vier-scenario's veenhuizen
TRANSCRIPT
DAAD Architecten BV / 2002
VIER SCENARIO’S VOOR VEENHUIZENHET LANDSCHAP ALS DRAGER VAN NIEUWE ONTWIKKELINGEN
PROGRAMMA VAN MOGELIJKHEDEN
3DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
Op weinig plaatsen in Nederland is de geschiedenis
van een gebied zo duidelijk, haast tastbaar aanwezig
als in Veenhuizen. De neerslag van de hiërarchie van
het justitiële apparaat in gebouwen en landschap,
de sociale en agrarische experimenten van de
Maatschappij van Weldadigheid en de kolonisten,
de autarkische leefgemeenschap. Als een Nederlands
Siberië heeft het zich de afgelopen twee eeuwen in
relatieve afzondering kunnen ontwikkelen tot een
staalkaart van veranderende overheidsopvattingen
met betrekking tot armoede en criminaliteits -
bestrijding. Sporen in het landschap en in de
architectuur, maar ook de beleefde en overgeleverde
verhalen van bijzondere voorvallen, plekken en routes
vormen niet alleen informatie bronnen in het
historisch onderzoek, maar bieden ook handvatten
voor toekomstige ontwikkelingen. Onder invloed van
recente veranderingen in functie en gebruik zijn er
meer van deze sporen uitgewist dan er zijn bijge -
komen. Ruilverkaveling en schaalvergroting hebben
niet alleen de landschappelijke helderheid en het
landgoedkarakter aangetast, maar zijn ook niet in
staat gebleken cultuurhistorie aan het gebied toe te
voegen. Hoewel het gebied aan leesbaarheid verloren
heeft is de kracht van de complexe gelaagdheid zo
groot, dat elke bezoeker van het gebied erdoor
bevangen raakt. Onze fascinatie voor dit verhalende
landschap heeft geleid tot deze ontwerp studie.
Een studie die voortbouwt op de onbevangenheid
waarmee de woeste gronden ooit werden gekoloni-
seerd, bedoeld als offensieve bijdrage in een discussie
die voornamelijk defensief van aard is.
De beste mogelijkheid voor behoud van de karakte-
ristieke kwaliteiten van Veenhuizen ligt ons inziens
dan ook in het opvoeren van de complexiteit door
nieuwe, betekenisvolle lagen aan de geschiedenis toe
te voegen.
Deze publicatie is bedoeld om te laten zien op welke
wijze de potenties in landschap, geschiedenis en
bebouwing van Veenhuizen kunnen worden ingezet
voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied.
In vier scenario’s worden karakteristieken van het
bestaande Veenhuizen als uitgangspunt genomen
voor ontwerp strategieën, waarbij zowel oud en nieuw
als landschap en bebouwing elkaar door wederzijdse
beïnvloeding versterken. Deze scenario’s zijn geen
ontwerpen met eindbeelden, maar vertegenwoordi-
gen verschillende denkrichtingen, waarbij geen exact
eindresultaat wordt nagestreefd. Overeenkomst is
dat, hoewel de uitwerking onderling sterk verschilt,
in de afzonderlijke scenario’s de landschappelijke
drager dusdanig wordt versterkt dat vele nieuwe ont-
wikkelingen en programma’s er hun plek in kunnen
vinden, zonder dat deze afbreuk doen aan het geheel.
ROB HENDRIKS, DAAD Architecten BV
INLEIDINGVIER SCENARIO’S VOOR VEENHUIZEN
5DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
De aanleiding voor deze ontwerpstudie, zonder opdracht-gever, is de constatering dat – hoewel iedereen het eigenkarakter en de cultuurhistorische waarde onderkent enwil behouden – Veenhuizen aan een dus danige slijtageonderhevig is, dat deze juist verloren dreigen te gaan.Ontwikkelingen in landbouw, water huishouding, recreatieen natuurbeheer dreigen het specifieke landschap uit tevlakken; wijken zijn gedempt, her en der is bos aange-plant of wordt natuur ontwikkeld. De randen vervagen ende karakteristieke openheid in het landschap verdwijnt.Veenhuizen was tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw‘rijksgrond met bijzondere bestemming’ en alle gebouwenwaren rijkseigendom. Maar als gevolg van een terugtre-dende overheid, wilde het Ministerie van Justitie zich ont-doen van alle gebouwen zonder justitiefunctie en alleen degevangenissen Esserheem, Norgerhaven en Bankenboschbehouden. Inmiddels zijn de dienstwoningen verkocht enhebben tal van gebouwen hun functie verloren, staan leegen wachten op herbestemming of zijn al afgestoten engeprivatiseerd. Tegelijkertijd zetten het verknipte beheer,de recente ontwikkelingen voor woningbouw, natuuront-wikkeling en, paradoxaal genoeg, nieuwbouw voor hetMinisterie van Justitie de cultuurhistorische waarde ende toekomst van het gebied zwaar onder druk. In een tijdwaarin behoud van cultureel erfgoed en de zoektocht naarregionale differentiatie hoog op de politieke agenda’sstaan, worden de kansen van een gebied als Veenhuizennauwelijks herkend.
Ruimtelijke neerslag van Verlichtingsidealen
Op het derde Keuningcongres in 1991 stond de uniekeontstaansgeschiedenis van Veenhuizen voor het eerst cen-traal. De nederzetting is ontstaan als sociaal experimentdat voortkwam uit Verlichtingsidealen en trok destijdsveel belangstelling uit binnen- en buitenland. Vanaf 1822heeft de Maatschappij van Weldadigheid de gronden aan-gekocht, ontgonnen en ingericht om bedelaars, landlopersen wezen uit het westen van het land door arbeid, onder-wijs en onderhoud te verheffen tot deugdzame burgers.Vanaf de Kolonie vaart werden om de 750 meter zes wij-
ken uitgegraven en onderling door lanen verbonden. DeMaatschappij bouwde aanvankelijk drie grote, carrévor-mige woon- en werkgestichten. Veenhuizen functioneerdeals een soort sovjet-kolchoz avant la lettre, waarin de‘verpleegden’ het land bewerkten volgens een ver doorge-voerde rationalistische arbeidsorganisatie. In dit gebied,dat werd gekenmerkt door de waterstructuur en hetlanenstelsel met beplantingen, werden later bospercelenaangelegd en boerderijen, dienstwoningen, werkgebou-wen en gemeenschappelijke voorzieningen zoals kerken,scholen en een hospitaal gebouwd.
Geleidelijk aan verwaterden de oorspronkelijke doelstel-lingen en idealen, werden de gestichten steeds meeronderdeel van het strafsysteem, ging het eigendom overnaar het rijk en werd Veenhuizen een justitiedorp waaringedetineerden en het personeel met hun gezinnen inbetrekkelijke isolatie samenleefden. Landschap en archi-tectuur in Veenhuizen vormen in hun onderlinge samen-hang de neerslag van zich steeds wijzigende(overheids)opvattingen met betrekking tot armoede encriminaliteit in de negentiende en twintigste eeuw. Voor een nauwgezet beeld dat recht doet aan de rijke ont-wikkelingsgeschiedenis van Veenhuizen wordt verwezennaar de publicatie ‘Veenhuizen: een erfenis voor de toe-komst’, die naar aanleiding van het Keuning congres isverschenen.
Conservering versus vernieuwing
Deze studie wil een vervolg zijn op het Keuningcongres,waarin werd opgeroepen een integrale toekomstvisie voorVeenhuizen te ontwikkelen om door vernieuwing hetbehoud van de cultuurhistorische waarde veilig te stellen.Intussen is het besef dat het specifieke karakter vanVeenhuizen beschermd zou moeten worden bij vele partij-en gegroeid en klinkt dit door in recente publicaties overhet gebied, in werkgroepen en beleidsvoornemens. Maardoor het versnipperde beheer (waarbij veel verschillendeoverheidsdiensten zijn betrokken) is de discussie tussen deverschillende deelbelangen louter defensief van aard en
TRANSFORMATIE ALS ONTWERPOPGAVE
GESCHIEDENIS EN ACHTERGRONDEN
6
blijft deze beperkt tot behoud van het beeld. In het bestegeval worden landschap en monumenten gerestaureerd,het wijkenpatroon gere construeerd en het geheel gecon-serveerd. Tegelijkertijd spreekt men de angst uit de dyna-miek te verliezen en een bevroren museumdorp zoalsOrvelte te worden. Ondanks de gezamenlijke wens hettypische Veenhuizen te behouden is men er tot dusverreniet in geslaagd een krachtige offensieve strategie voorVeenhuizen te ontwikkelen.
In dit spanningsveld tussen behoud en ontwikkeling wordtmomenteel door Rijksgebouwen dienst, provincie engemeente gewerkt aan een basisplan voor Veenhuizen datmoet dienen als onderlegger voor de ontwikkelingen vande komende jaren. Dit basisplan heeft slechts dan depotentie meer te worden dan een conserverend consensus-model wanneer het de radicale statements die Veenhuizenhebben gevormd als vertrekpunt neemt en voortborduurtop de compromisloze experimenten die het tot de land-schappelijke en architectonische eenheid hebben gemaaktdie we vandaag dreigen op te geven. Het is op dit punt datdeze studie tracht enkele aanzetten te geven. Niet bedoeldals eindbeelden, maar als mogelijke denkrichtingen. Devier denkbare scenario’s tonen aan dat processen van ver-stedelijking en functieverandering van het landschap nietper definitie tot verslechtering leiden. Veenhuizen alsgastvrije drager voor nieuwe ontwikkelingen.
Transformatie als ontwerpopgave
Naast de ambitie om door ontwerponderzoek een vervolgte geven aan de resultaten van het Keuningcongres en omde actuele beleidsvorming te prikkelen, wil deze ontwerp-studie ook een bijdrage leveren aan het debat over herge-bruik en transformatie van gebouwen en landschap enover de ‘rode’ en ‘groene’ contouren, die nu in het over-heidsbeleid centraal staan. De van oudsher veronderstel-de dichotomieën tussen stad en landschap en tussen ouden nieuw staan hierbij ter discussie.
Achterhaalde scheiding tussen ‘rood’ en ‘groen’
In het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid is een scherpescheiding tussen stad en platteland uitgangspunt. Vanuitde overtuiging dat in ons dichtbevolkte land het nogbestaande landelijke gebied zoveel mogelijk buiten schotmoet blijven, wil de overheid nieuwe woningbouw zoveelmogelijk binnen of direct bij bestaand stedelijk gebiedrealiseren. In dit concentratiebeleid wordt het buiten -gebied gereserveerd voor landbouw, natuurontwikkelingen recreatie. Maar deze benadering lijkt contra productiefte werken. In plaats van het landelijk gebied te behoedenvoor verval, werkt deze conserverende houding het vervaljuist in de hand. Gebieden kunnen niet zonder nieuweimpulsen, het tegenhouden daarvan is uiteindelijk dode-lijk. Bovendien, het landelijk gebied in Nederland is ineconomisch en cultureel opzicht al sinds jaar en dag ineerste plaats het woongebied van een stedelijke bevolkingen dit zal in de toekomst alleen maar meer het geval zijn.Het ruimtelijke beleid zal dit moeten onderkennen engericht moeten zijn op het ontwikkelen van strategieënwaarmee nieuwe (woon)programma’s op een zinvolle enkwaliteits verhogende manier kunnen worden geaccom-modeerd.
Regionale differentiatie
Voor het landelijk gebied is het toestaan van dynamiekeen sociale en economische noodzaak. Het buitengebiedin de periferie van ons land is hierbij deels afhankelijk vanmensen met afwijkende wensen en voorkeuren, waarvoordusdanig ruimte moet worden geboden dat zij de onmis-kenbare nadelen van de periferie voor lief nemen. Hiermoet de grootste gemene deler daarom worden gemeden,want die kan op deze plek toch niet op tegen de centralergelegen voorbeelden waarop het is gebaseerd. Juist heteigene in al zijn complexiteit en gelaagdheid is hierbij vanbelang. In de scenario’s uit deze studie wordt inVeenhuizen juist ruimte geboden aan bijvoorbeeld pio-niers en landgoedwonen, als tegenwicht en aanvulling opuitgestrekte VINEX-gebieden in het nabijgelegen Assen.Daar waar in de buurdorpen Norg en Appelscha meer danruimschoots recreatie bungalows voorhanden zijn, wordtin bijvoorbeeld het scenario Bezinning gesproken van een
TRANSFORMATIE ALS ONTWERPSTUDIE
7DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
kuuroord en meditatiecentrum als eigenzinnige en com-plementaire wijze om recreanten naar Veenhuizen tehalen. Op dergelijke wijze kan Veenhuizen juist verbijzonderdworden en zijn eigen identiteit versterken.
Rik Herngreen hanteert in dit verband het begrip ‘vrijeregionaliteit’, waarin de pluralistische rijkdom, de informele landschapselementen en de eigen dynamiek vaneen gebied zoveel mogelijk onderkend worden en de ruimte krijgen. Als tegenhanger van de ‘regionale formule’, die volgens hem als eenzijdige en uitsluitendetypering van het streekeigene juist nivellerend dreigt tewerken, benoemt hij vrije regionaliteit als een houdingwaarbij een ieder maximale vrijheid wordt geboden omzelf steeds opnieuw zijn eigen beeld van het regionale tescheppen en te herscheppen. Hierbij is het van essentieelbelang dat bewoner en toerist niet alleen in recreatie-gebieden de gelegenheid krijgen om landschap te consumeren, maar dat wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke dooradering van het hele buitengebied. Hij omschrijft vrije regionaliteit als ‘een zo groot mogelijke openbare toegankelijkheid van het landelijkegebied, een maximaal zicht op wat er gebeurt in de open-bare ruimte en in de van daaruit zichtbare delen van pri-vate territoria. Het gaat om alle elementen, raadsels en relicten die de nog niet aangeharkte delen vande openbare ruimte hun betekenis geven en om de moge-lijkheid het regionale steeds opnieuw uit te vinden.’
Deze ontwerpstudie gaat een stap verder. Niet alleen deniet-aangeharkte delen van het landschap worden op -gevat als betekenisdrager, maar juist ook alle productenvan menselijk handelen. Natuur wordt hierin niet in eenhiërarchische orde boven cultuur geplaatst, maar beideworden als gelijkwaardig beschouwd. Nog afgezien vanhet feit dat in Nederland – en in Veenhuizen geldt dat innog sterkere mate – landschap en bebouwing in het geheeleen product van menselijk handelen zijn. In de vier scena-rio’s wordt niet het primaat aan landschap en natuuront-wikkeling gegeven of geprobeerd menselijk ingrijpen weerongedaan te maken. Gezocht wordt naar subtiele en bete-kenisvolle wijzen om landschap en architectuur elkaar telaten doordringen en beïnvloeden, zodat nieuwe program-ma’s het geheel kunnen versterken in plaats van eenbedreiging voor bestaande kwaliteiten te zijn.
Slijtage van het landschap
In deze benadering is een grote fijngevoeligheid voor allebestaande karakteristieken belangrijk. Dit komt degelaagdheid van de plek ten goede en kan tevens de legitimatie verschaffen voor nieuwe ingrepen en ont -wikkelingsrichtingen. In tegenstelling tot de beeld -
vorming, is de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied op de meeste plaatsen niet heel hoog.Landschappen zijn altijd aan veranderingen onderheviggeweest, een natuurlijke wetmatigheid die op zichzelfgeen verslechtering hoeft in te houden. Maar in de laatste halve eeuw is het landschap wel degelijk genivel-leerd door bijvoorbeeld grootschalige ingrepen, zoals deruilverkavelingen. Ook is van het vroegere dichte netwerkvan openbare paden, kades en functieloze plekken weinigmeer over, waardoor de toegankelijkheid en veelduidig-heid van het landschap enorm is afgenomen. Door deze ontwikkelingen zijn er meer kwaliteiten enbetekenissen verloren gegaan, dan er nieuwe zijn bij -gekomen. De uitdaging is nu te onderzoeken op welke wij-ze nieuwe programma’s kunnen worden aangegrepen omde landschappelijke kwaliteiten opnieuw te ver hogen.
Ook in Veenhuizen is na 1950 een proces van vervlakkingingezet en hebben nieuwe toevoegingen veelal de structu-rele samenhang in het landschap verstoord, waardoor hetlandgoedkarakter van Veenhuizen is aangetast. De over-dracht van de landbouwgronden aan de Dienst derDomeinen en van de bossen aan Staatsbos beheer in hetbegin van de jaren vijftig zijn hier in belangrijke matedebet aan. In deze nieuwe constellatie overheerste eenfunctionele en beheersmatige aanpak. De ontwikkelingenin landbouw en water- en bosbeheer hebben ertoe geleid,dat de wijken grotendeels zijn gedempt, de lanen bijnaallemaal zijn opgeruimd en de bossen tot monoculturenvan naaldhout zijn verworden.
Inmiddels wordt deze nivellering van het Veenhuizerlandschap door iedereen betreurd. De Dienst LandelijkGebied heeft een zorgvuldig reconstructieplan ontworpenwaarbij de wijken opnieuw worden uitgegraven en hetlanenpatroon met zijn hiërarchische beplantingen wordthersteld. Ook worden hierin de ecologische relaties tussenhet Fochteloërveen en de Tempelstukken verbeterd doorverhoging van het waterpeil en een meer natuurlijkesamenstelling van de bossen. Dit reconstructieplan gaatop sommige punten zelfs verder dan de historische reali-teit rechtvaardigt en lijkt daarmee, ondanks de vele kwa-liteiten die het in zich draagt, op een geïdealiseerderepresentatie van een deel van het verleden.
8
Omgang met het verleden:
dichotomie versus continuïteit
In de wijze waarop door de ontwerpende disciplines met de landschappelijke en gebouwde erfenis van het ver-leden wordt omgegaan, zit tussen de uiterste polen vanrestauratie en sloop een scala aan mogelijkheden. Depositie die een ontwerper hierin kiest hangt van verschillende factoren af. De keuze wordt onder anderebepaald door de aard en de ontstaansgeschiedenis van hette transformeren gebouw of gebied, de cultuur historischewaarde ervan, het nieuwe programma, de technischekwaliteit en in samenhang daarmee de zwaarte van debenodigde ingreep. Daarnaast wordt de ontwerphoudingin belangrijke mate beïnvloed door de positie van de ont-werper zelf in de geschiedenis. Immers, geschiedenis isgeenszins een zichzelf vertellend verhaal, maar is eenproces van permanente constructie en reconstructie envan het telkens opnieuw lezen en interpreteren van over-blijfselen, concepten en gebeurtenissen uit het verleden.Uitspraken over en interpretaties van de geschiedenis,ook door ontwerpers, zeggen in die zin net zoveel over deeigen tijd als over het verleden. Grofweg zijn drie ont-werphoudingen te onderscheiden.
Synthese en conservering
Deze positie kenmerkt zich door een voorliefde voor deverleden tijd. Vanuit de opvatting dat nieuwbouw niet de kwaliteit en betekenis van het cultureel erfgoed kanevenaren of overtreffen, is behoud, restauratie en somszelfs terugbouwen gewenst. Een eventuele bouwkundigeingreep laat een continuïteit in vorm, proportie, materia-lisering en vormgeving ten opzichte van het bestaandezien, waarbij onvermijdelijke moderne oplossingen worden ontkend en liefst gecamoufleerd. Deze houdingheeft vaak geleid tot een monumentenzorg waarin een zogroot mogelijke kunsthistorische stijlzuiverheid werdnagestreefd, die soms verder ging dan de oorspronkelijketoestand. Bij restauratie dringt zich natuurlijk altijd devraag op welke geschiedenis behouden dient te worden.Tegenwoordig is het in het restauratiewezen gebruikelijkde verschillende levensfasen van een monument aflees-baar te houden.
Polariteit en contrast
In de polaire benadering wordt de eigen tijd een dominan-te positie toegekend. Hierbij wordt door contrast tussenoud en nieuw de betekenis van beide geïntensiveerd engevisualiseerd. Waardevolle (delen van) gebouwen wor-den op haast archeologische wijze behandeld, zo mogelijkteruggerestaureerd en tentoongesteld. Daar waar nieuweingrepen in of aan het gebouw plaatsvinden worden dezeop eigentijdse wijze vormgegeven, zodat op welhaastdidactische wijze duidelijk wordt gemaakt waar oud
ophoudt en nieuw begint.
De synthetische en polaire posities volharden in de dicho-tomie tussen oud en nieuw, maar de voorliefde voor oud ofnieuw verschilt. Beide benaderingen zijn sterk hiërar-chisch en onderscheiden zich in die zin van de dialectischeontwerppositie.
Dialectiek en transformatie
Het idee van de geschiedenis als proces van continuetransformatie ligt ten grondslag aan deze derde positie,waarbij het nieuwe wordt verbonden met de geschiedenisin plaats van ermee geconfronteerd. De mogelijke tegen-stellingen en spanningen tussen oud en nieuw worden nietopgelost of tot een synthese gebracht, maar tot uitgangs-punt van ontwerp gemaakt. Het ontwerp beoogt doorwederzijdse doordringing van oud en nieuw een nieuwehoedanigheid te bewerkstelligen die beide overstijgt. Dezeontwerphouding impliceert een grote gevoeligheid voorhet bestaande en de locatie en biedt ruimte aan de com-plexe relaties tussen oud en nieuw. Een gebouw of gebiedwordt hierbij opgevat als een vertelling, gelaagd in bete-kenis en tijd. Bij restauratie, renovatie of nieuwbouwworden de verschillende lagen zichtbaar gemaakt, waar-bij de nadruk op de onderdelen komt te liggen. Ingrepenen toevoegingen dienen niet om de geschiedenis te ver-heerlijken of te karikaturaliseren, maar om te verduidelij-ken. In het resultaat is geen heldere scheiding tussen ouden nieuw meer te maken. Over en weer hebben zij elkaarbeïnvloed, geïrriteerd, geholpen, afgebroken en versterkt.Iedere interventie voegt hieraan iets nieuws toe waardoorhet geheel wordt gemodificeerd en zal zelf op zijn beurt inde toekomst ook aanleiding geven tot wijzigingen.
De polaire ontwerpattitude werd vanaf eind jaren twintig van de vorige eeuw vooral door de moderne bewe-ging geproclameerd en is in de twintigste eeuw lange tijddominant geweest. De dialectische benadering heeft van-af het eind van de jaren zestig steeds meer terrein gewon-nen. Als reactie op de modernisten, kenden in eersteinstantie Italiaanse architecten als Aldo Rossi, GiorgioGrassi en Carlo Scarpa de geschiedenis en het karaktervan de plek, de genius loci, een belangrijke rol toe in hetontwerp. Niet om een verloren gegaan vernacular te doenherleven, maar als aanknopings punten in het ontwerp. Indeze aanpak zijn zorgvuldige interpretaties van bestaan-de morfologische en typolo gische omstandighedenbelangrijk, de studies van de Fransen Bruno Fortier enAndré Chastel hebben hieraan een wezenlijke bijdragegeleverd.
Veelzijdigheid van de dialectische ontwerphouding
De dialectische omgang met het verleden overheerst
TRANSFORMATIE ALS ONTWERPSTUDIE
9DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
nog steeds de huidige ontwerppraktijk. In plaats van een overkoepelend concept op een bestaande situatie te projecteren, zoeken ontwerpers naar bestaande kwaliteiten als vertrekpunt in het ontwerp. Hoewel degrondhouding hetzelfde is, is hierbij een enorme pluri -formiteit in het ontwerp zichtbaar en kan de mate waarinen het niveau waarop oud en nieuw elkaar wederzijdsdoordringen ver uiteenlopen. Waar de een op zoek is naareen combinatie tussen de tijdloze wetmatigheden van dediscipline met het morfologische karakter van de plek, isde ander er van overtuigd dat bewoners een plek beteke-nis verlenen en staan antropologisch onderzoek en bewo-nersparticipatie aan de basis van het ontwerp. Of er wor-den plaatsgebonden factoren als topografie, klimaat, materiaalgebruik of herinneringen bij het ontwerp ingezet, waar een ander bij nieuwbouw citatengebruikt die verwijzen naar voor-moderne architectuur-stijlen. Op een wat pragmatischer niveau wordt bij herge-bruik van vrijgekomen gebouwen vaak gekozen voor eenuitholling van het interieur en restauratie van de gevel. Ofomgekeerd: als het interieur nog goed bruikbaar is, wordthet exterieur een eigentijds karakter gegeven.
Deze driedeling in ontwerphouding ten opzichte van hetverleden is weliswaar verhelderend, maar is natuurlijkeen grove schematisering van de werkelijkheid die geenrecht doet aan alle uitzonderingen en nuanceringen die hierop mogelijk zijn. Ten eerste is de duiding van deonderliggende houding voor verschillende interpretatiesvatbaar. Waar de een het werk van de Belgische architect Charles Vandenhove bijvoorbeeld als dialectisch en als een eigentijdse interpretatie van hetverleden beschouwt, vindt de ander dit niet meer dan con-serverend en romantiserend. Bovendien is de contextbelangrijk bij het bepalen van een ontwerpattitude. Zo is de recente hoogbouw in het Rotterdamse centrumeen analogie met het bestaande, maar zou deze in hetcentrum van Amsterdam een groot contrast zijn.Bovendien kan de bestaande situatie natuurlijk verschil-lend gelezen en geïnterpreteerd worden. Daarnaast kaneen formeel contrast tussen oud en nieuw, op con cep-t ueel niveau overeenkomstig met het bestaande zijn. De inmiddels gesloopte uitbreiding van het stadhuis vanVegter in Groningen leek in groot contrast met het oudeclassicistische en monumentale stadhuis. Op conceptueelniveau was Vegters ontwerp echter een eigentijdse inter-pretatie van het begrip ‘monumentaliteit’ en zocht het indie zin aansluiting op het oude stadhuis van Husly.
Transformatie van het kolonielandschap
Ook in deze ontwerpstudie is het verleden van Veen huizen opgevat als een proces van voortdurendetransformatie en is het zichtbaar maken van en voortbor-duren op deze gelaagdheid in tijd en betekenis een essen-tieel uitgangspunt. Belangrijke elementen hierbij zijn deminder evidente, maar zeker zo interessante karakte-ristieken als de structuren, het ritme in het landschap, dehaast voelbare controle en beklemming, de experimentenin sociaal, architectonisch en agrarisch opzicht, de aflees-bare hiërarchie in woningtypologie, het isolement en deautarkie van de Veenhuizer gemeenschap. Naast eengedeeltelijk herstel, worden in de afzonderlijke scenario’séén of meerdere karakteris tieken aangegrepen als uit-gangspunt voor toekomstige ontwikkelingen en dusdaniggedramatiseerd dat een sterke, landschappelijke dragerwordt gecreëerd. Ze gaan in deze zin een stap verder dan het herstelplanvan de Dienst Landelijk Gebied en maken daarmee eenverbinding tussen het verleden en de toekomst mogelijk.
De scenario’s maken onvermoede potenties van het gebiedzichtbaar en plaatsen Veenhuizen daarmee in een belofte-vol perspectief. Nieuwe, op de toekomst gerichte pro-gramma’s lijken op deze wijze tamelijk moeiteloos doorhet landschap gedragen te kunnen worden. Voor daadwer-kelijke realisatie is het niet alleen essentieel dat de ver-schillende partijen voldoende ruimte zien voor hun eigenbelang, maar vooral de meerwaarde van een gebiedsge-richte aanpak. Het lijkt dan onontbeerlijk een opdracht-gever aan te wijzen die boven de partijen staat en ruimmandaat heeft om het ontwikkelingsproces in te zetten ente regisseren.
Wilma Jansen
Literatuur
Herngreen, R., ‘Het regi-onale: recept of repertoi-re?’, in: De BlauweKamer, april 2001, p.50-63
Herngreen, R., ‘Tussenkeurslijf en rafelrand’, in:Landschapsarchitec -tuur en stedebouw inNederland 97-99,Bussum 2000, p. 32-43.
Meurs, P., De modernehistorische stad.Ontwerpen voor ver-nieuwing en behoud,1883-1940, Rotterdamz.j.
Provoost, M. en C.Wilkins, Re-Arch.Nieuwe ontwerpen vooroude gebouwen,Rotterdam 1995.
Woud, A. van der, J.N.H.Elerie en A.H. Huussen(red.), Veenhuizen. Eenerfenis voor de toe-komst, Groningen 1994
10
VEENHUIZEN 2002
2e gesticht, toekomstig landelijk gevangenismuseum Dubbele woning type III ‘Arbeid is zegen’
Restant boerderij van middenhuistype Restanten van brug
IJskoepel na restauratie
Binnenplaats werkgesticht Norgerhaven ‘Opvoeding’
Leprozenhuis, onderdeel van hospitaalcomplex
Brug nabij Bankenbosch
Graansilo
Nieuwe woonwijk
Sluis in 6e wijk Brug over hoofdvaart
IJskoepel voor restauratie
11
Leegte ter plaatse van het afgebroken 3e gesticht‘Bergveen’
Norgerweg Landschapsherstelplan LNV in uitvoering
Droogschuur Woning type IV/V ‘Controle’, tegenwoordig theehuis Voormalige garenspinnerij ‘Bergveen’, toekomstige woonfunctie
Turfschuur na restauratie
Hospitaallaan, einde van het dorp Boerderij met middenhuis ca. 1890 Garenspinnerij, interieur
Hoofdvaart richting Assen
Verenigingsgebouw, huidige toestand met kinderdag-verblijf
Zuidwestgevel werkgesticht Norgerhaven
Nieuwbouwwijk 1990 Gedempte wijk langs Kerklaan
PSYCHOGEOGRAFIE
Elk landschap is op verschillende manieren leesbaar.
De meest evidente leesbaarheid is die van de sporen
die successievelijke gebruikspatronen hebben
nagelaten. In het geval van Veen huizen springen de
orthogonale structuur van Hoofdvaart, wijken en
lanen, de decentrale kernen, de incidentele lint -
bebouwing en het contrast tussen beboste zuidzijde
en open noordzijde onmiddellijk in het oog. Minder
evident, maar niet minder belangrijk voor een begrip
van het gebied, zijn de verborgen kwaliteiten.
De onzichtbare geschiedenis, levende herinneringen,
de rafels, de routes en de verhalen. Aan de hand van
een psycho geografische verkenning zijn de verhalen
van bij zondere plekken, de ingesleten paden, de
ooit gesloopte delen van Veenhuizen en de alle -
daagse beleving in kaart gebracht.
Hiertoe is een honderdtal voormalige of huidige
bewoners van Veenhuizen gevraagd hun persoonlijke
herinneringen aan het gebied op schrift te stellen en
de bijbehorende plekken op een kaart aan te geven.
De mentale kaart van Veenhuizen die deze onge -
censureerde inventa risatie heeft opgeleverd toont
een herinnerings-, gebruiks- en belevingspatroon
dat slechts ten dele samenvalt met de ruimtelijke
structuur van het gebied. Eeuwenoude plekken,
routes, bomen en objecten. Kronkelige bospaadjes
die zowel door onderduikers, verzetsstrijders,
ontsnapte gevangenen als door wandelaars zijn belo-
pen. Namen van bosjes, pleinen en routes die op geen
officiële kaart voorkomen. Informatie die in de con-
crete planuitwerking voor het gebied zeker een
belangrijke rol zal spelen.
002 004 005 006
006 008 011 012
020 022 023 025
026 028 029 030
033 034 037 038
039 048 050 069
070 071 076 077
078 086 088 09
094 097 098 10
103 104 110 117
12
6
2
5
0
8
9
7
1
1
7
39
77
50
70
117
103
26
38
20
4
86
75
5
71
88
2
74
110
34
8
33
2298
104
30
1191
97
12
7869
37
23
23
101 25
9448
6
29
76
28
PSYCHOGEOGRAFIE
13DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
2) mw. M.D. de VriesIn dit weidegebied achter hetbos zag ik voor ’t eerst na verhuizing uit Purmerend, eensprong reeën. Zo’n dertienexemplaren in de avondscheme-ring. Schitterend! Later liep erin de avond een voor me uit naar’t postkantoor. Als een grotehond. Regelmatig aten ze detoppen uit onze bomen.4) mw. M.D. de VriesHier stond de villa ‘ArbeidAdelt’. In de zestiger jaren alonbewoond. Twee maanden bivakkeerde ik er met de mid-denklassen, een klas in de voor-en een in de achterkamer. In depauze gingen de jongens vissenin de gracht rondom Esser -heem. Verhuizen met eenschool klas inclusief banken,kasten, boeken, etc. was geenprobleem. Je belde naar Ban -ken bosch en een vrachtauto meteen groep Jehovagetuigen reedvoor. ‘Arbeid Adelt’ is geslooptevenals ‘Zegenrijk’. Dood -zonde, vooral de laatste. Ik hoopdat ‘Vrede en Recht’ en ‘Le -venslust’, etc. blijven bestaan.Al ziet het er nu triest uit.6) mw. R. Telkamp-Seidel‘Hier ligt Mussert begraven’,zei mijn vader over het schilderijvan het Fochteloërveen datjaren bij ons thuis aan de wandhing. Het landschap was geschil-derd over een portret vanMussert heen. Dit doek kwamuit het door de Duitsers gebruik-te gebouw van de gestichts-wachtkazerne. Na de bevrijdingwerd het van de brandstapelgered om als linnen opnieuwdienst te doen.8) dhr. W.J.A. PannebakkerAchter het Verenigingsgebouwaan de Hoofdweg en de aan-grenzende percelen van ‘KleinSoestdijk’ en het Directie -kantoor van Justitie bevindt zicheen bospartij, die bij oudereVeenhuizers nog altijd bekendstaat als ‘Domineesbosje’.Naar alle waarschijnlijkheidcorrespondeert deze naam metde pastorie (van de dominee),die zich voor 1922 bevond op deplaats waar nu het Verenigings -gebouw staat. Door dit Domi -neesbosje slingert zich een somswat modderig, maar meestal re -delijk begaanbaar bospad. Heelbijzonder aan dit pad – en voormij daaraan in herinnering vooraltijd verbonden – zijn voor mijde letterlijk duizenden lelietjesvan dalen die er aan de noord -zijde langs groeien en zo om -streeks 1 mei (Koninginne dag,Bevrijdings dag) daar met z’nallen tegelijk in bloei staan.Ieder jaar weer een feest voorhet oog!11) dhr. H. LubbersIn deze boerderij werden tij-dens de oorlog, van eind 1944tot het einde, twee Engelse vlie-gers verborgen. Ondanks tweehuiszoekingen van de SD werdenze niet gevonden. De vliegerszijn door een zoon van de bewo-ner, Hendrik Woering, (onlangsoverleden) aangetroffen.
12) dhr. H. LubbersEen smal voetpad loopt schuindoor het bos van Banken boschweg naar het Appelschase fiets-pad. Dit pad werd wel gebruiktals vluchtweg vanuit de gevan-genis Bankenbosch.20) Grietje MonsmaIk heb aan de ‘oude poort’ zeergoede herinneringen. Van onge-veer mijn 12e tot mijn 16e gingik hierheen op zondagavond. Ditwas de hangplek van de jeugd. In mijn beleving kwamen er welzo’n 50 mensen. Om 19.00 uurmoest je er zijn. Het was hart-stikke gezellig. Natuurlijk brom-mers erbij, een machtige tijd!22) Grietje MonsmaPruimen pikken bij de pastoor.Dit kon als je via het schoolhekging. Achterlangs. Nou dat wasook spannend. Ik weet dat ik heteen leuke en heel mooie tuinvond. 23) J.Z. BruiningDit prachtige bosje, ‘Kraaien -bos’ (veel roeken hadden daardestijds hun nesten), het werdook wel ‘Klein Zwitserland’genoemd, omdat er een heuvel ismet een wilde bosvijver vol metkikkervisjes e.d. Dit was de ver-binding tussen Veenhuizen 1vanaf het huidige oude werkge-sticht van Norgerhaven en deHoofdweg nabij het Sluisje (isnu een stuw geworden). Het zieter allemaal erg vervallen uit ener is de laatste 40 jaar geenonderhoud meer aan gepleegd.In dit bosje stond vroeger eenmooie bomenlaan en er was eenmooi kronkelige wandel- en/offietspad tot over de Sluis rich-ting ‘Bankenbosch’, het is nu eenverwaarloosde boel en heeftgeen aansluiting meer om viahet Sluisje of Stuw te fietsen,over het inmiddels verdwenenschelpenpad naar ‘Banken -bosch’.25) J.Z. BruiningHet verdwijnen van de Veen -wijk (t/m de vernieuwde Klap -brug is nu nog aanwezig) tot inhet Fochteloöerveen, waardoormen vroeger in de jaren ’50 deturf voor de gevangenissen en deambtenaren vervoerde per turf-boot getrokken door een paardof door de ambtenaren zelf, is nudichtgegroeid c.q. vervallen.Bovenstaande wijken waren inmijn jeugd en met mijn vriendeneen paradijsje op aarde.26) J.Z. BruiningHet ‘Houtjesplein’ nabij de‘Elektrische Centrale’, waseveneens een prachtige plek indit dorp, maar ook hier geldt,geen onderhoud e.d./verwaarlo-zing ten top, menigeen hoor jehier over mopperen, dit wasaltijd een mooi en een rustigstukje natuurschoon, dat doorde hengelaars jong en oud nodewordt gemist.28) J.Z. BruiningDe ‘Belvèdère’ was een uitkijkbrandtoren in de jaren ’50, eromheen een mooie waterpartijmet lelies; de toren is afgebro-ken en de heuvel zelf is slechtonderhouden – eigenaar nu
Staatsbosbeheer. Hier had je alskind een prachtig uitzicht overde heidevelden rondom Veen hui -zen, richting Smilde en Appel -scha. In de laatste 50 jaar zijnook de bossen er omheen erggroot geworden.29) J.Z. BruiningTegenover de huidige inrichting‘Groot-Bankenbosch’ achter hetbos, aan de zoom van het nuhetende Fochteloöerveen, was inde jaren ’50 en ’60 een militairestormbaanmet ook onder-grondse gangen, deze wasdestijds bedoeld voor de Indiëdienstweigeraars, die gedeti-neerd waren in deze inrichtingen zo hun conditie op peilmoesten houden. Voor ons alsjeugd was dit een prachtig speel-terrein. We deden ook mee aande trainingen e.d.33) C. DuinIn mijn jeugd moest ik vaak opde fiets door het ‘Dominees -bosje’, dit is het bosje achter deNed. Hervormde kerk, richtinghet voetbalveld. Door dit bosjeloopt een kronkelend bospad enals de lampen van het voetbal-veld ’s avonds aanwaren en jemoest dan door het Dominees -bosje, dan kon je nauwelijks hetbospad ontwaren en reed je opgevoel door dit bosje, met hetgevaar in een sloot terecht tekomen of van het bospad te ge -raken en scheldend en vloekendliet je het bosje dan achter je. Inmijn puberteit was dit bosje eengoede plek om een kratje bier teverstoppen als er in het Vereni -gingsgebouw (naast de kerk) eenbeat- of feestavond was en daargeen alcohol geschonken mochtworden. Ook was het een leukeromantische lokatie. Al met alkomt het domineesbosje vromerover dan dat het in werkelijkheidis geweest, althans in mijn bele-ving.34) Miek Koolen-TimmerVier keer per dag gingen de men-sen uit het gesticht onder bege-leiding naar hun werk, op hunklompen en in bruine pakken. Ze hoorden erbij, zo hebben wedat ervaren. De melkman, dewaterman, de schoolknecht, debadknecht, de tuinman, detonne tjesman. Ik ruik altijd nogde geur van het vers gebakkenbrood (kuch- en roggebrood)van de gestichtsbakkerij. Wemoesten er voorbij, als we naarschool gingen en kregen somszo’n warme boterham. Er waseen ambtenaar, die de leidinghad over de verpleegden, diedaar werkten. Allemaal keurig inwitte pakken gestoken en debakkerij was brandschoon.37) Hennie AppelVeenhuizen, ik droom er nogvaak van, want onze jeugd is weleen bijzondere geweest. Ik wasvijf jaar toen ik met mijn oudersen broertje kwam wonen in eengedeelte van een oude gevange-nis, waarin mijn jongste broertjeRoel is geboren. Mijn eerstebewuste slaapkamer was er éénmet tralies voor de ramen. Dithuis staat er nog aan het eerste
gesticht en heeft de naam vanRust-Roest. Ik sliep in een hou-ten ledikant waarvan het hoofd-eind zo hoog was dat ik bovenopkon klimmen en zo op de binnen-plaats kon kijken waar de gede-tineerden op appèl stonden, ditbleken NSB-ers te zijn. Ze had-den donkerbruine pakken aan endroegen om hun arm een witteof zwarte band. Zo kon je, heb iklater gehoord, zien wie het erg-ste fout geweest waren. Danmarcheerden ze in groepen bui-ten de poort om te gaan werken.38) Hennie AppelMijn tweede herinnering is, datwe kwamen te wonen aan deMeidoornlaan en we met veelkinderen van vier, vijf en zes jaarvia de Meidoornlaan, Kerklaannaar het Verenigingsgebouw lie-pen en daar hadden we in eengedeelte van de kegelbaan dekleuterschool. Onze juf was DienHendriks. We gingen als hetmooi weer was vanuit de schoolnaar de Hoofdweg, staken hetwitte bruggetje over en liependan door het bos naar het vol-gende witte bruggetje aan deHoofdweg en daar gingen weaan de kanaalkant weer opschool aan. Een heerlijke herin-nering.48) Hennie AppelZo heb ik daar ooit nog met mijndochters op de hei gezeten metRutger Hauer die daar toen tij-delijk was en Floris speelde opTV.50) Anko en Alie HuizingaHet karakteristieke vond ik tochwel de bruggetjes in de Hospi -taal laan die toegang gaven totde woningen aan de westzijdevan de Hospitaalaan. Er was eensloot/gracht vanaf de oudegracht tot voorbij deHospitaallaan.65) Truus en Jan HilwerdaEr is een verhaal bekend dat inde koetsenloods een verpleegdeRinus de Vet een hoekje hadafgetimmerd en daar dan ooksliep om ’s nachts op de paardente letten. De man was de laatsteverpleegde (hij wilde hier danook niet weg en was direct weerterug) die hier in Veenhuizen isgeweest. In ’74 hier gestorven.69) dhr. J. de MaarAan de Hoofdweg (nr. 26?)staat een dubbele woning methet opschrift: ‘Werk en Bid’.Deze vertaling van ‘Ora etLabora’ is tekenend voor Veen -huizen. De juiste vertaling is:‘Bid en Werk’. Voor Veenhuizengold echter eerst werken en danbidden.70) dhr. J. de MaarOp Bergveen (Veenhuizen III)staat ook het oudste, nog be -woonde, pand van Veenhuizen:De Jachtweide uit 1723 (!).Het was ooit een boerderij annexkroeg en winkel. Werd tussen1806-1810 vaak bezocht doorLodewijk Napoleon die door zijnbroer Napoleon Bonaparte wasaangesteld als Koning vanHolland. Je kan wel stellen dathet het eerste partycentrum vanDrenthe was.
71) dhr. J. de MaarDe begraafplaats (1831), ookwel genoemd het 4e Gesticht. In1831 is er de eerste pastoor vanVeenhuizen begraven. In 1857de kapelaan in hetzelfde graf.Ooit heeft een gevangene eengedicht over deze begraafplaatsgeschreven. De laatste strofeluidt: ‘In een zwartgelakte vu ren houten kist, ligt hij nu hierdie door niemand wordt gemist.Op het vierde kwam er weeriemand bij hij werd de tiende opde zesde rij.’74) mw. A. Tiesinga-WoudstraDe ’schoolknecht’ was een ver-pleegde, hij hield de schoolschoon en zorgde er in de wintervoor dat de kachels bleven bran-den.75) mw. A. Tiesinga-WoudstraVoor de schooltijd stonden wewel eens te kijken bij de bakke-rij. Daar werd deeg gekneed opgrote tafels. Over de tafels liepensoms zwarte kevers, die in hetdeeg verdwenen. Dat vonden weerg vies. (Was er toen al eenKeuringsdienst van Waren?)76) mw. A. Tiesinga-WoudstraIn oorlogstijd hadden we (even-als vele ambtenaren) een veen-put. De turf werd gegraven dooreen vakman uit Haulerwijkmaar het drogen moesten wezelf doen. Was de turf droog danwerd de turf door gevangenen opeen platte schuit (bok noemdenze die) geladen en thuis bezorgden nog netjes opgestapeld ook.77) Anneke StamMijn plek waar ik een bijzondereherinnering aan bewaar is ‘hetSpaanse kerkhof’. Toen wij 25jaar geleden in Veenhuizen kwa-men wonen aan de Oude Norger -weg begon het ontdekken vaneen nieuwe woonplaats. Tijdenseen wandeling in het voorjaarvan 1976 kwamen we heel toe-vallig op een pad dat naar eenvoor ons idyllische plek leidde.De middagzon scheen op eenperceel dat de vorm had van eenkerkgebouw, omzoomd met hogebomen en de grond bezaaid metlelietje van dalen, en de geur diedat verspreidde was overweldi-gend. Het geheel straalde zo’nbijzondere sfeer uit, bijna se -reen. Het was er heel stil, de na -middagzon die door de bomenscheen en al die bloemetjes.Later hebben we gehoord dat opde plek een oude kerk heeft ge -staan (de eerste in deze streek?)ten tijde van de Spaanse over-heersing. Vandaar de contourenin de bodem van een kerkge-bouw?78) dhr. W. WielingBegin March-Kazerne; 4 maandgelegerd boven achterluik (voor-kant). Overgeplaatst september/oktober 1944 naar VI, vroegereschool, thans Fleddervoort. In -val meegemaakt Land wach ters+ SS Gestichtswacht VII. Ont -komen aan deportatie. Vanaftoen 14 dagen met groep onderleiding majoor Oldejans niet inkazerne geslapen, maar in dekapschuur van Hoeve VI in hethooi gewapend met revolver en
karabijn.86) dhr. W. WielingWoning landbouwdirecteur(Ruimzicht). In de tijd vanKoningin Wilhelmina en PrinsHendrik zou de prins een bezoekbrengen aan Veenhuizen. Detoenmalige landbouwdirecteurverordonneerde toen dat al hetroodbonte vee naar de achter-landen moest en het zwartbontevee in de voorstukken, want deprins mocht zich eens storen aandat roodbonte vee vanwege derode kleur.88) dhr. W. WielingDe begraafplaats van Veen hui -zen is een heel bijzondere. Daarliggen 10 à 11 verschillendesoorten mensen. Wij, mijn vrouwen ik en onze kinderen, willenook daar graag begraven wor-den. We hebben daar ook eenplaatsje besproken of geclaimd.97) dhr. H.H. PostmaDe kerkgangers van de verpleeg-den wandelden op zondagmor-gen van het 1e gesticht (Norger -haven) naar de kerken. Het ge -klepper van de klompen. Katho -liek en protestant gescheiden inploegen, onder begeleiding vande Gestichtsveld wachter. Bij dekerken vlug naar de urinoirs sa men met de personeelsledendienst medewerkers. Last vannatte kleding bij regenweer.98) dhr. H.H. PostmaKoninginnedag 31 augustus. Opeen grasveld tegenover de‘School met de Bijbel’kon dejeugd koninginnedag vieren. Er waren versierde fietsen ofzelf in elkaar geknutselde kar-ren. ’s Avonds was er vuurwerk.In het Verenigingsgebouw was er’s avonds een toneeluitvoeringvoor ouderen. De belangstellingwas altijd groot.101) dhr. H.H. PostmaWaar nu de inrichting Banken -bos is gebouwd, was in vroegerejaren een zandafgraving. Ver -pleeg den of gevangenen moes -ten daar werken. Er waren railsgelegd voor metalen kiepwa-gens. De gevangenen cq ver-pleegden schepten de wagensvol, die daarna naar vaartuigen(bokken) werden gereden omge leegd te worden. De bokkenbrachten het zand naar eenbouw bestemming. In de wee-kends speelde ik daar metvriendjes. Het was gevaarlijk,dus verboden (treintje spelen)!103) dhr. H.H. PostmaIn de buurt is nog een graf vaneen Joodse man (of vrouw).Het is moeilijk bereikbaar.104) dhr. H.H. PostmaHet zwembad. Voor de Veen -huizer ambtenaren was er ookeen trekpleister. In mijn jeugdwas het heel primitief, met bruinwater, zo uit de kolonievaart.Een betrouwbare verpleegdehield daar toezicht en gaf les(!). Later bleek hij ook niet tekunnen zwemmen en gaf hij hetop z’n hondjes. Toch was het eenhistorisch figuur (zwarte Piet).Later is het verbouwd en nu ishet toonaangevend voor deomgeving.
HERINNERINGEN VAN BEWONERS (EEN SELECTIE)
ONTWIKKELING
DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
Inventarisatie van de ontwikkelingen in bebouwing, weg-en waterbouw en bebossing vanaf 1820 toont tot ca.1950 een almaar rijker en complexer wordend systeemwaaraan telkens nieuwe lagen zijn toegevoegd. Na 1950treedt een aantal veranderingen in het beheer van hetgebied op, dat de opgebouwde gelaagdheid eerder afbreekt dan dat het de complexiteit vergroot.Intensief gebruik van landbouwgronden leidt tot ver -laging van de grondwaterstand en demping van wijken ensloten. Als Justitie zich na 1974 steeds meer achter dehekken begint terug te trekken en het dorp ook wordtopengesteld voor bewoning door personen die niet bij de inrichtingen werken, treedt een versnelling van de ont-wikkeling richting een ‘gewoon’ dorp op. Dit dorp krijgteen centrum dat op een organische manier rondom dekerken begint te groeien. Domeinen stoot landbouwgron-den af, Justitie gebouwen die als voorziening ook voor degemeenschap van belang waren. Als onderdeel van deEHS wordt natuurgebied ontwikkeld waarmee het beek-dal van de Slokkert en het Fochteloërveen naar elkaar toegroeien.Recente ontwikkelingen onderstrepen weliswaar de dyna-mische potentie van het gebied, maar dreigen de laatsterestanten van de Veenhuizer kwaliteiten op te lossen. Zodwingen capaciteitsproblemen bij Justitie tot hergebruikvan bestaande cellengebouwen en nieuwbouw van com-
plexen rondom Esserheem en Norger haven compleet metnieuwe infrastructuur. Een nieuw bestemmingsplan voor-ziet in verdere vergroting van de justitieterreinen enmaakt de bouw van tweehonderd nieuwe woningen rondhet dorpscentrum mogelijk. Scherpe re gelgeving rondomhet munitie-opslagterrein legt beperkingen op aan hetgebruik van de gronden eromheen. Extrapolatie van dezeontwikkelingen tot 2020, het jaar waarin de kolonieVeenhuizen precies twee eeuwen geleden gesticht is, heeftgeleid tot de ‘doem scenario-kaart’. Een beeld van de ruï-nes van de landschapsstructuur, waarin rust en ruimtehebben plaats gemaakt voor VINEX en bos.In antwoord op dit ‘doemscenario 2020’ is in een viertaldenkbare scenario’s onderzocht op welke wijze genoemdeontwikkelingen kunnen worden ingezet en wellicht zelfsverder doorgevoerd ter versterking van structuur, atmo-sfeer en kwaliteit van Veenhuizen. Scenario’s die niet ver-trekken vanuit het behoud van het beeld van Veenhuizen,maar vanuit de ontwikkelingsdynamiek van de werkelijkessentiële kwaliteiten zoals de rust en de ruimte, het iso-lement, het experiment, de controle, de vrijheid in beslo-tenheid, de verhalen, de bezinning, de nieuwe landbouw,de autarkie, de poëzie van de leegte, de verre zichten, devoelbare historie en het wonderlijke landschap.
1823-1827 1827-1859 1859-1875
1875-1914 1914-1945 1945-1989
15
VEENHUIZEN
17DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
BEZINNING
De transformatie van Veenhuizen start in dit scenario methet versterken van het contrast tussen het open landschapvan akkers en weiden met lange zichtlijnen aan de noord-zijde van de Hoofdvaart en het dicht beboste deel aan dezuidzijde ervan. Tezamen vormen zij een groot aaneenge-sloten, openbaar toegankelijk gebied waar, als onderdeelvan de EHS, op grote schaal natuurontwikkeling kanplaatsvinden: natuurpark Veenhuizen. De randen zijngeleidelijke overgangen naar Tempelstukken en het oudehoogveengebied. Delen van de orthogonale structuur vanna 1820 met wijken en lanen blijven als littekens in hetlandschap aanwezig, sommige gebouwen als overwoeker-de ruïnes, eco kathedralen. De nieuwe lijnen door hetgebied volgen het grillige patroon van het ruige land vanvoor de ingrepen van de Maatschappij van Weldadigheid.Hoogteverschillen worden geaccentueerd, verdwenenwaterlopen en plassen opnieuw uitgegraven als onderdeelvan een waterbeheers- en bufferingssysteem. Routes vanvoor de ontginning worden teruggevonden als slingerendestruinpaden voor bewoners en recreanten door het drassi-ge gebied. Een aantal dagen per jaar verliest het natuur-gebied zijn openbare toegankelijkheid als het doorDefensie wordt gebruikt als militair oefenterrein.
Het nieuwe padenstelsel verbindt een aantal oude ennieuw te bouwen complexen met programma's rond een
centraal thema: bezinning en gezondheid. Een eigentijdseinvulling van het oorspronkelijke idee van verheffing enheropvoeding. Functies die de rust en de ruimte van hetgebied benutten en deze niet verstoren: een kuuroord, ver-spreid over verschillende gebouwen in het park, een bad-huis, een hotel, een meditatiecentrum, een ouderenwoon-complex of een klooster. Geplaatst op de kruispunten inhet grid voegen zij zich naadloos in de ordeningsstruc-tuur. De architectonische expressie van de nieuwe gebou-wen is eigentijds; de gebouwtypologie die van de voorma-lige gestichten: een carrévorm van 145 bij 145 meter meteen gracht rondom. Zoals de oorspronkelijke gestichtenkrijgen zij namen als ‘het vierde’, ‘het vijfde’ en ‘het zes-de’.
In het open noordelijk deel blijft een aantal bos percelenals eilanden in de open ruimte aanwezig; in het zuidelijkdeel worden boskamers uit het bos gekapt. Deze bos -percelen en boskamers krijgen specifieke bestemmingenzoals nieuwe woon/werkwijken of landgoederen. Ook de bestaande woonwijk en het justitie terrein rondNorgerhaven worden intensief bebost en daarmee grotendeels onzichtbaar vanuit het landschap.
17
Publiek domein Randgebieden Structuur
SCENARIO 1
Open landschap
Dicht bebost
Openbaar toegankelijk
Eco kathedralen
Waterbeheers- en
bufferingssysteem
Slingerende struinpaden
Militair oefenterrein
Bezinning en gezondheid
Bos percelen
Boskamers
19DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
TWEEDE KOLONISATIE
Analoog aan de wijze waarop vanaf 1820 de woeste gron-den werden ontgonnen en door ‘vrije kolonisten’ boerde-rijen werden gebouwd vindt anno 2002 een tweede kolonisatie van Veenhuizen plaats. Ditmaal doorbewoners en gebruikers op zoek naar rust, afzondering envrijheid in hun doen en laten. Dit scenario vertrekt nietvanuit een ruimtelijk beeld, maar gebruikt de structuurmet zeven wijken loodrecht op de Hoofdvaart met tussen-afstanden van 750 meter als landschappelijk- stedebouwkundige drager. Een gerepeteerde vorm vanextreme lintbebouwing is het gevolg.
De centrale voorzieningen voor de nederzetting zijn gele-gen in een ‘strip’ langs de Hoofdvaart. De ontsluiting voorlangzaam verkeer loopt via een informele route, parallelaan de Hoofdvaart achter de bebouwing, zoals het inge-sleten pad door het Domineesbosje. Achter deze 'strip'worden de zeven wijken opnieuw uitgegraven en vanboombeplanting voorzien. Zij fungeren als ontsluitings-en ontwikkelingsstructuur voor het gebied. Na jarenlangeruilverkaveling en schaalvergroting worden schaal enafmetingen van de oorspronkelijke percelen langs de wij-ken geherintroduceerd. Kavels zijn 375 meter diep enveelvouden van 25 meter breed. Te beginnen met de huidi-ge overheidseigendommen kunnen de percelen wordenuitgegeven aan kopers.
Zoals de eerste kolonisten zich hadden te houden aan degedragsregels van de Maatschappij van Weldadigheid, zogelden voor de nieuwe kolonisten strenge spelregels opstedebouwkundig niveau. Ten aanzien van programma enarchitectuur heerst echter een grote mate van vrijheid.Met een minimum aan bestemmingsplan- en welstandsbe-palingen beslissen de nieuwe pioniers zelf wat, waar en
hoe zij hun kavel bebouwen en gebruiken. Dit uit dagende beleid leidt tot talrijke experimenten ingebouwvormen en gebruikspatronen. Voortbordurend op de initiatieven van kunstenaars, krakers en andere bewoners van Veenhuizen, die nuttig gebruik hebbengemaakt van de economische onderdruk in het gebied,maakt een bestemmingsontwikkelingsplan het mogelijkdat er gewoond, gewerkt, kunst geproduceerd en geëxpo-seerd wordt. Tussen woningen en ateliers zijn echter ookzorgboerderijen, kassencomplexen, waterberging vijversen productiebospercelen te vinden.
In de voetsporen van de eerste golf van pioniers zullenzich ook reguliere bedrijven als reclame- en ontwerp -bureaus, it-bedrijven en advocatenkantoren vestigen. Metde toename van het aantal inwoners vinden vele monu-menten hun oorspronkelijke functies terug (hospitaal,kerken, verenigingsgebouw, etc.) of worden getransfor-meerd tot bedrijfsgebouwen, ateliers of ouderencom-plexen.
De rand aan de noordzijde van het gebied is scherp enwordt bepaald door de loop van de Slokkert. Ten noordenvan de Hoofdvaart wordt van reguliere nutsvoorzieningengebruik gemaakt. Ten zuiden van de vaart wordt autar-kisch gewoond; elke woning is er zelfvoorzienend. Dat wilzeggen: niet aangesloten op gas-, licht- en waterleidingenen riolering. De wijkenstructuur loopt door en lost lang-zaam op in het Fochteloërveen waar zich de kluizenaarsvestigen voor wie het dorp te druk wordt.
Publiek domein Randgebieden Structuur
SCENARIO 2
‘Vrije kolonisten’
Rust, afzondering, vrijheid
Extreme lintbebouwing
Experimenten in
gebouwvormen
Woningen en ateliers
Reguliere bedrijven
Monumenten
Autarkisch wonen
21DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
MATRIX
De ruimtelijke drager is het orthogonale grid dat, conform het plan van LNV, Dienst Landelijk Gebied volledig wordt hersteld. Het systeem van wijken doora-dert het gehele gebied. Het profiel van lanen en wijken,dat in breedte varieert van 15 tot 40 meter, wordt vanoorspronkelijke boom beplanting voorzien en verder inge-richt als natuur ontwikkelingsgebied. Op alle ontmoetin-gen van wegen en water worden nieuwe bruggen ontwor-pen. De neutrale matrix die hiermee ontstaat, vormt destructurele basis voor de komende ontwikkelingen.
Deze matrix kan naar believen worden ingevuld met verschillende programma’s. De afmetingen van de velden zijn zodanig dat uitoefening van agrarische bedrij-vigheid, bouw van kassencomplexen, maar ook uitbreidingen van sportvelden, justitieterreinen (open-luchtgevangenis), munitieopslag tot de mogelijkhedenbehoren. In andere velden wordt agrarische bedrijvigheidgecombineerd met zorgfuncties, woonvormen voor oude-ren of verstandelijk gehandicapten.
Dit scenario kan gezien worden als een transformatie vantweehonderd jaar kolonisatie- en landbouwgeschiedenisin Veenhuizen. Het isolement van het gebied in combina-tie met de oorspronkelijke functie leidde tot een autar -kische gemeenschap van kolonisten en verpleegden.Met name in de beginperiode van de kolonie werdintensief geëxperimenteerd met nieuwe landbouwtechnie-ken om de schrale zandgronden vruchtbaar te maken.Aan deze experimenten met bremculturen, boekweit -velden, afgebrande heide en bevloeiingen kwam een eindmet de uitvinding van kunstmest in 1875. In de periodetot 1950 werd er middels intensieve bebossing een nieuwe laag aan het landschap toegevoegd. De periode na
1950 werd gekenmerkt door ruilverkaveling en ingrijpen-de ontwatering hetgeen leidde tot nivellering en amove-ring. Nu de negatieve gevolgen van schaalver groting enintensieve agrarische productie op mondiale schaal zicht-baar worden, wordt in deze sector opnieuw intensief geëx-perimenteerd om de neerwaartse spiraal van het implode-rende systeem te doorbreken. Ecoboer derijen, maar ookreguliere gemengde bedrijven of combinaties van bedrijven maken zich sterk voor regiona-le productie en consumptie. In de aloude traditie van ver-nieuwing, experiment en autarkie zou Veenhuizen zichkunnen ontwikkelen tot een proeftuin voor duurzaamheidin agrarische productie- en bouwtechnieken.
Publiek domein Randgebieden Structuur
SCENARIO 3
Orthogonaal grid
Profiel van lanen
Nieuwe bruggen
Nieuwe landbouw technieken
Ecoboer derijen
Regionale productie en
consumptie
Proeftuin voor
duurzaamheid in
agrarische productie-
en bouwtechnieken
23DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
OMSLUITING
Veenhuizen is gesticht in het overgangsgebied tussen tweetypische landschappen: aan de noordzijde het beekdal vande Slokkert en aan de zuidzijde het Fochte loërveen. Hetgrotendeels beboste overgangs gebied tussen de orthogo-nale structuur van de kolonie en deze landschappen vormteen gordel rond Veenhuizen met een oppervlak van ca.500 ha. zonder duidelijke eigen ruimtelijke of program-matische kenmerken. Een tussen gebied dat de limiet van het gevangenisdorpmarkeerde. In deze bufferzone hebben onder andere eenmunitie opslag, de inrichting Bankenbosch met een vrijeverkaveling uit de jaren ‘70, een Belvedère uit de jaren‘50, een ijsbaan, een stormbaan en een schietbaan eenplek ge vonden. Vanuit zijn karakterloosheid biedt dezegordel interessante mogelijkheden voor ontwikkeling en bebouwing. In dit scenario wordt het ruimtelijk en pro-grammatisch verschil tussen het gestructureerdeVeenhuizen en de vormloze rafelrand opgevoerd.De rafelrand, waarin een groot aantal rustzoekers eenonderkomen kan vinden, kent een hoge ontwikkelings -dynamiek en een grote mate van vrijheid ten aanzien vanprogramma en architectuur. Hierin worden landgoederengesticht, zeer ruim opgezette woonwijken aangelegd,exclusieve kantoren, zorgcomplexen of extensieve recrea-tieparken gebouwd. Met woningdichtheden variërend van1 tot 10 per hectare kunnen gemakkelijk 1000 woningenaan het gebied worden toegevoegd zonder dat dit hetkarakter en de ruimtelijke kwaliteit van Veen huizen aan-tast. De nog ontbrekende schakels van de gordel wordenbebost en middels een stelsel van bos paden publiekstoe-gankelijk gemaakt. Met de opbrengsten uit verkoop vangronden in deze rand kunnen landschap en monumentenin het gestructureerde centrumgebied worden aangekochten recente ongewenste ontwikkelingen worden terugge-
draaid. Veenhuizen als eerste Drents dorp waarvanomvangrijke nieuwbouw in de buitenste schil de kwaliteitvan het geheel ten goede komt.Terwijl de rafelrand zich in hoog tempo ontwikkelt, wordtde dynamiek van het centrumgebied tot een minimumbeperkt zodat de karakteristieke openheid van het land-schap gewaarborgd blijft. Het ‘lege’ centrum behoudt eenjustitiebestemming, zodat het tot in lengte van dagen instaat zal zijn permanent veranderende justitie- en/ofdefensieprogramma's onder te brengen. Te beginnen op de huidige percelen in overheidseigendomkunnen projecten worden opgestart die voort borduren opde justitiële en sociale experimenten die het gebied van oudsher hebben gekenmerkt. Een open-luchtgevangenis, nieuwe jeugdkampementen, elektro -nische detentie, (tijdelijke) opvang voor bolletjesslikkers,manifestaties of grootschalige oefeningen. Met de schaalvergroting van het justitieapparaat blijvenbestaande cellengebouwen intact en krijgt een aantalmonumenten, zoals hospitaal, kerk en scholen, zijn functie terug. Andere gebouwen kunnen worden her -gebruikt als informatie- en kenniscentrum over detentiein Nederland, een museum over de geschiedenis vanVeenhuizen of een landelijk gevangenismuseum. Voor die-gene die na ontslag niet weg wil of bewust kiest voorwonen onder de omgevingscondities van Justitie zijnwoningen of bouwgrond beschikbaar. Strenge bebou-wings voorschriften zorgen voor behoud van de eenheid instedebouw en architectuur. Zo kunnen er slechts woningenin kleine series worden gebouwd en gelden er strengebepalingen ten aanzien van straatprofielen en aansluitngop de openbare ruimte. De vrijwillige gevangenen vanVeenhuizen als alternatief voor het wilde wonen.
Publiek domein Randgebieden Structuur
SCENARIO 4
Overgangsgebied tussen
twee typische landschappen
Hoge ontwikkelings -
dynamiek
Landgoederen
Publiekstoegankelijk
‘Lege’ centrum met
justitiebestemming
Openluchtgevangenis
Monumenten
Informatie- en kennis -
centrum over detentie
24
BEZINNING
TWEEDE KOLONISATIE
MATRIX
OMSLUITING
Publiek domein Randgebieden Structuur
Publiek domein Randgebieden Structuur
Publiek domein Randgebieden Structuur
Publiek domein Randgebieden Structuur
Overzicht van publiek domein, randgebieden en structuur van de vier scenario’s
25DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
SCENARIO’S
Van de 1800 ha. die het gebied beslaat is 1200 ha.momenteel nog in overheidshanden. Dit eigendom is echter verdeeld over een groot aantal partijen. De vele,vaak conflicterende, belangen in het gebied in combi natiemet het versnipperd eigendom hebben tot jaren van dis-cussie, vele symposia, werkgroepen en plannen geleid.Net zo lang gebeurt er al niets om het gebied die impuls te geven die het nodig heeft: een offensievestrategie waarmee Veenhuizen het centrum van een nieu-we regio zou kunnen worden. De ontwikkelingen die nu en in de nabije toekomst dreigen plaats te vinden,zoals opgetekend in het ‘doemscenario 2020’, hoevengeen bedreiging te vormen, maar kunnen versterkendwerken. Zij zullen dan echter vanuit een integrale visie ineen sturend programma moeten terechtkomen. De vierscenario’s geven aanzetten tot mogelijke denk richtingen.Om vanuit deze denkrichtingen te komen tot een wenselijken mogelijk plan is het nodig te beseffen dat Veenhuizenalleen door ontwikkeling behouden kan worden. In elkscenario wordt dan ook voorgesteld een nieuw program-ma, woningen en/of justitiegebouwen toe te voegen, zelfs
in beduidend grotere aantallen dan het huidige bestemmingsplan toelaat. Er worden hectaresnatuurgebied ontwikkeld, waterwegen (her)aangelegd enhet land- en tuinbouwgebied breidt zich uit. Tegelijkertijdkrijgen de monumenten nieuwe functies en worden delandschappelijke structuren versterkt. De scenario’s zijn niet zozeer gericht op conservering vanhet beeld van het dorp, maar op continuïteit van de karak-teristieken die het gebied hebben gevormd tot wat hetvandaag is, op een zo groot mogelijke toegankelijkheidvan de openbare ruimte, op vormen van verstedelijking inlage dichtheden in dialoog met het landschap.
Om dergelijke ontwikkelingen van de grond te krijgenmoet een proces worden georganiseerd, waarin de ver-schillende partijen vanuit eenzelfde perspectief naar hetgebied kijken. Een IBA-organisatie, zoals bijvoorbeeld inhet Ruhrgebied gevolgd om het industrieel erfgoed aldaareen tweede leven te geven, lijkt ook in Veenhuizen eenveelbelovende mogelijkheid.
Staatseigendom Huidige functie Doemscenario 2020
JustitieDefensieLandbouwVeeteeltNatuurontwikkeling
SAMENVATTING
27DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
CLUSTERKANTOOR
In het kader van een onderzoek naar huisvestings moge -lijkheden ten behoeve van de centrale directie en admi-nistratie van de PI Veenhuizen heeft DAAD Archi tectenBV in opdracht van de RGD Directie Noord studies ver-richt naar de hergebruikmogelijkheden van hetHospitaalcomplex en de bijbehorende dienstwoningen, deGestichtswachtkazerne, het Verenigingsgebouw en ‘DeFabriek’: het voormalig werkgesticht Norger haven. In vervolg op het onderzoek is een ontwerp voor laatstge-noemd complex gemaakt. Evenals de scenario’s op stede-bouwkundig schaalniveau is het resultaat van de architec-tuuropgave illustratief voor een dialectische ontwerpopvatting waarbij verleden en heden tot een nieu-we eenheid zijn gevormd. In de gevolgde onderzoeksme-thodiek ‘Programma van Mogelijkheden’ staan de poten-ties van het complex centraal. In plaats van een onder-zoek naar de ingrepen die men moet plegen om de gebou-wen geschikt te maken voor een vooraf bepaald program-ma, hebben we de gebouwen laten vertellen welke kwali-teiten zij hebben en welke functies de ruimten het bestzouden kunnen opnemen. Dit omgekeerde proces, dat via het bestaande gebouw en een Programma van Mogelijkheden leidt tot eenProgramma van Eisen biedt ons inziens de beste kansenom een passende herbestemming te vinden.
Geschiedenis
In 1884 ontwierp W.C. Metzelaar een nieuw carré -vorminge Rijkswerkinrichting vlak naast het eerstegestichtsgebouw. Het gebouw staat aan de Hoofdvaart op
het punt waar de loop (en de weg) een bocht maakt en isderhalve al van afstand goed zichtbaar. De Rijkswerk inrichting, ooit bedoeld voor vrouwen, wordtgekenmerkt door een voor Metzelaar karakteristiekearchitectuur waarin soberheid, degelijkheid en functiona-liteit de boventoon voeren, met hier en daar een verleven-diging door enkele ambachtelijke details.
Aan de zuidoostzijde van het carrévormige gebouwbevindt zich de entree, het poortgebouw en twee woon -huizen voor de gestichtsdirecteur en zijn onderdirecteur.Achter deze voorbouw zijn in een U-vorm rondom eenbinnenplaats de voormalige verblijfsruimten onder -gebracht (thans arbeidsruimte) in één bouwlaag met eenzolder. Ontsluiting vond vanaf het binnenterrein plaats viahallen met trappenhuizen tussen twee comparti menten.Het complex heeft een duidelijke structuur. Het is onder-verdeeld in acht, grotendeels identieke, compartimentenen een verbindend bouwdeel. Elk van deze compartimen-ten heeft een diepte van 12.6 m, een breedte van 15.4 m(193 m2 netto). De begane grond, met een vrije hoogtevan 4 m, wordt in de diepte in tweeën gedeeld door eendragende wand die op meerdere plaatsen openingen heeft.Tussen deze wand en de gevel staat aan weerszijden eenrij fraaie gietijzeren kolommen. Het ritme van deze con-structieve kolommen komt niet overeen met dat van devensters. Grote vensteropeningen brengen het daglicht totdiep in de ruimte. De eerste verdieping of zolder was bijde oplevering bedoeld als slaapzaal, later is deze verdie-ping gebruikt als werk- of opslagruimte. De zolder heeft
Oorspronkelijke toestand Huidige toestand Toekomstige toestand
ONTWERP
Maat van de opening is aangepast. De aanpas-sing is vrijwel ‘onzichtbaar’ gebeurd.Binnen het maatsysteem van het gebouw zijnnieuwe openingen toegevoegd.Originele gaten zijn verwijderd.Openingen die los van het maatsysteem zijn toegevoegd.
CLUSTERKANTOOR
28
RechtsZorgvuldige en minder gelukkige ingrepen in de gevels
BovenOpeenvolgende transformaties van het gebouw hebben vele littekensachtergelaten. Zoals het ritme van vensters in het ontwerp een reflectie gaf van de achter gelegen functies, zo geven de huidige littekens de reflectie van de continu veranderde functies in de loop van de tijd.
Ontwerpvoorstel nieuwe zuidwestgevel en nieuwe noordoostgevel binnenplaats
Analyse van toestand gevels anno 2002
29DAAD Architecten BV / VEENHUIZEN
een zeer fraaie doorsnede. De hoge ruimte onder de kapmet mooie geklonken stalen spanten krijgt zijn licht vanhooggelegen dakkapellen. Op ooghoogte waren er oor-spronkelijk geen raamopeningen. Om de ruimten werk-baar te maken zijn in de loop van de tijd op verschillendeplaatsen in de ge vel vensters gemaakt. Twee van de zol-ders zijn nog in oorspronkelijke staat. Hier bevinden zichzelfs nog de twee hokjes voor de zaalwachten.
Hoewel zowel in indelingen als in de gevels in de loop derjaren de nodige ingrepen hebben plaatsgevonden, zijn destructuur van het complex, de ruimtelijke kwaliteiten ende interessante bouwkundige en constructieve details nogsteeds aanwezig. In de ‘Historische documentatie en
waardebepaling Veenhuizen’ (RGD bureau Rijksbouw -meesters dec. 1990) wordt het gebouw aangemerkt alsbeeldbepalend in ruimtelijke en cultuurhistorische zinwaarbij de huidige fysieke toestand en de huidige functieals slecht worden beoordeeld.
Voorstel
De karakteristieke architectonische en stedebouwkundigekwaliteit, de heldere en functionele ruimtelijke structuuren de verschillen in sfeer tussen begane grond en zoldermaken het gebouw uitermate geschikt voor herontwikke-ling ten behoeve van een kantoorfunctie.
Ruimtelijk en functioneel worden begane grond en zolderverschillend behandeld. Op de begane grond wordenafzonderlijke kantoorvertrekken ondergebracht. Alledetails blijven zichtbaar aanwezig: gewelvenplafond, giet-ijzeren constructie, trappen en kozijnen. Hieraan worden
nieuwe wandelementen in het midden van de ruimte enaan de gevel toegevoegd waarin alle technische voorzie-ningen zijn opgenomen.
De zolder blijft als grote, open ruimte gehandhaafd.Hierin worden de overlegplekken, leesruimte, koffiehoe-ken en restaurant ondergebracht. Een nieuwe loopbrugmaakt op verdiepingsniveau een verbinding tussen allebouwdelen. Nieuwe vensters net boven de vloer brengendaglicht op de zolder en bieden zicht op de binnentuin.Deze vensteropeningen vormen een serie die als een nieu-we laag aan de bestaande gevelordening wordt toege-voegd. Het ritme ervan correspondeert met dat van dekolomconstructie en de spanten, die hiermee ook in degevel afleesbaar wordt. Hoog in de ruimte prikken enkele‘dozen’, waarin concentratieplekken, door het dakvlak.
Om de relatie tussen binnenplaats en omgeving te herstel-len worden remise en latere aanbouwen gesloopt.Hiermee komt het poortgebouw weer vrij te staan en kanontsluiting van het ‘nieuwe’ complex opnieuw vanuit debinnenplaats plaatsvinden. Terwijl de ingrepen in de bui-tengevel beperkt blijven, wordt in de gevels aan de bin-nenplaats duidelijk dat het gebouw een nieuwe functiegekregen heeft. Met nieuwe entrees, een loopbrug die dezolders verbindt en enkele grote volumes door het dakvlakis de transformatie van het complex een feit.
volledige kantoortuin
dubbele kantoortuin
4800 kantoordubbele gang
3600 kantoormiddenzone
asymmetrischegang
zonderaanpassingen
nieuwe openingen
insteekverdieping
30
Drie doorsnedetekeningen met drie plattegronden zolder
Vijf doorsnedetekeningen met vijf plattegronden begane grond
Begane grondDankzij de neutraliteit van de ruimte, de hoogte en de grote vensters,zijn de voormalige zalen zeer goed bruikbaar als kantoorruimte. Overde gehele diepte van 12,6m komt voldoende daglicht binnen om werk-plekken te realiseren. De grote en hoge vensters garanderen ook eengoed uitzicht. Afhankelijk van de plek van de unit en de indeling van degevel is een aantal kantoorindelingen mogelijk. Zowel de mogelijkhedenvoor kantoortuinachtige oplossingen als de mogelijkheden voor cellenkantoren of innovatieve kantoren zijn bekeken. ZolderverdiepingMet enige aanpassing in de gevels zijn modellen denkbaar waarbij dezolderruimte als geheel wordt benut of aparte volumes in de grote ruim-te worden opgehangen. Een maximaal aangepaste zolderverdieping kanin totaal 144 werkplekken herbergen. Tal van werkelijk innovatieveoplossingen zijn hier denkbaar.
CLUSTERKANTOOR
Pagina 31, linksboven en -onderDe fraaie zolderruimte vraagt om hergebruik.Pagina 31, rechts, van boven naar beneden
– Poortgebouw aan zuidoostzijde. Een nieuwe remise en bergingen zijntoegevoegd waarmee het zicht op de binnenplaats is verdwenen.
– Entreegevel aan zuidoostzijde.– Zuidwestgevel, oorspronkelijk gevelritme met variaties. De doorMetzelaar opgezette ordening laat binnen het ritme zodanige vrijheid dat aanpassingen of toevoegingen zeer goed mogelijk zijn.
– Lange tijd heeft in het voormalig woonhuis een winkel gezeten. De gevel is ondertussen in originele staat teruggerestaureerd.
– Binnenplaats in huidige staat.
32
VERANTWOORDING
In ontwerp en onderzoek verkent DAAD Architecten de grensvlakkentussen architectuur en landschap, tussen verleden, huidige tijd en toekomst. Met opdrachten in utiliteitsbouw, woningbouw en stedebouw opereert het bureau door heel Nederland. De architecten Rob Hendriks, Eric de Leeuw en Geir Eide doceren aan de Academie van Bouwkunst te Groningen.
Wilma Jansen is architectuurhistoricus en in het dagelijks leven werkzaam als regiocoördinator van de Bond van NederlandseArchitecten in Noord-Nederland.
DAAD Architecten [email protected]
Met dank aan C.H. Riphagen, M. Schijve, C.J. van der Peet, H. de Haan, H. Timmerman, W. Boetze, G. Eide, C.M. Verkuijl, C. Stuut, M. Mietus, R. Blok, B.J. Kremer, L. Durao, F. Hofmeijer, K. Hoeksema, F. Paas, J. de Maar, G. ter Haar, R. Wildeman, R. Vogel, A. van den Bosch, studenten Academie van Bouwkunst atelier Veenhuizen en diverse (ex-)bewoners Veenhuizen.
Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij subsidies van hetStimuleringsfonds voor de Architectuur en de Stichting GeertruidaGerharda Bolhuis.
KaartenDigitaal kaartmateriaal is ter beschikking is gesteld door de RGDDirectie Noord, afdeling VIV.Luchtfoto’s pagina 4, Topografische Dienst Emmen
Redactie en grafisch ontwerpVormgeversassociatie Hoog-Keppel, Willem van der Wiel en Loek Kemming
FotografieDAAD Architecten BV, Rob Hendriks
DrukDrukkerij De Rijn, Dieren
Zeefdruk omslagHAL Zeefdruk, Elst
BindwerkBoekbinderij Patist, Bilthoven
© DAAD Architecten BV, 2002Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto kopie,microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van DAAD Architecten BV.