chemie magazine april 2010

56
VNCI-voorzitter: 'Meer geld voor innovatie' Futuristische hoogoven bij Corus Vliegen op zonne-energie Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 04 26 april 2010 kunstmest Duurzame groei vraagt om Magazine

Upload: vnci

Post on 09-Mar-2016

222 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Chemie magazine van april 2010

TRANSCRIPT

Page 1: Chemie magazine april 2010

VNCI-voorzitter:'Meer geld voor innovatie'

Futuristische hoogoven bij Corus

Vliegen op zonne-energie

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 04 • 26 april 2010

kunstmestDuurzame groei vraagt om

Magazine

CM1003_p00_cover_B.indd 2 22-04-2010 10:07:14

Page 2: Chemie magazine april 2010

vapro - college

VAPRO_College adv CHEMIE 2010-041 1 9-4-2010 14:48:34

Page 3: Chemie magazine april 2010

‘Hoewel sommige mensen het misschien wel anders zouden willen, kan de huidige landbouw niet zonder ‘chemie’ in de vorm van kunstmest’, aldus Prem Bin-draban, directeur van een internationale organisatie die wereldwijd gegevens over bodems verzamelt, beheert en bewerkt. Die groei is wel nodig, want de wereldbe-volking stijgt van 6 miljard nu naar 9 miljard in 2040.

Landbouw kan niet zonder ‘chemie’

38

22

De grenzen van de Gezondheidsraad De Gezondheidsraad brengt jaarlijks adviezen uit over stoffen waarmee werknemers tijdens hun werk in aan-raking kunnen komen. Daarbij gaat het om grenzen: dié concentraties van stoffen waaraan een werknemer ten hoogste mag worden blootgesteld, wil hij of zij geen gezondheidsschade daarvan ondervinden. In de prak-tijk een hele ingewikkelde klus. Want waar liggen pre-cies de grenzen? Een gesprek –vlak voor zijn afscheid– met prof. André Knottnerus.

Goed gedrag wordt beloond‘Bij een milieuovertreding gaat het tegenwoordig om de resultante van de ernst van het feit en het gedrag van het bedrijf’, verklaart Rob de Rijck, milieuofficier in Rotterdam. Op grond daarvan volgt de afweging om de zaak volgens het bestuursrecht af te doen, of volgens het strafrecht. Dat is nieuw. In november zijn de autoriteiten in Zuid-Holland hiermee op proef begonnen. En de nieuwe sanctiestrategie blijkt goed te bevallen.

28

04 26 april 2010f

oto

: ge

tt

y im

ag

e

april 2010 Chemie magazine 3

Inhoud

CM1003_p00_inhoud_new.indd 3 22-04-2010 10:10:54

Page 4: Chemie magazine april 2010

www.delta-heat-services.nl

[email protected]

+31 (0) 187 - 49 69 40

Specialist in Heat Treatment

Lokaal elektrisch voorwarmen / spanningsarm gloeien Gloeien in stationaire gloeiovens in Stellendam

Verhuur / verkoop ovens en gloeiapparatuur Drogen van vuurvast beton / coatings

Gloeien in tijdelijke mobiele ovens Inductie & weerstand

Uw proces verdient...

...een fit hartVan harte aanbevolen

Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaalwaaierpompen

Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen Eén-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen

Versnijders

Centrifugaalpompen:- Open-waaier- Water- en chemienorm- Magneetgedreven- Zelfaanzuigend

Service en skidbouw

Kijk voor ons complete fitness programma opwww.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00

AdvWB197x131.indd 1 06-04-2010 09:56:09

advertenties_1-6.indd 1 26-04-2010 13:17:34

Page 5: Chemie magazine april 2010

Innovatie 10- Nieuwe ammoximatiekatalysator zorgt voor schonere nylonproductie

Energie & Klimaat 14- ‘Nieuwe Waterwet pakt goed uit voor industrie’, betoogt Henk Brons van VEMW

Actueel 18- Chemiebedrijven zijn present op wereldtentoonstelling in Shanghai

Plantmanager of the Year 2010 44- Het hechte team van Paul van Herrewegen, directeur Rubis Terminal Rotterdam

Column 49- Frank Agterberg over pure liefde

Starters 51- Nieuwe technologie Blu4Green voor dieren

Uitgelicht 32- Dag en nacht vliegen op de zon

Opinie 34- Positionpaper VNO-NCW: Emissieplafond moet betaalbaar zijn

Maatschappij 42- Hoogoven voor de toekomst van Corus

32

34

44

Nieuws 53- Politici kennen chemie belangrijke rol toe bij verduurzaming

Personalia en agenda 55

Opinie 07- Kies voor de chemie, bepleit VNCI-directeur Colette Alma

04 xx april 2010

april 2010 Chemie magazine 5

Inhoud

VNCI

Feiten en Visies

Trends

Achtergrond

CM1003_p00_inhoud_new.indd 5 22-04-2010 10:11:59

Page 6: Chemie magazine april 2010

SPIE-Industrie I Schrijnwerkerstraat 30 I 3194 AE Hoogvliet I T +31(0)10 472 63 00 De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com

SPIEeen gezamenlijke ambitie

SPIE-Industrie stelt uw opslag-, productie- en bedrijfszekerheid veilig in elke fase waarin u deze nodig acht.Of het nu gaat om de nieuwbouw, of onderhoud inclusief de inbedrijfstelling, of het opstellen en managen van uw werkprocedures, u kunt altijd rekenen op ons team. Met respect voor veiligheid en het milieu bieden wij een duurzame oplossing voor elk industrieel probleem.

Met SPIE-Industrie haalt u een ervaren partner in huis als het gaat om werktuigbouw, elektro-, meet- en regel-techniek, procesautomatisering, piping, apparatenbouw, skid-bouw, betonbouw, HVAC en analysertechniek. Wij bouwen en verbeteren technische installaties voor (petro)chemische bedrijven, olie- en gasbedrijven, op- en overslagbedrijven, de staalindustrie, energiecentrales en de voedingsmiddelen, farmaceutische en papierkartonnage industrie. Vanzelfsprekend nemen wij de zorg op ons over alle onderdelen die extra aandacht vereisen. Steeds vaker krijgen wij daarom de verantwoordelijkheid over het volledige ontwerp, installatie- en onderhoudtraject.

SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Industrie kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering en SPIE-Infra.

SPIE-Industrie

290591_SPIE_A4_ADV_INDUSTRIE.indd 1 29-07-2009 11:24:39

Page 7: Chemie magazine april 2010

VNCI-directeur Colette Alma

estuursvoorzitter Feike Sijbesma van DSM pleitte onlangs tijdens Industriepoort voor meer investe-ringen in innovatie en industriebeleid. Op de jaar-lijkse bijeenkomst van politici, (top) mensen uit het bedrijfsleven en ambtenaren gaf hij tevens aan dat

Nederland vooral duidelijke keuzes voor specifi eke sectoren moet maken.

Het ligt volgens de DSM-topman voor de hand om met name te investeren in sectoren waar Nederland van oudsher een sterke positie inneemt, zoals de landbouw, voedingsmiddelen- en chemische industrie. Een land kan nu eenmaal niet overal in uitblinken en als de overheid geen voorkeur voor een bepaalde sector uitspreekt, leidt dat volgens hem automatisch tot mid-delmaat.

De oproep van Sijbesma deed de gemoederen tijdens het aan-sluitend diner tussen politici en VNCI-leden hoog oplopen. Is het wel aan de overheid om een keuze te maken, vroegen som-mige deelnemers zich af. Of moet zij de markt haar werk laten doen, en uitsluitend zorgen voor een stabiel ondernemingskli-maat? Met name de VVD toonde zich een groot voorstander van het laatste standpunt.

Wellicht is deze opvatting goed te verdedigen in de huidige economische wereldorde waarin de rijke westerse landen nog volop domineren. Die zal in de komende jaren echter ingrijpend veranderen door de snelle groei in landen als China en India. Nederland zal daardoor harder dan ooit moeten knokken om haar plaats op het wereldtoneel te behouden en zo het huidige welvaartsniveau te handhaven. En daarin is géén plaats voor middelmaat.

Integendeel, de overheid moet juist kiezen voor sectoren waar Nederland een bijzondere positie inneemt. De keuze voor de chemie ligt volgens VNCI-voorzitter Jan Zuidam dan ook voor de hand. Hij zette tijdens het diner de kracht van de sector uit-een, en onderstreepte nog eens dat de branche een essentiële rol speelt bij de door de overheid gewenste verduurzaming van de maatschappij.

De oproep van Sijbesma gaat echter lijnrecht in tegen het advies van een van de ambtelijke werkgroepen om miljoenen op innovatiebeleid te besparen. De politiek staat nu voor de zware taak om hier een keuze in te maken. De VNCI pleit voor weloverwogen en samenhangende maatregelen en een duide-lijke keuze voor de chemie in het innovatiebeleid.

De politiek moet er echter voor waken dat ze zelf op andere beleidsterreinen deze keuze geen geweld aan doet. Pas er daarom voor op om in het energiebeleid te kiezen voor opties waarvan de heroverwegingscommissie zelf haarfi jn heeft aan-gegeven dat deze schadelijk zijn voor de internationaal opere-rende energie-intensieve industrie.

Want ook halve keuzes leiden uiteindelijk tot middelmaat. En dat is nu net niet de bedoeling….p

Kies voor de chemieB

maart 2010 Chemie magazine 7

Opinie VNCI

april 2010 Chemie magazine 7

CM1003_p00_opinie_colette_new.indd 7 26-04-2010 11:50:30

Page 8: Chemie magazine april 2010

8 Chemie magazine april 2010

Fo

to: F

oto

stu

dio

c

Steuntje in de rug voor chemiestarters

Eerste centrum voor open innovatie op Chemelot Campus

CM1003_p00_wetenswaardig_new.indd 8 22-04-2010 10:27:57

Page 9: Chemie magazine april 2010

Wetenswaardig

april 2010 Chemie magazine 9

Het ‘Centre for Open Chemical Innovation’ (COCI) opent zijn deuren op de Chemelot Campus in Sittard-Geleen. Starters in de chemie en materialen worden door het centrum ondersteund en kunnen profiteren van de locatie, middelen en infrastructuur van de campus.

Steuntje in de rug voor chemiestarters

COCI is een initiatief van de Regiegroep Chemie om de slagingskans en groei van star-tende ondernemers in de chemie te vergroten. Het centrum stelt kapitaal, kantoor- en lab-ruimte en advies op maat ter beschikking. Door starters in de nabijheid van bedrijven met gevestigde namen te plaatsen, kunnen ze bovendien profiteren van de expertise van deze bedrijven. De eerste COCI-locatie is ontstaan door samenwerking tussen de Regiegroep Chemie, DSM, Industriebank LIOF en de Provincie Limburg. Het COCI-concept sluit goed aan bij de ambitie van de Chemelot Campus, waar open innovatie al volop wordt toegepast. Volgens Klaas Bos, woordvoerder van Chemelot, moet het centrum worden

gezien als een integraal onderdeel van de Campus. ‘Het adviescentrum krijgt geen eigen gebouw, maar alle ruimten op de campus zijn in principe beschikbaar. We hebben nu een tiental starters die binnen de COCI-doelgroep vallen. Voor ons is het relevant dat Chemelot de eerste COCI-locatie is, maar een echte meerwaarde krijgt het concept pas als er elders in Nederland meerdere locaties komen.’ En die komen eraan volgens Nelo Emerencia, VNCI-manager onderwijs en inno-vatie: ‘In de loop van volgend jaar zullen nog twee locaties opstarten. In Weesp komt een locatie die zich gaat richten op farmaceuticals, en in Rotterdam komt er een die zich zal focus-sen op duurzame procestechnologie.’ p

CM1003_p00_wetenswaardig_new.indd 9 22-04-2010 10:28:06

Page 10: Chemie magazine april 2010

Leerlingen op een basisschool aan het werk

met ‘Spot je talent’

Goedkopere en schonere productie van nylon

‘Monsters nemen uit de zandbak’

Dr. N. Raveendran Shiju, universitair docent en onderzoeker bij de groep Heterogene Katalyse en Duurzame Chemie van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een nieuwe katalysator voor ammoxi-matiereacties ontwikkeld.

‘Het ammoximatieproces wordt gebruikt bij belangrijke processen,

zoals de productie van de veelgebruikte polymeer, nylon. Met onze katalysator kunnen allerlei fijnchemi-sche en farmaceutische basisproducten worden geproduceerd. Deze kataly-sator zou in de toekomst bijvoorbeeld ook kunnen worden ingezet bij de syn-these van paracetamol’,

vertelt Shiju. De nieuwe katalysator kan een belang-rijke bijdrage leveren aan een goedkoper en schoner ammoximatieproces. Bij het proces dat de industrie nu gebruikt komt ongeveer 2,5 kilo afval vrij per kilo eind-product. Shiju’s nieuwe kata-lysator kan de hoeveelheid afval terugdringen. ‘Nu wordt er veel ammoniumsul-faat geproduceerd als bij-product. Met de nieuwe katalysator is dat probleem verleden tijd. Bovendien is de katalysator eenvoudig te maken en goedkoper te rea-liseren, want er zijn minder chemische hulpstoffen nodig’, aldus Shiju.Shiju en zijn collega’s probe-ren de fundamentele kennis achter het proces te vergro-

ten. Om dat te kunnen reali-seren heeft Shiju een subsi-dieaanvraag ingediend bij NWO. In mei horen de onder-zoekers of ze de subsidie krijgen. ‘We moeten ook gaan onderzoeken hoe het proces zich laat opschalen naar de industriële schaal. Daarnaast willen we kijken naar andere toepassingen. De industrie is in ieder geval zeer geïnteresseerd, dat is leuk om te merken. De UvA praat op dit moment met een aantal bedrijven. Gelukkig heeft de universiteit meteen ingezien dat de katalysator veel mogelijkheden heeft. Er zijn, in samenwerking met het Bureau Kennistransfer van de UvA, dan ook octrooi-aanvragen in de EU en de VS ingediend. Met succes!’ p

Nieuwe ammoximatiekatalysator

Talent spotten op basisscholen:

‘Het was erg leuk om met de leerlingen uit groep 7 en 8 over mijn werk te praten. Ze waren goed voorbereid, kwamen met vragen en ik was verbaasd over het beeld dat ze al bij mijn werk hadden. Ik geef ook zo af en toe voor-lichting op middelbare scholen, maar pubers hebben een heel andere hou-ding. Jongere kinderen zijn nog ontzettend nieuwsgierig’, zegt Ebbens. Zij is een van de ‘beroepsbeoefenaars’ die dit schooljaar deelnam aan het project ‘Spot Je Talent’, een samenwerking tussen science center NEMO, VHTO Landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, MijnGroep en Cinekid. Het doel is leerlingen op basisscholen in contact te brengen met beroepen in Wetenschap & Techniek. Beroepsbeoefenaars brengen een bezoek van ongeveer twee uur aan een basisschool. Samen met de leerlin-gen wordt een filmscript gemaakt waarmee het beroep door de leerlingen wordt uitgebeeld. Aan de hand van het script maken de leerlingen met cine-kidstudio een fotofilmpje. Van de 200 beroepsbeoefenaars die dit schooljaar hebben meegedaan aan ‘Spot Je Talent’ zijn er ongeveer 30 afkomstig uit de chemische industrie. Onder de deelnemers zijn DSM, Dow, Eastman, Mad Science, Tebodin, Norit, Shell, Albemarle en Royal Haskoning. ‘Spot je Talent’ is nog steeds op zoek naar enthousiaste deelnemers uit de chemie. Leantine Mulder-Boeve heeft als stafmedewerker van de VNCI meege-werkt aan de ontwikkeling van 'Spot je talent'.p

Meer informatie: www.spotjetalent.nl

‘Vergaderen, monsters nemen uit de zandbak, rondlopen in veilig-heidskleding. Leerlingen van basisschool Op de Sterkenberg uit Maastricht beelden zo een dag uit mijn leven uit’, vertelt Klazien Ebbens, production manager bij DSM Melamine.

10 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_innovatie_new.indd 10 22-04-2010 10:14:47

Page 11: Chemie magazine april 2010

De duurzame paddenstoel is een product van NPSP Composieten, een bedrijf dat is gespecialiseerd in het verduurzamen van kunststoffen. De nieuwe padden-

stoel is het eerste commercieel geproduceerde composiet-product, opgebouwd uit een biobased thermohardende hars en natuurvezel. Het product is net zo sterk als glasvezelcom-posiet, maar de milieubelasting is veel minder. ‘Een afge-schreven biobased paddenstoel kan dienen als grondstof voor andere producten, terwijl een ouderwetse paddenstoel als afval verwerkt moet worden’, vertelt NPSP-directeur Willem Böttger. ‘Het materiaal op basis van biohars gaat overigens net zo lang mee als de op aardolie gebaseerde kunststof.’ Böttger wil niet zeggen met welke biohars wordt gewerkt. ‘Dat is het geheim van de smid’ zegt hij lachend. ‘Noem het maar NPSP-hars’. Op de milieuvoordelen van het materiaal wil Böttger wel ingaan: ‘De bioharsen zorgen voor minder gebruik van aardoliebronnen en dus minder CO2-uitstoot. Het produceren van natuurvezels vraagt minder energie dan het produceren van glasvezels en er zijn minder chemische lijm-middelen nodig voor de afwerking.’ Voor het nieuwe materiaal is veel belangstelling. ‘De gemeente Haarlem wil de komende tien jaar 9.000 straatnaamborden vervangen. Het zou goed kunnen dat er ook in het buitenland belangstelling is voor deze straatnaamborden’, zegt Böttger. De ANWB vervangt voorlopig jaarlijks 300 tot 400 paddenstoelen. De kans om langs een milieuvriendelijke paddenstoel te fietsen wordt dus groter en groter. p

Biobased paddenstoel wijst de weg

‘Besparen met innovatief vakmanschap’

Nieuw product van NPSP composieten

President DSM Nederland BV Jos Schneiders:

De lente is begonnen en op de fiets is het extra genieten van de eerste zonnestralen. Langs de weg staan sinds kort op som-mige plaatsen nieuwe, milieuvriendelijke ANWB-wegwijzers.

Investeren in dertig tot veertig regionale centra voor innovatief vakmanschap. Dat adviseert de commissie Loek Hermans in het sectorinvesteringsplan MBO 2011-2016 aan de MBO-raad en het Platform Bètatech-niek. De geschatte kosten liggen tussen de zestig en de tachtig miljoen euro. Die inves-teringen lijken een onmogelijke opgave in deze tijd van bezuinigingen. Of toch niet?

DSM-president Jos Schneiders en lid van de commissie-Hermans denkt dat de voorgestelde investe-ringen juist zullen leiden tot besparing: ‘Het sectorinves-teringsplan MBO 2011-2016 is primair opgesteld om het MBO beter te laten aanslui-ten op de toekomstige arbeidsmarkt. We willen focus en specialisme aan-brengen in de verschillende opleidingen. Dat zal zonder meer een positieve invloed hebben op de groei van BV Nederland. Los daarvan leidt een efficiencyslag in het onderwijs ook tot bespa-ringen. Overigens hoeven we niet alle centra ineens in te richten. Een gefaseerde invoering is ook mogelijk.’De regionale centra zouden actief moeten zijn op zes sleutelgebieden, namelijk Chemie, Creatieve Industrie, Flowers & Food, High-Tech Systemen & Materialen, Water en Pensioenen & Sociale Verzekeringen. Per sleutelgebied komen er drie tot vier verschillende cen-tra. Het is nog niet bekend waar de locaties van de cen-tra voor Innovatief Vakman-schap in het sleutelgebied Chemie zouden moeten komen.‘Wij hebben een advies aan de MBO-raad en het platform Bèta-techniek opgesteld, en we hebben daarbij niet gesproken over de verdere uitrol. In het advies staat dat de centra daar moeten komen, waar ze maximaal aansluiten op de bestaande industrie en sleutelgebieden’, aldus Schneiders.

Positieve geluidenVNCI-speerpuntmanager onderwijs en innovatie, Nelo Emerencia is enthousiast over de plannen. ‘Het con-cept is heel goed. Om de concurrentieslag met het buitenland te winnen moet de Nederlandse industrie in zijn geheel innovatiever worden. Dat betekent dat werknemers op alle niveaus slimmer en spitsvondiger te werk moeten gaan. Het werk wordt steeds com-plexer en daar is nu een-maal een andere type werk-nemer voor nodig. Dit advies is positief ontvangen door het bedrijfsleven en in de onderwijsbranche. Nu zal moeten blijken of er ook vanuit de politiek steun is.’ Ook Jos Schneiders hoort veel positieve geluiden: ‘Het is nog niet zo lang geleden dat het advies is uitge-bracht, maar wij krijgen al vele positieve reacties van zowel het bedrijfsleven als de ROC’s. Ik hoop dat er op korte termijn stappen gezet worden om aan de slag te gaan.’ Een logische reactie want het bedrijfsleven ver-wacht in de nabije toekomst grote tekorten. Tot 2014 wordt een tekort van 26.000 mensen in de techniek verwacht. Dit komt met name door de crisis, de ontgroening en de vergrij-zing. In de chemie zal de helft van de werknemers in 2014 ouder zijn dan 50 jaar. p

Het advies is te downloaden op www.ambitieprogramma.nl

april 2010 Chemie magazine 11

Innovatie

CM1003_p00_innovatie_new.indd 11 22-04-2010 10:14:49

Page 12: Chemie magazine april 2010

Aantal respondenten per opleidingsniveau per sector

LevensmiddelenindustrieFarmaceutische industrie

Chemische industrieOverige industrie

Anders

Vmbo Mbo Hbo Wo

90

75

60

45

30

15

0

Resultaten enquêteAantal respondenten per sector

150

120

90

60

30

0

Medewerkers in de chemische industrie hechten veel waarde aan doorgroeimoge-lijkheden, flexibele roosters en veiligheid. Dat blijkt uit een online enquête, die door de VAPRO en KNCV onder 134 werknemers in de chemie is gehouden.

De VAPRO en de KNCV hebben een tijdje terug een eenvoudige peiling onder een beperkt aantal mensen uit verschillende sectoren, waaronder de chemie, gehouden. In totaal hebben 409 respondenten de enquête ingevuld, waarvan 267 bij industriële bedrijven. Wie werknemers aan zich wil binden, kan zijn voordeel doen met de uitkomsten van de internet-poll. ‘De mogelijkheid tot flexibel werken blijkt voor de ondervraagde werkne-mers van wezenlijk belang. Daar kunnen werkgevers rekening mee houden. Via VAPRO of werkgeversvereniging AWVN kun-nen bedrijven de brochure ‘Flexibel rooste-ren in de (petro)chemie’ opvragen. In die brochure wordt haarfijn uitgelegd hoe een flexibel rooster kan worden ingevoerd’, zegt Monique de Haan. Zij houdt zich binnen de Human Capital Chemie bezig met aantrek-kelijk werkgeverschap. ‘Ook veiligheid bleek essentieel voor de ondervraagde werkne-mers. ‘De respondenten zien hun werksitu-atie liever nog veiliger.’VNCI-beleidsmedewerker veiligheid en gezondheid, Macco Korteweg Maris, is tevre-den met de 7,5 die werknemers in de chemie voor veiligheid geven. ‘Het onderstreept nog eens dat veiligheid in de sector van cruciaal belang wordt geacht. Daar besteden de vele tienduizenden werknemers in de branche iedere dag weer de grootste aandacht aan. Uiteraard streven ze naar de ultieme veilig-heid, zoals uit het beperkte belevingsonder-zoek blijkt, maar dat is helaas niet mogelijk. Absolute veiligheid bestaat namelijk niet.’

Benchmark werkgeversDe Roadmap Human Capital Chemie heeft de afgelopen periode meerdere hulpmiddelen gerealiseerd waarmee werkgevers zich kun-nen ontwikkelen tot aantrekkelijke werkge-vers. Dat is nodig omdat de sector in de toe-komst door vergrijzing te maken krijgt met forse personeelstekorten.Eind juni 2009 verscheen de benchmark-rapportage ‘Leeftijd Bewust Personeel Beleid: de ontgroening en vergrijzing in beeld.’ Een van de conclusies was dat bij ongewijzigd beleid de gemiddelde leeftijd van werknemers in de chemie in 2014 vijftig jaar zal zijn. Het gemiddeld dienstverband van medewerkers in de chemische industrie bedroeg zeventien jaar. Veertig procent van

Doorgroeien en flexibel werk Uitkomst online enquête van VAPRO en KNCV

de medewerkers was zelfs langer dan twintig jaar in dienst. Dergelijke lange dienstverban-den kunnen prettig zijn, maar ze kunnen ook de doorstroom binnen een bedrijf belemme-ren. Wanneer medewerkers lang op dezelfde plek zitten, kan dat ten koste gaan van hun flexibiliteit en vitaliteit. Zij krijgen te maken met verouderde competenties en zijn daar-door verminderd of beperkt inzetbaar. Die veroudering van competenties bleek binnen de industrie een bekend probleem. Monique de Haan illustreert het met een voorbeeld. ‘Jos, een procesoperator van 49 jaar, kreeg het moeilijk omdat het automatiserings-systeem regelmatig verandert. Jos werd steeds onzekerder op zijn werk en zag tijdens het weekend steeds meer tegen de maan-dagochtend op. Binnen het bedrijf werd hij daardoor steeds minder productief. Het is overigens heel goed mogelijk om iets te doen aan verouderde competenties. Het boek ‘Het loopt gesmeerd’ van Hans van Krimpen en Wiljo Florijn biedt daarvoor praktische hand-vatten.’

Regionale bijeenkomsten Het afgelopen jaar vonden er ook vier regio-nale bijeenkomsten over aantrekkelijk werk-geverschap plaats. Tijdens die bijeenkom-sten is onder meer aandacht besteed aan ‘flexibel roosteren’ en de ‘veroudering van competenties’. Ook bleek er in de regio’s behoefte te bestaan aan een regionale in- en uitstroom cijfers. Een dergelijke barometer wordt nu ontwikkeld en zal in de nabije toe-komst meer informatie geven over de regio-nale in- en uitstroom. Ten slotte is in 2009 door de Roadmap Human Capital Chemie een online Loopbaan-centrum voor de Chemie en de Procesindu-strie opgezet: www.talentinuitvoering.nl. Het loopbaancentrum heeft als doel breed infor-matie verstrekken over functies, opleiding, werkgevers en carrièremogelijkheden in de chemie. Het geeft een goed overzicht van alle mogelijkheden binnen de sector. Zo wordt de aantrekkelijkheid van de sector vergroot voor huidige en toekomstige werknemers. p

Meer informatie: www.talentinuitvoering.nl

12 Chemie magazine april 2010

Innovatie

CM1003_p00_innovatie_new.indd 12 22-04-2010 10:14:50

Page 13: Chemie magazine april 2010

Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige

industriële staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten,

warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie,

luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en

internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen.

Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.

Serving the industry

ANDUS Group

Beukenlaan 117

5616 VC Eindhoven

Tel. +31 (0)40 - 211 58 00

[email protected]

Andus Construction

HSM Steel Structures

Intersteel Nigeria

Intersteel Slovakia

Lengkeek IJmond

Lengkeek Staalbouw

Mebra Metaalbewerking

P&K Rail

RijnDijk Engineering

RijnDijk Steel Contracting

RijnDijk Technical Services

WVL Staalbouwers

Andus Oil & Gas

HSM Offshore

Andus Process

Asselbergs Ventilatoren

FIB Industriële Bedrijven

Andus Refractories

Gouda Refractories

Gouda Projects

Gouda Vuurvast Services

Gouda Vuurvast Belgium

Gouda Feuerfest

GFD Services

Page 14: Chemie magazine april 2010

‘Nieuwe Waterwet pakt goed uit voor industrie’

Fo

to: V

EM

W

Henk Brons van VEMW:

Minder wetten en minder vergunningen. Dat is volgens Henk Brons,

directeur water van VEMW, de grote winst van

de nieuwe Waterwet, die eind vorig jaar van kracht

is geworden. Adriaan van Hooijdonk

De nieuwe Waterwet vervangt acht bestaande waterwetten. En dat is vol-gens Henk Brons van VEMW (Vereni-

ging voor Energie, Milieu en Water) een goede zaak. ‘De bundeling van een aantal wetten in één nieuwe wet zorgt voor minder administratieve lasten. Ook hoeven onder-nemingen voortaan minder vergunningen aan te vragen. Dat leidt weer tot minder bureaucratie. Belangrijke ontwikkelingen in een land waar water een essentiële rol speelt voor veel ondernemers. Zeker voor de chemische industrie, die relatief gezien veel water gebruikt, onder meer om processen te koelen.’

Dat de nieuwe Waterwet vooralsnog goed uitpakt voor ondernemers is onder meer te danken aan de inspanningen van VEMW tij-dens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Zo steunde een Kamer-meerderheid in juni vorig jaar het voorstel van het Zeeuwse Kamerlid Ad Koppejan (CDA) om het waterhergebruikproject van Dow in Terneuzen volledig vrij te stellen van de verontreinigingsheffing. Dow startte dit project omdat het bedrijf moeite had om in Zeeland aan geschikt zoet water te komen. Daarom werd het aanvan-kelijk uit onder meer België en de Biesbosch gehaald. Tot het bedrijf op het idee kwam om

14 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_energie en klimaat_new.indd 14 22-04-2010 10:10:01

Page 15: Chemie magazine april 2010

afvalwater uit de gemeente Terneuzen te gebruiken. Een geweldig idee, waarmee Dow niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese Responsible Care-prijs van de chemische industrie heeft gewonnen. Vreemd genoeg werd de samenwerking tussen het waterschap Zeeuws-Vlaanderen, waterbedrijf Evides en Dow in eerste instan-tie niet beloond door het Rijk. ‘Integendeel’, aldus Brons, ‘Dow moest namelijk de volle-dige verontreinigheffing betalen voor lozing op de Westerschelde. En dat terwijl het om hergebruikt water gaat. Door het amende-ment van Koppejan zijn ook andere water-schappen en bedrijven vrijgesteld van de verontreinigingsheffing als ze kunnen aanto-nen dat fabrieken stadswater hergebruiken. Een interessante optie voor andere delen van de chemische industrie die zich ook in een zoutwater-omgeving bevinden, zoals het Chemie Park Delfzijl en de Botlek in Rotterdam.’

Meer samenwerkingDe Tweede Kamer stak tevens een stokje voor het plan van de staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat om zo’n 50 bedrijven tot een aparte lozingsvergun-ning te verplichten. Daarbij gaat het om indi-viduele ondernemingen die hun afvalwater naar een industriële waterzuiveringsinstal-latie afvoeren. De bedrijven hebben nu genoeg aan een milieuvergunning, behalve wanneer ze via een persleiding op een zuive-ring van het waterschap lozen. Ook onderne-mingen die rechtstreeks op open water lozen hebben hiervoor nog een aparte vergunning nodig. Brons is tevens tevreden over de motie van Jan Boelhouwer van de PvdA. Die heeft ervoor gezorgd dat de provincie verantwoor-delijk blijft voor de grondwatervergunning. ‘Dit was voor VEMW een belangrijk punt, omdat de provincie naast het ecologische ook het economische belang van water kan meewegen. Even leek het erop dat deze ver-gunningverlening alsnog naar de water-schappen zou gaan, maar de motie van Boelhouwer voorkwam dit’, aldus Brons. De PvdA’er heeft volgens hem tevens voor een andere, nog belangrijkere, doorbraak gezorgd. ‘Daarbij gaat het om de verplichting in de Waterwet voor gemeenten en water-schappen om samen te werken. Er moeten zelfstandige bedrijven komen die de hele afvalwaterketen van inname tot zuivering omvatten. Daardoor kunnen ze jaarlijks hon-

derden miljoenen euro’s besparen. Goed nieuws voor burgers en bedrijven, die min-der hoeven te betalen. Het is overigens nog niet zover, maar wij houden een vinger aan de pols om te kijken hoe het amendement in de praktijk wordt uitgevoerd.’

Verschillende bijeenkomstenVEMW heeft de afgelopen maanden verschil-lende bijeenkomsten georganiseerd waarbij de gevolgen van de nieuwe Waterwet uitvoe-rig werden toegelicht. Daar kwamen ver-schillende VNCI-leden op af, omdat de ver-eniging eind vorig jaar een vernieuwd samenwerkingscontract met VEMW heeft afgesloten. VNCI-leden krijgen daardoor toegang tot specialistische kennis over gas, water en elektriciteit, en kunnen tevens de verschillende bijeenkomsten bezoeken, die VEMW jaarlijks organiseert. De komende maanden staan volgens Brons vooral in het teken van nieuwe voorschriften voor lozingseisen in de watervergunning als gevolg van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water. Brons: ‘De leden van de taakgroep lozingeisen volgen de ontwikke-lingen in Brussel op de voet. Daarbij stem-men we de taakgroepvergaderingen af op de vergaderdata van de werkgroep Milieuzorg van de VNCI. Dat is wel zo efficiënt voor de vertegenwoordigers van de chemie in de taakgroep, die we bewust kleinschalig heb-ben gehouden om de wendbaarheid te ver-groten. De leden begeleiden de voorberei-ding van de Europese voorschriften voor emissies naar water en de invoering hiervan in Nederlandse wet- en regelgeving. Naast de Kaderrichtlijn Water houdt de taakgroep zich onder meer bezig met de gevolgen van de revisie van de stoffenlijst van de richtlijn prioritaire stoffen.

Grote gevolgenHij benadrukt dat het bedrijfsleven al langer waarschuwt dat de invoering van de Kaderrichtlijn Water onnodig veel geld kan gaan kosten. In het Europese Parlement ligt namelijk het voorstel om vanaf 2018 zoge-

noemde mengzones af te schaffen. Dat zijn overgangsgebieden in het oppervlaktewater waar niet de strenge milieunormen gelden, die voor de rest van het water wel van kracht zijn. Deze mengzones bevinden zich op plek-ken waar gezuiverd afvalwater in het opper-vlaktewater geloosd wordt. Bedrijven lozen binnen die zones. Na vermenging met het oppervlaktewater moeten buiten die zones de normen gehaald worden. Op die manier hoeven waterzuiveringsinstallaties het water niet voor 100% te zuiveren. Een absolute nul zou betekenen dat zowel de industrie als de waterzuiveringsbedrijven miljoenen euro’s moeten gaan investeren in aanvullende zuiveringstechnieken. Aanpas-sing van het rioolstelsel zal de overheid ook nog enkele miljarden euro’s gaan kosten, berekende onderzoeksbureau Ecorys twee jaar geleden. Volgens Brons is het absurd om de milieunormen al vanaf het lozingspunt te laten gelden. ‘De luchtkwaliteit meet je toch ook niet direct achter de uitlaat van een auto? Het is relevanter om te onderzoeken hoe de toestand van het gehele water-lichaam is. We zullen de komende periode in ieder geval goed in de gaten houden hoe Rijkswaterstaat de kaderrichtlijn in vergun-ningspakketten gaat vertalen.’Het Nederlandse bedrijfsleven mag zich dan soms beklagen over de hoge kosten voor watergebruik, in sommige Duitse regio’s is de situatie volgens Brons nog veel ernstiger. ‘Daar betalen bedrijven nog meer geld. Het lijkt er gelukkig op dat verschillende partijen in Nederland meer oog krijgen voor de belangen van de zakelijke watergebruikers. Het is een van de belangrijkste vestigings-factoren van ons land. En ik vind het een schande als je een internationale vestigings-factor eigenlijk te duur maakt. Dat besef dringt meer en meer door.’ p

‘Een interessante optie voor Chemie Park Delfzijl en de Botlek in Rotterdam’

Energie en klimaat

april 2010 Chemie magazine 15

CM1003_p00_energie en klimaat_new.indd 15 22-04-2010 10:10:03

Page 16: Chemie magazine april 2010

Bezwaar tegen rioolheffing scheelt tienduizend euro

Latexfalt profiteert van branchelidmaatschap

L atexfalt werd begin 2009 geconfron-teerd met een veel hogere rioolhef-fing van de gemeente Rijnwoude dan

voorheen. Het bedrijf maakte bezwaar, en met succes.Latexfalt produceert bitumenemulsies, vooral voor de wegenbouw. Bitumenemul-sies bestaan voor zo’n 40 procent uit water en daarnaast is water nodig voor stoom. In het productieproces blijft dus veel water

achter, waardoor maar ongeveer de helft van het toegevoerde water weer wordt geloosd. ‘We meten precies hoeveel afvalwater we lozen; in 2008 was dat 9.070 kubieke meter’, vertelt Jan van Dam, manager productie en technische dienst.Toch kreeg Latexfalt een aanslag voor het lozen van 16.322 m3 afvalwater. Van Dam verklaart het verschil uit het feit dat de gemeente de rioolheffing baseert op de hoe-veelheid ingenomen water. ‘Het was echt een forse aanslag. In het verleden was de rioolheffing veel lager, maar de laatste jaren

Met de sterke stijging van de rioolheffing, loont het de moeite om bezwaar te maken bij de gemeente. Dat ondervond Latexfalt in Koudekerk aan den Rijn.

is die in sneltreinvaart gestegen. Daar komt bij dat voorheen de heffing niet werd verre-kend met je ingenomen water’, vertelt hij. ‘In 2008 speelde het ook al, maar toen leek het er niet op dat we met succes bezwaar zou-den kunnen aantekenen. En daarom hebben we het eigenlijk maar laten rusten. Maar voor 2009 was de situatie duidelijk anders.’Deze keer maakte Latexfalt wel bezwaar tegen de aanslag. Van Dam: ‘We vonden dat

de aanslag verminderd moest worden met het water dat gebruikt werd in het productie-proces en dat dus niet als afvalwater werd geloosd.’ Daarbij kwam dat de gemeentelijke verordening een uitzondering maakte voor één specifieke categorie van rioolgebrui-kers, namelijk veehoudersbedrijven. ‘We zagen niet in waarom je sommige bedrijven wel vrijstelt, maar andere niet’, zegt Jan van Dam. Hij wendde zich tot Henk Brons van VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water, red.), die het met hem eens was. ‘De gemeente Rijnwoude kiest nadrukkelijk voor

Fo

to: L

atE

xFa

Lt

een verordening die rekening houdt met de werkelijk afgevoerde hoeveelheid afvalwa-ter. Het was niet duidelijk waarom dit beperkt was tot één categorie bedrijven’, legt Brons uit. Van Dam vervolgt: ‘In de taal die zo’n gemeente begrijpt, schreef Henk Brons voor ons een bezwaarschrift waarin beide argumenten naar voren werden gebracht.’

OndersteuningMaar de gemeente stond erop dat Latexfalt een verklaring van haar brancheorganisatie zou overleggen. ‘Dat was op zich geen pro-bleem, want Latexfalt is al jaren lid van de VNCI. Die had in deze periode juist een over-eenkomst met de VEMW bereikt over bran-chelidmaatschap. Via de VNCI is Latexfalt dus lid van VEMW. Henk Brons heeft dan ook deze verklaring geregeld.’ Van Dam: ‘Dat was cruciaal, zonder die verklaring hadden we het niet gered. Uiteindelijk werd de aan-slag veel lager. Over 2009 scheelde dat ons ruim tienduizend euro.’ Latexfalt kreeg al eerder ondersteuning, vertelt Jan van Dam: ‘Ook bij de vernieuwing van de energiecon-tracten heeft VEMW ons goed geholpen. Eerlijk gezegd wist ik niet dat je de expertise van VEMW zo direct kunt inroepen, maar ik heb gemerkt dat één telefoontje genoeg is voor dit soort directe belangbehartiging.’ p

‘Waarom sommige bedrijven vrijstellen en andere niet?’

16 Chemie magazine april 2010

Energie en klimaat

CM1003_p00_energie en klimaat_new.indd 16 22-04-2010 10:10:05

Page 17: Chemie magazine april 2010

Systemenen die uw prestaties verbeteren

Test nu zelf de nieuwe dispensers. Tel: 030 – 69 84 666 of ga naar www.tork.nl

de perfecte combinatie van design en functionaliteitSamen met de diverse Tork poetsrollen en werkdoeken is er nu eindelijk de optimale combinatie van dispenser en product die samenwerken voor het beste resulaat.

SCA22554E_A4_Dispenser_Ad_NL.ind1 1 6/4/10 15:58:08

Page 18: Chemie magazine april 2010

Dordrecht test nieuw protocol chemische ongevallen

Wereldtentoonstelling in Shanghai

Bij de oefening in Dordrecht was een auto op een trein met chemicaliën gebotst, waardoor giftige stoffen vrij-

kwamen. Vervolgens werden de slachtoffers ontsmet, ofwel gedecontamineerd. Dat gebeurt volgens strakke richtlijnen om te voorkomen dat de giftige stofffen worden meegenomen en ook hulpverleners besmet-ten. Na ontsmetting werden de slachtoffers naar het Albert Schweitzer ziekenhuis gebracht. Huub van der Weide, plaatsvervangend directeur regionale brandweer en tevens projectleider Spoorzone, legt uit dat tijdens de oefening een nieuw protocol voor het decontamineren (ontsmetten) van slachtof-fers werd getest. ‘Voorheen werkten we met een warme zone en een koude zone. In de warme zone mochten alleen brandweerlie-den komen en in de koude zone vond de hulp-verlening plaats. Nu is er een koude, een warme en een hete zone. Ambulancemede-werkers mogen volgens dit protocol ook hulp bieden in de warme zone. Hierdoor kan snel-ler medische hulp aan een slachtoffer wor-den verleend. Daarna vindt decontaminatie plaats. De bedoeling is dat het nieuwe proto-col medio dit jaar van kracht wordt. Vandaar dat een test noodzakelijk was.’ Van der Weide vervolgt: ‘Op dit moment is het evaluatierap-port nog niet beschikbaar. Persoonlijk denk ik dat het van belang is dat het nieuwe proto-col meer gaat leven bij alle betrokkenen. `Het is overigens wel goed dat er actieve aandacht is voor chemische ongevallen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor neemt nog steeds toe. We moeten dus goed voorbe-reid zijn op mogelijke incidenten.’ p

Evaluatierapport nog niet beschikbaar

AkzoNobel, Norit en DSM zijn van de partij

De Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen in de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid hield onlangs een grote rampenoefening met alle hulpdiensten en ProRail.

Veel Chinezen kennen Nederland van de molens, tulpen en klompen. Op de World Expo 2010 in Shanghai wil Nederland laten zien dat het meer te bie-den heeft. Ook de chemie draagt haar steentje bij.

Fo

to: h

an

s h

or

dij

k

Van 1 mei tot en met 31 oktober vindt de Wereldtentoonstelling 2010 plaats met als thema ‘Better city, better life’.

Hiermee daagt de organisatie deelnemers uit om met ideeën te komen voor leefbare steden in de 21ste eeuw. Het Nederlandse paviljoen, ‘Happy Street’, toont hoe innova-tief Nederland omgaat met energie, water én beperkte ruimte. Bezoekers kunnen genieten van verschillende Nederlandse bouwstijlen en eenmaal in de huisjes wor-den ze getrakteerd op Nederlandse innova-tie, ook op het gebied van de chemie.

Zo zuivert Norit drinkwater dat op een ludieke wijze wordt geserveerd uit benzine-pompen, kweekt Philips binnenshuis voe-ding, toont chipfabrikant ASML de kleinste chip ter wereld en staat er een vliegtuig met een bijzonder lage CO2-uitstoot. AkzoNobel is verantwoordelijk voor de coating van het vliegtuig vertelt Oskar Bosson, project manager bij AkzoNobel. ‘Daarnaast spon-soren we het Nederlandse paviljoen en worden onze producten gebruikt in zo’n tien paviljoens. Met onze deelneming hopen we niet zozeer nieuwe klanten te verwerven,

maar willen we onze betrokkenheid tegen-over China laten zien.’ Ook voor DSM is China een van de belangrijkste groeimark-ten, zowel op het gebied van materialen en voeding. ‘Wij combineren de activiteiten op de World Expo met de ontvangst van rela-ties in onze duurzaam gebouwde en inge-richte DSM China Campus. Hier zal een expositie worden geopend die in het teken staat van innovatie in life sciences en mate-rials sciences’, vertelt woordvoerster Elvira Luykx. p

18 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_actueel_new_alt.indd 18 22-04-2010 10:04:40

Page 19: Chemie magazine april 2010

De Rotterdamse advocaat René de Groot van het kantoor Adriaanse van der Weel Advocaten heeft de fout van de

vroegere minister Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat ontdekt. Hij verdedigde Total, dat door justitie ervan werd beschuldigd niet te voldoen aan de eisen voor vluchtwegen vanaf een tankschip naar een steiger. Het ministe-rie heeft destijds actie ondernomen naar aanleiding van de brand op de Nederlandse tanker Avanti in het Duitse Dormagen in 1999, waarbij drie doden vielen, vanwege het ont-breken van vluchtwegen naar de wal. Dit heeft geleid tot aanvullende eisen voor stei-gers voor binnenvaartschepen, die aan de veiligheidsregels van ADNR en ADN moeten voldoen. De ADNR/ADN is een bijlage van de “Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen” en geldt daarom als wet-telijke regeling.

VluchtwegenDe steigers moeten voorzien zijn van mini-maal twee vluchtwegen, waarbij mensen het schip bij brand zowel aan de voor- als achter-kant veilig kunnen verlaten. ‘Letterlijk staat in de wettelijke norm in het ADNR en ADN, dat de belader “moet waarborgen dat zowel in de omgeving van het voor- als achterschip geschikte middelen aanwezig zijn om het schip, ook in noodgevallen, te verlaten”. Aan die wettelijke veiligheidsverplichtingen moe-ten bedrijven voldoen, niet meer en niet min-der’, verklaart advocaat De Groot. In december 2004 heeft de toenmalige minis-ter Peijs deze wijziging in de Staatscourant gepubliceerd en daarbij een toelichting geplaatst. Hierin gaf ze aan dat er pas van geschikte vluchtwegen kan worden gespro-ken als deze buiten de ladingszone van het schip zijn geplaatst. Als dat niet mogelijk is dan mag het vluchtmiddel tot maximaal 5 meter in de ladingszone zijn geplaatst. Deze 5-meter-grens, die in de toelichting op de wettelijke norm staat, is een eigen leven gaan leiden. De Inspectie van Verkeer en Waterstaat heeft bedrijven die niet aan dit criterium voldeden, zeer hoge dwangsom-men opgelegd. Die zijn in enkele gevallen ook geïncasseerd. Ook zijn er bedrijven straf-

Total voldoet wel aan eisen voor vluchtwegen op steigerFout minister jaagt chemiebedrijven onnodig op kostenTotal in Vlissingen is onlangs vrijgesproken van de beschuldiging van justitie dat het bedrijf niet voldoet aan de eisen voor vluchtwegen vanaf een tankschip naar een steiger. Het bedrijf moest voldoen aan een norm van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, die geen wettelijke basis blijkt te hebben. Andere chemiebedrijven die nog een dwangsom boven het hoofd hangt, kun-nen zich nu met deze uitspraak in de hand verdedigen.

rechtelijk vervolgd. De Groot: ‘De ladingszone beslaat het grootste deel van het schip en wordt aan de voor- en achterkant begrensd door een zoge-noemde kofferdam. Dat is een holle ruimte die de ladingszone scheidt van de leefruimte aan de voor- en achterkant van het schip. Midden in de laadzone bevindt zich de zogenoemde manifold, de plaats met de aansluitingen voor het laden en lossen van de chemicaliën en brandstoffen. Branden ontstaan meestal op die plek. Als de mensen op het schip een veilig heenkomen willen zoeken, moeten ze eerst van de brand weg lopen en dan de steiger op.’

Miljoenen euro’sDe Groot is van mening dat aan de wettelijke veiligheidseis is voldaan, als er een geschikte vluchtweg is, die buiten een cirkel van 30 meter van het manifold ligt. Waarschijnlijk wordt de veiligheidsnorm van het ADNR in 2011 op deze manier nader ingevuld. Aan deze 30 meter-eis kunnen bedrijven veel gemak-kelijker voldoen dan aan de 5-meter-grens die de minister gesteld heeft. Moderne tank-schepen zijn namelijk zo gebouwd dat ze zoveel mogelijk laadruimte bevatten. Daar-door kan het voorkomen dat de laadzone pas ophoudt voorbij het punt, waar de romp van het schip zich kromt naar de boeg. Voorbij dat punt neemt de afstand van het boord van het schip tot de steiger toe en is het moeilijker om een loopbrug aan te sluiten. Dat kan het beste op een plek in de laadzone op veilige afstand van de manifold. Maar die plek vol-doet dan weer niet aan de eis van de 5-meter-grens, gemeten vanaf de kofferdam. Daar-door hebben schippers en verladers extra voorzieningen moeten treffen, waaronder flexibele en verplaatsbare loopbruggen of

rondingen in de kade moeten aanleggen, wat soms miljoenen euro’s heeft gekost. Bij de voorbereiding van het proces tegen Total ontdekte De Groot, dat de opmerking van de minister over de 5-meter-grens, ook al heeft die in de Staatscourant gestaan, geen wettelijke basis heeft. Sterker nog: het is de minister op grond van de zogenoemde Aanwijzing voor de regelgeving zelfs verbo-den om in een toelichting nadere regels te stellen. Als de minister de 5-meter-grens had willen invoeren, dan had zij die eis in de officiële regelgeving moeten opnemen. Nu zij dat heeft nagelaten, geldt deze grens niet. De Economische Politierechter in Middelburg heeft dit argument aanvaard. Total is vrijge-sproken en de 5-meter-eis is van de baan. Volgens De Groot kunnen chemiebedrijven die in het verleden onnodig extra kosten heb-ben gemaakt en dwangsommen hebben betaald echter geen schadevergoeding krij-gen. Wel kunnen chemiebedrijven die van-wege de 5-meter-grens nog een dwangsom boven het hoofd hangt (oplopend tot 1 miljoen euro) dit waarschijnlijk met succes aanvech-ten en extra investeringen achterwege laten. p

Risk management specialist Inge van Ditshuizen van Lyondell ChemieRisk management specialist Inge van Ditshuizen van Lyondell Chemie, en tevens lid van de VNCI werkgroep logistieke veiligheid, wijst erop dat Lyondell veel geld heeft geïnvesteerd in steigers met vluchtwegen die om de vijf meter zitten. ‘Dat is naar mijn idee zeker geen weggegooid geld en zeker een veiligheidsverhogende investering geweest. Maar het is natuurlijk wel jammer dat buitenlandse bedrijven deze investering waarschijnlijk niet hoe-ven te doen. Over enige tijd is het ADNR aangepast en stelt het minder strikte eisen dan de Nederlandse overheid.’

Fo

to: s

aB

iC

De steiger van SABIC in Stein

Actueel

april 2010 Chemie magazine 19

CM1003_p00_actueel_new_alt.indd 19 22-04-2010 10:04:41

Page 20: Chemie magazine april 2010

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut.

Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow

van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring.

Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen.

In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar.

Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de

betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

Naar een perfecte chemie

tussen u en onze gassen-portfolio.

Linde Gas Benelux B.V.

Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam

Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06, [email protected], www.lindegasbenelux.com

RELAXED –RELAXED –

MED

IWIE

T —

— C

OFFEE

SHOP

=— C

OFFEE

SHOP

=— C

OFFEE

SHOP

CHEMIE =

= CHEM E =

= CHEMIE =

– joint –

bestrijd

ingsmiddelen -

MED

IWIE

T —

bestrijd

ingsmiddelen -

MED

IWIE

T —

roke

n

— verlichting gezondheid —= gezondheid —=

goed

koop –

po

tzo

oi

——

zo

rgve

rze

kera

ar

—M

S ——MS —

Kanker — M

EDIW

IET

Kanker — M

EDIW

IET

- sc

ep

tisc

h -

— Opiumwet–

- sc

ep

tisc

h -

— Opiumwet–

- sc

ep

tisc

h -

space

cake

softd

rug

softd

rug

cannabinoïde

reggae

lachen –

inst

ant

— CHEM E

inst

ant

— CHEM E

— 5 planten — space

cake

— 5 planten — space

cake

— oppassen —

risico

– f

arm

acie

— t

hu

iste

elt

–—

th

uis

tee

lt –

— 5 planten — — t

hu

iste

elt

— 5 planten —

– m

isse

lijk

– vreetkick –

– m

isselijk –

– vreetkick –

- in d u strie-

medicijn

?

sloo m - sch

aapzzzzzzz

zzz

b a cteriën

&

schim

mel

s

— re

cept —

— p

atië

nt —

=

— p

atië

nt —

= — pijn —

— a

rts —

— apotheek —

- stoned

- garn

aal SpecialToeristen op terras voor coffeeshop. Er gaat een jointje rond. Dat ziet er relaxed uit, maar het ruikt raar. En ze kijken wat glazig. Nou, doe mij maar een koffi e. Zonder suiker graag.

EffectsDe belangrijkste werkzame stof in cannabis heet tetrahydrocannabinol (THC). Als je wiet rookt, komt THC in het bloed en stijgt naar de hersenen. Naast geestverruimende effecten kent cannabis ook medicinale toepassingen. Patiënten kunnen cannabis krijgen om bepaalde klachten te bestrijden, o.a. bij MS en kanker. Ze ademen het in of drinken het als thee. Meestal in een lage dosis, dus zonder risico van verslaving. En zonder special effects.

Chemie = nadenken

Chemie is ontdekkenIn je iPod, je Mars, je Nikes. Zelfs in de chemische

processen in je lijf. De chemie blijft van alles ontdekken.

Maak er werk van. Jouw werk.

Deze campagne is een initiatief van bedrijven in

de chemie, scholen en universiteiten.

Meer weten? > www.chemieisoveral.nl

jxxx VNCI stopper 185x130mm WIET adv.indd 1 22-04-2010 16:41:38

advertenties_1-6.indd 2 26-04-2010 13:17:39

Page 21: Chemie magazine april 2010

Leveranciers die buiten Europa gevestigd zijn, wijzen ‘enige vertegenwoordigers’, oftewel OR’s (only representatives), aan

om de verplichtingen van REACH voor impor-teurs te vervullen. Daar kunnen valse OR’s tussen zitten. Zo heeft het ministerie van VROM recent een Chinese OR aangeklaagd vanwege schending van REACH-verplichtin-

gen. De OR in kwestie beschikt namelijk slechts over een postbus, en kan volgens VROM niet aan de verplichtingen voldoen. Hij overtreedt daarmee de REACH-wetgeving. Het gevaar van valse OR’s is dat gepreregi-streerde stoffen niet geregistreerd worden, waardoor importeurs geen producten meer kunnen afnemen van hun leveranciers van buiten Europa. Werken ze toch verder met ongeregistreerde stoffen, dan kan een dwangsom worden opgelegd. Voor de mala-fi de OR’s met veel gepreregistreerde stoffen kan die dwangsom oplopen tot 50 à 100 dui-

zend euro per dag, terwijl importeurs en leveranciers per betrokken stof aangeslagen worden. Daarnaast dreigt voor leveranciers vertraging in de registratieprocedures, moe-ten importeurs wachten tot de leverancier zijn werk heeft gedaan, of moeten ze op zoek naar een leverancier die wel aan zijn ver-plichtingen voldoet.De VROM-inspecteurs hebben aanwijzingen dat er tot 40 valse OR’s in Nederland actief zijn. Het ministerie raadt bedrijven dan ook aan om grondig de identiteit te controleren van de OR’s waar ze mee werken. p

Bedrijven moeten legitimiteit controlerenVROM waarschuwt voor valse REACH-vertegenwoordigers

Inspecteurs van het ministerie van VROM zijn onlangs gestart met een actie tegen valse ‘enige vertegenwoordigers’.

Een groep jonge DSM-ers heeft met het ICOP bureau voor strategische huisvesting de uitgangspunten voor

het vernieuwde kantoor op papier gezet. Vervolgens is een ontwerpwedstrijd uitge-schreven die is gewonnen door Architec-tenbureau cepezed, Fokkema & Partners Architecten en Lodewijk Baljon Land-schapsarchitecten.De bedoeling is dat de gangen met deuren

plaats maken voor een meer open, dyna-mische en uitnodigende werkomgeving met vides, open verbindingen en transpa-rante wanden. De kantoorverdiepingen worden ingericht voor activity based wor-king: mensen kunnen daardoor steeds die plek kiezen, die op een bepaald moment het beste bij de aard van hun werkzaamhe-den past. De begane grond biedt straks vergader- en brainstormruimten, een kof-

fi elounge, een bar, een restaurant, een auditorium en een kantoorhotel. Daarnaast komt er een ruimte voor exposities, waar DSM nieuwe producten en concepten kan tonen. Twee patio’s krijgen een overkap-ping, waardoor twee atria ontstaan. Ten slotte komt er een nieuwe entreeboulevard en worden er een boomgaard en een vijver aangelegd. p

In opdracht van DSM maken Architectenbureau cepezed, Fokkema & Partners Architecten en Lodewijk Baljon Landschapsarchitecten een ontwerp voor de vernieuwing van het kan-toor in Sittard, dat 32.000 vierkante meter telt en dateert uit 1992.

DSM-kantoor in Sittard krijgt facelift

Actueel

april 2010 Chemie magazine 21

zend euro per dag, terwijl importeurs en

Actueel

CM1003_p00_actueel_new_alt.indd 21 22-04-2010 10:05:05

Page 22: Chemie magazine april 2010

omgaan met kunstmest

Grondstoffen raken op

De komende decennia moet de landbouw-productie verdubbelen om een groeiende en steeds welvarender wordende wereld-bevolking te voorzien van voedsel en grondstoffen voor de bio-based economie. Kunstmest is daarvoor onontbeerlijk. Tegelijkertijd echter zijn er zorgen over de eindigheid van de grondstoffen voor de kunstmest en over de milieu-effecten van productie en gebruik ervan. Producenten spelen daarop in met een combinatie van technologische vernieuwing en samenwerken in de keten van grondstof tot gewas.Joost van Kasteren

Slim

22 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_kunstmest.indd 22 22-04-2010 10:18:10

Page 23: Chemie magazine april 2010

e wereldbevolking stijgt van ruim zes miljard nu naar negen miljard in 2040. Al die mensen moeten eten. Door de stijging van de welvaart zullen ze gemiddeld genomen ook meer vlees gaan eten. De FAO gaat uit van een verdubbeling van de vleesproductie, waar-door de landbouwproductie meer dan evenredig zal

groeien. Om aan de vraag tegemoet te komen zullen de opbrengsten moeten verdubbelen.

Zonder kunstmest is die opgave onmogelijk te realiseren, zegt Prem Bindraban, directeur van het ISRIC World Soil Information, een internationale organisatie in Wageningen, die van over de hele wereld gegevens over bodems verzamelt, beheert en bewerkt. ‘Zonder kunstmest kunnen we iets meer dan de helft van de huidige wereldbevolking voeden met het dieet van onze overgrootouders, dat voornamelijk bestond uit aardappelen, brood en met Kerst en Pasen een klein stukje vlees. Hoewel sommige mensen het misschien wel anders zouden willen, kan de huidige landbouw niet zonder ‘chemie’ in de vorm van kunstmest. Waarbij ik overigens wel wil aante-kenen dat er nog heel wat ruimte is om nutriënten effi ciënter te benutten.’ Daarover straks meer. Eerst iets over de vrees dat er niet voldoende kunstmest beschikbaar is om aan de groeiende vraag te voldoen. Vooral wat fosfaat betreft – naast stikstof en kalium een van de macronutriënten voor planten - duiken er de laatste tijd regelmatig berichten op over een catastrofaal tekort. Jaarlijks wordt ongeveer 160 miljoen ton fosfaaterts gewonnen. Bij een verwachte stijging van het gebruik met drie procent per jaar zouden de voorraden vol-doende zijn voor 100 jaar. Volgens anderen zijn de makkelijk winbare voorraden al binnen 50 jaar uitgeput.

Fysieke schaarsteKees Langeveld, CEO van ICL Fertilizers, de grootste fosfaat-producent in Europa, stelt dat eindigheid een relatief begrip is als het gaat om fosfaaterts. ‘Hoe schaarser het wordt, hoe hoger de prijs. Daardoor wordt het rendabel om minder rijke voorkomens te ontginnen. Saoedi-Arabië bijvoorbeeld beschikt in het noorden over rijke, maar lastig bereikbare voorraden. Inmiddels is de prijs hoog genoeg om een spoor-lijn aan te leggen van 1500 kilometer, alleen voor het trans-port van fosfaaterts en daarvan afgeleide producten.’ Naast fysieke schaarste spelen ook geopolitieke overwegingen een rol. De grootste voorraden fosfaaterts, bijna 27 miljard ton, komen voor in Marokko. China is met 14 miljard ton een goede tweede. Her en der wordt de vrees geuit voor een fosfaatkar-tel dat de prijs zou kunnen opdrijven. Volgens Langeveld zal het zo’n vaart niet lopen. ‘Marokko heeft veel meer fosfaat-erts dan het ooit nodig zal hebben. Ze hebben belang bij export, want dat levert geld op, waar de Marokkaanse econo-mie op draait.’ Hoewel het met de fysieke en geopolitieke schaarste aan fosfaat dus nogal meevalt, verwacht Langeveld wel dat de prijs zal gaan stijgen vooral door de groeiende vraag uit China, India en Latijns-Amerika en – in mindere

DIL

LUS

TRAT

IE: A

ND

RE

VAN

TH

IEL

april 2010 Chemie magazine 23

Strategie en ontwikkeling

CM1003_p00_kunstmest.indd 23 22-04-2010 10:18:12

Page 24: Chemie magazine april 2010

mate – Afrika. ‘Daar moet je niet moeilijk over doen’, vindt hij. ‘Ten eerste heb je er weinig invloed op en ten tweede is het juist een stimulans voor recycling van fosfaat. Want vergeet niet dat er heel wat fosfaat in het riool verdwijnt of via dier-lijke mest bijdraagt aan het fosfaatoverschot in de Neder-landse bodem. Als ICL zijn we dan ook actief betrokken bij verschillende projecten om fosfaat terug te winnen uit afval-water, as van houtverbranding of beendermeel en uit dierlijke mest, onder meer in de vorm van struviet. Dat is een vorm van fosfaat die neerslaat als je magnesiumoxide of –chloride toevoegt aan afvalwater. Voor ongeveer de helft van onze formuleringen kunnen we daar goed mee uit de voeten.’

Russisch aardgasFysieke schaarste speelt bij de twee andere macronutriënten, stikstof en kalium, nauwelijks een rol. Kalium is het zevende meest voorkomende element op aarde en wordt op veel plaatsen in de wereld, inclusief West-Europa, gewonnen. De makkelijk winbare reserves bedragen tussen de tien en twin-tig miljard ton, een voorraad waar de wereld circa 350 jaar mee vooruit kan. Als we ook de minder makkelijk winbare

voorraden meetellen dan is er voldoende kalium voor duizend jaar. Stikstof is een iets ander verhaal. Fritz Haber en Carl Bosch slaagden er honderd jaar geleden in om stikstof in de lucht (N2) met behulp van veel energie (toentertijd 100 mega-joule per kilo) om te zetten in ammoniak (NH3). De grondstof N2 is in overmaat aanwezig in de atmosfeer (80%), maar de beperkende factor is (fossiele) energie, meer in het bijzonder aardgas. Hans van Balken van de Fertilizers Europe, de asso-ciatie van Europese kunstmestproducenten, noemt twee ontwikkelingen die op termijn schaarste in de hand kunnen werken, althans in West-Europa. ‘De ene is de groeiende afhankelijkheid van West-Europa van aardgas dat uit of via Rusland wordt geleverd. Ik weet niet of het zo’n vaart zal lopen, maar je moet je wel afvragen of je dat risico wil lopen.’

CO2-beleidDe andere ontwikkeling die schaarste in de hand kan werken, is het CO2-beleid van de Europese Unie. Er is afgesproken om de uitstoot van CO2 in tien jaar met twintig procent te vermin-deren, onder meer via een systeem van verhandelbare rech-ten. Van Balken: ‘Als kunstmestindustrie op grote schaal dure

‘Zonder kunstmest kunnen we iets meer dan de helft van de wereldbevolking voeden met het dieet van onze overgrootouders’

24 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_kunstmest.indd 24 22-04-2010 10:18:19

Page 25: Chemie magazine april 2010

PrecisiebemestingNaast het verminderen van de milieubelasting door de produc-tie van kunstmest is de indu-strie, in het kader van Product Stewardship, ook actief in het verminderen van de milieu-belasting door het gebruik ervan. De nadruk ligt daarbij op precisiebemesting: het zo goed mogelijk afstemmen van de mestgift op de behoefte van de plant. Immers, vrijwel alle voedingsstoffen die niet door de plant worden opgenomen, belasten uiteindelijk het milieu. Hetzij in de vorm van vrijko-mend ammoniak en/of lachgas, hetzij door uit- en afspoelen van nitraat en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater. ‘Bij precisiebemesting gaat het erom dat je de voedingsstof-fen voor de plant aanbiedt op de juiste plaats, het juiste moment en in de juiste hoeveelheid’, zegt Tonnis van Dijk, senior consultant bij het NMI, het Nutriënten Management Instituut in Wageningen. In West-Europa en vooral in Nederland is precisiebemesting noodzakelijk, omdat boeren vaak het gebruik van dierlijke mest en kunstmest combine-ren. Daardoor ontstaat al gauw onderbenutting door de plant, waarbij de overschotten het milieu belasten. Van Dijk: ‘Nutriënten in dierlijke mest worden ongeveer voor de helft door het gewas opgenomen. Vooral de stikstofbenut-ting is veel lager dan die van kunstmest. Het overschot ver-vluchtigt, spoelt uit of af, of wordt toegevoegd aan de bodem-voorraad. Door in rijen te bemesten, waarbij de meststoffen vlakbij de plant terecht komen kun je de benutting verhogen en daardoor al een deel van het verlies voorkomen.’

Gratis rekenmodellenDierlijke mest wordt vaak als eerste opgebracht en daarna volgt een aanvulling met kunstmest. In het vervolg van het groeiseizoen wordt nog een tweede of derde keer bemest, vaak met stikstofkunstmest. In Nederland en omringende landen is dat vooral kalkammonsalpeter (KAS), elders vaak in de vorm van ureum. Kunstmestbedrijven spelen daarbij een rol door het direct of indirect (via de groothandel) geven van bemestingsadviezen. Zo stelt DSM Agro – recentelijk overge-nomen door het van oorsprong Egyptische OCI - gratis reken-modellen beschikbaar, waarmee boeren kunnen uitrekenen wat het optimale tijdstip is voor bemesten en hoeveel ze moe-ten geven. Van Dijk: ‘Er zijn verschillende technieken om na te gaan wat de behoefte is van de plant op dat moment. Je kunt het sap van de plant analyseren of een grondmonster laten onderzoeken. Tegenwoordig wordt ook wel gebruik gemaakt van satellietbeelden om de bladkleur te meten en op grond daarvan te bepalen of, en zo ja hoeveel, stikstof nodig is. Ver-schillende bedrijven, waaronder ook kunstmestfabrikant Yara, brengen stikstofsensoren, ofwel N-sensoren op de markt, waarbij je vanaf de trekker kunt meten hoeveel stik-stof er nodig is.’ Dankzij deze analysetechnieken kan de boer bijna per plant vaststellen wat de voedingsbehoefte is. Inmid-dels zijn er ook technieken in ontwikkeling om de voedings-stoffen zo niet per plant, maar dan toch per vierkante meter toe te dienen. Zo wordt er bijvoorbeeld geëxperimenteerd met vloeibare nutriënten, die met een spuitboom worden opgebracht. Door het programmeren van de spuit kun je heel precies de gewenste hoeveelheden toedienen. Een andere techniek, die nu al wordt toegepast in de fruitteelt en in de

CO2-rechten moet kopen, kan dat een reden zijn om uit te wijken naar andere landen, die minder ambities hebben wat CO2-uitstoot betreft. Die ontwikkeling kan snel gaan, want hogere productiekosten als gevolg van het CO2-beleid ver-sterken de trend om de productie van ammoniak te verplaat-sen naar landen waar aardgas goedkoper is.’ Van Balken pleit ervoor dat de Europese beleidsmakers rekening houden met het feit dat de Europese kunstmestfabrikanten al tot de meest energie-efficiënte ter wereld behoren. Het energiever-bruik ligt dicht bij het theoretische minimum van 25 mega-joule per kilo ammoniak. Bovendien is fors geïnvesteerd in maatregelen om het ontstaan van lachgas tijdens de produc-tie van stikstofkunstmest sterk te verminderen. Een ander argument is dat dankzij het gebruik van kunstmest, vijfmaal meer CO2 wordt vastgelegd in biomassa dan er aan CO2 vrij-komt bij productie en transport. Van Balken: ‘Geef de sector een reële reductiedoelstelling, want noch de Europese eco-nomie noch het milieu is erbij gebaat als de productie zich verplaatst naar andere regio’s. Bovendien worden we dan voor onze voedselproductie wel heel erg afhankelijk van het buitenland.’

april 2010 Chemie magazine 25

Strategie en ontwikkeling

CM1003_p00_kunstmest.indd 25 22-04-2010 10:18:23

Page 26: Chemie magazine april 2010

Wereldwijde bodemkaartHet ISRIC is de leidende partij in GlobalSoi Map.net, een consortium dat onder meer wordt ondersteund door de Bill & Melinda Gates Foundation en de Alliance for a Green Revolution in Africa, onder voorzitterschap van Kofi Annan. Uiteindelijk doel is het maken van een digi-tale bodemkaart van de hele wereld met een resolutie van 90 bij 90 meter. Bestaande en nieuwe technieken, zoals remote sensing, geostatistische methoden en spectraal scannen van bodemlagen, worden gebruikt om gegevens over bodemsamenstelling in kaart te brengen en te verzamelen. Bindraban: ‘Aan de ene kant is die informatie van belang voor het beleid. Niet alleen landbouwbeleid, maar ook natuurbeleid en zelfs klimaatbeleid. Als je niet weet wat er in de bodem gebeurt, kun je eigenlijk nauwelijks iets zeggen over klimaatontwikkelingen. Aan de andere kant moet de resolutie zo hoog zijn dat je de gegevens ook kunt gebruiken voor bemestingsadviezen. Mijn ideaal is dat een boer over twintig jaar op zijn mobieltje kan zien welke meststoffen hij moet toedienen in welke hoeveel-heden om de gewenste opbrengst te realiseren.’

glastuinbouw is druppelbevloeiing, waarbij de planten (en bomen) permanent aan een infuus gekoppeld zijn, waarlangs druppelsgewijs vloeibare voeding wordt toegediend.

Verdubbeling voedselproductieWaar precisiebemesting in West-Europa nuttig en nodig is om overbemesting te voorkomen, geldt voor veel ontwikkelings-landen dat het nodig is om tekorten te vermijden. Prem Bindraban van ISRIC World Soil Information ziet de noodzake-lijke verdubbeling van de voedselproductie als een enorme uitdaging, temeer omdat wat productiviteitsstijging betreft het laaghangend fruit nu wel is geplukt. ‘Omdat we in West-Europa gezegend zijn met tamelijk goede gronden en een relatief goed klimaat, heeft het gebruik van kunstmest geleid tot een forse stijging van de opbrengsten per hectare. In veel ontwikkelingslanden ontbreken die condities. De bodems zijn arm en korte perioden van zware regenval worden vaak afge-wisseld met lange perioden van droogte. In die omstandighe-den zal de productiviteit niet in dezelfde mate stijgen door het geven van kunstmest. Sterker nog, kunstmest kan zelfs negatief uitpakken.’ Als voorbeeld noemt hij een situatie waarbij in het begin van het groeiseizoen veel regen valt, terwijl later in het seizoen sprake is van langdurige droogte. ‘Als je in het in het begin veel kunstmest geeft, krijg je een weelderig gewas met veel groen. In de droge periode verliest de plant via zijn bladeren veel vocht en verpietert het gewas. Achteraf gezien zou de boer beter af zijn geweest zonder kunst-mest. Je krijgt dan wel een ielig gewas, maar dan heb je in ieder geval nog een beetje opbrengst.’

Dubbele uitdagingMet dit voorbeeld wil hij zich niet verzetten tegen het gebruik van kunstmest in ontwikkelingslan-den, benadrukt Bindraban. Integendeel zelfs: kunstmest is keihard nodig. Wel wil ik er voor plei-ten om heel zorgvuldig om te gaan met kunstmest op arme gronden. Die hebben namelijk een veel kleinere buffercapaciteit wat betreft bodemvruchtbaarheid dan de rijke gron-den bij ons. Bovendien zijn niet alleen stikstof, fosfaat en kalium van belang, maar ook micronutriënten zoals zink, ijzer en mangaan. Vanwege de kwets-baarheid van de bodem en het wissel-

vallige klimaat komt alles nog veel nauwkeuriger dan bij ons. Je moet bijna per vierkante meter vaststellen wat het niveau van bodemvruchtbaarheid is en waar de plant behoefte aan heeft. Anders loop je de kans dat de negatieve effecten de positieve overschaduwen.’ Al met al staat de kunstmestindustrie voor een dubbele uit-daging. Aan de ene kant moet er (veel) meer kunstmest wor-den geproduceerd om aan de groeiende behoefte te voldoen. De dreigende tekorten aan fosfaaterts en de onzekerheden rond aardgas nopen tot recycling en een optimaal beheer van nutriënten, hetzij van dierlijke oorsprong, hetzij in de vorm van kunstmest. Tegelijkertijd is een goed beheer van nutriën-ten essentieel om de milieubelasting door productie en gebruik van dierlijke mest en kunstmest te halveren. Hoewel de verantwoordelijkheid voor nutriëntenbeheer bij de boer ligt, kan de industrie een belangrijke bijdrage leveren door het (mede) ontwikkelen van innovatieve technieken en formu-leringen voor precisiebemesting. p

‘Als de kunstmestindu-strie op grote schaal dure CO2-rechten moet kopen, kan dat een reden zijn om uit te wijken naar andere landen’

26 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_kunstmest.indd 26 22-04-2010 10:18:26

Page 27: Chemie magazine april 2010

Endress+Hauser BVPostbus 51021410 AC Naarden

Tel. (035) 695 86 [email protected]

Onze focus: uw doel.

Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisico’s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences

Page 28: Chemie magazine april 2010

‘Sneller informatie over stoffen aanleveren’

Prof. André Knottnerus van de Gezondheidsraad:

28 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_interview_new.indd 28 22-04-2010 10:15:43

Page 29: Chemie magazine april 2010

Fo

to: C

as

pe

r r

ila

‘Het bedrijfsleven moet zo snel mogelijk laten weten welke informatie er over een chemische stof bekend is, als we met het onderzoek starten om de wetenschappelijke gegevens in kaart te brengen’, stelt de scheidend voorzitter van de Gezondheidsraad, prof. André Knottnerus. ‘Dan kunnen we dat vanaf het begin meewegen in onze adviezen. En voorkom je discussies achteraf of je wel of geen informatie hebt gemist om tot een weloverwogen oordeel te komen.’ Adriaan van Hooijdonk

D

e

e Maastrichtse hoogleraar huisartsgeneeskunde prof. André Knottnerus werd in 2001 benoemd tot voorzitter van de Gezondheidsraad. Het onaf-hankelijke orgaan, opgericht in

1902, adviseert regering en parlement gevraagd en ongevraagd over de stand van wetenschap op het gebied van volksgezondheid, voeding, milieu, en arbeidsomstandigheden, en de lacunes daarin. Een blik in het eind maart verschenen jaarverslag leert dat het werkterrein zeer divers is, variërend van adviezen op het gebied van gezonde voeding tot vaccinatiebe-leid voor de Mexicaanse griep. De chemische industrie heeft regel-matig met de Gezondheidsraad te maken, omdat de organisatie jaarlijks adviezen uitbrengt over stoffen waar-mee werknemers tijdens hun werk in aanraking kunnen komen. Daarbij gaat het om grenzen: dié concentra-ties van stoffen waaraan een werkne-mer ten hoogste mag worden blootge-steld, wil hij of zij geen gezondheidsschade daarvan onder-vinden. In de praktijk een hele inge-wikkelde klus. Want waar liggen pre-cies de grenzen? Maar ook: waardoor wordt die grens bepaald, en is die zelfs te bepalen? Wie kan dat het beste doen? En vertrouwt men dan die grens? En welke risico’s achten we eigenlijk aanvaardbaar? Lastige vragen waar Knottnerus zich binnenkort niet meer over hoeft te buigen. In september wordt hij name-lijk opgevolgd door prof. Louise Gunning-Schepers, voorzitter van de raad van bestuur van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Knottnerus start in mei als voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Toch maakte hij onlangs tijd vrij om een aantal vragen te beantwoorden.

Hoe komt een advies van de Gezondheidsraad eigenlijk tot stand? En welke partijen zijn daarbij betrokken?‘De Gezondheidsraad kan zelf invloed uitoefenen op het jaarlijkse werkpro-gramma, maar in de praktijk hebben we op stoffengebied al meer dan genoeg werk aan de advisering in opdracht van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en VROM. Er is immers nog veel onduidelijk over de effecten van

april 2010 Chemie magazine 29

InterviewInterview

CM1003_p00_interview_new.indd 29 22-04-2010 10:15:50

Page 30: Chemie magazine april 2010

Fo

to: C

as

pe

r r

ila

stoffen op mens en milieu.’‘Soms vragen we onderzoeksinstitu-ren zoals TNO een overzicht te maken van de wetenschappelijke literatuur over een stof. De leden van de Com-missie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen kijken ver-volgens of de informatie aan onze wetenschappelijke eisen voldoet, en gebruikt de gegevens voor een advies over een grenswaarde. De commissie bestaat onder meer uit universitaire onderzoekers, specialisten van het RIVM en experts uit het bedrijfsleven. Bij de samenstelling van de commis-sie letten we extra op vertegenwoor-diging van deze laatste categorie, omdat wij het belangrijk vinden om niet vanuit een ivoren toren te advise-ren, maar ook ervaring uit de praktijk mee te nemen. Reden voor ons om ook openbare conceptrondes te hou-den.’

De Gezondheidsraad stelt de adviezen dus niet zelf op?‘Wij kunnen de leden van de commis-sie uiteraard niet alle rapporten zelf laten schrijven. De wetenschappelijke beoordeling en de omzetting naar een advies vallen binnen de verantwoor-delijkheid van de Gezondheidsraad. Daar hebben we methodes voor ont-wikkeld die ook in het buitenland als toonaangevend worden gezien. De openbare conceptrapportage sturen we onder meer aan verschillende instituten en het bedrijfsleven. Die kunnen daar vervolgens op reageren. De commissie weegt die reacties, en kan ze meenemen in het definitieve rapport of kan nadere toelichting geven.’

Toch klinkt er vanuit de industrie wel eens de kritiek dat de Gezondheidsraad te weinig aandacht besteedt aan adviezen uit de sector. Hoe staat u daar tegenover?‘Daar ben ik het niet mee eens. De commissie neemt de input uit het bedrijfsleven zeker mee. Maar het komt natuurlijk voor dat een uitspraak niet iedereen tevreden stelt. Wij reali-seren ons dat een uitspraak gevolgen heeft voor de praktijk, en dat er voor het bedrijfsleven kosten mee gemoeid kunnen zijn. Maar ik sta er samen met commissievoorzitter prof. Mulder voor

‘We moeten jonge mensen een aantrekkelijk loopbaanperspectief bieden’

30 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_interview_new.indd 30 22-04-2010 10:16:01

Page 31: Chemie magazine april 2010

in dat de procedure zorgvuldig ver-loopt.’ ‘De Gezondheidsraad adviseert, de betrokken ministeries bepalen uitein-delijk het beleid. Ik vind het overigens wel jammer dat de procedure is ver-anderd. Tot voor kort was het zo dat de Gezondheidsraad over alle typen stof-fen adviezen uitbracht, waarna de SER met inbreng van de sociale partners, naar de haalbaarheid van de adviezen keek. Vervolgens nam de bewindsper-soon van het ministerie van SZW de uiteindelijke beslissing. Die ‘drietraps-procedure’ vindt nu nog maar voor enkele soorten stoffen plaats, veel wordt overgelaten aan het private domein. De Gezondheidsraad heeft in een brief aan de toenmalige staatsse-cretaris aangegeven de drietrapspro-cedure voor alle stoffen belangrijk te vinden, maar er is anders besloten. Maar nogmaals, ik steek mijn hand in het vuur voor de kwaliteit van onze processen. Daarom is er ook interna-tionaal veel belangstelling voor onze aanpak.’

In de wetenschappelijke wereld is er vaak geen eenduidigheid over het effect van chemische stoffen op mens en milieu. Is dat niet lastig bij het opstellen van een advies?‘Wetenschappers delen vaak wel hun gegevens, maar de interpretatie kan verschillen. Over veel stoffen is er echter weinig bekend. Zo zijn er geen of weinig humane studies, en zelden epidemiologische onderzoeken over langere tijd beschikbaar. Daarom moet je bijvoorbeeld op basis van dier-proeven extrapolaties maken naar de effecten op de mens, maar daarbij moet je tevens rekening houden met verschillende groepen, zoals mannen, vrouwen, ouderen en jongeren. Het gebruik van veiligheidsfactoren kan daarbij wel eens verschillen opleve-ren. Wij hebben hier in Nederland een internationaal gerespecteerde methode voor ontwikkeld, maar wij sluiten uiteraard niet onze ogen voor nieuwe ontwikkelingen. Zo kunnen we in de toekomst wellicht meer stoffen gaan testen op speciaal gekweekt menselijk weefsel. Daarbij mis je ove-rigens nog wel de essentiële interactie met de rest van het menselijk lichaam.’

Is de onenigheid tussen wetenschappers de reden dat bedrijven in Nederland vaak met lagere drempelwaardes voor gevaarlijke stoffen moeten werken dan hun collega’s in het buitenland? En hoe kan het dat er door het Europese Scientific Committee on Occupational Exposure Limits (SCOEL) vaak hogere drempelwaardes worden aangegeven in

vergelijking met de adviezen van de Gezondheidsraad?‘Het is ons ook opgevallen dat de SCOEL-adviezen op het gebied van drempelwaardes vaak hoger uitvallen in vergelijking met onze adviezen. Wij zijn in Nederland dus strenger. Ik moet u zeggen (‘en hier spreekt de trotse voorzitter’) dat ik de weten-schappelijke onderbouwing van onze adviezen beter gedocumenteerd vind. Ook het proces van beoordelen is in Nederland in mijn ogen een stuk transparanter. Maar ik wil niet te veel speculeren. In de loop van het jaar brengen we een rapport uit waarin we de adviezen over vijf stoffen internati-onaal zullen vergelijken. En dan gaan we kijken hoe dit nu precies komt. Overigens gebruikt de SCOEL onze adviezen als basis voor eigen evaluatie Dat onderstreept dat wij hier op de goede weg zitten.’

Bent u niet bang dat het onderzoek voor onrust tussen de twee instituten zal zorgen? ‘Daar ben ik niet bang voor. Laten we niet vergeten dat veel methodologie op stoffengebied in Nederland is ontwik-keld. Maar het is altijd goed om te leren, en we zullen met de SCOEL overleggen over de conclusies. De SCOEL is een belangrijke organisatie, maar verdient in mijn ogen een stevi-gere financiële en organisatorische basis. Wanneer je de budgetten van de Gezondheidsraad en de SCOEL met elkaar vergelijkt, zie je dat de SCOEL heel veel moet doen met beperkte middelen. En dat terwijl ze heel Europa moeten bestrijken. We hebben er wel eens over nagedacht om het secretariaat te voeren, maar dat moesten wij zelf gaan betalen. De kans bestond daardoor dat ons eigen-werkprogramma in gevaar zou komen. Daarom hebben we er maar van afgezien.’

In de Europese industrie is veel onrust ontstaan over het vaststellen van een Europese grenswaarde voor formalde-hyde. Ook in Nederland is er veel onbe-grip over deze lage waarde die schijn-baar niet is gebaseerd op de laatste inzichten in de wetenschap. Wat zijn voor de Gezondheidsraad de criteria om bij-voorbeeld een stof als formaldehyde opnieuw te beoordelen?‘Het opnieuw beoordelen van stoffen via het werkprogramma is een moge-lijkheid. Daarbij moet je denken aan een termijn van vijf tot tien jaar na het originele advies. Ik heb echter niet het idee dat er studies voor formaldehyde zijn die op korte termijn tot een nieuw advies zouden moeten leiden. Moch-ten die er echter wel zijn, dan krijgen

we die graag onder ogen. Vervolgens zullen we kijken of er reden is voor een nieuwe beoordeling. Maar op dit moment heb ik die aanwijzing niet.’ ‘Ik pleit er overigens voor dat het bedrijfsleven zo snel mogelijk laat weten welke informatie er over een chemische stof bekend is als we met het onderzoek starten om de weten-schappelijke gegevens in kaart te brengen. Dan kunnen we dat vanaf het begin af aan meewegen in onze advie-zen. En voorkom je discussies ach-teraf of je wel of geen informatie hebt gemist om tot een weloverwogen oor-deel te komen.’

Om meer inzicht te krijgen in het effect van stoffen is de Europese Commissie gestart met REACH. Hoe ziet u de ont-wikkelingen op dit terrein?‘De Gezondheidsraad heeft hier niet rechtstreeks mee te maken. Het is immers een opdracht aan het bedrijfs-leven om informatie aan te dragen en aan relevante doelgroepen te laten zien hoe ze met chemische stoffen om moeten gaan. Ik realiseer mij wel dat het, gezien de grote hoeveelheid stof-fen waarover niets of nauwelijks iets bekend is, een kostbare en complexe operatie gaat worden. Maar het zal in de toekomst zeker leiden tot gemak-kelijk toegankelijke informatie, die niet

altijd via de beschikbare literatuur voorhanden is. En wellicht zijn er ook minder dierproeven nodig.’

Is er eigenlijk wel voldoende expertise om alle stoffen te onderzoeken? En zijn er genoeg specialisten die dat kunnen?‘Daar maak ik mij wel eens zorgen over. De beschikbaarheid van goed opgeleide experts die moeilijke beoor-delingen kunnen uitvoeren, neemt inderdaad af. Het behoort niet meer tot de prioriteit van de meeste univer-siteiten om deze mensen op te leiden. Als mensen uit onze commissies met pensioen gaan, is het niet makkelijk om opvolgers te vinden. Tot nu toe is het altijd wel gelukt, maar ik vind dat we samen met de universiteiten, het bedrijfsleven en de overheid moeten onderzoeken op welke manier we ook in de toekomst voldoende kennis kun-nen behouden. Bijvoorbeeld door jonge mensen een aantrekkelijk loop-baanperspectief te bieden.’ p

‘Ik steek mijn handin het vuur voor de kwaliteit van onze processen’

april 2010 Chemie magazine 31

Interview

CM1003_p00_interview_new.indd 31 22-04-2010 10:16:01

Page 32: Chemie magazine april 2010

Solar Impulse’s Nachts vliegen op de zon

32 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_uitgelicht.indd 32 22-04-2010 10:22:44

Page 33: Chemie magazine april 2010

Solar Impulse

Solar Impuls is geïnitieerd door een bijzonder duo: Bertrand Piccard, een psychiater en piloot, die tevens als eerste een non-stop ballonvlucht rond de wereld maakte, en André

Borschberg, ingenieur en professioneel vliegtuig- en helikopter-piloot. Hun droom is het eerste bemande vliegtuig te ontwikkelen dat dag én nacht kan vliegen zonder een druppel brandstof. En dat lijkt te lukken: het prototype Solar Impuls HB-SIA heeft eind 2009 zijn eerste meters in de lucht gemaakt. Voor dit jaar staan meerdere testvluchten op het programma, ook ’s nachts. Om te kunnen vliegen bedekken 12.000 zonnecellen het vliegtuigopper-vlak. Met de zonne-energie worden vier elektrische motoren aangedreven en flink wat batterijen opgeladen. Het vliegtuig

bevat dan ook 400 kilo aan lithiumbatterijen om de nacht mee door te kunnen komen. Om het project goed te laten verlopen wordt er samengewerkt met andere partijen. Zo wordt het project ondersteund door de chemiebedrijven Solvay en Bayer MaterialScience. Solvay, een van de ‘main partners’, ondersteunt het project financieel en speelt een actieve rol door het aanbieden van innovatieve en tech-nologische oplossingen en kennis. Bayer biedt technische exper-tise en hightech materialen aan. Op basis van de prestaties van de HB-SIA zal een tweede vliegtuig worden gebouwd dat, volgens de planning, in 2013 in 25 dagen – vijf sessies van vijf dagen - de wereld rond zal gaan vliegen. p

Het Solar Impuls project zet innovatieve materialen en de nieuwste technologieën in voor de ontwikkeling van een vliegtuig. Niet zo maar een vliegtuig, maar eentje dat dag en nacht op zonne-energie vliegt.

Uitgelicht

april 2010 Chemie magazine 33

CM1003_p00_uitgelicht.indd 33 22-04-2010 10:22:48

Page 34: Chemie magazine april 2010

‘Het aanpakken van verkeersemissie ligt politiek veel gevoeliger dan het streng optreden tegen de industrie’

Positionpaper VNO-NCW:

Emissieplafond chemie moet haalbaar en betaalbaar zijn

34 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_opinie2_new.indd 34 22-04-2010 10:21:15

Page 35: Chemie magazine april 2010

R

De Nederlandse industrie krijgt binnenkort te maken met internationale afspraken over emissies via het Götenborgprotocol en het National Emission Ceiling (NEC) voor 2020. Vooral op het vlak van NOx, NH3, SO2 en fijnstof kan dat consequenties hebben voor de chemische industrie. Reden voor VNO-NCW om onlangs een positionpaper te presenteren, bedoeld om de Nederlandse onderhandelaars te doordringen van de belangen van de industrie. Gerard van Nifterik

Opinie

eëel, haalbaar en betaalbaar,’ zegt Willem Henk Steekstra, van VNO-NCW. ‘Dat is wat we willen. De industrie is kwets-baar. Neem NOx. Het verkeer is verantwoordelijk voor ver-uit de meeste emissies op dat

vlak. Maar het aanpakken van die verkeersemissie ligt politiek veel gevoeliger dan het streng optreden tegen de industrie. Daar zit een heikel punt. Als er te scherpe doelen worden gesteld voor fijnstof, SO2 en NOx dan dreigt de industrie het gelag te moe-ten betalen. Ons standpunt is dat de industrie niet de hele rekening mag krijgen.’Willem Henk Steekstra houdt zich voor VNO-NCW bezig met milieuza-ken, is secretaris van de Stuurgroep Lucht, en schreef het recente posi-tionpaper van de ondernemingsorga-nisatie. Dat positionpaper bestaat uit acht aanbevelingen voor de Göten-borgprotocol-onderhandelingen in Génève. De teneur van het stuk is dat het Nederlandse bedrijfsleven de afgelopen decennia al ontzettend veel aan de verbetering van de luchtkwali-teit heeft gedaan. Gemiddeld voor een bedrag van 250 miljoen per jaar, zo becijferde VNO-NCW. ‘Het laag han-gend fruit is geplukt,’ schrijft de ondernemingsorganisatie. VNO-NCW vindt dan ook dat er verfijning van beleid nodig is, waarbij niet alleen

naar de industrie, maar ook naar andere sectoren moet worden geke-ken. Verder is de organisatie van mening dat er rekening moet worden gehouden met relevante ontwikkelin-gen die typisch zijn voor Nederland en dat te nemen maatregelen kostenef-fectief moeten zijn. De rode draad: oog voor de concurrentiepositie. Dat is de beoogde uitkomst van de industrie voor de onderhandelingen in Génève.

Scherpste normen van Europa‘Een gelijk speelveld,’ zegt Steekstra. ‘En dat zal voor ieder land weer iets anders betekenen. Ons land heeft bijvoorbeeld geen industriebeleid, in tegenstelling tot landen als Duitsland en Frankrijk. De afwezigheid van een industriebeleid heeft voordelen; het geeft een zekere vrijheid, maar het kan ook kwetsbaar maken. Wij vinden dat als het gelijke speelveld in het gedrang komt, de overheid moet acte-ren. Den Haag moet ervoor waken dat Nederland in de pas loopt met de rest van Europa. Let wel: onze industrie heeft al de scherpste normen van Europa. En ook met het nemen van maatregelen loopt ons land absoluut aantoonbaar voorop. Dan kun je rede-lijkerwijs niet verwachten dat de indu-strie er nog meer schepjes bovenop moet doen. Wij zeggen: gebruik de IPPC-richtlijn als basis. Daarin wordt beschreven wat de best beschikbare

Emissieplafond chemie moet haalbaar en betaalbaar zijn

april 2010 Chemie magazine 35

Opinie

e

CM1003_p00_opinie2_new.indd 35 22-04-2010 10:21:18

Page 36: Chemie magazine april 2010

‘Chemische bedrijven moetenmeer speelruimte krijgen’

technieken zijn. Dat is wat ons betreft redelijk: blijf binnen wat het IPPC aangeeft als beste techniek, en han-teer dat als norm. Daar moeten de NEC en het Götenborgprotocol reke-ning mee houden. Maar er moet ook worden gekeken naar maatregelen in andere sectoren. Op het gebied van NOx valt er bijvoorbeeld enorm veel te winnen met de net ingevoerde Euro4-norm en de komende Euro5- en Euro6-normen. Als je dat goed doet, kan de emissie aan NOx en fijnstof met 40 procent verminderen. Het is heel belangrijk dat zulke aspecten in Génève worden meegenomen.’

EmissiehandelDe onderhandelingen van het Göten-borgprotocol, een min of meer vrijwil-lig verdrag tussen Europese landen,

Canada en de VS, lopen enigszins vooruit op de vaststelling van de nieuwe NEC-doelen voor 2020. Eigen-lijk was de bedoeling dat de NEC, een harde, gesanctioneerde afspraak binnen de EU, eerder rond zou zijn dan die van het Götenborgprotocol. Maar door vertraging lijkt het erop dat de situatie nu precies omgekeerd zal zijn. De verwachting is evenwel dat de NEC-plafonds in lijn zullen zijn met de resultaten van Génève. Hoe dan ook, dat het gevolgen voor individuele bedrijven heeft, staat vast. Als de overheid bijvoorbeeld een te laag NOx-plafond afspreekt, kan dat con-sequenties hebben voor de vergunnin-gen. Bedrijven kunnen dan worden gedwongen extra maatregelen te nemen. Hoe daarmee om te gaan?Frans Goorman, manager technologie

en business development bij Nedmag, vindt dat chemische bedrijven meer speelruimte moeten krijgen, bijvoor-beeld in de vorm van emissiehandel. Nedmag is producent van onder meer magnesiumproducten voor uiteenlo-pende toepassingen. Er werken zo’n 150 mensen. De concurrentie zit vooral buiten Europa, met name in China. Goorman: ‘ Voor ons is een gelijk speelveld heel belangrijk. Daarom zien we ook veel in NOx- emissiehan-del. Zo kun je kosteneffectief aan luchtkwaliteit werken. Het geeft meer speelruimte. Bovendien is het voor ons best moeilijk om een en ander technisch op te lossen. De grote stap-pen hebben we al gezet. Verder gaan wil zeggen: veel investeren in relatief kleine emissiereducties. Bij een te laag plafond komen we bij een kleine overschrijding in de probleemzone’. ‘Kijk,’ zegt Goorman. ‘Wij willen onze business hier doen, in Nederland. En we willen het goed doen. Maar we moeten kunnen blijven concurreren met China. Anders verdwijnt deze industrietak uit Europa. Een NOx-handel zou een goede oplossing kun-nen zijn, mits deze tenminste goed is opgezet, met goede marktwerking en niet te bureaucratisch’.

CompensatiesOok Ton Bruin van Dow is beducht voor de concurrentiepositie van zijn bedrijf. Bruin is bij Dow verantwoor-delijk voor beleidsontwikkeling op het gebied van regelgeving en luchtkwali-teit. Hij verwacht voor Dow mogelijk knelpunten op het gebied van NOx en eventueel fijnstof. Maar hij ziet ook nuance. ‘Het eerste belang is dat er heel goed in kaart wordt gebracht of die knelpunten er überhaupt zullen zijn’, zegt Bruin. ‘En als die er zijn: hoe verdeel je de knelpunten over de sec-toren? In welke mate is er – per sector – ruimte om emissies te reduceren en tegen welke kosten? Dat is belangrijk, want voor de industrie is het essenti-eel competitief te blijven. Eerste uit-gangspunt moet zijn dat iedereen de best beschikbare techniek toepast. Mocht het zo zijn dat zich in Nederland speciale omstandigheden voordoen, en dat daardoor incidenteel extra maatregelen moeten worden geno-men, dan moeten die kosten worden gecompenseerd. Dat zou kunnen door middel van NOx-handel, maar je kunt ook denken aan subsidies. Hoe dan ook, zulke compensaties zijn gewoon nodig om de economische bedrijvig-heid en de werkgelegenheid te behou-den. Uiteindelijk gaat het om een ver-delingsvraagstuk, voor zowel bronnen als kosten. Nu wordt er veel te mak-kelijk naar de industrie gekeken en te weinig naar bijvoorbeeld diffuse ove-rige bronnen.’

Aan de grensHoe het verdelingsvraagstuk in Génève wordt opgelost, is nog even afwachten. Eind dit jaar moet het ei zijn gelegd. Intussen heeft Steekstra er wel vertrouwen in. ‘Als Nederland luistert naar het bedrijfsleven, kan ze een heel eind komen. We hebben ook sterke argumenten. De Nederlandse industrie heeft al ontzettend veel schone technologie geïnstalleerd. Het is bewijsbaar een schone, moderne industrietak. Dat willen we ook abso-luut zo houden. Maar aan de andere kant: bij een onderwerp als SO2-reductie is inmiddels al zoveel gebeurd dat we echt aan de grens zitten van wat realistisch is. Wat de industrie intussen moet doen? Als je slim bent, houd je goed contact met het bevoegd gezag. Bevraag het bevoegd gezag of ze een visie hebben voor de komende tien jaar. Bedrijven moeten ervan uitgaan dat milieu en luchtkwaliteit de komende tien jaar hoog op de Europese agenda blijven staan. Daar moet je rekening mee houden’. p

36 Chemie magazine april 2010

Opinie

CM1003_p00_opinie2_new.indd 36 22-04-2010 10:21:24

Page 37: Chemie magazine april 2010

Uw maximale ‘uptime’ begint vandaag. Met Mourik. 010–296 54 00.

Wij weten waar we over twee jaar tijd voor u gaan winnen. Dat vertellen we u nu, zodat u daar niet dan pas achter komt.

UPTIME Is meer dan produceren

www.mourik.com

Mourik NederlandTelefoon +31-10-296 54 00Email [email protected]

Mourik BelgiëTelefoon +32-3-542 20 40Email [email protected]

Sterk in ontwikkeling

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance

REACH Next deadline 1st December 2010

Are you ready for the future?

and we help yousubmit your registration in time.

NOTOX B.V.P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch

The Netherlands [email protected]

advertenties_1-6.indd 3 26-04-2010 13:17:48

Page 38: Chemie magazine april 2010

Stap vooruit met vernieuwde Stap vooruit met vernieuwde Stap vooruit met

sanctiestrategie

Overheid let bij overtreding ook op gedrag van bedrijf

Bij een milieuovertreding letten de provincie Zuid-Holland en de DCMR Milieudienst Rijnmond tegenwoordig niet meer alleen op de ernst van het feit, maar ook op het gedrag van het desbetreffende bedrijf. Op grond daarvan maken zij de afweging om de zaak volgens het bestuursrecht af te doen, of volgens het strafrecht. Erik te Roller

38 Chemie magazine april 2010

ILLU

STR

ATIE

: JE

RO

EN

MU

RR

É

CM1003_p00_kennis en ervaring_DMCR.indd 38 22-04-2010 10:17:12

Page 39: Chemie magazine april 2010

en sanctiestrategie legt vast hoe je als overheid tegen overtredingen optreedt’, verklaart Rob de Rijck, milieuoffi cier van het functioneel parket van het Openbaar Ministerie (OM) in Rotterdam. ‘De sanctiestrategie ging tot nu toe uit van zoge-naamde kernbepalingen. Wanneer voorschriften, die de kern van de regelgeving vormen, werden

overtreden, moest er zowel bestuurlijke als ook strafrech-telijke vervolging plaatsvinden. In de loop van de jaren is daar van verschillende zijden veel commentaar op geko-men. Inmiddels heeft de commissie Mans naar de milieu-wetgeving en sanctiestrategie op landelijk niveau gekeken. Zij concludeert dat het systeem met kernbepalingen niet werkt en uitgaat van verkeerde veronderstellingen. Als het OM bijvoorbeeld voor alle overtredingen van kernbepalin-gen in actie zou moeten komen, dan zou het dit vanwege het grote aantal zaken niet eens aankunnen.’In 2007 heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond het initiatief genomen om samen met het OM, de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond en de Provincie Zuid-Holland een andere aanpak uit te proberen in de pilot ‘Proeftuin OM’. Hieraan hebben ook chemiebedrijven meegewerkt. Bij deze pilot is gebleken, dat er bij het milieutoezicht veel meer af te wegen valt, zowel bij het reguliere toezicht als bij incidenten. Deze proef is uitgemond in de vernieuwde sanctiestrategie.

Handreiking voor DCMR‘Bij de oude sanctiestrategie treedt de overheid bij het overtreden van een kernbepaling altijd op met een proces- verbaal en vervolging, ongeacht de context, dus of het bedrijf van goede wil is of de regels aan zijn laars lapt’, vervolgt De Rijck. ‘Bij de nieuwe strategie gaat het om de resultante van de ernst van het feit en het gedrag van het bedrijf. Net als bij het klassieke strafrecht, waar de rechter de strafmaat bepaalt aan de hand van de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Daardoor kan het straf-recht zich concentreren op de zaken waarvoor het echt nodig is en kunnen de overige zaken bestuurlijk worden afgedaan.’Chemiebedrijven storen zich er vaak aan dat de overheid incidenten met geringe gevolgen zwaar opvat. De Rijck: ‘Het doel van het strafrecht is eigenlijk het optreden tegen delinquent gedrag. Ook als de gevolgen van een incident meevallen, kan het noodzakelijk zijn om op te treden, bij-voorbeeld om een voorbeeld te stellen tegenover andere bedrijven en te voorkomen dat het in de toekomst door verkeerd gedrag echt een keer fout gaat.’

Matrix‘Bij de nieuwe sanctiestrategie bepaalt de DCMR Milieudienst Rijnmond aan de hand van een matrix of er sprake is van evident strafrecht, evident bestuursrecht of iets daartussenin waarbij overleg tussen de milieu-dienst, de Zeehavenpolitie en het OM nodig is. Als er een dode valt of wan-neer een bedrijf de regels met voeten treedt, ligt strafrecht voor de hand. Bij een garagebedrijf, dat goed bekend staat, maar nog geen vloeistofdichte vloer blijkt te hebben, gaat het om een typisch bestuursrechtelijke zaak. De milieu-inspectie vraagt het bedrijf dan de zaak binnen een bepaalde tijd in

‘E

De sturende rol van Van HeijningenAls gedeputeerde milieu en handhaving van de provincie Zuid-Holland heeft Erik van Heijningen actief deelgenomen aan het debat over de verhouding bestuursrecht/strafrecht. Ook bij de tot-standkoming van de nieuwe sanctiestrategie speelde van Van Heijningen, tevens voorzitter van de DCMR Milieudienst Rijnmond, een sturende rol. Zijn kennis op het gebied van strafrecht en -vordering, opgedaan als offi cier van justitie, kwam daarbij van pas. ‘Het heeft de nodige jaren gekost voordat wij, steeds in constructief overleg, deze conclusies in gezamenlijkheid hebben bereikt. Het bleek een ingewikkelde materie. De onderlinge afstemming, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, zoals Rob de Rijck beschrijft, is essentieel. We moeten ervoor zorgen dat deze werkwijze model komt te staan in Nederland, met name in het proces van de vorming van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) of omgevingsdiensten.’

orde te maken, zo het bedrijf al niet zelf het initi-atief heeft genomen om deze maatregel te nemen. Maar er kan ook sprake zijn van een ernstig feit bij een bedrijf dat zich altijd goed gedragen heeft. In dat geval moet er zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. Dat gebeurt dan op basis van overleg tussen de DCMR, de politie en het OM. Je kunt dat vergelijken met een ernstig auto-ongeluk. Dat kan

zowel veroorzaakt worden door een wegpiraat als door een keurige rijder die een beoordelingsfout maakt. In beide gevallen is het strafrecht van toepassing, vanwege de ern-stige gevolgen. Maar de wegpiraat wordt uiteraard veel strenger gestraft.’

TransparantieparadoxSommige chemiebedrijven, die meer meldingen doen en meer rapporteren dan voorheen, signaleren dat de over-heid ze nu vaker op de vingers tikt. Zij spreken van een transparantieparadox. De Rijck: ‘Dit is momenteel een van de grote discussiepunten in het strafrecht. Bedrijven zijn wettelijk verplicht om incidenten te melden en over hun emissies te rapporteren. Als ze de maximum waarden, die in hun milieuvergunning staan, overschrijden is het bingo en krijgen ze straf. Ik begrijp de emotie daarover. In de rechtspraak maak je echter onderscheid tussen aan de ene kant je verhaal doen en het recht om te zwijgen, en aan de andere kant de harde feiten, zoals die in het geval van che-miebedrijven uit de harde documenten van de rapportages naar voren komen. De huidige stand van de rechtspraak lijkt te zijn, dat je als bedrijf zwijgrecht hebt, maar de rap-porten met harde cijfers moet je wel tonen, dat is een ver-plichting die voortvloeit uit de milieuvergunning. Over dit onderdeel van de rechtspraak is het laatste woord nog zeker niet gezegd, ook niet op Europees niveau.’

Sjoemelen De Rijck heeft bewondering voor wat de industrie op milieugebied tot stand heeft gebracht. ‘In de praktijk kom ik echter nog steeds bedrijven tegen die er een zootje van maken en sjoemelen, ook in de chemie. Daartegen optre-den dient niet alleen het algemeen maatschappelijk belang, maar ook het belang van de concurrenten van het bedrijf die zich wel aan de regels houden en daarvoor kos-ten maken, kosten die de sjoemelaar probeert te vermij-den.’ De Rijck: ‘De nieuwe sanctiestrategie geeft meer

‘Proeftuin OM’

april 2010 Chemie magazine 39

Kennis en ervaring

CM1003_p00_kennis en ervaring_DMCR.indd 39 22-04-2010 10:17:12

Page 40: Chemie magazine april 2010

duidelijkheid aan de bedrijven en ik kan bij de rechter met een duidelijk verhaal komen. Bij rechters moet je niet aan-komen met bagatellen, zoals vloeistofdichte vloeren die nog niet zijn aangebracht, maar met serieuze milieudelic-ten.’ Ook de politie is content met de nieuwe werkwijze. André Vervooren, Diensthoofd van de Zeehavenpolitie: ‘Door de vernieuwde sanctiestrategie kunnen we onze pijlen nu richten op de meer betekenisvolle zaken. Heel veel bedrijven doen hun best om binnen de vergunning te opereren, maar daarnaast zijn er altijd partijen die er een slaatje uit proberen te slaan. Daar willen we onze aandacht op richten.’Volgens Vervooren vinden jaarlijks 12 tot 17 ernstige inci-denten plaats, waarbij sprake is van een brand, een explo-sie of het ontsnappen van gaswolk. ‘Dat zijn de zaken waarbij we proces-verbaal moeten opmaken. De bereid-heid van bedrijven om incidenten te melden is toegenomen. Dat is een goede zaak. Maar het heeft niet geleid tot meer processen verbaal. Ik ver-wacht dat het aantal processen-ver-baal ook redelijk constant zal blijven. Dat zal door de nieuwe sanctiestrate-gie niet veranderen. Dit heeft nu een-maal te maken met het feit dat we in het Rotterdamse havengebied met een groot aantal procesbedrijven te maken hebben, waar zo nu en dan iets misgaat.’De Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijn-mond bestaat 115 jaar en draagt zorg voor de veiligheid in het havengebied. Bij incidenten krijgen chemiebedrijven steevast bezoek van de politie. ‘Als ze het Centraal Incidenten Nummer bel-len, komen wij altijd ter plaatse kijken en helpen zo nodig met het bestrijden van het incident, want dat gaat voor. Zodra het incident is bestreden of onder controle is, vindt er afstemming met de DCMR en het OM plaats, waar-bij we bepalen of we het incident bestuursrechtelijk of strafrechtelijk afhandelen. In dat laatste geval star-ten we een onderzoek en gaan na of er ook sprake is van verwijtbaar gedrag.’

Grote stress‘Ik begrijp best dat bedrijven gewoon willen produceren en niet de intentie hebben om de wet te overtreden’, vervolgt Vervooren. ‘Als er wat gebeurt, staan de mensen van het bedrijf doorgaans onder grote stress. Als wij dan komen om aan mensen vragen te stellen of hen een verhoor af te nemen, voelen ze zich al gauw behandeld alsof ze criminelen zijn. Op

HENRI LOPES CARDOZO VAN AKZONOBEL INDUSTRIAL CHEMICALS CHLOR ALKALI

Lat steeds hoger‘Het begrip continu verbeteren is de vergunningverlening van de overheid ingeslopen. De vergunningverleners heb-ben de neiging om bij elke herziening de lat weer iets hoger te leggen. Als industrie moeten we ons daartegen verzetten, maar we stemmen er stilzwijgend mee in, omdat we als industrie op gebied van veiligheid en milieu nu eenmaal ons beste beentje willen voorzetten en onze milieuprestatie willen verbeteren.’ ‘In de Engelse tekst van de ISO 14.001-norm voor milieuzorgsystemen wordt het begrip “continual improvement” gebruikt in plaats van “continuous improvement”. Dat betekent, dat je er als bedrijf naar moet streven om het systeem in doelmatig

opzicht beter te maken. Dat helpt zeker om je milieuprestatie te verbeteren, maar staat los van het steeds maar scherper stellen van milieunormen. In Nederland wordt het Engelse begrip ver-ward met “continu verbeteren” los van de doelmatigheid. Op grond daarvan verlangt de vergun-ningverlener, dat je je emissies steeds verder omlaag brengt, ook als ze geen risico voor het milieu meer vormen. De Nederlands systematiek gaat uit van een Maximaal Toelaatbaar Risico, het MTR, een soort grenswaarde waarboven schade kan ontstaan aan het milieu of de gezond-heid. Dat is dan nog ver verwijderd van de concentratie waarbij de vissen komen bovendrijven. Veiligheidshalve gaat de overheid een factor 100 onder de MTR zitten met het zogenoemde Ver-waarloosbaar Risico (VR) en neemt veelal die norm in de vergunning op. Als je dan als bedrijf een keer boven de grens komt van één honderdste van de MTR en bijvoorbeeld tien keer zo hoog zit, dan is het milieurisico nog steeds verwaarloosbaar. Maar in de ogen van de handhavingsambte-naren, zeker die met weinig chemische en of ecotoxicologische achtergrondkennis, bega je op dat moment een grote overtreding. Dat wekt dan over en weer irritaties.’

Risico’s die er echt toe doen‘In nauwe samenwerking met de overheid werken we dit jaar aan een nieuwe vergunningsaan-vraag voor het Membraanelectrolysebedrijf van AkzoNobel in Delfzijl, die er vanuit gaat dat we over een goed geborgd managementsysteem beschikken. Met dat systeem richten we ons op het beheersen van de risico’s voor de gezondheid en het milieu die er echt toe doen. Die risico’s stel-len we samen met de provincie vast. Bij een incident voeren we zelf een analyse naar de oorzaak uit en nemen corrigerende maatregelen, om te voorkomen dat het incident zich een volgende keer weer kan voordoen. Met deze nieuwe aanpak gaan we proefdraaien in Delfzijl. Als het suc-cesvol is, dan willen we het ook in overleg met de overheid toepassen op onze locatie in de Botlek. Daarom is ook de DCMR betrokken bij het traject in Delfzijl’, aldus Lopes Cardozo.

wat rustiger momenten probeer ik uit te leg-gen, dat dit niet het geval is en dat het tot onze taak behoort om na te gaan of er al dan niet sprake is van verwijtbaar gedrag. Een bedrijf krijgt immers door middel van een vergunning toestemming van de overheid om bepaalde activi-teiten uit te voeren, die de nodige risico’s met zich mee-brengen. In de vergunning staan de spelregels opgenomen voor de wijze waarop het bedrijf kan opereren. Als er dan wat mis gaat, moet er boven tafel komen of het bedrijf zich aan die spelregels heeft gehouden. Een handhavende over-heid moet dat vaststellen.’‘In het geval dat er een vermoeden is van verwijtbaar gedrag, moeten wij uitzoeken of dat waar is en ook wat de ernst van het incident is, bijvoorbeeld of er sprake is van onomkeerbare milieuschade of van gevolgen voor de omgeving. Daarvoor hebben gespecialiseerde mensen in dienst. Uiteraard moeten we zeer zorgvuldig te werk gaan, want bij vervolging kunnen er mensen van het bedrijf voor het hekje van de rechter komen te staan’, aldus Vervooren. p

‘Bij rechters moet je met serieuze milieuconfl icten komen’

40 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_kennis en ervaring_DMCR.indd 40 22-04-2010 10:17:14

Page 41: Chemie magazine april 2010

09MOB03 chemie B.indd 2 01-03-2010 10:39:58

advertenties_1-6.indd 4 26-04-2010 13:17:52

Page 42: Chemie magazine april 2010

Ze behoren tot de meest effi-ciënte hoogovens ter wereld, de twee exemplaren van Corus op

het gigantische industrieterrein in Velsen-Noord. Toch gaat er voor iedere ton geproduceerd staal nog zo’n anderhalve ton CO2 de lucht in. Om dat omlaag te brengen moet het roer om, technologisch gezien. Dank-zij een ambitieus R&D-programma met de naam ULCOS - een acronym voor Ultra-Low CO2 Steelmaking - beschikt de Europese staalindustrie nu over een kansrijke optie voor een zuiniger en schonere staalproductie. Corus gaat deze Hisarna-technologie als eerste beproeven, in een proefin-stallatie die dit jaar in IJmuiden zal verrijzen. Kosten: twintig miljoen euro. De Nederlandse regering neemt

daarvan vijf miljoen voor haar reke-ning. De rest financiert het Eu-con-sortium, ULCOS, waarin Corus samenwerkt met Europese concur-renten als ThyssenKrupp, Saarstahl en ArcelorMittal.

IJzerchemieHisarna-technologie is een samen-smelting van twee reactorconcepten. Bovenin bevindt zich een smeltcy-cloon, al meer dan twintig jaar gele-den ontwikkeld door de toenmalige Hoogovens. De cycloon werd in de jaren negentig van de vorige eeuw in IJmuiden met succes beproefd onder de naam Cyclone Converter Furnace. In Hisarna is de cycloon gecombi-neerd met een ondergelegen vloei-baar-badreactor. De naam voor de

nieuwe technologie is ontstaan uit de combinatie van Isarna, een oud Indo-Europees woord voor ijzer, en HI-smelt, de naam van de toegepaste vloeibaar-bad-technologie. De hoge efficiëntie van Hisarna is te danken aan de slimme manier waarop de installatie de chemie van het ijzer-ontsluiten toepast en benut. De warmte- en gasstromen verlopen zodanig, dat er relatief weinig energie en materiaal verloren gaan. In de cycloon wordt poedervormig ijzererts met behulp van zuivere zuurstof rond-geblazen. Zowel het ijzererts als de zuurstof reageren met de gassen (koolmonoxide, waterstof), die opstij-gen uit het ondergelegen smeltbad. Daarbij komt de warmte vrij, die het ijzererts doet smelten. Het gesmolten

Corus bouwt hoogoven voor de toekomstIJzersterke procestechnologie

In Velsen-Noord verrijst dit jaar een proefexemplaar van een nieuwe generatie hoogovens. Cokes zijn niet meer nodig, ijzererts vergt nauwelijks voorbewerking en de CO2-emissie is minimaal. Dankzij een uitgekiend ontwerp, toegesneden op de essentie van het ijzer maken. Pure proceschemie. Harm Ikink

42 Chemie magazine april 2010

CM1003_p00_maatschappij_Corus.indd 42 22-04-2010 17:14:44

Page 43: Chemie magazine april 2010

SCHONERE PRODUCTIE IJZERIn het Hisarna-proces wordt de CO2-uitstoot aanzienlijk lager en wordt opvang van CO2 eenvoudiger

Hisarna-smeltcycloonDe Hisarna oven bestaat uit een smeltcycloon, waar ijzererts in poedervorm met kracht wordtingeblazen en rondwervelt. Het ijzerertswordt hier gesmolten. Het gesmolten erts valtvervolgens naar beneden in de badsmelter,waar kolen en zuurstof toegevoegd wordenen de omzetting naar ruwijzer plaatstvindt.

Aanvoerkolen

Aanvoerijzererts

Aangevoerde kolen kunnen vrijwel meteen gebruikt worden.

Bij conventionele ijzerproductie moeten kolen eerst verhit worden tot zich kooks vormt. Dat proces, waar-voor veel milieu- maatregelen vereist zijn, kan worden overgeslagen.

De Hisarna-installatie gebruikt minder kolen en kan ook biomassa stoken.

Aangevoerde ijzererts kan vrijwel meteen gebruikt worden.

Bij conventionele ijzerproductie moet ijzererts eerst gevormd en gebrand worden tot sinter en pellets worden geperst. Deze processen, die veel milieumaa-tregelen vereisen, kunnen worden overgeslagen.

Vervoer naar staalfabriek

Gesmolten ijzer

Opvang CO2Door gebruikt van pure zuurstof in de oven, is de opvang (en opslag) van CO2 eenvoudiger.

IJzererts in poedervorm

wordt met kracht

ingeblazen

Kolen worden voorverhit

Cycloon

ZuurstofZuurstof

erts druipt vervolgens naar beneden en komt boven op het bad van vloei-baar ijzer terecht. Daar worden steen-kooldeeltjes ingebracht. Zij reduceren het erts verder tot ijzer, onder de vor-ming van de gassen, die de ‘brandstof’ vormen voor de cycloonsmelter. Het vloeibare zuivere ijzer wordt uiteinde-lijk onder uit het smeltbad afgetapt. Het is van vrijwel dezelfde kwaliteit als het ijzer dat uit de ‘traditionele’ hoogovens komt.

KlimaatneutraalBehalve de compleet andere proces-voering onderscheidt Hisarna zich ook van de huidige hoogovens, omdat de grondstoffen nauwelijks voorbewer-king behoeven. Steenkool kan vrijwel direct worden toegevoerd; de milieu-onvriendelijke en energievretende pyrolyse tot cokes behoort met Hisarna tot het verleden. Het is zelfs mogelijk om klimaatneutrale bio-massa in plaats van steenkool te

gebruiken. En het ijzererts hoeft niet te worden gesinterd en gepelleteerd. Ook dat is winst in energie- en milieu-opzicht. Naar verwachting zal Hisarna de CO2-emssie per ton ijzer met mini-

maal twintig procent kunnen reduce-ren. Maar er is veel meer mogelijk. Door het gebruik van zuivere zuurstof in plaats van lucht bevat de uittre-dende gasstroom vooral CO2 en geen ‘ballast’ in de vorm van stikstof. Dat biedt uitgekiende mogelijkheden voor efficiënte opvang van CO2, dat vervol-gens opgeslagen zou kunnen worden. Uiteindelijk zou de emissie dan zelfs vijftig tot tachtig procent omlaag kun-nen. Mooie vooruitzichten allemaal,

maar de ‘claim-to-fame’ moet nog wel ingelost worden. De verwachting is dat dit met de proefinstallatie gaat lukken. Die zal, als het allemaal lukt, drie jaar lang zo’n zestigduizend ton

ijzer per jaar opleveren. Dat klinkt veel, maar is bar weinig: de huidige hoogovens van Corus produceren jaarlijks samen zo’n zes miljoen ton ruwijzer. De Hisarna-technologie zal uiteindelijk dus nog een stap verder opgeschaald moeten worden. Maar daar zijn de ULCOS-ingenieurs vast al hard mee bezig. p

Meer informatie:www.ulcos.org / www.corus.nl

De warmte- en gasstromen verlopen zodanig, dat er relatief weinig energie

en materiaal verloren gaan.

april 2010 Chemie magazine 43

Maatschappij

CM1003_p00_maatschappij_Corus.indd 43 22-04-2010 17:14:46

Page 44: Chemie magazine april 2010

Paul van Herrewegen bouwt aan Rubis Terminal in Rotterdam

ubis Terminal is een nichespeler in de markt voor tankopslag’, vertelt Van Herrewegen. ‘We werken hier met mensen, die hun verantwoor-delijkheid nemen en op meerdere functies inzetbaar zijn. Daardoor kunnen we relatief snel reageren

op vragen van klanten en maatwerk leveren. Dat willen we graag zo houden. Het is niet onze bedoeling om de grote tankopslagbe-drijven in de Rotterdamse haven naar de kroon te steken’, zegt Paul Herrewegen, algemeen-directeur van Rubis Terminal.Het gelijknamige Franse moederbedrijf was een aantal jaren geleden in het Rotterdamse havengebied op zoek naar een plek voor een Nederlandse vestiging, waar vloeibare mine-ralen en chemicaliën konden worden op- en overgeslagen. Uiteindelijk viel de keuze op een terrein van 9 hectare aan de Welplaatweg, waar eerder een container-terminal had gestaan. In 2007 werd Paul van Herrewegen als eerste werknemer aange-

Paul van Herrewegen, directeur van Rubis Terminal in Rotterdam, is voorgedragen als kandidaat voor de verkiezing ‘Plant Manager of the Year 2010. Van Herrewegen bouwde in een jaar tijd een nieuwe organisatie met 25 mensen op. En wist er een hecht team van te smeden, dat inspeelt op de groeiende vraag naar vervoer en opslag van chemicaliën in Rotterdam. Erik te Roller

‘R

44 Chemie magazine april 2010

Van ‘vreemdelingenlegioen’ tot hecht team

FO

TO: C

AS

PE

R R

ILA

CM1003_p00_plantmanager_new.indd 44 22-04-2010 10:14:03

Page 45: Chemie magazine april 2010

Plant manager of the year

trokken. Zijn missie: het opbouwen van een organisatie, waarmee de tankterminal een jaar later kon gaan draaien.Van Herrewegen: ‘Toen ik hier kwam was mijn voornaamste taak het opbouwen van een nieuwe organisatie: het bepalen van de organisatiestructuur, het aantrekken van mensen, het regelen van de arbeidsvoor-waarden, het opzetten van een veiligheidsbe-heerssysteem en het regelen van havenza-ken. Dat alles om te zorgen dat de terminal binnen een jaar in bedrijf kon komen. Ik was in de gelegenheid om deze nieuwe organisa-tie geheel naar eigen inzicht in te richten. Uiteraard deed ik dit in overleg met het hoofdkantoor van Rubis Terminal in Parijs. Het is inmiddels een effi ciënte organisatie geworden. Het leuke van klein bedrijf is, dat je veel met elkaar te maken hebt, elkaar ondersteunt, veel samen doet, en zo een goed team kunt vormen. Daarnaast is het gelukt om op cruciale plekken mensen neer te zetten, die de rest van de organisatie een “boost” geven.’De Rubis Terminal-vestiging in Rotterdam draait al met winst. In 2009 is ca. 1 miljoen ton aan stoffen doorgezet, dat is ruim tien keer de opslagcapaciteit van de terminal van begin vorig jaar. ‘We kunnen hier veel, omdat we over relatief veel steigers beschikken en aansluiting hebben op alle vervoersmodali-teiten’, verklaart Van Herrewegen.

Geen last van crisisLast van de economische crisis heeft het bedrijf niet, integendeel. ‘Met de mineralen gaat het goed. Bij de chemicaliën zelfs wat beter. Twee van onze klanten hebben locaties gesloten. De stoffen die ze eerder op de loca-ties produceerden, voeren ze nu in, waardoor ze meer behoefte hebben aan opslag en logistiek. In die zin profi teren we dus van de crisis. Meer in het algemeen zie je dat de chemische productie uit Europa wegtrekt. Er komen op- en overslagactiviteiten voor in de plaats. Daardoor zitten de tankterminalbe-drijven met hun activiteiten in de lift.’Het bedrijf aan de Welplaatweg beschikt nu over veertien opslagtanks met een gezamen-

lijke capaciteit van ruim 110.000 kubieke meter. Op het terrein is ruimte voor 30 opslagtanks met een totale inhoud van 182.000 kubieke meter. Rubis Terminal richt zich op de op- en overslag van mineralen en chemicaliën en op de overslag van schip naar schip. Alle producten kunnen worden over-geladen op treinen, trucks en binnensche-pen. Binnenkort krijgt het bedrijf ook aan-sluiting op een pijpleiding.

Snel beslissenRubis Terminal is relatief klein. Odfjell bij-voorbeeld heeft in het Rotterdamse havenge-bied tien keer zoveel opslagcapaciteit. Vopak is nog veel groter. ‘Rubis Terminal opereert als een nichespeler. Het is een bedrijf dat maatwerk kan leveren en snel kan reageren. Onze fi losofi e, en van het moederbedrijf, is klein te blijven, zodat we met korte beslis-singslijnen kunnen werken. Ikzelf rapporteer bijvoorbeeld rechtstreeks aan de directie van Rubis Terminal in Frankrijk. Daardoor kun-nen we klanten snel duidelijkheid geven. Als ze iets vragen kunnen we op zeer korte ter-mijn laten weten of we het kunnen doen en wanneer. Soms zijn er aanpassingen nodig. We verkeren nog in de groeifase en beschik-ken over de juiste fi nanciering, zodat we de nodige investeringen kunnen doen en dus snel kunnen doorpakken. Elke product vraagt om een speciale behandeling. Voor een ander product moeten we daarom vaak onze logistiek en onze systemen aanpassen. In een klein bedrijf kun je dat met de juiste mensen veel sneller en gemakkelijker rege-len.’ ‘Omdat Rubis Terminal een klein groei-

end bedrijf is en omdat we onze klanten snel en fl exibel willen bedienen, verwacht ik meer fl exibiliteit en verantwoordelijkheid van de mensen, dan ze gewend zijn bij andere tan-kopslagbedrijven. Flexibel wil zeggen, dat ze bereid moeten zijn om af en toe een uurtje langer te werken en dat ze op verschillende plaatsen inzetbaar moeten zijn. Belangrijk is dat ze een combinatie hebben van ervaring en de juiste instelling, en over de kwaliteiten en teamspirit beschikken om de dingen goed te doen. Sommigen zijn vanaf de eerste dag volledig inzetbaar geweest. Anderen zijn met minder ervaring aan de slag gegaan, maar wel met de potentie om door te groeien tot het gewenste niveau. Om de onderlinge samenwerking te stroomlijnen volgen onze mensen een aantal leermodules bij het Scheepvaart & Transport College. Die modu-les zijn onderdeel van een opleiding van de VOTOB, de Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven. Hiermee vergroten ze hun algemene kennisniveau en leren met bepaalde standaarden te werken. Het gaat onder andere om het op de juiste manier invullen van checklisten aan boord van sche-pen en het afstemmen van de juist geladen of geloste volumes. We moeten dat zorgvuldig doen, want de douane kijkt over onze schou-der mee’, legt Van Herrewegen uit.Van Herrewegen heeft zijn stempel kunnen zetten op de bedrijfscultuur. Hij noemt als sleutelbegrippen van deze cultuur: Eerlijk-heid, duidelijkheid en er bovenop zitten voor de klant. ‘Als er wat is, kunnen we snel com-municeren en acteren. Plezier vinden we ook belangrijk, want een dag niet gelachen, is een e

‘Eerlijkheid, duidelijkheid en er bovenop zitten voor de klant’

april 2010 Chemie magazine 45

Plant manager of the yearPlant manager of the yearPlant manager of the yearPlant manager of the year

Van ‘vreemdelingenlegioen’ tot hecht team

CM1003_p00_plantmanager_new.indd 45 22-04-2010 10:14:03

Page 46: Chemie magazine april 2010

dag niet geleefd, zeg ik altijd maar. Dat staat bij ons hoog in het vaandel, ook al zijn er natuurlijk af en toe problemen waarvoor we een oplossing moeten vinden. Overigens zet je zo’n cultuur niet alleen neer. Daar heb je een goed werkend team voor nodig.’

Nooit stoppen met nadenkenRubis Terminal valt vanwege de grote volu-mes opslagen chemicaliën onder de zwaar-ste categorie van bedrijven die met gevaar-lijke stoffen omgaan volgens het Besluit risico zware ongevallen (BRZO). Behalve over een preventiebeleid zware ongevallen, moet het bedrijf daarom ook aan veiligheidsrap-portage doen. ‘De overheid komt hier regel-matig langs om te toetsen of de elementen van ons veiligheidsbeheerssysteem in orde zijn. Steeds vaker komen ook klanten langs om onze veiligheidsvoorzieningen en –maat-regelen te toetsen. Binnenkort krijgen we overigens ook een ISO-certifi cering. ‘We groeien snel en doen daarom niet alles per-fect, maar we besteden wel veel tijd en aan-dacht aan de veiligheid, want dat is heel belangrijk voor de omgeving en voor onze eigen mensen. Daar hameren we hier in het bedrijf dan ook voortdurend op. Je moet nooit stoppen met nadenken bij de dingen die je doet. Dat is ook een afweging die we maken bij de automatisering. We hebben hier een “state of the art”-installatie kunnen bouwen met bijvoorbeeld een volledige dampverwer-king, waardoor we een zero-emissie-locatie zijn. We kunnen en willen echter niet alles automatiseren. Controle is en blijft een wezenlijk onderdeel van ons werk’, aldus Van Herrewegen. ‘De zorg voor veiligheid is een wezenlijk onderdeel van ons werk. De mensen die hier komen werken, zijn zich ervan bewust dat de veiligheid bij een tankopslagbedrijf heel belangrijk is en er gewoon bij hoort. Dat ze goed geïnformeerd zijn over de gevaren van de stoffen en veiligheidsbewust handelen. Om dat bewustzijn op peil te houden krijgen ze ook jaarlijks veiligheidstrainingen en heb-ben we een bedrijfsnoodplan, waarmee we blijven oefenen. Verder beschikken we hier

over de nodige voorzieningen om eventueel weggelekte vloeistoffen te kunnen opvangen. De vloeren zijn vloeistofdicht. We zijn gebon-den aan strikte regels, ook bij wat we moeten doen bij eventuele incidenten.’Afgezien van de wettelijke regels, werkt Rubis Terminal ook met strikte procedures en instructies voor het laden en lossen van chemicaliën. ‘Elk operationeel proces is vastgelegd. Het staat niet alleen op papier, maar ook in het Veiligheidsbeheerssysteem dat in een database is opgeslagen. Met behulp van webapplicatie kan een medewer-ker met een paar muisklikken een bepaalde procedure oproepen. Alle medewerkers heb-ben ook via pc’s toegang tot het netwerk en e-mail en kunnen op diverse plaatsen inlog-gen, zodat ze gemakkelijk kunnen rouleren. Ze moeten op elke plek over alle informatie kunnen beschikken.’Het veiligheidsbewustzijn houdt Rubis Termi-nal ook in stand door continu aandacht hier-voor bij het werkoverleg en via berichten op de borden. ‘Verder loop ik, net als de andere leden van het managementteam buiten rond om het goede voorbeeld te geven en te con-troleren of alles goed gaat. “Het gaat ook om je eigen veiligheid”, houden wij de mensen voor. Bij nieuwe producten bereiden we de opslag samen met de klant voor, zodat we weten welke eigenschappen de stof heeft, met welke risico’s we rekening moeten hou-den en welke maatregelen we moeten nemen, bijvoorbeeld het dragen van maskers en speciale pakken’, aldus Van Herrewegen.

Soepele organisatieZijn collega’s in het bedrijf roemen hem, omdat hij als pionier overal mensen vandaan heeft weten te halen en dit ‘vreemdelingenle-gioen’ heeft omgesmeed tot een soepel lopende organisatie. Van Herrewegen dwingt bij hen vooral respect af, omdat hij altijd weet wat er speelt en bereid is ergens bij te sprin-gen, ook midden in de nacht.Hij spreekt daar zelf vrij nuchter over: ‘Ik heb de processen en de organisatie zelf opgezet en weet daarom precies wat er gebeurt, hoe we ergens op in kunnen spelen en aan welke knoppen we dan moeten draaien. In het begin zaten we overal bovenop, omdat de organisa-tie nog ervaring moest opdoen. Nu de organi-satie meer volwassen en gegroeid is, kunnen we vanuit het managementteam meer dele-geren. Dat is logische stap nu onze organisa-tie verder groeit.’ p

Bij Rubis Terminal komt de ervaring van Van Herrewe-gen goed van pas. Na zijn opleiding bedrijfseconomie met als afstudeerrichting commerciële beleidsvorming kwam hij bij het containerbe-drijf ECT terecht in de mar-keting. Later kreeg Van Her-rewegen daar een operationele functie. Nog weer later zette hij een nieuwe organisatie op voor het containerbedrijf Ceres in Amsterdam. Vlak voor zijn overstap naar Rubis Terminal werkte hij bij het Noorse tankopslagbedrijf Odfjell. Door zijn ervaring met tankopslag en het opzet-ten van een organisatie is hij geknipt voor het werk bij Rubis Terminal.

Geknipt voor Rubis Terminal

‘Het gaat ook om je eigen veiligheid’

46 Chemie magazine april 2010

FO

TO: C

AS

PE

R R

ILA

CM1003_p00_plantmanager_new.indd 46 22-04-2010 10:14:10

Page 47: Chemie magazine april 2010

Dé afvalverwerker

www.atmmoerdijk.nlTel: 0168-389289 Fax: 0168-389270

Contactpersonen:

Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004)

Afvalstoffen Terminal

Moerdijk BV

Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk

Verwerker van: Industrieel afvalwaterOliehoudend afval BrandstofrestenChemisch afval

ATM is een bedrijf.

Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

Page 48: Chemie magazine april 2010

Transportservice van huis uit

Internationaal Transportbedrijf

L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11

E [email protected]

I www.vanderlee.nl

Bekijk alle vacatures op:www.labrecruitment.nl | Tel: 0182-590210

Recruitment specialist in Life Sciences(Bio) Chemistry & Pharmacy

10300 - Recruiter HBO/WO5055 - Ambitieuze Starters

(HLO Analytisch Chemie of Life Science)

10830 - Laboratorium Analist LIMS10455 - Laboratorium Analist

10725 - Laboratorium Mananger

10800 - Operator Influenza10420 - Bioprocesontwikkelaar

10845 - Chemisch Analist 5-ploegendienst

10795 - Chemisch MLO Analist

10535 - Research Analist

10780 - Laboratory Technician10530 - Associate Scientist Chromatography - Mass Spectroscopy

10525 - Scientist Chromatography - Mass Spectroscopy

10805 - NMR Spectroscopist

10785 - Supervisor Analytisch Laboratorium

CheckMark_Adv_0410.indd 1 4/26/10 12:27:05 PM

advertenties_1-6.indd 5 26-04-2010 13:17:53

Page 49: Chemie magazine april 2010

Nee, het was niet die aantrekkelijke en enthousi-aste studente die me in 1984 tijdens een studie-voorlichting overhaalde om chemie te gaan studeren. Ik was verliefd op de chemie. En na jaren van studie en promotieonderzoek wist ik

van alles een beetje en van een beetje heel veel. Om die kennis in bedrijvigheid om te zetten toog ik naar DSM. Pro-cessen verbeteren, fabrieken bouwen. Van chemie wordt het leven beter, dat vond ik als jong broekje al, en die over-tuiging is in de loop der jaren alleen maar sterker gewor-den.

Chemie is overal. Dat is mooi en eng tegelijk; het is maar hoe je het wilt zien. Toen ik na een aantal jaren DSM naar Brussel verkaste om me aan de Europese chemielobby te zetten, tekende die spagaat het debat. Ik werd chemieam-bassadeur en chemie werd politiek. Europa wilde niet mèt, maar kon niet zonder. REACH versus SusChem en iedereen had gelijk. De industrie stond onder druk en het landschap

Frank AgterbergManager Public Affairs bij DSM

Pure liefde

Column

veranderde ingrijpend. Herstructureren en transformeren was het devies. Duurzaamheid evolueerde van een wanho-pige kreet in de woestijn naar een nieuwe, door maat-schappij en ondernemingen omarmde, bijna kapot geknuf-felde, mantra.

Toch blijft kiezen moeilijk, zeker voor Europa. Als het over duurzame chemie gaat weten we heus wel waar het heen moet. Het Smart Energy Home, de Integrated bio-refi nery, de Future, Fast, Flexible Fabriek, allemaal bouwstenen van een duurzamere maatschappij. We hebben er de mond vol van en vinden het allemaal prachtig. Maar wie is ‘we’? Want ‘we’ willen in Europa geen GMO’s (genetically modifi ed organisms), geen nanotech, geen dierproeven. Maar, ‘we’ willen wèl schoner, zuiniger, veiliger en groener. Knappe jongen/meid die dat zonder chemie kan! Bemoedigend is wel dat de EU High-Level Group, waarvan we er in Europa trouwens verontrustend veel hebben, en de Nederlandse Regie Groep Chemie voor brede politieke erkenning van het belang van chemie hebben gezorgd. Laten we nu niet te snel naar de handrem grijpen, en op tempo en slagvaardig keuzes maken en opvolgen. Misschien is het goed een uit-spraak van die wetenschapper die iedereen wel kent in gedachten te houden: steeds hetzelfde blijven doen en toch iets nieuws verwachten, dat is waanzin.

Na die jaren van Brusselse chemielobby keerde ik terug naar DSM. Op de keper beschouwd ging het erom met behoud van een kritische blik chemie neer te zetten als deel van de oplossing voor de grote maatschappelijke vraagstukken rond gezondheid, energie, armoede en kli-maat. Met die overtuiging ben ik bruggen gaan bouwen: binnen de onderneming, de sector, de waardeketen, naar de politiek en maatschappelijke partijen. Nee, dat is niet altijd meegevallen. Ja, er was veel hulp, want bruggen bouw je niet alleen, maar er is nog genoeg huiswerk. Kun-nen we bijvoorbeeld de agenda’s van al die partijen niet dichter bij elkaar krijgen? De roep van de buitenwacht om meer snelheid veroorzaakt geregeld nervositeit aan de binnenkant. Op sectorniveau willen de VNCI en grote broers als VNO-NCW en Cefi c het liefst proactief de hemel bestormen, maar de achterban heeft daar nogal eens moeite mee. In mijn hoofd is dat even clichématige als tref-fende beeld van de Echternachprocessie geregeld voorbij gekomen.

Begin met vertrouwen in plaats van achterdocht. Luisteren in plaats van beleren. Zelfkritiek in plaats van over-schreeuwen. Doen in plaats van oeverloos debatteren. Met die en nog een paar lessen in mijn achterhoofd ga ik het vanaf deze maand wat lagerop zoeken; ik ga ondergronds bij de SKB (Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem, red.). Daar is ook volop chemie, ik weet het zeker. En als onderzoeker, pleitbezorger en bruggenbouwer zal ik me er wederom voor de volle 100% voor inzetten. Pure liefde, zei ik toch? p

april 2010 Chemie magazine 49

CM1003_p00_column_new.indd 49 22-04-2010 10:06:37

Page 50: Chemie magazine april 2010

Wat biedt de KNCV?

• U blijft op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen via het vakblad C2W en C2W Life Sciences

• U beschikt met uw lidmaatschap over een actueel netwerk dat ver reikt óver de grenzen van uw eigen vakgebied

• KNCV vervult haar maatschap-pelijke rol door zich actief in te zetten voor behoud van banen en kennis binnen de sector. Zo maakt de KNCV zich sterk voor de instroom van werknemers in de chemie, life sciences en procestechnologie

• De Vereniging geeft advies aan het Ministerie van OCW over ontwikkelingen die moeten leiden tot verbeteringen in het bèta onderwijs

• De KNCV attendeert u op ont-wikkelingen in de arbeidsmarkt

Lees meer over de activiteiten van de KNCV en het lidmaatschap op www.kncv.nl

Online netwerken? Sluit u dan aan bij de KNCV group op LINKEDIN: http://www.linkedin.com/groups?gid=1879708

[C2W] Jrg

105

| # 7

| 4

apri

l 20

09

OVERSCHRIJVERS OPGELET

PIL ALS FABRIEK

SPECIAL PROTEOMICS

Kwaliteitssubsidi

e

Bent u chemicus, life scientist of proces-technoloog? Dan is het bijhouden van uw

vakkennis en expertise, en het ontwikkelen van uw loopbaan belangrijk. Ook wilt u goed op de hoogte blijven van state-of-

the-art onderzoek door contacten met vak-genoten en een goed vakblad. Bijna 10.000

professionals ontdekten al de waarde van de KNCV, dé beroepsvereniging voor ieder-een die werkt of interesse heeft in de mo-leculaire wereld. Bent u jonger dan 35 jaar, dan biedt Jong KNCV u hét netwerk om de

baan te vinden die bij u past.

KNCV, de sleutel tot uw succes

061-025 adv25 c2w-2.indd 1 06-05-2009 09:39:49

Page 51: Chemie magazine april 2010

Blue4Green is een spin-off van MESA+, het instituut voor nano-technologie van de Universiteit

Twente. Het jonge bedrijf zet innova-tieve lab-on-a-chip technologie om naar toepassingen die in de veehoude-rij kunnen worden gebruikt. In 2008 is Blue4Green opgericht door de net in Elektrotechniek afgestudeerde Erik Staijen. ‘Tijdens mijn afstuderen onderzocht ik binnen de Lab-on-a-chip vakgroep van de universiteit Twente en de UT spin-off Medimate, medische toepassingen van de lab-on-a-chip techniek. We werkten aan een van de eerste commerciële toe-passingen van de techniek, het bepa-len van het lithiumgehalte in bloed. Ik zag al gauw dat er veel meer moge-lijkheden waren. Niet alleen voor onze gezondheidszorg, maar bijvoorbeeld ook voor dieren. Ik ben dierenartsen gaan bellen om te kijken of ze behoefte hadden aan de technologie.’ Staijen is de techniek gaan omzetten naar pro-ducten die bruikbaar zijn voor dieren-artsen. ‘Het bijzondere aan de chips is dat we van de grote ingewikkelde labo-ratoriumapparatuur één toepassing hebben genomen. Doordat de chips klein zijn, zijn ze snel en betrouwbaar. Bovendien is het makkelijk dat ze niet aan een omgeving gebonden zijn. We maken gebruik van capillaire elektro-forese, de labs-on-a-chip werken dus als een miniatuur chromatograaf. In principe kunnen alle geladen deeltjes gemeten worden. Op dit moment kun-nen we calcium en magnesium meten. Eén druppel bloed is genoeg. De chip gaat in het handzame PDA en binnen enkele minuten heb je resultaat’, ver-telt Staijen.

ObstakelsHet opstarten van Blue4Green heeft niet voor grote problemen gezorgd.

Betrouwbare diagnose in de stal

Blue4Green vertaalt lab-on-a-chip technologie naar dieren

Starters

Blu4Green maakt gebruik van de TOP-

regeling van de Universiteit Twente

Staijen: ‘Ik heb een business case gemaakt tijdens een workshop ‘Oriëntatie op Ondernemerschap’. Mijn idee werd verkozen tot beste voorstel en ik had daarmee een goede basis. Ik ben in mijn eentje begonnen, maar gelukkig werd ik na een paar weken vergezeld door Daan Sistermans, een ervaren marketeer. Ik had wel de technische kennis, maar ervaring met het leiden van een bedrijf had ik niet. Het was fi jn dat Daan enorm enthousi-ast was en veel potentie in de onder-neming zag. We vormen nu samen de directie van Blue4Green. Onze tech-nologie is nieuw en nog nergens ter wereld uitgevoerd. Bovendien zijn er nog veel meer toepassingen mogelijk. Ons bedrijf heeft nog een enorme groeipotentie. Niet alleen in Neder-land.’

OndersteuningBlue4Green maakt gebruik van de TOP-regeling die de universiteit Twente heeft voor startende onderne-mers. ‘Je krijgt een wetenschappelijke coach en de mogelijkheid 20.000 euro te lenen. Daarnaast worden we onder-steund door de Bios Lab-on-chip Groep van de Universiteit Twente onder leiding van Albert van den Berg. Voor hen is het mooi te zien dat hun techniek wordt toegepast.’Volgens Staijen is het van belang dat je als startend ondernemer goed weet wie je bent en wat je voor ogen hebt met je bedrijf. ‘Je moet eerst een goed team zien op te bouwen met de juiste expertise. De rest komt vanzelf. Je moet je niet laten leiden door dingen als startkapitaal, maar geloven in je eigen kracht en die van je techniek of product. Als je maar weet dat je vol-doende in huis hebt om je doel te kun-nen verwezenlijken.’p

Blue4Green ontwikkelt innovatieve diagnostiek voor de veterinaire markt. Met behulp van een laboratorium ter grootte van een chip kan de urine of het bloed van dieren direct in de wei getest worden. De dierenarts heeft binnen enkele minuten een betrouwbaar resultaat in handen. Emma van Laar

april 2010 Chemie magazine 51

Starters

CM1003_p00_starter_new.indd 51 22-04-2010 10:22:08

Page 52: Chemie magazine april 2010

201989-2009

years

MAIN SPONSORS

BCFjobsBCFjobs

Host Sponsor Co-sponsors

ProjectsProjectsHyphenHyphen

Organisation

Exhibitors (status 13-4-2010)

Media Partners

Program partner:

DUTCH SEPARATION TECHNOLOGY INSTITUTE

Your logo here?

Part-Partners

ChemistryChemistryCareerEventCareerEvent

FoodFoodCareerEventCareerEvent

BioBioCareerEventCareerEventBCFeventBCFevent

Your logo here? www.bcfevent.nl

Page 53: Chemie magazine april 2010

Chemie speelt essentiële rol bij verduurzaming

VNCI-voorzitter: meer geld voor innovatieVNCI-voorzitter Jan Zuidam pleitte onlangs tijdens een diner met een aantal politici voor meer geld voor innovatie. Pauline Smeets van de PvdA en Elly Blanksma van het CDA reageren.

Pauline Smeets (PvdA)

‘De oproep van Jan Zuidam om meer geld uit te trekken voor innovatie is niet aan dovemansoren gericht! Voor de PvdA is excellent onderwijs en zijn excellente wetenschappers de motor voor maatschappelijke vooruitgang en een innova-tieve kenniseconomie. De crisis, de vergrijzing en de klimaatverandering stellen Nederland voor grote opgaven. Maar deze mogen er niet toe leiden dat onderwijs, en dus innovatie, het kind van de rekening wordt. Juist niet! En in die zin onderschrijft de PvdA de ‘crie de coeur’ van de sector: vrijvallende financiële ruimte moet prio-ritair aangewend worden voor onderwijs en onderzoek.’

‘De discussie over generiek, dan wel specifiek beleid was interessant. De PvdA onderstreept dat we moeten durven kiezen. Onderzoeksmid-delen zullen we selectief moeten toekennen aan de beste onderzoeksgroepen. Het aanbrengen van focus in het ‘industriebeleid nieuwe stijl’ is

onontbeerlijk. Voor de PvdA telt daarbij zwaar of het onderzoek bruikbaar is voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.’

‘Interessant was ook de discussie over de over-heid als ‘launching customer’. De PvdA is het zeer eens met de bedrijven die van mening zijn dat de inkoopkracht van de overheden moet worden gebruikt om de innovatie in bedrijven aan te jagen.’

‘Wat de PvdA betreft moet Nederland haar aard-gasbaten minder in beton en meer in kennis investeren. Maar willen we ook qua onderzoek tot de top-5 van de wereld gaan behoren dan zullen ook de private investeringen in onderzoek en ontwikkeling omhoog moeten. De WBSO ondersteunt dat vanuit de overheid.’ p

Elly Blanksma (CDA)

‘Het pleidooi van uw voorzitter de heer Zuidam klonk voor het CDA, dus voor mij, als muziek in de oren. Een chemiesector met zoveel potentie en ambitie voor verduurzaming van de economie is juist in deze tijd van een enorm belang. Een cruciale bedrijfstak voor de uitdaging van de toekomst. Dat daar een goed vestigingsklimaat voor nodig is maar ook goed geschoolde mede-werkers, excellent onderzoek en een stimule-rend overheidsbeleid moge duidelijk zijn.’

‘Of dit alleen met meer geld voor innovatie ondersteund kan worden is maar de vraag. Geen rem op de economie, stimuleren in de kracht van Nederland. Wat het CDA betreft staat het maken van duidelijke keuzes hierbij voorop. Wij kiezen voor investeren en uitbouwen van de sleutelge-bieden, waarvan de chemie er dus een van is. Langdurig investeren in sectoren waar

Nederland ook over vijf of tien jaar haar geld mee kan verdienen.’ ‘Ons land heeft veel in huis om qua kennis bij de top van de wereld te behoren. Dat vraagt wat ons betreft om publiek en private investeringen in kennis en innovatie vergelijkbaar met landen waarmee Nederland concurreert. Een hoog ken-nisniveau is belangrijk voor verbetering van de productiviteit en dus voor onze welvaart en werkgelegenheid. Een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven en de kennisinstellingen kan omgezet worden in economische en maat-schappelijke waarde voor de samenleving.’

‘Nederland moet voor innovatieve, internationaal georiënteerde bedrijven de plek zijn om zich te vestigen. Onze kracht ligt steeds meer in de aanwezigheid van open innovatieve netwerken waarin bedrijven, kennisinstellingen en overhe-den samen opereren. Dit vraagt om specifiek beleid, een aantrekkelijk fiscaalvestigingskli-maat, samenhang tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek. Dit vraagt wat het CDA betreft om een overheid met ambitie, een over-heid met lef!’ p

‘Onderzoek om maatschappe-lijke problemen op te lossen’

‘Een cruciale bedrijfstak voor de uitdaging van de toekomst’

Fo

to: S

an

de

r v

an

de

r t

or

re

nF

oto

: Sa

nd

er

va

n d

er

to

rr

en

VNCI

april 2010 Chemie magazine 53

CM1003_p00_VNCI.indd 53 22-04-2010 10:27:09

Page 54: Chemie magazine april 2010

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: [email protected] de Gruiter e-mail: de [email protected]

Adres redactie:Loire 150 2491 AK Den Haag,tel. 070-3378787, fax. 070-3203903

Eindredactie: Stans Sluzewski (Orbitaal, Haarlem)

Vaste medewerkers:Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kaste-ren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde

Vormgeving:Art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Choque Ling Lau, Roy Wolfs

Advertentie-exploitatie:Mooijman Marketing & Sales,Julius Röntgenstraat 17, 2551 KSDen Haag, tel. 070-323 40 70Fax 070-323 71 96e-mail: [email protected] vallen buiten deverantwoordelijkheid van de redactie.

Druk:Ten Brink, Meppel

Abonnementenadministratie:Nieuwe abonnementen/mutaties alleenschriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: [email protected]. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis.Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door.

Abonnementsprijs per jaar (incl. btw)80 euro in Nederland en België100 euro in de overige landenChemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdagOvername van artikelen en/of foto’s uitChemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven.

Beeld cover: Getty Images

Internet: www.vnci.nlISSN: 1572-2996

6 meiSusChem Nederland VNCI, Den Haag

18 meiVNCI Responsible Care-dag, Restaurant Groot Kievietsdal, Baarn

1 juniWerkgroep Stoffenbeleid, Van der Valk, Nootdorp

2 juniVNCI-jaarvergadering, Nieuwe Kerk, Den Haag

2 juniBeleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Den Haag

2 juniWerkgroep Milieuzorg, Den Haag

8 juniWerkgroep Arbeidshygiëne, Telefoonconferentie

8 juniWerkgroep Security, Shell, Moerdijk

11 juniBeleidsgroep Communicatie, VNCI, Den Haag

15 juniWerkgroep Veiligheid, Shell, Moerdijk

16 juniEnergie en Klimaat, Sabic Europe, Sittard

17 juniVNCI Dagelijks Bestuur,Telefoonconferentie

17 juniRegiegroep Chemie, Academiegebouw, Utrecht

24 juniWerkgroep Responsible Care Global Charter, VNCI, Den Haag

29 juniBeleidsgroep Innovatie, Novotel, Breda

VNCI Agenda

Na twaalf jaar vertrekt de huidige hoofdredacteur van Chemie magazine, Adriaan van Hooijdonk, bij de VNCI. Half juni start hij in een nieuwe functie bij het internationaal opererende adviesbureau Royal Haskoning. Van Hooijdonk gaat zich bezighouden met in- en externe communicatie. De VNCI is gestart met de werving van een opvolger voor Van Hooijdonk. Nadere informatie over de functie is te vinden op de website vnci.nl/vacatures. p P

VNCI start werving opvolgerHoofdredacteur Van Hooijdonk vertrekt bij Chemie magazineHoofdredacteur Adriaan van Hooijdonk vertrekt na een dienstverband van twaalf jaar bij Chemie magazine. De VNCI is gestart met de werving van een opvolger.

VNCI

54 Chemie magazine april 2010

Colofon

CM1003_p00_VNCI.indd 54 22-04-2010 10:27:11

Page 55: Chemie magazine april 2010

PRODUCTIE IN OPTIMA FORMA

AD PRODUCTIONS BV - CHEMISTRY, BLENDS & KNOWLEDGE

Markweg Zuid 27 Tel. +31 (0)167 - 526 9004794 SN Heijningen Fax +31 (0)167 - 526 969Postbus 102 [email protected] ZJ Fijnaart www.adinternationalbv.com

AD Productions isgespecialiseerd in hetformuleren en mengenvan chemische vloeistoffen en poeders.

� ADR-klasse: 3, 4.1,5.1, 6.1, 8 en klasse 9

� Meng en opslag-faciliteiten conformCPR 15-2

� ISO 9002-gecertificeerd

� Eigen R&D enlaboratorium

� Wereldwijd transport� Meer dan 30 jaar

ervaring

Wilt u uw productieoutsourcen? Wij makengraag kennis met u.

ad advertentie 1 14-11-2006 13:12 Pagina 1

serv

ices

U bent van harte welkom op

20 mei 2010BFC EventRAI Amsterdam stand 16www.cls-services.nl

viert feestsamen met u

5JAAR

CLS Services - werving & selectie én detachering in de branches chemie | farma | biotech | food

advertenties_1-6.indd 6 26-04-2010 13:17:55

Page 56: Chemie magazine april 2010