verkopen, bouwen en verkavelen in het bos ... · richtlijn van het agentschap voor natuur en bos...
TRANSCRIPT
Faculteit Recht en Criminologie
Universiteit Gent
Academiejaar 2017-2018
Verkopen, bouwen en verkavelen in het bos
Bestuursrechtelijke aspecten
Masterproef
‘Master of Laws in het notariaat’
Ingediend door
Katinka De Clercq
(01206396)
Promotor: Prof. dr. G. Van Hoorick
Commissaris: L. Vandenhende
I
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................................... I
LIJST VAN AFKORTINGEN ................................................................................................... III
DANKWOORD ............................................................................................................................ IV
INLEIDING ..................................................................................................................................... 1
DEEL I. ALGEMEEN .................................................................................................................... 2
AFDELING 1. BOS .................................................................................................................... 2
§1. BEGRIP “BOS” EN SOORTEN BOS ............................................................................... 2
1. ALGEMENE OMSCHRIJVING ................................................................................ 3
2. MET BOS GELIJKGESTELDE GRONDOPPERVLAKTEN .................................. 5
3. UITGESLOTEN VAN HET TOEPASSINGSGEBIED ............................................. 6
4. SOORTEN BOS ......................................................................................................... 7
5. MEEST KWETSBARE WAARDEVOLLE BOSSEN .............................................. 7
§2. BEBOSSING EN HERBEBOSSING ................................................................................ 8
§3. ONTBOSSING EN COMPENSATIE ............................................................................... 9
1. BEGRIP “ONTBOSSING” ......................................................................................... 9
2. PRINCIPIEEL ONTBOSSINGSVERBOD EN UITZONDERINGEN ..................... 9
3. ONTHEFFING ONTBOSSINGSVERBOD ............................................................. 10
4. COMPENSATIEPLICHT ......................................................................................... 11
5. MEEST KWETSBARE WAARDEVOLLE BOSSEN ............................................ 12
§4. (BOS)BEHEERPLAN ..................................................................................................... 13
§5. KAPPING, KAALSLAG EN KAPMACHTIGING ........................................................ 14
AFDELING 2. RUIMTELIJKE ORDENING ....................................................................... 16
AFDELING 3. MISDRIJVEN EN INBREUKEN .................................................................. 19
§1. ALGEMEEN .................................................................................................................... 19
§2. MILIEUMISDRIJVEN EN STEDENBOUWKUNDIGE MISDRIJVEN ...................... 20
§3. MILIEU-INBREUKEN EN STEDENBOUWKUNDIGE INBREUKEN ...................... 21
DEEL II. VERKOPEN IN HET BOS ......................................................................................... 22
AFDELING 1. INLEIDING ..................................................................................................... 22
AFDELING 2. INFORMATIEPLICHTEN IN HET BOSDECREET ................................ 23
§1. ALGEMENE INFORMATIEPLICHTEN ....................................................................... 23
1. IN HOOFDE VAN DE VERKOPER ....................................................................... 23
2. IN HOOFDE VAN DE INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR ........................ 23
3. SANCTIES ................................................................................................................ 26
§2. INZAKE DE VRIJSTELLING VAN ERFBELASTING ................................................ 27
II
§3. INZAKE DE SUBSIDIE VOOR BEBOSSING EN HERBEBOSSING ........................ 27
AFDELING 3. INFORMATIEPLICHTEN IN HET NATUURDECREET ....................... 28
§1. IN HOOFDE VAN DE VERKOPER .............................................................................. 28
§2. IN HOOFDE VAN DE INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR ............................... 28
§3. SANCTIES ....................................................................................................................... 28
AFDELING 4. INFORMATIEPLICHTEN IN DE VCRO ................................................... 29
§1. ALGEMENE INFORMATIEPLICHTEN ....................................................................... 29
1. PUBLICITEIT .......................................................................................................... 30
2. ONDERHANDSE VERKOOPOVEREENKOMSTEN ........................................... 30
3. INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR ............................................................... 31
§2. SPECIFIEKE INFORMATIEPLICHTEN ....................................................................... 32
1. VERKOOP ONROEREND GOED WAAROP HERSTELMAATREGEL RUST . 32
2. REPARATIEMOGELIJKHEID ............................................................................... 32
3. VERKOOP KAVEL IN VERGUNDE VERKAVELING ....................................... 32
§3. SANCTIES ....................................................................................................................... 33
DEEL III. BOUWEN EN VERKAVELEN IN HET BOS ........................................................ 34
AFDELING 1. INLEIDING ..................................................................................................... 34
AFDELING 2. VERGUNNINGSPLICHT ............................................................................. 34
§1. VOOR HET BOUWEN ................................................................................................... 34
§2. VOOR HET VERKAVELEN VAN GRONDEN ............................................................ 35
§3. VOOR HET BOUWEN OF VERKAVELEN OP BEBOSTE TERREINEN ................. 36
1. ARTIKEL 90BIS BOSDECREET ............................................................................ 36
2. VERENIGBAARHEID MET DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING ............. 37
AFDELING 3. ADVIES- OF MACHTIGINGSPLICHT ...................................................... 38
AFDELING 4. VERKOOP KAVEL IN VERGUNDE VERKAVELING ........................... 39
§1. COMPENSATIEPLICHT, ATTEST EN VERKAVELINGSAKTE .............................. 39
§2. INFORMATIEPLICHTEN .............................................................................................. 40
AFDELING 5. SANCTIES ...................................................................................................... 41
§1. ILLEGAAL BOUWEN, VERKAVELEN OF ONTBOSSEN ........................................ 41
1. STEDENBOUWKUNDIG MISDRIJF ..................................................................... 41
2. MILIEUMISDRIJF ................................................................................................... 41
§2. INSTANDHOUDING ILLEGALE GEVOLGEN .......................................................... 42
1. STEDENBOUWKUNDIGE INBREUK .................................................................. 42
2. MILIEUMISDRIJF ................................................................................................... 42
CONCLUSIE ................................................................................................................................. 44
BIBLIOGRAFIE ........................................................................................................................... 46
III
LIJST VAN AFKORTINGEN
Agentschap, ANB Agentschap voor Natuur en Bos.
Codextrein Decr.Vl. 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, BS 20 december 2017.
DABM Decr.Vl. 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 3 juni 1995.
Omgevingsvergunningsdecreet, OVD Decr.Vl. 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 23 oktober 2014.
Omgevingsvergunningsbesluit BVR 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 23 februari 2016.
Milieuhandhavingsdecreet Decr.Vl. 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen”, BS 29 februari 2008.
Milieuhandhavingsbesluit BVR 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 10 februari 2009.
Natuurdecreet Decr.Vl. 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, BS 10 januari 1998.
VCF Decr.Vl. 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, BS 23 december 2013.
VCRO Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 15 mei 2009, BS 20 augustus 2009.
IV
DANKWOORD
In dit dankwoord wens ik prof. dr. Geert Van Hoorick te bedanken om mijn interesse in het
omgevingsrecht te wekken met de vakken Ruimtelijk bestuursrecht, Omgevingsrecht en
Notarieel bestuursrecht. Daarnaast wens ik u ook van harte te bedanken om me, tussen de
lessen door, bij te sturen. Hartelijk dank.
1
INLEIDING
1. Deze masterproef tracht een actueel licht te werpen op de bestuursrechtelijke
aspecten van verkopen, bouwen en verkavelen in het bos. Gelet op de doelstelling en de
omvang van een masterproef in het notariaat, bakenen we het onderzoek in meerdere
opzichten af.
- Wat “het bos” betreft, beperken we het onderzoek tot de bossen gelegen binnen het
grondgebied van het Vlaamse Gewest.
- Wat “verkopen” betreft, beperken we ons tot de verkoop van onroerende goederen
die als bos worden beschouwd. De verkopingen van hout en andere bosproducten
komen hier dus niet aan bod.
- Wat “bestuursrechtelijke aspecten” betreft, beperken we ons tot de bespreking van
(1) de informatieplichten bij verkopen in het bos die voortvloeien uit het
Bosdecreet, het Natuurdecreet en de VCRO, (2) de vergunnings-, machtigings- en
adviesplichten bij bouwen en verkavelen in het bos en (3) de sancties bij de niet-
naleving van voormelde verplichtingen (met de nadruk op bestuurlijke beboeting).
In het kader van deze masterproef zijn twee materies van groot belang. Het betreft enerzijds
het bosbeheer, en anderzijds de ruimtelijke ordening. Met het oog op een goed begrip van
dit werk, is een voorafgaande bespreking van deze materies aldus noodzakelijk. Dit doen
we in het eerste deel.
In een tweede deel bespreken we de informatieplichten die op grond van het Bosdecreet,
het Natuurdecreet en de VCRO moeten worden nageleefd bij de verkoop van de (als bos te
kwalificeren) onroerende goederen, alsook de sancties bij de niet-naleving van deze
verplichtingen.
Een derde en laatste deel handelt over bouwen en verkavelen in het bos. Vooreerst
bespreken we de vergunnings-, advies- en machtigingsplicht. Vervolgens behandelen we
de plichten die gelden bij de verkoop van een kavel in een vergunde verkaveling. Dit
onderdeel hoort eerder thuis onder de bespreking van de plichten bij “verkopen in het bos”
maar aangezien de gehanteerde begrippen pas in het derde deel worden verduidelijkt, is
ervoor gekozen om het onderdeel ook hier te bespreken. Tot slot overlopen we de sancties.
De informatieverzameling is afgesloten op 25 april 2018.
2
DEEL I. ALGEMEEN
AFDELING 1. BOS
2. De materie van het bosbeheer behoort tot de bevoegdheden van de gewesten.1
Binnen de Vlaamse bossen gelden de regels van het Bosdecreet van 13 juni 1990.2 Op
termijn zal dit decreet volledig worden geïntegreerd in het Natuurdecreet.3 De bevoegde
administratie is het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB).4 De handhavingsregeling van
het Bosdecreet en het Natuurdecreet is te vinden in Titel XVI van het decreet van 5 april
1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).5
§1. BEGRIP “BOS” EN SOORTEN BOS
3. Artikel 3 Bosdecreet – In 1990 heeft de decreetgever in artikel 3 van het Bosdecreet
een poging ondernomen om het begrip “bos” te definiëren. Bijna dertig jaar later is deze
definitie amper gewijzigd. Het artikel bestaat uit drie delen: een algemene omschrijving
van het begrip “bos”, en vervolgens de uitdrukkelijke vermelding van oppervlakten of
beplantingen die wel en die niet als bos te beschouwen zijn en die betwistingen moeten
voorkomen.6
In wat volgt, beperken we ons tot een beknopte omschrijving van het begrip. Voor een
uitgebreide bespreking, verwijzen we naar eerder verschenen publicaties7 en naar de
Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open
plekken binnen het bos.8
1 Art. 6, §1, III, 4° BWHI. 2 Decr.Vl. 13 juni 1990 Bosdecreet, BS 28 september 1990. 3 Decr.Vl. 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, BS 10 januari 1998. 4 BVR 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos, BS 2 februari 2006. 5 Art. 107bis Bosdecreet, art. 58 Natuurdecreet en art. 16.1.1, eerste lid, 14° en 16° Decr.Vl. 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 3 juni 1995. 6 R. VANHAEREN, “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in R. VANHAEREN, Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 10. 7 A-M. DE BRABANDER, “Toepassingsgebied van het Bosdecreet” in D. MEULEMANS (ed.), De grondige hervorming van het Bosdecreet: gevolgen voor het beheer, de verkoop en de verhuring van privébossen, Brugge, die Keure, 2000, 23-36; P. MALLIEN, “Inleiding” in D. LINDEMANS (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 9-14; R. VANHAEREN, “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in R. VANHAEREN, Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 9-16; G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel Bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 430-433; M. BOES, “Bossen, bebossen en ontbossen in Vlaanderen” in M. BOES, J. GHYSELS, D. LINDEMANS en R. PALMANS (eds.), Vijftig jaar bescherming van het eigendomsrecht. Liber Amicorum Martin Denys, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2012, 27-34. 8 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open plekken binnen het bos (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 2-9.
3
1. ALGEMENE OMSCHRIJVING
4. Artikel 3, §1 – Artikel 3, §1 van het Bosdecreet omschrijft bossen als “zijnde
grondoppervlakten waarvan de bomen en de houtachtige struikvegetaties het belangrijkste
bestanddeel uitmaken, waartoe een eigen fauna en flora behoren en die één of meer functies
vervullen”.
5. Oppervlakte – Voormelde definitie bevat bewust geen minimumoppervlakte, omdat
de decreetgever heeft willen vermijden dat bossen met een beperkte omvang aan het
toepassingsgebied van het Bosdecreet zouden ontsnappen.9 De praktijk toont evenwel aan
dat het ontbreken van een ondergrens problematisch kan zijn.10
6. Bomen en houtachtige struikvegetaties – In de rechtsleer wordt aangenomen dat de
bepaling “en” tussen “bomen en houtachtige struikvegetaties” moet worden geïnterpreteerd
als “met of zonder”.11 De aanwezigheid van bomen is dus essentieel, de aanwezigheid van
struiken is niet vereist.12 Het Agentschap voor Natuur en Bos, daarentegen, beschouwt ook
terreinen waar geen bomen maar wel “houtachtige struikvegetaties” op staan, als bos.13
De decreetgever bepaalt niet wat onder een “boom” moet worden verstaan. G. VAN
HOORICK stelt dat in het algemeen kan worden aangenomen dat alleen min of meer
volwassen bomen in aanmerking komen, doch dat ook een oppervlakte met een voldoende
aantal kleine boompjes (zoals een braakliggend perceel vol spontane berkenopslag) onder
de definitie valt.14 Volgens het ANB geldt hetzelfde voor jonge zaailingen.15
7. Waartoe een eigen fauna en flora behoren en die één of meer functies vervullen –
Met de “eigen fauna en flora” wordt wellicht bedoeld een bosfauna en een bosflora.16
Daarnaast verwijzen de “functies” naar de bosfuncties waaromtrent artikel 5 van het
9 R. VANHAEREN, “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in R. VANHAEREN, Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 10. 10 M. BOES, “Bossen, bebossen en ontbossen in Vlaanderen” in M. BOES, J. GHYSELS, D. LINDEMANS en R. PALMANS (eds.), Vijftig jaar bescherming van het eigendomsrecht. Liber Amicorum Martin Denys, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2012, 29-30. 11 R. VANHAEREN, “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in R. VANHAEREN, Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 11. 12 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 54. 13 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open plekken binnen het bos (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 4. 14 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 54. 15 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open plekken binnen het bos (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 5. 16 G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 431.
4
Bosdecreet bepaalt dat het bos er gelijktijdig verschillende kan vervullen, onder meer
economische, sociale, educatieve, wetenschappelijke, ecologische, organisme- en
milieubeschermende functies. Het vervullen van een functie is evenwel niet determinerend
als criterium om uit te maken of een bestaande grondoppervlakte, waarvan de bomen en de
houtachtige struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken en waartoe een eigen
fauna en flora behoren, een “bos” is in de zin van het Bosdecreet. Zoals advocaat-generaal
DUINSLAEGER bij het cassatiearrest van 4 september 2012 argumenteert, mogen voormelde
bosfuncties niet als een beperkend criterium worden opgevat dat het toepassingsgebied van
het Bosdecreet zou verengen. De decreetgever wenst integendeel te beklemtonen dat alle
bossen wel één of andere functie hebben. Verder concludeert DUINSLAEGER dat van zodra
voldaan is aan de voorwaarden van artikel 3, §1 van het Bosdecreet, met name dat er een
oppervlakte bestaat waarvan bomen de houtachtige struikvegetaties het belangrijkste
bestanddeel uitmaken en waartoe een eigen fauna en flora behoren, er steeds sprake zal zijn
van een “bos” in de zin van het Bosdecreet: iedere dergelijke met bomen beplante
grondoppervlakte zal immers hoe dan ook steeds één of meerdere functies vervullen. Van
het toepassingsgebied van het Bosdecreet zijn bijgevolg alleen die bossen uitgesloten die
uitdrukkelijk vermeld worden in artikel 3, §3 van het Bosdecreet.17
8. Ligging – Het begrip “bos” is een autonoom begrip en hangt niet af van wat op
grond van andere regelgeving als bos wordt omschreven. Of een perceel een groene
bestemming heeft gekregen, is dus niet beslissend: ook op percelen die als woongebied of
industriegebied bestemd zijn, kan een bos staan in de zin van het Bosdecreet.18 Omgekeerd
betekent het feit dat een gebied is ingedeeld als bosgebied trouwens ook niet automatisch
dat het perceel valt onder de voorschriften van het Bosdecreet.19 Of er aldus sprake is van
een bos, is een feitenkwestie. Er moet met andere woorden steeds worden gekeken naar de
feitelijke toestand van het perceel.20
9. Boskartering – Volgens G. VAN HOORICK kan de boskartering 2000, waarop wordt
weergegeven welke gronden een bosbezetting hebben, als hulpmiddel dienen. Hij geeft
evenwel zelf reeds aan dat deze boskartering dateert van 2000 en dat het dus kan zijn dat
17 Concl. DUINSLAEGER bij Cass. 4 september 2012, TMR 2013, 51; zie ook Antwerpen 27 april 2016, TMR 2017, 359, noot. 18 M. BOES, “Bossen, bebossen en ontbossen in Vlaanderen” in M. BOES, J. GHYSELS, D. LINDEMANS en R. PALMANS (eds.), Vijftig jaar bescherming van het eigendomsrecht. Liber Amicorum Martin Denys, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2012, 33. 19 Cass. 22 juni 2009, nr. C.08.0414.N. 20 Antwerpen 27 april 2016, TMR 2017, 358-359, noot.
5
aangeduide terreinen niet langer een bosbezetting hebben en omgekeerd, dat andere
terreinen intussen bebost zijn. Bovendien zijn volgens het ANB niet alle bossen van minder
dan 0,5 ha in de kartering opgenomen.21
10. In de verkoopakte gegeven kwalificatie – In ieder geval kan de in de verkoopakte
gegeven kwalificatie van het grondgebruik niet tot gevolg hebben dat de decretale
begripsomschrijving van bossen volgens artikel 3, §1 van het Bosdecreet buiten werking
wordt gesteld. De rechter is niet gebonden door de omschrijving van een bepaald onroerend
goed in een notariële akte.22
2. MET BOS GELIJKGESTELDE GRONDOPPERVLAKTEN
11. Artikel 3, §2 – Artikel 3, §2 van het Bosdecreet stelt volgende grondoppervlakten
met het bos gelijk:
- de kaalvlakten, voorheen met bos bezet, die tot het bos blijven behoren
- de niet-beboste oppervlakten die nodig zijn voor het behoud van het bos, zoals de
boswegen, de brandwegen, de aanpalende of binnen het bos gelegen stapelplaatsen,
dienstterreinen en ambtswoningen
- de bestendig bosvrije oppervlakten of stroken en recreatieve uitrustingen binnen het
bos
- de grienden
- de aanplantingen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de houtvoortbrengst, onder
meer die van populier en wilg (uitgezonderd de korte-omloop-houtteelt23 waarvan
de aanplant plaatsgevonden heeft op gronden die op dat ogenblik gelegen zijn
buiten de ruimtelijk kwetsbare gebieden24)
21 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 57. 22 Cass. 14 maart 2017, nr. P.16.0619.N. 23 Art. 4, 14bis1 Bosdecreet definieert korte-omloop-houtteelt als “teelt van snelgroeiende houtachtige gewassen waarbij de bovengrondse biomassa periodiek tot maximaal 8 jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst”. 24 Art. 1.1.2, 10° VCRO verstaat onder ruimtelijk kwetsbare gebieden:
a) de volgende gebieden, aangewezen op plannen van aanleg: 1) agrarische gebieden met ecologisch belang 2) agrarische gebieden met ecologische waarde 3) bosgebieden 4) brongebieden 5) groengebieden 6) natuurgebieden 7) natuurgebieden met wetenschappelijke waarde 8) natuurontwikkelingsgebieden 9) natuurreservaten
6
3. UITGESLOTEN VAN HET TOEPASSINGSGEBIED
12. Artikel 3, §3 – Artikel 3, §3 van het Bosdecreet bepaalt wat niet onder het begrip
“bos” valt. Het gaat om:
- de fruitboomgaarden en fruitaanplantingen
- de tuinen, plantsoenen en parken
- de lijnbeplantingen en houtkanten, onder meer langs wegen, rivieren en kanalen
- de boom- en sierstruikkwekerijen en arboreta die buiten het bos zijn gelegen
- de sierbeplantingen
- de naaldboomaanplantingen met een gemiddelde maximale hoogte van 4 meter die
uitsluitend bestemd zijn voor de verkoop als kerstboom
- alle tijdelijke aanplantingen met houtachtige gewassen in uitvoering van de
verordeningen van de Europese Gemeenschap voor wat betreft het uit productie
nemen van bouwland
- de wissenteelt waarvan de bovengrondse massa periodiek tot maximaal drie jaar na
de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst
- de systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd
met landbouw op dezelfde grond, toegepast op een perceel landbouwgrond25 en
waarvan de aanmelding via de verzamelaanvraag en het aanplanten van de bomen
gebeurde na het inwerking treden van het decreet van 20 april 2012 houdende
diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur; dit wordt ook als agro-forestry
aangeduid26
10) overstromingsgebieden 11) parkgebieden 12) valleigebieden
b) gebieden, aangewezen op ruimtelijke uitvoeringsplannen, en sorterend onder één van de volgende categorieën of subcategorieën van gebiedsaanduiding:
1) bos 2) parkgebied 3) reservaat en natuur
c) het Vlaams Ecologisch Netwerk, bestaande uit de gebiedscategorieën Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling, vermeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
d) de beschermde duingebieden en de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, aangeduid krachtens artikel 52, §1, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud
25 “Om het even welke grond die gebruikt wordt als bouwland, als blijvend grasland en blijvend weiland, of voor blijvende teelten”; art. 2, 12° van het Decr.Vl. 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, BS 22 januari 2007; art. 4, eerste lid, e) Verordening (EU) nr. 1307/2013. 26 E. DE PUE, L. LAVRYSEN en P. STRYCKERS, Milieuzakboekje 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 1073.
7
Deze uitzonderingen moeten restrictief worden geïnterpreteerd.27
4. SOORTEN BOS
13. Openbare, domein- en privé-bossen – Het Bosdecreet is van toepassing op openbare
bossen en op privé-bossen.28 Een openbaar bos is elk bos waarvan een publiekrechtelijk
rechtspersoon eigenaar of mede-eigenaar is.29 Binnen deze categorie is er ook nog sprake
van domeinbossen, zijnde de openbare bossen waarvan het volledige beheer werd
toevertrouwd aan het Agentschap voor Natuur en Bos.30 Een privé-bos is elk bos waarvan
uitsluitend natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen eigenaar zijn.31
5. MEEST KWETSBARE WAARDEVOLLE BOSSEN
14. Artikel 90ter Bosdecreet – Artikel 90ter, §1, eerste lid van het Bosdecreet belast de
Vlaamse regering met de opmaak van een kaart op perceelsniveau van de meest kwetsbare
waardevolle bossen, niet gelegen in een zone sorterend binnen de categorie van
gebiedsaanduiding “bos”, “parkgebied” of “reservaat en natuur”, zoals aangewezen op de
plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het gaat dus om de zonevreemde
bossen.
De meest kwetsbare waardevolle bossen worden geïdentificeerd aan de hand van een
multicriteria-analyse op basis van de oppervlakte, de biologische waarde, de historiek van
het bos, de ligging ten opzichte van de ruimtelijke structuren inzake bos en natuur en de
weging ten opzichte van de basiskaart van de inventaris van potentieel waardevolle bossen
in Vlaanderen.32
Verder bepaalt artikel 90ter van het Bosdecreet dat de Vlaamse regering eerst een
voorlopige ontwerpkaart vaststelt. Deze kaart moet vervolgens aan een openbaar onderzoek
worden onderworpen, waarna de regering de definitieve kaart van meest kwetsbare
waardevolle bossen vaststelt.
27 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 56. 28 Art. 2 Bosdecreet. 29 Art. 4, 16° Bosdecreet. 30 Art. 4, 10° Bosdecreet. 31 Art. 4, 17° Bosdecreet. 32 Art. 90ter, §1, tweede lid Bosdecreet.
8
15. Goedkeuring en intrekking ontwerpkaart – Op 31 maart 2017 werd uitvoering
gegeven aan het artikel en keurde de Vlaamse regering een voorlopige ontwerpkaart goed.33
Op 16 mei 2017 ging deze in openbaar onderzoek, maar minister-president Geert Bourgeois
trok de ontwerpkaart enkele dagen later in na kritiek van perceeleigenaars die hun
bouwgrond in bos zagen veranderen.34 Het openbaar onderzoek werd stopgezet.35
In de plenaire vergadering van 11 oktober 2017 gaf de minister van Omgeving, Joke
Schauvliege, aan dat het nog steeds de ambitie is van de Vlaamse regering om de meest
kwetsbare waardevolle bossen te beschermen. Ze stelt evenwel twee randvoorwaarden.
Vooreerst moet worden voorzien in een correcte vergoeding voor wie een bouw- of
industriegrond heeft waar die meest kwetsbare waardevolle bossen op gelegen zijn. En
bovendien dient artikel 90ter van het Bosdecreet te worden aangepast. Zolang voormelde
criteria niet worden gewijzigd, kan er geen nieuwe methodiek zijn en kan er niet op een
andere manier een nieuwe boskaart worden gemaakt.36
§2. BEBOSSING EN HERBEBOSSING
16. Begrip “bebossing” en “herbebossing” – Het Bosdecreet maakt een onderscheid
tussen bebossing en herbebossing, naargelang de grond vroeger reeds onder het Bosdecreet
viel.37 Bebossing is de bezetting met bomen of houtachtige struikvegetaties, door
menselijke ingreep of spontaan, van een oppervlakte die daardoor onder het
toepassingsgebied van het Bosdecreet komt te vallen.38 Herbebossing is de bezetting met
bomen of houtachtige struikvegetaties, door menselijke ingreep of spontaan, van een
oppervlakte die reeds onder de toepassing van het Bosdecreet viel.39
33 Art. 3 BVR 31 maart 2017 houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek, BS 10 mei 2017. 34 Art. 1 BVR 22 mei 2017 houdende intrekking van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 maart 2017 houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek, BS 31 mei 2017. 35 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2017-2018, 12 oktober 2017, 1 (Vr. nr. 50 E. MEULEMAN). 36 Hand. Vl.Parl. 2017-2018, 11 oktober 2017, 22-23. 37 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 96. 38 Art. 4, 3° Bosdecreet. 39 Art. 4, 11° Bosdecreet.
9
17. Artikel 35bis Veldwetboek – Bebossing en herbebossing zijn op grond van het
Bosdecreet in beginsel niet aan een vergunning onderworpen.40 Overeenkomstig artikel
35bis, §5 van het Veldwetboek is voor de omzetting van landbouwgrond in bosgrond wel
een vergunning vereist van het college van burgemeester en schepenen. Zo niet, is de
bosaanplanting illegaal. Het Hof van Cassatie heeft evenwel geoordeeld dat uit de
omstandigheid dat de bomen zouden zijn aangeplant in strijd met artikel 35bis van het
Veldwetboek, niet volgt dat de bepalingen van het Bosdecreet bij de verwijdering van die
aanplanting niet zouden moeten worden nageleefd. Artikel 35bis van het Veldwetboek
belet evenmin dat op grond van het Bosdecreet een bestuurlijke maatregel wordt
uitgevaardigd die strekt tot herstel van een wederrechtelijke ontbossing.41
18. Subsidies – Voor bebossing en herbebossing voorziet het Bosdecreet in subsidies.
Voor openbare bosbeheerders geldt artikel 48 van het Bosdecreet. Voor de privé-bossen
volgt de mogelijkheid om subsidies toe te kennen uit artikel 87 van het Bosdecreet.42
§3. ONTBOSSING EN COMPENSATIE
1. BEGRIP “ONTBOSSING”
19. Begrip “ontbossing” en voorbeelden – Ontbossing is “iedere handeling waardoor
een bos geheel of gedeeltelijk verdwijnt en aan de grond een andere bestemming of gebruik
wordt gegeven”.43 Hogervermelde richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos geeft
enkele voorbeelden van ingrepen die als ontbossing worden beschouwd44:
- Kappen van een bos op de plaats waar men een woning wenst te bouwen
- Rooien van bomen om verharde verbindingswegen aan te leggen tussen verkavelde
percelen in een bos
2. PRINCIPIEEL ONTBOSSINGSVERBOD EN UITZONDERINGEN
20. Principieel ontbossingsverbod – In Vlaanderen is ontbossen in principe verboden.
Op deze regel bestaan evenwel uitzonderingen.
40 G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 437. 41 Cass. 14 maart 2017, nr. P.16.0619.N. 42 E. DE PUE, L. LAVRYSEN en P. STRYCKERS, Milieuzakboekje 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 1106-1107; zie ook BVR 2 oktober 2015 betreffende het verlenen van subsidies voor bebossing en herbebossing, BS 20 november 2015. 43 Art. 4, 15° Bosdecreet. 44 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open plekken binnen het bos (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 10.
10
21. Uitzonderingen mits omgevingsvergunning – Overeenkomstig artikel 90bis, §1,
eerste lid van het Bosdecreet is ontbossen toegelaten mits het bekomen van een
omgevingsvergunning voor ontbossing of voor het verkavelen van gronden, en dergelijke
vergunning kan maar worden afgeleverd in hierna vermelde gevallen:
- ontbossing met het oog op handelingen van algemeen belang45
- ontbossing of verkaveling in zones met bestemmingen woongebied of
industriegebied in de ruime zin en zones die hiermee gelijk te stellen zijn
- ontbossing van de uitvoerbare delen in een niet-vervallen vergunde verkaveling
- ontbossing in functie van vastgestelde natuurdoelen op voorwaarde dat de
ontbossing is opgenomen in een goedgekeurd beheerplan
22. Uitzonderingen mits melding – Een omgevingsvergunning is evenwel niet vereist
voor ontbossingen in natuurreservaten (conform het Natuurdecreet) waarvoor een
beheerplan is goedgekeurd, als de ontbossing in dit beheerplan is opgenomen. Voor de
beheerplannen die goedgekeurd werden na 1 januari 2009 geldt de vrijstelling van de
vergunningsplicht slechts als de ontbossing noodzakelijk is met het oog op de realisatie van
vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen. Een voorafgaande eenvoudige melding aan
het Agentschap voor Natuur en Bos volstaat.46
Een omgevingsvergunning is evenmin vereist voor private bossen gelegen in agrarisch
gebied die binnen een termijn van 22 jaar na aanplanting of na spontane bebossing worden
gerooid47 en opnieuw in landbouwgebruik worden genomen. In geval van exploitatie van
deze bossen, bedraagt voormelde termijn drie jaar na de laatste exploitatie. Een
voorafgaande eenvoudige melding aan de landbouwkundig ingenieur van de Dienst
Landbouw en aan het Agentschap voor Natuur en Bos volstaat.48
3. ONTHEFFING ONTBOSSINGSVERBOD
23. Individuele ontheffing – Voor alle ontbossingen die niet onder voormelde
uitzonderingen vallen, kan de Vlaamse minister van Omgeving een ontheffing verlenen op
45 Zie art. 4.1.1, 5° VCRO en art. 4.4.7, §2 VCRO; zie BVR 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2 en artikel 4.7.1, §2, tweede lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, BS 19 mei 2000. 46 Art. 47 Bosdecreet zoals gewijzigd door artikel 36 Decr.Vl. 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, BS 7 juli 2017. 47 Art. 4, 20° Bosdecreet omschrijft rooiing als “het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen, met inbegrip van hun wortelstelsel”. 48 Art. 87, vijfde lid Bosdecreet zoals vervangen door art. 38 Decr.Vl. 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, BS 7 juli 2017.
11
het ontbossingsverbod. In de praktijk heeft de minister deze bevoegdheid gedelegeerd naar
de Administrateur-Generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos.49 Pas van zodra een
ontheffing werd verleend, zal men een omgevingsvergunning kunnen aanvragen. De
aanvrager moet een kopie van de beslissing tot ontheffing voorleggen aan de
vergunningverlenende overheid.50
4. COMPENSATIEPLICHT
24. Behoud gelijkwaardig bosareaal – Met het oog op het behoud van een
gelijkwaardig bosareaal geldt een boscompensatieplicht voor de houder van de
omgevingsvergunning voor ontbossing of voor de houder van de omgevingsvergunning
voor het verkavelen van geheel of gedeeltelijk beboste terreinen.51 Daartoe dient de
aanvrager een compensatievoorstel in bij de vergunningverlenende overheid.52
25. Wijze van compensatie – De compensatie wordt gegeven in natura, door storting
van een bosbehoudsbijdrage aan het boscompensatiefonds of door een combinatie van
beiden. Voor ontbossingen groter dan drie hectare is steeds een volledige compensatie in
natura vereist. De integrale compensatie in natura betreft ten minste een gelijke
oppervlakte. Voor bossen die een bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de
instandhoudingsdoelstellingen, overeenkomstig het Natuurdecreet, bedraagt de
compensatie een drievoud van de ontboste oppervlakte.53
26. Uitzonderingen op compensatieplicht – De compensatieplicht geldt niet voor
gronden die spontaan bebost zijn na het in werking treden van het Bosdecreet, voor zover
deze spontane bebossing de leeftijd van 22 jaar niet heeft bereikt.54
Verder wordt om sociale redenen een uitzondering op de compensatieplicht toegestaan met
het oog op woningbouw. Deze uitzondering geldt voor het ontbossen van de eerste vijf are
op percelen kleiner dan twaalf are in zones met de bestemming woongebied in de ruime
zin of in zones met een daarmee gelijk te stellen bestemming. De aanvrager van een
49 Art. 9, 15° MB 13 november 2006 tot regeling van specifieke en aanvullende delegatie van beslissingsbevoegdheden aan het hoofd van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Natuur en Bos, BS 29 januari 2007. 50 Art. 16 BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001. 51 Art. 90bis, §2 Bosdecreet. 52 Art. 90bis, §5, eerste lid Bosdecreet. 53 Art. 90bis, §4 Bosdecreet; zie ook BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001. 54 Art. 90bis, §7, eerste lid Bosdecreet.
12
omgevingsvergunning tot ontbossing kan slechts eenmaal van deze vrijstelling genieten.
Bovendien staat deze vrijstelling enkel open voor de natuurlijke persoon, die op datum van
de aanvraag niet reeds over de volle eigendom van een woning beschikt.55
Tot slot is de compensatieplicht, overeenkomstig artikel 90bis van het Bosdecreet, een
voorwaarde bij de omgevingsvergunning tot ontbossing of tot het verkavelen van gronden.
De verplichte compensatie geldt dus niet voor ontbossingen waarvoor geen
omgevingsvergunning vereist is.
5. MEEST KWETSBARE WAARDEVOLLE BOSSEN
27. Bijkomende bescherming meest kwetsbare waardevolle bossen – Ontbossing van de
meest kwetsbare waardevolle bossen die voorlopig of definitief zijn vastgesteld, is
verboden.56 Een omgevingsvergunning voor ontbossing is slechts mogelijk na voorafgaand
besluit van de Vlaamse regering, ongeacht de bestemming op de plannen van aanleg of de
ruimtelijke uitvoeringsplannen.57
De Vlaamse regering moet het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos inwinnen58
en kan slechts beslissen tot afwijking van het ontbossingsverbod als wordt aangetoond dat
de gevraagde ontbossing te verantwoorden is in functie van het algemeen belang, en dat
het project of de activiteit zorgt voor een duurzame ruimtelijke en ecologische
ontwikkeling, waarbij het louter privaat belang van de aanvrager overschreden wordt.
Tevens moet de aanvrager aantonen dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor
de te realiseren activiteit zonder ontbossing. En tot slot moet worden aangetoond hoe
schade aan het omliggende, overblijvende bos wordt vermeden, dan wel beperkt of
hersteld.59
Pas van zodra de Vlaamse regering een afwijking heeft toegestaan, zal men een vergunning
kunnen aanvragen. De aanvrager moet bij zijn vergunningsaanvraag een
compensatievoorstel en een kopie van de beslissing tot afwijking voorleggen aan de
vergunningverlenende overheid.60
55 Art. 90bis, §7, tweede lid Bosdecreet.; art. 17 BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001. 56 Art. 90ter, §6 Bosdecreet. 57 Art. 90ter, §7, eerste lid Bosdecreet. 58 Art. 90ter, §7, vierde lid Bosdecreet. 59 Art. 16/2, tweede lid BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001. 60 Art. 16/3 BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001.
13
§4. (BOS)BEHEERPLAN
28. Artikel 43 Bosdecreet – Sinds 28 oktober 2017 bepaalt artikel 43 van het Bosdecreet
dat beheerplannen voor bossen worden vastgesteld volgens de regelgeving voor
natuurbeheerplannen in het Natuurdecreet.61 De bestaande bosbeheerplannen worden
geëvalueerd en zo nodig aangepast binnen een termijn van zes jaar na voormelde datum.
Tot aan deze evaluatie kunnen de maatregelen die zijn opgenomen in het bestaande
bosbeheerplan worden uitgevoerd, maar geldt reeds de nieuwe regelgeving betreffende
eventuele wijzigingen.62
29. Begrip “beheerplan” – Een beheerplan is een document met het geheel van
maatregelen om de functievervulling van een bos te verwezenlijken, uitgaande van de
bestaande toestand, de vooruitzichten en de nagestreefde doelstellingen; en is vastgesteld
met toepassing van het Bosdecreet of met toepassing van artikel 16octies, §2 van het
Natuurdecreet.63
30. Verplicht of facultatief – Voor elk terrein dat beheerd wordt of zal worden beheerd
ten behoeve van het natuurbehoud64, kan een natuurbeheerplan worden opgemaakt.65 Met
“terrein beheerd ten behoeve van het natuurbehoud” lijkt gedoeld te worden op alle
“beboste terreinen en terreinen met open natuur”, maar de term “terreinen beheerd ten
behoeve van het natuurbehoud” zelf wordt niet gedefinieerd.66
De opmaak van een natuurbeheerplan is enkel verplicht voor67:
- natuurdomeinen, zijnde terreinen in beheer van het ANB68, door het Agentschap
61 Art. 70 Decr.Vl. 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, BS 7 juli 2014. 62 Art. 107 Decr.Vl. 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, BS 7 juli 2014; voor een overzicht van de regeling betreffende de bosbeheerplannen die gold tot vóór 28 oktober 2017, zie E. DE PUE, L. LAVRYSEN en P. STRYCKERS, Milieuzakboekje 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 1096-1100; voor een uitgebreid overzicht van de oude en nieuwe regelgeving inzake bosbeheerplannen en natuurbeheerplannen, zie www.natuurenbos.be. 63 Art. 4, 4° Bosdecreet. 64 Art. 2, 10° Natuurdecreet omschrijft natuurbehoud als “het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van de natuur en het natuurlijk milieu door natuurbescherming, natuurontwikkeling en natuurbeheer en het streven naar een zo groot mogelijke biologische diversiteit in de natuur (en naar een gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten)”. 65 Art. 16bis, §1, eerste lid Natuurdecreet. 66 Ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2424/1, 133. 67 Art. 16bis, §2 Natuurdecreet. 68 Art. 2, 55° Natuurdecreet.
14
- openbare terreinen, zijnde terreinen in (mede-)eigendom van een publiekrechtelijke
rechtspersoon69, die beheerd worden ten behoeve van het natuurbehoud en die gevat
zijn door instandhoudingsdoelstellingen, door de beheerder70 ervan
Voor het overige is het opstellen van een natuurbeheerplan facultatief, maar om aanspraak
te kunnen maken op bepaalde subsidies is een goedgekeurd beheerplan wel een vereiste.
31. Bindend voor opeenvolgende beheerders – Het natuurbeheerplan is bindend voor
een nieuwe beheerder van het betrokken terrein71, bijvoorbeeld na verkoop van het terrein,
of wanneer dit wordt overgedragen ten gevolge van een nalatenschap. De nieuwe beheerder
heeft de mogelijkheid om het natuurbeheerplan te laten wijzigen of te laten opheffen, door
daartoe een aanvraag in te dienen bij het Agentschap. De opheffing wordt geregeld in
artikel 16decies van het Natuurdecreet.72
§5. KAPPING, KAALSLAG EN KAPMACHTIGING
32. Begrip “kapping” en “kaalslag” – Het begrip “kapping” is niet gedefinieerd, dus
geldt de gewoon taalgebruikelijke betekenis.73 Een bijzondere vorm van kapping is een
kaalslag, zijnde het kappen van het bosbestand zonder aan de grond een ander gebruik te
geven.74 Daar waar een kapping het omhakken van geïsoleerde bomen binnen een bepaalde
oppervlakte impliceert, betreft een kaalslag het omhakken van het geheel of gedeeltelijk
bosoppervlak. Noch een kapping, noch een kaalslag wordt beoogd om aan de grond een
andere bestemming of gebruik te geven. Hierin verschillen ze van ontbossingen.75
33. Kapmachtiging – Voor alle kappingen en kaalslagen in bos die niet leiden tot
ontbossing, moet een kapmachtiging worden gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en
Bos via een online ter beschikking gesteld kapmachtigingsformulier. Bij de beoordeling
van de aanvraag hanteert het ANB een aantal criteria en aspecten, die terug te vinden zijn
op de website. Het Agentschap kan de aanvraag weigeren, zuiver toestaan of toestaan mits
het naleven van voorwaarden.76
69 Art. 2, 54° Natuurdecreet. 70 Art. 2, 56° omschrijft beheerder van een terrein als “de eigenaar of mede-eigenaar, de houder van andere zakelijke rechten of de houder van een persoonlijk recht die belast is met het beheer van een terrein”. 71 Art. 16novies, §1, vierde lid Natuurdecreet. 72 Ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2424/1, 35. 73 G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 435. 74 Art. 4, 12° Bosdecreet. 75 T. EYSKENS, “Rechtsbescherming in het Bosdecreet: het beheersplan, de kappingen en de kaalslag” in D. LINDEMANS (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 147. 76 Www.natuurenbos.be.
15
34. Uitzonderingen77 – Een kapmachtiging is niet vereist voor kappingen/kaalslagen
expliciet voorzien in een goedgekeurd beheerplan. Deze mogen onmiddellijk worden
uitgevoerd en zijn niet meldings- of vergunningsplichtig. Er moet evenwel rekening
worden gehouden met de voorwaarden die gesteld zijn bij de goedkeuring van het
beheerplan.78
Evenmin vereisen kappingen/kaalslagen om veiligheidsredenen een kapmachtiging. Indien
onverwijld moet worden overgegaan tot kapping om veiligheidsredenen moet de kapping
en de motivering ervan ten laatste 24 uur na het aanvangen van de kapping schriftelijk
worden meegedeeld aan het Agentschap voor Natuur en Bos.
Tot slot is geen kapmachtiging nodig voor kappingen/kaalslagen om sanitaire redenen.
Indien dringend moet worden overgegaan tot kapping om sanitaire redenen (ziekte, bv.
schorskever, vorstschade, wortelrot)79, moet de kapping en de motivering ervan minstens
14 dagen voor het aanvangen van de kapping aan het Agentschap schriftelijk worden
medegedeeld.
35. Brand, ziekte, storm en andere externe factoren – Bovendien wordt elke kapping
die moet worden uitgevoerd om te voldoen aan de bescherming van de bossen tegen brand,
beschouwd als een noodgedwongen kapping tot opruiming.80 En als kaalslag wordt niet
beschouwd: elke noodgedwongen kapping tot opruiming voortvloeiend uit gehele of
gedeeltelijke bestandsvernietiging ingevolge bosbrand, ziekte, storm of andere externe
factoren die door het ANB worden vastgesteld.81
77 Artt. 50, 81 en 93 Bosdecreet. 78 Www.natuurenbos.be. 79 Ibid. 80 Art. 103 Bosdecreet. 81 Art. 94 Bosdecreet.
16
AFDELING 2. RUIMTELIJKE ORDENING
36. VCRO – De materie van de ruimtelijke ordening behoort tot de bevoegdheden van
de gewesten82 en wordt in het Vlaamse Gewest beheerst door de Vlaamse Codex
Ruimtelijke Ordening (VCRO).83 Deze codex coördineert een aantal decreten inzake
ruimtelijke ordening en trad op 1 september 2009 in werking. Op het vlak van de
vergunningen kent de VCRO de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige
handelingen en de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Gelet op het
bestek van deze masterproef, laten we de planologische aspecten hier buiten beschouwing.
37. Omgevingsvergunningsdecreet – Met het decreet van 25 april 2014 betreffende de
omgevingsvergunning84 werd het vergunningenluik uit de VCRO gehaald. Dit decreet
beoogde één vergunningsprocedure voor stedenbouwkundige vergunningen,
verkavelingsvergunningen en milieuvergunningen. Het is in wezen een procedureel
kaderdecreet. De inhoudelijke aspecten van de vergunningsplicht blijven geregeld in de
VCRO en het DABM.85
38. Begrip “omgevingsvergunning” – Een omgevingsvergunning is een “schriftelijke
beslissing van de vergunningverlenende overheid houdende toelating voor een
vergunningsplichtig project”.86 Dergelijk project is het geheel van zowel
stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of
activiteiten, of minstens één van die elementen, dan wel het verkavelen van gronden, die
onderworpen zijn aan de vergunnings- of meldingsplicht.87 Niemand mag zonder
voorafgaande omgevingsvergunning één van de projecten uitvoeren, exploiteren,
verkavelen of een vergunningsplichtige verandering eraan doen.88
82 Art. 6, §1, I, 1° BWHI. 83 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 15 mei 2009, BS 20 augustus 2009; BVR 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening, BS 20 augustus 2009. 84 Decr.Vl. 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 23 oktober 2014. 85 Ontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2334/1, 350. 86 Art. 2, 7° OVD. 87 Art. 2, 8° OVD. 88 E. DE PUE, L. LAVRYSEN en P. STRYCKERS, Milieuzakboekje 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 457.
17
39. Bevoegde overheid en procedure – De overheden die over een vergunningsaanvraag
kunnen beslissen, zijn de Vlaamse Regering en de gewestelijke omgevingsambtenaar89, de
deputatie90 en het college voor burgemeester en schepenen.91 Er bestaan twee
onderscheiden procedures voor het verlenen van een omgevingsvergunning in eerste
administratieve aanleg:92 de gewone vergunningsprocedure93 en de vereenvoudigde
vergunningsprocedure.94 Het Omgevingsvergunningsdecreet voorziet in de mogelijkheid
van een administratief beroep.95 De eindbeslissing betreffende het verlenen of weigeren
van een omgevingsvergunning, genomen in laatste administratieve aanleg, kan worden
bestreden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.96
40. Omgevingsloket – Omgevingsvergunningen worden digitaal aangevraagd, via het
Omgevingsloket. Ook de beroepsprocedures tegen beslissingen betreffende de
vergunningen verlopen via dit loket.97
41. Beoordelingsgronden – Titel IV, hoofdstuk III VCRO voorziet in
beoordelingsgronden voor het verlenen van een vergunning. R. TIJS maakt een onderscheid
tussen verplichte en facultatieve weigeringsgronden. De categorie van verplichte
weigeringsgronden valt uiteen in twee grote delen. Enerzijds de legaliteitstoets of
‘bestaanbaarheidstoets’, waarbij wordt nagegaan of de individuele vergunningsaanvraag in
overeenstemming is met het wettelijk kader (o.a. met artikel 90bis van het Bosdecreet). En
anderzijds de opportuniteitstoets of ‘verenigbaarheidstoets’, waarbij wordt nagegaan of de
aanvraag verenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. Ook al is de
bestaanbaarheidstoets positief, dan kan de vergunning in bepaalde gevallen toch geweigerd
worden wanneer de aanvraag niet verenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening.98
89 Art. 15, lid 1 OVD; Bijlage 1 BVR 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 4 maart 2015; art. 10 Omgevingsvergunningsbesluit. 90 Art. 15, lid 3 OVD; Bijlage 2 BVR 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 4 maart 2015. 91 Art. 15, lid 4 OVD; de Vlaamse Regering heeft (nog) geen lijst opgesteld tot aanwijzing van de gemeentelijke projecten. 92 Art. 17, §1 OVD. 93 Art. 18-36 OVD; art. 65-72 Omgevingsvergunningsbesluit. 94 Art. 17, §§2-3 en artt. 37-51 OVD; artt. 11-14 en artt. 80-85 Omgevingsvergunningsbesluit. 95 Artt. 52-67 OVD; artt. 73-79 en artt. 86-93 Omgevingsvergunningsbesluit. 96 Art. 105 OVD; Decr.Vl. 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, BS 1 oktober 2014. 97 BVR 4 april 2014 houdende de digitalisering van het ruimtelijke vergunningenbeleid, BS 15 mei 2014; www.omgevingsloketvlaanderen.be. 98 R. TIJS, Ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Inleiding, beginselen en krachtlijnen, Brussel, Politeia, 2015, 128-140.
18
42. Voorwaarden en lasten – De bevoegde overheid kan aan de omgevingsvergunning
voorwaarden en lasten verbinden. Voorwaarden hebben tot doel het aangevraagde
vergunbaar te maken, door maatregelen op te leggen waardoor verenigbaarheid kan worden
bereikt met het wettelijk kader of de goede ruimtelijke ordening.99 De hogervermelde
compensatievoorwaarde van artikel 90bis van het Bosdecreet is van rechtswege van
toepassing.100 Lasten vinden hun oorsprong in het voordeel dat de begunstigde van de
omgevingsvergunning uit die vergunning haalt en in de bijkomende taken die de overheid
door de uitvoering van de vergunning op zich moet nemen.101
43. Codextrein – Een laatste grote aanpassing van de VCRO kwam er met het decreet
van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke
ordening, milieu en omgeving (de zogenaamde “Codextrein”).102 Het decreet kent een
gefaseerde inwerkingtreding. Op de website van het Vlaamse Gewest inzake ruimtelijke
ordening wordt een duidelijk overzicht gegeven van de voornaamste wijzigingen en de
inwerkingtreding ervan.103
99 L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS, V. TOLLENAERE, P. VAN ASSCHE, O. COOPMAN, K. VANHERCK, F. VAN ACKER, G. DE WOLF, L. JOPPEN, P. VANSANT en J. VAN DEN BERGHE, Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 399. 100 Art. 71 OVD. 101 Art. 75 OVD. 102 Decr.Vl. 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, BS 20 december 2017. 103 Www.ruimtelijkeordening.be.
19
AFDELING 3. MISDRIJVEN EN INBREUKEN
§1. ALGEMEEN
44. Onderscheid misdrijf en inbreuk – Overtredingen op de regelgeving inzake natuur
en bos en inzake ruimtelijke ordening worden gesanctioneerd als milieumisdrijven of
milieu-inbreuken (DABM), enerzijds, en als stedenbouwkundige misdrijven of
stedenbouwkundige inbreuken (VCRO), anderzijds. De misdrijven kunnen ofwel
strafrechtelijk, ofwel bestuurlijk worden afgehandeld. De inbreuken daarentegen, worden
onttrokken aan de toepassing van het strafrecht en kunnen enkel bestuurlijk worden beboet.
De decreetgever heeft de bestuurlijke beboetingsbevoegdheid gecentraliseerd bij één
enkele gewestelijke entiteit, nl. de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving
die als enige bevoegd is voor de bestuurlijke beboeting van de wetgeving inzake milieu en
ruimtelijke ordening binnen het Vlaamse Gewest.104
45. Overtreder – De misdrijven of inbreuken worden toerekenbaar geacht aan de
overtreder. Wie als overtreder wordt beschouwd, verschilt naargelang de geschonden
regelgeving.
Het DABM beschouwt als overtreder degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf
heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die
een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken.105 Hoewel het DABM dit niet uitdrukkelijk
bepaalt, kan de afdeling zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen bestuurlijke
geldboeten opleggen.106
De VCRO geeft een ruimere invulling. Als overtreder wordt beschouwd de natuurlijke
persoon of rechtspersoon die het stedenbouwkundig misdrijf of de stedenbouwkundige
inbreuk heeft uitgevoerd, er opdracht toe heeft gegeven of er zijn medewerking aan heeft
verleend.107
104 Art. 16.1.2, 4° DABM, art. 6.1.1, 2° VCRO en art. 3 Milieuhandhavingsbesluit. 105 Art. 16.4.25, eerste lid DABM. 106 R. MEEUS, “De voortschrijdende verankering van de geldboete in het omgevingsrecht” in C.M. BILLIET en L. LAVRYSEN (eds.), In de roos: doeltreffende sanctionering van omgevingsrecht, Brugge, die Keure, 2015, 133. 107 Art. 6.1.1, 6° VCRO.
20
46. Opzet – Voor de bestraffing van milieumisdrijven, vereist Titel XVI DABM dat de
betrokkene de wet opzettelijk of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid geschonden
heeft. Ten aanzien van milieu-inbreuken preciseert het decreet geen dergelijk moreel
bestanddeel.
Opdat er sprake zou zijn van een stedenbouwkundig misdrijf is, bij gebreke aan een
bepaling over het moreel bestanddeel van deze misdrijven, een algemeen opzet voldoende.
Dit geldt analoog ten aanzien van stedenbouwkundige inbreuken.108
§2. MILIEUMISDRIJVEN EN STEDENBOUWKUNDIGE MISDRIJVEN
47. Rechtsgrond – De milieumisdrijven worden opgesomd in de artikelen 16.6.1,
16.6.2, 16.6.3, 16.6.3bis, 16.6.3ter, 16.6.3quater, 16.6.3quinquies, 16.6.3sexies en
16.6.3septies DABM. De handelingen en omissies die de decreetgever als
stedenbouwkunde misdrijven kwalificeert, worden gespecifieerd in artikel 6.2.1 VCRO.
48. Strafrechtelijke sancties – Opzettelijk gepleegde milieumisdrijven worden gestraft
met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot
500.000 euro of met een van die straffen. Milieumisdrijven gepleegd door gebrek aan
voorzorg of voorzichtigheid worden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot
drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 350.000 euro of met een van die straffen.109
Stedenbouwkundige misdrijven worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen
tot vijf jaar en met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro of met een van deze straffen
alleen.110 De minimumstraffen zijn echter een gevangenisstraf van vijftien dagen en een
geldboete van 2.000 euro, of een van die straffen alleen, als de stedenbouwkundige
misdrijven gepleegd werden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en
andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen
verkopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of
verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of personen die bij die verrichtingen
als tussenpersoon optreden, bij de uitoefening van hun beroep.111
108 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018,101-102. 109 Zie Titel XVI, Hoofdstuk VI DABM. 110 Art. 6.2.1, eerste lid VCRO. 111 Art. 6.2.1, tweede lid VCRO.
21
49. Bestuurlijke beboeting – Als de procureur des Konings beslist om het misdrijf niet
strafrechtelijk te vervolgen, dan kan de afdeling Handhaving de overtreder beboeten met
een alternatieve bestuurlijke geldboete van maximaal 250.000 euro.112
§3. MILIEU-INBREUKEN EN STEDENBOUWKUNDIGE INBREUKEN
50. Rechtsgrond – Opdat er sprake zou kunnen zijn van een milieu-inbreuk, moet de
schending zijn opgenomen in een lijst te bepalen door de Vlaamse regering.113 Momenteel
zijn er zo een dertigtal lijsten, te vinden in de bijlagen I tot en met XXXII van het
Milieuhandhavingsbesluit.114 Bijlage XIII bevat een opsomming van de schendingen van
het Bosdecreet die als milieu-inbreuk worden gekwalificeerd. Onder meer het kappen van
bomen waarvoor geen kapmachtiging is verleend, alsook het niet naleven van de
voorwaarden van een machtiging, is een milieu-inbreuk.115 De stedenbouwkundige
inbreuken worden opgesomd in artikel 6.2.2 VCRO.
51. Bestuurlijke beboeting – De dossiers betreffende stedenbouwkundige en milieu-
inbreuken komen onmiddellijk bij de afdeling Handhaving terecht, die eventueel een
exclusieve bestuurlijke geldboete kan opleggen.116 Exclusieve bestuurlijke geldboeten
bedragen maximaal 50.000 euro.117
112 Art. 16.4.27, tweede lid DABM. 113 Art. 16.1.2, 1°, eerste lid, f) DABM en art. 16.4.27, derde lid DABM. 114 BVR 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 10 februari 2009. 115 Art. 81, vierde lid Bosdecreet. 116 R. MEEUS, “De voortschrijdende verankering van de geldboete in het omgevingsrecht” in C.M. BILLIET en L. LAVRYSEN (eds.), In de roos: doeltreffende sanctionering van omgevingsrecht, Brugge, die Keure, 2015, 122. 117 Art. 16.4.27, derde lid DABM en artt. 6.2.2 en 6.2.6 VCRO.
22
DEEL II. VERKOPEN IN HET BOS
AFDELING 1. INLEIDING
52. Bij de verkoop van onroerende goederen rusten tal van verplichtingen op de koper,
verkoper en instrumenterende ambtenaar. Aangezien een exhaustieve bespreking het
bestek van deze masterproef te buiten gaat, beperken we ons hier tot een overzicht van de
informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Bosdecreet, het Natuurdecreet en de
VCRO. Al deze informatieplichten gelden cumulatief.
Voorafgaand kunnen nog twee opmerkingen worden gemaakt:
- Bij de terminologie “instrumenterende ambtenaar” denken we in hoofdzaak aan de
notaris. Deze categorie is evenwel ruimer dan notarissen alleen. Het betreft iedere
ambtenaar die bevoegd is om authenticiteit te verlenen aan onderhandse
overeenkomsten. Ook de commissarissen van de comités tot aankoop, de
provinciegouverneurs en de burgemeester kunnen dus worden beschouwd als
instrumenterende ambtenaar wanneer zij authentieke akten verlijden.118
- Openbare bossen kunnen maar worden verkocht mits machtiging van de Vlaamse
regering119, en de onrechtmatige toe-eigening van (gedeelten van) openbare bossen
is verboden.120 De instrumenterende ambtenaar dient erop te letten dat voormelde
machtiging voorhanden is, en hij moet het verbod van onrechtmatige toe-eigening
van (gedeelten van) openbare bossen in acht nemen.121 Verder gaan we er hier niet
op in.
118 L. JOPPEN en K. VANHERCK, “Informatieverplichtingen” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 663. 119 Art. 90, eerste lid Bosdecreet. 120 Art. 95 Bosdecreet. 121 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 76.
23
AFDELING 2. INFORMATIEPLICHTEN IN HET BOSDECREET
§1. ALGEMENE INFORMATIEPLICHTEN
53. Artikel 91 Bosdecreet – Artikel 91 van het Bosdecreet122 regelt de verkoop van
zowel openbare, als privé-bossen. Bij verkoop van dergelijke onroerende goederen, gaan
de rechten en plichten die voortvloeien uit het Bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten over
op de koper, in de mate dat hij daarbij geheel of gedeeltelijk het beheer van het bos
verkrijgt.123 Opdat de koper zou weten welke rechten hij verkrijgt en welke plichten op
hem gaan rusten, voorziet het artikel in uitdrukkelijke informatieverplichtingen in hoofde
van de verkoper en de instrumenterende ambtenaar.124
1. IN HOOFDE VAN DE VERKOPER
54. Vóór de onderhandse koopovereenkomst – Bij de verkoop van een onroerend goed
waarop het Bosdecreet van toepassing is, is de verkoper verplicht de koper vóór het sluiten
van de onderhandse overeenkomst op de hoogte te brengen van de verplichtingen die
krachtens het Bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten op dat goed rusten.125 Het betreft een
nadere invulling van de gemeenrechtelijke informatieverplichting in hoofde van de
verkoper.126
2. IN HOOFDE VAN DE INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR
2.1.Vóór de authentieke akte
55. Toepassing Bosdecreet? – De eerste vraag die de instrumenterende ambtenaar zich
moet stellen, is of het onroerend goed onder het begrip “bos”, en dus onder het Bosdecreet,
valt.127 Daartoe zal hij de verkoper en de koper bevragen. Hij dient voorafgaand aan de
partijen de draagwijdte van artikel 3 van het Bosdecreet duidelijk te maken.128 De
instrumenterende ambtenaar is niet verplicht ter plaatse te gaan om de verklaringen van de
122 Het oorspronkelijk artikel 91 werd een eerste keer vervangen door art. 60 Decr.Vl. 18 mei 1999 houdende wijziging van het bosdecreet van 13 juni 1990, BS 23 juli 1999; het artikel werd een tweede keer vervangen door art. 26 Decr.Vl. 19 mei 2006 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, BS 20 juni 2006. 123 Art. 91, §1, eerste lid Bosdecreet. 124 Amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 5. 125 Art. 91, §2, eerste lid Bosdecreet. 126 Amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 5. 127 K. DEKETELAERE (ed.), Handboek Milieurecht, Brugge, die Keure, 2001, 1435. 128 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 150.
24
partijen te controleren, althans niet indien hij enkel tussenkomst voor het verlijden van de
authentieke akte. Een ander principe zou kunnen worden gevolgd wanneer de
instrumenterende ambtenaar het eigendom uit de hand of openbaar te koop aanbiedt. In dat
geval heeft hij een ruimere opdracht en meer dan waarschijnlijk ook een ruimere
onderzoekverplichting.129 De instrumenterende ambtenaar zal wel steeds ter plaatse moeten
gaan indien de partijen vragen oproepen of het hem verzoeken.130
Naast het opvragen van informatie bij de partijen, moet de instrumenterende ambtenaar de
boskartering van het Vlaamse Gewest raadplegen. Bij twijfel kan hij de provinciale
buitendienst van het ANB bevragen. Als op een perceel met bosbezetting volgens de
boskartering, nu geen bos meer aanwezig is, dan is er sprake van een (al dan niet legale)
ontbossing waarover de instrumenterende ambtenaar de partijen moet inlichten en
opheldering moet vragen. Volgens G. VAN HOORICK is het wellicht raadzaam om het ANB
in kennis te stellen en te informeren naar hun standpunt met betrekking tot de situatie. Het
gaat immers om zeer belangrijke informatie voor de koper, mede in het licht van de
compensatieverplichting bij ontbossing.131
56. Toepassing beheerplan, subsidies en compenserende bebossing? – Als blijkt dat het
te verkopen goed een bos of met een bos gelijkgestelde oppervlakte betreft, dan is het nodig
te weten of er een beheerplan bestaat, of er subsidies werden aangevraagd en of een
compenserende bebossing van toepassing is. De instrumenterende ambtenaar zal de
verkoper hierover bevragen. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van een door het ANB
opgesteld formulier, dat de verkoper moet invullen. Dit ingevuld formulier kan dan worden
overhandigd aan de koper, en de instrumenterende ambtenaar kan hem op die manier
gericht informeren. Verder moet de instrumenterende ambtenaar de koper erop wijzen dat
hij over al die verplichtingen informatie kan inwinnen bij de provinciale buitendienst van
het agentschap.132
129 A. VAN DEN BOSSCHE, “Hoe kent men het bos?” (noot onder Antwerpen 30 oktober 2006), Not.Fisc.M. 2007, 60; G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 150. 130 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 150. 131 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 150; zie ook AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota aan de notarissen: de toepassing van art. 91 van het Bosdecreet, Brussel, ANB, 4. 132 G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 450.
25
2.2.Bij de authentieke akte
57. Aparte rubriek “Bosdecreet” – De instrumenterende ambtenaar die de verkoopakte
verlijdt, neemt in die akte in een aparte rubriek “Bosdecreet” de verklaring op van de
verkoper dat hij zijn informatieplicht heeft nageleefd en, in voorkomend geval, de nodige
stukken heeft overgedragen.133 Dit om er zeker van te zijn dat de verkoper hogervermelde
informatieplicht heeft nageleefd.134 Het voorhanden zijn van een (bos)beheerplan en de
referentiegegevens ervan worden in de akte vermeld.135 Desgevallend zal ook melding
moeten worden gemaakt dat er een ontbossing is gebeurd zonder dat daartoe de door de
wetgeving vereiste voorwaarden en toelatingen waren vervuld.136
De instrumenterende ambtenaar moet in samenhang met deze verplichting de koper erop
wijzen dat het door de verkoper opgestelde beheerplan hem bindt, dat de door de verkoper
aangevraagde subsidies moeten worden terugbetaald als hij de daaraan verbonden
voorwaarden niet naleeft, dat voor het uitvoeren van kappingen buiten een goedgekeurd
beheerplan in beginsel een kapmachtiging vereist is en dat voor een ontbossing een
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is die slechts onder
bepaalde voorwaarden kan worden verleend.137
2.3.Na de authentieke akte
58. Attest aan ANB – Binnen zestig dagen na de ondertekening van de akte deelt de
instrumenterende ambtenaar de wijziging in het beheer van het bos mee aan het Agentschap
voor Natuur en Bos, met een attest waarin de identiteit van de oorspronkelijke en de nieuwe
bosbeheerder en de omschrijving van het betreffende onroerend goed worden
opgenomen.138 Zo wordt het Agentschap voor Natuur en Bos in kennis gesteld van de
eigendomsoverdracht en van de identiteit van de nieuwe eigenaar, zodat het ANB verder
met deze eigenaar kan handelen.139
133 Art. 91, §3, eerste lid Bosdecreet. 134 Amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 6. 135 Art. 91, §3, tweede lid Bosdecreet. 136 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 150. 137 G. VAN HOORICK, Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 450. 138 Art. 91, §4 Bosdecreet. 139 D. MEULEMANS, “De verkoop van een bos” in D. MEULEMANS (ed.), De grondige hervorming van het Bosdecreet: gevolgen voor het beheer, de verkoop en de verhuring van privébossen, Brugge, die Keure, 2000, 134.
26
3. SANCTIES
59. Nietigheidssanctie – Bij niet-naleving van de informatieplichten kan de koper de
nietigheid van de verkoop, die plaatsvond in strijd met de bepalingen van artikel 91 van het
Bosdecreet, vorderen. De sancties uit het gemeen privaatrecht, in het bijzonder een
relatieve nietigheid, blijven immers gelden.140
60. Niet-tegenstelbaarheid – De partij die haar informatieplicht niet nakomt, blijft ten
aanzien van het ANB gehouden tot de verplichtingen die voortvloeien uit het Bosdecreet
en zijn uitvoeringsbesluiten.141 Deze niet-tegenstelbaarheid kan evenwel niet worden
ingeroepen indien de koper vóór het verlijden van de verkoopakte op de hoogte is gebracht
van de verplichtingen die krachtens het Bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten op het goed
rusten.142 Wanneer de verkoper de koper dus informatie verschaft nà het sluiten van de
koopovereenkomst (compromis) maar vóór het verlijden van de authentieke akte, dan kan
dit aanleiding geven tot een volledige uitvoering van de informatieverplichting waardoor
de sanctie van niet-tegenstelbaarheid niet speelt.143 In de akte kan dan een clausule worden
opgenomen dat de koper niet vóór het sluiten van de overeenkomst op de hoogte werd
gebracht van alle voormelde verplichtingen, maar dat de inbreuk op de informatieplicht bij
de onderhandse akte is rechtgezet bij de authentieke akteverlening en dat de koper verzaakt
aan de vordering tot nietigverklaring op basis van een inbreuk op de informatieplicht.144
61. Bestuurlijke beboeting – Het niet naleven van de informatieplichten in het
Bosdecreet is een milieu-inbreuk145, en kan worden bestraft met een exclusieve bestuurlijke
geldboete van maximaal 50.000 euro.
140 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 151. 141 Als de verkoper bijvoorbeeld een perceel heeft kaalgekapt met een kapmachtiging in toepassing van artikel 81, met als voorwaarde de herbebossing van het perceel, dan blijft de verkoper verantwoordelijk voor het nakomen van die herbebossingsplicht wanneer het perceel verkocht wordt nog vóór het herbebost is en indien hij het bestaan van die herbebossingsplicht voorafgaand aan de verkoop niet gemeld heeft; amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 6. 142 Art. 91, §5 Bosdecreet. 143 Amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 6. 144 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 152. 145 Bijlage XIII Milieuhandhavingsbesluit.
27
§2. INZAKE DE VRIJSTELLING VAN ERFBELASTING
62. Artikelen 13bis Bosdecreet en 2.7.6.0.3 VCF – Er wordt een vrijstelling van
erfbelasting verleend voor de waarde van de onroerende goederen die te beschouwen zijn
als bos. Om van deze vrijstelling te kunnen genieten, moet aan een aantal voorwaarden zijn
voldaan. Het vrijgesteld bedrag wordt geacht als subsidie te zijn verleend gedurende 30
jaar (voor 1/30 per jaar), te rekenen van het openvallen van de nalatenschap waarvoor de
vrijstelling werd bekomen. Dit heeft tot gevolg dat de eigenaar, voor het behoud van de
vrijstelling, tevens bepaalde voorwaarden dient te vervullen.
Wanneer dergelijk bos wordt verkocht, moet de koper de voorwaarden respecteren tot 30
jaar na het openvallen van de nalatenschap. Zo niet, zal hij gehouden zijn tot terugbetaling
van de verleende subsidie voor de resterende duur van de periode waarvoor ze geacht wordt
te zijn toegekend. De verkoper, genieter van het voordeel van de fiscale vrijstelling, is
verplicht in de verkoopakte de koper in te lichten over het bestaan van deze subsidie, met
verwijzing naar artikel 13bis van het Bosdecreet. Iedere verkrijger is op zijn beurt gehouden
een verdere verkrijger op dezelfde wijze in te lichten. Gebeurt dit niet, dan kan de vorige
eigenaar tot schadeloosstelling gehouden worden.
Een decreet van 22 december 2017 heft voormelde regeling op en voorziet in een nieuwe
vrijstelling met gelijkaardige informatieverplichtingen.146 Dit decreet is nog niet in werking
getreden.
§3. INZAKE DE SUBSIDIE VOOR BEBOSSING EN HERBEBOSSING
63. Artikelen 48 en 87 Bosdecreet – Voor bebossing of herbebossing kunnen eveneens
subsidies worden verleend. Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet opnieuw
aan een aantal voorwaarden zijn voldaan.147 Bij de verkoop van het bos moet de verkoper
in de (onderhandse en authentieke) akte een clausule opnemen die de koper verplicht de
voorwaarden te respecteren.148 Doet de verkoper dit niet, dan begaat hij een inbreuk op de
voorwaarden van de subsidie, zodat deze eventueel kan worden teruggevorderd.149
146 Decr.Vl. 22 december 2017 betreffende de fiscale gunstmaatregelen die verbonden zijn aan natuurbeheerplannen, BS 21 februari 2018. 147 BVR 2 oktober 2015 betreffende het verlenen van subsidies voor bebossing en voor herbebossing, BS 20 november 2015. 148 Art. 7, laatste lid BVR 2 oktober 2015 betreffende het verlenen van subsidies voor bebossing en voor herbebossing, BS 20 november 2015. 149 G. VAN HOORICK, “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 76.
28
AFDELING 3. INFORMATIEPLICHTEN IN HET NATUURDECREET
64. Verkoop terrein met goedgekeurd natuurbeheerplan – Sinds de overheveling van
de regeling betreffende bosbeheerplannen naar het Natuurdecreet, voorziet dit decreet in
informatieverplichtingen in hoofde van de verkoper en de instrumenterende ambtenaar bij
de verkoop van terreinen waarop een goedgekeurd natuurbeheerplan van toepassing is.
§1. IN HOOFDE VAN DE VERKOPER
65. Melding overname aan ANB – Artikel 16novies, §1, vijfde lid van het Natuurdecreet
bepaalt dat de vorige beheerder de overname van het beheer van een terrein met een
goedgekeurd natuurbeheerplan binnen een termijn van dertig dagen moet melden aan het
Agentschap voor Natuur en Bos, die de actuele gegevens bijhoudt in het register van de
natuurbeheerplannen.150 De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels.151 Dit is vooralsnog
niet gebeurd.
§2. IN HOOFDE VAN DE INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR
66. Beheerplan en erfdienstbaarheid – Artikel 16novies, §2 van het Natuurdecreet
bepaalt dat de instrumenterende ambtenaar in alle akten van verkoop van een onroerend
goed, geheel of gedeeltelijk gelegen binnen een terrein waarop een goedgekeurd beheerplan
van toepassing is, melding maakt van (1) de datum waarop het beheerplan werd
goedgekeurd, de duur waarvoor het werd goedgekeurd en de verplichtingen die het
meebrengt voor de verwerver van het onroerend goed, alsook van (2) het bestaan van de
erfdienstbaarheid, vermeld in artikel 16quaterdecies, §2 Natuurdecreet.
§3. SANCTIES
67. Nietigheidssanctie – In overeenstemming met wat geldt voor de niet-naleving van
de informatieplichten in het Bosdecreet, blijven de sancties uit het gemeen privaatrecht
gelden.
68. Bestuurlijke beboeting – Volgens de letter van de wet is de niet-naleving van
voormelde plichten een milieumisdrijf. Artikel 16.6.1, §1 DABM fungeert immers als
vangnetbepaling. Het artikel voorziet in een strafbaarstelling van elke schending van de
regelgeving die onder het toepassingsgebied van Titel XVI DABM valt (waaronder ook het
150 Ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2424/1, 36. 151 Art. 16duodecies, 6° Natuurdecreet.
29
Natuurdecreet152). Wetsschendingen die niet voorkomen op de door de Vlaamse regering
opgestelde lijsten van milieu-inbreuken, worden gekwalificeerd als milieumisdrijf.153
Zolang de Vlaamse regering de niet-naleving van voormelde plichten niet opneemt in een
lijst, kan de overtreder beboet worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete van
maximaal 250.000 euro.
AFDELING 4. INFORMATIEPLICHTEN IN DE VCRO
69. Titel V, Hoofdstuk II VCRO – De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet in
heel wat informatieverplichtingen bij de verkoop van onroerende goederen. Onder deze
afdeling wordt een actueel overzicht gegeven. Voor een uitgebreide bespreking van de
informatieverplichtingen, de informatiebronnen en de sanctieregeling, verwijzen we naar
eerder verschenen publicaties.154
§1. ALGEMENE INFORMATIEPLICHTEN
70. Artikel 6.7.4 VCRO – De bepalingen met betrekking tot de algemene
informatieverplichtingen zijn slechts van toepassing ten vroegste 31 dagen nadat in het
Belgisch Staatsblad gepubliceerd is dat de gemeente, waar het onroerend goed gelegen is,
beschikt over een goedgekeurd plannen- en vergunningenregister.155 De algemene
informatieverplichtingen zijn niet van toepassing op overeenkomsten die zijn gesloten en
op openbare verkoopverrichtingen die zijn aangevat vóór voormeld tijdstip.156 Zolang de
publicatie niet is gebeurd, zijn de benamingen die moeten worden gebruikt in akten,
onderhandse overeenkomsten en publiciteit de benamingen zoals gebruikt in de plannen
van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.157
152 Art. 58 Natuurdecreet en art. 16.1.1, eerste lid, 16° DABM. 153 C.M. BILLIET, P. DE SMEDT en H. VAN LANDEGHEM, “Vlaamse milieuhandhaving nieuwe stijl”, TMR 2009, 363. 154 O.m. C. CASTELEIN en T. DEGRYSE, “Bouwen en notarieel recht” in K. DEKETELAERE, M. SCHOUPS en A.L. VERBEKE, Handboek Bouwrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2013, 1148-1165; F. HAENTJENS, Vastgoedcontracten en ruimtelijke ordening, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2015, 11-304; S. VERBIST en C. BIMBENET, “Ruimtelijke ordening” in Contractuele clausules. Koop – Onroerend goed, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2016, 83-102; L. JOPPEN en K. VANHERCK, “Informatieverplichtingen” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 663-673. 155 Art. 7.6.4, eerste lid VCRO. 156 Art. 7.6.4, tweede lid VCRO. 157 Art. 7.6.4, vierde lid VCRO.
30
1. PUBLICITEIT
71. Artikel 5.2.6 VCRO – Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een
goed verkoopt, vermeldt in de hieraan verbonden publiciteit (1) of er voor het goed een
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is uitgereikt, (2) de meest
recente stedenbouwkundige bestemming van dit goed met de benamingen gebruikt in het
plannenregister, (3) of het onroerend goed het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke158 of
bestuurlijke159 maatregel, dan wel of een procedure voor het opleggen van dergelijke
maatregel hangende is, (4) of er op het onroerend goed een voorkooprecht rust, in de zin
van artikel 2.4.1 VCRO, en (5) of er voor het onroerend goed een omgevingsvergunning
voor het verkavelen van gronden van toepassing is.160
Indien voor deze informatie een stedenbouwkundig uittreksel moet worden opgevraagd,
kan publiciteit gevoerd worden van zodra dit uittreksel is aangevraagd. Andere
vermeldingen zijn slechts toegestaan voor zover zij de ontvanger van de informatie niet
misleiden omtrent de stedenbouwkundige status van het goed.
2. ONDERHANDSE VERKOOPOVEREENKOMSTEN
72. Artikel 5.2.5 VCRO – Iedereen die een onderhandse akte van verkoop opmaakt,
vermeldt in de onderhandse akte (1) of er voor het onroerend goed een
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is uitgereikt, (2) de meest
recente stedenbouwkundige bestemming van dit onroerend goed met de benamingen
gebruikt in het plannenregister, (3) de rechterlijke161 of bestuurlijke162 maatregelen, die
werden opgelegd met betrekking tot het goed of de hangende procedures die strekken tot
het opleggen van dergelijke maatregelen, (5) de op het goed rustende voorkooprechten, in
de zin van artikel 2.4.1 VCRO, en (6) het feit dat op het goed een omgevingsvergunning
voor het verkavelen van gronden van toepassing is.163
158 Titel VI, Hoofdstuk III VCRO. 159 Titel VI, Hoofdstuk IV VCRO. 160 Bij art. 88, 1° Codextrein wordt het punt betreffende het as-builtattest opgeheven en bij art. 88, 2° wordt een punt toegevoegd. Overeenkomstig art. 238 van datzelfde decreet treedt art. 88, 2° in werking veertien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de eerste aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden. Vanaf dan vermeldt iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een goed verkoopt in de hieraan verbonden publiciteit of het onroerend goed het voorwerp uitmaakt van een aanduiding als watergevoelig openruimtegebied. 161 Titel VI, Hoofdstuk III VCRO. 162 Titel VI, Hoofdstuk IV VCRO. 163 Bij art. 87, 1° Codextrein verdwijnt de zinsnede betreffende het as-builtattest en bij art. 87, 2° wordt een zin toegevoegd. Overeenkomstig art. 238 van datzelfde decreet treedt art. 87, 2° in werking veertien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de eerste aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden.
31
De vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit
dergelijke onderhandse akten opmaken, moeten een verwijzing naar artikel 4.2.1 VCRO
opnemen in de akte.
3. INSTRUMENTERENDE AMBTENAAR
73. Artikel 5.2.1, §1, eerste tot derde lid VCRO – De instrumenterende ambtenaar
vermeldt in alle onderhandse en authentieke akten van verkoop (1) of er voor het onroerend
goed een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is uitgereikt164, (2)
de meest recente stedenbouwkundige bestemming van dit onroerend goed met de
benamingen gebruikt in het plannenregister, (3) of het onroerend goed het voorwerp
uitmaakt van een rechterlijke165 of bestuurlijke166 maatregel, dan wel of een procedure voor
het opleggen van dergelijke maatregel hangende is167, (4) of er op het onroerend goed een
voorkooprecht rust, vermeld in artikel 2.4.1 VCRO of artikel 34 van het decreet van 25
april 2014 betreffende complexe projecten, (5) of er voor het onroerend goed een
omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden van toepassing is, (6) of het voor
de overdracht verplichte as-builtattest is uitgereikt en gevalideerd, en (7) of het onroerend
goed voorwerp uitmaakt van een voorkeurbesluit of projectbesluit.168
Bovendien neemt de instrumenterende ambtenaar een verwijzing naar artikel 4.2.1 VCRO
(betreffende de vergunningsplichtige handelingen) op in de akte.169 In authentieke akten
neemt hij ook de verklaring van de verkrijger op dat hij een stedenbouwkundig uittreksel
heeft ontvangen, dat ten hoogste één jaar voor het verlijden van de authentieke akte werd
verleend.
Vanaf dan wordt in voorkomend geval ook vermeld of het onroerend goed het voorwerp uitmaakt van een aanduiding als watergevoelig openruimtegebied. 164 Overeenkomstig art. 7.6.4, vijfde lid VCRO dient de instrumenterende ambtenaar hier steeds melding van te maken, ook als de publicatie vermeld in randnummer 70 niet is gebeurd. 165 Titel VI, Hoofdstuk III VCRO. 166 Titel VI, Hoofdstuk IV VCRO. 167 Overeenkomstig art. 7.6.4, vijfde lid VCRO dient de instrumenterende ambtenaar hier steeds melding van te maken, ook als de publicatie vermeld in randnummer 70 niet is gebeurd. 168 Bij art. 85, 1° Codextrein wordt het punt betreffende het as-builtattest opgeheven en bij art. 85, 2° wordt een punt toegevoegd. Overeenkomstig art. 238 van datzelfde decreet treedt art. 85 in werking veertien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de eerste aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden. Artikel 238 maakt voor de inwerkingtreding geen onderscheid tussen art. 85, 1° en art. 85, 2° waardoor de opheffing van de informatieplicht in hoofde van de instrumenterende ambtenaar m.b.t. het as-builtattest ook pas vanaf een later te bepalen datum in werking treedt. In ieder geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar, vanaf die inwerkingtreding, in alle onderhandse en authentieke akten van verkoop of het onroerend goed het voorwerp uitmaakt van een aanduiding als watergevoelig openruimtegebied. 169 Overeenkomstig art. 7.6.4, vijfde lid VCRO dient de instrumenterende ambtenaar hier steeds melding van te maken, ook als de publicatie vermeld in randnummer 70 niet is gebeurd.
32
§2. SPECIFIEKE INFORMATIEPLICHTEN
74. In hoofde van de instrumenterende ambtenaar gelden specifieke verplichtingen,
bovenop de verplichtingen die gelden bij elke verkoop van een onroerend goed. Onder deze
titel bespreken we enkele van die verplichtingen.170
1. VERKOOP ONROEREND GOED WAAROP HERSTELMAATREGEL RUST
75. Artikelen 6.3.6, §2 VCRO en 6.4.9, §2 VCRO – Indien voor het onroerend goed een
rechterlijke of bestuurlijke herstelmaatregel werd bevolen, moet de instrumenterende
ambtenaar die de authentieke verkoopakte verlijdt hiervan melding maken in een
afzonderlijke akte. In die akte wordt ook bepaald dat de koper, voor zover de
tenuitvoerlegging van de herstelmaatregel niet verjaard is, de verbintenis aangaat om de
opgelegde maatregelen uit te voeren. Dit geldt evenwel onverminderd de verplichting van
de verkoper om de opgelegde herstelmaatregelen zelf uit te voeren. De instrumenterende
ambtenaar stuurt een afschrift van die akte naar de stedenbouwkundige inspecteur en de
burgemeester, en is ertoe gehouden de grosse op hun verzoek af te leveren.
2. REPARATIEMOGELIJKHEID
76. Art. 5.2.1, §1, vierde lid VCRO – Indien de instrumenterende ambtenaar een
onderhandse akte in een authentieke akte dient op te nemen, waarbij de eerste niet
beantwoordt aan hogervermelde voorschriften met betrekking tot onderhandse
overeenkomsten, dan wijst hij de partijen bij de opmaak van de akte op de
informatieverplichtingen uit artikel 5.2.5 VCRO en de sancties die aan de niet-naleving van
deze informatieverplichtingen verbonden zijn, zoals bepaald in de artikelen 6.2.2, eerste
lid, 4° en 6.6.2 VCRO.
3. VERKOOP KAVEL IN VERGUNDE VERKAVELING
77. Artikel 5.2.3, §4 VCRO – Ook bij de verkoop van een kavel in een vergunde
verkaveling gelden specifieke informatieverplichtingen in hoofde van de instrumenterende
ambtenaar. We verwijzen hier naar de uiteenzetting in het derde deel over de plichten bij
de verkoop van een kavel in een vergunde verkaveling.171
170 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 124. 171 Zie randnummer 99.
33
§3. SANCTIES
78. Vordering tot nietigverklaring op grond van het gemeen recht – Ook hier blijven de
sancties uit het gemeen privaatrecht gelden.172 De informatieverplichtingen zijn van
dwingend recht en de schending ervan wordt gesanctioneerd met de relatieve nietigheid.173
79. Vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 6.6.2 VCRO – Artikel 6.6.2
VCRO voorziet in een principieel recht in hoofde van de koper van een goed, dat het
voorwerp uitmaakt of kan uitmaken van herstelmaatregelen, om de nietigverklaring van de
koop te vorderen, wanneer hij met miskenning van de door de VCRO opgelegde
informatieverplichtingen in het ongewisse is gelaten omtrent het illegaal karakter van het
goed. Dit recht, dat geldt onverminderd het recht om schadevergoeding te vorderen, moet
gezien worden als aanvullende op het gemene recht, in die zin dat het aantonen van een
wilsgebrek niet vereist is.174
De vordering tot vernietiging kan niet meer worden ingeroepen als de inbreuk op de
informatieplicht met betrekking tot de publiciteit en de onderhandse overeenkomst is
rechtgezet bij de authentieke akteverlening en de informatiegerechtigde in deze akte
verzaakt aan de vordering tot nietigverklaring op basis van een inbreuk op de
informatieplicht.
80. Bestuurlijke beboeting – Sinds 1 maart 2018 wordt de niet-naleving van
informatieverplichtingen in de VCRO niet langer strafrechtelijk beteugeld. De
decreetgever kwalificeert de schending van de informatieverplichtingen voortaan als een
stedenbouwkundige inbreuk175, die kan worden bestraft met een exclusieve bestuurlijke
geldboete van maximaal 50.000 euro.
172 G. VAN HOORICK, Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent, Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal recht, 2017-2018, 128. 173 Cass. 3 november 2011, nr. C.11.0060.N; zie ook F. HAENTJENS, Vastgoedcontracten en ruimtelijke ordening, Antwerpen, Intersentia, 2015, 223-229. 174 Ontwerp van decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2419/1, 57. 175 Art. 6.2.2, 4° VCRO zoals vervangen door art. 31 Decr.Vl. 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning, BS 27 augustus 2014.
34
DEEL III. BOUWEN EN VERKAVELEN IN HET BOS
AFDELING 1. INLEIDING
81. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening onderwerpt het bouwen en verkavelen
aan een vergunningsplicht. Op grond van het Bosdecreet zal deze vergunning slechts in een
beperkt aantal gevallen kunnen worden verleend en moet de bevoegde overheid advies
inwinnen bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Voor bepaalde handelingen in het bos is
tevens een machtiging van het Agentschap vereist. De VCRO en het Bosdecreet moeten
dus ook hier cumulatief worden toegepast.
AFDELING 2. VERGUNNINGSPLICHT
§1. VOOR HET BOUWEN
82. Omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen – Niemand mag
zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen de
hiernavolgende bouwwerken verrichten, met uitzondering van onderhoudswerken176: het
optrekken of plaatsen van een constructie, het functioneel samenbrengen van materialen
waardoor een constructie ontstaat en het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden
van een constructie.177
83. Begrip “constructie” – Artikel 4.1.1, 3° VCRO omschrijft een constructie als “een
gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, (…)178 al dan niet bestaande
uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond
steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen,
ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig
ondergronds”. Ook voor het bouwen van een boomhut moet men dus een
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aanvragen.179
176 Art. 4.1.1, 9° VCRO omschrijft onderhoudswerken als “werken, andere dan stabiliteitswerken, die het gebruik van een constructie voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen”. 177 Art. 4.2.1, 1° VCRO. 178 Art. 52, 2° Codextrein heft de zinsnede “een publiciteitsinrichting of uithangbord” op. 179 L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 454.
35
§2. VOOR HET VERKAVELEN VAN GRONDEN
84. Omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden – Voor het verkavelen van
een stuk grond is een voorafgaande schriftelijke omgevingsvergunning voor het verkavelen
van gronden vereist.180
85. Begrip “verkavelen” – Onder “verkavelen” wordt verstaan “een grond vrijwillig
verdelen in twee of meer onbebouwde181 kavels om ten minste één van deze kavels te
verkopen of te verhuren voor méér dan negen jaar, om er een recht van erfpacht of opstal
op te vestigen, of om één van deze overdrachtsvormen aan te bieden, zelfs onder
opschortende voorwaarde, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van
constructies”.182
Sinds 30 december 2017 speelt de verkavelingsplicht maar als er percelen worden verdeeld
waarbij er twee onbebouwde kavels ontstaan (ook al wordt slechts één van de kavels
verkocht met oog op woningbouw). Men heeft dus niet langer een omgevingsvergunning
voor het verkavelen van gronden nodig als men beschikt over een woning op een groot
perceel en men een deel van dat perceel wil afsplitsen om te verkopen voor de bouw van
één woning. In dit geval volstaat het een kavel af te splitsen via de notaris.183
Verkavelt de eigenaar met een andere finaliteit dan woningbouw, dan is de
vergunningsplicht niet van toepassing. Wel kan hij in dat geval facultatief een
omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden aanvragen.184
86. Geen afzonderlijke omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen
vereist – Een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt als
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, wat betreft alle handelingen
die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken. Dit betekent
onder meer dat voor ontbossingen voorzien in de vergunning geen afzonderlijke
omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is.185
180 Art. 4.2.15, §1, eerste lid VCRO. 181 Toegevoegd bij art. 52, 4° Codextrein. 182 Art. 4.1.1, 14° VCRO. 183 DEPARTEMENT OMGEVING, Wegwijzer Codextrein (versie 25/04/2018), Brussel, Departement Omgeving, 2018, 44. 184 Art. 4.2.15, §1, tweede lid VCRO; L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 588. 185 Art. 4.2.17 VCRO.
36
87. Verkoopovereenkomst onder opschortende voorwaarde van vergunning – Een
verkoopovereenkomst onder de opschortende voorwaarde dat de vergunning wordt
afgegeven, kan niet rechtsgeldig worden gesloten aangezien het louter aanbieden van één
van de opgesomde overdrachtsvormen, zelfs onder opschortende voorwaarde, onder de
vergunningsplicht valt. Op die manier beoogt de decreetgever te vermijden dat er al
verbintenissen worden aangegaan alvorens de vergunning is verkregen. Dergelijke
overeenkomsten zijn absoluut nietig. Ook het voeren van publiciteit in afwachting van de
afgifte van de vergunning is verboden.186
§3. VOOR HET BOUWEN OF VERKAVELEN OP BEBOSTE TERREINEN
1. ARTIKEL 90BIS BOSDECREET
88. Legaliteitstoets – Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op of resulteert in
de gehele of gedeeltelijke ontbossing van een terrein, moet rekening worden gehouden met
artikel 90bis van het Bosdecreet. Ontbossing is in principe enkel ‘vergunbaar’ in
woongebied, industriegebied, in een niet vervallen vergunde verkaveling, voor werken van
algemeen belang of in functie van vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen. Buiten de
vier voormelde gevallen geldt er een ontbossingsverbod. Het gaat evenwel om een relatief
verbod, waarvan bij individuele ontheffing kan worden afgeweken.
89. Compensatie als voorwaarde van rechtswege – Met toepassing van artikel 90bis
van het Bosdecreet is de houder van een omgevingsvergunning voor beboste terreinen
verplicht om de ontbossing te compenseren. De compensatievoorwaarde in artikel 90bis is
van rechtswege van toepassing.187
Ten aanzien van verkavelingen geldt de compensatieplicht in hoofde van de verkavelaar.
De decreetgever was van mening dat bij een ontbossing in een verkaveling, de
compensatieplicht diende te worden vervuld bij het verkavelen van het terrein, ook al wordt
de ontbossing op dat ogenblik nog niet doorgevoerd, zodat het de verkavelaars zijn die de
compensatieverplichtingen moeten dragen. Dit alles om de (potentiële) verwerver van een
kavel niet op te zadelen met een onverwachte financiële meerkost.188
186 F. HAENTJENS, Vastgoedcontracten en ruimtelijke ordening, Antwerpen, Intersentia, 2015, 188; L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 588-589. 187 Art. 71 OVD. 188 F. DE PRETER, “Het bos in het recht” in D. LINDEMANS (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 50.
37
De verkavelaar is tot compensatie verplicht voor de gezamenlijke oppervlakte, voor zover
die bebost is, van de kavels en van de in de aanvraag vermelde werken. Hij kan echter in
zijn verkavelingsplan al dan niet openbare beboste groene ruimten aanduiden. De
verkavelaar duidt dus zelf aan wat ontbost kan worden en wat als bos behouden moet
blijven. Voor de groene ruimten dient hij geen compensatie te voorzien.189 Ontbossing in
verkavelingen van de “als bos te behouden groene ruimten” is alleen mogelijk na
verkavelingswijziging en de bijhorende compensatie.190
90. Compensatievoorstel door aanvrager – De aanvrager voegt een ingevuld
boscompensatieformulier toe aan zijn vergunningsaanvraag in het Omgevingsloket. Dit
formulier bevat onder meer de te ontbossen oppervlakte en de wijze van compensatie.191
De vergunningverlenende overheid stuurt de vergunningaanvraag, samen met het
boscompensatieformulier, door naar het Agentschap voor Natuur en Bos. Volstaat het
compensatievoorstel niet, dan past het Agentschap het voorstel aan. Dit goedgekeurde of
aangepaste voorstel maakt integraal deel uit van de vergunning.192 De
omgevingsvergunning kan niet worden verleend vooraleer het Agentschap het voorstel tot
compensatie heeft goedgekeurd of aangepast. Er kan dus slechts sprake zijn van een
vergunde constructie of verkaveling als ook de voorwaarden waaronder de vergunning voor
die constructie of verkaveling werd verleend, zijn nageleefd.193
2. VERENIGBAARHEID MET DE GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING
91. Opportuniteitstoets – Dat een ontbossing “vergunbaar” is, betekent niet dat elke
ontbossingsaanvraag gehonoreerd wordt. Zoals hoger aangegeven, moet de
vergunningverlenende overheid nagaan of het aangevraagde verenigbaar is met de goede
ruimtelijke ordening.194 Is dit niet het geval, dan dient ze de vergunning te weigeren. De
toetsing aan de goede ruimtelijke ordening kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een
vergunningsaanvraag voor het bouwen van een woning in woongebied moet worden
189 F. DE PRETER, “Het bos in het recht” in D. LINDEMANS (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 50-51. 190 www.natuurenbos.be. 191 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 6. 192 Artikelen 6 t.e.m. 9 BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, BS 23 maart 2001. 193 L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 401. 194 Art. 4.3.1, §1, 1°, d) VCRO; zie randnummer 41.
38
geweigerd.195 De verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening hoeft niet te worden
onderzocht wanneer voormelde toets aan artikel 90bis van het Bosdecreet reeds negatief
uitvalt.196
AFDELING 3. ADVIES- OF MACHTIGINGSPLICHT
92. Advies – Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor ontbossing of voor
het verkavelen van gronden voor geheel of gedeeltelijk beboste terreinen, moet de
vergunningverlenende overheid om advies vragen bij het ANB.197 Het Agentschap bekijkt
de wenselijkheid van de ontbossing op zich, los van de voorgestelde compensatie. Er wordt
een inschatting gemaakt van de ecologische, sociaal-recreatieve en landschappelijke
waarde van het bos. Naargelang het doel van de ontbossing, de ruimtelijke bestemming en
de ligging in zones met een bijzondere bescherming wordt afgewogen of de ontbossing
aanvaardbaar is of niet en eventueel onder welke voorwaarden.198 Als het advies niet wordt
verleend binnen 30 dagen, wordt het geacht gunstig te zijn.199
Het advies is een verplichte vormvereiste voor het afleveren van een wettige vergunning,
het is evenwel niet bindend.200 In de praktijk blijkt dat de vergunningverlenende overheid
een eventueel ongunstig advies van het Agentschap in de meeste gevallen volgt. Doet ze
dat niet, dan dient ze te motiveren waarom.201 In geval van direct werkende normen kan de
vergunningverlenende overheid niet voorbijgaan aan dit advies.202
93. Machtiging – Naast het bekomen van een vergunning, is tevens een machtiging van
het ANB vereist. Overeenkomstig artikel 97, §1, 5° en artikel 97, §2, 1° van het Bosdecreet
is het immers verboden om in openbare en privé-bossen zonder toestemming van de
eigenaar en machtiging van het ANB, keten, loodsen en alle andere constructies en
verblijfsgelegenheden op te richten.
195 L. JOPPEN, K. VANHERCK en G. DE WOLF, “Omgevingsvergunning” in I. LEENDERS et al., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 519. 196 R. TIJS, Ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Inleiding, beginselen en krachtlijnen, Brussel, Politeia, 2015, 132. 197 Art. 35, §4, 5° Omgevingsvergunningsbesluit; art. 90bis, §1, tweede lid Bosdecreet. 198 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 4. 199 Art. 90bis, §1, tweede lid Bosdecreet. 200 R. VANHAEREN, “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in R. VANHAEREN, Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 197. 201 Www.natuurenbos.be. 202 Art. 4.3.3 VCRO; onder “direct werkende normen" wordt verstaan “supranationale, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn, zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervollediging noodzakelijk is”.
39
AFDELING 4. VERKOOP KAVEL IN VERGUNDE VERKAVELING
§1. COMPENSATIEPLICHT, ATTEST EN VERKAVELINGSAKTE
94. Compensatieplicht op grond van het Bosdecreet – Een kavel uit een vergunde
verkaveling mag volgens het Bosdecreet pas worden verkocht nadat de verkavelaar
gecompenseerd heeft. F. DE PRETER stelt dat dit de verkavelaar er allicht toe zal aanzetten
om te kiezen voor de betaling van een bosbehoudsbijdrage, nu zij anders allicht te lang
zullen moeten wachten op de vaststelling van de uitvoering van de compensatie.203 Om de
naleving van de compensatieplicht bij de verkoop te kunnen aantonen, moet de verkavelaar
aan het Agentschap voor Natuur en Bos een attest “vervulling van de
boscompensatieplicht” vragen. Het ANB bezorgt dit attest aan de verkavelaar, alsook een
kopie ervan aan de vergunningverlenende overheid en aan het college van burgemeester en
schepenen.204
95. Attest college van burgemeester en schepenen – Het attest van het college van
burgemeester en schepenen, verleend in toepassing van artikel 4.2.16, §2 VCRO, kan
slechts worden verleend als alle in de vergunning opgelegde voorwaarden en lasten zijn
uitgevoerd. Dit impliceert eveneens het voldoen aan het compensatievoorstel, dat als
voorwaarde gehecht is aan de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.205
96. Verkavelingsakte – Voormeld attest is op zijn beurt nodig voor het verlijden van de
verkavelingsakte.206 De verkavelingsakte wordt op verzoek van de eigenaar(s) van de
stukken grond opgesteld door de instrumenterende ambtenaar.207 Volgens de VCRO kan
een kavel uit een vergunde verkaveling of verkavelingsfase maar worden verkocht nadat
de verkavelingsakte is verleden, en de instrumenterende ambtenaar kan deze akte slechts
verlijden na overlegging van het attest van het college van burgemeester en schepenen.208
Het attest moet dus aanwezig zijn voordat de verkavelingsakte kan worden opgemaakt,
hetgeen door de instrumenterende ambtenaar zal moeten worden gecontroleerd.209
203 F. DE PRETER, “Het bos in het recht” in D. LINDEMANDS (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 51. 204 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 2-3. 205 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 3. 206 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 3. 207 Art. 5.2.3, §1 VCRO. 208 Art. 4.2.16 VCRO. 209 F. HAENTJENS, Vastgoedcontracten en ruimtelijke ordening, Antwerpen, Intersentia, 2015, 187.
40
De verkavelingsakte dient volgende gegevens te bevatten: de kadastrale omschrijving van
de goederen, de identificatie van de eigenaars en hun titel van eigendom. De
omgevingsvergunning en het verkavelingsplan worden als bijlagen aan de akte gevoegd.
Nadien volgt een overschrijving op het hypotheekkantoor van de verkavelingsakte en
bijlagen.210
97. Absolute nietigheid bij ontbreken verkavelingsakte – Met de verkavelingsakte wenst
men de zekerheid in te bouwen dat de infrastructuurwerken zijn uitgevoerd of zullen
worden uitgevoerd vooraleer de percelen worden verkocht. De verkavelingsakte moet
bijgevolg aanwezig zijn bij het sluiten van de onderhandse koop, en niet pas op het ogenblik
van het verlijden van de notariële akte. De sanctie op het ontbreken van een
verkavelingsakte is de absolute nietigheid van de overeenkomst. Wanneer de overeenkomst
nietig wordt verklaard, moeten de verkopers de schade van de kopers vergoeden aangezien
zij verantwoordelijk zijn voor de opmaak van de verkavelingsakte.211
§2. INFORMATIEPLICHTEN
98. Publiciteit – In de publiciteit voor een verkaveling moet de gemeente, waar de
verkaveling gelegen is, vermeld worden, en ook de datum en het nummer van de
vergunning.212
99. In hoofde van de instrumenterende ambtenaar – Bij verkoop brengt de
instrumenterende ambtenaar de partijen op de hoogte van de verkavelingsakte, het bestek
van de verkaveling en van de bepalingen van de omgevingsvergunning voor het verkavelen
van gronden. Hij maakt in de verkoopakte melding van die kennisgeving, en van de datum
van de vergunning. Ook neemt hij een verwijzing naar artikel 4.2.1 VCRO op in de akte.
Deze verplichtingen gelden zowel voor onderhandse als voor authentieke akten.213
210 Art. 5.2.3, §1 VCRO. 211 M. DEWEIRDT, “Zonder verkavelingsakte geen koop mogelijk”, TOO 2014, 583. 212 Art. 5.2.3, §3 VCRO. 213 Art. 5.2.3, §4 VCRO.
41
AFDELING 5. SANCTIES
§1. ILLEGAAL BOUWEN, VERKAVELEN OF ONTBOSSEN
1. STEDENBOUWKUNDIG MISDRIJF
100. Illegaal bouwen, verkavelen of ontbossen – Bouwen, verkavelen of ontbossen
zonder daartoe over de vereiste omgevingsvergunning te beschikken of in strijd met de
betreffende vergunning, is een stedenbouwkundig misdrijf.214 Hetzelfde geldt voor het als
eigenaar toestaan of aanvaarden dat voormelde misdrijven worden gepleegd.215
101. Gevangenisstraf en/of strafrechtelijke geldboete – De overtreder kan worden
bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 26
euro tot 400.000 euro of met een van deze straffen alleen.216 Voor de misdrijven gepleegd
door professionelen zijn de minimumstraffen een gevangenisstraf van vijftien dagen en een
geldboete van 2.000 euro, of een van die straffen alleen.217
102. Alternatieve bestuurlijke geldboete – Als de procureur des Konings beslist om het
misdrijf niet strafrechtelijk te vervolgen, kan de afdeling Handhaving de overtreder
beboeten met een alternatieve bestuurlijke geldboete van maximaal 250.000 euro.218
2. MILIEUMISDRIJF
103. Illegale ontbossing – Ontbossen zonder of in strijd met de betreffende vergunning,
is tevens een milieumisdrijf.219
104. Gevangenisstraf en/of strafrechtelijke geldboete – Artikel 16.6.3quinquies DABM
maakt een onderscheid tussen opzettelijke ontbossing en ontbossing door gebrek aan
voorzorg of voorzichtigheid.
Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning,
overgaat tot ontbossing, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar
en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen.
Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de wettelijke voorschriften
of in strijd met een vergunning, overgaat tot ontbossing, wordt gestraft met een
214 Art. 6.2.1, eerste lid, 1° VCRO. 215 Art. 6.2.1, eerste lid, 7° VCRO. 216 Art. 6.2.1, eerste lid VCRO. 217 Art. 6.2.1, tweede lid VCRO. 218 Art. 6.2.6 VCRO en art. 6.2.13, §4, eerste lid VCRO. 219 Art. 16.6.3quinquies DABM.
42
gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 350.000 euro
of met één van die straffen.
105. Alternatieve bestuurlijke geldboete – De afdeling Handhaving kan de overtreder
beboeten met een alternatieve bestuurlijke geldboete, die maximaal 250.000 euro
bedraagt.220
§2. INSTANDHOUDING ILLEGALE GEVOLGEN
1. STEDENBOUWKUNDIGE INBREUK
106. Instandhouding illegale gevolgen van bouwen, verkavelen of ontbossen in
ruimtelijk kwetsbaar gebied – De instandhouding van de illegale gevolgen van het bouwen,
verkavelen of ontbossen zonder omgevingsvergunning of in strijd met de betreffende
vergunning is, voor zover die gevolgen zich situeren in ruimtelijk kwetsbaar gebied, een
stedenbouwkundige inbreuk.221 Hetzelfde geldt voor het als eigenaar toestaan of
aanvaarden van voormelde instandhouding.222
107. Exclusieve bestuurlijke geldboete – De overtreder kan worden beboet met een
exclusieve bestuurlijke geldboete van maximaal 50.000 euro.223
2. MILIEUMISDRIJF
108. Instandhouding illegale gevolgen van ontbossen in ruimtelijk kwetsbaar gebied –
Sinds 17 juli 2017 is ook in artikel 90bis, §1, vierde lid van het Bosdecreet voorzien dat het
voor eenieder, met behoud van de toepassing van artikel 91, §1 en §2 van het Bosdecreet,
verboden is om een onwettige ontbossing in stand te houden in ruimtelijk kwetsbaar
gebied.224 Het was de bedoeling van de decreetgever om een basis te creëren voor
handhaving in het kader van Titel XVI DABM. Om samen te sporen met de VCRO zal het
instandhoudingsmisdrijf in het Milieuhandhavingsbesluit als milieu-inbreuk moeten
worden opgenomen.225 Dit is vooralsnog niet gebeurd waardoor de instandhouding van een
illegale ontbossing in ruimtelijk kwetsbaar gebied volgens de letter van de wet een
milieumisdrijf blijft. Artikel 16.6.1, §1 DABM fungeert immers als vangnetbepaling. Het
220 Art. 16.4.27, tweede lid DABM. 221 Art. 6.2.2, 1° VCRO. 222 Art. 6.2.2, 7° VCRO. 223 Art. 6.2.2 VCRO en art. 6.2.6 VCRO. 224 Art. 39, 3° Decr.Vl. 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, BS 7 juli 2017. 225 Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, Parl.St. Vl.Parl. 2016-2017, nr. 1041/1, 19.
43
artikel voorziet in een strafbaarstelling van elke schending van de regelgeving die onder
het toepassingsgebied van Titel XVI DABM valt (waaronder ook het Bosdecreet226).
Wetsschendingen die niet voorkomen op de door de Vlaamse regering opgestelde lijsten
van milieu-inbreuken, worden gekwalificeerd als milieumisdrijf.227
Met het gebruik van de term ‘eenieder’ wordt beoogd om zowel de situaties te vatten
waarbij de instandhouding gebeurt door degene die oorspronkelijk ontbost heeft, als deze
waarin de instandhouding gebeurt door een verwerver in de zin van artikel 91 van het
Bosdecreet. Een verwerver kan evenwel enkel worden gesanctioneerd voor de
instandhouding van een illegale ontbossing als hij, overeenkomstig artikel 91 van het
Bosdecreet, op de hoogte werd gebracht van de plichten die op het overgedragen goed
rusten.228
Noch in de VCRO, noch in het DABM is opzet vereist. De decreetgever maakt geen
onderscheid tussen opzettelijke inbreuken en inbreuken die worden begaan door een gebrek
aan voorzorg of voorzichtigheid.229
109. Alternatieve bestuurlijke geldboete – De afdeling Handhaving kan de overtreder
beboeten met een alternatieve bestuurlijke geldboete van maximaal 250.000 euro.230
226 Art. 107bis Bosdecreet en art. 16.1.1, eerste lid, 14° DABM. 227 C.M. BILLIET, P. DE SMEDT en H. VAN LANDEGHEM, “Vlaamse milieuhandhaving nieuwe stijl”, TMR 2009, 363. 228 Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, Parl.St. Vl.Parl. 2016-2017, nr. 1041/1, 19. 229 Ibid. 230 Art. 6.2.6 VCRO en art. 6.2.13, §4, eerste lid VCRO.
44
CONCLUSIE
110. In deze masterproef hebben we getracht een actueel licht te werpen op de
bestuursrechtelijke aspecten van verkopen, bouwen en verkavelen in het bos. We bespraken
voornamelijk de informatieplichten bij de verkoop, en de vergunningsplichten bij het
bouwen en verkavelen in het bos. Alsook de sancties bij het niet naleven van die
verplichtingen, met de nadruk op bestuurlijke beboeting.
111. Verkopen in het bos – Wat de informatieplichten bij verkopen in het bos betreft,
hebben we een onderverdeling gemaakt naargelang de wetgeving die de plichten
voorschrijft. De inhoud van de informatieplichten in het Bosdecreet is niet gewijzigd.
Hetzelfde geldt voor de kwalificatie van de niet-naleving van die plichten als milieu-
inbreuk. Ook in de VCRO zijn er amper wijzigingen aangebracht aan de voorgeschreven
informatieplichten. Wel werd de strafrechtelijke handhaving ervan afgeschaft. Sinds 1
maart 2018 kan de overtreder van de informatieplichten enkel worden beboet met een
exclusieve bestuurlijke geldboete van maximaal 50.000 euro. Met de overheveling van de
regeling betreffende beheerplannen naar het Natuurdecreet, voorziet dit decreet in
bijkomende informatieplichten in hoofde van de verkoper en de instrumenterende
ambtenaar bij verkoop van een terrein waarop een goedgekeurd natuurbeheerplan van
toepassing is. De niet-naleving van deze informatieplichten is (vooralsnog) niet opgenomen
in de lijsten van milieu-inbreuken, waardoor zij volgens de letter van de wet worden
gekwalificeerd als milieumisdrijven.
112. Bouwen en verkavelen in het bos – De VCRO onderwerpt het bouwen en verkavelen
aan een vergunningsplicht. Wanneer deze handelingen plaatsvinden op geheel of
gedeeltelijk beboste terreinen, dient er rekening te worden gehouden met artikel 90bis van
het Bosdecreet. Op grond van dit artikel zal een vergunning slechts in een beperkt aantal
gevallen kunnen worden verleend, en bovendien geldt de compensatievoorwaarde in de zin
van artikel 90bis van het Bosdecreet van rechtswege.
Op grond van de VCRO wordt het bouwen en verkavelen zonder of in strijd met de
betreffende vergunning als stedenbouwkundig misdrijf gekwalificeerd. Sinds 1 maart 2018
is de instandhouding van de illegale gevolgen van voormelde misdrijven, voor zover deze
gevolgen zich situeren in ruimtelijk kwetsbaar gebied, een milieu-inbreuk die kan worden
gesanctioneerd met een exclusieve bestuurlijke geldboete van maximaal 50.000 euro.
45
Ontbossen zonder of in strijd met de betreffende vergunning kent een dubbel statuut. Zowel
de VCRO als het DABM kwalificeren de onwettige ontbossing als een milieumisdrijf. Voor
de kwalificatie van de instandhouding van de illegale gevolgen in ruimtelijk kwetsbaar
gebied, bestaat evenwel een discrepantie tussen beide regelgevingen. Op grond van de
VCRO is er, sinds 1 maart 2018, sprake van een stedenbouwkundige inbreuk. Op grond
van het DABM daarentegen, maken diezelfde feiten een milieumisdrijf uit. Zolang de
Vlaamse regering geen besluit neemt tot opname van het instandhoudingsmisdrijf in de
lijsten van milieu-inbreuken, kunnen deze feiten strafrechtelijk worden vervolgd of kan de
afdeling Handhaving – naargelang de geraadpleegde wetgeving – een alternatieve
bestuurlijke geldboete van 250.000 euro opleggen of een exclusieve bestuurlijke geldboete
van 50.000 euro.
46
BIBLIOGRAFIE
I. WETGEVING
1. INTERNE NORMEN
Veldwetboek 7 oktober 1886, BS 14 oktober 1886.
Decr.Vl. 13 juni 1990 Bosdecreet, BS 28 september 1990.
Decr.Vl. 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 3 juni 1995.
Decr.Vl. 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, BS 10 januari 1998.
Decr.Vl. 18 mei 1999 houdende wijziging van het bosdecreet van 13 juni 1990, BS 23 juli 1999.
Decr. Vl. 19 mei 2006 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, BS 20 juni 2006.
Decr.Vl. 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, BS 22 januari 2007.
Decr.Vl. 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, BS 23 december 2013.
Decr.Vl. 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, BS 1 oktober 2014.
Decr.Vl. 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, 23 oktober 2014.
Decr.Vl. 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, BS 7 juli 2014.
Decr.Vl. 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, BS 7 juli 2017.
Decr.Vl. 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, BS 20 december 2017.
Decr.Vl. 22 december 2017 betreffende de fiscale gunstmaatregelen die verbonden zijn aan natuurbeheerplannen, BS 21 februari 2018.
BVR 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2 en artikel 4.7.1, §2, tweede lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, BS 19 mei 2000. BVR 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod tot ontbossing, BS 23 maart 2001.
BVR 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos, BS 2 februari 2006.
BVR 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS 10 februari 2009.
47
BVR 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening, BS 20 augustus 2009.
BVR 4 april 2014 houdende de digitalisering van het ruimtelijke vergunningenbeleid, BS 15 mei 2014.
BVR 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 4 maart 2015.
BVR 2 oktober 2015 betreffende het verlenen van subsidies voor bebossing en voor herbebossing, BS 20 november 2015.
BVR 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, BS 23 februari 2016.
BVR 31 maart 2017 houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek, BS 10 mei 2017.
BVR 22 mei 2017 houdende intrekking van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2017 houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot vaststelling van nadere regels voor de technische invulling van de criteria en de multicriteria-analyse en tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek, BS 31 mei 2017.
MB 13 november 2006 tot regeling van specifieke en aanvullende delegatie van beslissingsbevoegdheden aan het hoofd van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Natuur en Bos, BS 29 januari 2007.
Omz. RWO/2017/01 betreffende bossen in niet-groene bestemmingen: richtlijnen voor het opmaken van ruimtelijke plannen en het beoordelen van omgevingsvergunningen, 26 april 2017.
2. VOORBEREIDENDE DOCUMENTEN
Ontwerp van Bosdecreet, Parl.St. Vl.R. 1989-90, nr. 261/1.
Amendement (B. MARTENS, E. MATTHIJS en P. LACHAERT) op het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 745/6, 5.
Ontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2334/1.
Ontwerp van decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2419/1.
48
Ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2424/1.
Ontwerp van decre et houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, Parl.St. Vl.Parl. 2016-2017, nr. 1041/1.
Vr. en Antw. Vl.Parl. 2017-2018, 12 oktober 2017 (Vr. nr. 50 E. MEULEMAN).
Hand. Vl.Parl. 2017-2018, 11 oktober 2017.
II. RECHTSPRAAK
Concl. DUINSLAEGER bij Cass. 4 september 2012, TMR 2013, 51-53.
Antwerpen 27 april 2016, TMR 2017, 358-360, noot.
Cass. 22 juni 2009, nr. C.08.0414.N.
Cass. 3 november 2011, nr. C.11.0060.N.
Cass. 14 maart 2017, nr. P.16.0619.N.
III. RECHTSLEER
1. BOEKEN EN BIJDRAGEN IN BOEKEN
BOES, M., “Bossen, bebossen en ontbossen in Vlaanderen” in BOES, M., GHYSELS, J., LINDEMANS, D. en PALMANS, R. (eds.), Vijftig jaar bescherming van het eigendomsrecht. Liber Amicorum Martin Denys, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2012, 27-51.
BILLIET, C.M. en LAVRYSEN, L. (eds.), In de roos: doeltreffende sanctionering van omgevingsrecht, Brugge, die Keure, 2015, 330 p.
CASTELEIN, C. en DEGRYSE, T., “Bouwen en notarieel recht” in DEKETELAERE, K., SCHOUPS, M. en VERBEKE A.L., Handboek Bouwrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2013, 1139-1194.
DEKETELAERE, K., Handboek Milieurecht, Brugge, die Keure, 2001, 1579 p.
DE PUE, E., LAVRYSEN, L. en STRYCKERS, P., Milieuzakboekje 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 1424 p.
HAENTJENS, F., Vastgoedcontracten en ruimtelijke ordening, Antwerpen, Intersentia, 2015, 690 p.
LEENDERS, I., TOLLENAERE, V., VAN ASSCHE, P., COOPMAN, O., VANHERCK, K., VAN
ACKER, F., DE WOLF, G., JOPPEN, L., VANSANT, P. en VAN DEN BERGHE, J., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 981 p.
LINDEMANS, D. (ed.), Het bos in het recht, Brugge, die Keure, 2002, 216 p.
MEULEMANS, D. (ed.), De grondige hervorming van het Bosdecreet: gevolgen voor het beheer, de verkoop en de verhuring van privébossen, Brugge, die Keure, 2000, 261 p.
49
TIJS, R., Ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Inleiding, beginselen en krachtlijnen, Brussel, Politeia, 2015, 214 p.
VANHAEREN, R., “Bosdecreet. Artikelsgewijze commentaar” in VANHAEREN, R., Het Bosdecreetboek. 2e herziene uitgave, Brugge, Vanden Broele, 2002, 253 p.
VAN DEN BOSSCHE, A., “Hoe kent men het bos?” (noot onder Antwerpen 30 oktober 2006), Not.Fisc.M. 2007, 58-65.
VAN HOORICK, G., Handboek Notarieel bestuursrecht, Antwerpen – Oxford, Intersentia, 2006, 556 p.
VAN HOORICK, G. en BEKÉ, K., “De relatie met andere beleidsdomeinen – Ruimtelijke ordening en natuur” in HUBEAU, B., VANDEVYVERE, W. en DEBERSAQUES, G. (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die Keure, 2010, 1201-1218.
VAN HOORICK, G., “Een minder bekende wetgeving met betrekking tot het buitengebied: het Bosdecreet” in Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 19, Brugge, die Keure, 2011, 47-76.
VERBIST, S. en BIMBENET, C., “Ruimtelijke ordening” in Contractuele clausules. Koop – Onroerend Goed, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2016, 83-102.
2. BIJDRAGEN IN TIJDSCHRIFTEN
BILLIET, C.M., DE SMEDT, P., VAN LANDEGHEM, H., “Vlaamse milieuhandhaving nieuwe stijl”, TMR 2009, 326-374.
DEWEIRDT, M., “Zonder verkavelingsakte geen koop mogelijk”, TOO 2014, 582-583.
3. CURSUSSEN
VAN HOORICK, G., Notarieel bestuursrecht, Gent, Universiteit Gent Vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal Recht, 2017-2018, 169 p.
IV. INTERNETBRONNEN
www.natuurenbos.be.
www.ruimtelijkeordening.be.
V. OVERIGE
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota aan de notarissen: de toepassing van art. 91 van het Bosdecreet, Brussel, ANB, 7 p. AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Richtlijn van het Agentschap voor Natuur en Bos voor Definitie bos, ontbossen en open plekken binnen het bos (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 14 p.
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS, Nota Ontbossing (bijgewerkt 24/05/2012), Brussel, ANB, 2012, 16 p.
DEPARTEMENT OMGEVING, Wegwijzer Codextrein (versie 25/04/2018), Brussel, Departement Omgeving, 2018, 65 p.