eindhoven university of technology master positie van … · in duitse informatica vakdidactiek...
TRANSCRIPT
Eindhoven University of Technology
MASTER
Positie van procesmodelleren binnen het vak informatica
Buijze, F.
Award date:2009
Link to publication
DisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
Positie van
procesmodelleren binnen het vak informatica
Frank Buijze, M.Sc. (508733)
29-10-2009
ONDERZOEK VAN ONDERWIJS (2IE10)
Pagina 2 van 66
Samenvatting
Dit document beschrijft de uitvoering, resultaten en conclusies van een verkennend toetsend
onderzoek over de positie van procesmodelleren binnen het vak informatica in het Nederlands
voortgezet onderwijs. Hierbij staat het volgende onderzoek centraal:
Welke positie neemt procesmodelleren in binnen het vak informatica in het Nederlands
voortgezet onderwijs?
De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de persoonlijke ervaringen van de auteur. Daarnaast
heeft de beperkte opname van procesmodelleren in de verschillende methoden een rol gespeeld.
De onderzoeksvraag is opgedeeld in een drietal deelvragen:
1. Hoe behandelen de verschillende lesmethoden het onderwerp procesmodelleren?
2. Hoe wordt procesmodelleren verzorgd op verschillende middelbare scholen?
3. Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende methodieken/technieken?
Naast de deelvragen zijn er ook een vijftal hypothesen opgesteld:
1. Iets meer dan de helft van de docenten besteedt aandacht aan het onderwerp
procesmodelleren binnen het vak infromatica.
2. In de vernieuwde Tweede Fase wordt er gemiddeld meer uren besteed aan het onderwerp
procesmodelleren, dan in de Tweede Fase.
3. Indien er aandacht wordt besteed aan procesmodelleren, gebeurt dit voor het merendeel in
het laatste leerjaar van havo, en het vijfde en zesde leerjaar van vwo.
4. Er valt geen duidelijke voorkeur op havo en vwo waar te nemen voor één van de
methodieken (petrinetten of DFD), die behandeld zijn tijdens de (CODI-)opleiding.
5. Het merendeel van de docenten, die procesmodelleren onderwijzen vinden het een redelijk
moeilijk onderwerp.
Dataverzameling heeft plaats gevonden door middel van een enquête, documentanalyse en
interviews.De enquête is verspreid onder 25 informatica docenten. De verschillende methoden zijn
bestudeert en de leerboekauteurs zijn gevraagd hun keuzes te onderbouwen. Ook is er een vakdidact
informatica en vakdocent informatica geïnterviewd.
De resultaten van het onderzoek hebben geleid tot de conclusie dat hypothese 1, 3 en 5 waar zijn.
Over hypothese 2 en 4 kan geen uitspraak worden gedaan, omdat er niet voldoende gegevens
beschikbaar zijn.
Van de verschillende lesmethoden besteedt alleen Fundament Informatica van Instruct aandacht aan
procesmodelleren. Zij hebben hierbij gekozen voor de methodiek dataflowdiagrammen, omdat deze
gangbaar is binnen het bedrijfsleven, hbo en mbo.
Ruim de helft van de docenten besteedt aandacht aan procesmodelleren. Zij maken hierbij gebruik
van eigen materiaal of materiaal van anderen. Tevens geven deze docenten aan, dat zij het een
moeilijk onderwerp vinden om te onderwijzen en dat het moeilijk is voor leerlingen. Er wordt een
hoog abstractie niveau gevraagd.
Pagina 3 van 66
De eindconclusie is dat procesmodelleren een beperkte plek inneemt binnen het vak informatica. Het
wordt door een beperkt aantal docenten onderwezen. De verschillende lesmethoden besteden maar
weinig aandacht of geen aandacht aan het onderwerp.
Pagina 4 van 66
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 4
1 INLEIDING ................................................................................................................................................ 5
2 LITERATUURVERKENNING ........................................................................................................................ 7
2.1 BRONNEN ................................................................................................................................................. 7
2.2 VAKDIDACTISCHE BRONNEN .......................................................................................................................... 9
2.3 SAMENVATTING ....................................................................................................................................... 10
3 ONDERZOEKSVRAAG.............................................................................................................................. 11
4 HYPOTHESEN ......................................................................................................................................... 12
5 OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK ....................................................................................... 14
5.1 METHODISCHE KARAKTERISERING VAN HET ONDERZOEK ................................................................................... 14
5.2 POPULATIE, STEEKPROEF ............................................................................................................................ 14
5.3 BESCHRIJVING EN VERANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSINSTRUMENTEN ......................................................... 14
5.3.1 Documentanalyse ............................................................................................................................ 15
5.3.2 Interviews ........................................................................................................................................ 15
5.3.3 Enquête ........................................................................................................................................... 15
5.4 DATAVERZAMELING .................................................................................................................................. 16
5.5 VERWERKING EN PREPARATIE VAN DE GEGEVENS EN ANALYSEBESLISSINGEN .......................................................... 16
6 RESULTATEN .......................................................................................................................................... 18
6.1 LESMETHODEN EN KEUZES .......................................................................................................................... 18
6.2 VOORTGEZET ONDERWIJS ........................................................................................................................... 19
6.3 VOOR– EN NADELEN, MOEILIJKHEDEN BIJ ONDERWIJZEN ................................................................................... 23
7 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ...................................................................................................................... 26
7.1 CONCLUSIE .............................................................................................................................................. 26
7.2 DISCUSSIE ............................................................................................................................................... 27
LITERATUUR ................................................................................................................................................... 28
BIJLAGE A. INTERVIEW VAKDIDACT ........................................................................................................ 29
BIJLAGE B. INTERVIEW UITGEVERIJ ............................................................................................................. 30
BIJLAGE C. ENQUÊTE ................................................................................................................................... 31
BIJLAGE D. CODEERSCHEMA ................................................................................................................... 37
BIJLAGE E. ENQUÊTERESULTATEN ............................................................................................................... 40
BIJLAGE F. UITWERKING INTERVIEW MET VAKDIDACT ............................................................................... 62
BIJLAGE G. UITWERKING INTERVIEW MET VAKDOCENT INFORMATICA .................................................. 64
Pagina 5 van 66
1 Inleiding Tijdens de invoering en de vernieuwing van de Tweede Fase in het Nederlandse voortgezet onderwijs
zijn er keuzes gemaakt aangaande de invulling van het vak informatica. Een van de onderwerpen is
“informatiestromen” , beschreven in subdomein C5. (1)
De kandidaat kan informatiestromen beschrijven in een kleine organisatie.
Dit subdomein is een onderdeel van domein C: Systemen en hun structurering. De andere
subdomeinen binnen domein C zijn:
· C1: Communicatie en netwerken
· C2: Besturingsystemen
· C3: Systemen in de praktijk
· C4: Informatiesysteemontwikkeling
· C6: Informatieanalyse
· C8: Relationele databases
· C9: Systeemontwikkeltraject
Het in kaart brengen van informatiestromen wordt vaak procesmodelleren genoemd, omdat de
processen binnen een organisatie de informatiestromen bepalen.
In de afgelopen jaren heb ik op verschillende stagescholen persoonlijk mogen ervaren, dat het
onderwerp procesmodelleren nauwelijks of niet wordt behandeld. Navraag bij betreffende docenten
heeft geleerd, dat dit gedeeltelijk is veroorzaakt door de negatieve ervaringen, die zijn opgedaan
tijdens CODI1. Tijdens CODI zijn zowel “petrinetten” als “dataflow diagrams” behandeld. Voor
petrinetten is van een niet gebruiksvriendelijke tool, genaamd ExSpect2, gebruik gemaakt. (2)
Tevens worden petrinetten als modelleertaal te moeilijk gevonden voor havo en vwo-leerlingen. Uit
eigen ervaring op drie verschillende scholen weet ik, dat dit met het juiste materiaal en tools
absoluut niet het geval is.
Naast petrinetten wordt ook regelmatig gebruik gemaakt van zogenaamde dataflowdiagrammen
(DFD). Deze diagrammen richten zich voornamelijk op de informatiestromen en in mindere mate op
de achterliggende processen.
Petrinetten richten zich op het systematisch in kaart brengen van processen en de bijbehorende
informatiestromen.
Het onderwerp “informatieanalyse” wordt wel uitvoerig behandeld. Onder informatieanalyse wordt
verstaan het analyseren van informatie en informatiebehoeftes en het bouwen/aanpassen van de
daarbij behorende informatiemodellen. In mijn ogen gaan deze twee onderwerpen hand in hand
samen. Om een goed datamodel te kunnen bouwen, moet er duidelijkheid zijn omtrent de
informatiebehoefte van processen. Hierin dient het datamodel te voorzien.
Al deze facetten samen hebben bij mij een dwang doen ontstaan om meer te weten te komen over
de plaats van procesmodelleren binnen het voortgezet onderwijs. Vanuit de TU/e heb ik een
bepaalde visie op dit onderwerp meegekregen. Wil men een proces goed kunnen begrijpen en
1 Consortium Omscholing Docenten Informatica
2 Executable Specification Tool – http://www.exspect.com
Pagina 6 van 66
analyseren, dan zal er een procesmodel moeten worden gemaakt. Dit procesmodel is maar op één
manier te interpreteren. Meerdere interpretatie mogelijkheden van één model zijn niet wenselijk.
Met behulp van dit verkennend toetsend onderzoek zal er een antwoord worden geformuleerd op
de onderstaande hoofdvraag.
Welke positie neemt procesmodelleren in binnen het vak informatica in het Nederlands
voorgezet onderwijs?
Hierbij is het niet de bedoeling een waarde oordeel te hechten aan de manier waarop een docent
procesmodelleren in het vak informatica heeft ingebed. Wel wordt er gekeken naar de voor- en
nadelen van de verschillende gekozen procesmodelleermethoden.
Er is gestreefd naar een zo logisch mogelijke opbouw van het document. In het volgende hoofdstuk
zal de beschikbare literatuur worden besproken. Gevolgd door de onderzoeksvraag en begrippen in
hoofdstuk 3. De opgestelde hypothesen zullen worden besproken in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zal
de opzet en uitvoering van het onderzoek worden besproken. Tevens zal er aandacht worden
besteed aan de dataverzameling, analyse en de daarbij behorende analysebeslissingen. De resultaten
worden besproken in hoofdstuk 6 gevolgd door de conclusie en discussie in hoofdstuk 7.
Pagina 7 van 66
2 Literatuurverkenning Tijdens het zoeken naar literatuur, die gerelateerd is aan procesmodelleren in het (voortgezet)
onderwijs, is een verscheidenheid aan databases en websites doorzocht. Hierbij is veelal gebruik
gemaakt van een combinatie van de volgende zoekwoorden:
1. Petrinetten / Petri nets / Petri netz
2. Onderwijs / Education / unterricht
3. Data Flow modelling / Data Flow Diagram / datenfluss diagram
4. Computer science/ informatica / Informatik
Er zijn hierbij verschillende systemen en websites gebruikt tijdes het zoeken. De volgende systemen
en catalogussen zijn doorzocht:
1. Catalogus TU/e, TU Delft, Twente, MiT, ETH Zürich, TIB Hannover, Library of Congres
2. ACM Guide to Computing Literature/ ACM Digital Library
3. Inspec
4. Petrinet conferenties van de afgelopen jaren
5. TINFON3
6. Citeulike
7. CODI materialen
8. informatikdidaktik.de
9. ICER’08 en ITiCSE-2009
Daarnaast is er nog gebruik gemaakt van Google en Google boeken. De meeste zoekopdrachten
resulteerde in 0 resultaten. Literatuur die direct is gerelateerd aan procesmodelleren in het
voorgezet onderwijs is moeilijk of niet te vinden. Wel zijn er bronnen gevonden die ingaan op
procesmodelleren in het hoger beroeps onderwijs en/of wetenschappeijlijk onderwijs. Deze bronnen
zijn vaak gericht op één mogelijke aanpak en beschrijven daarvan de voor- en nadelen, dit in
combinatie met een bepaalde manier van stofopbouw.
In Duitse informatica vakdidactiek literatuur zijn wel verwijzingen naar procesmodelleren te vinden.
Hier zal later dieper op worden ingegaan.
2.1 Bronnen
Bron 1: Requirements Specification: Learning Object, Process and Data Methodologies
Dit artikel (3) beschrijft een verkennend onderzoek naar het bepalen en documenteren van eisen
voor een informatiesysteem, met als doel een succesvol informatiesysteem te ontwikkelen. Dit wordt
vaak gezien, als een cruciale en moeilijke stap in het ontwikkelen van een informatiesysteem. Dit
komt door een beperkt oplossingsvermogen van de mensen, als gevolg van een klein korte termijn
geheugen en de lange verplaatsingstijd, die nodig is om gegevens van het korte termijn geheugen
naar het lange termijn geheugen over te brengen.
Om dit probleem te verminderen wordt er vaak gebruik gemaakt van specifieke methodieken, die
hun eigen representaties hebben. Deze methodieken passen een gestructureerde analyse toe om het
3 Tijdschrift voor Informaticaonderwijs
Pagina 8 van 66
probleem te vereenvoudigen en uiteindelijk op te lossen. Hierin kunnen een drietal verschillende
aanpakken worden onderscheiden: proces-, data- en objectgeoriënteerdeaanpak.
Dit verkennende onderzoek is uitgevoerd met een beperkte groep van onervaren (novice)
systeemontwikkelaars. De onderzoekers hebben deze onervaren systeemontwikkelaars getest op
hun capaciteiten en hebben door middel van observaties bestudeerd waar er problemen optraden
bij de verschillende deelnemers.
De resultaten wijzen erop, dat onervaren systeemontwikkelaars de beste resultaten behalen met een
procesmethodiek en de slechtste met de objectgeoriënteerde techniek. Hiervoor worden een drietal
mogelijke oorzaken aangereikt.
1. Procesmethodieken zijn beter gedefinieerd. Dit is mede af te leiden uit de ruim aanwezige
ondersteuning door CASE tools.
2. Nieuwelingen kunnen van nature beter over weg met een proces aanpak. Dit wordt
ondersteund door de cognitieve psychologie, en aanpakken binnen andere gebieden van
informatica.
3. De beperkte groep van studenten, de kwaliteit van training in een bepaalde techniek.
De onderzoekers wijzen er op dat er weinig relaties tussen methodiek en verschillende
applicatiedomeinen zijn terug te vinden in de literatuur. Misschien is de toepasbaarheid van een
bepaalde methode afhankelijk van een bepaald domein.(3)
Deze bron geeft een inzicht in het toepassen van verschillende aanpakken om tot een bepaald
systeem te komen. Daarnaast geeft dit artikel aan, dat een proces aanpak voor nieuw analisten
(leerlingen) de beste resultaten oplevert. Dit zal mee worden genomen in het vervolg van het
onderzoek.
Bron 2: Understanding Data Flow Diagrams
Dit artikel (4)heeft betrekking op het definiëren van dataflowdiagrammen en is geschreven door
Donald D.S. Le Vie, Jr. Op moment van schrijven is Le Vie Information Development Director bij
Integrated Concepts, Inc. Hij heeft meer dan 20 jaar ervaring in het vak. Op basis van zijn ervaringen
heeft hij dit artikel geschreven.
DFDs worden gebruik om de datastroom (dataflow) te visualiseren. Deze methode wordt door La Vie
verkozen om de volgende drie redenen:
1. DFDs zijn gemakkelijker te begrijpen voor zowel technisch als niet-technisch publiek.
2. DFDs geven een systeem overview op een hoogniveau, compleet met haar limieten en
verbindingen met andere systemen.
3. DFDs kunnen een gedetailleerdere weergave geven van elk van de systeemcomponenten.
Een DFD heeft de volgende componenten: Entiteit, Proces, Datastore, Dataflow. Bij het maken van
een DFD zijn er een aantal richtlijnen om tot een goed model te komen, deze zijn:
1. Bestuderen van de tekstuele omschrijving
2. Bepalen van de systeemgrenzen.
3. Het maken van een DFD
Pagina 9 van 66
4. Revisie, gevolgd door het doorlopen van stap 1 tot en met 3.
DFD hebben volgens La Vie als voordeel, dat het gemakkelijk te leren is en gemakkelijk is toe te
passen. Daarnaast maakt het gebruik van een gelimiteerde verzameling van symbolen. Nadelen van
DFD’s zijn, dat verschillende tools verschillende symbolen gebruiken om hetzelfde aan te duiden.
Daarnaast is het maken van DFDs voor grote systemen een hele onderneming.
Dit artikel helpt inzage te krijgen in de voor –en nadelen van de methode DFD en wordt
meegenomen in de rest van het onderzoek.
2.2 Vakdidactische bronnen
Naast de bovenstaande bronnen is er verschillend vakdidactisch materiaal beschikbaar. Dit materiaal
wordt gebruikt door leraren informatica, die in opleiding zijn. Er is hierbij maar een beperkte
hoeveelheid Nederlandstalig materiaal beschikbaar. In Duitsland maakt het vak informatica al
langere tijd deel uit van het onderwijspakket op middelbare scholen (gymnasium). Hierdoor is er al
langere tijd ervaring met modelleren.
Bron 3: Deel IV Didactiek van het modelleren
Het document(2) beschrijft naast procesmodellering ook datamodellering. Bij procesmodellering
wordt voornamelijk de aandacht gelegd op de aanpak. Daarnaast beschrijft dit document uitvoerig
de keuzes, die door de uitgeverijen zijn gemaakt, inclusief de achterliggende didactiek en
verantwoording. De schrijvers van Fundament Informatica van Uitgeverij Instruct hebben gekozen
voor DFD, omdat deze veel worden gebruikt. Daarnaast is binnen het MBO en HBO onderwijs veel
ervaring opgebouwd met het gebruik van deze methodieken en technieken. Bij het modelleren
wordt de volgende globale aanpak door hun aangehangen.
1. Vooronderzoek (Verzamelen van informatie)
2. Definitiestudie (probleemdefinitie en planning)
3. Na acceptatie van het plan wordt er een functioneel ontwerp gemaakt (bedenken van
oplossingen)
De methode Informatica van Edu’Actief4 besteedt veel aandacht aan datamodelleren (FCO-IM
5). Er
wordt gesproken over procesanalyse, door middel van het bestuderen van de updates op een
database. Hier wordt echter geen methodiek of techniek aangekoppeld, zoals bij Fundament
Informatica wel het geval is.
Het document geeft aan dat schematechnieken vaak als moeilijk worden bestempeld door
leerlingen. Daarnaast vermeldt het document dat leerlingen vaak de noodzaak van
schematechnieken niet in zien.
Bron 4: Didaktik der Informatik: Grundlagen, Konzepte, Beispiele
Dit Duitse informatica vakdidactiek boek(5) beschrijft het ontwikkeltraject om tot een
informatiesysteem te komen. Hierbij wordt aangegeven, dat er tijdens het ontwikkelen van
dergelijke systemen een combinatie van modelleringtechnieken noodzakelijk is. Op het moment dat
4 Deze methode wordt niet meer uitgegeven.
5 Fully Communication Oriented Information Modeling
Pagina 10 van 66
dergelijke technieken worden overgebracht op leerlingen, dient er rekening te worden gehouden
met de volgende 3 aspecten.
· Technieken dienen één voor één te worden ingevoerd.
· Alleen voor de leerling bekende onderwerpen gebruiken.
· De mogelijkheid om het model vervolgens ook te maken.
De eerste stap bij het modeleren is het opzetten van een dataflowdiagram. Hierin worden de
belangrijke bouwstenen van een systeem duidelijk en wordt de informatiestroom tussen
verschillende modules duidelijk. Zodra de processen en functies zichtbaar zijn gemaakt door middel
van een datastroomdiagram kan de aandacht worden gericht op de dataopslag.
Opmerkelijk is dat er in het Duitse boek wordt gestart met procesmodelleren, gevolgd door het
modelleren van het datamodel voor opslag.
2.3 Samenvatting
Er zijn weinig tot geen bronnen te vinden, die zijn gericht op procesmodelleren voor het voortgezet
onderwijs. De gevonden literatuur richt zich vaak op één aspect. Bron 1 richt zich op de
methodieken. Waarbij een procesmatige methodiek de beste resultaten opleverde bij beginnende
systeemontwikkelaars. Bron 2 richt zich op de methode DFD en geeft daar enkele voor –en nadelen
van. Bron 3 en bron 4 vormen het leermateriaal voor docenten en zijn gericht op het overbrengen
van modelleertechnieken op leerlingen.
De gevonden literatuur zal mede de onderzoeksvragen bepalen en ondersteunen in het volgende
hoofdstuk.
Pagina 11 van 66
3 Onderzoeksvraag Op basis van de gevonden literatuur in hoofdstuk 2 en de persoonlijke ervaring in hoofdstuk 1 is de
onderzoeksvraag zoals gesteld in hoofdstuk 1 dezelfde gebleven. Wel zal de onderzoeksvraag in dit
hoofdstuk worden opgesplitst in enkele deelvragen.
Onderzoeksvraag
Welke positie neemt procesmodelleren in binnen het vak informatica in het Nederlands
voortgezet onderwijs?
Deze hoofdvraag is opgesplitst in de volgende deelvragen:
4. Hoe behandelen de verschillende lesmethoden het onderwerp procesmodelleren?
a. Waarom is voor deze manier gekozen door de leerboekauteurs?
5. Hoe wordt procesmodelleren verzorgd op verschillende middelbare scholen?
a. Wat is de tijdsinvestering?
b. Welke methodiek/technieken van procesmodelleren worden er gekozen? Waarom?
Komt deze overeen met de methode uit het gebruikte boek.
c. Zijn er verschillen in aanpak bij havo en vwo?
6. Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende methodieken/technieken?
Leraren informatica in het voortgezet onderwijs maken vaak gebruik van een bepaalde lesmethode
en baseren daar hun lessen op. Het is dus van belang om te weten, of er aandacht wordt besteed aan
het onderwerp procesmodelleren in de betreffende methode. Gebruiken leraren dezlefde
methodieken/technieken als in deze methoden. Dit komt terug in deelvraag 1 en 2.
Deelvraag 3 gaat in op de voor- en nadelen van de verschillende methodieken/technieken. Welke
methodiek is meer geschikt voor het voortgezet onderwijs informatica?
Pagina 12 van 66
4 Hypothesen Voortbouwend op de onderzoeksvraag en de gevonden literatuur zijn een vijftal hypothesen
opgesteld. Deze hypothesen zullen worden getoets op basis van de resultaten van de enquête. Dit
vindt plaats in hoofdstuk 5, 6 en 7.
Hypothese 1
Iets meer dan de helft van de docenten besteedt aandacht aan het onderwerp
procesmodelleren binnen het vak infromatica.
Op basis van persoonlijke observaties en het al niet aanwezig zijn van procesmodelleren in de
verschillende methoden is deze hypothese tot stand gekomen. (2) De verwachting is, dat iets meer
dan 50% van de ondervraagde informatica docenten zal aangeven, dat zij aandacht besteden aan
procesmodelleren.
Hypothese 2
In de vernieuwde Tweede Fase wordt er gemiddeld meer uren besteed aan het onderwerp
procesmodelleren, dan in de Tweede Fase.
In de vernieuwde Tweede Fase zijn de hoeveelheid uren op zowel havo als vwo voor het vak
informatica toegenomen. Op havo is het toegenomen met 33% van 240 naar 320 uren. Op vwo is het
aantal uren toegenomen met 57% van 280 naar 440 uren. Het ligt in de lijn der verwachting, dat ook
het aantal uren, dat besteedt wordt aan procesmodelleren zal zijn toegenomen. Dit zal niet gelijk zijn
aan de hierboven gestelde percentages, omdat de nieuwe uren niet evenredig zijn verdeeld over de
verschillende domeinen.
Hypothese 3
Indien er aandacht wordt besteed aan procesmodelleren, gebeurt dit voor het merendeel in
het laatste leerjaar van havo, en het vijfde en zesde leerjaar van vwo.
Deze hypothese is opgesteld op basis van eigen observaties, en de gevonden literatuur. Tijdens het
modelleren hebben de leerlingen een bepaald abstractieniveau nodig. Deze competentie komt pas
tot ontwikkeling in het midden en einde van de pubertijd. Vanwege deze reden is de verwachting,
dat procesmodelleren voor het merendeel wordt onderwezen in de hogere klassen van havo en vwo.
Hypothese 4
Er valt geen duidelijke voorkeur op havo en vwo waar te nemen voor één van de
methodieken (petrinetten of DFD), die behandeld zijn tijdens de (CODI-)opleiding.
Deze hyptohese is opgesteld op basis van de verdeeldheid, die binnen het lerarenkorps en de
methoden aanwezig is. De ene docent zal kiezen voor dataflowdiagrammen de andere voor
petrinetten. De redenen hiervoor zijn divers.
Pagina 13 van 66
Hypothese 5
Het merendeel van de docenten, die procesmodelleren onderwijzen vinden het een redelijk
moeilijk onderwerp.
In hoofdstuk 1 is de reden van dit onderzoek aangegeven. Hierin werd aangegeven, dat de indruk
was ontstaan, dat docenten het onderwerp mijden, omdat het te moeilijk en te abstract is.
De bovenstaande 5 hypothesen worden getoetst in de komende hoofdstukken door middel van een
verkennend toetsend onderzoek. De uitkomsten worden gepresenteerd in hoofdstuk 6 en conclusies
worden getrokken in hoofdstuk 7.
Pagina 14 van 66
5 Opzet en uitvoering van het onderzoek Dit hoofdstuk beschrijft de opzet en uitvoering van het onderzoek. Dit is opgedeeld in 5 secties. De
eerste van de vijf secties gaat in op het soort onderzoek. In de tweede sectie gaat het over de
populatie en steekproef. In de derde sectie worden de verschillende onderzoeksinstrumenten
besproken. Gevolgd door een omschrijving van de omstandigheden waaronder de gegevens zijn
verzameld. Sectie 5 gaat in op de verwerking en preparatie van de verschillende gegevens en de
gemaakte analysebeslissingen worden benoemd.
5.1 Methodische karakterisering van het onderzoek
Er is gekozen voor een zogenaamd toetsingsonderzoek. Dit toetsingsonderzoek zal verkennend van
aard zijn, vanwege de beperkte hoeveelheid beschikbare literatuur. Ondanks deze beperkte
hoeveelheid beschikbare literatuur zijn er een aantal hypothesen opgesteld, die in de lijn van
verwachting liggen. Deze zullen binnen dit toetsingsonderzoek worden getoetst. Dit gebeurt door
middel van het toepassen van verschillende onderzoeksinstrumenten, namelijk een enquête. Om een
breder zicht op de gegeven antwoorden te krijgen, worden aanvullende interviews afgenomen.
5.2 Populatie, steekproef
Er zijn een drietal populaties aanwezig binnen dit onderzoek.
1. Informatica docenten in het Nederlandse voortgezet onderwijs.
2. Vakdidactici
3. Leerboekuitgeverijen, met name de leerboekauteurs.
Uit de eerste populatie is een toevallige selecte steekproef van 25 personen genomen. Overige
benaderde docenten hebben geen zin, tijd of behoefte gehad om mee te werken aan dit onderzoek.
Deelnemende docenten hebben na een oproep via het internet of via een docentendag een enquête
ingevuld. Daarnaast is er één docent geïnterviewd, genaamd P. Mill van het Lorentz Casimir Lyceum
te Eindhoven. Frans Peeters6 is benaderd voor een interview. Wegens tijdgebrek en drukte was hij
niet beschikbaar.
Uit de tweede kleine populatie is één vakdidact informatica geïnterviewd. Deze vakdidact is
verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven/ Eindhoven School of Education. Twee andere
vakdidicatici zijn benadert via e-mail. Helaas hebben zij niet gereageerd.
Uit de derde populatie zijn alle drie de uitgevers (Instruct, Informatica-Actief, Enigma), die een
methode uitbrengen voor het voortgezet onderwijs, benaderd. Twee van hen hebben op de gestelde
vragen gereageerd. Een derde uitgeverij heeft niks van zich laten horen.
Naast de bestaande uitgeverijen is ook de uitgeverij van de nieuwe methode Pictio benaderd voor
een digitaal interview. Ook hier geen respons.
5.3 Beschrijving en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten
Er zijn verschillende methoden van dataverzameling toegepast. Elk van deze methoden zal kort in
combinatie met het gebruikte onderzoeksinstrument worden besproken. De volledige versie van
interviews en vragenlijst zijn terug te vinden in de bijlagen.
6 Beheerder van informaticavo.nl en docent informatica
Pagina 15 van 66
5.3.1 Documentanalyse
De verschillende methoden zijn elk apart bestudeerd. Hierbij is gekeken naar de aandacht die elk van
de betreffende methoden besteedt aan het onderwerp procesmodelleren. Welke methodieken
worden er gebruikt en uitgelegd?
5.3.2 Interviews
Er zijn een drietal interviews opgesteld om een uitgebreider beeld te krijgen over het onderwerp
procesmodelleren. Hierbij is er voor elk van de verschillende groepen één interview opgesteld.
Allereerst is er een interview opgesteld voor vakdidactici informatica. Dit interview is te vinden in
Bijlage A. Dit interview bestaat uit een aantal startvragen. Op basis van de reactie van de
geïnterviewde zijn waar mogelijk aanvullende vragen gesteld. Dit interview is ook in persoon
afgenomen bij Kees Huizing (TU/e - ESoE).
Het tweede interview wat is opgesteld, is gericht op de leerboekuitgevers en haar auteurs. In dit
interview, zie Bijlage A, wordt geprobeerd inzicht te krijgen in de overwegingen van de uitgeverij.
Deze uitgeverijen zijn via e-mail benaderd om deel te nemen aan het interview. Uitgeverij Instruct en
Enigma hebben gereageerd.
Het derde interview is afgenomen bij een vakdocent. Bij dit interview is als uitgangspunt de
vragenlijst, zie Bijlage C, genomen. Hierbij is de bedoeling om een beeld te krijgen van de
achterliggende gedachten bij de antwoorden die zijn gegeven op de enquête. Dit interview is
afgenomen bij één vakdocent.
5.3.3 Enquête
Er is een enquête opgesteld met in totaliteit 19 vragen. De enquête is bijgevoegd in Bijlage C. Deze
enquête is verspreid via thesistools.com7 en op papier. Tevens is er aandacht aan besteed op
informaticavo.nl8 en bij de docentenbijeenkomst van Enigma. Via deze laatste twee zijn een groot
deel van de geënquêteerden geselecteerd.
De enquête heeft tot doel een algemeen beeld te kunnen vormen over procesmodelleren binnen het
vak informatica. Om een goede enquête op te stellen, is er gebruik gemaakt van de richtlijnen in (6).
Hierbij staat het achterhalen van antwoorden op de gestelde onderzoeksvraag en het toetsen van de
hypothesen centraal. Zo staat de eerste vraag van de enquête rechtstreeks in verband met
hypothese 1.
Heeft u of uw sectie procesmodelleren opgenomen in het onderwijsprogramma van
informatica in de schooljaren 2006-2007, 2007-2008 of 2008-2009? Dit kan zijn als onderdeel
van systeemontwikkelingtraject.
( ) Ja
( ) Nee
Vraag 2,3,4,5 staan in verband met hypothese 2. Vraag 6 met hypothese 3. Vraag 13 en 19 kunnen
een antwoord geven op hypothese 4. Hypothese 5 wordt daarentegen getoetst door de vragen 10 en
7 Platform voor het afnemen van on-line enquêtes
8 Platform gericht op informatica docenten
Pagina 16 van 66
11. De antwoorden op de enquête helpen ook bij het beantwoorden en het onderbouwen van
antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen.
Begrippen met een onduidelijke betekenis zijn eerst uitgelegd in de enquête voordat er een vraag
over is gesteld. Dit om eventuele onduidelijkheden uit te sluiten.
Binnen de enquête zijn een drietal trajecten te onderscheiden. Deze trajecten onderscheiden zich op
de volgende aspecten:
1. Procesmodelleren maakt wel of geen onderdeel uit van de lesstof
2. Docent is omgeschoold via CODI
3. Wordt procesmodelleren onderwezen op have of vwo of op beide
5.4 Dataverzameling
Het verzamelen van gegevens verliep enigszins moeizaam. Dit had verschillende oorzaken. Het
interviewen van docenten, vakdidactici en leerboekauteurs bleek moeilijker dan verwacht. Door mijn
geografische locatie was het moeilijk om deze mensen persoonlijk te spreken. Als oplossing hiervoor
is overgestapt op digitale interviews. Helaas is hierbij de respons beperkt gebleven.
De interviews die wel in persoon zijn afgenomen, hebben plaatsgevonden in een eetgelegenheid in
de stad waar betreffende persoon werkzaam is. Zij hebben hierbij de locatie mogen kiezen.
Het benaderen van de doelgroep voor de enquête was relatief eenvoudig. Doormiddel van internet
en docentenbijeenkomsten konden zij eenvoudig worden bereikt. Helaas is het aantal respondenten
tegengevallen. Op de docentenbijeenkomst van Enigma heeft ongeveer 50% van de aanwezigen de
enquête ingevuld. De organisator van het betreffende evenement vond dit een teleurstellend aantal.
Ook het aantal respondenten, dat heeft gereageerd via informaticavo.nl is beperkt gebleven.
Waarschijnlijk hebben weinig docenten de tijd en behoefte gehad om de enquête in te vullen.
5.5 Verwerking en preparatie van de gegevens en analysebeslissingen
Deze paragraaf richt zich voornamelijk op de verwerking van de enquêtes. Van de interviews is
steeds een samenvatting gemaakt, welke vervolgens is voorgelegd aan de geïnterviewde. Op basis
hiervan is deze aangepast, totdat deze is goedgekeurd.
De enquête is op de volgende manier verwerkt. Allereerst is er een uitgebreid codeerschema
opgesteld. Dit schema is terug te vinden in Bijlage D. Op basis van dit codeerschema zijn de gegevens
ingevoerd in SPSS om de benodigde analyse mogelijk te maken.
Hierbij is het van belang om de volgende opmerkingen te plaatsen:
· Indien geënquêteerde een vraag niet heeft beantwoord of niet van toepassing heeft
opgegeven is dit genoteerd als een non-respons.
· Meer meerkeuzevragen zijn opgedeeld in afzonderlijke ja/nee vragen. Zoals beschreven staat
in (7)
· Vraag 13 is opgesplitst in 4 aparte deelvragen.
· De antwoorden op vraag 18 zijn opgedeeld in de volgende categorieën: alfavakken,
bètavakken, gammavakken.
Pagina 17 van 66
Om de resultaten breder te kunnen trekken, dient er te worden nagegaan, of de steekproef een
representatie van het gehele docentenkorps informatica vormt. Dit kan worden nagegaan door te
controleren of ruim meer dan de helft van de geënquêteerden is opgeleid via een van de CODI-
trajecten en het overige deel heeft een andere achtergrond9. Hierbij zal de schattingsfout worden
berekend, om inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid. Indien de schattingsfout klein is, kunnen de
resultaten breder worden getrokken.
De resultaten van vraag 1, 6, 7, 8, 9, 12, 14, 16, 17, 18 en 19 zullen worden onderworpen aan een
frequentieberekening. Voor de overige vragen zal naast een frequentieberekening ook het
gemiddelde en de standaarddeviatie worden berekend. Hierbij is een totaalscore (moei) van vraag 10
(moeih) en 11 (moeiv) opgesteld, deze vragen hebben beide betrekking op de moeilijkheidsgraad.
Tevens wordt er een nieuwe totaalscore berekend op basis van vraag 13 (stel1 en stel2) en vraag 19
(codi2). Om dit te kunnen doen dienen de resultaten van codi2 te worden gehercodeerd. De
hercodering (codi3) is als volgt:
Huidige waarde Omschrijving Nieuwe waarde
Omschrijving
1 Beide genieten mijn voorkeur
3 niet eens en niet oneens
2 Petrinetten genieten mijn
voorkeur boven DFD
4,5 meer eens dan oneens,
helemaal eens
3 DFD geniet mijn voorkeur
boven petrinetten
1,5 Helemaal oneens, meer oneens
dan eens
4 Geen van beide genieten mijn
voorkeur
3 niet eens en niet oneens
De nieuwe totaalscore staat bekend onder de code voorkeur.
Naast de hercodering voor vraag 19, wordt ook het antwoord op vraag 6 (bkvwo4, bkvwo5, bkvwo6,
bkhavo4, bkhavo5) gehercodeerd. De hercodering (bkboven) is als volgt:
Variabele Huidige waarde Omschrijving Nieuwe waarde
Omschrijving
bkvwo4 bkhavo4
1
2
Ja
Nee
2 Nee
bkvwo5 bkvwo6 bkjavo4
1
2
Ja
Nee
1 Ja
Bkboven geeft aan of in havo4/vwo4 of in vwo5/vwo6/havo5 de beginselen van procesmodelleren
worden bijgebracht.
Indien er sprake is van een open vraag, zal een opsomming worden gegeven van de gegeven
antwoorden.
In het volgende hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd. Hierbij wordt gebruik van de
hierboven genoemde aanpak en analyse.
9 Gebaseerd op schatting, precieze cijfers niet beschikbaar.
Pagina 18 van 66
6 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van dataverzamelmethoden gepresenteerd. Hierbij wordt de
volgorde die aanwezig is in de onderzoeksvragen en hypothesen gevolgd. Alleereest zal de aandacht
worden gevestigd op de verschillende methoden. Hoe behandelen zij procesmodelleren? Waarom is
er gekozen voor deze aanpak? In dit onderdeel zullen de resultaten van de documentanalyse en de
interviews van de uitgeverijen/leerboekauteurs worden besproken.
In het tweede onderdeel wordt ingegaan op hoe procesmodelleren wordt verzorgt in het vak
informatica. Hoe gaan verschillende scholen hier mee om? Wat is hun tijdsinvestering? Zijn er
verschillende aanpakken te onderscheiden? In dit onderdeel zullen de enquêteresultaten worden
verwerkt.
In het derde deel zullen de voor– en nadelen van verschillende methoden worden besproken. Hierbij
zullen de resultaten van het interview met de vakdidact en de docent informatica worden vewerkt.
6.1 Lesmethoden en keuzes
Er zijn momenteel drie lesmethoden in gebruik in Nederland. Dit zijn Fundament Informatica van
Instruct, Enigma van Stichting Enigma Online en Informatica-actief van de Stichting INFORMATICA
Actief. Zeer binnenkort (najaar 2009) komt ook de methode pictio van Brinkman Uitgeverij
beschikbaar.
Alle vier de partijen zijn benaderd voor een interview. Hieronder een samengevatte versie van de
antwoorden op de vragen (zie Bijlage B) die zijn gegeven door de betreffende partijen.
Enigma
Enigma antwoordde het volgende: “In de methode ENIGMA wordt geen expliciete aandacht besteed
aan procesmodelleren. Bij het samenstellen van de methode hebben wij ons in eerste instantie
gericht op de eindtermen voor het schoolvak informatica. Daar komt procesmodellering i.t.t.
datamodellering niet in voor. Daarnaast kijken wij ook naar het onderwijsveld: naar welke
onderwerpen is veel vraag en welke onderwerpen sluiten aan bij de belangstelling bij de leerling. “
Na aandachtige besturing heb ik geconstateerd dat er in de methode Enigma geen aandacht wordt
besteed aan procesmodelleren.
Fundament Informatica
Bij Instruct is de verantwoordelijke persoon vanwege persoonlijke redenen enkele weken afwezig.
Hiervan zijn dus geen antwoorden op het betreffende interview ontvangen. Wel is de volgende uitleg
uit een eerdere correspondentie10
beschikbaar: “Bij Instruct hebben we het ooit over petrinetten
gehad, maar zijn tot de conclusie gekomen, dat dit voor met name havo-leerlingen veel te ver voert.
Voorzover ik met het onderwerp bekend ben, is het echt iets wat aan universiteiten gedoceerd
wordt. Ook in de basismethoden, die in het HBO populair zijn, wordt dit onderwerp niet besproken.
Vandaar dat wij in Fundament voor DFD's hebben gekozen.”
10
Correspondentie met Josien van der Laan, hoofdverantwoordelijke Fundament Informatica op 3-12-2007.
Pagina 19 van 66
Na bestudering van de methode Fundament Informatica heb ik kunnen vaststellen dat er in Module 8
Hoofdstuk 1 aandacht wordt besteed aan procesmodelleren. Hierbij wordt de methodiek Dataflow
Diagrammen gebruikt.
Informatica-Actief
De schrijvers van Informatica-actief hebben geen reactie gegeven op de gestuurde vragenlijst.
Na bestudering van de methode Informatica-Actief heb ik kunnen vaststellen, dat er geen aandacht
wordt besteedt aan procesmodelleren.
Pictio
Er is geen reactie gekomen van Pictio op betreffende vragenlijst. De methode is nog niet beschikbaar
voor derden, een inhoudelijk onderzoek heeft niet plaats kunnen vinden.
6.2 Voortgezet onderwijs
De enquêteresutlaten worden op basis van de in het vorige hoofdstuk omschreven stappen verwerkt.
Alleen de meest relevante en opmerkelijke resultaten zullen hieronder worden gepresenteerd. Een
totaaloverzicht van de resultaten is terug te vinden in Bijlage E.
Resultaten scholing
Figuur 6-1: Scholing van geënquêteerden
In figuur 6-1 is een weergave te vinden, van hoe de geënquênteerden hun bevoegdheid informatica
hebben behaald. Hiervoor is het resultaat van vraag 16, variabele scholing, gebruikt. Met minstens
95% zekerheid kunnen we stellen dat het percentage docenten wat geschoold is via het CODI-traject
Pagina 20 van 66
ligt tussen de 53% en 89%. Dit is meer dan de helft. Gezien de relatief kleine steekproef kunnen we
niet zonder meer generaliseren naar de populatie. Desondanks liggen de waarden binnen het in het
vorig hoofdstuk gestelde bereik. Op basis hiervan kunnen gestelde uitspraken worden
gegeneraliseerd.
Procesmoddeleren onderdeel van stof
Tabel 6-1: Procesmodelleren onderdeel van stof
N = 25 Frequentie Percentage
Valid Ja 17 68,0
Nee 8 32,0
Totaal 25 100,0
In tabel 6-1 is af te lezen bij hoeveel procent van de docenten procesmodelleren onderdeel uitmaakt
van de lesstof van het vak informatica. Op basis van bovenstaande gegevens is met 95% zekerheid te
stellen, dat tussen de 50% en 86% van de docenten aandacht besteedt aan het onderwerp
procesmodelleren. Dit resultaat ondersteunt hypothese 1.
Aantal uren
Tabel 6-2: Bestede tijd op havo, Tweede Fase – vernieuwde Tweede Fase
N = 25 Frequentie
tijdh1
Frequentie
tijdh2
Valid 0 uren 5 6
1 - 15 uren 6 3
16 - 25 uren 2 4
Totaal 13 13
Ontbreekt 12 12
Gemiddelde 1,77 1,85
Standaarddeviatie 0,73 0,90
In tabel 6-2 is de bestede tijd aan procesmodelleren in havo Tweede Fase en vernieuwde Tweede
Fase weergegeven. 18 respectievelijk 19 van de ondervraagden geven aan geen tijd te besteden aan
procesmodelleren op havo. Acht van de ontbrekende antwoorden is het gevolg van het feit dat deze
Pagina 21 van 66
docenten geen procesmodelleren hebben opgenomen in de lesstof voor havo. Het gemiddelde
aantal uren is toegenomen, maar ook de standaarddeviatie. Hierdoor kan niet gesproken worden
van een significante toename van het aantal uren op havo.
Tabel 6-3: Bestede tijd op vwo, Tweede Fase - vernieuwde Tweede Fase
N = 25 Frequentie
tijdv1
Frequentie
tijdv2
Valid 0 uren 1 1
1 - 20 uren 6 6
21- 25 uren 5 4
36-50 uren 1 2
Totaal 13 13
Otbreekt 12 12
Gemiddelde 2,36 2,54
Standaarddeviatie 0,78 0,88
In tabel 6-3 is de bestede tijd aan procesmodelleren op vwo in de Tweede Fase en vernieuwde
Tweede Fase weergegeven. 13 van de ondervraagden geven aan geen tijd te besteden aan
procesmodelleren op vwo. Acht van de ontbrekende antwoorden is het gevolg van het feit dat deze
docenten geen procesmodelleren hebben opgenomen in de lesstof voor vwo. Het gemiddelde aantal
uren is toegenomen, maar ook de standaarddeviatie. Hierdoor kan niet gesproken worden van een
significante toename van het aantal uren op vwo.
Deze informatie ondersteunt hypothese 2 gedeeltelijk.
Pagina 22 van 66
Leerjaar
Tabel 6-4: Beginselen in havo 5 of vwo 5/vwo 6
N = 25 Frequentie Percentage
Valid Ja 12 48
Nee 1 4
Totaal 13 52
Ontbreekt 12 48
Totaal 25 100
In tabel 6-4 zijn de resultaten met betrekking tot het leerjaar waarin de beginselen van
procesmodelleren worden bijgebracht weergegeven. Van de 13 docenten die de beginselen van
procesmodelleren bijbrengen doet het overgrote deel dit in havo 5 en vwo 5 of 6. Op basis van deze
gegevens kunnen we met zekerheid van minimaal 95% stellen, dat de docenten, die de beginselen
overbrengen dit voor 78% tot 100% doen in havo 5 en vwo 5 of 6.
Deze resultaten ondersteunen hypothese 3.
Voorkeur voor DFD of Petrinetten
Zoals omschreven in het vorige hoofdstuk is er een totaalscore bepaald voor de voorkeur voor
Petrinetten dan wel DFD’s. Deze totaalscore is uitgekomen op 8,65. Dit getal is opgebouwd uit het
gemiddelde van stel1, stel2 en codi3. 8,65 komt hierdoor neer op een lichte voorkeur voor DFD’s,
maar deze voorkeur is zo nihil dat er geen sprake kan zijn van een breed gedragen voorkeur voor
DFD’s dan wel petrinetten.
Kijken we naar de resultaten van stel1, stel2, stel3 en stel4, dan zien we dat er over de gehele linie
DFD’s geschikter worden gevonden voor havo, dan petrinetten. Op het vwo is er geen voorkeur
aanwezig voor één van de twee technieken.
Moeilijkheid van onderwijzen
Ook hier is een totaalscore bepaald door het combineren van de resultaten van moeih en moeiv.
Pagina 23 van 66
Tabel 6-5: Moeilijksgraad van onderwijzen
N = 25 Frequentie
Valid redelijk eenvoudig 1
redelijk ingewikkeld/redelijk
eenvoudig 3
redelijk ingewikkeld 4
zeer/redelijk ingewikkeld 3
zeer ingewikkeld 1
Totaal 12
System 13
Totaal 25
Gemiddelde 6,0
Standaarddeviatie 1,13
In tabel 6-5 is af te lezen dat procesmodelleren als een redelijk ingewikkeld (gemiddelde = 6,0)
onderwerp wordt beschouwd om te onderwijzen aan havo en vwo leerlingen. De resultaten voor
moeih en moeiv wijzen erop dat het eenvoudiger is om procesmodelleren te onderwijzen aan vwo
(gemiddelde = 2,8) dan aan havo (gemiddelde = 3,4).
Deze resultaten ondersteunen hypothese 5.
Algemene opmerkingen
Van de 8 docenten, die geen aandacht besteden aan procesmodelleren geven 3 docenten aan, dat
het geen verplicht onderdeel is. Eén docent geeft aan, dat het te ingewikkeld is om te onderwijzen.
Dit versterkt het hypothese 5. De overige 5 docenten geven aan, dat er geen goed lesmateriaal is, of
dat de methode er geen aandacht aan schenkt.
De resultaten laten ook zien dat leerlingen het volgens docenten makkelijker vinden om
datamodelleren te leren dan processmodelleren.
6.3 Voor– en nadelen, moeilijkheden bij onderwijzen
Deze sectie geeft een samenvatting van de interviews met P. van Mill, docent informatica op het
Lorentz Casimir in Eindhoven en K. Huizing vakdidact informatica aan de Eindhoven School of
Education weer. De volledige uitwerkingen van de interviews zijn te vinden in respectievelijk Bijlage
G en Bijlage F.
Pagina 24 van 66
Interview met vakdidact
Procesmodelleren is volgens de vakdidact een moeilijk onderwerp voor leerlingen. Dit kom mede
door de kunst van het weglaten. Vaak wordt er een stappenplan onderwezen i.p.v. een bepaalde
techniek. Hierdoor blijft de begripsontwikkeling bij leerlingen achter.
Er wordt meer aandacht besteed aan datamodelleren, omdat dit gangbaarder is dan
procesmodelleren. De bekendheid van en met tools is nog erg beperkt bij procesmodelleren.
Datamodelleren heeft als voordeel dat een reeks van stappen kan worden doorlopen, van model
naar database naar queries loslaten op deze database.
Dataflowdiagrammen zijn oude kennis, maar worden nog steeds gebruikt. Petrinetten daarentegen
zijn abstracter en hebben een ingewikkelde onhandige omschrijving, niet schaalbaar. De truc is om
bedrijfsprocessen te koppelen aan petrinetten, dan wordt het een krachtige niet onnatuurlijk geheel.
De bekendheid hiermee in het veld is nog beperkt. Petrinetten zijn intimiderend, aanbieden binnen
het middelbaar onderwijs is niet onmogelijk.
Er is maar een beperkte hoeveelheid lesmateriaal beschikbaar, doordat er onvoldoende auteurs met
kennis van zaken beschikbaar zijn.
Petrinetten lijken moeilijker en abstracter dan dataflowdiagrammen. In ieder geval zijn petrinetten
strikter. Petrinetten weglaten op havo, maar niet op vwo. Je moet de gekozen taal niet vager maken,
maar uitkleden. Juist als de gereedschap vager is, heb je meer deskundigheid nodig om het te
gebruiken en te begrijpen. Als je het echt wil doen is het veel te moeilijk. Het moet duidelijk zijn hoe
je het moet gebruiken. Voor de hand liggende voorbeelden, niet te abstract.
In eerste instantie zou ik zeggen weglaten, maar als het werkt voegt het iets toe. Dit geldt ook voor
datamodelleren. Het gaat vooral om algemene kennis van databases aan de oppervlakte. Hierbij ligt
de nadruk op het gebruik en niet op het ontwerp.
Interview met vakdocent
De basiskennis over procemodelleren wordt bijgebracht in havo 5 en vwo 6. Dit nadat
datamodelleren is behandeld. Het is echt iets voor leerlingen, die de informatica kant op willen. Er
wordt gebruik gemaakt van zelfgemaakt materiaal en materiaal van informatica-vo.nl Er wordt geen
fysieke link met de data gelegd. Er wordt gekeken naar wat je kunt verwachten, wat zie je op de
schermen. Zowel DFD, petrinetten en UML worden besproken. Alleen op petrinetten wordt dieper
ingegaan.
Voor havo-leerlingen is dit een zeer ingewikkeld onderwerp, dit komt door de hoge abstractiegraad.
Alleen beperkte eenvoudige problemen zijn mogelijk. Aan vwo-leerlingen is het redelijk eenvoudig te
onderwijzen. Het is ook makkelijker om het te legitimeren richting de leerlingen. Waarom is het
belangrijk? Daarnaast ligt het bij havo-leerlingen buiten hun interessegebied, bij vwo-leerlingen is dit
minder het geval.
Zowel op havo als op vwo genieten petrinetten de voorkeur. Petrinetten zijn voor allbei de groepen
even geschikt. DFD’s zijn minder geschikt. Dit komt doordat bij DFD’s data en proces niet uit elkaar
worden gehaald. Dit maakt het voor leerlingen moeilijker. DFD’s zijn zeer onduidelijk, tekening is
onduidelijk, een vorm is onduidelijk. Bij petrinetten kan je processen, die leerlingen kennen
gebruiken. Voorbeelden ook hier beperkt. Inzichtlijk is bijvoorbeeld de lift. Hierin zijn de transities en
toestanden duidelijk.
Pagina 25 van 66
Bij het aanleren van procesmodelleren moeten leerlingen het probleem eerst ervaren. Pas dan kan er
worden gekeken naar een oplossing. Ze moeten geboeid worden, zijn en blijven.
Samenvatting
Bij beide inteviews zijn de volgende punten naar voor gekomen:
· Procesmodelleren is een moeilijk onderwerp vanwege benodigd abstractieniveau.
· Beperkte hoeveelheid lesmateriaal beschikbaar.
· Petrinetten strikter en abstracter dan DFD’s
· Gebruik maken van voorbeelden, die herkenbaar zijn voor leerlingen.
Pagina 26 van 66
7 Conclusie en discussie
7.1 Conclusie
In deze paragraaf zullen eerst de verschillende hypothesen worden besproken. Is een hypothese juist
of onjuist? Vervolgens zullen de verschillende onderzoeksvragen worden besproken. Tenslotte zal
een conclusie worden getrokken met betrekking tot de hoofdvraag:
Welke positie neemt procesmodelleren in binnen het vak informatica in het Nederlands
voortgezet onderwijs?
Op basis van de resultaten wordt aangenomen, dat de groep geënquêteerden een afspiegeling vormt
van de gehele beroepspopulatie informaticadocenten.
Hypothese 1 is juist. Dit kan geconcludeerd worden uit de resultaten, die aangeven dat meer dan
50% van de docenten aandacht besteed aan het onderwerp procesmodelleren. Er kan niet
geconcludeerd worden, dat er gemiddeld meer uren worden besteed aan procesmodelleren binnen
de vernieuwde Tweede Fase. De beschikbare resultaten zijn hier niet voldoende voor. Over
hypothese 2 kan geen steekhoudende uitspraak worden gedaan. Hypothese 3 is overduidelijk geldig.
Tussen de 78% en 100% van de docenten brengen de basisbeginselen van procesmodelleren bij in
havo 5 en/of vwo 5 en 6.
Op basis van de resultaten kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld, dat er een voorkeur is
voor een bepaalde methodiek. DFD’s genieten een lichte voorkeur boven petrinetten op havo. Op
vwo is geen voorkeur te bespeuren. Over hypothese 4 kan geen uitspraak worden gedaan.
De literatuur en resultaten wijzen op de moeilijkheid van procesmodelleren. Deze moeilijkheid is
gelegen in het benodigde abstractieniveau. Hierbij spelen de kunst van het weglaten, het gebruiken
van de juiste voorbeelden een rol. Over het algemeen kan gesteld worden, dat om deze redenen
redelijk moeilijk gevonden wordt door docenten om te onderwijzen. Hypothese 5 is dus waar.
Er is maar één methode, die het onderwerp procesmodelleren heeft opgenomen. Deze methode is
genaamd Fundament Informatica en wordt uitgegeven door Instruct. Andere methoden hebben het
onderdeel procesmodelleren niet opgenomen, omdat zij van mening zijn dat het geen onderdeel
vormt van de eindtermen informatica. Instruct heeft in haar methode gekozen voor
dataflowdiagrammen, omdat dit een veel gebruikte aanpak is binnen het HBO en MBO.
Iets meer dan de helft van de docenteninformatica besteedt aandacht aan procesmodelleren. Op de
havo ligt het aantal uren rond 10. Op het vwo ligt dit aantal hoger op zo’n 25 uren. Veel docenten
maken gebruik van hun methode, aangevuld met extra materiaal. Dit extra materiaal wordt
bijvoorbeeld opgehaald van informaticavo.nl. De meeste docenten maken onderscheid tussen havo-
en vwo-leerlingen. Volgens de docenten wordt procesmodelleren als een moeilijk onderwerp
ervaren door havoleerlingen. Dit komt door het benodigde abstractieniveau. Door hier op in te
spelen, door middel van het gebruik van bekende processen, zoals de wachtrij bij de Mac Donalds is
hier een mouw aan te passen.
De literatuur en interviews wijzen erop, dat er zowel aan petrinetten, als aan dataflowdiagrammen
bezwaren kleven. Petrinetten zijn erg abstract en strikt. Dit wordt door de een als voordeel gezien en
door de andere als nadeel. Dataflowdiagrammen zijn minder abstract, maar zijn vaak op meerdere
manieren te interpreteren. Ook is er geen duidelijke scheiding tussen data en proces aanwezig.
Tevens zijn er verschillende schrijfwijzen in omloop van de verschillende methodieken.
Pagina 27 van 66
Samenvattend wordt er geconcludeerd, dat de positie, die procesmodelleren in neemt binnen het
vak informatica beperkt is. Een gedeelte van de docenten behandelt het onderwerp niet. Methoden
besteden geen of beperkte aandacht aan het onderwerp. Daarnaast wordt er gewezen op de
beperkte hoeveelheid beschikbare materialen.
Een aanleiding voor dit onderzoek was het gevoel, dat er maar een klein deel van de docenten
aandacht besteedt aan procesmodelleren. Ik moet concluderen dat het aantal docenten dat
procesmodelleren heeft opgenomen mij positief heeft verrast.
7.2 Discussie Er zijn een aantal onderdelen, die binnen dit onderzoek niet naar boven zijn gekomen. Ondanks dat
veel docenten zeggen aandacht te besteden aan procesmodelleren, is er niet gecontroleerd op welke
manier zij het onderwerp invullen. Dit was ook niet het doel van dit onderzoek. Dit zal een
onderwerp voor een nieuw onderzoek kunnen zijn.
Wel kunnen we ons afvragen of de interpretatie van Enigma en andere uitgeverijen van de
eindtermen correct is. Ik ben van mening dat procesmodelleren is opgenomen in de eindtermen en
een essentieel onderdeel vormt van het ontwikkelen van een informatiesysteem. In de bron 4, duitse
vakdidactiek literatuur, wordt begonnen met het in kaart brengen van de processen en de daarbij
behorende datastromen. Hierna werd pas de data gekoppeld en gezocht naar een passend
datamodel. Dit is ook de volgorde waarin Fundament Informatica dit benaderd.
Ik kan mij zo voorstellen dat procesmodelleren op het vwo uitgebreider aan bod komt dan op havo.
Havoleerlingen zijn in de praktijk meer gericht op het maken van systemen, en minder mate het
ontwerpen ervan.
Welke van de twee meest gebruikte methodieken er het meest geschikt is voor het voortgezet
onderwijs blijft onduidelijk. Op basis van de resultaten zien we een lichte voorkeur voor
dataflowdiagrammen, waarop deze voorkeur is gebaseerd blijft onduidelijk. Komt het door
gebrekkige kennis van de andere methodiek of zijn er andere oorzaken aan te wijzen. Welke
methodiek is het gemakkelijkst aan te leren en biedt de beste resultaten?
In mijn optiek dient een methodiek eenvoudig en duidelijk te zijn. Zo zijn dubbele interpretatie
mogelijkheden ongewenst. Uit eigen ervaring weet ik dat leerlingen liever een methodiek leren, die
strikt is in plaats van ambigu. Tevens moeten de voorbeelden zonder erg gemaakt te zijn aansluiten
bij de beleefwereld van de leerling. Hierdoor zijn de processen eenvoudiger te begrijpen en te
modelleren. Een enigzins uitgeklede versie van petrinetten is hier in mijn optiek zeer geschikt voor.
Petrinetten bieden een strikte notatie, die met behulp van een tool gemoduleerd en gesimuleerd kan
worden. Dit maakt het inzichtelijk voor de leering, wat het gemoduleerde precies doet.
Pagina 28 van 66
Literatuur
1. Schmidt, Victor. Handreiking schoolexamen informatica havo/vwo. Enschede : Stichting
leerplanontwikkeling, maart 2007. 97890 329 22771.
2. Bergervoet, Paul, et al. Deel IV Didactiek van het modelleren. [Online] juli 2003.
http://www.win.tue.nl/~keesh/dokuwiki/lib/exe/fetch.php?id=vakwikitiek&cache=cache&media=vdi
nf4.pdf.
3. Vessy, Iris en Conguer, Sue A. Requirements Specification: Learning Object, Process, and Data
Methodologies. sl : ACM, 1994, Vol. 37.
4. Le Vie, Donald S. Understanding Data Flow Diagrams. Orlando : STC, 2000.
5. Hubwieser, Peter. Didaktik der Informatik: Grundlagen, Konzepte, Beispiele. Berling : Springer,
2007, pp. 90-97.
6. Baarda, Ben, de Goede, Martijn en Kalmijn, Matthijs. Basisboek enquêteren : handleiding voor het
maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquêtes. Groningen : Wolters-
Noordhoff, 2007. 978 9001 70009 6.
7. Baarda, Ben en de Goede, Martijn. Baisboek Methoden en Technieken. Groningen : Noordhoff
Uitgevers b, afdeling Hoger Onderwijs, 2006. 978 90207 3315 0.
Pagina 29 van 66
Bijlage A. Interview vakdidact Begrippen
Onder procesmodelleren versta ik het in kaart brengen van informatiestromen binnen organisaties of
systemen. In mijn ogen zijn het de processen die de informatiestromen aansturen en verwerken. Een
andere veel gebruikte term voor procesmodelleren is informatiestroomanalyse.
Vragen
1. Hoe kijkt u aan tegen procesmodelleren als onderdeel van het vak Informatica?
2. Waarom wordt er in uw optiek meer aandacht besteed aan datamodelleren, dan aan
processmodelleren? Terwijl beide nodig zijn om een geheel systeem te modelleren.
3. Is procesmodelleren noodzakelijk bij het ontwerpen van een systeem?
4. Er zijn verschillend processmodelleertalen, zoals dataflowdiagrammen en petrinetten. Hoe
kijkt u aan tegen DFDs?
5. Hoe kijkt u aan tegen Petrinetten?
6. Waarom is er weinig tot geen lesmateriaal voor Petrinetten beschikbaar?
7. Hoe kijkt u aan tegen UML voor het modelleren van processen?
8. Is een van de twee talen, petrinetten of dataflowdiagrammen, meer geschikt voor havo of
vwo dan de andere?
9. Moet procesmodelleren opgenomen worden/blijven binnen het vak informatica?
Pagina 30 van 66
Bijlage B. Interview uitgeverij Begrippen
Onder procesmodelleren versta ik het in kaart brengen van informatiestromen binnen organisaties of
systemen. In mijn ogen zijn het de processen die de informatiestromen aansturen en verwerken. Een
andere veel gebruikte term voor procesmodelleren is informatiestroomanalyse.
Vragen
1. Heeft u als uitgeverij procesmodelleren opgenomen in uw methode? Waarom wel, waarom
niet?
2.
a. Voor welke methodiek of methodieken heeft u gekozen? Denk hierbij aan DFD
(Dataflowdiagram, petrinetten, UML etc.
b. Waarom heeft u juist wel of niet voor deze methodieken gekozen?
c. Waarop is uw keuze voor deze methodieken gebaseerd?
3. Biedt u verschillende methodieken of aanpakken aan voor havo en vwo?
4. Hoeveel uren en in welk leerjaar raadt u docenten aan om aandacht te besteden aan
procesmodelleren?
5. Vindt u de informatie in uw methode toereikend, of zal u dit graag uitbreiden of
verminderen? Zo ja, in welk opzicht.
Pagina 31 van 66
Bijlage C. Enquête Titel:
Procesmodelleren bij informatica.
Instatie:
Technische Universiteit Eindhoven
Eindhoven School of Education
Geachte collega,
Ik doe in het kader van mijn opleiding tot informatica docent onderzoek naar de positie van
procesmodelleren binnen het informatica onderwijs in het voortgezet onderwijs in Nederland. De
keuze voor dit onderwerp is gemaakt na mijn verschillende stages waarin ik heb ervaren dat het
onderwerp procesmodelleren minder uitgebreid aan bod komt, dan bijvoorbeeld datamodelleren.
Onder procesmodelleren versta ik het in kaart brengen van informatiestromen binnen organisaties of
systemen. In mijn ogen zijn het de processen die de informatiestromen aansturen en verwerken. Een
andere veel gebruikte term voor procesmodelleren is informatiestroomanalyse.
Als u geïnteresseerd bent in de uitkomsten kan ik u het onderzoeksverslag toesturen. Als u dat op
prijs stelt kunt u aan het einde van de enquête uw naam en e-mailadres invullen.
De enquête bestaat uit 19 vragen, en neemt ongeveer 12 minuten in beslag.
Alvast mijn hartelijke dank,
Frank Buijze, M.Sc.
Pagina 32 van 66
Vraag 1
Heeft u of uw sectie procesmodelleren opgenomen in het onderwijsprogramma van informatica in
de schooljaren 2006-2007, 2007-2008 of 2008-2009? Dit kan zijn als onderdeel van
systeemontwikkelingtraject.
( ) Ja Ga verder bij vraag 2.
( ) Nee Ga verder bij vraag 16.
Geïnvesteerde tijd
De volgende 4 vragen hebben betrekking op het aantal geïnvesteerde uren in het onderwerp
procesmodelleren, in de Tweede Fase en de vernieuwde Tweede Fase. Onder geïnvesteerde uren
wordt verstaan:
· Lesuren die specifiek zijn gericht op het onderwijzen van het onderwerp procesmodelleren.
· De uren die aan procesmodelleren zijn besteed door leerlingen tijdens praktische opdrachten.
· De huiswerk uren, die leerlingen specifiek aan dit onderwerp hebben moeten besteden.
Indien informatica niet wordt aangeboden in havo of vwo, dan kunt u de optie niet van toepassing
selecteren.
Vraag 2
Hoeveel uur heeft u gedurende twee jaar besteed aan het onderwerp procesmodelleren in havo
tijdens de Tweede Fase?
( ) geen
( ) 1- 15 uren
( ) 16 - 25 uren
( ) 26 - 35 uren
( ) 36 - 45 uren
( ) meer dan 45 uren
( ) niet van toepassing
Vraag 3
Hoeveel uur heeft u gedurende drie jaar besteed aan het onderwerp procesmodelleren in vwo
tijdens de Tweede Fase?
( ) geen
( ) 1 -20 uren
( ) 21 - 35 uren
( ) 36 - 50 uren
( ) 51 - 65 uren
( ) meer dan 65 uren
( ) niet van toepassing
Pagina 33 van 66
Vraag 4
Hoeveel uur heeft u gedurende twee jaar besteed aan het onderwerp procesmodelleren in havo
tijdens de vernieuwde Tweede Fase?
( ) geen
( ) 0 - 15 uren
( ) 16 - 25 uren
( ) 26 - 35 uren
( ) 36 - 45 uren
( ) meer dan 45 uren
( ) niet van toepassing
Vraag 5
Hoeveel uur heeft u gedurende drie jaar besteed aan het onderwerp procesmodelleren in vwo
tijdens de vernieuwde Tweede Fase?
( ) geen
( ) 1 -20 uren
( ) 21 - 35 uren
( ) 36 - 50 uren
( ) 51 - 65 uren
( ) meer dan 65 uren
( ) niet van toepassing
Vraag 6
In welke klassen wordt de basiskennis over procesmodelleren bijgebracht bij u op school? Onder
basiskennis wordt verstaan de stof waarin de methodiek(en) wordt uitgelegd en aangeleerd. Indien
dit verschillend is per schooljaar, dan dient u de vraag te beantwoorden voor de nieuwe lichting van
het schooljaar 2008-2009.
[ ] vwo 4
[ ] vwo 5
[ ] vwo 6
[ ] havo 4
[ ] havo 5
Vraag 7
Welk cursusmateriaal wordt door u tijdens het schooljaar 2008-2009 gebruikt, om het onderwerp
procesmodelleren te behandelen?
[ ] geen
[ ] Fundament Informatica (Instruct)
[ ] Informatica-actief
[ ] Enigma
[ ] eigen materiaal
[ ] overig, namelijk ______________________________________________________________
Vraag 8
Welke methodiek of methodieken worden door u onderwezen aan havo?
[ ] niet van toepassing
[ ] DataFlow Diagrammen
[ ] Petrinetten
[ ] UML-diagrammen gericht op processen en informatiestromen.
[ ] overig, namelijk ______________________________________________________________
Vraag 9
Welke methodiek of methodieken worden door u onderwezen aan vwo?
[ ] niet van toepassing
[ ] DataFlow Diagrammen
[ ] Petrinetten
[ ] UML-diagrammen gericht op processen en informatiestromen.
[ ] overig, namelijk_______________________________________________________________
Vraag 10
Vindt u het onderwerp procesmodelleren eenvoudig of ingewikkeld om te onderwijzen aan havo-
leerlingen?
( ) zeer eenvoudig
( ) redelijk eenvoudig
( ) redelijk ingewikkeld
( ) zeer ingewikkeld
( ) niet van toepassing
Vraag 11
Vindt u het onderwerp procesmodelleren eenvoudig of ingewikkeld om te onderwijzen aan vwo-
leerlingen?
( ) zeer eenvoudig
( ) redelijk eenvoudig
( ) redelijk ingewikkeld
Pagina 35 van 66
( ) zeer ingewikkeld
( ) niet van toepassing
Vraag 12
Op basis van uw ervaringen. Ziet u grote verschillen tussen havo en vwo bij het toepassen en
aanleren van procesmodelleer methodieken? Laat leeg indien u geen vergelijking kunt maken.
Vraag 13
In welke mate bent u het eens met de volgende stellingen:
nvt Helemaal
oneens
Oneens Niet
eens, niet
oneens
Eens Helemaal
eens
Petrinetten genieten de voorkeur
boven DFD’s op het havo.
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Petrinetten genieten de voorkeur
boven DFD’s op het vwo.
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Petrinetten zijn geschikter voor
vwo-leerlingen, dan voor havo-
leerlingen.
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
DFD’s zijn geschikter voor vwo-
leerlingen, dan voor havo-
leerlingen.
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Vraag 14
Heeft u of uw sectie datamodelleren opgenomen in het onderwijsprogramma van informatica in de
schooljaren 2006-2007, 2007-2008 of 2008-2009?
( ) Ja Ga verder bij vraag 15.
( ) Nee Ga verder bij vraag 17.
Vraag 15
Op basis van uw ervaringen. Vinden leerling, het aanleren en toepassen van methodieken bij
procesmodelleren moeilijker of makkelijker dan bij datamodelleren?
( ) veel moeilijker Ga verder bij vraag 17.
( ) moeilijker, Ga verder bij vraag 17.
( ) geen verschil, Ga verder bij vraag 17.
( ) makkelijker, Ga verder bij vraag 17.
( ) veel makkelijker, Ga verder bij vraag 17.
Ja/Nee, dit wordt veroorzaakt door …
Pagina 36 van 66
Vraag 16
Procesmodelleren maakt geen onderdeel uit van de stof, omdat …
( ) het geen verplicht onderdeel is.
( ) het vormt geen belangrijk aspect bij informatica.
( ) het is te moeilijk voor leerlingen.
( ) overig, namelijk ______________________________________________________________
Vraag 17
Op basis van welke opleiding verzorgt u het vak informatica?
( ) Omscholing via CODI-traject. Ga verder bij vraag 18.
( ) Universitaire opleiding voor informatica docent. Ga verder bij afsluiting.
( ) In opleiding tot informatica docent, Ga verder bij afsluiting.
( ) Overig, namelijk_____________________________________ Ga verder bij afsluiting.
Vraag 18
Wat is uw eerste bevoegdheid, die u toegang heeft gegeven tot het CODI-traject?
Vraag 19
Zowel Petrinetten als DFD’s zijn behandeld tijdens het CODI-traject. Welke van de twee methodieken
geniet uw voorkeur?
( ) beide genieten mijn voorkeur
( ) Petrinetten genieten mijn voorkeur boven DataFlow Diagrammen.
( ) DataFlow Diagrammen genieten mijn voorkeur boven Petrinetten.
( ) geen van beide genieten mijn voorkeur.
Afsluiting
Nogmaals mijn dank voor uw medewerking aan deze enquête.
Als u geïnteresseerd bent in de uitkomsten kan ik u het onderzoeksverslag toesturen. U dient
hiervoor onderstaande velden in te vullen:
Naam: _____________________________________________________________________
E-mailadres: _____________________________________________________________________
Pagina 37 van 66
Bijlage D. Codeerschema
Vraagnummer Variabele Code
1 proc1 1 = ja
2 = nee
2 tijdh1 1 = 0 uren
2 = 1 – 15 uren
3 = 16 – 25 uren
4 = 26 – 35 uren
5 = 36 – 45 uren
6 = meer dan 45 uren
3 tijdv1 1 = 0 uren
2 = 1 – 20 uren
3 = 21 – 35 uren
4 = 36 – 50 uren
5 = 51 – 65 uren
6 = meer dan 65 uren
4 tijdh2 1 = 0 uren
2 = 1 – 15 uren
3 = 16 – 25 uren
4 = 26 – 35 uren
5 = 36 – 45 uren
6 = meer dan 45 uren
5 tijdv2 1 = 0 uren
2 = 1 – 20 uren
3 = 21 – 35 uren
4 = 36 – 50 uren
5 = 51 – 65 uren
6 = meer dan 65 uren
6 bkv4 Vwo4 1 = Ja
2 = Nee
bkv5 Vwo 5 1 = Ja
2 = Nee
bkv6 Vwo 6 1 = Ja
2 = Nee
bkh4 Havo 4 1 = Ja
2 = Nee
bkh5 Havo 5 1 = Ja
2 = Nee
7 cgeen Geen 1 = Ja
2 = Nee
cfi Fundament
Informatica
1 = Ja
2 = Nee
cia Informatica-actief 1 = Ja
2 = Nee
ce Enigma 1 = Ja
2 = Nee
cem Eigen materiaal 1 = Ja
2 = Nee
cover Overig 1 = Ja
2 = Nee
Pagina 38 van 66
8 mhdfd DataFlow
Diagrammen
1 = Ja
2 = Nee
mhp Petrinetten 1 = Ja
2 = Nee
mhu UML-diagrammen 1 = Ja
2 = Nee
mhover Overig 1 = Ja
2 = Nee
9 mvdfd DataFlow
Diagrammen
1 = Ja
2 = Nee
mvp Petrinetten 1 = Ja
2 = Nee
mvu UML-diagrammen 1 = Ja
2 = Nee
mvover Overig 1 = Ja
2 = Nee
10 moeih 1 = zeer eenvoudig
2 = redelijk eenvoudig
3 = redelijk ingewikkeld
4 = zeer ingewikkeld
11 moeiv 1 = zeer eenvoudig
2 = redelijk eenvoudig
3 = redelijk ingewikkeld
4 = zeer ingewikkeld
13 stel1 1 = helemaal eens
2 = meer oneens dan eens
3 = niet eens en niet oneens
4 = meer eens dan oneens
5 = helemaal eens
stel2 1 = helemaal eens
2 = meer oneens dan eens
3 = niet eens en niet oneens
4 = meer eens dan oneens
5 = helemaal eens
stel3 1 = helemaal eens
2 = meer oneens dan eens
3 = niet eens en niet oneens
4 = meer eens dan oneens
5 = helemaal eens
stel4 1 = helemaal eens
2 = meer oneens dan eens
3 = niet eens en niet oneens
4 = meer eens dan oneens
5 = helemaal eens
14 data 1 = Ja
2 = Nee
15 moeidata 1 = veel moeilijker
2 = moeilijker
3 = geen verschil
4 = makkelijker
Pagina 39 van 66
5 = veel makkelijker
16 geenproc 1 = het geen verplicht onderdeel is
2 = het vormt geen belangrijk aspect bij
informatica
3 = het is te ingewikkeld om te onderwijzen
4 = overig
17 scholing 1 = omscholing via CODI-traject
2 = universitaire opleiding tot informatica docent
3 = in opleiding tot informatica docent
4 = overig
18 codi1 1 = alfavak
2 = betavak
4 = gammavak
19 codi2 1 = beide genieten voorkeur
2 = Petrinetten meer dan DFD
3 = DFD meet dan Petrinetten
4 = geen van beide
Ontbrekend gegeven spatie intikken
Niet van toepassing spatie intikken
Alfavakken: Engels, Frans, Duits, Nederlands, Kunstvakken, L.O.
Bètavakken: Wiskunde, Scheikunde, Natuurkunde, Biologie
Gammavakken: Geschiedenis, Aardrijkskunde, Maatschappijleer, Economie
Pagina 40 van 66
Bijlage E. Enquêteresultaten
Statistics
proc1 tijdh1 tijdv1 tijdh2 tijdv2 bkvwo4
N Valid 25 13 13 13 13 13
Missing 0 12 12 12 12 12
Mean 1,77 2,46 1,85 2,54
Std. Deviation ,725 ,776 ,899 ,877
Statistics
bkvwo5 bkvwo6 bkhavo4 bkhavo5 cgeen cfi
N Valid 13 13 13 13 12 12
Missing 12 12 12 12 13 13
Mean
Std. Deviation
Statistics
cia ce cem cover mhdfd mhp
N Valid 12 12 12 12 12 12
Missing 13 13 13 13 13 13
Mean
Std. Deviation
Statistics
mhu mhover mvdfd mvp mvu mvover
N Valid 12 12 12 12 12 12
Missing 13 13 13 13 13 13
Pagina 41 van 66
Mean
Std. Deviation
Statistics
moeih moeiv stel1 stel2 stel3 stel4
N Valid 10 12 7 9 7 8
Missing 15 13 18 16 18 17
Mean 3,40 2,75 2,86 3,00 2,71 2,38
Std. Deviation ,699 ,622 1,215 1,323 ,951 1,061
Statistics
data moeidata geenproc scholing codi1
N Valid 12 10 9 21 15
Missing 13 15 16 4 10
Mean 3,50
Std. Deviation ,707
Statistics
codi2 codi3 moei voorkeur bkboven
N Valid 14 14 13
Missing 11 11 12
Mean 2,7857 6,00
Std. Deviation ,99449 1,18
Totaalscore 8,65
Pagina 42 van 66
Frequentietabellen en openvragen
proc1
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 17 68,0 68,0 68,0
Nee 8 32,0 32,0 100,0
Total 25 100,0 100,0
tijdh1
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid 0 uren 5 20,0 38,5 38,5
1 - 15 uren 6 24,0 46,2 84,6
16 - 25 uren 2 8,0 15,4 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
Pagina 43 van 66
tijdv1
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid 0 uren 1 4,0 7,7 7,7
1 - 20 uren 6 24,0 46,2 53,8
21 - 35 uren 5 20,0 38,5 92,3
36 - 50 uren 1 4,0 7,7 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
tijdh2
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid 0 uren 6 24,0 46,2 46,2
1 - 15 uren 3 12,0 23,1 69,2
16 - 25 uren 4 16,0 30,8 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
Pagina 44 van 66
tijdv2
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid 0 uren 1 4,0 7,7 7,7
1 - 20 uren 6 24,0 46,2 53,8
21 - 35 uren 4 16,0 30,8 84,6
36 - 50 uren 2 8,0 15,4 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
bkvwo4
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 1 4,0 7,7 7,7
Nee 12 48,0 92,3 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
Pagina 45 van 66
bkvwo5
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 6 24,0 46,2 46,2
Nee 7 28,0 53,8 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
bkvwo6
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 7 28,0 53,8 53,8
Nee 6 24,0 46,2 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
bkhavo4
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 15,4 15,4
Nee 11 44,0 84,6 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
Pagina 46 van 66
bkhavo5
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 6 24,0 46,2 46,2
Nee 7 28,0 53,8 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
bkboven
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 12 48,0 92,3 92,3
Nee 1 4,0 7,7 100,0
Total 13 52,0 100,0
Missing System 12 48,0
Total 25 100,0
cgeen
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Nee 12 48,0 100,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 47 van 66
cfi
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 1 4,0 8,3 8,3
Nee 11 44,0 91,7 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
cia
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
ce
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid ja 5 20,0 41,7 41,7
Nee 7 28,0 58,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 48 van 66
cem
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 5 20,0 41,7 41,7
Nee 7 28,0 58,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
cover
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 49 van 66
· Petrinetten door Frank Buijze
· Zelfgemaakt material, informaticavo.nl
mhdfd
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 50 van 66
mhp
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
mhu
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 1 4,0 8,3 8,3
Nee 11 44,0 91,7 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 51 van 66
mhover
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
· FCO-IM
mvdfd
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 5 20,0 41,7 41,7
Nee 7 28,0 58,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 52 van 66
mvp
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 4 16,0 33,3 33,3
Nee 8 32,0 66,7 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total
mvu
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 4 16,0 33,3 33,3
Nee 8 32,0 66,7 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 53 van 66
mvover
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 2 8,0 16,7 16,7
Nee 10 40,0 83,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
· FCO-IM
moeih
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid redelijk eenvoudig 1 4,0 10,0 10,0
redelijk ingewikkeld 4 16,0 40,0 50,0
zeer ingewikkeld 5 20,0 50,0 100,0
Total 10 40,0 100,0
Missing System 15 60,0
Total 25 100,0
Pagina 54 van 66
moeiv
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid redelijk eenvoudig 4 16,0 33,3 33,3
redelijk ingewikkeld 7 28,0 58,3 91,7
zeer ingewikkeld 1 4,0 8,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
moei
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid redelijk eenvoudig 1 4,0 8,3 8,3
redelijk ingewikkeld/redelijk
eenvoudig 3 12,0 25,0 33,3
redelijk ingewikeld 4 16,0 33,3 66,7
zeer/redelijk ingewikkeld 3 12,0 25,0 91,7
zeer ingewikkeld 1 4,0 8,3 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
stel1
Pagina 55 van 66
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid helemaal oneens 1 4,0 14,3 14,3
meer oneens dan eens 2 8,0 28,6 42,9
niet eens en niet oneens 1 4,0 14,3 57,1
meer eens dan oneens 3 12,0 42,9 100,0
Total 7 28,0 100,0
Missing System 18 72,0
Total 25 100,0
Pagina 56 van 66
stel2
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid helemaal oneens 1 4,0 11,1 11,1
meer oneens dan eens 3 12,0 33,3 44,4
niet eens en niet oneens 1 4,0 11,1 55,6
meer eens dan oneens 3 12,0 33,3 88,9
helemaal eens 1 4,0 11,1 100,0
Total 9 36,0 100,0
Missing System 16 64,0
Total 25 100,0
stel3
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid helemaal oneens 1 4,0 14,3 14,3
meer oneens dan eens 1 4,0 14,3 28,6
niet eens en niet oneens 4 16,0 57,1 85,7
meer eens dan oneens 1 4,0 14,3 100,0
Total 7 28,0 100,0
Missing System 18 72,0
Total 25 100,0
Pagina 57 van 66
stel4
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid helemaal oneens 2 8,0 25,0 25,0
meer oneens dan eens 2 8,0 25,0 50,0
niet eens en niet oneens 3 12,0 37,5 87,5
meer eens dan oneens 1 4,0 12,5 100,0
Total 8 32,0 100,0
Missing System 17 68,0
Total 25 100,0
data
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Ja 10 40,0 83,3 83,3
Nee 2 8,0 16,7 100,0
Total 12 48,0 100,0
Missing System 13 52,0
Total 25 100,0
Pagina 58 van 66
moeidata
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid moeilijker 1 4,0 10,0 10,0
geen verschil 3 12,0 30,0 40,0
makkelijker 6 24,0 60,0 100,0
Total 10 40,0 100,0
Missing System 15 60,0
Total 25 100,0
geenproc
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid het geen verplicht
onderdeel is
3 12,0 33,3 33,3
het is te ingewikkeld om
te onderwijzen
1 4,0 11,1 44,4
overig 5 20,0 55,6 100,0
Total 9 36,0 100,0
Missing System 16 64,0
Total 25 100,0
· Komt in de methode niet/nauwelijks aan bod
· Geen goed lesmateriaal
· Nog niet overwogen
· De methode biedt het niet aan, komt nog waarschijnlijk
· Komt in de methode niet of nauwelijks aan bod
scholing
Pagina 59 van 66
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid omscholing via CODI-
traject
15 60,0 71,4 71,4
universitaire opleiding tot
informatica docent
4 16,0 19,0 90,5
overig 2 8,0 9,5 100,0
Total 21 84,0 100,0
Missing System 4 16,0
Total 25 100,0
· HTS-TN en TVK: 16 jaar werkervaring
· Universiteit ifnormatica HBO ICT
codi1
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid alfa 2 8,0 13,3 13,3
beta 8 32,0 53,3 66,7
gamma 5 20,0 33,3 100,0
Total 15 60,0 100,0
Missing System 10 40,0
Total 25 100,0
Pagina 60 van 66
codi2
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid beiden genieten mijn
voorkeur
2 8,0 14,3 14,3
Petrinetten genieten mijn
voorkeur boven DataFlow
Diagrammen
2 8,0 14,3 28,6
DataFlow Diagrammen
genieten mijn voorkeur
boven Petrinetten
4 16,0 28,6 57,1
geen van beide genieten
mijn voorkeur
6 24,0 42,9 100,0
Total 14 56,0 100,0
Missing System 11 44,0
Total 25 100,0
codi3
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid 1,50 4 16,0 28,6 28,6
3,00 8 32,0 57,1 85,7
4,50 2 8,0 14,3 100,0
Total 14 56,0 100,0
Missing System 11 44,0
Total 25 100,0
Pagina 61 van 66
Antwoorden op vraag 12
· Geen ervaring bij havo.
· Ja, dit wordt veroorzaakt doordat dit voor HAVO leerlingen te abstract lijkt (in hun eigen
ogen dan)
· Ja, havo leerlingen kunnen zaker moeilijker in een model zetten
· Nee
· Nee
· Ja, Bij havo ligt het buiten het interesse gebied. Vwo-leerlingen zullen het mogelijk later
vaker gebruiken
Pagina 62 van 66
Bijlage F. Uitwerking interview met vakdidact Procesmodelleren maakt net als datamodelleren onderdeel uit van het vak Informatica binnen havo
en vwo. Met procesmodelleren wordt bedoeld het schematisch in kaart brengen van processen en/of
datastromen.
V: Hoe kijkt u aan tegen procesmodelleren als onderdeel van het vak Informatica?
A: Procesmodelleren is een moeilijk onderwerp voor leerlingen. Het gaat hierbij om de kunst van het
weglaten. Dit is moeilijk. Indien de taal niet bekend is, dan wordt er vaak een stappenplan
aangeleerd. Dan is het niet meer modelleren, maar alleen onderwijzen van de taal of het afvinken
van een bepaalde eindterm.
De begripontwikkeling bij leerlingen blijft achter. Zij leren voornamelijk het operationele idee van
een model (Hoe gemaakt). Wat betekent nu precies een pijltje uit het stappenplan?
V: Waarom wordt er in uw optiek meer aandacht besteed aan datamodelleren, dan aan
procesmodelleren? Terwijl beide nodig zijn om een geheel systeem te modelleren.
A: Datamodelleren is gebaseerd op ouder werk, en bestaat langer. Het is meer mainstream, dan
procesmodelleren. Voor procesmodelleren is pas recent meer aandacht voor gekomen. De
bekendheid van tools, en de bekendheid met tools is nog erg gelimiteerd.
Datamodelleren is meer een geheel, completer dan procesmodelleren. Het is van meerdere kanten
te benaderen.
Van model, naar database, naar queries loslaten op de database.
V: Is procesmodelleren noodzakelijk bij het ontwerpen van een systeem?
A: Het klopt dat je procesmodelleren nodig hebt, maar de toepassingen vertroebelen vaak de
concepten bij het aanleren. Probeer altijd bij de concepten te blijven.
V: Er zijn verschillend processmodelleertalen, zoals Data Flow Diagrams en Petrinetten. Hoe kijkt u
aan tegen DFDs?
A: Data Flow Diagrams is oude kennis, maar belangrijk. Je kan er interessante zaken mee doen. Het is
wel ouderwets. Word nog wel in de praktijk gebruikt.
V: Hoe kijkt u aan tegen Petrinetten?
A: Petrinetten zijn abstract. Ingewikkelde onhandige omschrijving. Kun je er echt iets meer mee?
Voor schrijven van programma’s te onhandig, niet schaalbaar.
De truc is om bedrijfsprocessen aan Petrinetten te koppelen. Krachtig, niet onnatuurlijk. De
bekendheid in het veld is er niet erg groot mee.
Petrinetten zijn intimiderend, aanbieden binnen het middelbaar onderwijs is niet onmogelijk.
V: Waarom is er weinig tot geen lesmateriaal voor Petrinetten beschikbaar?
A: Er zijn maar weinig auteurs die voldoende kennis hebben om een dergelijk materiaal te schrijven.
Pagina 63 van 66
V: Hoe kijkt u aan tegen UML voor het modelleren van processen?
A: UML geschiedenis niet zo in beeld. UML is meta-achtig en kan dus interessant zijn. Wat ze moeten
opschrijven blijft vaag. Ook het leren en begrijpen van een UML-variant is complex. Kost veel tijd.
V: is een van de twee talen, Petrinetten of Data Flow Diagrams, meer geschikt voor havo of vwo
dan de andere?
A: Petrinetten lijken moeilijker en abstracter dan Data Flow Diagrams. In ieder geval zijn Petrinetten
strikter. Petrinetten niet weglaten op havo. Je moet de gekozen taal niet vager maken, maar
uitkleden. Juist als je gereedschap vager is, heb je meer deskundigheid nodig om het te gebruiken en
te begrijpen. Als je het echt wil doen is het veel te moeilijk.
Het moet duidelijk zijn hoe je het moet gebruiken. Voor de hand liggende voorbeelden, niet te
abstract.
V: Moet procesmodelleren opgenomen worden/blijven binnen het vak informatica?
A: Eerst dacht ik van niet. Als het werkt voegt het iets toe, mar het hoeft er niet in. Idem voor
datamodelleren. Het gaat vooral om algemene kennis van databases, aan de oppervlakte. Hierbij ligt
de nadruk nog vaak op het gebruik, niet op ontwerp.
Pagina 64 van 66
Bijlage G. Uitwerking interview met vakdocent informatica Uitwerking interview met P. van Mil docent informatica aan het Lorentz Casimir Lyceum te
Eindhoven
Datum: 30 september 2009
V: Besteedt u aandacht aan procesmodelleren in uw lessen informatica? Zo ja, hoeveel uur?
A: Tussen de 1 en 15 uren wordt er besteed aan procesmodelleren op de havo. Op het vwo is
dit aantal uren tussen de 21 en 35 uren.
V: Is het aantal uren toegenomen sinds de invoering van de vernieuwde tweede fase?
A: Nee het aantal uren dat wordt besteed aan procesmodelleren is gelijk gebleven.
V: In welke klas op havo en vwo wordt de basiskennis over procesmodelleren bijgebracht?
Waarom juist in deze klassen?
A: Eind havo 5 en vwo 6 nadat databases zijn behandeld. Het is een onderwerp voor leerlingen
die de informatica kant opwillen. Het is te moeilijk voor mensen die geen informatica gaan
doen.
V: Welke materialen gebruikt u?
A: Zelfgemaakt materiaal en materiaal van informaticavo.nl. Hierbij besteed ik voornamelijk
aandacht aan waar welke data waar beschikbaar moet zijn. Er wordt geen fysieke link met de
data gelegd. Op basis van de schermen. Wat kun je verwachten?
V: Welke methodieken laat u zien, en op welke gaat u dieper in?
A: Zowel DataFlow Diagrammen, UML en petrinetten worden besproken. Op petrinetten wordt
dieper ingegaan.
V: Vindt u het onderwerp procesmodelleren eenvoudig of ingewikkeld om te onderwijzen aan
havo en vwo leerlingen?
A: Voor havo-leerlingen is het een zeer ingewikkeld onderwerp, dit komt door de hoge
abstractie graad. Alleen beperkte/eenvoudige problemen zijn mogelijk.
Aan vwo-leerlingen is het redelijk eenvoudig te onderwijzen. Het is ook makkelijker om het te
legitimeren richting de leerlingen waarom het belangrijk is.
V: Op basis van uw ervaringen. Ziet u grote verschillen tussen havo en vwo bij het toepassen
en aanleren van procesmodelleer technieken? Laat leeg indien u geen vergelijking kunt
maken.
A: Bij havo-leerlingen ligt het buiten hun interesse gebieden. Zij zullen in de praktijk zelden of
nooit een analyse maken. Vwo-leerlingen daarentegen zullen juist zaken analyseren en een
architecturen maken. Er is voldoende materiaal aanwezig, maar meer voorbeelden en
oefeningen zijn altijd welkom? Dit zelfde gaat op voor software tools.
Pagina 65 van 66
V: Wat geniet u voorkeur in havo en vwo, petrinetten of DFD’s?
A: Zowel op havo als vwo geniet petrinetten de voorkeur. Petrinetten zijn voor allebei de
groepen even geschikt. DFD’s zijn minder geschikt. Dit komt doordat DFD’s data en proces
niet uit elkaar worden gehaald. Beiden tegelijkertijd maakt het moeilijker.
V: Heeft uw sectie datamodelleren opgenomen in het programma voor informatica? Zo ja, is
het makkelijker of moeilijker dan datamodelleren?
A: Voor het datamodelleren gebruiken we FCO-IM voor het procesmodelleren onder andere
Petrinetten. Procesmodelleren is makelijker dan procesmodelleren.
V: Op basis van welke opleiding verzorgt u het vak informatica?
A: Omscholing via het CODI-traject. Van origine eerste graads economie.
V: Petrinetten of DFD’s?
A: Petrinetten genieten mijn voorkeur.
V: Moet procesmodelleren onderdeel uitmaken van het vak informatica, of kan het er ook
uitgelaten worden.
A: Het is vaak snuffelen aan de onderwerpen, inhoudelijk diepgang is moeilijk. Waarom zouden
ze het moeten weten? Nut versus noodzaak. Voor veel leerlingen eind onderwijs in
informatica.
V: Hoe denkt u over DFD’s en petrinetten?
A: DFD zeer onduidelijk, tekening is onduidelijk een de vorm is onduidelijk. Bij Petrinetten kan je
processen die leerlingen kennen gebruiken. Hoe ziet dat er uit. Wachtrijen bij Mac Donalds,
Jumbo etc. Voorbeelden ook hier beperkt. Inzichtelijk is bijvoorbeeld de lift. Hierin zijn de
transities en toestanden duidelijk.
V: Is er genoeg lesmateriaal aanwezig?
A: Ja er is genoeg lesmateriaal beschikbaar, meer voorbeelden zijn altijd welkom.
V: Wat ervaart u als een moeilijkheid of een probleem bij het aanleren van
procesmodelleertechnieken?
A: Eerst moeten leerlingen het probleem ervaren en dan kan er gekeken worden naar een
oplossing. Ze moeten het ervaren. Ze moeten geboeid worden en zijn.
V: Welke tools gebruikt u?
A: ExSpecT gebruik ik niet, deze tool is te complex. Ik gebruik Yasper of een on-line java applet.
Deze twee zijn toereikend genoeg.
Pagina 66 van 66