vo-congres 2009 workshop k schoolverbetering 2
DESCRIPTION
De zeer zwakke scholen willen zich verbeteren en zijn daar ook hard mee bezig. Daarin leggen ze de focus op het verbeteren van de opbrengsten. De onvoldoende opbrengsten zijn immers de reden waarom scholen zeer zwak zijn geworden. Er zijn inmiddels voorbeelden van scholen die zich in relatief korte tijd voldoende hebben verbeterd en van de lijst af zijn. Hoe de opbrengstencijfers van de inspectie tot stand komen, is voor veel scholen ondoorzichtig. En daarmee al helemaal hoe je daar op zou moeten sturen. Bruno Vreeburg en Louis Jongejans benaderen rendementen en opbrengsten vanuit twee invalshoeken. Bruno licht als inspecteur toe hoe de getallen tot stand komen en Louis licht het traject van zijn school toe. Hij laat zien hoe zijn school in dat traject ‘van zeer zwak naar ruim voldoende’ gebruik heeft gemaakt van de inspectiegetallen om rendementen te verbeteren. De vraag ‘hoe wordt een school zeer zwak en hoe kun je dat voorkomen?’ staat daarin centraal. Een interessante workshop voor deelnemers die zelf ook aan de slag willen met opbrengsten en rendementen.TRANSCRIPT
Opbrengstbeoordeling Voortgezet OnderwijsAlgemene aspecten
Algemene Presentatie 2008-2009
Dr. B.A.N.M. Vreeburg
Opbrengstbeoordeling Voortgezet onderwijsVier indicatoren:
OnderbouwrendementBovenbouwrendementHoogte cijfers centraal examenVerschil schoolexamen en centraal examen
Algemene benaderingWe berekenen een score en bepalen een bolletje volgens de verdeling 10, 15, 50, 15, 10 (die bolletjes leveren 1, 2, 3, 4 of 5 punten)Bij verschil SE - CE gaat het iets anders.We kijken naar drie opbrengstenkaarten en schatten een gemiddelde over drie jaar. Onvoldoende is een gemiddelde kleiner of gelijk aan 2.Daarna mag maar één van de indicatoren onvoldoende zijn. Voor praktijkonderwijs: Aparte regeling
Algemene benadering: Vervolg
Het is een balansmodel.D.w.z.: het zijn contrair op elkaar inwerkende indicatoren. Het is moeilijk om alle elementen tegelijk zeer goed te krijgen.
OnderbouwVerschil basisschooladvies en positie derde leerjaar. Onderscheiden worden: B, K, T (vmbobasis, kader en theoretische leerweg), H (havo) en V (vwo). Scoretoekenning: 1 punt per verschil.Bijv. H/V -> V geeft 0,5 punt; K ->B geeft –1 punt.Zittenblijven geeft –1 punt.Lwoo geeft + 0,25 punt.
Dit leidt tot een score.
Bijzonderheden onderbouwAdvies niet breder dan drie schoolsoorten. Alleen de leerlingen die in leerjaar 1 en 2 op de school zitten, tellen mee.Kengetal in leerjaar 3 zonder zittenblijven moet berekend kunnen worden. M.u.v. van havo-vwo geldt dat leerlingen in leerjaar 3 eenduidig geplaatst moeten zijn, anders tellen ze niet mee. Scholen hebben heel verschillende mogelijkheden om stijging te realiseren. Dit geeft plafond- en bodemeffecten. Daarom wordt er alleen binnen scholengroepen vergeleken.
Gebruikte vergelijkings-groepen onderbouw
Vmbo-BKVmbo-(G)TVmbo-breed en Vmbo-breed/HavoVmbo-breed/Havo/VwoVmbo-(G)T/Havo/VwoHavo/VwoVwo
BovenbouwrendementVan het eerste bovenbouwjaar (3 vmbo of 3 havo/vwo) zonder zittenblijven naar het eind. Score komt tot stand door te schatten hoeveel % van de leerlingen het diploma zonder te blijven zitten, haalt. In zekere zin is het een slaagpercentage, maar het neemt ook de voorafgaande jaren in de bovenbouw mee.
Kenmerken bovenbouwrendement
Correctie voor • Armoedeprobleem-cumulatiegebied • Lwoo• Tussentijdse instroom.
Leerwerktraject en assistentenopleiding: geen negatief effect tenminste als de leerling niet blijft zitten in leerjaar 3.Vavo-(‘Rutte’-)route wordt niet meegenomen.Relatief genormeerd (de laagste 25% is onvoldoende).
Centraal examenDe gemiddelde score voor het centraal examen.Correctie voor • Armoedeprobleem-cumulatiegebied • Lwoo• tussentijdse instroom
Vavo-(‘Rutte’-)route wordt niet meegenomen.Relatief genormeerd (de laagste 25% is onvoldoende)
Correctie opbrengsten voor achtergrondfactoren
A
B
% APCG, tussentijdse instroom,LWOO (enz.)
Opbrengsten
Oa
Ob
Gevolgen van de correctieDoor de rekenmethode worden scholen met veel APCG-leerlingen in positieve zin gecorrigeerd. Die correctie is zodanig dat landelijk gezien er geen effect van APCG meer over is. Hetzelfde geldt voor de andere variabelen.
Verschil schoolexamen -centraal examen
Bij alle vakken waarvoor een schoolexamen en een centraal examen bestaat, wordt de verschilscore genomen. Het gewogen gemiddelde over drie jaar wordt berekend.Geen correctie.Absolute norm als SE > CE: Bij vmbo-basis: 0,25 punt; bij alle andere opleidingen: 0,5 punt. Groot verschil wordt als onvoldoende beschouwd. We kennen ook nog een zeer groot verschil (resp. 0,5 en 0,75 punt).
Praktijkonderwijs: 3 indicatoren
Er zijn nu drie indicatoren in gebruik:11.1 Hoe ontwikkelen de leerlingen zich?11.6 Hoe worden de leerlingen geplaatst na de praktijkschool?11.12 Hoe doen de leerlingen het na één jaar?
11.1. Leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht
Vraag: Wat hebben ze nu geleerd?Alleen beoordeeld tijdens schoolbezoek.Dossiers van 5 leerlingen in het vierde jaar worden geraadpleegd. Zijn de uitstroomprofielen op het niveau dat werd verwacht bij de start. Norm is 80%.Deze indicator veronderstelt dat het volgsysteem goed op orde is.
11.6. De leerlingen ontwikkelen zich volgens individuele leerroute
De indicator is geoperationaliseerd naar goede uitstroomplaatsing.Uitstroomgegevens van alle leerlingen op individueel niveau over een reeks van twee jaren worden opgevraagd. Ten minste 90% is geplaatst in opleiding, arbeidsplaats, dagopvang, verschermde werkomgeving. Negatief tellen bijv.: in behandeling, werkloos.Bij schoolbezoek: Check op het uitstroomprofiel/individueel ontwikkelingsplan.
11.12 leerlingen functioneren naar verwachting
De indicator meet de bestendigheid van de plaatsing (omdat er geen diploma is).Zelfde gegevens als bij 11.6, maar dan na een jaar. Hoe doen de leerlingen het op de betreffende plek een jaar later. Norm: 75% functioneert nog steeds op de betreffende opleiding, werkplek of andere omgeving of is succesvol herplaatst.
Beoordeling praktijkonderwijsTen minste twee van de drie indicatoren moeten voldoende zijn. Bij risico-analyse zonder schoolbezoek worden alleen de indicatoren 11.6 en 11.12 onderzocht. Zij moeten beide voldoende zijn, anders vindt er verder onderzoek plaats.
Toekomst: Ontwikkelingen opbrengstbeoordelingMogelijke ontwikkelingen zijn:
Absolute normen.Presentatie van zowel reële als gecorrigeerde scores.Verdere ontwikkeling van de statistische rekenmethodes.Verbeterde grafische presentatie. Nieuwe of additionele kengetallen. Beleidswijzigingen leiden mogelijk tot andere normen.
Kantoor UtrechtPostbus 2739,3500 GS Utrecht030-6690600E-mail: