employer branding in de thuisverpleginglib.ugent.be/fulltxt/rug01/001/788/735/rug01-001788735... ·...
TRANSCRIPT
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Employer Branding:
Literatuur studie
Empirisch onderzoek binnen de sector van
de thuisverpleging
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Joke Maelfeyt
onder leiding van
Prof. Dr. D. Buyens
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Employer Branding:
Literatuur studie
Empirisch onderzoek binnen de sector van
de thuisverpleging
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Joke Maelfeyt
onder leiding van
Prof. Dirk Buyens
Permission
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Joke Maelfeyt
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
I
WOORD VOORAF
Vele mensen hebben bijgedragen tot het verwezenlijken van deze masterproef. Dit leek mij
dan ook het geschikte moment om deze mensen hiervoor te bedanken. In de eerste plaats
zou ik mijn promotor Prof. Dr. Dirk Buyens willen bedanken voor het aanreiken van dit
boeiende onderwerp en voor zijn advies en medewerking tijdens het opmaken van mijn
werkstuk.
In de tweede plaats zou ik de medewerkers van de vakgroep marketing willen bedanken, in
het bijzonder Prof. Dr. P. Van Kenhove en de heer Hendrick Slabbinck voor het
beantwoorden van mijn vragen rond het opstellen van een efficiënte vragenlijst en het
statische analyseren van deze vragenlijst met spss.
Mijn dank gaat ook uit naar de medewerkers van de verschillende
thuisverplegingsorganisaties, die ondanks hun drukke agenda toch de tijd vonden voor een
interview. Dankzij Joke Carlier, Jannie Hespel en Marleen Sansen kreeg ik een unieke blik
achter de schermen van de verschillende organisaties.
Vervolgens richt ik ook een woordje van dank aan alle respondenten die zo vriendelijk waren
om mijn vragenlijst in te vullen en de scholen die hiervoor de toelating verleenden. Ik zou
ook Eleonora Holtzer willen bedanken, dankzij haar verliep het contact met de scholen heel
wat vlotter en was de zoektocht naar respondenten iets gemakkelijker.
Zeker wil ik ook mijn vrienden niet vergeten. Zij hebben mij steeds gesteund en bijgestaan
op de juiste momenten.
Tot slot zou ik ook mijn ouders willen bedanken voor de continue financiële en morele steun
die ze mij tijdens mijn studies gaven.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
II
INHOUDSOPGAVE
LIJST VAN DE TABELLEN ............................................................................................................ V
LIJST VAN DE FIGUREN ........................................................................................................... VII
ALGEMENE INLEIDING ............................................................................................................. 1
HOOFDSTUK 1 CONCRETE PROBLEEMSTELLING .......................................................................... 3
1.1 Schaarste op de arbeidsmarkt ...................................................................................................... 3
1.1.1 Vraagoverschot ...................................................................................................................... 3
1.1.2 Aanbodtekort ......................................................................................................................... 4
1.1.3 Conclusie ................................................................................................................................ 4
1.2 Wat brengt de toekomst? ............................................................................................................. 5
HOOFDSTUK 2 EMPLOYER BRANDING ALS OPLOSSING ................................................................. 7
2.1 Het begrip Employer branding ...................................................................................................... 7
2.1.1 Fundamenten van employer branding .................................................................................. 7
2.1.2 Employer branding gedefinieerd ........................................................................................... 7
2.2 De samenstellende delen van de employer brand ....................................................................... 9
2.2.1 Big Picture: Policy .................................................................................................................. 9
2.2.2 Local picture: Practice .......................................................................................................... 14
2.3 Functionele en symbolische attributen ...................................................................................... 19
2.3.1 Functionele attributen ......................................................................................................... 19
2.3.2 Symbolische attributen ........................................................................................................ 19
2.4 Besluit employer branding als oplossing .................................................................................... 20
HOOFDSTUK 3 DE THUISVERPLEGINGSORGANISATIES ..................................................................... 21
3.1 Wit-Gele Kruis ............................................................................................................................. 21
3.1.1 Economische omvang ......................................................................................................... 21
3.1.2 Employer branding .............................................................................................................. 21
3.2 Centrum voor thuiszorg .............................................................................................................. 24
3.2.1 Economische omvang .......................................................................................................... 25
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
III
3.2.2 Employer branding .............................................................................................................. 25
3.3 Solidariteit voor het gezin ........................................................................................................... 28
3.3.1 Economische omvang .......................................................................................................... 28
3.3.2 Employer branding .............................................................................................................. 29
3.4 Besluit thuisverplegingsorganisaties en employer branding ...................................................... 31
HOOFDSTUK 4 OPSTELLEN VAN DE HYPOTHESEN ...................................................................... 32
4.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 32
4.2 De te onderzoeken hypothesen .................................................................................................. 33
4.2.1 De mate waarin de elementen van de employer brand aanwezig moeten zijn ................. 33
4.2.2 Het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden ............................................................... 34
4.2.3 Top-of-mind awareness en de interesse om aan de slag te gaan bij een
thuisverplegingsorganisatie .......................................................................................................... 36
4.2.4 Aanwezigheid van de elementen van employer branding en de voorkeur voor een
thuisverplegingsorganisatie .......................................................................................................... 37
HOOFDSTUK 5 HET ONDERZOEKSPLAN ................................................................................... 40
5.1 Exploratief onderzoek ................................................................................................................. 40
5.1.1 Onderzoeksuniversum ......................................................................................................... 40
5.1.2 Steekproef van te onderzoeken elementen ........................................................................ 40
5.1.3 Informatieverzameling ........................................................................................................ 41
5.1.4 Gegevensverwerking ........................................................................................................... 41
5.2 Conclusief onderzoek .................................................................................................................. 41
5.2.1 Het onderzoeksuniversum ................................................................................................... 42
5.2.2 Steekproef van de te onderzoeken elementen ................................................................... 42
5.2.3 Informatieverzameling ........................................................................................................ 42
5.2.4 Gegevensverwerking ........................................................................................................... 43
5.2.5 Opbouw van de vragenlijst .................................................................................................. 43
HOOFDSTUK 6 BEVINDINGEN VAN HET KWANTITATIEF ONDERZOEK: TOETSEN VAN DE HYPOTHESEN ............ 50
6.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 50
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
IV
6.2 Dataverificatie ............................................................................................................................. 50
6.3 Beschrijving van de steekproef ................................................................................................... 50
6.4 Testen van de hypothesen .......................................................................................................... 52
6.4.1 Welke aspecten van de employer brand vinden studenten verpleegkunde belangrijk ...... 52
6.4.2 Het imago van thuisverpleging bij studenten verpleegkunde ............................................. 54
6.4.3 De top-of-mind awareness en de interesse om aan de slag te gaan bij één van de drie
thuisverplegingsorganisatie .......................................................................................................... 64
6.4.4 Aanwezigheid van elementen van de employer brand bij de voorkeursorganisatie .......... 71
HOOFDSTUK 7 ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................... 77
7.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 77
7.2 Algemeen besluit ........................................................................................................................ 77
7.3 Bijdrage aan de theorie ............................................................................................................... 80
7.4 Bijdrage aan de praktijk .............................................................................................................. 81
7.5 Beperkingen van het onderzoek en aanbevelingen voor verder onderzoek .............................. 81
LIJST VAN DE GERAADPLEEGDE WERKEN .................................................................................... VIII
LIJST DER BIJLAGEN .................................................................................................................. I
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
V
LIJST VAN DE TABELLEN
Tabel 1 Beschrijving van de steekproef aan de hand van socio-demografische variabelen ... 51
Tabel 2 Verdeling van respondenten volgens het reeds vervuld hebben van een stage in de
thuisverpleging ......................................................................................................................... 57
Tabel 3 Resultaten independent samples T-test op het vervolledigen van een stage en het
imago van de tewerkstellingsmogelijkheden ........................................................................... 57
Tabel 4 Resultaten oneway anova op opleiding en het imago van de
tewerkstellingsmogelijkheden ................................................................................................. 58
Tabel 5 Resultaten independent samples T-test op studiestatus en het imago van de
tewerkstellingsmogelijkheden ................................................................................................. 59
Tabel 6 Resultaten oneway anova op toekomstplannen en het imago van de
tewerkstellingsmogelijkheden ................................................................................................. 61
Tabel 7 Verdeling van de respondenten over de verschillende tewerkstellingsmogelijkheden
bij het opstellen van een persoonlijke top 10 .......................................................................... 62
Tabel 8 Resultaten unaided top-of-mind awareness test voor de thuisverplegingsorganisaties
.................................................................................................................................................. 64
Tabel 9 Resultaten aided top-of-mind awareness test voor de thuisverplegingsorganisaties 65
Tabel 10 Resultaten bevraging respondenten interesse om bij één van de
thuisverplegingsorganisaties aan de slag te gaan .................................................................... 66
Tabel 11 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij het
Wit-Gele Kruis aan de slag te gaan........................................................................................... 67
Tabel 12 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij het
Centrum voor thuiszorg aan de slag te gaan ........................................................................... 67
Tabel 13 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij
Solidariteit voor het gezin aan de slag te gaan ........................................................................ 68
Tabel 14 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij het Wit-
Gele Kruis aan de slag te gaan .................................................................................................. 69
Tabel 15 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij het
Centrum voor thuiszorg aan de slag te gaan ........................................................................... 70
Tabel 16 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij
Solidariteit voor het gezin aan de slag te gaan ........................................................................ 70
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
VI
Tabel 17 Verdeling van de respondenten over de verschillende thuisverplegingsorganisaties
bij het opstellen van een persoonlijke top 3 ............................................................................ 71
Tabel 18 Telling aantal respondenten uit de verschillende opleidingen plaatsen een
organisatie op nummer één ..................................................................................................... 73
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
VII
LIJST VAN DE FIGUREN
Figuur 1 Drie tevredenheidsindicatoren gedefinieerd door Kano ........................................... 44
Figuur 2 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van
de respondenten als noodzakelijke voorwaarde wordt opgegeven........................................ 53
Figuur 3 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van
de respondenten als hoe meer, hoe liever voorwaarde wordt opgegeven ............................ 53
Figuur 4 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van
de respondenten als mooi meegenomen voorwaarde wordt opgegeven .............................. 54
Figuur 5 Overzicht van het aantal respondenten die aangeven dat een bepaalde
tewerkstellingsmogelijkheid hen aanspreekt tot enorm aanspreekt ...................................... 55
Figuur 6 Overzicht van het aantal respondenten die een bepaalde plaats toebedelen aan de
thuisverpleging ......................................................................................................................... 64
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
1
ALGEMENE INLEIDING
Deze masterproef behandelt employer branding binnen de sector van de thuisverpleging. Sinds
geruime tijd beseffen de marketeers en de mensen uit de HR wereld dat een samenwerking
mooie perspectieven opent naar de toekomst. Deze kruisbestuiving leidt tot effectieve
resultaten wat betreft het aantrekken van nieuw personeel. Aangezien de verpleegkunde, en
meer specifiek de thuisverpleging reeds jarenlang te maken heeft met een acuut
personeelstekort is de ontwikkeling van een sterk employer brand hier meer dan ooit aan de
orde. Hoe effectief en efficiënt men bezig is met de ontwikkeling van dit employer brand en
welke resultaten dit reeds opleverde in de praktijk wordt via deze masterproef onderzocht.
In het eerste hoofdstuk wordt het probleem geschetst waar de sector al enkele decennia mee
te maken krijgt. Er worden oorzaken opgesomd die aan de basis liggen van het vraagoverschot
op de markt van de zorgverlening. Vervolgens wordt er ook aangehaald waarom het aanbod
van verpleegkundigen te laag is.
In het tweede hoofdstuk wordt een mogelijke denkpiste aangereikt als oplossing voor het
personeelstekort dat de thuisverplegingsorganisaties ervaren. Het begrip employer brand
wordt gedefinieerd en de verschillende onderdelen ervan worden uitgelegd.
De thuisverplegingsorganisaties die aan de basis liggen van het empirisch onderzoek in deze
masterproef worden voorgesteld in het derde hoofdstuk. Elke organisatie wordt bekeken, hun
economische omvang wordt geanalyseerd en hun vooruitgang inzake de ontwikkeling van een
employer brand wordt besproken.
Vanaf het vierde hoofdstuk gaat het empirisch onderzoek echt van start. Uit de theoretische
analyse die in de vorige drie hoofdstukken werd gemaakt, worden de hypotheses gefilterd voor
het statisch onderzoek. Er worden een viertal soorten onderzoeksvragen gesteld. Men gaat ten
eerste na welke elementen van de employer brand de respondenten belangrijk vinden.
Vervolgens bekijkt men welk imago de thuisverpleging heeft bij de studenten verpleegkunde.
Daarna volgt een analyse van de top-of-mind awareness van de thuisverplegingsorganisaties.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
2
Tot slot wordt bekeken welke thuisverplegingsorganisatie het best scoort bij de studenten
verpleegkunde en op welke elementen van de employer brand ze beter presteren dan de
andere organisaties.
In het vijfde hoofstuk wordt het onderzoeksplan dat voor de statische analyse gebruikt zal
worden voorgesteld. In het eerste deel wordt het exploratief onderzoek bekeken en in het
tweede deel wordt het conclusief onderzoek besproken. Er wordt ondermeer nagegaan wat het
onderzoeksuniversum is, welke steekproeven er genomen worden, op welke manier de
informatie verzameld wordt en hoe de gegevens uiteindelijk zullen verwerkt worden.
In het volgende hoofdstuk van deze masterproef wordt de statische analyse uiteindelijk
uitgevoerd. Elke hypothese uit het vierde hoofdstuk wordt via een statische analyse getest en
geverifieerd.
Het laatste hoofdstuk eindigt met een algemeen besluit, de beperkingen van dit onderzoek en
er worden enkele indicaties meegegeven voor verder onderzoek in deze materie.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
3
HOOFDSTUK 1 CONCRETE PROBLEEMSTELLING
De laatste decennia wordt de zorgsector geconfronteerd met een acuut tekort aan personeel.
Eerst worden er enkele redenen opgesomd die de schaarste op de arbeidsmarkt in de
zorgsector verklaren. Daar het merendeel van de afgestudeerden kiest voor een job binnen de
ziekenhuissector, zal de invulling van de vacatures binnen de thuisverpleging nog een grotere
uitdaging worden voor de toekomst. Een mogelijke denkpiste zoals het uitwerken van een sterk
employer brand als oplossing voor het personeelstekort binnen de thuisverpleging, vormt de
basis van deze masterproef.
1.1 SCHAARSTE OP DE ARBEIDSMARKT
Het tekort aan verpleegkundigen is een probleem dat reeds enkele jaren gekend is. Ondanks de
inspanningen die reeds geleverd worden om aan dit probleem het hoofd te bieden ziet het er
niet naar uit dat de situatie snel zal verbeteren. Het tekort aan de verpleegkundigen heeft
verschillende oorzaken.
1.1.1 VRAAGOVERSCHOT
Ten eerste is er een stijgende vraag naar allerlei vormen van zorgverlening.
Enerzijds zorgen demografische evoluties zoals de vergrijzing van de bevolking, ervoor dat de
vraag naar zorgverlening in de toekomst sterk zal toenemen. Volgens de studiedienst van de
Vlaamse regering zal in 2050, 27% van de bevolking 65+ zijn (vandaag is dat 18%) en zullen er
meer dan een half miljoen 80+-ers zijn. Het aantal mensen die precies 80 jaar oud zijn, zou
tegen 2050 drie keer zo hoog liggen, en het aantal mensen met de leeftijd van 100 zou tien keer
hoger zijn dan nu (Grosemans, 2010). In 1980 waren 112.500 werknemers werkzaam in de
gezondheidssector en de maatschappelijke diensten (hieronder vallen onder andere de rust- en
verzorgingstehuizen, de instellingen voor mindervalide personen en de instellingen die
kinderopvang voorzien), vandaag werken er zo’n 294.000 mensen, en hun aantal zou tegen
eind 2014 moeten stijgen met 60.000 om de vraag te kunnen blijven beantwoorden. Het
aandeel van de gezondheidszorg en maatschappelijke diensten in de totale werkgelegenheid in
het Vlaamse gewest is gestegen van 5,6% in 1980 tot 11,5% in 2011. Men verwacht een verdere
toename van het aandeel van deze bedrijfstak tot 13,0% in 2014 (Actieplan werkgelegenheid
zorgsector, 2010).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
4
Anderzijds zorgt een stijging van de maatschappelijke behoeften ervoor dat ook de vraag naar
zorgverlening van mensen die niet op een hogere leeftijd zijn, toeneemt. Tegen 2050 zal het
aantal gehandicapte personen in Vlaanderen ook stijgen met 80% (Grosemans, 2010).
In bijlage 1 worden een aantal grafieken weergegeven die de bovenstaande uitspraken met
betrekking tot de stijgende vraag naar werknemers in de gezondheidszorg en maatschappelijke
dienstverlening duidelijk weergeeft.
1.1.2 AANBODTEKORT
Ten tweede daalt het aanbod potentiële werkkrachten voor de zorgsector.
Een eerste verklaring hiervoor is de vergrijzing van het personeel. De babyboomers zullen in de
komende jaren massaal op pensioen gaan, waardoor er een enorme uitstroom is van het
huidige personeel. In een tijdspanne van vier jaar nam het aantal 50+-ers met 66% toe in de
sector, tegenover een stijging van het aantal 50+-ers met 23,6% in andere sectoren in
Vlaanderen (Grosemans, 2010).
Een aanbodstekort van verpleegkundigen zorgt er niet alleen voor dat vacatures laat of niet
worden ingevuld maar betekent ook een grote bron van frustratie voor de mensen die wel
actief zijn de sector. De actieve verpleegkundigen moeten immers steeds meer werk gaan
uitvoeren met minder mensen. Hierdoor kunnen ze enkel in de hoogste noden van hun
patiënten voorzien en komen ze tot minder sociale contacten met hun patiënten. Dit kan een
bron van ergernis zijn en eventueel een reden om te stoppen met het uitoefenen van het
beroep. Hierdoor wordt het probleem enkel groter en wordt de tweede verklarende factor voor
het aanbodtekort duidelijk (Morgan & Lynn, 2009).
1.1.3 CONCLUSIE
De grote uitdaging waar de zorgsector voor staat is dan ook tweeledig. Enerzijds zal men
nieuwe werknemers moeten vinden op de krappe arbeidsmarkt. Anderzijds zal men op zoek
moeten gaan naar motivatiefactoren om de huidige medewerkers aan de slag te houden.
In de volgende paragraaf wordt ingezoomd op deze eerste uitdaging. Er zal worden bekeken
hoeveel nieuwe werknemers men kan verwachten op de arbeidsmarkt binnen drie jaar. Hoe
men die kandidaten kan overtuigen bij een specifieke organisatie te solliciteren en eventueel
aan de slag te gaan, wordt bekeken in het volgende hoofdstuk.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
5
1.2 WAT BRENGT DE TOEKOMST?
De interesse voor de opleiding verpleegkunde neemt de laatste jaren opnieuw toe. Er schreven
zich in het academiejaar 2009-2010 meer dan 11.000 kandidaten in voor de opleiding
verpleegkunde, hiermee bedoelt men zowel de opleiding HBO5 als de bachelor opleiding
verpleegkunde. Meer informatie omtrent het verschil tussen deze opleidingen kunt u
terugvinden in bijlage 2.
Wanneer men de cijfers bekijkt van de studenten die in het academiejaar 2009-2010 hun
opleiding succesvol afrondden, ziet men dat er 1.210 studenten hun HBO5 opleiding met succes
voltooiden. Voor de bachelor opleiding wordt dit aantal op 1.500 geraamd. Als men hierbij nog
de werkzoekende verpleegkundigen bij optelt, ruim 400, komt men toch op een vermoedelijke
instroom van 3.100 werknemers. Hieruit blijkt dat de instroom toch niet zo laag ligt (Actieplan
werkgelegenheid zorgsector, 2010). Cijfers voor het academiejaar 2010-2011 zijn helaas nog
niet beschikbaar. Er wordt echter wel vermoed dat de cijfers dezelfde trends zullen volgen als
de cijfers in het vorige academiejaar. In bijlage 3 kunt u enkele grafieken terugvinden die de
positieve evolutie weergeven wat betreft het aantal kandidaten in de verschillende
opleidingen.
Op basis van de voorgaande cijfers concluderen dat het aanbod verpleegkundigen de vraag zou
kunnen opvangen in de toekomst is echter te voorbarig. Er zijn enkele belangrijke
aandachtspunten die men in geen geval over het hoofd mag zien.
Ten eerste is het zo dat verpleegkundigen sterk de neiging hebben om te gaan werken dicht bij
hun woonplaats.
Ten tweede stellen zich problemen inzake het toekennen van het visum, wat noodzakelijk is om
als verpleegkundige te kunnen gaan werken. Deze naamsveranderingen die recentelijk werden
doorgevoerd in de opleidingen werden nog niet aangepast in het KB. Hierdoor stelt de
Geneeskundige Commissie dat er geen wettelijke basis is om gegradueerde verpleegkundigen
HBO5 een visum of registratienummer toe te kennen. Met als gevolg dat deze afgestudeerden
niet aan de slag kunnen als verpleegkundige. Voor een grondigere analyse van dit probleem
verwijs ik u graag door naar meer gespecialiseerde literatuur hieromtrent (Actieplan
werkgelegenheid zorgsector, 2010).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
6
Ten derde is er een enorme groei van de sector en verwacht wordt dat deze groei enkel nog zal
toenemen. Hierboven werd dit probleem reeds duidelijk in kaart gebracht.
Daarnaast is het ook belangrijk om te wijzen op het profiel van de mensen die aan de slag gaan
als verpleegkundige. Over alle sectoren heen, waar verpleegkundigen aan de slag zijn, werkt
meer dan helft deeltijds.
Ondanks het feit dat de opleiding verpleegkunde opnieuw in de lift zit, blijkt de keuze voor een
job in de thuisverpleging bovendien niet vanzelfsprekend. Daar het merendeel van de
afgestudeerden kiest voor een job binnen de ziekenhuissector, zal de invulling van de vacatures
binnen de thuisverpleging nog een grotere uitdaging worden voor de toekomst (Actieplan
werkgelegenheid zorgsector, 2010).
Uit de bovenstaande bevindingen kan men dus concluderen dat het aanbod verpleegkundigen
aan de lage kant blijft. Ondanks het feit dat het aantal kandidaten voor de opleiding toeneemt,
zijn de problemen voor de sector en in het bijzonder voor de thuisverpleging nog niet van de
baan. Ook in de toekomst zal een heuse war for talent blijven woeden.
Om deze grote uitdaging aan te gaan biedt employer brand management een mogelijke
denkpiste. De volledige en grondige uitwerking van dit concept binnen de zorgsector en in het
bijzonder de thuisverpleging, zorgt ervoor dat men een consistentie en synergetische
boodschap uitdraagt aan zowel de huidige als toekomstige werknemers, klanten, leveranciers,…
In de volgende hoofdstukken wordt het begrip grondig uitgelegd. Vervolgens worden de
samenstellende delen van de employer brand besproken. In het empirisch gedeelte dat daarop
volgt wordt bekeken in welke mate de employer brand reeds leeft binnen de
thuisverplegingsorganisaties en hoe de laatstejaarsstudenten verpleegkunde dit reeds ervaren
hebben.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
7
HOOFDSTUK 2 EMPLOYER BRANDING ALS OPLOSSING
In dit hoofdstuk wordt bekeken hoe het opbouwen van een sterk employer brand een oplossing
kan bieden voor het personeelstekort in de sector van de thuisverpleging. Eerst en vooral wordt
uitgelegd wat employer branding betekent om vervolgens in te gaan op de samenstellende
delen van het concept.
2.1 HET BEGRIP EMPLOYER BRANDING
2.1.1 FUNDAMENTEN VAN EMPLOYER BRANDING
Employer branding is in eerste instantie een marketing concept. Naarmate het concept echter
verder werd ontwikkeld ging het steeds meer raakvlakken vertonen met het domein van de
human ressource (HR) afdeling. Vandaag is het ontwikkelen van een sterk employer brand dan
ook uitgegroeid tot de gedeelde verantwoordelijkheid van het marketing en het HR
departement.
Employer branding is gebaseerd op de fundamenten van branding, wat een kernbegrip is in de
marketing. Een brand wordt volgens Swystun als volgt gedefinieerd “a brand is a mixture of
attributes, tangible and intangible, symbolized in a trademark, which if managed properly,
creates value and influence” (Swystun, 2007, p.14).
Deze algemene definitie vindt haar toepassing in verschillende deelaspecten van een bedrijf.
Product branding refereert naar positioneren van het product of de diensten van de
onderneming naar de klanten toe. Corporate branding verklaard dan weer hoe een bedrijf
zichzelf kan representeren naar externe partijen zoals bijvoorbeeld de aandeelhouders.
Employer branding staat voor de manier waarop een bedrijf communiceert en omgaat met
potentiële en huidige werknemers (Edwards, 2010).
2.1.2 EMPLOYER BRANDING GEDEFINIEERD
Dé definitie van employer branding bestaat niet. Toch kunnen de definities die hieronder
worden weergegeven bijdragen tot een duidelijker begrip van het concept voor de lezer.
“Employer branding is an activity where principles of marketing, in particular the “science of
branding”, are applied to HR activities in relation to current and potential employees”
(Edwards, 2010, p.6).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
8
Deze eerste definitie is een vrij algemene definitie en refereert opnieuw naar de samenwerking
tussen het marketing departement en dat van de human resources zoals hierboven reeds
aangehaald.
Boogaard stelt het simpel voor als volgt: “Het is het merk waar een organisatie als werkgever
voor staat. Wat straalt een organisatie uit naar de mensen die er al werken enerzijds en naar
potentiële medewerkers anderzijds?” (Boogaard, 2004).
“Employer branding suggest differentiation of a firm’s characteristics as an employer from
those of its competitors, the employer brand highlights the unique aspects of the firm’s
employment offerings or environment” (Backhaus & Tikoo, 2004, p.502). De definitie van
Backhaus en Tikoo benadrukt dat een onderneming door middel van haar employer brand
toekomstige en huidige werknemers een unieke ervaring wil meegeven. Een employer brand
wordt hier voorgesteld als een offer dat een werkgever doet aan haar toekomstige en huidige
werknemers om zich te kunnen onderscheiden van andere werkgevers op de arbeidsmarkt
(Backhaus & Tikoo, 2004).
Martin en Beaumont bekijken employer branding vanuit een andere invalshoek, hun definitie
luidt dan ook als volgt “employer branding involves managing a company’s image as seen
through the eyes of its associates and potential hires” (Martin & Beaumont, 2003, p.15). Deze
definitie stelt dat employer brand ook gezien kan worden als een volwaardig merk, dat een
meerwaarde kan betekenen voor een bedrijf in hun zoektocht naar nieuwe werknemers op de
arbeidsmarkt.
Dell en Ainspan bekijken employer branding dan weer vanuit het idee dat alles wat een bedrijf
doet of juist niet doet bijdraagt tot het beeld dat de buitenwereld over een bedrijf heeft. Hun
definitie luidt als volgt “the employer brand establishes the identity of the firm as employer, it
encompasses the firm’s values, systems, policies and behaviors towards the objectives of
attracting, motivating and retaining the firm’s current and potential employees” (Dell &
Ainspan, 2001, p.10).
Deze definities moeten zoals eerder aangehaald, samen bekeken worden om tot een goed
begrip te komen van het concept employer branding. Het concept dekt immers een veelheid
van interpretaties en is niet zomaar eenduidig te definiëren.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
9
In feite kan men de employer brand nog het best zien als een overkoepelende term voor een
reeks van concepten en structuren die al veel ouder zijn en al veel langer gebruikt worden in
het marketing en/of het human ressource vakgebied. In de volgende paragraaf wordt dieper
ingegaan op de verschillende begrippen die onder de employer brand ressorteren.
2.2 DE SAMENSTELLENDE DELEN VAN DE EMPLOYER BRAND
Zoals in de vorige paragraaf aangegeven bestaat een employer brand uit een reeks van
begrippen, vandaar dat men ook gebruik maakt van de term employer brand mix.
De employer brand mix bestaat in feite uit twee grote delen. Het eerste luik behandelt zes
concepten die refereren naar de brede omgeving waarin de organisatie opereert. Het tweede
luik daarentegen bevat de zes concepten die zich meer toespitsen op de organisatie zelf.
Hieronder wordt elk concept eerst algemeen uitgelegd, daarnaast worden enkele begrippen
concreet toegepast op de hedendaagse werkomgeving waarin verpleegkundigen opereren.
2.2.1 BIG PICTURE: POLICY
2.2.1.1 Externe reputatie
Er bestaat vaak een zeer nauw verband tussen het financieel succes van een organisatie of de
kwaliteit van de aangeboden goederen en diensten, en het beeld dat een werknemer van een
organisatie heeft. Een organisatie die erin slaagt om producten of diensten van een goede
kwaliteit af te leveren, zal dan ook gezien worden als een kwaliteitsvolle en interessante
werkgever. Werknemers zullen trots zijn om te kunnen werken voor een organisatie die
succesvol is. Een succesvolle organisatie zorgt niet alleen voor een positieve financiële
toekomst voor haar werknemers. Een klinkende naam op je cv kunnen plaatsen is voor veel
werknemers een belangrijke reden om bij een organisatie te gaan werken of te werken (Barrow
& Mosley, 2005).
Het is belangrijk voor een organisatie om in het achterhoofd te houden dat werknemers
evenveel of soms zelfs meer aandacht zullen schenken aan boodschappen die de organisatie
uitzendt naar haar consumenten of andere groepen van stakeholders. Wanneer dit echter juist
wordt gemanaged kunnen deze marketingcampagnes zorgen voor een boost in het aantal
geïnteresseerde werknemers in de organisatie (Barrow & Mosley, 2005).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
10
Een organisatie moet er zich bovendien van bewust zijn dat ze met steeds meer stakeholders
moet communiceren en dat deze groepen stakeholders ook meer en meer elkaar kunnen
overlappen. Zo kan een werknemer tezelfdertijd een aandeelhouder zijn of kunnen klanten
toekomstige werknemers zijn. Enige vorm van consistentie bij de boodschappen die de
organisatie uitdraagt is dus zeker aangewezen. Deze consistentie kan eventueel worden
nagegaan door werknemers rechtstreeks te bevragen over de gebruikte of toekomstige
marketingcampagnes (De Pelsmacker, Geuens, Van den Bergh, 2010).
Wanneer er een onverwachte crisis opduikt in het bedrijf is het eens zo belangrijk dat de
organisatie de werknemers goed informeert en dat ze de interne en externe communicatie op
elkaar afstemt. Enerzijds worden op deze manier de werknemers gerustgesteld en zullen ze
blijven vertrouwen in de organisatie, want werknemers die vertrouwen hebben in een
organisatie zullen die ook blijven verdedigen. Anderzijds zullen de werknemers zelf geen
verhalen verspreiden in de pers en kan de bedrijfsleiding het verhaal dat gecommuniceerd
wordt naar de buitenwereld beter beheersen (De Pelsmacker et al., 2010).
Wanneer Morgan en Lynn enkele verpleegkundigen interviewden, werd duidelijk dat het
financiële aspect van hun job niet de belangrijkste determinant was voor hun tevredenheid
over de job. Eén verpleegkundige vertelde hen het volgende: “I’m well aware of how much
money I make, but it is not the top thing” (Morgan & Lynn, 2009, p.406). De verpleegkundigen
vinden het financiële aspect dus wel belangrijk maar het is niet hun hoofdbezorgdheid.
Wanneer men toch klachten heeft over het loon dat men verkrijgt gaat het vaak over het feit
dat ze zich ondergewaardeerd voelen of dat ze weinig financieel respect krijgen voor het werk
dat ze volbrengen. Het meest frustrerend vinden ze het wanneer ze meer en boven de
verwachtingen presteren maar slechts evenveel betaald worden als iemand die hetzelfde werk
verricht maar enkel aan de gestelde verwachtingen voldoet (Morgan & Lynn, 2009).
Zelf werken verpleegkundigen aan de externe reputatie van hun werkgever via mond aan mond
reclame, dat blijkt althans uit onderzoek dat gevoerd werd door Van Hoye (2008). Word-of-
mouth of mond aan mond reclame blijkt een doorslaggevende factor te zijn voor het beeld dat
iemand heeft over een bepaalde organisatie. Het is zelfs vaak een determinerende factor om bij
een bepaalde organisatie te gaan solliciteren of net niet.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
11
Van Hoye, Lievens en Anseel (2007) toonden zelfs aan dat negatieve mond aan mond reclame
een groter impact heeft op het beeld dat iemand heeft over een organisatie dat positieve mond
aan mond reclame.
Mond aan mond reclame worden objectiever aangevoeld dan de andere middelen die gebruikt
worden om nieuwe werknemers aan te trekken. Ze hebben immers niet als enige doel
potentiële werknemers te overtuigen en laten ook minder fraaie kantjes van de werkgever
blijken (Cable & Turban, 2001).
Helaas blijkt het vaak onmogelijk te zijn voor een organisatie om die mond aan mond reclame
direct te gaan beïnvloeden. Indirect kan een organisatie de mond-aan-mond reclame echter
wel gaan beïnvloeden. Dit kan door ervoor te zorgen dat werknemers die reeds aanwezig zijn
binnen het bedrijf een positief beeld mee te geven van het bedrijf (Van Hoye, 2008). Zoals
hierboven dus reeds aangegeven is het belangrijk dat de organisatie beseft dat alle
communicatie die de organisatie uitstuurt door verschillende groepen stakeholders wordt
ontvangen. Het sturen van positieve informatie omtrent het bedrijf naar huidige werknemers
kan dus ook zijn invloed hebben op toekomstige werknemers.
2.2.1.2 Interne communicatie
In feite zou alle communicatie binnen de organisatie moeten worden bekeken als employer
brand communication. Interne communicatie is goed wanneer ze consistent is doorheen alle
lagen van het bedrijf. Zodat alle communicatie, zowel van de top van het bedrijf naar de
onderste lagen als omgekeerd, elkaar versterken en vlot verlopen. Toch blijken in vele
organisaties de verschillende afdelingen elk hun eigen ding te doen. Vanuit het perspectief van
de werknemer zorgt dit zowel voor een informatie overload als voor tegenstrijdigheid in de
boodschappen die men ontvangt. Het is dan ook de rol van de employer brand management
om ervoor te zorgen dat interne communicatie consistent verloopt (Barrow & Mosley, 2005).
2.2.1.3 Steun van het topmanagement
Het topmanagement heeft een cruciale rol in het tot stand brengen van de employer brand.
Het is belangrijk dat het topmanagement hun woorden met daden ondersteunt en dat ze actief
meewerkt aan de realisatie van de doelstellingen. Ze moeten dus niet enkel de employer brand
communiceren aan de werknemers maar ze moeten de concepten in zich dragen. Een
topmanager die pleit voor meer interne communicatie maar nooit bereikbaar is voor zijn
medewerkers, zal helemaal niet geloofwaardig overkomen bij zijn werknemers.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
12
Een actieve medewerking van het topmanagement zorgt er immers voor dat werknemers meer
geloof zullen hechten aan de employer brand (Barrow & Mosley, 2005).
Ook verpleegkundigen hechten veel belang aan de ondersteuning die ze krijgen van het
management maar ook van hun collega’s en andere personen. De personen die door Morgan
en Lynn geïnterviewd werden gaven volgende vier belangrijke types van ondersteuning aan. (1)
Ondersteuning door dokters, (2) ondersteuning door collega’s, (3) ondersteuning door
assisterend personeel en (4) ondersteuning door de administratieve dienst. Ondersteuning
door geneeskundigen blijkt voor heel wat van de geïnterviewde verpleegkundigen een zeer
belangrijke stuwkracht te zijn. Een verpleegkundige kan immers niet zomaar iets beslissen maar
staat in een constant overleg tussen de patiënt enerzijds en de dokter anderzijds. Dit is zeker
het geval in de thuisverpleging waar de dokters niet steeds ter beschikking zijn en een extra
bezoek door de dokter een meerkost betekent voor de patiënt. Wanneer een verpleegkundige
op dat moment voelt dat de dokter vertrouwen heeft in het werk dat door hem/haar verricht
wordt zal dit een sterke positieve invloed hebben op zijn/haar tevredenheid over het geleverde
werk (Morgan & Lynn, 2009).
Steun van het management betekent ook vertrouwen hebben in de verpleegkundige en hen
een zekere autonomie geven in het werk dat ze moeten uitvoeren. Autonomie doet zich hier in
vele gedaantes voor. Het kan betekenen dat de verpleegkundige zijn of haar werk zelf kan
organiseren maar ook dat er gewerkt kan worden zonder dat de overste continu op de vingers
kijkt. Daarnaast bestaat autonomie ook in het feit dat de verpleegkundige de volle
verantwoordelijkheid draagt over een patiënt en op een doordachte manier beslissingen kan
nemen die het belang van de patiënt optimaliseren.
Autonomie krijgen voelt aan als iets wat men moet verdienen en waar men trots op kan zijn.
Een verpleegkundige gaf het volgende mee in een interview aan Morgan en Lynn: “I loved
autonomy. I felt comfortable with it because I was experienced already in a more controlled
setting where there were lots of other people around to help me make sure I made good
decisions” (Morgan & Lynn, 2009, p.405).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
13
2.2.1.4 Waarden en Corporate Social Responsibility
Uit wetenschappelijke studies blijkt dat nogal wat werknemers waarden en CSR hoog in het
vaandel dragen, zij zullen dan ook werkgevers die aan CSR doen als aantrekkelijker
beschouwen. Daarnaast bestaat er ook een sterke positieve relatie tussen organisaties die hun
verantwoordelijkheden in de maatschappij serieus opnemen en organisaties die als een goede
werkgever worden beschouwd (Barrow & Mosley, 2005).
Niet alleen het algemeen nastreven van een ethisch verantwoord gedrag door de organisatie
wordt door de werknemers geapprecieerd. Ook bepaalde topics die de medewerkers direct
aanbelangen vallen onder deze noemer. Enerzijds zal het diversiteitbeleid van een organisatie
haar aantrekkelijkheid als werkgever in sterke mate beïnvloeden. Anderzijds zal de politiek
aangaande de work-life balans het aantrekkelijker maken voor een werknemer om voor een
bepaalde organisatie te kiezen of net niet voor die organisatie te kiezen. Een uitgekiende
strategie inzake de work-life balans toont aan dat de werkgever ook belang hecht aan een
kwaliteitsvol leven voor haar medewerkers, en dat het management wil dat haar medewerkers
zich goed voelen zowel thuis, als tijdens het werk (Barrow & Mosley, 2005).
2.2.1.5 Interne meetsystemen
Uit verschillende onderzoeken binnen bedrijven blijkt eens te meer dat wat gemeten wordt,
gedaan wordt. Wanneer de prestaties van mensen op een objectieve manier worden gemeten,
kan vooruitgang van zowel de werkgevers als de werknemers worden opgevolgd. Op die manier
worden verbeteringen van de werknemers zowel naar zichzelf als naar hun oversten duidelijker
zichtbaar. Dit alles geeft aanleiding tot extra motivatie, wat er opnieuw voor zorgt dat de
prestaties zullen verbeteren.
Ook omgekeerd zullen meetsystemen het bedrijf vooruit kunnen helpen. Wanneer door het
opzetten van een meetsysteem eventueel slechte prestaties, bottlenecks,… kunnen worden
blootgelegd kunnen deze worden aangepakt en kan men ingrijpen om deze situatie om te
buigen. Wanneer er in zo’n geval geen meetsysteem beschikbaar is, gaat de organisatie
achteruit zonder dat men het merkt. Pas wanneer het reeds te laat is, ontdekt men waar de
gaten in het productiesysteem zitten…
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
14
Interne meetsystemen zorgen dus ook voor een stijgend vertrouwen in de stabiliteit van de
organisatie, wat opnieuw de employer brand ten goede komt (Barrow & Mosley, 2005).
2.2.1.6 Ondersteuning
De service ondersteuning weerspiegelt de mate waarin werknemers kunnen rekenen op de
diensten van het bedrijf wanneer ze iets dringend nodig hebben om een klantenbehoefte te
beantwoorden of wanneer ze hulp nodig hebben bij een bepaald probleem. Dit concept bevat
ook het feit of de werknemers weten bij wie ze terecht kunnen wanneer ze met een probleem
zitten in hun dienstverlening naar de klant toe.
Wanneer de behoeften van de medewerkers niet op een accurate wijze vervuld worden, zullen
zij zich vragen beginnen stellen bij de waarden die de organisatie nastreeft. Wanneer een
bedrijf bijvoorbeeld verlangt van een werknemer om snel en efficiënt te reageren op vragen
van de klant, maar de organisatie zelf is een log systeem waarin werknemers vaak lang moeten
wachten op een reactie van de werkgever, dan zal deze contradictie op heel wat onbegrip
stuiten bij de werknemers (Barrow & Mosley, 2005).
Dit is vaak een van de moeilijkste concepten van de employer brand om in de praktijk te
brengen. Om ervoor te zorgen dat alle diensten en services van het bedrijf gestroomlijnd zijn is
een intense samenwerking nodig tussen de verschillende afdelingen binnen het bedrijf.
Daarnaast is een sterk interne bedrijfsfilosofie en strategie onontbeerlijk.
2.2.2 LOCAL PICTURE: PRACTICE
2.2.2.1 Werving- en selectieprocedures
Dit concept bevat de mate waarin men er tijdens de wervingsprocedure op toeziet dat de
potentiële werknemer geen negatieve indruk krijgt over het bedrijf, onafhankelijk van het feit
of ze uiteindelijk geselecteerd worden voor de job of niet (Barrow & Mosley, 2005).
Wanneer een bedrijf zijn sollicitanten niet goed behandelt, zorgt dit voor twee negatieve
effecten. Enerzijds zullen sollicitanten die geen feedback kregen op sollicitatiebrieven,
sollicitatiegesprekken,… volledig afhaken als potentiële werknemer voor het bedrijf. Zo verliest
het bedrijf de kans om in de toekomst een kwaliteitsvolle kandidaat toch aan te werven.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
15
Anderzijds kunnen sollicitanten met negatieve ervaringen ook als klant hun rug keren naar het
bedrijf. Daarenboven kunnen negatieve ervaringen ook gedeeld worden met familie, vrienden
of via sociale media. Op die manier kan deze onfaire behandeling van de kandidaten de omzet
van een bedrijf serieus aantasten.
Dat deze onfaire behandeling vaak voorkomt, blijkt uit het onderzoek dat gevoerd werd door
de SHL Group, een bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen van talentbeoordelings-
oplossingen en persoonlijkheids- en vaardigheidstesten.
In maart deden zijn een telefonisch onderzoek waarbij 1.611 werkzoekenden en 511
rekruteringsmanagers werden ondervraagd. De volgende resultaten bleken;
Iets minder dan de helft van de werkzoekenden heeft een negatieve beeld van het
bedrijf na een negatieve sollicitatie-ervaring
25% kan twee of drie negatieve ervaringen opsommen, 6% heeft vier of vijf zo’n
ervaringen
De negatieve ervaringen omvatten het volgende:
o 46% ontving geen reactie na een sollicitatie
o 39% bleef vruchteloos wachten op feedback na het sturen van een
sollicitatiebrief
o 37% ontving zelfs geen feedback na een sollicitatiegesprek
Belangrijk om te vermelden is dat de negatieve gevoelens ontstaan door het feit dat de
bedrijven geen of nauwelijks feedback geven aan de kandidaten, en niet omdat de kandidaten
de job niet kregen (Depaepe, 2010).
2.2.2.2 Teammanagement
Een goede sfeer onder de collega’s en een echt wij-gevoel op de werkvloer zorgt ervoor dat
mensen enthousiaster en gemotiveerder op de werkvloer verschijnen. Ze zullen taken zonder
tussenkomst van directe oversten maar met de hulp van collega’s tot een goed einde brengen.
Hieruit zullen ze een enorme voldoening halen, wat hen motiveert voor toekomstige
opdrachten. Het gevoel gewaardeerd te worden door de oversten maar ook door collega’s kan
daarenboven ook een belangrijke motivatiefactor betekenen om ergens graag te werken (Van
Den Broeck & Debussche, 2008).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
16
De goede sfeer en de collegialiteit wordt in een belangrijke mate beïnvloed door het gedrag van
de directe oversten. Het gevoel gewaardeerd en kwalitatief begeleid te worden door directe
managers blijken cruciale factoren voor het enthousiasme waarmee een werknemer binnen
een team aan de slag gaat (Barrow & Mosley, 2005).
Het goed leiden van een team is echter een moeilijke evenwichtsoefening. De teamleider moet
constant balanceren tussen het strak leiden van een team en het geven van een voldoende
autonomie zodat synergie kan ontstaan tussen de teamleden. Teamleiders die succesvol slagen
in hun opdracht zullen een positief signaal uitsturen naar huidige teamleden en toekomstige
teamleden (Van Den Broeck & Debussche, 2008).
2.2.2.3 Prestatiebeoordeling
Succesvolle employer brands ontstaan wanneer de waarden en de doelstellingen die het bedrijf
zichzelf heeft vooropgesteld doorgetrokken worden in de evaluatie van de medewerkers. Het
doortrekken ervan bepaald in belangrijke mate of werknemers de waarden van het bedrijf
effectief gaan toepassen in hun dagdagelijkse opdrachten (Barrow & Mosley, 2005).
Naast een consistente beoordeling van de medewerkers is het uiteraard nog veel belangrijker
dat er gevolg gegeven wordt aan de resultaten uit de evaluatie. Positieve resultaten kunnen
aanleiding geven tot een grotere beloning en erkenning, waarover hieronder meer. Negatieve
resultaten kunnen worden bijgeschaafd via persoonlijke begeleiding en coaching. Op die
manier zullen de werknemers aanvoelen dat de evaluaties hun nut bewijzen en zullen ze zich
beter voelen in hun job. Zo haalt men meer voldoening uit de job en zal ook de buitenwereld
een positievere indruk krijgen van het bedrijf (Noe, Hollenbeck, Gerhart & Wright, 2008).
2.2.2.4 Leren en ontwikkeling
Het lerend vermogen van een organisatie heeft op twee aspecten een belangrijke invloed.
Enerzijds beïnvloedt het de aantrekkelijkheid van het bedrijf naar de potentiële werknemers
toe.
Anderzijds zorgt een continue aangepaste, al dan niet vrijwillige opleiding binnen of buiten de
organisatie ervoor dat huidige werknemers extra gemotiveerd en geëngageerd worden. Uit de
ISR’s global commitment study (2002) blijkt namelijk dat de mogelijkheid om zichzelf te
ontwikkelen als werknemer, de op een na belangrijkste factor is voor een werknemer om zich
aan een bepaalde organisatie te verbinden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
17
Op nummer één staat de kwaliteit van het management. Verder onderzoek door Mark &
Spencer toont bovendien aan dat werknemers die mogelijkheden aangeboden krijgen om zich
bij te scholen meer tevreden zullen zijn over hun werkgever, dan werknemers die deze
mogelijkheden niet krijgen. De onderzoekers geven wel aan dat een en ander verklaard kan
worden door het ‘hawthorne effect’. Werknemers die een opleiding kregen, van welke aard
ook, geven aan meer tevreden te zijn over zowat alle aspecten van de employer brand
(Wickström & Bendix, 2000).
In dit aspect schuilt ook een belangrijke rol voor een groep stakeholders die we totnogtoe niet
hebben besproken, namelijk de ex-werknemers van een organisatie. Wanneer een bepaalde
werknemer het bedrijf verlaat, en daarna een succesvolle carrière kan uitbouwen kunnen
huidige maar zeker potentiële werknemers dit als een voorbeeld zien. Een voorbeeld dat
aangeeft dat de opleiding en de ervaring die de organisatie aanbiedt waardevol blijken te zijn
op de arbeidsmarkt. Op die manier kunnen ex-werknemer meebouwen aan een sterk employer
brand dat zich op een moeilijk imiteerbare wijze onderscheid van de concurrentie (Barrow &
Mosley, 2005).
De verpleegkundigen die door Morgan en Lynn werden geïnterviewd gaven slechts zelden
carrière mogelijkheden aan als een belangrijk onderdeel voor de tevredenheid over hun werk.
Wanneer ze dit wel deden waren de meningen wat verdeeld. Enerzijds biedt het beroep van
verpleegkundige je de mogelijkheid om elke dag nieuwe dingen bij de leren en krijg je elke dag
nieuwe uitdagingen die ervoor zorgen dat je beter wordt in je job. Door het tekort aan
verpleegkundigen op de arbeidsmarkt kun je ook vaak wisselen van job, en er zo voor zorgen
dat je loopbaan zeer afwisselend wordt.
Anderzijds kan je als verpleegkundige niet echt een enorme carrière uitbouwen. Hierdoor zal de
aantrekkelijkheid van het beroep op zich voor een 18-jarige die een studiekeuze moeten maken
waarschijnlijk afnemen (Morgan & Lynn, 2009).
2.2.2.5 Beloning en erkenning
De erkenning van de medewerkers blijft een van de belangrijkste uitgangspunten voor een
sterk employer brand. Erkenning van de prestaties die medewerkers verrichten is een van de
belangrijkste motivatiefactoren om in het bedrijf te blijven of er zich bij aan te sluiten.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
18
Het erkennen van medewerkers kan op verschillende wijzen gebeuren. Het toekennen van een
financiële beloning is hier slechts een element van. Potentiële medewerkers zullen vooral naar
de financiële beloningen kijken. Deze waarderingen zullen dan ook vooral gebruikt worden om
zich te onderscheiden van de concurrentie op de arbeidsmarkt. Maar het erkennen van
prestaties kan op veel manieren gebeuren en voor de werknemers van de organisatie zullen
andere erkenningen minstens even belangrijk zijn. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan het
zich gewaardeerd en erkend voelen, het krijgen van promotie,… Het erkennen van prestaties
die een werknemer heeft verricht voor de organisaties, is een van de krachtigste signalen om
aan te geven dat mensen belangrijk zijn (Barrow & Mosley, 2005).
Voor verpleegkundigen die geïnterviewd werden door Morgan en Lynn bleek de erkenning die
ze kregen van de patiënt een van de belangrijkste motivatiefactoren om de job te blijven
uitoefenen. Een verpleegkundige omschreef het als volgt: “It is just what nursing is… you are
touching another human being in some way. You know you are going to make them feel better,
even if it is just fluffing their pillow or giving them a back rub or even making them smile”
(Morgan & Lynn, 2009, p.404).
2.2.2.6 De werkomgeving
De kwaliteit van de omgeving waarin medewerkers moeten werken bepaald mede de houding
tegenover de werkgever. Mensen die kunnen werken in een moderne, goed ingerichte
omgeving zullen veel positiever tegenover hun werkgever staan, dan mensen die werken in een
oudere, minder goed uitgeruste omgeving (Barrow & Mosley, 2005).
Waar het bij dit concept, volgens de verpleegkundigen die geïnterviewd werden door Morgan
en Lynn, het vaakst fout loopt is het feit dat er een groot gebrek is aan goede
verpleegkundigen. In de praktijk komt dit voor de werknemers neer op het feit dat ze meer
moeten doen met minder. Hieronder ondervinden de verpleegkundigen die de job uitvoeren
een constante stress en lijken ze nooit echt voldaan van hun werk. Ze ervaren dat ze steeds
minder tijd kunnen spenderen met de patiënt en voeren enkel de strikt noodzakelijke
handelingen uit, hierdoor komen ze echter minder en minder toe aan sociale interacties met de
patiënt.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
19
Een verpleegkundige formuleerde het als volgt: “I don’t feel that I can work to my level of
expertise and I can’t create the positive outcome that I could if I had more time, or more help,
or fewer patients. And that is what is really frustrating for me… because it is the patient who
suffers” (Morgan & Lynn, 2009, p.408).
2.3 FUNCTIONELE EN SYMBOLISCHE ATTRIBUTEN
De employer brand kan, zoals hierboven uitvoerig beschreven, gezien worden als een
overkoepelende term voor 12 elementen. Er is echter nog een andere benadering mogelijk. Zo
kan een employer brand ook gezien worden als een interactie van functionele en symbolische
attributen.
2.3.1 FUNCTIONELE ATTRIBUTEN
De functionele attributen of organisatiekenmerken beschrijven de organisatie vooral in termen
van feiten, objectieve gegevens, kenmerken waarover een organisatie beschikt of net niet
beschikt. Voorbeelden die hieronder ressorteren zijn lonen die worden betaald,
carrièremogelijkheden, opportuniteiten die een werknemer krijgt, enzovoort. Werknemers
zullen hier via een kosten-batenanalyse uitmaken of ze geïnteresseerd zijn in een bepaald
bedrijf of niet (Lievens & Highhouse, 2003).
2.3.2 SYMBOLISCHE ATTRIBUTEN
De symbolische attributen waaruit een employer brand bestaat bevatten meer de subjectieve,
ongrijpbare kenmerken van een organisatie. De symbolische attributen bepalen met andere
woorden hoe mensen een bepaalde organisatie ervaren en hoe ze die organisatie plaatsen
tegenover andere organisaties in hun verbeelding. Men gaat de organisatie menselijke
kenmerken meegeven net zoals men mensen kenmerken aan zichzelf toekennen en aan
anderen.
Uit onderzoek bleek dat er vijf grote categorieën zijn van kenmerken die men kan toekennen.
Deze zijn: oprechtheid, opwinding, bekwaamheid, stijl en robuustheid (Lievens & Highhouse,
2003). Werkzoekers zullen deze kenmerken toe-eigenen aan bedrijven op basis van de
producten of diensten, de concurrentiepositie in de industrie, de werknemers, de klanten,
sociale informatie, enzovoort (Slaughter, Zickar, Highhouse & Mohr, 2004).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
20
Uit bovenstaande opdeling blijkt dat mensen die op zoek zijn naar een nieuwe werkgever niet
enkel zullen kijken naar de functionele attributen. Men zal dus niet enkel een kosten-
batenanalyse opstellen bij het zoeken naar de ideale werkgever. De werkzoeker moet met
andere woorden ook een bepaalde klik hebben met het bedrijf. Mensen die net afstuderen
hebben over het algemeen echter weinig kennis over de functionele attributen van de
verschillende mogelijke werkgevers. Veelal zullen net afgestudeerden zich dan ook beroepen
op de symbolische attributen van een werkgever. Ze zullen met andere woorden nagaan of een
bepaald bedrijf past bij hun persoonlijkheid of niet (Lievens & Highhouse, 2003).
2.4 BESLUIT EMPLOYER BRANDING ALS OPLOSSING
Als conclusie van dit hoofdstuk kan men aanhalen dat het vrij moeilijk blijkt te zijn om een
eenduidige definitie te vinden voor het begrip employer branding. Het concept dekt veelheid
aan betekenissen die moeilijk in één definitie samen te vatten zijn. Het is dan ook aangewezen
om het begrip te zien als een overkoepelende term voor een reeks van begrippen waarin men
in de marketing en HR afdeling zich al veel langer van bewust was.
Een interessante opsomming van de concepten die onder de employer brand vallen, wordt
gegeven door Barrow en Mosley (2005). Een employer brand bestaat uit twee luiken, de big
policy en de local picture, die op hun beurt elk zes concepten bevatten.
Lievens en Highhouse (2003) benaderen het begrip de employer brand meer vanuit het
standpunt van de potentiële werknemer die op zoek is naar een passend werkgeversmerk. Elke
werkgever biedt een aantal functionele en een aantal symbolische attributen die een
werknemer kunnen aantrekken of juist afstoten.
In het vervolg van dit werkstuk wordt de opdeling van Barrow en Mosley gebruikt om na te
gaan aan welke concepten de thuisverplegingsorganisaties reeds werkten en welke prioriteiten
ze stellen. Maar vooraleer de employer brand van die organisaties te gaan onderzoeken,
worden ze kort voorgesteld.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
21
HOOFDSTUK 3 DE THUISVERPLEGINGSORGANISATIES
Thuisverpleging wordt in Vlaanderen voorzien door privé-initiatieven en door de
thuisverplegingsorganisaties. Aangezien de privé-initiatieven veelal niet beschikken over een
HR of marketing afdeling worden deze niet besproken in dit werkstuk. De drie
thuisverplegingsorganisaties die Vlaanderen rijk is, zijn het Wit-Gele Kruis, Centrum voor
thuiszorg en Solidariteit voor het gezin. Hieronder wordt elk van deze organisaties uitvoerig
besproken.
3.1 WIT-GELE KRUIS
Deze eerste organisatie die hieronder besproken wordt is het Wit-Gele Kruis. Eerst wordt de
economische omvang van de organisatie besproken. Vervolgens wordt bekeken in welke mate
men reeds bezig is met employer branding. Tot slot wordt voor elk van de elementen van
Barrow en Mosley aangehaald wat de initiatieven ter zake zijn van de organisatie.
3.1.1 ECONOMISCHE OMVANG
Het Wit-Gele Kruis is een VZW die uitsluitend actief is in de thuisverpleging. De organisatie telt
in totaal 5.893 verpleegkundigen en andere personeelsleden in Vlaanderen. Verspreid over 107
afdelingen staat dit personeel in voor de zorg van 151.120 patiënten. In West-Vlaanderen telt
de organisatie zo’n 1.100 personeelseden. Het Wit-Gele Kruis is dan ook marktleider op de
markt van de thuisverpleging en heeft in Vlaanderen een marktaandeel van 37%. De organisatie
ervaart de grootste concurrentie van de andere thuisverplegingsorganisatie en persoonlijke
initiatieven inzake thuisverpleging.
In het Wit-Gele Kruis werken hoofdzakelijk verpleegkundigen maar er zijn ook zorgkundigen die
instaan voor de verzorging van de patiënten. In 2009 waren er in West-Vlaanderen 834
verpleegkundigen aan de slag en 78 zorgkundigen (www.witgelekruis.be, 2011).
3.1.2 EMPLOYER BRANDING
In deze paragraaf bespreekt men in welke mate de organisatie reeds bezig is met employer
branding en welke initiatieven ter zake er reeds genomen worden. Vervolgens wordt ook
bekeken wat men doet voor elk specifiek onderdeel van de employer brand zoals beschreven
door Barrow en Mosley.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
22
3.1.2.1 De praktische uitwerking van de employer brand binnen het bedrijf
Sinds 2010 is men zeer actief bezig met employer branding binnen het Wit-Gele Kruis. Voordien
deed men ook al inspanningen ter zake maar dit was minder geïntegreerd. Men is voornamelijk
gaan werken aan de employer brand omdat men ervaart dat het invullen van vacatures geen
sinecure blijkt te zijn. Het verstevigen van de employer brand binnen de organisatie, is de
verantwoordelijkheid van de dienst communicatie in een nauwe samenwerking met de dienst
HR. Doch wordt er ook verwacht van de gehele directie dat zij haar steentje bijdraagt.
Men richt zich bij het uitwerken van de employer brand op verschillende doelgroepen. Dit zijn
enerzijds de huidige werknemers en anderzijds de potentiële werknemers. Maar ook als
onderdeel van de zorgsector wil de organisatie zorgen voor een goed imago naar de
buitenwereld toe. Men is er zich van bewust dat een krantenadvertentie door heel wat
doelgroepen wordt gelezen die een beïnvloedende rol kunnen spelen voor de huidige of
potentiële werknemers. Het uitdragen van een consistente boodschap is dan ook zeer
belangrijk.
3.1.2.2 Specifieke onderdelen van de employer brand
Hieronder wordt voor de verschillende onderdelen van de employer brand, beschreven door
Barrow en Mosley, telkens aangegeven in hoeverre de organisatie werkt aan dit onderdeel en
het beschouwt als een onderdeel van de employer brand.
a. Externe reputatie
Men zorgt voor professionele thuisverpleging met extra aandacht voor opleiding.
b. Interne communicatie
Men gaat de medewerkers actief betrekken bij het beleid. Daarnaast zorgt men er ook voor dat
de communicatie top down én bottom-up verloopt. Dit wordt bijvoorbeeld gerealiseerd door
de informatiedoorstroming van en naar de coach in de districtvergaderingen.
c. Steun van het topmanagement
Om dit concept waar te maken in de praktijk heeft men een extra dienst communicatie
opgezet. Men gaat het topmanagement en de medewerkers ook steeds actief betrekken bij de
communicatie via een wederzijdse wisselwerking.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
23
d. Waarden en Corporate Social Responsibility
De organisatie houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie door bijvoorbeeld te zorgen voor flexibiliteit in het werkregime. Een carrière kan
starten als fulltime waarna men overgaat op een parttime om daarna eventueel opnieuw te
wijzigen indien de medewerkers dit wensen. Men gaat ook werken met mobiele equipes, zodat
mensen die er nood aan hebben nog beter werk en privé op elkaar kunnen afstemmen.
e. Interne meetsystemen
Om dit concept in de praktijk te brengen lanceerde men personeeltevredenheidsenquêtes. De
resultaten die hieruit volgen worden beantwoord met specifieke acties.
f. Service support
De organisatie zorgt voor een optimale service support door het introduceren van peters en
meters voor de pas aangeworven medewerkers. Daarnaast kunnen de medewerkers ook steeds
terecht bij hun duobaan maar ook bij de nursingbegeleid(st)ers, afdelingsverantwoordelijken,
referentieverpleegkundigen, dienst communicatie en HRM,…
g. Werving- en selectieprocedures
Men gaat er actief voor zorgen dat kandidaten die op sollicitatiegesprek komen, geen negatieve
indruk krijgen van het bedrijf. Men realiseert dit door de kandidaten een uitgebreide brochure
mee te geven, hen een loonsimulatie aan te bieden,… Op die manier krijgen kandidaten, die
niet aangenomen worden, het gevoel dat het sollicitatiegesprek nuttig was en hen toch iets
heeft opgebracht.
h. Teammanagement
Het Wit-Gele Kruis zorgt ervoor dat teammanagement in de praktijk wordt gebracht door de
verschillende opleidingen die men aanbiedt, het coachen van intervisies, het doorgeven van
een deel van de leiding aan de medewerkers en door de coaching on the field via de
nursingbegeleid(st)ers.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
24
i. Functioneringsgesprek
Elke medewerker krijgt verschillende begeleidingen op het werkveld plus een
functioneringsgesprek. Op basis hiervan is er ook een competentiemanagementsysteem
ontwikkeld en kunnen medewerkers hun competenties verder bijsturen in opleidingen op
maat, volgens hun persoonlijk opleidingsplan.
j. Leren en ontwikkeling
Het competentiemanagementsysteem en de opleidingen op maat zoals hierboven reeds
aangegeven vallen ook hieronder.
k. Beloning en erkenning
Men implementeert dit concept in de praktijk door het voorzien van allerhande
doorgroeimogelijkheden. Men zorgt dan wel niet voor een bonussysteem maar men doet wel
aan benchmarking. Op die manier zorgt men ervoor dat de lonen kunnen concurreren met de
andere tewerkstellingsmogelijkheden die verpleegkundigen/zorgkundigen hebben.
i. Werkomgeving
Een aantal afdelingen werden heringericht of verbouwd om voldoende ruimte te voorzien voor
materiaal, vergaderingen,… Verder bestaat de werkomgeving van de verpleegkundigen en
zorgkundigen vooral uit hun dienstwagen. Men gaat er dan ook voor zorgen dat die wagens zo
hoog mogelijk scoren inzake veiligheid, ergonomie en comfort.
Dit overzicht werd opgemaakt op basis van een interview afgenomen bij mevrouw Carlier op 4
januari 2011. Het volledige interview kunt u nalezen in bijlage 4.1.
3.2 CENTRUM VOOR THUISZORG
Een tweede organisatie die aan thuisverpleging doet in Vlaanderen is het Centrum voor
thuiszorg. Opnieuw analyseert men de economische omvang van dit bedrijf. Daarna wordt een
inschatting gegeven van de vorderingen inzake het ontwikkelen van een sterk employer brand.
Om af te ronden wordt daarna opnieuw bekeken welke stappen reeds gezet werden omtrent
de onderdelen van Barrow en Mosley.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
25
3.2.1 ECONOMISCHE OMVANG
Centrum voor thuiszorg vzw, is een onderdeel van de socialistische mutualiteit. Die laatste is
een ziekenfonds en biedt, zoals de meeste ziekenfondsen trouwens, een waaier van diensten
aan. Alle diensten die onder de thuiszorg vallen worden gegroepeerd onder de benaming
Centrum voor thuiszorg. Men gaat echter vooral provinciaal te werk. Per provincie krijgt het
Centrum voor thuiszorg dan ook een andere benaming mee. Voor West- en Oost-Vlaanderen is
dit de Bond Moyson, voor Antwerpen en Limburg is dit de Voorzorg en voor Vlaams-Brabant is
dit de Socialistische Mutualiteit. Verder in deze masterproef wordt telkens de benaming
Centrum voor thuiszorg gebruikt, in de gedachte dat daaronder de drie verschillende
benamingen vallen. Centrum voor thuiszorg stelt 1.450 verpleegkundigen/ zorgkundigen te
werk die hulp verschaffen aan 10.000 zorgbehoevenden. Deze patiënten worden voornamelijk
verzorgd door verpleegkundigen, maar er lopen ook een aantal experimenten waarbij
zorgkundigen worden ingeschakeld. Aangezien het inschakelen van zorgkundigen in de
thuisverpleging zich nog in de experimentele fase bevindt, zijn over de omvang hiervan nog
geen cijfers beschikbaar.
De organisatie heeft een marktaandeel van 15% in Vlaanderen en ervaart de meeste
concurrentie van het Wit-Gele Kruis en Solidariteit voor het gezin (www.ctz.be, 2011).
3.2.2 EMPLOYER BRANDING
Hieronder wordt opnieuw besproken in welke mate de organisatie reeds bezig is met employer
branding en wordt voor elk element van Barrow en Mosley, bekeken in welke mate de
organisatie er aandacht voor heeft.
3.2.2.1 De praktische uitwerking van de employer brand binnen het bedrijf
Binnen het Centrum voor thuiszorg wordt er de laatste jaren gewerkt aan een toenadering
tussen de departementen HR en marketing. Men heeft deze toenadering in gang gezet naar
aanleiding van het groeiend tekort aan verplegend personeel. Binnen de organisatie bevindt
men zich nog in een beginstadium wat betreft de uitwerking van de employer brand.
Men richt zich bij de uitwerking van de employer brand voornamelijk op huidige en potentiële
werknemers.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
26
3.2.2.2 Specifieke onderdelen van de employer brand
Hieronder wordt, net zoals voor de bovenstaande organisatie trouwens, aangegeven in welke
mate men werkt aan een specifiek concept van de employer brand.
a. Externe reputatie
Een positieve externe reputatie wordt direct en indirect gerealiseerd. Direct wordt dit
gerealiseerd door het feit dat de afdeling van de socialistische mutualiteit verantwoordelijk
voor thuisverpleging aan image-building doet. Indirect werken aan de externe reputatie
gebeurt via het ziekenfonds in het algemeen.
b. Interne communicatie
Men gaat ervoor zorgen dat de interne communicatie van het management naar de
basisverpleegkundigen goed wordt gecommuniceerd via de S-Mail. Dit boekje valt vijf keer per
jaar in de brievenbus van elke verpleegkundige.
c. Steun van het topmanagement
Steun van het topmanagement wordt aan de verpleegkundige meegegeven via de
bedrijfscultuur. Die bedrijfscultuur stelt dat je makkelijk aanspreekbaar moet zijn voor je
medewerkers ook al heb je een bepaald hiërarchie in de organisatie. Dit wordt in de praktijk
gerealiseerd door het feit dat zelfs de grote baas direct contact zal maken met alle nieuw
aangenomen personeelsleden.
d. Waarden en Corporate Social Responsibility
Echt actief is men niet bezig met dit aspect. Toch probeert men er enerzijds voor te zorgen dat
werknemers een goede en werkbare work-life balans hebben door het toekennen van flexibele
uurroosters en tijdskrediet. Anderzijds heeft men toch ook aandacht voor het milieu.
e. Interne meetsystemen
Men organiseert functioneringsgesprekken. Op het einde van de proefperiode van een nieuwe
verpleegkundige wordt ook een evaluatie gemaakt. Eventueel wordt er bijsturingen gedaan of
wordt er extra opleiding aangeboden aan de verpleegkundige.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
27
f. Service support
Nieuwe verpleegkundigen krijgen een peter of meter toegewezen. Bij die persoon kunnen ze
steeds terecht wanneer ze met een probleem zitten. Daarnaast kunnen verpleegkundigen ook
terecht bij de leidinggevende per centra of bij de vertrouwenspersoon.
g. Werving- en selectieprocedures
Gezien het grote tekort aan verpleegkundigen op de arbeidsmarkt, gaat men er alles aan doen
om elke sollicitant die een beetje aansluit bij de bedrijfscultuur ten minste gunstig te stemmen.
h. Teammanagement
De dichtste bazen van de werknemers moeten ervoor zorgen dat ze heel bereikbaar zijn. De
betrokken personen worden dan ook goed begeleid en opgeleid om als een echte people
manager te handelen.
i. Functioneringsgesprek
Dit aspect sluit aan bij de bemerkingen die reeds gegeven werden bij het concept interne
meetsystemen.
j. Leren en ontwikkeling
Een werknemer kan in feite in 2 richtingen groeien binnen het bedrijf. Enerzijds kan een
werknemer groeien in de breedte en een referentieverpleegkundige worden. Anderzijds kan
een verpleegkundige ook verticaal groeien in het bedrijf en een hoofdverpleegkundige worden.
k. Beloning en erkenning
De lonen werden vastgesteld volgens CAO’s. Daarnaast voorziet het bedrijf de volgende
voordelen: maaltijdcheques, regelmatige bijscholingen en vorming, dienstwagen die ook privé
kan gebruikt worden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
28
i. Werkomgeving
Dit aspect ondervindt duidelijk de voordelen van het feit dat de thuisverpleging binnen de
socialistische mutualiteit deel uitmaakt van een groter geheel. Zo heeft de mutualiteit een
mediotheek ter beschikking waarin allerlei apparaten kunnen ontleent worden die het werk van
de verpleegkundigen verlichten. De organisatie zal ook zorgen voor een modern en goed
uitgerust wagenpark, zodat de verpleegkundige steeds een wagen ter beschikking heeft waarop
hij/zij kan rekenen.
Het overzicht omtrent de aspecten van de employer brand binnen het Centrum voor thuiszorg
werd opgemaakt op basis van een interview met Jannie Hespel. Dit interview werd afgenomen
op 23 maart 2011. Het volledige interview kunt u bekijken in bijlage 4.2.
3.3 SOLIDARITEIT VOOR HET GEZIN
Solidariteit voor het gezin sluit het rijtje af van de thuisverplegingsorganisaties in Vlaanderen.
Ook voor deze organisatie worden drie aspecten bekeken. Ten eerste gaat men na wat de
economische impact van de organisatie is. Ten tweede bestudeert men de progressie inzake
het ontwikkelen van een sterk employer brand. Tot slot checkt men voor elk element van
Barrow en Mosley welke vorderingen de organisatie reeds maakte.
3.3.1 ECONOMISCHE OMVANG
Net zoals de thuisverpleging bij het Centrum voor thuiszorg is de thuisverpleging van
Solidariteit voor het gezin slechts één dienst die wordt aangeboden door het ziekenfonds.
Solidariteit voor het gezin vzw, is een organisatie die behoort tot de liberale mutualiteit. De
organisatie heeft afdelingen in gans Vlaanderen en in Brussel. Het bedrijf telt in totaal 5.400
werknemers, daarvan zijn er 540 verpleegkundigen. Solidariteit voor het gezin heeft op dit
moment een marktaandeel van 6% op de markt van de thuisverpleging. De organisatie ervaart
de meeste concurrentie van het Wit-Gele Kruis. De thuisverpleging wordt voornamelijk verzorgt
door verpleegkundigen maar er zijn ook enkele zorgkundigen actief. De verhouding bedraagt
ongeveer 90% verpleegkundigen tegenover 10% zorgkundigen (www.solidariteit.be, 2011).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
29
3.3.2 EMPLOYER BRANDING
Hierna wordt, zoals voor de twee voorgaande organisaties, opnieuw besproken wat de
evoluties zijn inzake employer branding. Enerzijds wordt geanalyseerd welke stappen de
organisatie reeds genomen heeft. Anderzijds synthetiseert men voor elk concept van Barrow en
Mosley welke initiatieven de organisatie reeds nam.
3.3.2.1 De praktische uitwerking van de employer brand binnen het bedrijf
Binnen het bedrijf is men zich al jaren bewust van het concept. Toch is het actief uitwerken van
het concept nog maar een goede tien jaar aan de gang. Het HR afdeling en de afdeling
marketing vormen dan wel twee aparte eenheden binnen het bedrijf, toch gaan die afdelingen
meer en meer op verschillende vlakken samenwerken. Zo gaan deze samen acties op touw
zetten om nieuwe verpleegkundigen aan te trekken.
Men richt zich bij het uitwerken van de employer brand zowel op huidige als op potentiële
werknemers. Toch ligt de klemtoon voornamelijk op het aantrekken van nieuwe krachten.
3.3.2.2 Specifieke onderdelen van de employer brand
In wat hierna volgt, wordt voor elke onderdeel van Barrow en Mosley bekeken welke acties
Solidariteit voor het gezin reeds genomen heeft.
a. Externe reputatie
Het bedrijf is zich bewust van de invloed van dit concept, maar daar blijft het ook bij.
b. Interne communicatie
Het bedrijf is zich bewust van dit concept en gaat actief werken aan de communicatie van
boven naar onder toe. Dit gebeurt via nieuwsbrieven, personeelskrantjes en via het internet.
c. Steun van het topmanagement
Het bedrijf is zich bewust van de invloed van dit concept en men gaat er ook actief aan werken.
Zo gaat men bijvoorbeeld introductiedagen organiseren voor de nieuwe personeelsleden.
d. Waarden en Corporate Social Responsibility
Men gaat actief de work-life balans van alle werknemers bewaken en ervoor zorgen dat
iedereen zoveel kan werken volgens eigen behoeften en voorkeuren.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
30
e. Interne meetsystemen
De politiek rond de evaluatiegesprekken is zeer belangrijk binnen Solidariteit voor het gezin.
Men is reeds jarenlang bezig met het uitdenken en uitwerken van een efficiënt en effectief
evaluatiesysteem. Het feit dat men zoveel belang hecht aan een correcte evaluatie is ook een
overtuigingsfactor naar toekomstige werknemers toe.
f. Service support
Het bedrijf voorziet allerlei mogelijkheden die verpleegkundigen moeten helpen wanneer er
zich een probleem voordoet. Men zorgt voor vertrouwenspersonen, coördinators waarbij
verpleegkundigen terecht kunnen of eventueel een lid van de directie die openstaat voor de
problemen van de verpleegkundigen.
g. Werving- en selectieprocedures
De strikte werving- en selectieprocedure binnen het bedrijf zorgt ervoor dat sollicitanten zo
weinig mogelijk negatieve gevoelens t.o.v. het bedrijf hebben of kunnen creëren.
h. Teammanagement
Er wordt enkel teamoverleg georganiseerd.
i. Functioneringsgesprek
Er worden competentiekaarten opgesteld. Wanneer iemand op evaluatiegesprek moet komen,
wordt bekeken in welke mate de vooropgestelde competenties worden bereikt. Daarna wordt
bekeken wat in de toekomst kan worden gedaan om de tekortkomingen te verbeteren.
j. Leren en ontwikkeling
Opleiding en bijscholing zijn een must voor elke verpleegkundige binnen het bedrijf.
k. Beloning en erkenning
De beloning van de verpleegkundigen bevat het volgende: het maandloon dat vastligt in de
sectorale CAO’s, eventuele toeslagen voor avond- en weekendwerk, maaltijdcheques, gsm,
groepsverzekering, hospitalisatieverzekering en een dienstwagen die voor woon-werkverkeer
kan gebruikt worden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
31
i. Werkomgeving
Via de mutualiteit voorziet men hulpmiddelen die het leven van de verpleegkundigen en de
patiënt aangenamer moeten maken. Daarnaast gaat men per afdeling iemand voorzien die
instaat voor het onderhoud van het wagenpark.
De gegevens die hierboven gebruikt werden, werden verzameld via een interview met Marleen
Sansen op 24 maar 2011. Het nalezen van het volledige interview kan in bijlage 4.3.
3.4 BESLUIT THUISVERPLEGINGSORGANISATIES EN EMPLOYER BRANDING
In Vlaanderen wordt de thuisverpleging verzorgt door privé-initiatieven en door
thuisverplegingsorganisaties. Die organisaties zijn het Wit-Gele Kruis, het Centrum voor
thuiszorg en Solidariteit voor het gezin. Ze zijn zich alle drie bewust van het belang van een
sterk employer brand maar het realiseren ervan blijkt echter niet gelijklopend te zijn.
Het Wit-Gele kruis staat reeds het verst met het uitbouwen van een sterk employer brand. Ze
hebben reeds verschillend acties opgestart en evalueren die acties op een regelmatige tijdstip
om ze bij te sturen waar nodig. Solidariteit voor het gezin vertoont een kleine achterstand bij
het uitbouwen van een sterk employer brand. Ze hebben al wat projecten lopen om te komen
tot een sterk employer brand, maar een echte strategie hebben ze nog niet ontwikkeld. Het
Centrum voor thuiszorg heeft nog het meest werk voor de boeg. Zij hebben wel al eens
gehoord van een sterk employer brand en zouden dit ook graag gerealiseerd zien voor hun
organisatie, maar een concrete opstart of uitwerking van het concept is totnogtoe niet aan de
orde.
Hierna wordt geanalyseerd of deze verschillen inzake het ontwikkelen van een sterk employer
brand ook voelbaar zijn in de praktijk. Er wordt met andere woorden nagegaan of er effectief
een voordeel merkbaar is op de arbeidsmarkt wanneer men werkt aan een sterk employer
brand. Om deze analyse te kunnen uitvoeren worden hypotheses in het volgende hoofdstuk
opgesteld, die in het hoofdstuk daarna statistisch geverifieerd worden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
32
HOOFDSTUK 4 OPSTELLEN VAN DE HYPOTHESEN
In het empirisch gedeelte van dit werkstuk wordt de theorie rond employer branding toegepast
op de sector van de thuisverpleging. In dit hoofdstuk worden hiervoor de hypotheses opgesteld
die in het zesde hoofdstuk statisch getest worden. Hieronder volgt eerst een inleiding zodat de
link tussen de literatuurstudie en de empirische studie duidelijk gelegd wordt. In de tweede
paragraaf worden dan de hypotheses een voor een van dichtbij bekeken.
4.1 INLEIDING
Uit de cijfergegevens die aan het begin van de masterproef gegeven worden, blijkt duidelijk dat
de verpleegkunde meer dan ooit te maken heeft met een schaarste op de arbeidsmarkt. Het
ziet er bovendien ook niet naar uit dat deze situatie in de toekomst zal verbeteren, sterker nog
het aanbod van verpleegkundigen wordt schaarser en de vraag naar verpleegkundigen neemt
nog toe. Ook de vraag naar verplegende personeel in de thuiszorgsector vertoont een stijgende
trend. Het ambulant verzorgen van patiënten wordt immers meer en meer gepromoot, omdat
de patiënt op die manier in zijn vertrouwde omgeving kan blijven. Maar het aanbod van
verplegend personeel dat aan thuisverpleging wil doen volgt niet.
De drie grote thuisverplegingsinstellingen in Vlaanderen zijn zich dan ook bewust van deze
problematiek en zoeken verschillende manieren om hun personeelskorps op peil te houden.
Eén oplossing die aangereikt wordt is het uitbouwen van een sterk employer brand. Uit de
exploratieve interviews die reeds afgenomen werden blijkt, dat de drie organisaties wel enige
interesse vertonen om een employer brand uit te bouwen, maar dat het in de praktijk brengen
van de employer brand nog in de kinderschoenen staat.
Via het empirisch luik wordt nu nagegaan in welke mate de doelgroep zich bewust is van de
initiatieven rond het verstevigen van de employer brand. De doelgroep van de
thuisverplegingsorganisaties bestaat uit verschillende deelgroepen, zoals de huidige
werknemers en de potentiële werknemers. Potentiële werknemers zijn zowel
laatstejaarsstudenten verpleegkunde als werknemers bij andere organisaties. In dit onderzoek
worden enkel de laatstejaarsstudenten verpleegkunde beschouwd. Binnenkort studeert deze
groep namelijk af en wagen ze zich voor het eerst op de arbeidsmarkt.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
33
De vraag die men zich hierbij kan stellen is, in welke mate ervaren zij dat de organisaties
werken aan hun employer brand. Zorgt het feit dat het Wit-Gele kruis reeds langer actief bezig
is met employer brand voor een voordeel op de arbeidsmarkt? Wat verwachten laatstejaars
van hun toekomstige werkgever? In welke mate stemt het employer brand van de verschillende
organisaties hiermee overeen?
4.2 DE TE ONDERZOEKEN HYPOTHESEN
Hieronder worden de hypothesen geformuleerd die vervolgens via een vragenlijst zullen
onderzocht worden. De vragenlijst die gebruikt werd om de hypothesen te onderzoeken kunt u
terugvinden in bijlage 6.
4.2.1 DE MATE WAARIN DE ELEMENTEN VAN DE EMPLOYER BRAND AANWEZIG MOETEN ZIJN
Barrow en Mosley (2005) definieerden de employer brand als een overkoepelende term voor
12 elementen. Binnen die elementen kan bovendien nog een onderscheid gemaakt worden in
de elementen die behoren tot de brede omgeving waarin de organisatie werkt en de
elementen die zich meer concentreren op de organisatie zelf. Elk van deze elementen stelt een
zogenaamd touch point voor tussen de organisatie en een andere organisatie of persoon. Om
tot een stevig employer brand te komen is het dus van het grootste belang om deze touch
points stuk voor stuk te gaan bewerken (Barrow & Mosley, 2005).
Het optimaliseren van het contact met de buitenwereld via touch points is trouwens een idee
dat rechtstreeks uit de marketing komt overgewaaid. Door een continu samenspel van
luisteren, reageren en vragen stellen wordt de relatie met de klant verstevigd. Doordat dit een
activiteit is die nooit stopt verkrijgt de klant uiteindelijk een consistent beeld over de
organisatie. Wanneer men dus de touch points richting de werknemers en de toekomstige
werknemers efficiënt en effectief gaat bewerken zorgt men er dus voor dat die targetgroepen
een consistent beeld krijgen over de organisatie, waartegen geen 100 rekruteringscampagnes
op kunnen (Boogaard, 2004).
Voor een organisatie waarbij het uitbouwen van een sterk employer brand echter nog in de
kinderschoenen staat, zijn 12 punten nogal veel. Vandaar dat via deze eerste hypotheses
nagegaan wordt of er enige rangorde zit in de kenmerken waarover een organisatie moet
beschikken volgens een laatstejaarsstudent verpleegkunde.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
34
Zijn er met andere woorden voorwaarden die eerst moeten worden vervuld vooraleer men kan
overgaan op andere voorwaarden of hechten de studenten aan elke voorwaarde evenveel
belang.
Hypothese 1
Studenten verpleegkunde die in het laatste jaar zitten vinden elk aspecten van employer
branding even belangrijk.
Organisaties die weten welke aspecten hun toekomstige werknemers belangrijk vinden, kunnen
op die manier interessante investeringen doen naar de toekomst toe. Uit onderzoek blijkt
namelijk dat werknemers die aangetrokken worden tot een bedrijf via informele bronnen, meer
tevreden zullen zijn over hun job, beter prestaties zullen leveren en minder snel hun ontslag
zullen indienen (Breaugh, 2008). Eén van de belangrijkste informele bronnen is mond-aan-
mond reclame, en deze vorm van reclame is nu net hypergevoelig voor de diverse aspecten van
de employer brand (Van Hoye, 2008).
4.2.2 HET IMAGO VAN DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN
Volgens het actieplan werkgelegenheid in de zorgsector (2010) zou het merendeel van de
afgestudeerde verpleegkundigen opteren voor een job in een ziekenhuis. Ook de medewerker
van Centrum voor thuiszorg drukte zijn bezorgdheid uit over het imago van de thuisverpleging
als tewerkstellingsoptie. Volgens hem is de optie te weinig bekend bij de studenten en is de
interesse in een job als thuisverpleegkundige hierdoor laag (Hespel, 2010). Maar zijn deze
uitingen wel gegrond. Is het echt zo dat de thuisverpleging onbekend en onbemind is? Dit
wordt uitgezocht aan de hand van de volgende hypothese.
Hypothese 2a
Werken in de thuisverpleging is een optie die laatstejaars verpleegkunde evenveel
aanspreekt als de andere mogelijkheden die ze hebben.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
35
Een tweede hypothese die hierbij aansluit, onderzoekt of de socio-demografische variabelen
een invloed hebben op het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden die de studenten
hebben. Een uitvoerige bespreking van de verschillende socio-demografische variabelen die in
de vragenlijst gebruikt worden vindt u terug in hoofdstuk 5.
Hypothese 2b
Elke tewerkstellingsmogelijkheid die de toekomstige verpleegkundigen hebben spreekt hen
evenveel aan. Geen enkele tewerkstellingsmogelijkheid heeft een beter imago dan de andere
wanneer men de respondenten gaat bekijken per socio-demografische variabele.
Deze hypothese wordt ook getest op de respondenten die reeds een stage deden in de
thuisverpleging en de respondenten die dit niet deden. Hiermee wordt bekeken of de
thuisverpleging echt onbemind is doordat ze onbekend is. Met andere woorden zijn
respondenten die een stage deden, en dus kennis konden maken met de thuisverpleging,
positiever over een job in de thuisverpleging dan de respondenten die geen stage deden in de
thuisverpleging.
Via de laatste hypotheses die hierbij aansluiten, hypothese 2c en hypothese 2d, wordt de
persoonlijke top 10 van tewerkstellingsmogelijkheden, die de respondenten moeten opstellen,
bekeken. Men kan immers wel aangeven dat een bepaalde tewerkstellingsmogelijkheid
aanspreekt, maar wanneer gevraagd wordt om een top 10 op te stellen wordt men verplicht
een keuze te maken en de verschillende opties tegenover elkaar te gaan afwegen. Het verplicht
moeten opgeven van een rangorde is interessant omdat op die manier nog meer de
achterliggende motieven van de respondent worden blootgelegd (Pelsmacker & Van Kenhove,
2009).
Hypothese 2c
Elke tewerkstellingsoptie is even populair bij de laatstejaars verpleegkunde.
Hypothese 2d
Werken in de thuisverpleging is even populair als de andere opties die laatstejaars
verpleegkunde hebben.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
36
4.2.3 TOP-OF-MIND AWARENESS EN DE INTERESSE OM AAN DE SLAG TE GAAN BIJ EEN
THUISVERPLEGINGSORGANISATIE
Top-of-mind awareness wordt in de marketing gedefinieerd als het eerste product of de eerste
dienst waaraan respondenten denken om een bepaalde behoefte te bevredigen. Voor de
meeste producten leidt een hoge top-of-mind awareness tot een hogere trial of het aantal
mensen dat via het product gaat proberen hun behoefte te bevredigen. Wanneer het product
als positief wordt ervaren, bestaat de kans dat de consument loyaal wordt tegenover het
product en enkel nog dat product gaat aankopen om die bepaalde behoefte te bevredigen (De
Pelsmacker et al., 2010).
Top-of-mind awareness kan op twee manieren gemeten worden. Ofwel laat men de
respondenten de producten opnoemen waaraan men spontaan denkt, men spreekt in dat geval
van unaided top-of-mind awareness. Men kan de respondent ook wat helpen en hen een lijst
voorleggen met producten waaruit de klant dan diegene moet aanduiden die hij/zij herkent.
Men spreekt in dit laatste geval van aided top-of-mind awareness (Pelsmacker & Van Kenhove,
2009).
Men kan deze marketingtheorie opnieuw perfect gaan toepassen op het sollicitatieproces dat
plaatsvindt tussen werkgever en werknemer. Men neemt aan dat een sollicitant eerst het
volledige proces van awareness, consideration en preference moet doorlopen alvorens het
sollicitatieproces nog maar een aanvang kan nemen. Wanneer de werkgever op een van de
touch points ondermaats presteert is de kans groot dat de toekomstige sollicitant afhaakt en
nooit nog zal overwegen om het sollicitatieproces in gang te zetten (Boogaard, 2004).
In het volgend deel van het empirisch onderzoek wordt bekeken of dit ook klopt voor de
laatstejaarsstudenten verpleegkunde. Een aantal zaken worden hierbij onderzocht. Is er een
verschil in de unaided en aided top-of-mind awareness voor de drie
thuisverplegingsorganisaties? Leidt een hogere top-of-mind awareness ook hier tot een hogere
trial of met andere woorden zorgt een hogere top-of-mind awareness voor een hoger aantal
respondenten dat overweegt om bij een thuisverplegingsorganisatie aan de slag te gaan of
eventueel effectief te gaan solliciteren.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
37
Voor de unaided top-of-mind awareness worden dan ook volgende hypotheses geformuleerd.
Hypothese 3a
Respondenten die een thuisverplegingsorganisatie spontaan opnoemen bij een unaided
top-of-mind awareness test zullen eerder overwegen om bij die organisatie te gaan
solliciteren.
Hypothese 3b
Respondenten die een thuisverplegingsorganisatie spontaan opnoemen bij een unaided
top-of-mind awareness test zullen eerder effectief gesolliciteerd hebben bij die
organisatie.
Voor de aided top-of-mind awareness zijn dat volgende hypotheses.
Hypothese 4a
Respondenten die aangeven een thuisverplegingsorganisatie te herkennen bij een aided
top-of-mind awareness test zullen eerder overwegen om bij die organisatie te gaan
solliciteren.
Hypothese 4b
Respondenten die aangeven een thuisverplegingsorganisatie te herkennen bij een aided
top-of-mind awareness test zullen eerder effectief gesolliciteerd hebben bij die
organisatie.
4.2.4 AANWEZIGHEID VAN DE ELEMENTEN VAN EMPLOYER BRANDING EN DE VOORKEUR VOOR EEN
THUISVERPLEGINGSORGANISATIE
In het laatste deel van het empirisch onderzoek wordt getracht de voorkeur van de
respondenten voor één van de drie thuisverplegingsorganisaties en de aanwezigheid van
elementen van de employer brand bij die organisaties, na te gaan. Zoals hierboven reeds
aangehaald is het voor de werkgever van het grootste belang om de touch points met de
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
38
huidige en de potentiële werknemers goed te bewerken. Maar zorgt het sterk aanwezig zijn van
bepaalde touch points bij de ene organisatie voor een hogere voorkeur voor die organisatie?
Met andere woorden zorgt het feit dat het Wit-Gele Kruis reeds verder staat met de
ontwikkeling van een stevig employer brand voor een voordeel op de arbeidsmarkt? De
volgende hypotheses worden hier dan ook onderzocht.
Eerst volgt een vrij algemene hypothese. Hierbij gaat het nog niet over de employer brand van
de organisaties. Er wordt enkel nagegaan welke voorkeur de respondenten hebben wanneer ze
de drie thuisverplegingsorganisaties moeten rangschikken.
Hypothese 5a
De respondenten hebben een gelijke voorkeur voor een van de drie
thuisverplegingsorganisaties.
Een tweede stap is het nagaan wat de invloed is van de socio-demografische variabelen op de
voorkeur voor een organisatie.
Hypothese 5b
De socio-demografische variabelen hebben een significante invloed op de keuze voor een
bepaalde thuisverplegingsorganisatie.
In de laatste stap gaat men pas de employer brand betrekken bij de keuze voor een bepaalde
organisatie.
Hypothese 5c
De keuze van de respondenten voor een bepaalde thuisverplegingsorganisatie heeft geen
invloed op het belang dat de respondenten hechten aan de verschillende elementen van de
employer brand.
In het volgende hoofdstuk wordt het onderzoeksplan uitgelegd dat gebruikt wordt om het
empirisch onderzoek op een correcte manier uit te voeren. Zowel het exploratief als het
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
39
conclusief onderzoek wordt stap voor stap besproken. Er wordt ook ingegaan op de vragenlijst
die gebruikt zal worden om de bovenstaande hypotheses te kunnen onderzoeken.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
40
HOOFDSTUK 5 HET ONDERZOEKSPLAN
In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksplan bekeken dat gevolgd wordt. De verschillende
stappen die genomen worden zijn stuk voor stuk uitgelegd. De resultaten van het onderzoek
vindt u terug in de volgende hoofdstukken.
Om tot een gestructureerd onderzoek te komen werden de stappen gevolgd zoals die
gepubliceerd zijn in het boek van De Pelsmacker en Van Kenhove (2009).
5.1 EXPLORATIEF ONDERZOEK
Vooraleer de kwantitatieve analyse een aanvang kan nemen wordt eerst een kwalitatief
onderzoek uitgevoerd. Hiervoor worden mondelinge interviews afgenomen bij de drie
belangrijkste thuisverplegingsorganisaties in Vlaanderen. De specifieke vragen alsook de
antwoorden van de drie organisaties kunt u in bijlage 4.1, 4.2 en 4.3 terugvinden.
5.1.1 ONDERZOEKSUNIVERSUM
Het onderzoeksuniversum in het exploratief onderzoek bestaat uit medewerkers van de
organisaties die aan thuisverpleging doen en die actief zijn binnen de marketing of HRM-
afdeling. Voor het Wit-Gele Kruis is dat Joke Carlier, een medewerkster bij de communicatie- en
de marketingafdeling. Voor de Socialistische Mutualiteit is dat Jannie Hespel, de
verantwoordelijke Personeel en Zorg. Voor Solidariteit voor het gezin is dat tenslotte Marleen
Sansen, de sollicitatiebeheerster in HR-afdeling van de organisatie.
5.1.2 STEEKPROEF VAN TE ONDERZOEKEN ELEMENTEN
In de markt van de thuisverpleging zijn er slechts drie grote spelers. Elk van deze bedrijven
wordt dan ook gecontacteerd en zij schuiven zelf iemand naar voor die het best op de vragen
zou kunnen antwoorden. Men kan hier dus spreken van een gemakkelijkheidssteekproef,
omdat die steekproefelementen worden gecontacteerd die voor het grijpen liggen. De
eventuele accuraatheidsfouten of precisiefouten die gemaakt worden door het gebruik van een
gemakkelijkheidssteekproef worden tot een minimum gereduceerd omdat het hier de
exploratieve fase van het onderzoek betreft. De bedoeling is enkel om een eerste idee te
krijgen van de verschillende facetten van het probleem (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2009).
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
41
5.1.3 INFORMATIEVERZAMELING
De informatie voor het exploratief onderzoek wordt via mondelinge diepte-interviews
verzameld. Bij het afnemen van het diepte-interview wordt zoveel mogelijk gepoogd om bij
elke vraag achterliggende motivaties, gedachten en beoordelingen te achterhalen. Bij elk
interview wordt dezelfde basislijst vragen als leidraad gebruikt, op die manier wordt voor enige
consistentie gezorgd.
De interviewlijst wordt opgesteld op basis van aspecten uit de literatuur die relevant leken,
aangevuld met vragen rond de economische omvang van het bedrijf. Het afnemen van de
vragenlijst is interessant omwille van verschillende redenen. Ten eerste krijgt men een beter
inzicht in de sector van de thuisverpleging en de economische omvang van de drie bedrijven.
Ten tweede wordt duidelijk hoeveel van de theorie rond employer branding reeds toegepast
wordt in de praktijk. Ten slotte begrijpt men in welke mate de drie organisaties reeds bezig zijn
met employer branding en hoe ver ze reeds staan in vergelijking met elkaar.
5.1.4 GEGEVENSVERWERKING
De informatie uit de diepte-interviews wordt grondig bestudeerd en de merkwaardigste feiten
worden eruit gehaald. Deze informatie wordt verschillende keren gebruikt in dit werkstuk. Ten
eerste wordt op basis van deze diepte-interviews bekeken in welke mate theorie rond
employer branding reeds wordt waargemaakt in de praktijk. Daarnaast wordt ook bekeken hoe
ver de organisaties staan met het implementeren van de theorie tegenover elkaar. Ten slotte
wordt de informatie uit deze diepte-interview gebruikt als input voor het opstellen van de
kwantitatieve vragenlijst.
5.2 CONCLUSIEF ONDERZOEK
Na het opstellen van hypothesen op basis van de informatie uit de secundaire bronnen en de
informatie uit de diepte-interviews wordt overgegaan tot het opstellen van de vragenlijst voor
het conclusief onderzoek.
In deze fase van het onderzoek wordt nagegaan of de employer brand dat de bedrijven zichzelf
opleggen ook waargemaakt wordt in de praktijk. Er wordt nagegaan of de employer brand enig
effect heeft op de arbeidsmarkt. Worden nieuwe werknemers meer aangetrokken tot een
bedrijf waar de employer brand sterker uitgewerkt is dan tot een bedrijf waar men weinig tot
geen specifieke aandacht heeft voor de employer brand?
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
42
5.2.1 HET ONDERZOEKSUNIVERSUM
Het onderzoeksuniversum bestaat hier uit studenten verpleegkunde. Er wordt vooral gemikt op
laatstejaarsstudenten verpleegkunde. Maar ook studenten uit het voorlaatste jaar mogen
deelnemen, op die manier wordt er gegarandeerd dat de steekproef voldoende groot is. Om
een onderscheid te kunnen maken tussen laatstejaarsstudenten en niet-laatstejaarsstudenten
wordt gevraagd naar de studiestatus van de respondenten.
5.2.2 STEEKPROEF VAN DE TE ONDERZOEKEN ELEMENTEN
De vragenlijst wordt online verspreid. Via een internetlink die naar bijna 20 scholen wordt
gestuurd, wordt gepoogd om zoveel mogelijk laatstejaars verpleegkunde aan te spreken. De
scholen zijn verspreid over gans Vlaanderen en betreffen scholen van de verschillende netten.
De bedoeling is om een zo gedifferentieerd mogelijke steekproef te bekomen, die een
realistische weergave van de werkelijkheid zou moeten voorstellen.
De scholen die gecontacteerd worden zijn de volgende:
Hogeschool West-Vlaanderen (HOWEST)
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Roeselare – Kortrijk (KATHO)
Hogere Beroepsopleiding voor Verpleegkunde Brugge (HBOV)
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende (KHBO)
Artevelde Hogeschool (Gent)
Vesalius Gent – Brugge – Oostende
Katholieke Universiteit Leuven (KULeuven)
Lessius Mechelen
Katholieke Hogeschool Leuven (KHL)
Katholieke Hogeschool Limburg (KHLIM)
Katholieke Hogeschool Kempen Turnhout – Lier (KHKempen)
Hogeschool Universiteit Brussel (HUB)
Katholieke Hogeschool St. Lieven Aalst – St. Niklaas
5.2.3 INFORMATIEVERZAMELING
Er wordt in deze fase van het onderzoek gewerkt met een vragenlijst. Het ging over gesloten
vragen, zodat een statische analyse mogelijk was. Voor het opstellen van de vragenlijst werd
beroep gedaan op verschillende informatiebronnen.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
43
Ten eerste wordt een grondige literatuurstudie uitgevoerd om de verschillende onderdelen van
een sterk employer brand te ontdekken. Daarnaast worden de drie grote
thuisverplegingsinstellingen geïnterviewd. Op die manier komt men te weten in welke mate
men reeds bezig is met employer branding. Ten slotte worden ook een vijftal verpleegkundigen
ondervraagd die reeds aan werk zijn. De bedoeling van dit laatste was om er zeker van te zijn
dat alle antwoordmogelijkheden aanwezig zouden zijn. De vragenlijst die voor dit laatste
gebruikt wordt kunt u trouwens terugvinden in bijlage 5.
5.2.4 GEGEVENSVERWERKING
Voor de gegevensverwerking wordt gebruik gemaakt van het spss 17.0 programma voor
Windows.
5.2.5 OPBOUW VAN DE VRAGENLIJST
De vragenlijst bestaat uit verschillende categorieën van vragen. In het gedeelte kerninformatie
worden vragen gesteld met betrekking tot het bestudeerde probleem. De volgende categorie,
de identificatievragen worden gebruikt om de respondent te identificeren (De Pelsmacker &
Van Kenhove, 2009). Een laatste categorie vragen die in deze vragenlijst gebruikt worden zijn
controlevragen. Omdat er gewerkt wordt met een online vragenlijst, bestaat de kans dat
iemand de vragenlijst invult die niet tot de steekproef behoort of dat een bepaalde groep
respondenten oververtegenwoordigd is, terwijl andere groepen niet of nauwelijks de kans
krijgen om deel te nemen. Om hier enige vorm van overzicht in te bewaren wordt dus gewerkt
met controlevragen. De volledige vragenlijst zoals deze wordt voorgelegd aan de respondenten
kunt u trouwens terugvinden in bijlage 6.
5.2.5.1 Vragen met betrekking tot kerninformatie
a. Aspecten van de employer brand die studenten verpleegkunde belangrijk vinden
Een employer brand van een organisatie dekt zoals hierboven reeds aangehaald een veelheid
aan concepten. In dit eerste deel van de vragenlijst wordt nagegaan welke concepten die onder
de employer brand ressorteren, studenten belangrijk vinden en welke concepten ze minder
belangrijk vinden. Om dit te kunnen doen wordt gebruikt gemaakt van een aantal
antwoordcategorieën zoals die ook door de GfK groep gebruikt worden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
44
Hieronder wordt eerst ingegaan op deze antwoordcategorieën en daarna wordt bekeken hoe
deze ingepast worden in de vragenlijst.
De keuze van de antwoordmogelijkheden is gebaseerd op de KDA aanpak die gebruikt wordt in
tevredenheidsonderzoek bij consumenten door de GfK groep. KDA staat voor Key Dissatisfier
Analysis en is gebaseerd op onderzoek van de Japanse professor Noriaki Kano. Het doel van een
dergelijk tevredenheidsonderzoek is na te gaan welke elementen er echt toe doen voor de
consument en hun tevredenheid tegenover een bepaald product echt kunnen veranderen en
welke elementen enkel kunnen zorgen voor een verhoging of verlaging van de tevredenheid
zonder de mening van de consument totaal te doen omslaan.
Kano definieerde drie mogelijke items die tevredenheid kunnen veroorzaken bij consumenten.
Expected – Noodzakelijkheden: Deze items zorgen voor ontevredenheid wanneer ze
niet aanwezig zijn. Wanneer ze wel aanwezig zijn worden ze als normaal beschouwd, ze
zorgen ook niet voor meer tevredenheid wanneer ze in grotere mate aanwezig zijn.
Desired – Hoe meer, hoe liever: Deze items zorgen voor meer tevredenheid naarmate ze
in grotere mate aanwezig zijn. Hoe meer dit item aanwezig is, hoe grotere de
tevredenheid van de consumenten.
Attractive – Mooi meegenomen: Deze items zorgen voor een verhoogde tevredenheid
wanneer ze aanwezig zijn. Wanneer ze echter niet aanwezig zijn zullen ze echter geen
ontevredenheid veroorzaken.
Hieronder worden de definities van die items nog eens weergegeven in een overzichtelijk
schema (Gys, 2010).
Figuur 1 Drie tevredenheidsindicatoren gedefinieerd door Kano
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
45
In het empirische gedeelte van dit werkstuk, wordt deze opdeling gebruikt om na te gaan welke
items een toekomstige werknemer tevreden kunnen maken over zijn of haar werkgever.
Een eerste afhankelijke variabele (vraag 3) meet de houding van de student t.o.v. de 28
elementen van de employer brand. Deze worden via een 3-punt likertschaal gemeten, met een
optie “is niet belangrijk voor mij”. De likertschaal bestaat uit 3 categorieën die gedefinieerd
worden boven de vraag zodat de respondent de betekenis goed begrijpt alvorens te starten
met het beantwoorden van de vraag. Categorie 1 wordt gedefinieerd als “noodzakelijke
voorwaarde”: dit is een minimale voorwaarde om het bedrijf te overwegen als toekomstige
werkgever. Indien dit kenmerk niet aanwezig is bij de onderneming zal men zeker niet
overwegen om daar te solliciteren. Categorie 2 staat voor “hoe meer, hoe liever”: dit aspect
van de onderneming beschouwt men als relevant in het zoeken naar een geschikte werkgever.
Hoe meer dit aspect aan bod komt, hoe liever men bij die onderneming zou willen werken.
Categorie 3 “mooi meegenomen” staat dan weer voor het volgende: dit aspect beschouwt men
niet als een essentieel element bij de keuze van een onderneming als werkgever, maar indien
het aanwezig is, beschouwt men het als een pluspunt. Er wordt nog een extra categorie
toegevoegd om er zeker van te zijn dat de respondenten het antwoord kunnen aankruisen dat
het best voor hen past. Zo wordt er voor gezorgd dat de vragenlijst exhausief is. De laatste
categorie wordt dan ook aangeduid als “is niet belangrijk voor mij”: dit aspect speelt totaal niet
mee in de keuze voor een bepaalde werkgever.
Omdat Barrow en Mosley de 12 items van de employer brand nogal ruim formuleerden,
worden sommige items in twee of drie kenmerkende zinnen opgesplitst. Op die manier wordt
getracht om zo weinig mogelijk verwarring te creëren voor de respondent en de vraag zo
eenduidig mogelijk te formuleren.
b. Het imago van thuisverpleging bij studenten verpleegkunde
In het tweede deel van de vragenlijst wordt het imago van de thuisverpleging bij studenten
verpleegkunde bekeken. Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de verschillende
vragen die hiervoor gebruikt werden.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
46
De eerste afhankelijke variabele (vraag 4) meet de voorkeur van de respondenten t.o.v. de
verschillende jobs die iemand met een diploma verpleegkunde kan uitoefenen. Via deze vraag
zal worden bekeken of werken in de thuisverpleging op zich aantrekkelijk is voor toekomstige
verpleegkundigen. Wanneer het werken in de thuisverpleging hen niet zou aanspreken, zal de
employer brand van de thuisverplegingsorganisaties op een andere manier moeten worden
uitgebouwd dan wanneer het werken in de thuisverpleging wel aantrekkelijk lijkt. Er wordt in
deze vraag gewerkt met een 6-punt likertschaal, waarbij de antwoordcategorieën bestaan uit
twee negatief geformuleerde stellingen, één neutrale stelling, twee positieve en één stelling die
de respondenten zonder mening toelaat een antwoord in te vullen dat het best past.
Na deze vraag wordt nog een kleine open bijvraag gesteld. Hier kunnen respondenten
werkgevers opsommen die niet in het lijstje voorkomen maar hen wel aantrekkelijk lijken. Deze
mogelijkheid wordt aangeboden omwille van twee redenen. Ten eerst wordt er op die manier
voor gezorgd dat elke respondent alles wat hij wou vertellen kan vertellen en de vragenlijst dus
exhausief is. Ten tweede zou het kunnen dat de vragenlijst niet alle belangrijke
tewerkstellingsmogelijkheden bevat, ondanks het feit dat er een pretest werd uitgevoerd op de
vragenlijst. Wanneer er een belangrijke categorie van werkgevers over het hoofd zou zijn
gezien zou dit de conclusies niet ten goede komen.
De volgende afhankelijke variabele (vraag 5) bekijkt welke voorkeur de respondenten hebben
ten aanzien van de werkgevers die in het lijstje in de vierde vraag werden opgesomd. Er wordt
aan de respondenten gevraagd om een ordening te maken in het lijstje van werkgevers. Er
wordt hier dan ook gewerkt met een ordeningsschaal. Tijdens de analyse in hoofdstuk zes, zal
bekeken worden in welke mate thuisverpleging hoog scoort als werkgever, zonder dat hierbij
een uitsplitsing gemaakt wordt naar een specifieke thuisverplegingsorganisatie.
c. De top-of-mind awareness van de specifieke thuisverplegingsorganisaties
Via deze vragen wordt nagegaan in welke mate men de thuisverplegingsorganisaties kent en
herkent en welke invloed dit heeft op het sollicitatiegedrag van de respondenten.
De eerste onafhankelijke variabele (vraag 6) gaat na welke thuisverplegingsorganisaties de
studenten kennen. Er wordt gepeild naar hun unaided top-of-mind awareness. Er wordt met
andere woorden gevraagd aan welke thuisverplegingsorganisaties studenten spontaan denken
wanneer hen dit gevraagd wordt.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
47
In het verdere onderzoek zal dan ook bekeken worden in welke mate een hoge unaided top-of-
mind ervoor zorgt dat studenten overwegen of effectief gaan solliciteren bij die organisatie.
Een volgende onafhankelijke variabele (vraag 7a) peilt naar de aided top-of-mind van de
studenten inzake de thuisverplegingsorganisaties. De drie thuisverplegingsorganisaties worden
opgesomd en er wordt gevraagd of men de organisaties kent. Deze vraag levert binaire
resultaten op, ofwel is er selectie ofwel is er geen selectie.
Een afhankelijke variabele (vraag 7b) die daarop volgt gaat na in welke mate unaided en aided
top-of-mind ervoor zorgt dat studenten overwegen of effectief gaan solliciteren bij een
bepaalde thuisverplegingsorganisatie. Ook deze vraag zal binaire resultaten opleveren. Ofwel
selecteert men de antwoordcategorie ofwel selecteert men ze niet.
d. De employer brand van de thuisverplegingsorganisaties
Via deze vragen is het de bedoeling om na te gaan in welke mate het ontwikkelen van een sterk
employer brand een invloed heeft op de voorkeur van de studenten voor één van de
thuisverplegingsorganisaties.
Via de onafhankelijke variabele (vraag 8) wordt hun absolute voorkeur voor een van de
thuisverplegingsorganisaties bekeken. Er wordt hier opnieuw gebruik gemaakt van een
ordeningsschaal.
Via de volgende afhankelijke variabele (vraag 9) wordt de respondenten gevraagd om hun
absolute favoriet uit de vorige vraag te beoordelen op een 5-punt likertschaal met een optie
“weet ik niet”. Voor elke van de concepten die onder de term employer branding ressorteren,
wordt gevraagd hoe hun favoriete organisatie hierop scoort.
5.2.5.2 Identificatievragen
Via de identificatievragen wordt een beeld gevormd van de student verpleegkunde.
Een onafhankelijke variabele (vraag 10) die hieronder valt is de vraag die het geslacht van de
respondenten bevraagt.
Een tweede onafhankelijke variabele (vraag 11) bekijkt de leeftijd van de respondenten. In
tegenstelling tot wat men zou verwachten vertoont de leeftijd van studenten nogal grote
verschillen. De oorzaak hiervan ligt in het feit van de opleiding verpleegkunde aan tal van
doelgroepen enorm gestimuleerd wordt.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
48
Ten eerste zijn er de studenten die de opleiding starten aan de leeftijd van 18, normaliter
studeren zij af op de leeftijd van 21 maar dit kan via het systeem van credits ook één of twee
jaar later zijn.
Daarnaast worden er ook heel wat opleidingen aangeboden aan mensen die reeds enkele jaren
in het beroepsleven actief waren. Via allerlei compensatiemaatregelen en dergelijke wordt
getracht mensen op te leiden tot verpleegkundige in de meest aangename omstandigheden.
Een andere onafhankelijke variabele (vraag 12) die hieronder past is de vraag rond de stage in
de thuisverpleging. Via deze vraag kan makkelijk achterhaald worden of de studenten reeds in
contact kwamen met de thuisverpleging. Er zal in het verdere onderzoek bekeken worden in
welke mate dit een invloed heeft op de voorkeur van studenten voor de thuisverpleging en het
belang dat studenten hechten aan de concepten van de employer brand.
Een laatste onafhankelijke variabele (vraag 14) betreft de vraag naar de soort opleiding die men
volgt. Hierbij zijn 3 mogelijkheden. Ofwel volgt men een HBO5 opleiding, deze opleiding
vervangt de vroegere A2-opleiding. Ofwel volgt men een bachelor opleiding, deze opleiding
staat gelijk met opleiding tot A1-verpleegkundige die men voorheen kon volgen. Na de bachelor
opleiding kan men nog een masteropleiding volgen. Meer uitleg omtrent de soorten opleiding
kunt u trouwens terugvinden in bijlage 2. Opnieuw wordt de antwoordmogelijkheid “andere”
opgenomen om ervoor te zorgen dat antwoordmogelijkheden exhausief zijn. Indien men
andere aankruist wordt in de het bijvraagje gevraagd om die andere te omschrijven.
5.2.5.3 Controlevragen
Tot slot worden nog een aantal controlevragen aan de vragenlijst toegevoegd. Op die manier
wordt er overzicht bewaard over wie de enquête invult.
Een eerste onafhankelijke variabele (vraag 1) controleert of de respondenten effectief tot de
doelgroep van het onderzoek behoren. Er wordt aan de studenten gevraagd of ze enerzijds
verpleegkunde studeren. Wanneer die niet het geval is, worden hun antwoorden uit de data
verwijderd. Anderzijds wordt gevraagd of de studenten bezig zijn aan het laatste jaar van hun
opleiding. Niet-laatstejaarsstudenten worden niet uit de data verwijderd maar zullen apart
bekeken worden. Uit de exploratieve interviews bleek namelijk dat de
thuisverplegingsorganisaties vooral aandacht zullen hebben voor laatstejaars en niet zozeer
voor andere groepen studenten.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
49
Het zou dan ook kunnen dat niet-laatstejaarsstudenten andere ideeën hebben rond de
employer brand of een ander beeld hebben over thuisverplegingsorganisaties. Ook deze vraag
zal binaire antwoorden opleveren.
Een tweede onafhankelijke variabele (vraag 2a) peilt naar de toekomst die de studenten voor
ogen hebben. Zijn ze van plan om volgend jaar verder te studeren, zullen ze beginnen werken
of hebben ze nog totaal geen idee wat ze volgend jaar gaan doen. Via een 4-punt likertschaal,
met optie geen mening wordt bekeken wat de plannen naar volgend schooljaar toe zijn.
Volgend jaar heeft hier een dubbele betekenis. Voor de studenten die normaliter afstuderen in
juni 2011, loopt het volgend jaar vanaf september 2011. Voor studenten die normaliter
afstuderen in januari 2012, loopt het volgend jaar vanaf januari 2012. Dit wordt duidelijk in de
vraag uitgelegd om verwarring te vermijden.
Een onafhankelijke variabele (vraag 2b) die daarop volgt, gaat na waar de studenten zouden
beginnen werken. Deze vraag wordt toegevoegd omdat de thuisverplegingsorganisaties vaak
provinciaal werken, zo zal bijvoorbeeld de socialistische mutualiteit een andere manier van
werken hanteren in West-, Oost-Vlaanderen en Antwerpen in vergelijking met hun werking in
Vlaams Brabant, Limburg en Brussel. De optie andere werd toegevoegd zodat studenten die
niet zouden beginnen werken in Vlaanderen ook een antwoord kunnen aanvinken dat past bij
hun mening.
Een laatste onafhankelijke variabele in dit rijtje (vraag 13) wordt toegevoegd om een overzicht
te bewaren in de scholen die effectief de enquêtes doorspelen naar de studenten en de scholen
dit niet doen. Op die manier wordt duidelijk of de steekproef voldoende gedifferentieerd is of
niet. Ook hier wordt een optie andere toegevoegd zodat de antwoordmogelijkheden exhausief
zijn.
In het hoofdstuk dat hierop volgt worden de vragen uit de vragenlijst statisch verwerkt. Daarna
worden er conclusies getrokken met betrekking tot de hypotheses die opgesteld werden in
hoofdstuk vier.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
50
HOOFDSTUK 6 BEVINDINGEN VAN HET KWANTITATIEF ONDERZOEK:
TOETSEN VAN DE HYPOTHESEN
6.1 INLEIDING
In dit hoofdstuk worden de hypothesen die in het vierde hoofdstuk werden opgesteld getoetst
aan de hand van de verzamelde data. Deze statistische bewerking werd uitgevoerd met behulp
van het programma spss 17.0 voor windows.
Vooraleer gestart kan worden met een grondig onderzoek van de resultaten wordt een
dataverificatie uitgevoerd. Op die manier kan men er zeker van zijn dat met correcte en
relevante gegevens wordt gewerkt. Daarna wordt de steekproef beschreven, zodat duidelijk
wordt wie de vragenlijst invulde. Tot slot volgen de resultaten van de getoetste hypothesen en
een verklaring voor de bevindingen.
6.2 DATAVERIFICATIE
Via frequentietabellen wordt de ingevoerde data geverifieerd. Nadat deze tabellen
gecontroleerd zijn, wordt besloten dat de data correct ingevoerd waren.
Uiteindelijk vulden 365 respondenten de vragenlijst in. Er worden 77 respondenten uit de
vragenlijst verwijderd, omdat ze enkel de vragenlijst opende en geen enkele vraag invulden.
Van de studenten die de vragenlijst invulden zit 70% in het laatste jaar van hun opleiding, 29%
zit niet in het laatste jaar. 1% van de ondervraagden studeert geen verpleegkunde, deze
respondenten worden dan ook uit de steekproef verwijderd. Op die manier behoudt men een
steekproef van 287 personen over die nu verder gebruikt zal worden in de analyses.
6.3 BESCHRIJVING VAN DE STEEKPROEF
In hoofdstuk vier werd reeds beschreven hoe de respondenten verzameld werden. In tabel 1
worden de belangrijkste kenmerken van de steekproef op een rijtje gezet.
Socio-demografische gegevens Categorieën %
Geslacht Vrouw
Man
88%
12%
Leeftijd Jonger dan 22 jaar
22 of 23 jaar
Ouder dan 23
46,2%
20,5%
33,3%
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
51
School waar men studeert KHL (Leuven)
HBOV (Brugge)
Vesalius (Oostende, Brugge, Gent)
KULeuven
Artevelde Hogeschool (Gent)
KHLIM (Hasselt)
38%
28%
14,7%
10%
7,3%
2%
Opleiding1 HBO5
Bachelor opleiding
Masteropleiding
33,1%
54,3%
12,6%
Huidige status2 Laatstejaars
Geen laatstejaars
70, 8%
29,2%
Toekomstplannen laatstejaars Volgend jaar verder studeren
Zeker niet
Eerder niet
Eerder wel
Zeker wel
Volgend jaar werken
Zeker niet
Eerder niet
Eerder wel
Zeker wel
20,2%
14,0%
21,5%
44,3%
22,3%
11,2%
11,2%
55,4%
Waar wil men aan de slag West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Antwerpen
Vlaams Brabant
Limburg
Brussel
Andere
34,0%
32,8%
4,1%
22,5%
4,1%
0,8%
1,6%
Tabel 1 Beschrijving van de steekproef aan de hand van socio-demografische variabelen
1 Meer info omtrent de verschillende opleidingsmogelijkheden vindt u in bijlage 2.
2 Uit de steekproef werden eerst alle respondenten geschrapt die geen verpleegkunde studeren.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
52
6.4 TESTEN VAN DE HYPOTHESEN
In wat hierna volgt worden de hypothesen die in hoofdstuk 4 werden opgesteld één voor één
getest.
6.4.1 WELKE ASPECTEN VAN DE EMPLOYER BRAND VINDEN STUDENTEN VERPLEEGKUNDE BELANGRIJK
Hypothese 1
Studenten verpleegkunde die in het laatste jaar zitten vinden elk aspecten van employer
branding even belangrijk.
H0: Er is geen verschil in de voorkeur van de studenten voor een bepaalde aspecten van
de employer brand.
H1: Er is wel een verschil in de voorkeur van de studenten voor een bepaalde aspecten
van de employer brand.
Deze hypothese wordt onderzocht met behulp van de derde vraag in de vragenlijst. De
studenten kregen hierbij 26 kenmerken waarover een werkgever al dan niet beschikt,
voorgeschoteld. Men kon hierbij aankruisen of dit specifieke element een “noodzakelijke”
voorwaarde, een “hoe meer, hoe liever” voorwaarde, een “mooi meegenomen” voorwaarde of
een “onbelangrijke” voorwaarde was.
In de volgende paragrafen worden de kenmerken waarover potentiële werkgevers al dan niet
kunnen beschikken opgedeeld in drie categorieën. Deze opdeling wordt gemaakt op basis van
de mediaan. Die geeft aan welk van de vier keuzemogelijkheden het meest werd aangekruist
door de respondenten. In de grafieken wordt na elk balkje ook weergegeven hoeveel procent
van de respondenten die keuze maakte.
6.4.1.1 Noodzakelijke voorwaarde
Wanneer aan 287 studenten verpleegkunde gevraagd om uit een lijst van 26 items een keuze te
maken van de items die een toekomstige werkgever zeker moet bezitten, volgt dit resultaat.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
53
Figuur 2 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van de respondenten als noodzakelijke voorwaarde wordt opgegeven
6.4.1.2 Hoe meer, hoe liever voorwaarde
Wanneer aan 287 studenten verpleegkunde gevraagd om uit een lijst van 26 items een keuze te
maken van de items die een toekomstige werkgever zoveel mogelijk moet bezitten dan komt
men tot de volgende resultaten.
Figuur 3 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van de respondenten als hoe meer, hoe liever voorwaarde wordt opgegeven
40,00%
42,60%
44,90%
45,50%
47,90%
48,10%
51,20%
64,50%
70,40%
Het bedrijf is financieel gezond
Dicht werken bij de woonplaats
Het bedrijf behandelt sollicitanten zeer vriendelijk
Extra training en opleiding
De leidinggevende betekent een echte steun
Er is een goede work-life balans
Werken in teamverband
Werkzekerheid
Er is een aangename en collegiale sfeer
Noodzakelijke voorwaarde
40,30%
42,30%
42,60%
46,90%
47,10%
47,90%
49,20%
49,20%
49,60%
50,40%
50,80%
50,80%
52,90%
54,10%
Aandacht voor het milieu
Er is aandacht voor ethiek
Er zijn veel extra-legale voordelen
Objectieve en vooraf bepaalde doelstellingen
Het bedrijf heeft een positief imago
Zeer veel communicatie
Persoonlijke begeleiding en coaching
Goede reputatie
Veel aandacht aan de evaluatie van de werknemers
Moderne en goed uitgeruste omgeving
Flexibele uren
Het bedrijf heeft aandacht voor diversiteit
Gevarieerd takenpakket
Er is een grote mate van autonomie
Hoe meer, hoe liever
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
54
6.4.1.3 Mooi meegenomen voorwaarde
Wanneer aan 287 studenten verpleegkunde gevraagd om uit een lijst van 26 items een keuze te
maken van de items die een toekomstige werkgever eventueel mag bezitten dan komt men tot
de volgende resultaten. Deze kenmerken zijn niet noodzakelijk in de hun keuze voor een
bepaalde werkgever bij de studenten, maar wanneer de werkgever over dit kenmerk beschikt is
het mooi meegenomen.
Figuur 4 Overzicht van de elementen van de employer brand die door de meerderheid van de respondenten als mooi meegenomen voorwaarde wordt opgegeven
6.4.2 HET IMAGO VAN THUISVERPLEGING BIJ STUDENTEN VERPLEEGKUNDE
6.4.2.1 Imago van de verschillende tewerkstellingsmogelijkheden
Hypothese 2a
Werken in de thuisverpleging is een optie die laatstejaars verpleegkunde evenveel
aanspreekt als de andere mogelijkheden die ze hebben.
H0: Er is geen verschil in de mate waarin de optie werken in de thuisverpleging de
laatstejaars verpleegkunde aanspreekt.
H1: Er is wel een verschil in de mate waarin de optie werken in de thuisverpleging de
laatstejaars verpleegkunde aanspreekt.
Om de hypothese te testen, die stelt dat laatstejaars elk optie om te werken als
verpleegkundige evenveel aanspreekt als de andere opties, werd vraag 4 gebruikt.
38,80%
43,00%
44,00%
Competitief sterk bedrijf
Het bedrijf heeft een grote naambekendheid
Een hoger loon dan gelijkaardige bedrijven in de sector
Mooi meegenomen
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
55
Die gaf aan de respondenten een lijstje van mogelijke tewerkstellingsopties waarbij gevraagd
werd of die optie de studenten aanspreekt of niet.
In figuur 5 worden een grafiek weergegeven waarbij de antwoordcategorieën “spreekt mij wel
aan” en “spreekt mij enorm aan” worden samengevoegd. Op die manier kan men snel een
eerste impressie krijgen van de tewerkstellingsmogelijkheden die de respondenten aanspreken
of enorm aanspreken.
Figuur 5 Overzicht van het aantal respondenten die aangeven dat een bepaalde tewerkstellingsmogelijkheid hen aanspreekt tot enorm aanspreekt
Uit figuur 5 volgen enkele opmerkelijke conclusies. Ten eerste blijkt dat werken in een
ziekenhuis de toekomstige verpleegkundigen het meeste aanspreekt. Maar liefst 78,20% van de
respondenten vindt dit een aantrekkelijk job en duidde aan in de vragenlijst dat deze optie hen
aanspreekt of zelfs enorm aanspreekt. Werken bij artsen zonder grenzen en lesgeven als
verpleegkundige spreken respectievelijk 47,20% en 46,40% van de studenten aan tot enorm
aan. Werken als thuisverpleegkundige spreekt 38,60% van de respondenten aan tot enorm aan.
17,70%
19,70%
24,00%
29,70%
31,30%
35,90%
38,60%
46,40%
47,20%
78,20%
Werken in een rust- en verzorgingstehuis
In een instelling voor mindervalide personen
Werken als bedrijfsverpleegkundige
Werken in de psychiatrie
Werken in de palliatieve zorgen
Werken in een school (vb. bij een CLB)
Werken in de thuisverpleging
Lesgeven als verpleegkundige
Werken bij artsen zonder grenzen
Werken in een ziekenhuis
Werken in deze sector spreekt aan tot enorm aan
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
56
Men kan hieruit besluiten dat de thuisverpleging het minder slecht doet dan wat aangevoeld
werd door de medewerkers van de verschillende thuisverplegingsorganisaties. Die gaven
namelijk te kennen dat de thuisverpleging te kampen zou hebben met een imagoprobleem. Het
feit dat de thuisverpleging een kleine 40 procent van de toekomstige verpleegkundigen
aanspreekt, spreekt dit toch enigszins tegen.
a. Invloed van de socio-demografische variabelen op het imago van de
tewerkstellingsmogelijkheden
Hypothese 2b
Elke tewerkstellingsmogelijkheid die de toekomstige verpleegkundigen hebben spreekt hen
evenveel aan. Geen enkele tewerkstellingsmogelijkheid heeft een beter imago dan de andere
wanneer men de respondenten gaat bekijken per socio-demografische variabele.
H0: Er is geen significant verschil in het imago van de verschillende
tewerkstellingsmogelijkheden die de respondenten hebben.
H1: Er is wel een significant verschil in het imago van de verschillende
tewerkstellingsmogelijkheden die de respondenten hebben.
Hieronder wordt bekeken wat de invloed is van de socio-demografische variabelen op de
populariteit van de verschillende tewerkstellingsmogelijkheden. Per socio-demografische
variabele wordt telkens een overzicht gegeven van de tewerkstellingsmogelijkheden waarvoor
de voorkeuren significant verschillend waren.
a.1 Invloed van geslacht op het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden (Independent samples
T-test)
Na het uitvoeren van een independent samples t-test bleek geslacht geen significant verschil uit
te maken voor het imago van de verschillende tewerkstellingsmogelijkheden.
a.2 Invloed van leeftijd op het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden (oneway anova)
Via de leeftijdscategorieën die reeds gebruikt werden hierboven in de beschrijving van de
steekproef, wordt hieronder bekeken of de leeftijdscategorie waartoe men behoort een invloed
heeft op de voorkeur voor een bepaalde tewerkstellingsmogelijkheid.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
57
Na het uitvoeren de tests moet men ook hier concluderen dat er tussen de verschillende
leeftijdscategorieën geen significant verschil terug te vinden is wat betreft de voorkeur voor
een bepaalde tewerkstellingsmogelijkheden.
a.3 Invloed van het vervolledigen van een stageopdracht in de thuisverpleging op het imago van
de tewerkstellingsmogelijkheden (Independent samples T-test)
Vooraleer getest kan worden of stage een invloed heeft op het imago van de
tewerkstellingsmogelijkheden, wordt bekeken hoeveel respondenten reeds een stage
uitoefenden in de thuisverpleging.
Dit wordt gedaan met behulp van vraag 12 uit de vragenlijst. Hier wordt namelijk gevraagd of
men reeds een stageopdracht vervulde in de thuisverpleging. Er worden hierbij vier
antwoordcategorieën aangereikt. Om het onderzoek om een eenvoudige wijze te kunnen
vervolledigen worden deze vier antwoordcategorieën teruggebracht tot twee. Het heeft hier
immers niet echt belang of de stage verplicht was of niet, het gaat enkel over het feit of men
een stage in de thuisverpleging deed of niet. In tabel 2 wordt weergegeven welk percentage
van de respondenten een stage deed.
Deed u reeds een stage in de thuisverpleging %
Ja
Nee
51,3%
48,7%
Tabel 2 Verdeling van respondenten volgens het reeds vervuld hebben van een stage in de thuisverpleging
Wanneer men deze onderverdeling nu gaat toepassen op het imago van de verschillende
tewerkstellingsmogelijkheden volgt dat er een significant verschil waar te nemen is voor de
thuisverpleging en de psychiatrie. Dat het verschil voor werken in de thuisverpleging significant
blijkt te zijn, is vrij logisch aangezien de vraag specifiek de stage in de thuisverpleging bevraagt.
De output die verkregen werd door de test uit te voeren in spss kunt u terugvinden in bijlage 7.
Werken in de thuisverpleging N Gemiddelde t-waarde
Deed u reeds stage in de thuisverpleging? Ja 113 2,07 2,13
Nee 103 1,81 2,14
Werken in de psychiatrie
Deed u reeds stage in de thuisverpleging? Ja 112 1,60 -2,37
Nee 102 1,85 -2,36
Tabel 3 Resultaten independent samples T-test op het vervolledigen van een stage en het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
58
Uit tabel 3 kan men concluderen dat het uitvoeren van een stage in de thuisverpleging een
invloed heeft op het imago van twee tewerkstellingsmogelijkheden. Enerzijds blijkt werken in
de thuisverpleging, voor studenten die hier geen stage deden onbekend en onbemind. Zij gaan
werken in de thuisverpleging minder aantrekkelijk vinden dan mensen die wel een stage in de
thuisverpleging deden. Anderzijds zorgt het uitvoeren van een stage in de thuisverpleging
ervoor dat men een verschillende mening krijgt over werken in de psychiatrie. Respondenten
die een stage uitvoerden in de thuisverpleging blijken minder positief te staan tegenover
werken in de psychiatrie dan respondenten die geen stage uitvoerden in de thuisverpleging.
a.4 Invloed van de opleiding op het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden (oneway anova)
Wanneer men bekijkt of het volgen van een bepaalde opleiding leidt tot een significant verschil
in de mate waarin een bepaalde tewerkstellingsmogelijkheid aanspreekt, komt men tot de
volgende conclusies. Er zijn slechts twee tewerkstellingsopties waarbij de verschillen in de
voorkeur significant blijken te zijn. Dit zijn de opties lesgeven als verpleegkundige en werken als
verpleegkundige in een school.
Wanneer men verder zoekt naar de significante verschillen tussen de verschillende groepen
studenten onderling komt men via de Bonferonni test tot de volgende conclusies. De spss
output van deze test kunt u terugvinden in bijlage 8.
Lesgeven als verpleegkundige
Enkel het verschil tussen HBO5 en de masteropleiding is significant
Werken in een school
Enkel het verschil tussen HBO5 en de bachelor is significant
Optie Opleiding N Gemiddelde Significant verschil
Lesgeven als verpleegkundige
HBO5 Bachelor Master
49 74 17
1,88 2,23 2,53
Master Ja
Werken in een school (bijvoorbeeld in een CLB3)
HBO5 Bachelor Master
48 73 15
2,23 1,75 2,00
Bachelor
Ja
Tabel 4 Resultaten oneway anova op opleiding en het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden
Uit de tabel 4 kan men dan ook concluderen dat lesgeven als verpleegkundige populairder blijkt
te zijn bij studenten uit de master dan bij studenten uit de HBO5 opleiding.
3 Centrum voor Leerlingenbegeleiding
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
59
Daarnaast kan men ook concluderen dat werken in een school meer aanspreekt bij studenten
uit de HBO5 opleiding dan bij studenten uit de bachelor.
a.5 Invloed van de studiestatus op het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden (Independent
samples T-test)
De studiestatus van de respondenten wordt gevonden via de eerste vraag. Daarin wordt
namelijk gevraagd aan de respondent om aan te duiden of hij/zij een laatstejaarsstudent
verpleegkunde is of niet.
Na het uitvoeren van een independent samples t-test bleek studiestatus een significant verschil
uit te maken voor het imago van één tewerkstellingsmogelijkheid, namelijk werken in de
psychiatrie.
Werken in de psychiatrie N Gemiddelde t-waarde
Studiestatus Laatstejaars 167 1,61 -2,05
Geen laatstejaars 61 1,89 -2,02
Tabel 5 Resultaten independent samples T-test op studiestatus en het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden
Uit tabel 5 blijkt dat respondenten die in het laatste jaar van hun opleiding zitten gemiddelde
een lagere aantrekking hebben tot werken in de psychiatrie dan respondenten die niet in het
laatste jaar van hun opleiding zitten. De spss output van deze test kunt u terugvinden in bijlage
9.
a.6 Invloed van de toekomstplannen op het imago van de tewerkstellings-mogelijkheden (oneway
anova)
De toekomstplannen van de respondenten volgen uit de tweede vraag. Deze vraag bestaat in
feite uit 3 deelvragen.
Voor de eerste deelvraag, waarin respondenten moeten aangeven in welke mate ze akkoord
gaan met de stelling dat ze volgend jaar verder zullen studeren, zijn er 3
tewerkstellingsmogelijkheden waarbij de verschillen significant zijn. Deze opties zijn: lesgeven
als verpleegkundige, werken in de psychiatrie en werken bij artsen zonder grenzen.
Wanneer men verder zoekt naar de significante verschillen tussen de verschillende groepen
studenten onderling komt men via de gepaste testen tot de volgende conclusies, de output van
deze tests zijn terug te vinden in bijlage 10.1.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
60
Aangezien voor de opties lesgeven en werken in een school de varianties niet gelijk zijn maakt
men gebruik van de Tamhane’s test, voor de optie artsen zonder grenzen maakt men gebruik
van de Bonferonni test.
Lesgeven als verpleegkundige
Verschil tussen “zeker wel” – “zeker niet” en verschil tussen “zeker wel” –
“eerder niet” is significant
Werken in de psychiatrie
Verschil tussen “zeker niet” – “eerder wel” is significant
Werken bij artsen zonder grenzen
Verschil tussen “zeker niet” – “eerder wel” en verschil tussen “zeker niet” –
“zeker wel” is significant
Voor de tweede deelvraag die op analoge wijze wordt opgelost als de eerste deelvraag worden
de volgende resultaten gevonden.
Er zijn voor de tweede deelvraag slechts 2 tewerkstellingsopties waarbij de verschillen
significant zijn. Dit zijn de opties lesgeven als verpleegkundige en werken bij artsen zonder
grenzen. Voor deze opties zijn de varianties niet gelijk, men maakt hier dan ook gebruik van de
Tamhane’s test. De output van deze tests is terug te vinden in bijlage 10.2.
Uit deze tests kan men dan ook het volgende opmaken.
Lesgeven als verpleegkundige
Verschil tussen “zeker niet” – “zeker wel” is significant
Werken bij artsen zonder grenzen
Verschil tussen “zeker wel” – “eerder niet” is significant
Voor de derde deelvraag blijkt geen enkele tewerkstellingsmogelijkheid voor significante
verschillen te zorgen.
De resultaten die gevonden werden voor deze vraag worden in tabel nog eens overzichtelijk
weergegeven.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
61
Ik ga volgend jaar verder studeren
Optie Antwoord N Gemiddelde Significant verschil
Lesgeven als verpleegkundige
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
37 25 40 76
1,78 1,84 2,03 2,43
Zeker wel Zeker wel
Ja Ja
Werken in de psychiatrie
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
37 26 42 78
1,32 1,73 2,02 1,68
Eerder wel Ja
Werken bij artsen zonder grenzen
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
36 26 38 73
1,56 2,00 2,13 2,29
Zeker niet Zeker niet
Ja Ja
Ik ga volgend jaar werken
Lesgeven als verpleegkundige
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
39 18 20 103
2,51 2,11 2,00 2,00
Zeker wel Ja
Werken bij artsen zonder grenzen
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel
36 17 21 102
2,36 2,59 2,29 1,92
Zeker wel
Ja
Tabel 6 Resultaten oneway anova op toekomstplannen en het imago van de tewerkstellingsmogelijkheden
Men kan uit tabel 6 dan ook de volgende conclusie trekken. Voor studenten die volgend jaar
eventueel nog een jaar zouden verder studeren en studenten die dat niet van plan zijn, blijkt
een significant verschillende mening ten aanzien van de tewerkstelling als leerkracht, werken in
de psychiatrie of werken bij artsen zonder grenzen.
Wanneer men “zeker wel” antwoordt lijkt een job in het onderwijs aantrekkelijker dan wanneer
men “eerder niet” of “zeker niet” antwoordt op de vraag of men volgend jaar zou verder
studeren. Wanneer men “eerder wel” aanvinkt spreekt een job in de psychiatrie meer aan dan
wanneer men de optie “zeker niet” kiest. Wanneer men “zeker niet” aankruist lijkt een job bij
artsen zonder grenzen minder waarschijnlijk dan wanneer men “eerder wel” of “zeker wel”
aanduidde.
Voor studenten die volgend jaar zouden gaan werken en studenten die dat niet van plan zijn,
zijn er significante verschillen waar te nemen bij de opties lesgeven en werken bij artsen zonder
grenzen. Wanneer men “zeker niet” aangeeft, heeft een job in het onderwijs een positiever
imago dan wanneer men “zeker wel” aangeeft. Wanneer men “zeker wel” aangeeft is werken
bij artsen zonder grenzen minder populair dan wanneer men “eerder niet” aanduidde.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
62
b. Opstellen van een persoonlijke top 10
Hypothese 2c
Elke tewerkstellingsoptie is even populair bij de laatstejaars verpleegkunde.
H0: Er is geen verschil in de populariteit van de opties die de laatstejaars verpleegkunde
hebben wanneer ze een persoonlijke top 10 dienen te maken.
H1: Er is wel een verschil in de populariteit van de opties die de laatstejaars
verpleegkunde hebben wanneer ze een persoonlijke top 10 dienen te maken.
Wanneer aan respondenten gevraagd wordt om de 10 tewerkstellingsopties uit vraag 4 te
ordenen volgens hun eigen voorkeur, dan volgt dit resultaat.
Optie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Ziekenhuis 57,0% 12,7% 7,0% 4,8% 4,8% 3,1% 1,8% 3,1% 2,2% 3,5%
Lesgeven 5,7% 26,3% 12,3% 9,6% 13,6% 7,0% 7,9% 3,5% 5,7% 8,3%
Thuisverpleging 8,3% 13,6% 20,6% 8,3% 16,2% 9,2% 8,3% 4,8% 7,9% 2,6%
RVT4 2,2% 6,6% 4,4% 13,2% 8,3% 11,0% 16,2% 10,5% 10,5% 17,1%
In een bedrijf 0,9% 3,5% 8,8% 18,0% 14,9% 14,0% 12,7% 9,6% 9,2% 8,3%
In een school 3,1% 8,8% 11,8% 17,1% 16,2% 16,7% 9,2% 7,0% 5,3% 4,8%
Palliatieve zorgen 2,2% 4,4% 12,3% 8,3% 8,8% 13,6% 20,2% 15,4% 11,0% 3,9%
Psychiatrie 12,7% 6,1% 7,0% 5,3% 3,5% 7,5% 7,0% 21,5% 11,8% 17,5%
Instelling voor minder-
valide personen
1,8% 1,8% 5,3% 7,0% 6,6% 11,4% 11,0% 20,2% 23,7% 11,4%
Artsen zonder grenzen 6,1% 16,2% 10,5% 8,3% 7,0% 6,6% 5,7% 4,4% 12,7% 22,4%
Tabel 7 Verdeling van de respondenten over de verschillende tewerkstellingsmogelijkheden bij het opstellen van een persoonlijke top 10
Uit tabel 7 kan men de volgende conclusies trekken.
Er een meerderheid van de respondenten heeft de volgende top 3 in gedachten.
o Eerste plaats: werken in een ziekenhuis
o Tweede plaats: lesgeven als verpleegkundige
o Derde plaats: werken in de thuisverpleging
Werken als bedrijfsverpleegkundige en werken in een school belandt veelal in het
midden van de top tien.
4 Rust- en verzorgingstehuis
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
63
Werken in de palliatieve zorgen, in de psychiatrie of werken in een rust- en
verzorgingstehuis scoort eerder laag bij de bevraagde respondenten.
De opties werken in de psychiatrie of werken bij artsen zonder grenzen scoren ook niet
zo goed. Vaak krijgen zij ook een plek onderaan de top 10. Toch moet dit wat
genuanceerd worden. Zo plaats iets meer dan 25% van de respondenten werken in de
psychiatrie in zijn/haar top 3, voor artsen zonder grenzen ligt dat percentage zelfs nog
iets hoger namelijk 32,8%. Over deze twee tewerkstellingsopties hebben de
respondenten blijkbaar een uitgesproken mening. Ofwel is men overtuigt van deze
optie, ofwel helemaal niet.
Hypothese 2d
Werken in de thuisverpleging is even populair als de andere opties die laatstejaars
verpleegkunde hebben.
H0: Er is geen verschil in de populariteit van de optie werken in de thuisverpleging
wanneer studenten verpleegkunde een persoonlijke top 10 dienen te maken.
H1: Er is wel een verschil in de populariteit van de optie werken in de thuisverpleging
wanneer studenten verpleegkunde een persoonlijke top 10 dienen te maken.
Zoals reeds aangehaald onder de voorgaande hypothese blijkt toch niet elke
tewerkstellingsmogelijkheid even populair onder de respondenten. Wanneer respondenten een
top 10 van hun voorkeur moeten opstellen blijkt dat sommige tewerkstellingsoptie beter
scoren dan andere. Uit de bovenstaande tabel blijkt bovendien dat 20,6% van de respondenten
werken in de thuisverpleging op de derde plaats zet. Werken in de thuisverpleging heeft dus
een vrij positief imago onder de respondenten. Dit wordt ook bevestigd in figuur 6.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
64
Figuur 6 Overzicht van het aantal respondenten die een bepaalde plaats toebedelen aan de thuisverpleging
Hieruit blijkt namelijk duidelijk dat het merendeel van de respondenten de optie werken in de
thuisverpleging een hoge plaats toebedeeld in de rangschikking die moet worden opgemaakt.
Bij het bekijken van de kwartielen volgt als resultaat dat 25% van de respondenten aangeeft dat
werken in de thuisverpleging in de top 3 staat, de helft van de respondenten nomineert
thuisverpleging in de top 5 en 75% van de respondenten stelt zelfs dat werken in de
thuisverpleging tot zijn/haar top 6 behoort.
6.4.3 DE TOP-OF-MIND AWARENESS EN DE INTERESSE OM AAN DE SLAG TE GAAN BIJ ÉÉN VAN DE DRIE
THUISVERPLEGINGSORGANISATIE
6.4.3.1 Unaided top-of-mind awareness
In de zesde vraag van de enquête wordt aan de respondenten gevraagd om zonder enige vorm
van hulp alle thuisverplegingsorganisaties waaraan ze denken te noteren. Op die manier wordt
de unaided top-of-mind awareness van de thuisverplegingsorganisaties gemeten. Uit deze
vraag kunnen de volgende resultaten worden gehaald.
Unaided top-of-mind awareness % van de respondenten die spontaan de
organisatie opsomt
Wit-Gele Kruis 96,9%
Centrum voor thuiszorg 49,2%
Solidariteit voor het gezin 46,1%
Tabel 8 Resultaten unaided top-of-mind awareness test voor de thuisverplegingsorganisaties
8,3
13,6
20,6
8,3
16,2
9,28,3
4,8
7,9
2,6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Plaats werken in de thuisverpleging in de top 10
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
65
Uit tabel 8 blijkt duidelijk dat het Wit-Gele kruis de grootste unaided top-of-mind awareness
heeft onder de respondenten. Bijna 97% van de respondenten noteert deze organisatie. Deze
percentages liggen veel lager voor Centrum voor thuiszorg en Solidariteit voor het gezin.
Minder dan de helft van de respondenten somt deze organisaties op.
6.4.3.2 Aided top-of-mind awareness
Om na te gaan wat de aided top-of-mind awareness is van de drie thuisverplegingsorganisaties,
wordt in de volgende vraag (vraag 7a) nagegaan of men de organisaties kent die worden
aangegeven in een lijstje. Daaruit volgen deze resultaten.
Aided top-of-mind awareness % van de respondenten die aangeeft de
organisatie te kennen
Wit-Gele Kruis 99,6%
Centrum voor thuiszorg 69,9%
Solidariteit voor het gezin 72,8%
Tabel 9 Resultaten aided top-of-mind awareness test voor de thuisverplegingsorganisaties
Wanneer de respondenten geholpen worden liggen de percentages logischerwijze hoger, dit
wordt ook bevestigd in tabel 9. Opnieuw scoort het Wit-Gele Kruis hierop het best, bijna de
volledige groep respondenten herkent de organisatie. Solidariteit voor het gezin steekt hier
Centrum voor thuiszorg voor, kennelijk denken de respondenten vaker aan Centrum voor
thuiszorg in een unaided top-of-mind test maar herkennen ze vaker Solidariteit voor het gezin
als een thuisverplegingsorganisatie.
Een mogelijke verklaring voor het verschil tussen de top-of-mind awareness van het Wit-Gele
Kruis en de 2 andere organisatie is dat het Wit-Gele Kruis enkel thuisverpleging als activiteit
heeft. De 2 andere organisatie bieden een brede waaier aan van diensten en worden mogelijks
minder snel herkent als thuisverplegingsorganisatie.
6.4.3.3 Interesse om bij één van de thuisverplegingsorganisatie aan de slag te gaan
In de vraag die daarop volgt (vraag 7b) wordt gepeild naar de interesse van de respondenten,
voor elke opgegeven organisatie, of ze reeds overwogen hebben om te solliciteren, ze effectief
reeds gesolliciteerd hebben of ze nog niet overwogen of gesolliciteerd hebben. De
respondenten duidden daarbij de volgende antwoorden aan.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
66
Antwoord Wit-Gele Kruis Centrum voor thuiszorg
Solidariteit voor het gezin
Solliciteren overwogen 20,4% 7,5% 4,8%
Effectief gesolliciteerd 5,8% 0,4% 1,3%
Nog niet overwogen of effectief gesolliciteerd
73,9% 92,1% 93,8%
Tabel 10 Resultaten bevraging respondenten interesse om bij één van de thuisverplegingsorganisaties aan de slag te gaan
6.4.3.4 Sollicitatiegedrag en unaided top-of-mind
Hypothese 3a
Respondenten die een thuisverplegingsorganisatie spontaan opnoemen bij een unaided top-
of-mind awareness test zullen eerder overwegen om bij die organisatie te gaan solliciteren.
H0: Er is geen significant verschil in de mate waarin respondenten overwegen te
solliciteren bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
opnoemen in een unaided top-of-mind awareness test.
H1: Er is een significant verschil in de mate waarin respondenten overwegen te
solliciteren bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
opnoemen in een unaided top-of-mind awareness test.
Hypothese 3b
Respondenten die een thuisverplegingsorganisatie spontaan opnoemen bij een unaided top-
of-mind awareness test zullen eerder effectief gesolliciteerd hebben bij die organisatie.
H0: Er is geen significant verschil in de mate waarin respondenten effectief gesolliciteerd
hebben bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
opnoemen in een unaided top-of-mind awareness test.
H1: Er is een significant verschil in de mate waarin respondenten effectief gesolliciteerd
hebben bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
opnoemen in een unaided top-of-mind awareness test.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
67
Om na te gaan of een hogere unaided top-of-mind awareness leidt tot een hoger percentage
respondenten dat overweegt om bij die organisatie te gaan solliciteren, of een hoger
percentage respondenten dat effectief solliciteerde bij één van de organisaties wordt gewerkt
met kruistabellen.
a. Resultaten Wit-Gele Kruis (crosstabs)
Het Wit-Gele kruis wordt genoemd bij de unaided test
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren 19,5% 25,0% 19,7%
Effectief gesolliciteerd 7,3% 0,0% 7,1%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
73,2% 75,0% 73,2%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 11 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij het Wit-Gele Kruis aan de slag te gaan
Om uit te maken of dit verschil significant is, wordt gekeken naar de Pearson Chi-square (0,35
met een significantie > 0,05). Hieruit kan dan ook worden besloten dat de nulhypothese niet
mag worden verworpen. Uit de output die wordt verkregen blijkt ook dat niet aan alle
voorwaarden voldaan is om dergelijke test uit te voeren, drie cellen hebben namelijk minder
dan vijf respondenten. Verder details kunt u terugvinden in de tabellen uit spss in bijlage 11.1.
b. Resultaten Centrum voor thuiszorg
Centrum voor thuiszorg wordt genoemd bij de unaided test
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren
11,1% 4,6% 7,8%
Effectief gesolliciteerd 0,0% 1,5% 0,8%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
88,9% 93,8% 91,4%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 12 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij het Centrum voor thuiszorg aan de slag te gaan
Opnieuw wordt gebruikt gemaakt van de Pearson Chi-square (2,78 met een significantie > 0,05)
om uit te maken of dit verschil significant is. Er moet hier dan ook opnieuw worden besloten
dat de nulhypothese niet verworpen kan worden. Daarnaast blijkt ook uit de output die wordt
verkregen dat niet aan alle voorwaarden werd voldaan om deze test uit te voeren, drie cellen
hebben namelijk minder dan vijf respondenten. Verder details kunt u terugvinden in de
tabellen uit spss in bijlage 11.2.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
68
c. Resultaten Solidariteit voor het gezin
Solidariteit voor het gezin wordt genoemd bij de unaided test
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren
3,4% 1,4% 2,3%
Effectief gesolliciteerd 1,7% 1,4% 1,6%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
94,9% 97,1% 96,1%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 13 Resultaten crosstabs op unaided top-of-mind awareness en interesse om bij Solidariteit voor het gezin aan de slag te gaan
Ook hier wordt gebruik gemaakt van de Pearson Chi-square (0,54 met een significantie > 0,05)
om te bepalen of dit verschil significant is. Ook hier komt men tot de conclusie dat de
nulhypothese niet kan worden verworpen. Opnieuw duikt hetzelfde probleem als bij de twee
voorgaande kruistabellen op. De voorwaarden zijn niet volledig in orde om hieruit sterke
conclusies te trekken, vier cellen hebben namelijk minder dan vijf respondenten. Verder details
kunt u terugvinden in de tabellen uit spss in bijlage 11.3
6.4.3.5 Sollicitatiegedrag en aided top-of-mind
Hypothese 4a
Respondenten die aangeven een thuisverplegingsorganisatie te herkennen bij een aided top-
of-mind awareness test zullen eerder overwegen om bij die organisatie te gaan solliciteren.
H0: Er is geen significant verschil in de mate waarin respondenten overwegen te
solliciteren bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
menen te herkennen in een aided top-of-mind awareness test.
H1: Er is een significant verschil in de mate waarin respondenten overwegen te
solliciteren bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
menen te herkennen in een aided top-of-mind awareness test.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
69
Hypothese 4b
Respondenten die aangeven een thuisverplegingsorganisatie te herkennen bij een aided top-
of-mind awareness test zullen eerder effectief gesolliciteerd hebben bij die organisatie.
H0: Er is geen significant verschil in de mate waarin respondenten effectief gesolliciteerd
hebben bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
menen te herkennen in een aided top-of-mind awareness test.
H1: Er is een significant verschil in de mate waarin respondenten effectief gesolliciteerd
hebben bij een thuisverplegingsorganisatie wanneer ze die organisatie al dan niet
menen te herkennen in een aided top-of-mind awareness test.
Om na te gaan of een hogere aided top-of-mind awareness leidt tot een hoger percentage
respondenten dat overweegt om bij die organisatie te gaan solliciteren, of een hoger
percentage respondenten dat effectief solliciteerde bij één van de organisaties wordt opnieuw
gewerkt met kruistabellen.
a. Resultaten Wit-Gele Kruis
Wit-Gele Kruis wordt herkent als thuisverplegingsorganisatie
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren
20,0% 100% 20,4%
Effectief gesolliciteerd 5,8% 0,0% 5,8%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
74,2% 0,0% 73,9%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 14 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij het Wit-Gele Kruis aan de slag te gaan
Om uit te maken of dit verschil significant wordt gekeken naar de Pearson Chi-square (3,93 met
een significantie > 0,05). Hieruit kan dan ook worden besloten dat de nulhypothese niet mag
worden verworpen. Uit de output die wordt verkregen blijkt ook dat niet aan alle voorwaarden
voldaan is om dergelijke test uit te voeren, drie cellen hebben namelijk minder dan vijf
respondenten. Verder details kunt u terugvinden in de tabellen uit spss in bijlage 12.1.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
70
b. Resultaten Centrum voor thuiszorg
Centrum voor thuiszorg wordt herkent als thuisverplegingsorganisatie
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren
10,8% 0,0% 7,6%
Effectief gesolliciteerd
0,0% 1,5% 0,4%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
89,2% 98,5% 92,0%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 15 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij het Centrum voor thuiszorg aan de slag te gaan
Opnieuw wordt gebruikt gemaakt van de Pearson Chi-square (10,12 met een significantie >
0,05) om uit te maken of dit verschil significant is. Er moet hier dan ook opnieuw worden
besloten dat de nulhypothese niet verworpen kan worden. Daarnaast blijkt ook uit de output
die wordt verkregen, dat niet aan alle voorwaarden werd voldaan om deze test uit te voeren,
twee cellen hebben namelijk minder dan vijf respondenten. Verder details kunt u terugvinden
in de tabellen uit spss in bijlage 12.2.
c. Resultaten Solidariteit voor het gezin
Solidariteit voor het gezin wordt herkent als thuisverplegingsorganisatie
Antwoordcategorie Ja Nee Totaal
Overwogen om te solliciteren 6,7% 0,0% 4,9%
Effectief gesolliciteerd 1,2% 1,6% 1,3%
Niet overwogen noch gesolliciteerd
92,1% 98,4% 93,8%
Totaal 100% 100% 100% Tabel 16 Resultaten crosstabs op aided top-of-mind awareness en interesse om bij Solidariteit voor het gezin aan de slag te gaan
Ook hier wordt gebruik gemaakt van de Pearson Chi-square (4,31 met een significantie > 0,05)
om te bepalen of dit verschil significant is. Ook hier komt men tot de conclusie dat de
nulhypothese niet kan worden verworpen. Opnieuw duikt hetzelfde probleem als bij de
voorgaande kruistabellen op. De voorwaarden voldoen niet om hieruit sterke conclusies te
trekken, drie cellen hebben namelijk minder dan vijf respondenten. Verder details kunt u
terugvinden in de tabellen uit spss in bijlage 12.3.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
71
6.4.3.6 Conclusies top-of-mind awareness en de werkinteresse in één van de drie
organisaties
Wanneer men alle voorgaande kruistabellen beschouwt, komt men tot de volgende conclusie.
Aangezien het aantal respondenten onvoldoende verdeeld zijn over de verschillende
categorieën (bijvoorbeeld: ik ken de organisaties niet – ik ken de organisatie wel) kunnen geen
sluitende antwoorden gevonden worden die de gestelde hypotheses kunnen staven of
weerleggen. Het eventueel samenvoegen van categorieën is hier niet aan de orde waardoor
een verdere analyse onmogelijk wordt.
6.4.4 AANWEZIGHEID VAN ELEMENTEN VAN DE EMPLOYER BRAND BIJ DE VOORKEURSORGANISATIE
6.4.4.1 Voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie
Hypothese 5a
De respondenten hebben een gelijke voorkeur voor één van de drie
thuisverplegingsorganisaties.
H0: Er is geen verschil in de voorkeur die de respondenten hebben voor één van de drie
thuisverplegingsorganisaties.
H1: Er is een verschil in de voorkeur die de respondenten hebben voor één van de drie
thuisverplegingsorganisaties.
In de achtste vraag wordt gepolst naar de voorkeur van de respondenten inzake de drie
opgesomde thuisverplegingsorganisaties. De respondenten wordt gevraagd om een
rangschikking te maken, waarbij organisatie die het meest de voorkeur wegdraagt van de
respondent op de eerste plaats belandt. In tabel 17 kunt u de resultaten terugvinden.
1e plaats 2e plaats 3e plaats
Wit-Gele Kruis 55,1% 30,1% 14,7%
Centrum voor thuiszorg 14,0% 26,5% 59,6%
Solidariteit voor het gezin 30,9% 43,4% 25,7%
Tabel 17 Verdeling van de respondenten over de verschillende thuisverplegingsorganisaties bij het opstellen van een persoonlijke top 3
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
72
Uit tabel 17 kan men concluderen dat het Wit-Gele Kruis het vaakst op de eerste plaats gezet
wordt door de respondenten. Solidariteit voor het gezin blijkt de op één na populairste
organisatie te zijn. Centrum voor thuiszorg sluit het rijtje af.
6.4.4.2 Invloed van de socio-demografische variabelen op de voorkeur
Hypothese 5b
De socio-demografische variabelen hebben een significante invloed op de keuze voor een
bepaalde thuisverplegingsorganisatie.
H0: De socio-demografische variabelen zorgen niet voor significante verschillen tussen
de voorkeur van de respondenten voor de thuisverplegingsorganisatie.
H1: De socio-demografische variabelen zorgen wel voor significante verschillen tussen
de voorkeur van de respondenten voor de thuisverplegingsorganisatie.
In de paragrafen die hierna volgen wordt getest of de socio-demografische variabelen een
invloed hebben op de voorkeur van de respondenten voor één van de drie
thuisverplegingsorganisaties.
a. Invloed van geslacht op de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie (Independent
samples T-test)
Na het uitvoeren van een independent samples T-test bleek dat geslacht geen significante
invloed had op de voorkeur voor een van de drie thuisverplegingsorganisaties.
b. Invloed van leeftijd op de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie (oneway anova)
Na het uitvoeren van de oneway anova blijkt er geen significant verschil tussen
leeftijdscategorieën wat betreft de keuze voor een thuisverplegingorganisatie.
c. Invloed van het vervolledigen van een stageopdracht op de voorkeur voor een
thuisverplegingsorganisatie (Independent samples T-test)
Na het uitvoeren van de independent samples T-test blijkt er geen significant verschil te zijn
tussen groepen die al dan niet een stageopdracht in de thuisverpleging uitvoerden en hun
keuze voor een bepaalde thuisverplegingsorganisatie.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
73
d. Invloed van de opleiding op de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie
(oneway anova)
Wanneer men bekijkt of er verschillen zijn tussen de verschillende opleidingen en hun voorkeur
voor een bepaalde thuisverplegingsorganisatie, komt via een oneway anova tot het besluit dat
er inderdaad significante verschillen zijn. De resultaten van het uitvoeren van de oneway anova
kunt u trouwens terugvinden in bijlage 13.
Omdat de varianties niet gelijk zijn, wordt er gewerkt met de Tamhane’s test. Daaruit blijkt dat
enkel het verschil in voorkeur tussen de bachelorstudenten en de studenten in de HBO5
opleiding significant is. De respondenten uit de bachelor hebben een gemiddelde van 1,42
(standaardafwijking 0,98) terwijl de respondenten uit de HBO5 opleiding een gemiddelde van
2,03 (standaardafwijking 0,73) aankruisten. Omdat die gemiddelden op zich niet zoveel zeggen
wordt in tabel 18 berekend hoeveel studenten voor elke organisatie kiezen.
Welke opleiding volgt u?
Voorkeurorganisatie HBO5 Bachelor Master
Wit-Gele Kruis 15 26 9
Centrum voor thuiszorg 2 5 0
Solidariteit voor het gezin 16 5 2
Tabel 18 Telling aantal respondenten uit de verschillende opleidingen plaatsen een organisatie op nummer één
De voorkeur voor het Wit-Gele Kruis blijkt ook hier aanwezig te zijn. Doch lijkt die voorkeur
meer uitgesproken in de bachelor dan in de HBO5 opleiding. In die laatste opleiding blijken ook
heel wat respondenten een voorkeur te hebben voor Solidariteit voor het gezin. Aangezien het
hier om een klein deel van de steekproef gaat, moeten deze resultaten echter met de nodige
voorzichtigheid bekeken worden en is het doortrekken van deze resultaten naar de populatie
niet zo vanzelfsprekend.
e. Invloed van studiestatus op de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie
(independent samples T-test)
Na het uitvoeren van de independent samples T-test bleek dat studiestatus geen significant
verschil uitmaakt voor de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
74
f. Invloed van toekomstplannen op de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie
(oneway anova)
Zowel voor de deelvraag “ik ga volgend jaar studeren” als voor de deelvraag “ik ga volgend jaar
werken” worden geen significante verschillen gevonden voor de voorkeur voor een
thuisverplegingsorganisatie.
g. Conclusie invloed van socio-demografische variabelen
Wanneer men bekijkt of de socio-demografische variabelen een significant verschil veroorzaken
in de voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie, kan men besluiten dat dit enkel het geval
is voor gevolgde opleiding. Men kan hier dan ook besluiten dat voor hypothese 5b, die stelt dat
de socio-demografische variabelen een significante invloed hebben op de keuze voor een
bepaalde thuisverplegingsorganisatie, de nulhypothese kan worden verworpen en de socio-
demografische variabele opleiding wel degelijk voor een verschil zorgt.
6.4.4.3 Aanwezigheid van de employer brand elementen
Hypothese 5c
De keuze van de respondenten voor een bepaalde thuisverplegingsorganisatie heeft geen
invloed op het belang dat de respondenten hechten aan de verschillende elementen van de
employer brand.
H0: De keuze voor een thuisverplegingsorganisatie zorgt niet voor een verschil in de
belangrijkheid van de elementen van de employer brand volgens de respondenten.
H1: De keuze voor een thuisverplegingsorganisatie zorgt voor een verschil in de
belangrijkheid van de elementen van de employer brand volgens de respondenten.
Via de negende vraag wordt uitgezocht of respondenten die een bepaalde organisatie op
nummer één zetten, ook andere klemtonen leggen op het belang van de verschillende
onderdelen van de employer brand. Helaas blijkt het uitvoeren van een factoranalyse op deze
vraag vrij zinloos. Er is onvoldoende variatie aanwezig in de antwoorden van de respondenten
om ze te kunnen structureren tot zinvolle componenten.
Er zijn verschillende verklaringen voor dit gebrek aan variatie, deze worden hieronder
besproken.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
75
Ten eerste is het zo dat de vragenlijst vrij uitgebreid is en dat men van de respondenten toch
een behoorlijke inspanning verwacht om de vragenlijst volledig en juist in te vullen. Het feit dat
deze vragenlijst nogal uitgebreid is heeft rechtstreeks te maken met onderwerp dat onderzocht
wordt en de vele facetten hiervan. Vermoedelijk is het enthousiasme van de respondenten om
de vraag grondig en doordacht in te vullen wat verdwenen naar het einde van de vragenlijst
toe. Doordat de respondenten niet meer gemotiveerd zijn om de vraag doordacht in te vullen
treden er twee problemen op.
Enerzijds zijn er respondenten die voor elk element van de employer brand hetzelfde antwoord
aanduidden. Men spreekt in dat geval en een Halo-effect. Dit effect treedt op wanneer een
respondent die een bepaalde mening heeft over een object, deze mening gaat projecteren op
elk deelkenmerk van dit object. Hierdoor komt men weinig te weten over de specifieke mening
van de respondent over de verschillende deelkenmerken (Pelsmacker & Van Kenhove, 2009).
Anderzijds zijn er ook respondenten die de vraag niet volledig invullen. Deze respondenten
worden in dat geval niet opgenomen in de factoranalyse. Daardoor vallen heel wat
respondenten af en blijft er slechts een kleine steekproef over, waarover zeer bezwaarlijk een
goede factoranalyse gemaakt kan worden.
Bij het bekijken van de problemen waarmee men geconfronteerd wordt, zou men zich de vraag
kunnen stellen of de respondenten niet de volledige vragenlijst slecht invulden. Deze
opmerking kan echter weerlegd worden door het feit dat men op de vierde vraag uit de
vragenlijst wel een zinvolle factoranalyse kan uitvoeren. Het bewijs hiervan kunt u terugvinden
in bijlage 14. Daarin is namelijk duidelijk te zien dat een factoranalyse op de vierde vraag
aanleiding geeft tot drie componenten, terwijl factoranalyse op de negende vraag uitdraait in
slechts één component. In de vierde vraag zit dus wel variatie die het mogelijk maakt om
structuur aan te brengen in de antwoorden. De respondenten vulden dus niet de volledige
vragenlijst lukraak in.
Een tweede verklaring voor het gebrek aan variatie wordt gevonden in de manier waarop de
vraag werd opgesteld. Doordat in de achtste vraag gepolst wordt naar de voorkeursorganisatie
zou het kunnen dat de respondenten zich in een positieve stemming bevinden. Hierdoor zou
het kunnen dat de respondenten alle elementen van de employer brand positiever gaan
inschatten.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
76
Wanneer de vragenlijst dus opnieuw gebruikt zou worden in de toekomst zou het niet slecht
zijn om de achtste vraag een andere plaats te geven in de vragenlijst of misschien zelfs te
schrappen.
Ondanks het feit dat er op de negende vraag geen factoranalyse kan worden uitgevoerd, wordt
hieronder toch gepoogd om enige structuur in de gegevens te verwerven. Omdat hierbij echter
niet gewerkt kan worden met significantietesten is de nodige voorzichtigheid bij het analyseren
van die resultaten aangewezen.
Via custom tables wordt een tabel opgesteld waarbij de respondenten in drie groepen
onderverdeeld worden, u kunt deze tabel trouwens terugvinden in bijlage 15. Afhankelijk van
de organisatie die men in de achtste vraag op nummer één zette wordt nu de gemiddelde score
bekeken die men toekende aan elk onderdeel van de employer brand.
De respondenten die het Wit-Gele Kruis op nummer één plaatsten, vinden “een goede
ondersteuning van de verpleegkundigen door de oversten” het belangrijkste item. Dit wordt
gevolgd door “duidelijke doelstellingen voor het personeel” als tweede belangrijkste en “de
verpleegkundigen hebben echt het gevoel dat ze er niet alleen voor staan” op drie.
Voor de respondenten waarvan Centrum voor thuiszorg de voorkeur geniet, is het belangrijkste
element, net als bij het Wit-Gele Kruis trouwens, “een goede ondersteuning van de
verpleegkundigen door de oversten”. Dit wordt gevolgd door “een toffe werksfeer en een hoge
mate van collegialiteit”. Op de derde plaats belandt “meer aandacht voor ethische zaken en het
algemeen welzijn”.
De groep respondenten ten slotte, die kozen voor Solidariteit voor het gezin geven aan “een
goede ondersteuning van de verpleegkundigen door de oversten” het belangrijkste te vinden.
Dit antwoord is conform met het antwoord van de respondenten die de andere organisatie op
nummer één plaatsten. De tweede plaats in het lijstje van de belangrijkheid van de items wordt
gedeeld door “een faire manier van handelen t.o.v. toekomstige werknemers” en “een toffe
werksfeer en een hoge mate van collegialiteit”.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
77
HOOFDSTUK 7 ALGEMEEN BESLUIT
7.1 INLEIDING
Dit laatste hoofdstuk van deze masterproef bestaat uit drie delen. In het eerste gedeelte wordt
het algemeen besluit van het onderzoek naar employer branding binnen de thuisverpleging
weergegeven. In het volgende deel wordt een kort woordje gezegd over de bijdrage van dit
onderzoek aan de theorie en de praktijk. Tot slot wordt ook ingegaan op de beperkingen van
het empirische gedeelte en wordt de aanzet gegeven voor verder onderzoek.
7.2 ALGEMEEN BESLUIT
Het doel van deze masterproef was om na te gaan in welke mate het ontwerpen van een sterk
employer brand een oplossing kan bieden voor het personeelstekort waarmee de
thuisverpleging al geruime tijd kampt.
In de probleemstelling van deze masterproef werd duidelijk gemaakt dat het vinden van
geschikt personeel binnen de zorgsector een probleem is dat zich reeds enkele jaren voordoet
en waarvoor men nog niet direct een fundamentele oplossing kan verwachten. Het tekort aan
verplegend personeel en zeker aan verpleegkundigen die binnen de thuisverpleging willen
werken heeft verschillende oorzaken. Deze kunnen gegroepeerd worden in een toenemende
vraag naar verplegend personeel en een blijvend tekort in het aanbod van verplegend
personeel. Het aantrekken van geschikt personeel is voor de organisaties die aan
thuisverpleging doen dan ook een moeilijke opgave.
In het tweede deel werd via een literatuurstudie een mogelijke oplossing aangereikt voor dit
probleem. Het uitwerken van een sterk employer brand zou de aantrekkelijkheid van een
thuisverplegingsorganisatie enorm ten goede komen waardoor potentiële werknemers meer
aangetrokken zouden worden tot die organisatie. Zoals besproken in de literatuurstudie
bestaat een employer brand uit 12 concepten en kan een stevig employer brand maar tot stand
komen via een efficiënte en effectieve kruisbestuiving tussen de marketing en HR afdeling van
een bedrijf.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
78
In het volgende deel van de masterproef werd het raamwerk waaruit een employer brand
bestaat, toegepast op de drie thuisverplegingsorganisaties die Vlaanderen telt. Daaruit bleek
dat het Wit-Gele Kruis reeds het verste staat met de uitwerking van de employer brand. Zij
worden gevolgd door Solidariteit voor het gezin, deze organisatie heeft wel al wat projecten
lopen om te komen tot een sterk employer brand, maar een echte strategie hebben ze
totnogtoe nog niet ontwikkeld. Het Centrum voor thuiszorg heeft nog het meeste werk inzake
het ontwikkelen van een sterk employer brand. Deze organisatie kon hier en daar al iets
opvangen rond employer branding en beseft dat het uitwerken hiervan ook nuttig kan zijn voor
de organisatie. Maar van een concrete opstart of uitwerking van de ideeën is tot hiertoe nog
niet aan de orde.
De resultaten die uit deze analyse bleken, werden verder in deze masterproef vergeleken met
de ideeën die de laatstejaarsstudenten verpleegkunde hebben rond de employer brand van de
thuisverplegingsorganisaties. Via de hypotheses die hieromtrent in het vierde hoofdstuk
werden opgesteld werd de aanzet gegeven voor het empirisch onderzoek.
Uit de statische analyse die in het zesde hoofdstuk van deze masterproef werd gevoerd kunnen
de volgende conclusies worden getrokken.
De eerste hypothese die stelde dat studenten verpleegkunde elk aspect van de employer brand
even belangrijk vinden blijkt niet te kloppen. Er is een duidelijke meerderheid die de diverse
elementen van de employer brand weet te groeperen in de groepen “noodzakelijke”
voorwaarde, “hoe meer, hoe liever” voorwaarde en de “mooi meegenomen” voorwaarde.
De tweede hypothese die aangaf dat studenten een gelijke voorkeur hebben voor alle
tewerkstellingsopties bleek evenmin te kloppen. Algemeen kan gesteld worden dat de
respondenten de grootste voorkeur hebben voor de optie werken in een ziekenhuis daarna
volgen de opties werken bij artsen zonder grenzen en lesgeven als verpleegkundige. De
thuisverpleging belandt op een verdienstelijke vierde plaats en snoert daarmee de opmerking
dat thuisverpleging een negatief imago heeft, de mond.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
79
Wanneer daarna bekeken werd of de socio-demografische variabelen enige invloed hebben op
de voorkeur voor een tewerkstellingsoptie, volgt als resultaat dat vooral de opties lesgeven als
verpleegkundige, werken in een school (bijvoorbeeld in een CLB5), werken in de psychiatrie en
werken bij artsen zonder grenzen hieraan gevoelig bleken te zijn.
Het uitvoeren van een stage in de thuisverpleging zorgt dan weer voor een grotere voorkeur
voor de tewerkstellingsoptie thuisverpleging en een daling in de voorkeur voor de
tewerkstellingsoptie psychiatrie.
De mate waarin respondenten overwegen om te gaan solliciteren en anderzijds de mate waarin
respondenten effectief gesolliciteerd hebben bij één van de thuisverplegingsorganisaties werd
in een volgend deel onderzocht. Er werd meer specifiek nagegaan wat de invloed van de
unaided en de aided top-of-mind awareness van de respondenten hierop was. Men kan hier
concluderen dat het Wit-Gele Kruis zowel wat betreft de unaided als de aided top-of-mind
awareness het beste scoort. Uit de statische analyse kon echter niet worden opgemaakt of een
hogere top-of-mind awareness leidt tot een hogere overweging tot solliciteren of een hoger
aantal respondenten dat effectief gaat solliciteren.
In het laatste deel van de statische analyse werd onderzocht wat de voorkeur is van de
respondenten inzake de thuisverplegingsorganisaties en of de elementen van de employer
brand hierbij aan de basis liggen. Opnieuw komt het Wit-Gele Kruis het beste uit de analyse.
Het merendeel van de respondenten kent aan deze organisatie immers de eerste plaats toe.
Enkel de socio-demografische variabele opleiding heeft op deze voorkeur een statisch
significante invloed. De respondenten uit de bachelor opleiding hebben een grotere
gemiddelde voorkeur voor het Wit-Gele Kruis dan de respondenten uit de HBO5 opleiding.
Omdat de respondenten de vragenlijst niet volledig correct invulden stoot men op nogal wat
problemen inzake het statisch analyseren van de vraag rond de invloed van de elementen van
de employer brand. Via het berekenen van gemiddelden wordt toch gepoogd de belangrijkheid
van de verschillende elementen te onderzoeken.
5 Centrum voor Leerlingenbegeleiding
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
80
Daaruit blijkt dat de respondenten, ondanks het feit dat ze opteren voor een andere organisatie
als hun voorkeursorganisatie, allemaal hetzelfde element van de employer brand als het
belangrijkste aanduidde, namelijk “een goede ondersteuning van de verpleegkundigen door de
oversten”.
Daaruit kan men dan twee zaken met enige voorzichtigheid concluderen. Enerzijds blijkt het
employer brand van de verschillende thuisverplegingsorganisatie nog niet voor grote
verschillen te zorgen in de hoofden van de toekomstige verpleegkundigen. Een sterk employer
brand zorgt er op dit moment nog niet voor dat men effectief een verschil kan maken op de
arbeidsmarkt.
Mogelijks ligt de verklaring hiervoor in het feit dat de thuisverplegingsorganisaties nog wat
werk voor de boeg hebben inzake het ontwikkelen van een sterk employer brand. Ze zullen
ervoor moeten zorgen dat ze hun volledige organisatie kunnen scharen achter de employer
brand en dat ze alle neuzen in dezelfde richting kunnen zetten. Dat deze aanpak in de toekomst
zal lonen leidt volgens de theoretische analyse geen twijfel.
Anderzijds is het ook zeer belangrijk dat de thuisverplegingsorganisatie werken aan de
ondersteuning van de verpleegkundigen door de oversten. Het feit dat de respondenten dit
aangeven als hun belangrijkste bekommernis betekent toch dat ze hier veel belang aan hechten
en dat een goede ondersteuning zal leiden tot een grotere tevredenheid van de respondenten
eenmaal ze aan de slag zijn in de organisatie.
7.3 BIJDRAGE AAN DE THEORIE
De literatuur rond employer branding binnen de thuisverpleging is vrij beperkt. Voor het
schrijven van deze masterproef werd er dan ook voornamelijk beroep gedaan op de
beschikbare literatuur rond employer branding en het ontwikkelen van een employer brand in
de zorgsector in het algemeen. Deze literatuur werd dan zo goed mogelijk vertaald naar de
thuisverpleegkunde. Op die manier werd getracht de leemte in de literatuur enigszins aan te
vullen.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
81
7.4 BIJDRAGE AAN DE PRAKTIJK
Uit deze analyse werd duidelijk dat de thuisverplegingsorganisatie nog wat werk hebben inzake
de ontwikkeling van een sterk employer brand. Ze zullen zich naar de toekomst toe, nog meer
moeten differentiëren op de arbeidsmarkt om hun personeelstekort te kunnen oplossen.
Wanneer ze hieraan werken is het best om te starten met het creëren van een bedrijfsfilosofie
waarbij een goede ondersteuning van de verpleegkundigen door de oversten gegarandeerd
wordt.
Verder is het ook aan te raden aan de thuisverplegingsorganisaties om zoveel mogelijk stages
aan te bieden aan studenten, dit heeft immers een positieve invloed op het beeld dat de
studenten hebben over de thuisverpleging als tewerkstellingsoptie.
7.5 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK EN AANBEVELINGEN VOOR VERDER
ONDERZOEK
Bij het onderzoek naar de evaluatie van de employer brand van de thuisverplegingsorganisaties
bij laatstejaarsstudenten nam men de concepten over die geformuleerd werden door Barrow
en Mosley (2005). Die fundamenten werden vervolgens toegepast in de interviews van de
thuisverplegingsorganisaties en in de vragenlijst voor de laatstejaars. Barrow en Mosley
creëerden dit schema echter voor productieondernemingen. Men kan zich hier dan ook de
vraag stellen in welke mate een productieonderneming en een VZW, zoals de
thuisverplegingsorganisatie zijn, gelijk lopend zijn. Ondanks het feit dat deze fundamenten aan
een uitgebreid onderzoek werden onderworpen, zou het kunnen dat een VZW nog andere
klemtonen dient te leggen met betrekking tot de ontwikkeling van een sterk employer brand.
Een tweede beperking die dit onderzoek met zich meedraagt, is het feit dat er nogal wat
afwijkingen zijn in de verschillende afdelingen van de thuisverplegingsorganisties. De
organisaties mogen dan wel actief zijn over gans Vlaanderen, ze hebben vooral een provinciale
werking. Mogelijks bestaan er dus verschillen in de provinciale employer brands van de
organisaties. Een onderzoek naar de provinciale employer brands lijkt dus zeker aangewezen
naar de toekomst toe.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
82
Verder moet er ook worden opgemerkt dat de respondenten niet elk vraag uit de vragenlijst
met evenveel doortastendheid en concentratie hebben ingevuld. Zeker de vraag omtrent de
verschillende elementen van de employer werd eerder slecht beantwoord, waardoor het
structureren van de gegevens een onmogelijk opdracht werd. Verder onderzoek waarbij de
elementen van de employer brand opnieuw bevraagd worden is dus zeker noodzakelijk.
Tot slot kan men nog aanhalen dat verder onderzoek ook nog zal nodig zijn om te achterhalen
welke elementen allemaal spelen bij de keuze van respondenten voor een bepaalde
thuisverplegingsorganisatie. Er werden in dit onderzoek al heel wat socio-demografische en
andere variabelen onderzocht. Deze bleken echter niet steeds voor significante verschillen te
zorgen, verder onderzoek is hier dus noodzakelijk.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
VIII
LIJST VAN DE GERAADPLEEGDE WERKEN
Artikels
Backhaus, K., & Tikoo, S. (2004). Conceptualizing and researching employer branding. Career
Development International, 5, 501-517.
Cable, D.M., & Turban, D.B. (2001). Establishing the dimensions, sources and value of job
seekers’ employer knowledge during recruitement. Research in Personnel and Human
Resources Management, 20, 115-163.
Edwards, M. R. (2010). An integrative review of employer branding and OB theory. Personnel
Review, 1, 5-23.
Lievens, F., & Highhouse, S. (2003). The relation of instrumental and symbolic attributes to a
company’s attractiveness as an employer. Personnel Psychology, 56(1), 75-102.
Lievens, F., Van Hoye, G., & Anseel, F. (2007). Organizational identity and employer image:
towards a unifying framework. British Journal of Management, 18, 45-59.
Morgan, J. C., & Lynn, M. R. (2009). Satisfaction in nursing in the context of shortage. Journal
of Nursing Management, 17, 401-410.
Van Hoye, G. (2008). Nursing recruitment: relationship between perceived employer image
and nursing employees’ recommendations. Journal of Advanced Nursing, 63(4), 366-375.
Slaughter, J.E., Zickar, M.J., Highhouse, S., & Mohr, D.C. (2004). Personality trait inferences
about organizations: development of a measure and assessment of construct validity.
Journal of Applied Psychology, 89(1), 85-103.
Wickström, G., & Bendix, T. (2000). The hawthorne effect: what did the orginal hawthorne
studies actually show? Scandinavian journal of work, environment & health, 26(4), 363-367.
Boeken
Barrow, S., & Mosley, R. (2005). The employer brand: Bringing the best of brand
management to people at work. Chichester: John Wiley & Sons, Ltd.
Boogaard, C. (2004). HRMarketing: Een nieuw perspectief op Human Resources
Management. Benelux: Pearson Education.
Breaugh, J. A. (2008). Recruiting employees: Individual and organizational perspectives.
Californië: Sage.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
IX
Dell, D. & Ainspan, N. (2001). Engaging Employee through your brand. Washington, DC:
Conference Board Report.
De Pelsmacker, P., Geuens, M., & Van den Bergh, J. (2010). Marketing communications. UK:
Pearson Education Limited.
De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2009). Marktonderzoek: Methoden en Toepassingen.
Amsterdam: Pearson Education Benelux NV.
Martin, G., & Beaumont, P. (2003). Branding and people management. London: CIPD
Research Report.
Noe, R.A., Hollenbeck, J.R., Gerhart, B., & Wright, P.M. (2008). Human Resource
Management: Gaining a competitive advantage. New York: McGraw-Hill/Irwin.
Swystun, J. (2007). The brand glossary. New York: Palgrave Macmillan.
Van Den Broeck, H., & Debussche, F. (2008). Grootmeester in teamwerk. Tielt: Lannoo NV.
Gastcolleges
Gys, G. Medewerker GfK België, Satisfaction Research, 16 december 2010.
Internetsites
Centrum voor thuiszorg Vlaanderen (CTZ). (2011). Cijfers. Online beschikbaar op:
http://www.ctz.be/ctz/AlgemeneInfo/Cijfers.htm.
Solidariteit voor het gezin (SOL). (2011). Cijfers en personeel (jaarverslag). Online
beschikbaar op: http://www.solidariteit.be/VZW_Info.aspx.
Vlaams agentschap zorg en gezondheid (ZG). (2011). Cijfers zorgaanbod. Online beschikbaar
op:http://www.zorg-en-gezondheid.be/uploadedFiles/NLsite_v2/Nieuws/2011/Boord-
tabellen-wordzorgverlener.pdf.
Wit-Gele Kruis Vlaanderen (WGK). (2011). Het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen. Online
beschikbaar op: http://www.witgelekruis.be/fb111yfuc779aubb1utbb157.aspx.
Interviews
Carlier, J. Medewerker Communicatie en Marketing bij Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen, 4
januari 2011, Brugge.
Joke Maelfeyt Employer branding in de thuisverpleging
X
Hespel, J. Verantwoordelijke Personeel en Zorg bij Socialistische mutualiteit Thuiszorg
Brussel, 23 maart 2011, Brussel.
Holtzer, E. Ambassadeur zorgberoepen aangesteld door minister Vandeurzen, 4 april 2011,
Brussel.
Sansen, M. Sollicitatiebeheerster HR-afdeling bij Solidariteit voor het gezin Oost-Vlaanderen,
24 maart 2011, Gent.
Kranten
Grosemans, K. (2010, 10 november). Meersporenstrategie om voldoende mensen aan te
trekken en te behouden. Jobat focus, 4-5.
Depaepe, J. (2010, 20-21 november). Wie zijn kandidaten niet goed behandelt, verliest
klanten. Jobat, 12-13.
Scripties
Kabinet Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Vandeurzen Jo. (2010).
Werk maken van werk in de zorgsector, actieplan ter bevordering van de werkgelegenheid in
de zorgsector. Actieplan werkgelegenheid zorgsector.
LIJST DER BIJLAGEN
Bijlage 1 Grafieken die de stijgende vraag naar zorg illustreren uit het actieplan
werkgelegenheid en zorg ........................................................................................................... ii
Bijlage 2 Het verschil tussen HBO5, bachelor verpleegkunde en de masteropleiding ............. iv
Bijlage 3 Oktobertelling aantal studenten verpleegkunde per provincie .................................. v
Bijlage 4 Interviewlijst voor de werkgevers ............................................................................. vi
Bijlage 5 onderzoek bij verpleegkundigen die reeds aan de slag zijn .................................... xxiii
Bijlage 6 De vragenlijst bij het conclusief onderzoek ............................................................. xxiv
Bijlage 7 Independent samples T-Test: Stage in de thuisverpleging en aantrekkelijkheid van
de tewerkstellingsmogelijkheden ........................................................................................ xxxiii
Bijlage 8 Oneway anova: Opleiding en aantrekkelijkheid van de
tewerkstellingsmogelijkheden .............................................................................................. xxxv
Bijlage 9 Independent samples T-test: Studiestatus en aantrekkelijkheid van de
tewerkstellingsmogelijkheden ........................................................................................... xxxviii
Bijlage 10 Oneway anova: Toekomstplannen en aantrekkelijkheid van de
tewerkstellingsmogelijkheden ...................................................................................................xl
Bijlage 11 Crosstabs: Sollicitatiegedrag en unaided top-of-mind awareness ......................... xlvi
Bijlage 12 Crosstabs: Sollicitatiegedrag en aided top-of-mind awareness ............................. xlix
Bijlage 13 Oneway anova: Opleiding en voorkeur voor een thuisverplegingsorganisatie ...... lii
Bijlage 14 Uitvoeren van een factoranalyse op vraag 9 en vraag 4 ........................................ liii
Bijlage 15 Custom table: Gemiddelde score gegeven aan de items van de employer brand,
door de respondenten opgedeeld volgens voorkeursorganisatie ............................................liv
BIJLAGE 1 GRAFIEKEN DIE DE STIJGENDE VRAAG NAAR ZORG ILLUSTREREN
UIT HET ACTIEPLAN WERKGELEGENHEID EN ZORG
Bron: Actieplan werkgelegenheid zorgsector, 2010
Bron: Actieplan werkgelegenheid zorgsector, 2010
Bron: Actieplan werkgelegenheid zorgsector, 2010
BIJLAGE 2 HET VERSCHIL TUSSEN HBO5, BACHELOR VERPLEEGKUNDE EN DE
MASTEROPLEIDING
Studenten die kiezen voor een opleiding tot verpleegkundige hebben in feite twee opties.
Enerzijds kan men kiezen voor de opleiding tot gegradueerd verpleegkundige, de HBO5
opleiding. Anderzijds kan men ook opteren voor een bachelor opleiding in de verpleegkunde.
De gegradueerde verpleegkundigen zijn in feite de A2-verpleegkundigen van vroeger. De
studenten die een bachelor diploma op zak hebben zijn de A1-verpleegkundigen waarover
men voor de hervorming sprak.
Beide opleidingen hebben een looptijd van drie jaar waarin plaats is voor theorie en heel wat
stage. Wanneer men een HBO5 diploma op zak heeft kan men mits het volgen van een
brugopleiding ook in het bezit komen van het diploma van bachelor in de verpleegkunde.
Studenten die de bachelor opleiding succesvol beëindigden kunnen eventueel nog een
opleiding volgen aan een universiteit om het diploma van master in de verpleegkunde te
bekomen.
Bron: Holtzer, 2011
BIJLAGE 3 OKTOBERTELLING AANTAL STUDENTEN VERPLEEGKUNDE PER
PROVINCIE
Bron: Vlaams agentschap zorg en gezondheid, 2011
Bron: Vlaams agentschap zorg en gezondheid, 2011
1.545 1.572 1.569
1.7731.840
2.012
2.125
1.1171.052
1.1141.169
1.318
1.519
1.853
952 940 9771.069
1.137
1.293
1.551
777 804 785741 711
802
940
369 371466 483
576657
743
275 287 291 287 292 322409
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
4/10/2004 4/10/2005 4/10/2006 4/10/2007 4/10/2008 4/10/2009 4/10/2010
TOTAAL AANTAL STUDENTEN BACHELOR VERPLEEGKUNDE PER PROVINCIE
ANTWERPEN OOST-VLAANDEREN WEST-VLAANDEREN
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
ANTWERPEN WEST-VLAANDEREN
VLAAMS-BRABANT en
Brussel
LIMBURG OOST-VLAANDEREN
Totaal 2009 3.017 2.588 1.379 1.545 2.482
Totaal 2010 3.229 2.922 1.612 1.791 2.955
Totaal HBO5 en Bachelor per provincie 2009 vs 2010
BIJLAGE 4 INTERVIEWLIJST VOOR DE WERKGEVERS
4.1 INTERVIEW WIT-GELE KRUIS WEST-VLAANDEREN
Voor welk bedrijf werkt u, gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden?
Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen vzw
In welke sector in het bedrijf actief?
Gezondheidszorg: thuisverpleging
Wat is de economische omvang van het bedrijf? (Indien u dit kan en mag geven wat is de
omzet, het werknemersaantal,…)
Ca. 1100 werknemers West-Vlaanderen
Kunt u een inschatting geven van marktaandeel van uw bedrijf in de totale markt van de
thuisverpleging?
Marktaandeel 37%
Wie zijn de belangrijkste concurrenten in West-Vlaanderen op de markt van de
thuisverpleging? En in Vlaanderen? Is er een groot verschil tussen de concurrentie in West-
Vlaanderen en in Vlaanderen?
Andere organisaties en persoonlijke initiatieven inzake thuisverpleging
Wordt er in uw bedrijf vooral gewerkt met verplegers/verpleegsters of met zorgkundigen
of met beiden? Indien met beiden wordt gewerkt kunt u dan een inschatting geven van
hun aandeel in het totaal aantal werknemers?
Beide, maar het overgrote deel verpleegkundigen (in 2009: 834 verpleegkundigen t.o.v. 78
zorgkundigen)
Hoe wordt de HRM-afdeling en de marketingafdeling georganiseerd binnen het bedrijf?
Zijn het 2 apart afdelingen of werken ze deels samen of werken ze volledig samen?
Worden deze afdelingen georganiseerd in 1 centraal bureau voor Vlaanderen of worden ze
uitgesplitst over de verschillende provincies of gaat de opsplitsing nog verder?
HRM/marketing en communicatie zijn twee aparte afdelingen die nauw samenwerken op
een aantal vlakken. Beide worden provinciaal georganiseerd.
Hoelang is men al bezig rond employer branding het bedrijf? (uitgedrukt in jaren of
maanden)
Sinds begin 2010 zijn we hier heel actief mee bezig. Ervoor ook al, maar het was minder een
geïntegreerd geheel.
Waarom is men beginnen nadenken rond het concept employer branding? Waren hiertoe
specifieke aanleidingen?
Sowieso belangrijk om hier aandacht voor te hebben als organisatie. Specifiek:
verpleegkunde is een knelpuntberoep, terwijl we hier heel wat mensen van nodig hebben.
Welke afdeling of afdelingen binnen het bedrijf zijn verantwoordelijk voor het uitwerken
van de employer brand?
Dienst communicatie in nauwe samenwerking met dienst HR en de volledige directie.
Kunt u voorbeelden geven waaruit blijkt dat men bezig is met employer branding in uw
bedrijf?
- op regelmatige tijdstippen adverteren in kranten met vacatures
- artikel/interview in de Metro over het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen als werkgever
- actie op de West-Vlaamse campussen naar derdejaarsstudenten
- interne acties
- …
Naar welke doelgroep richt men zich, met het oog op employer branding? De huidige
werknemers of potentiële werknemers of nog andere groepen? Of worden verschillende
groepen voor ogen gehouden, zo ja welke groepen zijn dat dan? Kunt u dit staven met
extra uitleg of voorbeelden?
Naar huidige werknemers en potentiële werknemers en andere: zorgsector, imago
Extra uitleg: expliciet uiteraard huidige en potentiële werknemers, maar in feite gaat dit ook
verder in bv. familie van deze personen, patiënten… een advertentie in bijvoorbeeld de
Streekkrant wordt door heel wat doelgroepen gezien. Ook zij vormen zich een beeld en
kunnen nu of later een beïnvloedende rol spelen.
Op wie richt men zich hoofdzakelijk bij het uitwerken van de employer brand? Gaat de
meeste aandacht naar de huidige werknemers of eerder naar de potentiële of naar nog
een andere groep?
Naar huidige en potentiële werknemers
Andere: beleid/zorgsector
In welke mate is men zich binnen het bedrijf, ervan bewust dat elk signaal dat men naar de
buitenwereld uitstuurt door verschillende partijen kan worden ontvangen? Ik bedoel
bijvoorbeeld dat een advertentie om nieuw personeel aan te trekken ook gelezen kan
worden door patiënten of door mensen die reeds in het bedrijf werken? En in welke mate
besteedt men hieraan aandacht?
Zoals je hierboven kan lezen, zijn we ons hiervan bewust. Aandacht: ervoor zorgen dat we
een correct beeld uitdragen, niet enkel voor potentiële werknemers.
Onderstaande concepten bepalen samen de employer brand van een bedrijf. Geef voor
onderstaande concepten aan of men er zich binnen het bedrijf van bewust is dat het
concept de employer brand van het bedrijf meebepaald enerzijds. Anderzijds of men er
ook effectief rekening mee gaat houden bij de uitwerking van de employer brand. Gelieve
telkens het bolletje te kleuren indien je akkoord gaat met de stelling en indien gevraagd
aan te vullen.
Externe Reputatie
Professionele thuisverpleging met extra aandacht voor opleiding!
Interne communicatie
Betrekken van medewerkers, top down en bottom up, bv. informatiedoorstroming van en
naar coach in districtsvergadering en kwaliteitscirkels
Steun van het topmanagement
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie.
Ze doet dit ondermeer door: creatie dienst communicatie, actief betrekken bij
communicatie van het beleid
Maakt de afdeling verantwoordelijk voor de employer brand het topmanagement bewust
van die taak?
Ja, wederzijdse wisselwerking
Waarden en Corporate Social Responsibility
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie
Ze doet dit ondermeer door bijvoorbeeld flexibiliteit in het werkregime in te laten
bouwen (start carrière fulltime, als er kinderen zijn parttime, daarna kan dit opnieuw
wijzigen als de medewerkers dit wensen) (nieuwe werkformules zoals bijvoorbeeld mobiele
equipes, zodat mensen die er nood aan hebben nog beter werk en privé op elkaar kunnen
afstemmen)
Interne meetsystemen
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Ze doet dit ondermeer door personeelstevredenheidsenquête met
daaropvolgende acties.
Ondersteuning
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Er zijn peters/meters, hun duobaan waarbij ze terecht kunnen, maar ook
nursingbegeleid(st)ers, afdelingsverantwoordelijken, referentieverpleegkundigen, dienst
communicatie en HRM…
Werving- en selectieprocedures
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Medewerkers die op gesprek komen, krijgen een uitgebreide brochure mee,
loonsimulatie…
Teammanagement
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie. Ze realiseert dit ondermeer door:
- Opleidingen en intervisies coachen, leiding geven, communiceren voor
nursingsbegeleid(st)ers en afdelingsverantwoordelijken
- Coaching on the field door nursingbegeleid(st)ers
Prestatiebeoordeling
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Elke medewerker krijgt verschillende begeleidingen op het werkveld, plus een
functioneringsgesprek. Op basis hiervan is er ook een competentie-managementsysteem
ontwikkeld en kunnen medewerkers hun competenties verder bijsturen in opleidingen op
hun maat, volgens hun persoonlijk opleidingsplan.
Leren en ontwikkeling
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie cfr. Competentiemanagementsysteem, opleidingen op maat
Beloning en erkenning
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Het bedrijf bereikt dit onder meer door geen bonussysteem te gebruiken maar
wel voor doorgroeimogelijkheden te zorgen
Het bedrijf zorgt er via benchmarking voor dat het competitief kan blijven op de
arbeidsmarkt betreffende de beloning en erkenning van de werknemers.
Werkomgeving
Het bedrijf is zich bewust van de invloed van dit concept.
Het bedrijf houdt actief rekening met dit concept bij het bepalen van de employer brand
strategie Een aantal afdelingen werden heringericht of verbouwd om voldoende ruimte
te bieden voor materiaal, vergaderingen… Verder is de werkomgeving van de
verpleegkundigen en zorgkundigen vooral hun dienstauto. Ook hier wordt met verschillende
criteria rekening gehouden, zoals veiligheid, ergonomie, comfort…
Wat is uw huidige functie binnen het bedrijf, hoe lang voert u deze functie reeds uit?
Gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden.
Verantwoordelijke communicatie en marketing (2,5 jaar)
Heeft u voor deze functie nog een of meerder andere functies uitgeoefend binnen het
bedrijf? Zo ja, welke en hoe lang? Gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden.
Neen, niet binnen het bedrijf
4.2 INTERVIEW CENTRUM VOOR THUISZORG
Voor welk bedrijf werkt u, gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden?
Voor de socialistische mutualiteit op nationaal niveau.
De organisatie wordt in Oost- en West-Vlaanderen aangeduid als de Bond Moyson, in
Antwerpen en Limburg staat de organisatie als de Voorzorg gekend.
De socialistische mutualiteit dekt een heel divers takenpakket, een daarvan is
thuisverpleging. Doordat de mutualiteit een veelheid aan diensten voorziet zijn heel wat
mensen aangesloten die slechts gebruik maken van enkele diensten maar die makkelijk
kunnen overstappen op andere diensten. Een ander voordeel van het hebben van een
gemeenschappelijke naam voor een veelheid van diensten is dat de herkenbaarheid stijgt.
In welke sector in het bedrijf actief?
De socialistische mutualiteit verzorgt een veelheid aan diensten, gaande van het verlenen
van poetshulp tot het aanbieden van een mediotheek waar medische hulpmiddelen gehuurd
of gekocht kunnen worden. De thuisverpleging is hiervan 1 onderdeel.
Wat is de economische omvang van het bedrijf?
Aantal werknemers in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen bedraagt 500.
Kunt u een inschatting geven van marktaandeel van uw bedrijf in de totale markt van de
thuisverpleging?
8% in België
15% à 20% in Vlaanderen
Wie zijn de belangrijkste concurrenten?
Wit-Gele Kruis
Solidariteit voor het gezin
Wordt er in uw bedrijf vooral gewerkt met verplegers/verpleegsters of met zorgkundigen
of met beiden? Indien met beiden wordt gewerkt kunt u dan een inschatting geven van
hun aandeel in het totaal aantal werknemers?
Er wordt voornamelijk gewerkt met verpleegkundigen. Men is wel reeds bezig met een
experiment rond het werken met zorgkundigen, maar dit project loopt pas eind 2011 af en
pas daarna zal geëvalueerd en bekeken worden hoe dit in de praktijk kan worden omgezet.
Hoe wordt de HRM-afdeling en de marketingafdeling georganiseerd binnen het bedrijf?
Zijn het 2 apart afdelingen of werken ze deels samen of werken ze volledig samen?
In feite zijn het 2 afzonderlijke departementen. Toch merken we de laatste tijd dat de 2
departementen naar elkaar toe groeien. Door het tekort aan verpleegkundigen is het HRM
departement er zich meer en meer van bewust dat het bespelen van de arbeidsmarkt op een
efficiënte manier zeer belangrijk is. Daarna gaat men raadt vragen bij de
marketingspecialisten om bijvoorbeeld een stand uit te bouwen die gebruikt kan worden op
een jobbeurs.
Hoelang is men al bezig rond employer branding het bedrijf?
Men is hier nog niet lang mee bezig. Het denken rond employer branding bevindt zich nog in
een beginnend stadium. Oost-Vlaanderen nam hierin het voortouw. West-Vlaanderen
sprong wat later op de kar omdat het tekort aan verpleegkundigen daar minder acuut was
dan in de Oost-Vlaanderen.
Waarom is men beginnen nadenken rond het concept employer branding? Waren hiertoe
specifieke aanleidingen?
In tijden van crisis zoeken mensen een job die veel werkzekerheid biedt. Daarom merkte
men een stijging van het aanbod van verpleegkundigen op de arbeidsmarkt. Een job in de
sociale sector biedt immers veel werkzekerheid. Na het heropleven van de economie in 2009
blijken mensen zich weer te wagen een commerciële betrekking, en daalt het aanbod van
arbeidskrachten in de sociale sector. Hierdoor wordt het tekort aan verpleegkundigen nog
nijpender dan het reeds was. Het uitbouwen van een sterk werkgeversmerk wordt dus
steeds meer en meer van belang.
Welke afdeling of afdelingen binnen het bedrijf zijn verantwoordelijk voor het uitwerken
van de employer brand?
Voornamelijk het HRM departement.
Kunt u voorbeelden geven waaruit blijkt dat men bezig is met employer branding in uw
bedrijf?
Nog niet echt aangezien het denken rond employer branding nog in de kinderschoenen
staat.
Naar welke doelgroep richt men zich, met het oog op employer branding? De huidige
werknemers of potentiële werknemers of nog andere groepen? Of worden verschillende
groepen voor ogen gehouden, zo ja welke groepen zijn dat dan? Kunt u dit staven met
extra uitleg of voorbeelden?
Huidige werknemers
Potentiële werknemers
Naar de huidige werknemers richt men zich vooral met een aantrekkelijk loonpakket, een
dienstwagen die ook privé gebruikt kan worden, een flexibel uurrooster en het aanbieden
van tijdskrediet.
Op wie richt men zich hoofdzakelijk bij het uitwerken van de employer brand? Gaat de
meeste aandacht naar de huidige werknemers of eerder naar de potentiële of naar nog
een andere groep?
Geen specifieke voorkeur.
In welke mate is men zich binnen het bedrijf, ervan bewust dat elk signaal dat men naar de
buitenwereld uitstuurt door verschillende partijen kan worden ontvangen? Ik bedoel
bijvoorbeeld dat een advertentie om nieuw personeel aan te trekken ook gelezen kan
worden door patiënten of door mensen die reeds in het bedrijf werken? En in welke mate
besteedt men hieraan aandacht?
Weinig, men neemt wel deel aan acties van onder andere het VIVO en het beroepenhuis.
Hier wordt de sociale sector in het algemeen voorgesteld aan andere partijen dan de huidige
en de potentiële werknemers. Men gaat deelnemen aan deze initiatieven door bijvoorbeeld
het leveren van materiaal, maar daar blijft het voorlopig bij.
Onderstaande concepten bepalen samen de employer brand van een bedrijf. Geef voor
onderstaande concepten aan of men er zich binnen het bedrijf van bewust is dat het
concept de employer brand van het bedrijf meebepaald enerzijds. Anderzijds of men er
ook effectief rekening mee gaat houden bij de uitwerking van de employer brand. Gelieve
telkens het bolletje te kleuren indien je akkoord gaat met de stelling en indien gevraagd
aan te vullen.
Voor de onderstaande concepten wordt telkens aangegeven wat de socialistische
mutualiteit reeds doet met betrekking tot dit concept.
Maar aangegeven of men zich bewust is van het concept of men er actief rekening mee
houdt bij het bepalen van de externe strategie is nogal moeilijk aangezien men nog niet echt
een employer brand strategie heeft uitgedokterd.
Externe Reputatie
Een positieve externe reputatie wordt direct en indirect gerealiseerd. Direct wordt dit
gerealiseerd door het feit dat de afdeling van de socialistische mutualiteit verantwoordelijk
voor thuisverpleging aan image-building doet. Zo gaat men bijvoorbeeld actief gaan
adverteren tijdens de week van de verpleegkundige. Indirect werken aan de externe
reputatie gebeurt via het ziekenfonds in het algemeen. Men gaat ervoor zorgen dat de
Vlaming vertrouwen heeft in het ziekenfonds en men hoopt dat men dit vertrouwen ook
doorsijpelt naar de dienst thuisverpleging.
5000 werknemers van socialistische mutualiteit komt dagelijks in contact met de
buitenwereld. Men gaat er dan ook voor zorgen dat zij een positief beeld uitdragen naar die
buitenwereld. De rol van de thuisverpleging zal hierin nog toenemen. Door de introductie
van computersystemen zullen mensen in de toekomst zich niet meer fysiek naar het
ziekenfonds moeten begeven om hun ziektekosten te recupereren. Thuisverpleegkundigen
worden op dat moment meer dan ooit het gezicht van de organisatie.
Interne communicatie
Men gaat ervoor zorgen dat de interne communicatie van het management naar de
basisverpleegkundigen goed wordt gecommuniceerd via de S-Mail. Dit boekje valt vijf keer
per jaar in de brievenbus van elke verpleegkundige. Er worden ook personeelsdagen
georganiseerd. Via de regionale oversten wordt ook heel wat info meegegeven aan de
basisverpleegkundigen.
Steun van het topmanagement
Steun van het topmanagement wordt aan de verpleegkundige meegegeven via de
bedrijfscultuur. Die bedrijfscultuur stelt dat ook al heb je een bepaald hiërarchie in de
organisatie, toch moet je makkelijk aanspreekbaar voor je medewerkers. Dit wordt in de
praktijk gerealiseerd door het feit dat zelfs de grote baas direct contact zal maken met alle
nieuw aangenomen personeelsleden. Hij gaat zichzelf ook voorstellen aan hen, en hen
meteen het gevoel meegeven dat ze echt belangrijk zijn voor de organisatie.
Waarden en Corporate Social Responsibility
Echt actief is men niet bezig met dit aspect. Toch probeert men er enerzijds voor te zorgen
dat werknemers een goede en werkbare work-life balans hebben door het toekennen van
flexibele uurroosters en tijdskrediet. Anderzijds heeft men toch ook aandacht voor het
milieu zo stelt men fietsen ter beschikking van het personeel (naast de bedrijfswagen), geeft
men cursussen eco-drive en zal men in de toekomst elke verpleegkundige uitrusten met een
PDA wat ervoor zorgt dat het papierverbruik zal verminderen.
Interne meetsystemen
Men organiseert functioneringsgesprekken, op het einde van de proefperiode van een
nieuwe verpleegkundige wordt ook een evaluatie gemaakt. Eventueel wordt er bijsturingen
gedaan of wordt er extra opleiding aangeboden aan de verpleegkundige.
Er wordt trouwens sowieso aan elke verpleegkundige de mogelijkheid geboden om zich te
vervolmaken via cursussen. Zo worden verpleegkundigen bijvoorbeeld getraind in het
omgaan met “lastigere” patiënten of met het brengen van een slecht nieuws gesprek.
Service support
Nieuwe verpleegkundigen krijgen een peter of meter toegewezen. Bij die persoon kunnen ze
steeds terecht wanneer ze met een probleem zitten. Daarnaast kunnen verpleegkundigen
ook terecht bij de leidinggevende per centra of bij de vertrouwenspersoon.
Werving- en selectieprocedures
Gezien het grote tekort aan verpleegkundigen op de arbeidsmarkt, gaat men er alles aan
doen om elke sollicitant die een beetje aansluit bij de bedrijfscultuur te behouden. Via
allerlei opleidingen en coaching gaat men proberen elke kandidaat die ze aandient te laten
passen binnen het bedrijf.
Teammanagement
De dichtste bazen van de werknemers moeten ervoor zorgen dat ze heel bereikbaar zijn. De
betrokken personen worden dan ook goed begeleid en opgeleid om als een echte people
manager te handelen. In feite wordt het takenpakket van de hoofdverantwoordelijke van elk
centrum opgesplitst. Waar men vroeger 1 baas had die alles regelde, zowel het technisch
aspect van de job als het praktisch deel wordt dit nu onder meerder personen verdeeld. Een
persoon gaat zich profileren als people manager en ervoor zorgen dat elke werknemer zich
goed voelt tijdens de job, een goed uurschema krijgt enzovoort.
Terwijl de andere persoon zich gaat specialiseren in een bepaald technisch deelgebied. Men
noemt deze verpleegkundigen dan ook referentieverpleegkundigen.
De bedoeling is dat de people managers in de toekomst niet noodzakelijk meer
verpleegkundigen zijn, maar ook anders geschoolden. Maar daarvoor moet niet alleen het
organisatiemodel worden aangepast maar dringt zich ook een mentaliteitswijziging bij de
verpleegkundigen op.
Functioneringsgesprek
Zie vraag e.
Leren en ontwikkeling
Een werknemer kan in feite in 2 richtingen groeien binnen het bedrijf. Enerzijds kan een
werknemer groeien de breedte en een referentieverpleegkundige worden. Daarbij gaat deze
persoon zich specialiseren in een bepaald deelaspect van de technisch kant van het beroep,
bijvoorbeeld een referentieverpleegkundige voor diabetes. Anderzijds kan een
verpleegkundige ook verticaal groeien in het bedrijf. Hierbij ontstaat echter een tweeledig
probleem. Langs de ene kant is de loonspanning tussen een hoofdverpleegkundige en een
basisverpleegkundige vrij klein. Hierdoor is het weinig aantrekkelijk om door te groeien tot
hoofdverpleegkundigen. Langs de andere kant is de behoefte binnen het bedrijf aan
basisverpleegkundigen veel groter dan aan hoofdverpleegkundigen. Men zal het
doorgroeien tot hoofdverpleegkundigen dan ook niet echt stimuleren.
Beloning en erkenning
De lonen werden vastgesteld volgens CAO’s. Daarnaast voorziet het bedrijf de volgende
voordelen: maaltijdcheques, regelmatige bijscholingen en vorming, dienstwagen die ook
privé kan gebruikt worden.
Werkomgeving
Dit aspect ondervindt duidelijk de voordelen van het feit dat de thuisverpleging binnen de
socialistische mutualiteit deel uitmaakt van een groter geheel. Zo heeft de mutualiteit een
mediotheek ter beschikking waarin allerlei apparaten kunnen ontleent worden die het werk
van de verpleegkundigen verlichten, bijvoorbeeld kan men een tillift ontlenen. De
organisatie zal ook zorgen voor een modern en goed uitgerust wagenpark, zodat de
verpleegkundige steeds een wagen ter beschikking heeft waarop hij/zij kan rekenen.
Wat is uw huidige functie binnen het bedrijf, hoe lang voert u deze functie reeds uit?
Verantwoordelijke personeel en zorg
Heeft u voor deze functie nog een of meerder andere functies uitgeoefend binnen het
bedrijf? Zo ja, welke en hoe lang? Gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden.
9 jaar als verpleegkundige en 18 als leidinggevende op regionaal niveau.
4.3 INTERVIEW SOLIDARITEIT VOOR HET GEZIN
Voor welk bedrijf werkt u, gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden?
Solidariteit voor het gezin, VZW
In welke sector in het bedrijf actief?
Social profit, het bedrijf dekt een waaier aan diensten waaronder bijvoorbeeld
thuisverpleging en residentiële zorg.
Wat is de economische omvang van het bedrijf?
Het bedrijf heeft in totaal 5400 werknemers, daarvan zijn er 540 verpleegkundigen.
Kunt u een inschatting geven van marktaandeel van uw bedrijf in de totale markt van de
thuisverpleging?
Solidariteit voor het gezin heeft een marktaandeel van 6% in de markt van de
thuisverpleging.
Wie zijn de belangrijkste concurrenten?
Wit-Gele Kruis
Wordt er in uw bedrijf vooral gewerkt met verplegers/verpleegsters of met zorgkundigen
of met beiden? Indien met beiden wordt gewerkt kunt u dan een inschatting geven van
hun aandeel in het totaal aantal werknemers?
Voornamelijk verpleegkundigen (90%) t.o.v. een beperkt aandeel zorgkundigen (10%).
Hoe wordt de HRM-afdeling en de marketingafdeling georganiseerd binnen het bedrijf?
Zijn het 2 apart afdelingen of werken ze deels samen of werken ze volledig samen?
De HRM-afdeling en de marketingafdeling worden apart georganiseerd binnen het bedrijf. Al
werken de 2 diensten op verschillende vlakken samen. Als voorbeeld hiervan kan het samen
opstellen van advertenties of het samen organiseren van de selectie van personeel gezien
worden.
Hoelang is men al bezig rond employer branding het bedrijf?
Men is al meer dan 30 jaar bezig met employer branding. Maar het actief bezig zijn met het
employer brand en het gebruiken van de term employer branding is zo’n 10 jaar aan de gang
in het bedrijf.
Waarom is men beginnen nadenken rond het concept employer branding? Waren hiertoe
specifieke aanleidingen?
Sinds de meneer Devriendt de leiding kreeg over het bedrijf en de uitbreidingsdrang tot
uiting kwam is men actief beginnen nadenken rond employer branding. De successen bleven
dan ook niet uit. De laatste 10 jaar is het bedrijf enorm gegroeid.
Welke afdeling of afdelingen binnen het bedrijf zijn verantwoordelijk voor het uitwerken
van de employer brand?
Sinds een jaar of vier is de HR-afdeling voornamelijk verantwoordelijk voor het uitwerken
van de employer brand.
Kunt u voorbeelden geven waaruit blijkt dat men bezig is met employer branding in uw
bedrijf?
Men zet allerlei campagnes op gericht naar toekomstige verpleegkundigen. Zo liep een jaar
geleden de actie waarbij een grote sticker op de dienstwagens werd gekleefd met de
boodschap: blijfplakken.be.
Naar welke doelgroep richt men zich, met het oog op employer branding? De huidige
werknemers of potentiële werknemers of nog andere groepen? Of worden verschillende
groepen voor ogen gehouden, zo ja welke groepen zijn dat dan? Kunt u dit staven met
extra uitleg of voorbeelden?
Huidige werknemers
Potentiële werknemers
Op wie richt men zich hoofdzakelijk bij het uitwerken van de employer brand? Gaat de
meeste aandacht naar de huidige werknemers of eerder naar de potentiële of naar nog
een andere groep?
Potentiële werknemers
In welke mate is men zich binnen het bedrijf, ervan bewust dat elk signaal dat men naar de
buitenwereld uitstuurt door verschillende partijen kan worden ontvangen? Ik bedoel
bijvoorbeeld dat een advertentie om nieuw personeel aan te trekken ook gelezen kan
worden door patiënten of door mensen die reeds in het bedrijf werken? En in welke mate
besteedt men hieraan aandacht?
Men is er zich binnen het bedrijf van bewust dat de media op een juiste manier gebruiken
zeer gunstig kan uitdraaien voor het bedrijf. Daarom gaat men er ten gepaste tijde voor
zorgen dat men op een positieve manier in beeld wordt gebracht.
In oktober heeft men zo het hele wagenpark vervangen via een groots evenement waarbij
ook de pers aanwezig was. Een ander voorbeeld is dat van de viering van de 5000ste
werknemer waarop men ook een journalist van de zondagskrant uitnodigde.
Onderstaande concepten bepalen samen de employer brand van een bedrijf. Geef voor
onderstaande concepten aan of men er zich binnen het bedrijf van bewust is dat het
concept de employer brand van het bedrijf meebepaald enerzijds. Anderzijds of men er
ook effectief rekening mee gaat houden bij de uitwerking van de employer brand. Gelieve
telkens het bolletje te kleuren indien je akkoord gaat met de stelling en indien gevraagd
aan te vullen.
Externe Reputatie
Het bedrijf is zich bewust van de invloed van dit concept, maar daar blijft het ook bij.
Interne communicatie
Het bedrijf is zich bewust van dit concept en gaat actief werken aan de communicatie van
boven naar onder toe. Dit gebeurt via nieuwsbrieven, personeelskrantjes en het internet.
Steun van het topmanagement
Het bedrijf is zich bewust van de invloed van dit concept en men gaat er ook actief aan
werken. Zo gaat men bijvoorbeeld introductiedagen organiseren voor de nieuwe
personeelsleden, waarbij steeds minimum 1 iemand van de directie zich persoonlijk komt
voorstellen. Op die manier hoopt men dat de kloof tussen de directie en het basispersoneel
vanaf dag een kleiner wordt.
Waarden en Corporate Social Responsibility
Het bedrijf is zich bewust van het concept en gaat er ook actief aan werken. Zo voorziet men
contactpersonen voor de verpleegkundigen waardoor ze direct weten bij wie ze kunnen
aankloppen bij problemen. Men gaat ook actief de work-life balans van alle werknemers
bewaken en ervoor zorgen dat iedereen zoveel kan werken volgens eigen behoeften en
voorkeuren.
Interne meetsystemen
De politiek rond de evaluatiegesprekken is zeer belangrijk binnen solidariteit voor het gezin.
Men is reeds jarenlang bezig met het uitdenken en uitwerken van een efficiënt en effectief
evaluatiesysteem. Het feit dat men zoveel belang hecht aan een correcte evaluatie is ook
een overtuigingsfactor naar toekomstige werknemers toe.
Service support
Het bedrijf voorziet allerlei mogelijkheden die verpleegkundigen moeten helpen wanneer er
zich een probleem voordoet. Men zorgt voor vertrouwenspersonen, coördinators waarbij
verpleegkundigen terecht kunnen of eventueel een lid van de directie die openstaat voor de
problemen van de verpleegkundigen.
Werving- en selectieprocedures
De strikte werving- en selectieprocedure binnen het bedrijf zorgt ervoor dat sollicitanten zo
weinig mogelijk negatieve gevoelens t.o.v. het bedrijf hebben of kunnen creëren. Wanneer
iemand bijvoorbeeld spontaan solliciteert stelt de procedure dat die persoon binnen de
week een reactie moet krijgen. Dit kan een uitnodiging tot een gesprek zijn of een melding
dat het cv in de databank wordt gestopt. Wanneer iemand op sollicitatiegesprek komt stelt
de procedure dat iedereen binnen de week een reactie moet krijgen. Dit kan positief nieuws
of negatief nieuws zijn, maar iedereen moet reactie krijgen.
Teammanagement
Er wordt teamoverleg georganiseerd. Maar van echte teambuildingsmomenten voor de
verpleegkundigen is op dit moment echter nog geen sprake.
Functioneringsgesprek
Er worden competentiekaarten opgesteld. Wanneer iemand op evaluatiegesprek moet
komen wordt bekeken in welke mate de competenties die de competentiekaarten
vooropgesteld hadden bereikt werden en wat in de toekomst kan worden gedaan opdat alle
competenties zouden bereikt worden.
Leren en ontwikkeling
Opleiding en bijscholing zijn een must voor elke verpleegkundige binnen het bedrijf.
Promotie maken ligt wat moeilijker. Er zijn veel meer basisverpleegkundigen nodig dan
hoofdverpleegkundigen. Maar men kan wel steeds zijn kandidatuur stellen en kandidaten
zullen steeds in overweging worden genomen en een reactie krijgen.
Beloning en erkenning
De beloning van de verpleegkundigen bevat het volgende: het maandloon dat vastligt in de
sectorale CAO’s, eventuele toeslagen voor avond- en weekendwerk, maaltijdcheques, gsm,
groepsverzekering, hospitalisatieverzekering en een dienstwagen die voor woon-
werkverkeer kan gebruikt worden. Om nieuwe verpleegkundigen aan te trekken lanceert
binnenkort 2 belangrijke campagnes.
Ten eerste biedt men een contract aan waarbij het loon voor pas afstudeerden gelijk wordt
gesteld met dat van iemand die reeds 2 jaar anciënniteit heeft. Ten tweede lanceert men de
campagne mijn vriend wordt mijn collega. Wanneer een huidige werknemer een nieuwe
werknemer aanbrengt ontvangt de aanbrenger een extraatje van 180 euro.
Werkomgeving
Via de mutualiteit voorziet men hulpmiddelen die het leven van de verpleegkundigen en de
patiënt aangenamer moeten maken. Daarnaast gaat men per afdeling iemand voorzien die
instaat voor het onderhoud van het wagenpark. Op die manier kan de verpleegkundige voor
100 procent op zijn/haar dienstwagen rekenen.
Wat is uw huidige functie binnen het bedrijf, hoe lang voert u deze functie reeds uit?
Gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden.
Sollicitatiebeheerder HR-afdeling, onder deze functie vallen onder andere de volgende
taken; plaatsen van vacatures voor hoger bedienden, verpleegkundigen en leidinggevende,
eerste selectierondes organiseren voor de bedienden,…
Heeft u voor deze functie nog een of meerder andere functies uitgeoefend binnen het
bedrijf? Zo ja, welke en hoe lang? Gelieve zo specifiek mogelijk te antwoorden.
8 jaar sectorverantwoordelijke in regio Gent en 10 jaar lesgeven in het opleidingscentrum
BIJLAGE 5 ONDERZOEK BIJ VERPLEEGKUNDIGEN DIE REEDS AAN DE SLAG
ZIJN
De antwoorden uit dit exploratief onderzoek werd gebruikt als input voor de vragenlijst in
het kwantitatief onderzoek.
1. Werkt u momenteel als verpleegkundige? Ja/nee
2. In welke omgeving werkt u? Gelieve een van de onderstaande aan te duiden.
o In een ziekenhuis
o In het onderwijs, ik geef les als verpleegkundige
o Ik werk in de thuisverpleging
o Ik werk in een rust- en verzorgingstehuis
o Ik werk als bedrijfsverpleegkundige
o In het onderwijs, ik werk als schoolverpleegkundige bij bijvoorbeeld het clb
o Andere:…………………
3. Denk u nog aan andere omgevingen waarin u zou kunnen werken? Gelieve alle waaraan u
denkt hieronder te noteren.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
4. Vul de volgende zin aan met 5 adjectieven. Er staat een voorbeeld gegeven zodat u de
vraag zeker begrijpt.
Ik vind mijn job als verpleegkundige…………………………………
1. Uitdagend
2. ………………..
3. ………………..
4. ………………..
5. ………………..
6. ………………..
5. Welke organisaties die aan thuisverpleging doen kent u (schrijf alle organisaties op
waaraan u denkt)?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
BIJLAGE 6 DE VRAGENLIJST BIJ HET CONCLUSIEF ONDERZOEK
3.3.1.1 Algemene informatie
Vraag 1
0 Ik ben een laatstejaarsstudent verpleegkunde
0 Ik ben geen laatstejaarsstudent, maar ik studeer wel verpleegkunde.
0 Ik ben geen student verpleegkunde, voor u stopt de vragenlijst hier. Bedankt voor
uw medewerking.
Vraag 2a
Indien u een laatstejaarsstudent verpleegkunde bent, in welke mate zijn volgende stellingen
voor u van toepassing? Zet een kruisje in de kolom die voor u van toepassing is.
Voor de studenten die normaliter afstuderen in juni 2011, loopt het volgend jaar vanaf
september 2011. Voor studenten die normaliter afstuderen in januari 2012, loopt het
volgend jaar vanaf januari 2012.
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel Geen
mening
Ik ga volgend jaar
verder studeren.
Ik ga volgend jaar
werken.
Ik weet nog niet
wat ik volgend jaar
ga doen.
Vraag 2b
Indien je volgend jaar zou beginnen werken, waar zou dit hoogstwaarschijnlijk zijn?
0 West-Vlaanderen
0 Oost-Vlaanderen
0 Antwerpen
0 Vlaams Brabant
0 Limburg
0 Brussel
0 Andere
Vraag 3
In welke mate vindt u volgend aspecten belangrijk in uw zoektocht naar uw toekomstige
werkgever? Lees eerst de verklaring van de keuzes hieronder en plaats daarna een kruisje in
de kolom van uw keuze.
Categorie 1 = noodzakelijk voorwaarde
Dit is een minimale voorwaarde om het bedrijf te overwegen als toekomstige werkgever.
Indien dit kenmerk niet aanwezig is bij de onderneming zal ik zeker niet overwegen om daar
te solliciteren.
Categorie 2 = Hoe meer, hoe liever
Dit aspect van de onderneming beschouw ik als relevant in het zoeken naar een geschikte
werkgever. Hoe meer dit aspect aan bod komt, hoe liever ik bij die onderneming zou willen
werken.
Categorie 3 = Mooi meegenomen
Dit aspect beschouw ik niet als een essentieel element bij de keuze van een onderneming als
werkgever, maar indien het aanwezig is, beschouw ik het als een pluspunt.
Categorie 4 = Is niet belangrijk voor mij
Dit aspect speelt totaal niet mee in mijn keuze voor een bepaalde werkgever.
Noodzakelijke
voorwaarde
Hoe
meer,
hoe
liever
Mooi
meegenomen
Is niet
belangrijk
voor mij
1. Het bedrijf heeft een positief
imago
2. Het bedrijf is financieel gezond
3. Iedereen weet perfect wat er
allemaal in het bedrijf gebeurt, er
wordt zeer veel gecommuniceerd
met de werknemers
4. De leidinggevende betekent een
echte steun voor de werknemers
5. Er zijn veel extra-legale voordelen
6. Er is aandacht voor ethiek
7. Er is een goede work-life balans
8. Er wordt veel aandacht besteed
aan de manier waarop werknemers
geëvalueerd worden
9. Competitief sterk bedrijf
10. Werken in teamverband
11. Het bedrijf heeft een grote
naambekendheid
12. De locatie van de tewerkstelling
is dicht bij de woonplaats
13. Aandacht voor het milieu
14. Persoonlijke begeleiding en
coaching
15. Flexibele uren
16. Gevarieerd takenpakket
17. Het bedrijf behandelt
sollicitanten zeer vriendelijk, ook de
kandidaten die niet worden
aanvaard
18. Er is een grote mate van
autonomie bij het uitoefenen van de
job
19. Er is een aangename en
collegiale sfeer
20. Werknemers worden volgens
objectieve en vooraf bepaalde
doelstellingen beoordeeld
21. Goede reputatie
22. Er is mogelijkheden tot het
krijgen van extra training en
opleiding
23. Werkzekerheid
24. Een hoger loon dan gelijkaardige
bedrijven in de sector
25. Men kan werken in een moderne
en goed uitgerust omgeving
26. Het bedrijf heeft aandacht voor
diversiteit
3.3.1.2 Specifieke vragen omtrent thuisverpleging
Vraag 4
Indien u volgend jaar zou beginnen werken. Welk soort werk spreekt u dan het meeste aan?
Zet opnieuw een kruisje in de kolom van uw voorkeur.
Spre
ekt
mij
hel
em
aal
nie
t
aan
Spre
ekt
mij
nie
t aa
n
Spre
ekt
mij
neu
traa
l aan
Spre
ekt
mij
wel
aan
Spre
ekt
mij
eno
rm a
an
Had
ik n
og
nie
t aa
n g
edac
ht
Werken in een ziekenhuis
Lesgeven als verpleegkundige
Werken in de thuisverpleging
Werken in een rust- en
verzorgingstehuis
Werken als bedrijfsverpleegkundige
Werken in verpleegkundige in een
school (vb. bij een CLB)
Werken in de palliatieve zorgen
Werken in de psychiatrie
Werken in een instelling voor
mindervalide personen
Werken bij artsen zonder grenzen
Zijn er nog andere opties die uw voorkeur wegdragen? Gelieve ze dan hieronder te noteren.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Vraag 5
Rangschik hieronder de verschillende opties in een volgorde, waarbij nummer 1 de job is die
het meest jouw voorkeur wegdraagt en nummer 10 de job is die je het minst graag zou
doen.
Plaats in je persoonlijke top 10
Werken in een ziekenhuis
Lesgeven als verpleegkundige
Werken in de thuisverpleging
Werken in een rust- en verzorgingstehuis
Werken als bedrijfsverpleegkundige
Werken in verpleegkundige in een school
(vb. bij een CLB)
Werken in de palliatieve zorgen
Werken in de psychiatrie
Werken in een instelling voor mindervalide personen
Werken bij artsen zonder grenzen
3.3.1.3 Specifieke vragen omtrent thuisverplegingsorganisaties
Vraag 6
Welke organisaties die aan thuisverpleging doen kent u (schrijf alle organisaties op waaraan
u denkt)?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
Vraag 7a
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)
Eerste kolom indien u nog nooit van de organisatie hebt gehoord
Tweede kolom indien de organisatie kent
1 2
Wit-Gele Kruis
Solidariteit voor het gezin
Centrum voor thuiszorg
Vraag 7b
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)
Eerste kolom indien u reeds overwogen hebt om bij die organisatie te solliciteren
Tweede kolom indien u effectief gesolliciteerd hebt bij die organisatie
Derde kolom indien u nog niet hebt overwogen of gesolliciteerd bij deze organisatie
1 2 3
Wit-Gele Kruis
Solidariteit voor het gezin
Centrum voor thuiszorg
Vraag 8
Indien u zou moeten kiezen, welke organisatie draagt dan uw voorkeur weg?
Schrijf naast de organisatie die uw voorkeur heeft het nummertje 1, naast de organisatie die
het minst uw voorkeur wegdraagt op nummer 3.
Solidariteit voor het gezin
Wit-Gele Kruis
Centrum voor thuiszorg
Vraag 9
Hou nu de organisatie die u op nummer 1 plaatste in uw achterhoofd bij het invullen van de
onderstaande tabel.
Vergelijk telkens de organisatie die bij u op nummer 1 staat met de 2 andere organisaties en
plaats daarna een kruisje in de kolom die het best past voor u.
Het is voor mij belangrijk dat mijn nummer 1 organisatie
beschikt over… (Deze eigenschap moet sterker aanwezig
zijn bij mijn nummer 1 organisatie in vergelijking met de 2
andere organisaties.)
Hel
em
aal n
iet
akko
ord
Nie
t ak
koo
rd
Neu
traa
l
Akk
oo
rd
Hel
em
aal a
kko
ord
Wee
t ik
nie
t
Een beter imago in de maatschappij
Een goede doorstroming van alle belangrijke informatie
doorheen het bedrijf
Een goede ondersteuning van de verpleegkundigen door
de oversten
Meer aandacht voor ethische zaken en het algemeen
welzijn
Betere prestatiebeoordelingssystemen
De verpleegkundigen echt het gevoel dat ze er niet alleen
voor staan
Een faire manier van handelen t.o.v. toekomstige
werknemers
Een toffe werksfeer en een hoge mate van collegialiteit
Duidelijke doelstellingen voor het personeel
De mogelijkheid om zich verder te ontplooien en te
ontwikkelen
Een goed beloningssysteem
Een moderne en aangepaste werkomgeving
3.3.1.4 Identificatievragen
Vraag 10
Bent u een
0 Vrouw
0 Man
Vraag 11
Welke leeftijd heeft u?
Vraag 12
Heeft u reeds een stageopdracht vervuld in de thuisverpleging?
0 Ja, stage in de thuisverpleging is verplicht
0 Ja, stage in de thuisverpleging is niet verplicht maar ik deed het toch
0 Nee, nog niet
0 Nee
Vraag 13a
Aan welke school volgt u momenteel uw opleiding?
0 Howest
0 KATHO (Roeselare of Kortrijk)
0 HBOV
0 KHBO
0 Artevelde Hogeschool
0 Vesalius (Gent)
0 Vesalius (Brugge)
0 Masteropleiding: KULeuven
0 Lessius (Mechelen)
0 KHL (Leuven)
0 KHLIM (Hasselt)
0 KH Kempen (Turnhout en Lier)
0 HUB (Brussel)
0 KAHO St. Lieven (Aalst en St. Niklaas)
0 Andere
Vraag 13b
Indien u andere aankruiste in de vorige vraag, schrijf dan hieronder aan welke school u
momenteel studeert?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
Vraag 14a
Welke opleiding volgt u?
0 HBO5
0 Bachelor opleiding
0 Masteropleiding
0 Andere
Vraag 14b
Indien u andere aankruiste in de vorige vraag, schrijf dan hieronder welke opleiding u
momenteel volgt?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
BIJLAGE 7 INDEPENDENT SAMPLES T-TEST: STAGE IN DE THUISVERPLEGING
EN AANTREKKELIJKHEID VAN DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN
Group Statistics
Stage N Mean Std. Deviation Std. Error Mean
Werken in de
thuisverpleging
Ja 113 2,0708 ,93271 ,08774
Nee 103 1,8058 ,88626 ,08733
Werken in de psychiatrie Ja 112 1,5625 ,84663 ,08000
Nee 102 1,8529 ,94813 ,09388
Independent Samples Test
Levene's Test for
Equality of
Variances t-test for Equality of Means
F Sig. t df
Sig. (2-
tailed)
Mean
Difference
Std. Error
Difference
95% Confidence
Interval of the
Difference
Lower Upper
1 Equal variances
assumed
5,877 ,016 -1,484 216 ,139 -,14724 ,09922 -,34279 ,04831
Equal variances
not assumed
-1,490 215,824 ,138 -,14724 ,09884 -,34206 ,04758
2 Equal variances
assumed
,825 ,365 -1,524 207 ,129 -,19293 ,12663 -,44258 ,05672
Equal variances
not assumed
-1,527 206,250 ,128 -,19293 ,12632 -,44198 ,05612
3 Equal variances
assumed
1,650 ,200 2,135 214 ,034 ,26497 ,12409 ,02038 ,50956
Equal variances
not assumed
2,140 213,623 ,033 ,26497 ,12379 ,02096 ,50898
4 Equal variances
assumed
7,780 ,006 1,183 214 ,238 ,12321 ,10412 -,08203 ,32844
Equal variances
not assumed
1,193 212,597 ,234 ,12321 ,10329 -,08039 ,32680
5 Equal variances
assumed
,725 ,396 ,372 195 ,710 ,04620 ,12418 -,19871 ,29112
Equal variances
not assumed
,372 194,965 ,710 ,04620 ,12406 -,19847 ,29088
6 Equal variances
assumed
,144 ,704 -,164 206 ,870 -,02111 ,12859 -,27463 ,23240
Equal variances
not assumed
-,164 205,045 ,870 -,02111 ,12854 -,27454 ,23232
7 Equal variances
assumed
,204 ,652 1,620 212 ,107 ,19415 ,11986 -,04212 ,43042
Equal variances
not assumed
1,623 211,358 ,106 ,19415 ,11964 -,04169 ,43000
8 Equal variances
assumed
10,756 ,001 -2,367 212 ,019 -,29044 ,12269 -,53229 -,04859
Equal variances
not assumed
-2,355 203,366 ,019 -,29044 ,12334 -,53363 -,04725
9 Equal variances
assumed
,664 ,416 ,505 206 ,614 ,05851 ,11575 -,16970 ,28673
Equal variances
not assumed
,507 203,925 ,613 ,05851 ,11548 -,16918 ,28621
10 Equal variances
assumed
,019 ,892 -1,921 201 ,056 -,25092 ,13065 -,50854 ,00669
Equal variances
not assumed
-1,922 199,822 ,056 -,25092 ,13057 -,50840 ,00655
BIJLAGE 8 ONEWAY ANOVA: OPLEIDING EN AANTREKKELIJKHEID VAN DE
TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN
Descriptives
N Mean
Std.
Deviation
Std.
Error
95% Confidence Interval
for Mean
Minimum Maximum
Lower
Bound
Upper
Bound
Lesgeven HBO5 49 1,8776 ,92720 ,13246 1,6112 2,1439 1,00 3,00
Bachelor
opleiding
74 2,2297 ,89973 ,10459 2,0213 2,4382 1,00 3,00
Masteropleiding 17 2,5294 ,79982 ,19398 2,1182 2,9406 1,00 3,00
Total 140 2,1429 ,91802 ,07759 1,9895 2,2963 1,00 3,00
Werken
in een
school
HBO5 48 2,2292 ,95069 ,13722 1,9531 2,5052 1,00 3,00
Bachelor
opleiding
73 1,7534 ,87846 ,10282 1,5485 1,9584 1,00 3,00
Masteropleiding 15 2,0000 ,92582 ,23905 1,4873 2,5127 1,00 3,00
Total 136 1,9485 ,92951 ,07971 1,7909 2,1062 1,00 3,00
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
1 Between Groups ,259 2 ,130 ,253 ,777
Within Groups 72,803 142 ,513
Total 73,062 144
2 Between Groups 6,548 2 3,274 4,055 ,019
Within Groups 110,595 137 ,807
Total 117,143 139
3 Between Groups 2,798 2 1,399 1,716 ,184
Within Groups 114,139 140 ,815
Total 116,937 142
4 Between Groups ,825 2 ,412 ,697 ,500
Within Groups 82,882 140 ,592
Total 83,706 142
5 Between Groups 1,302 2 ,651 ,852 ,429
Within Groups 96,295 126 ,764
Total 97,597 128
6 Between Groups 6,599 2 3,299 3,988 ,021
Within Groups 110,041 133 ,827
Total 116,640 135
7 Between Groups ,519 2 ,260 ,338 ,714
Within Groups 106,720 139 ,768
Total 107,239 141
8 Between Groups ,426 2 ,213 ,240 ,787
Within Groups 123,441 139 ,888
Total 123,866 141
9 Between Groups ,289 2 ,144 ,200 ,819
Within Groups 96,057 133 ,722
Total 96,346 135
10 Between Groups 3,189 2 1,595 1,805 ,169
Within Groups 113,055 128 ,883
Total 116,244 130
De beslissing om een Bonferroni test of een Tamhane’s test te laten uitvoeren wordt beslist op basis van homogeneity of variances test.
Multiple Comparisons
Dependent Variable
(I) Welke
opleiding volgt
u?
(J) Welke
opleiding volgt
u?
Mean
Difference
(I-J)
Std.
Error Sig.
95% Confidence Interval
Lower
Bound
Upper
Bound
Lesgeven Bonferroni HBO5 Bachelor
opleiding
-,35218 ,16548 ,105 -,7533 ,0489
Masteropleiding -,65186* ,25290 ,033 -1,2648 -,0389
Bachelor
opleiding
HBO5 ,35218 ,16548 ,105 -,0489 ,7533
Masteropleiding -,29968 ,24165 ,651 -,8854 ,2860
Masteropleiding HBO5 ,65186* ,25290 ,033 ,0389 1,2648
Bachelor
opleiding
,29968 ,24165 ,651 -,2860 ,8854
Werken
in een
school
Bonferroni HBO5 Bachelor
opleiding
,47574* ,16903 ,017 ,0659 ,8856
Masteropleiding ,22917 ,26906 1,000 -,4232 ,8815
Bachelor
opleiding
HBO5 -,47574* ,16903 ,017 -,8856 -,0659
Masteropleiding -,24658 ,25786 1,000 -,8718 ,3786
Masteropleiding HBO5 -,22917 ,26906 1,000 -,8815 ,4232
Bachelor
opleiding
,24658 ,25786 1,000 -,3786 ,8718
BIJLAGE 9 INDEPENDENT SAMPLES T-TEST: STUDIESTATUS EN
AANTREKKELIJKHEID VAN DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN
Group Statistics
Duid aan tot welke categorie
u behoort. N Mean Std. Deviation Std. Error Mean
Werken in
de
psychiatrie
Ik ben een
laatstejaarsstudent
verpleegkunde
167 1,6108 ,89072 ,06893
Ik ben geen
laatstejaarsstudent, maar ik
studeer wel verpleegkunde
61 1,8852 ,91466 ,11711
Independent Samples Test
Levene's Test for
Equality of
Variances t-test for Equality of Means
F Sig. t df
Sig. (2-
tailed)
Mean
Difference
Std. Error
Difference
95% Confidence
Interval of the
Difference
Lower Upper
1 Equal variances
assumed
,090 ,765 ,018 230 ,986 ,00190 ,10672 -,20839 ,21218
Equal variances
not assumed
,017 103,366 ,986 ,00190 ,10952 -,21529 ,21909
2 Equal variances
assumed
1,203 ,274 -1,433 221 ,153 -,19936 ,13916 -,47360 ,07489
Equal variances
not assumed
-1,467 107,313 ,145 -,19936 ,13587 -,46870 ,06998
3 Equal variances
assumed
,233 ,630 -,137 228 ,891 -,01882 ,13727 -,28931 ,25167
Equal variances
not assumed
-,136 106,839 ,892 -,01882 ,13867 -,29372 ,25609
4 Equal variances
assumed
,102 ,750 ,037 228 ,971 ,00422 ,11538 -,22313 ,23157
Equal variances
not assumed
,037 111,316 ,971 ,00422 ,11409 -,22185 ,23030
5 Equal variances
assumed
,163 ,687 -,253 209 ,800 -,03369 ,13308 -,29605 ,22866
Equal variances
not assumed
-,250 100,616 ,803 -,03369 ,13459 -,30071 ,23332
6 Equal variances
assumed
1,710 ,192 ,933 219 ,352 ,12971 ,13901 -,14425 ,40367
Equal variances
not assumed
,955 110,822 ,341 ,12971 ,13577 -,13933 ,39875
7 Equal variances
assumed
,047 ,829 -,439 226 ,661 -,05771 ,13141 -,31667 ,20124
Equal variances
not assumed
-,435 107,498 ,664 -,05771 ,13263 -,32063 ,20520
8 Equal variances
assumed
,313 ,576 -2,045 226 ,042 -,27447 ,13422 -,53894 -,00999
Equal variances
not assumed
-2,020 104,245 ,046 -,27447 ,13589 -,54393 -,00500
9 Equal variances
assumed
,072 ,789 -,382 219 ,703 -,04749 ,12437 -,29260 ,19761
Equal variances
not assumed
-,380 99,516 ,705 -,04749 ,12491 -,29532 ,20033
10 Equal variances
assumed
4,383 ,037 -1,178 215 ,240 -,17061 ,14488 -,45618 ,11495
Equal variances
not assumed
-1,217 104,937 ,226 -,17061 ,14023 -,44866 ,10743
BIJLAGE 10 ONEWAY ANOVA: TOEKOMSTPLANNEN EN AANTREKKELIJKHEID
VAN DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN
10.1 RESPONDENTEN DIE VOLGEND JAAR VERDER STUDEREN
Descriptives
N Mean
Std.
Deviation
Std.
Error
95% Confidence Interval
for Mean
Minimum Maximum
Lower
Bound
Upper
Bound
Lesgeven Zeker niet 37 1,7838 ,97568 ,16040 1,4585 2,1091 1,00 3,00
Eerder
niet
25 1,8400 ,94340 ,18868 1,4506 2,2294 1,00 3,00
Eeder wel 40 2,0250 ,97369 ,15395 1,7136 2,3364 1,00 3,00
Zeker wel 76 2,4342 ,77176 ,08853 2,2579 2,6106 1,00 3,00
Total 178 2,1236 ,92450 ,06929 1,9868 2,2603 1,00 3,00
Werken in
de
psychiatrie
Zeker niet 37 1,3243 ,74737 ,12287 1,0751 1,5735 1,00 3,00
Eerder
niet
26 1,7308 ,96157 ,18858 1,3424 2,1192 1,00 3,00
Eeder wel 42 2,0238 ,92362 ,14252 1,7360 2,3116 1,00 3,00
Zeker wel 78 1,6795 ,90444 ,10241 1,4756 1,8834 1,00 3,00
Total 183 1,6940 ,91045 ,06730 1,5612 1,8268 1,00 3,00
Artsen
zonder
grenzen
Zeker niet 36 1,5556 ,84327 ,14055 1,2702 1,8409 1,00 3,00
Eerder
niet
26 2,0000 ,93808 ,18397 1,6211 2,3789 1,00 3,00
Eeder wel 38 2,1316 ,93494 ,15167 1,8243 2,4389 1,00 3,00
Zeker wel 73 2,2877 ,92014 ,10769 2,0730 2,5024 1,00 3,00
Total 173 2,0578 ,94445 ,07181 1,9161 2,1995 1,00 3,00
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
1 Between Groups ,329 3 ,110 ,196 ,899
Within Groups 101,800 182 ,559
Total 102,129 185
2 Between Groups 14,005 3 4,668 5,917 ,001
Within Groups 137,276 174 ,789
Total 151,281 177
3 Between Groups 2,721 3 ,907 1,083 ,358
Within Groups 150,709 180 ,837
Total 153,429 183
4 Between Groups 2,571 3 ,857 1,385 ,249
Within Groups 111,380 180 ,619
Total 113,951 183
5 Between Groups 1,933 3 ,644 ,842 ,473
Within Groups 125,472 164 ,765
Total 127,405 167
6 Between Groups 3,604 3 1,201 1,416 ,240
Within Groups 146,713 173 ,848
Total 150,316 176
7 Between Groups 1,500 3 ,500 ,661 ,577
Within Groups 135,418 179 ,757
Total 136,918 182
8 Between Groups 9,677 3 3,226 4,089 ,008
Within Groups 141,187 179 ,789
Total 150,863 182
9 Between Groups 4,300 3 1,433 2,248 ,084
Within Groups 109,649 172 ,637
Total 113,949 175
10 Between Groups 13,232 3 4,411 5,317 ,002
Within Groups 140,190 169 ,830
Total 153,422 172
De beslissing om een Bonferroni test of een Tamhane’s test te laten uitvoeren wordt beslist op basis van homogeneity of variances test.
Multiple Comparisons
Dependent Variable
Ik ga volgend jaar
verder studeren.
(J) Indien u een
laatstejaarsstudent
verpleegkunde
bent, in welke
mate zijn volgende
stellingen voor u
v...
Mean
Difference
(I-J)
Std.
Error Sig.
95% Confidence
Interval
Lower
Bound
Upper
Bound
Lesgeven Tamhane Zeker niet Eerder niet -,05622 ,24765 1,000 -,7331 ,6207
Eeder wel -,24122 ,22233 ,862 -,8421 ,3597
Zeker wel -,65043* ,18321 ,005 -1,1493 -,1516
Eerder niet Zeker niet ,05622 ,24765 1,000 -,6207 ,7331
Eeder wel -,18500 ,24352 ,973 -,8508 ,4808
Zeker wel -,59421* ,20842 ,043 -1,1751 -,0133
Eeder wel Zeker niet ,24122 ,22233 ,862 -,3597 ,8421
Eerder niet ,18500 ,24352 ,973 -,4808 ,8508
Zeker wel -,40921 ,17759 ,138 -,8910 ,0726
Zeker wel Zeker niet ,65043* ,18321 ,005 ,1516 1,1493
Eerder niet ,59421* ,20842 ,043 ,0133 1,1751
Eeder wel ,40921 ,17759 ,138 -,0726 ,8910
Werken in
de
psychiatrie
Tamhane Zeker niet Eerder niet -,40644 ,22507 ,384 -1,0257 ,2129
Eeder wel -,69949* ,18817 ,002 -1,2077 -,1913
Zeker wel -,35516 ,15995 ,162 -,7861 ,0758
Eerder niet Zeker niet ,40644 ,22507 ,384 -,2129 1,0257
Eeder wel -,29304 ,23638 ,776 -,9398 ,3537
Zeker wel ,05128 ,21459 1,000 -,5420 ,6446
Eeder wel Zeker niet ,69949* ,18817 ,002 ,1913 1,2077
Eerder niet ,29304 ,23638 ,776 -,3537 ,9398
Zeker wel ,34432 ,17550 ,279 -,1287 ,8174
Zeker wel Zeker niet ,35516 ,15995 ,162 -,0758 ,7861
Eerder niet -,05128 ,21459 1,000 -,6446 ,5420
Eeder wel -,34432 ,17550 ,279 -,8174 ,1287
Artsen
zonder
grenzen
Bonferroni Zeker niet Eerder niet -,44444 ,23441 ,358 -1,0702 ,1813
Eeder wel -,57602* ,21183 ,043 -1,1415 -,0105
Zeker wel -,73212* ,18549 ,001 -1,2273 -,2369
Eerder niet Zeker niet ,44444 ,23441 ,358 -,1813 1,0702
Eeder wel -,13158 ,23181 1,000 -,7504 ,4873
Zeker wel -,28767 ,20801 1,000 -,8430 ,2676
Eeder wel Zeker niet ,57602* ,21183 ,043 ,0105 1,1415
Eerder niet ,13158 ,23181 1,000 -,4873 ,7504
Zeker wel -,15609 ,18219 1,000 -,6425 ,3303
Zeker wel Zeker niet ,73212* ,18549 ,001 ,2369 1,2273
Eerder niet ,28767 ,20801 1,000 -,2676 ,8430
Eeder wel ,15609 ,18219 1,000 -,3303 ,6425
10.2 RESPONDENTEN DIE VOLGEND JAAR WERKEN
Descriptives
N Mean
Std.
Deviation
Std.
Error
95% Confidence Interval
for Mean
Minimum Maximum Lower Bound Upper Bound
Lesgeven Zeker niet 39 2,5128 ,79046 ,12658 2,2566 2,7691 1,00 3,00
Eerder
niet
18 2,1111 ,96338 ,22707 1,6320 2,5902 1,00 3,00
Eeder wel 20 2,0000 ,97333 ,21764 1,5445 2,4555 1,00 3,00
Zeker wel 103 2,0000 ,92884 ,09152 1,8185 2,1815 1,00 3,00
Total 180 2,1222 ,92547 ,06898 1,9861 2,2583 1,00 3,00
Artsen
zonder
grenzen
Zeker niet 36 2,3611 ,93052 ,15509 2,0463 2,6760 1,00 3,00
Eerder
niet
17 2,5882 ,71229 ,17276 2,2220 2,9545 1,00 3,00
Eeder wel 21 2,2857 ,90238 ,19691 1,8750 2,6965 1,00 3,00
Zeker wel 102 1,9216 ,95115 ,09418 1,7347 2,1084 1,00 3,00
Total 176 2,1193 ,94565 ,07128 1,9786 2,2600 1,00 3,00
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
1 Between Groups ,753 3 ,251 ,443 ,723
Within Groups 104,326 184 ,567
Total 105,080 187
2 Between Groups 7,790 3 2,597 3,140 ,027
Within Groups 145,521 176 ,827
Total 153,311 179
3 Between Groups 1,500 3 ,500 ,592 ,621
Within Groups 153,726 182 ,845
Total 155,226 185
4 Between Groups 1,130 3 ,377 ,575 ,632
Within Groups 119,235 182 ,655
Total 120,366 185
5 Between Groups 1,317 3 ,439 ,571 ,635
Within Groups 127,560 166 ,768
Total 128,876 169
6 Between Groups ,508 3 ,169 ,196 ,899
Within Groups 150,878 175 ,862
Total 151,385 178
7 Between Groups 5,058 3 1,686 2,220 ,087
Within Groups 136,719 180 ,760
Total 141,777 183
8 Between Groups 3,253 3 1,084 1,324 ,268
Within Groups 148,185 181 ,819
Total 151,438 184
9 Between Groups 1,887 3 ,629 ,906 ,439
Within Groups 122,174 176 ,694
Total 124,061 179
10 Between Groups 10,413 3 3,471 4,087 ,008
Within Groups 146,081 172 ,849
Total 156,494 175
De beslissing om een Bonferroni test of een Tamhane’s test te laten uitvoeren wordt beslist op basis van homogeneity of variances test.
Multiple Comparisons
Dependent Variable
Ik ga volgend jaar
werken.
(J) Indien u een
laatstejaarsstudent
verpleegkunde
bent, in welke
mate zijn volgende
stellingen voor u v
Mean
Difference
(I-J)
Std.
Error Sig.
95% Confidence
Interval
Lower
Bound
Upper
Bound
Lesgeven Tamhane Zeker niet Eerder niet ,40171 ,25997 ,577 -,3340 1,1375
Eeder wel ,51282 ,25177 ,265 -,1928 1,2185
Zeker wel ,51282* ,15620 ,009 ,0914 ,9342
Eerder niet Zeker niet -,40171 ,25997 ,577 -1,1375 ,3340
Eeder wel ,11111 ,31453 1,000 -,7649 ,9871
Zeker wel ,11111 ,24482 ,998 -,5936 ,8159
Eeder wel Zeker niet -,51282 ,25177 ,265 -1,2185 ,1928
Eerder niet -,11111 ,31453 1,000 -,9871 ,7649
Zeker wel ,00000 ,23610 1,000 -,6718 ,6718
Zeker wel Zeker niet -,51282* ,15620 ,009 -,9342 -,0914
Eerder niet -,11111 ,24482 ,998 -,8159 ,5936
Eeder wel ,00000 ,23610 1,000 -,6718 ,6718
Artsen
zonder
grenzen
Tamhane Zeker niet Eerder niet -,22712 ,23216 ,913 -,8694 ,4152
Eeder wel ,07540 ,25065 1,000 -,6158 ,7666
Zeker wel ,43954 ,18144 ,105 -,0534 ,9325
Eerder niet Zeker niet ,22712 ,23216 ,913 -,4152 ,8694
Eeder wel ,30252 ,26195 ,830 -,4267 1,0317
Zeker wel ,66667* ,19676 ,013 ,1075 1,2258
Eeder wel Zeker niet -,07540 ,25065 1,000 -,7666 ,6158
Eerder niet -,30252 ,26195 ,830 -1,0317 ,4267
Zeker wel ,36415 ,21828 ,488 -,2507 ,9790
Zeker wel Zeker niet -,43954 ,18144 ,105 -,9325 ,0534
Eerder niet -,66667* ,19676 ,013 -1,2258 -,1075
Eeder wel -,36415 ,21828 ,488 -,9790 ,2507
BIJLAGE 11 CROSSTABS: SOLLICITATIEGEDRAG EN UNAIDED TOP-OF-MIND
AWARENESS
11.1 RESULTATEN WIT-GELE KRUIS
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Wit-Gele Kruis * WGK
Crosstabulation
WGK
Total 1,00 2,00
Wit-Gele Kruis Ik heb reeds overwogen om
bij deze organisatie te
solliciteren
Count 24 1 25
% within WGK 19,5% 25,0% 19,7%
Ik heb effectief bij deze
organisatie gesolliciteerd
Count 9 0 9
% within WGK 7,3% ,0% 7,1%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze
organisatie
Count 90 3 93
% within WGK 73,2% 75,0% 73,2%
Total Count 123 4 127
% within WGK 100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square ,354a 2 ,838
Likelihood Ratio ,633 2 ,729
Linear-by-Linear Association ,008 1 ,929
N of Valid Cases 127
a. 3 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,28.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,053 ,838
Cramer's V ,053 ,838
N of Valid Cases 127
11.2 RESULTATEN CENTRUM VOOR THUISZORG
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Centrum voor thuiszorg * BM
Crosstabulation
BM
Total 1,00 2,00
Centrum voor thuiszorg Ik heb reeds overwogen om
bij deze organisatie te
solliciteren
Count 7 3 10
% within BM 11,1% 4,6% 7,8%
Ik heb effectief bij deze
organisatie gesolliciteerd
Count 0 1 1
% within BM ,0% 1,5% ,8%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze
organisatie
Count 56 61 117
% within BM 88,9% 93,8% 91,4%
Total Count 63 65 128
% within BM 100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square 2,783a 2 ,249
Likelihood Ratio 3,214 2 ,200
Linear-by-Linear Association 1,419 1 ,234
N of Valid Cases 128
a. 3 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,49.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,147 ,249
Cramer's V ,147 ,249
N of Valid Cases 128
11.3 RESULTATEN VOOR SOLIDARITEIT VOOR HET GEZIN
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Solidariteit voor het gezin * SOL
Crosstabulation
SOL
Total 1,00 2,00
Solidariteit voor het gezin Ik heb reeds overwogen om
bij deze organisatie te
solliciteren
Count 2 1 3
% within SOL 3,4% 1,4% 2,3%
Ik heb effectief bij deze
organisatie gesolliciteerd
Count 1 1 2
% within SOL 1,7% 1,4% 1,6%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze
organisatie
Count 56 67 123
% within SOL 94,9% 97,1% 96,1%
Total Count 59 69 128
% within SOL 100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square ,539a 2 ,764
Likelihood Ratio ,543 2 ,762
Linear-by-Linear Association ,510 1 ,475
N of Valid Cases 128
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,92.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,065 ,764
Cramer's V ,065 ,764
N of Valid Cases 128
BIJLAGE 12 CROSSTABS: SOLLICITATIEGEDRAG EN AIDED TOP-OF-MIND
AWARENESS
12.1 RESULTATEN WIT-GELE KRUIS
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Wit-Gele Kruis * Zet een kruisje in
de passende kolom (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk).-Wit-Gele Kruis Crosstabulation
Wit-Gele Kruis
Total
Ik heb nog
nooit van
die
organisatie
gehoord
Ik ken die
organisatie
Ik heb reeds overwogen om bij deze
organisatie te solliciteren
Count 1 45 46
% within 100,0% 20,0% 20,4%
Ik heb effectief bij deze organisatie
gesolliciteerd
Count 0 13 13
% within ,0% 5,8% 5,8%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze organisatie
Count 0 167 167
% within ,0% 74,2% 73,9%
Total 1 225 226
100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square 3,930a 2 ,140
Likelihood Ratio 3,201 2 ,202
Linear-by-Linear Association 3,595 1 ,058
N of Valid Cases 226
a. 3 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,06.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,132 ,140
Cramer's V ,132 ,140
N of Valid Cases 226
12.2 RESULTATEN CENTRUM VOOR THUISZORG
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Centrum voor thuiszorg * Zet een kruisje in de
passende kolom (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk).-Centrum voor thuiszorg Crosstabulation
Centrum voor thuiszorg
Total
Ik heb nog nooit
van die
organisatie
gehoord
Ik ken die
organisatie
Ik heb reeds overwogen om bij deze
organisatie te solliciteren
Count 0 17 17
% within ,0% 10,8% 7,6%
Ik heb effectief bij deze organisatie
gesolliciteerd
Count 1 0 1
% within 1,5% ,0% ,4%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze organisatie
Count 67 140 207
% within 98,5% 89,2% 92,0%
Total 68 157 225
100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square 10,123a 2 ,006
Likelihood Ratio 15,074 2 ,001
Linear-by-Linear Association 6,814 1 ,009
N of Valid Cases 225
a. 2 cells (33,3%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,30.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,212 ,006
Cramer's V ,212 ,006
N of Valid Cases 225
12.3 RESULTATEN SOLIDARITEIT VOOR HET GEZIN
Zet een kruisje in de (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk)-Solidariteit voor het gezin * Zet een
kruisje in de passende kolom (per organisatie zijn meerdere kruisjes mogelijk).-Solidariteit voor het gezin
Crosstabulation
Solidariteit voor het gezin
Total
Ik heb nog
nooit van die
organisatie
gehoord
Ik ken die
organisatie
Ik heb reeds overwogen om bij deze
organisatie te solliciteren
Count 0 11 11
% within ,0% 6,7% 4,9%
Ik heb effectief bij deze organisatie
gesolliciteerd
Count 1 2 3
% within 1,6% 1,2% 1,3%
Ik heb nog niet overwogen of
gesolliciteerd bij deze organisatie
Count 60 152 212
% within 98,4% 92,1% 93,8%
Total 61 165 226
100,0% 100,0% 100,0%
Chi-Square Tests
Value df
Asymp. Sig. (2-
sided)
Pearson Chi-Square 4,313a 2 ,116
Likelihood Ratio 7,163 2 ,028
Linear-by-Linear Association 3,773 1 ,052
N of Valid Cases 226
a. 3 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum
expected count is ,81.
Symmetric Measures
Value Approx. Sig.
Nominal by Nominal Phi ,138 ,116
Cramer's V ,138 ,116
N of Valid Cases 226
BIJLAGE 13 ONEWAY ANOVA: OPLEIDING EN VOORKEUR VOOR EEN
THUISVERPLEGINGSORGANISATIE
Descriptives
Voorkeursorganisatie
N Mean
Std.
Deviation Std. Error
95% Confidence Interval for
Mean
Minimum Maximum Lower Bound Upper Bound
HBO5 33 2,0303 ,98377 ,17125 1,6815 2,3791 1,00 3,00
Bachelor
opleiding
36 1,4167 ,73193 ,12199 1,1690 1,6643 1,00 3,00
Masteropleiding 11 1,3636 ,80904 ,24393 ,8201 1,9072 1,00 3,00
Total 80 1,6625 ,89928 ,10054 1,4624 1,8626 1,00 3,00
ANOVA
Voorkeursorganisatie
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
Between Groups 7,622 2 3,811 5,216 ,008
Within Groups 56,265 77 ,731
Total 63,887 79
De beslissing om een Bonferroni test of een Tamhane’s test te laten uitvoeren wordt beslist op basis van homogeneity of variances test.
Multiple Comparisons
Dependent Variable:SQ11
(I) Welke
opleiding volgt u?
(J) Welke
opleiding volgt u?
Mean
Difference (I-
J) Std. Error Sig.
95% Confidence Interval
Lower Bound Upper Bound
Tamhane HBO5 Bachelor ,61364* ,21026 ,015 ,0969 1,1304
Masteropleiding ,66667 ,29805 ,105 -,1073 1,4406
Bachelor HBO5 -,61364* ,21026 ,015 -1,1304 -,0969
Masteropleiding ,05303 ,27274 ,997 -,6773 ,7833
Masteropleiding HBO5 -,66667 ,29805 ,105 -1,4406 ,1073
Bachelor -,05303 ,27274 ,997 -,7833 ,6773
BIJLAGE 14 UITVOEREN VAN EEN FACTORANALYSE OP VRAAG 9 EN VRAAG 4
Rotated Component Matrixa
Component
1 2 3 4 5
Vraag 9_9 ,910 -,012 ,072 ,081 ,062
Vraag 9_7 ,903 ,040 ,072 ,020 -,038
Vraag 9_3 ,896 ,029 ,023 ,152 ,053
Vraag 9_8 ,871 -,049 -,003 -,042 -,112
Vraag 9_6 ,856 ,015 -,102 ,155 -,095
Vraag 9_11 ,850 ,156 ,074 ,019 -,179
Vraag 9_2 ,848 ,169 -,049 ,113 ,051
Vraag 9_5 ,834 ,040 ,023 ,004 -,091
Vraag 9_10 ,807 -,074 -,027 -,171 -,082
Vraag 9_12 ,794 ,152 ,140 -,196 ,028
Vraag 9_4 ,767 ,063 -,037 -,044 ,255
Vraag 9_1 ,740 -,006 -,127 ,183 ,061
Vraag 4_5 ,082 ,831 -,006 ,166 ,075
Vraag 4_6 ,096 ,818 ,020 ,055 ,095
Vraag 4_1 -,187 ,466 -,378 ,066 ,393
Vraag 4_2 -,157 ,447 ,168 -,185 ,443
Vraag 4_3 -,068 ,172 ,767 ,048 -,111
Vraag 4_4 -,019 -,166 ,693 ,280 -,168
Vraag 4_7 ,042 ,083 ,648 -,087 ,459
Vraag 4_8 ,006 ,085 ,068 ,873 ,035
Vraag 4_9 ,157 ,125 ,441 ,604 ,268
Vraag 4_10 ,027 ,107 -,122 ,213 ,728
Extraction Method: Principal Component Analysis.
Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.
a. Rotation converged in 11 iterations.
BIJLAGE 15 CUSTOM TABLE: GEMIDDELDE SCORE GEGEVEN AAN DE ITEMS
VAN DE EMPLOYER BRAND, DOOR DE RESPONDENTEN OPGEDEELD
VOLGENS VOORKEURSORGANISATIE
Voorkeursorganisatie
WGK CVT Sol
Mean Mean Mean
Een beter imago in de maatschappij 3,48 3,07 3,00
Een goede doorstroming van alle belangrijke
informatie doorheen het bedrijf
3,47 3,67 3,14
Een goede ondersteuning van de
verpleegkundigen door de oversten
3,78 4,00 3,40
Meer aandacht voor ethische zaken en het
algemeen welzijn
3,55 3,80 3,27
Betere prestatiebeoordelingssystemen 3,35 3,27 3,11
De verpleegkundigen hebben echt het gevoel dat
ze er niet alleen voor staan
3,68 3,67 3,23
Een faire manier van handelen t.o.v. toekomstige
werknemers
3,56 3,64 3,32
Een toffe werksfeer en een hoge mate van
collegialiteit
3,54 3,85 3,32
Duidelijke doelstellingen voor het personeel 3,72 3,54 3,30
De mogelijkheid om zich verder te ontplooien en
te ontwikkelen
3,60 3,77 3,31
Een goed beloningssysteem 3,27 3,67 3,18
Een moderne en aangepaste werkomgeving 3,28 3,77 3,25