wetenschappelijk tijdschrift nr 4

24
WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT - VERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAR # 4 - DECEMBER 2005 LONGZIEKTEN HANDCHIRURGIE RAMPENBEHEERSING OBESITASCENTRUM RADIOFREQUENTIE-ABLATIE CHRONISCHE WONDZORG TRAANWEGCHIRURGIE DIGITALE TECHNIEK

Upload: phungquynh

Post on 11-Jan-2017

257 views

Category:

Documents


11 download

TRANSCRIPT

Page 1: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

WETENSCHAPPEL IJK T IJDSCHRIFT - VERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAR # 4 - DECEMBER 2005

LONGZIEKTEN

HANDCHIRURGIE

RAMPENBEHEERSING

OBESITASCENTRUM

RADIOFREQUENTIE-ABLATIE

CHRONISCHE WONDZORG

TRAANWEGCHIRURGIE

DIGITALE TECHNIEK

Page 2: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

03 EDITORIAAL

Jan Taveirne

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

04 Dienst longziekten: een nieuwe adem na de fusie René Deman, Bernard Gheysens, Michiel Haerens, Kris Van Oortegem

06 Als er iets aan de hand isFilip Stockmans

09 Rampenbeheersing of ‘beheersing van collectieve noodsituaties’ en a | z GROENINGE

Marnix Buysschaert

11 Obesitas: een welvaartsziekte die ons overspoeltFrank Van Rooy, Dirk Devriendt, Franky Vansteenkiste, Gerd Van Haverbeke,Christophe George, Ann Elewaut, Philippe Compernolle, Gerda Vandendriessche, Greet Vervenne, Sofie Decock, Jorien Fieuw

14 Chronische wondzorgconsultatieErwin Suys

NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

16 Endonasale dacryocystorhinostomie Philippe Clarysse

17 Radiofrequentie-ablatie: een nieuwe minimaal invasieve procedure voorlokale behandeling van levertumorenFranky Vansteenkiste, Vincent Herpels

DE TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

19 Digitale techniek ten dienste van de geneeskunde Jan Deleu

VAN HOSPITAAL TOT a | z GROENINGE

21 Geneeskunde en ziekenverpleging in KortrijkVan het einde van de 19e eeuw tot de tweede wereldoorlogJohan Mattelaer

23 NIEUWE ARTSEN BINNEN a | z GROENINGE

24 RECENTE WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES

24 WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN

Un résumé des articles en français est disponible sur simple demande

INHOUD

DIT TIJDSCHRIFTVERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAREN WIL EEN OVERZICHT GEVEN VANDE WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITENBINNEN a | z GROENINGE.

REDACTIE

Dhr. Ludwig [email protected]. Kathleen [email protected]. Guido [email protected]. Veerle De [email protected]. Johan Mattelaer [email protected]. Guy [email protected]

RedactieadresDr. Johan MattelaerAlbijn van den Abeelelaan 12 8500 KortrijkT 056 21 17 92 - F 056 21 68 22 [email protected]

Verantwoordelijke uitgeverDhr. Jan Deleu Directie a | z GROENINGE

Reepkaai 4 - 8500 Kortrijk

Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité a | z GROENINGE

door uitgeverij Groeninghe [email protected] 90-77723-25-0

WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT # 4 - DECEMBER 2005

Page 3: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

Zonder zomaar een uitspraak(1) als dé waarheid aan te nemen, verkiezen we bijna vanzelfhet ene woord als positiever geladen dan het andere.

Het andere, ‘plantrekker’ definieert Van Dale(2) als: lijntrekker, profiteur, treuzelaar, maar ookals: iemand die zich wel weet te redden.

Refererend naar de dagelijkse berichten en commentaren betreffende de financiële middelenin de gezondheidszorg is iemand die zich in zijn taak met de beperkte geboden middelenkwaliteitsvol en zuinig weet te redden, een zeer waardevol element. Naar het echte werk toe, de directe patiëntenzorg, is het ‘plantrekken’ mogelijk de meestpragmatische en op korte termijn de meest efficiënte benadering.

En toch, er is meer.

Sinds de uitgaven gelimiteerd zijn en men om allerlei redenen naar een budgetsysteem isgeëvolueerd, is integratie en participatie van de zorgverstrekker in het management eenonvermijdelijke en noodzakelijke evolutie.

Wanneer door fusie en complexiteit het werkterrein breder en moeilijker wordt, is organisatie,beleidsmatig denken en handelen een directe noodzaak. Nu al - binnenkort nog meer - vraagt men aan de zorgverstrekker naast een degelijkeprofessionaliteit een belangrijke deelname in de organisatorische activiteiten.

DR. JAN TAVEIRNE

HOOFDGENEESHEER

(1) “Nederlanders zijn plannenmakers, Vlamingen zijn plantrekkers” Johan Fleerackers (Mortsel 1931 – 1989).

(2) Grote Van Dale, 13e druk, 1999, ISBN: 9066484217. Johan Hendrik van Dale, onderwijzer en stadsarchivaris in Sluis (1828 – 1872). Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal (sinds 1864).

EDITORIAAL

Plannenmakers en plantrekkers (1)

3a | z GROENINGE

Page 4: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

Mediumcare

PNEUMOLOGISCHE MEDIUM CARE

De hoge bezettingsgraad op de afdeling Inten-sieve Zorg van campus Maria’s Voorzienigheidstelde problemen voor hospitalisatie van acutelongpatiënten op deze dienst. Patiënten metCOPD-exacerbaties en status asthmaticus, meternstige respiratoire infecties of met dreigenderespiratoire insufficiëntie, vereisen evenwelnauwkeurige monitoring en intensieve bewaking. Na overleg tussen de artsen, verpleegkundigdepartement en technische dienst werd hetconcept van de “Medium Care” ontwikkeld.Twee kamers op de afdeling observatie GNG 1B

werden omgebouwd tot een intensieve eenheidmet vijf bedden, waarvan vier met volledigeinvasieve en niet-invasieve monitoring. Tweeoudere toestellen voor niet-invasievebeademing werden aangevuld met het Vision-BiPAP toestel, het neusje van de zalm wat niet-invasieve beademing betreft. Een gemotiveerdeequipe verpleegkundigen werd door delongartsen en de inscholingscoaches opgeleid.Dankzij de bereidwillige medewerking van hetlaboratorium beschikt de eenheid ook over eentoestel voor bloedgasanalyse ter plaatse.Deze Medium-Care eenheid biedt dus allemogelijkheden voor intensieve monitoring en

behandeling van patiënten met acute respiratoirepathologie. Het patiëntenprofiel is vooral pneu-mologisch, naast nu en dan acute geriatrischepatiënten. De ernst van de pathologie en debedbezetting tonen aan dat deze nieuwe dienstzeker aan bestaande noden tegemoetkomt.

PNEUMO-ONCOLOGIE

Longkanker is bij mannen, na prostaatcarcinoma,de frequentst voorkomende tumor, bij vrouwenstijgt de incidentie jaar na jaar. In de dienstLongziekten van a | z Groeninge worden jaarlijks± 120 nieuwe gevallen van longkanker ge-diagnosticeerd en behandeld. Multidisciplinairesamenwerking is hierbij van groot belang, maarook binnen de dienst zelf wordt ernaar gestreefdnieuwe diagnostische technieken toe te passen.

4 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

De verhuisoperatie van de medische diensten van a | z Groeninge in 2003 eindigde voorde dienst Longziekten op campus Maria’s Voorzienigheid. Na een aantal verbouwingenis, in een vernieuwde polikliniek, plaats voor de raadpleging van de vier longartsen,het secretariaat, het longfunctielaboratorium, endoscopielokalen, en radiologie. Voor de hospitalisatie werden twee verpleegafdelingen met in totaal 56 beddeningericht. Het slaaplaboratorium verhuisde mee vanuit campus Sint-Maarten. Op campus Sint-Niklaas bleven op de Sp-dienst een aantal bedden beschikbaar voorpatiënten met nood aan pulmonaire revalidatie.Een verdere verbetering van de basiszorg voor de patiënt met COPD (ChronicObstructive Pulmonary Disease), astma, ernstige longinfecties, longkanker …, is uiteraard een blijvende doelstelling. Door concentratie van alle pneumologischeactiviteit op één campus werd het ook mogelijk een aantal vernieuwingen binnen de dienst Longziekten op te starten.

DIENST LONGZIEKTEN: EEN NIEUWE ADEM NA DE FUSIE

NIET-INVASIEVE BEADEMING (NIPPV)

Ernstige exacerbaties van COPD, een statusasthmaticus, acuut longoedeem … zijnklinische toestanden die kunnen leiden totacuut respiratoir falen met ernstige verstoringvan de gasuitwisseling, waarvoor kunst-matige ventilatie levensreddend kan zijn.Sinds de vijftiger jaren van vorige eeuwworden beademingstoestellen gebruikt voorinvasieve kunstmatige ventilatie via eenendotracheale tube. In veel gevallen eenlevensreddende behandeling, met evenwelook een aantal nadelen. Naast de mogelijkecomplicaties van de intubatie, het ongemakvoor de patiënt, nood aan sedatie, hemo-dynamische problemen, is er vooral het risicoop nosocomiale, intubatie-geassocieerdepneumonie. Sinds 1980 werden methodesontwikkeld voor niet-invasieve positieve druk-beademing. Hierbij wordt de patiënt nietgeïntubeerd, maar gebeurt de beademing via een aangezichts- of mond-neusmasker.Deze beademingstechniek bleek zeerefficiënt in de behandeling van geselecteerdegevallen van acuut respiratoir falen vanverschillende etiologie. Lege artis toegepastis dit een soepele techniek met grootpatiëntencomfort. Goede indicaties voor dezebehandeling zijn respiratoir falen door acuutcardiogeen longoedeem, COPD exacerbatie,respiratoire infecties bij neuromusculaireaandoeningen. Een groot aantal patiëntenkan zo een intubatie en (soms langdurige enverwikkelde) kunstmatige ventilatie bespaardblijven.

Page 5: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

Punctie van paratracheale lymphadenopathie

Sinds het fusiejaar 2000 loopt een goedfunctionerend Multidisciplinair OncologischConsult voor respiratoire tumoren, metdeelname van de longartsen, thoraxchirurgen,oncologen, radiotherapeuten, nucleair genees-kundigen en radiologen. Een grondige besprekingvan elk oncologisch dossier garandeert eenweloverwogen en verantwoord therapievoorstelvoor de individuele patiënt met longkanker. De dienst Longziekten participeert binnen hetVlaams Ziekenhuisnetwerk actief aan deopstelling van het Oncologisch handboek voorrespiratoire oncologie. Hierin worden deconsensusrichtlijnen ontwikkeld voor de behan-deling van de verschillende stadia van de diversetypes longtumoren. (www.oncozuidwest.be enwww.lungcancergroup.be )

Bronchoscopisch onderzoek is essentieel bijde evaluatie en stadiëring van patiënten metbronchuscarcinoom. De endoscopie-afdelingwerd uitgebreid met een eerste video-bronchoscoop wat meer mogelijkheden creëertvoor teaching en waarbij de vastgesteldeendobronchiale letsels op foto of DVD kunnenworden vastgelegd. Daarnaast werd gestart metde uitvoering van transbronchialenaaldaspiratie (TBNA), waardoor op weiniginvasieve wijze mediastinale klieraantasting bijbronchuscarcinoma kan worden aangetoond.

NACHTELIJKE POLYSOMNOGRAFIE

Het Centrum voor Slaap en Waak a | zGroeninge werd opgestart medio jaren ’90 inhet Sint-Maartensziekenhuis. Het centrum is een samenwerking tussen de diensten pneu-mologie, neurologie en neuropsychiatrie. Naastconcrete samenwerking tussen deze diensten ophet domein van de slaapgerelateerde pathologiebestaat de hoofdactiviteit in het nachtelijkpolysomnografisch onderzoek.

Een nachtelijk polysomnografisch onderzoek isde studie van verschillende fysiologische para-meters die belangrijk zijn in de slaap. Gedurendede hele nacht volgt men verschillende encefalo-grafische afleidingen (E.E.G), electro-oculogram(E.O.G.), electro-myogram (E.M.G.) van dekinspieren, luchtverplaatsing aan neus en/ofmond, ventilatie-inspanningen (rekband rond deborstkas en buik), electrocardiogram (E.K.G.),cutane oxymetrie, snurken, lichaamshouding enE.M.G van de musculus tibialis anterior.

Het centrum beschikt over twee slaapeenhedenwaar acht tot tien nachtelijke onderzoekengebeuren per week. Na evaluatie van de patiënthetzij via polikiniek, hetzij gedurende hospita-

lisatie, wordt de indicatie voor het nachtelijkpolysomnografisch onderzoek gesteld door eengeneesheer-specialist verbonden aan hetslaapcentrum. De wachttijd voor dit onderzoekbedraagt gemiddeld vier tot zes weken.

5VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

TRANSBRONCHIALE NAALDASPIRATIE (TBNA)

Het aanprikken van mediastinale klieren via bronchoscopie is een techniek die de laatste jarensteeds meer belangstelling geniet, vooral voor de stadiëring van longkanker, maar soms ook voorandere aandoeningen zoals sarcoidose, tuberculose of lymfoom. Sinds kort wordt deze techniek ook uitgevoerd in de dienst Longziekten van a | z Groeninge.Weefselonderzoek van mediastinale adenopathieën is cruciaal voor patiënten met longkanker diepotentieel in aanmerking komen voor curatieve behandeling, voornamelijk wanneer het PET-onderzoek van het mediastinum afwijkend is. Een accurate stadiëring - d.i. uitsluiting of bewijsvan lymfeklieruitzaaiing - is bepalend voor het therapeutisch beleid en de prognose. Bijhistologisch bewezen mediastinale klieraantasting zijn de overlevingsresultaten van chirurgiealleen teleurstellend en wordt bij voorkeur een multimodale benadering toegepast met bijv.inductiechemotherapie gevolgd door chirurgie. Transbronchiale naaldaspiratie is een weinig invasieve techniek, vereist geen sedatie en kanambulant uitgevoerd worden. Bepaalde mediastinale klierstations kunnen transbronchiaalaangeprikt worden met een cyto-histologische aspiratienaald via de bronchoscoop. Dit aanprikkengebeurt na voorafgaande analyse van de thoracale CT-scan. Op die manier kan soms een meeringrijpend onderzoek zoals een mediastinoscopie vermeden worden.Dit onderzoek via bronchiale weg is een aanvulling van andere onderzoekstechnieken zoals deecho-endoscopie met trans-oesofagale punctie. Deze laatste techniek is te verkiezen voor hetaanprikken van lymfeklieren die gelegen zijn posterieur in het mediastinum of tussen de grotevaten.

SLAAPSTOORNISSEN ENPOLYSOMNOGRAFISCH ONDERZOEK

Bij slaapstoornissen is het klinisch handigdeze in te delen in drie categorieën:insomnie (slapeloosheid), hypersomnie(overmatige slaperigheid overdag) ofparasomnie (afwijkend gedrag tijdens deslaap). Hoofdindicatie voor een nachtelijkpolysomnografisch onderzoek is de evaluatievan een hypersomnieprobleem. Defrequentste indicatie is hierbij het vermoedenvan een obstructief slaapapnoesyndroom(OSAS). OSAS is gekenmerkt doorherhaalde episodes van obstructie van debovenste luchtwegen gedurende de slaap.De ademhalingsstoppen (apnoes) ofademhalingsvermindering (hypopnoes)veroorzaken slaapfragmentatie. Dezeslaapfragmentatie ligt aan de basis van deklachten van diurne hypersomnie enverminderde cognitieve functies. OSASverhoogt, onafhankelijk van andere factoren,het risico op cardiovasculaire pathologie. Debelangrijkste klachten die bij anamnese eenOSAS doen vermoeden, zijn: luidruchtigsnurken, door de bedpartner geobjectiveerdeapnoes en diurne hypersomnie. Deprevalentie van OSAS in onze regio bedraagt2 à 4 %. Therapeutische aanpak van OSASis functie van de ernst van het syndroom:gewichtsreductie, mijden van vesperaalalcohol en sedativa, opheffen van nasalecongestie of obstructie, orale anti-snurkapparaten, … . Een bijzonder efficiëntebehandeling voor matig tot ernstig OSAS isnasale CPAP. Via een neusmasker onderaangepaste druk wordt de collaps van debovenste luchtwegen gedurende de slaapvermeden. Nasale CPAP is zeer efficiënt enzal meestal een spectaculaire verbeteringteweegbrengen van de klachten van diurnehypersomnie.Polysomnografie is meestal niet noodzakelijkbij evaluatie van insomnie. Alleen bijvermoeden van geassocieerde problemenzoals OSAS of “periodic limb movementdisorder” wordt polysomnografie overwogen.Bij parasomnie kan polysomnografie wordenuitgevoerd als er argumenten zijn voor eengewelddadige parasomnie en/of parasomniemet atypische kenmerken met de mogelijk-heid van epilepsie. In deze omstandighedengebeurt een polysomnografie met video-registratie en/of 24-uur EEG-video.

Page 6: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

Bij de geboorte zijn de verwachtingenvan de ouders hoog gespannen, zijverwachten een perfect kind. De emotio-nele impact van de eerste confrontatiemet een congenitale handaandoening isbij de ouders dan ook overweldigend.Men mag echter niet uit het oog verliezendat het uiteindelijk niet de ouder maarhet kind is dat het slachtoffer is vaneen speling van het lot en dat het kindbehoefte heeft aan een liefdevolle onder-steuning om de deformiteit te accepterenen de broodnodige emotionele stabiliteitte ontwikkelen. De meeste ouders ontwik-kelen na verloop van tijd een zeer realis-tische en praktische attitude ten opzichtevan hun kind met een aangeboren pro-bleem. Maar het is erg belangrijk dat zijde kans en de tijd krijgen hun wroeging,verontwaardiging en frustratie over wathen overkomen is, te kunnen verwerken.

ALS ER IETS

6 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

ROOKSTOPPROGRAMMA

Ondanks alle campagnes in de media en eenpreventief antitabaksbeleid blijft het aantal rokershoog. De belangrijkste factor bij het in standhouden van rookgewoonten is nicotine-afhankelijkheid. Daarnaast heeft de roker eenverslavend gedrag aangeleerd via het doorlopenvan een aantal stadia: het experimenteergedragvan de jonge roker gaat, via actief zoeken, overnaar systematisch gebruik en ten slotte afhanke-lijkheid. Net zoals dit ontwikkelingsproces is ookstoppen een proces van gedragsverandering. De dienst pneumologie biedt een rookstop-programma aan gespreid over zes maanden. De negen rookstopsessies in beperkte groep(max. acht personen) omvatten een gedrags-therapeutische interventie naast een farmacolo-gische ondersteuning en worden medisch enpsychologisch begeleid. Informatie wordt geboden over nicotine-afhanke-lijkheid, ontwenningsproces en ontwennings-verschijnselen en hoe gedragsmatig inpikken oprisicovolle situaties na rookstop. Het groepsproces bij de sessies bevordert hetleren omgaan met rookbehoeften en hetuitwisselen van ervaringen. De medische intake van de kandidaat-rookstopper gebeurt na algemeeninternistische en longfunctionele evaluatie.

BESLUIT

De fusie, en het samenvoegen tot één dienstvan Longziekten en Allergie op één campus,creëert nieuwe mogelijkheden voor de uitbouwvan het diagnostisch en therapeutisch aanbod.Naast een verdere verbetering van de basiszorgvoor de longpatiënt, worden ook nieuwe technie-ken ontwikkeld voor specifieke pathologieën. Depneumologische Medium Care, met de recentsteapparatuur voor niet-invasieve beademing, isgericht op de kritisch zieke longpatiënt met

respiratoire insufficiëntie. In de oncologie is er,naast participatie in de multidisciplinaire aanpak, uitbreiding van de endoscopische mogelijkheden, met video-bronchoscopie en transbronchialenaaldaspiratie. Het centrum voor slaapstudiebeantwoordt aan de nood voor betere diagnosevan een frequente en vaak miskende pathologie.Ook aan preventie wordt aandacht geschonkenmet het starten van rookstopbegeleiding. Dankzij een vlotte collegiale samenwerking tussen delongartsen, de patiëntgerichte organisatie van demedewerkers in de polikliniek, de deskundigheiden dagelijkse inzet van de verpleegkundigen opde afdelingen, kan de dienst Longziekten a | zGroeninge terugblikken op een geslaagde starten een steeds betere patiëntenzorg, richtingnieuwbouw.

Voorbeeld van respiratoire parameters bij patiënt met slaapapnoesyndroom

DIENST LONGZIEKTEN a | z GROENINGE

Longartsen:

dr. René Deman [email protected]

dr. Bernard [email protected]

dr. Michiel [email protected]

dr. Kris Van [email protected]

Locatie raadpleging en hospitalisatie: campus Maria’s VoorzienigheidSecretariaat:Tel: 056/24 21 52Fax: 056/24 21 53

DE EERSTE CONSULTATIE

Bij de eerste consultatie hebben ouders vaakontelbare vragen. Op sommige van deze vragenkan geen echt zinvol antwoord gegeven worden.Vaak hebben mensen uit de directe omgevingzoals vrienden en familie al ongevraagd veel“goede raad” gegeven samen met hunpersoonlijke visie op de eventuele behandeling.De beste en meest praktische steun die aan-geboden kan worden aan deze ouders is eengedetailleerde en op wetenschappelijke feitengebaseerde uitleg van wat gekend is van dezeafwijkingen. De genetische impact voor even-tuele huidige of toekomstige kinderen van hetgezin en de nakomelingen van het kind zelfdient steeds uitgebreid besproken te worden.Afwijkingen van de bovenste ledematen wordenvastgesteld bij ongeveer 4 op 10 000 levendgeboren baby’s. In ongeveer 1/3 van de gevallenwordt een geassocieerde afwijking gevonden inhet hoofdhalsgebied, cardiovasculair, gastro-intestinaal of genito-urinair stelsel. De meestegeassocieerde afwijkingen worden gevondenbij radiair (aan de kant van de duim) gelegenafwijkingen. Een aparte consultatie bij eengeneticus is dan ook absoluut noodzakelijk.Tot slot zal men het effect van de groei op deverdere evolutie van de deformiteit zo rea-listisch mogelijk trachten te voorspellen. Vaak is het nodig om multipele consultaties tevoorzien alvorens een definitief behandelings-plan kan worden opgesteld. Maar het is deeerste consultatie die de belangrijkste is omeen band van vertrouwen en rustig overleg teontwikkelen tussen de ouders en de behan-

Page 7: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

delende chirurg. Het is dan ook belangrijk hiervoor voldoendetijd te nemen om een volledige en open discussie mogelijk temaken met de ouders die de kans moeten krijgen om al hunvragen en bezorgdheden te ventileren. Uiteindelijk zullen zij inde plaats van het kind belangrijke beslissingen moeten nemenbetreffende de verdere behandeling. Bij deze consultaties zijnfoto’s veel efficiënter dan woorden. De uitwisseling van ervaringtussen ouders en kinderen met analoge problemen en chirurgiezijn van onschatbare waarde. Het is opvallend dat nochbehandelde kinderen noch hun ouders enig bezwaar uiten om incontact gebracht te worden met ouders en kinderen die pas meteen gelijkaardig probleem geconfronteerd werden. Vaak wordendeze contacten door beide partijen als erg zinvol en louterendervaren. Van in het begin dient aan de ouders duidelijk uitgelegd teworden dat, hoewel een conventionele hand wenselijk is, dezebetrachting niet altijd waar kan worden gemaakt. Bovendienmoeten zij ook van in het begin gewaarschuwd worden voor hetfeit dat de hand nog zal groeien en dat follow up tot aan devolwassen leeftijd noodzakelijk is om de verdere ontwikkelingvan de hand nauwlettend te volgen en zo nodig op tijd in tegrijpen. Het creëren van onrealistische verwachtingen isbijzonder gevaarlijk maar omdat zeer veel kan gedaan wordenvoor het kind met een malformatie is een welgemeendoptimisme volkomen gerechtvaardigd.

DE HAND ALS DEEL VAN LICHAAM EN GEEST

Kinderen realiseren zich niet dat ze anders zijn en deze naïevehouding blijft bestaan tot op de leeftijd van ongeveer zes àzeven jaar. Het is in feite de omgeving die door de aandacht tevestigen op de deformiteit het kind bewust maakt van zijnanders zijn. Zo kunnen de vaak onschuldig bedoelde vragenen opmerkingen van jonge speelkameraadjes bijzonder hardaankomen. De bovenste ledematen vormen een integraalonderdeel van het lichaamsbeeld van het kind en zijnnadrukkelijk aanwezig in heel wat elementaire socialecontacten. Het zijn dan ook niet enkel werktuigen om deomgeving te exploreren maar ze hebben vaak ook eenbelangrijke functie in de communicatie met de omgeving zoalsbij “dag zwaaien”, een handje geven ….Kinderen met congenitale afwijkingen zullen steeds proberenom zich te meten met hun gelijken. Ze zijn vaak zelfs zeersuccesvol in het ontwikkelen van substitutiepatronen en trucjesom toch alle mogelijke taken uit te voeren niettegenstaandehun ledematen in mindere of meerdere mate aangetast zijn.Naarmate de ouders het anders zijn van het kind accepteren,zullen zij ook beseffen dat er geen enkele reden is om het kindaf te schermen van de omgeving. Het als dusdanig erkennenvan de afwijking draagt bij tot de acceptatie van het anderszijn door het kind en voorkomt dat het zijn deformiteit gaatverstoppen. Dergelijk ontkennen en verstoppen van het “anderszijn” is op lange termijn bijzonder destructief voor de psycho-sociale ontwikkeling van het kind.Sommige afwijkingen zijn zo uitgesproken dat chirurgie de handnooit sociaal acceptabel zal kunnen maken. Zware afwijkingendie afhankelijkheid van anderen noodzakelijk maken, roepen bijhet kind een gevoel van frustratie en emotionele woede op. Hetrisico voor het ontwikkelen van asociaal gedrag en belangrijkepsychosociale problemen op volwassen leeftijd is bij dezekinderen dan ook reëel.

EEN BEHANDELINGSPLAN

Het alles overheersende doel van de operatieve behandeling ishet algemeen welzijn van het kind bevorderen. Congenitalemalformaties behoren tot de meest uitdagende problemen voorde handchirurg. Anatomische abnormaliteiten, onvoorspelbaregroei en een gebrek aan praktische coöperatie van de patiëntmaken het bijzonder moeilijk om aangepaste reconstructie-plannen op te stellen. Recentelijk is er bijzonder performante opCT-scan gebaseerde software beschikbaar die de chirurg kanhelpen bij het plannen van zijn ingreep. Deze software biedt demogelijkheid om zowel de chirurgie op het bot als de effecten opde weke delen te simuleren. Er bestaat geen “standaardmalformatie” en men moet er zich altijd van bewust zijn dat eenonverwacht probleem heel het vooropgestelde behandelingsplanop losse schroeven kan zetten. De meeste kinderen met congenitale malformaties van de handhebben een normale intelligentie en hebben een zeer goedemotorische controle over hun handen. Meestal hebben ze eennormale sensibiliteit maar zij hebben nood aan correctie van deabnormale anatomie van de hand om een goede grijpfunctie teontwikkelen.Het ideale resultaat van reconstructieve chirurgie is een normalehand, zowel wat de functie, als wat de cosmetiek betreft. Functiereconstrueren is vaak veel makkelijker dan de reconstructie vande esthetiek. In de westerse wereld hoeft een congenitalemalformatie van het bovenste lidmaat zelden of nooit uitsluitenduit functioneel oogpunt behandeld te worden. Er is immers eenbijna onuitputtelijke reeks hulpmiddelen voorhanden om zelfsde meest complexe problemen functioneel op te vangen. Hetcosmetisch en sociaal acceptabel reconstrueren is dan ook deste belangrijker.Indien er geen reconstructieve mogelijkheden zijn, dient men hetgebruik van prothesen te overwegen. Negentig procent van deactiviteiten voor het dagelijkse leven kunnen met één hand uit-gevoerd worden. Daarom zullen kinderen met een unilateraleaandoening op lange termijn meestal niet geneigd zijn omblijvend gebruik te maken van een prothese. Op adolescenteleeftijd zullen jongeren met congenitale aandoeningen vaakopnieuw geneigd zijn cosmetische prothesen te gaan gebruiken.Vaak gaat het hen dan helpen in hun verdere psychosocialeontwikkeling.

DE TIMING VAN INGREPEN

De timing van de chirurgie vormt steeds een probleem. In deregel wordt zo vroeg mogelijk geopereerd maar dit vormt geendoel op zich. Het moeilijkste aspect is en blijft het feit dat deouders beslissingen moeten nemen voor het kind waarbij zijvolledig moeten vertrouwen op de chirurg en zijn ervaring om deuiteindelijke beslissing te nemen. Een van de belangrijke karakteristieken van een congenitaleafwijking aan de hand is dat het een dynamisch gegeven iswaarop twee factoren invloed kunnen hebben, enerzijds degroei en anderzijds de chirurgie. De groei is per definitie eerder traag en gradueel, de chirurgie is controleerbaar. Meestal is er geen grote urgentie om operatieve correcties uit te voeren. Sommige aandoeningen dienen in de eerste zes maanden nade geboorte behandeld te worden maar de meeste kunnenbehandeld worden rond de leeftijd van één jaar of zelfs later.

7VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

AAN DE HAND IS…

Page 8: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

Voorbeeld van uitgesproken symbrachydactily. Geen enkele vinger is normaal aangelegd en er is een min of meer uitgesproken syndactly van devijf stralen. De duim vertoont een “thumb in palm deformiteit”. De metacarpaal van de index is zwaar hypoplastisch en de twee proximalephalanxen vertonen symphalangisme. Van de middenvinger is enkel de metacarpaal aangelegd. De ringvinger is globaal hypoplastisch metaplasie van de twee proximale phalanxen. De pink lijkt biphalangeaal op de postnatale RX maar is triphalangeaal met een delta phalanx .Decorrectie werd in verschillende tijden uitgevoerd. Op 6 maand werd de “thumb in palm deformiteit” gecorrigeerd met een syndactily releasetussen duim en index. De index werd tegelijk getransfereerd naar de metacarpaal van de middenvinger. Op 9 maand werd er een nietgevasculariseerde transfer uitgevoerd van de proximale phalanx van de derde teen voor de reconstructie van de ontbrekende phalanxen van deringvinger. Op 2 en 3 jaar werden de syndactily releasen uitgevoerd tussen de resterende stralen. Op zevenjarige leeftijd werden erosteotomieën uitgevoerd in de index en ringvinger voor optimalisatie van de functie. Er kon een adequate greep gereconstrueerd worden in delinkerhand met een aanvaardbaar esthetisch resultaat. De reconstructie van een normale hand is in dergelijke gevallen niet mogelijk.

De aandoeningen die vroeg behandeld moetenworden, zijn die welke zullen toenemen met degroei.Rond de leeftijd van één jaar wordt de handvolledig geïntegreerd in de hersenen en wordthet een nuttig instrument voor het kind. Ronddeze leeftijd ontwikkelen de grove greep en depincetgreep tussen de duim en de vingers.Ook zaken zoals zwaaien met de handjes, wateen non-verbale vorm van communicatie is,ontwikkelt op deze leeftijd. De nauwkeurigheidvan greep en het verder verfijnen van decoördinatie verbetert samen met de ontwikkelingvan meer kracht. Deze ontwikkeling gaat verdertot de leeftijd van ongeveer drie jaar. Een belang-

rijke consequentie van deze ontwikkelingen is datbepaalde reconstructies, zoals de reconstructievan een duim bij afwezigheid van een duim dientte gebeuren voor de leeftijd van één jaarteneinde maximale functionele integratie van dereconstructie mogelijk te maken. Het derde leeftijdsbaken ligt rond de leeftijd vanzes à zeven jaar. Het is niet alleen het ogenblikwaarop de kinderen zich hun anders zijnrealiseren maar het is ook de leeftijd waaropze samen met de overgang naar het eersteleerjaar heel wat nieuwe vaardigheden moetenaanleren. In de regel zal men trachten om allemajeure reconstructies voor die leeftijd afgewerktte hebben.

8 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Voorbeeld van een gebalanceerde duplicatie. Op de preoperatieve RX is er een volledige duplicatie van de disitale phalanx en een partiëleduplicatie van de plompe proximale phalanx (Wassel type III). Typisch hierbij is dat de twee duimen dienen gebruikt te worden voor dereconstructie van een nieuwe duim. De reconstructie van één nieuwe nagel vormt hierbij de grootste uitdaging. Er werd een ruitvormigebotresectie uitgevoerd op het niveau van de proximale phalanx en het nagelbed werd gereconstrueerd met de laterale helften van degedupliceerde duimen. Op de eerste postoperatieve beelden (6 weken na de ingreep) is de duim nog sterk gezwollen. Bij radiografischeevaluatie 4 1/2 jaar na de reconstructie is de proximale phalanx qua vorm genormaliseerd in vergelijking met de contralaterale, normale duim.Ook de nagel en globale vorm van de duim konden bevredigend gereconstrueerd worden.

Tot slot moet de waarde van een second opinionbij moeilijke beslissingen nog eens extraonderstreept worden. Het mag zeker niet alsiets negatief ervaren worden. Voor de oudersheeft het vaak een geruststellend effect en nietzelden zal het de vertrouwensband tussen debehandelde chirurg en de ouders versterken.

PROF. DR. FILIP STOCKMANS

Plastische Heelkunde – Handgroep a | z Groeninge –Campus Maria’s [email protected]: 056 30 59 25

Page 9: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

9VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Gezien de sterke evolutie binnen het rampen-management en de multidisciplinaire aanpakervan (medische, technische, en ordediensten)is rampenbeheersing een vak op zich geworden.Heel wat hulpdiensten worden ingezet, elk metspecifieke taken en bekwaamheden.Er moet coördinatie en overleg zijn. Er moetenveilige zones worden bepaald en in locaties vooreen eerste opvang worden voorzien.Bovendien wordt het rampenmanagementaangepast volgens verscheidene rampentypes;denken we onder meer aan natuurrampen,nucleaire en biochemische ongevallen, groot-schalige ongevallen met ondergrondse leidingen,spoorweg- en vliegtuigongevallen. Men organi-seert allerhande opleidingen in dit verband. Rampenbeheersing is voor niet-ingewijden eeneerder complexe materie geworden.Gezien de multidisciplinaire aanpak van eenrampsituatie organiseerde a | z Groeninge in demaand april 2005 een symposium bedoeld voorde verantwoordelijken van de verschillende hulp-verlenende organisaties die bij rampenbestrijdingzijn betrokken. Er kwamen nieuwe onderwerpenaan bod zoals onder meer crisispsychologie,terrorisme en commandovoering, gebracht doorspecialisten ter zake.a | z Groeninge opteert om actief mee te werkenin de vernieuwing van de rampenbeheersing, enop regelmatige tijdstippen een dergelijksymposium te organiseren. - Het personeel van ons ziekenhuis ontwikkelde

een computerprogramma voor slachtoffer-registratie bij rampen.

- Heel wat ideeën over rampenmanagement encommunicatiepatronen worden vanuit onzediensten naar voren gebracht en gebruikt inde praktijk.

- Bij rampen gebruikte documenten werden oponze dienst spoedgevallen ontwikkeld.

- Onze sociale dienst volgde een specifiekeopleiding voor opvang, begeleiding enregistratie van slachtoffers bij rampsituaties.

Onze dienst spoedopname en MUG-equipesbewezen al herhaaldelijk hun kunde en efficiënteaanpak bij echte rampensituaties, ook buitenonze provincie.

Bij rampen met veel slachtoffers is een organi-satorische heroriëntatie binnen de ziekenhuizennoodzakelijk. Hiertoe werd door de wetgever een“interne planning bij externe rampen” opgelegd.Het betreft onder meer het voorzien van ruimtesvoor opvang van gekwetsten, opvang vanfamilieleden, pers en beleidsverantwoordelijken. Er moet bovendien een optimale zorgverstrekkinggewaarborgd worden door een aangepastebestaffing van artsen en verplegenden. Via eencoördinatiecel binnen het ziekenhuis moet allesin goede banen worden geleid.Om een overrompeling door toestromendepatiënten op de dienst spoedopname tevoorkomen, zijn enkele elementen in de externerampenplanning voorzien die een verspreidingvan de slachtoffers over de verschillendeziekenhuizen in de regio waarborgen. Hiertoehanteert men een vooraf overeengekomen vasteverdeelsleutel (regulatieschema of ziekenhuis-

verdeel-schema ). Indien een ziekenhuis depatiëntentoevloed niet meer aankan of inoverbezetting gaat, bestaan ook mechanismendie ervoor zorgen dat er geen nieuwe patiëntenmeer naar dit ziekenhuis worden doorgestuurd,zelfs niet binnen het reguliere 100-gebeuren.Op het rampterrein gaat men de slachtoffersverzamelen en een persoonlijke triagekaart metuniek nummer toekennen. De patiënten wordengetrieerd naar graad en ernst van de verwondingof aandoening. Hiertoe hanteert men eeninternationaal gebruikte triagekaart (ook mettag-kaart genoemd) met een specifieke kleurencodevolgens de ernst van de toestand van hetslachtoffer. Hierna worden de slachtoffers in een“noodhospitaal” (tent of nabijgelegen gebouw)gestabiliseerd in afwachting van transport.De transportprioriteit en de ziekenhuis-bestemming wordt bepaald aan de hand van detoegekende kleurencode en volgens hetziekenhuisverdeelschema.De interne planning in het ziekenhuis sluit aanop het externe medische rampenplan.Zodra de patient op de dienst spoedgevallenaankomt, gebeurt een nieuwe inschatting van detoestand (her-triage) en wordt hij naar eenbehandelzone “gereguleerd”.Op onze dienst spoedopname zijn verschillendescenario’s voorhanden afhankelijk van het typeramp. Denken we bijvoorbeeld aan eenbiochemische of nucleaire ramp waarbij depatiënten eerst via de aangepaste onderzoeks-zaal (campus MV) moeten passeren om eruitgekleed te worden, onder de douche te gaan

In de goede oude tijd was er weinig sprake van rampen. Men sprak over “grooteonghelucken”, “plaegen ende wreede catastrophen”. Men sprak van “eene straffe Gods veroorzaakt door het slegte leeven, de zondigheid ende het werk van den duivel…”Langzaamaan groeide het risicobesef. Men ging ongevallen analyseren en oorzakelijkeverbanden leggen. Zo ontstond het gegeven “preventie”. Men maakte zelfs interventie-plannen mochten zich grootschalige ongevallen voordoen. Deze plannen werdenrampenplannen genoemd. Deze benaming werd sinds een tweetal jaar niet meer correctbevonden. Inderdaad, een ramp kan men niet plannen, anders zou het geen ramp zijn.Er werden definities allerhande geformuleerd om een ramp te omschrijven. Hieruitontstond de terminologie rampenbeheersing, rampenmanagement of nog beter “beheer-sing van collectieve noodsituaties”.

RAMPENBEHEERSING

of “Beheersing van collectieve noodsituaties” en a | z Groeninge

De bombardementen door de geallieerden op de stad Kortrijk in 1944 zijn de grootste ramp die de stad ooitgetroffen heeft. Toen bestond er nog geen rampenplan!! (hoek van de Leiestraat en de O.L.Vrouwestraat, huidigehoek Europabank).

Page 10: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

10 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

en na meting en het voorzien van andere kledijnaar de spoedopname worden gebracht…Voor de alarmering binnen ons ziekenhuis is een gradatie voorzien naargelang het aantaltoekomende slachtoffers en de aard van hunverwondingen. Op basis hiervan wordt bepaaldwelke middelen moeten ingezet worden. Zo onderscheiden we:1. Pre-alarmfase: Alleen de dienst spoed-opname is hierbij betrokken. De verpleegkundigeen medische bestaffing op de dienst spoed-opname wordt versterkt en de verantwoorde-lijken met een sleutelpositie worden gewaar-schuwd. De medisch-technische diensten, deapotheek, het labo en het callcenter wordengëinformeerd. Er wordt een primaire coördinatie-cel vanuit de directie opgericht. De verpleegafdelingen op campus Maria’sVoorzienigheid kunnen de opvang met denormale middelen aan.2. Alarmfase 1: De volledige campus MV is erbijbetrokken. Elke afdeling brengt aanpassingenaan om een grotere opvang van patiëntenmogelijk te maken (bijv. bijkomend personeelopbellen, herschikken of aanpassen van deafdeling), dit alles onder commando van eenintussen uitgebreide coördinatiecel.3. Alarmfase 2: de andere campussen OLV, SMen SN zijn er eveneens bij betrokken. Patiëntenworden via de dienst spoedopname MV naar deverschillende campussen overgebracht. Percampus wordt een (cluster)verantwoordelijkeaangesteld om alles ter plaatse in goede banente leiden.

De alarmering van a | z Groeninge gebeurt viahet dect- en GSM-systeem waarbij meldinggemaakt wordt van de alarmfase die vantoepassing is.Elke dienst, elke afdeling, elke verantwoor-delijke kreeg, afhankelijk van de in werkinggetreden alarmfase, een specifieke taaktoegewezen passend als een radertje in eenraderwerk. Het is dus belangrijk dat elkebetrokkene zijn actiekaart bij de hand heeften de uit te voeren handelingen volgens degegeven fase feilloos uitvoert.Om de interne planning perfect te laten verlopen,is een centraal nummer 4420 met verschillendelijnen voorzien. Dit cascadenummer kan doorelke medewerker gebruikt worden indien zichproblemen of onduidelijkheden in verband methet intern gebeuren zouden voordoen. Ditnummer komt toe op de coördinatiecel die voorelk probleem een passende oplossing probeertte bieden. Voornoemde planning werd door onze dienstpreventie en bescherming op het werk indienstgebonden actiekaarten gegoten en over deverschillende afdelingen van ons ziekenhuisverspreid.Hoe goed een ziekenhuis ook georganiseerd is,toch kan het ziekenhuis ook zelf het slachtofferworden van een rampspoedige gebeurtenis.Hierbij denken we bijvoorbeeld aan brand,instorting van een gebouw of grootschaligebesmetting van om het even welke aard.In dit geval moeten wij ons intern organiserenvoor de eerste interventie en ons bovendien

beroepen op het externe rampenplan.Intern dienen wij de nodige organisatie totgecoördineerde bestrijding en evacuatie onderde knie te hebben. Hiertoe werd een “ internplan bij interne ongevallen” uitgewerkt.Het is belangrijk dat dit plan goed gekend is,vooral voor die gebeurtenissen waarbij onzecommunicatiemiddelen kunnen uitvallen.Functiegebonden taken zijn bij internecatastrofen zeer belangrijk.Persoonsgebonden taken zijn te mijden daar dekans bestaat dat juist die persoon afwezig is ofin het slechtste geval ook patiënt geworden is. Opleiding van interventieteams binnen hetziekenhuis en uitwerking van een evacuatieplangebaseerd op eenvoudige basisprincipes wasdan ook van primair belang.De uitwerking van meer specifieke plannen(brand, bomalarm, overstroming, chemische ennucleaire risico’s) zijn duidelijk omschreven en ininstructiefiches vervat.Uiteindelijk zijn toeval en omstandighedenmeebepalend voor het verloop van eeninterventie. Te veel plannen is fout,basisprincipes kennen en kunnen hanteren zijneen must.Een snelle en eenvoudige alarmering waarborgteen snelle tussenkomst van de volledigehulpverleningsketen.

MARNIX BUYSSCHAERT

Spoedopname a | z [email protected]

Voorbeeld van patiëntenspreiding voor onze regio

AMBAMB

U1 U2

U1 U2

U1 U2

U1 U2

U2 U2

U2 U2

U2 U3

U2 U3

U2 U3

U2 U3

U2 U3

U2 U3

Groeningeziekenhuis Kortrijk

Ziekenhuisverdelingsschema

TRI TRI

Maria's Voorzienigheid

Loofstraat 43

Tel.056/23.43.21

Fax 056/23.44.35

AMB AMB AMB AMB AMB

U3 U3 U1 U1 U1

U3 U3 U2 U2 U1

U3 U3 U2 U2 U2

U3 U3 U2 U2 U2

U3 U3 U2 U2 U2

U3 U3 U3 U3 U2

U3 U3 U3 U3 U3

U3 U3 U3 U3 U3

U3 U3 U3 U3

U3 U3 U3 U3

U3 U3 U3 U3

U3 U3 U3

U3

U3

U3

Centre Hospitalier de

Mouscron

Rue du couvent 39

Tel. 056/85.81.51

Fax 056/85.81.27

Moeskroen

Datum :

TRITRI TRI

H. Hart

Rijselstraat 71-73

Tel.056/52.25.00

Fax 056/52.25.03

Menen

OLV Van Lourdes

Vijfseweg 150

Tel. 056/61.75.86

Fax 056/62.31.38

Waregem

TRI TRI AMBAMB

Uur : Reg.:

Page 11: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

11

OBESITAS

een welvaartsziekte die ons overspoelt…

Meestal is echter de voornaamste oorzaak tevinden in slechte voedingsgewoontes en eensedentaire levensstijl. Dit is natuurlijk niet alleeneen individueel maar ook een maatschappelijkgegeven. Als we eens denken aan de kilo’s junkfood die we verorberen en ook aan het gebrek aan fysieke beweging tijdens onze ontspanningsmomenten, dan kunnen we onmiddellijk dehuidige trend begrijpen.

MEER DAN EEN MOOI FIGUUR…

Overgewicht en obesitas zijn risicofactoren voorandere ziektes en dienen om die reden dan ookvroegtijdig en misschien agressief aangepakt teworden. De levensverwachting daalt bij over-gewicht. Zo is de levensverwachting van een 40-jarige zwaarlijvige vrouw 7 jaar korter dan hetgemiddelde en van een 40-jarige zwaarlijvigeman 6 jaar korter (5). Daarnaast worden alsvoornaamste gevolgen vermeld: diabetes type 2,arteriële hypertensie, ischemisch hartlijden, gal-blaaspathologie, leversteatose, artrose, borst-kanker, endometriumkanker en colonkanker (6).Een vrouw met een BMI tussen 25 en 27 heeft8 maal meer risico op het ontwikkelen vandiabetes type 2, dan een vrouw met een BMIlager dan 22. Als het BMI hoger is dan 40 is hetrisico op diabetes 40 maal hoger. Naast dezeobjectieve ziektes zijn er natuurlijk ook een aantalsubjectieve klachten die een rol spelen bijovergewicht. We vermelden hier bijvoorbeeldrugpijn, transpiratie, slapeloosheid, kniepijn enz…

Het is gebleken dat een kleine gewichtsreductievan 10 % op metabool vlak heel gunstigeeffecten heeft. Een gewichtsreductie van 10 %doet de nuchtere glycemie met 50 % dalen, debloeddruk daalt met 10 mm Hg, de LDLcholesterol daalt met 10-15 % en de triglyceridenmet 20-30 %. Ook is er een belangrijke verbete-ring van de subjectieve klachten en een dalingvan het totale sterftecijfer met 20%.

DIEET, JA MAAR SOMS IS ER EEN PIL NODIG…

Het is duidelijk dat gewichtsdaling maar kanbereikt worden door een combinatie van ver-mindering van inname van energie en opdrijvenvan het verbruik. Een dieet dient langdurig vol-gehouden te worden. Daarom wordt een dieetgeadviseerd dat 500-1000 kcal onder deuitgangswaarde ligt en zeker niet lager. Hetbeste resultaat wordt bereikt indien de patiënter daarnaast ook in slaagt om zijn fysiekeinspanningen op te drijven. Dertig minuten per

Gewichtsreductie - 10 %

Mortaliteit - 20 %

LDL cholesterol - 10-15 %

Triglyceriden - 20-30 %

Glycemie nuchter - 50 %

Bloeddruk - 10 mm Hg

OVER HOEVEEL MENSEN SPREKEN WE …

Praktisch wordt bij het bekijken vanprevalentiecijfers in het kader van gewicht nogsteeds vooral gebruik gemaakt van de BMI(Body Mass Index). De Body Mass Index wordtberekend door het gewicht van de patiënt tedelen door de lengte (uitgedrukt in meter) in hetkwadraat. Op die manier worden ook debegrippen overgewicht (BMI tussen 25 en 30kg/m2), obesitas (BMI tussen 30 en 40 kg/m2) enmorbide obesitas (BMI hoger dan 40 kg/m2)gedefinieerd. De BMI is nog altijd het meestgehanteerde middel om over gewicht te spreken.Metabool zien we echter dat vooral de vet-verdeling een belangrijke rol speelt. Zo isabdominale obesitas (uitgedrukt in buikomtrek)ook opgenomen in de definitie van hetmetaboolsyndroom en niet de BMI. De laatste decennia is de gemiddelde BMIwereldwijd fors toegenomen. Indicatief hiervoorzijn de cijfers uit de Verenigde Staten. Dezetoename situeerde zich vooral fors tijdens dejaren tachtig. Tijdens de NHANES II (NationalHealth and Nutrition Examination Study)uitgevoerd tussen de jaren 1976 en 1980, had52 % van de mannen en 42 % van de vrouwenovergewicht terwijl tijdens NHANES IIIuitgevoerd tussen 1988 en 1994, 60 % van demannen en 51 % van de vrouwen teveel woog(1). Dit is geen louter Amerikaans fenomeen, ookin andere geïndustrialiseerde landen zien weeen forse toename. Ook België ontsnapt niet aan dit fenomeen. DeBIRNH-studie (Belgian InteruniversitaryResearch on Nutrition and Health) (2) eenonderzoek uitgevoerd tussen 1979 en 1984 bij11.000 personen tussen 25 en 75 jaar oud,toonde een prevalentie van overgewicht aan bij32,5 % van de vrouwen en bij 46,5 % van demannen, terwijl obesitas vastgesteld werd bij18,4 % van de vrouwen en bij 12,1 % van demannen. De BELSTRESS-studie (3) (1994 en1997) toonde aan dat 50 % van de mannen envrouwen een te grote lendenomtrek hadden. Wespreken hier dus over een “ziekte“ diepandemische vormen aanneemt en de komendedecennia een enorme invloed zal hebben oponze volksgezondheid, niet in het minst door deverschillende complicaties van overgewicht. Ditzal natuurlijk ook gepaard gaan met een enormeimpact op het budget van onze socialezekerheid.

ALLE PONDJES GAAN DOOR HET MONDJE…

Het aantal exogene oorzaken van overgewichtzijn beperkt. Meestal is de oorzaak eenonevenwicht tussen inname en verbruik vanenergie. Toch kunnen we hieromtrent enkelebemerkingen maken. Zo werd onder andereaangetoond dat borstvoeding protectief lijkt te zijn tegen overgewicht op latere leeftijd (4).Daarnaast is ook geweten dat orale anti-contraceptiva, rookstop en het begin van de menopauze aanleiding kunnen geven totgewichtstoename. Soms is de gewichtstoenamehet gevolg van bepaalde medicatie: anti-epileptica, psychoactieve geneesmiddelen enantidiabetica. Daarnaast zijn er ook endocrino-logische oorzaken van gewichtstoename bekend: hypothalamische obesitas, ziekte vanCushing, hypothyroïdie, groeihormoontekort en PCOS (Polycystisch Ovarieël Syndroom). Er zijn ook enkele zeldzame genetische oorzaken zoals het Prader Willi-syndroombeschreven.

Medicatie Anti-epilepticaPsychoactivaAntidiabeticaInsuline

Endocrinologischeoorzaken

Hypothalamische ziektesZiekte van CushingHypothyroidie

Genetische oorzaken Bvb Prader Willi-syndroom

Overgewicht, obesitas en morbide obesitas zijn ziektes waarvan de prevalentie wereld-wijd enorm toeneemt. Deze ziektes zijn natuurlijk uitingen van de toenemendewelvaart. Problematisch is dat deze welvaartsziekte meer en meer ons algemeenwelzijn aantast. Dramatisch voor de volksgezondheid is dat ook het gewicht van onzejongeren (adolescenten maar ook kinderen) toeneemt.

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Page 12: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

12 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

dag fysieke inspanning (lopen, fietsen, wande-len) van een matige intensiteit wordt geadviseerd.

Het is duidelijk dat diëten ook een effect heeft opde “psychologie” van de mens. Bovendien is eengewichtstoename ook het gevolg van bepaaldeeetstoornissen. Daarom wordt het beste resul-taat behaald indien er ook een psychologischebegeleiding is.

Een energiedeficit van 7000 kcal komt overeenmet een gewichtsverlies van ongeveer 1 kg.Daarom zal een matige energiebeperking van500 tot 1000 kcal (Low calory diet) op 24 uurleiden tot een gewichtsverlies van 0,5-1 kg perweek en zal men er op deze manier in slagenom ongeveer 10 % gewicht te verliezen op5 maanden tijd. Vandaar dat we in het obesitas-centrum gedurende een zestal maanden depatiënten opvolgen.

De Belgian Association for the Study of Obesityschreef een soort consensus over de te volgenmaatregelen (zie tabel).

Soms kan medicatie ook een hulp zijn. De BASO-consensus voorziet in medicatie voor hen dieeen BMI hebben hoger dan 27 en co-morbiditeitof voor hen met een BMI hoger dan 30. In feitezijn er op heden maar 2 medicaties officieel terbeschikking. We spreken over Orlistat (Xenical)en Sibutramine (Reductil). Binnenkort komtechter ook Rimonabant (Accomplia) op demarkt.

Hoe lang deze medicatie moet worden genomenis onduidelijk. Wel is het zo dat, indien ergedurende de eerste vier weken van debehandeling geen 2 kg gewichtsverlies of na12 weken niet minimaal 5 % gewichtsverlies is,ze beter kan worden gestopt. Het extra effectop placebo in combinatie met dieetmaatregelen (-500 kcal per dag) is zo’n 3 tot 6 kg. Andersuitgedrukt: het percentage patiënten dat er inslaagt om 10 kg of 10 % van hun gewicht teverliezen (metabool nuttig) is 2 tot 4 maal grotermet medicatie. Belangrijk is ook dat in hettweede jaar inname er met deze medicatieminder gewichtstoename is dan met placebo.

a. Orlistat (tetrahydro-lipstatine)Orlistat is een specifieke inhibitor van de gastro-intestinale lipasen. Op die manier verhindert hetde vertering en blokkeert het de resorptie van

ongeveer 30 % van de voedingsvetten. Dewerking ervan vindt plaats in het spijsverterings-stelsel. Het heeft geen centraal werkendanorexigeen effect. De dosis bedraagt 120 mgbij elke maaltijd (dus 3 maal per dag). Er isnatuurlijk weinig tot geen effect als dezemedicatie wordt genomen zonder de hulp vaneen dieet. De nevenwerkingen kunnen bijnaaltijd worden verklaard door een slecht volgenvan het voorgeschreven dieet (best eenvetbeperking tot 30 % van de dagelijkseenergietoevoer). We vermelden: vettigestoelgang, olieachtig anaal verlies… Op die manier kan ook de opname van devetoplosbare vitamines geremd worden, watsoms noopt tot extra toedienen vanmultivitaminecomplexen indien het preparaatlangdurig wordt gebruikt. Bij deze medicatie werden ook gunstige effectenbeschreven op LDL cholesterol en ook op hetHbA1c bij diabetici.

b. SibutramineSibutramine behoort tot de groep van deanorexigene geneesmiddelen. Deze medicatiewerkt door een verhoging van de intrasynap-tische concentratie van dopamine, noradrenalineen adrenaline en/of serotinine. Sibutramine werktdoor de inhibitie van de neuronale heropnamevan noradrenaline en serotonine en, in minderemate, van dopamine. De gebruikelijke begin-dosis bedraagt 10 mg per dag, eventueel teverhogen naar 15 mg per dag. In tegenstellingtot amfetaminederivaten geeft sibutramine geenaanleiding tot afhankelijkheid. Als mogelijkenevenwerkingen worden een lichte toename vande hartfrequentie en van de bloeddruk vermeld.Het kan ook niet gecombineerd worden metandere medicatie uit de klasse van de SSRI’s.Indien er onvoldoende effect is na 3 maandenkan de dosis Reductil verhoogd worden naar15 mg per dag.

c. RimonabantRimonabant is een endocannabinoid receptorantagonist die binnenkort op de markt zal komenonder de naam Accomplia. Het werd alonderzocht bij 1507 patiënten met een BMIhoger dan 30 kg/m2 die gedurende 1 jaarbehandeling kregen met rimonabant 5 of 20 mgper dag of placebo in combinatie met een dieet.Het gewichtsverlies na 1 jaar bedroeg respec-tievelijk 3,4, 6,6 en 1,8 kg na 1 jaar. 51 % vande patiënten in de Rimonabant 20 mg groep

Behandeling BMI 25-26,9 BMI 27-29,9 BMI 30-34,9 BMI 35-39,9 BMI> 40

Dieet, fysiekeactiviteit engedragstherapie

Met co-morbiditeit Met co-morbiditeit + + +

Farmacotherapie Met co-morbiditeit + + +

Heelkunde Met co-morbiditeit +

verloren meer dan 5 % lichaamsgewicht (7). Als nevenwerkingen werden vermeld nausea,diaree, hoofdpijn, duizeligheid en gemoeds-wisselingen.

Aanpak van gewicht is meer dan het adviesom minder te eten…Stilletjes aan zijn we ons bewust aan het wordendat overgewicht een probleem is en datmisschien nog meer zal worden. Het is dan ookeen “challenge” voor de medische wereld maarook voor de overheid om dit gigantischeprobleem in te dijken. Ervaring heeft ons geleerddat een houding van: …’je moet maar mindereten’… niet de juiste is. De aanpak van eenpatiënt behelst immers meerdere facetten dieallemaal even belangrijk zijn. Natuurlijk zijndieetadviezen onontbeerlijk, maar deze moetengepaard gaan met motivering tot meer bewegen.Zoals al eerder vermeld, is ook een psycho-logische aanpak hierin noodzakelijk.

Maar ook de overheid dient dringend maat-regelen te nemen om ons allen weer gezond teleren eten en ons weer in beweging te krijgenanders gaan we regelrechte rampen tegemoetnet zoals dat nu gebeurt bij ons grote voorbeeldde Verenigde Staten. Een toekomstbeeld waarkinderen enkel nog computerspelletjes spelen,op hun twaalfde niet meer kunnen bewegen doorovergewicht, op hun zestiende diabetes krijgenen op hun twintigste hun eerste infarctdoormaken, kan toch niet zijn wat we wensenvoor onze kinderen en kleinkinderen…

HET OBESITASCENTRUM

Om te anticiperen op het groeiend obesitas-probleem werd op 1 januari 2005 het‘Obesitascentrum’ van a | z Groeninge opge-richt, vanuit de dienst abdominale chirurgie. Het team werd uitgebreid met een coördinator, 2 gastro-enterologen, een endocrinoloog enfysiotherapeut. Het centrum beschikt over eeneigen diëtiste, psychologe en kinesitherapeut.

Het is de bedoeling een oplossing op maat tecreëren. Iedere patiënt die last heeft van over-gewicht wordt gezien door de coördinator en van

Page 13: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

13

daaruit verwezen naar het chirurgische of hetniet-chirurgische traject. Patiënten die inaanmerking komen voor een operatie en eromvragen worden aansluitend gezien door één vande chirurgen.

Degene die niet willen of niet in aanmerkingkomen voor een operatie, kunnen eenmultidisciplinair programma volgen. Voorafworden de personen gescreend op co-morbiditeitdoor een arts-internist. Als er geen contra-indicatie is, kunnen zij het niet- chirurgischeprogramma volgen. Daar worden zij door eenteam van een psychologe, een diëtiste eneen kinesiste begeleid in hun strijd tegenovergewicht. Gedurende 5 maanden wordengroepen van maximum 10 personen door ditteam begeleid, om de 2 weken gedurende 3 uur(1 uur bij de diëtiste, 1 uur bij de psychologe en1 uur bij de kinesiste), tussenin 2 maal per weekverplicht sporten in de oefenzaal.

HET MULTIDISCIPLINAIR PROGRAMMA

a. dieetBinnen de multidisciplinaire aanpak van hetobesitascentrum vormen de dieetsessies eenbelangrijke peiler. In deze sessies worden deverschillende voedingsaspecten door de diëtistetoegelicht, waarbij voldoende ruimte gelatenwordt voor groepsgesprekken en het besprekenvan alle mogelijke vragen en problemen.

Voor elke patiënt wordt een persoonlijk dagschemaopgesteld in samenspraak met de patiënt zelf.Het is belangrijk dat hij of zij zelf volledig achterdit schema staat. Enkel op deze manier kan depatient zich goed voelen in het dieet en kunnende voedings- en gedragsveranderingen ookvolgehouden worden op lange termijn.

Honger lijden is dus uitgesloten. Er wordtgeopteerd voor een geleidelijke aanpak metlangzame maar blijvende gewichtsdaling.

Als basiswerktuig wordt een eetdagboek gebruikt,dat de patiënten wekelijks persoonlijk invullen.Op deze manier kan ieder voor zich inzichtverwerven in zijn eetgewoonten, wat noodzakelijkis om tot een gedragswijziging te komen.

Daarnaast krijgt de patiënt voldoende informatierond gezonde voeding en het vermageringsdieet.Ook productinformatie, recepten en voedingstipskomen aan bod. Na 6 maanden samenwerkenwordt ook gekeken hoe het verder moet na die12 sessies en krijgt de patiënt de mogelijkheidtot het bijwonen van opvolgsessies.

b. psychologieMet het programma streven we naar eenlevensstijlverandering, waarbinnen gezondevoeding en beweging een plaats krijgen. Om deze verandering blijvend en op langetermijn te kunnen bewerkstelligen, zijn naastdieet en beweging ook een aantal andereaccenten nodig. Hier komt de psychologie ten tonele.

Ten eerste wordt er via het bijhouden van heteetdagboek gestreefd naar bewustwording eninzicht in het eigen eetgedrag. Op basis van deverkregen informatie leren de deelnemers zelfeen analyse maken van hun eetgedrag. Wegaan ervan uit dat zelf leren zoeken naaroplossingen de integratie van het aangeleerdezal bevorderen.

In eerste instantie leren mensen omgaan metverleiding en sociale druk. Vervolgens proberenwe in de sessies rond stresshantering denegatieve spiraal van emotioneel eetgedrag(waarbij men zich door overeten vaak nogslechter gaat voelen, wat aanleiding is om nogmeer te eten) te doorbreken. Verder krijgenpsychologische gevolgen van overgewicht zoalssociale isolatie en een negatief zelf- enlichaamsbeeld een belangrijke plaats.

Binnen het kader van hervalpreventie wordt zéérveel aandacht besteed aan het motivatieproces.Daarin is het leren stellen van realistischedoelen en het opsporen van denkpatronen dieeen levensstijlverandering in de weg staan vanessentieel belang.

We hopen, dat we met dit interactieve groeps-aanbod een blijvende gedragsveranderingbereiken zodat de kans op herval minimaal is,eens de steun van de groep wegvalt.

c. lichaamsbewegingOnder begeleiding en supervisie van eenkinesitherapeut, worden de personen 2 maal perweek in de oefenzaal getraind. Op die manierworden niet alleen minder calorieën ingenomen,maar worden er ook meer verbruikt.

BESLUIT

Obesitas is een zeer belangrijk medisch ensocio-economisch probleem geworden. Onzestrijd ertegen moet multidisciplinair gebeuren.Het obesitascentrum is een eerste poging om ditte realiseren. De nietchirurgische aanpak is ééndeel van de behandeling. Daarnaast bestaat erook ‘bariatrische chirurgie’. Over het hoe, wat,wanneer en waarom, meer in het volgendenummer van dit tijdschrift.

* Het Obesitas team: dr. Frank Van Rooy,dr. Dirk Devriendt, dr. Franky Vansteenkiste,dr. Gerd Vanhaverbeke, dr. ChristopheGeorge, dr. Ann Elewaut, dr. PhilippeCompernolle, mevr. Gerda Vandendriessche, mevr. Greet Vervenne, mevr. Sofie Decock,mevr. Jorien Fieuw.

Het Obesitascentrum a | z Groeninge Campus [email protected]: 056 24 24 00www.obesitas-centrum.be

REFERENTIES

1. Flegal KM, Carrol MD, Kuczmarski RJ et al.Overweight and obesity in the United States :prevalence and trends, 1960-1990. Int. J. ObesRelat Metab Disord 1998; 22: 39.

2. Kornitzer M, Bara L. Clinical and anthropo-metric dates, blood chemistry and nutritionalpatterns in the Belgian population according toage and sex. For the B.I.R.N.H study group. Actacardiologica 1989; 44 (2) : 101

3. Moreau M, Valente F, Mak R, Pelfrene E, deSmet P, De Backer G and Kornitzer M. Obesity,body fat distribution and incidence of sick leavein the Belgian workforce : the Belstress Study.Int J Obes Relat Metab Disord 2004; 28 : 574.

4. Hediger ML, Overpeck MD, Kuczmarski RI,Ruan WJ, Associaton between infantbreastfeeding and overweight in young children.JAMA 2001; 285: 2453.

5. Peeters A et al. Obesity in adulthood and itsconsequences for life expectancy: a life-tableanalysis, Ann Intern Med 2003; 138(1): 24-32

6. Wolf AM, Colditz GA, Current estimates ofthe economic loss of obesity in the UnitedStates, Obes Res 1998; 6 (2): 97-106.

7. Van Gaal LF, Rissanen AM, Scheen AJ et al.Effects of the cannabinoid-1 receptor blockerrimonabant on weight reduction andcardiovascular risk factors in overweightpatients: 1 year experience from the RIOEurope study. Lancet 2005; 365 : 1389

VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Page 14: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

14 VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

CHRONISCHE WONDZORGCONSULTATIE

In eerste instantie dient steeds de etiologie vaneen chronische wonde bepaald te worden.Een wonde blijft een symptoom van eenonderliggend probleem. Daarna wordt deoorzaak, zo mogelijk, behandeld en heeft dewondverzorging tot doel de secundairewondheling te stimuleren en optimaal te latengebeuren. Ook is pijnbestrijding soms nodiggedurende het hele verzorgingsproces.

ETIOLOGIE

Veneuze ulceraties zijn nog steeds de voor-naamste oorzaak van onderbeenwonden. Dezekomen voor bij 0,15 tot 0,5% van de populatie

en zijn een belangrijke bron van verminderdelevenskwaliteit. Bij onaangepaste aanpakvormen ze ook een grote kost voor patiënt enmaatschappij.

De diagnostiek gebeurt hier veelal klinisch:geassocieerde aandoeningen zoals diabetes,arteriële insufficiëntie dienen te wordenopgespoord. De hoeksteen van de behandelingblijft adequate compressietherapie. Vooral bijeen langer bestaand oedeem moet in eersteinstantie met korte rekwindels worden ge-zwachteld en dienen de juiste instructiesbesproken en herbesproken te worden op elkeraadpleging. In een later stadium en na genezingkan worden overgeschakeld op lange rekwindelsen/of steunkousen. Deze blijven vaak ook langer

geïndiceerd, zelfs na heelkundige ingrepen alsstripping en/of afbinden van perforanten bijpatiënten lijdend aan chronische veneuzeinsufficiëntie!

Arteriële insufficiëntie kan aanleiding geven totduidelijk meer pijnlijke onderbeen- en/ofvoetulcera waarbij bijkomend technisch nazichtaangewezen is voor screening naar indicatievoor revascularisatie. Bij afwezigheid vandiabetes kan een enkel-armindex groter dan0,75 belangrijke macro-angiopathie uitsluiten.Indien nodig dienen bijkomende technischeonderzoeken (arteriële duplex, CT-angio ….)gevraagd evenals screening naar vasculair lijden elders op het bloedvatsysteem.

Bij neuropathische ulcera, vooral bij het malumperforans dat bij diabetici frequent voorkomt,zal naast de wondverzorging, ook de aanpakvan de statiek en een eventueel onderliggendorthopedisch probleem, noodzakelijk zijn omgenezing en recidief te voorkomen. Samen metde micro-angiopathie zijn deze ulcera frequentde bron van uitbreidende infecties met sepsisen noodzakelijke amputatie als gevolg. Deze wonden vergen een multidisciplinaire raadpleging zoals de diabetesvoetconsul-tatie.

Tot slot zijn er een aantal minder frequentvoorkomende oorzaken van ulcera waarbij hetdermatologische symptoom ulcus al dan nietgeassocieerd is met onderliggende pathologie.Infectieuze ulcera als leishmaniosis zijn in onzestreek zeldzamer maar komen af en toe voor.

De laatste jaren is er een evolutie in de kennis omtrent wondheling en wond-behandeling.Meerdere nieuwe types verbandmaterialen, zelfs bio-dressings, verschenen op demarkt, evenals nieuwe verbandtechnieken. Uiteraard kan de aanpak van een wonde pas juist zijn na een correcte diagnose en dient de voorgestelde behandeling dan ook,vaak langdurig, nauwgezet gevolgd te worden door de patiënt.De chronische wondzorgconsultatie werd gestart om deze doelstellingen nog beter terealiseren. Hoewel ze werd opgestart door de dermatologie, is hier een multidiscipli-naire samenwerking met de huisarts en andere specialiteiten vaak onontbeerlijk.Na een juiste diagnose vereist wondverzorging een deskundige verpleging. De samen-werking op de wondzorgconsultatie tussen arts en wondverpleegkundige is voor beidenstimulerend en komt ook de patiënt ten goede. Uiteraard is communicatie met thuis-zorg, familiale omgeving even belangrijk: samenwerking op de raadpleging wordt hierdoor mogelijk.

Fig.1. Veneuze ulceraties met eczematisatie en tevens twee mechanische bullae (schoenen)

Fig.2 Arteriële insufficiëntie

Page 15: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

15VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE

Metabole aandoeningen, bijv. jichttophi, bemoei-lijken meer dan eens de genezing van ulcera.

Louter dermatologisch zijn er baso- enspinocellulaire carcinomen, waarbij vooral deeerste vaak silentieus evolueren en kunnengelijken op veneuze wonden.

Pyoderma gangrenosum zijn kleine tot somsspectaculaire ulcera met wat necrotisch aspectals gevolg van lokale vasculitisreactie en zijnvaak een symptoom van inflammatoire darm-pathologieën of hematologische aandoeningen.Zij vergen lokale of systemische immuun-deprimerende behandelingen en geendebridatie!

Ook bij vasculitis (van de kleine of middelgrotebloedvaten) zijn er frequent huidulcera.Een juiste classificatie is noodzakelijk, met hetoog op de juiste behandeling.Tot slot kunnen ook medicaties (o.a. Hydrea, …..)verantwoordelijk zijn voor huidulcera.

WONDGENEZING

Bij het stimuleren van wondgenezing persecundam intentionem, gebeuren de volgendestappen: inflammatie met bindweefselvorming enneo-angiogenese, ontstaan van granulatie-weefsel met ook wondcontractie en tot slot re-epidermisatie die ontstaat vanuit de wondranden de huidadnexen. Deze stappen gebeuren hetbest in een vochtig wondmilieu, wat wij bij deverzorging nastreven.

PRAKTISCH

De strategie bestaat erin necrose te verwijderen,infectie te elimineren en te voorkomen,overmatig exsudaat te absorberen, om tot eenvochtige wonde te komen die daarna dientbeschermd te worden tegen verwonding. Ook deperifere huid dient beschermd en vaak ookverzorgd voor bijkomend probleem van irritatieen/of contacteczeem. Er zijn multipele soortenverbanden en nog veel meer verschillendegecommercialiseerde verbanden op de markt.

Vaak zal empirisch of/en economisch getrachtworden deze massa’s te verminderen tot eenmeer beheerbare lijst van producten waaruit danhet juiste verband wordt gekozen.Verbandclassificatiesystemen, vaak door elkefirma vooropgesteld met eigen producten,worden meer dan eens voorgesteld als wond-zorgprotocol. Men probeert hiermee op eeneenvoudige wijze het meest geschikte verbandvoor een bepaalde wonde voor te stellen.

In de praktijk zal men vaak het zwartgeelroodmodel als wondclassificatie voorstellen metverdere opsplitsing volgens de graad vanexsudatie van een wonde.

DR. ERWIN SUYS

Chronische wondzorgconsultatie a | z GroeningeCampus [email protected].: 056 252650

Fig.3 Pyoderma gangrenosum

Page 16: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

16 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

Afb.1a De traanweg ledigt zich lateraalvan de onderste neusschelp

afb. 1b de nieuwe traanweg ledigt zichmediaan in de middenste neusgang

rood=traanweg, blauw=bot, geel=mucosa

ANATOMIE EN ETIOLOGIE

De traanzak ledigt zich normaal in de ondersteneusgang (afb. 1a). Het laatste traject van detraanweg kan disfunctioneel zijn of worden door1. congenitale membraneuse of benige dys- of

aplasie 2. repetitieve dacryocystitis3. trauma: er is in de literatuur de laatste jaren

een toename van traumatische, vaakiatrogene traanwegpathologie: verwikkelingvan endoscopische neus- sinusheelkunde

4. externe (nasale of sinusale) tumoren,tumoren van de traanwegen zelf zijnzeldzaam

5. Ten slotte kan het kanaal “passief”ondoorgankelijk zijn: enkel bij externe drukwordt het doorgankelijk

Preoperatief zijn dus onontbeerlijk: een consultbij de oogarts, een consult bij de neus-keel-oorarts en een CT-scan van de sinussen (tweeincidenties).

FILOSOFIE EN TECHNIEK VAN DE INGREEP

Langs de neus (endoscopisch) wordt naast watmucosa een botfragment en de mediale wandvan de traanzak weggenomen met laser, shaverof de klassieke hamer-beitel. De traanzak ledigtzich daarmee rechtstreeks in de middelsteneusgang (afb. 1b). Het onderste (verstopte)deel van de traanweg wordt aldus kortgesloten.Een silicone buisje wordt in lusvorm aangebrachtin het nieuwe traantraject. Het blijft er minimumdrie maanden aanwezig.Essentiële voordelen ten opzichte van deexterne techniek: geen extern litteken, geenlittekenweefsel ter hoogte van de laterale wandvan de traanzak, geen litteken ter hoogte vande orbitale inhoud, minder bloeding en mindertijdrovend (30 min in plaats van 90 min). Bij-komende pathologie in de neus kan ineens be-handeld worden: septumdeviatie, conchahyper-trofie, synechieën. Nadeel is dat ervaring inendoscopische neusheelkunde vereist is. Zowel

extern als endonasaal gebeurt de ingreep bestonder algemene anesthesie.

DE INDICATIES

Absolute indicaties zijn - recidiverende acute dacryocystitis bij de

volwassene- traumatische onderbrekingen van de traanweg- recidief van dacrocystitis na voorgaande

externe techniek- recidief van epifora (overvloedige tranenvloed)

na klassieke silicone-tubing

Relatieve indicaties zijn- traanklachten bij kinderen die resistent zijn

aan de klassieke behandeling (antibiotica-druppels en massage, sondage(of doorprikken van de traanpunten), siliconebuisje in de natuurlijke traanweg (ondersteneusgang)) d.w.z. zelden en ten vroegstevanaf 2 jaar

- passieve doorgankelijkheidsstoornis.

RESULTATEN EN VERWIKKELINGEN

Tot op heden werden er 38 endoscopischeDCR’s uitgevoerd in a | z Groeninge.De interdisciplinaire samenwerking ORL-oftalmologie startte in 2003.Drie patiënten ondergingen een heringreep, tweeonder algemene anesthesie, één onder lokaleanesthesie.Twee maal waren het synechieën.Om dit te voorkomen, wordt nu systematisch eenverband ingebracht of plaatjes ingenaaid enblijven de patiënten een nacht. De postopera-tieve lokale controle is zeer belangrijk. Eénpatiënte wreef de drain uit haar oog op dagtwee. Eén patiënte ondervond geen duidelijkeverbetering van de epifora en werd door-

verwezen naar een universitaire instelling.Twee patiënten gingen verloren in de follow-up.Gemiddelde follow-up is nu zes maanden.Bij 32 patiënten bleef de epifora onder controlena de eerste endoscopische DCR. Van henhadden acht patiënten voorafgaandelijk externeprocedures elders.In de literatuur wordt een succesrate vermeldvan 80 tot 90% afhankelijk van het chirurgischteam.

BESLUIT

Veelal hebben de patiënten met traanwegpatho-logie een hele lijdensweg achter de rug.Dankzij een goede interdisciplinaire samen-werking ORL-oftalmo en de explosie van endo-scopische neus-sinuschirurgie kunnen wij binnena | z Groeninge gespecialiseerde endoscopischetraanwegchirurgie aanbieden en verder uit-bouwen. De endoscopische techniek biedtduidelijk voordelen en vergelijkbare resultaten.

DR. PHILIPPE CLARYSSE

Dienst neus- keel- oorziekten – gelaat- halsheelkundea | z GroeningeCampus Maria’s [email protected]

ENDONASALE DACRYOCYSTORHINOSTOMIE (DCR)

Het aanleggen van een stoma tussen detraanzak en de middenste neusgang langsendonasale weg is een techniek die albeschreven werd aan het einde van denegentiende eeuw, dus voordat de “meerconventionele” externe techniek gepubli-ceerd werd. Sinds enkele jaren floreert deendoscopische neus- en sinuschirurgie,wat de anatomische en dus chirurgischeinzichten endonasaal ten goede komt.

REFERENTIES

Mc Donogh M., Meiring JH.Endoscopictransnasal dacryocystorhinostomy.J LaryngoOtol, 1989.103:585-7Yung MW, Hardman-Lea S.Endoscopic inferiordacryocystorhinostomy.Clin Otolaryngol,1998.23:152-7

Page 17: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

17NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

PRINCIPE

Onder tumorablatie verstaan we de recht-streekse aanbreng van chemische of thermaleinvloed in een gelokaliseerd gebied met als doelhet (tumor)weefsel substantieel te vernietigen.RFA is een rechtstreekse tumorablatie, integenstelling tot per-orale of intra-vasculairetherapieën. In dit opzicht is het de begeleidendebeeldvorming (echografie, fluoroscopie, CT ofMR), die het mogelijk maakt de tip van de naaldop de meest optimale plaats in het letsel tepositioneren, een absolute noodzaak voor hetwelslagen van deze therapie.

Bij ‘chemische’ ablatie maakt men gebruik vaneen chemische stof, zoals bijv. ethanol, dat terplaatse gebracht een coagulatienecroseinduceert en aldus tumorablatie veroorzaakt.

In de groep van de ‘thermale’ ablaties bundeltmen de energiebronnen die een tumor vernie-tigen door middel van temperatuur, hetzij warmte(radiofrequentie, microgolven, laser, …) hetzijkoude (cryo-ablatie).

De term radiofrequentie wijst op een alterneren-de elektrische stroom met een hoge oscillatie-frequentie (meestal tussen 200-1200 kHz). Het fysische principe van weefselinteractie metradiofrequentiegolven werd voor het eerstbeschreven door Organ in 1976. Door de hogeelektrische weerstand van het weefsel ten

opzichte van de elektrode ontstaat er een be-langrijke agitatie van ionen in het tumorweefselrond deze elektrode. Deze ionenagitatie ver-oorzaakt wrijving en aldus opwarming. Deze kanzeer precies gecontroleerd worden door dehoeveelheid radiofrequentie-energie aan tepassen. De graad van weefselbeschadiging doorradiofrequentie-opwarming hangt af zowel vande duur van de opwarming als van de bereikteweefseltemperatuur. Opwarming van weefselstot 45°C gedurende verschillende urenveroorzaakt onomkeerbare celdestructie.Aan 50°C tot 55°C zal de tijdsduur nodig vooronomkeerbare celdestructie verminderen tot 4 à 6 minuten en tussen 60°C en 100°C is ernagenoeg onmiddellijk weefselcoagulatie. Boven 100°C verdampt en carboniseert hetweefsel. Daarom is de ideale temperatuur voorRFA tussen 50 en 100°C.

Aangezien de temperatuur dramatisch daalt aande rand van het opgewarmde weefsel is hetbelangrijk een marge van ± 1 cm ‘normaal’weefsel te voorzien om zeker alle tumorcellen te doden.

De ligging van een groot bloedvat dicht bij detumor, zal aan deze kant van de tumor eenadequate hyperthermie bemoeilijken door hetinstromend bloed (“heat-sink” effect). Dit kantegengewerkt worden door de bloedstroom teverminderen door ballonocclusie of mechanischebloedvatcompressie (“Pringle manoeuver”).

TECHNIEK

Een RFA-systeem bestaat uit een hoogfrequente alternerende stroomgenerator (Fig. 1) en speciale naalden.

Fig. 1.

De naalden voor RFA zijn, naargelang het type,recht of gebogen en bezitten één of meerderepunten (parapluconfiguratie) (Fig.2).

Fig. 2a.

Fig. 2b.

Deze worden nauwkeurig met behulp vanbeeldvorming in het te vernietigen letselgeplaatst, waarna gedurende 10 tot 35 minuten(afhankelijk van het gebruikte materiaal en degrootte en vorm van de tumor) een hoogfrequente wisselstroom opgewekt wordt.De huidige naalden creëren een ablatie vanongeveer 3 cm, zodat ze eigenlijk ideaal zijnvoor letsels ≤ 1 cm. Uiteraard zijn er technischestrategieën om grotere tumoren te behandelen.

Radiofrequentie-ablatie (RFA) is een recent ontwikkelde techniek, die gebruik maaktvan warmte voor destructie van tumorweefsel. Sinds de oudheid wordt het helendeeffect van warmte toegepast. Zo gebruikten de oude Grieken opgewarmde keien ombloedingen te stelpen. D’Arsonval beschreef in 1891 als eerste de verhitting van weef-sels door radiofrequente stroom. Dit resulteerde in de ontwikkeling van chirurgischeelektrocoagulatie en diathermie in de jaren negentig. RFA is een wijziging van hetzelfde technologisch principe waarbij warmte-energieafgegeven wordt in een welbepaald volume. Het wordt al jaren gebruikt in verschil-lende klinische indicaties waaronder ablatie van aberrant geleidende zenuwbundels bij Wolff-Parkinson-White-syndroom en ablatie van het ganglion van Gasser bij trigeminus neuralgie. Het gebruik van RFA in de oncologie is een relatief nieuwe ontwikkeling.Aanvankelijk werd het enkel toegepast bij primaire levertumoren of levermetastasen,maar intussen heeft het indicatiegebied zich uitgebreid naar andere organen zoals long,nier, borst, schildklier en zelfs bot (osteoid osteoma, metastase).

RADIOFREQUENTIE-ABLATIE:

een nieuwe minimaal invasieve procedure voor lokale behandeling van levertumoren

Page 18: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

18 NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN a | z GROENINGE

Zo zal men de naald herpositioneren en opnieuwableren totdat alle tumorweefsel behandeld is.

Bij het uittrekken wordt het traject van de naaldgecauteriseerd om bloeding of sijpeling tevoorkomen.

RFA kan percutaan, via laparoscopie ofperoperatoir uitgevoerd worden. De percutanebenadering is de minst invasieve, met de laagstemorbiditeit, kan semi-ambulant gebeuren en kanbovendien herhaald worden indien nodig.Wanneer het letsel klein of moeilijk te bereikenis of dichtbij vitale structuren gelegen is, gaatde voorkeur naar een laparoscopische of eenopen chirurgische benadering. De open methodebij levermetastasen kan in combinatie gebeurenmet de resectie van de primaire tumor.

De patiënt wordt nuchter opgenomen, en krijgteen I.V. lijn. De procedure gebeurt doorgaansonder algemene anesthesie. De keuze van debeeldvorming voor het positioneren van de naald(echografie, fluoroscopie, CT of MR) hangt vanverschillende factoren af zoals de ligging engrootte van de tumor, de beschikbaarheid vanhet toestel en de reproduceerbaarheid van hetonderzoek. In die context geniet CT - althans bijde percutane ablatie - de voorkeur.

Het doel beoogt uiteraard volledige tumor-destructie. De ablatie moet dan ook ongeveer1 cm verder gaan dan de tumorranden, zoalshierboven beschreven, om voldoende tumorvrijemarge te behouden (Fig. 3).

De follow-up gebeurt met dynamisch CT- of MR-onderzoek met toediening van intraveneuscontrast één maand na de procedure en dantelkens om de drie maanden om residuele tumorof tumorrecidief op te sporen. (Fig. 4)

Fig. 4.

RFA VOOR LEVERTUMOREN

De lever is een klassieke plaats voor zowelprimaire als secundaire tumoren. De meestfrequente levertumoren zijn het HCC(hepatocellulair carcinoma) en de colorectalelevermetastasen.

Het HCC is de vierde meest frequente tumor-gerelateerde doodsoorzaak wereldwijd.Ongeveer 1 miljoen nieuwe gevallen wordenjaarlijks gerapporteerd. Onbehandeld is demortaliteit 100 %.

Chirurgische resectie blijft de standaardbehan-deling daar ze duidelijk een overlevingsbenefietaangetoond heeft (gemiddelde 5jaars-overlevingvan 20 tot 40 %) in vergelijking met chemo- enradiotherapie.

Jammer genoeg komen slechts 5 à 15 % van de patiënten in aanmerking voor chirurgie. Debelangrijkste limiterende factoren zijn: te veeltumoren, te grote letsels, tumoren op niet-reseceerbare plaatsen, tumoren met majeurevasculaire invasie, onvoldoende leverreservedoor cirrose en verhoogd chirurgisch risico doorandere medische condities.

De frequentie van klinisch relevante complicatiesbij RFA is klein (2 à 7 %). Pijn onmiddellijk na deprocedure is er altijd; deze wordt best met I.V.analgetica behandeld. Pijn langer dan 1 week iszeer zeldzaam. Het tumorablatiesyndroom is eenandere complicatie die het gevolg is van deinflammatoire respons op de celdood. Hetsyndroom is gekenmerkt door koorts, malaise,leukocytose gewoonlijk startend enkele dagenna de procedure. De behandeling is supportief.Differentieel diagnostisch moet een abcesuiteraard worden uitgesloten. Andere compli-caties zoals bloedingen, letsels aan galblaas ofgalwegen zijn eerder zeldzaam.

Resultaten van enkele longterm-studies overRFA leren ons dat de grootte van de tumor demeest bepalende factor voor succes is. Men kan stellen dat een complete ablatiemogelijk is bij meer dan 90 % van de letselskleiner dan 2,5 cm. Tussen 2,0 en 3,5 cm is datin 70 à 90 % van de gevallen en tussen 3,5 en5 cm in 50 à 70 %. Bij letsels groter dan 5 cm isdat minder dan 50 %.

RFA toonde in de behandeling van HCC duide-lijk ‘survival benefit’. Ziektevrije overleving vooral voor kleine HCC’s (kleiner dan 3,5cm)schommelt tussen 71 en 91% na 1 jaar en rondde 60 % na 2 en 3 jaar follow-up.

Voor colorectale metastasen zijn de resultateniets minder goed, doch recente studies tonentoch een ziektevrije overleving na 1 jaar van 87tot 93 %, na 2 jaar van 62 tot 77 % en na 3 jaarvan 41 tot 50 %.

DR. FRANKY VANSTEENKISTE

Dienst gastro-enterologie – Campus Sint-Niklaasa | z [email protected]

DR.VINCENT HERPELS

Dienst Medische beeldvorming – Campus Sint-Niklaasa | z [email protected]

Fig. 3.

Page 19: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

DIGITALE TECHNIEK TEN DIENSTE VAN DE GENEESKUNDE

ELEKTRONISCH PATIËNTENDOSSIER

Na een grondige technische voorbereiding zijn we enkele maanden geleden begonnen met deinvoering van het elektronisch medisch dossierMedAr van de firma Agfa in enkele pilootdiensten.Door een overname van het Duitse informatica-bedrijf GWI, zal Agfa in de toekomst met eenfundamenteel vernieuwde versie van MedAr opde markt komen, die in belangrijke mate op desoftware van GWI gebaseerd zal zijn. Het elek-tronisch patiëntendossier van GWI loopt momen-teel al in meer dan 800 ziekenhuizen in Duitstaligelanden en biedt een volledig geïntegreerde engebruiksvriendelijk informaticaomgeving met eenelektronisch medisch dossier, een elektronischverpleegkundig dossier, ordercommunicatie e.d. Samen met Agfa besliste a | z Groeninge denieuwe internationale versie, die in principe pasoperationeel wordt vanaf de zomer van 2006,niet af te wachten maar een pilootversie uit tetesten, in nauwe samenwerking met Afga en deartsen die reeds bij de opstart van MedAr be-trokken waren. De MedAr-dossiers die onder-tussen uitgewerkt zijn, blijven in de tussentijdbehouden.

PACS

PACS staat voor Picture Archive Communica-tions System. Dit systeem maakt het mogelijkom medische beelden digitaal te beheren, op teslaan en beschikbaar te stellen binnen en ookbuiten de muren van het ziekenhuis. Momenteel migreren de meeste ziekenhuizennaar een digitale omgeving. De voordelen vandigitalisering zijn legio. Alle beelden zijn te allentijde tegelijkertijd voor meerdere specialistenbeschikbaar. Bovendien wordt de origineledataset volledig zekergesteld, in tegenstelling tothet opslaan op film, waarbij per onderzoek maarenkele hardcopy foto’s bewaard werden in grotestoffige archieven of meegegeven aan depatient. Minpunten van de foto’s: ze kunnenfysiek maar op één plaats aanwezig zijn en

staan bloot aan beschadiging en verlies. Bij de introductie van een PACS-systeem ligt defocus enerzijds op de aanlevering van debeelden en anderzijds op het gebruiksgemak bijde verspreiding naar de consulterende artsbinnen en/of buiten het ziekenhuis. De aanlevering van beelden zal in een eerstefase binnen a | z Groeninge mogelijk zijn vanuitde diensten medische beeldvorming en nucleairegeneeskunde. Op termijn kunnen ook debeelden vanuit de toepassingen voor invasievecardiologie maar ook vanuit alle anderebeeldproducerende afdelingen in de breedste zinvan het woord, worden geïntegreerd.De moderne PACS-systemen bieden voor deverspreiding van de beelden een oplossingwaarbij alle beelden online beschikbaar zijn enbekeken kunnen worden op elke werkplek in ofbuiten het ziekenhuis.

IntegratieDe uitdaging om een dergelijk omvangrijkeproject tot een goed einde te brengen, ligt op het gebied van de integratie van het PACS metde diverse andere informatiesystemen. Zo werkt een PACS-systeem op basis van de patiëntengegevens die zijn ingevoerd in het Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS). De workflow binnen de dienst medischebeeldvorming wordt dan weer aangestuurd door het Radiologie Informatie Systeem (RIS).De werklijsten worden door middel vangeïntegreerde communicatiesoftwaredoorgestuurd naar de beeldproducerendemodaliteiten: CT-, PET-, MRI-scanners,röntgenzalen, angiozalen en de zalen voornucleaire geneeskunde. De beelden moeten ookoproepbaar zijn voor de radiotherapiesimulatie.Tot slot wordt met het oog op de verslaggevingeen spraakherkenningsysteem geïntegreerd.

‘The quest for the holy grail’ in a | z GroeningeCampus Sint-Maarten was reeds jaren geledenin België een van de pioniers op het gebied vanhet PACS-gebeuren. Talrijke artsen op campusSint-Maarten hadden de smaak te pakken en de

mogelijkheden van deze technologie lieten henniet meer los. De technologie was echter nogniet op het gewenste niveau waardoor deplannen tijdelijk stopgezet werden. De expertisebleef wel aanwezig, zowel binnen de dienst ITals binnen de medische beeldvorming, eenexpertise die we bij de uitbouw van een up-to-date PACS systeem kunnen valoriseren. Een van de basisprincipes bij onze PACS-zoektocht is de vereiste dat een PACS eenziekenhuisbreed project is en dat zowelbeeldproducenten als aanvragers het systeemzo vlot mogelijk moeten kunnen consulteren. Er werd een PACS-werkgroep opgericht die metde hulp van een extern consulent een technischlastenboek opstelde, op basis waarvan deleveranciers hun voorstellen maakten. Na hetopzetten van een testsysteem binnen a | zGroeninge werd uiteindelijk gekozen voor hetPACS-systeem van General Electric (G.E.)vermits dit performanter omgaat met complexebewerkingen van CT- en MR-beelden. Ook het Universitair Ziekenhuis van Gent en hetUniversitair Ziekenhuis van Antwerpen opteerdenna lange voorstudies voor hetzelfde systeem.

En wanneer begint het nu?Het enthousiasme is groot maar de opdracht isniet min, zeker niet in ons vier campussentellende ziekenhuis. De bedoeling is tegen 1 juli2006 filmloos te werken binnen het ziekenhuis,met een elektronische verslaggeving. Deelektronische verspreiding naar aanvragendegeneesheren buiten het ziekenhuis is voorzienvoor een tweede fase.

PATIËNTENBEHEER EN FACTURATIE

Midden 2006 introduceren we de software voorpatiëntenbeheer en facturatie van de firmaXtenso, waardoor meteen de koppeling tussende hogervermelde nieuwe pakkettengerealiseerd kan worden.

ARCHIVERING

Door de exponentiële toename van de digitaleinformatie, en niet in het minst door de nood-zakelijke archivering van beeldinformatie, heb-

19DE TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

Medische vooruitgang en veilige patiëntenzorg vormen vanzelfsprekend de basisdoel-stellingen van a | z Groeninge. Maar om onze “evidence-based care and cure” terealiseren, moeten bijkomende randvoorwaarden vervuld zijn: opleiding en overleg,infrastructuur en moderne medische apparatuur liggen voor de hand maar ooksoftware-ondersteuning vormt een onmisbaar hulpmiddel voor de ziekenhuismede-werkers. Niet alleen intra-muros maar ook buiten de muren van het ziekenhuis zullende eerstelijns-zorgverstrekkers hier de vruchten van plukken. Het jaar 2006 wordt ongetwijfeld het scharnierjaar voor de gefaseerde invoering vanhet elektronisch patiëntendossier. Zo voorzien we de installatie van nieuwe softwarevoor patiëntenbeheer en facturatie, de opstart van een nieuw PACS-systeem en ver-wachten we een belangrijke evolutie op het vlak van het elektronisch medisch dossier.

Page 20: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

20 DE TOEKOMST VAN a | z GROENINGE

EERSTE STEENLEGGING N° 2

Op 10 september 2005 vierden we dan toch de start van de bouwactiviteiten van ons nieuwe ziekenhuis, na een eerste weggewaaide poging in juni. Meer dan 900 medewerkers en genodigden zagen hoe Vlaamsminister-president Yves Leterme, burgemeester Stefaan De Clerck en voorzitter van de raad van bestuurMarcel Wagemans de gedenksteen onthulden.

De opdrachtverklaring en de waarden die het uitgangspunt van onze ziekenhuiswerking uitmaken, werdensymbolisch ingemetseld in de fundamenten van het nieuwe gebouw, samen met de verbintenissen die door alle medewerkers ondertekend werden.

Voor een kwaliteitsvolle, deskundige en integrale zorgverleningVoor een dynamische instelling waar de patiënt centraal staatVoor een klimaat waarin alle medewerkers zich goed voelen

ben we een vernieuwing van de bestaandeopslagcapaciteit in het vooruitzicht gesteld. Om een beschikbaarheid van 24 uuur op 24 en7 dagen op 7 te waarborgen, installeren we insamenwerking met de firma NetApp een fysiekgescheiden systeem van opslag en backup datmaximale garanties biedt in geval van hardware-fouten of fysieke rampen. Hierdoor wordt de be-staande computerzaal op campus Sint-Maartenontdubbeld en wordt een derde poot opgezet opcampus Maria’s Voorzienigheid, waar op schijfopgeslagen back-ups ervoor zullen zorgen datwe probleemloos een situatie op een bepaaldmoment in het verleden kunnen oproepen. Deze vorm van opslag en archivering zal worden toegepast voor alle zorgtoepassingen.

DHR. JAN DELEU

Algemeen directeur a | z Groeninge [email protected]

SUPPLY CHAIN AWARD

We haalden al geregeld aan dat administratieveen organisatorische efficiëntie de verpleeg-kundige en medische zorgverlening moetondersteunen. Op 15 september 2005 kaaptea | z Groeninge de eerste prijs weg op deSupply Chain Award 2005, een wedstrijd waar-bij projecten met een hoog niveau van innova-tie en integratie inzake bedrijfslogistiek, enmeer bepaald bevoorrading, beloond worden.Het project dat het ziekenhuis indiende, betreftde nieuwe organisatie van de aankoopdienstdie na de fusie ingevoerd werd: uniformeaankoopprocedure, daling van de verschillendemerken voor gelijkaardige producten, dalingvan de aankoopprijzen door schaalvergroting,daling van de verliezen door minder vervallenproducten, grotere voorraadrotatie.

PatiëntvriendelijkheidOok de impact op de verpleegkundigeactiviteiten is niet te onderschatten: door degoederendistributie te organiseren op basis vanhet “vol-leegsysteem” kunnen verpleegkun-digen nu per week en per afdeling 2 uur meertijd besteden aan hun taken bij de patiënt.

Deze trofee bezorgt a | z Groeninge tevens eenticket voor de “European Award for LogisticsExcellence”.

Hans Heyse, diensthoof aankoop, en Niko Dierickx,directeur infrastructuur en aankoop, ontvangen detrofee.

VISITATIE

In juni 2005 mochten wij het bezoek ontvangenvan de visitatiecommissie van de VlaamseGemeenschap en de Provinciale Gezondheids-inspectie. Gedurende 6 dagen gingen de ledenvan de commissie na in welke mate de medische,verpleegkundige, paramedische en ondersteu-nende zorgverlening op een geïntegreerde enkwaliteitsvolle manier uitgebouwd is binnen hetziekenhuis.In hun auditverslag formuleerden zij zowel sterke punten als non-conformiteiten, tekortko-mingen en aanbevelingen. De reorganisatie vande ziekenhuisactiviteiten tijdens de intermediaire

fase en ons kwaliteitsbeleid werden als globalesterke punten naar voor geschoven. De effecten van onze schaalvergroting op hetzorgaanbod en de zorgkwaliteit gingen ook nietonopgemerkt voorbij, al kunnen we hier nogwinst boeken: verdere structurering van dien-sten, subspecialisatie en standaardisatie vandienstspecifieke zorgprocessen met als eind-doel veilige evidence-based zorg. Ook de op-richting van een wetenschappelijk comité meteigen tijdschrift werd geciteerd als een sterkpunt. Het globale resultaat van dit verslag be-vestigt ons gevoel dat a | z Groeninge een snelevoluerend ziekenhuis is met een duidelijk ensterk accent op kwaliteitszorg voor de patiënt.

Page 21: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

21VAN HOSPITAAL TOT a | z GROENINGE

DE GENEESHEREN

In 1880 woonden er 693.530 mensen in West-Vlaanderen, van wie 192.601 in de steden en500.929 op het platteland. Toen waren er 94dokters in de steden en 96 op het platteland.Gemiddeld voor heel West-Vlaanderen was er1 dokter voor 3650 inwoners. (1 voor 2049inwoners in de stad en 1 voor 5218 inwoners ophet platteland).In 1911 vinden we voor Zuid-West Vlaanderengemiddeld al 1 dokter voor 2466 inwoners (in de steden 1 voor 1816 inwoners en op hetplatteland 1 voor 2874 inwoners) (1).De belangrijkste artsen tussen de eerste en detweede wereldoorlog te Kortrijk waren: Emiel-Janen Emiel-Eugeen Lauwers, Alphonse en JozefGhyoot, Auguste Peel, Arthur Roose, Alfons enHerman Depla, Octave Van Laere, AndréBaeckelandt, Leon Devriendt. Uitstekendelevensbeschrijvingen van verschillende onderhen vinden we in het boek ‘KortrijkseAsklepiaden’ door Dr.José Van Laere (2).

DE APOTHEKERS (3)

In de meeste steden in Vlaanderen zijn het eerst de Gilden van de Crudeniers, later deapothecarissen en ten slotte de gediplomeerdeapothekers geweest, die de geneesmiddelenvervaardigden en verkochten. Daarnaast haddenieder hospitaal en later ook de eerste kliniekenhun eigen apotheek, meestal onder de hoedevan een kloosterzuster met enige ervaring.In 1820 waren er vier apotheken in de stadKortrijk, zes in 1845, tien in 1890, elf in 1913 enin 1922 veertien. Bij de aanvang van de tweedewereldoorlog was hun aantal gestegen tot 22.In 1895 was al de ‘Alliance Pharmaceutique de Courtrai’ (APC) gesticht, die in 1928 onderimpuls van apotheker Robert Mulier vervlaamstwerd tot ‘de Apothekersvereeniging voor Kortrijken Omliggende’ (AVK).Naast de apothekers mochten ook de genees-heren geneesmiddelen verkopen, wat tot na de tweede wereldoorlog in veel dorpen bleef bestaan.De explosieve groei van geneesmiddelen, en destrengere wetgeving na de tweede wereldoorlogbetekenden de progressieve vermindering en deverdwijning van de dokter-apotheker.

DE VERPLEEGSTERS: overgang van 100%religieuzen naar lekenverpleegsters

De verpleging rond de eeuwwisseling was nogsteeds 100% een caritatieve instelling en werdverstrekt door congregaties van zusters enbroeders. Met de opkomst van verpleegsters-scholen en door de grotere wetenschappelijkheid

en techniciteit van de geneeskunde werdenstilaan ook leken in dienst genomen tegenbetaling. De burelen van weldadigheid – toengevestigd in de Groeningestraat, nr.25 - haddende zorg over alle noodlijdenden in de stad.Verpleging aan huis werd verricht door deBroeders van Dale (kosteloos voor de armezieken; 1 frank per dag voor de bemiddelden),door de Zusters van Liefde (Groeningestraat,Stichting Goethals-Vercruysse – zie verder) endoor de Zwarte Zusters (Wijngaardstraat).

DE EERSTE PRIVÉ-KLINIEKEN

De HEILIG-HART KLINIEK (1888) (4)De tijd van Napoleon en de Franse bezettinghadden heel wat armoede gebracht in Vlaande-ren. Tijdens het Franse bewind werden ook heelwat kloosters afgeschaft zoals de Grauwzustersin Kortrijk, die gedurende bijna 4 eeuwen be-hoeftigen en armen in de stad verzorgd hadden.In 1806 werd onder impuls van E.H. FranciscusDesmedt, rector van de Sint-Michielskerk en ookonderpastoor van de Sint-Maartenskerk hieraanverholpen. Met zijn welsprekendheid slaagde hijerin de gegoede en gelovige inwoners vanKortrijk ertoe te bewegen iets te doen voor dearmen. Hij maakte zich sterk dat hij een werkvan barmhartigheid in stand zou kunnen houden als er zich zes “brave dochters” zouden engagerenom de armen thuis te gaan helpen en troosten,en als er tevens elk jaar zes rijke personen eensom van 130 gulden bijeen zouden brengen omde dochters te onderhouden. Een van de zesweldoeners was Jacob Goethals-Vercruysse,die later het bestuur zou overnemen.

De godvruchtige vrouwen die zich “zusters”noemden, doch geen kloosterkleed droegen,waren achtereenvolgens in de Sint-Jansstraaten in de Voorstraat gevestigd, in wat zij zelf het“Huis tot troost der armen” noemden, om in 1895definitief hun intrek te nemen in de oudeeigendom van de familie de Bersaque in deGroeningestraat, “Bersaque’s poortje” genoemd.In 1840 werden de zusters een kloostergemeen-schap: ze kregen een religieuze leefregel enwerden de Zusters van Liefde van de HeiligeVincentius-à-Paulo. De congregatie is nooittalrijk geworden, maar in die tijd was ze een WitGele Kruis ‘avant la lettre’.In 1877 kregen de zusters van de juffrouwenMaria Comer en Rosalia Buysse een huis in deBudastraat nr. 40, palend aan de Kapucijnen (vandaar vandaag nog de naam Kapucijnen-straat) waar zuster Vincentia en Zuster Claragingen wonen. Zuster Clara keerde na 3 jaarterug naar Bersaque’s poortje, maar ZusterVincentia (Cordula Schreers uit Meulebeke) werd de eerste moeder van het nieuwe gesticht. Heel vlug werd het klooster van Buda volledigafgescheiden van het moederhuis, vooral ommateriële redenen, maar de zusters bleven dezieken en de armen bezoeken.In dit Gesticht van de Zusters van Liefde,Hospice des Soeurs de Charité genoemd,stichtte dr. Emiel-Jan Lauwers senior bij zijnvestiging te Kortrijk in 1888 de eerste privatekliniek te Kortrijk.

GENEESKUNDE EN ZIEKENVERPLEGING IN KORTRIJK (4)

4 / van het einde van de 19e eeuw tot de Tweede Wereldoorlog

1. Dr. Emiel-Jan Lauwers (1858 – 1921), de eerste‘echte ‘chirurg te Kortrijk

2. Bersaque’s poortje in de Groeningestraat, zoals het er thans uitziet. Het was de bakermat van de H. Hartkliniek en de Sint Vincentiuskliniek.

Page 22: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

22 VAN HOSPITAAL TOT a | z GROENINGE

Van 1888 tot 1890 voerde Lauwers er 73 laparo-tomieën uit, in vrij eenvoudige omstandigheden:één operatieruimte, dezelfde instrumenten,dezelfde antiseptische voorzorgen en nazorgen.Hij liet zich ook telkens door dezelfde collega’sassisteren, onder meer dr. Alfons Depla. Demortaliteit bedroeg slechts 5,5%, dankzij de toepassing van de nieuwe ideeën over antisepsis.In 1904 verliet dr. Lauwers volledig het gestichtin de Budastraat, maar de gynaecologischeingrepen bleven er verder gebeuren.Met het vertrek van dr. Lauwers waren deoperatiezaal en ziekenkamers vrijgekomen. In dielokalen werd in 1906 gestart met de kinderkribbedie er zou blijven tot 1924, toen plaats moestworden gemaakt voor een nieuw ziekenhuis.Want in 1916 kunnen de zusters deKapucijnenkerk en omliggende grond van FelixComer afkopen.Van 1907 tot 1945 werden ook bejaarde damesvoor verzorging aanvaard.In 1924 wordt opnieuw gestart: het kloosterwordt een vzw onder de naam Gesticht van hetHeilig Hart en bouwt een nieuw ziekenhuis.Een ploeg van 3 nieuwe geneesheren komt zichhier vestigen: dr. André Baekelandt als chirurg,dr. Leon Devriendt als radioloog (die ook derma-tologie uitoefende) en dr. Herman Depla alsneus-keel-oor arts, wiens vader hier al hadgewerkt.In 1938 ontstond de kraaminrichting onderleiding van dr. Gerard Iserbyt (de eerstegynaecoloog te Kortrijk) en in 1941 de afdelinginterne geneeskunde onder leiding van dr. KarelGoddeeris. Tijdens de tweede wereldoorlog werdde kliniek bij het bombardement van 26 maart1944 zwaar getroffen. De kapel werd vernielden een vleugel van de kliniek stortte in. Na

de oorlog werd de vernielde middenvleugelafgebroken zodat een parkeerruimte ontstond enhet gehavende klooster en de ziekenhuisvleugelaan het Kapucijnenbeluik werden herbouwd.Onder het beheer van Moeder Antonia werd inde zestiger jaren een nieuw operatief complexgebouwd en werd een pediatrievleugel opgerichtonder leiding van dr. Dezegher. Dan telde dekliniek 160 bedden.Op 1 januari 1988 had de fusie plaats met dekliniek Sint-Maarten waardoor in de Budastraatruimte vrij kwam, die door de dynamischeMoeder Henrica progressief omgebouwd enuitgebreid werd tot het huidige complex vanR.V.T., bejaardencentrum, service flats engehandicaptenzorg.

SINT-ANTONIUSKLINIEK (De kliniek van Lauwers)In 1895, nadat hij vanaf 1888 geopereerd had inde H.Hartkliniek opende dr. Emiel Jan Lauwers(1858-1921) zijn eigen kliniek: het Sint-Antonius-gesticht in de Stasegemstraat/Sint Jansplein,waarbij vier zusters van de H.Hartkliniek methem meegingen.Hijzelf was er de chirurg, dr. Roose de oftalmo-loog en dr. Depla deed er de bacteriologie enmicroscopie.Dr. Emiel-Jan Lauwers was niet alleen een grooten befaamd chirurg, hij was ook een begaafdeschrijver en dichter en onderhield een hechte envruchtbare vriendschap met Guido Gezelletijdens zijn verblijf te Kortrijk. Hij bewoonde hetgrote huis op de Dolfijnkaai waar thans hetMinisterie van de Vlaamse gemeenschapgevestigd is. Het postume huldeboek Schriftenvan Dokter Lauwers, in 1931 bij Lannoouitgegeven, is een schitterend pareltje datiedereen die iets met de geneeskunde in Kortrijkte maken heeft, zeker moet lezen!In 1922, kort na het overlijden van dr. Emiel-JanLauwers senior, die werd opgevolgd door zijnzoon dr. Emiel-Eugeen Lauwers junior, verlietende zusters van Liefde uit “Bersaque’s poortje”de Sint-Antoniuskliniek, toen daar leken zieken-verpleegsters aanvaard werden.Volgens Filip Santy (5) was dit een feit waarvande katholieke gemeenschap opschrikte; op deKortrijkse preekstoelen werd zelfs gezegd dat dr. Lauwers de zusters buiten had gegooid omze te vervangen door Hollandse verpleegsters.Dr. Emiel-Jan Lauwers (1889-1946) werd in1931 docent, en in 1937 gewoon hoogleraar aan

de Gentse universiteit. In de Sint-Antoniuskliniekwerd hij opgevolgd door zijn zoon dr. MurkLauwers, die er de heelkundige en inwendigegeneeskundige dienst verzekerde.De Sint-Antoniuskliniek werd gesloten in dejaren 1970 en omgevormd tot het rust- en ver-zorgingstehuis ‘Dr. Emile Lauwers’ en later tot‘de Korenbloem’ dat beheerd wordt door hetliberale ziekenfonds.

SINT- VINCENTIUSKLINIEK (6)Het begon in 1806 wanneer Francis JozefDesmedt zes “brave dochters” in het “huis troostder armen” kon samenbrengen om de zieken ende armen thuis te gaan bezoeken. Vanaf 1840werden ze Zusters van Liefde van de heiligeVincentius à Paulo genoemd en woonden inBersaque’s poortje in de Groeningestraat.In 1877 trokken twee zusters naar de Budastraatwaar later het Hospice des Soeurs de Charitéontstond dat in 1924 de H.-Hartkliniek werd. (Hetis minder bekend dat deze congregatie ook de stichter was van de congregatie in de Budastraat).In 1912 gingen drie zusters werken in dehydrotherapeutische inrichting van dr. Valcke inde Sint-Amandslaan, en in juni 1914 werden driezusters naar Bellegem gestuurd om te werken inhet kliniekje van dr. Van Huffel. Tijdens de oorlogwerd in 1916 een kinderhospitaal geopend in deGroeningestraat 32 waar tot 1918 twee zusterswerkten.Tussen de twee wereldoorlogen bleven dezusters zeer actief in armenzorg en thuisverple-ging, en in 1947 werd de organisatie van het Wit Gele kruis van de Zusters van Sint-Niklaasovergenomen.Onder stuwing van dr. Antoine Bouckaert, hart en longspecialist, werd in 1949 de Sint-Vincentiuskliniek opgericht. Naast dr. Bouckaert

3. Crêche de la charité, chez les Sœurs de la charité,Rue de Buda. Courtrai. Postkaart omstreeks 1910.

6. Sint Vincentiuskliniek werd in 1985 omgebouwd intot een rust- en Verzorgingstehuis en is in 1955toegetreden tot de groepering van Voorzieningen voorOuderenzorg.

5. De Sint Antoniuskliniek (Kliniek van Lauwers), dielater het rustoord Dr. E. Lauwers werd en lateromvormd tot R.V.A. De Korenbloem

4. De vernielde H.Hartkliniek na het bombardement in1944

Page 23: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

waren er de dokters Van Tornout (chirurg),Vandeputte (interne geneeskunde), Ghèsquière(gynaecoloog). Meteen deed ook het leken-personeel zijn volle intrede in de verpleging. Met dr. Henri Vinckier als neus-keel-oorartskende de kliniek een hoogtepunt.In 1954 besliste de bisschop van Brugge dat deZusters van Liefde van Bersaques poortjezouden fusioneren met de zusters van het Geloofuit Tielt. Ook deze congregatie vereerde deHeilige Vincentius als haar patroon, en zo kon indezelfde spiritualiteit verder gewerkt worden.In 1984 werd in de lijn van de evolutie in deziekenhuiswereld besloten met de afbouw vande kliniek te beginnen, die in 1985 tot rust- enverzorgingstehuis werd omgebouwd.Sinds 1 januari 1995 is de vzw Sint-Vincentiustoegetreden tot de groepering van Voorzieningenvoor Ouderenzorg (GVO.)

De modernisering van het O.L.V.-Hospitaal (7)In het Onze Lieve Vrouwhospitaal - dat onderhet beheer viel van de Burgerlijke Hospitalen(Burelen van Weldadigheid) - werkten in 1915drie geneesheren:dr. August Peel: algemene geneeskunde(jaarwedde 1.200 fr.)dr. Leon Peeters: chirurg (jaarwedde 1.200 fr.)dr. Emiel-Jan Lauwers (senior): adjunct chirurg(jaarwedde 600 fr.)Daarnaast deed dr. Peeters dienst als oftalmo-loog waarvoor hij een bijkomende vergoedingkreeg van 300 fr. Dr. Auguste Peel was verbon-den met de kraaminrichting met een bijkomendsalaris van 200 fr., en de vroedvrouw, PrudenceSweertvaegher, had een jaarloon van 800 fr.In 1914 besloot de raad van beheer tot deoprichting van een geneeskundige eenheid(station sanitaire) en tot het oprichten van eenverpleegdienst met 60 bedden. Deze werd na deinval van het Duitse leger op 4 augustus 1914,gedurende de oorlogsjaren door de bezettings-troepen ingenomen en functioneerde maaropnieuw voor de burgers eind 1918.In 1925 werden de Commissies voor OpenbareOnderstand (C.O.O.) opgericht en in maart 1929betrok het secretariaat van de C.O.O. zijnnieuwe kantoren: Budastraat, 25.De gezondheidsdienst in het hospitaal werdtoevertrouwd aan drie geneesheren, benoemdvoor drie jaar. Men maakte onderscheid tussen

de zieken, die een bijzondere kamer bezetten,waarvan de prijs door de commissie bepaaldwerd, en de schaarsbedeelden, die in degemeenschappelijke zaal slechts de verpleeg-dagprijs, bepaald bij Koninklijk Besluit, moestenbetalen.Het hospitaal had een capaciteit van ruim 150bedden: mannenzaal: 50 bedden, vrouwenzaal30 bedden, besmettelijke ziekten: 36 bedden,tuberculose (barakken): 24 bedden, betalendeafdeling: 12 bedden en plaats voor 10 kinderen.De geneeskundige staf bestond in 1928 uit:dr. Leon Peeters, dr. Emiel-Eugeen Lauwers,dr. Paul Thevelin die datzelfde jaar naar Wenentrok om zich te specialiseren in kindergenees-kunde en vervangen werd door dr. RobertMattelaer. Vanaf 1929-1930 werd dr. GastonVermeulen benoemd als radioloog en nadien dr. Antoine Bouckaert als specialist voor hart- en longziekten.In 1927 werd de kraaminrichting overgebrachtnaar de Reepkaai (Kraaminrichting St.-Elisabeth)en dr. Gérard Iserbyt werd aangesteld alsgynaecoloog, bijgestaan door vroedvrouwMadeleine Roudolf.In 1935 werd dr. Peeters vervangen door dr. JosVan Hoonacker, die oftalmoloog was maar ookkleine chirurgische ingrepen verrichtte. In 1938werd dr. Jacques Iserbyt vastbenoemd alsorthopedist samen met dr. August Malfait alsO.R.L.specialist.In 1938/39 verdwenen de houten barakken dievervangen werden door de grote ziekenzalen‘Saint Camille’ en ‘Sainte Thérèse’.

Juist vóór de tweede wereldoorlog, op 1 mei 1938werd de ‘nieuwe’ kliniek, Maria’s Voorzienigheidmet 104 bedden, ingewijd in de Loofstraat.Ondertussen was de ziekenbond van hetChristen werkersverbond ‘Vooruitzicht’ vanafmaart 1938 gestart met de Polykliniek Sint-Elisabeth, die later zal evolueren tot de kliniekSint-Maarten.Doch hierover meer in een volgende aflevering.

23WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN BINNEN a | z GROENINGE

REFERENTIES

1. Lijnen Pieter-Jan, Hoe gezond was West-Vlaanderen in de 19de eeuw? – De artsen inWest-Vlaanderen aan het einde van de 19 deeeuw, Verhandeling KULAK, 1998-1999.2. Van Laere J., Kortrijkse Asklepiaden –Geschiedenis van de “Geneeskunst” in hetKortrijkse, Lannoo, Tielt, 1985.3. Gedenkboek bij het honderdjarig bestaanvan de Apothekersvereninging voor Kortrijk enOmliggende – 1895-1995 -Vonksteen,Langemark, 1995.4. Goddeeris Theodoor, 100 jaar zorg voor dezwaksten, toespraak bij het 100-jarig bestaanvan de Budastraat, in Blikvanger, 1977.5. Santy Filip, Onder de mantel van Sint-Maarten, Het ziekenhuis Sint-Maarten te Kortrijk1936/1995, Sint-Maarten Kortrijk, 1995.http://www.gvo.be zie Sint Vincentius/geschiedenis6. Vanbossele J., Het Onze-Lieve-Vrouwe-hospitaal in Kortrijk, Groeninghe Drukkerij,Kortrijk, 1982.

NIEUWE ARTSEN BINNEN a | z GROENINGE

Dr. Theo Sykora (1) werd geboren op 16 januari1969 te Genk. Hij studeerde geneeskunde aan deKatholieke Universiteit Leuven en behaalde zijnspecialisatie anesthesie in 2002. Daarna specia-liseerde hij zich verder in intensieve zorg.Hij werkte eerder als anesthesist in het UVCBrugmann en het Universitair Koningin Fabiolakinderziekenhuis te Brussel. Na een tijdelijkeopdracht die aanving in oktober 2004 maakt hijhelemaal deel uit van het departementanesthesie/reanimatie van a | z Groeninge.

Dr. Ethel Balemans (2) werd geboren in Antwerpenop 27 juli 1973. Zij rondde in 1998 haar artsenstudieaf aan de Universitaire Instelling Antwerpen.Haar specialisatie pediatrie behaalde ze in 2003.Nadien volgde zij gedurende 2 jaar een fellowshipneonatologie aan het Universitair Medisch CentrumSt Radboud te Nijmegen. Op 1 oktober 2005vervoegde zij de artsen op de diensten pediatrie enneonatologie op de campussen Sint-Niklaas enOnze-Lieve-Vrouw.

Dr. Ranjini D’Souza (3) werd geboren te Gent op19 mei 1974. Zij behaalde in 1999 het diploma vanarts aan de Katholieke Universiteit Leuven. Inseptember 2005 voltooide zij haar specialisatiealgemene inwendige ziekten en geriatrie. Op 24 oktober 2005 vervolledigde zij het artsenteamvan de dienst geriatrie op campus Onze-Lieve-Vrouw.

Dr. Olivier Vanovermeire (4) werd geboren op2 oktober 1975 in Oudenaarde. Hij studeerde af alsarts aan de Universiteit Gent in 2000. In juli 2005behaalde hij zijn specialisatie radiologie. Binnen dieopleiding was hij twee jaar assistent op campusMaria’s Voorzienigheid onder leiding van dr. FrankQuintens en dr. Patrick Seynaeve. Om zich verderte bekwamen in de cardiale CT- en MR-techniekenvolgde dr. Vanovermeire nog een bijkomendeopleiding bij dr. André Duerinckx, ForsythRadiological Associates, Winston-Salem, NC, USA. Sinds november 2005 is hij te vinden op de dienstmedische beeldvorming van a | z Groeninge.

Dr. Wim Lecot (5) werd geboren op 27 juni 1963 teKortrijk. Hij behaalde in 1988 het diploma van artsin de genees-, heel- en verloskunde aan deKatholieke Universiteit Leuven. In 1993 promoveer-de hij tot specialist in de psychiatrie. Daarna volgdehij nog aanvullende opleidingen in familietherapieen contextuele therapie. Naast zijn privé-praktijkwas hij beroepshalve actief in het PsychiatrischZiekenhuis Heilig Hart en het Regionaal ZiekenhuisJan Yperman van Ieper en gaf hij les aan de schoolvoor verpleegkunde HBOV. In december 2005 versterkt hij de dienstpsychiatrie op campus Sint-Maarten.

1 2

4 5

3

7. Gezicht op de binnenkoer van hetO.L.Vrouwhospitaal vóór 1948. Het gebouw rechts wasde mannenzaal, die na afbraak plaats moest makenvoor het huidige gebouw, dat lange tijd de hoofdingangbleef.

Page 24: Wetenschappelijk Tijdschrift nr 4

patiënt met een oncologisch probleem kunnen steedscontact opnemen met de afdeling “kankerregistratie enmultidisciplinair overleg” (Mieke Decavele / LindseyDhondt) op het nummer 056/36.65.70, of bij voorkeurper mail ([email protected] [email protected]). Indien de patiënteffectief op de agenda van een bespreking staat, zaldie huisarts dan vooraf worden verwittigd over plaatsen tijdstip. Naargelang gemaakte afspraken wordt hetverslag via Medibridge naar de huisarts verstuurd naafloop van de krans, of door de behandelende zieken-huisgeneesheer, samen met zijn eigen verslag, perklassieke post.Daarnaast zijn er nog multidisciplinaire oncologie-besprekingen in andere ziekenhuizen waar deradiotherapeuten van a | z Groeninge als externconsulent aanwezig zijn, naast de medisch oncoloogvan het andere ziekenhuis en de andere betrokkenziekenhuisartsen daar.

Plaats, datum en contactpersonen zijn terug te vindenop de website van het oncologisch zorgprogrammaIeper/Kortrijk/Waregem:http://www.oncozuidwest.be/Kortrijk.html

DR. KOEN VAN [email protected]

24 WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN BINNEN a | z GROENINGE

NIEUWE ORGANISATIE DIENST SPOEDOPNAME

Op 1 september 2005 kreeg onze dienst spoedopnameeen nieuwe organisatievorm. In de eerste plaats werden de drie wachtdienstengereorganiseerd nl. MUG 1, MUG 2 en wacht gespecia-liseerde spoedfunctie die instaan voor een continueopvang, triage en initiële behandeling conform deprotocolakkoorden met de diverse specialismen. Daarnaast is er een vast medisch spoedteam gecreëerdbestaande uit de stafleden-urgentieartsen dr. PhilipStruyve, dr. Vincent Van Belleghem (dienst anesthesie)en dr. Frederik Hooft (dienst anesthesie), twee artsenmet brevet acute geneeskunde nl. dr. Frederick Deleu(voltijds) en dr. Joke Buysschaert (deeltijds) en driepartieel verbonden huisartsen dr. Maxim Himpe,dr. Lode De Wispelaere en dr. Guido Lefebvre.

WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES VAN ARTSENEN KADERLEDEN BINNEN a| z GROENINGE

Meeuws G., Kuypers, D.R.J., Claes K., EvenepoelP., Maes B., Vanrenterghem Y., A Prospective, Randomised , Double-Blind CrossoverStudy on the Use of 5% Citrate Lock versus 10%Citrate Lock in Permanent Hemodialysis Catheters,Blood Purification, 2005, 23: 101-105

Darras J., Inderadjaja N., Vossaert P., Synchronousinverted papilloma of bladder and renal pelvis, Urology,2005, 65, 798-801Vorlat P., Putzeys G., Van Isacker T., Pouliart N., Handelberg F., Casteleyn PP., Gheysen F., Verdonk R.,The Oxford unicompartmental knee prosthesis: anindependent 10-year survival analysis, Knee SurgSports traumatol Arthrosc., 2005, May 14

MULTIDISCIPLINAIRE ONCOLOGIEBESPREKINGENa| z GROENINGE

Sinds een tiental jaar vinden in a | z Groeninge opregelmatige basis multidisciplinair georganiseerdeoncologiebesprekingen plaats. De gastro-enterolo-gische bespreking is hiervan de oudste, maar is sinds1998 aangevuld met andere specialismen. Sommigevan deze kransen vinden plaats in samenwerking metandere ziekenhuizen. In de eerste helft van 2005werden per week gemiddeld 45 patiënten op deverschillende kransen samen besproken.Op dit overleg zijn steeds een vaste kern van specia-lismen vertegenwoordigd: een patholoog-anatoom,radiotherapeut, medisch oncoloog en radioloog, aan-gevuld met andere specialismen naargelang de krans.De uitnodigingen worden daags voordien opgemaakten bezorgd. Huisartsen die weet hebben van een

Tijdstip Locatie Patholooganatoom

Radiologen Radiotherapeutoncoloog

Medisch oncoloog Aanwezigeorgaanspecialisten

Verslagen

Gastro-enterologie

Woensdag 12.30-13.30

Aula campus SN, 3de verdieping,ingang plein

N. InderadjajaA. Vanneste

V. HerpelsB. Mortelé D. Vandevelde

K. Stellamans K. Geldhof K. Van Eygen

Gastro-enterologen,algemeen chirurgen

Medibridge Ook gevallen die niet opeen specifieke kransthuishoren worden hierbesproken

GynecologieSenologie

Maandag 13.00-14.00

Wisselend(campus SN en O L V)Wordt vermeld op de uitnodiging

N. InderadjajaA. Vanneste

B. DedeurwaarderF. Devlies

S. DeryckeA. LambrechtK. Stellamans

M. Borms Gynecologen,plastisch chirurgen

Post

Urologie Dinsdag 18.00-19.00

Campus Sint-MaartenBlok F, zaal II

N. InderadjajaA. Vanneste

J. Friberg A. Lambrecht M. Borms K. Van Eygen

Urologen Medibridge In samenwerking met deurologen van het AZ OLVvan Lourdes -

Pneumologie 2de en 4de donder-dag v.d. maand7.45-8.45

Parkzaal Campus MV

N. InderadjajaA. Vanneste

B. Dedeurwaarder S. Derycke M. BormsK. Van Eygen

Pneumologen,thoraxchirurgen

Post

Hoofdhals-oncologie

Éénmaal per maandDonderdag 18.00 – 19.00

Jan PalfijnzaalCampus O L V

N. InderadjajaA. Vanneste

F. Van rietvelde S. DeryckeK. Stellamans

K. Van EygenM. Borms

Neus-keel-oorartsen,stomatologen

Medibridge

Hematologie Laatste donderdagv.d. maand18.00-19.00

Dienstpathologischeanatomie campusSM

K. CokelaereA. Vanneste

K. GeldhofK. Van Eygen

Klinisch biologenA. Van Hoof,consulenthematologie vanuitAZ St.- Jan Brugge

Medibridge In samenwerking met het OLV van LourdesZiekenhuis Waregem enRZ Jan Yperman Ieper

Tijdstip radio-therapeut

medisch oncoloog

O L V van Lourdes Ziekenhuis Waregem

Vrijdag 12.15-13.15

S. DeryckeA. LambrechtK. StellamansK. Van Eygen (oncoloog)

O L V vanLourdes ziekenhuis

Regionaal Ziekenhuis Jan Yperman Ieper

Dinsdag 17.00-18.30

S. DeryckeA. LambrechtK. StellamansK. Geldhof(oncoloog)

RZ JanYperman

CHR Mouscron

Donderdag 12.15-14.00

S. DeryckeA. LambrechtK. StellamansF. Cornelis enK. Kargar

Samani(oncologen CHR Mouscron)

Deelname van artsen aan multidisciplinair overleg in andereziekenhuizen. MEDISCH WETENSCHAPPELIJKE AGENDA VOOR DE REGIO KORTRIJK

Datum Onderwerp Locatie Organisator19 januari Longcarcinoom: interactieve update Gruzenberg Huisartsenkring

Prof. Dr. Jan Van Meerbeeck Zuid West-Vl.26 januari Huishoudelijk reglement in de Wachtorganisatie Gruzenberg Huisartsenkring

7 februari Lage rugpijn: multidisciplinaire aanpak. Deel 1. a | z Groeninge Huisartsenkringcampus St.Niklaas

13 februari Symposium Gerontopsychiatrie Gaselwest Dienst psychiatrieAlcohol- en medicatiemisbruik bij bejaarden a | z Groeninge

16 februari Frailty: de kwetsbare bejaarde Gruzenberg Huisartsenkring Prof. Dr.Walter Michielsen UG Zuid West-Vl.

7 maart Geneesmiddelen bij het levenseinde Kulak PUC W.Vl. Netwerk Palliatieve Zorg ZWVL

16 maart Burn Out bij de zorgverstrekker OLV Lourdes HuisartsenkringDr. Stijn Vanheule UG Waregem Zuid West-Vl.

4 april Lage rugpijn: multidisciplinaire aanpak. Deel 2 a | z Groeninge Huisartsenkring campus St.Niklaas Zuid West-Vl.

20 april Depressie: nieuwe inzichten Gruzenberg Huisartsenkring Prof. Dr. Kurt Audenaert UG Zuid West-Vl.

2 mei Praktijkvoering in RVT i.s.m. Crataegus Huisartsenkring Z.W.-Vl.18 mei Nieuwslijn farmacologie Gruzenberg Huisartsenkring

Prof. Dr. Luc Van Bortel UG Zuid West-Vl.6 juni Coloncarcinoom i.s.m. AZ H.Hart Roeselaere-Menen HHRM Huisartsenkring Z.W.-Vl.

15 juni Nieuwe therapeutische inzichten in diabetes Gruzenberg Huisartsenkring Dr. Mimi Giri UG Zuid West-Vl.