beschrijving meer zelfvertrouwen... · realistischer zelfbeeld te creëren en vaardigheden in te...
TRANSCRIPT
Training Meer Zelfvertrouwen
Werkblad beschrijving interventie
Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad
Werkblad erkenningscommissie, versie mei 2015
Dit is een gezamenlijk werkblad van de volgende kennisinstituten:
Training Meer Zelfvertrouwen 2
Colofon
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie
Naam organisatie: Indigo B.V.
Postadres: Lijnbaan 4, 2512 VA Den Haag
E-mail: [email protected]
Telefoon: 088-3571060
Website (van de interventie): www.indigowest.nl/cursussen
Contactpersoon
Haaglanden
Naam : Thuan-Nhi Truong
E-mail : [email protected], [email protected]
Telefoon : 088-3571586 | 06 20 246 987
Rijnmond
Naam : Peter Overzier
E-mail : [email protected]
Telefoon : 088-3571241 | 06 10 799 822
Referentie in verband met publicatie
Naam auteur interventiebeschrijving: Indigo Preventie
Titel interventie: Meer Zelfvertrouwen
Databank(en):
Plaats, instituut: Den Haag, Indigo B.V., onderdeel van de ParnassiaGroep
Datum: 1 februari 2019
Het werkblad is een invulformulier voor het maken van een interventiebeschrijving, geordend naar
onderwerp (doelgroep, doel, enzovoort). De onderwerpen volgen de criteria voor beoordeling.
De interventiebeschrijving is een samenvatting van de beschikbare schriftelijke informatie over de interventie
voor de bezoeker van de databanken effectieve interventies en voor de erkenningscommissie interventies.
De informatie is van belang voor de beoordeling van de kwaliteit, effectiviteit en randvoorwaarden van de
interventie.
Kijk bij het invullen in de handleiding die bij dit werkblad hoort.
Training Meer Zelfvertrouwen 3
Inhoud
Colofon .............................................................................................................................................................. 2
Inhoud ................................................................................................................................................................ 3
Samenvatting .................................................................................................................................................... 4 Korte samenvatting van de interventie ............................................................................................................. 4 Doelgroep ............................................................................................................................................................. 4 Doel ....................................................................................................................................................................... 4 Aanpak .................................................................................................................................................................. 4 Materiaal ............................................................................................................................................................... 4 Onderbouwing ...................................................................................................................................................... 4 Onderzoek ............................................................................................................................................................. 4
1. Uitgebreide beschrijving ......................................................................................................................... 5 Beschrijving interventie ....................................................................................................................................... 5 1.1 Doelgroep ..................................................................................................................................................... 5 1.2 Doel ............................................................................................................................................................ 7 1.3 Aanpak ....................................................................................................................................................... 7
2. Uitvoering ................................................................................................................................................ 11
3. Onderbouwing ........................................................................................................................................ 14
4. Onderzoek ............................................................................................................................................... 19 4.1 Onderzoek naar de uitvoering ................................................................................................................. 19 4.2 Onderzoek naar de behaalde effecten .................................................................................................... 20
5. Samenvatting Werkzame elementen .................................................................................................... 21
6. Aangehaalde literatuur........................................................................................................................... 22
7. Praktijkvoorbeeld ................................................................................................................................... 26
Training Meer Zelfvertrouwen 4
Samenvatting Eén A-4tje, max 600 woorden
Korte samenvatting van de interventie – max 150 woorden
De groepstraining Meer Zelfvertrouwen is voor vier tot twaalf deelnemers en bestaat uit vijf bijeenkomsten
van twee uur, waarin actief gewerkt wordt aan het versterken van het zelfvertrouwen. De training is bedoeld
voor volwassenen die een negatief zelfbeeld hebben en hier graag wat aan willen doen. De training wordt
begeleid door een preventiedeskundige. Deelnemers krijgen een werkboek waarin literatuur en opdrachten
staan. Psycho-educatie, huiswerkbespreking, uitwisseling, het doen van opdrachten/oefeningen en feedback
geven en ontvangen zijn terugkerende elementen in elke bijeenkomst. De volgende onderwerpen worden
o.a. behandeld: zelfbeeld, realistische gedachten, lichaamshouding, communicatie en het stellen van doelen.
De deelnemers hebben een proactieve rol en oefenen in de thuissituatie door middel van huiswerk.
Doelgroep – max 50 woorden
De training Meer Zelfvertrouwen is voor volwassen mannen en vrouwen die weinig zelfvertrouwen hebben, een negatief zelfbeeld hebben en gemotiveerd zijn om in een groepssetting proactief te werken aan het vergroten van zelfvertrouwen.
Doel – max 50 woorden
Het doel van de training is het vergroten van het zelfvertrouwen van de deelnemers, door hen te helpen een realistischer zelfbeeld te creëren en vaardigheden in te zetten die zelfvertrouwen bevorderen. Deelnemers aan de cursus hebben na de training een realistisch zelfbeeld en meer vertrouwen in het eigen kunnen. Het preventieve einddoel is uiteindelijk om (een verergering van) psychische klachten te voorkomen en te verminderen.
Aanpak – max 50 woorden
In vijf wekelijkse bijeenkomsten van twee uur wordt aandacht besteed aan en geoefend met aspecten en vaardigheden die een realistisch zelfbeeld en zelfvertrouwen bevorderen: negatieve beoordeling over zichzelf en negatieve gedachtenpatronen, positieve zelfbekrachtiging, lichaamstaal, stellen van concrete, haalbare doelen en communicatievaardigheden. Dit wordt gedaan door middel van psycho-educatie, opdrachten en oefeningen in verschillende werkvormen, feedback, uitwisseling en huiswerk.
Materiaal – max 50 woorden
Trainingsmap voor deelnemers met ondersteunende informatie en huiswerk opdrachten
Draaiboek voor begeleiders met een planning per bijeenkomst, inleidingen voor de meeste thema’s en oefeningen die ingezet kunnen worden om vaardigheden van de deelnemers te trainen
Ondersteunende materialen bij de oefeningen voor de begeleiders
Onderbouwing – max 150 woorden
Een gebrek aan zelfvertrouwen is een risicofactor voor het ontwikkelen van een depressie, andere psychische problemen en problematisch gedrag. Het hebben van voldoende zelfvertrouwen werkt beschermend; het leidt tot positieve emoties, het ervaren van regie en heeft een positieve uitwerking op de mate van succes en welzijn op belangrijke levensdomeinen als relaties, gezondheid, werk en sociale steun. De training leert deelnemers een realistischer zelfbeeld te creëren en vaardigheden in te zetten die zelfwaardering bevorderen. De training maakt hiervoor gebruik van cognitieve en gedragstechnieken welke effectief zijn gebleken in het vergroten van zelfvertrouwen.
Onderzoek – max 100 woorden
Intern worden effect- en tevredenheidsmetingen aan het begin en einde van de interventie afgenomen. Op
een tienpuntschaal krijgt de interventie een tevredenheidsscore van gemiddeld een 8.0 (N=147). De
effectmeting naar de mate van sociale angst (effectonderzoek zonder controleconditie) laat een positief
resultaat zien. De gemiddelde score voor angst daalt van 56,9 (N=174) bij de start naar gemiddeld 48,8
(N=137) na afloop van de training. Dit verschil is significant (p < 0,05).
Training Meer Zelfvertrouwen 5
1. Uitgebreide beschrijving
Beschrijving interventie
Het werkblad is ook geschikt voor een samenvattende beschrijving van complexe of samengestelde
interventies. Dit zijn interventies die uit twee of meer afzonderlijke onderdelen bestaan. Denk aan
interventies met aparte onderdelen voor verschillende doelgroepen, zoals een leefstijlinterventie die zowel
gericht is op de community als op de school als op de individuele docent. Of aan interventies met
verschillende modules die bij een doelgroep ‘op maat’ worden toegepast.
Naarmate er meer onderdelen zijn is het aan te bevelen de structuur visueel weer te geven in een schema.
Dit geldt met name voor de subdoelen en voor de aanpak van de interventie. Zie ook de aanwijzingen in de
handleiding.
1.1 Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep – max 100 woorden
Wat is de uiteindelijke doelgroep van de interventie?
De training Meer Zelfvertrouwen is voor volwassen mannen en vrouwen die:
weinig zelfvertrouwen hebben,
een negatief zelfbeeld hebben,
gemotiveerd zijn om in een groepssetting proactief te werken aan het vergroten van zelfvertrouwen. De doelgroep is breed geformuleerd daar de training ingezet wordt voor preventieve doeleinden (zie doel). De financiering, bijbehorende doelstellingen en/of locatie kunnen echter wel invloed hebben op de samenstelling van de groep. Zo kan de training gericht ingezet worden voor bijvoorbeeld studenten, ouderen, mensen met een lage sociaal-economische status of een groep bestaande uit voornamelijk niet-westerse allochtone deelnemers.
Intermediaire doelgroep – max 100 woorden
Zijn er intermediaire doelgroepen? Zo ja, welke?
N.v.t.
Selectie van doelgroepen – max 250 woorden
Hoe wordt de (intermediaire)doelgroep geselecteerd? Zijn er contra-indicaties? Zo ja, welke?
Inclusiecriteria:
zich herkennen in problemen met zelfvertrouwen
kunnen functioneren in een groep
gemotiveerd zijn voor deelname Exclusiecriteria:
sterk op de voorgrond staande problemen die de concentratie en/of het functioneren in een groep belemmeren, bijvoorbeeld actuele crisis, verslaving etc.
lees en taalproblemen (onvoldoende beheersing van het Nederlands)
personen met ernstige problematiek (score 32 of lager op de MHI-5) Voorafgaande aan de training krijgen de meeste deelnemers een kennismakingsgesprek met een preventiedeskundige. Tijdens dit gesprek wordt verdere indicatie van de problematiek gesteld met behulp van een standaard intakeformulier. Hierbij worden de in- en exclusiecriteria in acht genomen. Daarnaast wordt een gestandaardiseerde vragenlijst afgenomen, de MHI-5 (Berwick et al., 1991), ter indicatiestelling van de psychische gezondheidstoestand. Op basis van beide vragenlijsten beslist een preventiedeskundige samen met de cliënt of degene baat kan hebben bij de training. Personen met ernstige problematiek (score
Training Meer Zelfvertrouwen 6
32 of lager op de MHI-5) wordt het advies gegeven om contact op te nemen met hun huisarts daar een training mogelijk niet voldoende is voor de huidige problematiek. Uiteindelijk is de motivatie van de deelnemer doorslaggevend voor deelname. Wel wordt dan expliciet de doelstellingen en de praktische informatie ten behoeve van het volgen van de training benadrukt (eigen regie, geen behandeling en persoonlijke begeleiding, beperkte tijd voor persoonlijke input en feedback). (De manieren om de doelgroep te selecteren kan per locatie en financiering verschillen. Zie paragraaf ‘1.3 Aanpak – Inhoud van de interventie’ voor meer informatie.)
Betrokkenheid doelgroep – max 150 woorden
Was de doelgroep betrokken bij de (door)ontwikkeling van de interventie, en op welke manier?
De doelgroep wordt uitgenodigd door de trainer om hun wensen en verbetersuggesties kenbaar te maken.
Dit kan tijdens de training, na afloop van een bijeenkomst (de trainer vraagt hier ook expliciet naar) en
schriftelijk tijdens de laatste bijeenkomst door middel van een tevredenheidsformulier. Dit formulier bevat,
naast 16 gesloten vragen om de tevredenheid te meten, een open vraag waarin gericht gevraagd wordt naar
suggesties ter verbetering van het werkboek, bijeenkomsten, groep en trainer. De afgelopen jaren heeft de
training Meer Zelfvertrouwen echter maar weinig inhoudelijke verbetersuggesties gekregen. De training is
daardoor ongewijzigd gebleven.
Training Meer Zelfvertrouwen 7
1.2 Doel
Hoofddoel – max 100 woorden
Wat is het hoofddoel van de interventie?
Deelnemers aan de cursus hebben na afloop van de training een realistisch zelfbeeld en meer vertrouwen in het eigen kunnen. Het preventieve einddoel is uiteindelijk om (een verergering van) psychische klachten te voorkomen en te verminderen.
Subdoelen – max 350 woorden
Wat zijn de subdoelen van de interventie? Indien van toepassing: welke subdoelen horen bij welke
intermediaire doelgroepen of subdoelgroep(en)?
1. Deelnemers hebben na afloop van de training een positiever oordeel over zichzelf als persoon (realistischer zelfbeeld) 2. Deelnemers hebben na afloop van de training kennis over en zijn in staat de volgende vaardigheden die het zelfvertrouwen versterken toe te passen:
bewustwording van lichaamshouding en de invloed daarvan op de eigen persoon en anderen
het toepassen van positieve zelfbekrachtiging
het stellen van concrete en haalbare doelen
het versterken van communicatieve vaardigheden
1.3 Aanpak
Opzet van de interventie – max 200 woorden
Hoe is de opzet van de interventie en wat is de omvang (duur, aantal contacten – indien van toepassing)?
Voeg eventueel een schema toe als bijlage.
De training bestaat uit vijf wekelijkse bijeenkomsten van twee uur. Naast de bijeenkomsten besteden
deelnemers ongeveer één uur per week aan huiswerkopdrachten. De groep wordt begeleid door één
preventiedeskundige. De grootte van de groep varieert tussen de vier tot twaalf deelnemers. Ter
ondersteuning van de groepsbijeenkomsten en de huiswerkopdrachten, werken de deelnemers met een
trainingsmap. De preventiedeskundige werkt met een vast draaiboek, maar blijft alert op het groepsproces
om de training zoveel mogelijk op maat aan te bieden. Als blijkt dat er meer aandacht besteed moet worden
aan bepaalde onderdelen, dan kan de preventiedeskundige (al dan niet in samenspraak met de groep) meer
tijd hieraan besteden en andere onderdelen als zelfstudie meegeven.
De bijeenkomsten kennen de volgende onderdelen: - Inleiding en bespreken van huiswerk - Opdracht - Theoretische toelichting en oefening - Pauze - Oefening - Bespreken huiswerk en korte evaluatie - Afsluiting.
Zie onderstaand schema voor een schematische weergave van de opzet van de interventie.
(Voor meer informatie over de voorbereiding ten behoeve van de uitvoering, zie ook de procesevaluatie van
de training Meer Zelfvertrouwen.)
Training Meer Zelfvertrouwen 8
Training plannen op locatie (mogelijk in
samenwerking met een lokale partij; afspraken
aanmeldprocedure en werving)
Werving: sociale media, websites,
posters/flyers op centrale, relevante locaties
Deelnemers worden uitgenodigd voor een
kennismakingsgesprek > tijdens gesprek ook afname MHI
vragenlijst tbv selectie
Bij voldoende deelnemers, bevestiging
deelname
Start training: 5 wekelijkse bijeenkomsten van
2 uur
B1: Introductie, kennismaking en bewustwording
- Beginnen met afnemen effectmeting
- Eindigen met mondelinge evaluatie
B2: Denkfouten, lichaamshouding en het stellen van een doel
- Eindigen met mondelinge evaluatie
B3: Plan van aanpak, pepzinnen en nuanceren
- Eindigen met mondelinge evaluatie
B4: Doelen, normen en communicatievaardigheden
- Eindigen met mondelinge evaluatie
B5: Doelen, aanvullende tips, maar vooral hoe verder?
- Eindigen met mondelinge en schriftelijke evaluatie: afnemen
tevredenheids- en effectmeting
Evaluatie met samenwerkingspartner
Figuur 1: Schematische weergave opzet interventie Meer Zelfvertrouwen
Inhoud van de interventie – max 1200 woorden
Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd en -eventueel- in welke volgorde? Geef geen uitputtende
beschrijving van activiteiten; het is voldoende als de lezer zich een beeld kan vormen van wat er gedaan
wordt en hoe dit gedaan wordt.
Indien van toepassing per onderdeel samenvatten. Vergeet niet aandacht te besteden aan de werving.
Bij interventies op maat: geef aan wat op basis van welke criteria wanneer wordt uitgevoerd. Geef ook aan
wat minimaal moet worden uitgevoerd om de gestelde doelen te behalen.
Werving Deelnemers worden ruim van tevoren (minstens 1½ maand) geworven door/via:
informatie op de website van Indigo en betreffende samenwerkingspartners,
de POH-GGZ en huisartsen,
behandelaren werkzaam binnen de GBGGZ,
netwerkpartners in de wijken (zoals scholen, buurtcentra, maatschappelijk werk en bibliotheken),
posters/flyers op verschillende centrale plekken,
advertenties in de regionale pers,
mond tot mond reclame,
eenmalige workshop Meer Zelfvertrouwen van twee uur. Deelnemers aan deze workshop, die behoefte hebben om hun kennis over dit thema verder te verdiepen, kunnen beslissen deel te nemen aan de training.
Inhoud
In ieder van de vijf bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan onderwerpen die een realistisch zelfbeeld en zelfvertrouwen bevorderen:
• 1e bijeenkomst: Introductie, kennismaking en bewustwording
Training Meer Zelfvertrouwen 9
• 2e bijeenkomst: Denkfouten, lichaamshouding en het stellen van doelen
• 3e bijeenkomst: Plan van aanpak, pepzinnen en nuanceren
• 4e bijeenkomst: Doelen, normen en communicatievaardigheden
• 5e bijeenkomst: Doelen, aanvullende tips, hoe nu verder Tijdens de bijeenkomsten is er aandacht voor de theorie in de vorm van psycho-educatie met als doel de deelnemers inzicht te geven in de achtergrond van het probleem en oplossingen hiervoor. Daarnaast leren deelnemers door middel van verschillende werkvormen (zelfreflectie, lichaamswerk, plenaire en partner oefeningen) vaardigheden om hun zelfvertrouwen te vergroten. De huiswerk opdrachten dragen bij aan het uitvoeren van de nieuwe vaardigheden in de eigen context. Deze worden dan ook aan het begin van de bijeenkomst besproken. Deelnemers delen hun ervaringen, kunnen hun successen en belemmeringen delen en krijgen feedback. Voorbeeld Programma bijeenkomst 2: Denkfouten, lichaamshouding en het stellen van doelen Doelstellingen van deze bijeenkomst:
- Inzicht krijgen in voorwaardelijke zelfwaardering - Inzicht krijgen in denkfouten - Oefenen met het herkennen van denkfouten - Inzicht krijgen in de rol van lichaamshouding - Een doel stellen om aan te gaan werken
1 Welkom en terugblik Korte herhaling van de inhoud van bijeenkomst 1 ( zelfbeeld, zelfvertrouwen, min-nul-plus-spel, aarden en ademhaling). 2 Bespreking huiswerk 3 Theorie 2.1 & Opdracht 1: Voorwaardelijke zelfwaardering De theorie wordt kort behandelen door stil te staan bij het begrip ‘voorwaardelijke zelfwaardering’. Hierbij wordt interactie gestimuleerd door deelnemers te laten reageren, om herkenning te vragen, door vragen te stellen, etc. In opdracht 1 gaan deelnemers aan de slag met een voorbeeld van een voorwaarde of opvatting. De meeste deelnemers herkennen deze opvatting (‘Ik moet altijd hard werken en mijn best doen’), hier wordt ook naar gevraagd. Deelnemers krijgen ruimte om in tweetallen na te denken over deze opvatting. Ze gaan na welke nadelige korte en lange termijn effecten er mogelijk kleven aan die opvatting. Een plenaire bespreking volgt waarbij deelnemers hun gedachten delen met de groep. Het doel van deze opdracht is dat deelnemers inzicht krijgen in de effecten van voorwaardelijke zelfwaardering. Dat deze vorm van denken niet helpend is. Hiermee wordt cognitieve herstructurering bewerkstelligd. Na deze opdracht worden deelnemers ook uitgedaagd om op zoek te gaan naar hun eigen voorwaarden, de eisen die ze aan zichzelf stellen. In de volgende opdracht wordt hier verder op ingegaan, zo ook in bijeenkomst 3 (zelfbeeld nuanceren) en bijeenkomst 4 (normen). 4 Theorie 2.2/2.3 & Opdracht 2: Denkfouten Er wordt theorie besproken over de samenhang tussen gedachten, gevoelens en gedrag (introductie van de Rationeel-Emotieve Therapie). Hierbij wordt de focus gelegd op gedachten die niet-realistisch zijn doordat ze gewoonweg denkfouten bevatten. Een lijst met verschillende denkfouten wordt doorgenomen. Deelnemers worden gevraagd of ze het herkennen en er wordt gevraagd waarom het een denkfout is. Een opdracht bestaande uit twee delen volgt: het eerste deel van de opdracht bevat verschillende uitgeschreven situaties waarbij een denkfout aan de orde is. Deelnemers gaan na welke denkfout is gemaakt bij de situatie. Op die manier raken de deelnemers meer bekend met de verschillende denkfouten. Het tweede deel van de opdracht is om na te gaan welke denkfouten ze zelf sterk herkennen. De komende week wordt als huiswerk meegegeven om bewust stil te staan bij deze denkfouten. 5 Pauze 6 Oefening 1 & Opdracht 3: Lichaamshouding en mimiek Met deze oefening ervaren cursisten hoe bepaalde houdingen (slap (onzeker) of krachtig (zeker)) overkomt bij de ander én bij zichzelf. Ze gaan na welke verbeterpunten er zijn en met welke ze aan de slag willen gaan. 7 Theorie 2.4: Waarom een doel stellen?
Training Meer Zelfvertrouwen 10
Aan de hand van bladzijde 28 uit de deelnemersmap wordt besproken waarom het stellen van uitdagende doelen belangrijk is. 8 Theorie 2.5: Problemen lijken onoplosbaar, doelen onbereikbaar Valkuilen bij het stellen van doelen worden besproken. Een link wordt gelegd tussen zelfvertrouwen en het stellen van te hoge onbereikbare doelen. Er worden tips gegeven om doelen meer behapbaar te maken. 9 Opdracht 4: Actielijst Met deze opdracht gaan deelnemers, eerst individueel dan in tweetallen, aan de slag met de eerste stap in het bereiken van doelen. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van een trechtermodel: eerst breed oriënteren en inventariseren om vervolgens gedurende de training steeds meer te concretiseren tot één stapje in de gewenste richting. In deze opdracht wordt begonnen met het inventariseren van allerlei doelen die de deelnemer graag wil behalen. Alle ideeën die deelnemers hebben zijn goed. Er wordt vervolgens gevraagd om per doel te kijken naar de haalbaarheid en de prioriteit. Vanaf de volgende bijeenkomst wordt weer een volgende stap gemaakt, namelijk kiezen om vervolgens aan de slag te gaan met het bedenken van subdoelen. 10 Huiswerk & Afsluiting
(Voor meer informatie kan het draai- en werkboek van de training Meer Zelfvertrouwen geraadpleegd
worden, zo ook de procesevaluatie.)
Interventies op externe locaties
Als een training op een externe locatie plaatsvindt kan de selectieprocedure, de aanmeldroute, de afspraken
betreffende het minimum en maximum aantal deelnemers verschillen. Dit is afhankelijk van de wensen van
de samenwerkingspartner en de betreffende afspraken die gemaakt zijn met de financier. Een verschil met
trainingen op eigen locatie is bijvoorbeeld dat de deelnemers zichzelf meestal aanmelden zonder
tussenpersoon. Daarnaast wordt vaker de beslissing gemaakt om voorafgaande aan de training een
informatiebijeenkomst of workshop te geven. Deelnemers krijgen op die manier meer informatie, zodat ze
weloverwogen een keuze kunnen maken wel of niet deel te nemen. Ook kan de doelgroep meer homogeen
zijn, bijvoorbeeld als trainingen plaatsvinden op een hogeschool (studenten), basisschool (ouders) of binnen
een wijkcentra met specifieke doelgroepen (zoals ouderen en bepaalde etnische groepen).
Training Meer Zelfvertrouwen 11
2. Uitvoering
Materialen – max 200 woorden
Welke materialen zijn beschikbaar voor de uitvoering, werving en evaluatie van de interventie?
De volgende materialen zijn beschikbaar voor de:
werving / selectie o flyer/poster met inhoudelijke en praktische informatie o website met inhoudelijke en praktische informatie en een aanmeldbutton o MHI-5 (Mental Health Inventory) o Intakeformulier
uitvoer van de training o trainingsmap voor deelnemers met ondersteunende informatie en huiswerkopdrachten o handleiding voor begeleiders met een planning per bijeenkomst, inleidingen voor de meeste
thema’s en oefeningen die ingezet kunnen worden om vaardigheden van de deelnemers te trainen
o ondersteunende materialen bij de oefeningen voor de begeleiders (talentenkaartjes, kennismakingsspel, pepzinnen verankeren, min-nul-plus-spel)
evaluatie en effectmeting van de training
o tevredenheidsvragenlijst bestaande uit 22 vragen: 16 vragen die de tevredenheid over
verschillende aspecten van de training meet, een vraag betreffende een totaalcijfer (1 t/m
10) en een open vraag om het cijfer toe te lichten en inhoudelijke verbetersuggesties te
geven over trainer, bijeenkomsten, groep en trainingsmap. De overige vragen gaan over
biografische gegevens en opleidingsniveau.
o SIAS (Social Interaction Anxiety Scale), lijst die de sociale angst meet. Vanaf januari 2019
wordt gebruik gemaakt van de Nederlandse versie van de RSES (Rosenberg Self Esteem
Scale).
Alle materialen zijn verkrijgbaar via Indigo Preventie, onderdeel van de Parnassia Groep, Lijnbaan 4, 2512
VA Den Haag, [email protected], 088 357 10 60.
Locatie en type organisatie – max 200 woorden
Waar kan de interventie uitgevoerd worden en welk(e) soort(en) organisatie(s) kan/kunnen de interventie
uitvoeren?
De training wordt uitgevoerd door preventiedeskundigen, werkzaam voor een GGZ Preventie afdeling. Het
kan op elke locatie uitgevoerd worden, mits er een afgesloten groepsruimte beschikbaar is met de
benodigde faciliteiten (white-board, flapover, beamer en laptop/computer of smartboard). Voorbeelden van
locaties zijn gezondheids- en wijkcentra, GGZ instanties, bibliotheken en hogescholen/universiteiten.
Uitvoering binnen de GBGGZ is verder goed mogelijk. Momenteel wordt de training enkel uitgevoerd door
Indigo Preventie.
Opleiding en competenties van de uitvoerders – max 200 woorden
Wie zijn de uitvoerders en welke opleiding en competenties hebben zij nodig?
De training wordt gegeven door een preventiedeskundige met een HBO of WO GGZ opleiding, zoals een SPV-er, psycholoog of gezondheidswetenschapper. De preventiedeskundige moet voldoen aan de volgende eisen:
Minimaal HBO niveau
Kennis over en ervaring in de GGZ (omgaan met mensen met depressieve klachten en/of andere psychische problematiek)
Ervaring met groepswerk
Training Meer Zelfvertrouwen 12
De preventiedeskundige moet tenminste eenmaal de training Meer Zelfvertrouwen hebben begeleid in samenwerking met een ervaren trainer. Om optimaal de training te kunnen uitvoeren is het daarnaast wenselijk dat de preventiewerker ook in zijn/haar eigen gedrag voldoende zelfvertrouwen toont om zodoende als rolmodel voor de deelnemers te kunnen fungeren.
Kwaliteitsbewaking – max 200 woorden Hoe wordt de kwaliteit van de interventie bewaakt?
Interne toezicht- en kwaliteitscontroles worden gedaan door middel van feedback en toetsing van trainingen en prestaties door collega-trainers, (kwaliteits)coördinatoren en teammanagers. Deze toetsing is conform HKZ-certificering. Verder wordt na de laatste bijeenkomst de tevredenheid van de deelnemers gemeten door een evaluatielijst. Deze resultaten worden één keer per jaar door de kwaliteitscoördinator teruggekoppeld aan het team. Indien een training een gemiddelde tevredenheidsscore behaald van een 7.4 of lager, wordt door de betreffende trainer, coördinatoren en collega-trainers kritisch bekeken welke factoren hebben meegespeeld en welke verbeteringen doorgevoerd dienen te worden. Externe bedrijven die de training willen uitvoeren dienen een train-de-trainerscursus te volgen. De betreffende uitvoerders dienen te voldoen aan de opleidings- en competentie-eisen alvorens ze deel kunnen nemen. Na afronding van de cursus mogen uitvoerders gebruik maken van de draai- en werkboeken. Het bedrijf zelf is verantwoordelijk voor eenzelfde toezicht- en kwaliteitscontrole. Bij vragen of verbetersuggesties kunnen ze contact opnemen. Daarnaast is het voor externen mogelijk om supervisie en/of terugkombijeenkomst(en) aan te vragen. Een dergelijke train-de-trainerscursus heeft tot heden nog niet plaatsgevonden, daar hier nog geen bekendheid aan gegeven wordt.
Randvoorwaarden – max 200 woorden
Wat zijn de organisatorische en contextuele randvoorwaarden voor een goede uitvoering van de interventie?
Organisatorische randvoorwaarden:
De GGZ preventie afdeling dient genoeg tijd en middelen vrij te stellen voor de betreffende trainer en
ondersteunende secretaresse om de uitvoer van de training mogelijk te maken. Hierbij dient ook
rekening te worden gehouden met de werving en de voorbereiding van de training.
De betreffende trainer, coördinator en secretaresse dragen zorg voor een juiste planning (bijvoorbeeld
afstemming locatie betreffende werving en ruimte, op tijd starten met de werving, versturen van de
bevestigingsbrieven, voorbereidingstijd, op tijd op locatie arriveren, deelnemers bellen indien nodig).
Bereikbaarheid van collega-trainers, contactpersonen op locatie en manager om relevante casussen
of situaties die om actie vragen, direct te kunnen bespreken.
Intervisiebijeenkomsten voor de preventiedeskundige om casuïstiek te bespreken.
Het is wenselijk dat de groepsruimte beschikt of de benodigde faciliteiten en dat de privacy van de
deelnemer gewaarborgd blijft (afgesloten ruimte).
Contextuele randvoorwaarden
Als de training op een andere locatie plaatsvindt dan dient er geïnvesteerd te worden in het aangaan
en onderhouden van een goede samenwerkingsrelatie met de samenwerkingspartner. Daarbij geldt
de voorwaarde dat de partner ook genoeg tijd en middelen levert om een bijdrage te kunnen leveren
aan het succesvol laten verlopen van de training.
De trainer heeft kennis van de locatie en bijbehorende doelgroepen en weet de training hiernaar te
vertalen (bijvoorbeeld rekening houdend met taalniveau, IQ, cultuur en leeftijd).
Implementatie – max 200 woorden
Is er een systeem voor implementatie? Geef een samenvatting.
Interne en externe collega-organisaties en wijkpartners zoals welzijnsorganisaties, scholen, bibliotheken, huisartsen, etc. krijgen via mail informatie toegestuurd over de planning van deze training. Ze kunnen daarnaast ook de website raadplegen, hier wordt ook naar verwezen. Wat betreft een specifiek beleid om de training door externe intermediaire doelgroepen te laten uitvoeren, dit is er momenteel nog niet. Indien hiertoe wordt besloten is het nodig dat kritisch gekeken wordt naar de personele inzet en financiële middelen om de training breed neer te kunnen zetten. Ook dient vervolgens gekeken te worden wat nodig is om te kunnen voldoen aan de train-de-trainersvraag.
Training Meer Zelfvertrouwen 13
In ieder geval geldt een globaal beleid dat tegen een kostprijs externe professionals een train-de-trainerscursus kunnen aanvragen. Deze cursus zou uit een dagprogramma bestaan, waarin het volgende behandeld wordt:
het doorlopen van de randvoorwaarden om de training te kunnen geven,
informatie betreffende de werving, voorbereiding en proces van uitvoering,
kwaliteitsbewaking,
het doorlopen van het draai- en werkboek,
het oefenen en maken van de oefeningen en opdrachten. Er kan ook gekozen worden om de training in twee dagdelen te geven. In de eerste bijeenkomst wordt dan vooral stilgestaan bij de praktische gang van zaken en het globaal doorlopen van het draaiboek. In de tweede bijeenkomst wordt het draaiboek per bijeenkomst doorlopen en worden oefeningen en opdrachten gedaan. Voor de uitvoer van de training is het volgende beschikbaar: - een draaiboek voor begeleiders - ondersteunende materialen voor begeleiders, zoals talentenkaartjes en kennismakingskaarten - een trainingsmap voor deelnemers - tekst voor werving Daarnaast kunnen externen na het volgen van de train-de-trainerscursus supervisie en terugkombijeenkomst(en) aanvragen.
Kosten – max 200 woorden
Wat zijn de kosten van de interventie? Benoem daarbij de personele (in aantallen uren) en de materiële
kosten.
Ureninzet
Werving: 3-4 uur
Intake: 1 uur per deelnemer, uitgaande van 12 deelnemers is dat 12 uur
Voorbereiding: 5 keer 1 uur
Uitvoering: 5 bijeenkomsten van 2 uur
Totaal: ca. 30 uur Materiaal
PR en communicatie 500,- per cursus
Trainingsmap 20,- per deelnemer; bij 12 deelnemers 240,- Locatie: huur n.t.b. Kosten deelnemers: Indien de training vanuit relevante financiers (WMO, ZVW, externe gelden (zoals bedrijven, hogescholen)) aangeboden wordt, dan kunnen deelnemers kosteloos deelnemen. Indien de training niet gefinancierd wordt dan dienen deelnemers een bedrag van 155 euro te betalen (dit is inclusief materiaal).
Training Meer Zelfvertrouwen 14
3. Onderbouwing
Probleem – max 400 woorden
Voor welk probleem of (mogelijk) risico is de interventie ontwikkeld? Omschrijf aard, ernst, spreiding en
gevolgen.
De training is ontwikkeld voor mensen die weinig zelfvertrouwen hebben. Onder het begrip zelfvertrouwen, maar ook zelfwaardering, wordt de subjectieve zelfevaluatie van een persoon verstaan; een evaluatie van zijn/haar waarde als persoon (Leary, Tambor, Terdal, & Downs, 1995; Orth & Robbin, 2014; Rosenberg, 1979). De mate van acceptatie van jezelf en het hebben van respect voor jezelf zijn hierbij kenmerkende aspecten (Ackerman et al., 2011). Als er gekeken wordt naar hoe zelfvertrouwen zich over het algemeen ontwikkelt, laten alle studies eenzelfde patroon zien (Orth, Robins, Meijer & Conger, 2016; Zelfvertrouwen is relatief hoog in de kindertijd, neemt af tijdens de vroege adolescentie en stijgt halverwege de adolescentie (16 jaar) tot en met de middelbare leeftijd met een piek rond de 50 tot 60 jaar. Hierna neemt het zelfvertrouwen weer af. Als er gekeken wordt naar gender, blijkt er wel een verschil in de mate van zelfvertrouwen; mannen rapporteren meer zelfvertrouwen dan vrouwen (Orth et al., 2016; Robins & Trzesniewski, 2005). Dit verschil ontstaat gedurende de adolescentie, houdt aan in de jonge volwassenheid en middelbare leeftijd en neemt pas weer af op oude leeftijd. Dezelfde leeftijd- en genderverschillen op zelfvertrouwen worden cross-cultureel waargenomen. De culturele verschillen die er zijn worden verklaard door onder andere de sociaal economische status (hoe hoger hoe meer zelfvertrouwen), sociaal-demografische kenmerken en de mate van gendergelijkheid (Orth et al., 2016; Twenge & Campbell, 2002). Literatuur toont verder aan dat zelfvertrouwen gezien kan worden als een relatief stabiele, maar geen onveranderlijke, persoonlijkheidstrek. Succes en faalervaringen die bij het leven horen zorgen niet voor continue fluctuaties op zelfvertrouwen (Orth & Robins, 2014). De gevolgen van een gebrek aan zelfvertrouwen is groot; het is een risicofactor voor een depressie (Orth et al., 2016; Sowislo & Orth, 2013), andere psychische problematiek en problematisch gedrag (Zeigler-Hill, 2011; Schmitz, Kugler, & Rollnik, 2003; Stice, 2002). Het bevolkingsonderzoek NEMESIS-2 (de Graaf, ten Have, & van Dorsselaer, 2010) toont aan dat in Nederland bijna 20 procent van de volwassenen (18-64 jaar) ooit in hun leven te maken krijgen met een depressie. Per jaar geldt dat voor ongeveer 5 procent van de volwassenen. Bij vrouwen komt een depressie bijna twee keer zoveel voor als bij mannen, respectievelijk een life time prevalentie van 24,3% en 13,1%. Deze prevalentiecijfers zijn redelijk stabiel in de Nederlandse samenleving (De Graaf, Ten Have, Tuithof, & Van Dorsselaer, 2012). Een gebrek aan zelfvertrouwen is daarnaast ook een risico factor die kan bijdragen aan eetstoornissen, met name boulimia nervosa (Brechan & Kwalem, 2015). Op basis van verschillende Europese studies wordt de life time prevalentie van boulimia nervosa geschat op 1-2% voor vrouwen en 0,1-0,5% voor mannen (Keski-Rakhonen & Mustelin, 2016; Raevuori, Keski-Rakhonen, & Hoek, 2014). Ten slotte is een gebrek aan zelfvertrouwen een voorspeller van terugval na behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen (Korrelboom et al., 2011). Verschillende studies tonen aan dat de mate van zelfvertrouwen een belangrijke voorspeller is voor, en geen gevolg is van, de mate van succes en welzijn op belangrijke levensdomeinen als werk, relaties, sociale steun en gezondheid (Marshall, Parker, Ciarrochi, & Heaven, 2013; Orth & Robins, 2014). Voldoende zelfvertrouwen leidt tot positieve emoties, een gevoel van veiligheid en controle en betere motivatie om doelen te behalen. Een gebrek aan zelfwaardering leidt tot negatieve gevoelens als gevoelens van waardeloosheid en schaamte, waardoor er een groter risico is op ervaren kwetsbaarheid voor sterfte, sociale afwijzing of om om te gaan met stressvolle gebeurtenissen in het leven (Crocker & Park, 2004; Guindon, 2002; Pyszczynski et al., 2004). Tevens loopt iemand met weinig zelfvertrouwen het risico eerder gepest te worden (Brewer & Kerslake, 2015; Van Geel et al., 2018).
Oorzaken – max 400 woorden
Welke factoren veroorzaken het probleem of (mogelijk) risico?
De aanzienlijke mate van cross-culturele overeenkomsten laten zien dat de mate van zelfvertrouwen voor een groot deel verklaard kan worden door universele mechanismen, zoals biologische factoren en sociaal culturele invloeden (Orth et al., 2016). Als er gekeken wordt naar de sociaal culturele invloeden, spelen een aantal factoren een rol. De belangrijkste invloeden zijn de ervaringen in de kindertijd en de opvoedingsstijl van de ouders (Feiring & Taska, 1996; Fennell, 1998). De mate van liefde, zorg, acceptatie en belangstelling van ouders tijdens de kindertijd en adolescentie spelen een zeer belangrijke rol bij het opbouwen van het
Training Meer Zelfvertrouwen 15
zelfvertrouwen van hun kind. Zij kunnen een kind onbewust beïnvloeden met hun eigen negatieve overtuigingen, problemen of ontevreden houding tegenover het leven. Het bekritiseren van het kind zelf (in plaats van het gedrag) kan zorgen dat deze de kritiek internaliseert en het zelfvertrouwen verliest (Harter, 1998). Daarnaast hebben fysiek en in het bijzonder seksueel misbruik door ouders schadelijke en blijvende gevolgen (Gilbert et al., 2009). Het cognitieve model van Fennell (1998) toont ook aan dat vooral negatieve ervaringen in de kindertijd de oorzaak zijn van het ontstaan van negatieve kernovertuigingen over zichzelf, waardoor een onrealistisch beeld ontstaat over zichzelf. Problemen worden geïnternaliseerd, disfunctionele assumpties ontstaan: negatieve, niet helpende opvattingen of normen over de eigen persoon, over anderen, de wereld en de toekomst. Zelfkritiek groeit vervolgens; in vergelijking met anderen worden tekortkomingen in fysieke kenmerken, prestaties en capaciteiten vaker benadrukt (Fennell, 2016; Moroz & Dunkley, 2015). Dit negatieve beeld over zichzelf heeft invloed op de manier hoe omgegaan wordt met situaties. Omstandigheden worden sneller als stressvol ervaren wat weer een negatieve invloed heeft op het zelfvertrouwen.
Op latere leeftijd wordt het zelfvertrouwen verder beïnvloed door de leefomgeving, denk hierbij aan leeftijdsgenoten en negatieve ervaringen op school en op het werk, zoals gepest worden (Brewer & Kerslake, 2015; Hawker & Boulton, 2000; Van Geel et al., 2018; Zimmerman, 1997). Het verlies van een goede gezondheid, het cognitieve functioneren en de sociaal economische status (onder andere het verlies van een baan, sociale contacten, financiële mogelijkheden) kunnen ook een gebrek aan zelfvertrouwen veroorzaken (Imaginário et al., 2018; Orth & Robins, 2014; ). Dit laatste verklaart waarom het zelfvertrouwen op oude leeftijd afneemt. Als er gekeken wordt naar het model van Fennell kunnen al deze omstandigheden beschouwd worden als incidenten die de negatieve kernovertuigingen activeren en bevestigen.
Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Aan te pakken factoren – max 200 woorden
(vroege) Ervaringen
Incidenten (stressvolle omstandigheden)
Negatieve kern overtuigingen
Disfunctionele assumpties
Activering negatieve kern overtuigingen
Negatief denken
Negatieve voorspellingen
Negatief gedragspatroon
Angst
Bevestiging negatieve kern overtuigingen
Negatief denken
Depressieve stemming
Zelfkritiek
Figuur 1 Een cognitief model voor laag zelfvertrouwen (Fennell, 1998)
Training Meer Zelfvertrouwen 16
Welke factoren pakt de interventie aan en welke onder 1.2 benoemde (sub)doelen horen daarbij?
De interventie focust zich op bijna alle elementen die in het model van Fennell worden benoemd, namelijk
het aanpakken van:
- de negatieve kernovertuigingen,
- disfunctionele assumpties,
- stressvolle omstandigheden,
- negatieve voorspellingen,
- negatieve gedragspatronen,
- zelfkritiek.
Door deze factoren aan te pakken worden de volgende subdoelen gerealiseerd:
1. Verminderen van ongunstig oordelen over de eigen persoon (onrealistisch zelfbeeld) 2. Vergroten van kennis over en toepassen van vaardigheden die zelfvertrouwen versterken a. bewustwording van lichaamshouding en de invloed daarvan op de eigen persoon en anderen
b. het toepassen van positieve zelfbekrachtiging c. het stellen van concrete en haalbare doelen d. het versterken van communicatieve vaardigheden
Het eerste subdoel hoort met name bij de eerste twee genoemde factoren. Het laatste subdoel hoort vooral bij de laatste vier factoren. Voor een overzicht van de genoemde factoren, de gebruikte aanpak en verantwoording, zie volgende paragraaf ‘Verantwoording’ Tabel 1.
Verantwoording – max 1000 woorden
Maak aannemelijk dat met deze aanpak ook daadwerkelijk de doelen bij deze doelgroep bereikt kunnen
worden.
Het doel van de training Meer Zelfvertrouwen is het vergroten van het zelfvertrouwen van de deelnemers, door hen te helpen een realistischer zelfbeeld te creëren en vaardigheden in te zetten die zelfwaardering bevorderen. Het preventieve einddoel is uiteindelijk om (een verergering van) psychische klachten te voorkomen en te verminderen. Voor het behalen van de genoemde (sub)doelen van de training, maakt de cursus in haar methodiek vooral gebruik van technieken uit de cognitieve en gedragstherapie, één van de best werkende, evidence based psychotherapieën (Dobson & Dozois, 2019), maar ook elementen uit de oplossingsgerichte therapie en lichaamsgerichte therapie. Door het toepassen van deze technieken worden verschillende eerder beschreven determinanten van zelfvertrouwen beïnvloed. De negatieve kernovertuigingen (onrealistisch zelfbeeld) van de deelnemers worden aangepakt en vervangen door meer positieve en realistische opvattingen over de eigen persoon. De deelnemers krijgen inzicht in onvoorwaardelijke zelfwaardering: accepteren van zowel hun sterke als zwakke kanten. De focus wordt hierbij vooral verlegd naar de kwaliteiten en het realistisch (positief) herformuleren van de negatieve kenmerken. Het verschuiven van de aandacht naar de positieve kant wordt versterkt door de dagelijkse oefening om minstens drie positieve ervaringen van die dag te noteren waarbij met name gekeken wordt naar het eigen handelen, attitude en toegepaste helpende en accepterende gedachten. Denkfouten over de eigen persoon, maar ook de disfunctionele assumpties worden middels de GGGG-methode, Rationeel Emotieve Therapie (RET), op realiteit getest (Ellis, 2001). Een gedragsexperiment wordt hierbij ingezet; bepaalde onzekerheden worden in de praktijk getoetst door bijvoorbeeld te vragen aan personen in de eigen omgeving hoe hij/zij over hem/haar denkt. Daarnaast worden deelnemers uitgedaagd om hun niet-realistische gedachten en negatieve denkpatronen te doorbreken en te vervangen door positieve zelfinstructies en realistische helpende gedachten. Hierbij wordt tevens gekeken hoe je milder naar jezelf kunt kijken door negatieve gedachten over jezelf te begrijpen en/of te accepteren. Hierdoor groeit zelf-compassie wat een positief uitwerking heeft op de negatieve effecten van weinig zelfvertrouwen (Marshall et al., 2015). Door het vergroten van de communicatieve vaardigheden en bewustwording van de lichaamshouding, krijgen deelnemers handvatten aangereikt om zich zelfverzekerder te voelen in voor hun lastige situaties. Op deze manier kunnen stressvolle omstandigheden minder snel leiden tot het activeren van de negatieve kern overtuigingen. Het zelfvertrouwen van een persoon wordt verder deels gevormd door ideeën van de persoon over wat ze moeten doen of hoe ze moeten zijn om een waardig persoon te zijn (Dykman, 1998). Zelfvertrouwen is hierdoor gekoppeld aan het succesvol behalen van bepaalde doelen die een persoon zichzelf stelt.
Training Meer Zelfvertrouwen 17
Deelnemers leren concrete en haalbare doelen voor zichzelf te formuleren. Wanneer deze doelen behaald worden kan dit sterk motiverend werken en een positieve invloed uitoefenen op hun zelfvertrouwen (Crocker & Wolfe, 2001; Wolfe & Crocker, 2003). De focus bij het werken aan doelen ligt niet op het probleem, maar juist op de mogelijke oplossingen. Er wordt vooral aandacht besteed aan wat haalbaar is en wat binnen iemands vermogen ligt; waar men invloed op heeft. Hierdoor wordt er meer regie ervaren, dit werkt autonomieversterkend. Deze uitgangspunten komen uit de oplossingsgerichte therapie. Meerdere studies tonen positieve effecten voor deze therapievorm (Bartelink, 2013). Het gebruik van cognitieve gedragstechnieken bij het aanpakken van te weinig zelfvertrouwen is onderzocht op effectiviteit. In de uitwerking van de verschillende interventies liggen accent verschillen, waarbij sommige methoden zich meer richten op het veranderen van disfunctionele cognities (Fennel, 1997). Andere interventies stimuleren deelnemers juist meer om de gedragingen die hun zelfvertrouwen vergroten toe te passen in de praktijk (Tarrier, 2001). Weer andere methoden leggen de meeste nadruk op het ervaren van positieve zelfinstructies (Korrelboom et al., 2009a; 2009b). Over het algemeen laten de verschillende methoden allen positieve effecten zien op het niveau van zelfvertrouwen van de deelnemers (Korrelboom et al., 2011; McManus et al., 2009). Voor een overzicht van de gestelde doelen, bijbehorende aanpak en verantwoording kan Tabel 1 geraadpleegd worden. Tabel 1
Factoren, methoden en verantwoording
Factoren Sub-
doelen*
Onderbouwing Aanpak / onderdeel training
Negatieve
kernovertuigingen
1
2b
CGT: educatie,
RET, cognitieve
herstructurering,
gedragsexperiment;
Psycho-educatie
Bijeenkomst 1:
- theorie ‘zelfvertrouwen en geen geloof in eigen kunnen’
- oefeningen: ‘Min-nul-plus-spel’ en ‘Zelfbeeldinventaris’
- huiswerk**: ‘Zelfbeeldinventaris’ (feedback vragen
omgeving) en ‘Drie positieve dingen per dag’
(laatstgenoemde is een doorlopende oefening tot en met
het einde training)
Bijeenkomst 2:
- oefeningen: ‘Voorwaardelijke zelfwaardering’ en
‘Denkfouten’
- huiswerk**: ‘Goede kanten onderstrepen’
Bijeenkomst 3, oefeningen: ‘Pepzinnen’ en ‘Nuanceren zelfbeeld’
Bijeenkomst 5, theorie: ‘Samenvatting’ en ‘Praktische tips’
Disfunctionele
assumpties
1
2b
CGT: educatie,
RET, cognitieve
herstructurering,
gedragsexperiment;
Psycho-educatie
Bijeenkomst 1, oefening: ‘Min-nul-plus-spel’
Bijeenkomst 2:
- oefeningen: ‘Voorwaardelijke zelfwaardering’ en
‘Denkfouten’
- huiswerk**: ‘Goede kanten onderstrepen’
Bijeenkomst 3, oefeningen: “Pepzinnen’ en ‘Nuanceren zelfbeeld’
Bijeenkomst 4:
- theorie: ‘Normen’
- oefeningen: ‘Je eigen normen’
Bijeenkomst 5, theorie: ‘Samenvatting’ en ‘Praktische tips’
Stressvolle
omstandigheden
1 2a t/m d
CGT: educatie, RET, cognitieve herstructurering, gedragsexperiment; Psycho-educatie; Oplossingsgerichte therapie; Lichaamsgerichte therapie
Bijeenkomst 1:
- oefening: ‘Aarden en ademhaling’
- huiswerk**: ‘Drie positieve dingen per dag’
Bijeenkomst 2, onderdelen:
- theorie: ‘Doelen stellen’, ‘ Valkuilen’
- oefeningen: ‘Denkfouten’, ‘Lichaamshouding & mimiek’ en
‘Actielijst’
Bijeenkomst 3, oefeningen: ‘Pepzinnen’, ‘Doelen kiezen,
subdoelen maken’ en ‘SMART plan’
Bijeenkomst 4:
- theorie: ‘Communicatie’ en Normen’
- oefeningen: ‘Bespreken en bijstellen SMART plan’ (wordt
Training Meer Zelfvertrouwen 18
herhaald in bijeenkomst 5), ‘Carrouselspel’ en ‘Je eigen
normen’
Bijeenkomst 5:
- theorie: ‘Samenvatting’ en ‘Praktische tips’
- oefeningen: ‘Progressieve spierrelaxatieoefening’
Negatieve
voorspellingen
Negatieve
gedragspatronen
Zelfkritiek
1
2a t/m d
CGT: educatie,
RET, cognitieve
herstructurering,
gedragsexperiment;
Psycho-educatie
Bijeenkomst 1, oefeningen: ‘Stel dat…’,’Zelfbeeldinventaris’ en
‘Min-nul-plus-spel’
Bijeenkomst 2:
- theorie: ‘Doelen stellen’, ‘Valkuilen’
- oefeningen: ‘Voorwaardelijke zelfwaardering’,
‘Denkfouten’, ‘Lichaamshouding & mimiek’ en ‘Actielijst’
- huiswerk**: ‘Goede kanten onderstrepen’
Bijeenkomst 3, oefeningen: ‘Pepzinnen’, ‘Nuanceren zelfbeeld’,
‘Doelen kiezen, subdoelen maken’ en ‘SMART plan’
Bijeenkomst 4:
- theorie: ‘Communicatie’ en Normen’
- oefeningen: ‘Bespreken en bijstellen SMART plan’ (wordt
herhaald in bijeenkomst 5), ‘Carrouselspel’ en ‘Je eigen
normen’
Bijeenkomst 5, theorie: ‘Samenvatting’ en ‘Praktische tips’
* zie vorige paragraaf ‘Aan te pakken factoren’ voor subdoelen **genoemde onderdelen van de bijeenkomsten komen standaard terug in het huiswerk, enkel nieuwe opdrachten worden hier weergegeven
Training Meer Zelfvertrouwen 19
4. Onderzoek
4.1 Onderzoek naar de uitvoering – max 600 woorden
Wat is op basis van het beschikbare onderzoek bekend over de uitvoering van de interventie?
Beschrijf kort welke onderzoeken zijn gedaan en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij het indienen
van het werkblad de volledige publicatie van ieder genoemd onderzoek mee.
Beschrijf per onderzoek:
a) De titel, auteurs, organisatie en jaar van uitgave (indien gepubliceerd)
b) Het type onderzoek, de onderzoeksmethode en de omvang van het onderzoek
c) Een samenvatting van de meest relevante uitkomsten met betrekking tot inzicht in de mate waarin
activiteiten zijn uitgevoerd volgens plan, het bereik van de interventie, de waardering en ervaring van
de uitvoerders en doelgroep, succes- en faalfactoren, en -indien beschikbaar- de uitvoerbaarheid, de
randvoorwaarden en de omgevingsvariabelen.
a) Geen publicatie. Onderstaande gegevens betreft de periode 2014-2018 (Indigo Rijnmond, 2019) b) Dit betreft een tevredenheidsonderzoek en een procesevaluatie. Aan het eind van de laatste bijeenkomst van de training Meer Zelfvertrouwen wordt een tevredenheidslijst afgenomen. Deze lijst bevat 14 stellingen om de tevredenheid van de deelnemer over verschillende aspecten van de training te meten, o.a. de sfeer, de trainer(s) (deskundigheid, begeleiding, mate van respect) en inhoud van de training (interessant, nuttig, begrijpelijkheid, etc.). Daarnaast wordt om een totaalcijfer gevraagd en is een open vraag geïncludeerd waar participanten gevraagd worden hun suggesties, opmerkingen en toelichtingen te noteren. Deze gegevens zijn geanalyseerd en het proces is geëvalueerd. c) De training Meer Zelfvertrouwen wordt meerdere malen gepland en uitgevoerd in een jaar, afhankelijk van de financiering, focusgebieden en aanvragen. Daarnaast is de uiteindelijke groepsgrootte van belang om de training door te kunnen laten gaan. Als er gekeken wordt naar de periode van 2014-2018 hebben 143 deelnemers in Rijnmond deelgenomen en een vragenlijst naar tevredenheid ingevuld. Dit zijn zo’n drie trainingen per jaar met een bereik van ongeveer dertig participanten. Het betreft 41 (29 %) mannen en 100 (71%) vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 39 jaar met een range van 20 tot 72 jaar. Een derde (33%) van de respondenten heeft als hoogste opleiding basisschool of mavo/mulo. Van de respondenten heeft 15% een hbo of universitaire opleiding. De meerderheid van de respondenten (75%) zijn in Nederland geboren, daarnaast komen de respondenten uit veel verschillende landen, waarbij Turkije (4%) en Suriname (4%) de grootste groepen zijn. Van 142 respondenten is een rapportcijfer bekend (op een schaal van 0-10). Het gemiddelde rapportcijfer is een 8.0, met een range van 5 tot 10. Van de respondenten geeft een persoon (0,7%) een onvoldoende. Al met al kan geconcludeerd worden dat deelnemers zeer tevreden zijn en de training Meer Zelfvertrouwen op bijna alle aspecten een positieve beoordeling geeft. Het proces is geëvalueerd op o.a. de succes- en faalfactoren van de interventie. Succesfactoren zijn:
laagdrempelige uitvoer zonder GGZ etiket;
snelle uitvoer: in vijf wekelijkse bijeenkomsten leren de deelnemers de vaardigheden;
de training bestaat uit psycho-educatie en uit het oefenen van vaardigheden. De training biedt niet alleen informatie over zelfvertrouwen, maar ook over vaardigheden die de mate van zelfvertrouwen ondersteunen, zoals inzicht in zelfbeeld, negatieve/irreële gedachten uitdagen, aandacht voor realistische, positieve gedachten en positieve zelfinstructies, communicatievaardigheden, werken aan doelen en lichaamstaal.
groepswerking: deelnemers voelen zich door elkaar gemotiveerd en gesteund, ervaren (h)erkenning, gevoel van saamhorigheid (er niet alleen voor te staan);
deskundige trainer die beschikt over competenties om groepen succesvol te begeleiden.
Training Meer Zelfvertrouwen 20
Faalfactoren kunnen zijn dat deelnemers te veel spanning ervaren om in een groep te kunnen functioneren en daardoor uitvallen. Daarnaast komt het wel eens voor dat de training gecanceld of verschoven moet worden wegens te weinig aanmeldingen. Wat daarnaast een belemmering zou kunnen zijn voor een goede uitvoer van de interventie is het niet voldoen aan de randvoorwaarden. Hierbij kun je denken aan de planning, afstemming en faciliteiten (bijvoorbeeld de cursusruimte: gehorigheid, dubbele of een verkeerde reservering). Ook kan hierbij gedacht worden aan een trainer die uitvalt en er geen geschikte vervanger inzetbaar is. Ten slotte zou een onbekwame trainer als grootste faalfactor gezien kunnen worden. Als een trainer niet goed is opgeleid, niet voldoet aan de benodigde competenties om deze groepsinterventie te kunnen geven dan heeft dat invloed op de kwaliteit van de training. Zie het document ‘Procesevaluatie Training Meer Zelfvertrouwen’ voor een uitgebreide beschrijving van de voorbereiding ten behoeve van de uitvoering, het proces van uitvoering, resultaten en succes- en faalfactoren.
4.2 Onderzoek naar de behaalde effecten – max 600 woorden
Wat is op basis van het beschikbare onderzoek bekend over de behaalde effecten met de interventie?
Beschrijf kort welke onderzoeken zijn gedaan en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij het indienen
van het werkblad de volledige publicatie van iedere genoemde studie mee.
Beschrijf per onderzoek:
a) De titel, auteurs, organisatie en jaar van uitgave
b) Het type onderzoek, de meetinstrumenten en de omvang van het onderzoek
c) Een samenvatting van de meest relevante uitkomsten met betrekking tot het bereik van de interventie,
de gevonden effecten en -indien beschikbaar- de door de doelgroep ervaren effectiviteit en de mate
waarin de veronderstelde werkzame elementen daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
a) Geen publicatie. Onderstaande gegevens betreft de periode 2014-2018 (Indigo Rijnmond, 2019) b) De effectiviteit van de training Meer Zelfvertrouwen wordt gemeten met de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS), deze lijst meet sociale angst. De score loopt van 20 tot 100. Een hogere score is een minder gunstige score. In de eerste en laatste bijeenkomst worden deelnemers verzocht de lijst in te vullen. Dit is op vrijwillige basis, wel of niet invullen heeft geen consequenties voor deelname. c) Jaarlijks worden de effecten van de training onderzocht door een interne onderzoeker. Als er wordt gekeken naar de afgelopen periode, van 2014 tot en met 2018 dan kan er geconcludeerd worden dat er een positief resultaat is; de gemiddelde score voor angst daalt van 56,9 (N=174) bij de start naar gemiddeld 48,8 (N=137) na afloop van de training. Dit resultaat is significant op 5% niveau, het lijkt erop dat de training een positief effect heeft op het zelfvertrouwen en op de sociale angst van de respondenten.
Training Meer Zelfvertrouwen 21
5. Samenvatting Werkzame elementen
Wat zijn de werkzame elementen van deze interventie waardoor de gestelde doelen bij de doelgroep
gerealiseerd worden? Geef een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste werkzame elementen van de
interventie. Denk daarbij aan inhoudelijke en praktische elementen.
Max 250 woorden
Het doel van de training Meer Zelfvertrouwen is het vergroten van het zelfvertrouwen van de deelnemers, door hen te helpen een realistischer zelfbeeld te creëren en vaardigheden in te zetten die zelfwaardering bevorderen.
Inhoudelijke elementen:
- Inzicht oefeningen: Het vergroten van inzicht in de subjectieve beoordeling van zichzelf als persoon
en het effect hiervan door onder andere de zelfbeeldinventaris en het minnulplusspel.
- CGT: Negatieve, irreële gedachten over zichzelf uitdagen en vervangen door realistische gedachten
door onder andere de oefening nuanceren, onvoorwaardelijke zelfwaardering (zelfcompassie) en
normen.
- Focusverschuiving: Aandacht vergroten en verschuiven naar positiviteit door de vorige elementen en
oefeningen als positieve zelfinstructies en het bijhouden van drie positieve dingen per dag (positief
dagboek).
- Kennis en vaardigheden: Kennis vergroten over aspecten die een rol spelen bij zelfvertrouwen en
verschillende vaardigheden die zelfvertrouwen versterken, zoals lichaamshouding, positieve
zelfbekrachtiging, het stellen van concrete, haalbare doelen (actieplan) en
communicatievaardigheden.
- Huiswerkopdrachten: Vaardigheden eigen maken door het stapsgewijs toe te passen in de eigen
context .
- Groep: Kennis vergroten en ondersteund/gemotiveerd voelen door uitwisseling van ervaringen en
(huiswerk)opdrachten met mededeelnemers.
- Begeleiding: Deskundige GGZ trainers die naast kennis en kunde zorgdragen voor een veilige sfeer
en over een positieve, oplossingsgerichte grondhouding beschikken.
Praktische elementen:
- gebruik van schriftelijk materiaal;
- kortdurende interventie zonder GGZ etiket, daardoor laagdrempelig;
- organisatorische en contextuele randvoorwaarden: werving, planning, coördinatie, afgesloten
groepsruimte met de benodigde faciliteiten en indien relevant een goede afstemming/samenwerking
met de locatie.
Training Meer Zelfvertrouwen 22
6. Aangehaalde literatuur
Maak een alfabetische lijst van alle in deze beschrijving aangehaalde literatuur en gebruik hiervoor de APA-
normen (variant met kleine letters, zie aanwijzingen in de handleiding).
Ackerman, R. A., Witt, E. A., Donnellan, M. B., Trzesniewski, K. H., Robins, R. W., & Kashy, D. A. (2011). What does the Narcissistic Personality Inventory really measure? Assessment, 18, 67-87.
Bartelink, C. (2013). Wat werkt: Oplossingsgerichte therapie? Geraadpleegd van:
http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/(311053)-nji-dossierDownloads-Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf
Baumeister, R. F., Campbell, J. D., Krueger, J. I., Vohs, K. D. (2003). Does high self-esteem cause better
performance, interpersonal success, happiness, or healthier lifestyles? Psychological Science In The Public Interest, 4, 1-44.
Brechan, I., & Kwalem, I. L. (2015). Relationship between body dissatisfaction and disordered eating:
mediating role of self-esteem en depression. Eating Disorders, 17, 49-58. Brewer, G., & Kerslake, J. (2015). Cyberbullying, self-esteem, empathy and loneliness. Computers in Human
Behavior, 48, 255-260. Crocker, J., & Park, L. E. (2004). The costly pursuit of self-esteem. Psychological Bulletin, 130, 392–414 Crocker, J., & Wolfe, C. T. (2001). Contingencies of self-worth. Psychological Review, 108, 593–623. De Graaf, R., Ten Have, M., Tuithof, M., & Van Dorsselaer, S. (2012). Incidentie van psychische
aandoeningen. Opzet en eerste resultaten van de tweede meting van de studie NEMESIS-2. Geraadpleegd van https://www.trimbos.nl/aanbod/webwinkel/product/af1184-incidentie-van-psychische-aandoeningen
De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse
bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Geraadpleegd van https://www.trimbos.nl/docs/491f70c6-2cb2-4ca2-b902-a205fa0e1784.pdf
Dingemans, A. E., Bruna, M. J., & Van Furth, E. F. (2002). Binge eating disorder: a review. International
Journal of Obesity, 26, 299–307. Dobson, K. S., & Dozois, D. J. A. (2019). Handbook of cognitive behavioral therapies. New York, the United
States of America: The Guilford Press. DuBois, D. L., & Flay, B. R. (2004). The healthy pursuit of self-esteem: Comment on and alternative to the
Crocker and Park (2004) formulation. Psychological Bulletin, 130, 415–420. Dykman, B. M. (1998). Integrating cognitive and motivational factors in depression: Initial tests of a goal-
orientation approach. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 139–158. Ellis, A. (2001). Overcoming destructive beliefs, feelings, and behaviors: New directions for rational emotive
behavior Therapy. Promotheus Books. Feiring, C., & Taska, L.S. (1996). Family selfconcept: ideas on its meaning. In B. Braken (ed.) Handbook of
Self-concept. New York: Wiley. Fennell, M. J. V. (1997). Low self-esteem: a cognitive perspective. Behavioural and Cognitive
Psychotherapy, 25, 1–25. Fennell, M. J. V. (1998). Cognitive therapy in the treatment of low self-esteem. Advances in Psychiatric
Treatment, 4, 296-304. Fennell, M. (2016). Overcoming low-self-esteem: A self-help guide using cognitive behavioral techniques.
Hachette UK.
Training Meer Zelfvertrouwen 23
Gailliot, M. T., & Baumeister, R. F. (2007). Self-esteem, belongingness, and worldview validation: Does
belongingness exert a unique influence upon self-esteem? Journal of Research in Personality, 41, 327-345.
Gilbert, R. Spatz Widom, K., Browne, K., Fergusson, D., Webb, E., & Janson, S. (2009). Burden and
consequences of child maltreatment in high-income countries. Lancet, 373, 68-81. Greenberg, J., Pyszczynski, T., & Solomon, S. (1986). The causes and consequences of a need for self-
esteem: A terror management theory. In R. F. Baumeister (Ed.), Public self and private self (pp. 189–212). New York, NY: Springer-Verlag.
Greenberg, J., Solomon, S., Pyszczynski, T., Rosenblatt A., et al. (1992). Assessing the terror management
analysis of self-esteem: Converging evidence of an anxiety-buffering function. Journal of Personality and Social Psychology, 63, 913-922.
Guindon, M. H. (2002). Toward accountability in the use of the self-esteem construct. Journal of Counseling
& Development, 80, 204-214 Harter, S. (1998). The development of self representations. In W. Damon and N. Eisenberg (eds). Handbook
of Child Psychology, Vol. 3, Social, Emotional and Personality Development, 5th ed. New York: Wiley Hawker, D.S., & Boulton, M.J. (2000). Twenty years research on peer victimization and psychosocial
maladjustment: a meta-analytic review of cross-sectional studies’, Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 41, 441–55
Huang, C. (2010). Mean-level change in self-esteem from childhood through adulthood: Meta-analysis of
longitudinal studies. Review of General Psychology, 14, 251–260. Imaginário, C., Rocha, M., Machado, P. P., Antunes, C., & Marins, T. (2018). The link between cognitive
state and general self-esteem among institutionalized elderly persons: can health condition serve as a mediating factor?. Revista Brasileira de GEriatria e Gerontologia, 21(4), 456-463.
Keski-Rahkonen, A., & Mustelin, L. (2016). Epidemiology of eating disorders in Europe: Prevalence,
incidence, comorbidity, course, consequences, and risk factors. Current Opinion in Psychiatry, 29(6), 340-345
Korrelboom, C. W., De Jong, M., Huijbrechts, I., & Daansen, P. (2009a). Competitive Memory Training
(COMET) for treating low self-esteem in patients with eating disorders: a randomized clinical trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 77, 974–980.
Korrelboom, C. W., Van der Weele, K., Gjaltema, M., & Hoogstraten, C. (2009b). Competitive memory
training (COMET) for treating low self-esteem: a pilot study in a routine clinical setting. The Behavior Therapist, 32, 3–8.
Korrelboom, K., Marissen, M., & Van Assendelft, T. (2011). Competitive Memory Training (COMET) for low
self-esteem in patients with personality disorders: A randomized effectiveness study. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 39, 1–19
Leary, M. R. (1999). Making sense of self-esteem. Current Directions in Psychological Science, 8 , 32–35 Leary, M. R., Tambor, E. S., Terdal, S. K., & Downs, D. L. (1995). Self esteem as an interpersonal monitor:
The sociometer hypothesis. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 518-530. Marshall, S. L., Parker, P. D., Ciarrochi, J., & Heaven, P. C. L. (2013). Is self-esteem a cause or
consequence of social support? A 4-year longitudinal study. Child Development, 0, 1-17. Marshall, S. L., Parker, P. D., Ciarrochi, J. Sahdra, B., Jackson, C. J., & Heaven, P. C. L. (2015). Self-
compassion protects against the negative effects of low self-esteem: a longitudinal study in a large adolescent sample. Personality and Individual Differences, 74, 116-121.
Training Meer Zelfvertrouwen 24
McManus, F., Waite, P., & Shafran, R. (2009). Cognitive-behavior therapy for low self-esteem. Cognitive and Behavioral Practice, 16, 266–275
Moroz, M., & Dunkley, D. M. (2015). Self-critical perfectionism and depressive symptoms: Low self-esteem
and experiential avoidance as mediators. Personality and Individual Differences, 87, 174-179. O’Connor, B. P., & Vallerand, R. J. (1998). Psychosocial adjustment variables as predictors of mortality
among nursing home residents. Psychology and Aging, 13, 368–374. Orth, U., & Robins, R.W. (2014). The development of self-esteem. Current Directions in Psychological
Science, 23(5), 381-387. Orth, U., Robins, R. W., Meier, L. L., & Conger, R. D. (2016). Refining the vulnerability model of low self-
esteem and depression: Disentangling the effects of genuine self-esteem and narcissism. Journal of Personality and Social Psychology, 110(1), 133-149.
Pyszczynski, T., Greenberg, J., Solomon, S., Arndt, J., & Schimel, J. (2004). Why do people need self-
esteem? A theoretical and empirical review. Psychological Bulletin, 130, 435–468. Raevuori A., Keski-Rakhonen A., & Hoek H.W. (2014). A review of eating-disorders in males. Current
Opinion in Psychiatry, 27(6), 426-430. Robins, R. W., & Trzesniewski, K.H. (2005). Self-esteem development across the lifespan. Current
Directions In Psychological Science, 14, 158-162. Rosenberg, M. (1979). Conceiving the Self. New York: Basic Books. Schmitz, N., Kugler, & Rollnik, J. (2003). On the relation between neuroticism, self-esteem, and depression:
results from the National Comorbidity Survey. Comprehensive Psychiatry, 44, 169–176. Solomon, S., Greenberg, J., & Pyszczynski, T. (1991). A terror management theory of social behavior: The
psychological functions of self-esteem and cultural worldviews. Advances in Experimental Social Psychology, 24, 93–159.
Sowislo, J. F., & Orth, U. (2013). Does low self-esteem predict depression and anxiety? A meta-analysis of
longitudinal studies. Psychological Bulletin, 139 (1), 213-240. Stice, E. (2002). Risk and maintenance factors for eating pathology: a meta-analytic review. Psychological
Bulletin, 128, 825–848. Tarrier, N. (2001). The use of coping strategies and self-regulation in the treatment of psychosis. In A.
Morrison (Ed.), Casebook of Cognitive Therapy for Psychosis. London: Routledge. Twenge, J. M., & Campbell, W. K. (2002). Self-esteem and socioeconomic status: A meta-analytic review.
Personality and Social Psychologu Review, 6, 59-71. Van Geel, M., Goemans, A., Zwaanswijk, W., Gini, G., & Vedder, P. (2018). Does peer victimization predict
low self-esteem, or does low self-esteem predict peer victimization? Meta-analysis on longitudinal studies. Developmental Review, 49, 31-40.
Van Son, G. E., Van Hoeken, D., Bartelds, A. I. M., Van Furth, E. F., & Hoek, H. W. (2006). Time trends in
the incidence of eating disorders: A primary care study in the Netherlands. International Journal of Eating Disorders, 39, 565-569
Verschueren, K., Buyck, P., & Marcoen, A. (2001). Self-representations and socioemotional competence in
young children: A 3-year longitudinal study. Developmental Psychology, 37, 126–134. Wolfe, C. T., & Crocker, J. (2003). What does the self want? Contingencies of self-worth and goals. In S.J.
Spencer, S. Fein, M.P. Zanna, & J.M. Olson (Eds.), The Ontario Symposium: Vol. 9. Motivated social perception (147–170). Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Training Meer Zelfvertrouwen 25
Zimmerman, M., Copeland, L., Shope, J., & Dielman, T. (1997). A longitudinal study of selfesteem:
implications for adolescent development. Journal of Youth and Adolescence, 26, 117–42.
Zeigler-Hill, V. (2011). The connection between low self-esteem and psychopathology. Journal of
Contemporary Psychotherapy, 41(3), 157-164.
Training Meer Zelfvertrouwen 26
7. Praktijkvoorbeeld
Beschrijf, indien beschikbaar, in max. 600 woorden een praktijkvoorbeeld van de uitvoering van de
interventie: hoe was de situatie voor, tijdens en na de interventie?
Mijn naam is Thom, ik ben student en ben 21 jaar. Op advies van de studentenpsycholoog heb ik
deelgenomen aan de training Meer Zelfvertrouwen. Ik zag het eerst niet zitten om in een groep te gaan
praten over onzekerheden, maar wilde toch graag werken aan mijn gepieker en bewijsdrang. Ik merkte
namelijk dat ik enorm aan mezelf twijfelde, mezelf vergeleek met anderen, mezelf niet goed genoeg vond,
niet tevreden en regelmatig somber was. Ik had ook besloten, als ik de training maar niks vind, dan heb ik
het in ieder geval geprobeerd.
De training vond plaats op de Hogeschool, elf andere studenten namen deel en kwamen allemaal uit
verschillende studies en studiejaren. Het viel me op dat ik de enige man was. De trainer vroeg nog tijdens
het kennismakingsrondje wat ik hiervan vond, maar ik vond het eigenlijk geen probleem. Ben wel gewend
één van de weinige mannen te zijn in groepen, maar had hier niet verwacht de enige te zijn. Wat me opviel
was dat iedereen vanaf het begin af aan al redelijk open was over hun situatie, ik herkende me in de meeste
verhalen, dat voelde wel goed. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Oh, ik zit in ieder geval in de juiste groep’. Het
stelde me gerust niet de enige te zijn met dit probleem. Ik voelde me gemotiveerd om zelf open te zijn over
mijn situatie, juist omdat de anderen dat ook deden. Wat ik verder erg prettig vond was dat we al vanaf de 1e
bijeenkomst veel oefeningen en opdrachten deden. Gelukkig was het dus niet alleen maar praten over, maar
gingen we ook echt actief aan de slag. Het minnulplusspel was voor mij een behoorlijke eye-opener, het gaf
mij veel inzicht, ook in het feit dat de hele groep zo streng is naar zichzelf en dat het gewoon niks oplevert, je
kwam letterlijk geen stap vooruit. Ik kwam niet altijd toe aan alle huiswerkopdrachten, niet alles sprak mij
evenveel aan. De oefeningen over zelfbeeld en kritisch hiernaar kijken en ook die ene oefening over welke
eisen je aan jezelf stelt, welke nadelen hieraan kleven en vervolgens bijstellen, waren voor mij een hele fijne
opdrachten. Verder vond ik de uitwisseling in de groep erg nuttig. Iedereen had respect voor elkaar en de
feedback op elkaar was leerzaam. Zo ook van de begeleider, heb het gevoel gehad dat alles oké was, ook
als ik soms iets niet had gemaakt. Je werd geaccepteerd en dat gaf een heel goed gevoel. Dit stimuleerde
om met volle aandacht aan de slag te gaan met de punten die voor mij relevant waren.
Ik merkte dat ik altijd zin had om naar de training te gaan en dat ik erg blij de training weer verliet. Het was
fijn om met een actieve, positieve én gezellige groep concreet aan jezelf te werken. Ik heb zelfs contacten
overgehouden, als we afspreken dan doen we standaard het positieve rondje! Het stappenplan en het
werkboek zelf zijn herinneringen voor mij om blijvend aan dit onderwerp te werken. Mijn doel om meer
tevreden te zijn en mezelf oké vinden is voor een groot deel geslaagd. Ik ben er misschien nog niet, maar
ben al tevreden met de stappen die ik heb gemaakt. De trainer gaf nog als tip om elke maand te reflecteren
en evalueren. Dat doe ik nog steeds. Naast dat ik afspreek met twee meiden uit mijn groep, helpen het
stappenplan en gewoon het zien van het werkboek hierbij.