wijsgerig misverstand. het probleem van het idealisme

26
deventer universitaire pers WIJSGERIG MISVERSTAND HET PROBLEEM VAN HET IDEALISME Wetenschapsfilosofische opstellen van Plato tot Popper BROER JANSMA LAUNIANA MAIORA II

Upload: martien-yland

Post on 09-Mar-2016

219 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Wetenschapsfilosofische opstellen van Plato tot Popper

TRANSCRIPT

Page 1: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

deventer universitaire pers

WIJSGERIG MISVERSTAND HET PROBLEEM VAN HET IDEALISME

Wetenschapsfilosofische opstellen van Plato tot Popper

BROER JANSMA

LA

UN

IAN

A M

AIO

RA

II

Page 2: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 3: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 4: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 5: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

launiana maiora ii

wijsgerig misverstandhet probleem van het idealisme

Page 6: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 7: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

WIJSGERIG MISVERSTAND HET PROBLEEM VAN HET IDEALISME

Wetenschapsfilosofische opstellen van Plato tot Popper

BROER JANSMA

Uit zijn nalatenschap uitgegeven door

Jeroen en Sybrand Buve

deventeruniversitaire pers

MMX

Page 8: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

LAUNIANA MAIORA

Wijsgerige Essays uitgegeven onder auspiciën van het Rudolf von Laun Instituut voor Toegepaste Metafysica, onderzoekscentrum

van de Geert Grote Universiteit te Deventer

Eerder verschenen in deze reeks:I

J.D.J. Buve,Metafysisch Manifest: Nieuw Zicht op Wetenschap, Godsdienst

en Moraal

Verkrijgbaar bij een select aantal boekhandels of rechtsreeks via onze website: www.deventeruniversitairepers.nl

Page 9: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

INHOUD

VOORWOORD 7

INLEIDING 9

I DE ANTIEKE SKEPSIS 13

1. Over de Waarneming 152. Over de Rede 18

3. De Pragmatische Uitweg 19

II THEORIA VISIONIS ANTIQUA 25

1. Galenus over het Zien 262. De Geometrische Opvatting 283. De Samenvallende Stralen 30

III ALHAZEN 33

1. Het Einde der Emissieleer 332. Over de Projectie 35

3. De Horror Inversionis 37

IV DE SPECIESLEER 411. Over Causaliteit 42

2. Idealisme en Skepsis 463. Over de Relatie 51

V THEORIA VISIONIS NOVA 57

VI DE HERLEVING VAN HET IDEALISME 65

1. Camera Obscura en Species Visibilis 662. Descartes´ Terugval 70

Page 10: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

VII BERKELEY 75

1. Berkeley´s Nominalisme 752. Zijn is Waargenomen Worden 79

3. Het Godsbewijs 82

VIIIEPILOOG 87

BIJLAGE IBEZWAREN TEGEN POPPERS WETENSCHAPSLEER 91

Over Kenleer 912. Over Falsificatie en Verificatie 99

BIJLAGE IIDE UTOPIA ALS VOORBEELD 105

1. De Nobele Wilden van de Nieuwe Wereld 1052. Het Eiland Utopia 109

3. De Utopia als Literatuur 1134. De Utopia als Politiek Program 116 5. Het Experiment van Santa Fe 116

BIJLAGE IIISCHOPENHAUER, POPPER EN KAREL VAN HET REVE 123

1. Over Schopenhauer 1232. Over Popper 131

BIJLAGE IVNABOKOV OVER CERVANTES 137

INDEX 151

COLOFON 159

Page 11: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

7

VOORWOORD

Gepassioneerd door de filosofie maar bovenal een geleerde in hart en ziel, ondergedoken in Spaanse archieven, op

het spoor van wetenschapsfilosofische ontdekkingen en onon-derbroken literair-historisch geïnteresseerd — dat was Broer Jansma bij leven. Een paar pareltjes uit zijn nalatenschap heb-ben ons bereikt. Naast niet eerder gepubliceerd materiaal bevat Launiana Maiora II enkele opstellen die bewerkingen zijn van eerdere publicaties in Hollands Maandblad: ‘Enige bezwaren te-gen Poppers wetenschapsleer’ (1983), ‘De Utopia als voorbeeld’ (1987), alsmede ‘Nabokov over Cervantes´ (1989).

Kritische geesten zullen van deze sterk geformuleerde en zorg-vuldig geanalyseerde kernproblemen in filosofie en wetenschap onder de indruk raken. Het is niet alleen de originaliteit van zijn benadering, die boeit. Het is vooral het indrukwekkende over-zicht over de materie, dat zich aan ons opdringt en het verhel-derende inzicht in haar geschiedenis, dat de lezer bij zal blijven. Daarom denken wij dat de woorden van Broer Jansma ook op zijn nalatenschap van toepassing zijn: ‘Sterfgevallen zijn triest, maar de bijkomstigheid van het erven verzacht ons leed.’

Deventer, 7 mei 2010Jeroen en Sybrand Buve

Page 12: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

wijsgerig misverstand

Page 13: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

9

INLEIDING

Boze tongen beweren soms dat filosofen niet echt geïnteres-seerd zijn in oplossingen van de problemen waar zij zich

mee bezig houden. Daar zit wellicht iets in. In de wijsbegeer-te voltrekt zich namelijk sinds jaar en dag een deprimerend ritueel. Dezelfde vragen worden steeds opnieuw aan de orde gesteld, uitvoerig besproken en vervolgens onbeantwoord gela-ten. Van deze monotonie der themata is het oude probleem van het idealisme een mooi voorbeeld. Het gaat om het volgende.

Volgens het klassieke realisme bestaat de buitenwereld zelf-standig. Zij is in beginsel kenbaar; de zogenaamde externe objecten brengen via de zintuigen in onze geest gewaarwordin-gen teweeg die ons nauwkeurige en betrouwbare inlichtingen verschaffen.Deze tweedeling levert bij nader inzien moeilijk-heden op. Immers, alleen de gewaarwordingen zijn ons direct bekend. De buitenwereld die zich, naar men ons verzekert, tot de inhoud van het bewustzijn verhoudt als een origineel tot zijn kopie, kennen wij slechts indirect. Beter gezegd: eigenlijk niet. Dat wil zeggen dat het bestaan van de buitenwereld te be-wijzen is.

Page 14: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

10

wijsgerig misverstand

Dit bewijs bleek helaas niet te leveren. Men heeft het gepro-beerd via Godsbewijzen en dubieuze begrippen als materie en substantie. Men heeft een speciaal causaliteitsbeginsel in stel-ling gebracht en misleidende namen verzonnen voor de on-bekende grootheid die de gewaarwordingen zou veroorzaken. Geen truc en geen sofisme is onbeproefd gelaten. Maar niets hielp.

Zo ontstond de skepsis. Haar aanhangers gaven hun onmacht ruiterlijk toe en zeiden de kenleer vaarwel met een zucht van verlichting. Maar ook dat hielp niet. De kwestie liet speculatief aangelegde geesten niet met rust. Men bleef zoeken. De speur-tocht leidde echter steeds weer tot teleurstelling, en dan kwam het niet zelden tot ontboezemingen zoals Reids pathetische let my soul dwell with common sense.

Ook de common sense filosofen zijn er nooit in geslaagd de fout in de redenering die tot het idealisme leidt, te vinden. Toch zijn zij er stellig van overtuigd dat die fout bestaat. Op de wankele basis van instinctive belief (de term is van Russell) menen zij echter, ondanks alles te mogen geloven aan physical objects die onze sense data veroorzaken. Dat is natuurlijk onzin. Een beroep op instinct kan evenmin als het gebruik van modieus jargon verbergen dat men is blijven steken in een theoretisch probleem.

Deze mengelmoes van onmacht, frustratie en oneerlijkheid is eigenlijk verbazingwekkend. In de veertiende eeuw had-den verschillende nominalisten namelijk al ingezien waar de schoen wrong. Men had begrepen dat de leer der twee werel-den, één objectief en één subjectief, berustte op antieke, inmid-dels achterhaalde opvattingen over waarnemen en zien. Over dit inzicht gaat het volgende traktaat.

Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om een historische schets van het idealisme, de oplossing van een oud probleem

Page 15: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

11

inleiding

of, erger nog, om Prolegomena voor een toekomstige oplos-sing. Slechts één ding wordt hier zo kort en bondig mogelijk aan de hand van pertinente voorbeelden en zelfs, op een cru-ciaal moment, met behulp van illustraties uiteengezet: dat het probleem van het idealisme op een wijsgerig misverstand be-rust. Binnen het kader van de kentheorie is dit geen triviale aangelegenheid.

»«

Page 16: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

70

wijsgerig misverstand

Zo niet bij Scheiner. De geleerde Jezuïet maakte, bewust of onbe-wust, gebruik van de vaagheid der oude theorie. Vóór alles wilde hij aantonen dat de species geen ens rationis was. Aristoteles zou de principiële waarneembaarheid der species nooit ontkend hebben. Weliswaar zijn de species visibiles normaliter onzichtbaar maar modern onderzoek had nu eindelijk aangetoond dat zij wel degelijk bestaan en op ons netvlies verschijnen!

Hoe deze twee factoren, de analogie tussen oog en camera ob-scura en de identificatie van de species als retinale projectie, heb-ben bijgedragen tot de herleving van het idealisme, zien wij bij Descartes.

2. Descartes´ Terugval

Descartes had inderdaad een bijdrage geleverd aan de nieu-we theorie van het zien. Ongeveer tegelijkertijd met Snel-

lius had hij de brekingswetten ontdekt. Zijn optisch traktaat, de Dioptrique, is een voortreffelijke samenvatting van de nieuwe opvattingen. Descartes zegt de species visibiles voorgoed vaarwel. Kepler heeft ons verlost van deze afbeeldinkjes (‘toutes ces petites images voltigeantes par l’air’) die zoveel onheil hadden aangericht; alleen al de gedachte dat zich schilderijtjes in ons hoofd vormen, leidt immers tot onoverkomelijke problemen bij het verklaren van hun ontstaan en transport! Op deze tirade volgt een uiteen-zetting over de retinale projectie, compleet met de vergelijking van het oog met de camera obscura. De vraag hoe het feitelijk be-staan der projectie bewezen kan worden, beantwoordt Descartes met de beschrijving van het dodemansoog in de eierschaal: als deze proef goed verloopt, zien wij ‘non peut-être sans admiration’ met eigen ogen de projectie verschijnen.

Vervolgens komt de vraag aan de orde wat er verder met de pro-jectie gebeurt. In tegenstelling tot Kepler, die gepsychologiseer wijselijk achterwege had gelaten, waagde Descartes zich aan spe-

Page 17: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

71

de herleving van het idealisme

culaties over de rol der projectie bij de gewaarwording, specu-laties die hij presenteerde als vaststaande feiten: ‘(...) overigens ontstaan de afbeeldingen niet alleen maar aldus op de achterkant van het oog; zij reizen vandaar verder naar het brein’, dat wil zeggen naar ‘een zeker kliertje’ (bedoeld is de pijnappelklier) dat dienst doet als zetel van de sensus communis. Tijdens de reis van het netvlies naar de pijnappelklier behoudt het beeld zijn gelijke-nis met de buitenwereld. Wij mogen echter niet geloven dat wij ons van zo´n beeld of projectie bewust zijn vanwege deze gelij-kenis ‘alsof wij nog een tweede ogenpaar in ons brein hadden’.

Deze enigszins primitieve opvattingen verbinden Descartes´ optica met zijn kenleer. Deze kenleer begint met de beroemde methodische twijfel. Geheel in de traditie der skeptici keert de

De zetel van het denken bij Descartes; uit 'Traité de l' homme' (1664).

Page 18: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

72

wijsgerig misverstand

grote Fransman zich tegen de zintuigen. De zintuigen, op het eerste gezicht zo betrouwbaar, blijken in staat tot list en bedrog. Zaken die wij van kindsbeen af voor vanzelfsprekend, ‘très certai-nes et très manifestes’, hebben gehouden, blijken na enige reflectie onzeker te zijn. Ons geloof aan een buitenwereld is derhalve on-gerechtvaardigd, een ‘aveugle et téméraire impulsion’.

Zo zijn we opnieuw beland bij het oude onderscheid tussen bin-nenwereld (idées qui sont en moi) en buitenwereld (choses qui sont hors de moi). Klassieke voorbeelden zoals de vertrouwde baculus fractus en de zon die slechts een voet in doorsnee lijkt te zijn, maar in werkelijkheid een reusachtige bol is, illustreren de te-genstelling. Ook het vervolg is klassiek. Descartes wilde het be-staan der buitenwereld bewijzen. Hij deed dat, heel ouderwets,

René Descartes (1596–1650). Geschilderd in 1649 door Frans Hals, Musée du Louvre, Parijs.

Page 19: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

73

de herleving van het idealisme

met behulp van Godsbewijzen. Het bestaan van de idee van een oneindig volmaakt wezen in de geest van de eindige, onvolmaak-te mens, zou het feitelijk bestaan van dat oneindig volmaakt we-zen onomstotelijk aantonen. Descartes identificeerde dat wezen als de God van Abraham, Izaak en Jakob, Schepper van Hemel en Aarde. God is volmaakt en almachtig. Tot één ding is hij ech-ter op grond van zijn volmaaktheid niet in staat: tot bedrog. Een ‘Dieu trompeur’ is ondenkbaar. Daarom mogen wij aannemen dat de wereld om ons heen geen fata morgana is, geen hersenschim die een boze geest ons ingeeft. Bij nader inzien bedriegen de vijf zinnen ons dus niet! De dingen bestaan werkelijk. Wellicht zijn ze niet helemaal zoals wij hen waarnemen, maar correctie is altijd mogelijk; God heeft ons de rede per slot van rekening niet voor niets geschonken.

Of deze redenering bedrog of zelfbedrog is, doet verder niet ter zake. Waar het om gaat, is dat Descartes het bewijs voor het be-staan van de buitenwereld niet geleverd heeft. Hij heeft even-min iets nieuws beweerd. Wel werd het fatale onderscheid tus-sen objectieve en subjectieve wereld door zijn toedoen opnieuw een respectabel onderwerp van academische speculatie. Maar gelukkig was de kentheoretische terugval niet volledig. In de middeleeuwen was het idealisme in beginsel weerlegd door de nominalisten. In de moderne tijd herhaalde zich dit in zekere zin. Het nominalisme en de relativistische opvattingen uit Ock-hams school waren niet helemaal in het vergeetboek geraakt. Natuurvorsers als Kepler en Scheiner bedienden zich soms nog van termen als ‘ens intentionale’ en ‘esse relativum’. Ook in de wijsbegeerte vinden we sporen van relativisme, bijvoorbeeld bij Malebranche. Van een echt relativistische kenleer is echter pas weer sprake bij de Ierse filosoof George Berkeley.

»«

Page 20: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

114

wijsgerig misverstand

schouwen als een uitvoerige versie van het adagium ‘amicorum communia omnia’, ‘vrienden hebben alles gemeen’. Dat is de La-tijnse vertaling van een Grieks spreekwoord dat onder andere bij Plato staat, in de Wetten. Erasmus citeert de passage: ‘de beste staatsinrichting en de beste wetten vindt men daar waar het oude spreekwoord ‘vrienden hebben alles gemeen’ zoveel mogelijk in acht wordt genomen. Plato is verder van mening dat tevreden-heid en geluk pas zullen heersen in een samenleving waar men de woorden mijn en dijn niet langer hoort.

Dan volgt een typisch stukje Erasmus: ‘Het is eigenaardig hoe weinig christenen met deze Platoonse gemeenschap op hebben, hoewel geen heidens filosoof ooit iets heeft gezegd dat meer met Christus´ bedoelingen strookt’. Erasmus wijst er op dat het spreekwoord van Pythagoreïsche afkomst is: ‘Aulus Gellius vermeldt dat Pythagoras niet alleen de vader dezer gedacht was, maar dat hij ook een gemeenschap heeft gesticht zoals Christus gaarne onder christenen zou zien. Want wie door Pythagoras als leerling aangenomen werd, deed afstand van zijn hele bezit. En dat nu is een gemeenschap in de ware zin des woords’.

Deze korte beschouwing is een voortreffelijk samenvatting van de grondgedachten van ‘Utopia’. Natuurlijk was ook de Luciaanse toon van het boek naar Erasmus´ smaak. De twee vrienden be-wonderden de sarcastische Griek en hadden ten huize van More enige van diens dialogen in het Latijn vertaald. Waarschijnlijk hebben zij samen een plan gesmeed om hun tegenstanders, de conservatieve theologen, eens flink bij de neus te nemen. De zorg-vuldige manier waarop de elementen van het boek zijn samen-gevoegd, steunt dit vermoeden. De achtergrond van het verhaal, More´s verblijf in Vlaanderen en zijn bezoek aan Antwerpen, is historisch. Verhalen over exotische eilanden bevolkt door vreem-de mensen met rare gewoonten waren destijds niets bijzonders. Ook Hythlodaeus´ bewering dat hij Vespucci op zijn reizen naar Brazilië had vergezeld, was op zichzelf niet ongeloofwaardig.

Page 21: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

115

More´s brieven aan zijn Vlaamse vriend Petrus Aegidius maak-ten deel uit van het complot om de ‘Utopia’ te laten doorgaan voor een werkelijk bestaand eiland. De eerste brief is pure badi-nage. More verzoekt zijn vriend die bij Hythlodaeus´ uiteenzet-ting aanwezig was geweest, om inlichtingen over de ligging van het eiland: één vroom theoloog (volgens de traditie ging het om Rowland Phillips, de pastoor van Croydon) brandt namelijk van verlangen om Utopia te bezoeken. In de tweede brief verklaart More zich buitengewoon ingenomen met de ‘kritiek van een bij-zonder scherpzinnig man’ die zijn boek, zoals dat hoort, ‘lang-zaam en zorgvuldig’ (sensim ac sedulo), gelezen had. Zijn kritiek betrof het volgende. Of de ‘Utopia’ beschrijft een echt eiland of het verhaal is verzonnen. Als het een beschrijving is, staan er nogal wat onwaarschijnlijkheden in. Gaat het daarentegen om fictie, dan roepen deze onwaarschijnlijkheden vragen op over More´s gezond verstand.

More antwoordt dat zelfs in het redelijke Utopia altijd onge-rijmdheden zullen voorkomen. Wat More´s vermogen tot oor-delen betreft: iemand die naar eigen zeggen Dichtung niet van Wahrheit weet te onderscheiden zou er goed aan doen zich over zijn eigen ‘judicium’ zorgen te maken. More verklaart overigens dat hij niet terugschrikt voor een leugentje om bestwil ‘dat de waarheid de geesten zou doen binnenglijden alsof zij met ho-ning was ingesmeerd’. Echter, '(...) in dat geval zou ik het een en ander zo hebben afgezwakt dat ik, alvorens de onwetendheid van het vulgus te misbruiken, althans enige aanwijzingen voor het geletterd publiek zou hebben toegevoegd om mijn bedoe-lingen duidelijk te maken’. Barbaarse namen als Utopia, Any-der, Amaurotumr en Ademus zou hij nooit gebruiken, tenzij gedwongen door de ‘fides historiae’. Niets zou immers eenvoudi-ger zijn dan het verzinnen van namen die discreet zinspelen op het feit dat we met Nergensland, de Schimmenstad, een Rivier zonder Water en een Heerser zonder Volk van doen hebben. Deze grove toespeling ging natuurlijk te ver, ongetwijfeld de

bij

lag

e ii

de utopia als voorbeeld

Page 22: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

158

wijsgerig misverstand

Toergenjew, Ivan 125Toledo 143, 147Tolstoj / Tolstoy, Lev 125, 140Toverlantaarn 66Trediakovski, Vasili 137Tucholsky, Kurt 123Twee werelden, leer der 10, 42,

54, 78, 79, 84, 94, 97

UUlysses (Joyce) 138Universalia 50Utopia 6, 7, 105, 109, 110, 111,

112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 158

Utopia (More) 6, 119Uvea 58

VVacuüm 131, 133Vanini 126Vasco de Quiroga 105, 116Vergilius 107Verificatie 26, 48, 132, 133, 134Verificatieprincipe 100Vertex 28, 29, 35, 37Vesalius 57Vespucci, Amerigo de 114Vitellius. zie Witelo, ErasmusVlaanderen 114Vogel-Struis-syndroom 81Vrijmetselarij 123

WWaarheid 91, 92, 95, 96, 98,

99, 115

Waarnemingsleer 13, 14, 26, 41, 48, 49, 54, 65

Wavelaarsargument 105Wetenschapsfilosofie 94, 101,

102, 134Wetten (Plato) 114Wet van Boyle 100Wezen (der dingen) 65, 78Wilde, Oscar 43, 49, 59, 70, 72,

76, 82, 83, 101, 105, 112, 117, 137, 148

Willem van Ockham 42, 51, 158Witelo, Erasmus 33, 41, 59, 60Wittgenstein, Ludwig 101

ZZenuwstelsel 26Zeus 108Zielegas (spiritus animalis) 60Zintuigen 9, 15, 17, 18, 19, 72,

88Zonnestralen 30

Page 23: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

159

COLOFON

Broer Jansma, Wijsgerig Misverstand: Het Probleem van het Idea-lisme, is het tweede deel uit de reeks launiana maiora, uitgegeven door de Deventer Universitaire Pers in opdracht van het Rudolf von Laun Instituut, filosofisch onderzoekscentrum van de Geert Grote

Universiteit te Deventer.

Vormgeving: MWFY, Deventer (www.mwfy.nl)Druk: Thieme, Deventer

Bindwerk: Callenbach van Wijk, Nijkerk Papier: Biotop 90 grams

Letter: Scala

Deventer Universitaire PersSandrasteeg 8

NL-7411 KS Deventer0570 – 600 134

[email protected]

©2010 Deventer Universitaire PersAlle rechten voorbehouden/All rights reserved/Tous droits reservés

ISSN: 2210-5573 (Launiana Maiora)ISBN: 978-90-79378-11-1 (Wijsgerig Misverstand)

NUR: 738 (Wetenschapsfilosofie, Logica en Kentheorie)Editio Princeps Daventriae A.D. MMX

Ce volume est le deuxième dans la série des 'Launiana Maiora'. Il a été achevé d'imprimer en juin 2010 sur les presses de Thieme Deventer pour le compte de la Presse Universitaire de Deventer

(DUP), sous les auspices de la Fondation Rudolf von Laun Insti-tut de Métaphysique appliquée, centre de recherche de l'Université

Gérard le Grand ('Geert Grote Universiteit'), en voie de réfondation à Deventer, Royaume des Pays-Bas.

Page 24: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 25: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme
Page 26: Wijsgerig misverstand. Het probleem van het idealisme

deventer universitaire pers

launiana maiora Wijsgerige Essays uitgegeven onder auspi-ciën van het Rudolf von Laun Instituut voor Toegepaste Metafysica, onderzoekscentrum van de Geert Grote Universiteit te Deventer.

www.deventeruniversitairepers.nl ISSN: 2210-5573ISBN: 978-90-79378-11-1 NUR: 738

over de auteur Broer Kornelis Jansma werd op 17 januari 1942 in Morra (Friesland) geboren. Na zijn eindexamen Gymnasium-α op het Christelijk Lyceum Oostergo studeerde hij Engels en Fi-losofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit van Oxford en de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 1972 cum laude afstudeerde in de Geschiedenis der Wijsbegeerte. Van 1974 tot 1995 doceerde Jansma Filosofie aan de Noordelijke Leergangen te Zwolle en Leeuwarden, de latere Noordelijke Hogeschool Leeu-warden (NHL). Enkele van de in dit boek bijeengebrachte opstel-len zijn een bewerking van artikelen, die in die jaren in Hollands Maandblad verschenen. Broer Jansma trouwde in de Weense kerk Unsere Liebe Frau zu den Schotten in 1989 met Regina Podlas, die hem een dochter (Marijke) en een zoon (Kornelis-Hendrik) schonk. Jansma overleed te Dokkum op 7 januari 2008.

wijsgerig misverstand ‘Boze tongen beweren soms dat fi-losofen niet echt geïnteresseerd zijn in oplossingen van de proble-men waar zij zich mee bezig houden. Daar zit wellicht iets in. In de wijsbegeerte voltrekt zich namelijk sinds jaar en dag een deprime-rend ritueel. Dezelfde vragen worden steeds opnieuw aan de orde gesteld, uitvoerig besproken en vervolgens onbeantwoord gelaten.’ Met deze woorden opent de Friese geleerde Broer Jansma (1942–2008) een deel van wat wij als zijn wetenschappelijke erfenis be-schouwen. Jansma is zo’n boze tong, gescherpt door een jarenlange omgang met de geschiedenis van het denken, een gedetailleerde belangstelling voor de (wereld)literatuur, een passie voor archiefon-derzoek op Spaanse bodem en een goed ontwikkeld vermogen om problemen in hun kern te vatten.