maar oplossingen van maatschappelijke problemen zoals werkloosheid, vergrijzing, dierenwelzijn, hoef je van wetenschap en technologie niet te verwachten. Die zullen echt moeten komen van een politiek die een visie schetst en knopen doorhakt. Een politiek die bijvoor­beeld zo’n financiële crisis analyseert en een burgermeer­derheid achter zich vergaart die zegt: ‘Ja, doe maar, pak dat financiële systeem nu maar aan – ook al levert het verliezers op!’ Want vergis je niet, politiek gaat over win­naars en verliezers. Politiek is: je oor te luisteren leggen, debatteren, wikken en wegen, om uiteindelijk op grond van je idealen een beslissing te nemen die pijn zal doen in bepaalde hoeken. Een politicus die geen visie heeft, durft zo’n beslissing niet aan. Dus die gaat hervormen. Hervor­men is niets anders dan verlies managen zonder wezenlijk iets te veranderen. Met dat soort pragmatisme ga je het niet redden. Met pragmatisme is op zich niets mis. Maar door wat wordt het gedragen? De staat houdt niet meer van idealen. Maar dat is nu precies waar de burger om verlegen zit: visie, idealen, én burgerschap.

We zullen als Nederlandse samenleving ons verlies moe­ten nemen. Denken we nou echt dat we die transitie door komen zonder politiek? Welnee. Je zult een verhaal moeten houden over wortels, over burgerschap, verbin­ding, over creativiteit, spiritualiteit en gerechtigheid. Over wat we van burgers verwachten. Alleen zo’n verhaal maakt dat we fier kunnen accepteren dat we pijn gaan lijden. We hebben grote behoefte aan politiek, aan verbonden­heid met de publieke zaak en actief burgerschap! Maar een politieke burger is een lastige burger. Die roert zijn mond, houdt zich niet per se aan de gedragsregels van de staat, wil het anders aanpakken. Ik heb als oudere man een

I N TervI e W

‘de huidige verhouding tussen burger en staat is net een slecht huwelijk. We draaien elkaar de rug toe, bemoedigen elkaar niet meer, en vluchten in comfort’

18

aantal vervelende, moeilijke situaties een keer of wat zien langskomen. Ik weet inmiddels hoe ik daarmee om moet gaan; in het volle leven leer je dat. In de politiek wordt niet meer geleerd, lijkt het wel, want er zijn geen lastige burgers meer. Ik verlang naar een fiere, kwaaie, emotionele burger. Een burger die zich niet zomaar, als een mak schaap, mee laat voeren in het polderend hervormen. Uiteindelijk zal die burger er komen, denk ik. We zullen de nood voelen, en dan zullen we groepen vormen om samen die nood te ledigen.

Het Rathenau Instituut bestaat bij de gratie van de demo­cratie, en de open samenleving, waarin ruimte is voor tegenideeën. Als de democratie niet goed meer werkt, dan kan mijn instituut ook niet goed meer functioneren. Dat is mijn zorg. Wij leven van dialoog, openheid; het ver­trouwen dat het constructief is om verschillen in visie te benoemen en gezamenlijk op zoek te gaan naar een faire, begaanbare weg. Wij zoeken als instituut de burgers ook op, vragen hen bijvoorbeeld om mee te denken in burger­panels over hersenwetenschappen of duurzame consump­tie – en dat is een feest hoor! Dat geeft ook wel weer hoop. We moeten voorkomen dat er alleen nog maar onverschil­lige, gefrustreerde burgers overblijven. Dan kunnen ook wij geen kanalen meer vinden om de creativiteit en betrok­kenheid van de burger aan te spreken. Omdat die democra­tische burgerlijke houding zo ongewoon is geworden.

Ik had niet voorspeld dat dit de analyse zou zijn waarmee ik zou vertrekken. Je moet uitkijken met dit soort sombere verhalen. Voor je het weet, zeggen ze dat je karakter of je stemming niet deugt, en krijg je te horen: ‘Je wordt nu echt een oude zeur, wees toch blij man’. Maar ik ben blij! Ik vind dit een geweldig spannende tijd, omdat de burgers wel klaar zijn met de staat die haar onderdanen niet meer als burgers tegemoet weet te treden. Ik kijk naar wat er gebeurt, en wil daarbij betrokken zijn; ik word onmiddel­lijk lid van de partij die de burger weer op een voetstuk plaatst.

Zootje varkensMijn vader was bakker in Nijverdal met een winkel aan huis. Wij, zes kinderen, maakten deel uit van het bedrijf, daar was geen ontsnappen aan. Ook opa woonde bij ons, en drie honden. In de stal stonden paarden, er was een zootje varkens voor het oude brood, een leger katten om de muizen bij het meel weg te jagen, en een inwonende huishoudster die als een tweede moeder voor ons was.

Mijn moeder van 91 leeft nog. Zij heeft altijd zorgen. Mooie moeder. Maar ze is ook erg kordaat, en ze is van het debat; moeder speelt het wel­niet­spel. Dat spelletje ken ik goed, dat speel ik ook. Mijn vader was een hele aardige, wel­levende man, een ietwat secundair reagerende Tukker. Pa nam me nooit de maat. Hij zei wel eens ‘nee’, maar hij zei nooit: ‘Jan, luister, ik zal je uitleggen hoe het zit en hoe het moet’. Daarom staat hij voor mij op een voetstuk. Je moet niet teveel vertellen hoe het moet, dat werkt toch niet.

In de tijd dat ik als verse student diergeneeskunde een weekend naar huis ging, eind jaren zestig, hoorde pa mijn sterke verhalen aandachtig aan. Hij zei dan: ‘O ja, is het waar, joh’, of; ‘Wat hè je d’r an dan’. En ik dacht dan: ‘Ben ik nu bij mijn vader door de mand gevallen? Ziet hij

© R

ogie

r Fok

ke

[ > ]

19

‘oplossingen moeten komen van een politiek die een visie schetst en knopen doorhakt’

‘een politieke burger is een lastige burger. die roert zijn mond, houdt zich niet per se aan de gedragsregels van de staat’

me als een brallende student?’. Je kon dat soms van zijn gezicht aflezen, maar hij bleef mild en liefdevol. Hij nam me heel serieus – serieuzer dan ik mezelf nam. Dat is misschien wel het ergste, maar ook het mooiste, dat je kan overkomen.

ZelfspotIk weet dat ik heel direct, zelfs bot uit de hoek kan komen. Maar ik kom er meestal mee weg. Misschien omdat mijn directheid niet agressief is en ik ook wel wat zelfspot toon. Bij alles wat ik beweer, hoor ik een stemmetje in mijn hoofd: ‘Ja maar Jan, er is ook nog een heel andere wereld, hè’. Ik zeg wat ik denk dat er gezegd moet worden, maar daarop volgt niet: ‘En dús moet het nu zo gebeuren’. Als ik iets zeg, ligt het tussen jou en mij in. Dan kunnen we daar naar kijken: wat ligt daar nu eigenlijk? En valt er ook nog een beetje om te lachen?

Het mooiste vind ik het als we als instituut onze intuïtie blijven volgen en een riskant traject inzetten, waarbij er gaandeweg vlees op de botten komt. Daar geef ik mijn mensen ruimte voor. Ik denk: ‘Je ruikt iets, je formuleert het nog onhandig, maar je zegt het niet voor niets’. Ik her­inner me dat Rinie [van Est – red ] naar me toekwam en zei:

‘Jan, op het MIT en in Israël zijn ze nou toch met iets bezig – ze zijn cellen aan het synthetiseren! Ze zijn in feite nieuw leven aan het maken! Er is binnenkort een congres in de Verenigde Staten en daar zou ik eigenlijk wel heen willen’. Ik heb gezegd: ‘Okay, maar je neemt wel een bioloog mee die de vaktaal verstaat, en jullie werken op de terugweg al aan je verslag’. Dat verslag liet zien wat voor type deskun­digen zich over deze materie boog, welke allianties in de maak waren, hoeveel geld er in omging; BP stapte toen bijvoorbeeld net voor een half miljard in synthetische algen. Dat rapport van Rinie was wereldwijd het eerste technology assessment­rapport van wat nu synthetische biologie heet. En het wordt nog steeds veel geciteerd. Dat is nog eens waar voor je geld! Zo moeilijk was die beslissing niet voor mij als directeur, maar je moet hem wél nemen. Je moet de onzekerheid accepteren dat je niet weet wat je precies aan het doen bent.

Ik voel als geen ander wanneer een verhaal zwak is, en zaag hier op het instituut mijn mensen daar dan over door. Als we naar buiten treden, wil ik dat onze boodschap scherp is. Maar als ik denk dat een medewerker iets te pakken heeft, zeg ik: ‘Toe maar, kijk maar hoe ver je komt’. Het interes­seert me niets als het instituut daarmee bestaande belangen en structuren doorkruist. Ik sta ervoor. Dat vind ik gewel­dig. Ik wil in het gevaar zitten, en bescherm mezelf daar niet tegen.’

© R

ogie

r Fok

ke

© M

arik

e va

n P

agée

[ < ]

Mr. drs. Jan Staman1950 Geboren in Almelo (Twente) 1975 studie diergeneeskunde in utrecht1975 onderzoeker en docent bij de faculteit

diergeneeskunde1982 verschillende beleidsfuncties bij het ministerie

van landbouw, visserij en Natuur1988 studie Nederlands recht in utrecht2002 directeur rathenau Instituut2015 pensionering

I N TervI e W

20

Melanie Peters

Per 1 februari 2015 wordt dr. ir. Melanie Peters directeur van het Rathenau Instituut. Zij was hiervoor directeur van Studium Generale Utrecht en speelde een centrale rol in het debat over de waarde van wetenschap en de maatschappelijke aspecten van nieuwe technologie. Melanie Peters volgt mr. drs. Jan Staman op, die met pensioen gaat.

N I e u We dI re C T e ur

21

Monitor System #92728 12 2013 CAM 10 The hAgue

Tineke Strik22 09 2014 CAM 9 The hAgue

Interception System gChQ31 08 2012 CAM 15 BuDe

hans Franken22 09 2014 CAM 6 The hAgue

edward Snowden06 04 2013 CAM 1 hONg KONg

Klaas de Vries22 09 2014 CAM 23 The hAgue

Protest #11908 01 2014 CAM 14 BerlIN

roger van Boxtel22 09 2014 CAM 19 The hAgue

Interception System #5427 06 2014 CAM 3 BAD AIBlINg

Assange Protester #32408 01 2012 CAM 14 lONDON

Arda gerkens22 09 2014 CAM 12 The hAgue

ANONYMuS #128428 12 2013 CAM 24 NeW YOrK

Data Center #914 11 2013 CAM 7 DAllAS

Anne-Wil Duthler22 09 2014 CAM 23 The hAgue

google Mark Zuckerberg14 11 2012 CAM 11 FrISCO

22

‘het is pas echt veilig als

we allemaal alleen in een kerker zitten’

Waarom moet de overheid vasthouden aan ons recht op privacy, juist nu dat technisch onmogelijk lijkt? Die vraag stond in september 2014 centraal in een Eerste Kamerdebat over privacy en het toezicht op de veiligheidsdiensten. Eén van de uitkomsten van het debat is dat het Rathenau Instituut gaat onderzoeken of er een ethische commissie moet komen die kan adviseren over de digitalisering van de samenleving. Flux zette de standpunten uit het debat op een rij.

TekST CaTHaLIJNe BOLaND

[ > ]

23

de Zeepk I s TT

inek

e St

rik:

© A

dria

an v

an D

am /

Alle

an

der f

oto'

s, m

et u

itzo

nde

rin

g va

n H

ans

Fran

ken

en

An

ne­

Wil

Dut

hle

r: ©

iSto

ckph

oto,

Cre

ativ

e C

omm

ons

en W

ikim

edia

Com

mon

s

[ < ] ‘het is pas echt veilig als we allemaal alleen in een kerker zitten’

‘Ik citeer een uitspraak van de executive chair-man van Google, Eric Schmidt, uit 2013:

‘There’s been spying for years, there’s been surveillance for years, and so forth, I’m not going to pass judgement on that, it’s the nature of our society.’

Is de ‘nature of our society’ inder­daad zo veranderd dat we moeten accepte ren dat we leven in een surveillancestaat of zelfs een contro­lestaat? De technologie bestaat en het gebruik daarvan is een feit en we zijn als Nederlanders naïef als we die niet gebruiken, is dan de stelling. En de overheden doen het allemaal voor onze veiligheid. Maar, zo vraag ik mij dan af, hoe veilig willen wij zijn? Ik spreek Rousseau na wanneer ik zeg: het is pas echt veilig als we allemaal alleen in een kerker zitten. Dat soort veiligheid kunnen we bewerkstelligen met een orwelliaans Ministry of Love, waarin het hoofd­kwartier van de gevreesde Thought Police is gevestigd. Ik geef met mijn fractie echter de voorkeur aan een uitspraak van de beroemde chef van de CIA uit de jaren vijftig en zestig, Allen Dulles: ‘Our government in its very nature, and our open society in all its instinct, under the Constitution and the Bill of Rights automatically outlaws intelligence organizations of the kind that have developed in police states.’

hans franken (CdA)

‘Wanneer wij onze privacy opgeven, geven wij de privacy van anderen op’

‘Wat maakt het uit dat ze wat van mij weten? Dat is de vraag die het privacydebat

overheerst. Het ‘niets te verbergen’­adagium gaat er vanuit dat het fout is wanneer je wél iets te verbergen hebt. Die stelling is pertinent fout en ik wil deze hier met alle kracht weerleggen. Heeft de jongen die een relatie heeft met een andere jongen, maar het zijn ouders nog niet durft te vertellen, recht op zijn proces om uit de kast te komen? Ja. Heeft hij zolang recht op privacy als hij zelf wil? Ja. Heeft de vrouw die mishandeld wordt door haar man en stiekem geld spaart om bij hem weg te gaan, recht op privacy? Ja. Heeft de man die sollici­teert naar een andere baan en dat nog niet verteld heeft aan zijn baas om de werkverhouding niet te verstoren, recht op privacy? Ja. Hebben deze mensen iets te verbergen? Inderdaad. Maar verkeerd is het niet.

Wanneer wij zeggen dat wij niets te verbergen hebben, worden degenen die dat om terechte redenen wel hebben, vogelvrij. Door zorgvuldig om te gaan met onze privacy maken wij het mogelijk dat anderen hun privacy kunnen hebben. Wanneer wij onze privacy opgeven, geven wij de p rivacy van anderen op. Als samen­leving kunnen en mogen wij dat niet laten gebeuren. Daarin dienen wij als overheid het voorbeeld te geven.’

Arda Gerkens (sp)

‘Individuele gebruikers staan machteloos tegen-over het structurele geweld waarmee inter-net blijkt te worden ondermijnd’

‘Internet heeft zich de afgelopen 25 jaar uit het niets ontwikkeld tot de belangrijkste

communicatiestructuur ter wereld. Iedereen maakt er gebruik van. We verschaffen informatie, we zoeken informatie, we bankieren, kopen en verkopen en we communiceren via de sociale media. We kunnen niet meer zonder en we hopen dat het goed gaat, want iedere gebruiker kan dagelijks vaststellen dat je op internet voortdurend wordt bedreigd door grote en kleine criminelen. Banken worden platgelegd door hackers, DigiNotar wordt gekraakt, particu­lie ren worden bestolen en bedrijven worden op grote schaal bespioneerd.

structureel geweldHet spreekt vanzelf dat iedere gebrui­ker het zijne moet doen om het gebruik veilig te maken. Ook op de weg moet elke verkeersdeelnemer goed opletten. Maar individuele gebruikers, die miljarden burgers en die miljoenen bedrijven die internet gebruiken, staan natuurlijk machte­loos tegenover het structurele geweld waarmee internet blijkt te worden ondermijnd. Daar moet men op de overheid kunnen rekenen.De analogie met het wegverkeer trek ik nog even door. Daar speelt de overheid op bijna alle terreinen een cruciale rol. Dat gaat van het stellen van gedetailleerde eisen aan de kwa­liteit van de weg en van de vervoer­middelen tot het actief bestrijden van wegpiraten. Merkwaardigerwijs lijkt het alsof de overheid de onveiligheid op internet anders ziet en zelfs soms bestendigt.’

klaas de vries (pvdA)

24

de Zeepk I s T

‘Nederland zou zich kunnen profileren als land waar je gegevens veilig zijn’

‘Nederland is niet alleen het land van de dominee, maar ook het land van de koopman.

Nederland is in staat bedreigingen om te buigen naar kansen. Kansen om veiligheid, vrijheid en maatschappe­lijke groei op het hoogste niveau samen te laten gaan. Nederland zou bijvoorbeeld een voortrekkersrol kunnen spelen als het gaat om bestrij­ding van cybercrime. The Hague Security Delta zou een mooi platform kunnen zijn om zo’n voortrekkersrol in te vullen.

AantrekkelijkMaar ook daarbuiten zou Nederland zich kunnen profileren als land waar je gegevens veilig zijn. Nederland als aantrekkelijk land waar buitenlandse bedrijven graag investeren. Dat levert economische bedrijvigheid op en daarmee economische groei. Dan is het wel nodig dat de Nederlandse overheid streng optreedt tegen bedrij­ven die hun beveiliging niet op orde hebben; dat zij streng optreedt tegen bedrijven die persoonsgegevens uit­wisselen met derde landen terwijl zij niet voldoen aan de wettelijke rand­voorwaarden die daaraan worden gesteld; en dat de Nederlandse over­heid streng optreedt tegen bedrijven die te gemakkelijk persoonsgegevens aan derden verstrekken terwijl een juridische grondslag daarvoor ontbreekt.’

Anne-Wil duthler (vvd)

‘een samenleving waarin niemand zich kan ver-bergen, is niet veilig’

‘Vrijheid begint met het recht op de eigen levenssfeer. Door de almaar toenemende

honger naar data en de daaruit resul­terende dataverzameling door bedrij­ven, en vooral ook overheden, staan de privacy en de privacybescherming onder druk.

Theeblaadjes lezenHet nieuwe Utah Data Center van de NSA verwerkt per jaar 500 biljoen terabytes aan gegevens. Dat staat gelijk aan 23 miljoen jaar dvd’s kijken. Het is echt theeblaadjes lezen en het levert niks op. Vorig jaar waren er de aanslagen bij de marathon in Boston. Dat was dramatisch en verschrikke­lijk. Ze waren door niemand voorzien en door niemand ontdekt. De repres­sieve kant van de politie was fenome­naal: binnen een paar uur wisten we precies hoe het gedaan was, na 72 uur hadden we de foto’s van de daders, acht uur later was één van hen gedood en een paar dagen later was de tweede vastgezet. Hieruit blijkt dat de repres­sieve kant heel effectief werkte, maar alle preventie daarvoor leidde tot niets, echt niets. Dat stelt toch vragen over wat we aan het doen zijn.

Regelmatig worden veiligheid en privacy gezien als tegenstellingen. Wij zien privacy echter als een vorm van persoonlijke veiligheid. Het beschermt burgers tegen censuur, identiteitsfraude en misbruik van macht. Een samenleving, of wereld eigenlijk, waarin niemand zich kan verbergen, is wat mijn fractie betreft niet veilig.’

roger van boxtel (d66)

‘misschien kunnen mensen vaker, beter en sneller worden geïnfor-meerd over het gebruik van hun gegevens’

‘Ten slotte nog één punt, te weten het probleem van de valspositieven. Dat

probleem is levensgroot. Data komen om verschillende redenen incorrect in bestanden en gaan een eigen leven leiden. Onschuldige burgers raken daardoor in de problemen en hebben heel weinig mogelijkheden om op een snelle manier die gegevens te kunnen corrigeren. Dit houdt verband met allerlei oorzaken, waaronder de slechte kwaliteit van de opgeslagen gegevens, het mensenwerk van de opslag, maar ook met het feit dat mensen niet worden geïnformeerd over de opslag van hun gegevens, zodat zij niet kunnen corrigeren. Het houdt ook verband met de inherente onzekerheden van het op basis van algoritmes opsporen van onbekende feiten. Vooral echter als mensen niet weten dat gegevens over hen worden opgeslagen, kunnen zij natuurlijk niet vragen om correctie.

De voorstellen van de commissie­Dessens om meer inzagerecht te krijgen in gegevens zijn goed. Dit kan echter niet los staan van het belang van meer notificatie van die gegevens. Wij begrijpen dat het werk van de veiligheidsdiensten zich er niet altijd voor leent om mensen erover te informeren dat hun gegevens worden gebruikt, maar misschien kan dit wel sneller achteraf gebeuren, of kunnen mensen, als er geen gevaar dreigt voor het werk van de inlichtingen diensten, vaker, beter en sneller worden geïn­formeerd over het gebruik van hun gegevens.’

Tineke strik (Groenlinks)

25

Onlangs verscheen er een opmerkelijke column in Nature van Susan Watts, tot eind vorig jaar wetenschapsredacteur van het programma News­

night van de BBC. Ze moest daar weg, omdat haar functie werd opgeheven. Hoewel geen voetbalfan was het haar opgevallen dat steeds meer oud­voetballers en trainers de berichtgeving rond voetbal verzorgen op televisie. De ver­slaggeving wordt nog wel gedaan door journalisten, maar de analyse en duiding gebeurt door direct betrokkenen. Volgens Watts zien we iets dergelijks ook in de weten­schapsjournalistiek. ‘We gebruiken liever wetenschappers om een wetenschappelijk onderwerp te presenteren,

dan journalisten’, kreeg ze van een van de BBC­bazen te horen, ‘want die zijn geloofwaardiger’. In Nederland zien we iets vergelijkbaars. Wetenschappers schuiven aan bij De Wereld Draait Door en Pauw, waarbij hen kritiekloze bewondering ten deel valt. De gastheren koketteren zelfs met hun onwetendheid over alles wat maar enigszins naar bèta of getallen ruikt. Diezelfde onwetendheid over bèta­onderwerpen zien we trouwens bij de nieuwsrubrieken van NOS en commerciële omroepen, die niet eens een wetenschapsredactie hebben. Bij andere media ligt het wat subtieler. Een aantal kran­ten, zoals het Parool, heeft de wetenschapsjournalistiek

voorbij de enerzijds-anderzijds journalistiek

Wetenschapsjournalisten: controleren jullie de macht nog wel?

TekST JOOST vaN kaSTeReN

Wetenschapsjournalisten zouden veel kritischer moeten zijn om het publieke belang te kunnen dienen. ‘Wetenschappers hebben net zoveel tekortkomingen als andere mensen. Niet zomaar dingen aannemen omdat er een stempeltje wetenschap op staat.’

26

AChTerGroN d

uitbesteed aan de redactie van een universiteitsblad. Andere kanten beperken zich tot het nagenoeg integraal overnemen van persberichten van universiteiten en onder­zoeksinstellingen, en een nieuwssite als Nu.nl betrekt zijn wetenschapsnieuws van onderbetaalde freelancers. Alleen NRC en Volkskrant houden nog wel een serieuze weten­schapsredactie overeind en beschikken over een netwerk aan freelancers.

Controle van de machtJe kunt je afvragen hoe serieus wetenschapsjournalisten hun journalistieke taak, de controle van de macht, opvat­ten. Naar aanleiding van de affaire Diederik Stapel constateerde mediahoogleraar Jo Bardoel dat wetenschaps­journalisten overdreven veel ontzag hebben voor onder­zoekers en voor wetenschappelijke resultaten. En Frank Miedema, woordvoerder van Science in Transition, vroeg vorig jaar om een Joris Luyendijk voor de wetenschaps­journalistiek om de echte verhalen uit de wetenschap te vertellen.In een Skype­interview bevestigt de Amerikaanse jour­nalist Dan Fagin dat beeld. ‘Het komt nogal eens voor dat wetenschap en wetenschappers worden verheerlijkt door wetenschapsjournalisten.’ Fagin is journalist en sinds 2005 hoogleraar Science, Health & Environment Reporting aan de Universiteit van New York. Dit jaar won hij de presti­gieuze Pulitzer prijs voor zijn boek ‘Toms river: a story of science and salvation’. Wetenschapsjournalistiek houdt volgens hem in dat je naar eer en geweten probeert om de realiteit te beschrijven, ook als onderzoekers of instel­lingen daardoor negatief voor het voetlicht komen. Fagin: ‘Wetenschappers hebben net zoveel tekortkomingen als andere mensen, daar moet je als journalist kritisch op zijn. Niet zomaar dingen aannemen omdat er een stempeltje wetenschap op staat.’Ook Alice Bell ziet vaak al te goedgelovige journalisten, die onderzoekers die een doorbraak melden, op hun woord geloven. Bell is freelance schrijver en houdt zich bezig met wetenschaps­ en technologiebeleid. Ze is redacteur van een webmagazine over innovatie en blogt over wetenschaps­beleid voor dagblad The Guardian. ‘Veel kopij die ik moet redigeren, is vaak niet van public relations te onderschei­den. Wetenschapsjournalisten vinden het blijkbaar moei­lijk om kritische vragen te stellen aan wetenschappers.’

Groeiende achterdochtDe vraag is: waar ligt je loyaliteit als wetenschapsjourna­list, bij je publiek of bij de wetenschap? Bell: ‘Een paar jaar

geleden verscheen er een onderzoek over gezondheids­effecten van genetisch gemodificeerde gewassen (GMO’s). Het Britse Science Media Centre heeft toen geprobeerd om de resultaten van het onderzoek uit de media te houden. Dat is gelukt, mede dankzij de medewerking van weten­schapsjournalisten, die vonden dat mensen nodeloos bang zouden worden gemaakt, als ze over het onderzoek zouden publiceren.’‘Mijn instinctieve reactie is dat het ondemocratisch en ook wel zorgwekkend is om die informatie weg te houden van je publiek. Aan de andere kant kun je je afvragen of het publiceren van het artikel wél democratisch is. Er zijn groepen die bewust nepwetenschap verspreiden om hun eigen standpunten op te dringen, de tabakslobby bijvoor­beeld, maar ook de anti­GMO lobby. Dus ik kan me ook wel voorstellen dat het Science Media Centre en de betrok­ken journalisten denken dat ze de democratie juist een dienst bewezen door het onderzoek dood te zwijgen. Aan de andere kant: die discussie wordt toch wel gevoerd via internet. Door er niet over te publiceren, maak je de men­sen misschien nog achterdochtiger.’Dan Fagin zou er wél over schrijven. ‘Journalisten, ook wetenschapsjournalisten, moeten controversiële onder­werpen niet uit de weg gaan. Je publiek heeft er recht op om te weten hoe het zit. Dat is overigens wat anders dan enerzijds­anderzijds journalistiek, waarbij de journalist als brave stenograaf opschrijft wat opponenten beweren. Nee, het is je taak om op basis van gegevens en gesprekken met experts argumenten te wegen en daar conclusies aan te verbinden. In het geval van vaccinaties bijvoorbeeld is het vrij duidelijk dat de voordelen ruimschoots opwegen tegen de nadelen. Maar ook als de voordelen minder overtuigend zijn, zoals bijvoorbeeld bij fracking (boortechniek die gebruikt wordt om schaliegas te winnen – red), moet je die afweging terug zien in je verhaal.’

buitenlands correspondentDie ‘opdracht’ van Dan Fagin sluit aan bij wat Hans Peter Peters verwacht van een wetenschapsjournalist. ‘Als ik een krant koop’, zegt hij, ‘dan mag ik aannemen, erop vertrouwen zelfs, dat de journalist goed geïnformeerd is over wat er speelt en wat dat voor mij betekent.’ Peters is sociaal wetenschapper bij het Forschungszentrum Julich en hoogleraar aan de Freie Universität Berlin. Als zodanig maakt hij deel uit van een vrij recente traditie in Duitsland om meer academische aandacht te schenken aan wetenschapsjournalistiek. ‘De Nederlandse arts/wetenschapsjournalist Aart

‘Wetenschappers schuiven aan bij de Wereld draait door en pauw, waarbij hen kritiekloze bewondering ten deel valt. de gastheren koketteren zelfs met hun onwetendheid’

© H

olla

nds

e H

oogt

e

[ > ]

27

Gisolf vergeleek de wetenschapsjournalist met een buitenlandcorrespondent. Zo iemand schrijft vanuit het perspectief van zijn publiek, niet vanuit het perspectief van het land waar hij over schrijft. Ook voor de weten­schapsjournalist geldt dat de criteria waarmee hij onder werpen selecteert en de invalshoek die hij kiest, relevant moeten zijn voor zijn publiek en dus niet voor de wetenschap.’Die externe selectiviteit is typisch voor journalisten, meent Peters. ‘Wetenschapsvoorlichters en weten­schappers zelf kunnen ook wetenschap vertalen naar een groot publiek. Het essentiële verschil is dat een universiteitsvoorlichter altijd het belang van zijn instelling in het achterhoofd heeft. En een bloggende wetenschapper denkt altijd aan het belang van zijn onderzoek of zijn carrière. Ze kunnen wel journalistiek simuleren, maar niet vervangen. Het verschil is dat een onafhankelijk journalist geen belang heeft bij het onderzoek of de instelling. Zijn loyaliteit ligt bij zijn publiek.’

het alledaagse levenVolgens Peters moet een journalist onderwerpen vanuit verschillende perspectieven kunnen belichten. ‘Als je over wetenschap publiceert, doe je dat niet vanuit het perspectief van wetenschappers, maar vanuit economisch, politiek, cultureel of moreel perspectief. Of vanuit het perspectief van het alledaagse leven. Dat levert een beeld op van wetenschap in relatie tot beleid, economie en moraliteit. En daarmee hou je de wetenschap een spiegel voor: ‘kijk, zó ziet de buitenwereld jullie’. Daarom is onafhankelijke journalistiek ook belangrijk voor de wetenschap zelf.’Alice Bell constateert dat juist op dat punt wetenschaps­journalisten vaak tekortschieten. ‘De politieke aspecten van wetenschap, komen niet of nauwelijks aan de orde. Als er op dit vlak al wat wordt gedaan, dan gebeurt dat meestal door journalisten van de redactie binnenland of economie. Dat is erg jammer, want ik denk dat wetenschapsjournalisten in principe veel beter over zulke onderwerpen kunnen berichten, omdat ze de nitty gritty details van het wetenschapsbedrijf kennen.’ Zo blogde Bell bijvoorbeeld over de deels geheime overeenkomsten die Shell heeft gesloten met een aantal universiteiten en nationale onderzoeksraden. ‘Dat vind ik een onderwerp dat tot de bodem moet worden uitgezocht. Maar het is erg lastig om een krant of tijdschrift te vinden die je voor een aantal weken wil betalen. De wetenschapsredactie vindt het te saai, want

het gaat niet over spectaculaire onderzoeksresultaten. Maar dit toont wél de verstrengeling tussen universiteit en het bedrijfsleven aan.’

Twee pettenGeldgebrek bij redacties leidt er ook toe dat freelancers steeds vaker opdrachten aannemen van universiteiten en onderzoeksinstellingen, waarbij ze niet als onaf han­ke lijk journalist, maar als voorlichter of PR­persoon opereren. ‘Tien, vijftien jaar geleden was zo’n dubbele pet uit den boze’, zegt Dan Fagin. Ondertussen is de situatie veranderd en is het als freelancer moeilijker geworden om te overleven. Fagin: ‘Ik denk dat je deze twee rollen kunt combineren, vooropgesteld dat je de redacteur – en in sommige gevallen misschien ook je publiek – duidelijk maakt dat er een belangenconflict kan zijn.’ Belangrijk is volgens hem dat je ‘ het onder­werp kunt benaderen vanuit het perspectief van de onafhankelijke journalist. Zelfs als dat betekent dat je geen opdrachten meer krijgt van de universiteit.’Alice Bell vindt het geen heel groot probleem, tenminste als duidelijk is welke pet je op hebt. Toch lijkt het haar zuiverder als wetenschapsjournalistieke projecten, waar kranten en tijdschriften geen geld voor (over) hebben, publiek gefinancierd zouden worden. Via crowdfunding bijvoorbeeld. Of uit onderzoeksgelden. Bell: ‘De onderzoeksgemeenschap zou meer geld aan onafhankelijke wetenschapsjournalistiek. De wetenschap zelf heeft daar ook baat bij, want meer en betere wetenschapsjournalistiek leidt op den duur ook tot meer fondsen voor onderzoek.’

Al met al lijkt de toekomst van de wetenschapsjourna­listiek te liggen in een kritische en onafhankelijke benadering van onderzoekers en hun instellingen, zonder de suggestie te wekken dat wetenschap ‘ook maar een mening is’. Een lastige opdracht, maar wel noodzakelijk. Om Susan Watts nog eens te citeren: ‘Society needs more than wonder to respect science.’

meer weten? Wetenschapsjournalisten zijn sleutelfiguren in het maat­schappelijk debat over wetenschap, technologie en innovatie. Maar de journalistiek verandert sterk – traditionele businessmodellen lijken onhoud­baar. Hoe zal de wetenschapsjournalistiek zich ontwikkelen? Deze vraag staat centraal in de het project ‘Toekomstverkenning Wetenschaps journalistiek’ van het Rathenau Instituut.

Zie www.rathenau.nl

‘veel kopij is vaak niet van public relations te onderscheiden. Wetenschapsjournalisten vinden het kennelijk moeilijk om kritische vragen te stellen aan wetenschappers.’

[ < ]

28

AChTerGroN d

Wie beroemd wil worden, kan beter in Londen wonen dan in Schwein­

furt, een klein plaatsje in Beieren. Op 28 novem ber 1660 werd in Londen een vereniging opgericht ter bevorde ring van het fysisch­mathe­matisch experimenteel leren. Bijna negen jaar eerder, in Schweinfurt, richtten vier artsen de Academia Naturae Curiosum Leopoldina op, met als doel de natuur te onderzoe­ken ‘zu Ehre Gottes und zum Wohle der Menschen’. Iedereen in de wetenschap kent de Britse Royal Society, die geldt als de oermoeder van de wetenschappelijke verenigingen. Leopoldina daaren­tegen dreigde – net als het nageslacht van beschermheer Leopold I – in de vergetel heid te raken. Maar acade ­mies zijn als woestijnbloemen. Ook in tijden van droogte blijven ze leven: in 2008 werd Leopoldina de nationale KNAW van Duitsland. De wetenschap heeft de sociale inno ­ vatie van de vier Duitse dokters lief­devol omarmd. Want als vier weten­schappers tegenwoordig over hun onderzoek praten, ontstaat er al snel een wetenschappelijke vereniging. De naam is zelden creatief en meestal iets in de trant van Society for the study of ......

Wetenschappers zouden een voor­beeld moeten nemen aan voetballers. Zij verzinnen veel mooiere namen: Alles Door Oefening (ADO). Willen Is Kunnen (WIK). Nooit Opgeven Altijd Doorgaan (NOAD). Of: Aan­genaam Door Vermaak En Nuttig

Door Ontspanning (ADVENDO) en Voor Ons Genoegen Is Dit Opgericht (VOGIDO).

Wetenschappers die onderzoek doen naar verenigingen hebben zich óók verenigd. ARNOVA. Dat klinkt als een voetbalnaam, maar staat voor Association for Research on Non-profit Organizations and Voluntary Action. Volgens hen zijn er eigenlijk maar drie verenigingsnamen nodig: VODO, VUDO en TUDO. VODO: Voor Ons, Door Ons. VUDO: Voor U, Door Ons. En TUDO: Tegen U, Door Ons. Die laatste naam is voor al die actieverenigingen die willen dat u opgeeft wat u graag doet, zoals roken, jagen, lekker eten of ander kwaad. De meeste TUDO’s maken zichzelf trouwens sympathieker door te suggereren dat ze een VUDO zijn. VODO’s doen dat ook, vooral weten­schappelijke VODO’s. Wie bescher­ming en geld van de overheid wil, kan moeilijk zeggen dat de vereni­ging voor het eigen genoegen is.

Met de opkomst van het internet en big data is er nu een nieuw soort wetenschappelijke vereniging opgekomen: het sociale netwerk. Voortaan mogen burgers meedoen met wetenschappers. Zo mag u uw natuurobservaties delen bij Vroege Vogels; kunt u samen moleculen bouwen bij Foldit en nieuwe ster­ren zoeken met uw kleinkinderen in de Galaxy Zoo. Voor uw eigen genoegen? Niets daarvan. Net als bij Facebook, LinkedIn en Twitter is het: Door U, Voor Ons: DUVO.

© A

nn

e va

n G

elde

r

barend van der meulen doet bij het rathenau Instituut onder-zoek naar de dynamiek van wetenschap en wetenschapsbeleid en naar instrumenten voor wetenschapsbeleid.

29

Col um N

door u, voor ons

TekST CLaaRTJe DOOReNBOS

Waarom hebben we voor de revolutie die intieme technologie gaat veroorza ken, wetenschaps journalisten nodig? Wat zeggen journa­listen in het tv­programma ‘Kijken in de ziel’ zelf over hun toekomst? Waarom is een BBC­experiment met katten camera’s en gps­zendertjes een voorbeeld van goede wetenschaps­journalistiek? U vindt de antwoorden op het nieuwe weblog van het Rathenau Instituut: de weten-schapswaakhond, een blog waarop de toekomst van de wetenschapsjourna­listiek centraal staat. www.wetenschapsjourna­listiek.wordpress.com.

Alice bell, wetenschaps­journalist voor ondermeer the Guardian, vindt in elk geval dat wetenschaps­journalistiek de ideeën en zorgen van onder-zoekers tijdens eerdere fasen van hun onder-zoek moet laten zien, én hun enthousiasme. ‘Taking science journalism upstream’, noemt zij dat op haar blog ‘Through the looking glass’. www.alicerosebell.word­press.com.

De New York Times noemt het ‘A new classic in science reporting’. Met zijn boek ‘Tom’s river: a story of science and salvation’ (Random House US, 2013), won Dan Fagin meerdere prijzen, waaronder de

Pulitzer Price for General Nonfiction. het is een waargebeurd verhaal over een stadje in Jersey dat ten onder gaat aan industriële vervuiling.

In het rapport ‘Grond­stoffenhonger duurzaam stillen’ (André Krom en Aernout van Waes, 2014) stelt het Rathenau Instituut dat duurzaam grondstoffenbeleid aan twee minimumeisen moet voldoen: grondstoffen-gebruik moet rendabel zijn, en het mag geen ernstige milieu schade of mensenrechtenschendin­gen veroorzaken.

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dateert uit 1948. Sindsdien is de wereld ingrijpend veranderd. ‘Mensenrechten in beweging: privacy, kli­maatverandering en de internationale rechts­orde’ van Marjan Slob en Esmée Schilte (Nieuw

Amsterdam, 2014) laat zien dat belangrijke mondiale veranderingen die ‘eeu-wige’ mensenrechten in een ander perspectief plaatsen. Door de digitale revolutie bijvoorbeeld, verschuiven de grenzen tussen privé en publiek. Wat betekent dat voor het mensenrecht op privacy?

Mede door digitalisering zullen vrijwel alle sectoren van de economie en maatschappij te maken krijgen met de invloed van platformen (een funda ment van producten, diensten of technologieën waarop andere partijen aanvullende producten, diensten of technologieën kunnen ontwikkelen). Het Rathenau Instituut advi­seert de overheid om haar beleid daarop aan te pas­sen. (‘De Kracht van plat­formen’, van M. Kreijveld, met medewerking van Jasper Deuten en Rinie van Est, 2014).

Het instituut adviseert de overheid ook om ervoor te zorgen dat zelf sturende auto’s in Nederland met elkaar en met de weg kun­nen communiceren. Alleen dan kunnen zelf rijdende auto’s in zogeheten trein­tjes rijden en optimaal bijdragen aan publieke doelen als verkeersveilig­heid, energiebesparing en vermindering van files (‘Tem de robotauto’, red. J. Timmer en L. Kool, 2014).

slimme, persoonlijke coachingsapps beloven ons gezonder, milieu-bewuster en produc-tiever te maken. Stel kwaliteits criteria op die ervoor zorgen dat digitale coaches veilig en betrouw­baar zijn, adviseren Linda Kool en Jelte Timmer in ‘Eerlijk advies: de opkomst van de e­coach’ (Rathenau Instituut, 2014).

Technology Assessment

Jelte Timmer en Linda Kool (redactie)

Tem de robotautoDe zelfsturende auto voor publieke doelen

De zelfsturende auto is in opmars, maar welke? Gaat het om een zelfstandige robotauto of coöperatieve auto?

De overheid zet al jaren in op coöperatieve auto’s. Omdat ze treintje kunnen rijden, verwacht men dat de coöperatieve auto bijdraagt aan doorstroming, milieubespa-ring en veiligheid. Recent wint de robotauto aan terrein in het Nederlandse beleid. Robotauto’s kunnen niet in treintjes rijden en kunnen daardoor slechts beperkt bijdragen aan een betere doostroming en milieubesparing.

Deze studie schept duidelijkheid over de verschillende ontwikkelingspaden van de zelfsturende auto. Het laat zien dat de twee innovatiesporen verschillende maat-schappelijke en politiek-bestuurlijke vraagstukken met zich mee brengen. Om eerdere investeringen te verzilveren en meerdere beleidsdoelen te realiseren, is voorzetting van het coöperatieve beleid nodig. Dat vraagt enerzijds om robot-auto’s, die passen in de coöperatieve communicatiestructuur. Anderzijds kunnen coöperatieve systemen effectiever worden door de slimme technologie van de robotauto’s te gebruiken.

TE

M D

E R

OB

OTA

UT

O - D

E Z

EL

FS

TU

RE

ND

E A

UT

O V

OO

R P

UB

LIE

KE

DO

EL

EN

RA

TH

EN

AU

INS

TIT

UU

T

RATH__Omslag_Zelfsturende Auto.indd 1 16-09-14 11:01

30

l e ZeN

Internetcriticus Evgeny Morozov waarschuwt ons om geen slaaf te worden van de apparaten waar­mee wij communiceren. door al ons gedrag te meten, hervormen we de samenleving zó dras-tisch, dat we datgene wat ons menselijk maakt, onze ondoorgrondelijk-heid en imperfectie, dreigen te verliezen. (‘Om de wereld te redden, klik hier: de onzin van het technologische solutio­nisme’, De Wereld, 2014).

In 2013 stond ‘Science in Transition’ op, een groep bezorgde wetenschap-pers die vindt dat weten­schap gewaardeerd moet worden om de maatschap­pelijke meerwaarde die het oplevert. Na driekwart jaar debat en ontwikke­ling, publiceren zij een ‘tussenstand’. Conclusie: sommige problemen zijn op de agenda gekomen, andere niet.

de universiteit is de afgelopen decennia al ingrijpend veranderd. Er zijn veel meer studenten bijgekomen, de weten­schap is internationaler geworden, etc. Hoog tijd om samen met een aantal prominenten de balans op te maken (‘Waartoe is de universiteit op aarde? Wat is er mis en hoe kan het beter?’, red. A. Verbrugge en J. van Baardewijk, Boom, 2014).

Het proefschrift van Pleun van Arensbergen, ‘Talent proof’ (Rathenau Instituut, 2014), gaat over de acade-mische ratrace. Doel is met empirische gegevens een bijdrage te leveren aan het huidige debat over publicatiedruk en de com­petitie om onderzoeksgeld en academische posities.

Stefan de Jong, onderzoe­ker bij het Rathenau Insti­tuut, zal komend voorjaar promoveren op een proef­schrift over valorisatie, het toepasbaar maken van

wetenschappelijke kennis voor maatschappelijke doeleinden. Volgens hem is deze universiteitstaak in de praktijk een stiefkindje (zie rubriek ‘Het Profiel’).

Promovendi en universi­teiten hebben te weinig aandacht voor niet­acade­mische carrièremogelijkhe­den van promovendi, blijkt uit het rapport ‘Promove­ren in Nederland’ van het Rathenau Instituut, geba­seerd op een enquête onder ruim 2500 promovendi (M. de Goede, R. Belder & J. de Jonge, 2014).

Wetenschappelijk onder­zoek door Nederlandse Umc’s hoort bij de wereld-top, laten de ‘Feiten & cijfers universitair medi­sche centra’ zien, het eerste brede overzicht van gegevens over de Umc’s (C. Chiong Meza, J. van Steen & J. de Jonge, Rathenau Instituut, 2014).

Van het rapport ‘Politiek over leven: in debat over synthetische biologie’ (2013) verscheen een geactualiseerde, Engels­talige versie. Centraal staan ontwikkelingen in de syn­thetische biologie, maat­schappelijke kwesties die deze oproepen, en het debat dat hierover is gevoerd tij­dens de ‘Meeting of Young Minds’. (‘SynbioPolitics: bringing synthetic biology into practice’, V. Rerimas­sie & D. Stemerding, Rathenau Instituut, 2014).

Dissertation

Pleun van Arensbergen

Talent Proof Selection Processes in Research Funding and Careers

TAL

EN

T P

RO

OF

: SE

LE

CT

ION

PR

OC

ES

SE

S IN

RE

SE

AR

CH

FU

ND

ING

AN

D C

AR

EE

RS

P

LE

UN

VA

N A

RE

NS

BE

RG

EN

The quality of higher education and research is strongly connected to the quality of the people working in the academic sector. For excellent science, excellent scientists are needed. The pool of competent scholars with academic career ambitions has been growing for the past decades. As public funding of universities has not matched this rise of (potential) staff, academics have become more dependent on competitive external project funding and individual funding. Publishing and grant proposal writing are two activities of major importance for especially early career researcher who aim to advance in academia. Funding organizations therefore play a crucial role in the development of academic careers, next to universities that increasingly focus on attracting and retaining academic top talent. The research questions of this study, ‘What is academic talent and how is it selected?’ aim to create a better understanding of the process of talent selection within academia, especially in the context of grant allocation.

Key results of this study address the criteria used in talent assessment and more specifi cally the weight assigned to publications; the social and competitive nature of grant allocation processes; the role of gender in talent selection and gender differences in academic performance; and factors supporting or impeding academic careers.

This study feeds current debates on scientifi c quality and the growing competition for funding and academic positions with empirical arguments. It refl ects on the existing mechanisms of talent selection and ends with a discussion on the implications for higher education and science policy to uphold and stimulate academic talent.

31

Flux Magazine

Blijf op de hoogte van recente ontwikkelingen in wetenschap en maatschappij en abonneer u nu gratis op Flux. Flux is een uitgave van het Rathenau Instituut en verschijnt twee keer per jaar. Stuur een mail met uw naam en adres gegevens naar [email protected]

Col of oN

RedactieadresPostbus 953662509 CJ Den HaagTelefoon (070) 342 15 42E­mail [email protected]: @FluxMagazineNL

Hoofdredactie en concept: Pascal Messerredactieraad: Claartje Doorenbos, Rinie van Est, Patricia Faasse, Ingrid Geesink, Barend van der Meulen, Antoinette ThijssenTekst: Cathalijne Boland, Claartje Doorenbos, Joost van Kasteren, Barend van der Meulen, Johan Nebbeling grafische vormgeving en illustraties: Max Beinema Graphic DesignDruk: Drukkerij Groen, HoofddorpISSN: 1 388 – 1605

Met dank aan: Jan Staman

Suggesties, complimenten of kritiek? Mail de redactie, via [email protected]

De in deze uitgave geuite meningen zijn niet noodzakelijkerwijs die van het Rathenau Instituut.

De redactie van Flux Magazine doet haar uiterste best om alle rechtheb­benden van foto’s te benaderen en duidelijk de bron te vermelden. Mocht u onverhoopt menen de rechten te bezitten, neemt u dan contact met ons op via [email protected]

Meer informatieKijk op www.rathenau.nl voor het downloaden van rapporten en eerdere uitgaven van Flux Magazine.

Onderzoek & dialoog | wetenschap, technologie en innovatieRathenau Instituut