Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdrachten Zorgvaardigheden
Praktijkleren
Om de handelingen uit te kunnen voeren is oefenen in een vaardigheidslokaal of skillslab
gecombineerd met een schriftelijke cursus niet voldoende. Om bekwaam te worden in
een bepaalde handeling is het belangrijk deze te kunnen oefenen in de praktijksituatie bij
een cliënt. Bijzondere situaties of specifieke wensen van de cliënt kunnen dan ook
worden meegenomen. Om het leren van de handelingen enigszins te structureren zijn er
zogenaamde Praktijkleeropdrachten gemaakt. Elke handeling staat zo beschreven dat ze
op de meest hygiënische, effectieve en efficiënte manier kan worden uitgevoerd. Het
gaat om de volgende handelingen:
1. Aansluiten, bedienen en afkoppelen van apparatuur voor chronische non-invasieve of
invasieve beademing;
2. Balloneren;
3. Uitzuigen van de bovenste luchtwegen bij volwassenen;
4. Verzorging van het tracheostoma;
5. Wisselen en reinigen binnencanule
6. Cuff van een canule legen en vullen
7. Wisselen van tracheacanules
8. Airstacken.
9. Spreekklep op tracheacanule plaatsen.
10.Aanstippen granulatieweefsel.
Elke praktijkleeropdracht bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Titel;
2. Leerdoelen;
3. Korte toelichting op de handeling;
4. Voorbereiding;
5. Handelingsschema;
6. Feedback gedelegeerde toetser;
7. Aftekenmogelijkheid door gedelegeerde toetser;
Praktijkleeropdrachten
Het leren en overleg met de gedelegeerde toetser
Om het leren van de handelingen inzichtelijk te maken voor jou en de gedelegeerde
toetser is het handig vooraf na te denken over de volgende vragen en deze daarna met
elkaar te bespreken:
1. Welke vaardigheden wil je leren?
2. Welke rol speelt de gedelegeerde toetser hierin? Welke rol de cliënt?
3. Welke volgorde van de handelingen kun je het best aanhouden? (van eenvoudig naar
iets moeilijker).
4. Welke handelingen kunnen worden gecombineerd?
5. Hoeveel tijd denk je nodig te hebben om bekwaam te worden en is dat een reële
verwachting?
6. Welke begeleiding heb je nodig? Hoe ga je dit organiseren? Wat verwacht je aan
begeleiding van de gedelegeerde toetser?
7. Zijn er persoonlijke leerdoelen die je wilt meenemen? Hoe ga je dit aanpakken? Wat
verwacht je aan begeleiding van de gedelegeerde toetser?
8. Zijn er meerdere begeleiders? Wat kun je doen om te zorgen dat ze weten hoever je
bent?
9. Welke mogelijkheden en verwachtingen heeft ieder?
10. Bespreek met de gedelegeerde toetser de voorgaande vragen en zet samen
afspraken op papier. Maak in overleg met elkaar een planning zodat je in 3 maanden
vaardig kunt worden (van zoveel mogelijk handelingen).
11. Indien meerdere gedelegeerde toetsers meekijken en beoordelen kan het handig zijn
een aantekening te maken van je vorderingen en je steeds te laten aftekenen.
12. De gedelegeerde toetser beoordeelt wanneer je voldoende vaardig bent.
Certificaat en bijlage
Wanneer de benodigde praktijkleeropdrachten zijn afgetekend en cursist getoetst en
geslaagd is vult de gedelegeerde toetser het formulier in “aanvraag tot certificering” en
mailt het door naar [email protected]
Wanneer de cursist later een aanvulling op de praktijkleeropdrachten nodig heeft, kan er
na oefening en toetsing op dezelfde manier bekwaammelding plaats vinden.
Indien de toets met een voldoende is afgesloten krijgt de gedelegeerde toetser het
certificaat toegestuurd (verklaring van bekwaamheid), voorzien van een bijlage met
daarop de handelingen waarvoor de hulpverlener bekwaam is. De gedelegeerde toetser
tekent het certificaat en de bijlage en reikt dit uit aan de deelnemer.
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 1
Aansluiten, bedienen en afsluiten van beademingsapparatuur bij chronische
non-invasieve of invasieve beademing.
Definitie - Aansluiten van beademingsapparatuur:
Het aansluiten van de beademingsapparatuur, met behulp van de
beademingsslangen, op de tracheacanule of beademingsmasker met als doel de cliënt
middels beademingsapparatuur te beademen. - Afsluiten van beademingsapparatuur:
Het afkoppelen van de beademingsslangen, en daardoor van de
beademingsapparatuur, van de tracheacanule of het beademingsmasker, met als doel
de beademing voor kortere of langere tijd te onderbreken. - Bedienen beademingsapparatuur:
Het aan – en uitzetten van de beademingsapparatuur en adequaat reageren op
alarmeringen met als doel de cliënt op efficiënte wijze te beademen volgens de
afspraken van het CTB.
Leerdoelen
De cursist is in staat om apparatuur die gebruikt wordt bij chronische non-invasieve of
invasieve beademing volgens de gebruiksaanwijzing:
aan te sluiten;
te bedienen;
af te koppelen.
Toelichting op de handeling
Aan- en afsluiten van beademingsapparatuur is een risicovolle handeling. Bij deze
handeling is het van belang te weten welke apparatuur er wordt gebruikt. De volgorde
van handelen is nagenoeg hetzelfde. Informatie betreffende het gebruik en het
onderhoud van de apparatuur vind je in de CTB-map van de cliënt.
Voorbereiding
Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wat is de reden om een cliënt te beademen?
Welke apparatuur wordt gebruikt om een cliënt te beademen?
Waarom hebben sommige cliënten meer dan 1 apparaat?
Hoe kun je zien of het beademingsapparaat aan staat?
Wat gebeurt er als de stroom uitvalt en hoe handel je dan?
Welke instellingen zijn er voor de cliënt afgesproken en waar staan deze
genoteerd?
Zijn de instellingen vergrendeld?
Welke alarmgrenzen zijn er voor de cliënt vastgelegd en waar staan deze
genoteerd?
Hoe controleer je of ze goed zijn ingesteld?
Wat moet het resultaat zijn van aansluiten, bedienen en afsluiten van de
beademing?
Welke materialen worden er gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Wat doe je met de bevochtiger na afsluiten?
Hoe is de volgorde van handelen?
Praktijkleeropdrachten
Waaraan kan je zien dat het apparaat juist is aangesloten?
Onder welke omstandigheden is afwijking van de volgorde van handelen
gewenst?
Welk onderhoud is er nodig voor het apparaat?
Wanneer neem je contact op met het Centrum voor Thuisbeademing?
1. Observeer hoe anderen de handelingen uitvoeren en observeer de cliënt tijdens
het aansluiten. Stel eventueel vragen en vraag om tips. Evalueer na afloop de
handeling.
2. Voer de handeling onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de gedelegeerde
toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding uitgevoerd te
worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
3. Laat de handelingen aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Handelingsschema “ Aansluiten, bedienen en afsluiten apparatuur voor
Chronische non-invasieve beademing”.
Non-Invasieve beademing aansluiten, bedienen en afsluiten Doel Beademing op verantwoorde wijze aansluiten, bedienen en afsluiten
Benodigd-
heden
Beademingsapparaat
Beademingsmasker
Bevochtiger
Algemeen Het is belangrijk om voorafgaand aan ieder gebruik de werking, de
instellingen en de alarmgrenzen van het beademingsapparaat te
controleren om de patiënt en jezelf ervan te verzekeren dat het
beademingsapparaat op een juiste wijze functioneert.
Werkwijze Aansluiten.
1. Was de handen en leg de benodigde materialen klaar.
2. Zet het beademingsapparaat en de bevochtiger met de aan-/uit
knop aan. Zie hiervoor eventueel de gebruiksaanwijzing van het
apparaat in de CTB-map.
3. Controleer de energievoorziening (stroom/accu).
4. Contoleer de instellingen en de alarmgrenzen van het apparaat.
5. Indien de instellingen niet overeenkomen neem dan contact op
met het CTB.
6. Controleer de alarmen van het apparaat. Zolang de cliënt niet is
aangesloten en het apparaat in de openlucht blaast dient het alarm
af te gaan. Afhankelijk van het apparaat treedt het volgende alarm
op:
Elisee: in PACV,Ps mode; lage druk (Plow) en hoog volume
(maxi VT) alarm.
Synchrony: patiënt verbroken alarm.
Sullivan: mask alarm.
Weinnman: disconnectie alarm, Ipap low alarm
7. Plaats het beademingsmasker op het gezicht van de patiënt. Let
er hierbij op dat het masker niet te strak en niet te los zit.
8. Sluit de beademingsslang aan op het masker.
9. Controleer of het beademingsapparaat druk opbouwt en of de
borstkas van de patiënt omhoog komt.
10. vraag de patiënt of de beademing naar wens verloopt.
Afsluiten.
1. Zet eventueel het tweede beademingsapparaat klaar. Volg
daarvoor de stappen zoals bij ‘aansluiten’.
2. Zet eerst het masker af.
3. Zet het beademingsapparaat uit.
4. Zet de bevochtiger uit.
5. Zet het apparaat klaar voor een volgende gebruiksperiode.
Zuurstof
toedienen
met
beademing
Aansluiten zuurstof:
Open de kraan van de zuurstof-doseringsmeter. De hoeveelheid
zuurstof die per minuut gegeven moet worden kan nu ingesteld
worden (zie gebruiksaanwijzing en voorschrift arts met betrekking
tot dosering)
Zet het beademingstoestel aan.
Praktijkleeropdrachten
Sluit de zuurstofslang aan op de zuurstofconnector van het
beademingsapparaat.
Afsluiten zuurstof:
Koppel eerst de zuurstof af van het beademingsapparaat, zet
daarna het beademingsapparaat uit.
Aandachtspunt:
Te veel en te weinig zuurstof kan schadelijk zijn: hou je dus aan
de voorgeschreven dosering.
Bij het gebruik van zuurstof geen vet gebruiken. Roken en open
vuur is verboden bij het gebruik van zuurstof. De ruimte waar
zuurstof wordt gebruikt dient altijd goed geventileerd te zijn.
Onderhoud Handel volgens de onderhoudsvoorschriften in de CTB-map.
Slangen dagelijks laten drogen.
Indien een elektrische bevochtiger wordt gebruikt dient men
dagelijks het water te verschonen.
Alarmen De meest voorkomende alarmen zijn patiënt verbroken alarm, mask
alarm, Ipap low, disconnectie alarm afhankelijk van het soort
beademingsapparaat.
Dit betekent dat er ergens lekkage is.
Ga de volgende zaken na:
Hoe gaat het met de cliënt: benauwd, paniek, rustig.
Is er lucht lekkage rondom het masker.
Lekt er lucht via de mond van de cliënt.
Zit de beademingsslang nog aangesloten op het
beademingsapparaat.
Zit er ergens een scheur in de slang.
Voel je ergens lucht lekken in het beademingssysteem.
Aandachts-
punten
Zorg dat het masker niet te strak zit.
Let op huidirritaties of druknecrose.
Let op oogontsteking dit kan een teken zijn dat er lucht lekkage is
aan de ogen.
De lucht lekt via de mond weg dit kan voorkomen worden door
gebruik te maken van een kinband.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
Aansluiten, bedienen en afsluiten apparatuur voor chronische non-invasieve beademing.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Handelingsschema “ Aansluiten, bedienen en afsluiten apparatuur voor
Chronische invasieve beademing”.
Invasieve beademing Aansluiten, bedienen en afsluiten Doel Beademing op verantwoorde wijze aansluiten, bedienen en afsluiten
Benodigd-
heden
Beademingsapparaat
Handschoenen
Evt. binnencanule
Actieve bevochtiger/kunstneus
algemeen Het is belangrijk om voorafgaand aan ieder gebruik de werking, de
instellingen en de alarmgrenzen van het beademingsapparaat te
controleren om de patiënt en jezelf ervan te verzekeren dat het
beademingsapparaat op een juiste wijze functioneert. Vergewis je
ervan dat de alarmering van het beademingsapparaat op het
oproepsysteem is geschakeld en dat deze alarmeert.
Werkwijze Aansluiten.
1. Was de handen en leg de benodigde materialen klaar.
2. Verwijder evt. de spreekcanule uit de canule en vervang deze voor
een binnencanule.
3. Zet het beademingsapparaat en de bevochtiger met de aan-/uit
knop aan. Zie hiervoor eventueel de gebruiksaanwijzing van het
apparaat in de CTB-map.
4. Controleer de energievoorziening (stroom/accu).
5. Contoleer de instellingen en de alarmgrenzen van het apparaat.
6. Indien de instellingen niet overeenkomen neem dan contact op met
het CTB.
7. Controleer de alarmen van het apparaat. Zolang de patiënt niet is
aangesloten en het apparaat in de openlucht blaast dient het alarm
af te gaan. Afhankelijk van het apparaat treedt het volgende alarm
op:
PLV: lage druk alarm
Elisee: in PACV en PS mode; lage druk (LP, circuit open) en
hoog volume (max VT) alarm.
Elisee: ACV mode; lage druk (LP, circuit open).
8. Vervolgens dient met de hand de beademingsslang te worden
afgesloten. Afhankelijk van het type beademingsapparaat treedt
het volgende alarm op:
PLV: hoge druk alarm.
Elisee: PACV en PS mode; laag volume(min VT) en evt hoge
druk (HP, Maxi P inspiratie)
Elisee ACV mode; hoge druk (HP, Maxi P inspiratie) en laag
volume (min VT) alarm.
9. Controleer of de alarmen op het oproepsysteem hoorbaar zijn.
10. Controleer of het water reservoir, indien actief bevochtigd, gevuld
is tot de zwarte rand met aqua dest of afgekookt water.
11. Sluit de beademingsslang aan op de tracheacanule van de patiënt
12. Controleer of het beademingsapparaat druk opbouwt en of de
borstkas van de patiënt omhoog komt.
13. Vraag de patiënt of de beademing naar wens verloopt.
Praktijkleeropdrachten
Afsluiten.
1. Zet eventueel het tweede beademingsapparaat klaar. Volg daarbij
de stappen zoals bij ‘aansluiten’.
2. Maak de beademingsslang los van de tracheacanule.
3. Sluit de patiënt eventueel aan op het tweede beademingsapparaat.
4. Zet het eerste apparaat uit met de aan- uitknop. Zie hiervoor evt.
de gebruiksaanwijzing van het apparaat.
5. Zet de bevochtiger uit.
6. Zet het apparaat klaar voor een volgende gebruiksperiode.
Zuurstof
toedienen
met
beademing
Aansluiten zuurstof:
Open de kraan van de zuurstof-doseringsmeter. De hoeveelheid
zuurstof die per minuut gegeven moet worden kan nu ingesteld
worden (zie gebruiksaanwijzing en voorschrift arts met betrekking
tot dosering)
Zet het beademingstoestel aan.
Sluit de zuurstofslang aan op de zuurstofconnector van het
beademingsapparaat.
Afsluiten zuurstof:
Koppel eerst de zuurstof af van het beademingsapparaat, zet
daarna het beademingsapparaat uit.
Aandachtspunt:
Te veel en te weinig zuurstof kan schadelijk zijn: hou je dus aan de
voorgeschreven dosering.
Bij het gebruik van zuurstof geen vet gebruiken. Roken en open
vuur is verboden bij het gebruik van zuurstof. De ruimte waar
zuurstof wordt gebruikt dient altijd goed geventileerd te zijn.
Onderhoud Handel volgens de onderhoudsvoorschriften in de CTB-map.
Slangen dagelijks laten drogen.
Indien een elektrische bevochtiger wordt gebruikt dient men
dagelijks het water te verschonen.
Alarmen De meest voorkomende alarmen zijn het hoge druk alarm, lage druk
alarm,laag volume alarm, volume alarm, lage zuurstofconcentratie en
hoge zuurstofconcentratie. Dit is afhankelijk van het soort
beademingsapparaat.
Lage druk alarm(Low Pressure)/ hoog volume alarm(maxi vt)
Dit betekent dat er ergens lekkage is.
Ga de volgende zaken na:
- Hoe gaat het met de patiënt: benauwd, paniek, rustig.
- Lekt er lucht via de mond van de patiënt.
- Zit de beademingsslang nog aangesloten op de canule.
- Zit de beademingsslang nog aangesloten op beademingsmachine?
- Zit de beademingsslang los van de bevochtigingspot?
- Zit er ergens een scheur in de slang.
-Voel je ergens lucht lekken in het beademingssysteem?
Hoge druk alarm(High Pressure)/ laag volume alarm(mini vt)
Dit betekent dat er ergens een obstructie is.
Praktijkleeropdrachten
Ga de volgende zaken na:
- Hoe gaat het met de cliënt: benauwd, paniek, rustig?
- Heeft de patiënt last van sputum
- Zit er vocht in de slangen.
- Is de canule van de patiënt goed doorgankelijk.
- Is de beademingsslang afgeknikt.
Lage zuurstofconcentratie(mini FiO2)
Dat betekent dat het zuurstofgehalte te laag is.
ga de volgende zaken na:
- Zit de zuurstofslang nog vast aan de concentrator/zuurstoffles.
- Zit de zuurstofslang vast aan de beademing.
- Is de zuurstoffles leeg.
- Staat de zuurstofklok te laag ingesteld.
Hoge zuurstofconcentratie(maxi FiO2)
Dat betekent dat het zuurstofgehalte te hoog is.
- Zuurstofklok staat te hoog ingesteld.
Feedback gedelegeerde toetser:
“Aansluiten, bedienen en afsluiten apparatuur voor chronische invasieve
beademing”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 2
Balloneren .
Definitie
De patiënt adequaat beademen met een beademingsballon, bij transfer, vastzitten van
slijm, uitvallen van de beademing en in noodsituaties.
Leerdoelen
De cursist is in staat om de cliënt volgens protocol:
te balloneren m.b.v. een beademingsballon.
Toelichting op de handeling
Balloneren is een risicovolle handelingen, kan nodig zijn tijdens een transfer van bed
naar rolstoel indien de patiënt niet zo lang zonder beademing kan, in noodsituaties en om
slijm te mobiliseren.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
In welke situaties moet je balloneren?
Hoe vaak moet je de handeling uitvoeren en wie beslist dat?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen?
Hoe ziet ‘gezond’ secreet er uit?
Onder welke omstandigheden is afwijken van de volgorde van handelen
gewenst?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het balloneren.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de gedelegeerde
toetser en van de patiënt. De handelingen dienen onder begeleiding uitgevoerd te
worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Ballonneren/handbeademen.
Doel In noodsituaties, tijdens transfer en voor het mobiliseren van slijm.
Benodigd-
heden
- Beademingsballon
- Handschoenen
Werkwijze 1. Was de handen en leg de benodigde materialen klaar.
2. Trek de handschoenen aan.
3. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan liggen of zitten.
4. Ballon uit het koffertje halen en ontvouwen.
5. Verwijder de spreekklep, dopje of beademingsslang van de canule.
6. Bij gecuffte beademing cuff leeglaten tenzij anders afgesproken (zie
protocol cuffen/ontcuffen)
7. Ballon aansluiten op de canule, liefst via harmonicaslang, sluit de
eventuele zuurstofbron aan op de ambuballon.
8. Indien beademd alarmen van het beademingsapparaat onderdrukken,
beademingsapparaat niet uitzetten of pauzeren tenzij door het ctb
afgesproken
9. Ballon op beide handen laten rusten waarbij de duimen de ballon
omsluiten.
10. Ballon samenknijpen en weer loslaten.
11. Dit herhalen terwijl je in gedachte langzaam mee telt: eenentwintig,
tweeëntwintig, drieëntwintig, enzovoort; ofwel 15 - 20 keer per minuut.
12. Controleer de beademingstechniek en het effect van de handbeademing
13. Sluit de spreekklep, dopje of beademingsslang weer aan op de canule
incl de eventuele zuurstofbron
14. Bij gecuffte beademing cuff opblazen (zie protocol cuffen/ontcuffen)
NOOIT CUFF OPBLAZEN BIJ EEN SPREEKKLEP!!
15. Controleer de werking van de beademingsmachine.
Wanneer beademingsballon gebruiken:
Uitval beademingsapparatuur. De functie van het beademingsapparaat kan bij een technisch defect
door de beademingsballon overgenomen worden. In geval van alleen
nachtelijke beademing is het doorgaans voldoende om de patiënt van de
apparatuur af te sluiten en wakker te laten blijven tot de servicemonteur
het apparaat gerepareerd heeft.
Patiënten die sterk beademingsafhankelijk zijn hebben twee beade-
mingsapparaten. In geval van storing kan het tweede apparaat gebruikt
worden.
De beademingsballon wordt dan gebruikt om de tijd te overbruggen die
nodig is voor het aansluiten van het tweede apparaat.
Onderweg altijd noodkoffer met beademingsballon meenemen.
Praktijkleeropdrachten
Sputummobilisatie.
bij vastzittend sputum kan door gebruik te maken van de
beademingsballon het sputum gemobiliseerd worden, door een aantal
keren krachtig in de beademingsballon te knijpen.
In geval van ademstilstand.
Aandachts-
punten
Als direct bij het samenknijpen weerstand gevoeld wordt is de canule
verstopt en/of de luchtweg is onder de canule geblokkeerd: dit is een
gevaarlijke situatie.
Allereerst moet gezogen worden in de canule, verwijder zo nodig de
binnencanule.
Als dit onmogelijk is de gehele canule (binnen en buitencanule) eruit
halen en rechtstreeks in het stoma zuigen om te proberen de blokkade
op te heffen. Dit kan een vreemd voorwerp, taai sputum/slijm of een
bloedstolsel zijn.
Gebruik hiervoor maximale zuigkracht.
Als bovenstaande geen effect heeft dan 112 bellen, daarna het centrum
voor thuisbeademing bellen of zo nodig huisarts.
.
Feedback gedelegeerde toetser:
Balloneren
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 3
Uitzuigen van de bovenste luchtwegen bij volwassenen.
Definitie
Het verwijderen van secreet, met behulp van uitzuigapparatuur, uit de bovenste
luchtwegen.
Leerdoel
De cursist is in staat om de bovenste luchtwegen van de patiënt via de tracheacanule te
reinigen m.b.v. uitzuigapparatuur volgens protocol.
Toelichting op de handeling
Uitzuigen van de bovenste luchtwegen met het doel sputum te verwijderen is een
voorbehouden handeling. Deze handeling is een belangrijke maatregel bij het voorkomen
van luchtweginfecties. Hygiënisch handelen speelt hierbij een belangrijke rol.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je uitzuigen?
Wie spreekt dit af?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het uitzuigen.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
\
Praktijkleeropdrachten
Uitzuigen van de luchtwegen via tracheacanule.
Doel Slijm/sputum uit de luchtwegen verwijderen.
Uitzuigpomp inclusief pot en slangsysteem.
Uitzuigcatheter(s).
Water om systeem mee door te spoelen.
Wegwerphandschoenen.
Werkwijze 1. Was de handen
2. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan liggen.
3. Zet de zuigapparatuur/vacuümpomp aan en controleer de
zuigkracht:
gewoonlijk tussen de 40-60 waterdruk.
4. Open voor een gedeelte de verpakking van de zuigcatheter.
5. Trek de handschoenen aan.
De uitzuigcatheters zijn per stuk steriel verpakt. Zorg dat de catheter bij het uit de verpakking halen nergens tegen aanstoot en raak het uiteinde niet aan!
6. Monteer de uitzuigcatheter op het aanzetdeel (fingertip) van de
slang die van de pomp afkomt.
7. Evt. op verzoek patiënt exprimeren (hulp bij ophoesten om slijm
omhoog te krijgen).
8. Open de tracheacanule door:
gesloten binnencanule te verwijderen of:
spreekklepje te verwijderen of:
dopje te verwijderen of:
kunstneus te verwijderen, of:
beademingsslang te verwijderen.
9. Bij een gevensterde binnencanule deze verwisselen voor een niet
gevensterde binnencanule
10. Indien beademd alarmen van het beademingsapparaat
onderdrukken Beademingsapparaat niet uitzetten of pauzeren
tenzij door het ctb afgesproken.
11. De catheter zuigend inbrengen tot dat men weerstand voelt.
12. Draaiend tussen duim en wijsvinger en met korte, langzaam op en
neergaande bewegingen sputum wegzuigen.
13. Zo nodig stap 10 en 11 herhalen. Hiervoor hoeft geen nieuwe
uitzuigcatheter gebruikt te worden, tenzij uitzuigcatheter iets
anders aangeraakt heeft dan de luchtpijp van de patiënt.
14. Sluit de tracheacanule door:
gesloten binnencanule weer aan te brengen of;
spreekklepje weer aan te brengen of;
dopje weer aan te brengen of;
kunstneus weer aan te brengen of;
beademingsslang weer aan te brengen.
Praktijkleeropdrachten
15. Uitzuigcatheter loskoppelen van het aanzetdeel.
16. Uitzuigcatheter en handschoenen weggooien.
17. Aanzetdeel doorspoelen met water. (connecting tube)
18. Uitzuigcatheter in gesloten verpakking alvast klaarleggen voor de
volgende keer.
19. Pomp uitzetten.
20. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
Mogelijke
complica-
ties
Het uitgezogen slijm is vermengd met bloed
Mogelijke oorzaken:
- Zuigkracht te hoog ingesteld;
- te snel inbrengen waardoor beschadiging ontstaan is aan
slijmvlies;
- hoesten, waardoor de canule de luchtpijpwand beschadigd heeft;
- de canule heeft in de luchtpijpwand 'geprikt' door beweging;
- luchtweginfectie.
Tijdens het inbrengen van de uitzuigcatheter wordt al na een paar
centimeter weerstand en kan niet verder ingevoerd worden.
Mogelijke oorzaken:
- de canule dreigt verstopt te raken. Het verwijderen van de
binnencanule, uitzuigen en inspecteren van de binnencanule op
verontreiniging kan verstopping opheffen.
Indien geen binnencanule: gehele canule verwijderen en
vervangen. Na verwijdering kan desgewenst rechtstreeks via het
stoma uitgezogen worden.
- de canule ligt te veel tegen de luchtpijp aan waardoor de
uitzuigcatheter eerst via de luchtpijp opschuift. Lichte, naar
beneden gerichte druk op de canule kan het euvel tijdelijk
verhelpen en uitzuigen mogelijk maken.
BIJ EVT BOVENSTAANDE COMPLICATIES OF BIJ TWIJFEL DE
PATIËNT ADVISEREN CONTACT OP TE NEMEN MET HET
CENTRUM VOOR THUISBEADEMING. EVENTUEEL ZELF
CONTACT OPNEMEN. RAADPLEEG DE AFSPRAKEN IN HET
UITVOERINGSVERZOEK. Aandachts-
punten
De belangrijkste regel bij het uitzuigen is te voorkomen dat er
slijmvliesbeschadigingen ontstaan in de luchtpijp. Ga daarom heel
voorzichtig te werk.
Zorg dat er altijd een gebruiksaanwijzing van het uitzuigapparaat
zichtbaar aanwezig is.
Hygiëne in acht nemen.
Let op voldoende zuigkracht.
Zorg voor de gewenste houding van de patiënt.
Let op kleur, hoeveelheid en consistentie van het slijm.
Blijf de patiënt tijdens en na de uitzuigprocedure observeren op
huidskleur, ademhaling en bewustzijn.
Na de uitzuigprocedure op de juiste manier aansluiten van de
beademing,
Observeer de patiënt en vergewis je ervan dat alles in orde is.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Uitzuigen van de bovenste luchtwegen bij volwassenen”
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 4
Verzorging van de tracheostoma
Definitie
Het reinigen en verzorgen van de huid rondom de tracheostoma met de daarvoor
aangewezen middelen zodanig dat deze intact blijft.
Leerdoel
De cursist is in staat om het tracheostoma van de cliënt volgens protocol te verzorgen.
Toelichting op de handeling
De verzorging van het tracheostoma is een risicovolle handeling. Het doel is om 1 tot 2
maal daags slijm rondom het stoma te verwijderen, eventueel de huid te verzorgen en
een schoon canulegaasje aan te brengen. De handeling wordt vaak gecombineerd met
het verwisselen van de binnencanule.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je het tracheostoma verzorgen?
Wie schrijft voor hoe vaak dit moet gebeuren?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Wat is wild vlees en hoe ontstaat het?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
4. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het verzorgen.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
5. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Verzorging van tracheostoma.
Doel Slijm/sputum rondom stoma verwijderen, schoon canulegaasje
aanbrengen.
Benodigd-
heden
- Wegwerphandschoenen.
- Water om te reinigen.
- Gaasje of wattenstokje.
- Schoon canulegaasje (metaline of ingeknipt non-woven gaas).
- Zo nodig schoon canulebandje.
Werkwijze 1. Was de handen en leg de benodigde materialen klaar.
2. Trek de handschoenen aan.
3. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan liggen of zitten.
4. Maak het canulebandje los.
5. Verwijder het canulegaasje.
6. Til de canule iets op zodat je onder de canulerand kunt komen.
7. Reinig de huid rondom het stoma met een gaasje gedrenkt in water.
8. Reinig de huid onder de canuleplaat met een nat wattenstokje.
9. Maak de canule schoon met een wattenstokje.
10. Droog de huid af met een gaasje.
11. Breng een schoon canulegaasje aan.
12. Bevestig het (zo nodig schoon) canulebandje, zo strak dat een vinger
tussen hals en canulebandje geplaatst kan worden.
13. Overleg met de patiënt of het canulebandje niet te strak zit en stel dit
zo nodig bij.
14. Trek de handschoenen uit.
15. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
Mogelijke
complicaties
het stoma is te ruim, en sluit niet goed aan op de canule. Tijdens de
spraak en beademing ontsnapt lucht langs de canule.
er is veel wild vlees (epitheel) ontstaan wat moeilijk aan te stippen is.
De stomaranden kunnen geïrriteerd raken door het verwisselen van de
canule.
BIJ BOVENSTAANDE COMPLICATIES EN BIJ TWIJFEL DE
PATIËNT ADVISEREN CONTACT OP TE NEMEN MET HET CENTRUM
VOOR THUISBEADEMING. EVENTUEEL ZELF CONTACT OPNEMEN.
RAADPLEEG DE AFSPRAKEN IN HET UITVOERINGSVERZOEK
Aandachts-
punten
Het slijm wat langs de canule gekomen is wordt opgevangen door een
gaasje, dit is normaal en hoeft geen reden te zijn tot ongerustheid.
Echter voortdurende alertheid is op z’n plaats. Zeker als het een ‘vers’
aangelegd tracheostoma is wat nog niet de definitieve vorm heeft
aangenomen. Het is belangrijk dat de huid en de stomaranden rondom
de canule zo droog mogelijk blijven. Dit voorkomt irritatie en/of
infectie.
Praktijkleeropdrachten
De huidrand rondom het vers aangelegde tracheostoma is vaak
roodachtig van kleur. Als deze kleur na verloop van tijd niet verdwijnt
(ongeveer vier weken) dan is het niet waarschijnlijk dat dit nog
verandert. Er is geen reden tot ongerustheid!
Feedback gedelegeerde toetser:
“Verzorging van het tracheostoma”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 5
Wisselen en reinigen binnencanule
Definitie
Wisselen binnencanule:
Het verwijderen van de gebruikte binnencanule uit de buitencanule en het terugplaatsen
van een schone binnencanule in de buitencanule.
Reinigen binnencanule:
Het schoonmaken van de binnencanule zodat deze ontdaan wordt van secreet en
voorkomen wordt dat deze verstopt raakt.
Leerdoel
De cursist is in staat om de binnencanule te wisselen en te reinigen volgens protocol.
Toelichting op de handeling
Wisselen en reinigen van de binnencanule is een risicovolle handeling. De binnencanule
Dient 2 x daags gewisseld en gereinigd te worden.
Voor, tijdens en/ of na het wisselen van de binnencanule kan het nodig zijn om de cliënt
uit te zuigen. (zie praktijkleeropdracht 3.)
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je de binnencanule wisselen en reinigen?
Wie schrijft voor hoe vaak dit moet gebeuren?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Wat is wild vlees en hoe ontstaat het?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het verzorgen.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de gedelegeerde
toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding uitgevoerd te
worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Verwisselen van binnencanule.
Doel Binnencanule reinigen van ingedroogd sputum/slijm, schone
binnencanule inbrengen.
Benodigd-
heden
- Wegwerphandschoenen.
- Uitzuigapparaat en uitzuigcatheter (zo nodig).
- Gaasje en wattenstokje.
- Siliconespray.
Werkwijze 1. Zo nodig eerst uitzuigen (zie handelingsschema).
2. Was de handen en trek de wegwerp handschoenen aan.
3. Controleer de binnencanule op mogelijke beschadigingen.
4. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan liggen. Indien
mogelijk op de rug, het hoofd wat achterover zodat je goed kunt zien
wat je doet.
5. Draai binnencanule, afhankelijk van sluitingsmechanisme, slag naar
links of draai de haakjes naar buiten toe.
6. Haal in een vloeiende beweging de binnencanule uit de buitencanule;
de beweging is naar de voeten van de patiënt gericht.
7. Reinig de binnencanule zo nodig met een vochtig gaas en watten-
stokje (zie onderhoud). Sprayen met silicone.
8. Breng de schone binnencanule in een vloeiende beweging in, richting
voeten van de patiënt.
9. Trek de handschoenen uit.
10. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
Onderhoud Binnencanule tenminste twee maal daags reinigen.
De binnenzijde kan gereinigd worden met een canuleborstel of een
wattenstokje met daaromheen een gaasje waarna het geheel door de
canule gehaald kan worden. Naspoelen met stromend water, droog en
stofvrij bewaren.
Aandachts- punten
Hygiëne in acht nemen.
De gewenste houding van de patiënt.
De klinische toestand van de patiënt observeren.
Controle of canule compleet en niet beschadigd is.
Voorzichtigheid is geboden bij het verwijderen en opnieuw inbrengen
van de binnencanule.
Attentie!!
Sommige canules zijn voorzien van een venster. Tijdens het inbrengen
van een eventuele binnencanule MAG NOOIT WEERSTAND GEVOELD
WORDEN! Is dat wel het geval, onderbreek dan de handeling en
raadpleeg een deskundige! Het gevaar van een bloeding doordat weefsel
van de luchtpijp de canule is ingegroeid is aanwezig.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Wisselen en reinigen van een binnencanule”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 6
Cuff van een canule legen en vullen.
Definitie
De cuff van een tracheacanule ontdoen van lucht of water en weer vullen met lucht of
water volgens de voorschriften.
Leerdoel
De cursist is in staat om de cuff van de tracheacanule te legen en te vullen volgens
Protocol
Toelichting op de handeling
Het legen en vullen van een cuff is een risicovolle handeling en dient om de ruimte
tussen de luchtpijp en de buitencanule doorgankelijk te maken cq. af te sluiten.
Wanneer de cuff leeg is, is het voor de cliënt mogelijk om te praten. Wanneer de cuff
gevuld is wordt luchtlekkage tegengegaan en is het verslikken in voeding en/ of vocht
minder makkelijk.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je de cuff legen en opblazen?
Wie schrijft voor hoe vaak dit moet gebeuren?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het verzorgen.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de patiënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Cuff van een canule legen en vullen
Benodigd-
heden
10-20 ml spuitje (niet steriel).
Evt cuffdrukmeter
Buitenlucht of water(aquadest).(Afhankelijk van het merk canule)
Niet steriele disposable handschoenen.
Uitzuigapparaat
Uitzuigslangen
Yankhauer
Cuff legen
Werkwijze 1. Bereidt de patiënt voor op de handeling.
2. Handhygiëne en handschoenen aan.
3. Zuig evt mond en keelholte uit met uitzuigcatheter of yankhauer.
4. Koppel de uitzuigkatheter los van het aanzetdeel.
5. Gooi de uitzuigkatheter weg.
6. Bevestig spuitje op ventiel van de cufflijn.
7. Neem een nieuwe uitzuigkatheter
8. Open voor een gedeelte van de verpakking van de uitzuig-
catheter.
9. Zet de uitzuigkatheter op het aanzetdeel (fingertip) van de
verbindingsslang die van het uitzuigapparaat komt.
10. Haal de uitzuigkatheter uit de verpakking
De uitzuigkatheters zijn per stuk steriel verpakt. Zorg dat de
katheter bij het uit de verpakking halen niet tegen iets aanstoot
en raak het uiteinde niet aan
11. Open de tracheacanule door:
kunstneus te verwijderen, of:
beademingsslang te verwijderen.
12. Breng de uitzuigkatheter zuigend in tot er weerstand te voelen is,
trek ongeveer de uitzuigcatheter een centimeter terug.
13. Leeg de cuff door met het spuitje de lucht of het water op te
zuigen. Check de hoeveelheid!
14. Het secreet dat boven de cuff zit zal nu naar beneden zakken en
kan opgezogen worden.
15. Draaiend tussen duim en wijsvinger en met korte, langzaam op
en neergaande bewegingen secreet wegzuigen.
16. Sluit de tracheacanule door:
kunstneus weer aan te brengen of;
beademingsslang weer aan te brengen.
17. Indien de patiënt beademd wordt en het beademingsapparaat
ingesteld is op twee programma’s, het beademingsapparaat op
het ongecuffte programma zetten.
18. Spoel de fingertip en verbindingsslang door met water.
19. Zet de pomp uit.
20. Trek de handschoenen uit.
21. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
22. Observeer de Patiënt en ga na of alles in orde is.
Praktijkleeropdrachten
Cuff vullen
1. Indien de patiënt beademd wordt en het beademingsapparaat
ingesteld is op twee programma’s het beademingsapparaat eerst
op het gecuffte programma zetten.
2. Sluit de spuit of cuffdrukmeter aan op het ventiel van de cufflijn.
3. De hoeveelheid in te spuiten lucht of water is vooraf bepaald
4. Blaas gedurende de inspiratiefase langzaam lucht in de cuff.
Herhaal dit tijdens de volgende inspiratiefasen totdat niet langer
lekkage van beademingsgassen worden waargenomen.
5. Indien met cuffdrukmeter zorg dat je in het groene gedeelte
blijft, Algemeen wordt een druk van 25 tot 30 mmHg als het
aanvaardbaar maximum beschouwd.
6. Spuit nooit zomaar lucht of water bij.
7. Observeer de Patiënt en ga na of alles in orde is.
Mogelijke
complicaties
Te veel lucht / water in de cuff. Dit leidt tot drukverhoging op de
wand van de luchtpijp en mogelijk tot defecten hierin.
Acties:
Controleer de cuffdruk met cuffdrukmeter.
Cuff helemaal leeg maken en op nieuw vullen met de
afgesproken hoeveelheid lucht of water.
Te weinig lucht / water in de cuff. Dit leidt tot lekkage van lucht,
aspiratie en mogelijk hypoventilatie.
Acties:
Controleer de cuffdruk met cuffdrukmeter.
Cuff met 0,5 ml lucht of water bijvullen. Dit herhalen
totdat er geen lekkage meer waar te nemen is.
Cuff volgens handelingschema legen en opnieuw
opblazen.
Indien er lekkage blijft bestaan nieuwe canule inbrengen
na overleg met CTB.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Cuff van een canule legen en opblazen”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 7
Wisselen van tracheacanules
Definitie
Het verwijderen van de gehele canule uit de tracheastoma en het terugplaatsen van een
nieuwe of schone, gehele, canule in de tracheastoma.
Leerdoel
De cursist is in staat om volgens protocol de gehele canule te verwisselen, zowel met als
zonder cuff.
Toelichting op de handeling
Het wisselen van de gehele tracheacanule is een voorbehouden handeling.
Bij het wisselen en reinigen van canules is het van belang een onderscheid te maken
tussen gecuffte en niet-gecuffte canules. Daarnaast speelt ook het materiaal waarvan de
canule is gemaakt een rol. Hygiënische maatregelen, onderhoud en de volgorde van
werken staan vermeld in de criteria van deze opdracht. Van belang is vooraf goed te
bepalen om wat voor soort canule het gaat en welke speciale aandachtspunten er zijn.
Voorbereiding
Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort en dat van toepassing is voor
het soort canule dat je gaat verwisselen.
1. Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je een canule verwisselen?
Wat moet het resultaat zijn?
Om wat voor soort canule gaat het?
Waaruit kun je dat afleiden?
Welke risico’s zijn er bij het verwisselen van dit soort canule?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het verwisselen van de canule.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Verwisselen van kunststofcanule zonder cuff.
Doel Canule reinigen van ingedroogd sputum/slijm, nieuwe canule inbrengen.
Inspectie tracheostoma.
Benodigd-
heden
- Wegwerphandschoenen.
- Schone canule.
- Schoon canulegaasje.
- Schoon canulebandje.
- Uitzuigapparaat en uitzuigcatheter.
- Water om mee te reinigen.
- Gaasje of wattenstokje.
- Siliconenspray.
Werkwijze Voor het verwisselen eerst uitzuigen (zie handelingsschema).
1. Was de handen en trek de handschoenen aan.
2. Controleer voor je begint de onderdelen van de canule op eventuele
beschadigingen.
3. Gehele canule van binnen en buiten sprayen met siliconenspray
plaats het inbrengdeel, indien aanwezig, in de buitencanule.
4. Leg binnen handbereik: canule, gaas, bandje, vochtig gaas om stoma
te kunnen reinigen.
5. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan zitten/liggen. Indien
mogelijk op de rug, het hoofd wat achterover zodat je goed kunt zien
wat je doet.
6. Verwijder het canulegaasje en bandje.
7. Haal in een vloeiende beweging de canule uit het stoma. De beweging
is naar de voeten van de patiënt gericht.
8. Reinig het stoma met een vochtig gaas (zie handelingsschema
verzorging tracheostoma). Controleer stomaranden.
9. Breng de nieuwe canule in een vloeiende beweging in richting voeten
van de patiënt.
10. Verwijder het inbrengdeel.
11. Breng de eventuele binnencanule in de buitencanule en zet deze vast.
12. Plaats het canulegaasje en het canulebandje.
13. Trek de handschoenen uit.
14. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
15. Noteer handeling en bevindingen.
Onderhoud Frequentie van verwisselen.
De gehele canule moet elke week verwisseld worden in overleg met
en op aanwijzing van het Centrum voor Thuisbeademing.
De binnencanule, indien aanwezig, 2 maal daags reinigen.
Het afdichtdopje of spreekklepje moet dagelijks gereinigd worden
Praktijkleeropdrachten
Reinigen.
Als de canule voorzien is van een binnencanule moet deze dagelijks
gereinigd worden. De buitenzijde kan huishoudelijk schoongemaakt
worden. De binnenzijde kan gereinigd worden met een canuleborstel
of een wattenstokje met daaromheen een gaasje waarna het geheel
door de canule gehaald kan worden. Naspoelen met stromend water
en droog en stofvrij bewaren. Als er vaak verwisseld moet worden is
grondig reiniging voldoende om de canule te hergebruiken.
Aandachts-
punten
Hygiëne in acht nemen.
De gewenste houding van de patiënt.
Stomaranden controleren.
De klinische toestand van de patiënt controleren.
Het canulebandje niet te strak bevestigen.
Controle of canule compleet en niet beschadigd is.
Voorzichtigheid geboden bij het verwijderen en het opnieuw inbrengen
van de canule.
Steeds noodkoffer bij de hand hebben.
Attentie!!
Sommige canules zonder cuff zijn voorzien van een venster. Tijdens
het inbrengen van een eventuele binnencanule MAG NOOIT
WEERSTAND GEVOELD WORDEN! Is dat wel het geval, onderbreek
dan de handeling en raadpleeg een deskundige! Het gevaar van een
bloeding doordat weefsel van de luchtpijp de canule is ingegroeid is
aanwezig.
Complicaties Beschadiging van slijmvlies welke bloedingen kunnen veroorzaken.
Zuurstofdaling in het bloed doordat procedure te lang duurt.
Forse hoestprikkel.
Het niet terug kunnen plaatsen van buitencanule.
1. De eerste handeling die gedaan moet worden is zorgen dat de
patiënt lucht krijgt indien hij beademingsbehoeftig is.
2. Dit kan door de swivel van het beademingsapparaat of
beademingsballon op het stoma te plaatsen en lucht in te
blazen.(zie handelingsschema balloneren)
3. Roep hulp in van collega.
4. Noodcanule inbrengen en beademing aansluiten.
5. Indien noodcanule niet lukt binnencanule voorzichtig in het
tracheostoma brengen en hier swivel van beademingsapparaat of
beademingsballon op aansluiten of doorgaan met stap 2.
6. Arts bellen of 112.
7. Meldt dit incident altijd onmiddellijk aan het CTB.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Wisselen van de canule zonder cuff”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Verwisselen van kunststofcanule met cuff.
Doel Nieuwe canule inbrengen, eventuele binnencanule schoonmaken/
verwisselen, buitencanule is schoonmaken/ verwisselen.
Inspectie stoma.
Benodigd-
heden
- Wegwerphandschoenen.
- Nieuwe canule.
- Siliconenspray.
- Glijgel.
- 10 ml spuit.
- Schoon canulegaasje (metalinegaas).
- Schoon canulebandje.
- Uitzuigapparaat en uitzuigcatheter.
- Gaasjes.
- Gaasje of wattenstokje.
- water om te reinigen.
Werkwijze 1. Was de handen en trek de handschoenen aan.
2. Controleer voor je begint de onderdelen van de canule op eventuele
beschadigingen.
3. Spray de canule goed met silkospray.
4. Leg binnen handbereik: canule, gaas, bandje en vochtig gaas om stoma
te kunnen reinigen.
5. Vervang de binnencanule door de voerder (= inbrengdeel).
6. Controleer de cuff: zuig 10 ml. lucht op in de spuit, sluit deze aan op het
ventiel waarmee de cuff gevuld wordt, spuit lucht in de cuff tot deze zich
ontplooit, controleer de cuff op een eventueel lek, zuig de lucht
langzaam terug in de spuit en verwijder de spuit van het ventiel.
7. Smeer de cuff in met glijgel.
8. Vraag de patiënt in de gewenste houding te gaan zitten/liggen. Indien
mogelijk op de rug, het hoofd wat achterover zodat je goed kunt zien
wat je doet.
9. Uitzuigen volgens het handelingsschema.
10. Verwijder het canulebandje en canulegaasje.
11. Zuig de cuff van de oude canule met de 10 ml. spuit leeg, (zie
handelingsschema cuff legen en vullen).
12. In een vloeiende beweging de canule uit het stoma halen waarbij de
beweging naar de voeten van de patiënt moet zijn gericht.
13. Inspecteer en reinig de stomaranden met een vochtig gaas
(zie handelingsschema verzorging tracheostoma).
14. Breng de nieuwe canule in een vloeiende beweging in
(richting voeten van de patiënt).
15. Verwijder direct het inbrengdeel.
16. Blaas de cuff met behulp van de 10 ml spuit op. (zie handelingsschema
Praktijkleeropdrachten
cuff legen en vullen)
17. Breng de eventuele binnencanule in en sluit indien nodig de beademing
aan.
18. Breng het canulegaasje en canulebandje aan.
19. Trek de handschoenen uit.
20. Ruim de gebruikte materialen op en was de handen.
21. Noteer handelingen en bevindingen.
Onderhoud De kunststofcanule met cuff is meestal disposable. Sommige canules
kunnen gereinigd worden en nadien in overleg met het Centrum voor
Thuisbeademing hergebruikt.
Als de canule voorzien is van een binnencanule tenminste twee maal
daags binnencanule reinigen.
De binnenzijde kan gereinigd worden met een canuleborstel of een
wattenstokje met daaromheen een gaasje waarna het geheel door de
canule gehaald kan worden. Naspoelen met stromend water en droog en
stofvrij bewaren.
Aandachts-
punten
Hygiëne in acht nemen.
De gewenste houding van de patiënt.
Stomaranden controleren.
De klinische toestand van de patiënt observeren.
Het canulebandje niet te strak bevestigen.
Controle of canule compleet en niet beschadigd is.
Voorzichtigheid geboden bij het verwijderen en het opnieuw inbrengen
van de Canule.
Altijd de cuff leegzuigen alvorens canule te verwijderen.
Steeds noodkoffer bij de hand hebben.
Complicaties Beschadiging van slijmvlies welke bloedingen kunnen veroorzaken.
Zuurstofdaling in het bloed doordat procedure te lang duurt.
Forse hoestprikkel.
Het niet terug kunnen plaatsen van buitencanule.
1. De eerste handeling die gedaan moet worden is zorgen dat de
patiënt lucht krijgt indien hij beademingsbehoeftig is.
2. Dit kan door de swivel van het beademingsapparaat of
beademingsballon op het stoma te plaatsen en lucht in te blazen.(zie
handelingsschema balloneren)
3. Roep hulp in van collega.
4. Noodcanule inbrengen en beademing aansluiten.
5. Indien noodcanule niet lukt binnencanule voorzichtig in het
tracheostoma brengen en hier swivel van beademingsapparaat of
beademingsballon op aansluiten of doorgaan met stap 2.
6. Arts bellen of 112.
7. Meldt dit incident altijd onmiddellijk aan het CTB.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Wisselen van de canule met cuff”.
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 8
Airstacken
Definitie
Het geven van diepe insufflaties met lucht met als doel het goed ontplooien van de
longen en het soepel houden van de borstkas. De maximale insufflatie capaciteit wordt
vergroot waardoor de hoestkracht toeneemt.
Leerdoel
De cursist is in staat om bij de cliënt volgens protocol te airstacken:
m.b.v. een beademingsballon;
m.b.v. een beademingsmachine.
Toelichting op de handeling
Airstacken is een risicovolle handeling. Het doel ervan is een maximale hoeveelheid lucht
in de longen te blazen waardoor verbetering van de hoestkracht, het behoud of toename
van de luchthoudendheid en de rekbaarheid van de borstkas optreedt.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer moet je airstacken bij een cliënt?
Wie spreekt dit af?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Welke omstandigheden vragen om afwijken van de volgorde van handelen?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het airstacken.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Airstacken
Doel Het inblazen van lucht, met behulp van een beademingsballon of
beademings-machine via een mondstuk of mond-neusmasker, tot de
maximale insufflatie-capaciteit bereikt is met als doel:
Verbeteren van de hoestkracht.
Het behoud van de rekbaarheid van longen en borstkas.
Verbeteren van de ventilatie van de longen ter voorkoming van
atelectase.
Bekorten en mogelijk reduceren van luchtweginfecties.
Benodigd-
heden
Handbeademingsballon
Mondstuk met verbindingsslang of mond- neusmasker
Werkwijze 1. Handhygiëne.
2. Plaats het mondstuk in de mond of het mond- neusmasker op het
gezicht.
3. Zorg dat het mond- neusmasker goed aansluit of dat de mond
goed om het mondstuk sluit.
4. Vraag de patiënt uit te ademen.
5. Vraag daarna om rustig in te ademen met weinig inspanning en
tegelijkertijd wordt er met de beademingsballon rustig lucht
ingeblazen.
6. Let erop dat er geen lekkage van lucht is via masker of mondstuk
en dat de borstkas omhoog gaat.
7. Als de lucht door de neus naar buiten ontsnapt, dient een
neusklem gebruikt te worden.
8. De patiënt moet de adem inhouden (niet in de wangen)
9. Nogmaals de patiënt in laten ademen en lucht inblazen met de
beademingsballon.
10. Patiënt adem in laten houden(vasthouden).
11. Dit herhalen tot maximale inblaasbare hoeveelheid is bereikt
(meestal drie inademingen).
12. Patiënt hoest of ademt uit.
13. Deze procedure 5 keer herhalen en dit minimaal drie keer per dag
op indicatie vaker.
Aandachts-
punten
knijp niet te hard in de ballon.
kijk of de patiënt in staat is de lucht vast te houden.
let erop dat patiënt zijn lippen goed sluit rondom het mondstuk.
Lukt dit niet, dan is het verstandig een mond-neusmasker te
gebruiken.
als er veel luchtlekkage via de neus is, gebruik dan een mond-
neusmasker of neusklem.
Complicaties lucht in de maag.
Hyperventilatie.
Barotrauma.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Airstacken m.b.v. beademingsballon.”
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 9
Plaatsen van een spreekklep op een tracheacanule.
Doel
Verbale communicatie van een patiënt met een tracheacanule mogelijk te maken.
Leerdoel
De cursist is in staat om bij de cliënt met een tracheacanule volgens protocol een
spreekklep te plaatsen
Toelichting op de handeling
Spreekklep plaatsen is een risicovolle handeling.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer geef je een cliënt een spreekklep?
Wie spreekt dit af?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het plaatsen van een spreekklep.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Plaatsen van een spreekklep op de tracheacanule.
Doel
Verbale communicatie mogelijk maken van een patiënt met een
tracheacanule
Benodigd-
heden
Handschoenen.
Materiaal om uit te zuigen.
Spreekklepje.
evt 10 cc spuit.
Werkwijze Spreekklep bevestigen.
1. Was de handen.
2. Trek handschoenen aan.
3. Controleer spreekklep op beschadigingen.
4. Indien beademd koppel de beademingsslang los van de
tracheacanule en zet het beademingsapparaat op pauze.(zie
handelingsschema)
5. Evt. uitzuigen van de luchtwegen.(zie handelingsschema)
6. Bij gecuffte canule, cuff leeg laten!!.(zie handelingsschema)
7. Bevestig spreekklep op de tracheacanule.
8. Sluit indien afgesproken zuurstof aan op spreekklep.
9. Patiënt is nu in staat om te communiceren.
10. Observeer de patiënt en vergewis je ervan dat alles in orde is.
11. Gebruikte materialen opruimen.
12. Trek de handschoenen uit en was de handen.
Spreekklep verwijderen
1. Was de handen.
2. Trek handschoenen aan.
3. Verwijder de spreekklep.
4. Indien beademd, beademing aansluiten.(zie handelingsschema)
5. Indien gecufft, cuff opblazen.(zie handelingsschema)
6. Spreekklep reinigen.
7. Trek de handschoenen uit en was de handen.
Complicaties Benauwdheid en verstikking.
Uitademen langs de tracheacanule is alleen mogelijk als er
voldoende ruimte is tussen de tracheacanule en de luchtpijp.
Door zwelling van het weefsel van de luchtpijp en /of erg veel
taai sputum kan de ruimte tussen luchtpijp en tracheacanule
kleiner worden. Dit kan benauwdheidklachten veroorzaken bij de
patiënt en in extreme gevallen zelfs verstikking. Mocht patiënt
benauwdheidklachten aangeven spreekklep onmiddellijk
verwijderen.
Spreekklep mag NOOIT in combinatie met een gecuffte canule.
De ingeademde lucht kan niet via de mond uitgeademd worden
en de patiënt stikt.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Plaatsen van een spreekklep op de tracheacanule.”
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Praktijkleeropdrachten
Praktijkleeropdracht 10
Granulatieweefsel aanstippen rondom het tracheostoma.
Doel
Teveel aan nieuw gevormd weefsel(granulatieweefsel) rondom het tracheostoma
verwijderen.
Leerdoel
De cursist is in staat om bij de cliënt met granulatieweefsel rondom het tracheostoma dit
volgens protocol te behandelen
Toelichting op de handeling
Granulatieweefsel aanstippen is een risicovolle handeling.
Voorbereiding
1. Lees het handelingsschema dat bij deze opdracht hoort.
Bespreek met de gedelegeerde toetser de volgende vragen:
Wanneer stip je granulatieweefsel aan bij een cliënt?
Wie spreekt dit af?
Wat moet het resultaat zijn?
Welke materialen worden gebruikt?
Welke hygiënische maatregelen zijn er?
Hoe is de volgorde van handelen?
Wanneer heb je op de juiste manier gehandeld?
Welke complicaties kunnen voorkomen en hoe zie je die?
Wanneer overleg je met het Centrum voor Thuisbeademing?
2. Observeer hoe anderen de handeling uitvoeren.
Observeer de cliënt tijdens het plaatsen van een spreekklep.
Stel eventuele vragen en vraag om tips.
Evalueer na afloop de handeling.
3. Voer de handelingen onder begeleiding uit. Vraag om feedback van de
gedelegeerde toetser en van de cliënt. De handelingen dienen onder begeleiding
uitgevoerd te worden tot de gedelegeerde toetser je bekwaam heeft verklaard.
4. Laat de handeling aftekenen.
Praktijkleeropdrachten
Feedback gedelegeerde toetser:
“Granulatieweefsel aanstippen rondom het tracheostoma.”
Aftekenen door gedelegeerde toetser:
Datum Akkoord
Naam Cursist
Instelling
Naam gedelegeerde
toetser
Handtekening
Granulatieweefsel aanstippen rondom het tracheostoma.
Doel
Teveel aan nieuw gevormd weefsel(granulatieweefsel) rondom het
tracheostoma verwijderen.
Benodigd-
heden
Zilvernitraatstift
Materiaal voor verzorging van tracheostoma
werkwijze 1. Was handen en trek handschoenen aan.
2. Tracheostoma verzorgen.(zie handelingsschema)
3. Omliggende huid goed drogen.
4. De waslaag rondom de zilvernitraatstift verwijderen.
5. Stip met de zilvernitraatstift het granulatieweefsel aan, zorg
daarbij dat het omliggende weefsel niet geraakt wordt.
6. Draai de stift steeds, om een zo goed mogelijk contact te krijgen
met het granulatieweefsel.
7. Tijdens het aanstippen zal het granulatieweefsel wit grijs
verkleuren.
8. Materialen opruimen.
9. Trek handschoenen uit en was de handen.
10. Herhaal deze procedure dagelijks.
complicaties Brandwonden.
Ontsteking van het aan te stippen gebied.
Bij bovenstaande staak de behandeling en raadpleeg arts of centrum van
thuisbeademing.