competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang...2. proactief werken: de begeleider...
TRANSCRIPT
Competentiegericht begeleiden in de
maatschappelijke opvang
interventiebeschrijving
Het werkblad dat gebruikt is voor het maken van deze interventiebeschrijving, is een gezamenlijk
werkblad van de volgende organisaties.
Colofon
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie
PI Research
020-6501501
Website
www.piresearch.nl
Contactpersoon
Marianne Haspels
06-43376286
Referentie in verband met publicatie
Ypke Hemminga, Marianne Haspels & Rena Eenshuistra
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang
Databank Effectieve Sociale Interventies Movisie
Duivendrecht, PI Research
Maart 2017
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 3
Inhoud Colofon .................................................................................................................................................... 2
Samenvatting Interventie ......................................................................................................................... 5
1 Beschrijving interventie .................................................................................................................... 7
1.1 Doelgroep ...................................................................................................................................... 7
1.2 Doel ............................................................................................................................................... 9
1.3 Aanpak .......................................................................................................................................... 9
2. Uitvoering ...................................................................................................................................... 16
3 Onderbouwing ................................................................................................................................ 23
4. Onderzoek ..................................................................................................................................... 29
4.1 Onderzoek naar de uitvoering ..................................................................................................... 29
4.2 Onderzoek naar de effecten........................................................................................................ 30
4.3 Praktijkvoorbeelden ..................................................................................................................... 30
5. Samenvatting Werkzame elementen ............................................................................................ 33
6. Aangehaalde literatuur .................................................................................................................. 35
Bijlage 1 Hulpmiddelen en technieken t.b.v. het uitvoeren van de pijlers ......................................... 37
Bijlage 2 Implementatieplan team Viljoen Kessler Stichting ............................................................. 40
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 5
Samenvatting Interventie
Doel
Het doel van Competentiegericht begeleiden is om begeleiders concrete handvatten en technieken te
bieden waarmee ze in staat zijn aan te sluiten bij de cliënt, de cliënt te motiveren en stimuleren,
competenties te vergroten van de cliënt en gericht toe te werken naar het perspectief van de cliënt:
een passende huisvesting, waarin de cliënt zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk kan
functioneren.
Doelgroep
Volwassenen die moeite hebben met het vinden en/of behouden van passende huisvesting. Door
diverse oorzaken zoals stress, verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek en/ of huiselijk
geweld lukt het hen niet om de benodigde vaardigheden in te zetten om hun situatie te verbeteren.
Het betreft een hele heterogene doelgroep die ook wel wordt aangeduid als kwetsbare volwassenen.
Deze kwetsbaarheid komt onder andere voort uit de volgende drie gemeenschappelijke en
overstijgende kenmerken: ze zijn moeilijk te bereiken, ongemotiveerd voor gedragsverandering en zij
hebben weinig tot geen steunende netwerkcontacten.
Aanpak
Het gefaseerd toewerken naar een door de cliënt gewenst en haalbaar toekomstperspectief. Het
begeleidingstraject is opgedeeld in drie fases: Begin, Midden en Eind. Per fase worden er doelen
geformuleerd. De fasering maakt het voor cliënt en begeleider inzichtelijk waaraan gewerkt wordt. Met
de fasering wordt er stapsgewijs toegewerkt naar het perspectief.
In de beginfase ligt de nadruk op het vergroten van de benaderbaarheid, het vergroten van de
motivatie tot gedragsverandering en worden de eerste stappen gezet ten aanzien van het
vergroten/versterken van steunende netwerkcontacten. Daarbij verzamelt de begeleider informatie
over de wensen, het functioneren en factoren die van invloed zijn op het functioneren zodat er aan het
einde een trajectplan op maat is waarin het perspectief en de bijbehorende doelen geformuleerd zijn.
Tijdens de middenfase blijft de begeleider technieken inzetten die een bijdrage leveren aan het
vergroten van de bereikbaarheid en het vergroten van motivatie tot gedragsverandering. Daarnaast
wordt stapsgewijs gewerkt aan de individuele – op maat gemaakte – doelen van de cliënt. De eindfase
staat in het teken van vertrek, waarbij de cliënt zich voorbereidt op zijn vervolgplek en afscheid neemt.
De aanpak van de begeleiding is uitgewerkt in vier pijlers:
1. Bejegening cliënt: deze pijler betreft de basishouding van de begeleider. Uitgangspunt van deze
pijler is een stimulerende houding die aansluit bij de cliënt, waardoor de cliënt zich veilig en
gehoord voelt. De cliënt staat centraal, wat betekent dat er wordt aangesloten bij de
belevingswereld van de cliënt, de cliënt wordt aangesproken op zijn krachten en gericht feedback
krijgt gericht op gewenst gedrag.
2. Proactief werken: de begeleider neemt initiatief bij het betrekken, activeren en motiveren van de
cliënt. De mate waarin het initiatief van de begeleider komt is mede-afhankelijk van de mate
waarin de cliënt zelf initiatief neemt.
3. Perspectief bieden: samen met de cliënt wordt gekeken naar zijn wensen en mogelijkheden op het
gebied van wonen, dagbesteding, vrije tijd en netwerk. Binnen deze pijler wordt er gericht gewerkt
aan het vormgeven van dit perspectief.
4. Netwerk betrekken: deze pijler richt zich op het creëren, uitbreiden of versterken van een
steunend netwerk voor de cliënt en het betrekken van dit netwerk bij het leven van de cliënt.
Binnen elk begeleidingstraject wordt gebruik gemaakt van motiverende, coachende en sturende
technieken om de cliënt te motiveren gewenst gedrag te vertonen en/of toe te leiden naar
specialistische hulp of om vaardigheden aan te leren zodat het vaardigheidsrepertoire van de cliënt
wordt vergroot.
Materiaal
Voor hulpverleners is het methodeboek ‘Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen:
methodeboek maatschappelijke opvang’ beschikbaar (Haspels, Hemminga & Haak, 2015. Naast een
beschrijving en uitleg van de methodiek bevat dit methodeboek voorbeelden van praktijksituaties en
handvatten voor de begeleiding van cliënten. Het methodeboek bevat bijlagen met daarin een
beschrijving van de technieken die worden gebruikt bij de begeleiding van cliënten zoals de
gedragsoefening, schaalvragen, oplossen van een keuzeprobleem en de stappen van een kosten-
baten analyse en een bijlage met hulpmiddelen die in de begeleidinggesprekken met de cliënt kunnen
worden ingezet om informatie te verzamelen over de cliënt. Naast het handboek zijn er trainingen,
cursussen en begeleidingsmogelijkheden beschikbaar voor organisaties.
Onderzoek
Er is een procesevaluatie uitgevoerd naar Competentiegericht begeleiden bij de Kessler Stichting,
(een organisatie voor maatschappelijke opvang) waarbij de vraag centraal stond hoe de methodiek
wordt uitgevoerd versus hoe de methodiek in theorie zou moeten worden uitgevoerd. Ook is er
gekeken of de cliënten na afloop van hun begeleidingstraject vooruitgang hadden geboekt op een
aantal levensdomeinen en is onderzocht hoe tevreden de cliënten waren over hun begeleiding.
De resultaten van het onderzoek wezen uit dat Competentiegericht begeleiden een stevige basis heeft
binnen de Kessler Stichting. Cliënten bleken in vergelijking met hun beginsituatie bij afsluiting van een
begeleidingstraject significant meer zelfredzaam op de levensdomeinen Inkomen, Dagbesteding,
Huisvesting, Fysieke Gezondheid, ADL-vaardigheden en Sociaal Netwerk. Daarnaast bleken cliënten
vooral tevreden te zijn over de bereikbaarheid van de begeleiders, de omgang met en deskundigheid
van de begeleiders en het feit dat ze zelf veel invloed hebben op de inhoud van hun begeleidingsplan.
Uit de interviews met begeleiders van de Kessler Stichting bleek dat zij vooral stabiliteit en vooruitgang
zien op het gebied van Financiën en Huisvesting aan het einde van een begeleidingstraject. De
geïnterviewden rapporteerden dat als deze levensdomeinen op orde zijn vaak ook de
maatschappelijke participatie en de geestelijke gezondheid van cliënten verbetert. De begeleiders
noemen veel voordelen van de aanpak en zien goede resultaten als gevolg van deze aanpak.
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 7
1 Beschrijving interventie
1.1 Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang richt zich op volwassenen die moeite
hebben met het vinden en/of behouden van passende huisvesting waarin zij zo zelfredzaam en
zelfstandig als mogelijk kunnen functioneren. Kenmerkend voor deze doelgroep is dat voorafgaand
aan de periode van het dak- en thuisloos zijn, de meeste van deze mensen een regulier leven hebben
geleid waarin zij in staat waren zich te handhaven binnen de samenleving. Het betreft dus een
doelgroep die veel vaardigheden bezit, maar in hun huidige situatie zoveel stress ervaart en/of last
heeft van verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek en/of (huiselijk) geweld dat het hen
niet lukt om de vaardigheden in te zetten om hun situatie te verbeteren.
Het gaat hier om een hele heterogene doelgroep die ook wel wordt aangeduid als kwetsbare
volwassenen. Deze kwetsbaarheid komt onder andere voort uit de volgende drie gemeenschappelijke
en overstijgende kenmerken:
Overstijgende kenmerken doelgroep
- moeilijk bereikbaar;
- ongemotiveerd voor gedragsverandering;
- weinig tot geen steunende netwerkcontacten.
Binnen de maatschappelijke opvang zijn verschillende voorzieningen voor de verschillende
cliëntgroepen. Het Competentiegericht begeleiden wordt bij al deze voorzieningen ingezet. De te
onderscheiden cliëntgroepen:
zelfstandig wonende cliënten die behoefte hebben aan ondersteuning (op het gebied van
administratie, financiën, organiseren van een dagbesteding, creëren van een steunend netwerk)
zodat zij hun huisvesting kunnen behouden. Of cliënten die na een periode van kortdurende
opvang weer zelfstandig zijn gaan wonen.
dak- en thuisloze cliënten die behoefte hebben aan kortdurende opvang. Het gaat om cliënten
die voor een afgebakende periode opvang krijgen. Dit kunnen zowel cliënten zijn die voor een
bepaalde periode in zelfstandige units op een afdeling wonen, als wel cliënten die 24-uurs
begeleiding krijgen voor een maximum aantal maanden.
dak- en thuisloze cliënten die behoefte hebben aan een veilige woonplek voor een langere tijd
met continue begeleiding. Het gaat hier om cliënten die intern op een afdeling wonen en
24-uursbegeleiding ontvangen. De cliënten zijn, vaak mede door psychiatrische problematiek, niet
in staat om (met kortdurende begeleiding) zelfstandig te wonen.
dak- en thuisloze cliënten die (naast opvang) behoefte hebben aan medische ondersteuning
zoals zorg in verband met (tijdelijke) medische problemen (herstel van ziekte, revalidatie na ziekte
of operatie tot cliënten met een chronische aandoening of een lichamelijke beperking).
Cliënten die alleen nachtopvang krijgen.
In Bijlage 1 van het methodeboek ‘Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen:
methodeboek maatschappelijke opvang’ worden van de verschillende cliëntgroepen die van
bovengenoemde opvangvoorzieningen gebruik maken de kenmerken (weergegeven
vaardigheidstekorten en mogelijk belemmerende factoren in de cliënt).
Selectie van doelgroep
De methodiek Competentiegericht begeleiden wordt ingezet bij de begeleiding van cliënten uit alle vijf
de opvangvoorzieningen. Om in aanmerking te komen voor een opvangvoorziening, dient de cliënt in
het bezit te zijn van een geldig identiteitsbewijs én moet de cliënt gebonden zijn aan de regio.
Voor de nachtopvang geldt dat iedere cliënt die dak- en thuisloos is welkom is, mits hij de kosten voor
verblijf (ca. twee euro per nacht) kan bekostigen. Voor de andere vier opvangvoorzieningen vindt
selectie van de doelgroep plaats tijdens een intakegesprek van de organisatie. In dit gesprek wordt
besloten welke opvangvoorziening op dat moment het beste aansluit bij de huidige stand van zaken
(wensen cliënt – aanmeldingsreden – aanwezige vaardigheidsrepertoire – factoren in het individu en
omgeving die van invloed zijn op het functioneren). Aan de hand van de volgende criteria wordt tijdens
het intakegesprek de volgende punten doorgenomen om zicht te krijgen welke plek vorm van
begeleiding het meest passend is:
Status
Reden van aanmelding en wensen
Mate van zelfstandig functioneren
Duur van het verblijf
Beschikbaarheid begeleiders (contactfrequentie; 24-uurszorg).
In Tabel 1.1 is per cliëntgroep weergegeven welke indicatiecriteria gelden:
Tabel 1.1: Overzicht criteria selectieoverweging cliëntgroepen
Criteria Zelfstandig
wonen met
begeleiding
Dak- en
thuisloze
cliënten:
kortdurende
opvang
Dak en thuisloze
cliënten
langdurende
opvang
Medische zorg Nachtopvang
Status Zelfstandig
woning
Dak- thuisloos Dak- thuisloos Dak- thuisloos Dak- thuisloos
Reden van
aanmelding
Wensen van de
cliënt
Dreigende
uithuisplaatsing
Hulp bij
financiën,
administratie,
bieden van
overzicht en
structuur
Hulp bij
financiën,
administratie,
bieden van
overzicht en
structuur, vinden
van een woning
Behoefte aan
veilige plek op
te wonen
CIZ indicatie
voor verbijf op
grond van
psychiatrische
indicatie
Verzorging
/herstel /
gezondheids-
bevordering
Veilige plek om
te slapen, iets
te eten, jezelf
te verzorgen
Mate van
zelfstandig
functioneren ten
aanzien van de
verschillende
leefgebieden
Redelijk Matig – redelijk Laag Matig - Laag Nvt
Beschikbaarheid
begeleiders
1 x per week 24 uurs
begeleiding
24 uurs
begeleiding
24 uurs
begeleiding
24 uur
aanwezig
Woonvorm Zelfstandige
woning
Grootschalige
opvang
Kleinschalige
opvang
Kleinschalige
opvang
Grootschalige
opvang
Duur verblijf Nvt Beschikking
voor 6 maanden
(eventueel
verlenging met 6
maanden)
Beschikking
voor 2 jaar, dan
wordt opnieuw
bekeken (zo
lang of kort als
nodig)
Afhankelijk
van de duur
van de
indicatie
Maximaal 8
weken per jaar
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties. Competentiegericht begeleiden kan bij iedere doelgroep binnen de
maatschappelijke opvang geïmplementeerd worden omdat het een basismethodiek is die zicht richt op
de gemeenschappelijke kenmerken van de (heterogene) doelgroep die in de maatschappelijke
opvang terecht komt, dat wil zeggen moeilijk bereikbaar, weinig of slecht gemotiveerd voor
gedragsveranderingen en het hebben van weinig tot geen steunende netwerkcontacten.
Betrokkenheid doelgroep
Er zijn interviews gehouden met cliënten van een organisatie voor maatschappelijke opvang in Den
Haag; de Kessler Stichting. Per afdeling van de Kessler Stichting zijn twee cliënten per afdeling
bevraagd over wat zij sterke of juist zwakke kanten vinden van de huidige manier van begeleiden.
Daarnaast is hen gevraagd welke aanbevelingen zij zouden doen om de begeleiding te verbeteren.
Op basis van de uitkomst van deze interviews is het Competentiegericht begeleiden ontwikkeld.
1.2 Doel
Hoofddoel
Het uiteindelijke doel van het verblijf binnen de maatschappelijke opvang is dat iedere cliënt een
passende huisvesting vindt of behoudt waarin hij zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk kan
functioneren.
Het doel van Competentiegericht begeleiden is om begeleiders concrete handvatten en technieken te
bieden waarmee ze in staat zijn aan te sluiten bij de cliënt, de cliënt te motiveren en stimuleren,
competenties te vergroten van de cliënt en gericht toe te werken naar het perspectief van de cliënt:
een passende huisvesting, waarin de cliënt zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk kan
functioneren. Gezien de overstijgende kenmerken van de doelgroep betekent dit dat er in eerste
instantie geïnvesteerd wordt op het:
vergroten van de benaderbaarheid;
vergroten van de motivatie ten aanzien van gedragsverandering;
vergroten/versterken van een steunend netwerk (van tenminste twee informele personen).
Subdoelen
Door het Competentiegericht begeleiden als basismethodiek in te zetten hebben begeleiders concrete
handvatten en technieken om gericht te werken aan individuele – op maat gemaakte – subdoelen van
de cliënt met als uiteindelijk doel een passende huisvesting waarin de cliënt zo zelfredzaam en
zelfstandig als mogelijk kan functioneren.
Subdoelen:
De cliënt heeft zijn financiën op orde met of zonder ondersteuning.
De cliënt heeft een vaste dagbesteding (onderwijs en/ of (on-)betaald werk/ bezigheid) en een
adequate vrije tijdsbesteding.
De cliënt heeft minimaal twee steunende contacten uit het netwerk. Met deze contacten zijn
concrete afspraken gemaakt over de ondersteuning die zij de cliënt zullen bieden.
De cliënt kan op een adequate manier omgaan met alcohol, drugs, gokken met of zonder
ondersteuning.
De cliënt is in staat tot (minimale) zelfzorg en indien nodig medische verzorging met of zonder
steun.
Deze subdoelstellingen komen tot stand na een competentieanalyse (zie Inhoud (1.3) en Bijlage 1
Hulpmiddelen en technieken) waarin wordt gekeken wat de cliënt al zelfstandig lukt, waar hij specifiek
moeite mee heeft en welke factoren op het functioneren van invloed zijn. Aan de hand van deze
analyse worden, wordt aan bovenstaande subdoelstellingen invulling gegeven en wordt gekeken
welke ‘state of the art’ interventies en technieken worden ingezet om deze te behalen.
1.3 Aanpak
De aanpak van de methodiek voor de verschillende cliëntgroepen is inhoudelijk (in de basis) gelijk
omdat deze in eerste instantie gericht is op de drie overstijgende kenmerken van de gehele doelgroep
(zie bij Uiteindelijke doelgroep (1.1)). De intensiteit van de begeleiding varieert, want is afhankelijk van
de aanwezige competenties van de cliënt en de duur en doelstellingen van het verblijf.
Opzet
Het begeleidingstraject is opgedeeld in drie fases: begin, midden en eind. Door middel van deze
fasering is inzichtelijk gemaakt aan welke doelstellingen de begeleiders werken om zo samen met de
cliënt stapsgewijs toe te werken aan het traject van de cliënt van aankomst tot vertrek.
In Tabel 1.2 is per fase zowel beschreven welke doelen er per fase centraal staan als de aanpak om
aan deze doelen te werken.
Beginfase
In de beginfase ligt de nadruk op het vergroten van de benaderbaarheid en het vergroten van de
motivatie tot gedragsverandering. De manier waarop begeleiders dit doen wordt uitvoerig beschreven
in 1.3 Aanpak en Bijlage 1. Ook worden tijdens de eerste fase de eerste stappen gezet rondom het
benutten/ vergroten en/of versterken van steunende netwerkcontacten. Zo brengt de begeleider in de
eerste fase samen met de cliënt in kaart welke mensen een steunende rol in het verleden hebben
gespeeld en/of in het hier en nu spelen (zie Inhoud (1.3) voor de aanpak en Bijlage 1 voor de
hulpmiddelen die hierbij kunnen worden ingezet).
Aan het einde van de beginfase wordt een inschatting gemaakt wat een passende en haalbare
vervolgplek is en wat nodig is om daar zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk te kunnen
functioneren. Gedurende de eerste fase inventariseert de begeleider de wensen en de sterke en
zwakke punten van de cliënt met behulp van een competentieanalyse in de situatie voorafgaand aan
het dakloos zijn en in de huidige situatie (zie Inhoud (1.3) en Bijlage 1). Aan de hand van verschillende
leefgebieden worden de vaardigheden die de cliënt in zowel de eerdere situatie als de huidige situatie
in kaart gebracht. De eerdere situatie geeft zicht op wat de cliënt in het verleden heeft beheerst. De
huidige situatie geeft een beeld over het vaardigheidsrepertoire van de cliënt in het hier en nu en over
de factoren in de cliënt en in zijn omgeving die hier van invloed op zijn. De verzamelde informatie
wordt vast gelegd in een analyseplan en biedt uitgangspunt voor het opstellen van een trajectplan
waarin het perspectief en de bijbehorende doelen geformuleerd zijn. Binnen zes weken is het
trajectplan samen met de cliënt opgesteld en is duidelijk waar naartoe (perspectief) wordt gewerkt en
op welke manier (doelen-werkpunten-acties).
Tabel 1.2: Gefaseerde aanpak verblijf maatschappelijke opvang: Doelen en aanpak per fase
Gefaseerde aanpak
Doelen Begin Midden Eind
De c
liën
t vin
dt/b
eh
ou
dt p
assen
de h
uis
vestin
g
waarin
hij z
o z
elfre
dzaam
en
zelfs
tan
dig
als
mo
gelijk
fun
ctio
ne
ert
Verg
rote
n v
an d
e
bena
derb
aarh
eid
(zie
1.2
Hoofd
doel)
Bejegening
- De begeleider is hartelijk en betrokken
- De begeleider toont belangstelling
- De begeleider staat model: spreekt cliënten aan bij hun naam en komt afspraken na
De begeleider is proactief
- De begeleider gaat actief naar de cliënt toe (i.p.v het aannemen van een afwachtende houding
- De begeleider is aanwezig
Verg
rote
n v
an d
e
motiva
tie
om
te w
erk
en
aan
gedra
gsvera
nderi
ng
(zie
Par.
1.2
.1)
Bejegening (creëren van een werkrelatie)
- De cliënt wordt aangesproken op zijn krachten
De begeleider is proactief
- De begeleider activeert de cliënt door motiverende gesprekstechnieken
- De begeleider vraagt naar eigen oplossingen
- De begeleider inventariseert wat de cliënt al kan (dit is het vertrekpunt)
Perspectief bieden
- De begeleider gaat opzoek naar een voor de cliënt bevredigend leven
- De begeleider geeft prioriteit aan alledag
- De begeleiding sluit aan bij de behoefte en belevingswereld van de cliënt
- De begeleider inventariseert sterke en zwakke punten in de situatie
- Wensen worden geformuleerd in woorden van de cliënt
- De cliënt herkent zijn wensen in de gestelde doelen
- Acties worden geëvalueerd. Successen worden gevierd
Verg
rote
n/v
ers
terk
en
ste
une
nd n
etw
erk
(zie
1.2
Hoofd
doel)
Netwerk betrekken
- De begeleider en cliënt
brengen steunend netwerk
van vroeger en nu in kaart
Netwerk betrekken
- Idem fase 1
- De cliënt wordt ondersteund
bij het opbouwen/versterken
van een steunend netwerk
- Het netwerk wordt geactiveerd
bij het werken aan doelen
Netwerk betrekken
- Idem fase 1 en 2
- De begeleider inventariseert
de behoefte ten aanzien van
ondersteuning uit het
netwerk
- Afspraken tussen cliënt en
steunend netwerk worden
gemaakt
Werk
en a
an d
oele
n/p
ers
pe
ctief
(indiv
idu
ele
sub
doe
len,
zie
1.2
Subd
oe
len
)
Perspectief bieden
- De begeleider informeert
naar wensen op het gebied
van wonen, werk, vrije tijd
en netwerk
- De begeleider
inventariseert sterke en
zwakke punten (periode
voorafgaand dakloos-zijn
en in de huidige situatie)
- De cliënt stelt samen met
de begeleider doelen op
t.a.v. wonen, werk, vrije tijd
en netwerk
Perspectief bieden
- Doelen worden omgezet naar
haalbare acties
- Acties worden geëvalueerd
Stapsgewijs wordt gewerkt aan
de individuele doelen .Op basis
van de competentieanalyse
wordt gekeken wat het
vaardigheidsrepetoire van de
cliënt is en welke factoren van
invloed zijn. Vervolgens wordt
gekeken welke ‘state of the art’
interventies kunnen worden
ingezet om de mate van
zelfstandigheid te verroten. Het
gaat hierbij om de volgende
interventies:
- Taakverlichting
- Taak verrijking
- Vaardigheden
leren/versterken
- Beïnvloeden van factoren
Perspectief bieden
- Doelen worden geëvalueerd
Netwerk betrekken
- De begeleider inventariseert
de behoefte ten aanzien van
ondersteuning uit het
netwerk
- Afspraken tussen cliënt en
steunend netwerk worden
gemaakt
Middenfase
Tijdens de middenfase blijft de begeleider technieken inzetten die een bijdrage leveren aan het
vergroten van de bereikbaarheid en het vergroten van motivatie tot gedragsverandering. Daarnaast
wordt stapsgewijs gewerkt aan competentievergroting. Competentievergroting is gericht op het zo
competent mogelijk laten functioneren van cliënten in hun eigen context. Dit kan bereikt worden door
het uitbreiden van het vaardigheidsrepertoire van een cliënt (Slot & Spanjaard, 2007) en/of het
realiseren van een goede fit tussen cliënt en zijn omgeving. Deze fit kan gecreëerd worden door het
verrijken/verlichten van taken en/of het verminderen van de invloed van belemmerende factoren
danwel het versterken en inzetten van bevorderende factoren. Hierdoor wordt ontwikkeling
gestimuleerd en probleemgedrag verminderd. Afhankelijk van de duur van het verblijf, het functioneren
en het beoogde perspectief (zie Subdoelen (1.2)) worden individuele, op maat gemaakte, doelen
geformuleerd waar gedurende de tweede fase stapsgewijs aan gewerkt wordt. Er vinden (twee-
)wekelijks één-op-één begeleidingsgesprekken plaats tussen de begeleider en de cliënt. In deze
gesprekken wordt besproken hoe het met de cliënt gaat en wordt gewerkt aan de werkpunten/acties
uit het trajectplan. Om de zes weken vindt er een evaluatiemoment plaats om de doelen te evalueren
en indien nodig te wijzigen.
Eindfase
De eindfase staat in het teken van concrete afspraken maken met het netwerk, vormgeven van
eventuele vervolghulpverlening (steun) en vertrek, waarbij de cliënt zich voorbereidt op zijn
vervolgplek en afscheid neemt. Middels een exitgesprek wordt het traject geëvalueerd en gekeken of
de doelen zijn behaald en of eventuele (vervolg)ondersteuning wenselijk is.
Faseoverstijgend
Tijdens het traject is voortdurend het proces gaande van informatie verzamelen en analyseren, en het
vervolgens stellen van doelen en uitvoeren en evalueren. Dit proces bestaat uit verschillende stappen
die elkaar opvolgen en cyclisch zijn. In Figuur 1.1 wordt dit proces weergegeven.
Figuur 1.1 Stappen begeleidingscyclus
Duur traject
De duur van een begeleidingstraject kan variëren en is afhankelijk van de achtergrond, de
problematiek en het perspectief van de cliënt. De begeleidingsduur kan variëren van eenmalig een
aantal uur per week (bijvoorbeeld bij een afdeling voor ambulante begeleiding) tot langdurende 24-
uurszorg (meer dan zes maanden).
Inhoud
Hoe begeleiders binnen Competentiegericht begeleiden gedurende de gefaseerde aanpak (zie Tabel
1.2) inhoud moeten geven aan de begeleiding is uitgewerkt in vier pijlers:
Bejegening cliënt
Proactief werken
Perspectief bieden
Netwerk betrekken
Deze vier pijlers zijn faseoverstijgend, dat wil zeggen dat binnen elk begeleidingstraject en dus binnen
elke fase aandacht voor de verschillende pijlers moet zijn. Binnen elke pijler staan verschillende
concrete hulpmiddelen en technieken centraal. In Bijlage 1 worden de beschikbare hulpmiddelen en
technieken in kaart gebracht met daarbij een korte toelichting en een verwijzing naar de pijlers. Binnen
alle pijlers wordt aangegeven hoe en welke motiverende, coachende en sturende technieken
toegepast kunnen worden, op welke wijze informatie (over de wensen en het functioneren van de
cliënt) verzameleden op welke en wordt deze informatie geanalyseerd. Voor een uitgebreide
toelichting op, en voorbeelden van de technieken en hulpmiddelen wordt verwezen naar het
methodeboek ‘Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen: methodeboek
maatschappelijke opvang’ (Haspels, Hemminga & Haak, 2015).
Pijler 1-Bejegening cliënt
De eerste pijler van Competentiegericht begeleiden gaat over de manier waarop de cliënt bejegend
wordt. Een veilig leefklimaat realiseren vergroot de kans dat de cliënt zich veilig en gehoord voelt. Dit
is een belangrijke voorwaarde voor het bereiken en het motiveren van de cliënt tot verandering.
De pijler bejegening bestaat uit de volgende aspecten:
De begeleider is hartelijk en betrokken: de cliënt wordt centraal gesteld. De begeleider luistert,
informeert naar het wel en wee van de cliënt en vraagt door. De begeleider is op de hoogte van
hoe de cliënt zich voelt en wat hem/haar bezighoudt (mate van tevredenheid of spanning).
De begeleider staat model: gedrag wordt geleerd op basis van gedrag van andere belangrijke
personen (modellen) uit de omgeving. De begeleider vervult een modelfunctie voor de cliënt zowel
bij het voordoen van gedrag, als in de dagelijkse omgang met elkaar. De begeleider spreekt
cliënten aan bij hun naam (geen bijnamen) en komt afspraken na.
De cliënt wordt aangesproken op zijn krachten. Feedback is gericht op het versterken van
gewenst gedrag. Met gewenst gedrag wordt door de samenleving geaccepteerd gedrag bedoeld.
Feedback geven op gewenst gedrag heeft als functie om informatie over te dragen aan de cliënt
zodat hij leert wat de normen en waarden zijn, wat er van hem verwacht wordt. Gewenst gedrag
wordt versterkt door hier in de begeleiding specifiek aandacht aan te besteden. De begeleider
zorgt er tevens voor negatieve kernovertuigingen van de cliënt niet te versterken.
Ongewenst gedrag wordt gezien als onmacht in plaats van onwil. De begeleider is bij ongewenst
gedrag gericht op gewenst gedrag door te benoemen wat de cliënt wél goed heeft gedaan. Bij
spanningsvolle situaties is de begeleider gericht op het reduceren van de spanning bij de cliënt. In
kleine stapjes wordt toegewerkt naar gewenst gedrag. Het is van belang om de cliënt wel aan te
spreken op ongewenst gedrag maar tegelijkertijd de stress die dit op kan roepen zo min mogelijk
te laten oplopen.
In Bijlage 1 is weergegeven welke hulpmiddelen en technieken de begeleider kan inzetten gericht op
het bereiken van de uitgangspunten van pijler 1.
Pijler 2 -Proactief werken
Met proactief werken wordt bedoeld dat de begeleider een eerste stap zet en initiatief neemt bij het
betrekken, activeren en motiveren van de cliënt. Dit is niet altijd nodig. In principe volgt de begeleider
de cliënt en gaat de begeleider er vanuit dat hij zelfstandig aan de slag kan met de doelen waar de
cliënt aan wil werken. De begeleider is volgend. Van een cliënt kan echter niet altijd verwacht worden
dat hij op voorhand een concrete wens heeft ten aanzien van het perspectief en gemotiveerd is voor
de begeleiding. Cliënten hebben soms een langere tijd geen begeleiding gehad of zijn
hulpverlenersmoe. Daarnaast zien we vaak wantrouwen, argwaan, schaamte, faalangst en geen hoop
meer op verandering. Dit heeft veelal te maken met negatieve ervaringen in combinatie met (de
gevolgen van) verslavings-/ psychiatrische problematiek. Cliënten willen wel een dak boven hun
hoofd, maar voor de rest vooral rust. Het is aan de begeleiders om dan te kijken hoe ze de cliënten
kunnen verleiden, hoe ze weer cliënten hoop kunnen geven op. Op het moment dat de begeleider
signaleert dat de cliënt moeite heeft om in actie te komen en het leven neemt zoals het is en zelf geen
perspectief meer ziet, wordt de begeleider dus proactief. De begeleider gaat naast de cliënt staan,
sluit aan en gaat actief op zoek naar zingeving, om van daaruit de cliënt te bewegen.
De pijler Proactief werken wordt op de volgende wijze geconcretiseerd:
De begeleider gaat actief naar de cliënt toe in plaats van een afwachtende houding aan te nemen.
De cliënt wordt gestimuleerd met behulp van motiverende en coachende technieken om na te
denken over de invulling van zijn leven (wonen, werken, financiën, vrije tijd, netwerk).
De begeleider activeert de cliënt door motiverende en coachende technieken, zoals de
gedragssuggestie, gedragsoefening, uitzonderingsvragen, schaalvragen, oplossen van een
keuzeprobleem en het maken van een kosten-batenanalyse.
De begeleider is aanwezig. Het team heeft dagelijks contact met alle cliënten en (twee-) wekelijks
heeft een cliënt een begeleidingsgesprek.
De begeleider is initiërend in het realiseren van een passende dagbesteding met voldoende
inspannende en ontspannende momenten (bij 24-uurszorg).
De cliënt wordt actief betrokken bij het vormgeven van de dagstructuur en de regels
(bewonersoverleg).
De begeleider vraagt naar eigen oplossingen en eerdere oplossingen voordat er advies wordt
gegeven. Het aantal adviezen wordt beperkt. Bij het leren van vaardigheden wordt eerst
geïnventariseerd in hoeverre de cliënt de vaardigheid in een eerdere situatie beheerste. Dat is
vervolgens het vertrekpunt voor het aanleren van de vaardigheid. De begeleider is zelf actief in
het aanleren van vaardigheden. Bij meer complexe vaardigheden (zoals bij verslavings- en
psychiatrische problematiek) wordt ook specialistische hulp ingezet.
In Bijlage 1 is weergegeven welke hulpmiddelen en technieken de begeleider kan inzetten gericht op
het bereiken van de uitgangspunten van pijler 2.
Pijler 3-Perspectief bieden
Binnen de derde pijler van Competentiegericht begeleiden wordt aandacht besteed aan ‘perspectief
bieden’. Perspectief ontstaat veelal wanneer een cliënt zicht heeft op verandering, op een toekomst
die aantrekkelijker is dan het heden. Samen met de cliënt wordt gekeken naar zijn wensen en
mogelijkheden op het gebied van wonen, dagbesteding, vrije tijd en netwerk. Binnen deze pijler wordt
er ingegaan op de vraag hoe gericht gewerkt kan worden aan het vormgeven van dit perspectief. De
begeleider volgt de volgende uitgangspunten:
De cliënt is regisseur van zijn eigen leven.
De begeleider gaat samen met de cliënt en met behulp van motiverende, coachende en sturende
technieken (zie Bijlage 1) op zoek naar een voor de cliënt bevredigend en door de samenleving
geaccepteerd leven.
De begeleider geeft prioriteit aan alledag: de begeleiding is gericht op wat er nu bij de cliënt speelt
en de begeleider koppelt huidige situaties voortdurend aan het perspectief en de bijbehorende
doelen van de cliënt. Dit geldt zowel voor de praktische hulp (bijvoorbeeld bij het zoeken naar een
woning) als psychologische hulp (bijvoorbeeld bij het hulp zoeken voor verslavingsproblematiek).
De begeleiding sluit aan bij de behoefte en belevingswereld van de cliënt.
In de begeleiding wordt samengewerkt met andere instanties. Hierbij kan onderscheid worden
gemaakt tussen samen werken met instanties zoals de gemeente, schuldhulpverlening en het
inzetten van specifieke interventies bij bijvoorbeeld psychiatrische en verslavingsproblematiek.
Indien de problematiek van de cliënt dermate ernstig is worden er aanvullende interventies
(verslavingszorg, therapie) ingezet en wordt gezamenlijk gekeken hoe de verschillende
interventies elkaar kunnen versterken. Indien het nodig is wordt er medische zorg ingeschakeld
voor de cliënt.
De begeleider informeert naar de wensen van de cliënt op het gebied van wonen, werk, vrije tijd
en netwerk. Wensen worden geformuleerd in de eigen woorden van de cliënt. Hulpmiddelen die
hierbij gebruikt worden zijn wenskaarten, de netwerkspin en de VIP-kaart (zie Bijlage 1).
De begeleider inventariseert sterke en zwakke punten van de cliënt met behulp van een
competentieanalyse in de situatie voorafgaand aan het dakloos zijn en in de huidige situatie. De
eerdere situatie wordt als vertrekpunt genomen van de begeleiding. Er wordt samen met de cliënt
gekeken hoe voorheen sterke punten nu ingezet en uitgebouwd kunnen worden (zie ook Bijlage
1).
De cliënt stelt samen met de begeleider doelen op ten aanzien van wonen, werken, vrije tijd en
het netwerk. De cliënt herkent zijn wensen in de gestelde doelen. Moeilijk bereikbare wensen
worden vertaald in haalbare doelen (eerste stappen) richting het gewenste doel.
De begeleiding volgt een begeleidingscyclus (zie Figuur 1.1) waarbij doelen worden omgezet in op
korte termijn haalbare acties die de cliënt gaat uitvoeren. Vervolgens worden deze acties met de
cliënt geëvalueerd en worden successen gevierd.
In Bijlage 1 is weergegeven welke hulpmiddelen en technieken de begeleider kan inzetten gericht op
het bereiken van de uitgangspunten van pijler 3.
Pijler 4- Netwerk betrekken
Vereenzaming en omgaan met ‘verkeerde’ vrienden zijn risicofactoren die het zelfstandig kunnen
functioneren in de weg staan. Om zich te kunnen handhaven in de samenleving is een steunend
netwerk onontbeerlijk. De vierde pijler richt zich dan ook op het betrekken van het netwerk en gaat uit
van de volgende uitgangspunten:
De cliënt heeft een eigen steunend netwerk. Een steunend netwerk kan gezelschap, emotionele
steun en praktische en/ of sociale hulp bieden.
Er wordt bekeken in hoeverre het huidige netwerk van de cliënt steun biedt. De begeleider brengt
samen met de cliënt het vroegere en huidige netwerk en de behoefte aan ondersteuning in de
huidige en toekomstige situatie in kaart. Bij ondersteuning wordt gedacht aan praktische
(administratie, financiën) en sociaal-emotionele (gezelligheid, praatpaal, troost) steun.De
begeleider ondersteunt de cliënt bij het opbouwen van een netwerk en/of het versterken en
uitbreiden van het huidige steunende netwerk. Dit doet de begeleider door in gesprekken met de
cliënt hem te stimuleren om contact met zijn netwerk te herstellen, samen met de cliënt afspraken
te maken met zijn netwerk over hoe zij de cliënt steun kunnen bieden, te bemiddelen bij conflicten
en de cliënt te helpen bij het uitbreiden van sociale contacten door zijn sociale vaardigheden te
verbeteren.
In Bijlage 1 is weergegeven welke hulpmiddelen en technieken de begeleider kan inzetten gericht op
het bereiken van de uitgangspunten van pijler 4.
2. Uitvoering
Materialen
Voor begeleiders is het methodeboek ‘Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen:
methodeboek maatschappelijke opvang’ (Haspels, Hemminga & Haak, 2015) beschikbaar. Dit boek
biedt professionals handvatten om samen met de cliënt en zijn netwerk het begeleidingstraject te
doorlopen. In het boek zijn verschillende technieken stapsgewijs uitgewerkt en staan praktische
hulpmiddelen om informatie te verzamelen en om informatie te analyseren.
Overige materialen
Vragenlijst om de zelfredzaamheid van een cliënt in kaart te brengen: om de voortgang van de
cliënt te meten en te monitoren op verschillende levensdomeinen. Een voorbeeld van een
dergelijke vragenlijst is de Zelf Redzaamheid Monitor (ZRM). Organisaties zijn vrij om zelf een
vragenlijst te kiezen waarmee zij de zelfredzaamheid van hun cliënten in kaart brengen.
Vragenlijst om cliënttevredenheid in kaart te brengen: dit is van belang om in kaart te brengen hoe
de cliënt zijn begeleiding en de werkrelatie van met de begeleider ervaart. Een voorbeeld van een
dergelijke vragenlijst is de CQ-I vragenlijst. Wederom geldt dat organisaties vrij zijn om zelf een
lijst te kiezen waarmee zij cliënttevredenheid in kaart brengen.
Naast bovenstaande materialen zijn er nog materialen voor trainingen, cursussen en
begeleidingsmogelijkheden beschikbaar voor organisaties. Hieronder volgt een opsomming van
trainingen/cursussen en begeleidingsmogelijkheden ten behoeve van opleiding, kwaliteitsbewaking en
implementatie met een verwijzing van de inhoud en betreffende materialen.
Opleiding begeleiders
Driedaagse basistraining aan begeleiders (teams of nieuwe uitvoerend medewerkers)
Materiaal: hand-outs drie daagse basistraining CGB
Kwaliteitsbewaking
Vierdaagse ‘train de trainer opleiding’1
Materiaal: Trainershandleiding basistraining Competentiegericht werken
Eéndaagse verdiepingsdag interne trainers
Workshops voor aandachtsfunctionarissen
Jaarlijkse verdiepingsdag teams
Intervisie- supervisie begeleiders
Implementatie
Vierdaagse sleutelfiguren cursus: Competentiegerichte Hulpverlening en Management
Materiaal: Werkmap Competentiegerichte Hulpverlening en Management
Locatie en type organisatie
Competentiegericht begeleiden kan ingezet worden in alle organisaties voor maatschappelijke
opvang, die tot doelstelling hebben om mensen zonder verblijfplaats of mensen die het risico lopen
hun huis kwijt te raken (tijdelijk) verblijf te bieden. Dit in combinatie met zorg en begeleiding naar een
zelfstandig(-er) leven.2 Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn de Kessler Stichting, Regionale
Instellingen voor Beschermde Woonvormen (RIBW) en het Leger des Heils.
Opleiding en competenties
Het zich eigen maken van het Competentiegericht begeleiden is een proces. Alle begeleiders volgen
daarom eerst een basistraining, zodat zij de benodigde kennis en vaardigheden in huis hebben om de
methodiek op de werkvloer uit te voeren. Bij voorkeur wordt er in teamverband getraind, zodat er
vanuit gezamenlijkheid de implementatie kan plaatsvinden en teamleden elkaar kunnen versterken.
1 Organisaties hebben de mogelijkheid interne trainers op te leiden die de basistraining Competentiegericht begeleiden binnen
de eigen organisatie verzorgen. 2 http://www.opvang.nl/site/item/maatschappelijke-opvang/
Indien het niet mogelijk is alle teamleden in een keer te trainen, dan worden er subteams gemaakt.
Daarnaast volgen nieuwe medewerkers ook de driedaagse basistraining, zodat zij, net als alle andere
begeleiders, kennis hebben gemaakt met de methodiek en dezelfde kennis en vaardigheden
beheersen voorafgaande het werken met de cliënten.
Driedaagse basistraining voor begeleiders (incompany)
De basistraining heeft een vast curriculum, maar wordt op maat toegesneden voor de situatie en de
wensen van de organisatie welke tijdens de cursus Competentiegerichte Hulpverlening en
Management zijn vastgesteld (zie bij Implementatie onder 2).Tussen de trainingsdagen door gaan
de cursisten aan de slag met de aangereikte onderdelen.
Gedurende de driedaagse basistraining worden zeven modules behandeld, welke gezamenlijk
inhoud geven aan de vier pijlers van Competentiegericht begeleiden (Bejegening, Proactief werken,
Perspectief bieden, Netwerk betrekken). In onderstaande tabel worden de verschillende modules
toegelicht.
Aan het einde van de driedaagse basistraining heeft de begeleider kennis en vaardigheden
opgedaan om:
- zijn bejegening aan te laten sluiten bij de specifieke cliëntendoelgroep (zie Inhoud (1.3))
- proactief te werken (zie Inhoud (1.3))
- perspectief te bieden (zie Inhoud (1.3))
- het netwerk te betrekken (zie Inhoud (1.3))
Deelnemers: uitvoerend medewerkers. Voor de basistraining is geen specifiek opleidingsniveau
vastgesteld. Binnen de maatschappelijke opvang hebben de woonbegeleiders vaak een MBO
opleiding (MBO Begeleider niveau 3). Persoonlijk begeleiders van cliënten hebben vaak een MBO
Begeleider niveau 4 opleiding of een opleiding op HBO niveau (SPV of SPH).
Kwaliteitsbewaking
Om ervoor te zorgen dat de organisatie de methodiek bestendigt, ondanks alle veranderingen zoals
personeelswisselingen, is het van belang jaarlijks te investeren in activiteiten ten behoeve van
borging. In Tabel 2.1 is weergegeven welke activiteiten hiervoor minimaal van belang zijn:
Tabel 2.1: Kwaliteitsbewaking
KWALITEITSBEWAKING
Continue (verdieping) Scholing
Interne trainers3 - Vierdaagse train de traineropleiding
- Jaarlijkse verdiepingsdag
Aandachtsfunctionarissen
- Aanstellen aandachtsfunctionarissen
- Workshops aandachtsfunctionarissen
Teams - Jaarlijkse sterkte- zwakteanalyse
- Jaarlijkse verdiepingsdag
- Inter- en supervisies
Interne trainers
Om de uitvoering van de methodiek te borgen worden interne trainers opgeleid, welke zelfstandig de
basistraining voor de teams kunnen verzorgen en dus nieuw personeel kunnen opleiden. Tevens
kunnen de interne trainers opgedane kennis en vaardigheden inzetten tijdens teamvergaderingen en
studiedagen. Hieronder wordt beschreven aan welke eisen de trainer moet voldoen voor het verkrijgen
en behouden van een interne trainerslicentie:
3 Indien de organisatie interne trainers heeft opgeleid (wat optioneel is), is het van belang hen hiervoor op te leiden middels de
eenmalige vierdaagse train de trainers opleiding en ieder jaar een verdiepingsdag
Vierdaagse ‘train de trainer opleiding’ Competentiegericht begeleiden (incompany)
Tijdens de opleiding wordt de trainer opgeleid tot interne trainer Competentiegericht begeleiden
binnen de maatschappelijke opvang. Gedurende de vier dagen wordt zowel stil gestaan bij de
inhoud van de methodiek alsmede de specifieke trainersvaardigheden die nodig zijn om de inhoud
aan de begeleiders over te brengen.
Aan het eind van de vierdaagse train de traineropleiding heeft de trainer:
kennis van de methodiek Competentiegericht begeleiden en kan hij werken met het
trainershandleiding.
trainervaardigheden om de kennis over te dragen. De trainer kan:
- korte en krachtige inleidingen geven
- vragen beantwoorden en discussies begeleiden
- opdrachten en oefeningen uitzetten, begeleiden en nabespreken
- deelnemers activeren
- groepsprocessen begeleiden –draagvlak creëren –veiligheid bieden
- de tijd en de agenda bewaken – bedienen apparatuur
Deelnemers: sleutelfiguren: leidinggevenden, gedragsdeskundigen, staf en lijnfunctionarissen,
coaches. Voorwaarde is dat ze de CHM (zie hierboven) gevolgd hebben.
Interne trainers: jaarlijkse verdiepingsdag (incompany)
Als interne trainer is het van belang om boven de aangeboden stof te staan en een helikopterview
te hebben ten aanzien van de trainingsinhoud en trainersvaardigheden op peil te houden. Ten
behoeve van het borgen van de kwaliteit van de interne trainer is het van belang dat zij jaarlijks een
verdiepingsdag bijwonen waarin stil gestaan wordt bij zowel de inhoud van de methodiek als
oefenen met het overdragen van de inhoud van de methodiek (focus op zowel
trainersvaardigheden als de inhoud).
Deelnemers: interne trainers binnen de organisatie
Aandachtsfunctionarissen
Aandachtsfunctionarissen spelen een belangrijke rol in de kwaliteitsbewaking. Zij zijn aanspreekpunt
binnen de organisatie, monitoren de uitvoering, geven extra toelichting op onderdelen van de
methodiek (zowel in teamverband als individueel), geven feedback en coachen collega’s.
Aanstelling aandachtsfunctionarissen
Binnen elk team worden twee aandachtsfunctionarissen aangesteld. Bij de aanstelling van de
aandachtsfunctionarissen is het van belang dat de aandachtsfunctionaris:
- Functioneert op HBO niveau
- De driedaagse basistraining competentiegericht begeleiden heeft gevolgd
- De methodiek eigen heeft gemaakt (kennis heeft over de verschillende elementen)
- Enthousiast is over de methodiek
- Enige ervaring heeft met coachen en trainen
- Vaardigheden in huis heeft om de kennis naar het team over te dragen
- Goed ligt bij het merendeel van de teamleden (teamleden staan open voor zijn
inbreng/suggesties)
Workshops aandachtsfunctionarissen (incompany)
Er wordt vier keer per jaar organisatiebreed een vier uur durende workshop georganiseerd voor de
aandachtsfunctionarissen. De implementatie van Competentiegericht begeleiden staat centraal:
resultaten, werkvormen, ideeën en knelpunten worden uitgewisseld. Soms worden er vaardigheden
en technieken geoefend die de aandachtsfunctionarissen kunnen inzetten.
Deelnemers: Aandachtsfunctionarissen Competentiegericht begeleiden binnen de organisatie
Teams
Om ervoor te zorgen dat de teams de methodiek uitvoeren zoals bedoeld, zijn de volgende activiteiten
jaarlijks van belang: sterkte-zwakteanalyse, jaarlijkse verdiepingsdag, intervisie- en
supervisiemomenten.
Sterkte-zwakteanalyse
Jaarlijks vindt binnen de teams een sterkte-zwakte analyse ten aanzien van de verschillende
methodiek onderdelen. De sterkte-zwakte analyse brengt de huidige stand van zaken met
betrekking tot de uitvoering van de methodiek binnen het team in kaart. Samen met het team wordt
per methodiekonderdeel aangegeven wat goed gaat en welk element uit de methodiek extra
aandacht verdient en biedt aanknopingspunten het opstellen van het jaar- teamplan en voor de
invulling van de jaarlijkse verdiepingsdag.
Binnen de organisatie kunnen interne trainers of aandachtsfunctionarissen de teams ondersteunen
bij het maken van de sterkte zwakteanalyse.
Jaarlijkse verdiepingsdag (incompany)
Ieder team volgt gezamenlijk jaarlijks minimaal een verdiepingsdag waarin de methodiek
Competentiegericht begeleiden centraal staat. Afhankelijk van de uitkomsten van de sterkte-
zwakteanalyse en de wensen van het team wordt de inhoud van deze dag bepaald. Indien er
binnen de organisatie sprake is van interne trainers, dan wordt deze door hen verzorgd. Anders
wordt hiervoor een externe organisatie voor aangesteld4.
Deelnemers: begeleiders van eenzelfde team
Gegevensverzameling
Ook worden er ten behoeve van de kwaliteitsbewaking gegevens verzameld die inzicht geven in de
mate waarin de methodiek bedreven wordt en welke invloed dit heeft. Zo wordt de voortgang van de
cliënt gemonitord via het traject- en begeleidingsplan van de cliënt. Aan de hand van de gestelde
doelen kan de begeleider bekijken of de cliënt zijn doelen wel of niet bereikt. Daarnaast wordt een
vragenlijst die de zelfredzaamheid van cliënten op verschillende levensdomeinen in kaart brengt,
(bijvoorbeeld de Zelfredzaamheid Matrix (ZRM), zie Materialen) afgenomen bij aanvang, gedurende
en bij afsluiting van een begeleidingstraject. Ten slotte wordt ook de cliënttevredenheid gemeten (met
bijv. de CQ-I vragenlijst).
Randvoorwaarden
Om Competentiegericht begeleiden succesvol te implementeren is het van belang dat er aan een
aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Een voorwaarde is dat er voldoende tijd en middelen
beschikbaar worden gemaakt (zie Kosten) om medewerkers te scholen in Competentiegericht
begeleiden en hen de mogelijkheid te bieden om de geleerde vaardigheden in de praktijk verder eigen
te maken (zie Kwaliteitsbewaking voor minimaal raadzame interventies t.b.v.kwaliteitsbewaking). Het
is geen vereiste dat de hele organisatie wordt opgeleid in Competentiegericht begeleiden (hoewel dit
wel een meerwaarde kan hebben), er kan ook één team binnen een organisatie worden opgeleid.
Binnen de begeleiding is het belangrijk dat een aantal zaken gefaciliteerd worden om
Competentiegericht begeleiden goed te implementeren. Het is van belang dat de medewerkers de
mogelijkheid hebben om één-op-één gesprekken te voeren met cliënten, zowel in tijd als in fysieke
ruimte. Daarnaast is het van belang dat tijdens overlegmomenten tijd wordt vrijgemaakt om
Competentiegericht begeleiden standaard op te nemen in de agenda. Door de methodiek een vast
onderdeel te laten zijn bij overlegmomenten wordt deze binnen de organisatie geborgd.
4 PI Research verzorgd jaarlijkse verdiepingsdagen Competentiegericht Begeleiden binnen de maatschappelijke opvang
Implementatie
De organisatie die Competentiegericht begeleiden aanbiedt, is direct betrokken bij de implementatie
van Competentiegericht begeleiden. Voordat begeleiders de methodiek kunnen uitvoeren, is het van
belang dat de organisatie (met zijn belangrijke sleutelfiguren) achter de methodiek staat en dat
gezamenlijk is besloten (uitgaande van de doelgroep waarop de organisatie zicht richt en de
doelstelling van de organisatie) hoe Competentiegericht begeleiden wordt geïmplementeerd. De
vierdaagse cursus voor het management en belangrijke sleutelfiguren is van belang om een goede
start te maken.
Cursus Competentiegerichte Hulpverlening en management voor sleutelfiguren (incompany
of open inschrijving)
Het ontwikkelen en implementeren van competentiegerichte ondersteuning op de eigen locatie
staat in deze cursus centraal. Voor deze cursus wordt er ingestoken op drie niveaus:
begeleidingsniveau, medewerkerniveau en organisatieniveau. De cursus heeft een vast curriculum,
maar wordt op maat toegesneden voor de situatie en de wensen van de cursisten. Naast
kennismaking met het competentiegericht begeleiden is er aandacht voor competentiegerichte
begeleiding en aansturing van medewerkers en voor implementatie en kwaliteitsbewaking op de
korte en lange termijn.
Aan het einde van de vierdaagse cursus heeft de organisatie (management en sleutelfiguren) visie
op de :
ontwikkeling methodiek: kennismaking met competentiegericht werken en de
diverse methodische onderdelen vertalen naar de doelgroep in de betreffende setting. De
kennismaking betreft op verschillende punten een verdieping van het materiaal aangeboden
tijdens de basistraining;
Eindproducten: de (sub)doelgroep en (sub)doelstelling zijn beschreven en sluiten aan op de
uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden, de fasering van de begeleiding, de
rapportages over de cliënten zijn geëvalueerd en indien nodig aangepast waardoor zij voldoen
aan de geldende richtlijnen van Competentiegericht begeleiden.
innovatie: invoering en onderhoud van een nieuwe werkwijze. Implementatieplan (o.a. inzet
aandachtsfunctionarissen) wordt geschreven met betrekking tot de doorontwikkeling naar
aanleiding van de huidige situatie, daarnaast wordt aandacht besteed en een opzet gemaakt
voor kwaliteitsbewaking op de langere termijn op cliëntniveau (doelrealisatie,
cliënttevredenheid), teamniveau (sterktezwakte analyse) en medewerkerniveau
(jaargesprekken).
Eindproduct: Er is een implementatie- borgingsplan opgesteld
Aansturing: competentiegericht (bege)leiding geven aan uitvoerende professionals
Vorm: open inschrijving en incompany
Deelnemers: sleutelfiguren: leidinggevenden, gedragsdeskundigen, staf en lijnfunctionarissen.
Competentiegericht begeleiden is inmiddels geïmplementeerd binnen verschillende organisaties zoals
de Kessler Stichting, het Leger des Heils en Regionale Instellingen voor Beschermd en Begeleid
Wonen (RIBW’s: organisaties in de maatschappelijke GGZ die professionele begeleiding en
ondersteuning bieden aan mensen die kampen met stevige psychische of psychosociale problemen).
Afhankelijk van de organisatie kan er aanvullende ondersteuning geboden worden bij de
implementatie. Dit kan bestaan uit een jaarlijkse brainstormdag om met de sleutelfiguren de stand van
zaken te evalueren en eventuele knelpunten te bespreken en op te lossen. De ondersteuning kan ook
bestaan uit het coachen van de aandachtsfunctionarissen door het verzorgen van vier workshops per
jaar waar enerzijds aandacht is voor verdieping op specifieke thema’s zoals hoe je als
aandachtsfunctionaris het team kan begeleiden en blijven inspireren. Sommige organisaties kiezen
ervoor om jaarlijks één of twee verdiepingsdagen per team te laten verzorgen. Deze worden ingevuld
naar gelang de behoefte van het specifieke team. De ondersteuning bij de implementatie en borging
van het Competentiegericht begeleiden is dus maatwerk en afhankelijk van de wensen van de
organisatie en de behoeften van het team.
Kosten en tijdsinschatting implementatie, opleiding en kwaliteitsborging
In Tabel 2.2 zijn de kosten ten behoeve van opleiding, kwaliteitsbewaking en implementatie
weergegeven.
Tabel 2.2 Kosten opleiding, kwaliteitsbewaking en implementatie
Kostenoverzicht opleiding,
kwaliteitsbewaking, en implementatie
Activiteiten Aantal
dagen
Kosten per dag per
groep
Kosten totaal
Opleiding uitvoering methodiek
Basistraining begeleiders (max 1
personen)
3 € 1.795,00 € 5.385,00
Kwaliteitsbewaking methodiek
Interne trainers*
Train de traineropleiding (max 8 personen) 4 € 1.995,00 € 7.980,00
Jaarlijkse verdiepingsdag (max 8
personen)
1 € 1.195,00 € 1.195,00
Aandachtsfunctionarissen
Workshops aandachtsfunctionarissen 4 € 995,00 € 3.980,00
Teams
Jaarlijkse verdiepingsdag teams (max 12
personen)
1 € 1.795,00 € 1.795,00
Implementatie methodiek
Cursus Competentiegerichte
Hulpverlening en Management
4 € 1.995,00 € 7.980,00
* Het opleiden van interne trainers is optioneel, en eenmalig. Jaarlijks vindt er vervolgens een
verdiepingsdag plaats
In Tabel 2.3 is zowel de tijdsinschatting ten behoeve van de opleiding, kwaliteitsbewaking en
implementatie per persoon en functiegroep weergegeven.
Tabel 2.3 Tijdsinschatting training Competentiegericht begeleiden per functiegroep
1e jaar 2e jaar en verder (afhankelijk
van vragen kan ondersteuning
afgebouwd worden)
Per sleutelfiguur - 4 daagse cursus CHM (32
uur)
Voorbereiding en opdrachten
tijdens training (8 uur)
Totaal p.p: 40 uur
Per medewerker
(uitgaande van 10
medewerkers per team)
- 3 daagse basistraining (24
uur)
Voorbereiding en
opdrachten tussen de
trainingsdagen door (3 uur)
- 1 verdiepingsdag (8 uur)
-
Optioneel SWOT (per team 20
uur = 2 uur per medewerker)
kan ook door organisatie zelf
Totaal 1e jaar p.p: 35 uur - 37
uur
- SWOT per team (per team 20
uur = 2 uur per medewerker)
kan ook door organisatie zelf
- 1 verdiepingsdag (8 uur)
Optioneel:
Aanvullende ondersteuning op
maat per team (bijvoorbeeld 3
workshops á 2 uur en 10 uur
ondersteuning per jaar)
Totaal p.p: 10 uur – 26 uur
Interne trainer - 4 daagse train de
traineropleiding (24 uur)
Voorbereiding train de trainer
opleiding á 4 uur (16 uur)
- Jaarlijkse verdiepingsdag (8
uur)
Voorbereiden jaarlijkse
verdiepingsdag (4 uur)
Totaal: 52 uur
- Jaarlijkse verdiepingsdag (8
uur)
Voorbereiding jaarlijkse
verdiepingsdag (4 uur)
- Verzorgen van trainingen:
uitgangspunt 4 trainingen per
jaar (32 uur)
Voorbereiding trainingen á 4
uur (16 uur)
Totaal: 62 uur
Aandachtsfunctionarissen
(voor de gehele
organisatie)
- 2 dagen training AF (16 uur)
Voorbereiding en opdrachten
tussen de trainingsdagen
door (4 uur)
- 4 x per jaar workshops (16
uur)
Voorbereiden workshops (4
uur)
Totaal 1e jaar: 40 uur
- 4 x per jaar workshop á 4 uur
(16 uur)
Voorbereiden workshops (4
uur)
- Ondersteuning teams ca 2 uur
per maand (24 uur)
Totaal 2e jaar en verder: 44 uur
De kosten met betrekking tot de uitvoering van de methodiek binnen de maatschappelijke opvang is
niet eenduidig aan te geven aangezien de volgende factoren onduidelijk zijn:
Financiering: weg van financiering verschilt (Ziektewet – Wmo etc)
Specifieke doelgroep
Aan de methodiek is geen specifieke duur gekoppeld (zoals bij veel specifieke interventies
wel het geval is). De methodiek geeft begeleiders handvatten om de het traject met de
cliënt vorm te geven
Functiebegeleiders: de organisatie stelt, afhankelijk van de financiering, zijn
organisatiestructuur op.
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 23
3 Onderbouwing
Probleembeschrijving
De doelgroep van de maatschappelijke zorg wordt vaak beschreven als mensen (jongeren,
volwassenen en ouderen) die risico lopen op uitval in de maatschappij, mensen die al uitgevallen zijn
en mensen die weer aanhaken bij de maatschappij. Typerend voor de situatie van deze groep
mensen is het tegelijkertijd voorkomen van meervoudige, sterk met elkaar verweven problemen zoals
sociaal isolement, feitelijke dakloosheid of het ontbreken van een stabiele woonruimte, financiële
problemen, (ernstige) psychiatrische aandoeningen en verslavingsproblematiek (Wolf, 2015). De
doelgroep kenmerkt zich door slechte benaderbaarheid voor hulp (Reep, 2003, Schmeets e.a., 2003),
slechte motivatie (o.a. Bieleman e.a., 2006) en het ontbreken van een sociaal of steunend netwerk
(Ministerie VWS, 2011).
Recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat het aantal dakloze
personen (vanaf 18 jaar) is gestegen van 17.800 personen in 2009 naar 24.800 personen in 2013,
een stijging van bijna 40% in een periode van 4 jaar.5 Cijfers van het CBS uit 2013 laten zien dat 81%
van de daklozen man is, veelal in de leeftijdscategorie 30-50 jaar (57%). De verhouding autochtonen
versus allochtonen is min of meer gelijk verdeeld (47% autochtone afkomst, versus 53% van
allochtone afkomst). Opvallend is dat dakloze vrouwen vaak relatief jong zijn. Van alle dakloze
vrouwen valt 38% in de leeftijdsgroep 18-30 jaar, terwijl van alle dakloze mannen 27% in deze
leeftijdscategorie valt. In 2015 lijkt de stijging van het aantal daklozen een halt toegeroepen te zijn. Het
CBS meldt dat gelijk aan de groei van de economie, ook de stijging van het aantal daklozen voorbij
lijkt te zijn. Desondanks is het aantal daklozen nog steeds vele malen hoger dan in 2009. Als de groep
personen die moeite hebben om passende huisvesting te behouden ook worden meegerekend is het
probleem nog groter6.
Dak- of thuisloosheid heeft vanzelfsprekend nadelige gevolgen voor het individu, zoals verlies van
baan, verergering van psychische en lichamelijke problematiek. Daarnaast heeft dak- en thuisloosheid
van burgers gevolgen voor de maatschappij in de vorm van hoge kosten op het gebied van zorg (voor
de behandeling van verslavings- en psychische problematiek), justitie en politie (als gevolg van
crimineel gedrag veroorzaakt door verslavings- en psychische problematiek).
Het Centrum voor beleidsadvies en Onderzoek (Cebeon) heeft in opdracht van het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een kosten-batenanalyse uitgevoerd naar de effecten van
optimaal maatschappelijk opvangbeleid (hierna MO-beleid genoemd) op andere beleidsterreinen
(Cebeon, 2011). Hieruit kan afgeleid worden welke kosten dak- en thuisloosheid van burgers met zich
meebrengt.
De gevolgen van effectief MO-beleid voor de groep mensen waarbij dak- of thuisloosheid dreigt, ligt
vooral in het voorkomen van uitval of terugval naar feitelijke dakloosheid. De kosten die hierbij worden
bespaard liggen op het gebied van uitgaven voor uithuiszetting, verlies van werk en een beroep
moeten doen op een uitkering en (indien de betreffende persoon weer een stabiele woonsituatie krijgt)
de kosten voor een re-integratietraject op de arbeidsmarkt. De gevolgen van effectief MO-beleid voor
mensen die reeds dak- of thuisloos zijn, begeleid of beschermd wonen zijn terug te zien in besparing
van kosten op zorg (omdat bijvoorbeeld verergering van psychische of verslavingsproblematiek wordt
voorkomen) en besparing van kosten op justitieel vlak (omdat een potentiële negatieve ontwikkeling
van incidentele delictpleger naar veelpleger wordt gestopt).
Uit de analyse bleek dat effectief MO-beleid op de beleidsterreinen zorg, politie en justitie leidt tot een
besparing van 683 miljoen bij potentieel daklozen, 277 miljoen bij feitelijk daklozen en 334 miljoen bij
5 Bron: http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=80799ned&D1=a&D2=a&D3=a&VW=T 6 Er zijn geen cijfers bekend van het aantal personen in Nederland dat moeite heeft om hun woonruimte te behouden.
de groep residentieel daklozen. Totaal komt dit neer op een opbrengst van 1,294 miljoen euro (baten
MO-beleid – kosten MO-beleid) (Cebreon, 2011).
Concluderend kan worden vastgesteld dat (dreigende) dak- en thuisloosheid negatieve effecten heeft
op zowel het individu als de maatschappij. Effectief MO-beleid gericht op de preventie van
dakloosheid en het behandelen van gedrag dat gerelateerd is aan dakloosheid
(verslavingsproblematiek, psychische problematiek, crimineel gedrag) leidt dan ook tot aanzienlijke
besparingen.
Om de stijging van het aantal dakloze personen en personen die moeite hebben om hun woonruimte
te behouden, langdurig een halt toe te roepen is een goede aanpak nodig om te voorkomen dat
mensen in de maatschappelijke opvang terecht komen en ervoor te zorgen dat de mensen die in de
maatschappelijke opvang zitten zich weer zo snel mogelijk en zo zelfstandig mogelijk kunnen
handhaven in de samenleving. Dit is van belang omdat het hebben van autonomie over jouw eigen
leven, het hebben van de competenties om zelfgekozen doelen te bereiken en het hebben van
wederkerige, veilige en betekenisvolle relaties met andere mensen, enkele basisbehoeften zijn in het
leven van een mens (Wolf, 2015).
In de huidige werkwijze binnen de maatschappelijke opvang zijn de persoonlijke ideeën van de
begeleider vaak leidend over hoe de begeleiding van de cliënt eruit moet zien. Wanneer een
organisatie geen overkoepelend kader hanteert waarin de bejegening en begeleiding van cliënten is
uitgewerkt, kunnen er grote verschillen zitten in de wijze waarop cliënten worden begeleid. Door het
eerder genoemde gebrek aan motivatie en initiatief bij deze doelgroep, wordt in de praktijk de cliënt
veel uit handen genomen, in plaats van dat de cliënt waar nodig wordt gecoacht in het zelf oppakken
van acties. Kortom, er is een aanpak nodig die een algemeen kader voor de begeleiding van cliënten
biedt, zodat er binnen een organisatie één taal wordt gesproken en cliënten systematisch en
gestructureerd worden begeleid zodat zij vanuit eigen autonomie (leren) werken aan hun eigen
perspectief.
Oorzaken
Dak- en thuisloosheid (of een dreiging daartoe) kan veroorzaakt worden door verschillende oorzaken.
Door in de cliënt aanwezige belemmerende factoren zoals stress, verslavingsproblematiek en/of
psychiatrische problematiek lukt het hen onvoldoende om de benodigde vaardigheden in te zetten die
noodzakelijk zijn om een passende huisvesting te behouden.
Competentiegericht begeleiden baseert zich op de principes van het Competentiemodel (Slot &
Spanjaard, 2007) om het ontstaan van problemen te verklaren. Dit model gaat ervan uit dat er een
balans moet zijn tussen de taken die mensen in het leven hebben (zoals het bestieren van een
huishouden, hebben van een dagbesteding, beheren van financiën, creëren van een sociaal netwerk)
en de vaardigheden om deze taken uit te voeren. Indien er een goede balans is, heeft de persoon
geen moeite om de taken waarvoor hij staat, uit te voeren. We noemen iemand competent wanneer
diegene over voldoende vaardigheden beschikt om de ontwikkelingstaken waarmee hij of zij in het
dagelijks leven geconfronteerd wordt, op adequate wijze te vervullen (Slot & Spanjaard, 2007). Indien
er een disbalans is tussen de taken en de vaardigheden van een persoon, ervaart de persoon
moeilijkheden in zijn leven en ontstaan er problemen. Minstens van zoveel invloed op het functioneren
zijn de bevorderende en belemmerende factoren in de cliënt en zijn omgeving die een positieve of
negatieve invloed kunnen hebben op de balans van taken en vaardigheden.
Voorbeelden van bevorderende factoren in de cliënt zijn: doorzettingsvermogen, makkelijk in contact,
open staan voor begeleiding, gemotiveerd zijn, veel energie hebben. Voorbeelden van belemmerende
factoren in de cliënt zijn: het hebben van een (licht) verstandelijke beperking, psychiatrische
problematiek (depressie, angst, trauma). Voorbeelden van bevorderende omgevingsfactoren zijn het
hebben van een ondersteunend netwerk, het hebben van een passende dagbesteding, wonen in een
prettige buurt, voldoende geld om rond te komen. Belemmerende omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld
vrienden die verslaafd zijn of dealen in drugs, uitgedaagd (gepest) worden op het werk of het hebben
van een slecht onderhouden woning (zie ook Bijlage 1).
Een analyse van de mate waarin je bevorderende factoren kan versterken en de invloed van
belemmerende factoren kan reduceren (bijvoorbeeld door therapie, medicatie, verandering van
omgeving) is van belang om de een cliënt gericht te kunnen begeleiden. Bij deze analyse wordt dus
gezocht naar het unieke samenspel van oorzakelijke factoren (vaardigheden, bevorderende en
belemmerende factoren) die voor deze cliënt gelden.
Naast het feit dat bij de doelgroep sprake is van incompetentie op een of meer verschillende
leefgebieden, maken de drie gedeelde kenmerken deze doelgroep extra kwetsbaar, te weten:
moeizaam te benaderen voor hulp, weinig tot geen motivatie om de situatie te veranderen en het
ontbreken van een steunend netwerk (zie Uiteindelijke doelgroep (1.1)). Deze kenmerken dragen er
immers aan bij dat de situatie dermate uit de hand gelopen is dat uithuisplaatsing dreigt of heeft
plaatsgevonden.
Aan te pakken factoren
Om de cliënt uiteindelijk zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk te laten functioneren is
competentievergroting nodig. Om gericht aan competentievergroting te kunnen werken is het echter bij
deze doelgroep van belang eerst te werken aan de ontbrekende randvoorwaarden: het onbereikbaar
zijn, het ongemotiveerd zijn voor gedragsverandering en het ontbreken van een steunend netwerk.
Deze ontbrekende randvoorwaarden hebben oorspronkelijk bijgedragen aan het ontstaan van het
probleem en belemmeren daarnaast het actief werken aan doelen, waardoor de problematiek in stand
gehouden wordt.
Wanneer de cliënt openstaat voor begeleiding en gemotiveerd is te werken aan gedragsverandering
kan aan de hand van de verzamelde informatie ten aanzien van de wensen van de cliënt en het
huidige functioneren (sterke en zwakke punten) gericht gewerkt worden aan het vergroten van de
competenties welke nodig zijn voor het vinden/behouden van een passende huisvesting waarin de
cliënt zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk kan functioneren. Wanneer gaande het traject een
steunend netwerk is gevonden, vergroot dit de kans op het behouden van de passende huisvesting op
lange termijn.
De begeleiding richt zich op het verbeteren van de vaardigheden van de cliënt en daarmee (indirect)
ook op veranderbare omgevingsfactoren, zoals het hebben en behouden van huisvesting, voldoende
inkomen, een passende dagbesteding en één of twee steunende netwerkcontacten. Door het bereiken
van de subdoelen kan het hoofddoel van de begeleiding (verbetering van de leefsituatie, het creëren
van een nieuw perspectief en zo zelfstandig mogelijk kunnen leven) uiteindelijk behaald worden.
Aan welke vaardigheden precies gewerkt wordt verschilt per cliënt. In Bijlage 1 van het methodeboek
‘Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen’ (Haspels, Hemminga & Haak, 2015) staan de
vaardigheidstekorten en factoren per cliëntgroep beschreven. De begeleiding richt zich op de
vaardigheidstekorten en factoren die voor de doelgroep relevant zijn. Op blz. 89 van dit methodeboek
is een overzicht te zien van de verschillende domeinen waarbij per domein enkele voorbeelden van
vaardigheden beschreven zijn.
In het geval er bij de cliënt sprake is van psychiatrische of bijvoorbeeld verslavingsproblematiek dan
wordt de behandeling daarvan uitbesteed aan ketenpartners. De maatschappelijke opvang biedt
begeleiding aan cliënten, geen behandeling. De methodiek biedt de begeleiders handvatten hoe de
cliënt te motiveren voor behandeling evenals hoe zij binnen de maatschappelijke opvang de
leefomgeving dusdanig kunnen inrichten zodat cliënten daar optimaal kunnen functioneren en kunnen
toewerken naar hun perspectief.
Verantwoording
Competentiegericht begeleiden maakt gebruik van zowel een aantal algemeen werkzame factoren als
enkele specifiek werkzame factoren, waarvan uit onderzoek is gebleken dat zij werken. Algemeen
(non-specifieke) werkzame factoren van een interventie zijn factoren die ongeacht het soort
behandeling en doelgroep bijdragen aan een positief resultaat van een interventie (van Yperen en
Veerman, 2008, Van Yperen, 2010; zie Algemeen werkzame factoren). Specifiek werkzame factoren,
zijn factoren die samenhangen met een specifieke methode of interventie, of met een specifieke
doelgroep (Van Yperen e.a., 2010; zie Specifiek werkzame factoren). Heden ten dage is (uit
onderzoek) meer bekend over de effectiviteit van algemeen werkzame factoren dan over de effecten
van specifiek werkzame factoren.
Naast de verschillende algemene en specifiek werkzame factoren die onderdeel zijn van
Competentiegericht begeleiden, worden binnen het Competentiegericht begeleiden ook een aantal
effectieve gedragstherapeutische technieken gebruikt die gebaseerd zijn op verschillende bekende
leertheorieën. Deze worden besproken bij de Effectieve gedragstherapeutische technieken verderop.
Algemeen werkzame factoren
Algemeen werkzame factoren die binnen het Competentiegericht begeleiden onderscheiden kunnen
worden, zijn:
1. Aansluiten bij de motivatie van de cliënt: Motiverende en coachende technieken blijken effectief in
verschillende behandelsettings. Uit verschillende studies (Baer e.a., 2007; Sun, 2012) bleken
deze technieken ook effectief bij het motiveren van dak- en thuislozen die kampen met
geestelijke- en/of verslavingsproblematiek. Motivational Interviewing is een evidence-based
methode voor verslavingsproblematiek (Australian Psychological Society, 2010; Miller, 2000).
2. Een goede structurering van de interventie: een duidelijke doelstelling, planning en fasering, een
heldere werktheorie die verband legt tussen de problematiek, de doelen van de begeleiding en de
activiteiten (Van Yperen e.a., 2010).
3. Een goede aansluiting op de aard en de ernst van de problematiek en hulpvraag (Van Yperen en
Van der Steege, 2010)
4. Een goede ‘fit’ van de aanpak met het probleem en de hulpvraag (Van Yperen e.a., 2010);
5. Een goede relatie tussen de begeleider en de cliënt: Rogers (1957) was één van de eersten die
aangaf dat de cliënt-therapeut relatie van belang was voor de effectiviteit van een behandeling. Uit
diverse onderzoeken blijkt dat het tonen van empathie (Bohart e.a., 2002), het hebben van een
positieve houding (Farber & Doolin, 2011) en een positieve, open en warme relatie tussen cliënt
en therapeut (Curtis e.a., 2004) een positieve invloed hebben op de effectiviteit van een
behandeling/begeleidingsproces.
6. Een goede opleiding en training van de behandelaar (Van Yperen e.a., 2010).
Het Competentiegericht begeleiden zet deze algemeen werkzame factoren actief in, ter vergroting van
de bereikbaarheid en het vergroten van de motivatie van de cliënten voor hulpverlening in het
algemeen of voor hulpverlening in de maatschappelijke opvang in het bijzonder.
Specifieke werkzame elementen
Het Competentiegericht begeleiden benut daarnaast een tweetal specifiek werkzame elementen:
1. Inzetten op opbouwen/creëren ondersteunend netwerk: Uit onderzoek van Bean, Schafer &
Glennon (2013) blijkt dat een steunend netwerk een positief effect heeft op het vermogen van
dakloze personen om zelfstandig te wonen en op hun kwaliteit van leven en verminderde het de
kans om in aanraking te komen met justitie. Ook uit onderzoek naar de behandeling van
verslaving bleek dat het betrekken van het sociale netwerk bij de behandeling een positief effect
heeft op het slagen van de behandeling. Dit effect wordt ook erkend door verschillende nationale
studies (o.a. Steyaert & Kwekkeboom, 2012; Huber e.a., 2013).
2. Vergroten van de bereikbaarheid voor hulpverlening vanuit de ‘Outreachende hulpverlening’.
Binnen het Competentiegericht begeleiden worden elementen uit het ‘Outreachend werken’
toegepast. Outreachend werken is een werkwijze die vooral toegepast wordt in de benadering van
moeilijk bereikbare doelgroepen. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat Outreachend onderzoek
werkt bij moeilijk bereikbare doelgroepen zoals dak- en thuislozen (van Doorn e.a., 2013).
Effectieve gedragstherapeutische technieken
Verschillende gedragstherapeutische technieken die binnen Competentiegericht begeleiden worden
gehanteerd om vaardigheden aan te leren, zijn gebaseerd op leertheorieën (de operante leertheorie,
de sociale leertheorie, de zelfmanagementtheorie en het cognitieve model van Beck) en de meer
praktische vertaling daarvan in de (cognitieve) gedragstherapie. (Spanjaard, Albrecht & Hemminga,
2014). Uit diverse onderzoeken blijkt dat programma’s die gebruikmaken van gedragstherapeutische
technieken uit deze leertheorieën leiden tot de beste behandelresultaten (Van der Laan, 2004, p. 37).
Het gaat hierbij vooral om gedragstherapeutische technieken zoals: instructies geven
(gedragssuggestie), voordoen en oefenen (gedragsoefening) en het versterken (reinforcement) van
adequaat gedrag (feedback geven). Binnen de meer cognitieve theorieën zijn het vooral het leren van
zelfmanagementvaardigheden, zoals zelfobservatie (bijvoorbeeld middels het oplossen van een
keuzeprobleem), zelfevaluatie (bijvoorbeeld middels het uitvoeren van een kosten-batenanalyse) en
zelfbekrachtiging (bijvoorbeeld middels uitzonderingsvragen te stellen), die effect blijken te hebben. Uit
verschillende onderzoeken blijkt wel dat deze technieken wel veelvuldig geoefend moeten worden om
tot resultaat te leiden en om resultaten te laten beklijven (Lipsey, 1995; Pearson e.a., 2002; Van der
Laan, 2004). De effectieve technieken die ingezet worden ten behoeve van (een of meerdere van) de
vier pijlers worden weergegeven in de tabel in Bijlage 1.
Werkzame elementen in relatie tot doelen en aanpak
Dak- en thuisloosheid is een groot probleem, zowel voor individuele mensen die met deze
problematiek kampen als voor de maatschappij. Het hoofddoel van Competentiegericht begeleiden in
de maatschappelijke opvang is dan ook de cliënt in staat stellen om passende huisvesting te krijgen of
behouden, om zo zelfredzaam en zelfstandig als mogelijk te functioneren. De cliënten in de
maatschappelijke opvang zijn lastig te bereiken, niet gemotiveerd voor gedragsverandering en hebben
een beperkt steunnetwerk. Daarnaast ontbreekt het hen aan vaardigheden om passende huisvesting
te vinden of te behouden, of kampen zij met de invloed van belemmerende factoren waardoor zij hun
vaardigheden niet kunnen inzetten. De subdoelen in de begeleiding zijn gericht op het bereiken van
de cliënt, het motiveren van de cliënt tot gedragsveranderingen en het uitbreiden van het
steunnetwerk. Vervolgens kan de begeleiding gericht zijn op het vergroten van de competentie, dat wil
zeggen de balans bevorderen tussen vaardigheden en taken waar de cliënt voor staat. Deze
subdoelen worden bereikt door de aanpak achter het Competentiegericht begeleiden, welke rust op
de vier inhoudelijke peilers: respectvolle en motiverende bejegening, proactief zijn, perspectief bieden
door het werken met haalbare en concrete doelen die aansluiten bij de wensen van de cliënt en tot
slot, het netwerk vergroten en betrekken.
Het Competentiegericht begeleiden doet een sterk beroep op algemeen werkzame factoren, waardoor
intensief gewerkt wordt aan het creëren van de randvoorwaarden die nodig zijn om uiteindelijk te
kunnen werken aan gedragsverandering, maar die ontbreken bij deze doelgroep. Het aansluiten bij de
motivatie van de cliënt wordt bijvoorbeeld bereikt door het inzetten van motiverende en coachende
technieken. Het Competentiegericht begeleiden kent daarnaast een duidelijke structurering in de zin
van doelstelling, planning en fasering. Zo wordt er bijvoorbeeld eerste gewerkt aan het creëren van
een goede (professionele) relatie tussen begeleider en cliënt, waarna vervolgens respectievelijk een
analysefase en actiefase volgt. Door een uitgebreide analyse te maken van de competentie van de
cliënt (samenspel vaardigheden, taken, belemmerende en bevorderende factoren) wordt gewerkt aan
die vaardigheden en factoren die noodzakelijk zijn voor deze cliënt, met een intensiteit die past bij de
ernst van de problematiek. Tot slot draagt de gedegen scholing en bijscholing van begeleiders in het
vormgeven van de vier peilers tijdens de begeleiding van de cliënten bij aan een methodetrouwe
uitvoering van het Competentiegericht begeleiden. Doordat het ontbreken van een steunend netwerk
een universele belemmerende factor is voor deze doelgroep, is het werken aan netwerkvergroting een
aparte peiler binnen het Competentiegericht begeleiden. Er worden aparte doelen op dit vlak
opgenomen in het begeleidingsplan van de cliënt en specifieke technieken ingezet (zoals de
netwerkspin en de wie-voor-wat-kaart) om de omvang en kwaliteit van het netwerk te vergroten. Tot
slot wordt het doel van de maatschappelijke opvang voor deze cliënten alleen haalbaar wanneer de
begeleider een outreachende houding heeft, dit is dus een van de specifieke werkzame factoren. De
peiler ‘proactieve houding van de begeleider’ is ingericht binnen het Competentiegericht begeleiden
om in te spelen op deze specifiek werkzame factor. Door structurele beschikbaarheid van begeleiding,
maar ook regelmatig en actief contact opnemen met de cliënt op initiatief van de begeleider wordt
bijvoorbeeld de basis gelegd voor de gewenste proactieve houding.
In Tabel 3.1 is te zien hoe de verschillende subdoelen en de aanpak van Competentiegericht
begeleiden precies samenhangen met de werkzame elementen. Hoe de vier peilers concreet worden
vormgegeven met behulp van effectieve technieken (en met welk doel) is te zien in de tabel in Bijlage
1.
Tabel 3.1: Relatie hoofddoel, subdoelen, aanpak en werkzame elementen die ten grondslag
liggen aan de aanpak binnen het Competentiegericht begeleiden
Hoofd-
doel
Afzonderlijke doelen Aanpak Werkzame elementen
Cliën
t h
eeft
/beh
ou
dt
een
passen
de
hu
isv
esti
ng
om
zo
zelf
red
zaam
en
zelf
sta
nd
ig a
ls m
og
eli
jk t
e
fun
cti
on
ere
n
Vergroten van de
bereikbaarheid
- Bejegening
- De begeleider is
proactief
- Aansluiten bij de motivatie van de cliënt:
- Goede aansluiting op de aard en de ernst
van de problematiek en hulpvraag
- Goede ‘fit’ van de aanpak met het
probleem en de hulpvraag
- Goede relatie tussen de begeleider en de
cliënt
- Goede opleiding en training van de
behandelaar
- Outreachende hulpverlening
Vergroten van de
motivatie om te werken
aan
gedragsverandering
- Bejegening (creëren van
een werkrelatie)
- De begeleider is
proactief
- Perspectief bieden
- Aansluiten bij de motivatie van de cliënt:
- Goede structurering van de interventie
- Goede aansluiting op de aard en de ernst
van de problematiek en hulpvraag
- Goede ‘fit’ van de aanpak met het
probleem en de hulpvraag
- Goede relatie tussen de begeleider en de
cliënt
- Goede opleiding en training van de
behandelaar
Vergroten/versterken
van een steunend
netwerk
- Netwerk betrekken - Aansluiten bij de motivatie van de cliënt:
- Goede ‘fit’ van de aanpak met het
probleem en de hulpvraag
- Goede relatie tussen de begeleider en de
cliënt
- Goede opleiding en training van de
behandelaar
- Inzetten op opbouwen/creëren
ondersteunend netwerk
Werken aan
doelen/perspectief:
Individuele doelen t.b.v.
het verkrijgen en
behouden van een
passende huisvesting
- Perspectief bieden - Aansluiten bij de motivatie van de cliënt:
- Goede aansluiting op de aard en de ernst
van de problematiek en hulpvraag
- Goede aansluiting op de aard en de ernst
van de problematiek en hulpvraag
- Goede ‘fit’ van de aanpak met het
probleem en de hulpvraag
- Goede relatie tussen de begeleider en de
cliënt
- Goede opleiding en training van de
behandelaar
4. Onderzoek
Er is nationaal en internationaal nog weinig onderzoek gedaan naar Competentiegericht begeleiden in
de maatschappelijke opvang. Tot nu toe zijn alleen de resultaten van een procesevaluatie van de
uitvoering van Competentiegericht begeleiden bij de Kessler stichting in Den Haag bekend. De
uitkomsten van dit onderzoek worden in paragraaf 4.1 besproken.
4.1 Onderzoek naar de uitvoering
A. Campbell & Berends (2015).
B. Een procesevaluatie naar de uitvoering van Competentiegericht begeleiden in de praktijk bij de
Kessler Stichting in Den Haag. De Kessler Stichting is een organisatie voor maatschappelijke
opvang. In de procesevaluatie is gekeken naar vier elementen van de methodiek: de doelgroep,
de aanpak, de bereikte resultaten en de context waarbinnen de methodiek wordt uitgevoerd.
Tijdens het onderzoek stond de vraag hoe de methodiek wordt uitgevoerd versus hoe de
methodiek in theorie uitgevoerd zou moeten worden, centraal. Voor de beantwoording van de
onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen: trajectplannen van
cliënten (n=46; waaronder de ZRM-scores van cliënten), CQ-I vragenlijsten (n=49)7 en interviews
met trajectcoördinatoren en trajectondersteuners (n=5; dit zijn de begeleiders binnen de Kessler
Stichting).
C. De resultaten van het onderzoek wezen uit dat Competentiegericht begeleiden een stevige basis
heeft binnen de Kessler Stichting. Analyse van scores op de ZRM bij aanvang en afsluiting van
een begeleidingstraject bij de Kessler Stichting wees uit dat cliënten significante vooruitgingen op
de volgende zes levensdomeinen: Inkomen, Dagbesteding, Huisvesting, Fysieke Gezondheid,
ADL-vaardigheden en Sociaal Netwerk. Als het gaat om de tevredenheid van cliënten over hun
begeleidingstraject (gemeten met de CQ-I vragenlijst) dan bleken zij vooral tevreden te zijn over
de bereikbaarheid van de begeleiders, de omgang met en deskundigheid van de begeleiders en
het feit dat ze zelf veel invloed hebben op de inhoud van hun begeleidingsplan.
Uit de procesevaluatie bleek dat Competentiegericht begeleiden een stevige basis heeft binnen de
Kessler Stichting. De begeleiders noemen veel voordelen van deze aanpak en zien goede
resultaten als gevolg van deze aanpak. Zij zien vooral stabiliteit en vooruitgang op het gebied van
Financiën en Huisvesting aan het einde van een begeleidingstraject. De geïnterviewden
rapporteerden dat als deze levensdomeinen op orde zijn vaak ook de maatschappelijke
participatie en de geestelijke gezondheid van cliënten verbetert.
Hoewel de begeleiders niet alle elementen van de methodiek altijd gebruiken in de begeleiding
(zoals bepaalde hulpmiddelen) worden de basiselementen van Competentiegericht begeleiden
door de begeleiders goed ingezet. Er is een aantal aspecten van de methodiek die om
aanscherping vragen, zoals de wijze waarop doelen worden gesteld. Daarnaast hebben
geïnterviewde begeleiders ook een aantal wensen geformuleerd met betrekking tot
Competentiegericht begeleiden, zoals meer informatie over hoe om te gaan met het feit dat
sommige cliënten (bijv. cliënten met een licht verstandelijke beperking) erg slecht of geen inzicht
hebben in hun eigen gedrag. Daarnaast worden ook bijscholing over de essentie van
Competentiegericht begeleiden, het beter op de kaart zetten van het belang van het sociale
netwerk van de cliënt in de begeleiding en verbeterde samenwerking met ketenpartners door de
begeleiders genoemd als verbeterpunten. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze
procesevaluatie worden er jaarlijkse verdiepingsdagen georganiseerd inde vorm van een training,
cursus of bijscholing die specifiek in gaan op de door de geïnterviewden genoemde
verbeterpunten.
7 De CQ-I vragenlijst is een vragenlijst om de tevredenheid van de cliënt over de behandeling te meten. Bron:
https://www.zorginstituutnederland.nl/kwaliteit/toetsingskader+en+register/de+cq-index/cqi-
vragenlijsten#CQIGGZBegeleidzelfstandigwonen. Binnengehaald op 2 december 2015.
4.2 Onderzoek naar de effecten
Er is nog geen effectonderzoek uitgevoerd naar de effecten van Competentiegericht begeleiden in de
maatschappelijke opvang.
4.3 Praktijkvoorbeelden
Praktijkvoorbeeld 1
Michel is een man van 45. Ooit woonde hij samen met de vrouw van zijn dromen. Ze hadden een
goed leven. Hij werkte in de bouw, zij was kapster. Ze hadden een leuk huisje in een dorp in de buurt
van Arnhem. Op een avond krijgen Michel en zijn vrouw een meningsverschil waarna zijn vrouw naar
haar ouders is gegaan om stoom af te blazen. Onderweg naar huis kwam ze een goede vriend van
Michel tegen. Ze raakten even aan de praat maar krijgen ruzie waarop de ‘vriend’ van Michel haar in
elkaar slaat.
Voor Michel was dit een keerpunt in zijn leven. Hij heeft zijn vriend in elkaar geslagen en belandde
daardoor in de gevangenis. Zijn vriendin kwam niet over de klap van de mishandeling heen en voelde
zich door Michel in de steek gelaten. Hij zat immers vast en was er niet voor haar. Toen hij vrij kwam
verbrak ze de relatie. Michels wereld stortte in en zocht zijn uitlaatklep in feesten en uitgaan, drank en
drugs. Het ging snel bergafwaarts met Michel. Hij ging steeds meer drank en drugs gebruiken, raakte
uiteindelijk zijn baan en huis kwijt.
Twee jaar geleden kwam Michel bij de Kessler Stichting (een organisatie voor maatschappelijke
opvang) terecht. Na een half jaar in de doorstroomvoorziening te hebben gewoond, is hij bij de
afdeling thuisbegeleiding in een kamertraining project terecht gekomen. Tijdens het eerste gesprek
met zijn begeleidster barstte Michel in tranen uit. Hij gaf aan dat er zeven miljard mensen op deze
wereld zijn, waarvan er niet één van hem houdt. Een harde conclusie. De begeleidster heeft hem een
schaalvraag gesteld. ‘Als je je leven een cijfer moest geven, wat zou je er dan voor geven?’ Michel gaf
het een dikke onvoldoende, ‘ergens rond de drie ofzo…’ Dit zijn Michel en zijn begeleidster gaan
uitdiepen. Wat maakt dat je leven een drie krijgt? Wat maakt dat het geen twee is? En wat maakt dat
het geen vier is? Door het open karakter van het gesprek, kwam er ruimte om te fantaseren over hoe
zijn leven er uit zou zien als het een dikke voldoende zou hebben. Een leuke vriendin op de bank,
gezellig een filmpje kijken, toastje erbij en een wijntje, kaarsjes aan.
Vandaar uit kon Michel gaan nadenken over een stappenplan. Als hij een vriendin op de bank wil, zal
hij er toch op uit moeten om er één te ontmoeten. Gaandeweg werd het Michel duidelijk dat hij er niet
uitgaat, omdat hij zich niet goed voelt over zichzelf en dat hij zich niet goed voelt, omdat hij de deur
niet uit komt. Een vicieuze cirkel dus, die op beide punten doorbroken moet worden. Ten eerste zal hij
aan zijn zelfvertrouwen moeten werken en tegelijkertijd zal hij de deur uit moeten gaan. In de daarop
volgende weken hebben Michel en zijn begeleidster gezocht naar manieren om de cirkel te
doorbreken. Michel wil graag zijn huis op gaan knappen. Een likje verf, nieuwe gordijnen en een paar
nieuwe meubels. Om te beginnen heeft hij een gaskachel aangeschaft. Als hij dan toch op zijn bank
zit, zit hij tenminste in een gezellige omgeving. Ten slotte wil hij meer aandacht aan zijn uiterlijk gaan
besteden en gaan oefenen met het aanspreken van een leuke vrouw.
Samen met zijn begeleider oefent Michels met behulp van de gedragsoefening hoe hij gesprekken
met vrouwen zou kunnen aanknopen.
De daaropvolgende weken wordt het stappenplan steeds verder uitgewerkt en omgezet in een
trajectplan. Een paar weken later lijkt Michel een andere weg ingeslagen te zijn. Het blijkt nog een
stap te ver om volledig van de drugs af te blijven, maar hij heeft wel een aantal zaken aangepakt. Hij
heeft aan zijn huis gewerkt en hij is vrijwilliger geworden bij de ijsbaan in Scheveningen. Hij kleedt zich
beter en lijkt al veel beter in zijn vel te zitten. Glimlachend vertelt hij dat er veel vrouwen bij de ijsbaan
komen. Hij spreekt hen zelf aan en heeft leuke gesprekken met ze. Hij was verbaasd dat er zelfs
vrouwen bij zijn, die hem leuk lijken te vinden.
Praktijkvoorbeeld 2
Karin is in haar jeugd misbruikt en mishandeld en op 14-jarige leeftijd uit huis geplaatst door Bureau
Jeugdzorg. Zij heeft zich nooit gewenst gevoeld. Karin is 27 jaar getrouwd geweest maar dit was geen
gelukkig huwelijk. De relatie met haar ex-man was ongelijkwaardig en Karin werd stelselmatig
mishandeld en onderdrukt door haar ex-man. Uit dit huwelijk heeft Karin een dochter gekregen. Toen
haar dochter 22 jaar was, besloot Karin om bij haar man weg te gaan. Ze is vertrokken met een tasje
met spullen en heeft twee maanden lang op straat gezworven. In deze periode verliest Karin ook haar
baan.
Via het Centraal Coördinatiepunt (CCP: organisatie die opvang en zorg organiseert voor sociaal
kwetsbare mensen in de regio Den Haag) is Karin bij de nachtopvang van de Kessler Stichting terecht
gekomen waarna zij vervolgens is doorgestroomd naar de kortdurende opvang, locatie Zamenhof.
In het eerste gesprek met haar begeleider is Karin is zeer emotioneel en in de war. Ze wil graag aan
haar problemen werken en staat open voor hulp. Met behulp van schaalvragen gaat de begeleider na
waar Karin op dit moment in haar leven staat en waar zij naar toe zou willen. Na het verlies van haar
baan heeft Karin een schuld van ongeveer 37.000 euro opgebouwd. Daarnaast heeft zij psychische
problemen; slaapt slecht, automutileert en heeft suïcidale gedachtes en herbelevingen. De scheiding
van haar man bevindt zich in de afrondende fase. Karin heeft begeleiding nodig bij het verwerken van
haar verleden. Daarnaast heeft Karin aangegeven een dagbesteding te willen hebben.
Karin komt zeer trouw naar de afspraken met haar begeleider. Met behulp van een competentie-
analyse brengt Karins begeleidster in kaart welke vaardigheden Karin al heeft, waar zij nog moeite
mee heeft en welke zij nog verder zou willen ontwikkelen. Samen met Karin wordt bepaald dat het
allereerst van belang is dat Karin een stabiel inkomen krijgt. Karin heeft vooral begeleiding nodig bij
het openen van haar post en bij het plegen van telefoontjes naar instanties. Het doel is dat Karin dit
uiteindelijk weer (voor zo ver mogelijk) zo zelfstandig op zal kunnen pakken. Omdat het van belang is
dat er snel een stabiel inkomen voor Karin wordt geregeld, zal de begeleider voor haar een
bijstandsuitkering aanvragen en zal hij haar aanmelden voor een schuldhulpverleningstraject. Tijdens
de begeleidingsgesprekken oefent de begeleider met behulp van rollenspellen en gedragsoefeningen
samen met Karin hoe zij telefoongesprekken met instanties kan voeren en wordt er met haar geoefend
hoe zij haar post kan openen en afhandelen.
Tijdens de begeleidinggesprekken worden de mogelijkheden voor een dagbesteding voor Karin
besproken. Een mogelijkheid is om werkervaring op te doen bij een organisatie waar mensen met
afstand tot de arbeidsmarkt, werkervaring kunnen opdoen. Karin geeft aan hier graag aan de slag te
willen.
Karin is aangemeld bij een GGZ-instelling en is hier in behandeling. Ze is gediagnosticeerd met een
persoonlijkheidsstoornis, borderline, en een posttraumatische-stressstoornis. In de gesprekken met
haar begeleidster bij de Kessler Stichting wordt ook aandacht besteed aan deze problematiek. Samen
met Karin wordt haar netwerk in kaart gebracht en wordt gekeken naar wie zij zou kunnen bellen als
ze het weer emotioneel moeilijk krijgt en de behoefte voelt om te gaan auto-mutileren. Met Karin zijn
haar wensen en mogelijkheden op het gebied van huisvesting besproken. Hieruit is gebleken dat
Karin op dit moment nog niet klaar is om zelfstandig te gaan wonen. Karin wil dit zelf ook niet en heeft
dit ook meerdere keren aangegeven in de begeleidingsgesprekken. Daarom is in overleg met Karin
besloten om haar aan te melden bij een organisatie waar mensen met een psychiatrische stoornis
‘beschermd kunnen wonen’.
Aan het einde van haar traject bij de kortdurende opvang is Karin nog steeds in behandeling bij een
GGZ-instelling en gebruikt zij medicatie ter ondersteuning van haar behandelingstraject. Karin heeft
meer inzicht gekregen in haar psychisch functioneren en heeft handvatten gekregen om hiermee om
te gaan. Als zij de neiging voelt om te gaan auto-mutileren, belt ze een vriendin van haar op met wie
ze het contact weer heeft aangehaald en met wie ze altijd goed heeft kunnen praten. Ze kan iets beter
haar grenzen aangeven maar zal hierbij nog wel verdere begeleiding nodig hebben. Karin zit in een
schuldhulpverleningstraject, ze heeft een structureel inkomen en heeft inzicht in haar schulden en in
haar eigen administratie. Karin woont op een afdeling beschermd wonen voor mensen met een
psychiatrische stoornis en doet werkervaring op bij een organisatie voor sociale werkvoorziening.
Tijdens elk evaluatiegesprek is samen met Karin een tevredenheidsmeting ingevuld. Karin geeft hierin
aan dat zij erg blij is met de begeleiding die zij ontvangen heeft en dat zij dankzij de begeleiding
geleerd heeft dat zij er mag zijn en dat ze haar grenzen leert aan te geven. Karin is tevreden over het
feit dat de praktische zaken (inkomen, huisvesting en dagbesteding) geregeld zijn Ze weet dat ze op
dit moment nog niet zelfstandig kan wonen en is daarom erg blij met haar plek op de afdeling
beschermd wonen. Karin geeft aan dat zij in de toekomst wel zelfstandig zou willen wonen met
passende begeleiding.
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 33
5. Samenvatting Werkzame elementen
Inhoudelijke elementen
Competentiegericht begeleiden is een stapsgewijze aanpak waarbij een begeleidingscyclus wordt
gevolgd. Tijdens het traject is voortdurend het proces gaande van informatie verzamelen en
analyseren, en het vervolgens stellen van doelen, uitvoeren van acties en evalueren van de
resultaten. Dit proces bestaat uit verschillende stappen die elkaar opvolgen en cyclisch zijn.
Het begeleidingstraject van de cliënt wordt van aankomst tot vertrek gekenmerkt door een
duidelijke fasering: Begin, Midden, Eind. Voor de cliënt is duidelijk waar naartoe gewerkt gaat
worden en wat, wanneer aan de orde komt doordat dit uiteen gezet is in een begeleidingsplan dat
samen met de cliënt is opgesteld.
De inhoud van de begeleiding is uitgewerkt in vier inhoudelijke pijlers die faseoverstijgend zijn en
de basis bieden voor de begeleiding. De verschillende activiteiten die plaatsvinden binnen de
pijlers worden parallel naast elkaar uitgevoerd gedurende het gehele traject van een cliënt. Om de
pijlers vorm te geven in de praktijk zijn ze voor de begeleiding uitgewerkt in concrete handvatten
en technieken.
Binnen elk begeleidingstraject wordt informatie verzameld en geanalyseerd over de wensen en
het functioneren van de cliënt. Er wordt gebruik gemaakt van motiverende, coachende en
sturende technieken, waarvan bekend is dat zij werkzaam zijn in het bereiken en activeren van de
cliënt tot actie. De methodiek biedt begeleiders daarnaast specifieke handvatten, technieken en
hulpmiddelen die ingezet worden bij de begeleiding van cliënten en het vergroten van de
competentie van de cliënten. Er zijn een aantal technieken die standaard bij elk
begeleidingstraject worden ingezet zoals de gedragssuggestie, gedragsoefening en versterkende
en corrigerende feedback. De effectiviteit van deze technieken volgt uit de breed geaccepteerde
psychologische leertheorieën over gedragsverandering.
Uitgangspunten van de methodiek zijn:
De cliënt perspectief bieden door hem te ondersteunen bij het zelf formuleren van zijn
toekomstperspectief, deze nader te concretiseren om vervolgens samen met de begeleider het
traject vorm te geven.
Op een systematische manier informatie verzamelen over de (sterke en zwakke kanten van) de
cliënt en zijn omgeving. De huidige situatie waarin de cliënt zich bevindt wordt als vertrekpunt
genomen van de begeleiding. Er wordt samen met de cliënt gekeken hoe voorheen sterke punten
nu ingezet en uitgebouwd kunnen worden. In de begeleiding is er aandacht voor het ombuigen
van ongewenst gedrag door een analyse te maken van het gedrag, de functie van het gedrag en
de situatie waarin het gedrag plaatsvindt.
Het vergroten van de motivatie door het inventariseren en aansluiten bij de wensen, ideeën en
mogelijkheden van de cliënt om vanuit daar gezamenlijk doelen en passende acties op te stellen.
De cliënt activeren en zijn (zelf-)inzicht, probleemoplossend vermogen en vaardigheden
vergroten.
De methodiek heeft een aantal elementen waarvan uit onderzoek is gebleken dat zij een positieve
invloed hebben op de effectiviteit van een begeleidingsproces:
- In de methodiek staan de eigen wensen van de cliënt op het gebied van wonen, vrije tijd en
netwerk centraal (Miller & Rollnick, 2002).
- De wijze waarop de interventie is opgebouwd geeft blijk van structurering en fasering. De
doelen en werkpunten worden altijd opgesteld in samenspraak met de cliënt. De wens van de
cliënt is leidend als het gaat om welke doelen er worden gesteld en welk doel er eerst
aangepakt gaat worden. En er wordt stapsgewijs gewerkt aan de realisatie van doelen ( van
Yperen, 2010).
- In de methodiek wordt veel belang gehecht aan een positieve bejegening van de cliënt om zo
van een positieve, open en warme relatie tussen cliënt en therapeut te creëren ( Curtis, Field,
Knaan-Kostman & Mannix, 2004), het tonen van empathie (Bohart, Elliott, Greenberg &
Watson, 2002), en het hebben van een positieve houding (Farber & Doolin, 2011).
- De methodiek maakt gebruik van cognitief gedragstherapeutische technieken zoals het S-R-C
schema (Van der Laan, 2004, p. 37).
- Een belangrijk onderdeel van de methodiek is het ondersteunen van de cliënt bij het creëren
en/of uitbreiden van een steunend sociaal netwerk (Bean, Schafer & Glennon, 2013).
De methodiek is gericht op het zo zelfredzaam en zelfstandig mogelijk laten functioneren van
cliënten in hun eigen context. De methodiek richt zich op het creëren van een veilige en
stimulerende omgeving waarbij ingezet wordt op bevorderende omgevingsfactoren (zoals het
hebben en behouden van huisvesting, voldoende inkomen, een passende dagbesteding en
steunende netwerkcontacten) en cliëntfactoren, het minimaliseren van de invloed van
belemmerende cliënt- en omgevingsfactorreen, het leren van vaardigheden en het verrijken dan
wel verlichten van de taken waar de cliënt voor staat.
De voortgang van de cliënt wordt gemonitord via het traject- en begeleidingsplan van de cliënt,
een en vragenlijst waarmee de zelfredzaamheid van de cliënt aan het Begin, Midden en Einde van
het traject in kaart wordt gebracht. Ook wordt er een cliënttevredenheidsvragenlijst afgenomen om
in kaart te brengen hoe tevreden de cliënt is over het begeleidingstraject en de invloed die hij op
dit traject heeft gehad.
Uit een procesevaluatie naar de uitvoering van Competentiegericht begeleiden is gebleken dat
cliënten significante vooruitgang boekten op de levensdomeinen: Inkomen, Dagbesteding,
Huisvesting, Fysieke Gezondheid, ADL-vaardigheden en Sociaal Netwerk. Cliënten zijn vooral
tevreden over de bereikbaarheid van de begeleiders, de omgang met en deskundigheid van de
begeleiders en het feit dat ze zelf veel invloed hebben op de inhoud van hun begeleidingsplan.
Praktische elementen
De methodiek is in samenwerking met de doelgroep ontwikkeld, en wordt door monitoring en
evaluatie onder cliënten en begeleiders doorontwikkeld.
De methodiek kent een duidelijk implementatietraject dat in samenwerking met de organisatie
wordt opgesteld. Er worden aandachtsfunctionarissen aangesteld en opgeleid die een belangrijke
rol spelen in het implementatieproces en de kwaliteitsbewaking.
Er zijn meerdere trainingen beschikbaar voor organisaties zoals een basistraining voor
medewerkers om zich bepaalde kennis en vaardigheden eigen te maken, trainingen voor het CHM
en workshops en verdiepingstrainingen. Er zijn materialen voor trainingen, cursussen en
begeleidingsmogelijkheden beschikbaar voor organisaties.
Voor organisaties die Competentiegericht begeleiden hebben geïmplementeerd, is er een
kwaliteitsmonitor ontwikkeld, een meetinstrument om de kwaliteit van de uitvoering van
Competentiegericht begeleiden en de behandelintegriteit te toetsen.
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 35
6. Aangehaalde literatuur
Australian Psychological Society. (2010). Evidence-based psychological interventions in
the treatment of mental disorders: A literature review (3rd ed.). Melbourne: APS.
Baer, J.S., Garrett, S.B., Beadnell, B., Wells, E.A. & Peterson, P.L. (2007). Brief motivational
intervention with homeless adolescents: Evaluating effects on substance use and service utilization.
Psychology of Addictive Behaviors, 21, 582-586.
Bean, K.F., Shafer, M., Glennon, M. (2013) The impact of housing first and peer support on people
who are medically vulnerable and homeless. Psychiatric Rehabilitation Journal American
Psychological Association, Vol. 36, No. 1, 48–50.
Bieleman, B., Biesma, S., Naayer, H., & Sikkema, J. (2006). Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en
GGZ-cliënten Drechtsteden. Groningen: Intraval.
Bohart, A.C., Elliott, R., Greenberg, L.S., Watson, J.C. (2002). Empathy. In J.C. Norcross (Ed.),
Psychotherapy relationships that work: Evidence-based responsiveness (pp. 89-108).
New York: Oxford University Press.
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015, 4 maart). Daklozen; persoonskenmerken.
Geraadpleegd op 12 november 2015, van
http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=80799ned&D1=a&D2=a&D3=a&VW=T
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015, 4 maart). Stijging aantal daklozen lijkt voorbij.
Geraadpleegd op 12 november 2015, van
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2015/stijging-aantal-
daklozen-lijkt-voorbij.htm
Cebeon (2011). Kosten en baten van Maatschappelijke opvan. Bouwstenen voor effectieve inzet van
publieke middelen. Amsterdam: Cebeon.
Curtis, R.C., Field, C. Knaan-Kostman, I. & Mannix K. (2004). What 75 Psychoanalyst Found Helpful &
Hurtful in Their Own Analyses. Psychoanalytic Psychology. (pp. 183-202).
Doorn, L. van, Huber, M., Kemmeren, C. van der Linde, M., Räkers, M., & van Uden, T. (2013)
Outreachend werkt! Utrecht: Movisie.
Farber, B.A., & Doolin, E.M. (2011). Positive regard and affirmation. In J.C. Norcross (Ed.),
Psychotherapy relationships that work: Evidence-based responsiveness (2nd. ed., pp. 168-186). New
York: Oxford University Press.
Haspels, M., Hemminga, Y. & Haak, M. (2015) Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke
opvang. Methodeboek maatschappelijke opvang. Amsterdam: SWP.
Huber, M.A., Joanknecht, L., & Metze, R. (2013) Netwerk- en regieversterking in de maatschappelijke
opvang. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 22 (1), pp. 39 – 55.
Miller, W. R. (2000). Rediscovering fire: Small interventions, large effects. Psychology
of Addictive Behaviors, 14(1), 6–18.
Miller W.R., & Rollnick, S. (2002). Motivational interviewing: Preparing people for change (2nd ed.).
New York: Guilford Press.
Laan, P.H. van der, P.H. (2004). ‘Over straffen, effectiviteit en erkenning. De wetenschappelijke
onderbouwing van preventie en strafrechtelijke interventie.’ In: Justitiële verkenningen, 30, 5, p. 31-48.
Lipsey, M.W. (1995). What do we learn from 400 research studies on the effectiveness of treatment
with juvenile delinquents? In What Works? Reducing Reoffending, edited by J. McGuire. New York,
NY: John Wiley, pp. 63-78.
Ministerie VWS (2011). 2e fase plan van aanpak maatschappelijke opvang [2nd phase projectplan
homeless care]. Den Haag: Ministerie VWS.
Pearson, F.S., Lipton, D.S., Cleland, C.M. & Yee, D.S. (2002). The Effects of Behavioral/Cognitive-
Behavioral Programs on Recidivism. In: Crime & Delinquency, Vol. 48, No. 3, pp. 476-496
Reep, C., 2003, Moeilijk waarneembare groepen. Een inventarisatie. Interne nota. CBS, Heerlen.
Rogers, C.R. (1957). The Necessary and Sufficient Conditions of Therapeutic Personality Change,
Journal of Consulting Psychology 21(2): 95-103.
Schmeets, H., C. Reep en G. Snijkers, 2003, Afbakenen van moeilijk waarneembare
bevolkingsgroepen. Bevolkingstrends 51(3), blz. 62–68.
Sites van Federatie Opvang. (z.d.). Factsheet Kerngegevens maatschappelijke opvang.
Geraadpleegd op 10 december 2015, van http://www.opvang.nl/site/item/maatschappelijke-opvang/
Slot, N.W. & Spanjaard, H.J.M.(2007). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg.
Hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen. Duivendrecht: PI Research (2de druk, 13e
oplage).
Spanjaard, H.J.M., Albrecht, G. & Hemminga, M.Y. (2014) Training Agressie Controle Regulier.
Theoriehandleiding. Duivendrecht: PI Research.
Steyaert, J., & Kwekkeboom, R. (Eds.) (2012). De zorgkracht van sociale netwerken [The caring
strength of social networks]. Utrecht: Movisie/Wmo-Werkplaatsten reeks.
Sun, A. (2012). Helping homeless individuals with co-occurring disorders: The four
components. Social Work, 57 (1), 23–37.
Wolf, J. (2015). Niemand tussen wal en schip. Referentiekader maatschappelijke zorg voor mensen in
multiprobleem situaties. Nijmegen: Academische werkplaats OGGZ
Yperen, T. van & Van der Steege, M. (2010). Methodiek en hulpverlener tellen allebei. In: Jeugd en
Co Kennis, 2, p. 28–37.
Yperen, T. van, Van der Steege, Addink, A. & Boendermaker L. (2010). Algemeen en specifiek
werkzame factoren in de jeugdzorg. Stand van de discussie. Utecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Yperen, T.A. van & Veerman, J.W. (red. 2008). Zicht op effectiviteit. Handboek voor praktijkgestuurd
effectonderzoek in de jeugdzorg. Delft: Eburon.
Yperen, T.A. van (red. 2010). 55 vragen over effectiviteit. Antwoorden voor de jeugdzorg. Utecht:
Nederlands Jeugdinstituut.
Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang * 37
Bijlage 1 Hulpmiddelen en technieken t.b.v. het uitvoeren van de pijlers
Techniek Doel Pijler
Mo
tivere
nd
e e
n c
oach
en
de t
ech
nie
ken
Gedragssuggestie Probleemoplossend vermogen van de cliënt stimuleren. De begeleider kan
de cliënt een gedragssuggestie geven wanneer de cliënt voor een nieuwe
taak staat en niet goed weet hoe dit aan te pakken..Voordat de begeleider
een suggestie geeft, vraagt hij de cliënt naar ideeën.
1,2 en 4
Gedragsoefening Techniek waarbij de cliënt de mogelijkheid heeft om nieuw complex gedrag
in een veilige omgeving te oefenen.
Stappen techniek: voordoen gedrag --> cliënt vragen wat hij gezien heeft --
> gezamenlijk stappen van de vaardigheid formuleren --> cliënt
vaardigheid laten oefenen met de begeleider als tegenspeler --> cliënt
evalueert hoe het is gegaan --> gezamenlijk bedenken hoe de cliënt deze
vaardigheid de komende periode kan gaan oefenen.
3 en 4
Uitzonderingsvragen De cliënt activeren zelf na te denken over mogelijke oplossingen. Door
terug te gaan naar eerdere door de cliënt ingezette oplossingen versterk
de begeleider de cliënt en sluit de begeleider aan bij eigen oplossingen,
wat de kans op toepassing in nieuwe situaties vergroot. Middels deze
techniek stimuleert de begeleider de cliënt op zoek te gaan naar situaties
waarin een probleem afwezig was of situaties waarin de cliënt een
problematische situatie op een goede manier heeft opgelost. Door gericht
te vragen naar hoe die situatie anders was stimuleert hij de cliënt om na te
denken over wat hij zelf anders of beter deed waardoor de situatie anders
verliep.
1,2 en 4
Schaalvragen De cliënt activeren om na te denken over zijn situatie en mogelijke stappen
om zijn doel te behalen mogelijke oplossingen. Samen met de cliënt bekijkt
de begeleider waar de cliënt op dat moment staat, welke beoordeling de
cliënt zichzelf hiervoor geeft en waar de cliënt naar toe wil (hoe de
gewenste situatie eruit ziet). Vervolgens concretiseert de begeleider
samen met de cliënt een eerste stap richting de gewenste situatie. .
1,2 en 4
Oplossen van een
keuze probleem
Techniek om de cliënt te leren op een systematische manier een
weloverwogen keuze te maken. Samen met de cliënt stelt de begeleider
vast wat het probleem is, inventariseert verschillende keuzes die de cliënt
kan maken en inventariseert daarbij de voor- en nadelen van deze keuzes.
De cliënt kiest vervolgens op basis van deze mogelijkheden de beste
keuze. Vervolgens stimuleert de begeleider de cliënt om de gekozen
oplossing in de praktijk uit te proberen.
3 en 4
Kosten-baten
analyse
Techniek waarbij de begeleider samen met de cliënt de voor- en nadelen
van bepaald gedrag of een bepaalde keuze op een rij zet en vervolgens
voor elk voor- en nadeel een cijfer tussen de 0 en de 100 geeft. Dit maakt
inzichtelijk waarom de cliënt kiest voor bepaald gedrag. Vervolgens samen
op zoek gaan naar alternatieven voor de nadelen. Het maken van een
kosten-baten analyse wordt vooral ingezet in situaties waarin de cliënt
meer dan één mogelijkheid heeft en twijfelt voor welke mogelijkheid hij
moet kiezen.
3 en 4
Stu
ren
de
tech
nie
ken
Versterkende
feedback
Feedback op
gewenst gedrag
Feedback op gewenst gedrag. Geeft de cliënt informatie over wat verwacht
wordt,vergroot het zelfvertrouwen en heeft een positieve invloed op het
zelfbeeld. Voorbeeld: Goed dat je gelijk even langskomt, doordat je er
direct mee komt kunnen we het nog op tijd in orde maken zodat het voor
volgende maand geregeld is. ’
1,3
Feedback op
ongewenst gedrag
Feedback op ongewenst gedrag. De cliënt wordt aangesproken op
ongewenst gedrag op zo’n manier dat het gedrag en niet de persoon wordt
aangesproken. De feedback is taakgericht, de focus ligt op alternatief,
gewenst gedrag en het noemen van een korte motivatie in het belang van
de cliënt voor het laten zien van gewenst gedrag. Voorbeeld: een cliënt
ruimt bord niet op na het eten. Corrigerende feedback: ‘Hoi Piet, lekker
gegeten? Zet je bord en bestek even in de vaatwasser, dan kunnen we die
zo aanzetten en hebben we straks weer schone borden’.
1,3
Tech
nie
ken
en
hu
lpm
idd
ele
n o
m in
form
ati
e t
e v
erz
am
ele
n
Observeren uit
eerste hand
Het helder krijgen welke vaardigheden de cliënt al beheerst, waar hij nog
moeite mee heeft, welke cliënt- en omgevingsfactoren van invloed zijn en
welke ondersteuning de cliënt eventueel nog nodig heeft. Begeleider
observeert situatie waar hij zelf bij aanwezig is. Het gedrag van de cliënt
wordt beschreven in termen van waarneembaar gedrag. De
gebeurtenissen die de begeleider observeert worden zoveel mogelijk
opgedeeld in afzonderlijke gebeurtenissen waarbij gebruik kan worden
gemaakt van het S-R-C schema.
1,2 en 4
Observeren uit
tweede hand
Zicht krijgen op aanwezige vaardigheden, vaardigheidstekorten en
factoren die van invloed waren ten tijde van de gebeurtenis.
De begeleider stimuleert de cliënt om een situatie waarbij de begeleider
niet aanwezig was, na te vertellen. De begeleider geeft de cliënt de ruimte
om zijn verhaal te doen en stelt dan gericht vragen over de situatie met
behulp van het S-R-C schema
1,2 en 4
Wenskaarten Kaarten waar verschillende wensen m.b.t. verschillende levensdomeinen
staan die een cliënt mogelijk zou willen bereiken. Deze kaarten kunnen de
cliënt ondersteunen bij het formuleren van wensen daarnaast kunnen de
wenskaarten de cliënt ideeën aanreiken voor mogelijke doelen die hij wil
bereiken.
3 en 4
Very Important
Persons (VIP)- kaart
Overzicht van belangrijkste personen in het netwerk van de cliënt 4
Netwerkspin Overzicht van het huidige netwerk van de cliënt 4
Wie voor Wat-
schema
Overzicht van de hulp en steun die de cliënt van verschillende personen uit
zijn netwerk ontvangt.
4
Hu
lpm
idd
ele
n o
m in
form
ati
e t
e a
naly
sere
n Competentieanalyse
Gedragsbeschrij
ving
Factorenbeschrij
ving
Competentieanalyse: overzicht van functioneren van de cliënt waarbij een
onderscheid wordt gemaakt tussen welke vaardigheden en mogelijke
vaardigheidstekorten die de cliënt heeft (gedragsbeschrijving) en de
factoren die hierop van invloed zijn (factorenbeschrijving).
3 en 4
Probleemanalyse Reden van gedrag cliënt in een bepaalde situatie verhelderen en inzicht
krijgen in bepalende factoren om met deze kennis na te denken welke
inzet gepleegd kan worden om de kans op gewenst gedrag te vergroten
(bijvoorbeeld: hoe kan de situatie zo worden veranderd dat de kans van
slagen wordt vergroot, welke vaardigheden zou de cliënt kunnen aanleren
die helpend kunnen zijn, en wat kan ingezet worden om ervoor te zorgen
dat het gewenste gedrag meer oplevert dan het ongewenste gedrag, zodat
we het gewenste gedrag versterken). De probleemanalyse is een analyse
van het huidige gedrag van een cliënt waarbij de situatie waarin het gedrag
plaatsvindt, het gedrag zelf en de functie van het gedrag wordt
geanalyseerd én een analyse van een toekomstig scenario uitgaande van
het gewenste gedrag.
1,2,3 en
4
Plan van aanpak Tweedelig plan waarin 1) de wensen van de cliënt, de vaardigheden die de
cliënt nodig heeft om wensen te bereiken en factoren in de cliënt of zijn
omgeving die van invloed kunnen zijn op het wel of niet bereiken van deze
wensen, in staan. 2) een overzicht staat van de werkpunten, acties (wat
gaat er gebeuren), en een beschrijving van wie de actie gaat uitvoeren en
de tijdsperiode waarvoor de actie moet zijn afgerond.
3 en 4
Bijlage 2 Implementatieplan team Viljoen Kessler Stichting
Teammanager: Aandachtsfunctionarissen: Datum:
Eindindicatoren Implementatieproces
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Tijd Wie
Plan van Aanpak Team
ingevuld
geaccordeerd door projectgr
- AF - Projectgroep
Productbeschrijving team
Doelgroep – doelstelling
Interventie
Fasering
- Teammanager BW
Staat beschreven in het jaarplan
Sterkte zwakte analyse team
Geschreven
Acties 2013 in jaarplan
- PI- Research - Teammanager BW
Aandachtsfunctionarissen
Aangesteld
Training gevolgd (2 dagen)
Coacht medewerkers wekelijks
Overleg 1 of 2 AF in team
- Teammanager - 2 AF in het team
Coaching gebeurt tijdens teamvergaderingen en overdrachten. Soms via de mail wegens nachtdiensten
Methodiek is vast item op overlegvormen
Teamvergadering
Werkbegeleiding
Werkoverleg AF
- Eens per 2 weken - Eens per 6 weken - Eens per 4 weken
- Hele team onder leiding van de AF, bij afwezigheid AF onder leiding teammanager - Teammanager - AF
Methodiekkalender is ingevuld Een specifiek onderdeel staat een periode (maand) centraal (begeleiders oefenen hiermee gedurende de week en ervaringen worden in de vergadering teruggekoppeld)
Vanaf juli 2013 t/m december 2013
Opgesteld door de aandachtsfunctionaris, uitgevoerd door het hele team
Eindindicatoren Begeleidingsklimaat
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Dagprogramma is afgestemd op de behoeften van de cliënten
Zorgdragen voor een fijn begeleidingsklimaat
Cliënt vragen wat zijn behoeftes zijn
Observeren gedrag cliënten
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Dagprogramma wordt door de begeleiders op dezelfde manier gehanteerd
Afspraken maken over programma
Uitvoering van dagprogramma
Feedback geven op gedrag collega’s
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Regels zijn duidelijk geformuleerd in de voor de cliënt begrijpelijke taal
Huisregels evalueren/aanpassen
Huisregels bespreken tijdens bewonersoverleg
Feedback geven op gewenst gedrag
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Regels worden door de begeleiders op dezelfde manier gehanteerd
Afspraken maken over huisregels
Implementeren van de huisregels
Feedback geven op gedrag collega’s
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Feedback op gewenst gedrag Cliënten horen vaker wat ze goed doen, dan wat ze niet goed doen (7:1)
Feedback geven op gewenst gedrag
Feedback rapporteren in Regas
Bespreken tijdens de overdracht
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Cliënt wordt veelvuldig bevraagd naar mening, ideeën, oplossingen. Begeleiders geven evt. suggesties na uitvragen cliënt. Er worden zelden tips en oplossingen ‘los’ aangedragen
Cliënten hun eigen traject laten vormgeven
Punten bespreken tijdens het bewonersoverleg
Cliënten complimenteren op hun ideeën
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Begeleiders geven veel ‘waaroms’
Bij het regels handhaven
Feedback geven op gewenst gedrag
Waarom’s m.b.t. het trajectplan
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Begeleiders staan model. Begeleiders:
spreken cliënten met naam aan
komen afspraken na
zien ongewenst gedrag als vaardigheidstekort en praten hier ook zo over (heeft moeite met ..).
Concreet rapporteren, waarom doet iemand wat hij doet
Begeleidingsafspraken nakomen, tijdig afzeggen wanneer het niet doorgaat
Bespreken tijdens het teamoverleg
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
(gedragsmatig observeren)
Eindindicatoren Begeleidingsklimaat
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Begeleiders staan model. Begeleiders:
spreken cliënten met naam aan
komen afspraken na
zien ongewenst gedrag als vaardigheidstekort en praten hier ook zo over (heeft moeite met ..). (gedragsmatig observeren)
Concreet rapporteren, waarom doet iemand wat hij doet
Begeleidingsafspraken nakomen, tijdig afzeggen wanneer het niet doorgaat
Bespreken tijdens het teamoverleg
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Bij ongewenst gedrag ligt de focus op het gewenste gedrag
Concreet rapporteren, waarom’s
Feedback op gewenst gedrag
Gedrag bespreken met cliënt, waarom’s
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Bij spanningsvolle situaties reageren begeleiders rustig, zijn gericht op kleine stapjes in de gewenste richting. Bij oplopende spanning wordt er geen probleemoplossingvaardigheden van de cliënt verwacht. Begeleider is gericht op rust voor de cliënt
Bij escalatie de cliënten uit de situatie halen
Op een rustige plek met de cliënt in gesprek gaan over het voorval
Feedback geven op gewenst gedrag, waarom’s geven
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Probleemgedrag wordt a.d.h.v. probleemanalyse geanalyseerd
Bespreken tijdens begeleidings-gesprekken en trajectplan-besprekingen
Crisisplan opstellen i.s.m. de cliënt en Parnassia
In geval van herhaling, crisisplan hanteren
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Begeleiders zijn meer actief mét cliënten dan dat ze op kantoor zitten
Aanwezig zijn in de woonkamer
In gesprek gaan, vragen stellen
Samenwerken met de cliënten aan zaken waar ze moeite mee hebben
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Eindindicatoren Begeleidingsklimaat
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Begeleiders hebben een initiërende houding (proactief) i.p.v. afwachten (tenzij afgesproken)
Cliënt bij zich roepen i.p.v. afwachten tot de cliënt naar ons komt
Cliënt activeren tot het uitvoeren van taken
Cliënten het goede voorbeeld geven, feedback geven op gewenst gedrag
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Bewonersoverleg omvat:
er is een agenda
is voorbereid samen met cliënt
cliënten zijn meer aan het woord dan begeleiders
begeleiders activeren cliënt (beurten geven, vragen)
activerende werkvormen
Bewoners maken zelf een agenda voor het bewonersoverleg, hangt tijdig in de woonkamer en kan aangevuld worden
begeleiding leidt de vergadering, zorgt dat iedereen zijn zegje kan doen en alle punten aan bod komen
Begeleiding leidt de rondvraag
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Map Competentiegericht begeleiden (naslagwerk) - hulpmiddelen verzamelen - trainingen/workshops - maandkalender
AF maakt een map Competentiegericht begeleiden
AF vult documentatie aan En wijst collega’s op de map Competentiegericht begeleiden
Begeleiding gaat aan de slag met Competentiegericht Begeleiden
Uitvoering AF, pb-ers, swb-ers, PI Research
Eindindicatoren Individueel traject
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Wensen van cliënt zijn in eigen woorden geformuleerd
In analysefase vragen naar wensen cliënt
Wensen cliënt verwerken in het trajectplan
Wensen formuleren zodat ze begrijpelijk zijn voor de cliënt
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Trajectplan: gedragsmatig rapporteren Leefgebieden: sterk –zwak Psychisch functioneren: bevorder. - belemmerend
Rapporteren op concreet gedrag
Rapporteren waar de cliënt sterk in is en waar hij moeite mee heeft
Wat is bevorderlijk gedrag en wat belemmerend
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
De doelen zijn gekoppeld aan de wensen van de cliënt (te herleiden)
In analysefase vragen naar wensen cliënt
Wensen cliënt verwerken in de doelen van het trajectplan
Doelen formuleren die begrijpelijk zijn voor de cliënt
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Cliënt weet waar hij aan werkt, wat sterke kanten zijn en hoe het vervolg/ zijn perspectief eruit ziet
Feedback geven op gewenst gedrag
Sterke en zwakke punten cliënt bespreken tijdens begeleidingsgesprekken
Doelen stellen i.s.m. de cliënt
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Per doel is een plan van aanpak ingevuld en zijn aangrijpingspunten voor training/begeleiding geformuleerd (acties)
Subdoelen concreet formuleren
Acties concreet formuleren
Cliënt ondersteunen in uitvoeren acties en doelen
Uitvoering door pb-ers en swb-ers
Tweewekelijks vindt er een begeleidingsgesprek plaats. Doel staat centraal – teruggekeken wordt hoe hier afgelopen week aan gewerkt is; afspraken worden gemaakt voor komende week
Begeleidingsgesprek voorbereiden
Vorige begeleidingsgesprek doorlezen, doelen doornemen
Uitvoering doelen evalueren, feedback geven, nieuwe doelen stellen
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
I.p.v. praten wordt er overwegend geoefend met de cliënt of model gestaan of samen gedaan. Gewerkt wordt met visuele activerende werkvormen
Oefenen van situaties uit het dagelijks leven
Gebruik maken van hulpmiddelen uit de map Competentiegericht begeleiden
Het goede voorbeeld geven
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Eindindicatoren Individueel traject
Acties in kader van implementatie
Gehaald
Begeleider zet technieken in
benadrukken wat goed gegaan is
vragen naar ideeën, mening (uitzonderingsvraag, schaalvragen)
Feedback geven op gewenst gedrag
Gebruik maken van hulpmiddelen uit de map Competentiegericht begeleiden
Cliënt uitvragen, mening laten geven en onderbouwen
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten
Begeleider betrekt netwerk cliënt zoveel mogelijk
Cliënt verantwoordelijkheid geven voor het verloop van het eigen traject
Cliënt zelf de doelen en werkpunten op laten stellen m.b.t. het sociale netwerk
Overleg voeren met ketenpartners
Uitvoering door pb-ers, swb-ers en cliënten