variaelen van de liefde de relatie tussen ehoeften, …...ook het ereiken van geluk is een elangrijk...
TRANSCRIPT
Academiejaar 2015-2016
Tweedesemesterexamenperiode
Variabelen van de liefde
De relatie tussen behoeften, relationele tevredenheid en geluk
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van
Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie
Door Anaïs Ledure (01103707)
Promotor: Lesley Verhofstadt
Begeleider: Gaëlle Vanhee
Woord vooraf
Vooraleer van start te gaan met de uiteenzetting van deze scriptie, zou ik graag nog een
woordje van dank richten aan de mensen die mij gesteund en geholpen hebben bij het
vervolmaken van deze masterproef.
Vooreerst wil ik mijn promotor Prof. Lesley Verhofstadt bedanken om mij de kans te
bieden dit boeiende onderwerp te bestuderen. Verder wil ik ook graag speciale dank richten
naar mijn begeleidster Gaëlle Vanhee voor de moeite en tijd die ze genomen heeft om
feedback te geven en steeds met advies en optimisme klaar te staan.
Vervolgens wil ik ook alle mensen bedanken die de tijd hebben genomen om alle
vragenlijsten in te vullen, want zonder hen was het onmogelijk geweest dit onderzoek uit te
voeren.
Daarnaast wil ik nog mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid die ze me gaven om
verder te studeren, maar ook voor de motivatie en het corrigeren van mijn teksten. Ook mijn
beste vriendin verdient een woordje van dank, omdat ze altijd vol interesse luisterde naar mijn
redeneringen en deze steeds beantwoordde met eigen boeiende visies en gedachten. Tot slot
wil ik nog bijzondere dank richten aan mijn vriend. Hij gaf mij steeds de steun en motivatie om
te blijven verder werken. De toewijding en passie die hij zelf toont in zijn leven, zijn een ware
bron van inspiratie.
Abstract
In deze scriptie werden de onderlinge associaties tussen behoeften, geluk en relationele
tevredenheid onderzocht, binnen het perspectief van de Zelf-Determinatie Theorie. In eerste
instantie werd het verband tussen behoeften en relatietevredenheid nagegaan. Vervolgens
werd ook het verband tussen behoeften en geluk onderzocht. Met betrekking tot de behoeften
werd steeds een onderscheid gemaakt tussen bevrediging en –frustratie van de behoefte aan
verbondenheid, autonomie en competentie. Tot slot werd nagegaan hoe zowel
behoeftebevrediging, geluk en relationele tevredenheid zich binnen één model tot elkaar
verhouden. Geslachtsverschillen werden binnen deze verbanden ook steeds nagegaan. De
steekproef (N = 200) omvat individuen tussen 19 en 76 jaar die zich in een vaste partnerrelatie
bevinden. De gegevens werden verzameld aan de hand van zelf-rapportage onderzoek.
Vooreerst toonden de resultaten een positieve samenhang tussen behoeftebevrediging en
relatietevredenheid en een negatief verband tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid.
Verder werd ook een positieve samenhang gevonden tussen behoeftebevrediging en geluk,
maar dit resultaat bleek enkel significant voor vrouwen. Voor het verband tussen
behoeftefrustratie en geluk werd een negatieve associatie bevestigd. Tot slot gaven de
resultaten aan dat geluk niet fungeert als moderator tussen behoeftebevrediging en geluk.
Relationele tevredenheid modereerde wel het verband tussen behoeftebevrediging en geluk,
maar enkel bij mannen. Ter afsluiting werden de theoretische en praktische implicaties van
deze bevindingen besproken.
Inhoudstafel
Inleiding ......................................................................................................................................... 1
Behoeften ................................................................................................................................ 2
Relationele tevredenheid ........................................................................................................ 5
Geluk ....................................................................................................................................... 6
Het Verband Tussen Behoeftebevrediging/Frustratie en Relationele Tevredenheid.............. 8
Het Verband Tussen Behoeftebevrediging/Frustratie en Geluk ............................................. 9
Geluk en Relationele Tevredenheid als Moderators ............................................................. 10
Conclusie en Hypothesen ..................................................................................................... 12
Methode ...................................................................................................................................... 16
Steekproef ............................................................................................................................. 16
Materiaal ................................................................................................................................ 17
Behoeftebevrediging/behoeftefrustratie ....................................................................... 17
Relationele tevredenheid ............................................................................................... 18
Geluk ............................................................................................................................... 18
Procedure .............................................................................................................................. 18
Resultaten.................................................................................................................................... 20
Overzicht van de Analyses ..................................................................................................... 20
Beschrijvende Statistiek ........................................................................................................ 20
Gemiddelden en standaarddeviaties .............................................................................. 20
Correlationele analyses .................................................................................................. 21
Verklarende Statistiek ........................................................................................................... 24
Het verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid ................................ 24
Het verband tussen behoeftebevrediging en geluk ........................................................ 25
Het verband tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid .................................... 27
Het verband tussen behoeftefrustratie en geluk ............................................................ 28
De modererende rol van geluk ....................................................................................... 30
De modererende rol van relationele tevredenheid ........................................................ 31
Bespreking ................................................................................................................................... 33
Bespreking van de Onderzoeksresultaten............................................................................. 34
Het verband tussen behoeften en relationele tevredenheid ......................................... 34
Het verband tussen behoeften en geluk ........................................................................ 35
Geluk als moderator binnen de relatie van behoeftebevrediging en relationele
tevredenheid .................................................................................................................. 38
Relatietevredenheid als moderator binnen de relatie van behoeftebevrediging
en geluk .......................................................................................................................... 39
Sterktes, Beperkingen en Indicaties voor Toekomstig Onderzoek ........................................ 40
Theoretische en Praktische Implicaties ................................................................................. 43
Conclusie ..................................................................................................................................... 44
Referenties .................................................................................................................................. 46
Lijst met tabellen
Tabel 1. Gemiddelden, standaarddeviaties en T-statistieken voor mannen en vrouwen
voor geluk, relationele tevredenheid,behoeftebevrediging en -frustratie van
autonomie, verbondenheid en competentie en behoeftebevrediging en –
frustratie totaal…………………………………………………………………………………..………...21
Tabel 2. Pearson correlaties tussen relatietevredenheid, geluk, behoeftebevrediging en
–frustratie van autonomie, competentie en verbondenheid en
behoeftebevrediging en –frustratie totaal, voor mannen en
vrouwen…………………………………………………………………………………………………………23
Tabel 3. Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftebevrediging
tot de predictie van relationele tevredenheid…………………………………….………...25
Tabel 4. Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftebevrediging
tot de predictie van geluk………………………………………………….…………………………..26
Tabel 5. Resultaten meervoudige regressie-analyse: bijdrage van behoeftefrustratie tot
de predictie van relationele tevredenheid…………………………………………………….28
Tabel 6. Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftefrustratie tot
de predictie van geluk……………………………………………………………………………………29
Tabel 7. Resultaten meervoudige resgressie-analyse: geluk als moderator van het
verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid…………………….…30
Tabel 8. Resultaten meervoudige resgressie-analyse: relatietevredenheid als moderator
van het verband tussen behoeftebevrediging en geluk……………………….………..32
Lijst met figuren
Figuur 1. Hypothese 1a. Verband tussen behoeftebevrediging en relationele
tevredenheid……………………………………………………………………………………………….…13
Figuur 2. Hypothese 2a. Verband tussen behoeftebevrediging en geluk……………………...13
Figuur 3. Hypothese 3. Verband tussen behoeftefrustratie en relationele
tevredenheid.....................................................................................................14
Figuur 4. Hypothese 4. Verband tussen behoeftefrustratie en geluk…………………..…....…14
Figuur 5. Hypothese 5. Geluk als moderator van het verband tussen behoeftebevrediging
en relationele tevredenheid…………………………………………………………………..….....15
Figuur 6. Hypothese 6. Relationele tevredenheid als moderator van het verband tussen
behoeftebevrediging en geluk…………………………….….…………………..…..…………...15
Figuur 7. Relationele tevredenheid als moderator van het verband tussen
behoeftebevrediging en geluk………………………………………………………………….…….32
1
Inleiding
‘Zoals een bloem de zon nodig heeft om bloem te worden, zo heeft een mens de liefde nodig
om mens te worden.’ (Phil Bosmans, Belgische pater en schrijver, 1922-2012). Het is dan ook
niet verwonderlijk dat een partner vinden en een goede relatie opbouwen doelen zijn die
centraal staan in het leven, althans in Westerse en andere moderne culturen (Fletcher,
Simpson, Campbell, & Overall, 2015). Er zijn heel wat diverse redenen die het belang aanwijzen
van een stabiele en gelukkige partnerrelatie, zoals een betere gezondheid (Barr & Simons,
2014; Burke & Segrin, 2014), het hebben van meer energie (Stanton, Campbell, & Loving,
2014), en een beter subjectief welzijn (Gere & Schimmack, 2013). Aangezien het uit elkaar
vallen van relaties de fysieke en psychologische gezondheid in gevaar brengt, is het belangrijk
om factoren te identificeren die ervoor zorgen dat de relatietevredenheid op peil blijft (Karney
& Bradbury, 1995).
Ook het bereiken van geluk is een belangrijk doel in het leven en volgens het werk van
Aristoteles (Nicomachean Ethics, 1947) is het zelfs het hoogste goed dat je kan bemachtigen.
Quasi iedereen, ongeacht de nationaliteit, wil gelukkig zijn (Diener, Saptya, & Suh, 1998). Sinds
de opkomst van de positieve psychologie, is er ook steeds meer onderzoek naar concepten
zoals geluk (Zhuravlev & Yurevich, 2014). Daaruit is gebleken dat ‘gelukkig zijn’ gunstig is voor
zowel de mentale als fysieke gezondheid (Steptoe, Dockray, & Wardle, 2009). De positieve
emoties die eigen zijn aan geluk, voorspellen ondermeer een hogere relatiekwaliteit, betere
werkprestaties en een langer leven (Lyubomirsky, King, & Diener, 2005).
Nu het belang van zowel relatietevredenheid als geluk is aangehaald, kan men zich
afvragen welke variabelen een invloed uitoefenen op deze concepten. Zoals verder zal
verduidelijkt worden, is er een enorme variëteit aan predictoren. In deze scriptie wordt
toegespitst op één van de mogelijke predictoren, met name behoeften.
De verbanden die in deze thesis zullen onderzocht worden zijn bijgevolg deze tussen
behoeften en relationele tevredenheid enerzijds en tussen behoeften en geluk anderzijds. Het
eerste verband geeft ons inzicht in de betekenisvolle aspecten van relaties zodat er bruikbare
handvaten kunnen geboden worden aan koppels. Het tweede verband is meer gesitueerd op
het individueel niveau, wat uiteraard onrechtstreeks ook gevolgen heeft voor de partnerrelatie.
Ter afsluiting zal ook beschouwd worden welke invloed geluk en relationele tevredenheid
mogelijks uitoefenen in elkaars verband met behoeften. Dit kan duiding geven over de meer
indirecte effecten die deze variabelen kunnen teweegbrengen.
2
Behoeften
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen fysiologische en psychologische behoeften.
Het was Hull (1943) die in zijn ‘drive theorie’ fysiologische behoeften beschreef als inherent en
noodzakelijk voor een optimale ontwikkeling. Daartegenover staat het perspectief van Murray
(1938) die meer focuste op psychologische noden, en deze beschreef als alles wat een individu
tot actie drijft en aangeleerd is. Als integratie van deze twee visies is er de Zelf-Determinatie
Theorie (ZDT, Deci & Ryan, 2000). Hierin legt men zich toe op psychologische behoeften die
gekarakteriseerd worden als aangeboren en universeel. Die universaliteit houdt in dat elk
individu, onafhankelijk van culturele achtergronden, positieve effecten ervaart van
behoeftebevrediging en negatieve effecten van behoeftefrustratie (Chen et al., 2015). Meer
specifiek definieert ZDT psychologische behoeften als ‘voedingsstoffen die essentieel zijn voor
psychologische groei, integriteit, en welzijn’ (Deci & Ryan, 2000, p. 229). Daaruit kan men
afleiden dat de bevrediging van de basisbehoeften zal leiden tot een meer optimaal
functioneren, waaronder een vlottere identiteitsontwikkeling (Luyckx, Vansteenkiste,
Goossens, & Duriez, 2009), een versterkte werking van de hersenen (Domenico, Fournier, Ayaz,
& Ruocco, 2012) en meer veerkracht (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Het is zelfs zo dat dagelijkse
schommelingen in de bevrediging van de basisbehoeften samengaan met fluctuaties in het
welzijn (Ryan, Bernstein, & Brown, 2010). Behoeftebevrediging is echter niet enkel van belang
voor het individuele welzijn, ook voor het optimaal functioneren van partnerrelaties speelt het
een belangrijke rol (Patrick et al., 2007). Meer behoeftebevrediging leidt namelijk tot allerlei
positieve relatie-uitkomsten (Agnew & Vanderdrift, 2012), waar later nog uitgebreider zal
worden op ingegaan. Wanneer het vervolgens gaat over de frustratie van behoeften geldt de
omgekeerde situatie. Het is namelijk zo dat frustratie van de behoeften zal resulteren in
negatieve uitkomsten, zoals minder zelfcontrole (Knee & Neighbors, 2002; Schüler & Kuster,
2011; Williams, Niemiec, Patrick, Ryan, & Deci, 2009), meer externaliserende problemen
(Vansteenkiste & Ryan, 2013) en minder energie (Moller, Deci, & Ryan, 2006).
Om de effecten van behoeftefrustratie nauwkeurig te bekijken is het belangrijk om een
onderscheid te maken tussen een gebrek aan de ervaring van behoeftebevrediging enerzijds en
de frustratie van behoeften anderzijds. Terwijl het ervaren van behoeftefrustratie enorm
schadelijk kan zijn, is een gebrek aan bevrediging vaak minder sterk verbonden met
disfunctioneren (Bartholomew, Ntourmanis, Ryan, Bosch, & Thøgersen-Ntoumani, 2011). Zo zal
een persoon die een tekort aan verbondenheid met de omgeving ervaart (lage
3
behoeftebevrediging) zich minder slecht voelen dan een persoon die actief wordt uitgesloten
door de omgeving (behoeftefrustratie). Terwijl mensen die behoeftebevrediging ervaren vaak
een veerkracht opbouwen tegen negatieve ervaringen (Vansteenkiste & Ryan, 2013), komen
mensen die behoeftefrustratie beleven vaak terecht in een negatieve spiraal. Deze onstaat
doordat ze alternatieve manieren ontwikkelen om te compenseren voor de behoeftefrustratie.
Die gedragingen zijn vaak defensief, zoals het loslaten van zelfcontrole, het ontwikkelen van
rigide gedragspatronen, oppositionele opstandigheid (Bartholomew et al., 2011) en het
nastreven van extrinsieke doelen zoals rijkdom, populariteit of schoonheid (Kasser & Ryan,
1996).
De basisbehoeften die volgens de ZDT cruciaal zijn, voor zowel individuen als relaties, en hier
verder besproken zullen worden, zijn competentie, verbondenheid en autonomie
(Vansteenkiste & Ryan, 2013). Competentie is de nood om zich bekwaam te voelen, het gevoel
hebben dat je goed bent in wat je doet. Men wil effectief zijn in het ondernemen van pogingen
en vooropgestelde doelen kunnen bereiken (Patrick et al., 2007). Deze behoefte is gefrustreerd
wanneer gevoelens van falen en onbekwaamheid opdagen (Vansteenkiste, Niemiec, &
Soenens, 2010). Toegepast op vlak van relaties zal het stellen van duidelijke, realistische
verwachtingen ten opzichte van elkaar leiden tot bevrediging van deze behoefte (La Guardia &
Patrick, 2008). Autonomie is de nood om zich vrij te voelen in eigen acties en keuzes. Men wil
zelf beslissingen kunnen maken op basis van wat men als waardevol of interessant ervaart.
Wanneer mensen zich gedwongen voelen om iets te doen, dan is deze behoefte gefrustreerd of
niet ondersteund (Deci & Vansteenkiste, 2004). De druk die ze daardoor voelen kan komen
vanuit de omgeving, maar kan ook zelfopgelegd zijn (Deci & Ryan, 1985). Deze behoefte mag
wel niet verward worden met onafhankelijkheid o.a. omdat van autonomie aangetoond is dat
het leidt tot beter persoonlijk en relationeel welzijn, maar van onafhankelijkheid niet (Van
Petegem, Beyers, Vansteenkiste, & Soenens, 2012). In romantische relaties zal deze behoefte
bevredigd worden wanneer partners elkaars interesses, perspectieven en beslissingen
proberen te begrijpen (La Guardia & Patrick, 2008). Als derde en laatste heb je de nood aan
verbondenheid. Men wil de warmte en betrokkenheid van anderen voelen, het gevoel hebben
dat men ergens bijhoort. Graag zien en gezien worden is een inherent streven van mensen wat
zich uit in het leggen van diepgaande connecties met betekenisvolle anderen (Deci &
Vansteenkiste, 2004). Partners die interesse tonen en zorg dragen voor elkaar, zeggen dat ze
van elkaar houden en dat de ander belangrijk voor hen is, leidt tot het wederzijds
ondersteunen van elkaars behoefte aan verbondenheid (La Guardia & Patrick, 2008). Deze
4
behoefte is gefrustreerd wanneer relationele spanningen en gevoelens van eenzaamheid de
bovenhand krijgen (Chen, Vansteenkiste, & Byers, 2012).
ZDT stelt dus dat de bevrediging van elk van deze drie behoeften noodzakelijk is voor een
optimaal functioneren en welzijn. Als gevolg van die conclusie kan men zich afvragen of elk van
deze behoeften ook even sterk doorweegt in hun invloed op het welzijn. Het is in ieder geval zo
dat ze elk een verschillende rol spelen. Onderzoek naar partnerrelaties heeft al uitgewezen dat
de bevrediging van zowel de behoefte aan competentie als autonomie sterker bijdraagt aan
het zelfvertrouwen dan verbondenheid. Meer verbondenheid in de relatie is dan weer een
sterkere predictor van positief affect, hechting, en relationele tevredenheid (Patrick et al.,
2007). Alles bekeken lijkt verbondenheid de sterkste unieke predictor te zijn van zowel relatie-
als welzijnsuitkomsten (Patrick et al., 2007). Het gaat bij deze behoeften ook niet enkel over de
mate waarin een individu de bevrediging ervan ervaart. Ook de perceptie van diegene die de
behoeftes helpt te ondersteunen, speelt een rol. Zo zal het geven van die ondersteuning ook
een positieve impact hebben op de relatie (Deci, La Guardia, Moller, Scheiner, & Ryan, 2006).
Dit is hoofdzakelijk het geval bij de behoefte aan verbondenheid, voor autonomie en
competentie zijn vooral de percepties van het individu zelf, en minder die van de partner van
belang (Patrick et al., 2007).
Het is zo dat relatieonderzoek vaak hoofdzakelijk kijkt naar hoe individuele
persoonlijkheidsfactoren en/of situationele factoren inwerken op belangrijke relationele
processen (La Guardia & Patrick, 2008). De bijdrage die de ZDT kan leveren is dat het een kader
biedt voor het begrijpen van zowel persoonlijkheid als context (La Guardia & Patrick, 2008). Die
context kan zowel een positieve als negatieve invloed uitoefenen op de psychologische
ontwikkeling van een individu. De ZDT hanteert m.a.w. een dialectische visie, er is interactie
tussen een individu en zijn sociale omgeving (Deci & Vansteenkiste, 2004). Buiten een
dialectische visie, heeft de ZDT ook een organismische opvatting. Dit wil zeggen dat mensen,
zowel op intra- als interpersoonlijk vlak, een meer coherente vorm van functioneren
ontwikkelen. Op die manier worden interesses, preferenties, waarden en persoonlijke
contacten geïntegreerd en in balans gebracht (Ryan, 1995).
5
Relationele Tevredenheid
Relatietevredenheid kan men definiëren als ‘hoe gelukkig individuen zijn met verschillende
facetten van hun relatie zoals intimiteit, conflict en gelijkheid’ (Amato, Booth, Johnson, &
Rogers, 2007). Het is een begrip dat vaak gelinkt wordt aan het bredere concept relatiekwaliteit
(Shafer, Jensen, & Larson, 2014). De definitie verwijst naar hoe gelukkig iemand is,
relatietevredenheid is dus niet enkel te karakteriseren door de afwezigheid van
ontevredenheid, zoals in vroegere literatuur wel vaak gedacht werd (Bradbury, Fincham, &
Beach, 2000). Factoren die bijdragen aan tevredenheid in relaties zijn dus niet simpelweg het
tegenovergestelde van diegene die leiden tot ontevredenheid (Bradbury et al., 2000) en
kunnen beter gekarakteriseerd worden als twee aparte, maar wel gerelateerde dimensies
(Fincham, Beach, & Kemp-Fincham, 1997).
Relatietevredenheid is ook geen statisch concept, het varieert en evolueert doorheen
de tijd (Glenn, 1998). Vroeger dacht men dat relatietevredenheid een curvilineair verloop had,
wat visueel voor te stellen is als een omgekeerde U (Rollins & Feldman, 1970). Dit betekent dus
dat men veronderstelde dat relatietevredenheid relatief sterk daalde doorheen de eerste jaren
van de relatie en later opnieuw een stijging kende. Later onderzoek vond meer ondersteuning
voor een lineaire daling, waarbij de daling minder sterk wordt met de tijd (Glenn, 1998; Karney
& Bradbury, 1995; Karney & Bradbury, 1997).
Aangezien relatietevredenheid belangrijk is voor het behoud van relaties (Murray,
Holmes, Griffin, & Derrick, 2015), is er al veel onderzoek gedaan naar mogelijke voorspellers
van relationele tevredenheid. Om een meer gestructureerd overzicht te bieden kan er een
onderscheid gemaakt worden tussen predictoren op intra- en interpersoonlijk niveau. Enkele
predictoren op intrapersoonlijk niveau zijn: de mate waarin men zich aangetrokken voelt tot de
partner (Mark & Herbenick, 2013), overtuigingen die men heeft over het huwelijk (Willoughby,
2014), de mate van dankbaarheid tegenover de partner (Gordon, Oveis, Impett, Kogan, &
Keltner, 2012), het vermogen om fouten te vergeven (Braithwaite, Selby, & Fincham, 2011) en
optimisme van het individu (Murray, Griffin, Derrick, Harris, Aloni, & Leder, 2010; Strivastava,
Richards, McGonigal, Butler, & Gross, 2006). De interpersoonlijke factoren houden verband
met de onderlinge relatie tussen de partners en hun interacties. Enkele predictoren op
interpersoonlijk niveau die van belang zijn voor relationele tevredenheid zijn: communicatie
(Olson & DeFrain, 2000), conflictstijl (Cramer, 2000) en hechting (Butzer & Campbell, 2008).
Buiten de invloed die partners op elkaar uitoefenen, speelt ook de omgeving een rol. Het
hebben van kinderen zal de tevredenheid doen dalen, ook al neemt de stabiliteit toe (Waite &
6
Lilliard, 1991) en ook stressoren zoals financiële problemen of moeilijkheden op het werk
kunnen een negatieve invloed hebben op de relatietevredenheid. Het is wel zo dat, in
tegenstelling tot wat vaak gedacht werd, traumatische gebeurtenissen en moeilijke situaties
niet steeds een daling van de relatietevredenheid teweegbrengen. Het kan ook leiden tot de
vorming van sterkere banden en meer adaptatie (Bradbury et al., 2000).
Geluk
Veel van de literatuur over geluk wordt nog steeds beïnvloed door twee stromingen uit de
filosofie namelijk hedonia en eudaimonia, die teruggaat op Aristoteles. In onderzoek naar geluk
wordt vaak gefocust op slechts één van beide begrippen, voornamelijk omdat ze aanzien
worden als schijnbaar verschillende conceptualisaties van geluk (Delle Fave, Drdar, Freire, Vella-
Brodrick, & Wissing, 2011), maar die visie wordt steeds meer bekritiseerd (Waterman, 2008).
Ze hoeven namelijk niet beschouwd te worden als twee verschillende types van geluk, maar
eerder als perspectieven met een verschillend doel (Ryan, Huta, & Deci, 2008) en elk met hun
eigen significante bijdrage aan geluk (Vella-Brodrick, Park, & Peterson, 2009). Terwijl hedonia
meer focust op de uitkomsten van geluk, zoals het ervaren van plezier, ligt bij eudaimonia de
nadruk op de inhoud en processen van geluk (Ryan et al., 2008). De hedonistische kijk op geluk
omvat voornamelijk positieve emoties en levenstevredenheid (Pavot & Diener, 2008).
Levenstevredenheid wordt gedefinieerd als ‘een individu zijn cognitieve waardering van de
positiviteit in z’n leven, gebaseerd op eigen maatstaven’ (Shin & Johnson, 1978). Zowel de term
geluk als levenstevredenheid worden gebruikt om positief psychologisch functioneren aan te
duiden (Ryff, 1989). Als gevolg daarvan worden beide concepten vaak door elkaar gebruikt
(Delle Fave et al., 2011; Zhuravlev & Yurevich, 2014). In de literatuur zie je dit ook terug
aangezien er in titels vaak gesproken wordt over geluk en verder doorheen het artikel wordt
dan meestal (levens)tevredenheid gebruikt als term (Murray et al., 2010; Dyrdal, Roysamb,
Nes, & Vitterso, 2011). Met betrekking tot de definiëring van geluk, lijken positieve emoties
(hedonia) alvast een cruciaal element te zijn. Het begrip eudaimonia omvat een individueel en
sociaal niveau. Betekenis, zelf-actualisatie en persoonlijke groei maken deel uit van het eerste
niveau (Ryff, 1989). Betrokkenheid in sociaal gedeelde doelen en waarden behoren tot het
tweede niveau (Massimini & Delle Fave, 2000). Deze doelen verschillen naargelang de cultuur
(Grouzet et al., 2005), en ook het begrip geluk heeft niet in elke cultuur dezelfde betekenis
(Argyle, 2003). Uit onderzoek is wel gebleken dat familie en sociale relaties, net als een balans
7
vinden in het leven, over verschillende landen heen een grote rol spelen in de zoektocht naar
geluk (Delle Fave et al., 2011). Plezier en positieve emoties, zoals beschreven in de
hedonistische stroming, zijn ook uiterst belangrijke ervaringen in een mensenleven (King,
Hicks, Krull, & Del Gaiso, 2006). Toch dragen de componenten van eudaimonia meer bij aan het
algemene geluk (Delle Fave et al., 2011). Een avond uitgaan, dansen, en drinken (hedonistisch
doel) zal dus vaak wel leiden tot tijdelijke positieve emoties, maar het behalen van een diploma
(eudaimonisch doel) zal ook op lange termijn voordelen met zich meebrengen. Het is zelfs zo
dat wie zich enkel focust op het bereiken van hedonistische uitkomsten, vaak terechtkomt in
een leven zonder betekenis (Delle Fave et al., 2011). Het proberen bereiken van eudaimonische
doelen leidt daarentegen niet alleen tot een meer compleet en betekenisvol leven, maar ook
tot meer stabiele en langdurige positieve emoties (Ryan et al., 2008). Je kan met andere
woorden hedonia bereiken aan de hand van een eudaimonisch leven, maar dit verband geldt
alvast niet in de omgekeerde richting.
Andere predictoren van geluk zijn o.a. zelfcontrole (Hofmann, Luhmann, Fisher, Vohs, &
Baumeister, 2014), inkomen (Zhuravlev & Yurevich, 2014), intelligentie (Kanazawa, 2014) en het
hebben van een goede relatie (Dyrdal, et al., 2011). Wat ook in belangrijke mate bijdraagt tot
geluk is de genetica. Iemands geluk is namelijk voor 35-50 procent genetisch bepaald (Farhud,
Malmir, & Khanahmadi, 2014). Dit heeft op zijn beurt een aanzienlijke invloed op de stabiliteit
van geluk. Zo vond men bij tweelingen een correlatie van .50 tussen geluk gemeten op 20-
jarige en 30-jarige leeftijd (Lykken & Tellegen, 1996). Deels als gevolg daarvan is het ook zo dat
mensen een bepaald basisniveau hebben van geluk waar ze na zowel positieve als negatieve
life-events naar terugkeren (Diener, Lucas, & Scollon, 2006). Ze kwamen tot deze conclusie naar
aanleiding van onderzoek waaruit bleek dat, gemiddeld gezien, de levenstevredenheid van
mensen die de lotto wonnen niet verschillend was van die van mensen die een auto-ongeluk
hadden (Brickman, Coates, & Janoff-Bulman, 1978). Alhoewel er heel wat ondersteuning is
voor de stabiliteit van geluk, zijn er wel bepaalde levensgebeurtenissen die permanente
veranderingen kunnen aanbrengen in het basisniveau, waaronder het doormaken van een
scheiding (Lucas, 2005). Deze verandering kan ook in de positieve richting gebeuren. Alhoewel
het nastreven van hedonistische doelen enkel tijdelijke voordelen met zich meebrengt, kunnen
eudaimonische activiteiten het baseline niveau van geluk definitief verhogen (Ryan et al.,
2008).
8
Het Verband Tussen Behoeftebevrediging/Frustratie en Relationele Tevredenheid
Er zijn een heel aantal positieve relatie-uitkomsten verbonden aan behoeftebevrediging
(VanderDrift & Agnew, 2012). Zo kan behoeftebevrediging leiden tot meer toewijding aan de
relatie (Drigotas & Rusbult, 1992), meer emotioneel steunen op de partner (Ryan, La Guardia,
Solky-Butzel, Chirkov, & Kim, 2005) en meer veilige hechting binnen de relatie (La Guardia,
Ryan, Couchman & Deci, 2000). Verder zal het ook leiden tot een hogere kwaliteit van de
relatie (Rodriguez, Hadden, & Knee, 2015) en meer relationele tevredenenheid (Patrick et al.,
2007). Het is zelfs zo dat de bevrediging van behoeftes in een relatie een directe impact heeft
op de beslissing om al dan niet in de relatie te blijven (VanderDrift & Agnew, 2012).
Aangezien ook de percepties van de partner kunnen beïnvloeden hoe men zichzelf in
de relatie voelt, is de meest ideale situatie diegene waarin beide partners het gevoel hebben
dat er aandacht is voor hun noden en verlangens (Patrick et al., 2007). Een situatie waarin
beide partners hoge behoeftebevrediging ervaren, is vooral van belang als het gaat over de
behoefte aan verbondenheid (Hadden, Smith, & Knee, 2014). Partners zullen namelijk meer
relatietevredenheid ervaren wanneer ze ook beiden meer verbondenheid voelen (Hadden et
al., 2013). Verbondenheid heeft m.a.w. niet enkel positieve gevolgen voor de eigen ervaring
van relatietevredenheid, het heeft ook een significante impact op de relatietevredenheid van
de partner (La Guardia, 2007). Het is dan ook niet verwonderlijk dat verbondenheid de
belangrijkste rol speelt bij relationeel functioneren. Tot slot zal deze behoefte ook het meest
bijdragen aan relationele tevredenheid (Patrick et al., 2007). Dit wil echter niet zeggen dat
autonomie en competentie geen beduidende rol spelen in het voorspellen van relationele
tevredenheid. Autonomie in de relatie is namelijk gerelateerd aan meer adaptieve
gedragingen, een betere samenwerking en ook meer relationele tevredenheid (Blais, Sabourin,
Boucher, & Vallerand, 1990). Gevoelens van competentie leiden ook tot meer adaptieve
reacties, meer relationele tevredenheid en uiteindelijk succesvollere relaties (Riggio, Weiser,
Valenzuela, Lui, & Heuer, 2015).
Het is ondertussen wel duidelijk dat er een enorme variëteit is aan onderzoek over het
verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid. Als men echter kijkt naar de link
tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid is er geen literatuur terug te vinden. Het lijkt
erop dat deze onderzoekslijn nog volledig onbevraagd is. Dit zou voornamelijk te wijten kunnen
zijn aan het feit dat nog maar recent het onderscheid is gemaakt tussen lage
behoeftebevrediging en –frustratie (Bartholomew et al., 2011).
9
Het Verband Tussen Behoeftebevrediging/Frustratie en Geluk
Zoals hiervoor al vermeld werd, brengt de bevrediging van de behoeften autonomie,
competentie en verbondenheid een groot aantal voordelen met zich mee. Die voordelen
hebben betrekking op zowel het relationele als individuele welzijn (Patrick et al., 2007).
Daarom focust deze scriptie naast een relationele uitkomst ook op een uitkomst op individueel
niveau: geluk. Het is reeds aangetoond dat behoeftebevrediging leidt tot het ervaren van meer
geluk (Ryan et al., 2008). Het was Maslow die zelfs in 1954 al aangaf dat behoeftebevrediging
essentieel is voor geluk. Behoeftebevrediging is positief gerelateerd aan elke component van
geluk, zowel aan de eudaimonische als de hedonistische dimensie. Zo vindt men voor het
hedonistische aspect terug dat meer behoeftebevrediging leidt tot meer positief affect (Reis,
Sheldon, Gable, Roscoe, & Ryan, 2000) en meer levenstevredenheid (Deci et al., 2001). Ook de
aspecten van eudaimonia helpen behoeftebevrediging positief te ondersteunen (Ryan et al.,
2008). Bevrediging van de basisbehoeften vormt namelijk de fundering voor persoonlijke groei
(Deci & Ryan, 2000) en dat is op zijn beurt een belangrijk element van eudaimonia (Ryff, 1989).
Ook het reflecteren over een betekenisvol leven en daarnaar streven draagt bij tot een hoger
eudaimonisch welzijn, wat opnieuw bevorderd wordt door behoeftebevrediging (Ryan et al.,
2008). Naast deze bevindingen op individueel niveau is er geen directe evidentie voor de link
tussen behoeftebevrediging en het sociale niveau van eudaimonia. Er zijn wel indirecte
aanwijzingen voor dit verband, aangezien zowel behoeftebevrediging als relationele connecties
van prominent belang zijn voor geluk (Delle Fave et al., 2011; Ryan et al., 2008). Het verband
tussen behoeftebevrediging en geluk is, buiten dagelijkse metingen, ook terug te vinden via
uurlijkse metingen. Stijgingen, uur per uur gemeten, in autonomie en verbondenheid gaan
namelijk samen met stijgingen in geluk en dalingen in stress. Voor competentie ligt dit anders
aangezien stijgingen in competentie, op korte termijn, geassocieerd worden met dalingen in
geluk en stijgingen in stress (Howell, Chenot, Hill, & Howell, 2011). Behoeftebevrediging hangt
verder niet enkel samen met meer geluk en positieve emoties, maar heeft ook een omgekeerd
verband met negatieve emoties (Howell et al., 2011). Deze bevinding is van belang vermits de
hedonistische traditie geluk niet enkel definieert als de aanwezigheid van positieve emoties,
maar ook als de afwezigheid van negatieve emoties (Kahneman, Diener, & Schwarz, 1999).
Er werd eerder al aangehaald dat verbondenheid de sterkste voorspeller is voor relatie
gerelateerde uitkomsten zoals relatiekwaliteit, -tevredenheid en hechting (Patrick et al., 2007).
Met betrekking tot geluk bestaat er literatuur die de behoefte aan autonomie en competentie
voorop stellen als belangrijkste voorspellers (Reis et al., 2000). De reden waarom de
10
importantie van de verschillende behoeften verschuift is mogelijks omdat het type uitkomst
(geluk vs relatietevredenheid) en de context waarin de beoordeling van de behoeften gebeurt
(romantische relatie vs dagelijkse leven), beiden een beduidende rol spelen (Sheldon & Tan,
2007). Geluk is namelijk een meer individuele uitkomst dan relatietevredenheid, en wordt niet
enkel bepaald in de context van de partnerrelatie, maar ook in het dagelijkse leven (Demir &
Davidson, 2013). Hierbij moet wel benadrukt worden dat verbondenheid, met betrekking tot
geluk, zeker zijn waarde als voorspeller niet verliest. Verbondenheid blijft een zeer significante
positieve samenhang vertonen met geluk en aanverwanten (Howell et al., 2011).
Tot slot is er nog de link tussen behoeftefrustratie en geluk. Alhoewel er geen directe
literatuur is terug te vinden over dit verband, is er wel voldoende onderzoek ter beschikking
over de relatie tussen behoeftefrustratie en (een gebrek aan) welzijn. Aangezien geluk en
welzijn vaak als verwisselbare termen gebruikt worden (Seligman, 2011), kan deze literatuur
een indicatie vormen voor het verband tussen behoeftefrustratie en geluk. Zo is
behoeftefrustratie positief gecorreleerd met een tekort aan welzijn (Bartholomew et al., 2011),
meer depressieve symptomen (Soenens et al., 2008), en een aanwakkering van
kwetsbaarheden (Unanue, Dittmar, Vignoles, & Vansteenkiste, 2014). De compensatoire
gedragingen, die vaak het gevolg zijn van behoeftefrustratie, leiden ook tot meer
vermoeidheid, minder vitaliteit en een slechtere gezondheid (Bartholomew et al., 2011).
Geluk en Relationele Tevredenheid Als Moderatoren
Aansluitend op de bespreking van vorige verbanden, is een logische stap om ook na te gaan
hoe behoeften, geluk en relationele tevredenheid zich tot elkaar verhouden. Om alles
overzichtelijk te houden is het beter om eerst te kijken naar het verband tussen geluk en
relationele tevredenheid op zich, vermits dit verband nog niet aan bod is gekomen. In het licht
van een vorige opmerking over de inwisselbaarheid van de termen geluk en welzijn, kan men
bij deze vermelden dat de kwaliteit van iemands romantische relatie een van de sterkste
voorspellers van subjectief welzijn is (Heller, Watson, & Ilies, 2004). Dit duidt erop dat er een
link is tussen relatietevredenheid en geluk, waarschijnlijk voortvloeiend uit het feit dat
romantische relaties mogelijks het meeste invloed hebben op iemands leven en welzijn
(Slotter, Duffy, & Gardner, 2014). Het is zelfs zo dat longitudinale data aantoonden dat
veranderingen in relaties samengaan met veranderingen in welzijn (Gere & Schimmack, 2013).
Buiten onderzoek omtrent welzijn, is er ook literatuur rond de twee aspecten van hedonia,
11
zijnde levenstevredenheid en positief affect. Het lijkt zo te zijn dat relatietevredenheid niet
enkel positieve effecten heeft op welzijn, maar ook op de meer hedonistische aspecten van
geluk. Zo vond men dat relationele tevredenheid positief geassocieerd is met positief affect
(Stanton et al., 2014). De biologische responsen die op hun beurt gepaard gaan met positief
affect, zoals stijgende glucoselevels, zorgen ook voor een bescherming tegen ziektes (Loving &
Wright, 2012), depressie en angst (Traupmann & Hatfield, 1981). Voor levenstevredenheid is er
ook evidentie dat relatietevredenheid er een positief effect op uitoefent (Lance, Mallard, &
Michalos, 1995). Samengevat, relatietevredenheid blijkt dus een zeer significante positieve
invloed op geluk uit te oefenen.
Men kan zich vervolgens afvragen of dit verband ook in de omgekeerde richting geldt.
En inderdaad Headey, Veenhoven en Wearing (1991) vonden reeds dat er een bidirectioneel
verband is tussen relatietevredenheid en geluk. Het is zelfs zo dat de sterkte van dit
bidirectioneel verband vergroot naarmate men ouder wordt (Dyrdal et al., 2011). De
bevestiging hiervan impliceert logischerwijs dat ook geluk een invloed heeft op
relatietevredenheid. Veranderingen in levenstevredenheid gaan zelfs systematisch samen met
wisselingen in relatietevredenheid (Heller, Watson, & Ilies, 2006). Er is dus voldoende evidentie
om te besluiten dat ook geluk een impact heeft op relatietevredenheid. Dan rest enkel nog de
vraag in welke richting dit bidirectioneel verband het sterkst is. De literatuur hieromtrent geeft
als antwoord dat relatietevredenheid belangrijker is voor het algemene en toekomstig welzijn
dan welzijn is voor latere relatietevredenheid (Dyrdal et al., 2011). Een goede en sterke relatie
opbouwen, en in staat zijn deze te behouden, blijkt dus van doorslaggevend belang te zijn voor
een gelukkig leven.
Aangezien geluk en relationele tevredenheid gerelateerd blijken te zijn aan elkaar, kan
het interessant zijn om de rol van elk concept binnen het andere concept z’n relatie met
behoeften na te gaan. Onderzoek dat de drie concepten rechtstreeks met elkaar in verband
brengt is echter niet voorhanden. Als volgende optie kan men overgaan naar de rol die geluk
binnen andere verbanden kan spelen. Het interactie-effect dat geluk kan teweegbrengen, heeft
steeds een positieve invloed. Zo zorgt een hoger niveau van geluk ervoor dat de relatie tussen
chronische medische problemen en angst, negatief wordt (Hirsch, Duberstein, & Unützer,
2009). Aangezien de literatuur omtrent geluk als moderator zeer gelimiteerd is, kan men ook
breder kijken naar de afzonderlijke componenten van geluk, zoals welzijn, positief affect en
levenstevredenheid. Zo zal een hoge rating op levenstevredenheid ervoor zorgen dat het
verband tussen stressvolle levensgebeurtenissen en de ontwikkeling van externaliserende
12
problemen teniet wordt gedaan (Suldo & Huebner, 2004). Welzijn maakt de relatie tussen de
intensiteit van een event en het vertellen daarover sterker. Dit heeft opnieuw positieve
gevolgen omdat het vertellen over die gebeurtenissen tegen de sociale omgeving ervoor zorgt
dat men minder depressie, meer welzijn en meer levenstevredenheid ervaart (Ryan & Kahn,
2015). Het lijkt vrij duidelijk dat geluk en aanverwanten positieve verbanden sterker maken en
negatieve verbanden verzwakken. Een onderzoek die deze bevinding ook ondersteunt is die
van Reis et al. (2000). Daaruit blijkt dat het verband tussen dagelijkse behoeftebevrediging en
dagelijks welzijn versterkt wordt wanneer men in het algemeen hogere niveaus heeft van
welzijn. M.a.w. wie al start met een hoog niveau van welzijn, zal nog grotere positieve effecten
ervaren van dagelijkse behoeftebevrediging.
Ook relatietevredenheid brengt gunstige resultaten met zich mee. De enigste studie die
relatietevredenheid onderzocht als moderator is die van Wang, Xing, & Zhao (2014). Daaruit
blijkt dat relatietevredenheid een bufferend effect heeft op de transmissie van fysieke straffen
van de ene op de andere generatie. Aangezien net zoals bij geluk de literatuur hier zeer
beperkt is, kan men opnieuw de blik verruimen naar aansluitende concepten om toch een
beter beeld te krijgen van wat relationele tevredenheid kan teweegbrengen als moderator. De
kwaliteit van de relatie, en dan vooral het hebben van minder relationele onenigheid, zorgt
ervoor dat het hebben van een fysieke beperking minder leidt tot depressieve gevoelens
(Bookwala & Franks, 2005). Verder is er ook nog onderzoek naar tevredenheid die koppels
ervaren met de steun die ze krijgen van hun partner. Aangezien dit een belangrijke component
is van relatietevredenheid (Pasch, Bradbury, & Sullivan, 1997), is ook dit onderdeel relevant
voor het onderwerp. Zowel de relatie tussen conflict en negatief affect, als de relatie tussen
stress en welzijn, wordt gemodereerd door de tevredenheid met steun van de partner (Heffner,
Kiecolt-Glaser, Loving, Glaser, & Malarkey, 2004; Burke & Weir, 1997). Dit interactie-effect zorgt
ervoor dat conflict in mindere mate leidt tot negatief affect en dat stress het welzijn niet
schaadt.
Conclusie en Hypothesen
We kunnen concluderen dat, alhoewel er al heel wat literatuur is omtrent de concepten in deze
scriptie, er ook nog een aantal leemtes zijn. De literatuur omtrent behoeftefrustratie is nog
zeer beperkt. In dit onderzoek zal eerst gekeken worden of de bevindingen omtrent
behoeftebevrediging gerepliceerd kunnen worden, om dan over te gaan tot behoeftefrustratie.
13
Verder zijn de meeste onderdelen van geluk op zich wel onderzocht, maar is er nog een gebrek
aan onderzoek naar geluk als omvattend concept. Ook zijn de concepten behoeften, relationele
tevredenheid en geluk nog nooit allemaal tegelijk met elkaar in verband gebracht.
De essentie van deze thesis is om te kijken hoe behoeftevrediging en -frustratie, geluk en
relatietevredenheid zich tot elkaar verhouden. Behoeftebevrediging heeft zich in de literatuur
al vaak bewezen als voorspeller van positieve uitkomsten (Vansteenkiste & Ryan, 2013),
waaronder ook geluk (Ryan et al., 2008) en relationele tevredenheid (Patrick et al., 2007).
Patrick et al. (2007) vonden ook dat verbondenheid de sterkste voorspeller is van
relatietevredenheid. Voor het voorspellen van geluk kwamen autonomie en competentie dan
weer naar voor als meest significante voorspellers (Sheldon & Tan, 2007). Deze bevindingen
zijn steeds relatief ten opzichte van de andere behoeften en sluiten het belang van de overige
niet uit. Als gevolg daarvan kan men deze hypothesen vooropstellen:
1) a. Er wordt verwacht dat hoe meer de drie behoeften bevredigd zijn, hoe hoger de
relationele tevredenheid zal zijn.
+
Figuur 1. Hypothese 1a. Verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid.
b. Er wordt verwacht dat verbondheid de sterkste voorspeller zal zijn van relationele
tevredenheid, relatief ten opzichte van autonomie en competentie.
2) a. Er wordt verwacht dat hoe meer de drie behoeften bevredigd zijn, hoe gelukkiger
iemand zich zal voelen.
+
Figuur 2. Hypothese 2a. Verband tussen behoeftebevrediging en geluk.
b. Er wordt verwacht dat competentie en/of autonomie de sterkste voorspeller(s)
zal/zullen zijn, relatief ten opzichte van verbondenheid.
Behoeftebevrediging Relatietevredenheid
Behoeftebevrediging Geluk
14
Behoeftefrustratie is dan weer gekend als voorspeller van negatieve uitkomsten (Vansteenkiste
& Ryan, 2013). Onderzoek omtrent het verband tussen behoeftefrustratie en
relatietevredenheid is echter niet voorhanden. Men kan (de aard van) dit verband wel
voorspellen aan de hand van de relatie die behoeftefrustratie algemeen heeft met negatieve
uitkomsten. En alhoewel de exacte link met geluk ook niet gekend is, is de negatieve relatie
met welzijn wel duidelijk gedocumenteerd (Bartholomew et al., 2011).
3) Er wordt verwacht dat hoe meer de 3 behoeften gefrustreerd zijn, hoe lager de
relationele tevredenheid zal zijn.
_
Figuur 3. Hypothese 3. Verband tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid.
4) Er wordt verwacht dat hoe meer de 3 behoeften gefrustreerd zijn, hoe minder gelukkig
iemand zich zal voelen.
_
Figuur 4. Hypothese 4. Verband tussen behoeftefrustratie en geluk.
Vervolgens kan men ook interacties gaan bekijken. Aangezien de literatuur hier tekortschiet,
kan deze scriptie meer duiding geven omtrent geluk en relationele tevredenheid als
moderatoren. Uit voorgaand onderzoek weet men wel dat zowel geluk als relatietevredenheid
steevast een positieve invloed uitoefenen bij de verbanden waar ze op inspelen (Hirsch et al.,
2009; Bookwala & Franks, 2005). Daaruit kunnen we hypothetiseren dat:
Behoeftefrustratie Relatietevredenheid
Behoeftefrustratie Geluk
15
5) Er wordt verwacht dat geluk een modererende invloed heeft op het verband tussen
behoeftebevrediging en relatietevredenheid, en dat die moderatie het verband zal
versterken.
+
Figuur 5. Hypothese 5. Geluk als moderator van het verband tussen behoeftebevrediging en
relatietevredenheid.
6) Er wordt verwacht dat relatietevredenheid een modererende invloed heeft op het
verband tussen behoeftebevrediging en geluk, en dat die moderatie het verband zal
versterken.
+
Figuur 6. Hypothese 6. Relatietevredenheid als moderator van het verband tussen
behoeftebevrediging en geluk.
Behoeftebevrediging Relatietevredenheid
Geluk
Behoeftebevrediging Geluk
Relatietevredenheid
16
Methode
Steekproef
Onze steekproef omvat 100 (50%) mannen en 100 (50%) vrouwen. De gemiddelde leeftijd van
de mannelijke deelnemers bedroeg 37,3 jaar (SD = 14.88; range 19-76) en van de vrouwelijke
deelnemers 35,6 jaar (SD = 14.23; range 19-71). Mannen en vrouwen hadden gemiddeld
respectievelijk reeds 11,9 jaar (SD = 12.3; range 0-47) en 11,8 jaar (SD = 12.3; range 0-47) een
relatie. Het grootste deel van de mannen was getrouwd/samenwonend zonder kinderen (35%)
of getrouwd/samenwonend met inwonend(e) kind(eren) (33%). Verder was 16% in een relatie
maar niet getrouwd/samenwonend, 11% samenwonend/getrouwd met kind(eren) die niet
meer thuis woont/wonen en 5% nieuw samengestelde gezinnen. Van de vrouwelijke
deelnemers was eveneens het merendeel getrouwd/samenwonend zonder kinderen (40%) en
getrouwd/samenwonend met inwonend(e) kind(eren) (34%). Verder is 11%
getrouwd/samenwonend met kind(eren) die niet meer thuis woont/wonen, 10% in een relatie
maar niet getrouwd/samenwonend en 5% had een nieuw samengesteld gezin. Bij het
mannelijke gedeelte van de steekproef is 89% nog niet met hun partner uiteen geweest (breuk
of echtscheiding) en 11% wel, ook is 92% van de mannen nog nooit (wettelijk) gescheiden
geweest (van een ex-partner), en 8% wel. Bij de vrouwelijke deelnemers geeft 91% aan nog
nooit uiteen te zijn geweest met hun huidige partner (breuk of echtscheiding) en 9% geeft aan
wel al uiteen te zijn geweest. Het is ook zo dat 88% van deze groep nog nooit (wettelijk)
gescheiden is geweest, en 12% wel.
Wanneer men kijkt naar het hoogst behaalde diploma van het mannelijke gedeelte van de
steekproef, heeft het merendeel een diploma hoger secundair onderwijs (39%), gevolgd door
27% met een diploma hoger onderwijs 2-cycli, 20% met een diploma hoger onderwijs 1-cyclus
en 14% met een diploma lager secundair onderwijs. Voor het vrouwelijk gedeelte van de
steekproef ligt dit op 38% voor een diploma hoger onderwijs 1 cyclus, gevolgd door 36% met
een diploma hoger secundair onderwijs, 16% met een diploma hoger onderwijs 2-cycli, 9% met
een diploma lager secundair onderwijs en tot slot 1% met een diploma lager onderwijs. Voor
wat betreft de huidige beroepssituatie bij de mannen was 41% bediende, 17% arbeider, 15%
student, 8% gepensioneerd, 6% zelfstandig, 5% werkloos/werkzoekend, 5% midden kaderlid,
2% arbeidsongeschikt en 1% hoger kaderlid. De beroepstoestand voor de vrouwen ziet er als
volgt uit: 51% is bediende, 22% is student, 9% is arbeider, 6% is gepensioneerd, 4% is
17
zelfstandige, 3% is arbeidsongeschikt, 2% is werkloos/werkzoekend en tot slot is er nog 1
iemand huisvrouw (1%), 1 iemand midden - (1%), en 1 iemand hoger kaderlid (1%).
Tot slot werd er ook nog bevraagd of men al dan niet last had van psychiatrische problemen.
Voor wat betreft het mannelijke gedeelte van de steekproef gaf 95% aan hieromtrent geen
klachten te ervaren en 5% ervaarde dit wel. Bij het vrouwelijke gedeelte van de steekproef was
92% vrij van psychiatrische klachten en 8% niet.
Materiaal
Behoeftebevrediging/behoeftefrustratie. De Basic Psychological Need Satisfaction and
Frustration Scale (BPNSFS; Chen et al., 2015) wordt gebruikt om bevrediging en frustratie van
behoeften te meten. Voor onze studie werd de schaal aangepast voor intieme relaties. De
vragenlijst bevat 24 vragen en bestaat uit 3 subschalen die elk een verschillende behoefte
bevragen zijnde autonomie, competentie en verbondenheid. Elke subschaal bestaat uit 8
vragen, waarvan er 4 peilen naar de bevrediging van de behoefte en 4 naar de frustratie. De
scores van deze 3 subschalen kunnen zowel voor frustratie als bevrediging variëren tussen 4 en
20. Enkele voorbeelditems die de mate van bevrediging bevragen zijn “In de relatie met mijn
partner voel ik dat hij/zij om mij geeft” (verbondenheid), “In de relatie met mijn partner voel ik
dat mijn beslissingen weerspiegelen wat ik echt wil” (autonomie), “In de relatie met mijn
partner voel ik me bekwaam in wat ik doe” (competentie). Daartegenover staan de items die
de mate van frustratie nagaan: “In de relatie met mijn partner voel ik dat hij/zij afstandelijk is
tegen mij” (verbondenheid), “In de relatie met mijn partner voel ik me verplicht om te veel
dingen te doen” (autonomie), “In de relatie met mijn partner voel ik me onzeker over mijn
vaardigheden” (competentie). Aan de hand van een 5-punts Likert schaal moet elk item
beoordeeld worden gaande van “helemaal niet” (=1) tot “helemaal wel” (=5). De totaalscores
van behoeftebevrediging en -frustratie variëren van 12 tot 60. De BPNSFS is een gevalideerd
instrument in verschillende landen (Chen et al., 2015). In deze steekproef bedragen de
samengestelde betrouwbaarheidsscores van de bevredigingsitems en de omgekeerd gescoorde
frustratie-items .78, .83 en .80, achtereenvolgend voor autonomie, verbondenheid en
competentie. De betrouwbaarheid afzonderlijk bedraagt voor bevrediging .65, .78 en .62 en
voor frustratie .73, .71 en .73, opnieuw achtereenvolgend voor autonomie, verbondenheid en
competentie. Men kan opmerken dat twee van de scores onder de .70 vallen, maar dit is nog
18
binnen de aanvaardbare range, zeker gezien het beperkte aantal items per subschaal
(Loewenthal, 2004).
Relationele tevredenheid. Relationele tevredenheid werd in deze studie gemeten aan
de hand van de Quality of Marriage Index (QMI; Norton, 1983). De QMI exploreert de
relationele tevredenheid. Deze vragenlijst bestaat uit 5 vragen waaronder “Wij hebben een
goede relatie”, waarbij er op een 7-punts Likert schaal moet worden aangeduid of men
hiermee het “helemaal oneens” (=1) tot “helemaal eens” (=7) is. Er wordt ook nog één
algemene vraag gesteld namelijk “Hoe gelukkig bent u - alles in acht genomen - met uw
relatie?”, waarop je moet antwoorden aan de hand van een 10-punts schaal gaande van “zeer
ongelukkig” (=1) tot “perfect gelukkig” (=10). De totaalscore kan variëren van 6 tot 45, waarbij
een hogere score een aanduiding is van meer relationele tevredenheid. Voor deze steekproef
heeft het instrument een Cronbach’s alpha van .94, de 6 items zijn dus intern consistent
(Denton, Nakonezny & Burwell, 2010).
Geluk. Geluk wordt in deze studie gemeten aan de hand van de Subjective Happiness
Scale (SHS; Lyubomirsky & Lepper, 1999). Deze vragenlijst omvat 4 items die men aan de hand
van een 7-punts Likert schaal kan beantwoorden. Een voorbeelditem is “Over het algemeen
beschouw ik mijzelf als..” en dan kan je bij deze stelling aangeven of je een “niet zo’n gelukkig
persoon” (=1) tot “een heel gelukkig persoon” (=7) bent. De minimumscore is 7 en de
maximumscore is 28, waarbij hogere scores groter geluk reflecteren. Voor deze steekproef
heeft de vragenlijst een Cronbach’s alpha van .86.
Procedure
Koppels werden persoonlijk gerekruteerd door alle thesisstudenten. Voor de rekrutering
werden een aantal inclusie -en exclusiecriteria gehanteerd. Enkel Vlaamse heteroseksuele
koppels die getrouwd en/of samenwonend waren voor minstens 6 maanden en een
relatieduur van minstens 1 jaar hadden, mochten deelnemen. Koppels die niet voldeden aan
de inclusiecriteria, het Nederlands onvoldoende beheersten of een psychiatrische diagnose
hadden, mochten niet deelnemen aan de studie. De studie bestond uit 2 delen, een online
vragenlijstgedeelte en een observationeel gedeelte. Voor het vragenlijstgedeelte werd aan hen
19
gevraagd om thuis, via persoonlijke codes per individu, online vragenlijsten in te vullen. Deze
vragenlijsten peilden naar de relatie, het individu zelf en zijn welzijn. Ook werden hier enkele
demografische gegevens bevraagd. In de informatiebrief die ze meekregen werd vermeld dat
dit deel ongeveer 45 à 60 minuten in beslag zou nemen en het tweede gedeelte 2u30 à 3 uren.
Bij het observatiegedeelte konden de koppels kiezen voor een thuisafname of om zelf naar de
faculteit te komen. In het eerste deel van de afname moesten ze elk apart een conflicttopic
kiezen uit een lijst, waarna een van hun beide onderwerpen per toeval werd gekozen en ze
daarover 11 minuten mochten discussiëren. Dit werd gefilmd zonder de aanwezigheid van de
onderzoekers. Daaropvolgend werd hen gevraagd om, opnieuw elk apart, hun eigen filmpje te
bekijken en hierover enkele vragen te beantwoorden. In het laatste onderdeel werden de
koppels verzocht om te kijken naar een filmpje van een onbekend koppel, waarover ze opnieuw
enkele vragenlijsten moesten invullen. Er werd een vergoeding voorzien van 40 euro per
koppel, 20 euro na het voltooien van de vragenlijsten en 20 euro na het voltooien van het
observationeel gedeelte. Doorheen de volledige studie werd aan de deelnemers verzekerd dat
de data strikt vertrouwelijk verzameld, verwerkt en opgeslagen zou worden. Ook werd
regelmatig goedkeuring gevraagd aan de hand van een informed consent, zowel online als op
papier. De deelname aan de studie was uiteraard volledig vrijwillig en koppels konden die op
gelijk welk moment stopzetten. Het onderzoek verliep conform de ethische en
wetenschappelijke standaarden en is goedgekeurd door de ethische commissie van de Faculteit
Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.
20
Resultaten
Overzicht van de Analyses
Vooreerst worden descriptieve karakteristieken van de studievariabelen voorgesteld, waarbij
geslachtsverschillen worden bekeken aan de hand van gepaarde t-testen. Deze resultaten
worden aangevuld door de berekening van Pearson-correlaties tussen de uitkomstvariabelen.
Aansluitend worden de eerste vier hypothesen, waaronder ook de onderverdelingen
1a, 1b, 2a en 2b, bekeken en beantwoord aan de hand van meervoudige lineaire regressie.
Daaropvolgend komen ook de twee moderatorverbanden aan bod, zijnde hypothese 5 en 6,
die na een standaardisering van alle studievariabelen, ook geanalyseerd kunnen worden aan de
hand van meervoudige lineaire regressie.
Voor de analyse van al deze data wordt gebruik gemaakt van het statistisch
verwerkingsprogramma SPSS (versie 23).
Beschrijvende Statisitiek
Gemiddelden en standaarddeviaties. In Tabel 1 kan men de gemiddelden en
standaarddeviaties terugvinden van de studievariabelen, afzonderlijk voor mannen en
vrouwen. Geslachtsverschillen worden nagegaan aan de hand van gepaarde t-testen.
Uit de analyses kunnen we opmaken dat er slechts één resultaat is waaruit een
geslachtsverschil naar voor komt, zijnde dat vrouwen significant hoger scoren dan mannen op
vlak van autonomie bevrediging (t(1,99) = -2.16, p < .05). Relationele tevredenheid vervolgt de
resultaten wel met een marginaal significante uitkomst (t(1,99) = -1.69, p = .09), waaruit men
kan besluiten dat vrouwen ook ietwat hoger scoren op relatietevredenheid dan mannen.
Alhoewel er verder geen verschillen significant zijn, kunnen we aan de hand van de analyses
wel nog besluiten dat de scores voor zowel mannen als vrouwen vrij hoog liggen voor geluk,
relationele tevredenheid en behoeftebevrediging en vrij laag voor behoeftefrustratie.
21
Tabel 1.
Gemiddelden, standaarddeviaties en T-statistieken voor mannen en vrouwen voor geluk,
relationele tevredenheid,behoeftebevrediging en -frustratie van autonomie, verbondenheid en
competentie en behoeftebevrediging en –frustratie totaal.
Mannen (n = 100) Vrouwen (n = 100)
Variabelen M SD M SD t (1, 99)
Geluk 5.51 1.11 5.30 1.17 1.45
Relationele tevredenheid 39.20 5.88 40.14 4.80 1.69
Bevrediging autonomie 3.99 0.62 4.14 0.54 2.16*
Bevrediging verbondenheid 4.54 0.51 4.60 0.52 .95
Bevrediging competentie 4.05 0.57 4.06 0.58 .10
Bevrediging behoeften – totaal 4.19 0.48 4.26 0.43 1.41
Frustratie autonomie 1.93 0.70 1.83 0.71 1.17
Frustratie verbondenheid 1.38 0.52 1.33 0.46 .86
Frustratie competentie 1.81 0.70 1.83 0.77 -.20
Frustratie behoeften – totaal 1.71 0.53 1.66 0.51 .73
Noot: M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie; n = aantal deelnemers binnen de steekproef, t
= t-toetsstatistiek
*p < .05
Correlationele analyses. De correlaties tussen de variabelen worden gesepareerd
weergegeven voor mannen en vrouwen in Tabel 2.
In lijn met de verwachtingen zien we dat er steeds een positieve samenhang is tussen
de bevrediging van de behoeftes enerzijds en geluk en relatietevredenheid anderzijds, terwijl
deze correlaties negatief zijn als men kijkt naar de frustratie van de behoeftes. Uit de
correlaties wordt het ook duidelijk dat de samenhang van verbondenheid met
22
relatietevredenheid veel sterker is dan deze met geluk, dit voor zowel mannen als vrouwen
(resp. r = .62, p < .01 en r = .28, p < .01, voor vrouwen en resp. r = .68, p < .01 en r = .38, p < .01,
voor mannen). De samenhang van relatietevredenheid met verbondenheid is ook veel sterker
in vergelijking met autonomie (r = .45, p < .01 en r = .41, p < .01, resp. voor mannen en
vrouwen) en competentie (r = .38, p < .01 en r = .32, p < .01, resp. voor mannen en vrouwen).
We zien ook dat bij de correlatie met geluk, de sterkste samenhang bij vrouwen deze is met de
behoefte aan competentie (r = .47, p < .01), gevolgd door autonomie (r = .39, p < .01) en dan
pas met verbondenheid (r = .28, p < .01). Bij mannen ligt dit omgekeerd en is de sterkste
samenhang met geluk deze met de behoefte aan verbondenheid (r = .38, p < .01), gevolgd door
competentie (r = .36, p < .01) en dan pas autonomie (r = .32, p < .01). Verder is er ook een
positief verband terug te vinden tussen geluk en relatietevredenheid (r = .46, p < .01 en r = .43,
p < .01, resp. voor vrouwen en mannen). Tot slot zijn er nog twee correlaties ietwat minder
significant dan alle andere (p < .05), zijnde de twee negatieve verbanden tussen competentie
frustratie en relatietevredenheid bij vrouwen enerzijds (r = -.23, p < .05) en tussen
verbondenheid frustratie en geluk bij mannen anderzijds (r = -.24, p < .05). Alle andere
verbanden hebben een significantie van kleiner dan .01.
23
Tabel 2.
Pearson correlaties tussen relatietevredenheid, geluk, behoeftebevrediging en –frustratie van autonomie, competentie en verbondenheid en
behoeftebevrediging en –frustratie totaal, voor mannen (boven de diagonaal) en vrouwen (onder de diagonaal).
Variabelen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1. Relatietevredenheid .43** -.44** .45** -.37** .38** -.48** .68** -.52** .59**
2. Geluk .46** -.36** .32** -.32** .36** -.24* .38** -.38** .41**
3. Frustratie autonomie -.42** -.45** -.55** .46** -.40** .48** -.57** .81** .60**
4. Bevrediging autonomie .41** .39** -.49** -.56** .60** -.48** .60** -.65** .88**
5. Frustratie competentie -.23* -.40** .47** -.35** -.62** .60** -.51** .85** .66**
6. Bevrediging competentie .32** .47** -.51** .47** -.63** -.48** .53** -.61** .84**
7. Frustratie verbondenheid -.49** -.39** .41** -.36** .37** -.40** -.70** .81** .64**
8. Bevrediging verbondenheid .62** .28** -.26** .42** -.14 .38** -.53** -.71** .82**
9. Frustratie – totaal -.46** -.53** .82** -.51** .83** -.67** .68** -.35** .77**
10. Bevrediging – totaal .57** .49** -.54** .80** -.48** .80** -.54** .75** -.66**
Noot: **p < .01; *p < .05
24
Verklarende Statistiek: Toetsing van de Hypothesen en Onderzoeksvragen
Het verband tussen behoeftebevrediging en relationele tevredenheid. Om de eerste
hypothese te toetsen werd een meervoudige lineaire regressie uitgevoerd met
relatietevredenheid als afhankelijke variabele en de bevrediging van de behoeftes autonomie,
competentie en verbondenheid als onafhankelijke variabelen. Vooraleer de resultaten te
interpreteren, wordt gecontroleerd voor multicollineariteit tussen de predictoren aan de hand
van Variantie-Inflatie Factoren (VIF). De VIF-coëfficiënten variëren tussen 1.28 en 1.89 en tonen
hiermee aan dat er geen te sterke interafhankelijkheid is tussen de predictoren, wat als gevolg
heeft dat regressie statistisch verantwoord blijkt.
Uit de resultaten blijkt dat bevrediging van verbondenheid, zowel voor mannen (β =
.64, p < .001) als voor vrouwen (β = .54, p < .001), een significante voorspeller is van
relatietevredenheid. Een hogere bevrediging van de behoefte aan verbondenheid voorspelt
dus een hogere relatietevredenheid. Verder ziet men dat de bevrediging van competentie en
autonomie, zowel voor mannen (β = .01, p = .93; β = .06, p = .54) als voor vrouwen (β = .04, p =
.63; β = .16, p = .09), geen significante voorspellers zijn van relatietevredenheid. Een hogere
bevrediging van de behoefte aan competentie en aan autonomie voorspelt dus geen hogere
mate van relatietevredenheid.
Aan de hand van deze resultaten kan men besluiten dat hypothese 1a slechts partieel
bevestigd wordt, aangezien enkel de behoefte verbondenheid een significante voorspeller blijkt
te zijn van relatietevredenheid. Met betrekking tot hypothese 1b, die vooropstelde dat
verbondenheid de sterkste voorspeller zou zijn, kunnen we besluiten dat de analyses dit
bevestigen.
25
Tabel 3.
Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftebevrediging tot de predictie
van relationele tevredenheid
Mannen Vrouwen
Variabelen β t β t
Bevrediging verbondenheid .64 6.56*** .54 6.09***
Bevrediging autonomie .06 .61 .16 1.70
Bevrediging competentie .01 .09 .04 .48
R² = .46 R² = .41
F (3, 96) = 27.76*** F (3, 96) = 22.57***
Noot: β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek; R² = verklaarde variantie van
predictoren; F = F-statistiek
*** p < .001
Het verband tussen behoeftebevrediging en geluk. Om deze tweede hypothese te
toetsen kan men dezelfde methode gebruiken als bij hypothese één, zijnde meervoudige
lineaire regressie. Hierbij functioneert geluk nu als afhankelijke variabele en is de bevrediging
van de behoeftes autonomie, competentie en verbondenheid de onafhankelijke variabelen.
Ook hier wordt opnieuw gecontroleerd voor multicollineariteit tussen de predictoren. De VIF-
coëfficiënten variëren hier ook tussen 1.28 en 1.89, wat regressie opnieuw statistisch
verantwoord.
Uit de resultaten blijkt er slechts één significante voorspeller van geluk te zijn, namelijk
bevrediging van competentie bij vrouwen (β = .35, p < .01). Een hogere bevrediging van de
behoefte competentie leidt dus, althans bij vrouwen, tot een hoger niveau van geluk. Voor
mannen is dit resultaat niet significant (β = .21, p = .09). Tot slot zijn de behoeftes aan
26
verbondenheid en autonomie ook geen significante voorspellers van geluk, bij zowel vrouwen
(resp. β = .06, p = .56; β = .20, p = .05), als mannen (resp. β = .23, p = .06; β = .06, p = .65). Wel
moet er opgemerkt worden dat bevrediging van autonomie bij vrouwen (p = .05),
verbondenheid bij mannen (p = .06) en competentie bij mannen (p = .09), wel marginaal
significant zijn in het voorspellen van geluk.
Hieruit kan men besluiten dat hypothese 2a slechts minimaal bevestigd werd,
aangezien enkel de behoefte aan competentie voor vrouwen een significante voorspeller blijkt
te zijn van geluk. Als men kijkt naar hypothese 2b, die vooropstelde dat autonomie en/of
competentie de sterkste voorspeller(s) zou(den) zijn van geluk, kunnen we aan de hand van de
analyses besluiten dat dit enkel voor vrouwen bevestigd wordt.
Tabel 4.
Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftebevrediging tot de predictie
van geluk
Mannen Vrouwen
Variabelen β t β t
Bevrediging verbondenheid .23 1.92 .06 .58
Bevrediging autonomie .06 .45 .20 1.97
Bevrediging competentie .21 1.74 .35 3.49**
R² = .18 R² = .26
F (3, 96) = 7.06*** F (3, 96) = 11.44***
Noot: β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek; R² = verklaarde variantie van
predictoren; F = F-statistiek
*** p < .001; **p < .01
27
Het verband tussen behoeftefrustratie en relationele tevredenheid. Om deze
hypothese te toetsen werd opnieuw dezelfde methode toegepast als bij de twee voorgaande.
Deze keer functioneert relationele tevredenheid opnieuw als afhankelijke variabele en zijn de
frustratie van de behoeftes autonomie, competentie en verbondenheid de onafhankelijke
variabelen. De VIF-coëfficiënten liggen hier tussen 1.26 en 1.71, wat betekent dat er geen te
grote interafhankelijkheid is tussen de predictoren en de analyses op een correcte manier
kunnen uitgevoerd worden.
Als resultaat uit deze analyses ziet men dat zowel autonomie frustratie als
verbondenheid frustratie, bij mannen (β = -.26, p < .05; β = -.32, p < .01) en vrouwen (β = -.27, p
< .01; β = -.40, p < .001), significante voorspellers zijn van relationele tevredenheid. Meer
bepaald, meer frustratie van de behoeftes aan autonomie en verbondenheid leidt tot minder
relationele tevredenheid. Als men vervolgens kijkt naar competentie frustratie, is dit resultaat
zowel voor mannen (β = -.06, p = .58) als voor vrouwen (β = .04, p = .67) niet significant.
Men kan dus besluiten dat hypothese 3 voor de frustratie van de behoeftes autonomie
en verbondenheid bevestigd wordt, en dit voor beide sekses. Voor competentie frustratie is dit
resultaat echter niet significant en men kan deze dus ook niet als voorspeller beschouwen.
28
Tabel 5.
Resultaten meervoudige regressie-analyse: bijdrage van behoeftefrustratie tot de predictie van
relationele tevredenheid
Mannen Vrouwen
Variabelen β t β t
Frustratie verbondenheid -.32 -2.81** -.40 -4.16***
Frustratie autonomie -.26 -2.59* -.27 -2.72**
Frustratie competentie -.06 -.06 .04 .42
R² = .29 R² = .30
F (3, 96) = 13.07*** F (3, 96) = 13.73***
Noot: β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek; R² = verklaarde variantie van
predictoren; F = F-statistiek
*** p < .001; **p < .01; *p < .05
Het verband tussen behoeftefrustratie en geluk. Bij deze vierde hypothese kan men
opnieuw meervoudige lineaire regressie analyse toepassen. Hier functioneert geluk als
afhankelijke variabele en de frustratie van de behoeften autonomie, competentie en
verbondenheid als onafhankelijke variabelen. De VIF-coëfficiënten variëren ook hier tussen
1.26 en 1.71 waardoor men de analyses verder kan bekijken.
Voor zowel mannen als vrouwen vinden we een positief verband tussen autonomie
frustratie en geluk (β = -.28, p < .05 voor mannen en β = -.27, p < .01 voor vrouwen). Dit wil
zeggen dat een hogere frustratie van de behoefte aan autonomie, bij mannen en vrouwen, zal
leiden tot minder geluk. Verbondenheid frustratie is bij mannen (β = .02, p = .88) niet
significant, maar bij vrouwen wel (β = -.21, p < .05). M.a.w. hogere frustratie van de behoefte
aan verbondenheid leidt bij vrouwen tot minder geluk, maar bij mannen geeft dit geen
significante effecten. Competentie frustratie is zowel voor mannen (β = -.20, p = .10) als
29
vrouwen (β = -.20, p = .05) geen significante voorspeller van geluk. Let wel dat de p-waarde
voor de vrouwen net onder het significantieniveau valt (p = .05).
Met betrekking tot de vierde hypothese kan men het volgende besluiten: deze
hypothese wordt op zijn beurt gedeeltelijk bevestigd. Voor zowel mannen als vrouwen is
autonomie frustratie een significante voorspeller van geluk. Voor vrouwen is ook frustratie van
de behoefte aan verbondenheid een significante voorspeller. Tot slot is competentie frustratie
voor geen van beide sekses een significante voorspeller van geluk.
Tabel 6.
Resultaten meervoudige resgressie-analyse: bijdrage van behoeftefrustratie tot de predictie van
geluk
Mannen Vrouwen
Variabelen β t β t
Frustratie verbondenheid -.02 .15 -.21 -2.12*
Frustratie autonomie -.28 -2.54* -.27 -2.68**
Frustratie competentie -.20 -1.67 -.20 -1.96
R² = .16 R² = .28
F (3, 96) = 6.12** F (3, 96) = 12.51***
Noot: β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek; R² = verklaarde variantie van
predictoren; F = F-statistiek
*** p < .001; **p < .01; *p < .05
30
De modererende rol van geluk. Vooreerst werden de variabelen gestandaardiseerd,
zodat de resultaten gemakkelijker te interpreteren zijn. Vervolgens werd opnieuw een
meervoudige lineaire regressie uitgevoerd met relationele tevredenheid als afhankelijke
variabele en behoeftebevrediging, geluk en de interactie tussen beide als onafhankelijke
variabelen. Verder werd nog gecontroleerd voor multicollineariteit tussen de predictoren. De
VIF-coëfficiënten varieerden tussen 1.18 en 1.44, wat regressie statistisch verantwoord.
Wanneer men kijkt naar de resultaten van deze regressie, ziet men dat, voor zowel
vrouwen als mannen, de interactie niet significant is (β = -.10, p = .27; β = -.01, p = .95, resp.
voor mannen en vrouwen). Geluk zal het verband tussen behoeftevrediging en geluk dus niet
veranderen. De hoofdeffecten zijn wel voor beide sekses significant. Zowel hoge scores op
behoeftebevrediging en geluk hangen samen met hogere scores voor relatietevredenheid
(resp. β = .47, p < .001; β = .20, p < .05 voor mannen en resp. β = .45, p < .001; β = .24, p < .05
voor vrouwen).
Hieruit kan men concluderen dat, zowel voor mannen als vrouwen, de interactieterm
niet significant is. De hoofdeffecten zijn wel significant voor beide sekses. Bijgevolg kan
hypothese 5 verworpen worden.
Tabel 7.
Resultaten meervoudige resgressie-analyse: geluk als moderator van het verband tussen
behoeftebevrediging en relatietevredenheid
Mannen Vrouwen
Onafhankelijke variabelen β t β t
Totaalscore behoeftebevrediging .47 5.31*** .45
4.78***
Mate van subjectief geluk .20 2.19* .24
2.42*
Interactie -.10 -1.11 -.01 -.06
Noot: β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek
***p < .001; *p < .05
31
De modererende rol van relatietevredenheid. Vooreerst werden ook hier de
variabelen gestandaardiseerd. Vervolgens werd een meervoudige lineaire regressie-analyse
uitgevoerd met geluk als afhankelijke variabele en behoeftebevrediging, relationele
tevredenheid en de interactie tussen beide als onafhankelijke variabelen. Bij deze analyse werd
opnieuw gecontroleerd voor multicollineariteit. De VIF-coëfficiënten lagen tussen 1.30 en 1.67,
de analyses konden dus op een correcte manier uitgevoerd worden.
Na het uitvoeren van de regressie, konden we voor mannen en vrouwen verschillende
conclusies trekken. Bij vrouwen is het interactie-effect niet significant (β = -.02, p = .89), maar
de hoofdeffecten wel (β = .34, p < .01; β = .26, p < .05, resp. voor behoeftebevrediging en
relatietevredenheid). M.a.w. zowel behoeftebevrediging als relatietevredenheid hebben een
significante invloed op geluk, waarbij hogere scores op elk van deze onafhankelijke variabelen
afzonderlijk zal leiden tot een hogere mate van geluk. Echter, het interactie-effect is niet
significant, wat op zijn beurt wil zeggen dat relatietevredenheid het verband tussen
behoeftebevrediging en geluk niet zal beïnvloeden. Voor mannen liggen de resultaten volledig
omgekeerd. Hier zijn de hoofdeffecten niet significant (β = .21, p = .07; β = .20, p = .08, resp.
voor behoeftebevrediging en relatietevredenheid) en het interactie-effect net wel (β = -.23, p <
.05). De interactie is hier significant, wat wil zeggen dat relatietevredenheid wel degelijk een
invloed uitoefent op het verband tussen behoeftebevrediging en geluk. Meer bepaald konden
we afleiden, aan de hand van figuur 7, dat wanneer relatietevredenheid laag is, geluk stijgt
naarmate ook behoeftebevrediging stijgt. Wanneer relatietevredenheid hoog is, stijgt geluk,
ondanks een gelijke mate van behoeftebevrediging.
We kunnen dus concluderen dat voor vrouwen de interactie niet significant is en de
hoofdeffecten wel en dat we voor mannen een omgekeerd patroon vinden waarbij de
interactie wel significant is, maar de hoofdeffecten niet. Voor vrouwen kan hypothese 6
bijgevolg verworpen worden. Voor mannen is de interactie wel significant, wat de hypothese
deels bevestigd. Er werd hierbij ook vooropgesteld dat de moderator, hier relatietevredenheid,
het verband tussen behoeftebevrediging en geluk zou versterken. Dit is echter niet het geval,
want wanneer relatietevredenheid hoog is, stijgt geluk sowieso, ook al blijft
behoeftebevrediging gelijk.
32
Tabel 8.
Resultaten meervoudige resgressie-analyse: relatietevredenheid als moderator van het verband
tussen behoeftebevrediging en geluk
Mannen Vrouwen
Onafhankelijke variabelen β t β t
Totaalscore behoeftebevrediging .21 1.87 .34
3.24**
Mate relatietevredenheid .20 1.79 .26 2.06*
Interactie -.23 -2.29* -.02 -.14
β = gestandaardiseerd regressiegewicht; t = t-toetsstatistiek
Noot: **p < .01; *p < .05
Figuur 7: Relationele tevredenheid als moderator van het verband tussen behoeftebevrediging
en geluk bij mannen.
33
Bespreking
Ondertussen is het belang aangehaald van zowel een stabiele en gelukkige partnerrelatie, als
een gelukkig leven, voor zowel de mentale als fysieke gezondheid van de mens (zie o.a. Gere &
Schimmack, 2013; Steptoe et al., 2009). Het is dan ook omwille van die bevinding dat het
relevant is om dit onderzoeksdomein verder te exploreren. De volgende stap was om te kijken
welke predictoren gewichtigheid hebben in het voorspellen van relatietevredenheid en geluk.
Van een van deze predictoren was het belang reeds aangetoond in de literatuur, zijnde
behoeften (Agnew & Vanderdrift, 2012; Ryan et al., 2008), met als theoretisch kader de Zelf-
Determinatie Theorie (ZDT, Deci & Ryan, 2000), dewelke dan ook een centrale rol kreeg als
predictor in deze scriptie. Na een grondige literatuurstudie, bleken er enkele hiaten te zijn in
het onderzoek naar deze drie concepten, zijnde onderzoek naar behoeftefrustratie en ook het
tegelijkertijd in verband brengen van relationele tevredenheid, geluk en behoeften. Om
tegemoet te komen aan waar de literatuur momenteel nog tekortschiet, kan dit onderzoek een
meerwaarde bieden.
Het eerste streven van dit onderzoek was om het verband tussen behoeftebevrediging
en relatietevredenheid na te gaan en vervolgens ook de connectie tussen behoeftebevrediging
en geluk. In de eerste hypothese werd vooropgesteld dat verbondenheid de sterkste
voorspeller zou zijn, terwijl voor de tweede hypothese autonomie en/of competentie als
belangrijkste predictor(en) werd(en) beschouwd. Daaropvolgend werden dezelfde twee
verbanden onderzocht, maar dan met behoeftefrustratie als voorspeller in de plaats van
behoeftebevrediging. Tot slot werden er ook nog twee moderatorverbanden vooropgesteld
met de samenhang tussen behoeftebevrediging, relatietevredenheid en geluk. In de eerste
interactie fungeert geluk als moderator en in de tweede relatietevredenheid. Bovendien werd
er binnen al deze hypothesen nagegaan of de bekomen resultaten verschilden voor mannen en
vrouwen.
De aspiraties van dit onderzoek werden bereikt door middel van online zelfrapportage-
onderzoek bij 100 koppels van 19 tot 76 jaar, die zich in een vaste relatie bevonden. Aangezien
onderzoek naar relaties zich vaak focust op gehuwde koppels, kan deze steekproef bevindingen
uitbreiden naar andere relatietypes.
34
Bespreking van de Onderzoeksresultaten
Alvorens de hypothesen worden doorgenomen, behandelen we de beschrijvende gegevens
omtrent de mate waarin mannen en vrouwen relationeel tevreden zijn, gelukkig zijn en
behoeftebevrediging/frustratie ervaren. Op vlak van relationele tevredenheid scoren de
deelnemers algemeen vrij hoog, een trend die we ook zien voor de scores van geluk. De
deelnemers ervaren eveneens hoge niveaus van behoeftebevrediging en in lijn daarmee, lage
niveaus van behoeftefrustratie. Bij deze positieve uitkomsten kan men echter de kanttekening
maken dat in studies rond relationeel onderzoek mogelijks een selectiebias optreedt, waarbij
individuen met lage relatietevredenheid of lage behoeftebevrediging minder waarschijnlijk
worden opgenomen omwille van hun verhoogd risico op reeds beëindigde relaties (Murray et
al., 2015; VanderDrift & Agnew, 2012).
Het verband tussen behoeften en relationele tevredenheid. De eerste hypothese die
werd vooropgesteld was dat er een positieve samenhang is tussen behoeftebevrediging en
relatietevredenheid. Aan deze hypothese werd als addendum toegevoegd dat verbondenheid
de sterkste voorspeller zou zijn van relatietevredenheid. Uit de analyses bleek dat wanneer
individuen meer verbondenheid ervoeren in de relatie, ook de relationele tevredenheid hoger
lag. De behoeftes autonomie en competentie kwamen niet naar voor als significante
voorspellers. Deze besluiten kunnen we trekken voor zowel de mannelijke als vrouwelijke
deelnemers. Er is dus enkel bevestiging voor het addendum van de hypothese, zijnde dat
verbondenheid de sterkste voorspeller is van relatietevredenheid.
Aangezien competentie en autonomie geen significante voorspellers blijken te zijn in
dit onderzoek, liggen de bekomen resultaten niet volledig in lijn met de literatuurstudie
waaruit men kon besluiten dat de drie behoeftes elk unieke predictoren zijn van relationele
tevredenheid (zie o.a. Blais et al., 1990; Riggio et al., 2015). Het is echter wel in overeenkomst
met onderzoek waarin verbondenheid naar voor komt als sterkst bepalende factor (Patrick et
al., 2007). Deze bevinding kan men o.a. verklaren via de definitie van verbondenheid.
Verbondenheid houdt in dat men de warmte en betrokkenheid van anderen wil voelen en dat
men ook diepgaande connecties maakt met betekenisvolle anderen (Deci & Vansteenkiste,
2014). Deze behoefte situeert zich m.a.w. op relationeel vlak en sluit dichter aan bij relationele
waarden, terwijl autonomie en competentie zich meer op individueel vlak bevinden. Het is dan
ook mogelijks daarom dat verbondenheid in het voorspellen van relatietevredenheid, een
relationele uitkomst, de grootste impact heeft. Er zijn ook andere perspectieven, naast de Zelf-
35
Determinatie Theorie (ZDT, Deci & Ryan, 2000), die ook onderzoek hebben verricht naar de
bijdrage van behoeftebevrediging aan relatietevredenheid. Hierin werd vaak enkel gefocust op
de behoefte aan verbondenheid, waardoor het belang opnieuw geaccentueerd en
onderbouwd werd in de literatuur (Drigotas & Rusbult, 1992; Le & Agnew, 2001).
Aansluitend hierbij kijken we eerst naar de derde hypothese m.b.t. het verband tussen
behoeftefrustratie en relatietevredenheid, waarbij werd vooropgesteld dat er tussen beide een
negatieve samenhang zou zijn. De resultaten toonden aan dat enkel frustratie van de behoefte
aan autonomie en de behoefte aan verbondenheid leidden tot lagere niveaus van
relatietevredenheid. Analoog aan voorgaande hypothese was ook hier verbondenheid de
sterkst verklarende factor. Deze besluitvormingen waren geldig voor zowel de vrouwelijke als
mannelijke sekse. De hypothese die we hadden vooropgesteld werd dus grotendeels bevestigd,
aangezien enkel competentie hier geen significante voorspeller was.
Dit verband kon, in tegenstelling tot het voorgaande, niet even grondig worden
gestaafd door bestaande literatuur. Dit komt mogelijks door het feit dat er nog maar recentelijk
een onderscheid is gemaakt tussen lage behoeftebevrediging en behoeftefrustratie
(Bartholomew et al., 2011). Wanneer men kijkt naar de reeds bestaande literatuur, lijkt het
echter niet verwonderlijk dat behoeftefrustratie samenhangt met lagere niveaus van
relationele tevredenheid. Het is namelijk wel al gestaafd dat behoeftefrustratie gecorreleerd is
met andere negatieve consequenties zoals minder zelfcontrole (Schüler & Kuster, 2011) en
meer externaliserende problemen (Vansteenkiste & Ryan, 2013). De resultaten die we hier
terugvinden, liggen dus in lijn met de literatuur die reeds voorhanden is.
Men kan tot de constatering komen dat er wel degelijk een significante samenhang is
tussen behoeften en relationele tevredenheid. De kanttekening die men hierbij echter moet
maken is dat die samenhang voornamelijk verklaard wordt door de behoefte aan
verbondenheid, zowel op vlak van behoeftebevrediging als -frustratie.
Het verband tussen behoeften en geluk. In de tweede hypothese werd een positief
verband tussen behoeftebevrediging en geluk verondersteld. Aansluitend bij deze hypothese
werd ook de uitbreiding toegevoegd dat autonomie en/of competentie de sterkste
voorspeller(s) zou(den) zijn. Uit de analyses bleek er maar één resultaat significant te zijn,
namelijk dat bevrediging van de behoefte aan competentie leidde tot meer geluk, althans bij
vrouwen. De hypothese werd slechts minimaal bevestigd, aangezien enkel competentie bij
36
vrouwen een significante voorspeller is. Voor mannen vond men dus geen confirmatie van de
hypothese. De uitbreiding van de hypothese werd wel bevestigd, maar ook enkel voor
vrouwen.
De bekomen resultaten liggen slechts gedeeltelijk in lijn met reeds bestaand
onderzoek, aangezien de literatuur een positief verband veronderstelt tussen de drie
behoeften en geluk (zie o.a. Deci et al., 2001; Reis et al., 2000; Ryan et al., 2008) en uit de
resultaten slechts één behoefte naar voor komt als significante voorspeller. Betreffende het
addendum van de hypothese, kan men wel besluiten dat de resultaten in lijn liggen met
bestaand onderzoek. De huidige literatuur stelt namelijk dat bij het voorspellen van individuele
uitkomsten, autonomie en/of competentie de belangrijkste voorspellers zijn (Sheldon & Tan,
2007). Er is zelfs minimale evidentie die aangeeft dat bevrediging van de behoefte aan
competentie de belangrijkste rol speelt in het voorspellen van geluk (Demir & Davidson, 2013).
Competentie wordt gedefinieerd als de nood om zich bekwaam te voelen en succesvol in wat
men onderneemt (Patrick et al., 2007). Competentie heeft dus, net zoals autonomie, een meer
individuele invulling, zeker in tegenstelling tot de behoefte aan verbondenheid die
onlosmakelijk gekoppeld is aan een relationeel element. Geluk is, in tegenstelling tot
relatietevredenheid, ook een meer individuele uitkomst. Deze uitkomst wordt voornamelijk
gemeten op basis van het dagelijkse leven en beperkt zich dus niet tot de romantische relatie.
De behoefte aan competentie wordt ook vaak vervuld buiten de partnerrelatie, zoals in de
school- of werkcontext (La Guardia & Patrick, 2008).
De vraag die dan nog rest is waarom competentie enkel bij vrouwen een significante
voorspeller is van geluk. Deze vraag noopte tot een diepere verkenning van de literatuur, wat
vervolgens leidde tot deze opbouwende uiteenzetting van een mogelijke verklaring: In de
traditionele culturele waarden, worden mannen nog steeds aanzien als het dominante
geslacht. Vrouwen worden daarentegen vaak beschouwd als het ‘zwakkere geslacht’ (Glick et
al., 2004). Deze heersende stereotypes uitten zich vaak in een patroon waarin de man een
helpende rol aanneemt t.a.v. de vrouw (Overall, Sibley, & Tan, 2011). Dit patroon die meestal
onder de naam zachtmoedig seksisme valt, houdt in dat, hoewel er hulp en zorg wordt
geboden aan de vrouw, de capaciteiten van de vrouw zelf vaak niet gezien worden. Dit patroon
zorgt vaak voor een ondermijning van het competentiegevoel bij vrouwen (Hammond &
Overall, 2015). In de huidige maatschappij, verandert de vroegere sociale rol van huisvrouw
steeds meer naar die van werknemer. De behoefte aan competentie krijgt dus een belangrijke
37
functie in deze verschuivende rol, aangezien vrouwen nog steeds aanzien worden als minder
competent dan mannen (Ebert, Steffens & Kroth, 2014).
Hieropvolgend kan men overgaan tot de bespreking van de vierde hypothese die de link bekeek
tussen behoeftefrustratie en geluk. Bij deze hypothese werd vooropgesteld dat meer
behoeftefrustratie samenhing met lagere niveaus van geluk. Uit de resultaten kwam naar voor
dat bij mannen enkel frustratie van de behoefte aan autonomie samenhing met minder geluk.
Frustratie van de behoefte aan verbondenheid was enkel bij vrouwen een significante
voorspeller. Tot slot was frustratie van de behoefte aan competentie bij geen van de sekses een
significante voorspeller. De hypothese werd dus niet volledig bevestigd door de resultaten,
aangezien ook hier het belang van alle drie de behoeftes werd vooropgesteld.
Deze hypothese werd afgeleid uit onderzoek naar het verband tussen
behoeftefrustratie en welzijn, aangezien er geen onderzoek voorhanden is over de samenhang
tussen behoeftefrustratie en geluk, en welzijn en geluk vaak als verwisselbare termen gebruikt
worden (Seligman, 2011). In de literatuur komt duidelijk naar voor dat behoeftefrustratie
gecorreleerd is met allerlei negatieve uitkomsten, waaronder een gebrek aan welzijn (zie o.a.
Bartholomew et al., 2011; Soenens et al., 2008). In verband met behoeftefrustratie, net zoals
bij –bevrediging, wordt gesteld dat zowel autonomie, verbondenheid als competentie een rol
spelen met betrekking tot welzijn (Vansteenkiste & Ryan, 2013). De resultaten die in deze
thesis naar voor komen liggen niet volledig in lijn met bestaand onderzoek vermits niet alle
behoeften naar voor komen als significant en er ook een verschil is voor mannen en vrouwen.
De resultaten die we bekomen kunnen mogelijks verklaard worden aan de hand van de
heersende stereotypes omtrent sekseverschillen. Mannen worden vaak aanzien als
onafhankelijk, assertief en zelf-efficiënt (Glick & Fiske, 2001), terwijl vrouwen eerder
geassocieerd worden met trekken zoals warm, vriendelijk en georiënteerd naar anderen toe
(Glick et al., 2004). Deze genderstereotypes kunnen een belangrijke invloed hebben op een
persoon zijn preferenties, aspiraties, emoties, .. (Castillo-Mayén & Montes-Berges, 2014).
Hieruit volgend is het mogelijk dat wanneer vrouwen frustratie ervaren van de behoefte aan
verbondenheid dit leidt tot een sterkere daling van hun geluk, relatief t.o.v. de andere
behoeften en in vergelijking met mannen. Verbondenheid is namelijk een behoefte die dichter
aansluit bij het relationele aspect (zie eerder), wat ook sterk vervat zit in het stereotype. Voor
mannen kan men een gelijkaardige redenering opbouwen met betrekking tot de behoefte aan
autonomie. Autonomie gaat erover dat iemand zijn eigen weg kan kiezen in het leven (Unanue
38
et al., 2014). Deze behoefte heeft dus een meer individuele invulling in vergelijking met
verbondenheid, en sluit ook dichter aan bij het mannelijke stereotype. Het is dan ook plausibel
om te stellen dat wanneer mannen frustratie ervaren van de behoefte aan autonomie, dit leidt
tot lagere niveaus van geluk, relatief t.o.v. de andere behoeften.
Men kan concluderen dat i.v.m. behoeftebevrediging competentie een rol lijkt te
spelen in het voorspellen van geluk, maar dit enkel voor vrouwen. Bij behoeftefrustratie ligt dit
nog anders aangezien voor mannen enkel autonomie naar voor komt als predictor en de
behoefte aan verbondenheid alleen voor vrouwen significant is. Er bestaat m.a.w. wel degelijk
een samenhang tussen behoeften en geluk, maar die blijkt verschillend te zijn voor mannen en
vrouwen, en ook voor behoeftebevrediging en -frustratie.
Geluk als moderator binnen de relatie van behoeftebevrediging en relationele
tevredenheid. In deze voorlaatste hypothese verwachtten we dat geluk zou fungeren als
moderator in het verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid. Net zoals bij
bovenstaande hypothesen werd ook hier nagegaan of de moderatie geldig was voor zowel
mannen als vrouwen. In deze studie vonden we geen bevestiging voor de interactie, bij zowel
mannen als vrouwen. De hoofdeffecten waren wel voor beide sekses significant, wat
betekende dat zowel behoeftebevrediging als geluk een voorspellende waarde hadden voor
relationele tevredenheid.
Het onderzoek waarmee deze hypothese werd gefundeerd, gaf enkel indirecte
ondersteuning voor het moderatorverband. Men kon wel besluiten dat geluk positieve
verbanden versterkte en negatieve verbanden afzwakte of teniet deed (zie o.a. Hirsch et al.,
2009; Suldo & Huebner, 2004). Het huidige onderzoek geeft echter geen bevestiging van geluk
als moderator, wat concreet wil zeggen dat geluk geen invloed heeft op het verband tussen
behoeftebevrediging en relationele tevredenheid. De hoofdeffecten zijn wel significant, en daar
kan men vervolgens twee conclusies uit trekken. Het eerste besluit is een bevestiging van wat
in deze scriptie al meerdere malen werd aangehaald, zijnde dat behoeftebevrediging een
postieve samenhang heeft met relatietevredenheid. Deze bevinding geeft dus ondersteuning
voor reeds bestaande literatuur (Riggio et al., 2015). Als tweede conclusie kan men stellen dat
geluk een postief verband heeft met relationele tevredenheid. Dit verband werd doorheen
deze scriptie al gefundeerd (Headey et al., 1991; Heller et al., 2006) en ligt dus in lijn met
bestaand onderzoek.
39
Met betrekking tot deze hypothese kan men samenvattend stellen dat er
ondersteuning wordt gevonden voor het positieve verband tussen behoeftebevrediging en
geluk enerzijds en geluk en relationele tevredenheid anderzijds. Het moderatorverband is
echter niet significant, geluk heeft dus m.a.w. geen invloed op het verband tussen
behoeftebevrediging en relatietevredenheid.
Relationele tevredenheid als moderator binnen de relatie van behoeftebevrediging
en geluk. Deze laatste hypothese stelde voorop dat relatietevredenheid zou fungeren als
moderator in het verband tussen behoeftebevrediging en geluk, wat ook ditmaal afzonderlijk
werd bekeken voor mannen en vrouwen. Uit de resultaten kwamen tegenovergestelde
bevindingen voor mannen en vrouwen. Bij vrouwen was de interactie niet significant, maar de
hoofdeffecten wel, wat inhoudt dat zowel behoeftebevrediging als relatietevredenheid
samenhing met geluk, maar dat relatietevredenheid geen invloed had op het verband tussen
behoeftebevrediging en geluk. Voor mannen lag deze situatie volledig omgekeerd, want hier
was de interactie wel significant, wat concreet betekent dat relatietevredenheid een invloed
had op de relatie tussen behoeftebevrediging en geluk.
Deze hypothese werd, net zoals voorgaande, opgesteld aan de hand van literatuur die
indirecte evidentie gaf voor het moderatieverband. Aan de ene kant was er onderzoek die het
verband tussen behoeftebevrediging en geluk ondersteunt (zie o.a. Deci et al., 2001; Reis et al.,
2000; Ryan et al., 2008), een verband die ook in eerdere hypotheses al aan bod kwam. Aan de
andere kant was er onderzoek die bevestiging gaf voor het verband tussen relationele
tevredenheid en geluk (zie o.a. Heller et al., 2004; Slotter et al., 2014). Als men kijkt naar de
resultaten, is wat we bekomen voor het vrouwelijke gedeelte van de steekproef een
bevestiging van voorgenoemde literatuur. De interactie daarentegen is bij vrouwen niet
significant. Relatietevredenheid en aanverwanten werden eerder in de literatuur al geverifieerd
als moderatoren in andere verbanden (zie o.a. Bookwala & Franks, 2005; Wang et al., 2014),
maar in het verband tussen behoeftebevrediging en geluk werd dit niet bevestigd, althans voor
vrouwen.
Wanneer men kijkt naar de resultaten voor mannen, zien we dat de hoofdeffecten niet
significant zijn. Hier was er dus geen bevestiging voor de link tussen behoeftebevrediging en
relatietevredenheid met geluk. De interactie was wel significant en kan men als volgend
interpreteren: wanneer het niveau van relatietevredenheid laag is, dan stijgt de mate van geluk
naarmate ook het niveau van behoeftebevrediging stijgt. Wanneer het niveau van
40
relatietevredenheid hoog ligt, neemt de mate van geluk toe, ondanks een stabiel niveau van
behoeftebevrediging. Deze bevinding ligt wel in lijn met onderzoek die relatietevredenheid en
aanverwanten bevestigen als moderatoren in andere verbanden (zie eerder). Er werd echter
vooropgesteld dat relatietevredenheid het positieve verband tussen behoeftebevrediging en
geluk zou versterken. Dit is hier niet het geval aangezien bij een hoge mate van
relatietevredenheid, geluk stijgt, ondanks een gelijke mate van behoeftebevrediging. Dit wil
echter niet zeggen dat behoeftebevrediging hier geen rol meer speelt, want de hoeveelheid
blijft wel stabiel en positief. Eerder werd al besproken dat relationele tevredenheid een zeer
belangrijke impact heeft op geluk (Dyrdal et al., 2011). Voor mannen is die impact zelfs nog
groter, vermits hun mate van geluk meer afhankelijk is van hun relatie dan bij vrouwen.
Vrouwen hebben vaak nog andere sociale connecties die ook als zeer steunend ervaren
worden en hun mate van welzijn bevorderen (Dykstra & Gierveld, 2004). Het is dus mogelijk
dat de mate van relatietevredenheid zo’n danig belangrijke invloed heeft op geluk voor
mannen, dat hun geluk in grotere mate daardoor bepaald wordt dan door hun
behoeftebevrediging.
Sterktes, Beperkingen en Indicaties voor Toekomstig Onderzoek
Een belangrijke sterkte van deze studie is de steekproef. De steekproef omvat een groot aantal
deelnemers die zich situeren in een ruime leeftijdscategorie, met een relatief lange relatieduur
en ook werden beide individuen van het koppel geïncludeerd. De literatuur die momenteel al
voorhanden is met betrekking tot de concepten en verbanden in deze studie, focuste zich
voornamelijk op adolescenten (Soenens et al., 2008; Suldo & Huebner, 2004; Van Petegem et
al., 2012) en gehuwde koppels (Bookwala & Franks, 2005; Patrick et al., 2007; Wang et al.,
2014). Adolescenten hebben vaak nog geen langdurige en toegewijde partnerrelatie kunnen
opbouwen. Daarnaast is de focus op getrouwde koppels minder relevant in de huidige
samenleving, aangezien koppels vaak niet of veel later trouwen en kiezen voor andere
samenlevingsvormen (Liefbroer, Poortman, & Seltzer, 2015). De beschouwing van de concepten
en verbanden in deze studie aan de hand van een oudere populatie, die naast gehuwde
koppels ook samenwonende koppels betrekt, betekent dus een uitbreiding en meerwaarde
voor reeds bestaand onderzoek. Tot slot, zoals hierboven reeds aangehaald, werd zowel de
man als de vrouw van elk koppel opgenomen in de studie. Aangezien relaties plaatsvinden in
een dyadische context, zorgt het opnemen van de partner voor een beter begrip van
41
relationele variabelen (Vedes et al., 2016) en geeft dit vervolgens ook een meerwaarde aan
deze studie.
Een tweede sterkte is het gebruik van de Zelf-Determinatie Theorie als invalshoek. Dit
theoretisch kader werd tot op heden, bij de bestudering van de relaties tussen behoeften,
geluk en relationele tevredenheid zelden gebruikt. Deze theoretische fundering kan in dit
onderzoek ook als meerwaarde aanzien worden. Verder is het zo dat, alhoewel er over deze
concepten afzonderlijk al redelijk wat onderzoek ter beschikking is, ze nog nooit allen
tegelijkertijd met elkaar in verband werden gebracht. Ook het in verband brengen van
behoeftebevrediging binnen de context van partnerrelaties (Patrick et al., 2007), is in de
literatuur nog zeer beperkt, wat ook geldt voor behoeftefrustratie. In deze studie werd dit
tekort gedeeltelijk opgevangen aan de hand van twee moderatie-analyses, en het in verband
brengen van zowel behoeftebevrediging als –frustratie met relatietevredenheid. Deze
tegemoetkomingen kunnen ook als een meerwaarde worden beschouwd.
Naast de sterktes van deze studie, moeten we ook enkele beperkingen erkennen. Een eerste
beperking is dat de deelnemers in de steekproef niet op toevallige wijze geselecteerd werden
voor deelname. De koppels werden gerecruteerd via de thesisstudenten en mensen uit hun
omgeving hadden dus meer kans om opgenomen te worden. Dit wil zeggen dat de resultaten
niet zomaar veralgemeend kunnen worden naar de populatie van 19 t.e.m. 76-jarigen met een
vaste relatie.
Een tweede belangrijke beperking is de cross-sectionele opzet van de studie. Deze
opzet maakt het onmogelijk om uitspraken te doen over de causaliteit en de richting van de
gevonden verbanden. Zo werd er bijvoorbeeld een positieve associatie gevonden tussen
behoeftebevrediging en relatietevredenheid. We kunnen echter niet weten of het
behoeftebevrediging is die relatietevredenheid in de hand werkt of dat het net
relatietevredenheid is die behoeftebevrediging bewerkstelligt of dat we eventueel zelfs kunnen
spreken over een bidirectioneel verband. Deze opmerking geldt voor alle onderzochte
verbanden. Longitudinaal onderzoek is noodzakelijk om conclusies omtrent de huidige
bevindingen sterker te maken en te specificeren.
Ten slotte vormt het uitsluitend gebruiken van zelfrapportage de derde en laatste
zwakte van deze studie. Alhoewel deze methode kan peilen naar gedachten, gevoelens en
gedragingen, is er enkel toegang tot diegene waarvan individuen zich bewust zijn (Dewitte,
2012). Verder is deze methode ook gevoelig voor positieve of negatieve responstendenties en
42
sociale wenselijkheid. De sociale wenselijkheid kan men wel enigszins inperken door de
deelnemers volledige anonimiteit te garanderen, wat in dit onderzoek ook steeds benadrukt
werd naar de participanten toe. Het combineren van zelfrapportage met andere methodes
zoals observationele of experimentele designs, zou hier een oplossing kunnen bieden,
aangezien de verklaarde variantie door de methode op die manier ingeperkt wordt.
Naast het adresseren van de sterktes en beperkingen van deze studie, kunnen nog enkele
suggesties gegeven worden voor toekomstig onderzoek. Eerst en vooral kan worden nagegaan
of er nog andere mogelijke moderatoren zijn binnen de verbanden die hier aan bod kwamen.
Het onderzoek naar onderliggende mechanismen van de relaties die hier werden onderzocht,
is ook zeer beperkt. Zo zou het interessant zijn om te kijken welke verschillen naar voor komen
in het bestuderen van deze tussenliggende processen, afzonderlijk voor mannen en vrouwen,
aangezien de resultaten vaak verschilden voor beide sekses.
Verder kan dit onderzoek ook uitgebreid worden naar concepten die gerelateerd zijn
aan relatietevredenheid, dit concept is namelijk een onderdeel van het ruimere begrip
relatiekwaliteit wat ook nog andere elementen omvat zoals stabiliteit (Shafer et al., 2014),
mate van onenigheid en de tijd die partners samen spenderen (Bookwala & Franks, 2005). Als
meerdere aspecten onderzocht worden, kunnen nuances aangebracht worden in de resultaten,
zoals bekijken welke factoren het meeste doorwegen, wat op zijn beurt mogelijke implicaties
kan hebben voor de klinische praktijk.
Tot slot zou het interessant zijn om enkele van de bekomen resultaten te repliceren,
zeker diegene die in de bestaande literatuur nog niet of nauwelijks onderbouwd zijn.
Bijvoorbeeld de opmerkelijke bevinding dat bij het voorspellen van geluk er een zeer
verschillend patroon ontstaat voor behoeftebevrediging en –frustratie. Resultaten zoals deze
hebben zeker verdere ondersteuning nodig. Verder zou het ook boeiend kunnen zijn om de
verbanden te bekijken bij andere doelgroepen, zoals een klinische populatie, koppels met een
niet-heteroseksuele oriëntatie, andere samenlevingsvormen (LAT-relaties,
langeafstandsrelaties, ..), verschillende culturele achtergronden, .. Op die manier kan verder
geëxploreerd worden of de verbanden bij deze verschillende doelgroepen op een analoge
manier verloopt, of dat er verschillen optreden met betrekking tot het verloop of sterkte van
een verband.
43
Theoretische en Praktische Implicaties
De Zelf-Determinatie Theorie blijkt naast de contexten waarin eerder al onderzoek werd
gedaan, zoals vriendschap (Deci et al., 2006; Demir & Davidson, 2013), familie, cultuur
(Kagitcibasi, 2013) en werk (Deci et al., 2001; Ryan et al., 2010), ook een meerwaarde te bieden
in de context van romantische relaties (Patrick et al., 2007). De Zelf-Determinatie beperkt zich
dus niet tot het bestuderen van individueel welzijn (zie o.a. Deci & Ryan, 2000; Vansteenkiste &
Ryan, 2013), maar geeft ook de nodige achtergrond om relationeel welzijn nader te
onderzoeken. In deze studie werd een verschillend patroon gevonden m.b.t. de bijdrage van
behoeftebevrediging tot geluk en relatietevredenheid. Voor relatietevredenheid was
voornamelijk verbondenheid van belang, terwijl voor geluk enkel competentie bij vrouwen
significant was. Als implicatie voor de ZDT betekent dit dus dat niet elke behoefte steeds
hetzelfde belang heeft, maar kan variëren naargelang de context, uitkomst en zelfs gender.
Wanneer replicaties van deze studie gelijkaardige resultaten geven, kan in de toekomst meer
aandacht besteed worden aan deze verschillen. Verder gaf dit onderzoek bevestiging voor de
link tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid, een bevinding die in bestaand onderzoek
nog niet werd onderzocht. Dit impliceert de noodzaak om in toekomstig onderzoek aangaande
relationele uitkomsten ook behoeftefrustratie op te nemen en niet enkel –bevrediging.
Naast deze theoretische implicaties, kan er ook een praktische implicatie geduid worden. Uit de
resultaten komt sterk naar voor dat voornamelijk verbondenheid een rol speelt in verband met
relatietevredenheid. Een bevinding die ook door eerder onderzoek al bevestigd werd (Patrick et
al., 2007). Met betrekking tot relatietherapie kan verbondenheid dus een centrale factor
worden, aangezien een stijging van de bevrediging ervan of een daling van de frustratie
mogelijks het meest zal zorgen voor een positieve vooruitgang van de relatietevredenheid.
Wanneer we meer kijken op individueel vlak, zien we dat op basis van huidige
onderzoeksresultaten best een onderscheid gemaakt wordt voor mannen en vrouwen,
aangezien zowel op vlak van behoeftebevrediging als –frustratie een verschillend patroon naar
voor komt m.b.t. geluk. Kort samengevat kan dit onderzoek bijdragen aan het afstellen van de
therapie op maat van het individu of het koppel. Onderzoeksresultaten bekomen aan de hand
van koppels met relatieproblemen zou wel meer aansluiting bieden bij de klinische praktijk.
44
Conclusie
In deze scriptie werd gefocust op de onderlinge samenhang tussen
behoeftebevrediging/behoeftefrustratie, relationele tevredenheid en geluk. Tevens werd bij elk
verband gekeken naar eventuele verschillen tussen mannen en vrouwen. Het achterliggende
theoretische kader was de Zelf-Determinatie Theorie. Vooreerst vonden we evidentie voor een
positieve samenhang tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid en een negatief
verband tussen behoeftefrustratie en relatietevredenheid. De positieve samenhang was enkel
van toepassing voor de behoefte aan verbondenheid. Het negatieve verband werd
teruggevonden voor zowel autonomie als verbondenheid, waarbij verbondenheid wel de
sterkste voorspeller was. Deze resultaten waren gelijk voor beide sekses. Vervolgens vonden
we ook ondersteuning voor een positieve samenhang tussen behoeftebevrediging en geluk en
een negatieve samenhang tussen behoeftefrustratie en geluk. Bij deze individuele uitkomst
waren de resultaten voor vrouwen en mannen vrij verschillend. Voor vrouwen was enkel
bevrediging van de behoefte aan competentie significant in de voorspelling van geluk, voor
mannen kwam geen enkele behoefte naar voor als significant. In verband met
behoeftefrustratie lagen de resultaten nog anders, aangezien hier voor mannen enkel
autonomie een rol speelde, verbondenheid enkel voor vrouwen een voorspeller was en
competentie voor zowel mannen als vrouwen niet significant was. Tot slot werden nog twee
moderatieverbanden bekeken tussen behoeftebevrediging, geluk en relationele tevredenheid,
waarbij geluk fungeerde als moderator in het eerste verband en relationele tevredenheid in het
tweede. Bij de eerste moderatie was de interactie niet significant, maar de hoofdeffecten wel,
voor zowel mannen als vrouwen. Dit resultaat gaf dus additionele bevestiging voor het verband
tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid enerzijds en gaf ook evidentie voor de
positieve samenhang tussen geluk en relatietevredenheid anderzijds. Bij het tweede
moderatieverband, waar relationele tevredenheid de plaats in nam als moderator, kregen we
omgekeerde resultaten voor mannen en vrouwen. Voor vrouwen waren enkel de hoofdeffecten
significant, wat additionele bevestiging gaf voor het verband tussen behoeftebevrediging en
geluk, en ook het verband tussen relatietevredenheid en geluk ondersteunde. Voor mannen
was enkel de interactie significant, waaruit we konden afleiden dat wanneer de
relatietevredenheid laag was, geluk steeg naarmate ook behoeftebevrediging steeg. Wanneer
relatietevredenheid hoog was, bleef geluk stijgen, ondanks het gelijk blijven van de mate van
behoeftebevrediging. Al deze bevindingen kunnen mogelijks een invloed uitoefenen op zowel
45
de theorie als de praktijk. We hopen dat deze scriptie een inspiratie mag zijn voor verder
onderzoek omtrent deze concepten en dat eventueel op suggesties die hiervoor gedaan
werden wordt voortgebouwd.
46
Referenties
Amato, P. R., Booth, A., Johnson, D. R., & Rogers, S. J. (2007). Alone together: How marriage in
America is changing. Retrieved from
http://samples.sainsburysebooks.co.uk/9780674020184_sample_911426.pdf
Argyle, M. (2003). The psychology of happiness. Retrieved from
https://books.google.be/books?hl=nl&lr=&id=tVWzAQAAQBAJ&oi=fnd&pg=PP1&dq=A
rgyle+The+psychology+of+happiness+boek&ots=9X1v3alEBU&sig=E6oApq3KcfHht17C
Hmy9u1aQ_T0#v=onepage&q=Argyle%20The%20psychology%20of%20happiness%20b
oek&f=false
Barr, A. B., & Simons, R. L. (2014). A dyadic analysis of relationships and health: Does couple-
level context condition partner effects? Journal of Family Psychology, 25(4), 448-459.
doi:10.1037/a0037310
Bartholomew, K. J., Ntoumanis, N., Ryan, R. M., & Thøgersen-Ntoumani, C. (2011).
Psychological need thwarting in the sport context: Assessing the darker sides of
athletic experience. Journal of Sport & Exercise Psychology, 33, 75–102.
Retrieved from http://journals.humankinetics.com/jsep-current-issue/jsep-volume-33-
issue-1-february/Psychological-Need-Thwarting-in-the-Sport-Context-Assessing-the-
Darker-Side-of-Athletic-Experience
Blais, R. K., & Renshaw, K. D. (2014). Perceptions of partners’ attributions for depression in
relation to perceptions of support and conflict in romantic relationships. Journal of
marital and family therapy, 40(4), 498-508. doi:10.1111/jmft. 12055
Blais, M. R., Sabourin, S., Boucher, C., & Vallerand, R. (1990). Toward a motivational model of
couple happiness. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 1021–1031.
doi:10.1037/0022-3514.59.5.1021
Bradburn, N. M. (1969). The structure of psychological well-being. Chicago: Aldine.
47
Bradbury, T. N., Fincham, F. D., & Beach, S. R. H. (2000). Research on the nature and
determinants of marital satisfaction: A decade in review. Journal of Marriage and
Family, 62, 964-980. doi:10.1111/j.1741-3737.2000.00964.x
Braithwaite, S. R., Selby, E. A., & Fincham, F. D. (2011). Forgiveness and relationship
satisfaction: Mediating mechanisms. Journal of Family Psychology, 25(4), 551-559.
doi:10.1037/a0024526
Brickman, P., Coates, D., & Janoff-Bulman, R. (1978). Lottery winners and accident victims: Is
happiness relative? Journal of Personality and Social Psychology, 36, 917–927.
doi:10.1037/0022-3514.36.8.917
Burke, T. J., & Segrin, C. (2014). Examining diet- and exercise-related communication in
romantic relationships: Associations with health behaviors. Health Communication, 29,
877-887. doi:10.1080/10410236.2013.811625
Burke, R. J., & Weir, T. (1977). Marital helping relationships: The moderators between stress
and well-being. The Journal of Psychology, 95, 121-130.
doi:10.1080/00223980.1977.9915868
Butzer, B., & Campbell, L. (2008). Adult attachment, sexual satisfaction, and relationship
satisfaction: A study of married couples. Personal Relationships, 15, 141-154.
doi:10.1111/j.1475-6811.2007.00189.x
Castillo-Mayén, R., & Montes-Berges, B. (2014). Analysis of current gender stereotypes. Anales
de Psicologia, 30(3), 1044-1060. doi:10.6018/analesps.30.2.138981
Chen, B., Vansteenkiste, M., & Byers, W. (2012). Psychological need satisfaction and desire for
need satisfaction across four cultures. Manuscript submitted for publication.
Chen, B., Vansteenkiste, M., Beyers, W., Boone, L., Deci, E. L., Van der Kaap-Deeder, J., . . .
Verstuyf, J. (2015). Basic psychological need satisfaction, need frustration, and need
strength across four cultures. Motivation and Emotion, 39(2), 216-236.
doi:10.1007/s11031-014-9450-1
Cramer, D. (2000). Relationship satisfaction and conflict style in romantic relationships. The
Journal of Psychology, 134(3), 337-341. doi:10.1080/00223980009600873
48
Deci, E. L., La Guardia, J. G., Moller, A. C., Scheiner, M. J., & Ryan, R. M. (2006). On the benefits
of giving as well as receiving autonomy support: Mutuality in close friendships.
Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 313-327.
doi:10.1177/0146167205282148
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). The General Causality Orientations Scale: Selfdetermination in
personality. Journal of Research in Personality, 19, 109-134. doi:10.1016/0092-
6566(85)90023-6
Deci, E. L., Ryan, R. M., Gagne, M., Leone, D. R., Usunov, J., & Kornazheva, B. P. (2001). Need
satisfaction, motivation, and well-being in the work organizations of a former Eastern Bloc
country: A cross-cultural study of self-determination. Personality and Social Psychology
Bulletin, 27, 930–942. doi:10.1177/0146167201278002
Deci, E. L., & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need satisfaction:
understanding human development in positive psychology. Richerche di Psicologia, 1,
23-40. Retrieved from http://psycnet.apa.org/psycinfo/2004-19493-002
Delle Fave, A., Brdar, I., Freire, T., Vella-Brodrick, D., & Wissing, M. P. (2011). The eudaimonic
and hedonic components of happiness: Qualitative and quantitative findings. Social
Indicators Research, 100, 185-207. doi:10.1007/s11205-010-9632-5
Demir, M. & Davidson, I. (2013). Toward a better understanding of the relationship between
friendship and happiness: perceived responses to capitalization attempts, feelings of
mattering, and satisfaction of basic psychological needs in same-sex best friendships as
predictors of happiness. Journal of Happiness Studies, 14, 525-550. doi:10.1007/
s10902-012-9341-7
Denton, W. H., Nakonezny, P. A., & Burwell, S. R. (2010). Reliability and validity of the global
assessment of relational functioning (GARF) in a psychiatric family therapy clinic.
Journal of Marital and Family Therapy, 36(3), 376-387. doi:10.1111/j.1752-
0606.2009.00144.x
49
Dewitte, M. (2012). Different perspectives on the sex-attachment link: Towards an emotion-
motivational account. Annual Review of Sex Research,105-124. doi:10.1080/
00224499.2011.576351
Di Domenico, S. I., Fournier, M. A., Ayaz, H., & Ruocco, A. C. (2012, October 15). In search of
integrative processes: Basic psychological need satisfaction predicts medial prefrontal
activation during decisional conflict. Journal of Experimental Psychology: General.
Advance online publication. doi:10.1037/a0030257
Diener, E., Lucas, R. E., & Scollon, C. N. (2006). Beyond the hedonic treadmill: Revising the
adaptation theory of well-being. American Psychologist, 61, 305–314.
doi:10.1037/0003-066X.61.4.305
Diener, E., Saptya, J. J., & Suh, E. M. (1998). Subjective well-being is essential to well-being.
Psychological Inquiry, 9, 33–37. doi:10.1207/s15327965pli0901_3
Drigotas, S. M., & Rusbult, C. E. (1992). Should I stay or should I go? A dependence model of
breakups. Journal of Personality and Social Psychology, 62, 62-87. doi:10.1037//0022-
3514.62.1.62
Dykstra, P. A., & Gierveld, J. D. (2004). Gender and marital-history differences in emotional and
social loneliness among Dutch older adults. Canadien Journal on Aging, 23(2), 141-155.
doi:10.1353/cja.2004.0018
Dyrdal, G. M., Røysamb, E., Nes, R. B., Vittersø, J. (2011). Can a happy relationship predict a
happy life? A population-based study of maternal well-being during the life transition
of pregnancy, infancy, and toddlerhood. Journal of Happiness Studies, 12, 947–962.
doi:10.1007/s10902-010-9238-2
Ebert, I. D., Steffens, M. C., & Kroth, A. (2014). Warm, but maybe not so competent? –
Contemporary implicit stereotypes of women and men in Germany. Sex Roles, 70, 359-
375. doi:10.1007/s11199-014-0369-5
50
Farhud, D. D., Malmir, M., & Khanahmadi, M. (2014). Happiness & health: The biological
factors- Systematic review article. Iranian Journal of Public Health, 43(11), 1468-1477.
Retrieved from http://ijph.turns.ac.ir
Fincham, F. D., Beach, S. R. H., & Kemp-Fincham, S. (1997). Marital quality: A new theoretical
perspective. In R. J. Sternberg & M. Hojjat (Eds.), Satisfaction in close relationships (pp.
275-304). New York: Guilford Press.
Fletcher, G. J. O., Simpson, J. A., Campbell, L., & Overall, N. C. (2015). Pair-bonding, romantic
love, and evolution: The curious case of Homo sapiens. Perspectives on Psychological
Science, 10(1), 20-36. doi:10.1177/1745691614561683
Gere, J. & Schimmack, U. (2013). When romantic partners’ goals conflict: Effects on relationship
quality and subjective well-being. Journal of Happiness Studies, 14, 37-49.
doi:10.1007/s10902-011-9314-2
Glenn, N. D. (1998). The course of marital success and failure in five American 10-year marriage
cohorts. Journal of Marriage and the Family, 60, 569-576. doi:10.2307/353529
Glick, P., & Fiske, S. T. (2001). An ambivalent alliance: Hostile and benevolent sexism as
complementary justifications for gender inequality. American Psychologist, 56, 109-
118. doi:10.1037//0003-066X.56.2.109
Glick, P., Lameiras, M., Fiske, S. T., Eckes, T., Masser, B., Volpato, C., Wells, R., . . . Wells, R.
(2004). Bad but bold: Ambivalent attitudes toward men predict gender inequality in 16
nations. Journal of Personality and Social Psychology, 86(15), 713-728. doi:
10.1037/0022-3514.86.5.713
Gordon, A. M., Oveis, C., Impett, E. A., Kogan, A., Keltner, D. (2012). To have and to hold:
Gratitude promotes relationship maintenance in intimate bonds. Journal of Personality
and Social Psychology, 103(2), 257-274. doi:10.1037/u0028723
Grouzet, F. M. E., Kasser, T. Ahuvia, A., Fernandez-Dols, J. M., Kim, Y., Lau, S., . . . Sheldon, K. M.
(2005). The structure of goal content across 15 cultures. Journal of Personality and
Social Psychology, 89, 800-816. doi:10.1037/0022-3514.89.5.800
51
Hadden, B. W., Smith, C. V., & Knee, C. R. (2014). The way I make you feel: How relatedness and
compassionate goals promote partner’s relationship satisfaction. The Journal of
Positive Psychology, 9(2), 155-162. doi:10.1080/17439760.2013.858272
Hammond, M. D., & Overall, N. C. (2015). Benevolent sexism and support of romantic
partner’s goals: Undermining women’s competence while fulfilling men’s intimacy
needs. Personality and Social Psychology Bulletin, 41(9), 1180-1194. doi: 10.1177/
0146167215593492
Headey, B., Veenhoven, R., & Wearing, A. (1991). Top-down versus bottom-up theories of
subjective wellbeing. Social Indicators Research, 24, 81–100. Retrieved from
http://www.eur.nl/zoeken/?q=Top-down+versus+bottom-
up+theories+of+subjective+wellbeing&site=default_collection&client=default_collecti
on
Heffner, K. L., Kiecolt-Glaser, J. K., Loving, T. J., Glaser, R., & Malarkey, W. B. (2004). Spousal
support satisfaction as a modifier of physiological responses to marital conflict in
younger and older couples. Journal of Behavioral Medicine, 27(3), 233-254. doi:0160-
7715/04/0600-0233/0
Heller, D., Watson, D., & Ilies, R. (2004). The role of person versus situation in life satisfaction: A
critical examination. Psychological Bulletin, 130(4), 574-600. doi:10.1037/0033-
2909.130.4.574
Heller, D., Watson, D., & Ilies, R. (2006). The dynamic process of life satisfaction. Journal of
Personality, 74, 1421–1450. doi:10.1111/j.1467-6494.2006.00415.x
Hirsch, J. K., Duberstein, P. R., & Unützer, J. (2009). Chronic medical problems and distressful
thoughts of suicide in primary care patients: mitigating role of happiness. International
Journal of Geriatric Psychiatry, 24, 671-679. doi:10.1002/gps.2174
Hofmann, W., Luhmann, M., Fisher, R. R., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2014). Yes, but are
they happy? Effects of trait self-control on affective well-being and life satisfaction.
Journal of Personality, 82(4), 265-277. doi:10.1111/jopy.12050
52
Howell, R. T., Chenot, D., Hill, G., Howell, C. J. (2011). Momentary happiness: The role of
psychological need satisfaction. Journal of Happiness Studies, 12, 1-15.
doi:10.1007/s10902-009-9166-1
Kagitcibasi, C. (2013). Adolescent autonomy-relatedness and the family in cultural context:
What is optimal? Journal of Research on Adolescence, 23(2), 223-235. doi:
10.1111/jora.12041
Kahneman, D., E. Diener and N. Schwarz: 1999, Well-Being: The Foundations of Hedonic
Psychology (Russell Sage Foundation, New York).
Kanazawa, S. (2014). Why is intelligence associated with stability of happiness? British Journal
of Psychology, 105, 316-337. doi:10.1111/bjop.12039
Karney, B. R. & Bradbury, T. N. (1995). The longitudinal course of marital quality and stability: A
review of theory, method, and research. Psychological bulletin, 118, 3-34.
doi:10.1037/0033-2909.118.1.3
Karney, B. R. & Bradbury, T. N. (1997). Neuroticism, marital interaction, and the trajectory of
marital satisfaction. Journal of Personality and Social Psychology, 72(5), 1075-1092.
doi:10.1037/0022-3514.72.5.1075
Kasser, T., & Ryan, R. M. (1996). Further examining the American dream: Differential correlates
of intrinsic and extrinsic goals. Personality and Social
Psychology Bulletin, 22, 280–287. doi:10.1177/0146167296223006
King, L.A., J.A. Hicks, J.L. Krull and A.K. Baker: 2006, ‘Positive affect and the experience of
meaning in life’. Journal of Personality and Social Psychology, 90, 179–196.
doi:10.1037/0022-3514.90.1.179
Knee, C. R., & Neighbors, C. (2002). Self-determination, perception of peer pressure, and
drinking among college students. Journal of applied social psychology, 32, 522-543.
doi:10.1111/j.1559-1816.2002.tb00228.x
La Guardia, J. G. (2007). On the role of psychological needs in healthy functioning: Integrating a
Self-determination theory perspective with traditional relationship theories. In J. V.
53
Wood, A. Tesser, & J. Holmes (Eds.), Self and relationships (pp. 27–48). New York, NY:
Psychology Press.
La Guardia, J. G., Patrick, H. (2008). Self-Determination Theory as a fundamental theory of
close relationships. Canadian Psychology, 49(3), 201-209. doi:10.1037/a0012760
La Guardia, J., Ryan, R. M., Couchman, C., & Deci, E. L. (2000). Within-person variation in
security of attachment : A self-determination theory perspective on attachment, need
fulfillment, and well-being. Journal of Personality and Social and Social Psychology, 79,
367-384. doi:10.1037//0022-3514.79.3.367
Lance, C. E., Mallard, A. G., & Michalos, A. C. (1995). Tests of the causal directions of global-life
facet satisfaction relationships. Social Indicators Research, 34, 69-92.
doi:10.1007/BF01078968
Le, B. & Agnew, C. R. (2001). Need fulfillment and emotional experience in interdependent
romantic relationships. Journal of Social and Personal Relationships, 18(3), 423-440.
doi:10.1177/0265407501183007
Levenson, R. W., & Gottman, J. M. (1985). Physiological and affective predictors of change in
relationship satisfaction. Journal of Personality and Social Psychology, 49(1), 85-94.
doi:10.1037/0022-3514.49
Lewandowski, G. W., Nardone, N., & Raines, A. J. (2010). The role of self-concept clarity in
relationship quality. Self and Identity, 9, 416-433. doi:10.1080/15298860903332191
Liefbroer, A. C., Poortman, A. R., & Seltzer, J. A. (2015). Why do intimate partners live apart?
Evidence on LAT relationships across Europe. Demographic Research, 32, 251-286. doi:
10.4054/DemRes.2015.32.8
Loewenthal, K. M. (2004). An introduction to psychological tests and scales (2 ed.).
Hove, UK: Psychology Press.
Loving, T. J. & Wright, B. L. (2012). The science of the couple: The Ontario Symposium. Retrieved
from
https://books.google.be/books?hl=nl&lr=&id=iFA3HZtCFM4C&oi=fnd&pg=PA169&dq=
Eustress+in+romantic+relationships+Loving&ots=Y1hNqQdNwh&sig=ikdVw33rsTI5MfC
54
TsQ1_iIzjsEA#v=onepage&q=Eustress%20in%20romantic%20relationships%20Loving&f
=false
Lucas, R. E. (2005). Time does not heal all wounds: A longitudinal study of reaction and
adaptation to divorce. Psychological Science, 16, 945–950. doi:10.1111/j.1467-
9280.2005.01642.x
Luyckx, K., Vansteenkiste, M. Goossens, L., & Duriez, B. (2009). Basic need satisfaction and
identity formation: Bridging self-determination theory and process-oriented identity
research. Journal of Counseling Psychology, 56, 276-288. doi:10.1037/a0015349
Lykken, D., & Tellegen, A. (1996). Happiness is a stochastic phenomenon. Psychological science,
7, 186-189. doi:10.1111/j.1467-9280.1996.tb00355.x
Lyubomirsky, S., King, L. A., & Diener, E. (2005). The benefits of frequent positive affect.
Psychological Bulletin, 131, 803–855. doi:10.1037/0033-2909.131.6.803
Lyubomirsky, S., & Lepper, H. S. (1999). A measure of subjective happiness: Preliminary
reliability and construct validation. Social Indicators Research, 46(2), 137-155.
doi:10.1023/A:1006824100041
Mark, K. M. & Herbenick, D. (2013). The influence of attraction to partner on heterosexual
women’s sexual and relationship satisfaction in long-term relationships. Archives of
Sexual Behavior, 43, 563-570. doi:10.1007/s10508-013-0184-z
Maslow, A. (1954). Motivation and personality. New York: Harper.
Massimini, F., & Della Fave, D. A. (2000). Individual development in a bio-cultural perspective.
American Psychologist, 55(1), 24-33. doi:10.1037/0003-066X.55.1.24
Moller, A. C., Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2006). Choice and ego-depletion: The moderating role
of autonomy. Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 1024 –1036.
doi:10.1177/0146167206288008
Murray, S. L., Griffin, D. W., Derrick, J. L., Harris, B., Aloni, M., & Leder, S. (2010). Tempting fate
or inviting happiness? Unrealistic idealization prevents the decline of marital
satisfaction. Psychological Science, 22(5), 619-626. doi:10.1177/0956797611403155
55
Murray, S. L., Holmes, J. G., Griffin, D. W., & Derrick, J. L. (2015). The equilibrium model of
relationship maintenance. Journal of Personality and Social Psychology, 108, 93-113.
doi:10.1037/pspi0000004
Norton, R. (1983). Measuring marital quality: A critical look at the dependent variable. Journal
of Marriage and Family, 45(1), 141-151. doi:10.2307/351302
Olson, D. H., & DeFrain, J. (2000). Marriage and the Family: Diversity and strengths (3rd ed.).
Mountain View, CA, US: Mayfield Publishing Co.
Overall, N. C., Sibley, C. G., & Tan, R. (2011). The costs and benefits of sexism: Resistance to
influence during relationship conflict. Journal of Personality and Social Psychology,
101, 271-290. doi:10.1037/a0022727
Pasch, L. A., Bradbury, T. N., and Sullivan, K. T. (1997). Social support in marriage: An analysis
of intraindividual and interpersonal components. In Pierce, G. R., Lakey, B., et al. (Eds.),
Sourcebook of Social Support and Personality, Plenum, New York, pp. 229–256
Patrick, H., Knee, C. R., Canevello, A., & Lonsbary, C. (2007). The role of need fulfillment in
relationship functioning and well-being: A Self-Determination Theory perspective.
Journal of Personality and Social Psychology, 92(3), 434-457.
doi:10.1037/0022.351492.3434
Pavot, W., & Diener, E. (2008). The satisfaction with life scale and the emerging construct of life
satisfaction. The journal of Positive Psychology, 3(2), 137-152.
doi:10.1080/17439760701756946
Reis, H. T., Sheldon, K. M., Gable, S. L., Roscoe, J., & Ryan, R. M. (2000). Daily well-being: The
role of autonomy, competence, and relatedness. Personality and Social Psychology
Bulletin, 26, 419-435. doi:10.1177/0146167200266002
Riggio, H. R., Weiser, D. A., Valenzuela, A. M., Lui, P. P., & Heuer, R. M. J. (2015). Self-efficacy in
romantic relationships: Prediction of relationship attitudes and outcomes. The Journal
of Social Psychology, 153(6), 629-650. doi:10.1080/00224545.2013.801826
56
Rodriguez, L. M., Hadden, B. W., & Knee, C. R. (2015). Not all ideals are aqual: Intrinsic and
extrinsic ideals in relationships. Personal Relationships, 22, 138-152.
doi:10.1111/pere.12068
Rollins, B. C., & Feldman, H. (1970). Marital satisfaction over the family life cycle. Journal of
Marriage and the Family, 32, 20-28. doi:10.2307/349967
Ryan, R. M. (1995). Psychological needs and the facilitation of integrative processes. Journal of
Personality, 63, 397– 427. doi:10.1111/j.1467-6494.1995.tb00501.x
Ryan, R. M., Bernstein, J. H., & Brown, K. W. (2010). Weekends, work, and well-being:
Psychological need satisfactions and day of the week effects on mood, vitality, and
physical symptoms. Journal of Social and Clinical Psychology, 29, 95–122.
doi:10.1521/jscp.2010.29.1.95
Ryan, R. M., Huta, V., & Deci, E. L. (2008). Living well: A self-determination theory perspective
on eudaimonia. Journal of Happiness Studies, 9, 139–170. doi:10.1007/s10902-006-
9023-4
Ryan, M. B., & Kahn, J. H. (2015). Talking about daily emotional events: Psychological well-
being moderates the intensity–disclosure link. Personality and Individual Differences,
83, 223-227. doi:10.1016/j.paid.2015.04.027
Ryan, R. M., La Guardia, J. G., Solky-Butzel, J., Chirkov, V., & Kim, Y. (2005). On the
interpersonal regulation of emotions: Emotional reliance across gender, relationships,
and cultures. Personal Relationships, 12, 145-163. doi:10.1111/j.1350-
4126.2005.00106.x
Ryff, C. D. (1989). Happiness is everything, or is it? Explorations on the meaning of
psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 57(6), 1069-
1081. doi:10.1037/0022-3514.57.6.1069
Schüler, J., & Kuster, M. (2011). Binge eating as a consequence of unfulfilled basic needs: The
moderating role of implicit achievement motivation. Motivation and Emotion, 35, 89–
97. doi:10.1007/s11031-010-9200-y
57
Seligman, M. (2011). Flourish: A visionary New Understanding of Happiness and Well-Being.
Retrieved from
https://books.google.be/books?hl=nl&lr=&id=YVAQVa0dAE8C&oi=fnd&pg=PA1&dq=fl
ourish+seligman&ots=dc6LIkC__W&sig=yVIujxahe6cb0J900WR7juurBxk#v=onepage&q
=flourish%20seligman&f=false
Shafer, K., Jensen, T. M., & Larson, J. H. (2014). Relationship effort, satisfaction, and stability:
Differences across union type. Journal of Marital and Family Therapy, 40(2), 212-232.
doi:10.1111/jmft.12007
Sheldon, K. M., Ryan, R. M., & Reis, H. T. (1996). What makes for a good day? Competence
and autonomy in the day and in the person. Personality and Social Psychology
Bulletin, 22, 1270-1279. doi:10.1177/01461672962212007
Sheldon, K. M., & Tan, H. (2007). The multiple determination of well-being: Independent
effects of positive needs, traits, goals, selves, social supports, and cultural contexts.
Journal of Happiness Studies, 8, 565–592. doi:10.1007/978-94-007-5702-8_8
Shin, D. C., & Johnson, D. M. (1978). Avowed happiness as an overall assessment of the quality
of life. Social Indicators Research, 5, 475–492. Retrieved from
http://link.springer.com/article/10.1007/BF00352944
Slotter, E. B., Duffy, C. W., & Gardner, W. L. (2014). Balancing the need to be “me” with the
need to be “we”: Applying Optimal Distinctiveness Theory to the understanding of
multiple motives within romantic relationships. Journal of Experimental Social
Psychology, 52, 71-81. doi:10.1016/j.jesp.2014.01.001
Soenens, B., Luyckx, K., Vansteenkiste, M., Luyten, P., Duriez, B., & Goossens, L. (2008).
Maladaptive perfectionism as an intervening variable between psychological control
and adolescent depressive symptoms: A three-wave longitudinal study. Journal of
Family Psychology, 22, 465–474. doi:10.1037/0893-3200.22.3.465
58
Spanier, G. B. (1976). Measuring dyadic adjustment: New scales for assessing the quality of
marriage and similar dyads. Journal of Marriage and the Family, 38, 15-28.
doi:10.2307/350547
Srivastava, S., Richards, J. M., McGonigal, K. M., Butler, E. A., & Gross, J. J. (2006). Optimism in
close relationships: How seeing things in a positive light makes them so. Journal of
Personality and Social Psychology, 91, 143-153. doi:10.1037/0022-3514.91.1.143
Stanton, S. C. E., Campbell, L., & Loving T. J. (2014). Energized by love: Thinking about romantic
relationships increases positive affect and blood glucose levels. Psychophysiology, 51,
990-995. doi:10.1111/psyp.12249
Steptoe, A., Dockray, S., & Wardle, J. (2009). Positive affect and psychobiological processes
relevant to health. Journal of Personality, 77, 1747–1776. doi:10.1111/j.1467-
6494.2009.00599.x
Suldo, S. M., & Huebner, E. S. (2004). Does life satisfaction moderate the effects
of stressful life events on psychopathological behavior during adolescence? School
Psychology Quarterly, 19(2), 93-105. doi:10.1521/scpq.19.2.93.33313
Traupmann, J., & Hatfield, E. (1981). Love and its effect on mental and physical health. In J.
March, S. Kiesler, R. Fogel, E. Hatfield, & E. Shana (Eds.), Aging: Stability and change in
the family (pp. 253-274). New York, NY: Academic Press
Unanue, W., Dittmar, H., Vignoles, V. L., & Vansteenkiste, M. (2014). Materialism and well-
being in the UK and Chile: Basic need satisfaction and basic need frustration as
underlying psychological processes. European Journal of Personality, 28, 569-585.
doi:10.1002/per.1954
VanderDrift, L. E., & Agnew, C. R. (2012). Need fulfillment and stay-leave behavior: On the
diagnosticity of personal and relational needs. Journal of Social and Personal
Relationships, 29(2), 228-245. doi:10.1177/0265407511431057
59
Vansteenkiste, M., Niemiec, C., & Soenens, B. (2010). The development of the five mini-
theories of self-determination theory: An historical overview, emerging trends, and
future directions. In T. Urdan & S. Karabenick (Eds.). Advances in Motivation and
Achievement, vol. 16: The decade ahead (pp. 105-166). UK: Emerald Publishing.
Van Petegem, S., Beyers, W., Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (2012). On the association
between adolescent autonomy and psychosocial functioning: Examining decisional
independence from a self-determination theory perspective. Developmental
Psychology, 48, 76 – 88. doi:10.1037/a0025307
Vansteenkiste, M., & Ryan, R. M. (2013). On psychological growth and vulnerability: Basic
psychological need satisfaction and need frustration as a unifying principle. Journal of
Psychotherapy Integration, 23(3), 263-280. doi:10.1037/a0032359
Vedes, A., Hilpert, P., Nussbeck, F. W., Randall, A. K., Bodenmann, G., & Lind, W. R. (2016).
Love styles, coping, and relationship satisfaction: A dyadic approach. Personal
Relationships, 23, 84-97. doi:10.1111/pere.12112
Vella-Brodrick, D. A., Park, N., & Peterson, C. (2009). Three ways to be happy: Pleasure,
engagement, and meaning: Findings from Australian and US samples. Social
Indicators Research, 90, 165–179. doi:10.1007/s11205-008-9251-6
Waite, L. J., & Lillard, L. A. (1991). Children and marital disruption. American Journal of
Sociology, 96, 930-953. doi:10.1086/229613
Waterman, A. S., Schwartz, S. J., & Conti, R. (2008). The implications of two conceptions of
happiness (hedonic enjoyment and eudaimonia) for the understanding of intrinsic
motivation. Journal of Happiness Studies, 9(1), 41–79. doi:10.1007/s10902-006-
9020-7
Werner, P. D., Green, R. J., Greenberg, J., Browne, T. L., & McKenna, T. E. (2001). Beyond
enmeshment: Evidence for the independence of intrusiveness and closeness-caregiving
in married couples. Journal of Marital & Family Therapy, 27, 459-472.
doi:10.1111/j.1752-0606.2001.tb00340.x
Williams, G. C., Niemiec, C. P., Patrick, H., Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2009). The importance of
60
supporting autonomy and perceived competence in facilitating long-term tobacco
abstinence. Annals of Behavioral Medicine, 37, 315–324. doi:10.1007/s12160-009-
9090-y
Willoughby, B. J. (2014). The role of marital beliefs as a component of positive relationship
functioning. Journal of Adult Development, 22, 76-89. doi:10.1007/s10804-014-9202-1
Zhuravlev, A. L., & Yurevich, A. V. (2014). Happiness as a scientific category. Herald of the
Russian Academy of Sciences, 84(4), 292-299. doi:10.1134/S1019331614040091