e d o sam en vatting 2

70
1 Geschiedenis van de Middeleeuwen Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbrouwers) Inhoudstafel …………………………………………………………………………… p01 Legende bij gebruik …………………………………………………………………………… p05 Hoofdstuk 1: Begrippen & Interpretatiekaders ……………………………………………p06 • de begrippen Middeleeuwen, Humanisme, Renaissance & Reformatie………………… p06 • perioden en maatschappijtypen……………………………………………………………… p06 • regionale diversiteit …………………………………………………………………………… p08 • welk Europa? ………………………………………………………………………………….. p08 • van schaarste naar hegemonie……………………………………………………………….p08 Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis ………………………………………………………… p09 • desintegratie van het Imperium……………………………………………………………… p09 de bestuursstructuur een overheidseconomie ruralisering • het Oost-Romeinse Rijk……………………………………………………………………… p11 Justinianus implosie & consolidatie hernieuwde expansie Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen ……………………………………………………….. p13 • Barbaren……………………………………………………………………………………….. p13 de barbaren van het Noorden de barbaren van het Oosten en het Zuiden de volkeren van de volksverhuizingen • Verhuizingen…………………………………………………………………………………… p14 achtergronden: push- en pullfactoren chronologie het karakter van de barbaarse vestiging elementen van politieke organisatie: chiefdoms, Gefolgschaften, koningschap • de barbaarse koninkrijken……………………………………………………………………. p16 segregatie of integratie? Proto-natievorming • de Arabische veroveringen…………………………………………………………………… p18 Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies ……………... p20 • de christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen………………….. p20 de verhouding tussen keizer en paus materiële rijkdom, accumulatie & redistributie • Kerkelijke organisatie…………………………………………………………………………. p21 de geestelijkheid en haar taken de kerkelijke hiërarchie: episcopaat en diocees metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en paus Kerkelijke deelgemeenten Kerkvergaderingen • Geloofsleer, orthodoxie en heterodoxie…………………………………………………….. p23 Heiligheid en heiligen • Monnikendom & kloosterwezen……………………………………………………………… p24 • verbreiding van het geloof……………………………………………………………………. p24 missie en bekering kerstening en syncretisering • de Islam………………………………………………………………………………………… p27

Upload: wimke-schnitger

Post on 26-Jun-2015

210 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: E D O Sam en Vatting 2

1

Geschiedenis van de Middeleeuwen Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbr ouwers) Inhoudstafel …………………………………………………………………………… p01 Legende bij gebruik …………………………………………………………………………… p05 Hoofdstuk 1: Begrippen & Interpretatiekaders ……………………………………………p06 • de begrippen Middeleeuwen, Humanisme, Renaissance & Reformatie………………… p06 • perioden en maatschappijtypen……………………………………………………………… p06 • regionale diversiteit …………………………………………………………………………… p08 • welk Europa? ………………………………………………………………………………….. p08 • van schaarste naar hegemonie……………………………………………………………….p08 Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis ………………………………………………………… p09 • desintegratie van het Imperium……………………………………………………………… p09 � de bestuursstructuur � een overheidseconomie � ruralisering • het Oost-Romeinse Rijk……………………………………………………………………… p11 � Justinianus � implosie & consolidatie � hernieuwde expansie Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen ……………………………………………………….. p13 • Barbaren……………………………………………………………………………………….. p13 � de barbaren van het Noorden � de barbaren van het Oosten en het Zuiden � de volkeren van de volksverhuizingen • Verhuizingen…………………………………………………………………………………… p14 � achtergronden: push- en pullfactoren � chronologie � het karakter van de barbaarse vestiging � elementen van politieke organisatie: chiefdoms, Gefolgschaften, koningschap • de barbaarse koninkrijken……………………………………………………………………. p16 � segregatie of integratie? � Proto-natievorming • de Arabische veroveringen…………………………………………………………………… p18 Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies ……………... p20 • de christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen………………….. p20 � de verhouding tussen keizer en paus � materiële rijkdom, accumulatie & redistributie • Kerkelijke organisatie…………………………………………………………………………. p21 � de geestelijkheid en haar taken � de kerkelijke hiërarchie: episcopaat en diocees � metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en paus � Kerkelijke deelgemeenten � Kerkvergaderingen • Geloofsleer, orthodoxie en heterodoxie…………………………………………………….. p23 � Heiligheid en heiligen • Monnikendom & kloosterwezen……………………………………………………………… p24 • verbreiding van het geloof……………………………………………………………………. p24 � missie en bekering � kerstening en syncretisering • de Islam………………………………………………………………………………………… p27

Page 2: E D O Sam en Vatting 2

2

Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege m iddeleeuwen ………………. p28 • de vroegmiddeleeuwse samenleving……………………………………………………….. p28 � transformatie: de aristocratie � degradatie: de vrije weerbare mannen � promotie: de slaven � horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel • handel en gift-exchange……………………………………………………………………… p30 � Friezen en Vikingen Hoofdstuk 6: de wereld van de Franken ……………………………………………………p33 • de Merovingers………………………………………………………………………………… p33 • de oorsprong van de Karolingische dynastie………………………………………………. p33 • de eeuw van de Karolingers………………………………………………………………….. p34 • patrimonium en staat…………………………………………………………………………. p35 � eer en bloed � beneficia � vazalliteit • de bovenbouwstaat……………………………………………………………………………. p36 � de fictie van het keizerschap � graven en erfelijkheid • dynamische periferieën………………………………………………………………………. p39 � Brittannië � Moors Iberië � de Vikingen Hoofdstuk 7: versnelde groei ……………………………………………………………….. p42 • de groei van de bevolking……………………………………………………………………. p42 • volume en karakter van de agrarische productie…………………………………………... p42 • nieuwe vormen van heerschappij……………………………………………………………. p44 � de ‘banale revolutie’ � regionale verschillen en feodo-vazallistische ‘verpakking’ � veranderingen in de surplus-extractie. Aanpassingen in de domaniale economie • ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbeeld……………………………….. p46 � ruiters worden ridders � hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen � tendensen tot rangordening en afsluiting � boeren Hoofdstuk 8: religieuze en kerkelijke vernieuwing ( 1000-1250)………………………. p50 • het hervormingsstreven………………………………………………………………………. p50 � paus tegen keizer: de investituurstrijd � de pauselijke aanspraken op het hoogste gezag in de wereld • de pausen als leiders van de Kerk…………………………………………………………... p52 • hervorming en vernieuwing in het kloosterwezen………………………………………….. p53 � Cluny en de Ecclesia cluniacensis � godsvrede en godsbestand � de nieuwe orden � vita apostolica en de nieuwe spiritualiteit � de bedelorden • de gelovigen worden zichtbaar………………………………………………………………. p56 � het ontstaan van een persecuting society

Page 3: E D O Sam en Vatting 2

3

Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10e-13e eeuw) p58 • de droom van het Imperium………………………………………………………………….. p58 � Oost- en West-Frankische rijken � de vestiging van het Duitse koninkrijk � de Rijkskerk � herstel van het keizerschap � Imperium et sacerdotium � de mediterrane ambities van de Hohenstaufen � het Duitse Rijk � Italië � keizer en paus • gestichte koninkrijken…………………………………………………………………………. p63 � vazalstaten in Midden-Europa? � the making of England � Iberië � Frankrijk: het concentrische model � de Balkan • institutionalisering van de staat……………………………………………………………… p67 � de monarchale dynamiek � het koningschap wordt een ambt � dienaren van de staat � machtsvertoon in Gotische stijl Hoofdstuk 10: wankelende kernen in het Oosten & het begin v.d. Europese expansie p71 • het Westen wordt agressiever……………………………………………………………….. p71 • het multiculturele Oosten……………………………………………………………………... p71 • de aanzet tot de kruistochten………………………………………………………………… p72 • verschuivende zwaartepunten……………………………………………………………….. p73 • kruistochten, kruisvaardersstaten en westerse kolonies in het Oosten…………………. p74 • de latere kruistochten…………………………………………………………………………. p76 • kolonisatie……………………………………………………………………………………… p76 Hoofdstuk 11: de verstedelijkte samenleving ……………………………………………. p79 • het verschijnsel stad………………………………………………………………………….. p79 � de schaal van de steden en van de verstedelijking � de morfologie van de middeleeuwse stad • autonomie………………………………………………………………………………………. p81 � stadsrecht � openbare orde � openbaar bestuur en algemeen belang • sociale verhoudingen…………………………………………………………………………. p82 � patriciërsbewind � de verstedelijkte samenleving � ambachtsgilden • stedelijke netwerken……………………………………………………………………………p87 Hoofdstuk 12: de commerciële revolutie …………………………………………………. p90 • take off………………………………………………………………………………………….. p90 • transportrevolutie……………………………………………………………………………… p90 • voortschrijdende organisatie…………………………………………………………………. p91 • de commercialisering van het platteland……………………………………………………. p93 • goederen en geld……………………………………………………………………………… p94

Page 4: E D O Sam en Vatting 2

4

Hoofdstuk 13: denken over mens en wereld ………………………………………………p96 • een Griekse erfenis: het middeleeuwse wereld- en mensbeeld………………………….. p96 � heelal, aarde, mens, geest • de zware last van auctoritas…………………………………………………………………. p97 � het laatantieke scholingsprogramma in de vroege Middeleeuwen • de Karolingische renaissance…………………………………………………………………p98 • de renaissance van de 12de eeuw: een intellectuele revolutie?………………………….. p98 � litterati, verzamelaars en vertalers � de revival van Aristoteles � de invloed van de nieuwe logica � natuurfilosofie en metafysica � de vorming van universiteiten • de universitaire wetenschapsbeoefening en de intellectuele crisis van het einde van de 13de eeuw…………………………………………………………………………………… p102 � de universitaire wetenschapsbeoefening in vol bedrijf � de universitaire wetenschapsbeoefening in crisis � Willem van Ockham � Ockham en het debat over de universalia

� Ockhams theologie � Aristoteles bekritiseerd

• het humanisme van de late Middeleeuwen………………………………………………… p105 � de studia humanitatis en het nieuwe humanisme in Italië � het nieuwe humanisme buiten Italië

Hoofdstuk 14: tussen crisis en contractie. Bevolkin g, economie en samenleving van de late Middeleeuwen ……………………………………………………………………. p108 • bellum, fames et pestis……………………………………………………………………….. p108

� fames: hongersnoden en bestaanscrises � pestis: de Zwarte Dood en de echo-epidemieën � bellum: oorlogsleed en oorlogsschade

• Malthus of Marx? Verschillende visies op de economische ontwikkeling in de late Middeleeuwen………………………………………………………………………………… p110

� Europa anno 1300: een samenleving onder spanning? � de agrarische crisis van de late Middeleeuwen � symptomen � uitwegen

• de economie van de late Middeleeuwen: crisis of contractie?…………………………… p113 • karakteristiek van de laatmiddeleeuwse samenleving……………………………………. p114

� openheid en afsluiting � de positie van vrouwen

• maatschappelijke tegenstellingen en sociale conflicten………………………………….. p115 � tegenstellingen tussen stad en platteland � een nieuwe ‘cultuur van opstandigheid’?

• een wereld vol armoede……………………………………………………………………… p118 Hoofdstuk 15: de consolidatie van staten ………………………………………………… p120 • drijvende krachten van staatsvorming………………………………………………………. p120

� dynastieën, territoria, instellingen, volkeren � van vorstendom naar staat � oorlog

• staatsinstellingen en maatschappelijke ordening………………………………………….. p124 � hiërarchisering van de rechtspraak � bureaucratisering � belastingheffing � onderdanen � balans der machten

• een contrast: de vorming van het Osmaanse Rijk………………………………………… p133 • epiloog: de Bourgondische eenmaking…………………………………………………….. p135

Page 5: E D O Sam en Vatting 2

5

Hoofdstuk 16: crisis in de Kerk en heroriëntatie va n de gelovigen (1250-1500) …… p136 • zeggenschap over de christenheid………………………………………………………….. p136 � nieuwe ideeën over de relatie tussen geestelijke en wereldlijke macht • de pausen te Avignon en de bureaucratisering van de curie…………………………….. p138 • het Westerse Schisma en de conciliaire beweging………………………………………... p138 • het geloofsleven in de late Middeleeuwen…………………………………………………. p140 � observantisme en nieuwe lekenbewegingen � vroomheid en mystiek � de geloofsbeleving van gewone gelovigen Hoofdstuk 17: nieuwe tijden? ……………………………………………………………….. p145 • stroomversnelling……………………………………………………………………………… p145 • het nieuwe van de Middeleeuwen…………………………………………………………… p147 Legende bij gebruik: Volgende passages vallen weg als leerstof: - kaderteksten Volgende passages hoeven niet in detail gestudeerd te worden. Het gaat hier echter geenszins om onbelangrijke aspecten van de middeleeuwse geschiedenis. De krachtlijnen die over deze thema’s in de les aan bod zijn gekomen, dienen wel degelijk gekend te zijn: - p. 30-37 (Oost-Romeinse Rijk) � p11-12 - p. 61-65 (De Arabische veroveringen) � p18-19 - p. 92-94 (bekering Slavische volkeren) � laatste punt p25 + begin p26 - p. 97-100 (Islam) � p27 - p. 143-150 (Dynamische periferieën) � p39-41 - p. 152-157 (Volume en karakter van de agrarische productie) � p42-43 - p. 338-355 (Wetenschapsbeoefening einde dertiende eeuw � p102-107 + Humanisme late Middeleeuwen) - p. 415-418 (Osmaanse Rijk) � p133-135 De lessen vormen de beste graadmeter om in te schatten wat echt belangrijk is. Wat in de les aan bod is gekomen, dient dus zeker gekend te zijn, zelfs indien daarvoor bij uitzondering geput is uit sommige kadertekstjes of passages uit het boek die niet in detail gestudeerd moeten worden. Wat betreft de vele namen van historische personages en plaatsen die voorkomen in het handboek: op het examen zal enkel gepolst worden naar kennis van die namen die ook in de les zijn vermeld. � kaderteksten zijn niet in de samenvatting verwerkt � de slides en de lessen Middeleeuwen vormen een raamwerk waaraan u verder informatie uit het boek aan kan ophangen. de slides zijn in deze samenvatting verwerkt (eventueel in aangepaste vorm). Deze informatie is onderstreept. Om de context van deze informatie te kennen (hetgeen gezegd is in de lessen a.d.h.v. de slides) leert u dus best de volledige paragraaf waar het onderstreepte invalt. Paragrafen waar niets in onderstreept is zijn dus minder belangrijk en bevatten zeker geen gedetailleerde informatie die gekend moet zijn. Dit wil echter niet zeggen dat wat niet in de lessen werd gezegd totaal niet te kennen is !!! Voor de hierboven vermelde stukjes hebt u echter wel zeker genoeg aan het onderstreepte en haar context. hopelijk helpt deze samenvatting een beetje! Veel succes! Gerd Van de Kauter

Page 6: E D O Sam en Vatting 2

6

Geschiedenis van de Middeleeuwen Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbr ouwers) Hoofdstuk 1: Begrippen & Interpretatiekaders • het Europa van de middeleeuwen:

- de gekende wereld beperkte zich tot Europa - de leefwereld was lokaal, regionaal (mensen blijven in hun dorp) - bestaat uit andere naties en landen dan nu - de christelijke religie is enorm belangrijk (middeleeuwse eenheidscultuur) - Europa is minder ontwikkeld dan bv. de Islamwereld of China

� achterstand nog tot in de 18de eeuw, sindsdien eigen groeimodel a.d. wereld opgelegd • Toch zijn de Middeleeuwen sterk verbonden met de eigen tijd � belangrijke ontwikkelingen en expansie vinden hun oorsprong in deze tijd en bleven continu doorgaan � grondslag voor de huidige wereld werd gelegd (godsd., taal, staatsvorming, nationalisme…) � de dynamiek vindt hier z’n oorsprong � de basis voor het economische systeem en onze mentaliteit werd gelegd � gesteund op de antieke, joods-christelijke en Germaanse pijlers

begrippen Middeleeuwen, Humanisme, Renaissance & Re formatie

• de Middeleeuwen worden voorgesteld als duister (Dark Ages) � tegenstelling met perioden ervoor en erna die zogezegd glansrijker waren � ontstaan van deze visie?: � 14e eeuw: Humanisten (Petrarca <Tenebrae) bewondering voor de Klassieke Oudheid, de Middeleeuwen vormen een stormachtige oninteressante tussenperiode (medio tempestas/aetas/tempora) � Medium aevum (< Du Cange 1678) └ Giovanni Andrea di Bussi � 1ste Middeleeuwse geschiedenis: Cellarius � Historia Medii Aevi � Middeleeuwse encyclopedie: Liber Fioridus � Humanisme stimuleert dit begrip & wil de oudheid doen herleven (Latijnse Scholen, taal) • vanaf 17de eeuw weer aandacht voor de middeleeuwen � vooral in Katholieke landen (� protestantse landen leggen de nadruk leggen op het goede van de reformatie) � religieuze scheiding bestendigt om ideologische redenen de scheidslijn v.d. humanisten • 19de eeuw: Romantiek: heropleving van de Gotiek � heimwee naar en ophemelen van de Middeleeuwen na eeuwenlange afbraak � komt tot uiting in kunst en literatuur � Neothomisme: herleving van de scholastiek van Thomas van Aquino � ook verwetenschappelijking: aanvaarding van de historische indeling

- Buckhardt: Kultur der Renaissance in Italien - Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen

• Renaissance = wedergeboorte: heropleving van de Klassieke Oudheid � moderne term: meerdere heroplevingen en renaissances (Karolingische, 12de eeuwse,…) � Humanisme = neutraler � vooral gericht op teksten opsporen en reconstrueren � meer algemene betekenis: op de mens gericht • Reformatie (1ste helft 16de eeuw): � ligt in het verlengde v. een lange reeks hervormingsbewegingen sinds de 11e eeuw � haar afbakenende functie is even betwistbaar als bij renaissance en humanisme, toch staat het vast dat er een fel contrast bestaat tussen de Middeleeuwen en andere periodes

perioden & maatschappijtypen

Waarom toch de term Middeleeuwen blijven gebruiken? • Cesuren zijn symbolisch: veranderingen gebeuren in overgangsfasen waarbij oude en nieuwe elementen nog een tijdje samengaan � klemtoon ligt hierop � ook gebeuren veranderingen niet overal gelijktijdig, het is noodzakelijk een onderscheid per geografische plaats te maken (regionale verschillen)

Page 7: E D O Sam en Vatting 2

7

• op grond van welke criteria onderscheiden we tijdvakken? � overgangen = zodanig diepgaande maatschappelijke veranderingen dat alle aspecten v.d. samenleving erdoor worden beïnvloed (vb.: Industriële revolutie) � overgang Romeinse Rijk naar Middeleeuwen � staatkundige & religieuze veranderingen + omvorming van het samenlevingspatroon en de economische orde (ook hier weer regionale verschillen W.R.R.�O.R.R.) � waar situeren we de omslag tussen 5e en 8ste eeuw? � urbanisatieproces!: stedengroei, commercialisering v.d. economie, handel, kolonialisme,.. � toch bleven de veranderingen beperkt � 2 vragen:

- is de transformatie zodanig ingrijpend dat er een nieuw maatschappijtype ontstaat? - Zijn de ontwikkelingen in de 15de eeuw opnieuw een transformatie? Of zijn het

voortzettingen van oudere tendensen • conclusie: we komen tot een onderscheid tussen 2 periodes met omslagfase 10e/11e eeuw

- de agrarische vroege middeleeuwen - de geürbaniseerde en gecommercialiseerde late middeleeuwen

� evolutie spreidde zich over ‘n aantal eeuwen � geleidelijke verspreiding v. vernieuwingen � het is belangrijk de regionale ontwikkelingsverschillen in het oog te houden! � de dynamiek was er het eerst in Z & W (vb.: verstedelijking in N-Italië & Vlaanderen) • noch chronologie, noch maatschappijtype biedt op zichzelf een toereikend interpretatiekader voor studie v. grote historische ontwikkelingen � elke dimensie werpt licht op complexe interacties die tot evolutie van samenlevingen leiden � ook verschillen in ontwikkelingsniveau leiden tot dynamiek + samenlevingen v. verschillende ontwikkelingsniveaus bestaan op eenzelfde moment naast elkaar • deze afbakening heeft ook op niet humanistische gronden zin: enkele ingrijpende sociale transformaties:

- val van het W.R.R. - volksverhuizingen en vestiging van nieuwe samenlevingen - groei van de landbouw � bevolkingsgroei + urbanisatie mogelijk - nieuwe spiritualiteit � christendom is enorm belangrijk - opkomst van het schrift (in volkstalen!)

� grote veranderingen: einde slavernij in Europa, grotere vrijheid � vanaf 16de eeuw geen kwalitatieve maar kwantitatieve veranderingen:

overgang Middeleeuwen en vroegmoderne tijd ≠ fundamentele verschillen in maatschappijtype of diepgaande breuken in maatschappijontwikkeling � grote processen ontwikkelen zich continu vanaf de 11e eeuw tot de Fr. Revolutie de basis van deze processen ligt dus in de middeleeuwen

• uiteindelijke afbakening 5 – 15de eeuw: � begindata: - 410: Visigoot Alarik plundert Rome

- 476: generaal Odoaker wordt Rex Gentium - 481: Clovis wordt koning der Franken

� alternatief: Islam & Europa (Pirenne), Karel de Grote, Late Antiquity (400-600) � einddata: - +/- 1450: uitvinding boekdrukkunst

- 1453: val Oost Romeinse Rijk, Constantinopel - 1492: Columbus ontdekt Amerika - 1517: Luther � alternatief: ontdekkingen & reformatie,…

• let op voor Romaans-Germaanse spraakverwarring! - Nederlands: vroege, hoge, late middeleeuwen - Frans: haut, central, bas - Engels : early, high, late

Page 8: E D O Sam en Vatting 2

8

regionale diversiteit

• geografische variatie � door het langdurig in stand houden van onderling sterk verschillende culturele omgevingsfactoren � vroeger was de leefsfeer beperkt tot het dorp, e.d. � plaatsgebondenheid zorgt voor verschillen in economische & culturele ontwikkeling � nu nog merkbaar in sterke culturele verschillen in Europa • overkoepelende constructies (K/S) staan veraf v. dagelijks leven � hindert unificatiestreven • huidige interpretatiekaders mag men niet zomaar hanteren bij analyse v.d. Middeleeuwen (Frankrijk of Spanje van toen is anders, termen vorst, adel, boeren,…) � Kerk & Staat hadden misschien minder invloed dan we denken + sociale en staatkundige eenheden waren zelf voortdurend aan verandering onderhevig

welk Europa?

• de Middeleeuwen hebben alleen betekenis in een Europese context � toch verandert de reikwijdte van het ruimtelijk kader � expansie (pol. & rel.) zorgt voor een groter ruimtelijk kader • Zuid-Europa had meer ontwikkelingspotentieel door de uitwisseling met de Islamwereld � Middenlands-Zeegebied is een economisch en culturele contact & transitozone • Vanaf de 13de eeuw worden de grenzen van het Europese continent steeds meer overschreden � landreizen naar Azië (China, Indië), expansie Westwaarts (Columbus) � ook expansiedrift bij de vikings, maar dit stagneert vanaf de 11de eeuw � mediterrane expansie rustte op stevigere fundamenten � meer succes � het Europa van toen is dus slechts gedeeltelijk “het continent” + we moeten de dynamiek in Z-Europa zien in relatie tot de Byzantijnse en Arabische wereld (die op hun beurt contact hadden met het Verre Oosten)

van schaarste naar hegemonie

• in 1400 leek niets erop te wijzen dat Europa ooit zou domineren (China leek redelijker) � Europa zat in vgl. met andere beschavingen eerder in een primitief stadium � 1000-1800: Europa doet een inhaalmanoeuvre • waarin zit het verschil? � in de expansiekracht naar andere werelddelen � pas in de 14e eeuw behaalt Europa een technische voorsprong (navigatie, zeevaart, buskruit) � hoe sprong men om met de vooruitgang? � in Europa was er geen unitaire gezagsstructuur � felle onderlinge competitie (oorlog) stimuleert expansie � men wil overgewicht vestigen en de machtsmiddelen vergroten, dus moet men innoveren � Kerk & Staat geraken steeds meer gescheiden � opkomst steden (3de macht) en ook het commercieel/industrieel ondernemerschap ontwikkelt zich zonder beperkingen v. kerkelijke of politieke overheden � kapitalisme ontstaat (marktdenken!) � ondernemers in Europa kregen kansen door pluralisme op pol., juridisch, economisch & religieus vlak + men staat open voor innovaties van elders en voor andere culturen � deze competitiegeest ontbrak bij andere beschavingen (China) � andere prioriteiten: willen stabiel blijven en zijn antivernieuwing + pluralisme wordt gedwarsboomd

Page 9: E D O Sam en Vatting 2

9

Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis • de Late Oudheid: breuk of continuïteit? • 1530: Keizer Karel wordt gekroond � perfecte reïncarnatie v.d. antieke keizer � komt samen met de typisch middeleeuwse fascinatie voor de antieke cultuur (renaissance) � de Klassieke Oudheid was het ideaalbeeld voor vele latere machthebbers � men neemt een voorbeeld aan het Romeinse recht, architectuur, staatsinstellingen, taal, wetenschap, literatuur,…

desintegratie van het Imperium de bestuursstructuur: • een geïntegreerde staatsstructuur als de Romeinse heeft Europa op die schaal nooit meer gekend � Romeinse Rijk was gebaseerd op solide economische organisatie, indrukwekkende infrastructuur en hoogontwikkeld rechts- en bestuurssysteem (met verschillende bestuursniveaus) � komt tot uiting in jarenlange standhouding tegen de barbaren, het efficiënte verdedigingssysteem (Limes, Duces, Comitates) en groot leger � sterk wegennet zorgt voor goede communicatie: bestuurlijk & militair doel � coherentie + interne hiërarchie in het Rijk � rationele staatkundige eenheidvisie � kan alleen in stand blijven door wijdverbreidheid v. recht- & administratiebegrippen � het rijk werd verdeeld in civitates (< city), prefecturen, diocesen, provincies � steden waren georganiseerd in een 4hoekig grondplan in dambordpatroon met een centraal forum, met basilica, overheidsgebouw, rechtbank, tempels,… � keizer bezit zijn rijk niet: res publica, eigendom van de staat en het volk • in later Europa verdween dit, maar grondpatronen van stedelijke kernen bleven vaak behouden waarom was zo’n duurzame heldere bestuurlijke hiërarchie op grote schaal nu niet mogelijk? Alle opvolgende steden en staten missen die eenheidsvisie, schaal, regelmaat, rationaliteit,.. � Europa is van onderop, vanuit vele afzonderlijke kleine eenheden gegroeid en niet van bovenaf geconcipieerd � het Romeinse Rijk is langzaam aan opgebouwd vanuit Rome, en naarmate het groeide werden bestuursmethoden verfijnder. (� in Europa groeide een rijk soms plots door erfenis) � in het Romeinse Rijk behoorden veroveringen toe aan de staat, in Europa aan de heerser. • toch werd er later nog teruggegrepen naar Romeinse modellen inzake bestuur en recht � Katholieke Kerk is de belangrijkste erfgename van het Romeinse Rijk � sinds 311 erkend (Constantijn), sinds 4de eeuw staatsgodsdienst (Theodosius), sinds 325 in concilie v. Nicae verdeeld in 5 patriarchaten (Antiochië, Rome, Alexandrië, Constantinopel, Jeruzalem) met elk volmachten over een groot gebied � de patriarch van Rome werd later de paus (6de eeuw) � verdeeld in bisdommen, met bisschoppen die verantwoordelijk waren voor priesters � eerste bisschoppen, kerkvaders, heiligen behoorden tot Romeinse aristocratie (senatoren) � het gezag strekt zich uit over geografische, etnische en culturele grenzen heen � het was ook centralistisch: elke lokale autoriteit is afhankelijk van het machtscentrum � de christelijke Kerk vormde een steunpilaar voor de gevestigde orde en de keizer was hoofd van zowel staat als Kerk. Wanneer het keizerschap in het West Romeinse Rijk verdween vulden de pausen het vacuüm � de Kerk was formeel onafhankelijk van het hoogste wereldlijke gezag � toch nam het heel wat opvattingen over van het Romeinse Rijk: bestuurlijke indeling � Kerk nam de vorm van ambtenarij over zoals Cicero die beschreef � ook corruptie � ook de schriftelijkheid (Latijn) wordt verder gezet: universele organisatie door de taal � zorgde voor grote verspreiding van de waarden, ook bij Europese machthebbers • het Romeinse Rijk bezat een hoogontwikkeld rechtsstelsel � 440: codificaties v. Theodosius II & 530: Corpus Iuris Civilis v. Justinianus (burgerrecht) � wetten, procedurerecht en jurisprudentie werd gebundeld en gesystematiseerd � lag aan de basis van de West-Europese universitaire opleiding tot jurist. Ontwikkelde zich in de Kerk verder tot het canonieke recht (kerkelijke wetten en voorschriften)

Page 10: E D O Sam en Vatting 2

10

• de Kerk droeg zorg voor elementen uit de antieke cultuur want was zelf ook een relict ervan � om zich te beschermen tegen de barbaren en de terugdringing van de Latijnse geletterde cultuur bleef de Kerk de superioriteit van haar gezag verdedigen � rol van vertegenwoordigster van God + door bediening van instrumenten afkomstig uit een hogere cultuur, onmisbaar voor ieder duurzaam overheidsgezag: (Bijbel, Latijn, ambtenarensysteem, deskundigheid in bestuur & geschreven recht, stabiele organisatie met vaste territoriale indeling, gehiërarchiseerd bestuur (territoriale ambten, metropolitanen, provincies, bisschoppen in diocesen/civitates, parochiepriesters, elitaire rekrutering) � had een grote culturele erfenis: taal (Latijn), schrift, literatuur, recht � Kerk vertegenwoordigde enkele vaste, hoger erkende waarden � barbaren nemen ze over een overheidseconomie: • late keizerrijk: staat speelt belangrijke rol in het economische leven � ingrepen op de productieverhoudingen om voldoende belastinggeld bijeen te krijgen � daarmee betaalde men het leger, de ambtenaren, bevoorrading aan betaalbare prijzen,… � gebruik van staatsdomein voor de productie, grondgiften voor veteranen, bouw van wegen, havens, kanalen (vooral voor militaire doeleinden) • naarmate er meer barbaren lastig deden aan de grenzen ging meer geld naar defensie � groter leger, betere verdediging � minder schippers/ambachtslieden werken voor overheid � onveiligheid op het land zorgt voor minder productie + is slecht voor de handel � steeds stijgende belastingdruk � ontevredenheid � oplossing in ontwaarding v.d. munt � geld wordt schaars, steeds meer transacties in natura � bevoorrading komt in het gedrang en het distributiesysteem raakt ontregeld • economische problemen worden met dwangmaatregelen bestreden:

- 332: boeren en slaven worden erfelijk verbonden aan hun grond (= beperkte vrijheid) � tegen de schaarste aan arbeidskrachten gericht

- beroepsdwang bij ambachtslieden (zelfde beroep als vader uitoefenen) - koopkracht in de steden was ingestort want aristocratie trok zich op eigen landgoed terug

� 400: staat richt eigen systeem voor productie/distributie op van essentiële goederen - meisjes van -14 mogen niet in klooster, weduwen moeten binnen de 5j hertrouwen

� tegen de bevolkingsdaling gericht � het economisch/fiscaal systeem v.h. keizerrijk was van binnenuit ineen aan het storten � het economisch draagvlak voor het Rijk zakte weg: te zware fiscale last door de defensie en door de vele ambtenaren nodig voor het eigen productie- en distributiesysteem � Imperial overstretch: grote rijken die zich uitstrekken over de grenzen van beheersbaarheid (veroveren ging nog, economisch onderhouden niet langer) ruralisering: • voor de 4de/5de e was het Rijk gevestigd op een stedelijke samenleving met goede verbindingen � distributiesysteem v.d. staat stort in: leger moet zich regionaal bevoorraden, geldcirculatie ↓ � staatsgeleide verre handel viel stil, steden waren minder aantrekkelijk als consumptiecentra • 4 – 6de eeuw: sterke bevolkingsvermindering � steden en garnizoenen verliezen bevolking � behoefte aan handelsverkeer neemt af: stedelijke markt verdwijnt door wegvallen van de staatsdienst, de veiligheid en de rijkdom van de elites (afhankelijk van de staatsinkomsten) � landbouwproductie liep terug + oppervlakte v.h. bewerkte areaal � latifundia: grote gronden van senatoren werden bewerkt door afhankelijke boeren en deze grootgrondbezitters konden deze slechte tijden beter aan dan zelfstandige boeren � centrale gebouwen werden militair versterkt + gewapende tegenmacht opgericht � kleine boeren gaan zich bij de grondbezitters voegen (ook door fiscale druk). Boeren geven vrijheid op in ruil voor bescherming v.d. heer � macht landheren breidt zich uit � gezag van de landheren overheerste over het staatsgezag � middeleeuwse economische en sociale verhoudingen ontstaan op het puin v.h. keizerrijk

- overwegend agrarische samenleving met grote eigendomsdomeinen - fragmentatie v.d. macht in handen v.d. grootgrondbezitters (directe macht) - vrije boeren staan onder druk van inlijving bij grote domeinen - steden worden gereduceerd tot kleine dienstencentra, handelsverkeer is beperkt - marktstelsel is ineengestort en er is nauwelijks geld in omloop � gebruik van werkdwang

Page 11: E D O Sam en Vatting 2

11

het Oost-Romeinse Rijk • 330: Keizer Constantijn de Grote bouwt Byzantium/Constantinopel (Bosporus) op tot residentie � strategische ligging, demografisch/economisch overgewicht v.h. oostelijk rijk, afstand van de weinig volgzame Italiaanse senatorenstand (hielden vast a.d. oude Goden � Christendom) � men wil er het nieuwe Rome van maken: christelijke monumentale gebouwen, publieke voorzieningen (fora, thermen, theaters, renbanen), keizerlijk paleis, Hagia Sofia, senaat,… � enorme bevolkingsgroei (� Rome) � allergrootste stad tijdens de middeleeuwen Justinianus (527-565): • Justinianus wil het Rijk herstellen & vernieuwen = renovatio imperii � 4 pijlers

- herovering van verloren gegane gebieden (N-Afrikaanse oorlogen, Gotische oorlogen) - zuivering en codificatie van het Romeinse recht (Corpus Iuris Civilis) - economische politiek gericht op ondersteuning van het militaire apparaat - godsdienstpolitiek: vestiging van godsdiensteenheid

� aanvankelijk ging dit goed, vanaf 550 ontstond een kloof tussen ideaal en werkelijkheid • heroveringoorlogen � Justinianus wou 2-frontenoorlog vermijden � bestand met de Perzen � expeditieleger naar de Vandalen in N-Afrika + de O-Goten � 647: Romeinen weer verdreven door moslims � later ook Oostkust van Spanje � 535: inval in het rijk v.d. Ostrogoten in Italië � 20j uitputtingsoorlogen, Italië in diepe ellende � Witigis de Ostrogoot overhaalt de Sjah v. Perzië de oorlog te verklaren � 2frontenoorlog � grootste deel territoriale winst weer tenietgedaan door Langobarden � uiteindelijk schieten bijna alleen Rome & Ravenna in Italië over � ook voor Langobarden � pijler 1 is dus mislukt! • pijler 2: duurzamer en succesvoller � i.p.v. senaat wordt de keizer enige bron van wet & recht � later wordt hier een goddelijk mandaat aan toegevoegd � Corpus iuris civilis was minder handig want steeds minder mensen spraken/schreven Latijn � pas in de 9de eeuw volledig Griekse vertaling met extra toevoegingen • pijler 4: ging terug op het idee van een keizer die tevens religieus leider was � Hagia Sofia � keizer heeft als taak de Kerk te leiden en te beschermen � ‘heilige’ oorlog tegen Vandalen � ook strijd tegen ketters in Syrië & Egypte • deze ambities brachten een hoge belastingdruk met zich mee � builenpestepidemie (541), invallen van Perzië, barbaarse invasies (Avaren, Bulgaren, Langobarden, Visigoten) � na Justinianus (2de helft 6de eeuw) gaat de halfgoddelijke keizercultus verschuiven naar een cultus meer op God zelf gericht (gebruik van iconen, relieken � Keizers gaan zich ook zo afbeelden + in het zicht uithangen) implosie & consolidatie: • wisselend succes in de strijd � 627: overwinning op Perzië, 636: nederlaag tegen de Arabieren waarbij Syrië en Palestina verloren gingen (onder bewind v. Herakleios), later ook Egypte � grote gevolgen voor Byzantijnse economie, samenleving, bestuurlijke & militaire organisatie � vergrieksing v.h. Rijk waardoor (ook in godsdienstig opzicht) de kloof met het W groter werd • Constans II (opvolger Herakleios) � hervormingen in de belastingheffing & militaire organisatie � platteland: belastingbetalingverantwoordelijkheid voor de boerengemeenschap zelf � belastingen in goudmunt om monetair stelsel draaiende te houden � inkrimping van leger (1/2) en bureaucratie (tot 3/4) � rekrutering voor het leger op vrijwillige basis � verdeling van het leger in themen + oprichting 6 elitekorpsen beroepssoldaten tagmata � de tagmata worden steeds machtiger en gaan bepalen wie de keizer wordt � oprichting nieuw keurkorps = keizerlijke lijfwacht � themen nemen af in betekenis want tagmata betalen beter � boerengemeenschappen worden verplicht cavalerie te leveren � nog voor 1000 hebben de themen hun beste tijd gehad

Page 12: E D O Sam en Vatting 2

12

hernieuwde expansie: • voor 10de eeuw slechts kleinere successen � westelijk deel Pelopponesos kort na 800 � 9de eeuw: problemen met de Bulgaren wiens rijk in uitbreiding was � eind 9de eeuw: het tij keert: grote heroveringen (o.a. laars Italië) � mogelijk door afzwakking van de erfvijanden (moslims) en politieke stabiliteit � ging gepaard met versterking van het leger (belang cavalerie neemt toe) + hervormingen i.v.m. rekrutering en bekostiging (onder Basilios) • 2 keizers in de 10de eeuw: Constantijn VII & Basilios II � maar regeerden met mede-keizers � medekeizers: militairen (Lekapenos, Phocas, Tzimisces) die de vinger aan de pols houden � binnenlandse strubbelingen door onderlinge rivaliteiten van de generaals � 976: 13 jaar lang burgeroorlog tot Basilios II die kon beëindigen • Basilios II: sloot bondgenootschap met Vladimir van Kiev � voltooide verovering v. Bulgarije, maakte Georgië protectoraat, versterkte positie in Z-Italië � slaagde er niet in Sicilië van de moslims terug te halen � voerde principe v.d. subsidiaire fiscale solidariteit in: grootgrondbezitters moeten de fiscale plicht van kleine boeren overnemen als die niet kunnen betalen � grond werd niet langer in beslag genomen maar in tijdpacht uitgegeven � groepen boeren stonden samen in voor het onderhoud van de cavalerie (1 per x boeren) � krijgsheren die in het Westen opstaan, deze maatregel perkt dat in � Basilios sterft in 1025 � Byzantium is weer een grootmacht (sinds 8ste eeuw x2) • nadelen van de expansie:

- geofysische en etnische verscheidenheid � moeilijk te beheersen � etnisch of religieus separatisme

- moeilijker om centraalgeleide macht vanuit Constantinopel te garanderen � veel wordt ter plekke geregeld

Page 13: E D O Sam en Vatting 2

13

Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen De term volksverhuizingen is de romantische erfenis die kritiekloos teruggrijpt naar clichés over de barbaren � probleem: wat verstaat men onder ‘volkeren’? en wat houden ‘verhuizingen’ in?

Barbaren • Barbaren waren voor de Romeinen allen die buiten de grenzen van hun rijk woonden � eerst voor wie geen Grieks sprak � gevoelens van angst (ze waren met veel), bewondering (hun vechtlust, werden vaak gebruikt als lijfwacht, impressionant) en minachting � barbaren werden vergeleken met beesten en negatieve stereotypen ontstonden � ideologisch doel: barbaren leken veraf en weinig met de werkelijkheid te maken te hebben het Romeinse Rijk was een hermetisch gesloten wereld met goede defensies � defensie niet zozeer om barbaren buiten te houden, want velen waren opgenomen in het Rijk dat een smeltkroes van culturen vormde met een grote barbaarse component � dit zal tevens de zwakke plek blijken te zijn � overgewicht v.h. Rijk berustte op organisatievermogen i.p.v. kracht, productie, technologie � er is voor de rest veel minder verschil met de barbaren dan je zou denken de barbaren van het Noorden: • de Romeinen trachtten orde en structuur te brengen in de soorten barbaren � onderverdeling in nationes & gentes� barbaarse groepen als afstammingsgemeenschappen � auteurs wisten dit niet uit eigen onderzoek maar van horen zeggen: onbetrouwbaar • globale driedeling (≠ die van de Romeinen): Kelten, Germanen & Slaven � gebaseerd op drie taalfamilies � pas op! Men breidt de gemeenschappelijke taalfactor uit naar een gemeenschappelijke cultuur maar dit is wetenschappelijk onzinnig � fouten: de Germaanssprekende Friezen en Goten vergelijken, het antieke Germania met Duitsland vergelijken (� lebensraum, Duits nationalisme, gevaarlijke historische claims) � gemeenschappelijk fundament = een sedentair-agrarische levenswijze: ze leefden van landbouw, veeteelt en woonden in permanente nederzettingen (� nomaden) � vooral veeteelt, ook gerstlandbouw (� zuiden: vooral landbouw en vooral graan) � toch grote verschillen in agrarisch grondgebruik door de klimaatverschillen in Europa • nederzettingen bestonden uit 5 tot 10 boerderijen of uit geïsoleerde hoeven � moeilijk om sociale verschillen hieruit op te maken � aanwezigheid van slaven staat vast � metaalbewerking: noordelijke barbaren waren superieure brons/ijzer/goud en zilversmeden (� in Rome meer quasi-industriële wapensmederijen i.p.v. ambachtelijke smidsen) de barbaren van het Oosten en het Zuiden: • niet-sedentaire nomaden: 2 soorten: steppenomade, woestijnnomaden (& bedoeïenen) � trokken met grote kudden paarden, schapen, kamelen in kleine groepen rond � kan alleen staande blijven door contact met agrarische samenlevingen (ruilhandel) � potentiële bedreiging voor de agrarische samenlevingen:

- de gespecialiseerde pastorale economie van de nomaden is afhankelijker van landbouwers dan andersom

- ongeregeldheid van hun inkomsten zorgt ervoor dat ze soms gedwongen zijn tot gewelddadige exploitatie v. sedentaire groepen � afpersen, plundereconomie � bij accumulatie van rijkdom worden ze soms zelf sedentair (centraliseren)

� slaagden vaak in langdurige exploitatie v. sedentaire groepen door hun grote mobiliteit en krijgskunst � goede ruiters en boogschutters, gehard en groot uithoudingsvermogen � grote onderlinge solidariteit maar voortdurende dreiging is bodem voor de geweldcultuur • Europa was geen ideaal gebied voor dit leven maar bepaalde gebieden (Karpatenbekken, laagvlakte van rivieren zoals Midden-Donau) boden de mogelijkheid tot het in stand houden van een langdurige pastorale- & plundereconomie dicht bij de Romeinse grens � volkeren van niet-Indo-Europese, Altaïsch-Mongoolse origine die het Karpatenbekken binnendringen: 400: Hunnen, Alanen, 550: Avaren, 680: Bulgaren, 890: Magyaren/Hongaren

Page 14: E D O Sam en Vatting 2

14

• woestijnnomaden/bedoeïenen � Arabieren hadden de grootste invloed � geraakten tot in de Perzische/Romeinse invloedsfeer � veel contact met sedentaire groepen in oases � liggen langs karavaanroutes en ontwikkelden zich tot marktplaatsen met stedelijke allure (ambachtslieden, handelaars) de volkeren van de volksverhuizingen: • in de literatuur gebruikt men vaak de termen stammen of volkeren (< nationes, gentes, populi,..) � de huidige betekenis van ‘stam’ slaat echter op een bepaald stadium van politieke organisatie waarbij het nog gaat om een egalitaire gemeenschap � komt niet overeen � ‘volk’ heeft 2 betekenissen: etnische groep & natie� verschil in graad v. politieke organisatie � etnische groep = duurzame gemeenschap die zich los van staatkundig verband onderscheid door een eigen cultuur. ze zijn zich bewust van hun eigen etnische identiteit, gemeenschappelijke herkomst, verleden & lotsbestemming � moeilijk te bestuderen + slechts grijpbaar voor zover ze gematerialiseerd zijn:

- bv: haardracht kan evengoed sociaal, politiek of etnisch statement zijn (Sueven) - vooral schriftelijke informatie afkomstig van Grieken of Romeinen

� we missen een ‘kijk van binnenuit’ - etnogenese: het is moeilijk om volkeren gescheiden te bestuderen

� soms samenwerking en/of versmelting tussen verschillende etnische groepen � natie is óf een etnische groep die een politieke invulling geeft aan zijn identiteit, óf een staatkundig verband dat zich bewust voordoet als etnische groep

Verhuizingen achtergronden: push- en pullfactoren: • negatieve grondtoon: ‘hogere’ beschaving werd door ‘lagere’ vernietigd • 3 typen bewegingen + nog een aantal mengvormen:

- invallen v. barbaarse confederaties - infiltratie van vreedzame barbaarse boeren-kolonisten - barbaarse huurlingenlegers voor grensverdediging

• in de 3de eeuw al voorlopers van de volksverhuizingen, maar toen begonnen ze nog niet! � er was nog onwil om barbaarse groepen zich in het Rijk te laten vestigen � na herstel v.h. keizerlijk gezag werd dit een actief beleid om de aanvallers buiten te krijgen • pull-factoren: � te maken met ontwikkelingen binnen de Romeinse militaire organisatie

- barbarisering van het Romeinse leger � eerst barbaarse hulptroepen, daarna versneld door 2 redenen: a) overgang naar nieuw ‘strategisch hoofdconcept’� i.p.v. consequent zwaarbewapende grenzen overschakelen op lichtbewapende grenstroepen en mobiele interventielegers � voordeel = betere benutting van het leger, nadeel = zwakkere grenzen � men laat barbaren zich aan de grenzen vestigen in ruil voor hun militaire steun = via verdragen (foedera) � foederati � later wordt dit een huurlingencontract � deze huurlingen werden ook betaald en probeerden een hoge militaire rang te behalen (o.a. Childerik, vader v. Clovis) b) Diocletianus voerde de legioensterkten op � allochtone rekruten nodig � barbaren klommen op naar de top (barbaarse commandanten Stilicho, Odoaker) � 476: Odoaker zet de keizer af en wordt rex gentium (barbarenkoning) in Italië � er werd veel oppositie gevoerd tegen deze barbarisering (vooral in het Oosten) � discussie over de voor- en nadelen van deze verdeel en heers politiek

• push-factoren: � sociaal-economische & politieke omstandigheden bij de barbaren - aangetrokken door de Romeinse rijkdommen (� noordelijke armoede) - Romeinse verdeel en heers politiek zorgt voor scherpe sociale tegenstellingen en

onderlinge strijd bij de barbaren � steeds grotere politieke onrust, migratiedruk� invallen - Germaanse confederaties � barbaren verdringen elkaar richting Romeinse Rijk

Page 15: E D O Sam en Vatting 2

15

chronologie: • de volksverhuizingen zijn begonnen met de verschijning van de Hunnen uit Centraal-Azië � 376: de Goten zijn op de vlucht & krijgen toestemming de Donau over te steken � 378: de Goten komen in opstand omdat ze niet menswaardig worden opgevangen en verslaan een Oost-Romeins leger � worden foederati in Servië � zijn nog ontevreden � 390: onder Alarik vallen ze Thracië binnen � trekt nadien naar Italië en neemt Rome in (410) � na zijn dood leiden zijn opvolgers de Goten naar Gallië • intussen in 406 trekt een confederatie Vandalen, Sueben & Alanen de Rijn over, zuidwaarts � 409: ze trekken over de Pyreneeën � intussen grijpt het Gallisch-Romeinse leger de macht � Goten worden weer foederati in 418 en krijgen Acquitanië (Toulouse) toegewezen � worden Visigoten en verspreiden zich over heel Gallië en het Iberisch schiereiland � eind 5de eeuw: confrontatie met Franken • intussen verlaten de Romeinen Spanje � vacuüm � strijd tussen Vandalen, Sueben en Visigoten � 429: Vandalen steken de Middellandse zee over en vestigen zich in N-Afrika (Carthago) � 533: O.R.R. campagne tegen Vandalen • Bourgondiërs: foederati langs de midden-Rijn � gezien als bedreiging: andere foederati (Goten, Hunnen) worden gestuurd � 450: strijd met Hunnen: Nibelungenlied � worden weer foederati en Aetius laat hen in het gebied v. Midden-Rhône & het meer van Genève vestigen � groot gebied • Franken & Alemannen zijn geleidelijk ver- schoven naar boerenkolonisatie + foederati • 476: geen aparte keizer meer in het westen � het Oosten wil het gezag daar herstellen � Zeno stuurt de Ostrogoten v. Theoderik op veroveringstocht naar Italië, waar hij Odoaker overwint en een langdurig bewind vestigt (ook in Slovenië, de Provence & Spanje) • eind 5de e: Angelen, Saksen (Eng.) Juten & Friezen (continentkust) gaan foederati tegen barbaren vormen als Rom. weggaan • 535: Gotische oorlogen van Justinianus tegen de Goten � ook foederati ingezet � 568: Langobarden vallen Italië binnen � had te maken met verschijning v.d. Avaren in het Karpatenbekken. Langobarden sloten een verdrag met de Avaren en vielen eerst de Gepiden aan + trokken door naar Italië � veroverden grote gebieden maar de Byzantijnen behielden ook steunpunten • laatste fase: O.R.R. is verwikkeld in oorlog met de Perzen � verwaarlozen Donaugrens �570: slavische groepen onder heerschappij v.d. Avaren vallen Balkan + Gr. binnen � leken zich definitief te willen vestigen � eerst bekering door Byzantijnen, maar die schakelen later over op een reeks onderwerpingsoorlogen � vele slaven worden gedeporteerd naar binnenlanden v. Klein-Azië

Page 16: E D O Sam en Vatting 2

16

het karakter van de barbaarse vestiging: • sterk uiteenlopende karakters van vestiging � gemeenschappelijk: nieuwkomers waren overal kleine minderheden

- kleine groep niet in staat tot gebiedbeheersing van enige betekenis � zitten in versterkte centrumplaatsen, en terroriseren autochtone grootgrondbezitters (N-Afrika: Vandalen)

- variant: vestigingspatroon met overname van het Romeinse belastingsstelsel � krijgen nog altijd belastingsuitkeringen in natura � tijdelijk, later gebiedsoccupatie � zien we bij de Ostrogoten in Italië

- kolonisatie als primaire drijfveer van de invallen � nog steeds kleine aantallen elementen van politieke organisatie: chiefdoms, Gefolgschaften, koningschap: • de N-barbaren waren geen ‘stammen’ maar waren chiefdoms (meer politieke organisatie) � vorming v. lokale elites die hun machtspositie (als het moet) met geweld kunnen handhaven � gewapende volgelingen & bondgenoten, aan zich gebonden door materiële gunsten � materiële gunsten: nood aan geregelde oorlogsbuiten of agrarische overschotten � worden omgezet door leiders in prestigegoederen voor de krijgers of bondgenoten = gift-exchange systeem � men vecht en krijgt in ruil een deel van de buit � vervaardiging v. prestigegoederen vereist economische specialisatie (handwerk, handel) � maatschappelijke ongelijkheid werd veelal religieus gesanctioneerd • in Romeinse bronnen spreekt men van comitatus (Gefolgschaft) � duidt op relatie tussen leider en volgeling met wederzijdse plichten en verwachtingen � verschilt toch in omvang/functie van de Romeinse clientela � bij de Romeinen diende dit vooral om politieke positie v.d. leider te versterken � in de comitatus was de status v. volgeling gegeerd (soort uitverkiezing) � zijn nog geen vechtmachines, volgelingen pleegden soms verraad of gaven zich vlug over • barbaren uit het Westelijk deel v.h. Romeinse Rijk vormden koninkrijken (naar Romeins vb.) � werd dominante staatsvorm in middeleeuws Europa � waarschijnlijk kreeg deze staatsvorm onder Romeinse invloed langzaam z’n definitieve vorm � barbaren keken op naar de Romeinen en zagen erkenning als legitimering v. hun macht, men ging de Romeinen vaak imiteren en trachtte zich te verbinden met de keizerlijke familie � Romeinen speelden erop in & gaven barbaarse leiders titels om ze te vriend te houden � religieuze legitimatie: de koningen waren christelijk � ‘herders’ met als taak hun volk leiden • de barbaarse koningschappen ontwikkelen zich verder in 2 tendensen: � meestal mengvorm

- erfopvolging en dynastievorming (Angelen, Saksen, Langobarden, Franken) - electie (uitverkiezing) door de belangrijkste aristocratie (Visigoten)

� koninkrijken waren deelbaar: meestal geen territoriale opdeling maar machtsdeling � bij de Merovingen (Franken) wel opdeling in verschillende rijken

de barbaarse koninkrijken • Visigoten werden in 507 door Clovis uit Z-Gallië verdreven � slagen erin hun macht over het Iberisch schiereiland effectief te maken � betere integratie door overgang van arianisme naar katholicisme � 711: mosliminvasie v. Tarik maakt een einde aan het Gotische Rijk • 534: Franken veroveren het gebied van de Bourgondiërs • 533: Romeinse keizer herovert N-Afrika v.d. Vandalen (Tunesië = graanschuur v.d Oudheid) � zwakheid v.d. Vandalen was dat ze na het vermoorden van grootgrondbezitters er niet in slaagden de schakel tussen primaire economie + heersende bovenlaag te herstellen • Ostrogoten in Italië � veel bronnen door Cassiodorus (Viriae), die nog kanselier geweest is � Theoderik voerde een dictatoriaal bewind met steun van de ambtenarij + aristocratie � beschermde in ruil de doorgangen naar de laars van Italië � na dood Theoderik heroverde Justinianus Italië in de Gotische oorlogen • Langobarden: hun rijk in N-Italië wordt in 774 door de Franken veroverd � hebben zich toch geïntegreerd tussen de bevolking (i.t.t. wat vijandige bronnen zeggen) � rechtszekerheid door eigen rechtssysteem, overname van het proto-Italiaans als taal

Page 17: E D O Sam en Vatting 2

17

� brachten stedelijke samenleving tot stand + bestuurden vanuit stedelijke kernen (civitates) � elite bestuurde onder titels als hertog: beheer van domein en inkomsten � ½ v.d. inkomsten mochten ze houden, het ambt werd erfelijk + ruime zelfstandigheid • 500: snelle opgang v.h. Frankenrijk � eerst verschillende krijgsheren � 481: Clovis volgt Childerik op � breidt het rijk uit � 507: verslaat de Visigoten en verovert Acquitanië + ZW-Gallië � schakelt rivaliserende Franken- rijkjes uit (Ripuarische Fr.) � na Clovis verovering Bourgondisch, Bavaars, Alemaans, Thürings gebied � er worden ook hertogen aangesteld � soms autonoom maar met tribuut- betalingen (Langobarden, Saksen) � soms periodes overheersing, afgewisseld met autonomie � o.a. wanneer de hertog zich erg met het volk identificeert � relatie met NO-volkeren is 2zijdig:

- enerzijds bedreiging - anderzijds buffer tussen hen en

de Slaven + leveren rekruten � de Westfalen & de Saksen

• Groot-Brittannië: � +/- 500: Angelen & Saksen komen als foederati binnen, vestigen zich & vermengen zich met de bevolking � waren met zoveel dat ze de taal konden behouden, doch in Cornwall, Wales, Schotland bleef de Keltische taal en het eigen karakter behouden � vele kleine rivaliserende koninkrijkjes ontstaan � uiteindelijk 7 grotere eenheden (Essex, Sussex, Wessex, Kent, O-Anglia, Mercia, N-Umbria) � Mercia was toen de belangrijkste � de andere stonden voor bepaalde periode onder de suprematie van Mercia � bekendste koning v. Mercia = Offa � had contact met Karel de Grote (≠isolatie!) segregatie of integratie?: • segregatie: men dacht lang dat barbaren zich van de autochtonen wilden afzonderen door:

- verbod op gemengde huwelijken - doorvoeren van het beginsel van rechtspersonaliteit � elke etnische groep eigen rechten - door het arianisme fel aan te hangen

� men begint hier zwaar aan te twijfelen (vb: onderscheid tussen Goti en Romani bij de Goten doelde op onderscheid burgers en militairen, niets anders) � rechtssegregatie was geen keuze maar nodig omdat elke etnische groep zich op de eigen rechtsregels bleef beroepen � maar iedereen werd rechtsbescherming gegarandeerd � huwelijksverbod alleen in Visigotisch Spanje in de 1ste helft 6de eeuw � bleef beperkt � ook de godsdiensttegenstelling werd bijna overal getolereerd (alleen in Spanje niet) � segregatie meestal alleen direct na machtsovername om beloning vr krijgers te garanderen • integratie: bewijzen zijn talrijker � invallers & autochtone populaties zijn spoedig archeologisch heel moeilijk uit elkaar te houden + de invallers gaven heel snel & gemakkelijk de eigen taal op � alleen de invallers in Engeland, Franken, Alemannen, Britten, Magyaren behielden hun taal � in het Alpengebied ook mengzones van 2 talen die naast elkaar bleven bestaan � de taalgrenzen gaan hierop terug

Page 18: E D O Sam en Vatting 2

18

Proto-natievorming: • Buiten Italië zorgde deze integratie voor een nieuw besef van samenhorigheid � 1 volk � in deze context (verbonden met het koningschap) heet dit proto-natievorming � Visigotisch Spanje: koning, volk & land v.d. Spanjaarden (Gothi) � later Hispani � elders bleef de barbaarse naam behouden: Burgundia, Francia, Anglia � de namen zijn geldig voor alle inwoners, gelijk van welke afkomst � ging gepaard met een sterk ‘volk’sgevoel, gezamenlijk verleden, identiteit & lotsbestemming • ≠ nationalisme! (vandaar proto) � geen militaire/communicat. mogelijkheden om grote gebieden volledig/continu te beheersen � verplicht om een grote mate v. lokale & regionale autonomie te tolereren � ook veel krachten die zich van het centrum willen losscheuren � succes hing af van geografisch bereik, mate v. onderdrukking + elan v.d. overheersing

de Arabische veroveringen • 570: Mohammed wordt in Mekka geboren � 622: Mohammed is verplicht uit te wijken naar Medina = begin islamitische jaartelling � na 7j keert hij terug en neemt Mekka in � vlug een grote invloed op W & Z-Arabië � onder zijn opvolgers verliep de expansie van de islam in een heel hoog tempo � eerst N & O v.h. Arabisch schiereiland + de ‘vruchtbare halve maan’ � 637: Byzantijnen en Perzen worden verslagen � weg naar Irak & Syrië lag open � enkele jaren laten worden de Byzantijnen uit Egypte verdreven � Iran + N-Afrika � na een eeuw zitten ze tot v. in Spanje tot aan de Indus � centrum is intussen Damascus onder het geslacht der Umayyaden � invloed Syrië/Perzië • problemen bij de Arabische expansie:

- opvolgingskwesties - beheersing van het enorme gebied � volledige controle was onmogelijk dus de krijgers

vestigden zich in steden en stadjes � leken in vele opzichten op de N-barbaarse veroveringen � maar ook verschillen:

a) arabieren stelden zich minder snel open voor socio-culturele integratie � men wou etnisch zuiver blijven + ook de taal werd opgedrongen

b) hoog ontwikkeld bestuurssysteem (naar voorbeeld Byzantijnen & Perzen) - de Arabische soldaten kregen soldij v.d. uitkering die de onderworpen bevolking moest

betalen � het te betalen bedrag hing af van de status (militaire eer, etnische groep,…) � systeem riep spanningen op, o.a. door de ongelijke fiscale behandeling � begin 8ste eeuw: fiscale gelijkschakeling voor moslims � stimulans voor bekeringen! � toch bleef de Arabische bovenlaag de macht monopoliseren � 749: opstand tegen de Umayyaden o.l.v. abu-Abbas al-Saffah � kalifaat v. Abbasieden: heerst vanuit Bagdad

• de Abbasieden voeren een centralisatiepolitiek � verdere bureaucratisering � deze politiek stond of viel met de effectiviteit v. hun machtsmiddelen + militaire steun v. Iran � overal sluimerde separatisme � 9de eeuw: langer periode v. burgeroorlogen/opstanden � Sawad (gebied v. Bagdad) ging economisch erg achteruit � inkomstenbasis in gevaar � hervormingsmaatregelen:

- Al-Mutasim experimenteerde met zelfbetaalde legertjes van slaven (= basis voor toekomstige onvrije elitelegers) � commandanten gaan deel uitmaken v.d. elite � legers worden professioneler, cavalerie belangrijker (~in Europa) � mamlukken: klein onvrij korps cavalerie onder een eigen commandant (korpsgeest↑)

- uitgifte van iqta: contracten waarbij een hooggeplaatst persoon het civiele en militaire bestuur waarnam in ruil voor verlening van de staatsinkomsten voor dat gebied � lijkt op feodo-vazallitisch systeem in Europa, toch grote verschillen (o.a. manschap)

• 10de eeuw: kalief van Bagdad heeft niet veel macht meer over � touwtjes zijn in handen v.d. militaire oppercommandant getiteld amir al-umara � dit ambt gemonopoliseerd door de Buyiden (eigen rijk in Iran) die o.a. de sjiitische traditie bevorderden (zie H4) en de uitgroei ervan mogelijk maakten � zorgde voor sterke religieuze tegenstellingen (waarbij kaliefen voor de soennieten kozen)

Page 19: E D O Sam en Vatting 2

19

• eigen vorstendom v.d. Buyiden was symptomatisch voor het uiteenvallen v.h. eenheidsrijk (de eenheid was niet langer een Arabisch Rijk maar eerder de Islam was de gemene deler) � in 750 was de laatste der Umayaden al ontkomen naar Cordoba en bleef daar aan de macht � 10de eeuw: ≠ vorstendommen scheuren zich los van Bagdad, maar nog min of meer loyaal � de noordelijke afscheuring zorgde voor militaire verzwakking � kleine vorstendommen (Armenië, Koerdistan) werden onder de voet gelopen door Turken of Byzantijnen � toch bood het regionalisme ook kans op nieuwe kernvorming � Fatimieden grepen met steun van anti-arabische groepen de macht � trachten te vergroten naar Egypte (969: bouwen Kairo) & Maghreb � veroveren Palestina en Syrië + versterken zich dan door het Mamlukkensysteem � bleven nog tot midden 11de eeuw overeind � tegen eind 10de eeuw 3 kalifaten: Fatimieden, Umayyaden & Buyiden/Abassieden • de Fatimieden hadden een groot prestige � weinig problemen met opvolging � lieten familie weinig a.d. macht, om geen concurrentie van hen te hebben (� Abassieden) � waren erg tolerant op vlak van religie (drongen sjiisme niet op) � Caïro kende grote culturele bloei en intensieve handel met India, Afrika & de Middellandse zee � werd het centrum v.d. islamitische wereld i.p.v. Bagdad

Page 20: E D O Sam en Vatting 2

20

Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies

de christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naa r Middeleeuwen • laat antieke religieuze voorkeuren: in de late Oudheid ging men zich afkeren van de klassieke goden en zocht men aansluiting bij filosofische stromingen die neigden naar het geloof in 1 goddelijke kracht � neoplatonisme, mystieke sekten � vooral religies met boodschap v. redding & reïncarnatie � Christendom gaf uiting aan deze boodschappen (Christus overwint de dood) � toch was het Christendom hierin niet uniek � onderscheidde zich in het universele appèl en zijn ethiek (onbaatzuchtige naastenliefde) � men keek op naar deze solidariteit en christenen voelden zich moreel superieur zodat ze standvastig bleven in tijden van vervolging � enige andere godsdienst met universele pretenties was het jodendom � christendom was ontstaan als Joodse sekte en wist belangrijke religieuze teksten te bemachtigen (O.T. � belangrijke overwinning op het jodendom) + het N.T. kreeg gestalte in de vorm van evangeliën, brieven � christenen worden het nieuwe uitverkoren volk, een nieuw verbond tussen God en zijn volk word gesloten, i.p.v. het oude verbond � de joden waren sinds begin 3de eeuw door de Romeinen gedwarsboomd, en nu het Christendom in 311 toegelaten werd ontplooide dit zich in discriminerende maatregelen � joden en christenen mogen niet trouwen, joden mogen geen christelijke slaven hebben � tijdens middeleeuwen minder, joden waren door de kruisiging van het pad afgeweken en dienden nu als negatieve spiegel voor de christenen � toch antisemitisme in Visigotisch Spanje (1ste helft 7de eeuw), maar dan weer bescherming in het Karolinigsche Rijk • 312: Constantijn bekeert zich tot het Christendom � ging voorzichtig te werk bij het inburgeren van de nieuwe godsdienst door tegelijk nog te oude te steunen � liet zich pas dopen op zijn sterfbed � pas vanaf Theodosius I (379-395) werd het christendom staatsgodsdienst � 300: 10 tot 25% v.d. bevolking was christen, 400: reeds 50% � schaduwzijde: groeiende intolerantie t.o.v. andere godsdiensten + de andere godsdiensten waren wel nog bevredigend ondanks wat men beweert � hele 4de eeuw massale tegenstand tegen het christendom � men probeerde de weerstand te breken: zacht & hard (terreur tegen oud-heiligdom) � er kwamen heidense martelaren (400: Hypitia), Theodosius bevoordeelde de christenen bij verdeling van ambten en bedreigde heidenen met straffen � vervolging, op z’n hoogtepunt onder Justinianus (2de helft 6de eeuw) • versterking v.h. succes v.h. christendom door 3 meer institutionele factoren:

- leidende rol die de keizer en de bisschop van Rome (paus) voor zich opeisen - snel groeiende rijkdom van de Kerk - strakke organisatie in bisdommen (geënt op de civitates)

� bepalend voor de richting waarin de Kerk zich daarna zou ontwikkelen de verhouding tussen keizer en paus: • theocratisch gezagsidee: de hoogste gezagsdrager moet zich alleen verantwoorden voor God � leidde tot 3 verschillende opvattingen over de verhouding wereldlijk & geestelijke macht:

- caesaropapistische opvatting: hoogste wereldlijke machthebber is ook Kerkhoofd � de keizers v.h. Romeinse of Byzantijnse Rijk hebben zich altijd zo beschouwd het waren aardse verlengstukken van God en gaven leiding + beschermden de Kerk � ook de barbaarse koningen van het Westen hielden er deze visie op na

- hiërocratische opvatting: hoogste geestelijke autoriteit (paus) heeft universeel gezag � eind 5de eeuw: paus Gelasius I formuleert schijnbaar compromis: ‘tweezwaardenleer’ � schijnbaar dualisme maar in laatste instantie zou het geestelijk gezag superieur zijn � radicale pausen (11/12de e) baseren zich hierop voor hun hiërocratische opvatting

- dualisme van gescheiden wereldlijke macht en kerkelijk gezag als 2 autonome sferen

Page 21: E D O Sam en Vatting 2

21

• strijd om de hoogste macht was in het Westen veel zwaarder dan in het Oosten � in het Oosten was de strijd tussen keizer en patriarch van Constantinopel ongelijk � in het Westen een titanenstrijd tussen (Duitse) keizer en paus � begin 8ste eeuw: Byzantijnse keizer verliest controle over Rome en dit betekende het einde van zijn zeggenschap over de paus � 3 zaken vergroten de kloof:

- Byzantijnse aantasting v.h. gezag v.d. Kerk v. Rome in Z-Italië & Sicilië - Koppige voorkeur v.d. keizers voor het iconoclasme (gezien als ketterij door de pausen) - Bedreiging v.d. Roomse Kerk door de Langobarden, en de keizer die onvoldoende

bescherming kon bieden � pausen zoeken bondgenoot: 750: Rooms-Frankische alliantie � paus Zacharias erkent Pippijn de Korte als opvolger v.d. Merovingische koningen � Pippijn komt tussen in Italië in voordeel v.d. paus � erkenning Res Publica Sancti Petri: ontstaan pauselijke staten (rond Rome &Ravenna)

� aan de eigenlijke schisma’s lagen altijd dogmatische kwesties ten grondslag � daarna steeds weer toenadering tussen O & W-Kerk � 1450 gelukt, tot val v.h. O.R.R. materiële rijkdom, accumulatie & redistributie: • enorme rijkdom = 2de factor in het succes v.d. christelijke Kerk � te danken aan de overname v.d. vermogens v. heidense heiligdommen + schenkingen v. keizers & bemiddelde particulieren � sleutelpositie in de maatschappelijk herverdeling v. inkomen door welzijnszorg � zorgt voor politieke macht & moreel gezag in brede lagen v.d. bevolking (diaconieën = welzijnscentra) • de rijkdom zat niet in een centrale kas � verdeeld over afzonderlijke instellingen (kloosters,..) � verdere vergroting van de vermogens vanuit 2 richtingen:

- stroom van schenkingen door leden v.d. aristocratie (bouwden zelf kerken, e.d.) � ‘eigen-kerkensysteem’: heel wijd verbreid in de vroege Middeleeuwen � Adelskirche: Kerk van en voor de aristocratie: alle hoge ambten waren voor de adel � motieven: verzekering v. zielenheil, bezit v. kerk/klooster bood prestige + inkomsten, familiegoed werd uit handen van koningen gehouden en in ongedeelde staat bewaard

- van onderop gevoed door de middengroep van vrije boeren � heffing van tienden � belasting op agrarische productie als ‘offer’ (vanaf 6de eeuw, algemeen in 9/10de eeuw) � 9/10de eeuw: specifieke bestemming: ¼ voor de bisschop, ¾ onderhoud geestelijken � zorgde voor verzwaring van de leefomstandigheden + kwam meestal toch niet goed terecht (corruptie: adellijke bezitters eigenen zich het grootste deel toe)

Kerkelijke organisatie

de geestelijkheid en haar taken: • ook de voortreffelijke organisatie van de Kerk is van grote betekenis geweest voor het succes � Kerk had al vroeg een professionele clerus, die het volk op het goede pad moesten leiden � reeds in de vroege Middeleeuwen een kerkelijke hiërarchie: � 8 graden: 4 lage (exorcist), 4 hoge: diaken, subdiaken, priester, bisschop � alleen bisschop heeft leergezag, alleen de bisschop/priester mag sacramenten toedienen � wie geestelijke wou worden werd de kruin geschoren en kreeg een aspirant status � genoot wel al voordelen: moet voor misdaden enkel voor kerkelijke rechtbank verschijnen + heeft geen fiscale of militaire verplichtingen (al in 4de eeuw, maar pas in 12de vastgelegd) � sacramenten (later tot 7 herleid) waaronder:

- eucharistie: herdenking laatste avondmaal, gunst werd afgesmeekt - doop: initiatie + schoonwassing v. zonden. vroeger meestal op sterfbed, later na

geboorte toegediend. Peetouders komen voor het eerst ter sprake vanaf de 6de eeuw - biecht: bekennen, absolutie, penitentie � eerst openbaar, later privaat

� geheel van rituelen en formules bij sacramenten = ‘liturgie’ (dienst) � tijdens de mis bijbelteksten uitleggen � vereist betere scholing van hoge geestelijken dan van lage geestelijken, toch blijkt uit bronnen dat dit nog niet veel voorstelde � van hogere geestelijken werd een hogere moraal geëist � pas echt toegepast in de Karolingische tijd � priesters gaan samenwonen (=kanunniken vormen een kapittel) � hielden zich strikt aan de kerkelijke gedragsregels � geen kloostergeloften, wel individueel bezit, kapittel is niet gesloten (≠monniken)

Page 22: E D O Sam en Vatting 2

22

� kerkelijke discussie over de morele kwaliteit v.d. clerus zorgde voor invoering v.h. celibaat in de late Oudheid � alleen nog maar voor hoge clerus (in het Oosten enkel bisschoppen) � pas in de 11de eeuw ook celibaat voor priesters, in het Oosten mochten getrouwde mannen priester worden, maar priesters niet meer trouwen. � lage geestelijken mochten ook trouwen, maar slechts 1 keer de kerkelijke hiërarchie: episcopaat en diocees: • bisschoppen werden de centrale as� ambtsdistrict = ‘diocees’ of ‘parochie’ (~grenzen civitas) � dichtheid v.d. bisdommen in het mediterrane gebied was veel groter dan in W-Europa � 343: concilie v. Sardica : alleen plaatsen met enige importantie krijgen bisschopszetel � pausen waren terughoudend om het aantal bisdommen uit te breiden • bisschopspositie was een sleutelfunctie in 2 opzichten:

- ze vertegenwoordigden de christelijke Kerk en haar waarden op regionaal niveau - ze hadden een belangrijke inbreng in het wereldlijk bestuur (zie H6)

� kwamen vaak uit aristocratische families • 5 belangrijke taken van de bisschoppen: � bisschoppelijke verantwoordelijkheid!

- waken over de juiste geloofsopvatting + oefenen leergezag uit door preken, concilies, schrijven v. bijbelcommentaren/verhandelingen over de christelijke leer of moraal

- toezicht op correcte toepassing kerkelijke regels/voorschriften + gaven er zelf nieuwe - wijden nieuwe geestelijken + directe supervisie over geestelijkheid binnen hun diocees - spraken recht over geestelijken en over zaken van Kerk, geloof & christelijke moraal

� sedert de late Oudheid namen de aartsdiakens deze rechtspraaktaak over - beheerden het vermogen v.h. bisdom + moeten genereus aan liefdadigheid doen

metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en paus: • metropolitanen = bisschoppen van de grote steden (hebben hogere status) � in de 7de/8ste eeuw werd deze positie verdrongen door die van de aartsbisschop (was eerst een eretitel, gegeven door de paus, meestal met een speciale taak � vb.missionering) � 597: monnik Augustinus wordt 1ste aartsbisschop in Canterbury � Angelsaksen bekeren � later ook op continent + onder Karel de Grote worden aartsbisdommen groepen diocesen • nog een hogere hiërarchische laag � patriarchen of ‘aartsvaders’ (sinds concilie v. Nicea) � eerst 5 patriarchaten in O.R.R. � uiteindelijk strijd om allerhoogste plaats tussen de patriarchen v. Rome en Constantinopel � die van Rome (de paus) heeft glansrijk gewonnen � vooral door groot prestige van Rome en zijn bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis � heeft nog lang geduurd vooraleer keizer Justinus I deze overwinning erkende � men moedigde dit aan door op het zogenaamde graf van Petrus de voorganger v.d. St.- Pietersbasiliek te bouwen � paus zat nog niet in het vaticaan, maar nog in het Lateraan (keizerlijk grondgebied in O-Rome) Kerkelijke deelgemeenten: • alleen in de grootste steden was de kerkelijke organisatie in de vroege Middeleeuwen onder het niveau van bisdommen al duidelijk verdeeld in kerkelijke deelgemeenten met eigen kerk en priesters � parochies � op het platteland was de vorming hiervan heel geleidelijk + ging samen met bredere geloofsverbreiding � in Gallië pas in de 6de eeuw begonnen, en pas afgerond in de 9de eeuw Kerkvergaderingen: • ook de vergadercultuur van de Kerk heeft bijgedragen tot de interne eenheid � begon met bisschopvergaderingen (vroege Middeleeuwen)� groeide naar synoden,concilies � vaak regionaal, maar soms ook alle bisschoppen uit het hele rijk = oecumenisch concilie � 325: Nicea, later steeds meer in Constantinopel, 649: in het Lateraan te Rome, � 787: Nicea = laatste waar O & W-bisschoppen bijeenkwamen � nadien zette het Westen de traditie v.d. oecumenische traditie verder (1123), de Griekse Kerk deed niet meer mee • vaak regionale synoden in de barbaarse koninkrijken na de volksverhuizingstijd � koningen schreven zelf de vergaderingen uit en voerden de besluiten uit � meer gericht op zaken v. kerkelijke discipline & organisatie i.p.v. dogmatische zaken

Page 23: E D O Sam en Vatting 2

23

� vooral bij de Karolingers gebruikt om hervormingen van clerus en klooster door te voeren � leek op permanente reformatie: Concilium Germanium (741) + hervorming van 816-17 onder Lodewijk de Vrome� spoorden de kloosters aan de regel v. Benedictus aan te nemen + seculiere geestelijkheid om zich aan de kerkelijke regels te houden (in kapittel) � ook voor leken: regels voor huwelijk en echtscheiding � kerkelijke hervormingsmaatregelen werden zoals wereldlijke in capitularia (edicten) gezet

geloofsleer, orthodoxie en heterodoxie • hoofdtaak v.d. concilies = vaststellen wat de geloofsleer eigenlijk inhield � hoe moet de Bijbel worden geïnterpreteerd? (volgens Philo op 3 niveaus: historisch, moreel en allegorisch) � 4 ‘grote kerkvaders’ waren de bisschoppen Ambrosius v. Milaan en Augustinus v. Hippo, de kerkgeleerde Hiëronymus (400) en paus Gregorius I de Grote (590-604) � Hiëronymus maakte een Bijbelvertaling (de ‘Vulgaat’) die standaard werd � hadden leergezag, beslisten de bijbelinterpretatie en legden de basisteksten vast � verslagen (acta) en besluiten (canones) v.d. oecumenische concilies hadden leergezag � oorspronkelijk had de paus minder gezag � Honorius I werd veroordeeld op het 6de oecumenische concilie in Constantinopel � op den duur kreeg de paus wel meer bevoegdheid, kon bindende regels scheppen op voorwaarde dat de kwestie aan hem werd voorgelegd � oorspronkelijk waren de concilies dus meer regelgevend � Aurelius Augustinus heeft het meeste invloed gehad � schreef de meestgelezen traktaten, brieven & preken (Confessiones, De civitate Dei) • de betrekkelijke openheid van deze discussiecultuur had ook gevaarlijke kanten: � interne meningsverschillen bedreigden de eenheid van de Kerk � ketterij (<heresia= keuze) = term voor gelovigen die het niet met de geloofsleer eens waren (≠heidens) � veel ketterij, zelfs binnen de Kerk

- vb: aard van Christus: monofysieten zeggen Goddelijk, nestorianen zeggen menselijk � synthese: monotheletische richting: beide naturen maar slechts 1 wil

� Arianisme: Chr. heeft goddelijke natuur, maar ≠ God want die heeft hem geschapen � 451: concilie v. Chalcedon : 3 goddelijke personen, Christus is de enige met 2 naturen

- donatisme (<Donatus): idee v. zuiverheid staat centraal � trouw a. h. geloof boven alles - pelagianisme (<Pelagius): Kerk omvat enkel spirituele elite hoog gemotiveerde gelovigen

� volgens Augustinus ontleent de Kerk heiligheid a.d. sacramenten, niet de gelovigen iedereen moet mogen geloven, pas een veroordeling bij het Laatste Oordeel � Pelagius zegt dat iedereen zelf mag kiezen tussen goed of kwaad (� Augustinus)

� Augustinus hing de absolute goddelijke predestinatie aan: vrije wil en voorbestemming gaan hand in hand � 529: synode v. Orange: verworpen als fatalistische overtuiging � voortbestaan sommige heterodoxe opvattingen werd door verschillende factoren geholpen

- gerekt door openlijke sympathisering ervan door heersers � iconoclasme (aanbidding van iconen) werd lang door de keizers v. Byzantium aangehangen � na 843 afgezworen � soms gezien als heiligschennis en uitvoering van beeldenstormen � later gezien als didactisch voor ongeletterden (Gregorius de Grote)

- geholpen door verbinding met sluimerend regionaal separatisme � nestorianisme in Iran, donatisme in N-Afrika � monofysitisme in Armenië, Syrië & Egypte � groeide tot Koptische Kerk

Heiligheid en heiligen: • de Kerk haalde veel kracht en respect door de langdurige vervolging en haar martelaren � martelaren werden heiligen & toen christendom staatsgodsdienst werd vergrootte de verering van heiligen enorm (zoals men vroeger de martelaren had vereerd) � het graf v. e. heilige gaf een kerk prestige � omdat er ter weinig heiligen waren werden hun lichamen in relieken verdeeld & over verschillende kerken verspreid + men gebruikt iconen

Page 24: E D O Sam en Vatting 2

24

• na de vervolging rees de vraag van hoe iemand nu heilig moest worden verklaard � Oost.: reputatie v. uitzonderlijke deugdzaamheid volstaat (sociale achtergrond geen rol) � West.: abten, bisschoppen, vrome aristocraten � plaatselijk toegekend zonder paus/concilie � nadien ging de betekenis verhevener worden: heiligen worden bemiddelaars tussen God en de gelovigen � spirituele bijstand en materiële ondersteuning � men hoopte bij offers op goddelijke interventie � mentaliteit voor wat hoort wat (~ ruilbetrekkingen bij functioneren van aristocratische netwerken in de Vr. ME� zie H5 • echte heiligen konden wonderen verrichten � werd gebruikt als propagandamiddel bij geloofsverbreiding en in de levensverhalen van heiligen (vitae) verweven � was nog steeds in het Latijn: vooral voor de clerus zelf bedoeld � vaak als inspiratiebron voor preken gebruikt (verzameling van bisschop Gregorius v. Tours: Liber vitae patrum)

monnikendom & kloosterwezen • in de vroege Middeleeuwen waren de monniken de belangrijkste dragers v.h. Christendom � stammen al uit de 3de e waar gelovigen zich reeds terugtrekken uit de wereld (Syrië, Egypte) � hoopten zo de redding van zichzelf én hun medechristenen te bereiken: � sommigen deden het in eenzaamheid, in kleine gemeenschappen (klooster), in een tussenvorm � kloosterwezen kreeg in het Westen de overhand en is nooit meer verdwenen � sloten zich deels aan bij het antieke ideaal (via onthechting v. materiële/fysieke behoeften wijsheid & geestelijke vrijheid te bereiken) maar hadden deels een eigen karakter � door materie & wereld te verzaken kunnen ze de genadeverlenende werking v.d. sacramenten handhaven (pelagiaanse inslag) � ≠ gelovigen zondigen onvermijdelijk � door groeiende betekenis van het kloosterwezen gingen monastieke opvattingen de norm voor de hele samenleving vormen � de-secularistaie v.d. westerse cultuur door verstikkende invloed v. monastieke idealen (i.v.m. wereldverzaking, seksuele onthouding,...) � de Kerk beschouwde de hele clerus als 1 juridische status zodat 1 geestelijke stand werd gevormd � monniken lieten zich vaak tot clericus wijden � vrouwen mochten alleen monnik of kanunnik worden, wel met dezelfde voordelen • vroege Middeleeuwen: nog geen overzichtelijk gestructureerd kloosterwezen � Kerk had er weinig vat op � orde groeide toen de gemeenschapsvorm geleidelijk ging overheersen � Kerk ging regels invoeren, reeds bestaande goedkeuren, abten benoemen � een enorme verscheidenheid aan voorschriften bestond � 4 grote tradities overheersen:

- Martinus : experimenten in Gallië (ook Cassianus) - Honoratus & Cassianus : introduceerden de oosterse ascetische opvattingen in Gallië - Peregrinatio (typisch Iers): monniken trekken de wereld in om het geloof te verkondigen

en nieuwe kloosters te stichten � gezien als vorm v. martelaarschap (sociale dood) � ook op het continent: Ierse invloed op Frankische kloosterwezen

- Benedictus: stichter v. 3 kloosters in Italië � regel v Benedictus = verwerking oudere militaristische regel uit de 6de eeuw � continentaal succes

� geen persoonlijke bezittingen, klooster niet verlaten (op dezelfde plek blijven: = stabilas loci), kuisheid, gehoorzaamheid a.d. abt (was soms moeilijk, velen waren aristocraten en gewoon te bevelen), strakke dagordening, ‘ora et labora’/’bid en werk’ (lezingen, gezangen, studie, schrijfwerk, onderwijzen) � succes te danken a.d. steun v. paus Gregorius de Grote + Frankische kerkhervormers � nog geen ‘orde’ of overkoepelende benedictijnse organisatie (pas in de 11de eeuw) � regels staken echter niet zo nauw � veel aristocraten + overgave aan wereldse genoegens

verbreiding van het geloof missie en bekering: • christendom had steeds een grote missioneringsdrang (verankerd in de evangeliën) � pas na erkenning in 311 echt begonnen � Augustinus wou missioneren maar zonder geweld, hij wou overtuigen (alleen bij ketters mocht men geweld gebruiken) � 450: St.-Patrick (en later Columbanus) bekeert Ierland � abten waren daar de echte leiders

Page 25: E D O Sam en Vatting 2

25

• elders zorgden barbaarse invallen voor een tijdelijke terugtocht v.h. christendom � vooral in grote steden aan de limes, grensforten (Keulen,…) � bisschoppenreeks langdurig onderbroken vanaf het begin v.d. 5de eeuw � toch hebben de barbaren zich verbazend vlug bekeerd (alhoewel vaak tot het arianisme) • +/-500: Clovis laat zich bekeren (=elitebekering)� getuigt van sterk politiek inzicht:

- hij had steun nodig v.d. katholieke Gallo-Romeinse elite voor zijn overheersing in Gallië - zijn aartsvijanden de Visigoten waren ariaans - zijn doop gaf hem een goddelijke dimensie bij

� deze bekering werd algemeen voor zijn volk! � bij de bekering v.e. huishouden moest de hele familia volgen net zoals bij een grootgrondbezitter alle slaven & horigen moesten volgen � ook al werden de Franken nu als katholiek beschouwd, de feitelijke bekering duurde veel langer (missionarissen bleven nog werkzaam in het rijk tot minstens 150 jaar later) � dit schema van barbaarse bekering zou zich nog vaak herhalen, meestal uit politiek opportunisme door vijandige druk van buitenaf of om voordelige allianties te sluiten � échte bekering was er niet steeds (vb. Redwald van O-Anglia bleef ook de oude goden nog vereren = double insurance policy � keuze pas bij de dood (<Beda Venerabilis)) � begraving met bezit kan hiervan getuigen, maar kan ook sociaal prestige reflecteren! • kerstening v.h. Frankische Rijk op het continent verliep wel stelselmatig gewelddadig! (� Eng.) � kerstening ging hand in hand met pogingen om de Frankische macht uit te breiden � Friezen, Saksen, Slaven, Baskenland,… � Amandus in Baskenland en Slavisch gebied � veel missionarissen kwamen van Engeland � Friezen: Willibrord werd er aartsbisschop te Utrecht � veel verzet tegen de Franken totdat Karel Martel hun verzet brak � Saksen: Winfried (St.-Bonifatius) werd aartsbisschop v. Mainz (745) + sticht klooster v. Fulda. Hij kreeg echter weinig Frankische steun waardoor de missie traag vorderde � had meer succes in Beieren, maar werd in 754 in Friesland vermoord door rovers � Saksen bekeren zich pas echt na militaire onderwerping door Karel de Grote, maar toch nog een opstand o.l.v. Widukind � neergeslagen en Widukind moest zich dopen en Karel de Grote was zijn peetvader � gelijkaardig was in 826 de doop van Harald Klak (DM) met Lodewijk de Vrome als peetvader, & in 865 van Boris (Bulgaarse Khan) met de Byzantijnse keizer Michael III als peetvader (= symbolische daad) � toch nog veel opstanden en de elite die zich liet dopen werd gezien als collaborerend met de Franken � veel tegenstand, Christendom vorderde aldus pas na 10tallen jaren � door de vele weerstand begint men zich vragen te stellen bij het gebruik v. geweld � 796: kerstening zonder geweld werd officieel Frankisch beleid (bij onderwerping Avaren) � andere tactiek is autochtonen als missionarissen sturen (Liudger, bisschop v. Münster) • uiteindelijke bekering v. Scandinavië werd door de Ottonen v.h. Duitse Rijk gedragen � 960: de koning v. Denemarken bekeert zich � christendom hield er vooral stand doordat de kerstening gepaard ging met enorme militaire en politieke successen (verovering Engeland) � een adelskirche of eigen-kerkensysteem gaat zich vestigen � 1000: Noorwegen en Zweden bekeren zich � het volk komt echter achter: nog tot 12de eeuw heidense rituelen in Uppsala � 1164: bisschop Sigtuna wordt aartsbisschop in Uppsala en maakt een einde aan deze rituelen � christendom is dan in volledig Middeleeuws Europa verspreid: begin 11de eeuw zelfs Ijsland, en kort na 1125 Groenland • het Duitse Rijk zat ook achter de bekering v.d. Wenden (Slaven ten oosten v.d. Elbe) � ging hand in hand met pogingen tot militaire onderwerping (~bij Friezen & Saksen) � grote tegenslag: 983: grote opstand v.d. Wenden waarbij Hamburg in de as wordt gelegd � pas na 2 eeuwen aanvaarden de Wenden het christendom definitief � succes door:

- kruistocht � waren meer plundertochten onder paus Eugenius III - kolonisatie � Duitsers in de dunbevolkte gebieden ten oosten v. Weser, Elbe, Oder - kloosterstichting � bij de kolonisatie en kruistochten werden vele kloosters gesticht

Page 26: E D O Sam en Vatting 2

26

� in centraal Slavisch gebied overheersten Bohemen & Polen � Duitse invloed maar geen militaire onderwerping � begin 10de eeuw hebben eerste Boheemse vorsten zich bekeerd � kerstening v. Polen is vanuit Bohemen ondernomen door Voitecht-Adelbrecht (997: gedood in Pruisen � vlug vereerd als martelaar) � Z-Slavisch gebied: missionering vanuit 2 richtingen: Salzburg en Aquileia in half 9de eeuw � concurrentie vanuit het Byzantijnse Rijk! = machtstrijd � 2 hoofdrolspelers: Khan v. Bulgarije en vorst v. Moravië � kregen telkens steun v. 1 kant � Byzantijnse missionarissen (Kyrillos & Methodios v. Thessaloniki) hadden eerst een voorsprong door hun beheersing v.h. Slavisch én het opstellen v.e. Slavisch schrift (= betere communicatieve mogelijkheden: bijbel in volkstaal) � bijbel in Slavisch grenst volgens de Franken aan ketterij

� compromis: paus keurt Slavisch goed als kerktaal, de Kerk van Bulgarije staat onder Byzantijns gezag en de Kerk van Moravië en Pannonië onder Rooms gezag � het Westen heeft er echter niet lang van genoten � M. & P. werden onder de voet gelopen door de Magyaren (Hongaren) � bij de kerstening v.d. Magyaren werd het hele spel herhaald� 950: anti-Bulgaars verdrag tussen Magyaren en Constantinopel + de Magyaarse heersers laten zich dopen (Waik, later Stefan, die na zijn dood in 1038 als heilige werd vereerd) � hetzelfde gebeurde even later met de vorsten van het Russische Rijk v. Kiev � het Westen wist de Magyaren echter te overwinnen zodat Hongarije bij de Roomse Kerk ging horen. Kiev bleef bij de Griekse Kerk • rond midden 11de eeuw (800j na doop Constantijn) was bijna heel Europa christelijk � alleen de Balten, Esten en Finnen nog niet � missionarissen hadden het erg lastig � pas diep in de 14de eeuw slaagde men in de kerstening � maar intussen in 1171 was de pauselijke bul Non parum animus noster uitgevaardigd die de strijd tegen de moslims gelijkstelde aan de strijd tegen de heidenen in het noorden (= een soort vrijgeleide voor jacht op de Balten) � vanaf 1230 verplaatst de militaire activiteit v.d. Duitsers zich naar daar, maar de Balten lieten zich niet volledig onder de voet lopen � echte kerstening dus pas wanneer de plaatselijke vorsten & aristocratie bekeerden kerstening en syncretisering: • christelijke historici hadden een eeuwenlang monopolie op geschiedschrijving � verkeerd beeld van de kerstening van Europa ontstaat � nood aan bijstelling:

- kerstening verliep veel langzamer dan vaak wordt gedacht - het nieuwe geloof drong minder volkomen door dan men dacht � verschil tussen vertraagde sociale penetratie (bereikte de massa later dan de elite) en vertraagde mentale penetratie (geloof was lang slechts oppervlakkig en uiterlijk) � verinnerlijking pas bij intensieve pastorale ondersteuning � was lang v slechte kwaliteit � 1ste pogingen: Karolingische Rijk maar gericht op moraal & niet op religieuze instructie

� ander obstakel = dat de Bijbel enkel in het Latijn bestond � pas in 7de eeuw teksten in de volkstaal in Engeland, pas na 800 in het Karolingische Rijk � Latijn bleef norm tot 13de e • bekering verliep aldus niet zo vlot, maar men probeerde het wel � men vernietigde cultusplaatsen, maar had een ambivalente techniek: men vernietigde wel de afgodsbeelden, maar bouwde vervolgens de heidense heiligdommen om tot kerken � gebeurde zelfs in Rome met het Pantheon onder Bonifatius IV � men toonde zo de superioriteit v.d. Kerk, en had toch nog respect voor de verliezers • men hecht steeds minder waarde aan de kersteningsgeschiedenis vanuit christelijk perspectief � mens preekt liever van syncretisering: versmelting van oude & nieuwe geloofsovertuigingen � komt tot uiting in:

- tijdsaanduiding van maand en dag zijn van voorchristelijke herkomst, alleen de jaartelling en feestkalender zijn verchristelijkt (behalve midwinter en zomervieringen)

- identificatie van heidense goden en praktijken met christelijke heiligen en riten - een zekere religieuze ambiguïteit bleef lang geaccepteerd - christelijke praktijken bleven in de vroege Middeleeuwen doordrenkt van magie

� magische werking van relieken ~ die van amuletten en talismannen � nog tot de grote kerkhervormingen van de 11de eeuw en ook door priesters!

Page 27: E D O Sam en Vatting 2

27

de Islam • de expansie v.d. Islam (=’onderwerping’) verliep veel sneller dan van het christendom � ligt niet aan de inhoud want beide hebben fundamentele overeenkomsten + joodse wortels: � 1 God, leven na de dood, & bekering tot ware geloof zorgt voor redding in hiernamaals � bieden een duidelijke levens- en wereldbeschouwing � Islam en Jodendom gaan er het verst in door geen onderscheid te maken tussen wereldlijk en geestelijk recht � de islamitische wet (sharia) en gezag kent geen scheiding wereldlijk/geestelijk gezag de kalief is zowel staatshoofd als leider van de geloofsgemeenschap � men zag de wereld ook in 2 kampen verdeeld (‘Huis v.d. Islam’ & ‘Huis v.d.Oorlog’) waardoor een sterke loyaliteit in de Arabische samenleving werd geschapen (buiten de clan-band) � deze band ondersteunde de spectaculaire Arabische veroveringen • basis voor de Islam is de Koran: opgesteld rond 650 en in het Arabisch � Koran mocht enkel in het Arabisch gelezen, beluisterd, geciteerd, gereproduceerd worden � zorgde voor een grote verspreiding van de Arabische taal als ‘hogere’ taal � wel werd de Koran al vlug in het Latijn vertaald � ‘men wou de vijand kennen’ � hadith (corpus uitspraken/daden v.d. profeet) wordt als bron van religieus gezag aanvaard � zijn van generatie op generatie mondeling overgeleverd � uiteindelijk 10.000 gingen rond � 850: 2 selecties los van elkaar opgesteld die sindsdien als standaardcorpus gelden � de hadith bevat de sunnat al-Nabi (gewoonten v.d. profeet) � soennieten ontstaan • Islam kent geen hiërarchische geestelijkheid � vaststelling v.d. waarheid is afhankelijk van persoonlijke exegese � tot op heden hebben koranleraren een grote invloed (ook maatschappelijk & politiek) � verschillende interpreteringen zijn echter gevaarlijk voor heterodoxie en spraakverwarring � oprichting madhhad: beperkt aantal erkende scholen of exegesrichtingen � fiqh: houdt zich bezig met de studie v.h. islamitisch recht • ethische aspecten zijn rigoureuzer uitgewerkt + meer verbonden met godsbesef � meer orthopraktisch, dan orthodox � religieus-ethische verplichtingen zijn eenvoudiger & nauwkeuriger omschreven, met de 5 pijlers als basis: openbare belijdenis v.h. geloof, het geregelde gebed, aalmoezen geven, ramadan, een bezoek aan Mekka � djihad: ((inspanning’) = heilige oorlog � staat omschreven vin de hadith en slaat op ‘inspanning om de islam te verbreiden’ � wapengeweld is slechts 1 optie � voorschriften met betrekking op het dagelijks leven, maar aangezien die per cultuur verschillen en doorheen te tijd veranderen maken de islamitische geleerden een onderscheid tussen onaantastbare dogma’s en aanpasbare regels • ondanks de nadruk op traditie, universaliteit e.d. bleef de islam niet ongedeeld � eerste afscheiding na overlijden van de profeet: alleen zijn neef Ali zou de ware erfgenaam zijn en omdat hij niet meteen kalief werd vormen zijn aanhangers de shi’at ‘Ali (partij v. Ali) � de sjiieten hebben vooral aanhang in Irak & Iran en hebben een eigen traditie en een eigen geestelijke leider, de imam, die moet afstammen van Ali � verder splitsingen binnen het sjiisme al voor 1500:

- ‘Twaalven’-richting erkent slechts het gezag v. 12 imams � 12de imam (mahdi) = onsterfelijk = Mohammed al-Muntazar leeft sinds 875 verborgen ooit zal hij zich openbaren en zijn gezag over de gezuiverde islam doen gelden

- Ismaili-beweging: genoemd naar de zoon v.d. 6de imam Jafar al-Sadiq � ontstond bij de bedoeïenen v. Syrië en N-Arabië uit onvrede met Abassidisch bewind � splitsen zich weer in verschillende takken af: Fatimieden, druzen

Page 28: E D O Sam en Vatting 2

28

Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege m iddeleeuwen Door de volksverhuizingen en pestepidemieën v.d. 6de eeuw was de wereld leger geworden � bevolkingsdichtheid daalt, bossen breiden zich uit � langzaam en gedurig herstel vanaf het begin van de 7de eeuw � 600-1000 = verdubbeling bevolking van 12 milj. Tot 24 milj.

de vroegmiddeleeuwse samenleving

transformatie: de aristocratie: • demografisch en economisch herstel maakten de vroege middeleeuwen onaangenaam: � slechte levensomstandigheden (honger, terreur van een kleine gewelddadige elite) • er gebeurt transformatie v.d. elite � gefolgschaftswezen en gift-exchange systeem kon alleen overeind blijven in een quasi-permanente staat v. oorlog � oorlog blijft nog lang een belangrijk deel uitmaken van de cultuur in de vroege Middeleeuwen � het leger bestond uit een verzameling Gefolgschaften waarvan de leiders (magnati/rijksgroten) deel uitmaken v.d. koninklijke Gefolgschaft (o.a. K. de Grote) � toch zijn de tijden reeds veranderd en Karel de Grote is meer dan alleen een krijgsheer uit de volksverhuizingstijd: blijkt uit 2 dingen:

- een bovenpersoonlijk rijksbelang gaat ook tellen � deel v.d. buit ging naar de kerkelijke instellingen en aristocratische gezagsdragers

- Karel kon niet langer iedereen die tot hem in een persoonlijke loyaliteitsrelatie stond permanent om zich heen hebben � intieme relatie heer - krijger maakt plaats voor de vazallitische relatie, aangepast aan een grotere staatkundige en geopolitieke schaal � vormgeving van deze relatie ging voort op 2 laat-romeinse tradities die de basis

vormden v.e. nieuw aristocratisch patronagesysteem � uitgiften van land + uitdelen van hoge (wereldlijke en kerkelijk) ambten � toch blijven de transregionale aristocratische netwerken nog lang aanwezig door de

uitgestrektheid van het barbaarse rijk • kunnen we deze vroegmiddeleeuwse aristocratie nu ‘adel’ noemen? � hangt af van definitie � term komt voor 12de eeuw nauwelijks in bronnen voor + verwijst slechts naar morele kwaliteit � bij de elite verwijst men naar vooraanstaandheid, rijkdom, pol. & militaire macht, vrijheid, onafhankelijkheid � deze kwaliteiten zijn overdraagbaar en dus familieattributen � toch is er nog geen sprake van een hermetisch gesloten stand met toegang door geboorte, toch moesten de kwaliteiten waargemaakt worden � kwestie van geboorte én levensstijl degradatie: de vrije weerbare mannen: • in de laat-Romeinse/barbaarse wereld was de meerderheid v.d. bevolking juridisch vrij � blijkt uit de barbaarse ‘volksrechten’ � wergeld: schadevergoeding voor familie bij doodslag, waarbij de vrije man de maat was voor de prijsbepaling � de vrije weerbare mannen hadden 2 publieke taken:

- legerdienst: � men betwijfelt de efficiëntie v.d. legerdienst bij de Karolingers toen militaire campagnes steeds langer duurden en de boeren van de landbouw werden weggehouden � begin 9de eeuw: Karel de Grote neemt maatregelen om de legerdienst v. vrije mannen te beperken � wie meer dan een bepaalde hoeveelheid land had moest nog, boeren met minder grond kregen een beurtrol of rusten gezamenlijk een krijger uit � het belang van de vrije boeren-krijgers nam ook af toen de cavalerie belangrijker werd � door de verspreiding van de stijgbeugel door de Avaren in W-Europa na 550, werd strijden te paard makkelijker, en werden ridderlegers opgericht � ridders zijn duur en hebben een training nodig + behoren vooral tot de aristocratie � sociale degradatie v.d. niet-aristocratische vrije man � militaire specialisatie vormt een wig tussen de aristocratie en gewone vrije mannen � 3 duidelijke standen worden gevormd: adel, clerus en derde stand

Page 29: E D O Sam en Vatting 2

29

- rechtspraak: vrije mannen moesten rechtsgedingen bijwonen en indien gevraagd een vonnis uiten � door schaalvergroting en ingewikkelder worden v.h. recht werd dit een zware taak � Karel de Grote ontslaat de gewone vrijen van deze plicht en richt de scabini op (= kleine colleges aristocratische oordeelvinders) � behandelden zaken uit een uitgestrekt gebied (graafschap e.d.)

• al deze ontwikkelingen zorgen voor een steeds grotere kloof tussen adel en 3de stand � de publieke maatschappelijke functies v.d. gewone vrije mannen worden ondergraven, en grondbezit, politieke & militaire macht raken geconcentreerd in aristocratische handen � wordt nog versterkt door de vorming v.e. brede klasse v. onvrijen: horigen (meestal boeren) � gevoed vanuit 2 richtingen:

a) boeren stelden zich vrijwillig onder bescherming van grootgrondbezitters tegen de dreiging van de barbaren

b) de positie van slaven verbeterde (maar men bleef dus nog altijd onvrij � zie verder) � ook ver buiten de grenzen v.h. vroeger Romeinse Rijk: Ijsland bijvoorbeeld promotie: de slaven: • in tegenstelling tot wat sommigen denken was slavernij alom aanwezig i.d. barbaarse wereld � reusachtige landbouwbedrijven met massale slavenarbeid waren al verdwenen in Oudheid � onophoudelijke oorlog zorgde voor constante toevoer van slaven in W-Europa � slaven waren het enige waardevolle in de handel met de islamitische wereld � slaven waren vooral Slaven, vandaar de naam ook (vroeger waren ‘britten’ ook slaven) � slavenmarkten gaan zich oostwaarts verplaatsen (Praag, Mainz) � ofwel waren slaven het slachtoffer van mensenjacht, ofwel door hun ouders verkocht uit armoede of als straf • standpunt Kerk: misverstand dat Kerk zich ondubbelzinnig tegen slavernij heeft uitgesproken � de kerkvaders zagen het als het bewijs van de zondigheid van wie in die situatie kwam � kerkelijke instellingen en hoogwaardigheidsbekleders bezaten zelf grote aantallen slaven � toch had de Kerk een soort dubbelmoraal en droeg het christendom bij tot het radicale verdwijnen van slavernij uit Europa � slaven waren ook christen en dus medemensen, dus moest men ze zo menselijk mogelijk behandelen + deed men er goed aan ze vrij te laten • ook sociaal-culturele en economische factoren droegen bij tot een relatieve verbetering in de behandeling van slaven

- vele slaven waren autochtonen en dit verkleinde de afstand tussen meester & slaaf - structurele arbeidsschaarste stimuleerde het verdwijnen van antieke vormen van slavernij

� zorgde voor versnelde verspreiding van arbeidsbesparende technologie (watermolen) die slavenarbeid heeft verlicht en deels overbodig maakte

� toch wou de elite zoveel mogelijke grond in cultuur brengen en houden � door slaven op een eigen stukje grond met behuizing te zetten zodat het verschil tussen hen en de boeren neigde te verdwijnen � nieuwe klasse van de horigen ontstaat horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel of domaniaal stelsel: • horigheid wordt steeds verbonden met 2 typische vroegmiddeleeuwse verschijnselen: Grondheerlijkheid en hofstelsel � grootgrondbezitters kregen steeds meer zeggenschap over de boeren op hun land:

- hadden zeggenschap over hun bewegingsvrijheid - na de dood kreeg de domeinheer het beste deel v.d. erfenis - domeinheren spraken recht, behalve bij ernstige delicten (dan de koninklijke rechtbank) � waarschijnlijk hadden deze rechten geen basis en werden ze als natuurlijke macht van de landheren beschouwd � men spreekt graag van grondheren en grondheerlijkheden,waar private belangen en elementen van publieke gezagsuitoefening vervlochten zijn

� de uitbreiding van deze grondheerlijkheden ging gepaard met verandering in de wijze waarop voedseloverschotten uit de landbouw naar de aristocratie gingen: � ‘surplus-extractie’: overheveling wordt niet aan vrije marktwerking overgelaten maar onder niet-economische, met grondheerlijke macht verbonden dwang tot stand gebracht

Page 30: E D O Sam en Vatting 2

30

� komt het best tot uiting in de peasant-economie: men gaat zoveel mogelijk gebruiken om zo weinig mogelijk overschotten over te houden (= nodig om eigen bedrijf in stand te houden � subsistentie- of overlevingseconomie) � surplus vloeide vooral weg via arbeidsdiensten, levering deel v. opbrengsten, en gebeurde uitzonderlijk door geldbetalingen � de ‘prijs’ werd bepaald door traditie en willekeur zodat de lastendruk sterk regionaal kon wisselen � grootgrondbezit was in het hofstelsel georganiseerd om de surplus-extractie vlot te laten verlopen � dit waren landgoederen met een duidelijk beheerscentrum � regionale verschillen in de manieren van exploitatie:

- klassieke of tweeledige vorm: half directe manier, half indirecte manier � verdeling van akkers in een herenland (v.d. heer) en een hoevenland (v.d. boer) � in ruil voor gebruik van het hoevenland, leverden de horigen arbeid op het herenland � er was een onderscheid tussen ‘vrije hoeven’ en ‘onvrije hoeven’ dat waarschijnlijk

teruggaat op verschillen in juridische positie van de oorspronkelijke boerenbezitters � vrije hoeven werden minder zwaar belast, de rest is onduidelijk � kwam vooral voor tussen Rijn en Loire: aaneengesloten karakter grootgrondbezit maakte vorming van grote domeinen mogelijk � drong ook door in Langobardisch, en later Frankisch Italië

- kleine domeinen met alleen herenland, of domeinen zonder herenland maar waar horigen uit de omtrek hun afdrachten in natura bij de heer bracht � aan de overzijde van de Rijn en in Frankisch Italië

- Z-Italië & Sicilië: indirecte exploitatie door grond in pacht te geven, en boeren zijn verbonden aan de grond (maar zonder geregelde arbeidsdiensten)

- Francia, Catalonië & ten zuiden v.d. Loire: vele kleine boeren & slaven bij de landheren � we leren de hofstelsels het beste kennen door de polyptieken (inventarisachtige beschrijvingen van het goederenbezit v. kloosters) v. Karolingische abdijen � kerkelijke instellingen bezaten zelf ook verschillende (vroon)hoven � zorgt voor grootschaligheid + interne specialisatie � deze bronnen zeggen ons dat het hofstelsel typisch Karolingisch was en het doelbewust bevorderd is � toch vinden we iets gelijkaardig ook in Angelsaksisch Engeland � er zijn echter weinig van deze bronnen over � zijn deze wel representatief? • het domaniale stelsel in zijn klassieke vorm bevat beslist een nieuw element t.o.v. reeds bestaande vormen van surplus-extractie � binding van boeren in het bezit van ‘eigen’ productiemiddelen aan (grond)heren d.m.v. niet-commerciële arbeidsdiensten � 3 algemene factoren leiden tot deze vorm van arbeidsdwang:

- geringe bevolkingsdichtheid maakt arbeid tot een schaars goed - gebrekkig functioneren van de markten, waaronder de arbeidsmarkt - teloorgang van publieke belastingheffing in W-Europa � belastingen boden dus geen alternatieve inkomstenbron � surplus-extractie moet dus aan de agrarische basis gebeuren

• negatieve kanten: lage oogstopbrengsten, en hoge transport- en toezichtskosten • positieve kanten: stimuleerde de demografische en economische expansie � grote horigengezinnen met gemiddeld 5 tot 6 kinderen � ontginningen vinden plaats vanuit overbevolkte domeinen � grote domeincomplexen = risicospreiding + arbeidsdeling & specialisatie is mogelijk � komt de productiviteit en commercialisering ten goede � sommigen groeien uit tot steden (Luik)

Page 31: E D O Sam en Vatting 2

31

handel en gift-exchange • men beschrijft het economisch leven in de vroege Middeleeuwen vaak in termen van neergang, verval, stagnatie of inertie � dit komt doordat er minder productie op de markt kwam dan in de late Oudheid + de bodemproductiviteit laag was (door gebrek aan bevolkings & belastingsdruk) � toch nam technologisch niveau v.d. landbouw toe � zorgde vr grote arbeidsproductiviteit � we moeten ons losmaken van de markteconomie en de ‘morele economie’ van toen zien � economie waarbij onderling delen en wederkerigheid een grote rol spelen, onderlinge

samenwerking en bijstand zijn noodzakelijk om te overleven � deze handelingen zijn minder primitief dan men wel denkt:� nood aan duidelijke, sociaal en cultureel verankerde normen voor het delen en herverdelen � prescriptief altruïsme

• ander niet-commercieel transactiepatroon: � Pirenne: de volksverhuizingen zouden het laatantieke economische systeem ongeveer onaangetast gelaten hebben, buiten enige degeneratie door de vestiging v.d. barbaarse koninkrijken � pas echt verstoord door de Arabische veroveringen van midden 7de eeuw, waarbij West en Oost uiteendreven � Karolingische machthebbers moesten eigen instituties creëren zoals de feodaliteit en de betekenis van handel liep sterk terug � zwaartepunt nu in het Noordzeebekken � tegenstrijdige kritieken op de these van Pirenne:

- de handel in het Westen zou in 400-650 al definitief ineengestort zijn, die in het Oosten pas in het begin v.d. 7de eeuw

- volgens anderen zou het Middellandse-Zeegebied ook ná de Arabische veroveringen een belangrijke transitozone blijven � in de 8ste eeuw heropleving v.d. internationale handel

� Pirenne-these van uit andere invalshoek � circulatie v. goederen en munten betekent niet noodzakelijk handel (vb: de paus vervoerde eigen graan voor de bevolking + gratis voor het behoud van een patronagesysteem) � dit is dus geen commercie � veel ‘handel’ uit de vroege Middeleeuwen blijkt een ondersteunende functie te hebben en het ging vaak enkel om aristocratische relaties & verliep niet altijd via stedelijke markten � ’50: P. Grierson � liet zich inspireren over studies over de betekenis van geschenkuitwisseling (gift-exchange) in primitieve, niet-westerse samenlevingen � handel is een middel ter bevoorrading van de elite met prestigegoederen die dienden als geschenken (wapens, paarden, goud, slaven) � bij gewone goederen is de relatie koper - verkoper neutraal, bij een geschenk is de relatie niet neutraal omdat de schenker een tegengift van de verkrijger verwacht � deze wederkerigheid kan een gelijk of ongelijk karakter hebben:

- gelijke wederkerigheid (bij gelijke status) = reciprociteit � ging ook om huwelijken en diende om de relaties tussen machthebbers vreedzaam te houden

- ongelijke wederkerigheid (bij ongelijke status) = redistributie � herverdeling v.d. rijkdom onder leden v. het cliëntèle v.d. heer � onderhoud in ruil voor loyale militaire steun� prestigegoederen, primaire consumptiegoederen, en later ook land

Page 32: E D O Sam en Vatting 2

32

� we kunnen het schema verfijnen door een onderscheid te maken tussen: - nog niet gekerstende, in de periferie gelegen Europese streken zoals Scandinavië - christelijke barbaarse koninkrijken (door Romeinse tradities beïnvloed)

� hier is de Kerk in het gift-exchange systeem opgenomen en beschikken koningen over een relatief sterke (enigszins gecentraliseerde) machtspositie � aanvoer- en redistributiekanalen zijn ruimer en fijnmaziger dan in perifere gebieden � koningen oefenen dwang uit door gijzeling of onder pleegouders plaatsen van kinderen van machtige aristocraten, of gingen onvrijen in dienst nemen zodat aristocraten minder macht naar zich toe konden trekken

� we zien dat er voor de hele primaire sector v.d. economie geen sprake was v. marktwerking � de aristocratie was aangewezen op lange-afstandshandel via gespecialiseerde kooplieden voor de aanvoer van prestigegoederen, oorlogsbuit alleen was niet toereikend � regionale handel op kleine markten nam pas toe in de loop v.d 7de eeuw � Karolingers verleenden plaatsen marktrechten, en weekmarkten legden later het verband met de grote commercie door jaarmarkten in belangrijke centra � vanaf 7de eeuw in het Merovingische Rijk: handel (naast ruilhandel) werd ondersteund door zilverstukken (~Romeinse goudmunt) � snel geïmiteerd in Engeland, Friesland,.. � zilver want er vloeide steeds meer goud naar h. Oosten (negatieve betalingsbalans) kleinere transacties waren mogelijk met deze denarius of denarii + er was veel zilver aanwezig in het Frankische Rijk � zorgde voor een zekere beperkte monetarisering v.d. relaties grondheren-horigen Friezen en Vikingen (zie ook p40) • reeds in het begin v.d. Middeleeuwen was het Noord- en Oostzeegebied een dynamisch migratie- en handelsgebied � eerst handelscontacten met het Zwarte-Zeegebied, maar toen die afgesloten raakten door de Avaren en Slavische groepen verplaatste de Scandinavische handel zich naar Gallië (door het solide Frankische Rijk dat zich ging richten op lange-afstandshandel in luxegoederen) � de Friezen speelden in deze handelscontacten een belangrijke tussenfunctie want zij hadden controle over de enige vitale verkeersader � hun lange traditie v. zee- en rivierhandel in vee kreeg nieuwe impulsen in het midden v.d. 7de eeuw � groot belang van Friese handelaars + vinden de hulk & de kogge uit als scheepstypes � belangrijkste Friese stad was Dorestad (nabij Utrecht) • Vikingen deden zowel aan handel als aan plundertochten � rijkdom is onontbeerlijk voor prestige v. leiders om de Gefolgschaften te onderhouden en dus ook hun machtspositie, de manier waarop men die verwerft is onbelangrijk � handel: de kustgebieden waren ongeschikt voor akkerbouw, maar waren waterrijk en de wouden leverden producten waar in Europa vraag naar bestond (was, honing, hout,..) � vanuit centra als Haithabu, Kaupang, Birka en Gotland zijn de Vikingen als kooplieden, plunderaars en ook als boeren-kolonisten uitgezwermd over de hele toenmalige wereld � Deense en Zweedse Vikingen in het Wolgagebied en later het Dnjepr & Dongebied. Ze kwamen eerst als huurlingen van Slavische groepen, maar zagen de potentie van handel met Byzantium & de moslims � namen de macht over het huidige Rusland over � Russen = roei- of zeelieden, en vele vorsten droegen Scandinavische namen � eerst een bloeiende handel maar in de 10de eeuw is die plots opgedroogd (hoe=?) • conclusie: handel in de vroege Middeleeuwen heeft een verrassende dynamiek binnen een overheersend agrarische economie met geringe commercialisering � toch blijft het moeilijk een duidelijk beeld te vormen door het ambivalent karakter van goederencirculatie, muntgebruik, fenomenen als markt en stad � door het directe en exclusieve belang v.d. aristocratie bij de lange-afstandshandel was die meer gericht op ‘centrale personen’ dan op ‘centrale plaatsen’ � nog geen echte steden, maar gewoon handelsnederzettingen

Page 33: E D O Sam en Vatting 2

33

Hoofdstuk 6: de wereld van de Franken

de Merovingers • vanaf eind 5de eeuw monopoliseren de Merovingen het Frankische Koningschap (o.a. Clovis) � erfgenamen konden steeds aanspraak maken op gebied, maar toch was er geen extreme territoriale fragmentatie � gezamenlijk bestuur door verschillende vorsten (2, 3, 4, in 6de e) � 623: Chlotarius II maakt zijn zoon Dagobert onderkoning � weer 2 rijken:

- N-Francia tot de Loire (Neustrië) en Bourgondië - Voormalig Ripuarisch Rijk in Rijnland (= Austrasië of Oost-Frankische Rijk)

� andere gebiedsdelen (o.a. Aquitanië): gezamenlijk bestuurd of verdeeld tussen 2 koningen • zoals elders speelde de aristocratie in Francia een belangrijke rol � groeide in 2de helft 7de e � hoogste Merovingische hoffunctionarissen treden steeds nadrukkelijker op de voorgrond � in Austrasië werd dit ambt gemonopoliseerd door de Arnulfingen/Pippiniden � kort na 700: verwierven de Pippiniden ook de hofmeierambt in Neustrië � toch was hun positie nog niet onaantastbaar � oppositie bleef mogelijk (zoals die van Friese ‘koning’ Radbod rond 1715) � Pippiniden winnen en Karel Martel verschijnt � onder Martel werden de Merovingen marionetten (721), maar het is opvolger Pippijn de Korte die zichzelf tot koning uitroept � dit kon door erfgenamen uit te schakelen (ook door broedermoord) via een combinatie v. coalities tussen adellijke verwantschapsgroepen die uitmonden in veldslagen tussen regionale krijgsheren en manipulatie � toch durfde Martel de Merovingische koningen niet helemaal opzijschuiven � koningschap hield meer in dan overgewicht door fysiek geweld, ze behielden een sacrale legitimiteit die erfelijk was � afbakening v. territoria was veranderlijk door erfdeling, strijd en wisselende loyaliteit v. regionale heersers � betwistingen rond koninklijke macht gaven de kans voor zichzelf de beste partij te kiezen � macht was patrimoniaal bezit en de grondslag voor elk optreden � deze nieuwe dynastie heette aanvankelijk de Pippiniden, later de Karolingers (< K. Martel)

de oorsprong van de Karolingische dynastie • toch kon Martel vanaf 721 nog niet ongestoord zijn macht uitoefenen over het hele Frankenrijk � nog veel gekonkel v. hoge adel/naburige vorsten + dreigende mosliminvasies in Aquitanië � moslims trekken op tot Bordeaux en Poitiers, maar Martel kan ze tegenhouden bij Tours � Slag om Poitiers van 732 bleek bij Tours te zijn geweest rond 733/734 � moslimdreiging bood Martel de kans om zich onbetwist heerser over Aquitanië, Provence en Bourgondië te maken � militair succes maakt indruk en zorgt voor meer volgelingen (die in de buit willen delen � Martel kon bezit confisqueren in overwonnen gebied ook) � 741: Martel sterft en zijn 2 zonen krijgen elk een deel � Karloman het Oosten, Pippijn III de Korte het Westen � Gripho, zoon v.e. 2de vrouw krijgt niets & zijn ongenoegen zorgt samen met frustraties v. edelen over de door Martel onderworpen gebieden Aquitanië, Beieren, Saksen en Alemannië � enkele jaren grootschalige geweldpleging � 747: Karloman voelt zich geroepen en gaat in een abdij � Pippijn III krijgt alles � intussen wordt Gripho gesust met klein gebied & later vermoord door Frankische edelen • 750: door militaire successen en krachtige heerschappij overhaalt Pippijn de Korte Paus Zacharias om hem als koning der Franken te erkennen + Koning Childeric III wordt afgezet � in ruil gaat hij de pauselijk territoria beschermen die bedreigd werden door de Langobarden aangezien de Byzantijnse keizer daar niet meer toe in staat was (door de theologische kloof + moeilijkheden met de moslims en Avaren) � Bonifatius zalft hofmeier Pippijn III tot koning Pippijn I � officieel einde aan het fictieve koningschap v.d. Merovingen sinds 719 en officiële erkenning v.h. Karolingisch gezag

Page 34: E D O Sam en Vatting 2

34

� grotere legitimiteit door de zalving, en de status v. beschermers van Rome � zo kregen ze steun van de Kerk zodat ze sterker stonden tegen concurrerende edelen + vergeving voor het beslag dat Martel tijdens de moslimverdrijving op Kerkelijk goed had gelegd + wiste de smet door de broedermoord die vroeger was gepleegd � Kerk & Karolingers hadden een speciale ruilrelatie van bescherming voor legitimatie de Kerk kon zich solider vestigen + de antieke traditie (Latijn) kreeg meer waardering als steun voor de uitbouw v.e. meer geïnstitutionaliseerde regeringsvorm

de eeuw van de Karolingers ( Karolus Rex) • 768: na Pippijn de Korte zijn dood wordt het koninkrijk verdeeld tussen zonen Karel & Karloman � Karloman sterft na 3 jaar � Karel de Grote is nu enige koning � heeft grote invloed gehad • Karels regering deed aan bijna constante agressieve oorlogsvoering � paus vraagt vaak hulp: � 744: Karel trekt ten strijde tegen de Langobarden (=geallieerd met de hertog v. Beieren) � 770’s annexeert Langobardische koninkrijk + installeert er Frankische/Alemaanse leiders � erkent in 781 toch de eigenheid als autonoom koninkrijk onder zijn zoon Pippijn � Karel verovert ook nog Byzantijnse gebieden rond Venetië en Istrië (780’s) + Langobardisch hertogdom Beneventum (Z-Italië) moet vanaf 787 een jaarlijkse tribuut opbrengen � conflict met Byzantijnse keizer want diens invloedsfeer werd hierdoor aangetast � 722-804: reeks oorlogen tegen de Saksen en Friezen (tot begin 9de eeuw) � religieuze dimensie door gelijktijdig bekeringsoffensief � Frankische overwinningen lokken Saksische opstand uit die weer tot bloedige represailles leidt (782 te Verden) � nieuwe Saksische opstanden leiden tot massale deportatie v. Saksen � Frankische & Slavische kolonisten vestigen zich in het gebied � 757: hertog Tassilo v. Beieren had een vazallentrouw gezworen maar brak die en werd geëxecuteerd (788) + Beieren werd ingelijfd bij het Rijk � vanuit Beieren stoten de Franken door naar Pannonië (Z-Oostenrijk) bij de Avaren en richtten daar na een aantal campagnes een versterk grensdistrict op: de Oostmark � krijgstochten in niet geheel onderworpen perifere gebieden: Bretagne, Septimanië, Aquitanië � 781: Karel moet Aquitanië als koninkrijk erkennen en oudste zoon Lodewijk wordt koning � oude allianties tussen plaatselijke heren en moslims leiden tot opstand maar in 801 dringen de Franken verder door tot aan de Ebro en vestigen een Spaanse Mark • hun militaire overgewicht lag niet in grote technologische/organisatorische veranderingen � volgens sommigen lag het aan zwaardere wapenuitrusting + invoering v.d. stijgbeugel, volgens anderen lag het aan de massale landconfiscaties zodat krijgers beter beloond werden en een talrijker leger werd gevormd. Ook de systematische introductie v.h. leenstelsel en vazalliteit wordt verondersteld � geen afdoende verklaringen � ook het uiteenvallen v.h. rijk in de 9de/10de eeuw kan hierdoor niet verklaard worden � de persoonlijke factor van 3 uitzonderlijk krachtige, charismatische leiders (714-814) die veel aanhang kenden (door goede buitverdeling) lijkt een belangrijkere factor � door het grote grondgebied dat de Karolingers bezaten konden ze talrijke legers mobiliseren � zolang er land te verdelen was trok je strijders aan � 1000en zwaarbewapende ruiterlegers � veel metaal door ertslagen in bodem: zwaard, lans, stijgbeugel + voor het eerst exclusief de maliënkolder (waarvan K. de Grote de export verbood) � tot de 14de e vormen ruiters de kern v. alle W-Europese legers (� belang v. infanterie bij antieken + na 1300). Ze zijn echter wel duur om te onderhouden+ de heer v.e. groot domein moet zich trainen + heeft een gevolg v. lichte ruiterij + voetvolk nodig � koningen konden hun vrije onderdanen oproepen voor oorlog (tot 100.000 man!) � legerplicht, maar door slechte communicatie werden troepen vaak regionaal gerekruteerd + oorlog werd meer een zaak van professionele specialisten � de Karolingers hadden (vooral tijdens de moslimstrijd) veel land v.d. Kerk ontfutseld � 740: modus vivendi tussen de Frankische Kerk en de Karolingers: de heerser kon de Kerk verzoeken land ter beschikking te stellen aan strijders, en de Kerk krijgt er renten voor + compensatie met 1/10 v. bepaalde koninklijk bezit (decima regalis ≠ de kerkelijke 10de) � deze invloed over kerkelijk goed verminderde omdat tijdelijk bezit veelal uitgroeide tot feitelijk behoud & vererving zodat noch Kerk noch koning nog veel gezag kon laten gelden

Page 35: E D O Sam en Vatting 2

35

patrimonium en staat eer en bloed: • hiërarchie + positiebepaling wordt geordend door bloedverwantschap met factoren als verticale verwantschapsgraad, leeftijd en geslacht � vroege Middeleeuwen: iemands naam verwees naar de afstamming, en daarmee kon men aanspraken op erfgoederen doen (ook vrouwen! � wiens naam zelfs aan de kinderen werd gegeven indien zij van hogere komaf was) • eer = erkenning door de gemeenschapsleden v. iemands gewaardeerde positie � hoge rang kan men baseren op afstamming, vermogen of prestaties (in beste geval alle 3) � men moet land bezitten om zich als krijgsheld te kunnen uitrusten � prestaties = dapperheid, kracht & militair succes � meer volgelingen (die deel buit willen) � verwantschap bepaalde via erfrecht beschikking over land + men kon er solidariteit door verwachten want verworven roem en bezit werden ook via bloedverwantschap doorgegeven � dit zorgde voor competitie tussen familieleden om de erfenis (+ naam: dynastieën werden naar een grote naam genoemd: Merovingers, Pippiniden, Karolingers, Capetingers,…) � bezit & ambt waren deelbaar over alle zonen zodat er voortdurende herverdelingen v. gebied waren + felle broederstrijd over deze delingen � heeft effect op de onderdanen • bij veel barbarensamenlevingen waren het families die geconfronteerd werden i.p.v. individuen � een beledigd individu was een hele familie in de eer gekrenkt � plicht roept om de belediger evenredige schade terug te brengen � beste geval = wergeld afhankelijk v.d. schade en de status (staat in gewoonterecht) � wanneer er ruzie over komt ontstaan vetes die doorgaan tot het niet meer gaat � wergeld � als de ‘vrede’ dan weer verbroken wordt legde de koning zware straffen op � wraak was niet verboden, de staat kwam er niet in tussen, het is de families hun eigen zaak � toch probeert de regering dit in te perken om de orde te bewaren � lukt eeuwenlang niet beneficia: • de Kerk had op de duur zoveel grondgebied dat het niet meer autonoom beheerbaar was � gaan plaatselijke potentaten het goed laten beschermen in ruil voor de opbrengst ervan � men beriep zich op het plaatselijke gewoonterecht � wie een stuk land bewerkt kon niet zonder goede reden zomaar verwijderd worden, hij mocht het zo lang gebruiken als het hem was toegewezen � zorgde voor zekerheid v. bezit, en werd meestal overgeërfd � heel wat kerkelijk eigendom komt zo langdurig in lekenhanden, maar die waren gebruiker, geen eigenaar, men mocht grond niet verkopen + moest rente betalen (soms symbolisch) = beveiliging tegen usurpators & familieleden die erfgoederen naar de Kerk zagen gaan � pas in 11de eeuw kon de Kerk zich uit de greep v.d. aristocratie losmaken (greg. hervorming) � soms schonken boeren hun grond aan de Kerk om het dan weer zelf te gaan bewerken, zodat hun grond beveiligd was voor de rest van hun leven (tegen grootgrondbezitters) � deze transacties = beneficia (weldaden/gunsten) of precariae (smeekbeden) � juridisch was dit afstand v. eigendomsrechten in ruil voor geclausuleerde gebruiksrechten: vorsten deden dit soms ook, en vroegen dan soms tijdelijk de grond terug om een volgeling te belonen, deze clausulering was tijdelijker dan bij boeren (levenslang) • ook koningen konden personen die erom vroeger berscherming verlenen � lieden droegen zich op in handen v.d. koning of werden zijn getrouwen (wergeldwaarde ↑) � koninklijke beneficia: kroondomein werd onder gezag v. hofambtenaren en graven geplaatst � de domeinen vormden dus de beloning voor de uitoefening v.h. ambt, maar waren verbonden met het ambt en dus slechts tijdelijk ter beschikking v.d. ambtenaar � bij zwak koningschap + slechte communicatie werden perifere gebieden feitelijk erfelijk bezit v. adellijke familie � toestand werd gewoonte, werd verstrekkende rechtsaanspraak � dit verzwakte het koningschap t.o.v. edelen met regionaal geconcentreerd landbezit, en aangezien de agrarische opbrengsten laag waren in W-Europa was dit geen geschikte bodem voor machtscentralisatie (� wel in zones waar agrarische opbrengt hoger is)

Page 36: E D O Sam en Vatting 2

36

vazalliteit: • term wordt veel gebruikt tussen eind 8ste en 11de eeuw in een duidelijke betekenis = betrekking op vrije mannen in een dienstrelatie tot een heer (meestal Kerk of koning), en die als vergoeding een wapenuitrusting en krijgsbuit ontvangen � komt boven op hetzelfde moment dat de Karolingers systematisch land gaan uitgeven � 801/803: Karel de Grote vaardigt een capitulare uit en noemt 5 gevallen waarin een vazal zijn trouw mocht opzeggen � relatie is aan voorwaarden verbonden + verbreekbaar � vaak werd een overwonnene verplicht om als vazal trouw te zweren aan de bedwinger, met een grote ceremonie voor veel getuigen � rituele handelingen (knielen, handen, kus) � was zo bij Tassilo v. Beieren � er waren echter nog vormen van vazalvorming • vazalliteit en beneficium maken deel uit van het beladen begrip feodaliteit = systeem v. machtsuitoefening d.m.v. bilaterale verhoudingen heer-vazal (vrije mannen in staat tot contract) � wederzijdse trouw, bescherming + de heer verleent inkomsten, de vazal verleent diensten � heerschappijsysteem met contract tussen vrije mannen in verschillende machtsposities � emotionele dimensie: trouw, en men moet op elkaar kunnen rekenen in nood (tijd v. geweld) � vazallen kregen doorgaans een leen (v. land) en kan samengaan met het in leen geven v. e. ambt of geldelijke inkomstbronnen (vb.: tol, gewone geldsom = geld- of beursleen) � gebruikt als bekrachtiging v.d. dienstrelatie + bestendigt de opkomst van de landleen � er geldt ook het principe v.d. exclusiviteit: trouw aan de keizer + 1 heer tegelijk • niet elke vorm v. machtsuitoefening verliep via dit feodo-vazallistisch model (met ritueel) � met eigendom van grond kwamen ook vaak vrijheidbeperkingen � Kerk heft 10den, koning had bannus (recht te bevelen), familie of dorpsgemeenschap besliste mee • aanvankelijk gaven de Karolingers vooral kerkelijk goed uit als beloning � verder gaven ze ook belangrijke bestuursambten in leen, waar rechten/inkomsten bijhoorden (meestal met burcht & aantal domeinen) � opkomst landleen • pas in de 11de/12de eeuw zou feodaliteit bij uitstek de politieke verhoudingen structureren � ook met herbevestiging v. territoriaal gezag: vazallen nemen op hun beurt eigen vazallen � bepaalde waarden, fundamenteel voor de Europese cultuur krijgen hierbij vorm:

- patronage regelt geweld en conflicten (blijft niet langer binnen de families) - competitiviteit werd geordend en gericht op verwerving van goederen en aanzien (≠ strijd

zelf als doel + er gelden regels om een oorlog te rechtvaardigen, vb. kerstening) � een volgeling mocht een oproep voor onrechtmatige oorlog weigeren � waarden in de eden v. Straatsburg v. 842: competitiviteit gericht op legitiem omschreven materiële doeleinden, met erkenning v. bep. rechten voor afhankelijken

de bovenbouwstaat

• enige institutionalisering is nodig om de militaire successen te consolideren � Karel omgaf zich met geestelijken � Alcuïn: werkte de nieuwe keizerlijke ideologie uit naar Romeins en Oud-Testamentarisch voorbeeld � renovatio imperii romanum: � een christelijk keizer is Gods uitverkoren beschermer v.h. geloof, wat hem toelaat zich uit te spreken over kerkelijke zaken + politiek optreden in het teken v. Christus te plaatsen � 800: keizerskroning v. Karel de Grote was verhoogde herhaling v. Pippijns koningzalving � paus Leo III was gevlucht voor de Romeinse aristocratie en vraagt steun aan Karel � Karel toont zich superieur in de christelijke wereld en de paus kroont hem keizer � toch bleef de relatie paus-keizer delicaat: � Lodewijk de Vrome (zoon KdG) gaf de paus veel speelruimte in ruil voor gezagserkenning � bleef zo tot de 10de eeuw, wanneer zowel keizer- als pausschap aan belang verloren � daarna werd de strijd in alle hevigheid hervat voor enkele eeuwen • de Karolingers zorgden voor eigen propaganda, o.a. door interessante cultuurgoederen � literaire propaganda: rijksannalen, en biografie Karel de Grote door Einhard (Vita Karoli) + rijk verlichte handschriften met het nieuw verzorgd schrifttype, Karolingische minuskel � studie v.h. Klassieke Latijn (invloed Alcüin) � paleisschool voor studie + kopiëren v. teksten � architecturale propaganda: paltskapel in Aken (= vanaf 794 de belangrijkste residentie ~‘hoofdstad’)

Page 37: E D O Sam en Vatting 2

37

• paleis v.d. koning omvatte de hofhouding + ambtsdragers die voortdurend rondtrokken � er is nooit een echte hoofdstad gegroeid omdat:

- het hof steeds op krijgstocht was en dus geen vaste verblijfsplaats had - de koning zich steeds overal in zijn rijk moet laten zien om gerespecteerd te worden - de koning telkens ergens anders verbleef om er de opbrengsten te gebruiken (= handiger

dan oogstopbrengsten te centraliseren) � het centrale gebouw op koninklijk domein = palatium (paleis, palts, pfalz) • een traditioneel machtsmiddel was de eed van trouw � vanaf 805 steeds exclusiever, men mocht maar aan de keizer + 1 heer trouwzweren � banden waren direct, persoonlijk & ongeschreven; typisch voor beperkte schriftcultuur � afgelegd met de hand op heilige voorwerpen, schending lokt een goddelijke sanctie uit � in een groot Rijk kon de koning die niet meer persoonlijk afnemen � territoriale ambtsdragers vertegenwoordigen hem � = basis voor de traditie ‘trouw a.d. koning’ • aanzet tot andere staatsinstellingen, los v.d. koninklijke persoon: � paleisschool � kanselarij: eerst liet men schrijfwerk voor het grootste deel aan kerkelijke instellingen over � eigen kanselarij biedt mogelijkheid tot meer schrijfwerkverrichting zonder externe tussenkomst + men kan zelf een archief vormen � betere controle over eigen activiteiten � schrijvers waren nog steeds geestelijken, maar in dienst v.d. koning/keizer � schreven capitularia (koninklijke/keizerlijke decreten), verdeeld in kapittels (paragrafen) dit waren voorschriften v.bestuurlijke/wetgevende aard of vormden het verslag v.d. jaarlijkse algemene vergadering v. rijksgroten � de capitularia waren ook geheugensteunen voor iedereen om de besluiten na te leven • territoriale indeling & daar bijhorende ambten trachtte men naar Romeins voorbeeld te creëren � door het uitgestrekte Rijk moest macht gedelegeerd worden:

- 781 oprichting Lombardije en Aquitanië onder Karel’s zonen Pippijn & Lodewijk - Karel neemt de titel koning v. Italië aan - oprichting v. marken (= grensgebieden met krachtig militair bestuur) � Spaanse, Deense

oostelijke, Bretonse, Friuli + na rijksopdeling in 843: Antwerpen, Ename, Valenciennes - 400 graven + hertogen toegepast op aanzienlijke & strategisch gelegen territoria

� graven zijn ambtsdragers die het koninklijk gezag in hun gebied vertegenwoordigen, namens hem recht spreken, de algemene vergadering leiden, oproepen tot oorlog en de capitularia doen naleven � waren bijna altijd Franken (bevorderde de loyaliteit) � rondreizende zendgraven controleerden graven of brachten aanvullende opdrachten

� men trachtte het Romeinse imperium in christelijke vorm te herstellen � studie v.d. oudheid � materiële omstandigheden lieten niet toe om in de 8ste/9de eeuw hetzelfde te realiseren capitularia proberen de weerbarstige werkelijkheid te veranderen � beklag over: dronkenschap, gebrek aan vroomheid, desertie die leidt tot banditisme, ongehoorzaamheid a.d. keizer…� toont aan dat het er in de praktijk niet zo aan toe ging • de nauwe banden met de Kerk hebben eminent belang onder de eenheidsscheppende factoren � Kerk =hoogst ontwikkelde W-Eur. organisatie + beschikte als enige over geletterd personeel � steun van de kerk is voor iedere heerser onmisbaar:

- ideologisch: Kerk gaf de ideële middelen om naar Romeins model te handelen - technisch: bij de Merovingers ontstonden bisschoppelijke heerlijkheden in civitates, waar

bisschoppen de graven konden aanstellen of er zelf een worden � bisschoppen geraken zo ook verwikkeld in een machtsstrijd, en hun macht werd door de Franken als probleem gezien � meeste heerlijkheden opgeruimd door Karolingers � bisschoppen worden wel nog vaak gebruikt als zendgraven � geestelijken met wereldlijk gezag was eigen aan de Middeleeuwse Kerk � pauselijke staat, en vanaf 10de eeuw veel in Duitsland (nog tot 1806!)

• men moet voorzichtig zijn met termen staat, koninkrijk of keizerrijk bij de Karolingers � machtsverhoudingen waren persoonsgebonden, concreet, direct � term ‘staat’ bestaat niet � onder Lodewijk de Vrome neemt men de term res publica (openbare zaak) aan � toch nog verwarring door gebruik v. termen als majesteitschennis (Romeins begrip),… � de macht bleef toch een private aangelegenheid (weinig succesvolle pogingen om openbare instellingen te vestigen) � hof beperkte zich tot enkele 100den ambsdragers

Page 38: E D O Sam en Vatting 2

38

� duurzame bestuurlijke eenheid was onbegonnen werk door geldarme domeineconomie + de veelheid aan volkeren met verschillende culturen en ontwikkelingsstadia de fictie van het keizerschap: • 806: Karel regelt zijn opvolging en zou zijn Rijk moeten verdelen onder 3 zonen � 2 zonen sterven vroegtijdig zodat Lodewijk de Vrome in 813 in Aken door Karel tot keizer werd gekroond wordt (= blamage voor de paus) � Lodewijk begint met de kerkelijke instellingen te beschermen tegen overmachtige leken � in 817 regelt hij ook zijn eigen opvolging, wat een verdeling tussen 3 zonen werd � keizerschap werd echter gezien als ondeelbaar � 823: de paus kroont en zalft oudste zoon Lotharius tot keizer, Pippijn wordt koning v. Aquitanië, Lodewijk v. Beieren � keizer bleef hoofd, mr de 3 koninkrijken hadden zekere autonomie (/regionale identiteit) � in 829 wou Lodewijks 2de vrouw Judith haar zoon Karel de Kale een eigen erfdeel geven � familie-intriges escaleren tot opstanden en oorlogen � = einde universele rijksidee � staatsorganisatie beeft door wisselende coalities en territoriale herindelingen � aantasting posities v. keizer & koningen � meer vrijheid voor lokale hertogen & graven • 840: Lodewijk de Vrome sterft � Lotharius eist hereniging en trouw van zijn vazallen � Karel de Kale en Lodewijk de Duitser overwinnen Lotharius en zweren in 842 een eed niet afzonderlijk met hem te onderhandelen (Eden v. Straatsburg) � deze eed was in de volkstaal en het volk dat erbij was moest verklaren zijn koning niet te volgen in een ongerechtvaardigde oorlog tegen de andere � vanaf midden 9de eeuw gaan (in openbaar gezworen) persoonlijk banden v. trouw de basis v.d. machtsstructuur vormen � doordat vazallen niet moesten volgen bij ongerechtvaardigde oorlog werd de vrede bestendigd (want geen vazallen = geen leger) � Lotharius legt er zich bij neer � 843: Verdrag v. Verdun verdeelt het Rijk in 3 gelijkwaardige stukken (zie figuur) � een vazal zou maar in 1 v.d. rijken beneficia mogen houden � 855: Lotharius I sterft: zoon Lotharius krijgt Lotharingen, Italië naar oudste zoon Lodewijk, Provence naar 3de zoon Karel � keizerstitel had ondertussen zijn betekenis volledig verloren • dan volgt een periode van korte regeringsperioden + territoriale wisselingen door opeenvolgende erfdelingen � keizerskroon = speelbal geworden en blijft van 881 tot 1806 in ‘Duitse’ handen � 875: Karel de Kale krijgt 2 jaar keizerstitel � 881: Karel de Dikke (koning O-Francië) wordt keizer door onder- handelingen met paus � titel blijft in zijn gebied tot 1806 bestaan � de fictie van de Romeinse erfenis rust nu op de heersers van een beperkt, perifeer gebied � O-Francië (huidige Duitsland) was makkelijk oostwaarts uit te breiden maar bleef een intern moeilijk te controleren gebied door de grote afstanden � verandering inhoud keizerlijke titel + (mark)grafelijke/hertogelijke functies bleven in leen gegeven koninklijke ambten, ondanks grote autonomie en tendens tot vererving graven en erfelijkheid: • toen de veroveringen in de 9de eeuw vastliepen + het koninklijk gezag verzwakte verloor men de controle over uitgifte v. ambten, inkomsten & land in leen (men had de middelen niet langer) � regionale machtsconstellaties vullen a.d. top ontstane machtsvacuüm: machtsversnippering � (mark)graven & hertogen gingen de macht die hen in leen was gegeven eigenmachtig beoefenen en als erfelijk bezit beschouwen � ze erkennen de relatie tot de koning nog maar gedragen zich steeds meer autonoom: ze verspreiden leenverhoudingen ook onder zichzelf (burggraven) & doen zelf aan landuitgifte om volgelingen aan zich te verplichten � deze eigenden zich dan weer openbare macht toe op lokaal niveau � verwatering exclusiviteitsprincipe (dienen meerdere heren) � leidt tot loyaliteitsconflicten + neerwaartse spiraal van machtssferen � uiteindelijk rest op vele plaatsen enkel nog maar de lokale macht reëel � banale heerlijkheden (zie H7)

Page 39: E D O Sam en Vatting 2

39

• omdat een graaf bestuurder was en er grote afstand en trage communicatie was kon hij zijn eigen (redelijk autonome) positie uitbouwen � hij moet het plaatselijk gewoonterecht echter respecteren om de loyaliteit van het volk te behouden � bij het ambt kwam een geheel van rechten & plichten (+ burcht, inkomsten, rechtspraak, tol) � bij overdracht van ambt moest dus alles worden overgedragen � probleem: elke graaf trachtte zich zoveel mogelijk in zijn functie te nestelen door o.a. regionale banden te smeden (regionaal huwelijk) � zorgde soms voor vermenging van culturen en verminderde loyaliteit jegens de vorst � vaak opstanden tegen het verdringen van de regionale cultuur door de Franken � dit probleem van acculturatie gaan ze oplossen door hun aanspraken op het ambt en het land te versterken, en die te laten evolueren naar erfelijkheid (~gewoon landbezit) • 877: Karel de Kale ging op reis naar Italië om zich keizer te laten kronen � vaardigt capitulare uit dat het bezit van de graven die meegingen erfelijk maakte (voor het geval ze zouden overlijden) � aanmoediging om hem te vergezellen (of preventief zodat zijn zoon Lodewijk de Stamelaar geen eigen getrouwen voor vrijgekomen ambten benoemt) � vanaf dan was erfelijkheid officieel bespreekbaar en steeds meer feitelijke vererving van ambten kwam op gang in de loop v.d. 9de eeuw � de koning kon dit ook niet langer tegengaan door drastisch militair optreden, en zou anders ook minder populair worden � de vorst moest er zich dus bij neerleggen en in 1037 erkent Keizer Koenraad II voor Italië officieel de overerfbaarheid van leengoederen (ook al was de praktijk er al lang)

dynamische periferieën Brittannië: • vanaf 787 werd voor het eerst de koning v. Mercia ook gezalfd door een priester � koning kon ook de vrije mannen oproepen voor de oorlog � slaagde er slechts in de helft te mobiliseren tegen de Denen + de professionele strijders bleken effectiever • verschillen tussen het Frankische Rijk en de 7 Angelse en Saksische koninkrijken: � dooms (Angelsaksische wetten) werden in de volkstaal opgesteld i.p.v. Latijn � Alfred de Grote (koning Wessex) richt hofschool op voor vertalingen Latijn-volkstaal � inheemse volkstalige rechtstraditie ontstaat � veel meer weerstand tegen introductie Romeins recht (vanaf 12de eeuw) dan op het continent � de koning v. Wessex wist in 878 de Denen tot staan te brengen, kon tijdens 1ste helft 10de eeuw door verovering de 7 koninkrijken politiek integreren, en liet de onderworpen Scandinaviërs zoveel vrijheid dat ze geen last werden � de geleidelijke fusie v.d. kleine Engelse koninkrijken bleek duurzamer dan de veroverings- drang op het continent die tot imperial overstretch leidt eens de leiders verzwakken � de voormalige koninkrijksgrenzen bleven bewaard in de afbakening v. graafschapen (shires) met als onderverdeling hundreds die in de 10de eeuw tot stand kwamen � op deze niveaus vormde men rechtbanken o.l.v. koninklijke rechters die plaatselijke vooraanstaanden berechten� systeem verspreidde zich vanuit Wessex over heel G.B. � opvallende voorsprong op het continent inzake bestuurlijk/rechterlijke organisatie + door krachtige monarchie trad geen usurpatie v. macht op + bleef uitdelen v. lenen beperkt Moors Iberië: • na de verovering v. Egypte in 642-643 richten de Arabieren hun blik verder westwaarts � vanaf 647 hebben ze in ruim een eeuw heel N-Afrika onder hun controle gebracht � sterke weerstand omdat het Byzantijnse Rijk Carthago weer stevig in bezit had + dat gebied al helemaal geromaniseerd en gekerstend was (dat al van voor de Vandalen) � 670: Kaïro wordt gesticht op een strategisch knooppunt v. karavaanroutes (voldoende landinwaarts om veilig te zijn voor de Byzantijnse vloot) � Kairo werd het belangrijkste bestuurscentrum v.d. Maghreb + 1 v.d. 4 grote islamitische bedevaartplaatsen

Page 40: E D O Sam en Vatting 2

40

• 680: de Byzantijnen zijn verdreven maar nu bieden de Berberstammen krachtig weerstand � 705: hele provincie Maghreb wordt als provincie onafhankelijk v. Egypte � 711: leger v. 7000 geïslamiseerde Berbers steekt de Straat v. Gibraltar over en kunnen oprukken tot Toledo � met versterking v. 18.000 man bereiken ze na 5j Zaragoza al � 720: onderwerping v.h. gebied rond Barcelona en Narbonne � ze konden hun gezag in Iberië overwegend d.m.v. verdragen vestigen, i.p.v. geweld � 751: ze moeten de Narbonne weer prijsgeven omdat K. de Grote de ‘Spaanse Mark’ opricht � Frankische markgraafschappen zoals Barcelona (801) en Pamplona (806) ontstaan � lokaal verzet (tegen moslims én Franken) groeit uit tot chr. koninkrijken Navarra & Aragon • de moslims hebben in Iberië nooit een gecentraliseerde staat gevestigd � in de randgebieden pasten ze indirect bestuur toe � ‘hoge mark’ v. Zaragoza plaatsten ze onder een Visigotische vorst die hun cliënt was

� ‘middelste mark” v. Toledo (vanaf 946 Medinaceli) � hevige strijd met christenen � gebied tussen Douro & Ebro vormde lang het omstreden grensgebied � ‘nabije mark’ v. de Extremadura & Centraal-Portugal met hoofdstad Merida militaire gouverneurs oefenden er de macht uit � geleidelijke islamisering v.d. Iberische bevolking: 1/8 moslims in 8ste eeuw � 1/3 in de 10de � nooit een meerderheid in aantal, maar wel een cultureel overgewicht � ook veel onderlinge strijd tussen moslims � kwamen uit verschillende stammen • de eerste golf veroveraars (begin 8ste eeuw) kwamen uit N-Arabië � installeerden zich in de steden en genoten meer privileges � opstanden van later gekomen moslims (nieuw-moslims) � later gekomen Z-Arabieren vestigden zich op het platteland (want waren al landbouwers) � de Arabieren bevatten ook andere oosterlingen die vlug gearabiseerd waren � de Berbers vestigden zich vooral in Centraal-Spanje waar ze als oorspronkelijke veehouders hun levenswijze voortzetten � bleven nog 3 eeuwen in hun oude stamverbanden � regio Valencia & Murcia � irrigatielandbouw met Romeinse technieken door kustberbers � na de veroveringsfase immigreerden er weer grote groepen berbers • de joodse gemeenschappen waren blij met islamitische overheersing na jaren verdrukking door de christelijke Visigoten � de moslims lieten joden/christenen ook enorme godsdienstvrijheid � ze mochten hun godsdienst beoefenen, genoten zelfbestuur, eigen rechtspraak & respect � na verloop van tijd nam men de Arabische cultuur over (niet de godsdienst) � mozaraben � christenen die zich bekeerden tot de islam (conversos) kregen geen gelijke behandeling als oorspronkelijke moslims maar konden wel sociaal opklimmen als cliënten • het Islamitisch kerngebied was ingedeeld in provincies (op basis v. oude diocesen) � vanaf 716 is Cordoba de zetel v.h. centrale bestuur � benaming Andalusië voor Z-Spanje � gouverneurs bestuurden onder gezag v.d. stadhouder in Kairo + onder de kalief v. Bagdad � 750: Ummayadendynastie in Bagdad valt � feitelijke onafhankelijkheid v. rijkjes in Maghreb of Iberië � 756: Ummay. afstammeling Abd ar-Rahman laat zich erkennen als emir in Cordoba � na onderdrukking v. opstanden verklaart Abd ar-Rahman III in 929 het orthodoxe kalifaat v. Cordoba � plaatst zijn legitimiteit t.o.v. Abassieden (Bagdad) + later Fatimieden (Kairo) de Vikingen: (= ‘mannen uit viks die iets doen’) • monniken schreven in de kronieken heel negatief over deze heidense plunderaars � negatieve kerkelijke stereotypering doordat vooral de Kerk ten prooi viel aan plunderingen � waarschijnlijker is echter dat er niet veel verschil tussen Vikingen & andere barbaren waren � 786: 3 schepen leggen aan de kust v. Dorset aan en doden er de koninklijke sheriff vanaf dan jaar na jaar aanvallen, ook gericht op abdijen waar schatten werden geroofd � hetzelfde gebeurde in vele plaatsen langs de kust en rivieren � plundering en meevoeren van inwoners als slaven (die dan tot in Rusland konden terechtkomen) • 3 bevolkingsgroepen:

- Zweden (Stockholm & Gotland) � Oostzee-kusten, Loiremonding, Schotland & Ierland - Noren � Normandië, Lissabon, Cadiz, Sevilla (hier worden ze verslagen door de emir)

� nieuwe invasies volgen � Ijsland, en in 984 ook Groenland & New Foundland - Denen � Normandië, Lissabon, Cadiz, Sevilla (hier worden ze verslagen door de emir)

� nieuwe invasies volgen � O-Engeland, Ned. riviergebied (verwoesting Dorestad)

Page 41: E D O Sam en Vatting 2

41

• dit was beslist de meest langdurige invasiegolf tussen 6de en 14de eeuw in het Westen � 9de eeuw: centraal gezag viel weg � 855-862: gebied tussen Loire & Rijn = belangrijkste doelwit, 870-878: O-Engeland & Mercia � volgens Einhard wou de Deense koning Godefrid heel Germanië onderwerpen omdat de Frankische acties tegen de Friezen en Saksen zijn invloedssfeer hadden aangetast • door archeologische bronnen hebben we meer inzicht in de Vikingsamenleving � het waren boeren in relatief vruchtbare streken gevestigd waar ook veel ijzererts was � vakmanschap v. hoog niveau voor landbouw- & andere werktuigen, scheepsbouw, wapens � de expansiezucht wordt toegeschreven aan de rivaliteit tussen leiders en clans � roemrijke daden verrichten en buit binnenhalen om gezag te kunnen vestigen � soms zocht men nieuwe vestigingsgebieden door relatieve overbevolking in het Noorden � waren niet alleen geïnteresseerd in geweld maar ontplooiden ook handelsrelaties (zie p32) � handel in eigen ruilwaar (pelzen, hout, honing, was,…) � lange-afstandshandel met Byzantijnen en Arabieren via Rusland (rossman = zeelieden) � vanaf 840 zochten ze stelselmatig nieuwe vestigingsgebieden: Friesland, Ierland, Ijsland � ze wisten 2/3 v.h. gebied v. Alfred v. Wessex te bemachtigen + erkenning v. vestiging in Normandië door erkenning v. Graaf Rollo (911) � het succes van hun invasies is toe te schrijven aan de snelheid van hun aanvallen � verrassingsaanvallen met vlugge ranke schepen die vlug weer verdwenen � zware Frankische ruiterij = niet snel genoeg te mobiliseren & kon de kust niet verdedigen � pas wanneer de Vikingen begonnen overwinteren in beschermde plaatsen werden ze kwetsbaar (ook omdat ze met weinig waren) � aangezien de koningen hun volk niet konden verdedigen organiseerde de lokale heren effectieve weerstand door forten te bouwen langs de rivieren � invasies moedigen zo de machtsdecentralisatie aan! • naast vernieling hebben de Vikingen ook hun handelscontacten in deze richting uitgebreid � het geroofde edelmetaal van de kerkschatten werd als betaalmiddel in omloop gebracht in de langeafstandshandel � Angelsaksische koningen voerden een vaste zilvergeldbelasting in om de verdediging te financieren � Danegeld (nog tot 1162) � enorme hoeveelheden zilver werden verzameld � =42% totale muntvoorraad + groot deel ervan moet uit Frankische bronnen zijn gekomen � deze schatten financierden dus de oosterse handel van de Vikingen � hun optreden stimuleerde de circulatie v. goederen en kapitaal + zorgde voor de inschakeling v. deze regio in een intercontinentaal handelssysteem • andere invallers: Magyaren (tot ca. 1000) & Saracenen (vnl. in N-Italië)

Page 42: E D O Sam en Vatting 2

42

Hoofdstuk 7: versnelde groei 950-1250 = tijd v. grote veranderingen op economisch, sociaal, politiek, religieus & cultureel vlak

de groei van de bevolking • 11de–13de eeuw wordt afgeschilderd als periode v. relatief sterke & langdurige bevolkingsgroei � is dit wel terecht? � in 3 eeuwen verdubbelde de bevolking (= + 0,18 tot 0,28% per jaar) � dit is dus niet spectaculair, en niet veel sterker dan de voorafgaande periode � alternatief model: de sinds de 7de eeuw opgebouwde bevolkingstoename bereikt in deze periode de kritische massa om de processen v. commercialisering, urbanisatie & staatsvorming in een stroomversnelling te brengen (= bel. voor soc.-ec./pol. ontwikkeling) � er zijn ook grote regionale verschillen: vooral West & Zuid vs. Noord & Oost: � West & Zuid: bevolking groeide behoorlijk & was relatief dichtst bewoond rond 1300 � Noord & Oost (Scandinavië, Polen, Balt., Ru.): blijft tot eind de Middeleeuwen achter � demografische gesproken helde Europa in 1200 al zwaar over naar het Westen • bron: 1086: Domesday Book v. Willem de Veroveraar: neerschrift van de indeling v.h. veroverde gebied + beschrijving v.d. bevolking, economie,…

volume en karakter van de agrarische productie • verdubbeling van de bevolking was alleen mogelijk als ook de voedselproductie fel vergrootte � kan door intensivering van de bestaande landbouwgronden óf door areaaluitbreiding � vooral areaaluitbreiding want intensivering deed de voedselproductie niet genoeg stijgen � groot obstakel was het vergroten v.d. bodemvruchtbaarheid door lage bemestingsgraad � te weinig mest door geringe integratie akkerbouw en veeteelt � geen vee genoeg en ook weinig niet-dierlijke mest � wel al peulvruchtenverbouw die N in de bodem bindt � toch zijn er 3 wegen tot intensiever grondgebruik bekend:

- omzetting van weidegrond in akkerland � graan levert 6 tot 17 x meer calorieën dan vee � vergetreidung (‘vergraning’) � eerst graanbouwuitbreiding binnen bestaande nederzet.

- Terugdringen van de braak � tijdens braakperiodes liet men vee weiden om mest achter te laten & onkruid af te vreten, vervolgens ploegde men om voordat men weer inzaaide � men ging met het drieslagstelsel werken (veel minder braak) � 1/3 v.h. land braak, 1/3 met wintergraan (rogge of tarwe), 1/3 met zomergraan (gerst of haver) of peulvruchten � jaarlijkse rotatie legt steeds een ander stuk braak, na de oogst laat men vee grazen � nadelen: in streken met open fields (open bouwland waar akkers niet afzonderlijk omheind waren) � zorgt voor gemeenschappelijks gebruikregime dat boeren ontzegt om af te wijken v.d. vaste vruchtopvolging (bv. voor teelt v.e. handelsgewas zoals vlas) � toen deze handelsgewassen belangrijker werden in de 13de eeuw schafte men het drieslagstelsel (o.a. in Vlaanderen) weer af, t.v.v. flexibel grondgebruik

- technische vindingen voor intensivering én areaaluitbreiding: risterploeg & paardentractie � de risterploeg verving de haakploeg � constructieve verbeteringen: 3 werkende

onderdelen i.p.v. 1 , 2 ervan zijn uit ijzer, en de ploegboom is niet meer rechtstreeks aan het juk v.d. trekdieren vastgemaakt maar rust op een voet of voorstel (minder nood aan trekkracht en d.m.v. handvaten is de ploegdiepte bij te stellen)

� met een voorstel heet de risterploeg een karploeg � zie tapijt v. Bayeux � de risterploeg werkt geraffineerder � door de combinatie v. verticale en horizontale snede komen de aardkluiten los � de rister keert ze vervolgens om zodat onkruid ontwortelt wordt en minerale voedingsstoffen uit de ondergrond bovenkomen en de aarde zich met eventuele mest mengt� kruislings ploegen & haakploeg = overbodig � mogelijk om zware of instabiele gronden op variabele diepte te bewerken door de zwaardere constructie en de verstelbare ijzeren onderdelen � ook ontstaat er een patroon van richels en voren (ridge & furrow) � goede afwatering wat teelt van wintergewassen bevordert

Page 43: E D O Sam en Vatting 2

43

� de arbeidsbesparing verminderde echter doordat deze ploeg door meerdere personen moest bediend worden + een extra ploeggang met een eg nodig was (om de losse kluiten voor het zaaien te verkruimelen)

� paardentractie: gebruik v. paarden als trekdier i.p.v. ossen (ook buiten de landbouw) � voordelen: paarden zijn wendbaarder & sneller + hebben explosiever trekvermogen � nadelen: ossen zijn minder kritisch met veevoer, minder vatbaar voor veeziekten, hebben groter uithoudingsvermogen, zijn makkelijker voor een werktuig te spannen en brengen meer en lekkerder vlees op na de slachting � voor de belangrijkste problemen vindt men oplossingen tijdens de expansiefase � sterke uitbreiding van de haverteelt (naast paardenvoer ook voor bier) � aanspanningsprobleem lost men op door ontwikkeling v. haam (leren halsband), singel (buikriem), zwanghout (dwarsverbinding voor de bevestiging v.d. strengen) en lamoen (inspanboom) � effectievere trekkracht door betere aanspanning & haam dat voorkomt dat de adem v.h. paard wordt afgesneden � leidde tot inzet van zwaardere ‘koudbloed’ trekpaarden en zwaarder uitgevoerde ploegen en andere werktuigen (ook karren voorzien van disselboom)

• deze innovaties zijn het product v. lange, schoksgewijze ontwikkeling en aanpassing � oudste sporen v.d. risterploeg & eg stammen nog uit de volksverhuizingstijd (of vroeger), maar dit waren slechts prototypen waar de uiteindelijke versie ver van af lag � er ligt ook nog veel tijd tussen de eerste ontwikkeling en de daadwerkelijke verspreiding � omgevingsfactoren: technische vindingen moeten zich in een bepaald ‘technologisch complex’ voegen � Vb: ploeg en eg kunnen pas gebruikt worden bij aanwezigheid van de schaarse en kostbare producten paarden en ijzer � zelfs grote landgoederen beschikten i.d. Karol. tijd nauwelijke over ijzeren werktuigen � psycho-sociale factoren: pre-industriële boeren waren behoudend en vermijden risico’s + konden niet altijd zelf beslissen over de inzet v. kostbare werktuigen (deze waren eigendom van de domeinheren) � rendabiliteit: zelfs waar technologische innovaties wel zijn ingepast & geaccepteerd kan gebruik ervan worden teruggedrongen door het feit dat vele boeren te weinig land hadden om de inzet v.e. ploeg rendabel te maken (slechte prijsverhoudingen arbeid - werktuigen) � naast de ploeg bleef de spade & de haakploeg (op lichtere grond) nog vaak in gebruik • weinig is concreet te zeggen over de effecten ervan op de gemiddelde oogstopbrengsten maar het ging zeker niet over een agrarische revolutie � niet veel beweging voor de 17de eeuw � bruto oogstcijfers zeggen ook niet veel zolang we niets weten over hoeveelheden ingezette arbeid, werktuigen en zaaizaad + opbrengsten v. veehouderij en niet-agrarische activiteiten � door de grote beschikbaarheid v. grond kon men makkelijker de productie in- of extensiveren � men liet een stuk grond halfwoest liggen om het enkele jaren te gebruiken indien nodig � in sommige dichtbevolkte gebieden leidde intensivering v.h. bodemgebruik tot verbouw . voedergewassen voor rundvee (op stal) + intensieve teelt v. handelsgewassen • extensivering: vanaf 10de e in NW-Europa nam behoefte aan risterploeg & paardentractie enorm toe omdat in hoog tempo zware & instabiele klei- & veengronden werden ontgonnen � ontginning v. deze waterrijke gronden ging alleen door ontwatering + bedijking � akkerbouw ging goed op hoger gelegen gronden, in de lager gelegen gebieden moest men meer moeite doen voor de waterhuishouding � uitdiepen v. sloten, constructie v. kaden en sluisjes, bouw van windwatermolens om binnenwater weg te krijgen,… � Holland: lukte kort na 1400, maar het land daalde verder � moeten veeboer worden � boeren uit Frisia, Holland en Vlaanderen kenden veel van ontwatering en bedijking en waren graag gezien op andere plaatsen waar men deze gronden in gebruik wou nemen � bij de Ostkolonisation v.d. Duitsers, in Engeland (o.a. Wales) � ontbossing had veel groter aandeel bij de uitbreiding van agrarisch cultuurland (1/4 tot 1/3) � boerenkolonisten brachten ontbossing pas goed op gang� nog veel bos maar weinig echt ongerepte woudmassieven � geen ecologische bezorgdheid (bos = neg. gevaarlijke plek) � bosgebieden die eigendom waren van koningen bleven het beste bewaard (voor de jacht) � moesten uiteindelijk omheind worden om stropers buiten en dieren binnen te houden � types à la Robin Hood verscholen zich soms in deze wouden (Sherwood/Feckenham)

Page 44: E D O Sam en Vatting 2

44

nieuwe vormen van heerschappij door de toenemende bevolkingsdichtheid gedurende de expansiefase ontstond de encellulement = mensen werden ingedeeld en opgenomen in allerlei verbanden van lokale organisatie � zowel ‘v. onderop’ (lokale gemeenten) als ‘v. bovenaf’ door vestiging v. lokale heerschappijen de ‘banale revolutie’: • het Rijk v. K. de Grote was uiteengevallen en de koninklijke macht in de deelrijken was ernstig verzwakt � de Karolingische bestuursambten werden gepatrimonialiseerd (vererfelijkt) � heel uitgesproken in Fr. bij de Capetingers, sommige graafschappen en hertogdommen namen een koninklijke allure aan (Vl., Anjou, Champagne, Normandië, Aquitanië, Bourg.) minder uitgesproken in Duitsland waar het Saksische huis heerste, maar daar toch ook � rond het jaar 1000 waren de eerste stappen richting vorming v. territoriale vorstendommen binnen de koninkrijken gezet � toch bleek dit in Frankrijk omkeerbaar, in Duitsland niet � de graven/hertogen gaan zich de koninkl. bannum (recht te bevelen) toe-eigenen & gaan deze macht uitoefenen zonder rekenschap aan de hogere bovenbouw te hoeven geven � fataler was de 2de stap (herhaling v.d. 1ste op lager ambtelijk vlak) � vorming van nieuwe vazallen onder de gewone vazallen (vice-comites, vicarrii, capitanei) � namen het gezag op lokaal niveau waar & gingen zich ook koninklijk bannum toe-eigenen � aristocr. opdelingen � laten hun macht gelden over zo groot mogelijk gebied, en handelen eigenmachtig • de feodalisering + creatie v. deze lokale banheerlijkheden (seigneuries) heet ‘banale revolutie’ � deze ontwikkeling leidde tot veel efficiëntere exploitatie v. mensen dan in de vroege ME � persoonlijke heerschappij over mensen (dominium) was een vast attribuut v.d. aristocratie � aristocratie was echter klein & hun dominium was beperkter dan de bannus v. koningen � het strekte zich ook alleen uit over hun familia (alle mensen in hun huishouden, ook horigen) � de gewone vrijen bleven buiten het bereik van dit dominium (bleven wel onder de koninklijke bannus, maar die was nooit zo oppressief � macht is vreemd voor hen) � in de 10de eeuw veranderde dit snel � aantal heren vermenigvuldigde zich + heerschappij kreeg een nieuwe basis waardoor ze op lokaal niveau voelbaar werd voor álle mensen • de nieuwe, lokale exploitatie van koninklijke bannus bestond uit:

- uitoefening van rechtspraak, ook van ernstige misdrijven � gaf banheren het excuus voor willekeurige arrestaties en confiscatie v. goederen = terudringing van het kleine eigendom (alleduin)

- opleggen van algemene belasting (taille of exactiones, was niet mogelijk geweest op rijksniveau) of algemeen afdwingen van andere heerlijke rechten

- allerlei hand- en spandiensten opleggen (verplichte hulp) en kostbare kapitaalgoederen (molens, bakovens) als monopolie exploiteren

� deze rechten noemde men consuetudines (gewoonterecht) � malae (slechte) kwam erbij � handhaving ervan ging vaak gepaard met ongebreidelde en redeloze geweldpleging t.o.v. lokale boeren � redeloos want er was geen oorlog, geen vete, & hij bezat hen niet als slaaf � veel kritiek vanuit klerikale kring � hypocriet want vooral wanneer men zich op kerkelijk goed richtte & ze traden meestal zelf ook zo hardhandig op tegen onderworpenen � kort na 1200 eiste de Catalonische adel het recht om hun boerenonderzaten ‘slecht te behandelen’ (male tractare) = legalisering van de malae consuetudines • vestiging van deze banale heerschappijen was minder gemakkelijk geweest zonder 2 krachtige middelen tot gezagshandhaving: een kasteel en een bende goed bewapende krijgers � geen grote burchten maar veel bescheidener � een houten of stenen toren (donjon/keep) die stond op een kunstmatige hoogte (motte) met verschillende verdiepingen en soms een omwalde ruimte er rond (voor stallen e.d.) � lagen meestal geïsoleerd ver van de nederzettingen � behalve in Italië & Z-Fr. Waar veel nieuwe nederzettingen met daarin een kasteel werden opgericht (castra of castelli) � ging meestal gepaard met concentratie v. bewoning + eenaangepaste ordening van het cultuurlandschap = verkasteling of incastellamento

Page 45: E D O Sam en Vatting 2

45

� kennen grote verspreiding (1000en) na mid. 10de e (na de laatste grote invallen v. barbaren) � eerste doel was dus niet de bevolking beschermen (behalve in Reconquista Spanje) maar om de omgeving te beheersen & rivaliserende heren of ambitieuze vorsten op afstand te houden + banrecht zo effectief mogelijk onder dreiging v. terreur te exploiteren � contigenten beroepssoldaten in dienst van de heer vormden de permanente bezetting � milites castri (ruiters v.h. kasteel), gregarrii (gewone ruiters), cavalcata (ruiterij) � werden gerekruteerd bij lagere aristocratie uit de omgeving, en soms onder boeren � waren goed getraind in de strijd te paard, en ingezet bij de verdediging v.h. kasteel en kleine (maar gewelddadige) operaties in de omgeving regionale verschillen & feodo-vazallistische ‘verpakking’:� regionale verschillen/overeenkomsten • Banale heerschappij gebaseerd op hard geweld kwam vooral voor in Frankrijk waar het koninklijk gezag vanaf eind 9de eeuw enorm verzwakt was � dit zou zich niet hebben kunnen ontplooien in het Duitse Rijk, men mag het contrast echter niet te sterk aanzetten want in het Duitse Rijk was het hek gewoon later van de dam � breuklijn = 1703: opstand tegen bewind koning Hendrik IV � symptomen van lokale seigneuries tekende zich toen ook al af � 100en mottekastelen in Nederland (Z-Limburg, Friesland, Zeeland die pas later in territoriale vorstendommen zijn ondergebracht en waar lokale heerschappij dus lang ongestoord is blijven bestaan) � globale verschillen tussen Fr. en het Duitse Rijk:

- Duitse Rijk & Italië: banheerlijkheden ontwikkelden zich vaker uit aristocratisch grootgrondbezit & daarmee verbonden domaniale grondheerlijkheid � territor. seigneurie � veel banheerlijkheden hadden ook de voogdij over kerkelijke immuniteiten (de clerus mocht zich niet aan geweld bevuilen dus er was steeds een wereldlijke voogd) � vooral de bloedrechtspraak over mensen binnen die immuniteit verschafte deze voogden het handvat voor de vestiging v.e. seigneurie

- vestiging v. lokale banheerschappijen kon in Duitse Rijk vaker voorkomen worden door actieve betrokkenheid v.d. territoriale vorsten bij ontginning en kolonisatie (+ oprichting

nieuwe nederzettingen) � vorsten regelden de ‘publieke orde’ meestal in 1 keer via een geschreven handvest (grootte boerenhoeven, jaarlijkse betaling, lokaal bestuur en rechtspraak in de nieuwe nederzetting) � relatie heer - onderzaten lijkt zo meer op coöperatie & overleg i.p.v. repressie en geweld

� Thomas Bisson: verspreiding v. lokale seigneuries niet alleen in het voormalige Karol. Rijk maar ook in de periferie (N-Sp., Eng.) waar een lange traditie v. koninklijk gezag bestond � overal hetzelfde fenomeen, soms versterkt door toevallige politieke omstandigheden � Castilië & Léon moesten de verdediging tegen de kalief v. Cordóba organiseren � Eng.: periode v. anarchie tussen de dood v. Hendrik I en de kroning v. Hendrik II � de verzwakking v. koninklijk gezag kan door de gelijktijdige vorming v. proto-territoriale vorstendommen ((mark)graafschappen, hertogdommen) naast lokale banale heerschappijen niet als ‘feodale anarchie’ worden beschreven � anarchie = juist voorkomen door stelselmatig gebruik v. feodo-vazallistische relaties � op alle niveaus: (mark)graven/hertogen waren vazallen v.d. koning, zij wisten op hun beurt de banheren in een feodale band te dwingen die dit dan weer deden met milites � was enorm wijdverspreid rond midden 12de eeuw (vb: 1900 in Champagne alleen al) � de laatste banale heerschappijen verdwenen pas echt waar centraal, territoriaal & quasi- soeverein gezag zich herstelde (op niveau v. koninkrijk, (mark)graafschap of hertogdom) � koningen of territoriale vorsten streven ernaar alle publieke kerntaken (rechtspraak, geweld, bestuur, wetgeving) te monopoliseren en te centraliseren � ze ruimen de seigneuries op of dwingen de banheren tot een leenband � het bezit v. heerlijkheid werd zo gepolitiseerd en ging onderdeel uitmaken v.d. mechanismen tot distributie v. politieke macht � territoriale vorsten gaven daarom zelf ook vaak de heerlijkheidsrechten in leen uit = gerechtsheerlijkheid � meestal weinig echte autonomie en beperkt tot een beetje in rechtspraak en lokaal bestuur (gerechtsheren zijn qua positie & bevoegdheid dus niet te vergelijken met banheren) � kwam voor in de late Middeleeuwen en vooral in het Duitse Rijk + het ging meestal om landelijke nederzettingen

Page 46: E D O Sam en Vatting 2

46

veranderingen in de surplus-extractie. Aanpassingen in de domaniale economie: • de vestiging v. seigneuries leidde tot verschuivingen in de agrarische surplus-extractie: in de wijze waarop en mate waarin inkomen werd overgeheveld v. boeren naar heren) � vroeger : overheveling via gedwongen landarbeid + afdracht v. overschotten + enkel bij horigen in kader v. hofstelsel & grondheerlijkheid � nu: banheren exploiteren alle mensen binnen een bep. territorium op basis van geüsurpeerde overheidsrechten � de verschuiving was ook verbonden met de evolutie v.h. hofstelsel zelf dat in verval raakte � diepere oorzaken:

- geldnood a.d. zijde v.d. aristocratie � door bevolkingsaangroei ook meer aristocratie, en dat zorgt voor steeds dunnere erfenissen � nog grotere verarming door schenking van land en 10en aan kerkelijke instellingen (normaal tijdelijk � toch gingen de Kerk het steeds meer als permanente overdracht zien door herleving v. canoniek recht v. Rom. eigendomsbegrip & terugdringing lekeninvloed) � ook kwam veel tiendenbezit weer in handen v.d. Kerk i.p.v. de aristocratie

� dalende inkomsten zorgen ook voor stijgende lasten � door duurder militarisme, + heropening handel met Midden-Oosten waardoor luxegoederen beschikbaar werden en de aristocratische levensstijl verfijnder maar ook veel duurder werd - omkering v.d. land-labour ratio in de expansiefase (= schaarsteverhouding grond - arbeid)

� bevolkingsgroei zorgt voor schaarsere/duurdere grond + overvloedige/goedkopere arbeid � werkt omzetting v. horige arbeidsdienst naar betaling in natura/geld i.d. hand � hofstelsel was eerst bedoeld om schaarse arbeid vast te houden � nu ging men arbeidsdienst v. horigen afschaffen � 2 keuzes: - exploitatie voortzetten met behulp van betaalde landarbeiders � vooral 11e/12e e - directe uitbating afschaffen & grond in erf- of termijnpacht geven � uiteindelijk meer

� alleen in Eng. hield men omzetting v. arbeidsdiensten tegen om te profiteren v. hoge graanprijzen, zodat het domaniale stelsel daar tot i.d. 14de eeuw bleef bestaan

� buiten Eng verdwenen naast de arbeidsdienst ook andere horige lasten die mochten worden afgekocht (vb: recht v. heer op beste deel nalatenschap v. horigen) � horigheid verloor elke reële betekenis (juridisch statuut v.d. horige gaat verdwijnen en zo ook het dienstrecht = regels v. horigen) + de sociale verschillen en geografische mobiliteit op het platteland neemt toe � doorbraak in de commercialisering & monetarisering v.d. plattelandseconomie aangezien boeren nu gedwongen waren arbeid of overschotten te gelde te maken � omzetting v. arbeidsdiensten (v. erfpacht) in geld waardoor een vast pachtbedrag werd vastgesteld � heel voordelig voor de boeren door de inflatie v.d. 13de eeuw � domeinheren gingen dit tegen door grond in termijnpacht te geven of door deelpacht waarbij de eigenaar een vast deel van de bruto opbrengsten kreeg

ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbe eld

• de installatie v. banale heerlijkheden e.d. kan men zien als het sluitstuk van een langdurig sociaal-historisch proces � de geleidelijke afzondering v.e. gespecialiseerde krijger-aristocratie � komt tot uiting in het driestandenschema en ook in de tweedeling tussen edelen/vrijen en horigen (Carmen ad Rothberthum regem v. Adalbero, bisschop v. Laon voor Fr. koning Robert de Vrome) � de samenleving diende volgens de klerikale elite organisch als een lichaam te functioneren waarbij elke groep een deel vormt � geheel werkt slechts als men eendrachtig samenwerkt ruiters worden ridders: • vorming van het ridderschap uit 3 ingrediënten:

- vorming v. bereden militia’s door banheren - groeiend tactisch belang v. zwaarbewapende ruiterij

� professionalisering v.d. krijg te paard & werd versneld door technische vooruitgang in wapentuig & uitrusting (maliënkolder/bepantsering, wapens, hoefijzers, kuipzadel,…) � vooral aristocraten want ruiterij is duur en er is veel tijd nodig voor training

Page 47: E D O Sam en Vatting 2

47

� naast rijkdom en geboorte ging ook fysiek, talent & verzekerde loyaliteit een rol spelen bij de rekrutering (+ natuurlijke specifieke historische omstandigheden) � vroeger bestond de ruiterij nog niet uit aristocratie: � banheren en koningen v.h. Duitse Rijk (rond 1100) rekruteerden onvrijen � reconquista: klasse boeren-ruiters (caballeros villanos) in Castilië/Catalonië � stadstaten in N & Mid-Italië: legers van feodaal-adelijk-burgerlijk karakter � Eng.: Normandische campagne (1066): cavalerie =(achter)leenman v. kroonvazallen � door toenemende nood aan bekwaamheid, de cruciale rol in de campagnes & de dure prijs v.d. uitrusting steeg het prestige v.d. milites zienderogen � opmerkelijk: sociale mobiliteit binnen de cavalerie: ruiters van hoge aristocratie (koning) identificeren zich met die v. lage deze versmelting v. hoog & laag-aristocratische elementen ging gepaard met de ontwikkeling v.e. esprit de corps (nieuwe ere- & gedragscode en eigen subcultuur waarbij traditionele waarden, moed, loyaliteit en kameraadschap belangrijk zijn) + toegang werd geformaliseerd (ceremonies & rituelen vanaf 13de eeuw ridderslag) � vanaf invoering v.d. ridderslag heten de ruiters ‘ridders’ � nieuwe ridderorde/stand

- doelbewuste voorstelling v. de aristocratie als strijders in dienst v.d. heilige Kerk (= klerikale reactie op het voorgaande + heeft diepere historische wortels)

� het concept van de miles Christi/miles Sancti Petri dat in de vroege Middeleeuwen was toegekend aan clerici en martelaren, was i.d. 5/6de eeuw op monniken overgegaan als het nieuwe christelijke elitekorps en later ook aan de bisschoppen � paus verbood hen nog langer gewapend te strijden, mocht alleen spiritueel en in dienst v.d. paus � concept wordt geregenereerd om de wereldlijke milities i.h. gareel v.d. Kerk te krijgen door christelijke deugden te propageren � strijd tegen niet-christenen biedt mogelijkheid om milites met christelijke idealen op pad te sturen � ridderorden � er vond ook een militarisering + heroïsering v.d. klerikale moraal plaats � Bernard v. Clairvaux: boek over verheerlijking nieuwe religieuze ridderorden - Hugo v. Payns richt de ‘broederschap v.d. arme ridders v. Christus’ op � 1128: erkend als de Orde v.d. Tempel (tempeliers) - Orde v.h. Hospitaal v. St.-Jan te Jeruzalem � hospitaalridders/johannieters � vanaf 16de eeuw: Maltezer Orde - Orde v.h. hospitaal v.d. Heilige Maria v.d. Duitsers � Duitse of Teutoonse Orde - reeks kleine orden in Spanje, Portugal & Baltische gebied � zowel leken als geestelijken treden toe. Leken moeten een gelofte v. strijd afleggen maar moeten zich in sommige orden in plaats daarvan niet aan het celibaat houden � ‘gewone’ ridders konden niet aan deze orden tippen door hun overdreven aandacht voor verschijning & vertoon, mede door steekspelen voor spektakel (<B.v. Clairveaux) � kreeg felle kritiek v.d. clerus, de ridderwaarden worden uit het oog verloren � door doden bij steekspelen worden ze vanaf 1130 verboden maar aangezien dat niet hielp ontzegde men de gesneuvelde ridders een christelijke begrafenis (1139) � alleen het inauguratieceremonieel kreeg waardering v.d. Kerk � was doordrongen v. christelijke waarden + ze zwoeren de Kerk & clerus te beschermen hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen: • ook nieuwe literaire genres vormden onderdeel v.d. hoofse cultuur (hoofs<courtois<hoven) � centraal staat de gedragscode ‘hoofsheid’ gericht op:

- reguleren v. spanningen + vermijden openlijke agressie & vetes in relaties tussen jongemannen wiens opvoeding op geweld gericht was � geweldregulering dus

- verwerven van een belangrijke plaats aan een hof door het vergaren van eer � uitgewerkt in etiquetteprogramma � geldt nu nog als beschaafd & werd in spreuken gezet � ook verheven deugden v.d. ideale ridder: trouw, morele zuiverheid, matigheid, eergevoel, vrijgevigheid & dienstbaarheid + fysieke kracht & lichaamsbeheersing en wereldkennis � eer is de belangrijkste � verwerft men door sociale status + eervolle daden � dapperheid is essentieel maar strijdlust moet gericht zijn op een hoger doel: eer telt pas in dienst v.e. ander (vrouw, vorst of geloof) � hoog aanzien, hoofse liefde + zielenheil

Page 48: E D O Sam en Vatting 2

48

� 2 belangrijkste kenmerken van de hoofse liefde:

- omkering v.h. traditionele rolpatroon: man is dienstbaar a.d. vrouw i.p.v. vice versa - morele veredeling waartoe de hoofse liefde leidt (liefde maakt mensen moreel beter)

� heeft pas volle effect als de minnaar eerst ontbering of vernedering heeft ondergaan + opofferende daden voor de geliefde heeft verricht

� hoofse liefde was vaak ook een ontdeugend spelletje met echte spelregels, enz… � stond eigenlijk haaks op de kerkelijke moraal v. huwelijk & liefde maar was eigenlijk een maatschappelijke utopie (had weinig te maken met de grauwere werkelijkheid) � bewijst de behandeling v. vrouwen, ze waren inferieur en hadden niets te zeggen (de meeste aristocratische meisjes verdwenen in kloosters of werden uitgehuwelijkt) � dient volgens sommigen als uitlaatklep voor jonge achtergestelde edelen of de trouw aan een vrouw was volgens anderen een metafoor voor de trouw aan de heer � 3 nieuwe genres (vanaf de 12/13de eeuw):

- chansons de geste � epische teksten met daden v. 1 persoon centraal, uit de tijd v. K. de Grote (weerspiegelt het ridderbeeld + idealen � Raoul de Cambrai + ook al sentimentaliteit m.b.t. gesneuvelden � Chanson de Roland)

- hoofse lyriek (troubadourspoëzie) � loopt over v.d. nieuwe sentimentaliteit + in volkstaal � invloed v. Arabische oorsprong (thema’s, rijmschema’s, muziek) � invloed christelijk-religieuze Mariahymnen + klassieke liefdespoëzie v. Rom. Ovidius � de liefde tot de vrouw wordt verheven tot een ideaal voor morele zelfvervulling dat pas kon bereikt worden door innerlijke conflicten

- ridderromans � synthese v.d. voorgaande � Chrétien v. Troyes � verhaal = queeste waarbij de ridder door heldendaden uiteindelijk zijn doel weet te bereiken (liefde, God,…) � sterk geïdealiseerd beeld v.d. werkelijkheid + erotische & mystiek-religieuze symbolen � Klassieke, Oosterse, Britse ridderroman (Arthurroman)

� Wolfram v. Eschenbach in Duitsland, Tristan < Gottfried v. Straatsburg � grote invloed op westerse cultuur � introduceerde de romantische liefde

tendensen tot rangordening en afsluiting: • na 2 eeuwen werd een proces geleidelijk afgesloten � verliep in Europa in verschillend tempo en langs andere lijnen, maar er zijn 2 tendensen in gang gezet:

- tendens tot interne rangorde � er waren ridders in allerlei soorten en maten � behoefte om onderlinge statusverschillen te markeren � via 2 wegen: - titulatuur + volgorde waarop getuigen in oorkonden worden opgesomd gaat men afstemmen op het onderscheid tussen oud-adellijke en niet-adellijke ridders - creatie aparte rangen voor zeer aanzienlijke ridders (baanderheer met eigen banier)

- tendens tot afsluiting � 1130-1250: ridderstatus is overal erfelijk geworden � criterium prestatie wordt zo verdrongen door dat van geboorte � men gaat deze zonen pas echt laten toetreden tot de ordo militaris na ridderslag + verlening riddertitel � intussen zijn ze aspiranten of (schild)knapen � men bleef soms heel lang schildknaap want de inauguratieceremonie was duur + de ridderlevensstijl was duur � toch blijft men zekere privileges genieten � ridderschap is toch nergens een volledig dichtgetimmerde geboortestand geworden, ook boeren bleven doordringen (in beperkte mate) door verheffing door de vorst

• veel regionale verschillen in de mate & tempo waarop ridderschap en adel versmolten � was het sterkst in Catalonië, Fr., Duitse gebieden onder Fr. invloed (Henegouwen, Holland, Ned.) en Aragon waar de versmelting feitelijk volledig is � Duitse Rijk � nooit volledige assimilatie omdat men ridderschap met onvrij bleef associëren � dienstelement was voor de hoge adel niet aantrekkelijk, toch heetten de Duitse koningen vanaf Fr. Barbarossa zich ‘ridder’ & konden onvrijen zo een adelpositie behalen � verschil in status bleef tellen � uiteindelijk rekende men ridders tot de lage adel, en ridders v. hoog-adellijke afkomst bleven zich nobilis noemen � afscheiding hoge adel werd versterkt door erkenning i.h. leenrecht v.d. ‘rijksvorsten’ � afsluitingstendens zette zich al in 12de e in � Wet tegen brandstichters in Rijkslandvrede v. 1168: kinderen v. priesters, diakenen, boeren kunnen geen ridder meer worden

Page 49: E D O Sam en Vatting 2

49

� stadstaten v. N & Mid.-Italië � ridderschap was sinds lang een amalgaam v. adellijke & niet-adellijke elementen � ridderschap omvat hier niet alle milites, er is ook een gewone ruiterij zonder leden van de adel of het ridderschap (ook de burgerij moest te paard strijden) � 14de eeuw: vervanging v. opkomstplicht door geldstorting waarmee men huurlingen huurt � Engeland � kort na de Normandische veroveringen vormen de ridders al een grote groep � ze zijn leenmannen v.d. kroonvazallen die hun heer in de strijd moeten volgen � toch geen overdreven sociale status en dus geen adel � i.d. 13de eeuw neemt hun aantal af en de militaire opkomstplicht was al lang afkoopbaar gesteld (geld = scutagium) � nu gaat men de knightly class (alle families met deze titel) van het knighthood (allen met ridderlijke levensstijl en opgenomen i.d. ordo militaris) onderscheiden � zowel hoge adel als leden v.d. knightly class behoorden hiertoe & vanaf de 13de eeuw noemt men de knightly class de gentry, die een vaste rol krijgt i.h. plaatselijk bestuur boeren: • de boeren vormden rond 1000 nog het grootste deel van de hele bevolking � door het verlies v.d. ‘publiek’ taken (dienstplicht & rechtspraak) verloren ze ook hun aanzien en vaak ook hun vrijheid � daar kwam een negatieve stereotypering bij door groei v.d. steden en opkomst ridderschap � onterecht: hun maatschappelijke functie was vitaal + ze belichamen het armoede-ideaal � dit komt door een mengeling v. minachting & angst + een onbewuste drang tot rechtvaardiging v.d. evidente maatschappelijke ongelijkheid � ‘verbeesting’ staat centraal in het negatieve stereotype � komt tot uiting i.d. literatuur � men vergelijkt de boeren met beesten, zoals men vroeger deed bij barbaren of slaven (hoofsheid � boersheid, on-hoofsheid, dom, wild, rustici) � bijzonder neg. beeldvorming! � vormen boeren hierdoor de underdogs? � nuances: dit is de historische realiteit:

- lastendruk v.d. boeren is gedurende de expansiefase langzaam verminderd, en boeren zijn niet rechteloos zodat ze financieel profijt haalden uit de overerving v. hoevenland

- het steeds opener karakter v.d. agrarische economie + monetarisering biedt hen kansen op de markt

- de maatschappelijke onderhandelingspositie en politieke mondigheid v. boeren is verbeterd door de ontwikkeling v. dorpsgemeenschappen en parochies � goede samenwerking is nodig om de organisatie van deze samenlevingen goed te laten lopen � groepsgevoel v. solidariteit en samenwerking ontstaat � eendracht maakt macht � instituten voor lokale organisatie worden ingericht (buurschappen, marken,…) � kwamen allemaal bijeen in de ‘dorpsgemeente’: deze krijgen nu ook een feitelijke rechtspersoonlijkheid (bevoegdheid om namens de lokale gemeenschap in rechte te handelen) en deden aan lokaal openbaar bestuur, regelgeving en rechtspraak � college v. gezworenen (jurati)/schepenen (scabini) dat regelmatig werd herverkozen

ofwel dorpsvergadering die bestuurde en rechtsprak, terwijl voor uitvoerende taken lokale functionarissen werden aangesteld (rechtspraak voor zware overtredingen vond wel plaats in een hogere rechtbank) � dorpen konden bij charter verleende privileges krijgen zodat ze ‘vrijheden’ worden (vooral Mid.-Italië, N-Fr., Hertogdom Brabant) � alle inwoners zijn persoonlijk vrij of de malae consuetudines worden verzacht, het lokale bestuur mag eigen recht hanteren + nog wat ruimere bevoegdheden � alleen in Scandinavië en Engeland gebeurde dit niet: � Zweden was te dun bevolkt � gemeenschappelijk district voor meerdere dorpen � Engeland: betekenis v. dorpsgemeenten was gering omdat de manor het belangrijkste kader v. lokale plattelandse organisatie bleef (met een manor court)

- boeren deinsden ook niet terug voor georganiseerd gewapend verzet tegen onderdrukkende heren � minder weerloos dan de literatuur zou doen denken � verschillende ridderlegers werden in de pan gehakt door boerenmilities

� vochten ook regelmatig zaken uit voor hogere rechtbanken tegen adellijke of geestelijke grootgrondbezitters (over dagelijks bestaan zoals gebruik v. bos en venen)

Page 50: E D O Sam en Vatting 2

50

Hoofdstuk 8: religieuze en kerkelijke vernieuwing ( 1000-1250) De westerse Kerk i.d. Middeleeuwen was als een huis in aanbouw � verschillende opvattingen:

- ascetische ideologie v.d. monniken met een standaard voor morele waarden die onbereikbaar was voor gewone gelovigen (kunnen redding door schenkingen verzekeren) � door indoctrinatie is er een grote aanwas v.d. rijkdom van abdijen

- zaken v. Kerk & clerus waren ook vermengd met wereldlijke belangen � veel kerken en kloosters waren bezit v. leken, die zich inlieten met de benoeming v. bisschoppen & abten, die zich op hun beurt dan weer bemoeiden met zaken v. wereldlijk bestuur

� radicale veranderingen in de loop v. 11e en 12e eeuw: morele greep v.d. monniken op de Kerk verslapt � alternatief spiritueel ideaal: steeds grotere scheiding tussen clerus en leken � leken-aristocratie bemoeit zich minder met kerkelijke zaken � de pauselijke macht stijgt tot ongekende hoogten � gelovigen gaan zich massaal in de Kerk manifesteren als dragers v. zowel christelijke tradities als nieuwe religieuze tradities

het hervormingsstreven • katholieke Kerk had altijd al een behoorlijk zelfreinigend vermogen � hervormingsstreven ≠ vernieuwingsdrang, maar was gericht op herstel v. oude waarden en verhoudingen die verloren waren gegaan of bedreigd werden � verschil met hervormingen van voorheen: deze waren steeds gericht op morele verbetering v. individuen (leken & clerici) � nu wil men de Kerk als instituut ingrijpend verbouwen, waarvoor men eerst alle lekeninvloed in de Kerk terug moest dringen � hervormingsstreven was naast terugdringing v. lekeninvloed ook op godsvrede en vrije abtsverkiezingen gericht � de abdijen waren de leveranciers van hervormers � Societas Christiana als spiegel van Monastieke ideaal:

- vorming priesters en uitbouw parochiesysteem - strijd tegen simonie (praktijk waarbij kerkelijke ambten verhandeld worden) en nicolaïsme

(priesters die huwen � tegen erfelijkheid) � veel tegenstand, vooral bij lagere clerus paus tegen keizer: de investituurstrijd: • achter het bevoegdheidsconflict zat veel meer: andere doestelling van de Kerk = van de wereld één groot klooster maken en het monastieke ideaal verspreiden • lekeninvestituur � geestelijke hoogwaardigheidsbekleders werden door de koning met hun staf en ring bekleed, zodat de koning eigenlijk hun benoeming in handen had � was doorn in oog � conflict werd nog sterker door 2 ontwikkelingen in het Duitse Rijk:

- koning Otto I ging zich bemoeien met de pausverkiezing - de Duitse koningen gingen bisschoppen inschakelen bij het landsbestuur � niet nieuw,

maar nu werden bisschoppen bekleed met de waardigheid v. graaf of hertog (� vazal) � krijgen dus ook een wereldlijk ambtsgebied, dat niet territoriaal samenvalt met hun geestelijk ambtsgebied (bisdom, diocees � prinsbisdom, sticht) � na 1066 in Engeland ook � alle grote bisschoppen & abten werden kroonvazallen � kregen toch nooit bestuursambten, enkel landgoed en daarmee verbonden rechten � In Frankrijk was het probleem minder urgent � bisschoppen werden ook graaf of stadsheer, maar de koning was te zwak om bisschoppen i.h. wereldlijk bestuur tot hoeksteen v. koninklijke politiek te maken (had niet eens overal benoemingsrecht)

� offensief v.d. pausen tegen lekeninvestituur werd in Duitsland door koning Hendrik III in gang gezet � +/- 1050: hij laat neef Bruno v. Egisheim (bisschop v. Toul) tot paus verkiezen � onder deze bekwame Duitse pausen versterkte het pauselijk gezag enorm + gesteund door hervormingsgezinde elementen a.h. pauselijk hof (Humbert, Hildebrand v. Soana) � 1059: eerste succes v.d. hervormers � herziening v.d. procedure voor pausverkiezing � normaal koos ‘clerus & volk’ de paus, maar eigenlijk was het de Rom. Aristocratie

Page 51: E D O Sam en Vatting 2

51

� komt nu in handen v.h. ‘college v. kardinalen’ (= belangrijkste geestelijken uit Rome +/-50) � maakt echter geen einde aan lekenbemoeienis want velen waren zelf adellijk, en verkiezing gebeurde nog steeds in het openbaar zodat beïnvloeding mogelijk bleef � 1216: experimentering met het conclaaf (verkiezing in afzondering) � nu nog steeds � pas regel in 1274 want was niet direct succesvol (slechte isolatieomstandigheden,…) � een ander probleem was dat niet alle stemmen even zwaar doorwogen (afh. v. status) � 1179: 3de Lateraanse Concilie: alle kardinalen = gelijkwaardig + 2/3 meerderheid nodig � kardinaal Humbert v. Silva Candida was het brein achter de 1059-regeling, maar toen hij stierf was het Hildebrand v. Soana die het hervormingsstreven tot hoeksteen v.d. pauselijke politiek zou maken eens hij paus Gregrorius VII werd � 1075: Dictatus Papae: de paus is de allerhoogste macht, staat boven alle vorsten (& mag ze afzetten), is heilig, mag door niemand beoordeeld worden, en is als enige zo machtig � extreme herinterpretatie v.d. tweezwaardenleer waarbij de paus de hoogste macht is � komt tot uiting i.d. formulae v.d. keizerskroning die Innocentius III wijzigt (vorst ontvangt het zwaard van de paus i.p.v. God) � paus beschikt over beide zwaarden � nieuw was het tot officieel pauselijk standpunt maken ervan � nieuwe hiërocratische wereldorde waarbij koningen zich als hoofd v.d. Kerk in eigen koninkrijk beschouwen � nooit gerealiseerd, toch heeft pausschap i.d. 12/13de eeuw geweldige impact gehad • conflict tussen paus en Duitse koning barstte los in 1075 � Hendrik IV installeert zijn kapelaan Tedald als aartsbisschop v. Milaan terwijl paus reeds een andere verkozene had goedgekeurd � Gregorius deed de keizer in kerkelijke ban + ontzette hem uit zijn ambt (2de nooit eerder!) � toont macht v.d. paus zelfs zonder machtsmiddelen v.e. koning � beroering i.h. Duitse Rijk waardoor de positie v. Hendrik ernstig bedreigd werd � 1077: gaat de paus openlijk om vergeving vragen in een boetekleed (in Canosa, Toscane)� oorlog vermeden maar Hendrik had erkend dat de paus over zijn koningschap kon beschikken (= gevaarlijk precedent!) � 1085: einde van de ban � hierna ging de paus de relatie tussen koningen en pausen uitvoeriger/strakker formuleren = dwarsboming van de macht van de keizer en de Romeinse aristocratie � koning moet gehoorzaam aan, nuttig voor en geschikt naar het oordeel v.d. paus zijn � het exclusieve recht op het keizerschap i.h. W moet de Duitse koning ontnomen worden � zorgt voor grote strijd tussen de Duitse koningen & de pausen � propaganda en de ander zwart maken als ‘duivels’ � opvolger Hendrik V gaat gewoon door � 1122: Concordaat v. Worms: koning doet afstand v.d. investituur i.h. geestelijke ambt en moet vrije verkiezingen van bisschoppen garanderen (verkozen door priesters,..), de koning behoudt wel het recht op investituur v.d. wereldlijke macht (ook macht over de bisschoppen die een wereldlijke ambt bekleden, maar niet over hun geestelijke ambt) � toch nog geen einde aan de conflicten! � in Engeland was er in 1107 (en in Fr. ook vóór 1122) al een vergelijk tussen koning en paus � duale status werd volledig erkend en er werd voorzien in een gescheiden investituur � alle gekozenen moesten trouw zweren aan de koning • toch boden Worms & vergelijkbare regelingen geen echte oplossing voor h. probleem v. leken- inmenging � vorsten bleven zich met verkiezingen bemoeien (niet langer openlijk & direct) zolang clerici met wereldlijk gezag werden bekleed en de kerkelijke ambten winstgevend waren � was echter het meest wezenlijke facet v.d. poging om lekeninvloed terug te dringen � men trachtte ook het eigen-kerkensysteem terug te dringen � lukte vooral bij oprichting v. nieuwe kerken, en pas in 2de instantie bij herziening v.d. status v. bestaande kerken � lokale pastoorsambt bleven vaak in handen v. adellijke heren, maar soms ook v. plaatselijke gemeenschappen � parochianen kregen zelf zeggenschap over beheer van hun kerk, daarmee verbonden goederen en de lokale armenkas de pauselijke aanspraken op het hoogste gezag in de wereld: • om hun doel te bereiken waren pausen aangewezen op kerkrechtelijke sancties, diplomatieke bravoure, ideologische propaganda (wegens gebrek aan militaire/politieke strijdmiddelen) � excommunicatie: uitsluiten v. gelovigen uit de christelijke gemeenschap; interdict: opschorten v. kerkelijke diensten binnen bepaald gebied, banvloek, tegenkoningen/pausen

Page 52: E D O Sam en Vatting 2

52

� beschuldiging v. ketterij en vervolgens militaire hulp inroepen van wereldlijke vorsten � ketterij is hier niet afwijken v.d. Kerkleer maar ernstig verstoren v.d. door de Kerk gegarandeerde wereldvrede (vb: 1102: Graaf v. Vlaanderen oproepen tegen Hendrik IV) � Bravoure (zelfverzekerdheid in optreden die v. bekwaamheid getuigt) was de basis v. pauselijke aanspraken op territorium � 1100: Urbanus II claimt Corsica op grond v.d. Donatio Constantini, +/- 1150: Calixtus III verleent Ierland aan de Engelse koning Hendrik II � vervolgens zochten pausen bondgenoten die bereid waren hen als leenheer te erkennen. lukte echter zelden (behalve die keer met de Normandiërs in Z-Italië, graaf v. Barcelona, Hertog v. Kroatië & Dalmatië) � meestal ook gebaseerd op Donatio Constantini � mislukt bij W. de Veroveraar & Frederik Barbarossa, lukt bij Jan zonder Land en Sicilië � andere soort band is patrocinium (met koningen v. Aragon & Navarra + later Portugal) � speculator = ‘algemeen toezichthouder’ op het wereldlijk gebeuren � bepaalden of een wereldlijk heerser geschikt was voor zijn taak � scheidsrechter bij opvolgingsproblemen � ceremoniële handelingen die pauselijke suprematie over keizer symbolisch tot uiting brengen � stratoris officium: keizer moet de paus bij een ontmoeting helpen afstijgen v. zijn paard • tegen dit streven v.d. pausen kwam ook oppositie � Frederik Barbarossa noemt zijn rijk het Heilig Roomse Rijk (alsof het net zo goed heilig en van God afkomstig was als de Kerk zelf) � is tegenwicht tegen pauselijke macht � ook niet alle clerici delen de mening over de extreme tweezwaardenleer � gematigde of dualistische visie wordt neergelegd i.h. Decretum Gratiani (+/- 1140), de meest gezaghebbende compilatie v. kerkelijk recht in de Middeleeuwen

de pausen als leiders van de Kerk • de paus verstevigde ook gestadig zijn eigen greep op de Kerk zelf � ging gepaard met uitbouw v. centrale bestuursorganen in Rome:

- 12de e: Heilige College (v. kardinalen) groeit uit tot belangrijkste advies- & bestuursorgaan � samenstelling ging mettertijd wijzigen � meer niet-Romeinse geestelijken zodat grote wereldrijke vorsten ook aanhangers i.h. College zagen � gezag paus in buitenland groeit doordat hij de kardinalen als persoonlijke gezanten kan inzetten

- pauselijke curie (hof) omvatte oorspronkelijk ongescheiden alle bestuurlijk/administratieve taken � 12de e: gespecialiseerde afdelingen (o.a. voor rechtspraak & financiën)

� het hoogste oordelend gezag v.d. pausen word geïnstitutionaliseerd in de 12de eeuw � paus moet actiever optreden om zijn plicht (katholieke geloof verdedigen) te vervullen � paus gaat meer rechtspraak naar zich toe trekken & zijn oordeel wordt meer gevraagd � i.p.v. alles zelf te regelen gaat een kanselier tijdens het consistorie (vergadering paus & Heilig College) de sleutelrol innemen � deed uitspraak over wat gezegd was � zorgt voor toename juridische expertise (volgens B. v. Clairvaux v.d. verkeerde soort) � pauselijke rechtspraak wordt op 2 manieren gekanaliseerd:

- vorming v. 2 gespecialiseerde rechtscolleges a.d. curie: poenintentiaria voor berechting v. gewetenskwesties + audiëntia voor andere aangelegenheden

- afhandeling v. zaken op de plaats waar ze voorgevallen waren � door in het kerkelijk recht geschoolde autochtone geestelijken voorzien v.e. speciaal mandaat

� inkomsten van de Kerk groeien ook sterk in de 12de eeuw � beheer door 2 gescheiden fondsen (van elk ongeveer even veel):

- Camera Sacri Collegii voor het deel v.d. kardinalen - Camera Apostolica voor het pauselijk deel � onder supervisie v.d. pauselijke tresorier

� pauselijke domeinen & subsidies v. wereldlijke heersers � laatste was onzekere geldstroom � geregelde inkomstbronnen worden belangrijker: Innocentius III probeerde de geestelijkheid te belasten met een 3jaarlijkse betaling op hun inkomsten � verdere experimentering, maar tegen de zin v. vorsten (minder klerikale inkomsten)

� grotere inkomsten + verbetering v. financieel beheer droegen dus bij tot de versterking v.d. pauselijke greep op de ‘pauselijke staat’ � steeds meer landgoed (door o.a. nalatenschap) � midden 12de eeuw: start van stapsgewijze consolidatie + territorialisering v.h. wereldlijk gezag v.d. pausen in Mid.-Italië

Page 53: E D O Sam en Vatting 2

53

� toppunt pauselijke macht onder Innocentius III (1198-1216) � 4de Lateraans concilie � 13de e: ontwikkeling conclaaf, opkomst mythe pausin Johanna, “testikelcontrole” bij paus • 12/13de eeuw: tijd van nieuwe reeks oecumenische concilies � ander karakter dan pauselijke synoden uit de vroege Middeleeuwen � weinig sinds de 7de eeuw want volgens de tradities zit de keizer de oecumenische concilies voor (is er niet!) � Leo IX riep internationale vergadering v. bisschoppen bijeen & presideerde zonder keizer � nieuwe reeks gaat van start en meer offensief gericht � i.p.v. als doel de Kerk tegen lekeninvloed te beschermen, wou men nu de lekenwereld zuiveren van alle elementen die non-conformistisch a.d. Kerk zijn en zo de eenheid binnen de christelijkheid bedreigen � de pausen gingen zich steeds meer als monarchen gedragen & gebruiken concilies om hun gezag te etaleren � conciliegangers moeten gewoon zijn beslissingen goedkeuren � vond vanaf 1123 plaats in Rome, het Lateraan met zijn basiliek en aangebouwd paleis � hoogtepunten van deze concilies zijn het 3de (1179 Alexander III) en 4de (1215 Innocentius III) Lateraanse Concilie � regelgeving op groot aantal terreinen � 3de: pausverkiezing, huwelijk en verwantschap � 4de: 71 decreten over alles en nog wat (frequentie biecht, moraal clerici, ketterzaken,…) � behalve bisschoppen ook andere geestelijke én wereldlijke hoogwaardigheids- bekleders uitgenodigd (wijst op overmatig zelfvertrouwen) � konden niet meebeslissen maar gewoon delibereren en getuige zijn � soms verhitte discussies! � hoogtepunt v.d. pauselijke macht = pontificaat v. Innocentius III � vanwege indrukwekkende wetgevende en bestuurlijke activiteiten, krachtige inspanningen om de pauselijke staat-in-wording te consolideren, successen met lanceren v. kruistochten en handige manoeuvres in internationale politiek � belichaming v. het nieuwe pausschap dat gericht was op spiritueel én politiek leiderschap over de hele christelijkheid � belangrijkste middel = plenitudo potestatis: term om onbelemmerde & exclusieve rechtsprekende & bestuurlijke macht v.d. paus binnen de Kerk mee aan te duiden � nu uitgebreid tot superioriteit over de wereldlijke macht

hervorming en vernieuwing in het kloosterwezen Cluny en de Ecclesia Cluniacensis: • vernieuwing v.h. kloosterwezen � basis v.d. renovatie ligt in de abdij v. Cluny � gesticht in 910 door Willem de Vrome (hertog Aquitanië) � na 2 eeuwen de rijkste kerkelijke instelling v.h. Westen ora � al sinds 2de abt, Odo, hervormingen gericht op herstel regel v. Benedictus (vooral bidgebod) � omslachtige liturgie wordt ontwikkeld + 1ste klooster waar men bidt voor het zielenheil der doden � introductie Allerzielen op 2 november door 5de abt Odilo � dodencultus � hun opvattingen kregen steeds meer succes � 1150: Cluny is grootste klooster en er komen dagelijks zoveel armen zodat een agglomeratie werd gevormd (~ grootte stad) � factoren voor de bijzondere positie en het succes: � uitbouwen van een netwerk!

- succes v.d. overdracht hervormingsstreven op andere kloosters � verbintenis met meer dan 1000 huizen eind 12de e, abt van Cluny is hoofd van elke prior + nieuwe stichtingen

� nog geen echte kloosterorde maar wel al veel inspectie van bovenuit (vaste greep) - genoot vanaf eind 10de eeuw een bijzonder vorm van kerkelijke exemptie � onttrokken v. elke vorm v. bisschoppelijke supervisie of wereldlijk gezag, en in 1024 gaat dit gelden voor alle aangesloten conventen � maakt v. Cluny een machtig bolwerk in strijd tegen lekeninmenging in de Kerk (bijna koninkrijk ín een koninkrijk) - bijzondere relatie met de paus, en zelfs met Petrus & Paulus de apostelen � dit laatste door plechtige overbrenging v. hun relieken vanuit Rome naar Bourgondië � vormt zo tussenstop voor pelgrims op bedevaart naar Rome/Compostella & Cluny krijgt veel land geschonken als ‘schenkingen aan Petrus’ (verhoogde status buren) - Cluny groeide spoedig uit tot centrum v. geleerdheid en intellectuele vorming � abten genoten grote faam, raad werd gevraagd, waren bij concilies = politieke macht - bouwkunst = romaans � aangepast aan pelgrims die relieken bezoeken

Page 54: E D O Sam en Vatting 2

54

• Cluny was echter geen geïsoleerd fenomeen � Bourgondische en Duitse koninkrijk had eigen monastieke hervormingscentra (abdij St.-Victor in Marseille, Lotharingse abdij in Gorze) � Duitse Rijk: restauratiestreven concentreerde zich op de rijkste en meest respectabele Karolingische abdijen, andere grote benedictijnenabdijen hielden zich afzijdig � traditionele abdijen blijven aanwezig! � nabloei 12de eeuw (Cluny, Duitsland) + vrouwen! godsvrede en godsbestand: • de abten en huizen kregen echter ook scherpe kritiek, vooral v.d. Franse bisschoppen � spitsten zich naast het exemptieprivilege ook toe op de intensieve bemoeienis v. Cluny met de godsvredebeweging (die ontstond als reactie op het geweld in de banale heerschappijen en de dreigende anarchie) � speciale synoden waarbij regels tot geweldbeperking worden vastgelegd, waarop de lokale heren en hun milites vervolgens een plechtige eed zworen tot naleving ervan � regels vooral gericht op het ontzien v. weerloze groepen bij geweld � 25 godsvredes in de 11de eeuw, en vanaf 1020 2de fase (veel radicaler) � op bepaalde dagen of gedurende hele periodes was geweldpleging verboden (godsbestand) � geestelijke leiders proberen hier feitelijk in de plaats te treden van wereldlijke machtshebbers � felle kritiek v. bisschoppen omdat men eigenlijk een taak v.d. koning overneemt (volgens Adalbero v. Laon moeten monniken in hun klooster blijven) vita apostolica en de nieuwe spiritualiteit: Eretisme: • moeilijk te bestuderen aangezien men hier niets over neerschreef in bronnen! • in de 10/11de eeuw diende zich ook een nieuwe religieuze gevoeligheid aan � had twee hoofdtrekken naast het ideaal van armoede en prediking:

- idee dat goede christenen moeten leven naar voorbeeld v. Christus & apostelen i.h. N.T. � meer aandacht voor N.T. i.p.v. het O.T. � duidt op een streven naar een moreel zuiver en v.h. materiële overdaad ontdane evangelisch of ‘apostolisch’ leven � staat in verbinding met hoofdtrek 2:

- spiritualiteit: zoeken naar een persoonlijke, binnengeestelijke relatie met god, gevoed door meditatie & gebed � sterke identificatie met Christus en Maria, die nu een humaner imago kregen aangemeten (Christus de lijdende mens & Maria de meelijdende moeder)

� radicaalste uitdrukkingsvorm was door groepen die letterlijk zoals Jezus en apostelen wilden gaan leven � in armoede en gedreven om Gods woord actief te verkondigen � vanaf 11de eeuw: extreme vita apostolica-beweging in N-Fr. & Rijnland (pauperes christi) � volgen het voorbeeld van de woestijnvaders � begon door lekeninitiatieven i.d. snel groeiende steden v. Lombardije, Rhônedal, Z-Ned. waar geconcentreerde rijkdom een fascinatie met absolute armoede opriep (P. Valdo) � deze humiliati (verzamelnaam voor kleine gemeenschappen v. vrome leken in de steden) wilden de ketters bestrijden maar werden uiteindelijk zelf tot ketters verklaard (1184) � leefden celibatair, sober, hadden een beroep en preekten in hun vrije tijd � begijnen: ontstonden rond dezelfde periode in bisdom Luik � vrome vrouwen in gemeenschappen die leefden van hun handenarbeid � ondanks aanklacht v. ketterij kregen ze pauselijke erkenning als ze een kloosterregel zouden naleven � grote uitbreiding • Robert d’Arbrissol en de stichting van Fontevraud de nieuwe orden: • ook vanuit de kloosterwereld kwam er op de duur kritiek op Cluny � Cluny richtte zich op overdaad & uiterlijk vertoon � past niet in oorspronkelijke monastieke idealen v. wereldverzaking, contemplatie en soberheid � leidde tot de oprichting 2 nieuwe kloosterordes die de regel v. Benedictus nauw volgen � 1084: La Grande Chartreuse & 1098: Cîteaux � moederhuizen v.d. 2 eerste echte kloosterorden: kartuizers en cisterciënzers � eind 12de eeuw al meer dan 500 cis.-huizen � alle huizen bleven deel uitmaken v.e. centraal bestuurde organisatie � piramidale structuur v. met elkaar verbonden moeder- & dochterhuizen (hiërarchisch) � abten komen elke 3j bijeen en werden door de monniken verkozen = generaal kapittel

Page 55: E D O Sam en Vatting 2

55

� de reputatie van de Cisterciënzers (en premonstratenzer) als ontginningspioniers met progressieve landbouwkundige ideeën is niet helemaal terecht � afgelegen ligging v. 1ste huizen, afwijzen domein & 10denbezit, herstel v. arbeidsgebod � buitenbezit werd georganiseerd in compacte exploitatie-eenheden (grangie / uithoven) o.l.v. een plaatselijke monnik � werk door conversi/lekenbroeders (wel kloostergelofte, geen tonsuur & klerikale wijding � weinig liturgische verplichtingen: veelal ongeletterd) � men moest volwassen zijn voor intrede, leefde in soberheid + mystieke traditie � beginfase v.d. explosieve aanwas v.d. cisterciënzerkloosters vooral te danken aan Bernard v. Clairvaux (stichter Cîteaux) � was heel militant in de steeds militantere Kerk = symbool voor het strijdbare karakter v.d. cisterciënzerorde in de 12de eeuw � werden ingezet als ‘missionary stormtroops’, gingen mee op kruistocht en vestigen zich aan de grens met de heidense buitenwereld (katharen in Languedoc, …) � orde der kartuizers is ontsproten aan de kluizenaarstraditie binnen het kloosterwezen � enorme opleving i.d. 11e/12de eeuw � leven wel in gemeenschap maar leven grotendeels in strenge afzondering v. elkaar (eigen cel) � Norbert v. Xanten sticht de orde v.d. premonstratenzers � trok zich terug in de wildernis als boeteprediker en werd later nog aartsbisschop v. Maagdenburg � premonstratenzers zijn geen monniken maar kanunniken (hoger gewijde geestelijken) die volgens de regel v. Augustinus leven � krijgt navolging over heel Europa � verschil ontstaan tussen reguliere kanunniken die samen in een klooster wonen en zich aan de kloosterregel houden (geen bezit,..) & seculiere kanunniken die niet bij elkaar leven en wel persoonlijk bezit mochten hebben � de premonstratenzers legden zich na verloop van tijd vooral op de zielzorg toe de bedelorden: � deze bewegingen ontstonden vanuit stedelijke milieus • de lekenbewegingen balanceerden op de rand v. veroordeling wegens ketterij door hun kritische houding t.a.v. de Kerk � succes v. beweging v. Franciscus v. Assisi is opvallend � verschilden weinig v. andere leken, wilden de bijbel ook letterlijk beleven (imitatio christi) � grote bewondering voor de natuur, was grote voorstander v. bezitloosheid, leven van rondtrekken & bedelen + verkondiging evangelie, contemplatie & ascetisch isolement � belangrijk voor haar succes was de goede verstandhouding tussen Franciscus en de kardinaal-bisschop v. Ostia, later paus Gregorius IX � verzekerde steun v.d. curie � erkenning van de franciscanen (minderbroeders) � erkenning van de 2de orde of clarissen (de vrouwelijke tak onder Clara v. Assisi) � erkenning v.d. 3de orde (tertiarissen): gewone leken die hun leven in de geest v.h. evangelie stellen maar wel getrouwd waren en een gewoon beroep hadden � 14de e: leggen steeds vaker kloostergeloften af & leven in gesloten gemeenschap � enorm groot succes en verspreiding � 1400 huizen rond midden 14de eeuw � huizen zijn echter tegenstrijdig met bezitloosheid : ideaal v. eenzaamheid is moeilijk te combineren met succes v. groot aantal volgelingen � grote verdeeldheid � 2 richtingen:

- realisten/conventualen � goederen en inkomsten zijn nodig voor uitoefening taak - principiëlen of spirituelen willen blijven vasthouden aan Franciscus’ idealen � lieten zich leiden door cisterciënzer Joachim v. Fiore die voorspelt dat een era van spirituele zuiverheid vooraf zou gaan a.d. terugkomst van Jezus � grote rol voor hen

� bleef aanslepen tot 1318 als ordegeneraal Michael v. Cesena de kwestie aan paus Johannes XXII voorlegt � 1323: bil Cum inter nonnullos: opvatting dat Christus & de apostelen geen bezit hadden werd nu ketterij � voorkomt dat dogma v. apostolische armoede de funderingen van de Kerk zou schaden in haar materiële structuur • dominicanen (predikheren) < Dominicus Guzman � wilden de Katharen bestrijden via het woord vanuit evangelisch armoedeideaal � inquisitie! � 1216: pauselijke erkenning � nieuwe hoofdtaak: preken voor gewone gelovigen in volkstaal � ze moesten hiervoor dus goed opgeleid zijn en zo zette de orde een eigen onderwijs- systeem op die naar een kwalitatieve universitaire studie theologie zou leiden � richten hogere scholen op i.d. steden � vlug overgenomen door franciscanen & andere ordes � goede strakke organisatie: � hoofdzetel in Bologna waar het generaal kapittel (alg. vergadering) dikwijls bijeenkwam

Page 56: E D O Sam en Vatting 2

56

� basis = huizen en priorijen (650 rond 1350), vooral in grote steden gevestigd, staan o.l.v. een prior of diens socius/assesor (≠abt) � daarboven staan de provincies, bestuurd door provinciale kapittels, die vertegenwoordigers zonden naar het generaal kapittel � democratische indruk! � Jacobus de Voragine en zijn Legende aurea • 4 bedelorden (ook nog karmelieten en augustijner heremieten) = van enorme betekenis! � voor enorme uitbreiding v. religieuze & morele indoctrinatie v.d. gewone gelovigen (vooral door de preek in de volkstaal) � keerzijde = onverdraagzaamheid t.o.v. onorthodoxen � leden van de bedelorden geraakten tot ver buiten de grenzen v.d. Latijnse christenheid (Johannes v. Piano Carpi, Willem v. Rubroek, Johannes v. Monte Corvino � Azië)

de gelovigen worden zichtbaar • vanaf vroege 11de eeuw: volk op voorgrond: parochies, architectuur, pelgrimages, reliekverering • 1033: grote bijeenkomsten om de 1000ste verjaardag v.d. dood v. Christus te herdenken � sloeg zo aan dat er een grote verspreiding in Fr. & Bourgondië plaatsvond � preken, relieken werden getoond, godsvredes gesloten, genezingen vonden plaats • deze vermelding v. gelovigen in bronnen toont dat het volk in de 11de eeuw een actieve rol inneemt � bewijst dat internalisering v.h. geloof grote vooruitgang had geboekt, ondersteund door uitbreiding zielzorg en het verder verdichtend netwerk v. parochies � ook bouwwerken getuigen v.d. actieve betrokkenheid v. groeiende massa’s gelovigen � monumentale stenen kerken voor de toestroom v. 100(0)en gelovigen, waarvan de grootste aan de steeds drukker wordende pelgrimroutes lagen � het lijkt dat de Kerk het religieuze enthousiasme in hoge mate regisseerde (& misbruikte) � door aanpassingen in liturgie rond de eucharistie speelt men in op h. verlangen v.d. gewone gelovigen om direct betrokken te zijn bij 1 v.d. grote geloofsmysteries � uitbuiting v. militair potentieel v.d. gelovigen � kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders verzamelen volksmilities om in kader v.d. godsvredes de macht v.d. banheren af te breken � ook steeds meer lynchpartijen tegen ketters en joden � authentiek volksgeloof! � zie traditionele elementen in geloofsbeleving (reliekenverering) � reliek zou zowel fysieke aanwezigheid als wonderdadige kracht v.d. heilige bevatten � hoe dichter hoe beter � men gaat ze op het lichaam dragen (al sinds 11e eeuw) � aangezien dit vaak te duur is moest men maar op bedevaart naar relieken gaan � groot geloof in heiligen: werden veel gebeden aan gericht, mirakelverhalen gingen rond � door slechte stand v. medische kennis ging men vooral genezing zoeken bij de heiligen � leidde vaak tot specialisaties (St.-Dympna zou tegen geestesziekten helpen,…) � nu nog sporen: oprichting ‘dolhuizen’ in Geel (voorloper psychiatrische instelling) � miraculeuze genezingen werden toen al nauwkeurig onderzocht, en indien er echt een mirakel gebeurd was moest de genezen persoon een wederdienst aan de heilige leveren � schenking v. kleine representatie v.h. genezen lichaamsdeel in goud/zilver, het object dat het kwaad had aangericht (riek,…), hulpmiddelen die nu niet meer nodig waren (krukken), dankschenkingen in geld of natura (kaarsen,..) � meest verregaande was deditio: opdracht v. hele persoon die dienaar werd v.d. heilige het ontstaan van een persecuting society: • 2 soorten ketterij: populaire (voor de massa) en sociale (v. intellectuelen) • op vlak v. ketterij kreeg de gelovige een dubbelrol: tegelijk vervolgde én vervolgers, volgzame aanhang én geducht wapen � ≠ ketterij op de manier van afwijkende opinies (kon leiden tot doceerverbod, publieke geschriftenverbranding, opsluiting in gevangenis of klooster) � gaat hier over ketterij in de betekenis v. oprichting v.e. geloofsgemeenschap buiten de Kerk � rezen i.d. 11e eeuw als paddestoelen uit de grond � weinig samenhang, gemeenschappelijk punt = scherpe kritiek op corruptie & verwereldlijking i.d. Kerk (� apostelisch leven v. clerus) � in dat opzicht gaan deze ketterse sekten samen met de nieuwe kloosterorden, en de grens tussen heiligverklaring en brandstapel was lang flinterdun

Page 57: E D O Sam en Vatting 2

57

� niet álle ketterij kwam dus uit het Oosten � er is wel de suggestie aangezien de ketters werden uitgemaakt voor bulgarelli/kathari (refereert naar dualistische sekten in Byzantium) � directe verbinding kwam echter pas later, ook al putten ze uit dezelfde traditie • vanaf 11de eeuw: extreme vita apostolica-beweging in N-Fr. & Rijnland (pauperes christi) • Katharen (vooral in Z-Frankrijk) geloofden dat de materiële wereld door satan was geschapen en die was ook de heer v. Genesis, de echte God kwam pas in het N.T. � om tot God te komen zweren ze al het stoffelijke af (geregeld vasten, geen vlees, geen seks � om zich te reinigen v.d. materie) � dualisme! � was nogal zwaar dus er ontstaan 2 gradaties: credenten (gelovigen) & perfecti (volmaakten) � verspreidt zich in de 12de eeuw over Languedoc, Provence, Lombardije, Toscane � pas vanaf eind 12de eeuw systematische vervolging door Kerk & staat � persecuting society � van occasionele vervolging (vanaf 11de eeuw) naar Inquisitie (vanaf 1ste helft 13de eeuw) � Kerk & staat gaan de eigen doelen & ideologieën zo nauwkeurig definiëren dat het vrij duidelijk wordt welke groepen of belangen daarmee in strijd waren � in de Kerk door ontwikkeling dogmatiek, systematisering canonieke recht, groeiende regelgeving � wie nu nog afwijkt kon het vergeten � vanaf mid. 12de eeuw gaat de Kerk inquisitoire procedures ontwikkelen waarin de paus centraal staat � zendt gezanten, mobiliseert religieuze orden, schakelt wereldlijke militaire hulp in, anti-ketterse decreten & conciliebesluiten uit, mobiel pauselijk tribunaal (Inquisitie) � Z-Fr. Katharen (maar ook joden, leprozen, homoseksuelen) � 1208: kruisleger komt ze uitroeien maar men wil intussen ook land inpikken (voordelig voor Fr. Koning) � jodenvervolging: joden werden verantwoordelijk gesteld voor Christus’ dood + elke verontreiniging van zijn nalatenschap diende verdelgd te worden � vervolgingen tijdens kruistochten i.h. Heilige Land en Spanje (Reconquista) � ook groeiende wrok tegen de dominantie positie v. joden in wissel- en kredietbedrijf (want die werden niet gehinderd door het kerkelijk verbod op vragen van interest) � 11de/12de eeuw: joden werden verdreven v. hun grond en in stadswijken bij elkaar gedropt (getto!) op beschuldigingen van kindermoord, kannibalisme, samenzwering Voor het eerst ook antisemitische reinigingsrituelen en stenigingen + verplichting op herkenbare kledij (~ster!) + speciaal juridisch statuut voor makkelijke exploitatie � negatieve tolerantie was aan het omslaan in openlijke discriminatie, stigmatisering en actieve vervolging � = sombere schaduwzijde aan de expansiefase • vanaf laat 12de eeuw: Waldenzen:

- Pierre Valdes, Lyon - Volkstaal, rol van vrouwen

Page 58: E D O Sam en Vatting 2

58

Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10 e-13e eeuw) Vanaf de 10de eeuw vormen zich nieuwe politieke eenheden � dynastieke staten � de vorstelijke dynastie is de kern: zij maakte de territoria, bracht ze samen of verdeelde ze � om de dynastie circuleerde een mobiele hofhouding v. vazallen & hoge geestelijken � evenwichtsoefening: deze controleerden ‘n aanzienlijk deel v.d. machtsmiddelen i.h. gebied � vorsten waren constant op verplaatsing om hun gezicht te laten zien � instituties bleven bescheiden: op centraal niveau vaak niet permanent in tijd en plaats � kerkelijke instellingen waren dit wel en hadden ook in wereldlijke zaken wezenlijk belang � consolidatie v.d. territoriale machten was mogelijk door meer stabiele verhoudingen op lokaal niveau (heerlijkheden), door economische groei en uitblijven v. grote migraties v. buitenaf

de droom van het Imperium Oost- en West-Frankische rijken: • nu nog bestaat Europa uit een veelheid aan staten met sterk verschillende territoriale omvang & interne structuur � dwergstaatjes: zijn overblijfselen v. Middeleeuwse heerlijkheden of stadstaten (Andorra,…) � tot 1917 nog 3 keizerrijken (Habsb., Ru., Osm.): overblijfselen van middeleeuwse imperia � hadden zich uitgebreid tot elkaars grenzen (Rusland zou het O.R.R. verderzetten, Osmanen zitten in Byzantium en breiden uit tot grens Habsburg (1526: slag v. Mohács) � grote gebieden v. Duitse Rijk zijn sindsdien verzelfstandigd (Ned., Zwitserland) of bij Fr. • de ontwikkeling v.d. staatsmacht in het Duitse Rijk had relatief vroeg plaats, besloeg een reusachtig territorium en had zo een diepe invloed op aangrenzende gebieden & Europa � het Rijk vertoonde ook een unieke, complexe structuur waarin de staatsmacht zich zowel op Rijksniveau als op niveau v.d. territoriale vorstendommen ontwikkelde � onafhank. steden groeiden tijdens de late ME ook nog uit tot eigen staatsrechtelijke eenheden binnen het Rijk � bepaalde gevolgen v. deze institutionalisering zijn nu nog duidelijk aanwijsbaar � gebieden ten O v.d. Rijn en ten N v.d. Donau hadden i.d. 10de eeuw een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand t.o.v. Z & W-Europa � hadden minder effect v.d. Rom. kolonisatie � geringe dichtheid v. bewoning, steden, bisschopszetels en gebaande wegen � zwaartepunt v. h. Karolingische Rijk lag dus ook meer Westelijk (tussen Loire & Rijn) � ook de beschikbaarheid v. krachtige leiders speelde een doorslaggevende rol i.d. uitbouw � Koning Hendrik I brak met de traditie v. erfdeling: alleen het familiepatrimonium wordt nog opgedeeld, niet het koningschap � onderscheid tussen het koninkrijk der Teutonen en de eigendommen v.d. heersersdynastie � werd opgevolgd door 3 krachtige koningsgeslachten: Ottonen, Saliërs & Hohenstaufen � Duitse koningen slaagden er eerder dan de W-Franken in om de middelpuntvliedende krachten na de Karolingische expansie een halt toe te roepen + de W-Frankische hadden geen stevige machtsbasis t.o.v. de feodale heren en territoriale vorsten � in laat-Karolingische Rijk was de feodale machtsverbrokkeling pas echt totaal � zelfs nadat Adalbero v. Reims, Hugo Capet op de troon helpt in 987 verandert er weinig en de vorsten bleven afhankelijk v.d. medewerking v. leenmannen (eigenlijk autonome territoriale vorsten) � zelfs de hertogen v. Normandië beheersten een groter gebied � Kerk was nog enige supranationale factor � vanaf de 12de eeuw toch weer langzame wederopbouw v. enige centrale macht en de Franse heerschappij breidt zich steeds verder uit zodat deze op den duur de effectieve beheersing v.e. groot territorium mogelijk maakte � toch bleek op termijn de opgelegde eenheidsstructuur minder diep in de samenleving door te dringen � Complex historisch: - vroegste ontwikkeling staatsmacht - groot territorium

- rijksidee vs. territoriale vorstendommen - late Middeleeuwen: opkomst stedenbonden

Page 59: E D O Sam en Vatting 2

59

de vestiging van het Duitse koninkrijk: • Franken: traditioneel (door het volk) verkozen koningschap + tendens tot erfelijk koningschap • begin 10de eeuw: O-Frankische Rijk bestaat uit 4 stamhertogdommen met een gedeeltelijke etnische basis: Saksen,Franken,Zwaben & Beieren (tot 908 ookThüringen)� eigen Hausmacht) � territoriale verdediging tegen Magyaren en Slaven werkte de vorming hiervan i.d. hand � 919: Hendrik de Vogelaar, hertog v. Saksen volgt op wanneer de Karolingische dynastie uitsterft (door verdiensten tegen Noormannen, Slaven, Magyaren) � Beierse hertog werd echter ook verkozen en pas na 2j ziet hij af van die aanspraken in ruil voor grote autonomie � naast de eenheid ontstond zo ook een beperking in het tegengewicht v.d. hertogdommen � onder Otto I werden tot 2 maal toe coalities tegen de vorst gevormd (hertogen + aartbisschop Mainz), maar Otto versloeg ze en verbande of verving hen � men trachtte de continuïteit v.d. dynastie te verzekeren door nog tijdens het leven een zoon tot opvolger te laten kronen � Otoonse dynastie (919-1204) � gebeurt van Hendrik op Otto I op Otto II, en omdat Otto II vroeg stierf speelden Willigis v. Mainz, en de weduwen v.d. vorige keizers regent i.p.v. de 3jaar oude Otto III � dit holde de traditie v.d. verkiezing uit tot een ritueel doordrenkt v. onderhandelingen, toch bleef het ‘principe’ overeind � herinstallatie erfelijkheid i.p.v. verkiezingen � op lange termijn echter versterkten de territoriale vorsten hun positie t.o.v. de koning doordat ze de erfelijkheid van hun ambten hadden verworven � de mededingers kregen enkel een kans als er geen erfopvolger voor handen was � Otto III stierf kinderloos � 3 kandidaten (1 vermoord) � Beierse winnaar Hendrik II � Hendrik II sterft ook kinderloos en zijn geslacht stierf uit � geheel open koningskeuze � onder invloed v. aartsbisschop v. Mainz wordt Koenraad II vorst en deze rimpelloze overgang naar de Salische dynastie wijst op stevige basis v.h. Duitse koningschap � familiebanden vormden essentieel instrument in de consolidatie v.d. koninklijke macht � Otto I huwelijkt dochters uit & deelt posten uit aan familie � afgunst tussen familieleden � verhinderde echter niet dat deze dachten in termen van uitbreiding v.d. eigen machtspositie i.p.v. trouw aan de koning • 944: Otto I weet de restanten v. Lotharingen ten nadele v.d. W-Frankische koning in te palmen � steeds meer gebiedsuitbreiding in het westen � in 1032 komt Bourgondië erbij • het Oost-Frankische Rijk had een rijkgeschakeerde bevolking: Germaanstalige, Romaanstalige, Latijnse, W-Slavische,… � N-Italiaanse streken konden identiteit bewaren, Trier & omgeving assimileerde naar het Duits, de band met de overige Romaanse gebieden bleef los (Ned.) � ook in het Duitse taalgebied waren er even grote communicatieproblemen tussen N & Z � ondanks de aanzienlijke culturele verschillen was de confrontatie met de anderstalige Magyaren en Slaven scherper � grensgordel v.d. Oostzee tot de Mid. Zee & langs de Donau + versterkte ‘Marken’ (kolonisatiegebied verdeeld in Burgwardeien) om de Slaven/Magyaren & buitenposten v. Byzantium terug te dringen � dit sloot echter geen culturale integratie tussen de W-Slaven & de Duitse bevolking uit � Duitse koningschap handhaafde zich in de 10de eeuw door voortdurende strijd tegen rivalen en weerstand biedende of opdringende volkeren, de militaire stootkracht v.d. zwaarbewapende ruiterij gaf meestal het overwicht (toch wel wisselende kansen in de strijd) de Rijkskerk: • de essentiële factor voor het overwicht v.h. Duitse Rijk is echter het feit dat de koningen hun macht grondvestten op de kerkelijke organisatiestructuur (nauw verbonden met hun Rijk) � bisschoppen/abten kregen overheidsfuncties (& ermee verbonden bezit/inkomsten+militaire) � 982: 2/3 tot ¾ manschappen i.h. rijksleger komen uit gebieden v.d. prelaten � veel territoriale vorstendommen gingen naar bisschoppen (was veiliger dan hertogen) � zowel wereldlijk/geestelijk gezag � Sticht�bisdom komen niet overeen en overlappen � koning omgaf zich a.h. hof met hooggeschoolde geestelijken die centrale functies kregen � doordat ze hoge geestelijken waren konden ze hun diensten a.h. Rijk vervullen ten laste v.h. kerkelijk patrimonium + bijdragen tot bovenregionale integratie � Hendrik II � meer dan ½ v.d. Duitse bisschoppen komt uit de koninklijke hofkapel � de domkapittels gingen functioneren als locaties voor een uitgebreid netwerk v. geschoolde getrouwen & familieleden v.d. koning (die zelf ook kanunnik was)

Page 60: E D O Sam en Vatting 2

60

� soms werden geestelijken eerder gekozen omwille v. hun politieke trouw i.p.v. hun religieuze kwalificaties � andere persoonlijkheden (Bernward v. Hildesheim, Bruno v. Keulen) gaven een belangrijke intellectuele & artistieke stimulans aan de Ottoonse Renaissance � geestelijken kon men ook meer onder controle houden! Ze hadden geen kinderen en dus geen dynastieën � als politieke pionen benoemd en uitgestuurd � priestercelibaat gaf wel problemen � geen mogelijkheid tot opbouw dynastiek patrimonium � toch ontstonden ruilrelaties tussen leken en geestelijken (schenkingen & bescherming in ruil voor voorspraak in gebeden en zorg voor familiale sacramenten of culturele diensten) � aanspraken van belangrijke families op materiële & persoonlijke weldaden v.d. Kerk ontstaan + veel prelaten gedragen zich even machtswellustig als lekenvorsten � de Rijkskerk kon zich ook dienstbaar opstellen t.o.v. de Duitse vorsten (= hoogste beschermheren christenheid + ondersteunden kerstening � goddelijk vertegenwoordiger) �aartsbisschoppelijke katheders als vooruitgeschoven missiepost tegen Slavische heidenen � planmatige aanpak v.d. missionering v. Slavische/Magyaarse volkeren leidde tot zeer reële confrontatie die versterkt werd door de Kerk-staat samenwerking én samen- horigheid v. d. volkeren in het Rijk � 955: Otto I levert de Magyaren definitieve nederlaag en bereikte dit door de gezamenlijke inzet van Saksen, Franken, Alemannen, Zwaben, … � uitstraling v.d. Rijkskerk door de bouw v. grandioze kathedralen � Kerk v. Maagdenburg (Otto I), kathedraal v. Bamberg (Hendrik II), Dom te Spiers (Koenraad II) � karakteristiek voor de Ottoonse bouwkunst = symmetrie � 2 torens (~Notre Dame) + troonzaal voor de koning boven westportaal om zo verheven de mis te kunnen volgen herstel van het keizerschap: • cruciale wending in verhouding Rijk - Kerk door inmenging v. Otto I in conflicten in Italië � Otto: getrouwd met dochter v. pretendent v. Italiaans koningschap + beriep zich op de Karolingische tradities � door plaatselijke rivaliteiten + ambities van zoon Liudolf en broer Berengarius trok hij in 951 met een leger de Alpen over � laat zich na belegering v Pavia kronen tot koning der Franken & Langobarden (~K. de Grote) � paus Johannes XII vraagt bescherming aan Otto want werd bedreigd door de twist tussen Romeinse adelgeslachten Crescenti & Tusculani � krijgt keizerskroning in de plaats (962) � paus sloot hierna een verbond met al Otto’s vijanden � Otto keert terug en verdrijft de paus uit Rome � op een synode wordt Leo VIII verkozen + beslist dat er geen paus meer verkozen mag worden zonder goedkeuring v. de keizer � dieptepunt voor pausdom: stelde theologisch niets voor + was politiek afhankelijk v.e. keizer met eigen universeel-christelijke ambities (hier getuigen Otto’s verdere campagnes in Italië van � ging tot in de eeuwenoude Byzantijnse invloedssfeer) � 972: huwelijk Otto II en Byzantijnse prinses Theophanu • opnieuw aanknopen bij de Karolingische keizerlijke traditie = voor Duitse koningschap de onderbouwing v.d. hegemoniale positie in Europa met een prestigieuze heerschappij-ideologie � Otto III zal Gerbert v. Aurillac tot paus Silvester II verkiezen � de greep van de keizers op de Rijkskerk werd bevestigd door de nauwe banden tussen pausen en keizers � op lange termijn toch competentieconflicten + aanzienlijke militaire inspanningen waren nodig om Italië onder controle te houden zodat dit samen met de oostwaartse expansie de krachten v.h. Rijk overbelastten zonder veel duurzame resultaten � fascinatie v.d. Duitse koningen voor de keizerskroon heeft hen hun rol in het H.R.R. doen verwaarlozen (Otto I tot Frederik II) � Otto II kreeg moeilijkheden in Duitsland en de middelpuntvliedende krachten in Duitsland en Italië hadden alle ruimte Imperium et sacerdotium: (aanval op keizerschap en rijkskerk) • alle Duitse koningen v. Otto I tot Frederik II zijn in Rome tot keizer gekroond � imperium omvatte ook Lombardije, en sinds 1032 Bourgondië � keizer = opperste leenheer (suzerein) over de koninkrijken Polen & Hongarije, hertogdom Bohemen en de Z-Italiaanse vorstendommen Capua, Salerno, Beneventum & Appulië � aanknoping bij Karolingische/Rom. keizerlijke traditie = enorme bekrachtiging v. legitimiteit

Page 61: E D O Sam en Vatting 2

61

• de Duitse koning had echter geen duurzame controle, zodat lokale machten steeds weer de overhand namen als de keizer er niet was + weerstand (steden die hun poort toehouden) � in Rome nooit echt voet a.d. grond � onpopulair, alleen goed als er hulp nodig is � de eerste Duitse paus (door Otto III in 996 aangesteld) werd verdreven door een tegenpaus zodat de keizer in 997 Rome moest heroveren + tegenpaus straffen � 1002: Otto III & zijn paus Silvester II verjaagd en stierven kort daarna � Graven v. Tusculum beheersen nu de kerkelijke territoria in Mid.-Italië & stellen hun familieleden aan als paus � pas met paus Leo IX (Bruno v. Toul) kreeg de pauselijke waardigheid een nieuwe wending � behoorde tot hervormingsbeweging die zich afzette tegen wereldlijke invloed op de Kerk � steunpilaren Humbert & Hildebrand � verwezenlijkingen: pauskeuze door college v. kardinalen, openbare pausverkiezingen (echter met ongelijke stemmen v.d. kardinalen) � dwarsboming macht keizer & Romeinse aristocratie � relatie paus-keizer zou altijd beladen blijven, mede door afgrenzing tussen Kerk-wereld � Hendrik III was de laatste keizer die eigenmachtig vertrouwelingen kon aanstellen die door de hele christenheid werden aanvaard � koos bewust 2 hervormers � onverzoenbare contradicties tussen het Rijkskerk-stelsel en de zuiveringsbeweging kwamen er pas op termijn � Rijkskerk betekende zodanig grootscheepse inschakeling v.d. Kerk in het staatsapparaat en zo grote verwevenheid dat ontrafelen niet meer mogelijk was zonder het fundament van het hele Rijk aan te tasten � benoemingen v. bisschoppen en pausen: aanval op fundamenten v.d. rijkskerk de mediterrane ambities van de Hohenstaufen: • 1152: Frederik Barbarossa wordt Rooms-koning � eeuw van 2 indrukwekkende Hohenstaufenkeizers: Frederik I & II: iconen in gesch. v. DE � kruistochten + wilden Lombardije, Toscane, heel Z-Italië, Sicilië & Sardinië beheersen � conflicten met de pausen + gespannen betrekkingen met de Byzantische keizers & koningen v. Castilië, Fr. & Eng. � universele schaal v. hun ambities + consolidatie v. westerse koninkrijk leiden tot een periode van heuse Europese diplomatie � Frederik I: herontdekking Romeins recht + conflicten met N-Italiaanse steden (Milaan) het Duitse Rijk: • = regnum Teutonicorum: rijk van de Duitsers + Oostenrijk, Bohemen & het latere Zwitserland � onder H.R.R. ook nog Bourgondië, Italië en het wereldlijk heerschap over Rome • in Duitsland moesten de koningen/keizers voortdurend schipperen door de territoriale vorsten die elke gelegenheid aangrepen om de eigen positie te verstevigen � om zijn verkiezing te verzekeren en positie te stabiliseren moest Barbarossa al voor zijn aantreden verregaande concessies doen � Hendrik de Leeuw v.d. Welfen krijgt naast Saksen ook Beieren in handen (heel NO v.h. Rijk), maar Beieren wordt afgescheiden v. Oostenrijk dat een hertogdom onder de Babenbergersdynastie werd � zocht zelf machtsuitbreiding over vrijgraafschap Bourgondië zodat zijn invloedsgebied het hele ZW v.h. Rijk omvat � ook Frederik II deed toegevingen: zag af van keizerlijke munt- & tolplaatsen • geestelijke vorsten traden op als gesloten groep t.o.v. keizer (�vroegere dienstbare Rijkskerk) � 1231: wet waarmee de geestelijke & wereldlijke landheren beoogden om alle bewegingen & verbonden v.d. burgergemeenten de kop in te drukken � Duitse vorsten moesten streven naar stabilisatie/pacificatie v.d. tegenstrijdige krachten in het Rijk, want hun aandacht was voornamelijk op Italië gericht (en zaten daar meestal ook) • door minderjarigheid v. Frederik II was partijstrijd tussen Hohenstaufen & Welfen heropgelaaid � Staufen willen Filips v. Zwaben tot Rooms-Koning kronen, en de Welfen willen Otto IV (gesteund door Richard Leeuwenhart) � Filips sterft en Otto IV wordt opvolger � Otto IV wil gezag over Italië verstevigen en wordt geëxcommuniceerd door Innocentius III + de bevolking werd ontslagen van de eed van trouw � had echter geen invloed op Duitse bisschoppen & vorsten (�investituurstrijd) die de inmiddels meerderjarige Frederik II wilden

Page 62: E D O Sam en Vatting 2

62

• koning Jan zonder Land v. Eng. was intussen in hevige strijd met Filips II Augustus v. Fr. over Engelse aanspraken op Franse Territoria + Innocentius had hem ook i.d. ban geslagen omdat hij eigenmachtig de aartsbisschop v. Canterbury had aangesteld � 1213: Jan onderwerpt zich a.d. paus en draagt zijn koninkrijk op als leengoed � Jan stort zich samen met Otto IV & enkele bondgenoten in een oorlog tegen Filips Augustus � 1214: ze verliezen de oorlog = politiek einde voor Otto, en bijna ook voor Jan die een Magna Carta kreeg afgedwongen van zijn baronnen in opstand • als Frederik II weg was namen regenten (vaak aartsbisschoppen) zijn ambt waar � waren zelf belust op uitbouw van eigen territorium � ook bestuur van zijn oudste zoon (Rooms-Koning) Hendrik VII werd geen succes � 1235: Frederik II veroordeelt hem wegens verraad tot levenslang � zelfmoord � keizer zelf was een vreemde in eigen rijk (veel immigranten in zijn gevolg) � probeerde gerecht & bestuur te moderniseren (Siciliaans model) � faalde door ontbrekende middelen Italië: • de keizers werden in Lombardije geconfronteerd met snel groeiende & verregaand autonome steden � Milaan was de grootste en nam de leiding v.e. Lombardische Stedenbond � 1158: Frederik I kan ze onderwerpen en vaardigt op een Rijksdag (te Roncaglia) een programmaverklaring uit voor centralistisch bestuur + legt de kroonrechten (regalia) vast (inzake bevoegdheden en inkomsten) � plaatst zich door doordachte wetgeving in de traditie v.d. Rom. keizers & had hulp ingeroepen v. It. rechtsgeleerden (universiteit Bologna) � toen men de aanspraken in praktijk wilden brengen verzetten Milaan, Brescia, Piacenza en de paus zich: pauselijke partij � de keizerlijke partij (Cremona & Pavia) � 1162: Barbarossa verwoest Milaan, dat met hulp v.d. Byzantijnen werd heropgebouwd � nieuwe alliantie met Venetië, Verona, Padua, Vicenza � 1183: Barbarossa moet aanzienlijke juridische zelfstandigheid en bevoegdheden toekennen • 1184: verloving Rooms-Koning Hendrik VI met Constanza (dochter koning Roger II v. Sicilië) � neef koning Willem II v. Sicilië overleed in 1189 � Hendrik VI wordt koning Sicilië • 1192: Richard Leeuwenhart wordt gevangen genomen en komt pas na 2 jaar vrij met hoge losprijs + Engeland is nu Duits leengoed tegen een jaarcijns • 1197: Hendrik VI overlijdt � zoon Frederik II is slechts 3 & Innocentius III oefent als leenheer v. Sicilië de voogdij uit � veelzijdige opleiding � toegang tot recente wetenschappelijke inzichten keizer en paus: • opnieuw verscherping v. conflict als Frederik II de Milanezen v. ketterij beschuldigt � 1238: Frederik trekt ten strijd tegen Milaan (gesteund door de paus) � wint maar geen definitief resultaat: Frederik II werd 2x geëxcommuniceerd + beiden gebruiken propaganda � excommunicatie bleef zonder resultaat: koningen v. Eng. & Fr. bleven neutraal, tegenkoningen (o.a. Willem II v. Holland) werden aangesteld maar hadden slechts beperkt gezag � Innocentius IV draagt de clerus op om de kruistocht tegen de keizer te prediken � 1250: keizer sterft + opvolgers ook snel � einde controverse � beiden waren verliezers � pausen zien hun geestelijke/wereldlijke wapens zonder grote uitwerking, omdat Staten een hechtere organisatie hadden + de keizers zagen dat de pausen en kerkvorsten evengoed wereldlijke politiek bedreven � ambitie v.d. gregoriaanse hervorming om de geestelijkheid boven de leken te verheffen faalde vanwege haar hernieuwde verwereldlijking • vanaf 1190: Duits koningschap geraakt in verwarring � steeds sterkere fixatie v.d. Hohenstaufen op Italië + vervreemde cultuur door invloeden Sicilië � vervreemd v.d. Duitsers � verlies Duitse greep: rijksministerialen verkiezen feodaliteit boven ontwikkeling ambtenarij � na dood v. Willem II v. Holland in 1256 werd het koningschap in theorie uitgeoefend door Richard v. Cornwall (broer Hendrik III v. Eng.) terwijl een andere groep Alfons v. Castilië had verkozen � = Interregnum � pas afgesloten in 1273 met verkiezing v. Rudolf v. Habsburg tot Rooms-Koning � toch hadden de rijkssteden en territoriale vorsten nog vrij spel tot 1871, terwijl de Habsburgers van 1438-1918 de keizers leverden

Page 63: E D O Sam en Vatting 2

63

gestichte koninkrijken vazalstaten in Midden-Europa?: • het Duitse Rijk & het pausdom wou christelijke koninkrijken stichten in O- Europa � kwam reactie op sinds 960 o.l.v. vorst Mieszko � verplicht hegemonie v.h. Duitse Rijk te erkennen + tribuutbetaling � 966: Mieszko liet zich dopen � Duitsers kunnen kerstening niet als overheersingsexcuus gebruiken � Poolse monarchie wordt geduld, en deze zoekt bescherming v. Rome � opvolger Boleslaw kan zich zo goed handhaven dat hij wordt gekroond zonder de Duitse keizer (1025) � 1030: Mieszko II brengt Koenraad II leenhulde mr daarna verbrokkelde de Poolse heerschappij � 12de e: keizers dringen leenverhoudingen op aan de Poolse hertogen • Bohemen: meer interne cohesie � 10de eeuw: geslacht der Premysliden � 1085: Hendrik IV verleent hen de koninklijke waardigheid over Bohemen (rijksvazalliteit) • Hongarije: 1100: Otto III & paus Silvester II kronen Steven tot koning en vestigen de centrale bisschopszetel te Estergom � 1046: dynastie v.d. Arpaden grijpt de macht � schudden afhankelijkheid af, bestreed heidense weerstand, en bedwong de Magyaren � 1100: Kroatië ingelijfd, 1120-1150: Bosnië onder Hongaarse bescherming � zorgt voor uitweg naar de Adriatische zee! • de uitbouw v. deze christelijke koninkrijken (in grensgebied tussen Slaven/Duitsers, heidendom/ christendom) is van enorme programmatische betekenis geweest voor de toekomst � hun naam & rang zijn tot op heden oriëntatiepunten v. d. politieke actie v. staten gebleven the making of England: (~socio-economische parallellen met Karolingische Rijk) • 10de eeuw: duurzame integratie v. 7 koninkrijken vanuit Wessex (via shires & hundreds) • Koning Knut v. Eng., Denemarken & Noorwegen, steunde zijn gezagspositie op erkenning door lokale Angelsaksische aristocraten (thegns) � door zoon opgevolgd � na enkele jaren komt met Edward de Belijder de dynastie v. Alfred de Grote weer op te troon � door zijn moeder kregen veel Normandiërs invloed in Eng. � earls groeperen zich hiertegen en helpen Harold, earl v. Wessex op de troon na de dood van Edward � kreeg tegenstand van zijn broer die steun zocht bij erfgenamen Knut � Harald steekt over vanuit Noorwegen maar zijn leger verliest � machtsstrijd � intussen steekt Willem de Veroveraar (hertog Normandië) het kanaal over � 1066: wint slag bij Hastings waarbij Harold sneuvelt � Romaanstalige elite vestigt zich en tot Hendrik VIII maken Engelse koningen aanspraak op delen v. Fr. en later zelfs de Franse kroon � personele unie Normandië-Eng.: socio-culturele import � romaans sprekende elite, kathedralen & burchten, feodaliteit, bisschoppen & abten worden troonvazallen (Becket, koninklijke rechtbanken blijven wel bewaard) � Willem elimineert de inheemse adel met wiens bezit hij zijn medestanders beloonde � liet burchten en kathedralen bouwen + feodaliteit wordt geïntroduceerd (dit geeft uitheemse heersers een materiële basis in Eng.) + kroonvazallen & achterleenmannen moeten een directe vazallistische band met de koning aangaan (ligische trouw) � gebied in leen, hadden er geen rechtsmacht over vrijen (� koninklijke rechtbanken)

Page 64: E D O Sam en Vatting 2

64

� de Normandiërs moesten een stevig bestuurssysteem opbouwen � steunden op Angel- saksische traditie (shires o.l.v. gerechtsofficieren, sherrifs met fiscale, militaire, gerechtelijke taken, onderverdeeld in hundreds) � ambtsdragers kregen echter niet langer land in leen � gemots & hundreds vormden een hiërarchische opgebouwd systeem v. gemeenschappen die vergaderingen hielden � makkelijker om tegelijk een centrale koninklijke ambtenarij en een effectief vertegenwoordigingsstelsel te creëren � vroege volkstalige rechtspraak � hieruit komt het eeuwenoude systeem v. onbetaalde openbare diensten, onvermijdelijk vervuld door de vermogenden � verregaand zelfstandige vorstendommen op het continent � niet in Eng. dankzij combinatie v. krachtige lokale & regionale instellingen uit de Angelsaksische tijd met directe binding a.d. koning v. ambtsdragers/vazallen � zie Domesdaybook (1086) en Common Law • onder invloed v. de Normandische dynastie ontworstelde Eng. zich aan de Scandinavische invasies en werd een nieuwe band met het continent gevormd � 1154: Hendrik II Plantagenet op de Engelse troon, die tevens hertog v. Normandië, graaf v. Anjou, Maine en Toraine is � heel W-Fr. komt erbij door huwelijk met Eleonora v. Aquitanië � 50j later: koning Filips Augustus kan Normandië & Anjou veroveren, Aquitanië bleef Engels in leen v.d. Fr. koning � hier ligt basis personele unie Eng. & Aquitanië + Eng. aanspraken op Fr. kroon die zou zorgen voor de 100jarige oorlog (vnl. op Franse grond uitgevochten) � 13de eeuw: nog grotere Engelse expansiedrang � 1171-1172: met pauselijke steun poging verovering v. Ierland � 1514: Hendrik VIII wordt koning Ierland + begint annexatiepolitiek � 1282: verovering & inlijving Wales onder Edward I � behield toch tradities � 1400: opstand � minder succes bij verovering Schotl. � 1314 Slag v. Bannockburn: onafhankelijkheid erkend • Iberië: • in 10de eeuw waren kalifaten v. Cordoba (opgericht in 10de eeuw door Ummayaden) & Byzantium de hoogst ontwikkelde regio’s v. Europa � verdere economische/culturele ontwikkeling in Cordoba dan in katholiek Europa � in Andalusië & oostkust intensieve land- & tuinbouw met gevarieerde productie � export � verstedelijking: hoofdstad v. ½ milj. Inwoners, 3000 moskeeën, 300 badhuizen (~Constantinopel/Bagdad) � alleen mogelijk door intensieve landbouw (gevarieerde productie) & uitgebreide handel � handel met Byzantium, Mid.-Zeegebied, Portugal, Perzië � enorm vrije markt � productie luxegoederen en veel ambachtslieden met gevarieerde productie � voorzag de Arabische markten van Oosterse producten � basis farmacologie waarbij Arabische geneesheren voortbouwen op kennis Griekse voorgangers � ook constante aanvoer van slaven uit Afrika (+ ook Europa) � banktechnieken, kapitaalinvestering die Europa slechts eeuwen later zou overnemen � grote etnische/religieuze verscheidenheid met nauw onderling contact (toch aparte wijken) � hof te Cordoba werd een voornaam cultuurcentrum: cultuurvoorsprong � Hakam II had bib met 400.000 boeken (� Europese bibs) + breidde grote moskee uit & voegde mozaïeken toe � mid. 10de eeuw: geweldige vertaalactiviteit v. Griekse & Arabische geleerde werken � benedictijnenabdij v. Ripoll: teksten over geometrie, astronomie & instrumentenbouw

bisschop vervulde vaak tegelijk het hoogste wereldlijke ambt (= kanselier) � 1162: omgekeerd: Hendrik II benoemt kanselier Thomas Becket aartsbisschop Canterbury � beoogt zo via zijn dienaar het feitelijke hoogste gezag over de Engelse Kerk te beoefenen � Hendrik II hoopt zo dus greep op de Kerk de krijgen maar Thomas streed voor de vrijheid v.d. Kerk � maar kreeg naast conflict met de koning ook conflict met de Engelse Kerk � Hendrik laat Thomas zweren de wetten & gewoonten v.h. koninkrijk te zullen naleven en legt dit vast i.d. Constitutions of Clarendon � Thomas weigert de extreme weergave te tekenen � Thomas zoekt steun bij de paus, maar dit gaat te traag � 6j in ballingschap in Fr. Kloosters � met steun van de paus komt er verzoening in 1170 � Thomas doet weer moeilijk en wordt uiteindelijk vermoord in zijn kathedraal � martelaar en Canterbury wordt een bedevaartsoord � heilig verklaard in 1172 � Hendrik neemt verantwoording, schaft antiklerikale wetten af en doet boete bij het graf

Page 65: E D O Sam en Vatting 2

65

� paus Silvester II had er kennis opgedaan + geeft de Arabische cijfers door aan het W � op deze manier toegang tot wetenschap uit de Oudheid met Arabische aanvulling • 8ste eeuw: Arabische taal en islam werden dominant in de veroverde gebieden � diversiteit v. volkeren & politieke regimes werd zo aan elkaar gesmeed zonder echter tegenstellingen uit te schakelen � 10/11e eeuw: homogenisering v.d. Arabische cultuur � uiteindelijk toch uitwijking v. mozaraben (gearabiseerde christenen) naar het Noorden � agressieve opstelling � krijgstochten & de 2 culturen groeien uit elkaar (homogenisering & eenmaking dreven aan beide zijden v.d. grenszone de polarisatie op) � toch buitengewoon hoogstaande & veelzijdige culturele activiteit: heel verfijnd, emotioneel, profaan & zelfs libertijns inzake vrouwenpositie (� puritanisme bij Almohaden/Almoravieden) • begin 11e eeuw: opvolgingscrises en kalifaat Cordoba vervalt in anarchie � opheffing kalifaat � groeiende kloof met Noordelijke christelijke koninkrijkjes � 1031: formeel opgeheven nadat hoofdstad was ingenomen door Berberleger � verbrokkeling in 10tallen koninkrijkjes volgens etnische oorsprong (taifas) � onderlinge rivaliteit tussen regionale islamitische vorsten speelde de christenen in de kaart � Alfons VI v. Léon & Castilië dringt diep door naar het zuiden � 1085: Toledo valt � vorsten v. Sevilla, Badajoz & Malaga zoeken steun bij Yusuf ben Tasfin (hoofd puriteinse berberstam, Almoravieden) � uitbouw Satiago de Compostella-bedevaart o.l.v. Cluny • Almovarieden hadden Marokko onder zich verenigd, Marakesh gesticht, Tlemsen, Oran, Algiers & Cauta veroverd � 1086-1114: schakelen taifa-vorsten uit & rukken N-waarts op tot Zaragoza & Barcelona � al-Andalus moslims zijn weer onder 1 gezag verenigd (kern = W-Maghreb) � 1098: Yusuf laat zich door kalief v. Bagdad erkennen als emir � behoefte aan religieuze legitimatie & die kreeg hij alleen omdat hij garanties leek te bieden voor verdediging v. islam � Almoraviedenbewind stond door zijn puritanisme (verstrenging islamitisme) al op gespannen voet met de hispano-Arabische traditie en de relatie met de christenen verscherpte nog meer � agressiever optreden: 1125/6: chr. leger o.l.v. Alfons v. Aragon I drong door tot Malaga � intussen toch culturele aanpassing en uitwisseling op grote schaal (zie bouwstijl N-Afr.) • 1147: einde Almoraviedenbewind in Marokko � regionale vorsten in al-Andalus trekken weer macht naar zich toe + intussen vorming v.d. Almohaden (= groepering Berberstammen die djihad tegen Almoravieden willen uitroepen) � leider Almohaden = Abd al-Mu’min � kalief � 1147: brutale operatie in Andalusië leverde hem toch erkenning op v. deel bevolking � 1172: Abu Ya’qub Yusuf voegt heel al- Andalus bij het Almohadenrijk � 1212: christelijke coalitie onder Innocentius III brengt het regime de genadeslag toe bij Las Navas de Tolosa � keerpunt voor moslims: kunnen zich nu slechts i.h. Z handhaven � zeer dicht bevolkt in Granada � bleef overeind tot 1492 want christenen waren zelf erg verdeeld, toch moest Granada al tribuut betalen aan Castilië � toch ng grote welvaart door gunstig milieu & levendige handel met N-Afrika & Italië • ondanks de territoriale verliezen bleef het moslimgebied de bakermat v. cultuuroverdracht waaraan Europa schatplichtig is � Europeanen dachten echter dat verovering = vooruitgang � zuidwaartse expansie (door sinds 1063 door de paus afgekondigde kruistochten) verliep langs 3 parallelle assen v. N naar Z � integratie v.h. christelijk Iberisch schiereiland gebeurde dus N-Z maar liet de koninkrijken Portugal, Castlilië-Leon, en Aragon naast elkaar oprukken (soms tegen elkaar) � zie taalgrenzen: Portugees, Castiliaans, Catalaans

Page 66: E D O Sam en Vatting 2

66

� Portugal: 1137: na militaire expansie riep de graaf v. Portugal zich uit tot koning � 1147: Lissabon valt in christelijke handen � verdere veroveringen in etappes & terugslagen, soms met versterking NW-Europa & Provence � 1249: Faro wordt bereikt � personele unie v. koninkrijken Castilië & Léon: ook opmars in fasen � 1085: verovering Toledo, 1036: Cordoba, 1247: Sevilla � hierna weer 2 e. stagnatie � eeuwenlange strijd had aanleiding gegeven tot vereniging Barcelona, Aragon, Majorca, Valencia, Murcia + overzeese vestigingen v. Barcelonese handelaars � problemen van de zuidwaartse expansie � door dunne bevolkingsdichtheid schaarste aan boeren om veroverde land te bewerken � men bejegende de moslims (vaak meerderheid) tolerant om de landbouw enigszins op gang te houden � ze mochten bezittingen, zelfbestuur en godsdienstpraktijk behouden � christelijke gemeenschappen kregen wel aanlokkelijke vrijheden � zorgt op termijn voor inperking van de macht van de koningen op het platteland Frankrijk: het concentrische model: • Franse monarchie heeft zich pas laat (� Duitsl., Eng., …) vanaf eind 12de e krachtig ontwikkeld � zelfs onder Lodewijk VI & VII slechts gezag over heel beperkt grondgebied (ile-de-France, bekken v. Parijs), ingesloten tussen territoriale vorstendommen (leengebieden, feitelijk autonome monarchale staatjes)

� Normandië sinds 911 door Noormannen gekoloniseerd & de hertogen waren vorst v. Eng. � Champagne profiteerde v.d. baten v.d. jaarmarkten

� Steden in graafschap Vlaanderen maakten fenomenale groei door � sterke grafelijke macht onder Diederik van de Elzas + Filips van de Elzas

� Fr. vorsten moesten zich ook verdedigen tegen de feodale heren die hun kasteelgebieden wilden verdedigen � werden in vazallendienst gedwongen en deze leenverhoudingen dienden als ruggengraat v.h. staatsbestel � ook emotionele zaken kunnen structurele gevolgen hebben � 1152: Lodewijk VII’s huwelijk met Eleonora v. Aquitanië wordt op een concilie geannuleerd omdat het zoonloos bleef (maar zogezegd om te nauwe verwantschap) � trouwt met een vrouw v. Champagne en krijgt naast een zoon ook het graafschap (1285) � O-W scheiding ontstond (� N-Z scheiding die was opgelost door huwelijk met Eleonora) � Eleonora trouwt uit wraak met ergste rivaal graaf Hendrik Plantagenet v. Anjou die in 1154 de Engelse kroon kreeg (vandaar dat Aquitanië nu aan de Engelse kroon behoorde) • pas i.d. volgende generatie ontpopt zich de Capetingische monarchie � 972: Hugo Capet, later vooral Filips Augustus � onder Filips August geleidelijke concentrische uitbouw koninklijke macht � 1180: verwierf Vlaamse steden Atrecht & St.-Omaars als bruidschat � 1185: slaagt erin om het zuidelijk deel v. graafschap Vlaanderen te veroveren (=Artesië) � Filips Augustus gebruikt de inbreuken op het feodale recht v. Eng. Koning Jan zonder Land om hem tot zijn leenman (voor Aquitaniê) te veroordelen � 1204: verovering Normandië & gebieden langs de Loire � Jan z. Land poogt om in coalitie met Vlaanderen & Otto IV de Franse macht te breken � mislukt in veldslag bij Bouvines

Page 67: E D O Sam en Vatting 2

67

� Franse koning had ook geprofiteerd van de kruistochten tegen de Katharen en Albigenzen � Graaf Raymond v. Toulouse werd geëxcommuniceerd wegens sympathie vr. de katharen en in 1213 werd hij verslagen ondanks steun v. Aragon � 1229: zoon v. Raymond moet zijn oostelijke gebieden aan de Fr. kroon afstaan � hiermee was de rol v. Aragon ten N v.d. Pyreneeën uitgespeeld + Fr. probeerde Languedoc te incorporeren � 1230 was de opp. v. Fr. x4 in N, W & Z � na 1463 (na Honderdjarige oorlog) zou het territorium nog tot i.d. 18de eeuw worden uitgebreid door stelselmatige annexatie v. autonome territoriale vorstendommen � groei geleidelijk, met versnellingsfasen 1180-1230 & 1463-1532 � beperkte investituurstrijd � koninklijke ambtenarij: baljuws/sénéchaux de Balkan: • sterke & zwakke momenten in Byzantijnse bezetting v.d. Balkan � eind 12de eeuw: redelijk vrijgevochten Bulgaren + door eigen tsaar geregeerd � 1242: einde door invasie mongolen � 1204: verzwakking v. Byzantium door veroveringen v. westerse kruislegers � rivaliteit tussen W & O-Kerk speelde lokale machthebber in de kaart � 1204: paus erkent het koningschap over Servië v.d. Bulgaarse tsaar en in 1208 dat v. Serviër Steven � 13de eeuw: door machtsvacuüm konden de Serviërs hun gebied uitbreiden naar Macedonië, Bosnië, Slavonië (o.l.v. rooms-katholieke koning Milutin)

institutionalisering van de staat

de monarchale dynamiek: • 10-13de eeuw: fundamenten gelegd van een hele reeks monarchieën die nu nog bestaan � eerste koninkrijken bepaalden in hoge mate het verder lot v. Europa omdat ze belangrijke eenheden werden die krachten bundelden en conflicten uitvochten � worden aanvaard als een gevestigd kader en zelfs in geval v.e. unie (vb.: Castilië-Leon & Aragon of Engeland & Schotland, Ierland, Wales) kwamen in recenter tijd toch de oudere eenheden weer opdagen als kaders waarin de bevolkingen zich wensen te herkennen � algemene kenmerken in de omstandigheden van de vestiging:

- 1. belangrijke inbreng v.d. Kerk en christendom (ook aan Grieks-orthodoxe zijde) � alleen Scandinavische & Normandische expansie lijkt hier niet aan gekoppeld � erkenning door de Kerk ging gepaard met missioneringsopdracht � 3 verklaringen: � kersteningproces was omstreeks 1000 nog niet diep doorgedrongen zodat nog steeds grote heidense gebieden openlagen voor kerstening (ook in W-Europa) � deden vooral beroep op kordate krijgsheren voor de verspreiding v.h. ware geloof � tijdens vroege en centrale ME was de Kerk de enige instelling die op continentale schaal de culturele standaard v.h. Romeinse Rijk overeind hield + duurzaam boven de partijen, rechtsstelsels, waarden en talen kon staan � ambitieuze krijgsheren tooiden zich graag met de sacrale waardigheid die de Kerk hun voor bewezen diensten verleende (= versterkte machtspositie want het maakt hun machtspositie onaantastbaar voor niet-geestelijken)

- 2. � 2 categorieën: primaire en secundaire: autonoom � afgeleide ontwikkeling � vestiging koningschap kan door ontwikkeling vanuit de samenleving zelf (Frankische expansie, en zo ook W & O-Frankische Rijk en Duitsland en Frankrijk) of kan van buitenaf zijn opgelegd of uitgelokt � Engelse expansie was secundair t.o.v. de Denen & Normandiërs, maar primair t.o.v. W-Frankrijk, Wales, Schotland & Ierland � ondanks pauselijke aanwakkering was de Z-waartse expansiebeweging v.d. Reconquista toch afkomstig uit de N-Iberische christelijke samenlevingen, en de Servische expansie v.d. 13de eeuw is ook autonoom � afgeleide ontstaansvorm = creatie, omvorming of verdwijning v.e. koninkrijk onder druk v. 1 of meer andere � Polen & Bohemen door Duitse Rijk & pausdom gecreërd � uit Magyaarse en Bulgaarse khanaat werden christelijke koningschappen gevormd

Page 68: E D O Sam en Vatting 2

68

� ook in Eng. onder de Denen & Normandiërs, in Noorwegen, Zweden & ZO-Sicilië � dit onderscheid wijst op verschil in dynamiek: autonoom gevormde monarchieën beschikken over meer menselijke/materiële middelen � kunnen zo zelf ook elders ontwikkelingen op gang brengen

- 3. = alleen voor de autonome vormingsprocessen (vooral Duitse Rijk, Fr., Eng.) � omvang, geconcentreerde ligging, productiecapaciteit v. kroondomeinen zijn onmisbare troeven in de groei monarchale macht � Karolingen, Ottonen, Capetingers

� andere tactiek v. Willem de Veroveraar was de domeinen v. zijn grootste vazallen verspreiden tot in de uithoeken van het pas veroverde land zodat hij controle behield - 4. de vroege monarchieën betreffen essentieel territoriale ontwikkelingen

� koningen die over vruchtbaar land beschikten konden nog meer land veroveren � overzeese verbindingen kwamen tot stand volgens een andere logica � 10/11de eeuw was een periode waarin plundering v. buitenstaanders de belangrijkste vorm v. verrijking is � ontwikkelt zich ook tot duurzaam landbezit voor sedentair gebruik (Denen en Normandiërs volgen voorbeeld Vikingen)

� toen de grenzen voorlopig en globaal getrokken waren bleven er toch randgebieden over � kleine, maar soms al bijzonder intensief gestructureerde gebieden, gelegen aan kusten & raakvlakken grote invloedssferen � Italië, kust Catalonië, Ned., kust Z-Balten, Balkan � logica op 2 manieren: bedreiging, maar tevens relatieve autonomie die de grensligging bood + de andersoortige structuur � vorsten brachten veel, maar niet alles in beweging � minder makkelijk controle vestigen over kuststreken die hun kracht uit maritieme betrekkingen putten dan over vrij homogene landmassa’s • naarmate ze meer bezittingen hadden moesten vorsten meer personeel in dienst nemen om hun inkomsten te verzekeren � schaal en diversiteit zorgt voor nood aan verambtelijking � feodale grondbezitters richtten alle aandacht op behoud & mogelijke uitbreiding patrimonium � ook zachte middelen tot bezits/machtsuitbreiding door huwelijks- en overervingsstrategieën � kwam toch ook geweld aan te pas in geval van betwisting � opkomende territoriale vorsten waren feitelijk winnaars in de strijd om de schaarse landbouwoverschotten en als ze een positie verwierven bleven ze grotendeels aangewezen op het goede beheer van hun domeinen het koningschap wordt een ambt: • ook al lag de grondslag v.d. monarchale macht in de domeineconomie, toch moesten ze hun positie verstevigen door zich te verzekeren v. steun v.d. geestelijken (sacralisering v. positie) � ook beroep doen op geestelijken voor hun geletterdheid was onmisbaar � geestelijken legden ook een grote nadruk op verspreiding v.h. geloof zodat ze er vanaf laat 10de e geleidelijk in slaagden om christelijke beginselen aan de vorsten & heren op te leggen � belangrijk is de sacrale wijding v.d. keizer � koninklijke/keizerlijk insignia + heilige lans � steun v.d. Kerk werd verleend in hoop op wederzijdse steun en bescherming + de vorsten zagen het als middel om de gezagondermijning v.d. feodale heren aan banden te leggen � gebeurde ook via de godsvrede/koningsvrede/gravenvrede/landvrede/rijksvrede � territoriale vorsten gebruikten landvredes om heren onder zich in bedwang te houden � heerser kon ook in diskrediet komen door onthouding of ontzegging van deze zegening � 2de helft 11de e: pausen proberen die positie te beknotten (waar zij ingreep op Kerkzaken) • verambtelijking v.h. koningschap werd niet alleen door geestelijken teweeggebracht, want deze evolutie was vanuit organisatorisch oogpunt onvermijdelijk � door gebiedsuitbreiding was men gedwongen een bestuursstructuur te creëren � eerste stap = pacificatie: onderdrukking interne weerstand � toont aan dat ze zelf het algemeen belang dienden in de wetenschap dat de Kerk hen zo zou steunen dienaren van de staat: • bestuur over Duitse Rijk berustte tot late Middeleeuwen op persoonlijk relaties, vanaf 12de eeuw steeds meer geformaliseerd in leenverbanden � was eigenlijk een ‘aristocratie met monarchale top’ en de landadel bleef dominante klasse t.o.v. de koningen die weinig te zeggen hebben � expansiebewegingen naar O absorbeerden de groeicapaciteit die elders tot nieuwe sociale/politieke verhoudingen leidde

Page 69: E D O Sam en Vatting 2

69

� ministrialen/dienstmannen vormden een stand v. onvrijen die wel lenen konden bezitten maar niet erfelijk overdragen � vanaf mid. 12de eeuw kregen ze v.d. Duitse koningen specifieke functies & ambten in ruil voor bestaansmiddelen i.d. vorm v. domein � voogdijschap over burchten, ambten in koninklijke dienst, aan het hof, in het rijksleger, gerechtsambten in rijkssteden � ook vorstendommen en kerken gingen over tot aanstelling v. ministerialen � echte ambtenarenstand groeide uit � grote steun bij vb. afvalligheid v. vazallen � ontwikkeling ervan liep echter vast door discontinuïteit v.h. koningschap + geleidelijke verzwakking � ministerialen richtten zich zelf ook op sociale stijging � Frederik II zal in Z-Italië hooggeschoolde betrouwbaardere Sicilianen aanstellen i.p.v. Duitsers • contrast met Engeland is zeer groot � was al hecht georganiseerd vóór Normandische verovering in 1066, maar de nieuwe heersers versterkten bestuurssysteem nog om als uitheemse minderheid de controle te versterken � nationale eenheidsstaat + centrale regering � 12de eeuw: gemeenschappelijk recht voor de vrije mannen (1/3 bevolking) � Common Law toegepast door centrale koninklijke rechtbank, Bench of Common Pleas � onvrijen werden berecht door de domeinheer, maar de koning deed zware misdrijven � Common Law was het oudste nationale eenheidsrecht v. Europa (� regionale diversiteit v. gewoonterechten in Duitsland & Fr. gedurende het hele A.R. van toepassing) � uit de koninklijke hofraad in Eng. ontstonden centrale instellingen door taakuitbreiding, specialisatie en vervolgens afsplitsing tot zelfstandige organen � eerst voor rechtspraak & financiën: al in Angelsaksische tijd een centrale rekenkamer waarvoor koninklijke ontvangers rekenschap moeten afleggen (exchequer) � het leenstel was een belangrijk nieuw beheersingsmiddel dat de Normandiërs in Eng. introduceerden � vormde de basis voor de militaire organisatie � vazallen leverden ridders � alleen enige autonomie voor vazallen aan grens met Schotland & Wales (tactische reden), terwijl de anderen strak onder controle bleven (� Duitsland, It., Fr.) � reeds vóór 1066 was de sheriff de lokale gerechtsofficier in koninklijke dienst (in shires) � onder Normandiërs naar model v.d. bailli: 1ste moderne ambtenaren: ze werden in geld vergoed, vervullen een onherroepbaar (niet erfelijk) mandaat, waarvoor rekenschap afgelegd diende te worden � controle over hun activiteiten was veel effectiever, maar dit was alleen mogelijk daar waar de economie voldoende gemonetariseerd was � Filips v. Elzas stelt in Vlaanderen rond 1170 baljuws aan tegelijk met rationalisering v.h. strafrecht � handhaven de grafelijke prerogatieven, richten de rechtspraak in (volgens principes v.h. objectieve feitenonderzoek) en innen de inkomsten voor de graaf � Fr.: 12/13de eeuw: koninklijke domeininkomsten worden nog geïnd door prévoits die hun ambt pachten (biedt ruime mogelijkheden tot corruptie) � 1190: Filips Augustus benoemt 1ste baljuws � waren maar rondreizende inspecteurs � Lodewijk IX installeert baljuws (sénécheaux) in vast afgebakende ambtsgebieden (baillage/sénéchaussée)� koningsgebonden door ambtseed, afzetbaar & gesalarieerd � stonden in voor openbare orde (m.b.v. sergeanten), zaten rechtszittingen voor, lieten schepenen rechtspreken, legden vonnissen ten uitvoer, inden de gerechtsinkomsten, en riepen op bevel de vazallen op voor legerdienst � het Rijk gaat verstarren in zijn traditionele structuren, die het tot 1806 zal behouden (~Duitsland met de ministerialen, � Engeland) machtsvertoon in Gotische stijl: • 12/13de eeuw: echte innovatie � in enkele Franse steden bouwt men kathedralen met totaal nieuw architectonisch concept, dat vervolgens ook werd toegepast i.d. burgerlijke bouwkunde � toen het doordrong i.d. mediterrane wereld noemde men het naar de barbaren: Gotisch • 1144: nieuw koor (gang rond hoofdaltaar) wordt ingewijd om zoveel mogelijk plaats te scheppen voor gelovigen die de relieken willen bezoeken � veel macht voor Fr. monarchie • nieuw concept: veel grotere ramen om meer licht binnen te laten en steunberen om de steeds hogere gebouwen recht te houden. Luchtbogen versterken de buitenwanden. Het dakgewicht wordt door een spitse gewelfconstructie geometrisch verdeeld over vele steunpunten � enorme bouwwoede, overal schieten gotische kerken uit de grond � kenmerk = opwaartse stuwing, om dichter bij God te komen � men gaat steeds verhogen

Page 70: E D O Sam en Vatting 2

70

• intussen verspreiding naar het buitenland: varianten vormen zich � Engelse gotiek: vlakker en lager gewelf, maar met meer lijnen � kusten lage landen + Oostzeegebied: aanpassing aan gebruik baksteen � na verloop van tijd ook steeds overvloediger versieringselementen = flamboyante gotiek � tot diep i.d. 16de eeuw overheersende bouwstijl (ook gebruik voor meubels, siervoorwerpen) • hoe kwam dit nieuwe concept tot stand en kon het zich zo snel & algemeen verspreiden? � onderwijs in kathedraalscholen v. gotische steden sloot vanaf 11de eeuw steeds meer aan bij de Arabische kennis v. wiskunde & geometrie � grotere architecturale mogelijkheden � verspreiding hangt samen met prestige dat de expansiegerichte vorsten v. Fr. aan de kathedralenbouw konden verbinden + was onmogelijk geweest zonder krachtige financiële steun v.d. burgers in snel groeiende steden � wedijver om beste project tussen de steden ontstond (competitie op vlak v. torenhoogte) � technische stijl v.d. bouwmeesters verspreidde zich door mobiliteit v.d. bouwmeesters, die georganiseerd in loges van werf tot werf trokken � ook onderlinge competitie en leerlingen ontwikkelden de ontwerpen v. hun meesters op andere plaatsen • oorspronkelijke functie was de goddelijke eredienst zo glorierijk mogelijk in te richten � later ook andere functies: prestige v.d. monarch en de burgers � men ging het ook toepassen op paleizen en burgerlijke gebouwen (raadhuis, woning,..) � komt terug in de neogotiek v.d. 19de eeuw