transport · door rolf van der wal voorzitter vnab 2 “de transportverzekeringsbranche is om...
TRANSCRIPT
een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beursjaargang 19 | 2013 | nr. 1
interview Bart Kuipers: “Rotterdam centrum zakelijke verzekeringssector”
De stelling: Bedrijven kunnen voor hun transportrisico’s prima terecht op nederlandse markt!
TRANSPORT:Sector verzet tijDig De bakenS
Door Rolf van der WalVoorzitter VNAB
2
“De transportverzekeringsbranche is om meerdere reden van groot belang voor
de grootzakelijke verzekeringsmarkt in ons land. In de eerste plaats uit histo-
risch perspectief: het is de oudste verzekeringsbranche; met transport is het enkele
eeuwen geleden allemaal begonnen in Nederland. Daarnaast speelt ook het fi-
nancieel belang. Marine is, als alle segmenten worden meegeteld, goed voor zo’n
35 à 40% van de hedendaagse omzet op de co-assurantiemarkt. En last but not
least vervult de transportsector als geen ander de rol van ‘de olie in de motor van
de Nederlandse economie’. Zonder transport staat alles stil, luidt de bekende slo-
gan van de wegvervoersbranche; hetzelfde gaat, zonder te overdrijven, op voor de
grootzakelijke verzekeringsmarkt. Je kunt dan ook gerust stellen dat de sector een
randvoorwaarde vormt voor de economische activiteiten in ons land en op die
manier de Nederlandse economie mede mogelijk maakt en draaiende houdt.
Je kunt veel van ons ‘kleine kikkerlandje’ zeggen, maar handelsgeest kan ons
niet bepaald worden ontzegd. Daaraan is de vooraanstaande rol die ‘we’ door de
eeuwen heen hebben gespeeld in de wereld van het internationale transport voor
een belangrijk deel ook toe te schrijven. In het verlengde daarvan heeft ons land
van oudsher ook een naar verhouding sterke positie ingenomen in de wereld van
internationale transportverzekeringen. Dat is niet in de laatste plaats mede het
gevolg van de volop aanwezige know how en ervaring die in de Nederlandse trans-
portverzekeringssector aanwezig is op alle terreinen van marine: van zeecasco tot
land- en werkmaterieel, van goederenverzekeringen tot jacht- en aanbouw en van
binnenvaart tot vervoersaansprakelijkheid. Vaktechnische kennis, maar ook ken-
nis van markten en klanten. Het is naar de toekomst toe zaak dat kennisniveau
hoog te houden en deze binnen alle makelaars- en verzekeraarshuizen te borgen.
Als ander pluspunt van onze co-assurantiemarkt kan zeker ook het brede, fijnma-
zige netwerk aan gespecialiseerde schade-experts worden genoemd. Mede door hun
inbreng en die van de professionals op schadeafdelingen bij makelaars en verzeke-
raars bieden wij onze klanten bij schade een relatief vlotte schaderegeling, zeker in
vergelijking met de meeste andere landen.
Zaken kunnen natuurlijk altijd beter. Op alle fronten. Ik wil er één noemen.
Transport is de sector binnen ‘co-assurantie’ waar naar verhouding de meeste
internationale business wordt gesloten. In deze ‘Visie’ pleiten meerdere klanten
en branchegenoten ervoor te proberen dit aandeel verder te vergroten. Ik sluit me
graag bij hen aan. We hebben er zeker de kwaliteiten voor.”
dé Basis voor de co-assurantiemarkt in nederland
Onder de naam ‘Praktijkleergang Zeeverzekering’ organiseert de Erasmus
Academie in samenwerking met een groot aantal organisaties en be-
drijven, waaronder de VNAB, opnieuw een negendaagse opleiding, die
de deelnemers een uitbreiding en verdieping van kennis verschaft van
het recht en de praktijk van de zeeverzekering. Verdeeld over negen
onderwijsdagen van elk twee dagdelen komen alle juridische en overige
aspecten van de zeeverzekering aan bod. Naast algemene leerstukken van
verzekeringsrecht wordt aandacht besteed aan internationaal privaatrecht,
procesrecht, rechtsvergelijking en zeerecht (vervoersovereenkomsten en
scheepsongevallen). Daarnaast staan onderwijsdagen op het programma
over scheepvaarttechniek en regelgeving en casco-, aansprakelijkheid- ,
transportgoederen-, charterer’s liability- en scheepsaanbouwverzekeringen.
Aan de opleiding wordt meegewerkt door een 20-tal gerenommeerde
docenten, zowel afkomstig uit het wetenschappelijk onderwijs als de
dagelijkse praktijk.
De cursus start op 12 en 13 september. De overige cursusdagen zijn op de
volgende vrijdagen: 1 november, 13 december, 24 januari, 7 maart, 11 april,
27 mei en 27 juni. Het examen staat gepland voor 5 september 2014. De
eerste twee cursusdagen vinden plaats in het Delta Hotel in Vlaardingen
(incl. overnachting en diner); de overige zeven op de Erasmus Universiteit
in Rotterdam. Voor meer informatie en aanmelden: Arlette Geerlings,
tel. (010) 408 86 87, email [email protected] of internet:
www. erasmusacademie.nl/zeeverzekering.
particuliere Beveiligers toegestaan op schepen
Onder strikte voorwaarden wordt het binnenkort mogelijk om parti-
culiere beveiligers in te zetten op koopvaardijschepen die varen in het
piraatrijke gebied nabij Somalië. Minister van Defensie Jeanine Hennis-
Plasschaert gaat hiervoor een wet opstellen.
Al sinds jaar en dag verschilt de overheid van mening met onder meer
verzekeraars over de beste bescherming van Nederlandse koopvaardij-
schepen. Verzekeraars pleiten al langer voor het inzetten van particuliere
beveiligers, maar tot nu toe is dat wettelijk verboden op schepen die on-
der Nederlandse vlag varen. De overheid houdt vooralsnog namelijk vast
aan haar beleid om alleen mariniers in te zetten via de zogenoemde Vessel
Protection Detachments (VPD’s) van het ministerie van Defensie. Recentelijk
heeft Instituut Clingendael het debat over de beveiliging op schepen
opnieuw aangezwengeld. In een rapport bestempelt het ‘t huidige over-
heidsbeleid als ‘te traag, te duur en te inflexibel’. In het rapport wordt
bovendien benadrukt dat Nederland vrijwel het enige land in Europa is
dat vasthoudt aan ‘het geweldsmonopolie van de overheid’.
Volgens cijfers van het International Maritime Bureau (IMB) is het aan-
tal aanvallen van piraten op schepen vorig jaar gedaald: van 439 in 2011
naar 297, het laagste niveau in de afgelopen vijf jaar. Hoewel piraterij in
Somalië mede door de getroffen tegenmaatregelen is gedaald, is het aan-
tal gevallen van (pogingen tot) scheepskapingen in Oost- en West Africa
met 150 het hoogst. In totaal werden 28 schepen daadwerkelijk gekaapt,
werden 585 mensen gegijzeld en zes bemanningsleden gedood.
praktijkleergang ZeeverZekering in septemBer van start
3
Het aantal ladingdiefstallen in ons land is vorig jaar gehalveerd: van 768 dief-
stalgevallen in 2011 naar 385 in 2012. Uit de jaarcijfers over ladingdiefstallen
in de wegtransportsector van de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVc)
blijkt dat diefstal van vrachtwagens zonder lading daarentegen een stijging laat
zien van ruim 20%: van 250 naar 304 . Ook het aantal diefstalgevallen van voer-
tuigen met lading is toegenomen: van 67 naar 84. De sterke daling van deze
schadelijke vorm van criminaliteit is vooral te danken aan sterk repressief op-
treden door de politie en preventieve maatregelen door de sector. “Conclusie is
dat de publiek-private samenwerking zijn beoogde effectiviteit bereikt”, aldus
de AVc.
De toename van het aantal voertuigen deed zich bij alle categorieën voor. Het
overgrote deel van de gestolen voertuigen betreft opleggers: 139 tegen 42 in
2011, een toename met maar liefst 230%. Daarnaast werden 122 (89) vrachtau-
to’s gestolen, 36 (23) trekkers en 7 (2) aanhangwagens. De meeste voertuigen
werden gestolen in Rotterdam, gevolgd door Venlo en Eindhoven. De voer-
tuigen stonden vooral op bedrijfsterreinen en langs de openbare weg. Naast
computerappatuur en huishoudelijke elektronica hebben criminelen het voor-
al gemunt op voedingsmiddelen en kleding/textiel/schoenen. Opmerkelijke
verschillen zijn de verschuiving van diefstallen van het hoofdwegennet naar
industrie- en bedrijfsterreinen en een sterke terugloop in de regio Venlo. Dit
is grotendeels te verklaren aan de beveiliging van ‘hot spot’ TradePort en de in-
spanningen van het cameratoezichtsysteem Secure Lane. In 2011 was er tien
keer sprake van diefstal; met gebruik of bedreiging van geweld; vorig jaar
waren dat er zes.
VNAB Event in teken van dynamische wereld van transport
aantal ladingdiefstallen gehalveerd; 20% meer vrachtwagens gestolen
De transportsector in Nederland heeft een slecht
jaar achter de rug. Dat blijkt uit het conjunctuur-
bericht van Transport en Logistiek Nederland
(TLN). Bedrijvigheid, omzet en winst daalden
in 2012 ten opzicht van het jaar 2011 en het aan-
tal faillissementen is zelfs met 30% gestegen.
Landelijk ligt dit gemiddelde op 14%. De helft
van alle ondernemers heeft in 2012 winst ge-
maakt, terwijl de andere helft verliest draait of
quitte speelt. Deze negatieve ontwikkeling heeft
volgens TLN vooral te maken met lage consu-
mentenbestedingen en lage vrachtprijzen. Met
name het bouwgerelateerde transport, goed
voor zo’n 25% van het vervoerde gewicht op de
Nederlandse wegen, heeft het moeilijk. Slechts
een kwart van alle bedrijven spreekt over een
‘goed’ jaar.
In lijn met de economische groeivoorspelling
van het CPB houdt een meerderheid van de trans-
port en logistiek dienstverleners voor dit jaar
rekening met een lichte stijging van bedrijvig-
heid en omzet. Maar een vetpot wordt het niet,
aldus TLN. Met name wegvervoerders zijn som-
ber: 36% van deze groep houdt rekening met nog
een slecht jaar. Slechts 11% van alle ondernemers
rekent op een goed jaar.
DE tRANspoRtVERzEkERiNgsmARkt iN cijfERs
Volgens de meest actuele cijfers van het CVS (Centrum Verzekerings Statistiek) bedroeg de omzet uit
transportverzekeringen in Nederland in 2011 ca. 911 miljoen euro, waarmee de marine-sector goed is
voor 7% van het totale bedrag aan schadeverzekeringspremies. Binnen transport is goederen met 351
miljoen euro (+ 23% tov 2011) de grootste branche, gevolgd door aanbouw en zeecasco met 211 miljoen
euro ((+ 5%). Verzekeringen van landmaterieel zorgden voor 115 miljoen euro (- 5%) aan premie-in-
komsten, binnenvaartverzekeringen voor 107 miljoen euro (+ 10%), pleziervaartuigen /jachten voor 75
miljoen euro (-4%) en (vervoerders)aansprakelijkheid voor 45 miljoen euro (+ 11%). De resultaten in
de transporttekening laten sinds 2007 een dalende lijn zien met in 2011 een negatief resultaat van 10%
(na herverzekering) en 14% (vóór herverzekering). In alle segmenten was er sprake van een combined
ratio van boven de 100%. De goederentekening spant de kroon met 134%; in de overige sectoren is het
negatief resultaat marginaal.
De dynamische wereld van transport staat centraal tijdens het eerstvolgende VNAB-Event, dat in
navolging van deze transportspecial van de VNAB Visie, wordt gehouden op donderdag 20 juni a.s. op
de RDM Campus in Rotterdam Heijplaat. Tijdens deze bijeenkomst, die in de middag plaatsvindt, zal
dr. Bart Kuipers, directeur Business Development & Business Relations bij Erasmus Smart Port Rotterdam,
een presentatie verzorgen over het economisch belang van de Rotterdamse haven voor de Nederlandse
economie. Daarin zal hij tevens ingaan om de raakvlakken met de verzekeringsbranche. Daarnaast wordt
tijdens het event aandacht besteed aan enkele innovaties in de wereld van transport en logistiek die de ko-
mende jaren hun intrede zullen doen. Het officiële programma wordt afgesloten met een netwerk borrel.
transportsector kijkt terug op slecht 2012
brutoinkomen nettoinkomen betaaldeschade netto combinedratio2011 911 n.b 563 1142010 828 n.b 546 1042009 859 747 561 1002008 890 743 503 972007 742 610 383 90 (in miljoenen euro) Bron: CVS
4
Erasmus Smart Port Rotterdam (ESPR) is een initiatief van
het havenbedrijf Rotterdam, de gemeente, havenonderne-
mingsvereniging Deltalinqs en de Erasmus Universiteit. Doel
is kennis tussen de universiteit en havenwereld te verspreiden
en te vermarkten om op die manier de concurrentiepositie van
de Rotterdamse haven te verbeteren. Dat gebeurt in de vorm
van onder meer stageplekken, ontbijtsessies, publicaties in
media, contractonderzoek en onderwijs. Daarnaast geeft
ESPR als kenniscentrum een impuls aan zowel de kennis-
ontwikkeling en het onderwijs over de haven op de Erasmus
Universiteit. Daarbij zijn onder meer een zevental hooglera-
ren betrokken bij verschillende vormen van havenonderzoek
op meerdere vakgebieden: logistiek, governance/duurzaam
transport, benchmarking havenprestaties, management, op-
slag, recht en geschiedenis. Alle hoogleraren hebben een door
ESPR betaalde promovendus in dienst voor het verrichten van
wetenschappelijk onderzoek. in totaal worden zo’n 100 à 150
havenstudenten per jaar opgeleid.
Voor de Rotterdamse haven zijn twee sectoren van cruciaal
belang: de containersector en de chemie, ook wel aangeduid
met ‘natte’ bulk, waarin zij de absolute marktleider is. Kuipers
spreekt daarbij over de twee C’s van containers en chemie en
zou daar graag een derde ‘C’ aan willen toevoegen: de ‘C’ van
City. “Er kan in mijn optiek over en weer veel meer winst ge-
haald worden uit de wisselwerking tussen enerzijds de haven
en anderzijds het bedrijfsleven. Door te proberen nog meer
hoogwaardige dienstverlening naar Rotterdam te halen, die
direct of indirect aan de haven is gelieerd. Mijn ambitie is dan
ook van Rotterdam een centrum te maken waarin alle haven-
gerelateerde diensten samenkomen.”
economisch BelangOoit was Rotterdam de grootste haven ter wereld; momen-
teel wordt de vijfde plaats ingenomen, na drie Chinese havens
(Shanghai, Ningbo & Zhoushan en Tianjin) en Singapore. Met
441,5 miljoen ton aan overgeslagen goederen in 2012 is het
met een marktaandeel van 37,5% wel met afstand de grootste
haven van Europa, meer dan twee keer zo groot dan Antwerpen
en wel drie keer groter dan Hamburg. Overigens neemt de
haven van Amsterdam met ongeveer 93 ton aan goederen
de vijfde plaats in na het Russische Novorrossiysk. Volgens
Kuipers vullen de havens van Rotterdam en Amsterdam elkaar
goed aan.
Het bovenstaande neemt niet weg dat het strategisch belang
van de Rotterdamse haven voor de Nederlandse economie
en daarmee voor de BV Nederland onveranderd groot blijft.
Cijfers illustreren dat. De omzet nadert de 12 miljard euro en
de haven is goed voor 87.000 banen, waarmee het de grootste
verschaffer van werkgelegenheid in de Maasstad is. Indirect
ligt dat aantal beduidend hoger, aangezien er daarnaast vele
bedrijven indirect aan de haven zijn verbonden, zoals bij-
voorbeeld in de industrie en (zakelijke) dienstverlening: o.a.
expeditiebranche, opslagsector, advocatuur en verzekerings-
branche. De grote kracht van de Rotterdamse haven is gelegen
in wat Kuipers de ‘connectiviteit’ noemt: de verbinding van
Nederland als distributieland over de weg, spoor of water met
het Europese achterland en met name Duitsland. “Ook de na-
bijheid van een luchthaven als Schiphol biedt in dit opzicht tal
van voordelen. Dat maakt Nederland tot een aantrekkelijke
vestigingsplaats voor veel buitenlandse bedrijven.”
groeiDaar waar het economisch gezien met de BV Nederland de laat-
ste jaren in het algemeen wat minder gaat, laat de Rotterdamse
haven (bescheiden) groeicijfers zien en neemt het marktaan-
deel toe: het afgelopen jaar met een half procentpunt. In 2012
nam de goederenoverslag met zeven miljoen ton toe tot 441,5
Haven kan impulS geven aan komSt zakelijke DienStverleningScentra in rotterDamDr. Bart Kuipers, directeur Business Development & Business Relations bij Erasmus Smart Port Rotterdam, gelooft in de ‘heilige’ drie-eenheid: handel, transport en verzekeringsbranche. “Zonder handel is er geen transport; zonder verzekeringen evenmin. Naar mijn mening zouden die drie bedrijfs-takken elkaar veel meer kunnen versterken. Zo zou de Rotterdamse haven met al zijn dynamiek, werkgelegenheid en commerciële aantrekkingskracht op het bedrijfsleven een impuls kunnen geven aan de komst van zakelijke dienst-verleningscentra. In navolging van de plannen om van Rotterdam het centrum te maken voor de ‘natte advocatuur’ in West-Europa, zou ik me kunnen voorstellen dat deze stad ook kan uitgroeien tot het centrum van de (zakelijke) verzekeringsmarkt. Ik heb begrepen dat na de haven de verzekeringsbranche nu reeds de grootste werkgever is in de Maasstad.”
Smart Port bevordert kennisontwikkeling tussen wetenschap, onderwijs en havenwereld
55
Haven kan impulS geven aan komSt zakelijke DienStverleningScentra in rotterDam
Bart Kuipersdirecteur Business Development & Business Relations bij Erasmus Smart Port Rotterdam
“Er kan in mijn optiek over en weer veel meer winst gehaald worden uit de wisselwerking tussen enerzijds de haven en anderzijds het bedrijfsleven. Door te proberen nog meer hoogwaardige dienstverlening naar Rotterdam te halen, die direct of indirect aan de haven is gelieerd. Mijn ambitie is dan ook van Rotterdam een centrum te maken waarin alle havengerelateerde diensten samenkomen.”
Smart Port bevordert kennisontwikkeling tussen wetenschap, onderwijs en havenwereld
6
miljoen ton, een groei met 1,6%. De grootste stijging (+ 7,9%
tot 213,2 miljoen ton) deed zich voor in het ‘nat massagoed’
(overslag van ruwe olie, minerale olieproducten, nafta etc.),
dat bijna de helft van het totale goederenoverslag uitmaakt.
Daarnaast groeide het containeroverslag met 1,5% tot 125,4
miljoen ton en blijft het marktaandeel in de bulkoverslag sta-
biel hoog, al werden er in dit segment vorig jaar wel minder
goederen overgeslagen dan in 2011.
Op de vraag hoe hij de toekomst van de Rotterdamse ha-
ven ziet, antwoordt Kuipers dan ook positief. “Ik ben van
nature een optimistisch mens. De vooruitzichten zijn gunstig.
Het havenbedrijf verwacht dit jaar een verdere toename te reali-
seren in het goederenoverslag met nog eens 1 à 2%. Daarnaast
zal de economie een keer aantrekken, zijn er plannen om de
activiteiten op het gebied van fruitoverslag te intensiveren en
verwacht ik dat er een stimulerend effect zal uitgaan van de
Tweede Maasvlakte, waarmee een investering is gemoeid van
maar liefst 2,9 miljard euro. Bij APMT en RWG zal gewerkt
gaan worden met op afstand bestuurbare apparatuur voor het
volautomatisch laden en lossen van de containers. Een revolu-
tionaire ontwikkeling.”
Kuipers noemt nog twee belangrijke vernieuwingen die
de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven kunnen
versterken en een extra impuls kunnen geven aan de econo-
mische ontwikkelingen in de transportsector. “Zo heeft ECT
een netwerk opgezet met ‘extended gates’ in onder meer Venlo,
Duisburg en Nürnberg. Daar halen zij desgewenst voor bedrij-
ven containers voor verscheping op of leveren deze na lossing
in de haven af. Daarnaast zijn met bedrijven op de Tweede
Maasvlakte afspraken gemaakt over de wijze van vervoer van
goederen van en naar het achterland. In maximaal 35% van
de gevallen mag hiervoor een vrachtwagen worden gebruikt.
Minimaal 45% van de goederen dient over water vervoerd te
worden, hetgeen een extra impuls kan geven aan de binnen-
vaart, die momenteel moeilijke tijden doormaakt. Daarnaast
dient minimaal 20% van de goederen per spoor te worden ver-
voerd, wat het gebruik van de Betuwelijn zal doen toenemen.”
De Smart Port-directeur noemt desgevraagd als voorwaarden
voor succes een helder consistent overheidsbeleid, geen on-
eerlijke concurrentie maar een level playing field in Europa wat
overheidssteun betreft en een blijvende voorlopersrol qua
innovatie.
arBeidsmarkt, veiligheid, vergroeningWat houdt de gemoederen in de haven- en transportwereld
vandaag de dag zoal bezig? Kuipers noemt er een aantal. “Wat
de chemie-sector betreft zijn er drie grote aandachtspunten:
de arbeidsmarkt, veiligheid en vergroening. Er is een schreeu-
wend tekort aan hoog opgeleid personeel. De werkloosheid in
ons land loopt gestaag op, maar in de chemie zijn maar liefst
2.200 vacatures die bijzonder lastig zijn in te vullen. Mede
door de gebeurtenissen bij Chemie-Pack en Odjfell is veilig-
heid een ander hot issue en net als in andere bedrijfstakken
daarnaast ook de vergroening. Er wordt gezocht naar andere
goedkopere grondstoffen dan olie, zoals bijvoorbeeld LNG-
gas, dat, hoewel nog op kleine schaal, al wordt toegepast in
de binnen- en kustvaart.”
Met argusogen worden volgens hem de ontwikkelingen in
de binnenvaart gevolgd, waar mede door de overcapaciteit
de concurrentie moordend is en de resultaten marginaal of
zelfs (diep)rood. “Mogelijk dat deze sector een nieuwe impuls
krijgt van de Tweede Maasvlakte, mede door de aan bedrijven
opgelegde verplichting om voor een deel van het goederen-
vervoer gebruik te maken van transport over water. Daarnaast
zijn velen nieuwsgierig hoe ECT gaat reageren op de nieuwe
concurrentie op de Tweede Maasvlakte, wat de komst van
schaliegas gaat betekenen en of een oplossing wordt gevon-
den voor de opslag van CO2.”
awarenessWat zou u de (grootzakelijke)verzekeringsbranche willen
meegeven? “Besef dat je een belangrijke enabler bent voor
zowel de havens in Rotterdam en Amsterdam als voor de
transportbranche in zijn geheel. Zonder transport staat alles
stil, luidt de bekende reclameslogan, maar zonder verzekerin-
gen is er geen transport mogelijk. Naar mijn mening heeft de
verzekeringsbranche dit aspect van haar dienstverlening tot
dusver veel te weinig over de bühne gebracht. Mijn advies luidt
dan ook: zorg dat er bij het brede publiek en het bedrijfsleven
meer awareness ontstaat over de essentiële rol die je vervult in
de samenleving: als olie in de motor van de BV Nederland.”
Daarnaast zou de bedrijfstak in zijn ogen (nog) meer gebruik
kunnen maken van de aanwezigheid van zowel de beide havens
als Schiphol en van de voor de distributie naar het achterland
aanwezige infrastructuur: wegen, spoor, water. “Bijvoorbeeld
door (potentiële) klanten te stimuleren hiervan gebruik te
maken en in Nederland een vestiging te openen. Kortom, ver-
groot de aantrekkingskracht op het bedrijfsleven en maak van
Rotterdam het centrum voor de (zakelijke) verzekeringsmarkt
voor Nederland of zelfs van (West)Europa.”
“Zorg dat er meer awareness ontstaat over de essentiële
rol die je vervult in de samenleving”
7
de terugkeer van de markt voor zEEcAscoRisico’s
Jaren geleden leek de verzekering van zeecascorisico’s van de Nederlandse markt te verdwijnen. Vanwege de lage premies en de mede daardoor geringe rendementsprognoses lieten veel transportverzekeraars dit segment links liggen of waren ze te duur ten opzichte van de concurrentie. Het doemscenario voor de oudste verzekeringsbranche van ons land werd echter geen bewaarheid. De markt herpakte zich en kreeg mede door de volop aanwezige kennis en ervaring weer het vertrouwen van de (transport)klanten. In 2001 boekten de cascoverzekeraars gezamenlijk een omzet van 211 miljoen euro en was deze tekening (incl. aanbouw) goed voor 23% van de totale omzet uit transportverzekeringen in ons land.
Ons land is van oudsher een prominente speler op de markt
voor zeecascoverzekeringen. Vanwege de handelsgeest en
aanwezige scheepvaartindustrie, maar ook door de in de
loop der jaren opgebouwde know how. Niet voor niets tre-
den ‘Nederlandse’ verzekeraars ook geregeld als leader op
van buitenlandse risico’s. Inmiddels kunnen ‘we’ weer de
concurrentie aan met transportverzekeraars op de Duitse,
Scandinavische en Londense markt. Zeker voor gemiddelde
risico’s kunnen klanten goed uit de voeten met het aanbod van
circa tien spelers op de Nederlandse markt; voor complexe-
re zaken en excess layers moeten zij in de regel terugvallen op
genoemde buitenlandse markten.
Zeecasco, ook wel aangeduid met Ocean Hull of Blue Water, is
mede door de ruim beschikbare capaciteit in de wereld altijd
een zeer competitieve markt geweest. Ondanks een premie-
groei in 2011 met 5% vertonen de resultaten sinds 2009 een
neerwaartse lijn, al zit de sector nog wel ‘in de plus’, zij het
marginaal. Al vele jaren is er sprake van een softe markt, al lijkt
er sinds 1,5 à 2 jaar enige verharding op te treden. Daar waar
in het verleden bij een slecht tekenjaar hooguit aan verzeker-
den een marginale premieverhoging werd opgelegd, zijn er nu
voorbeelden bekend van verhogingen ‘in de dubbele cijfers’.
En dat in een economisch ongunstige tijd waarin het de mees-
te scheepvaartbedrijven allesbehalve voor de wind gaat en zij
alle zeilen moeten bijzetten om in het meest gunstige geval
breakeven te spelen.
De crisis heeft ook impact op de schadelast, die als ‘stabiel
slecht’ kan worden getypeerd. Enerzijds leiden minder trans-
portbewegingen per definitie tot minder schades, maar aan
de andere kant worden de claims complexer en mede door de
hogere eigen risico’s de gemiddelde schadebedragen hoger.
Verder worden verzekerden en hun verzekeraars in toene-
mende mate geconfronteerd met schades door zogeheten
catfines (schadelijke restanten in brandstoffen) en met forse
motor- en generatorschades. Vanwege de frequentie en grote
financiële gevolgen organiseert het Verbond van Verzekeraars
binnenkort hierover zelfs een speciale informatiebijeenkomst
voor de transportverzekeringsbranche. Ook zaken als pirate-
rij en de risico’s van een mogelijke ‘route om de Noord’ (Arctic
Route), hebben de aandacht van partijen in dit historische
marktsegment.
De vooruitzichten voor de Nederlandse markt voor zeecasco-
verzekeringen zijn gematigd positief. De op zich traditionele
markt is concurrerend, zeker wat de condities betreft. Men is
meer bereid tot meedenken over praktische oplossingen en
handelt bij schade, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse
en Londense markt, wat meer naar de geest van de polis dan
naar de letter. Belangrijke voorwaarde voor succes is dat de
economie aantrekt, dat de nu volop aanwezige know how en
ervaring een Unique Selling Point blijft en dat er tijdig aan de
opvolging en instroom van jongeren wordt gewerkt. Zodat
de concurrentiepositie minimaal kan worden behouden en
waar mogelijk zelfs kan worden versterkt, bijvoorbeeld door
via (binnen- en buitenlandse) makelaars meer buitenlandse
risico’s op de Nederlandse markt te verzekeren.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Jenny Groeneveld (rechts), Martin Peper (midden) en Henk Peter Verbree. Eerstgenoemde werkt sinds 1983 in de verzekeringsbranche bij gebr. Sluyter en sinds 1991 in de transportsector, aanvankelijk bij Blom & Van der Aa. Vervolgens werkte zij ruim 19 jaar bij Reaal en zijn juridische voorlopers en sinds februari van dit jaar bij HDI-Gerling, waar zij werkzaam is als senior acceptant. “Het zou mooi zijn wanneer er meer capaciteit beschikbaar komt, zodat we nog meer risico’s van de grote Nederlandse scheepsbouwers, offshore-, bagger-, sleep- en berginsgbedrijven in eigen land zouden kunnen verzekeren.” Peper zit inmiddels 23 jaar in het (transport)verzekeringsvak en begon bij Van Calcar op de schadeafdeling; Verbree zette in 1999 zijn eerste schreden op het verzekeringspad bij Aon. Later stapten zij over naar wat nu NNAM (Noord-Nederlandse Assurantiemakelaars) is. Sinds 2006 zijn zij eigenaar van dit Groningse assurantiebedrijf, dat zich met 30 medewerkers voor het overgrote deel richt op ‘marine’-verzekeringen: zeecasco, hull & machinery, aanbouw, P&I. “We zien als trend dat verzekeraars meer bereid zijn tot overleg bij zowel de acceptatie van risico’s als de afwikkeling van schades.”
8
Transport is met afstand de oudste verzekeringsbranche die er is. De eerste verzekering op een schip en lading dateert voor zover bekend uit het einde van de 16e eeuw. De transportverzekeringsbranche kan derhalve bogen op een ruime, indrukwekkende historie. Maar hoe zit het met de toekomst? We vroegen het aan vier specialisten: de transportmakelaars Gillis Brobbel (Willis) en Rogier van der Sluijs (Marsh) en de transport-verzekeraars Gielijn Arends (Amlin Europe) en Gert van Middelkoop (Torus Insurance). “Als verzekeringssector faciliteren we in feite niet alleen de transport- en logistieke branche maar nog meer de import- en export-industrie. Zonder verzekeringen zou er nimmer sprake zijn van ‘Hollands Glorie’ in de scheepvaartbranche en zouden we evenmin zijn uitgegroeid tot de handelsnatie die we nu zijn. Het is een unique selling point (USP) dat we veel meer moeten uitdragen.”
Vandaag de dag neemt marine een bescheiden plaats binnen
de schadeverzekeringsbranche in. Met 911 miljoen euro aan
premie-inkomsten in 2011 is de sector goed voor slechts 7%
van alle premies uit schadeverzekeringen. Hoewel in vrijwel
alle branches melding wordt gemaakt van een geleidelijke
daling van het premieniveau laten de totale omzetcijfers een
opwaartse lijn zien, zo blijkt uit cijfers van het Verbond van
Verzekeraars.
Tussen 2007 en 2011 zijn de premie-inkomsten met maar liefst
29% gestegen. In diezelfde periode is het bedrag aan betaalde
schades echter met 47% toegenomen van 383 miljoen euro
naar 563 miljoen euro. Mede daardoor zijn de resultaten niet
bepaald om over naar huis te schrijven. Alleen in 2007 (90) en
2008 (97) werd een positief netto combined ratio (schadelast
en kosten gedeeld door inkomsten) behaald; in 2009 speelde
de branche quitte (100), maar in 2010 (104) en 2011 (114) was
het resultaat negatief. Op de branche casco landmateriaal na
droegen alle segmenten bij aan het slechte resultaat, waarbij
de goederentekening de kroon spande met een combined ratio
van 134.
klein, maar fijnVoor een betrekkelijk klein land als Nederland spelen ‘we’ vol-
gens Van Middelkoop van oudsher in de internationale markt
voor transportverzekeringen een relatief vooraanstaande rol.
Klein, maar fijn. Brobbel schrijft dat onder meer toe aan de
handelsgeest en koopmanschap die nu eenmaal kenmerkend
is voor ons ‘ondernemend volkje’. “We zijn in feite een retail
& wholesale market. Arends wijst op de open markt en de hier
volop aanwezige bedrijvigheid op het gebied van het bouwen
en repareren van zeeschepen en exclusieve jachten, de bag-
gerij, sleepvaart, berging, de handel in commodities en andere
goederen en de hele logistiek daar omheen. “Mede daardoor
hebben we als markt op alle onderdelen veel kennis & kunde
opgebouwd. Zowel de technische know how van de verschil-
lende vervoersmiddelen en de ladingen als van de bedrijven
van onze klanten en markten waarin zij opereren”, vult Van
der Sluijs aan. “Risico’s worden hier op basis van technische
underwriting beoordeeld en niet aan de hand van statistieken,
zoals bijvoorbeeld in Londen. Ik heb dan ook het gevoel dat
hier maatwerk wordt geleverd. Dat is in mijn ogen zeker één
van de sterke punten van de Nederlandse markt.”
Zijn gesprekspartners knikken instemmend. Arends noemt
de bereidheid tot meedenken en de oplossingsgerichte in- en
opstelling van marktpartijen als ander pluspunt. “Meer dan in
andere landen hebben verzekeraars behalve met de makelaar
ook direct contact met verzekerden en is er over en weer de
intentie om een jarenlange samenwerking met elkaar aan te
gaan.” Brobbel wijst daarnaast op het competitieve karakter
van de markt, zowel ten aanzien van de premies als wat de
condities betreft. “Bovendien zijn we servicegericht en is er
voor het overgrote deel van de risico’s voldoende capaciteit
beschikbaar. Het is alleen jammer dat we de allergrootste risi-
co’s van onze Nederlandse multinationals, vooral op het gebied
van zeecasco en P&I, niet hier kunnen onderbrengen.” “Dat
neemt niet weg dat je gerust kunt stellen dat Nederlandse be-
drijven voor de afdekking van hun risico’s in de regel prima uit
de voeten kunnen met het aanbod op de Nederlandse markt.
We zijn dan ook zeker concurrerend te noemen”, benadrukt
Van Middelkoop. Van der Sluijs valt hem bij: “Dat is ook wat
de meeste Nederlandse klanten willen. Zij zijn gebaat bij een
sterke lokale verzekeringsmarkt.”
Hot topicsWat houdt vandaag de dag de gemoederen in makelaars- en
verzekeraarshuizen op transportverzekeringsgebied zoal
bezig? Met andere woorden, wat zijn momenteel de hot topics?
Van der Sluijs steekt van wal: “In de eerste plaats datgene wat
elke ondernemer bezighoudt: de concurrentiepositie en de
continuïteit van de eigen onderneming. Hoe ontwikkelt de
markt? Hoe het premieniveau en het rendement”, aldus de
makelaar, die voorts wijst op de vele en in zijn optiek lang niet
altijd nodige wet- en regelgeving. “Neem de WFT-eisen; we
zijn wettelijk verplicht cursussen te volgen voor zaken waar we
in onze transportpraktijk van alledag niet of nauwelijks mee te
maken krijgen. Zonde van de tijd en het geld.”
De drie anderen wijzen daarnaast op het service- en verdien-
model. Brobbel: “We moeten als makelaar segmenteren in
onze dienstverlening en daarin keuzes maken. Voor de onder-
kant van de portefeuille kunnen we naar mijn mening volstaan
met pool- en volmachtconstructies met een daarop aangepaste
soberder dienstverlening en verdienmodel. Daardoor kunnen
we meer tijd en aandacht besteden aan de grotere en meer
complexe zaken. Daar kunnen we echt meerwaarde leveren.”
Ook bij verzekeraar Arends wordt deze verschuiving van co-
assurantie naar covers & pools nauwlettend gevolgd. “Daarnaast
houdt mij en mijn collega’s vooral de vraag bezig hoe we zelf,
maar ook als markt als geheel nóg servicegerichter zouden
9
kunnen werken. We hebben met z’n allen onze mond wel
vol van klant- en servicegerichtheid, maar ik ben ervan over-
tuigd dat er op dit vlak nog de nodige slagen te maken zijn.
Voorwaarde is dat we als markt bereid zijn hierin (verder) te
investeren.”
Van Middelkoop vraagt aandacht voor het behoud van de
concurrentiekracht. “We zijn als transportverzekeringsmarkt
sterk door onze kennis en ervaring. “Het is noodzaak beide
zaken te borgen in makelaars- en verzekeraarshuizen, temeer
daar deze vaak slechts bij een beperkt aantal mensen aanwezig
is en bovendien vaak ‘in het hoofd’. In principe om dezelfde
redenen is het wenselijk na te denken over de opvolging en
tijdig over te gaan tot het aanstellen en inwerken van jongere
mensen.”
toekomstHoe zien jullie de toekomst van de transportverzekerings-
markt in ons land? “Positief ”, antwoordt Arends prompt.
“Onze kracht is gelegen in flexibiliteit, creativiteit en mee-
denken met de klant. Dat moeten we met elkaar zien vast te
houden zonder een gezonde en rendabele bedrijfsvoering uit
het oog te verliezen. Een andere voorwaarde is dat we onze
unique selling points beter en nadrukkelijker over de bühne moe-
ten brengen naar onze (potentiële) klanten toe. Daarbij denk
ik bijvoorbeeld niet alleen aan onze uitgebreide dekking en
maatwerkoplossingen, maar ook aan een snelle en adequate
claimsafwikkeling. Daarmee gaan we in Nederland veel soe-
peler om dan bijvoorbeeld de Londense markt.”
Van der Sluijs vult aan: “Als de puur Nederlandse capaciteit
blijft eroderen zoals de afgelopen jaren en de hier aanwezige
verzekeraars zich moeten conformeren aan beleidsinstruc-
ties van moedervestigingen in het buitenland, dan zal de
concurrentpositie van de Nederlandse markt geleidelijk aan
verzwakken.” Om dit laatste tegen te gaan zullen in zijn ogen
de bestaande Nederlandse marktpartijen voldoende capaciteit
moeten aanbieden. “Wellicht niet meer, maar ieder een stukje,
volgens het aloude co-assurantiemodel”, aldus de makelaar,
die desgevraagd groeikansen zegt te zien in “de verdere ont-
wikkeling van de niche-kennis op aanbouwgebied en wellicht
het verder ontwikkelen van windpark-aanbouw en exploitatie
of andere renewable energy-producten”.
veranderende marktBrobbel zegt rekening te houden met een verhardende markt
voor alle sectoren in de transportverzekeringsbranche. “Het is
nodig om uit de rode cijfers te komen. Het is uiteraard niet
leuk voor onze klanten, maar zo werkt de markt nu eenmaal.
Voor ons als makelaar zie ik in een harde markt juist meer mo-
gelijkheden bieden om door middel van creatieve oplossingen
onze meerwaarde voor onze klanten waar te maken. In een
softe markt ligt de focus doorgaans op de (laagste) prijs. Het is
onze taak het beste voor onze klanten te vinden. Is dat om wat
voor reden dan ook niet langer volledig mogelijk, dan zoeken
wij onze heil in het buitenland”, aldus de makelaar, die een
toereikend kennisniveau als voorwaarde noemt voor het be-
houd van de huidige concurrentiepositie voor de Nederlandse
markt. “Helaas zien we de laatste jaren die specifieke know how
in tal van segmenten op de marine markt afkalven, met name
op het gebied van zeecasco- en aanbouwrisico’s. Voldoende
kennis van zaken zorgt voor de beste en meest creatieve oplos-
singen voor de klant en trekt daarmee (nieuwe) business aan.”
Ook Van Middelkoop ziet de markt veranderen. “Op
transportgoederengebied is er voldoende capaciteit, op an-
dere terreinen, zoals Hull en aanbouw is er sprake van krapte.
Daarnaast constateer ik dat er na jaren de trend naar een har-
dere verzekeringsmarkt is ingezet en dat het aantal aanbieders
lijkt te verminderen. Er komen wel nieuwe aanbieders bij,
maar er trekken zich ook enkele partijen zich geheel of gedeel-
telijk (in bepaalde segmenten) uit de marine markt terug. Ik
verwacht dat die trend zich zal voortzetten”, aldus de verzeke-
raar, die aan de andere kant voorziet dat zolang de rente op de
kapitaalmarkt laag blijft partijen bereid blijven om capaciteit
beschikbaar te stellen.
Hij ziet de transportverzekeringsmarkt in Nederland op
zich niet groeien. “Groei moet met name uit nieuwe econo-
mische bedrijvigheid komen. Voor alle duidelijkheid: ik ben
beslist niet somber gestemd. Ook bij een gelijkblijvende of
zelfs dalende omzet kunnen we een beter rendement behalen.
Voorwaarde is dat we kiezen voor technische underwriting.”
Vier transportverzekeringsspecialisten bijeen: v.l.n.r. Rogier van der Sluijs, Gert van Middelkoop, Gielijn Arends en Gillis Brobbel: “Als transportverzekeringssector faciliteren we niet alleen de transport- en logistieke branche, maar nog meer de import- en exportindustrie.”
10
vervoerders- en logistieke aansprakelijkheid ScHuift weer wat op ricHting
co-aSSurantiemarkt
Met een omzet van 45 miljoen euro in 2011 en een aandeel van 5% in de totale premie-inkomsten uit transportverzekeringen is vervoerdersaan-sprakelijkheid verreweg de kleinste marine branche. Wordt de logistieke aansprakelijkheid als uitgangspunt genomen, waarvan vervoerders-aansprakelijkheid (een klein) deel uitmaakt, dan spreek je over andere, beduidend hogere getallen.
De markt kenmerkt zich door haar grilligheid, niet in de
laatste plaats als gevolg van de vele aanbieders en de hier-
mee gepaard gaande concurrentie. In vijf jaar tijd vertonen
de premie-inkomsten jaarlijks flinke schommelingen: om-
zettoenames in de dubbele cijfers worden afgewisseld met
inkomstendalingen met eveneens double digits. De grilligheid
komt eveneens tot uiting in een cyclische markt. Het ene jaar
zie je de 100%-tekening toenemen en in een andere periode zie
je dat de markt voor vervoerders- en logistieke aansprakelijk-
heidsverzekeringen wat meer opschuift in de richting van de
co-assurantiemarkt. Van dat laatste is momenteel zeer zeker
sprake.
Ondanks de hierboven genoemde schommelingen is er sprake
van een krimpende markt. De huidige economische ontwik-
kelingen zijn daar zeker mede debet aan: immers hoe minder
vervoersbewegingen er zijn, des te minder verzekeringen er
worden gesloten en des te lager de inkomsten voor de sector.
Aan de andere kant ontwikkelt het schadebeeld zich gro-
tendeels in dezelfde richting als de omzet. Mede daardoor
schommelden de rendementen jarenlang op hetzelfde niveau
(combined ratio’s tussen de 77 en 84), al kwam de inkomsten-/
kostenverhouding in 2011 voor het eerst sinds jaren aan de ver-
keerde kant van de streep uit (combined ratio 101).
Hoewel volgens de cijfers van de Stichting Aanpak
Voertuigcriminaliteit (AVc) het aantal ladingdiefstallen vorig
jaar is gehalveerd, blijven diefstallen de grootste schadeoor-
zaak vormen in de wegvervoersbranche, gevolgd door andere
schades aan trucks, opleggers en lading. In het vervoer over
zee gaat het bij zaken met een groot belang met name om con-
taminatieschades, brandschades, aanvaringen of om schade
aan het milieu.
Kenmerkend voor de transportmarkt is in de eerste plaats
het internationale, grensoverschrijdende karakter. Daardoor
hebben partijen te maken met nationale wetgeving en inter-
nationale verdragen en regelgeving, die van land tot land
verschillen of per land verschillend geïnterpreteerd worden.
Zoals bijvoorbeeld het CMR-verdrag, dat de aansprakelijk-
heid van de internationale wegvervoerders regelt. Hierdoor en
omdat er vaak veel in het buitenland gevestigde partijen bij de
uitvoering van een transport betrokken zijn, is de schaderege-
ling doorgaans complex.
De trend is dat bedrijven in een vroegtijdig stadium contact op-
nemen met de makelaar, verzekeraar en advocaat om risico’s te
inventariseren en waar mogelijk af te dekken. Aangezien geen
logistiek bedrijf of vervoerder hetzelfde is, is het bieden van
maatwerkoplossingen troef in dit segment. Deze klant- en op-
lossingsgerichte in- en opstelling van marktpartijen is ook één
van de redenen dat het verzekeringsproduct in het afgelopen
decennia is geëvolueerd van een polis met een ‘kale’ dek-
king naar een polis met zeer uitgebreide dekking. Er zijn op
zich voldoende aanbieders op de markt actief, zodat de klant
hiermee grotendeels uit de voeten kan, maar er is slechts een
beperkt aantal aanbieders dat dekking biedt voor alle vormen
van aansprakelijkheid (AVB, WAM, vervoerdersaansprakelijk-
heid, milieuaansprakelijkheid, etc.).
Ondanks de wat moeilijke situatie waarin zowel de trans-
port- als de transportverzekeringsbranche zich bevindt en
de onzekerheid over de vraag of en, zo ja, hoe lang de softe
markt nog wel zal aanhouden, wordt in laatstgenoemde sec-
tor de toekomst positief tegemoet gezien. Er zal altijd vraag
naar transport blijven en zeker als de economie aantrekt,
zal dat naar verwachting een boost geven aan de omzet- en
rendementsontwikkeling van makelaars- en verzekeraarshui-
zen. Een sterke markt is nu eenmaal in het belang van alle
marktpartijen.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Vincent Pool (links op de foto) en Frank Valk. Pool is sinds 1999 als advocaat werkzaam. Aanvankelijk werkte hij bij Te Pas Advocaten en sinds 2002 bij van Traa Advocaten in Rotterdam, waar hij sinds 2008 partner is. Hij houdt zich van meet af aan met de behandeling van transportschadeclaims en adviseert ladingbelanghebbenden, logistieke dienstverleners en hun verzekeraars en makelaars over logistieke en aanverwante aanspra-kelijkheidskwesties. Valk heeft zijn gehele loopbaan in het transportverzekeringsvak gewerkt. Hij begon in 1990 bij Nieuw Rotterdam/Knight Schippers en werkte later bij Kröller & Boom en Tax Holland, dat later opging in Concordia Holland en Concordia de Keizer. Als senior specialist marine legt hij zich vooral toe op vervoerders- en logistieke aansprakelijkheid en op goederenverzekeringen. “De aandacht voor riskmanagement en preventie neemt toe.”
11
klANtEN goED tE spREkEN over de co-assurantiemarKt
Deklantenuitdetransportsectorzijngoedtesprekenoverdesamenwerkingmetdeco-assurantiemarkt.Deopen,competitievemarkt,goededialoogtussenbetrokkenen,devolopaanwezigeknowhowendeoplossingsgerichtein-enopstellingwordenervarenalssterkepunten,zoblijktuitgesprekkenmetvijfwoordvoerdersvanverzekerdebedrijven:Boskalis,DamenShipyards,KRVE,NideraenPhilips.Zijdragenookenkeleverbeterpuntenaan,zoalsmeerinnovatie,hetbevorderenvandekomstvannieuwerisico-dragersenhetverderopenstellenvandemarktvoorbuitenlandserisico’s.
“korte lijnen en jarenlange samenwerkingsverBanden”
Oscar Bus (Boskalis):
Met wereldwijd circa 15.600 medewerkers actief voor klanten in meer dan 75 landen in alle werelddelen en een veelzijdige vloot van meer dan 1.100 schepen en werktuigen mag Koninklijke Boskalis Westminster N.V ontegenzeggelijk tot de ‘Hollands Glorie’ gerekend worden. Het concern, goed voor een omzet van ca. 3,1 miljard euro, is een toonaangevende internationale dienstverlener op het gebied van baggeren en maritieme dienstverlening. Na de recente overnames van Smit Internationale, MNO Vervat en Dockwise heeft het zijn dienstenpalet onder meer verbreed met sleep- en bergingswerkzaamheden, civiele infrawerken, zwaar trans-port en hijswerk.
Gevraagd naar de voornaamste risico’s waarvoor
de multinational zich gesteld ziet, antwoordt Oscar
Bus, sinds 2002 hoofd van de verzekeringafde-
ling: “Dat zijn onder andere mogelijke schades aan
onze grotere schepen, die ieder voor zich een sig-
nificante waarde vertegenwoordigen, en mogelijke
aansprakelijkheidsclaims. Ons verzekeringsbeleid
is erop gericht ons in te dekken tegen die schade
die de balanspositie van onze onderneming zou
kunnen beïnvloeden. In dat licht werken we ook
graag met hogere eigen risico’s, tot het punt waar
de verzekeringsmarkt daar nog voldoende premie
voor teruggeeft.”
Boskalis heeft een groepsbreed geïntegreerd
risico management-programma. Ook verzeke-
ringen spelen hierin een rol. Bus benadrukt het
belang van een gezond verstand-beleid en een goe-
de onderlinge communicatie. “Dat is één van mijn
stokpaardjes. Hoe volledig en toereikend de pro-
cedures ook zijn, tegen een goede communicatie
onderling op de werkvloer en met andere betrok-
ken partijen kan geen enkele (risicobeheersings)
procedure op. Boskalis is altijd een bedrijf met kor-
te lijnen geweest en dat willen we graag zo houden.
Daarnaast is het onze filosofie om de organisatie
stevig en consistent vanuit één centrale locatie in
Papendrecht aan te sturen, met uitzondering van
de regionaal geconcentreerde business zoals bijvoor-
beeld de havensleepdiensten, die op hoofdlijnen
wordt aangestuurd.”
samenwerkingBoskalis brengt de verzekerbare risico’s groten-
deels op de Nederlandse en Noorse markt onder.
“Hoewel we in principe met geen enkele partij
‘getrouwd’ willen zijn, streven we naar meerjarige
samenwerkingsverbanden met zowel makelaars,
verzekeraars als ook expertisebureaus. We zoeken
partners met vakkennis die bovendien ons be-
drijf en specifieke risico’s door en door kennen.
Aangezien onze klanten ons soms weinig tijd geven
voor een antwoord op vragen en verzoeken moeten
wij, en dus ook onze verzekeringspartners, snel
kunnen schakelen en dus flexibel zijn. Daarover
zijn we in het algemeen goed te spreken. We weten
wat we aan elkaar hebben.”
Een voorbeeld uit de praktijk van alledag is bij-
voorbeeld de lokale verzekeringsplicht in de
buitenlanden. “Het is niet altijd duidelijk hoe het
in bepaalde landen met de verzekeringsplicht is
gesteld, of er dekking is op het internationale pro-
gramma of dat een lokale polis nodig is. We willen
uiteraard duidelijkheid hebben over wat er lokaal
verzekerd moet worden, wat dan de opties zijn, en
wat er kan worden opgevangen door onze centrale
programma’s. Geen eenvoudige materie, en vaak
onder tijdsdruk uit te zoeken.”
Daarnaast noemt hij een open dialoog tussen par-
tijen van groot belang. “Zeker bij schadeclaims,
dekkingsvraagstukken en projectspecifieke vra-
gen hechten wij grote waarde aan direct en open
contact. Bij het zoeken naar oplossingen en het
bevorderen van creativiteit is dit een must. De be-
reidheid daartoe is zeker op de Nederlandse markt
aanwezig. Vanwege de bereikbaarheid (korte
reistijd) en het spreken van dezelfde taal is het prak-
tisch gezien ook makkelijker te realiseren dan met
buitenlandse partijen. Ik zie dit absoluut als één van
de grote voordelen van het hebben van een profes-
sionele thuismarkt.”
Oscar Bus: “Open dialoog tussen partijen van groot belang.”
12
Damen Shipyard Group is een wereldwijd opererend familiebedrijf op het gebied van scheepsbouw en -reparatie met 7.700 medewerkers en een omzet van 1,7 miljard euro. Het overgrote deel van zijn verzekerbare risico’s heeft Damen ondergebracht op de Nederlandse co-assurantiemarkt. “Voor een bedrijf als het onze is een goede thuismarkt van grote waarde’, licht risk- & insurance manager Ronald Abresch toe. “Onze verzekeringspartners kennen ons bedrijf en specifieke problematieken waarvoor wij ons in ons dagelijkse werk gesteld zien. Zij denken mee en zijn flexibel ingesteld.”
De co-assurantiemarkt is allesbehalve onbekend
terrein voor Abresch, die vóór zijn overstap naar
Damen in 2010 ruim 18 jaar werkzaam was bij Aon
als transportspecialist en account manager voor ma-
ritieme klanten. Damen legt zich met name toe op
het bouwen en repareren van schepen. “We zijn
groot in het bouwen van kleine schepen”, om-
schrijft Abresch zijn bedrijf: haven- en sleepboten,
werkschepen, patrouilleschepen, offshore support
vesssels, ( fast) ferries, vrachtschepen, maar ook grote
marineschepen en super yachts. “Vorig jaar hebben
we 157 schepen afgeleverd.”
indekken tegen calamiteitenGezien de enorme waarde die zowel de schepen
als de werven, dokken en equipment vertegenwoor-
digen staat riskmanagement en preventie bij de
Nederlandse wereldspeler worldwide hoog op de
agenda. “We houden onder meer regelmatig yard-
surveys (JH-143), hebben een internationaal fire
protection programme en onze schepen worden
gebouwd onder toezicht van gerenommeerde clas-
sificatiebureaus. Verder stellen (met name offshore)
klanten hoge eisen aan de kwaliteit en veiligheid
op de werven waar ze zaken mee willen doen”, al-
dus Abresch, volgens wie het bedrijf daarnaast een
uitgebreid internationaal verzekeringsprogramma
heeft. “Uitgangspunt hierbij is dat we ons willen in-
dekken tegen de gevolgen van calamiteiten die een
bedreiging kunnen vormen voor de continuïteit van
de onderneming. Bovendien dienen wij vaak aan de
klant aan te tonen dat we als bedrijf over bepaalde
verzekeringsdekkingen beschikken. En uiteraard
verzekeren we, zoals een goed werkgever betaamt,
ook ons personeel tegen allerlei risico’s die ze tij-
dens hun werk lopen. “We opereren nu eenmaal
ook geregeld in minder rustige regio’s.”
De meeste risico’s worden ondergebracht op de
Nederlandse co-assurantiemarkt met limieten
die hoog genoeg zijn om de reguliere schades op
te pakken; excess layers worden gesloten op o.a de
Londense, Noorse en Franse markt. Abresch is
goed te spreken over de samenwerking met make-
laars en verzekeraars. “We kunnen daarmee goed
uit de voeten. De lijnen zijn kort en daardoor is er
veel kennis van ons bedrijf en van onze afwijkende
werkwijze - schepen op voorraad, modulaire bouw
en veel tussenliggende transporten – en de daarbij
behorende specifieke risico’s. Dit geldt ook voor
scheepsreparatie, een heel andere tak van sport,
“goede thuismarkt van grote waarde”Ronald Abresch (Damen Shipyard Group):
waar weer hele andere risico’s spelen, met name op
het gebied van aansprakelijkheid. We hebben een
sterke voorkeur voor langdurige samenwerkings-
verbanden. In Nederland doen we zaken met twee
makelaars en daarnaast nog met een broker voor
directe toegang tot Lloyd’s. Dat is in ons geval
nodig. Nog zeer recent hebben wij ervaren dat
er risico’s zijn waar de Nederlandse markt geen
oplossing voor kan bieden.”
meer nieuwe aanBiedersMinder te spreken is hij over de wat veranderende
opstelling van verzekeraars bij schade. “Ik heb het
idee dat zij de laatste tijd hierbij wat meer naar de
letter dan naar de geest van de polis handelen. We
komen er doorgaans nog wel uit, maar het kost
meer tijd en moeite dan voorheen”, aldus Abresch,
die het zegt toe te juichen wanneer het aantal risi-
codragers op de Nederlandse markt zou toenemen.
“Die groei kan gerealiseerd worden door de markt
aantrekkelijker te maken voor bijvoorbeeld buiten-
landse verzekeraars en door meer open te staan
buitenlandse risico’s. Wij zijn nu eenmaal gebaat
bij een krachtige Nederlandse markt. Hoe meer
capaciteit beschikbaar is, des te beter.”
Martin Brussé (KRVE):
“Blijf aandacht Besteden aan je klanten!”De Rotterdamse haven is, direct en indirect, de grootste werkverschaffer in de Maasstad. Deze bedrijfstak kent vele grote namen, maar ook talrijke minder bekende maar minstens net zo boeiende bedrijven. Eén daarvan is de Konink-lijke Roeiers Vereeniging Eendracht (KRVE), een vereniging van 260 ZZP-ers die emplooi vinden als ‘roeier’. Zij leggen vanuit drie locaties in het havengebied de binnenkomende schepen handmatig of met een speciale winchwagen vast aan de afmeerconstructie op de kade en maken de vertrekkende vaartuigen los. En dat 150 à 200 keer per dag. Een karwei dat al geruime tijd met speciale geavanceerde werkboten (vlets) wordt gedaan, maar vroeger met een roeiboot. Het verklaart meteen de naam.
Martin Brussé is ‘roeier’ (van vader op zoon) en dus
ondernemer en tevens voorzitter van de KRVE. De
uit 1895 daterende vereniging met 260 leden (allen
zelfstandige ‘roeiers’) is inmiddels een miljoenen-
bedrijf geworden met in totaal 320 medewerkers,
waarvan er 16 werkzaam zijn op het verenigings-
bureau. Zij coördineren de werkzaamheden, die
in de loop der jaren geleidelijk zijn uitgebreid:
naast de 24/7 hulp bij het aan- en afmeren van
schepen brengen en halen zij loodsen en andere
(dek)bemanningsleden naar schepen, bieden zij
Ronald Abresch: “Goed te spreken over samenwerking met makelaars en verzekeraars.”
13
Rob Geense (Nidera):
“ we kunnen hier prima uit de voeten”Rob Geense, insurance manager bij commodity trader Nidera, is goed te spreken over de mogelijkheden die de Nederlandse grootzakelijke verzekeringsmarkt biedt. “Het systeem van co-assurantie, dat elders in de wereld nauwelijks voorkomt, kent vele voordelen. Zoals een goede prijs/kwaliteitsverhouding en voldoende capaciteit. We kunnen voor onze (internationale) verzekerings programma’s dan ook prima uit de voeten op de Nederlandse markt, al zijn we zo nu en dan door nationale wetgeving verplicht deze aan te vullen met lokale polissen.”
Ook over de samenwerking tussen betrokken
partijen laat hij zich positief uit. “Er is sprake van
openheid, een flexibele in- en opstelling en een
goede dialoog met zowel makelaars als verzeke-
raars op basis van vakkennis, vertrouwen en een
goede dosis gezond verstand. Daardoor kunnen we
met elkaar vrijwel altijd tot een adequate oplossing
komen, zowel wat de poliscondities betreft als bij
de afwikkeling van schades. Dat is toch wel een we-
zenlijk verschil met bijvoorbeeld de Engelse markt,
waar het er in het algemeen toch wel wat formeler
en strikter aan toe gaat”, aldus Geense, die zich
‘een kind van de markt’ noemt. Voordat hij in 2008
in dienst trad bij zijn huidige werkgever werkte hij
gedurende ruim elf jaar bij resp. Allianz, Mees &
Zoonen en laatstelijk Aon. Tussendoor was hij ruim
acht jaar werkzaam bij Norfolkline als claims &
insurance manager.
concentratierisico’sNidera is één van de grotere commodity traders in
de wereld en handelt in (bulk)goederen zoals
sojabonen, tarwe, maïs, eetbare oliën en derivaten.
Het Nederlandse familiebedrijf, dat zijn hoofdkan-
desgevraagd hulp bij calamiteiten (o.a. uitzetten
olieschermen bij vervuiling), leveren zij mankracht
en /of materieel bij offshore-projecten en verhuren zij
boten met schippers. Sinds vijf jaar beschikt KRVE
over een eigen scheepswerf voor het laten repare-
ren van eigen schepen en die van derden.
risicovol BeroepBrussé spreekt van een risicovol beroep. “Ondanks
de vele aandacht die we besteden aan preventie en
riskmanagement is niet alleen de kans op een schade
altijd aanwezig, maar ook op letsel. Schiet een tros
los, dan kan dat dodelijke gevolgen hebben. Het
gaat zoals gezegd om 150 à 200 aan- en afmeerhan-
delingen per dag. Daarnaast hebben we dagelijks
veel wagens op de weg (taxi’s en speciale winch-
wagens), die vele kilometers maken en ‘goed’ zijn
voor zo’n 60 à 70 schades per jaar.”
De KRVE-voorzitter zegt dat vanwege genoemde
risico’s een goed verzekeringspakket van groot be-
lang is voor de vereniging. “Onze tientallen boten,
auto’s, scheepswerf en vele materialen (pontons
en ander werkmaterieel) vertegenwoordigen een
enorme waarde: bij elkaar vele tientallen miljoenen
euro. Daarnaast lopen wij vanwege onze werkzaam-
heden een grote kans door derden aansprakelijk
gesteld te worden en willen wij uiteraard ook onze
mensen goed verzekeren”, aldus Brussé, volgens
wie de vereniging al bijna een halve eeuw klant is bij
dezelfde makelaar. “Wij vinden het belangrijk dat
men actief meedenkt over de risico’s die wij vanwe-
ge onze werkzaamheden lopen. Daarnaast moeten
zij ons bijstaan bij een schade en ons helpen oplos-
singen te zoeken bij mogelijke knelpunten. Ons
werk vraagt om flexibiliteit in dekking. Vanwege
onze 24/7 -diensten was het bijvoorbeeld lastig om
telkens medewerkers aan- en af te melden die op
andere schepen te werk werden gesteld. Onze ma-
kelaar heeft geregeld dat dit ook achteraf kon en
dat onze medewerkers dan automatisch verzekerd
waren.”
Een zakenrelatie is net een huwelijk. Je moet eraan
blijven werken. Brussé: “Als je, zoals wij, lang
samenwerkt met dezelfde makelaar, dan schuilt
van beide kanten het gevaar van ‘verslapping’. Dat
zij iets minder scherp en alert zijn in hun dienstver-
lening en dat wij iets minder de vinger aan de pols
houden. We hebben recentelijk onze risico’s en ver-
zekeringspakket door een ander bedrijf tegen het
licht aan gehouden. Dat was voor ons verfrissend
en gaf nieuwe inzichten, terwijl onze makelaar
hierdoor ook een wake up call kreeg en zaken weer
als vanouds oppakte. Tot onze grote tevredenheid.
Mijn advies aan de verzekeringsbranche is dan ook:
Nieuwe klanten zijn interessant, maar blijf in de
eerste plaats maximale aandacht besteden aan je
bestaande klanten.”
Martin Brussé: “Belangrijk dat er actief met ons wordt meegedacht.”
Rob Geense: “Kennis veel meer met elkaar delen.”
14
“verZekeringsBranche moet proBeren meer internationale risico’s naar nederlandse markt te halen”
Otto Bekouw (Philips):
“Alles wat wij maken, moet ergens heen en dus worden vervoerd. Zonder transport staat bij ons echt alles stil.” Met die verwijzing naar de bekende slogan van Transport & Logistiek Nederland geeft Otto Bekouw, head of insurance & riskmanagement bij Philips, het belang aan van het logistieke proces bij de multinational. En daarmee ook van een adequate transportverzekering. “De mooiste en tevens oudste verzekeringsbranche die er is. Dankzij transport is immers ooit de verzekeringsbedrijfstak ontstaan.”Een bedrijf als Philips behoeft eigenlijk geen na-
dere toelichting. Met wereldwijd zo’n 116.000
medewerkers en een omzet van 24 miljard euro
profileert het zich vandaag de dag als een health
& well being company. “We zijn in de loop der jaren
veranderd van een consumenten- in een business
to business-organisatie, waarbij de focus ligt op
producten op het gebied van gezondheidszorg,
licht, persoonlijke verzorging en huishoudelijke
toepassingen.”
Gevraagd naar de voornaamste risico’s op trans-
portgebied noemt Bekouw de logistieke keten, het
op tijd leveren en nakomen van (contractuele) af-
spraken. “Riskmanagement is dan ook essentieel. We
zijn uitermate selectief in de bedrijven die we in het
logistieke proces inschakelen, besteden veel tijd,
aandacht en research aan de verpakking van onze
producten - zowel ter bescherming als qua vorm-
geving - en geven onze businesspartners de nodige
‘spelregels’ mee om de kans op schade en andere
claims tot een minimum te beperken.”
Hoewel niet direct cruciaal voor de bedrijfscon-
tinuïteit is voor Philips daarnaast een adequate
transportverzekering van belang. “Het is een na-
tuurlijk onderdeel van het proces. We verzekeren
uiteraard wat contractueel verplicht is en zien daar-
naast verzekeringen als hulpmiddel en kapstok om
ons (volledig geautomatiseerde) schadeproces zo-
veel mogelijk te stroomlijnen. Daarbij zien we een
belangrijke rol weggelegd voor onze verzekerings-
partners in de ondersteuning op regresgebied bij
het verhalen van schades.”
goede samenwerkingDesgevraagd bestempelt hij de samenwerking met
de transportverzekeringsbranche als ‘heel goed’.
“Er is veel kennis en kunde in de markt aanwezig,
zeker wat de logistieke dienstverlening betreft. Het
is een competitieve markt, die producten heeft ont-
wikkeld die uitgebreider en daardoor beter zijn dan
in andere landen. Bovendien vullen de in dit seg-
ment actieve partijen – makelaars, verzekeraars,
experts, advocaten – elkaar goed aan.”
Dat neemt niet weg dat er zeker nog zaken voor
(verdere) verbetering vatbaar zijn. “In het alge-
meen, dus niet alleen voor marine, zou de sector
best nog wat meer met de klant mogen meeden-
ken, zowel over passende oplossingen voor het
afdekken van transportrisico’s als bij de afhande-
ling van schadeclaims. Verder zou ik het toejuichen
wanneer er meer combi-producten ontwikkeld
zouden worden. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan
meer uitgebreide transportpolissen met dekkin-
gen voor bedrijfsschade, montage en diverse supply
chain-risico’s. Met dat laatste bedoel ik met name
risico’s van bedrijfsschade door een niet mate riële
schade, zoals het failliet gaan van een supplier, het
stil leggen van productie door een autoriteit, de
(tijdelijke) inbeslagneming van goederen door
een overheidsinstantie of het niet kunnen berei-
ken van de eindbestemming door bezetting of een
natuurramp.”
Wat zou je de verzekeringsmarkt verder nog mee
willen geven? Bekouw: “Zoals gezegd is er zeer veel
kennis aanwezig op marine-gebied. Op onderdelen
doet men zeker niet onder voor de Londense markt.
In mijn ogen zou die meer te gelde gemaakt kun-
nen worden door te proberen meer internationale
business naar de Nederlandse (co-assurantie)markt
toe te halen. Ik zie daarvoor zeker mogelijkheden,
mits er actief werk van wordt gemaakt.”
toor heeft pal naast de Rotterdamse Erasmusbrug,
houdt zich zowel bezig met het vermarkten van
(veelal agrarische) commodities als met wat door
Geense met ‘origination’ wordt aangeduid. “We be-
waken sterk de kwaliteit van onze producten door
zelf de zaden te fabriceren en we leveren ook zelf
meststoffen en middelen voor gewasbescherming.”
Bij Nidera werken ongeveer 3.700 personeelsleden,
waarvan ca. 240 in Rotterdam.
Het grootste bedrijfsrisico is dat er iets gebeurt
met (de kwaliteit van) de goederen, zowel tijdens
het vervoer als de opslag ervan. Het gaat daarbij
doorgaans om grote concentraties en dus om grote
financiële bedragen van soms enkele tientallen mil-
joenen euro. Daarnaast heeft Nidera te maken met
het groeiende risico van piraterij en de instabiele
politieke situatie in de wereld. “Riskmanagement
speelt dan ook een grote rol binnen onze organi-
satie”, benadrukt Geense. “Zo beschikken we over
een omvangrijk riskdepartment en houden wij wat de
kwaliteit betreft zowel tijdens het zaai- en oogst-
proces als tijdens het vervoer en opslag vinger aan
de pols (o.a. middels periodieke monstering van
de goederen). Verder volgen we de politieke situ-
atie in de wereld nauwgezet en dekken we ons via
verzekeringsprogramma’s in tegen grote finan ciële
klappers.”
verkokering en kennis delenDat Geense content is met de mogelijkheden die de
Nederlandse co-assurantiemarkt te bieden heeft,
wil niet zeggen dat er volgens hem geen zaken voor
(verdere) verbetering vatbaar zijn. “Ik heb altijd
gevonden dat er binnen de verzekeringsbranche
te productgericht en teveel in hokjes wordt ge-
dacht. Als een bepaald risico niet ergens onder een
bepaalde branche of product kan worden onderge-
bracht, wordt het lastig. Zo vind ik het nog steeds
merkwaardig dat bijvoorbeeld niet alle aansprake-
lijkheidsrisico’s onder één paraplu-dekking zijn
te verzekeren maar dat je dit onder verschillende
polissen moet onderbrengen (AVB, MAS, WAM,
WGAS, etc.). Daarnaast is de innovatie beperkt. De
poliscondities verschillen niet of nauwelijks met
die van 10 tot 20 jaar geleden.”
Geense houdt tot slot een pleidooi voor meer
kennisdeling. “Bij makelaars, (her)verzekeraars,
experts, advocaten en de bedrijven zelf zit veel know
how van producten, processen, markten en risico’s.
Waarom wordt dat niet veel meer met elkaar ge-
deeld. Niemand zit toch te wachten op schade of
andere problemen?”
Otto Bekouw: “Veel kennis en kundig aanwezig op marine-gebied.”
15
Het belang van de binnenvaartcascosector wordt in één klap duidelijk als je kijkt naar het aandeel van de Nederlandse vloot binnen het totale aantal binnenvaartschepen in West-Europa. Van de 18.423 geregistreerde vaartui-gen varen er 10.190 onder Nederlandse vlag, oftewel 55%. Op ruime afstand volgen onze Oosterburen met 3.859. Mede hierdoor is de verzekeringsmarkt voor binnenvaartcascorisico’s in ons land van oudsher een mature markt, die de afgelopen jaren gestaag is gegroeid tot een premieomzet van 107 miljoen euro in 2011, goed voor 12% van de totale inkomsten uit transportverzekeringen. Traditiegetrouw nemen de onderlinge verzekeraars daarvan het overgrote deel voor hun rekening; het beurssegment ruim een vijfde met ruim 22miljoen euro aan premies.
binnenvaartcaSco, een typisch
nederlandse markt
De rol van de co-assurantiemarkt op het terrein van brown
water, zoals de binnenvaartsector ook wel wordt aangeduid,
beperkt zich vooral tot de grotere schepen en complexere
risico’s. Op dat terrein is er in de afgelopen decennia veel ver-
anderd. Schepen zijn groter, moderner en duurder geworden.
Ter illustratie: Waren schepen begin jaren’70 doorgaans tus-
sen de 38 en 80 meter lang en kenden ze een waarde vanaf
60.000 gulden, anno 2013 zijn er binnenvaartschepen van
150 meter lang, kan de grootste 16.000 ton lading vervoeren
(= 660 vrachtwagens!!!) en vertegenwoordigt het duurste pas-
sagierschip een waarde van 24 miljoen euro. Een verschil met
vroeger is bovendien dat in de loop der jaren de condities van
beurspolissen en de binnenvaartcascoverzekeringen van de
onderlinge verzekeraars meer met elkaar in overeenstemming
zijn gekomen. Andere veranderingen zijn dat de 100%-
tekening is toegenomen en dat bij co-assurantie het aantal
risicodragers ‘op de slip’ sterk is gereduceerd tot drie, hoog-
uit vier. Daarnaast worden vaker dan voorheen buitenlandse
schepen op de Nederlandse markt verzekerd, terwijl er ook
meer Nederlandse schepen op de buitenlandse markten wor-
den verzekerd.
Wat niet veranderd is, is het competitieve karakter van de
sector. Met 15 beursverzekeraars en daarnaast een viertal
onderlingen is het aanbod groot. Klanten kunnen ter afdek-
king van hun binnenvaartcascorisico’s prima terecht op de
Nederlandse markt. Het premieniveau was jarenlang laag en
de resultaten slecht, mede door het schadebeeld. Rond 2002
was er een omslagpunt door enerzijds forse premieverhogin-
gen en anderzijds betere schaderesultaten door o.a. de komst
van het SPO (Schade Preventie Onderzoek). Hoewel sinds
2006 het premieniveau een neerwaartse lijn vertoont, is het
totale premievolume de afgelopen vijf jaar toegenomen door
de nieuwbouwgolf aan nieuwe tankers, containerschepen en
andere vaartuigen, terwijl de schadelast met ongeveer dezelf-
de percentages is meegegroeid. De meeste schades ontstaan
door inschattingsfouten en andere menselijk falen: aanva-
ringen, communicatiestoringen (goedkoper buitenlands
personeel) en het verminderd onderhoud aan machines,
schroef en schip. De resultaten vertonen wonderwel van jaar
tot jaar enorme pieken en dalen. Combined ratio’s van 101 en 102
werden afgewisseld met die van 93, 83 en zelfs 73.
Wat houdt vandaag de dag de gemoederen binnen de bin-
nenvaartcascobranche zoal bezig? Net zoals dat in andere
branches het geval, is dat uiteraard in de eerste plaats de hevige
premieconcurrentie en de neerwaartse rendementsontwikke-
ling, die in 2011 ‘onder de streep’ uitkwam. Daarnaast is de
recente verhoging van de assurantiebelasting een hot topic,
aangezien verwacht wordt dat klanten vanwege de hieruit
voortvloeiende forse lastenverhoging op grote schaal zul-
len kiezen voor hogere eigen risico’s. Daarnaast wordt met
het oog op de onzekere gevolgen voor de schadelast met
argusogen gekeken naar de komst van nieuwe brandstoffen
(LNG) in de ‘groene binnenvaart’ en de komst van nieuwe type
(container)schepen met alle mogelijke kinderziektes van dien.
Blijft de binnenvaartsector als niche behouden voor de co-
assurantiemarkt voor de afdekking van met name de grotere
en anderszins complexe risico’s of zal het segment zich mede
door de toenemende 100%-tekening zich verder ontwikkelen
in de richting van een soort volmachtmarkt. De tijd zal het
leren.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Armand Lans (links) en Henk Crielaard. Laatgenoemde kan vanwege zijn meer dan 40 dienstjaren in ‘marine’ als nestor worden bestempeld. Hij begon in 1972 bij het toenmalige M. van Marle en werkte later onder meer bij Nieuw Rotterdam/Knight Schippers/UAP, Royal Nederland/Allianz, en het Duitse ESA. Sinds 2008 is hij actief als Senior Marine Underwriter bij Reaal, waar hij zich met name bezighoudt met (binnenvaart)cascoverzekeringen. “Jammer dat door wegvallen van de assurantiebeurzen het persoonlijk contact tussen marktpartijen is verminderd. In mijn ogen versterkt het elkaar zien het zakendoen en bevordert het maatwerk.”Armand Lans startte bij Erasmus Verzekeringen als marine underwriter en werkte daarna bij Van Calcar, ABN Amro Bank en sinds 2006 als Teamleider Beurs Bedrijven bij Overvliet Assurantiemakelaars (SAA Groep), één van de markleiders op het gebied van binnenvaartcasco. “De markt biedt voldoende kansen om marktaandeel te (her)winnen voor wie dat wil.”
16
“deskundig en oplossingsgericht”
Marc de Wild, specialist zakelijke markt bij
de Amsterdamse assurantiemakelaar Klap,
zegt de stelling volledig te onderschrijven.
“Wij houden ons voor onze transportklanten
hoofdzakelijk bezig met goederenverzeke-
ringen en logistieke aansprakelijkheid. Voor
die risico’s kunnen we op de Nederlandse
(co) assurantiemarkt voldoende uit de voe-
ten, zowel nationaal als internationaal.”
Hij heeft er de volgende verklaring voor: “Nederland is van oudsher een
handelsnatie en mede daardoor een transportland. De verzekeringsbranche
is die sector gevolgd, ook over de grenzen heen. Er zijn op de Nederlandse
verzekeringsmarkt voldoende spelers actief en genoeg capaciteit. Bovendien
is er in makelaars- en verzekeraarshuizen op alle terreinen van transportver-
zekeringen veel deskundigheid aanwezig en kenmerkt de sector zich door
oplossingsgerichtheid. De bereidheid tot meedenken over adequate oplossin-
gen voor praktische verzekeringsvraagstukken is dan ook volop aanwezig”,
benadrukt de Amsterdamse transportmakelaar. “Zo kunnen ook in het bui-
tenland de opslagrisico’s vrijwel altijd in toereikende mate worden afgedekt.
Kortom, voor wat betreft onze klanten en de transportsegmenten waarin wij
actief zijn ben ik zeker te spreken over de mogelijkheden die de Nederlandse
(co)assurantiemarkt biedt.”
“concurrerend met welke andere markt dan ook”
Om een (transport)verzekeringsmarkt van enige betekenis te kunnen zijn,
moet er volgens Emiel Paay, marine manager Netherlands bij AIG aan drie voor-
waarden worden voldaan. “In de eerste plaats dient er voldoende capaciteit te
zijn. Daarnaast moet bij marktpartijen de kennis en kunde toereikend zijn om
de risico’s van klanten op hun merites te kunnen beoordelen en daarvoor de
juiste oplossingen weten te bedenken. Ten ten derde moet er sprake zijn van
efficiency, zodat een polis snel geleverd wordt en schades snel en adequaat
worden afgewikkeld.”
Paay is van mening dat de Nederlandse markt op alle drie genoemde pun-
ten ruimschoots voldoet. “Sterke punten zijn de volop aanwezige know how,
waardoor op creatieve en klantgerichte wijze maatwerkoplossingen worden
geboden. Daarnaast kan mede door het efficiënte e-ABS-systeem het kos-
tenpercentage laag worden gehouden. Ik heb tien jaar in Londen gewerkt en
denk mede daardoor een redelijk inzicht te hebben in de wijze waarop de ver-
schillende transportverzekeringsmarkten in de wereld opereren. Ik durf dan
ook te stellen dat de Nederlandse markt van het allerhoogste niveau is, tot de
Top-5 verzekeringsmarkten in de wereld behoort en op alle genoemde aspec-
ten de concurrentie met welke markt dan ook in de wereld aankan. Ook met
de Londense markt, die in het algemeen te boek bestaat als top of the bill”, aldus
AIG’s marine manager, volgens wie 95% van de transportrisico’s hier kunnen
worden ondergebracht. “Alleen voor de allergrootste zeecasco-, aanbouw-
en aansprakelijkheidsrisico’s moet uitgeweken worden naar het buitenland.
Maar dat is in andere markten niet anders.”
Resultaten uit het verleden vormen geen garantie voor de toekomst. Volgens
Paay is waakzaamheid dan ook geboden. “Het streven moet erop gericht zijn
nóg sneller, beter en efficiënter te werken. Daartoe moeten de kinderziektes
uit e-ABS en de klant rechtstreeks toegang krijgen tot zijn polis- en schadege-
gevens. En daarnaast moeten we onze kennis en kunde ook naar de toekomst
toe borgen en tijdig (jongere) mensen enthousiast maken voor het mooie
transportverzekeringsvak.”
“schaalvergroting noodZakelijk”Peter van den Brink, Chief Placement Officer
bij Willis verantwoordelijk voor onder meer
Marine en non-Marine broking, is het niet
eens met de stelling. “Voor een deel van de
goederenrisico’s heeft de Nederlandse trans-
portverzekeringsmarkt haar klanten nog wel
wat te bieden, net als op aansprakelijkheids-
gebied tot bepaalde limieten. Voor veel risico’s is er ronduit te weinig capaciteit
en dus concurrentie, bijvoorbeeld voor zeecasco, Protection & Indemnity (P&I) en
offshore. Ook voor complexere of nieuwe risico’s (bedrijfsschade ten gevolge
van een niet materiële schade voor logistieke of maritieme dienstverleners)
wordt in Londen meer capaciteit en maatwerk aangeboden. Door gebrek aan
volume in onze Nederlandse transportverzekering markt dreigen we de regie
kwijt te raken in wat een bloeiende niche voor de Nederlandse verzekerings-
markt was. Met name de Scandinavische (Casco en Offshore) en Duitse markt
liggen op de loer.”
Van den Brink betreurt deze ontwikkeling, die volgens hem niet nodig is,
ten zeerste. “In de eerste plaats is hier zeer veel (potentiele) kennis aanwe-
zig. Bovendien hebben we als land een prima infrastructuur (internationaal
gerechtshof, internationale advocaten en accountants) en een uniek co-as-
surantiesysteem waarmee we goed als Europese continentale markt kunnen
concurreren met de Londen markt. Geen enkel ander land op het continent van
Europa heeft dit co-assurantiesysteem; digitale distributie vergroot ons bereik,
dus waar wachten we op?”
Om zelfstandig als verzekeringsmarkt bestaansrecht te hebben is volgens
de Willis-directeur schaalvergroting noodzaak. “Daartoe is het enerzijds
zaak dat bestaande marktspelers meer internationale capaciteit beschikbaar
stellen. Anderzijds moeten we er met elkaar nog meer werk van maken om
meer buitenlandse risico’s hier naartoe te halen. Michiel Schaft in de rol van
Ralph van Helden als ambassadeur van de Nederlandse co-assurantiemarkt.
Risicospecialisatie op bijvoorbeeld het gebied van fruit, liquids, werkschepen,
binnenvaart e.d. kan helpen. Zakelijke Europese klanten hebben behoefte aan
meer gespecialiseerde en concurrerende verzekeringsmarkten. Wij kunnen
zo’n markt zijn....”
‘De Stelling!’, zo luidt de titel van deze rubriek. Hierin wordt – het woord zegt het al - een bepaald standpunt voorgelegd aan personen binnen en buiten de grootzakelijke verzekeringsmarkt. De stelling luidt dit keer: ‘Bedrijven kunnen voor hun transportrisico’s prima terecht op de Nederlandse markt’. Op de deze pagina’s treft u de mening aan van zes personen aan die werkzaam zijn bij makelaars en verzekeraars.
Peter van den Brink
Marc de Wild
17
“veel specifieke kennis aanweZig op meerdere ‘niche’-geBieden”
“Absoluut”, is het antwoord van Jeroen
Kuyper, Managing Director Marine bij Aon,
op de stelling. “De Nederlandse transport-
verzekeringsmarkt heeft nog steeds unieke
mogelijkheden en er is veel specifieke ken-
nis aanwezig op meerdere ‘niche-gebieden’,
zoals bijvoorbeeld binnenvaart, aanbouw, commodities en logistieke aanspra-
kelijkheid. Een en ander geldt zeker niet alleen voor Nederlandse bedrijven.
De kennis en mogelijkheden die aanwezig zijn in onze markt kunnen ook
goed ingezet worden voor buitenlandse verzekerden”, aldus Kuyper, volgens
wie dit echter niet moet gaan overheersen bij makelaars en verzekeraars. “Het
bieden van goede oplossingen voor onze Nederlandse klanten moet voorop
blijven staan.”
De markt zit volgens de makelaar wel in een onrustige fase. “De resultaten
staan bij veel partijen onder druk. Verder zien we overnames, grote wijzigin-
gen bij enkele gevolmachtigden en tegelijkertijd dienen nieuwe aanbieders
zich aan. Keer op keer is er ook sprake van een personele stoelendans, het-
geen de continuïteit niet ten goede komt.” Kuyper noemt in dit verband de
instroom ‘een punt van zorg’. “Als markt zullen we nog meer moeten inves-
teren in het aantrekken en opleiden van jong talent. Marktpartijen doen dat
net als ons op individuele basis, maar de beste manier is als markt op dit vlak
- nóg meer dan voorheen - gezamenlijk op te trekken.” Als voorbeeld noemt
hij de leergang Zeeverzekering aan de Erasmus Universiteit waaraan Aon en
andere bedrijven en organisaties een inhoudelijke bijdrage aan leveren. “Als
we het met dit soort initiatieven voor elkaar krijgen om meer jonge mensen
voor onze mooie transportbranche te interesseren en goed blijven investeren
in de kennisopbouw, dan blijft deze unieke markt nog heel lang een prima
plek om transportrisico’s onder te brengen.”
“voor Bepaalde risico’s wel, voor andere niet”
Frans van Haaster, senior underwriter bij de
gespecialiseerde transportverzekeraar Dutch
Marine Insurance, is het voor een deel met de
stelling eens dat bedrijven voor hun trans-
portrisico’s prima terecht kunnen op de
Nederlandse markt. “Nederland is bij uit-
stek een transport en logistiek land. Op die
terreinen kunnen transport- en andere ondernemingen dan ook goed uit de
voeten met het aanbod aan verzekeringen voor de afdekking van hun risico’s
op het gebied van goederen, binnenvaartcasco en vervoerders- en logistieke
aansprakelijkheid.”
Anders is het volgens DMI’s senior underwriter gesteld met grotere en
complexere zeecasco- en aanbouwrisico’s. “Daarvoor heb je de internatio-
nale markten nodig: vanwege de beschikbare capaciteit die op de Nederlandse
markt ontoereikend is. Verder zijn er geen grote Nederlandse rederijen en is de
scheepsbouwindustrie, op enkele gespecialiseerde bedrijven en werven na, aan
het verdwijnen uit ons land”, aldus Van Haaster, volgens wie de Nederlandse
(co) assurantiemarkt met name op het gebied van goederen-, werkmaterieel-,
binnenvaart- en (vervoerders- en logistieke) aansprakelijkheidsverzekeringen
in de loop der jaren een goede naam heeft opgebouwd in de interna tionale
transport(verzekerings)wereld.
Hij licht toe: “We staan voor die segmenten te boek als innovatief, klant- en op-
lossingsgericht. Er wordt op de Nederlandse markt beduidend meer de klant
meegedacht over verzekerings- en andere oplossingen ter afdekking van
de risico’s dan op andere markten.” Geregeld wordt door branchegenoten het
idee geopperd dat de Nederlandse markt zich mede door de aanwezige kennis
wat meer zou moeten openstellen voor de grotere en anderszins complexe
marine-risico’s, waaronder zeecasco en aanbouw. Van Haaster ziet daar op zich
wel mogelijkheden voor, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
“Er moet in de eerste plaats voor deze risico’s meer capaciteit beschikbaar
komen, er moet zicht zijn op voldoende rendabiliteit en er moet in de markt
voldoende specialistische kennis en kunde van aanbouw- en zeecascorisico’s
aanwezig zijn. Op dit moment is die naar mijn mening nog te beperkt, mede
door het ontbreken van gerichte opleidingen voor zeecasco- en
aan bouwverzekeringen.”
“goede concurrentiepositie” “De concurrentiepositie van de Nederlandse co-assurantiemarkt op het gebied
van transportverzekeringen is ronduit goed te noemen. Mede daarom kunnen
wij voor onze klanten voor het overgrote deel van de nationale en internationa-
le risico’s goed uit de voeten met het aanbod op onze lokale markt. Ik schat wij
hier 80 tot 85% zonder problemen kunnen onderbrengen.” Dat is de mening
van mr. Jan Oosterom, Chief Operations Officer & Executive Director bij Concordia
De Keizer, een makelaar die op het terrein van marine-verzekeringen in de volle
breedte actief is: van zeecasco tot binnenvaart, van aanbouw tot sleepreizen
en van goederen tot logistieke aansprakelijkheid. “Alleen voor de allergrootste
zeecascorisico’s (Noorse en Duitse markt ), molest en kidnap & ransom (Duitse
en Londense markt) moeten we uitwijken naar het buitenland.”
Wat maakt dat de Nederlandse co-assurantiemarkt zo concurrerend is ten op-
zichte van andere markten? Oosterom somt een groot aantal argumenten op:
“Er is bij makelaars, verzekeraars en schade-experts veel know how aanwezig,
ook op zeer specialistische terreinen als logistiek, commodities en sleepreizen.
Wat dat betreft is het een teken aan de wand dat buitenlandse verzekeraars
bereid zijn Nederlandse leaders te volgen. Daarnaast is men bereid tot een open
dialoog, tot meedenken over allerlei oplossingen en heeft men een sterke
voorkeur voor een lange termijn samenwerking. Door de goede relatie met
verzekeraars is er dan ook veel mogelijk.”
Oosterom noemt als ander voordeel dat er voldoende capaciteit beschikbaar is,
ook voor buitenlandse risico’s. Met het oog daarop zegt hij het toe te juichen
dat er steeds meer aanbieders op de markt komen. “Kon je een aantal jaren
geleden voor marine kiezen uit een beperkt aantal verzekeraars, inmiddels is
dat aantal meer dan verdubbeld tot 15 à 16 marktspelers, hetgeen de mogelijk-
heden voor onze klanten vergroot.”
bedrijven kunnen voor hun transportrisico’s prima terecht op de nederlandse markt!
Jeroen Kuyper
Frans van Haaster
18
aanBouw- en megajachten:
nederland spreekt een woordje mee,
ook op verZekeringsgeBied
Nederland is een waterland en vormt vanuit historisch perspectief een twee-eenheid met de scheepvaartbranche. Ons land is rijk aan talrijke grote en kleinere scheeps- en jachtbouwers en - werven. Daar zitten enkele bedrijven bij die uit de gehele wereld opdrachten krijgen voor het bouwen van de meest uiteenlopende zeewaardige vaartuigen, zoals bijvoorbeeld grote baggerschepen maar ook luxe jachten. Het heeft eraan bijgedragen dat er op de Nederlandse verzekeringsmarkt veel kennis aanwezig is van de scheepvaartbranche en haar specifieke risico’s, waardoor zij bedrijven goed van dienst kan zijn bij de afdekking daarvan: zowel tijdens de (aan)bouw als vanaf het moment dat ze het ruime sop kiezen.
Specifieke cijfers over de aanbouwverzekeringsmarkt zijn niet
voor handen. Er wordt gesproken van een redelijk stabiele
markt met een licht groeiende omzet. Vanwege het jarenlan-
ge winstgevende karakter is er volop capaciteit beschikbaar,
hetgeen druk op het premieniveau legt. Omdat de condities
bovendien zeer uitgebreid zijn en onderdelen bevatten die el-
ders niet of nauwelijks te verzekeren zijn, zoals bijvoorbeeld
de garantieclausule, is de Nederlands markt zeker concurre-
rend te noemen ten opzichte van Londen en andere markten.
Bedrijven kunnen voor de afdekking van hun verzekerings-
risico’s hier dan ook goed uit de voeten, al is voor de excess
layers en allergrootste risico’s mede capaciteit uit de buiten-
landse markt benodigd.
Zeeschepen- en jachten worden steeds groter en voorzien van
laatste technische snufjes. Het maakt de schades complexer
en de schadebedragen gemiddeld hoger, al blijft de totale
schadelast redelijk stabiel. Mede door de hogere eigen risico’s
en wet- en regelgeving is de aandacht voor veiligheid op de
scheepswerven toegenomen. Een andere trend is dat steeds
meer opdrachtgevers een langere garantieverplichting neer-
leggen bij de werven. Daardoor willen steeds meer bedrijven,
om zich beter in te dekken tegen contractuele aansprakelijk-
heid, de garantieverzekering verlengen van één tot drie jaar.
Omdat ‘aanbouw’ ondanks de dalende premielijn een winst-
gevende business blijft, ligt het in de lijn der verwachtingen dat
meer aanbieders uit binnen- en vooral buitenland zich op deze
nichemarkt zullen gaan begeven. Met alle gevolgen van dien
voor het premie- en omzetniveau.
jachtenHoeveel exclusieve jachten er in de wereld zijn is niet helemaal
bekend, maar naar schatting gaat het om het om circa 4.000
stuks. Jachten worden steeds groter, voorzien van de meest
geavanceerde apparatuur en worden daardoor duurder Een
megajacht kost al snel 30 miljoen euro maar een schip van ca.
200 miljoen euro is al niet bijzonder meer. Jachteigenaren zijn
er over de gehele wereld, maar het gaat vooral om Amerikanen
en Arabieren terwijl Russen de laatste jaren een aanzienlijk
aantal orders hebben geplaatst bij Nederlandse jachtbouwers.
Na overdracht worden de jachten vaak ook op de Nederlandse
markt verzekerd voor het risico tijdens het varen. Een all risks
dekking biedt uitkomst om het jacht incluis helicopters en
tenders (bijboten) die soms alleen al één miljoen euro kos-
ten, tegen een evenement te verzekeren. Daarnaast dekken
eigenaren zich in tegen het molestgevaar, zoals bijvoorbeeld
een oversteek (crossing) van de Golf van Aden, het aansprake-
lijkheidsrisico (P&I) en het bemanningsrisico. De Londense
markt is de grootste concurrent van de Nederlandse markt,
vooral vanwege de hoeveelheid beschikbare capaciteit. Ook
nieuwe markten proberen een graantje mee te pikken hetgeen
de condities en premie zwaar onder druk zet. De jachtenmarkt
is waarschijnlijk één van de meest competitieve markten.
Om sterker te staan tegen de concurrentie is onlangs vanuit
Nederland een speciaal Yacht Consortium opgericht.
Uiteraard worden aan deze megajachten ook eisen gesteld
door de verzekeraar. De crew dient te voldoen aan de eisen ge-
steld in de maritieme conventies en de vlaggestaat en het schip
moeten voldoen aan de eisen van haar klasse (IACS). Verhuur
van schepen (charter) kan alleen met volledige eigen beman-
ning en een survey rapport is vaak vereist.
Ook de markt voor megajachten markt heeft te lijden onder
de crises en het aanbod tweedehands-jachten is nog nooit zo
groot geweest. Prijsdalingen waarbij een jacht van 90 miljoen
na twee jaar verkocht wordt voor 70 miljoen euro zijn geen bij-
zonderheid meer. Gelukkig is de Chinese markt in opkomst
en is er een duidelijke stijging van het aantal ‘kleinere’ jachten
(15 à 20 miljoen euro) richting Hong Kong en China te zien.
En ook de hele rijken op aarde zullen voorlopig nog wel hun
nieuwe, nog grotere jacht willen bestellen.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Elise Verdonk (links) en Ron van de Wal. Zij is sinds 1999 werkzaam in de assurantiemakelaar-dij. Zij begon bij Van Eijck & Zn op brandvariagebied en stapte in augustus 2007 over naar Aon, waar zij sindsdien werkzaam is als senior broker marine. In die functie houdt zij zich bezig met zeecasco, offshore en aan- en jachtbouw. “Vanwege het scherpe premieniveau en vrijwel identieke condities die worden aangeboden wordt service en expertise met name op schaderegeling meer een meer een middel om je te kunnen onderscheiden van de concurrentie.” Ron van de Wal werkt momenteel als Lead Class Underwriter bij Amlin Europe. “De jachtverzekeringsbranche is het meest competitieve segment van de transportverzekeringsmarkt.”
19
Het succes van secure lane: VAN 74 lADiNgsDiEfstAllEN NAAR ééN iN DRiE jAAR tijD
In 2009 vonden op parkeerplaatsen langs de ‘corridor’ tussen Venlo – Eindhoven – Rotterdam – de A67, A58 en A16 - 74 ladingdiefstallen plaats. Een jaar later, na de installatie van een geavanceerd cameratoezichtsysteem en een proactief monitoringbeleid onder de naam ‘Secure Lane’, waren dat er nog vier, in 2011 twee en vorig jaar nog slechts één: een geval van brandstofdiefstal. En passant werd een complete Roemeense bende opgepakt, die jarenlang actief was geweest in vooral België en Frankrijk.
Volgens Peter van den Ende, directeur van de
Stichting CrimiNee!, kan dan ook van een groot
succes worden gesproken. “Met ‘Secure Lane’ is een
investering van 3,5 miljoen euro gemoeid, maar
die hadden we na één jaar al dubbel en dwars
terugverdiend. Uitgaande van het gemiddelde
schadebedrag per ladingdiefstal, dat volgens het
Verbond van Verzekeraars iets boven de 100.000
euro ligt, besparen we hiermee alleen al langs de
drie snelwegen voor de betrokken bedrijven én hun
verzekeraars ruim 7,5 miljoen euro per jaar. In drie
jaar tijd is dat dus ruim 20 miljoen euro, oftewel het
zesvoudige van het investeringsbedrag.”
puBliek-private samenwerkingDe Stichting CrimiNee is een publiek-
private samenwerking – politie, overheid, bedrijfs-
leven, onderwijs/wetenschap – dat voortvloeit
uit inspanningen van het Regionaal Platform
Criminaliteitsbeheersing (RPC) Oost-Brabant,
waarbij Van den Ende (35 dienstjaren bij de poli-
tie) gedetacheerd is. Over het ontstaan van ‘Secure
Lane’ zegt hij: “We zijn een vraaggestuurde organi-
satie. Op een gegeven moment werden we benaderd
vanuit een drietal transportondernemers met een
dubbel probleem. Hun vrachtwagens zorgden in
toenemende mate overlast voor de dorpen waarin
ze gevestigd waren en wilden verhuizen naar een
beter bereikbare en goed beveiligde locatie dicht bij
de snelweg. Ten tweede was er in de regio sprake
van een forse toename van het aantal ladingdief-
stallen op parkeerplaatsen en ook daarvoor wilde
de sector een oplossing, omdat het als een groot
probleem werd ervaren.”
De oplossing werd gevonden in Secure Lane, een
full stream cameratoezichtsysteem op parkeer- en
verzorgingsplaatsen en bedrijfsterreinen langs
autosnelwegen, die een directie aansluiting heeft
op het politienetwerk. Bovendien werd op alle 15
parkeer- en verzorgingsplaatsen de verlichting ver-
beterd. “Daarbij werd tevens gebruik gemaakt van
kentekensensoring”, licht Van den Ende toe. “Met
dit geavanceerde intelligente IT-systeem wordt op
parkeerplaatsen ‘afwijkend gedrag’ geregistreerd
en gemonitord. Zo kregen we bijvoorbeeld de ge-
gevens van auto’s door die alle parkeerplaatsen op
en af reden en daar langzaam gingen rijden. Als je
daar vervolgens de hulpverleners- politie, wegen-
wacht, onderhoudsmensen en Rijkswaterstaat uit
filtert, houd je een groep verdachte personen over,
die mogelijk hun ‘huiswerk’ aan het doen waren
om te kijken of er voor hen ‘handel’ langs de par-
keerplaatsen stond.”
ook Bij truckstopsHet resultaat was enorm. In de eerste plaats werd
de veiligheid voor chauffeur, lading en truck
verbeterd. Behalve dat op de in totaal 15 parkeer-
plaatsen het aantal ladingdiefstallen tot vrijwel
nul werd gereduceerd, werden door de actieve
aanpak tal van criminelen, al dan niet op heter-
daad, opgepakt, waaronder de reeds genoemde
omvangrijke Roemeense bende. “Er is echter meer
resultaat geboekt”, vervolgt Van den Ende. Behalve
op parkeerplaatsen voor vrachtwagens wordt het
cameratoezichtsysteem ‘Secure Lane’ inmiddels
ook met succes toegepast op bedrijventerreinen
en winkelgebieden die te maken hebben met vele
vormen van overlast: inbraken, diefstallen, bero-
vingen en andere criminele acties. Hij noemt nog
een sprekende successtory. In 2011 vonden bij de
particuliere truckstop Schreurs aan de A-67 (afslag
39 bij Sevenum) 43 ladingdiefstallen plaats en het
jaar daarvoor 31. Alleen de diefstalschade beliep
daarbij bijna 7,5 miljoen euro, terwijl daarnaast
enkele honderden schades aan het zeildoek werden
veroorzaakt. Bij dit zogeheten ‘zeilsnijden’ snijden
criminelen het zeildoek open om snel te kijken of
de vervoerde lading voor hen interessant is. Sinds
de installatie van het ‘Secure Lane’-camerasysteem,
waarmee een investering was gemoeid van ca.
250.000 euro, heeft op de truckstop geen dief-
stal meer plaatsvonden. Inmiddels zijn meerdere
private truckstops aangesloten.
waterBedeffectVanwege het succes in Nederland krijgt ‘Secure
Lane’ binnenkort een vervolg in West-Vlaanderen,
waar vanwege de overlast door ladingdiefstallen
een pilot van start gaat. Er is ook een keerzijde.
De CrimiNee-directeur Van den Ende spreekt van
een ‘waterbedeffect’. “Criminelen wijken uit naar
andere plekken op het hoofd- of onderliggende
wegennet in binnen- en buitenland. Met name op
de A-2 (Eindhoven-Maastricht) is sindsdien het
aantal (pogingen tot) ladingdiefstal toegenomen.
Het spreekt voor zich dat hij voorstander is van een
verdere uitbreiding van ‘Secure Lane’. “Volgens een
onderzoek van Transport en Logistiek Nederland
zou de transportcriminaliteit in ons land met 25%
worden verminderd als Secure Lane landelijk wordt
ingevoerd. Het succes staat of valt bij een gezamen-
lijke gebiedsgerichte aanpak en met een intensieve
samenwerking en investering van de betrokken pu-
blieke en private partijen”, aldus Van den Ende,
die het verder zou toejuichen als de verzekerings-
branche nadrukkelijker zouden participeren in de
strijd tegen transportcriminaliteit. “Persoonlijk
vind ik het te gek voor woorden dat zo’n truckstop-
ondernemer die preventie-investering van een
kwart miljoen euro helemaal zelf moet bekostigen,
terwijl het de verzekeraars 8 miljoen euro bespaart.”
Peter van den Ende
20
Nederland van oudsher sterk vertegenwoordigd binnen IUMI
“tEchNischE kENNis EN underwriting moEtEN wEER leading woRDEN”
Binnen de IUMI, de internationale overkoepelende federatie van 54 nationale transportverzekeraarsorganisaties, is ons land altijd goed vertegenwoordigd geweest. Dat komt niet in de laatste plaats omdat Nederland van oudsher een prominente plaats inneemt binnen de mondiale transportverzekeringswereld. Met een omzet van 911miljoen euro (2011) staan ‘we’ op de vijfde of zesde plaats. Met Nederlandse vertegenwoordigers van vier IUMI-commissies praten we over wat op hun vakgebied dé aandachtspunten zijn: Jenny Groeneveld (HDI-Gerling, Ocean Hull Committee), mr. Arno Kneefel (HDI-Gerling, Legal & Liability Committee), Anneke Kooiman (Delta Lloyd, Inland Hull, Fishing en Yachting IFY) en Rob Timmer (RSA Nederland, Cargo Committee). Uit hun monden kan één grote cri de coeur worden opgetekend: “Vanwege de jarenlange slechte resultaten moeten we wereldwijd weer terug naar technische kennis en underwriting.”
Bij de vier kleurt het bloed marine. Samen zitten ze
meer dan 125 jaar in het transportverzekerings-
vak, dat zij omschrijven als boeiend, dynamisch
en afwisselend. Rob Timmer, directeur marine bij
RSA Nederland, is de ‘nestor’ met 40 dienstjaren.
Hij bezoekt al drie decennia de jaarlijkse IUMI-
bijeenkomsten en maakt sinds 2007 deel uit van
het Cargo Committee. Anneke Kooiman is al 36 jaar
werkzaam in de marine branche, momenteel als
branchespecialist Transport Groot Zakelijk bij
Delta Lloyd. Zij is dit jaar Harry Mulder (Reaal)
opgevolgd als lid van de IFY Committee, die zich be-
zighoudt met de verzekeringsproblematiek van
binnenvaart- en visserijschepen en grote jachten.
Arno Kneefel werkt sinds 1985 in de transport-
verzekeringssector, momenteel als directeur
transportverzekeringen bij HDI-Gerling. Hij
maakt ruim tien jaar deel uit van IUMI’s Legal &
Liability Committee, die zich focust op (de gevolgen
van) de internationale wet- en regelgeving. Jenny
Groeneveld houdt zich sinds 1991 bezig met trans-
portverzekeringen. Eerder dit jaar maakte zij de
overstap van Reaal naar HDI Gerling, waar zij werk-
zaam is als senior acceptant. Sinds 2007 maakt zij
deel uit van de Ocean Hull Committee, die zich toelegt
op de problematiek rond zeecascoverzekeringen.
Op laatstgenoemde na maken zij tevens deel uit van
de afdelingscommissie Transport van het Verbond
van Verzekeraars. Daarin is Kneefel verantwoorde-
lijk voor de portefeuilles zeecascoverzekeringen en
wetgeving, Kooiman voor de plezier- en binnen-
vaartsector en Timmer voor de goederentekening.
uitwisseling kennis en ervaringWat is het belang van IUMI voor de transportver-
zekeringswereld? Timmer noemt als eerste de
uitwisseling van kennis en ervaring. “Marine is per
definitie een internationale branche. Dan is het
prettig geregeld met gelijkgestemden te kunnen
praten over zaken die ons allen bezighouden. We
spreken all over the world dezelfde taal en dan bedoel
ik niet het Engels.” Kooiman vult aan: “Bij IUMI
wordt gepraat over de belangrijkste ontwikkelin-
gen in het vak. Dan kun je er beter bij zijn om te
weten wat er wereldwijd speelt.” Groeneveld sluit
zich daarbij aan. “Het is uiteraard van groot belang
om bij te blijven en op de hoogte te zijn van bij-
voorbeeld nieuwe risico’s en schadetrends die zich
voordoen, zodat je daar rekening mee kunt houden
in je acceptatie- en schadebeleid.”
Zoals gemeld is ons land van oudsher goed verte-
genwoordigd binnen IUMI. Naast de prominente
plaats in de wereldmarkt wijst Kneefel op de alom
aanwezige kennis bij de Nederlandse transportspe-
cialisten. “Mede daarom wil men ons er graag bij
hebben.” “Dat geldt zeker op het gebied van bin-
nenvaart, waar Nederland ongeveer 60% van de
ruim 18.000 tellende Europese binnenvaartvloot
in handen heeft”, haakt Kooiman in. “Bovendien
leveren wij een goede bijdrage aan de presenta-
ties tijdens IUMI. Daartoe zijn wij graag bereid.
Nederlanders durven wat dat betreft hun verant-
woordelijkheid te nemen.”
aandachtspuntenWat houdt de gemoederen in de verschillende
IUMI-commissies anno 2013 zoal bezig? In alle
segmenten is dat in elk geval de onder druk staande
resultaten. “Het verbaast mij dat de sector meer
dan vijftien jaar achtereen roept dat de rendemen-
ten mager zijn, maar dat aanpassing van premies
en condities al die jaren achterwege is gebleven”,
zegt Kneefel. Zijn commissie, die uit ongeveer 15
personen bestaat, buigt zich momenteel vooral
over sanctieclausules met betrekking tot het za-
kendoen met Iraanse entiteiten. “Een complex
vraagstuk, omdat je wel handel mag bedrijven met
iemand uit Iran maar hem op grond van verorder-
ningen niet mag verzekeren. Praktisch ondoenbaar
en onwenselijk. Daarnaast houdt de voorgenomen
verdragswijziging rond averij grosse en het aan-
V.l.n.r. Anneke Kooiman, Arno Kneefel, Rob Timmer en Jenny Groeneveld: “Bij IUMI wordt gepraat over de belangrijkste ontwikkelingen in het vak. Dan kun je er beter bij zijn om te weten wat er wereldwijd speelt.”
21
sprakelijkheidsrisico van megacontainerschepen
ons bezig. Doordat deze inmiddels 15 tot 20.000
containers kunnen vervoeren kan de totale verze-
kerde waarde per schip in de buurt van één miljard
euro komen.”
Mede met het oog op het premieniveau wordt
er binnen de 12 leden tellende IFY-commissie
vooral gekeken naar mogelijkheden tot (ver-
dere) schadelastbeheersing. “Nederland heeft
het SPO (Schade Preventie onderzoek), het ERS
(Engine Registration System) en recentelijk de keu-
ringen van binnenvaartschepen door experts en
andere geaccrediteerden door het Nederlands
Bureau Keuringen Binnenvaart (NBKB)”, aldus
Kooiman, volgens wie de twee eerstgenoemde
reeds daadwerkelijk hebben bijgedragen tot ver-
beterde resultaten. “Hiervoor is inmiddels ook
in diverse andere omringende landen belangstel-
ling. Daarnaast zijn wij alert op nieuwe risico’s als
catfines vanwege mogelijke schadelijke restanten in
brandstoffen en het gebruik van LNG als brandstof.
Bovendien maken wij ons zorgen over het vermin-
derde onderhoud van schepen en de afnemende
kwaliteit van de bemanning aan boord.”
profileringBinnen de Ocean Hull Committee zijn de tien grootste
transportverzekeringslanden met een representant
vertegenwoordigd. “Tijdens het komende IUMI-
congres willen we ons met elkaar buigen over de
vraag hoe we onze sector positiever voor het voet-
licht kunnen brengen, onder meer door (nog) meer
te laten zien wat we zal doen om onze resultaten
(verder) te verbeteren”, vertelt Groeneveld. Andere
aandachtspunten zijn piraterij, het toenemende
aantal schades aan motoren en de mogelijkheden
en risico’s van de Arctic Route (de vaarroute om de
Noord), die door de verminderde ijsgang beter be-
vaarbaar is dan voorheen.
“De Cargo Committee is met 23 vertegenwoordigers
uit even zoveel landen de grootste commissie bin-
nen IUMI. De verzekering van transportgoederen,
jarenlang wereldwijd de cashcow van de marine bran-
che, maakt de laatste jaren eveneens financieel
moeilijke tijden door. “Het is één van de redenen
om als Cargo Committee tijdens het IUMI-congres
niet alleen aandacht te besteden aan loss prevention,
maar ook de toekomst van de cargo underwriter cen-
traal te stellen. Hierbij zal zeker de discussie over
het afkalvende kennisniveau gevoerd worden”,
benadrukt Timmer. Volgens hem wordt daarnaast
aandacht besteed aan het cumulatierisico, zowel
tijdens het vervoer als de opslag van goederen. “Dit
onderwerp is actueel vanwege de orkaan ‘Sandy’,
die vorig jaar voor een record aan verzekerde scha-
de veroorzaakte in de VS. Daarnaast houdt piraterij
ons bezig, omdat met name in West-Afrika niet
alleen schepen worden gekaapt voor het losgeld
maar in toenemende mate ook voor de lading.”
in het roodDe resultaten in de transportverzekeringsmarkt
staan worldwide al geruime tijd onder druk. Mede
door de volop beschikbare tekencapaciteit blijft er
sprake van een softe markt. Inmiddels is er bij alle
branches sprake van rode cijfers of – in het meest
gunstige geval – van marginale rendementen. Ook
het goederentransportsegment, waarin jarenlang
het (meeste) geld voor de gehele marine sector werd
verdiend, deelt inmiddels mee in de algehele malai-
se en is (zwaar) verlieslatend. Of zoals Timmer het
omschrijft: “Daar waar 2012 voor herverzekeraars
mede door het uitblijven van grote natuurrampen
in financieel opzicht een superjaar was, is er voor
de directe transportverzekeraars sprake van een
rampjaar. Niet in de laatste plaats door twee grote
schadeklappers: de total loss van het gekapseisde
passagierschip Costa Concordia voor de kust van
Italië en de schade die orkaan ‘Sandy’ heeft aange-
richt in diverse delen van de Verenigde Staten.
Een punt van zorg is volgens Groeneveld daar-
naast het gestegen aantal detenties van schepen
die onder Nederlandse vlag varen. “In een recent
onderzoek hieromtrent wordt aangegeven dat de
kwaliteit van schepen en bemanning meer en meer
te wensen overlaat”, aldus de zeecascospecialist,
die met het oog op de omzet- en rendementsont-
iumi wil loBBy versterken
Het versterken van de lobbyrol richting de Europese Unie en de VS en het verlagen van de
kosten van de organisatie. Dat zijn volgens de eerder dit jaar aangetreden secretaris Lars
Lange de twee pijlers waarop IUMI zijn beleid en activiteiten zal richten. Met het eerste wordt
voortgeborduurd op het vorig jaar opgerichte Political Forum, waarin politiek gerelateerde is-
sues worden besproken zoals piraterij, ladingdiefstal en sanctiewetgeving. De voorgenomen
kostenverlaging wil hij realiseren door vanaf 2016 vaste conferentielocaties aan te houden
en nieuwe vergadertechnologieën in te zetten, zodat leden niet altijd fysiek hoeven samen te
komen.
Lange maakte zijn plannen bekend tijdens de zogeheten spring meeting. Deze bijeenkomst, die
traditioneel vooraf gaat aan het jaarlijkse IUMI-congres, vond afgelopen maart in Amsterdam
plaats. Hierbij kwamen alle IUMI-commissies bijeen om te praten over wetgeving en ande-
re relevante ontwikkelingen binnen het transportverzekeringsmetier: het Executive Committee
(bestuur), de Nominating Committee (voordragen bestuurskandidaten), de Cargo Committee (goe-
deren), Facts & Figures (statistische gegevens), IFY (binnenvaart, visserij en jachten), Legal &
Liability (wet en regelgeving), Loss Prevention (preventie), Ocean Hull (zeecasco), Offshore Energy
en het Political Forum (politieke issues). Elke commissie heeft in Amsterdam haar program-
ma vastgesteld voor het IUMI-congres, dat dit jaar van 15-18 september wordt gehouden in
Londen met als titel ‘Marine Insurance – building resilience and defining a sustainable future’.
wikkeling de andere kant ook positievere trends
waarneemt. “Voor reders en andere klanten wordt
de rating van bijv. Standard & Poor belangrijker als
selectie criterium bij de keuze voor verzekeraars.
“Dat geldt met name voor de duurdere schepen.”
wat moet er geBeuren?Ondanks de zorgwekkende ontwikkeling van pre-
mie- en rendementsniveau in marine, zien de vier
voldoende kansen voor verbetering, zowel natio-
naal als internationaal. Wat zijn de voorwaarden
voor succes? “We moeten in makelaars- en verze-
keraarshuizen meer werk maken van kennis en
opvolging, onder meer door studenten en andere
jonge potentials enthousiast te maken voor het mooie
transportverzekeringsvak”, stelt Kneefel. Hij krijgt
bijval van zijn drie IUMI-collega’s. Kooiman: “Er
is in onze sector wereldwijd sprake van kennisver-
schraling. Zowel wat de pure verzekeringstechniek
betreft als kennis van de markt en de branches
waarin onze klanten opereren.” “We moeten af van
blackberry-underwriting, acceptatie van risico’s op
afstand puur op basis van cijfers en statistieken”,
valt Timmer bij. “We moeten als verzekeraars weer
terug naar technische kennis en underwriting.“
22
groot in commoDitieS
Waarin kleine landen groot kunnen zijn. Mede door de havens in Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen kunnen Nederland en België bestempeld worden als prominente spelers in het vervoer en de opslag van commodities als granen, metalen, kolen, olie, noten, koffie, cacao etc. In enkele segmenten is men zelfs marktleider. Ook op verzekeringsgebied nemen beide landen voor deze (bulk)goederen die vooraanstaande positie in en is het de tweede wholesale market in de wereld. Binnen de Nederlandse goederenverzekeringsmarkt (cargo), goed voor ruim 350 miljoen euro (2011), nemen commodities zo’n 20 à 25% voor hun rekening. Portret van een volatiele en competitieve verzekeringsmarkt.
Op deze nichemarkt zijn in ons land een tiental verzekeraars
actief, waarvan een viertal geregeld als leader optreedt, ook op
buitenlandse verzekeringsmarkten. Het is een segment dat in-
ternationaal bekend staat als een sophisticated markt, waarin
bij verzekeraars en makelaars veel know how aanwezig is. Mede
daardoor kunnen klanten in de regel goed uit de voeten met het
aanbod aan verzekeringsoplossingen, zowel qua condities als
prijsniveau.
Het is een volatiele markt als gevolg van de fluctuerende marktprij-
zen en de impact van schades, die weliswaar een lage frequentie
kennen maar vanwege een grote omvang grote financiële gevol-
gen met zich mee kunnen brengen. Dat volatiele karakter zie je
terug in de omzet en resultaten van verzekeraars. Door de pieken
en dalen is het van belang de resultaten over een langere termijn
te bezien. Partijen die puur denken aan omzetgroei op korte ter-
mijn, haken vaak snel af bij tegenvallende resultaten. Nog meer
dan in andere branches is commitment van makelaars, verzeke-
raars en klanten voor de lange termijn erg belangrijk.
resultaten onder drukJarenlang was de goederentekening, zowel internationaal als na-
tionaal, de kurk waarop de marine-branche dreef. De laatste jaren
is dat niet meer het geval. Aan de aanbiederskant is er zeer veel
capaciteit en de hieruit voortvloeiende premiedruk zorgt bij een
reguliere schadelast voor druk op de resultaten. De commodities-
markt vormt hierop geen uitzondering. Hoewel meerdere insiders
van mening zijn dat de bodem is bereikt qua premieniveau, biedt
de markt voor individuele risico’s nog altijd mogelijkheden.
Overall is 2012 te bestempelen als een redelijk jaar voor de
Nederlandse commodities-verzekeraars met stabiele omzetten en
een normale schadelast. Mede door de hierboven genoemde vo-
latititeit kunnen de resultaten van de individuele marktpartijen
echter sterk van elkaar verschillen.
schade- en andere trendsEen aantal schadeoorzaken is specifiek voor de handel in grond-
stoffen. Door de omvang van de (bulk)zendingen zijn tekorten
een gebruikelijk verschijnsel. Naast gekwalificeerde inspecteurs
en experts zijn vergelijkbare meetmethoden dan van belang. Bij
de soft commodities (voedingsmiddelen) ligt het gevaar van (eigen)
bederf altijd op de loer, onder meer als gevolg van de temperatuur
en het vochtpercentage. Andere schadeoorzaken zijn sub standard
shipping, averij grosse en piraterij.
Voor de traders spelen de economische omstandigheden altijd een
rol. Bij een stijgende en dalende trend kan er geld verdiend wor-
den. Verder is ketenintegratie de laatste jaren onmiskenbaar een
strategie van de grotere handelaren in grondstoffen. Dat gaat van
het leveren van zaaigoed en meststoffen om zodoende een zekere
productie binnen te halen tot het beheer van overslag- en opslag-
faciliteiten. Makelaars en verzekeraars hebben vooral te maken
met toegenomen wet- en regelgeving (o.a. sanctiewetgeving en
Solvency II) die van invloed is op de flexibiliteit en creativiteit
van multi year & multi line-oplossingen. Gevolg daarvan is wel
dat er over de gehele linie heen meer partnerships ontstaan tussen
makelaars en verzekeraars teneinde adequate oplossingen voor
de klanten te kunnen (blijven)bieden.
Wat de toekomst brengt is uiteraard ongewis. Nederland heeft
altijd een prominente rol gespeeld in zowel de wereldhandel als
op de verzekeringsmarkt. Om die positie te behouden - en dus
continuïteit te realiseren - is het voor alle marktpartijen van be-
lang te blijven investeren in kennis en innovatie. Transport van
commodities en andere zaken zal altijd nodig blijven en daarmee
zal er ook altijd vraag zijn naar adequate verzekeringen. Wat daar-
naast zeker blijft is het grillige en competitieve karakter van deze
voor de Nederlandse transportverzekeringsmarkt zo belangrijke
niche, hetgeen een lange termijnbeleid en -aanpak vereist.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Guido Verheijden (links), partner en directeur bij Meijers, en Simon Laros, acceptatiespecialist Groot Zakelijk bij Delta Lloyd. Verheijden werkt sinds 1989 in de verzekeringsbranche, steevast aan makelaarszijde. Sinds 2007 werkt hij bij Meijers waar hij verantwoordelijk is voor de (inter)nationale grootzakelijke corporate markt en voor de transportafdeling. “Wij moeten trots zijn op de internationale positie die onze markt inneemt en deze gedegen uitbouwen.” Laros werkt 18 jaar bij Delta Lloyd, waarvan de eerste negen jaar op de schadeafdeling en daarna aan de acceptatie-kant. Hij is verantwoordelijk voor de tekening van goederenverzekeringen en met name commodities. “Qua premiestelling wordt er maatwerk geleverd.”
23
klanten aan het woord
Na daar eerder vakantiewerk te hebben gedaan solliciteerde
Wansink na het voltooien van de middelbare school bij het
toenmalige Hudig. Met een tussenpoze van 12 jaar, waarin hij
werkzaam was op schadeafdelingen bij andere makelaars, heeft
hij altijd bij dit bedrijf, het huidige Aon, gewerkt. Momenteel is hij
actief als senior schadebehandelaar binnen de Claims Department
met als specialisme casoschades. “Ik ben echt van de ‘natte’
kant. Als kind was ik al geïnteresseerd in bootjes en zag aan de
Maas geregeld binnenvaartschepen afmeren en de bokken van
Smit liggen. Voor dat bedrijf heb ik later ook vele boeiende scha-
des mogen behandelen.”Baumgart is meer van de ‘droge’ kant.
Hij houdt zich hoofdzakelijk bezig met schades aan shovels,
graafmachines en ander land- en werkmaterieel, alsmede aan-
sprakelijkheidsschades. “Ik solliciteerde op de brandafdeling,
maar daar was geen vacature en bij marine wel. Het is een zeer dy-
namische wereld met interessante bedrijfsklanten en schades in
o.a. de Rotterdamse haven. Ik wil hier voorlopig blijven.”
persoonlijk contactWansink is geen man van ‘vroeger was alles beter’. Toch ziet hij
het verminderde persoonlijk contact met lede ogen aan. “Het
beursbezoek was voor mij dé reden om naar schade over te stap-
pen. Vanwege de dynamiek en de vrijheid. Natuurlijk waren er
destijds met diverse partijen zo nu en dan meningsverschillen,
maar meestal, na goed overleg, kwamen we wel tot elkaar. Ik
ben er zeker van dat het bij de schadebehandeling helpt, indien
je elkaar kent en zo nodig in de ogen kunt kijken. Communiceren
via mails en e-ABS heeft ontegenzeggelijk zijn voordelen (kos-
ten, efficiency), maar creëert in mijn ogen toch een bepaalde
afstand. Bovendien vind ik het e-ABS-systeem lang niet altijd even
gebruikersvriendelijk.”
Hij krijgt bijval van een instemmend knikkende ‘computer-
generatie’. “Ik ben opgegroeid met computers en gewend
hiermee te werken. Vanwege de vele verhalen die ik daarover
heb gehoord vind ik het toch jammer dat ik ‘de beurs’ nooit
heb meegemaakt. Zeker, omdat communiceren per mail naast
voordelen ook nadelen heeft. Er vindt over een schade soms
veelvuldig mailverkeer over en weer plaats, wat vertragend kan
werken. Ik denk dat het soms sneller werkt als je een keer de
telefoon pakt. Nadeel is bovendien dat een mail anders kan
overkomen dan wat er bedoeld wordt, omdat je geen ‘toon’
aan een bericht kunt toevoegen”, aldus Baumgart, volgens wie
klanten dankzij internet en email ook steevast een snel ant-
woord op hun vragen verwachten.”
claimgedragHet claimgedrag van klanten is een andere verandering die
Wansink in de loop der jaren heeft waargenomen. ‘Er wordt
bij schade eerder gereclameerd. Begrijpelijk, omdat zeker in
de huidige tijd de cijfers bij bedrijven onder druk staan. Elke
schade die je op een ander of een verzekeraar kunt verhalen
is dan ook meegenomen. Het klinkt wat merkwaardig uit de
mond van een makelaar, maar om dezelfde reden heb ik er
begrip voor dat verzekeraars zich wat kritischer en zakelij-
ker opstellen bij schadeclaims. Ook bij verzekeraars staan de
resultaten onder druk en worden medewerkers daar meer op
afgerekend.”
Desgevraagd zegt de senior schadebehandelaar dat zijn werk
vakinhoudelijk in de loop der jaren niet veel is veranderd. “Wel
gaan jongeren sneller zelfstandig aan de slag en is de werklast
wat toegenomen; vroeger had je als senior een eigen secre-
taresse en een ‘junior’ ter ondersteuning. Nu moet je meer
zelf doen”, aldus Wansink, die het belangrijk zegt te vinden
dat de kennis wordt overgedragen aan de volgende generatie.
“Maar ook hen het bewustzijn bij te brengen dat je er in de
eerste plaats bent voor de klant en dat deze je bij schade nodig
heeft.” Baumgart is goed te spreken over de begeleiding. “Ik
word vrijwel elke dag door Wout en andere collega’s een uurtje
bijgepraat. Over vakinhoudelijke en technische zaken, maar
ook over hoe het ‘spel’ wordt gespeeld en hoe de marktver-
houdingen liggen. Dat is zeer leerzaam”, aldus een ambitieuze
‘junior’. “Ik wil eerst mijn rugzak met kennis vullen en op
termijn meer zaken zelfstandig kunnen behandelen en vaker
naar ‘buiten’ gaan.”
De één zit ruim 40 jaar in het (transportverzekerings)vak, de ander sinds eind 2011. Beiden zijn gegrepen door zowel deze dynamische wereld als door het schaderegelingsvak. “Ik vind het werk van schadebehandelaar veel leuker en afwisselender dan aan de sluitkant. Geen schade is hetzelfde en ik zie elke dag nieuwe interessante zaken voorbijkomen”, zegt Chris Baumgart, junior claims handler bij Aon Risk Solutions. Hij krijgt bijval van ‘senior’ Wout Wansink, die zich inmiddels ruim vier decennia lang met transportschades bezighoudt. “Schade is hét moment dat je aan de klant kunt laten zien dat het product dat hij ooit heeft aangeschaft een goede keuze was.”
wout wansink en chris Baumgart (aon risk solutions):
“wie eenmaal in transport Zit, gaat niet snel meer weg”
Wout Wansink (links) en Chris Baumgart: “Een dynamisch en boeiend vak.”
24
Niko Vos
Bart Hoogstad
Welke schades doen zich voor in de transportsector en welke trends zijn daarin waarneembaar? Wij vroegen het aan een bergingsspecialist en drie schade-experts. Rode draad: mede door hogere eigen risico’ en een groeiend risicobewustzijn bij bedrijven neemt de schadefrequentie af. Daar staat tegenover dat schades complexer worden en de gemiddelde schadebedragen toenemen.
BinnenvaartNiko Vos werkt inmiddels ruim zo’n 30 jaar in de
scheepvaartbranche, aanvankelijk als scheeps-
werktuigkundige op diverse type schepen en als
technisch inspecteur voor een scheepvaartmanage-
mentbedrijf. In 1997 maakte hij de overstap naar de
expertisebranche, waar hij bij diverse maritieme ex-
pertisebureaus werkte. Sinds 2007 houdt hij zich bij
Doldrums bezig met (casco- en machine)schades
‘aan alles wat drijft’, waarbij een deel betrekking
heeft op binnenvaartschepen. Voor die categorie
vaartuigen verricht Doldrums sinds de oprichting
ook certificeringswerkzaamheden.
Volgens de schade-expert is de aard van de schades
in de loop der jaren niet of nauwelijks veranderd.
“Het gaat in ongeveer de helft van de gevallen om
machineschades (voortstuwings- en generatorscha-
des) en in de overige 50% om cascoschades, veelal
het gevolg van menselijke fouten. Wat wel anders is,
is dat de gemiddelde schadebedragen toenemen en
dat daarnaast schades technisch complexer worden,
ook in de binnenvaart. Dat wordt mede ingegeven
door de toepassing van steeds meer geavanceerde
elektronica aan boord van schepen.”
trendsHoewel hij het niet met statistische gegevens kan
onderbouwen, zegt Vos het gevoel te hebben dat
bedrijven de laatste jaren steeds meer geneigd zijn
kleinere schades te claimen. “In de jaren 2005-2009
groeiden ook in de binnenvaartsector de bomen tot
in de hemel en liet men kleine schades nog wel eens
zitten. Welnu, die tijd is voorbij. Vanwege de huidi-
ge economische omstandigheden geldt anno 2013
‘cash is king’. Iedereen kan het geld van de schade-
penningen nu goed gebruiken.”
Een andere trend in zijn ogen is de groeiende aan-
dacht voor preventie aan boord van schepen. “Met
name bij nieuwe vaartuigen wordt meteen een on-
derhoudscontract voor de motor afgesloten. Aan de
andere kant zie je vanwege de crisis bij binnenvaart-
schepen dat eigenaren om financiële redenen het
onderhoud tot het strikt noodzakelijke beperken.
Zeker bij schepen die dateren uit de jaren’40 en ’60
is het onderhoud lang niet altijd optimaal”, aldus
Vos. Hij zegt het jammer te vinden dat hij steeds
minder persoonlijk contact heeft met makelaars en
verzekeraars. “Communicatie vindt meer en meer
langs elektronische weg plaats. Zeker bij de grotere
schades is het niet altijd ‘zwart’ of ‘wit’. Juist dan is
het prettig om daarover ‘vis-a-vis’ het gesprek aan te
kunnen gaan met de specialisten van de betrokken
partijen. Met elkaar kom je er meestal sneller uit.”
logistieke aansprakelijk-heid en regres“Partijen zijn mede als gevolg van de verslechterde
economische situatie eerder geneigd een schade of
claim op het bordje te leggen bij de veroorzaker of
de juridisch verantwoordelijke partij. Er is vaak geen
financiële ruimte meer om iets commercieel te rege-
len, hetgeen de logistieke dienstverlener onder druk
zet. Dat is één van de trends binnen de logistieke
aansprakelijkheid die Bart Hoogstad, branch direc-
tor Marine & Transportation bij Crawford & Company,
waarneemt. Zijn afdeling houdt zich bezig met (lo-
gistieke) aansprakelijkheids- en ladingschades en
overige marine en transport gerelateerde schades.
Een andere trend is dat het aantal betrokken partijen
in de logistieke keten blijft toenemen. “Daardoor
worden het juridisch verweer en regres steeds be-
langrijker. Vanuit kostenoogpunt en efficiëntie
wordt er voor het beslechten van geschillen vaker
een oplossing gezocht in buitengerechtelijke rege-
lingen, zoals mediation of arbitrage. De grilligheid,
complexiteit en onvoorspelbaarheid in jurispruden-
tie is hier zeker debet aan.”
De ‘crisis’ heeft effect op het werkaanbod. “Het
aantal transportbewegingen vertoont al enkele ja-
ren een dalende trend, hetgeen per definitie leidt tot
minder schades. De complexiteit per schade neemt
echter toe. Ook in de verzekeringsproducten en het
schadebeleid bij verzekeraars zijn aanpassingen
aangebracht, zoals eigen risico’s, dekkingsbeper-
kingen, maar ook beloningen voor schadereductie
en initiatieven daartoe. Het aantal schademomen-
ten voor experts is de laatste jaren dan ook flink
teruggelopen: met enkele tientallen procenten.”
Hoogstad constateert in de praktijk dat in de trans-
portwereld afspraken tussen partijen onderling niet
altijd helder zijn. “Waar iets operationeel duidelijk
en begrijpelijk is, kan dit juridisch en/of contrac-
tueel tot grote problemen leiden. Met de toename
van de complexiteit en de toename van de finan-
ciële belangen - denk bijv. aan gevolgschade bij
just-in-time-delivery’ - wordt de impact bij schade
steeds groter en valt de hoogte van het claimbe-
drag gemiddeld ook aanmerkelijk hoger uit dan
voorheen.”
De verzekeringsmarkt is nog steeds soft en voor
transportverzekeringen is er voldoende capaciteit.
De brancheresultaten zijn niet echt positief. “Ik heb
frequentie omlaag, complexiteit en gemiddeld
schadeBedrag nemen toe
25
de indruk dat verzekeraars een wat kritischer beleid
zijn gaan voeren ten aanzien van de afwikkeling van
schades, maar tevens is er meer aandacht voor de
risico’s die daadwerkelijk worden verzekerd.”
Als schade-expert, gezien als vertegenwoordiger van
‘de verzekering’, zeggen Hoogstad c.s. geregeld te
stuiten op ‘gaten’ tussen de verwachtingen van ver-
zekerden en de daadwerkelijke polisdekking. “Een
goede communicatie en voorlichting hieromtrent
kan veel teleurstellingen bij klanten voorkomen”,
benadrukt hij. Hij constateert daarnaast dat de aan-
dacht voor risicomanagement en schadepreventie
bij transport en logistiek is toegenomen. “Er is een
groeiend bewustzijn dat ‘voorkomen beter is dan
genezen. Wel blijft er een spanningsveld met de
financiering en het zichtbaar maken van het rende-
ment van de geïnitieerde preventie-initiatieven.”
ZeecascoTijden veranderen. Zo wordt de samenleving wat
jachtiger - time is money - en worden klanten veel-
eisender. Ook verzekerings- en expertiseland
ontkomt er niet aan. Volgens Albert Zabel, ma-
rine expert, directeur en hoofd maritieme zaken bij
BosBoon Expertise, is de doorstroomtijd van het
expertiseproduct in de loop der jaren teruggelopen.
“Dat leidt ontegenzeggelijk tot druk op de service
die wij als expert willen verlenen.”
Na zijn loopbaan te zijn begonnen in de scheeps-
reparatie- en scheepsnieuwbouwbranche
stapte Zabel in 1988 over naar de expertisebran-
che, waarin hij dit jaar een kwart eeuw werkzaam
is. Hij heeft zich bij verschillende bureaus be-
ziggehouden met het expertiseren en doen van
toedrachtsonderzoek van schades aan diverse typen
schepen, offshore-projecten, aannemersequipment en
technische installaties o.a. voor polissen als Hull
& Machinery (zee- en binnenvaartcasco), Aanbouw
en Garantie, Landmaterieel en Aansprakelijkheid.
“Ik heb niet het idee dat het aantal schades in deze
sector marktbreed toeneemt. Dat is enerzijds toe te
schrijven aan de hogere eigen risico’s en anderzijds
aan het hogere kosten- en preventiebewustzijn bij
rederijen en werven, waardoor er minder kans is
op menselijke fouten. Dat laatste wordt overigens
tevens ingegeven door de strengere regelgeving
op dit terrein. Er worden wettelijk meer preventie-
verplichtingen opgelegd.”
trendsEen andere trend lijkt daar haaks op te staan.
De laatste tijd worden maritieme experts
vaker geconfronteerd met schades als gevolg van
kwaliteitsgebreken. Zabel licht toe: “De scheep-
vaartbranche ondervindt ook hinder van de algehele
economische malaise. Uit kostenoverwegingen be-
zuinigen bedrijven noodgedwongen op onderhoud.
De noodzakelijke reparaties en onderhoudswerk-
zaamheden worden tot het hoogst noodzakelijke
beperkt en zoveel mogelijk uitgesteld. Ik verwacht
dat hierdoor de komende tijd meer schades zullen
voordoen, met name in de binnenvaart. Want daarin
hebben veel bedrijven het moeilijk.”
Zabel neemt voor zijn beroepsgroep nog een po-
sitieve trend waar. “Bedrijven concentreren zich
meer op hun eigen kernactiviteiten en besteden
schaderegelingswerkzaamheden die binnen het ei-
gen risico vallen steeds vaker uit aan experts. Aan
de andere kant krijgen wij steeds vaker het verzoek
van verzekeraars om schades in het buitenland van-
uit Nederland te coördineren en hiervoor gebruik te
maken van buitenlandse experts. Dat kan natuurlijk
efficiënter zijn dan ons op pad sturen, al zie ik per-
soonlijk elke schade het liefst met eigen ogen dan
op foto’s en via het rapport van een collega.”
Er moet Zabel iets van het hart. “We hebben in ons
land op marine-gebied een goede naam in de wereld
vanwege onze deskundigheid. We zijn echt top of
the bill op het gebied van zeecasco en aanbouw. Dat
moeten we koesteren en ervoor zorgdragen dat we
vaktechnisch bijblijven. Door te blijven investeren in
de kwaliteit van onze mensen, maar ook door tijdig
aan de opvolging te werken. Dat laatste is geen een-
voudige opgave, want de praktijk leert dat het lastig
is goede jonge techneuten te interesseren voor het
fantastische expertisevak.”
BergingNederland heeft wereldwijd een uitstekende naam
als het om bergen van schepen en scheepswrak-
ken gaat. Behalve bij de gespecialiseerde sleep- en
bergingsbedrijven zijn een aantal gerenommeerde
specialisten op dit vlak werkzaam als zelfstandig
Salvage Consultants en Special Casualty Representatives.
Zij staan voornamelijk verzekeraars, P&I-clubs, ad-
vocaten en reders in de gehele wereld met raad en
daad terzijde bij de berging van in nood verkerende
schepen en hun ladingen. Eén van hen is Kommer
Tanis van TSC Holland. “Het aantal opdrachten
fluctueert sterk van jaar tot jaar. Ik heb wel eens
meer dan een jaar intensief aan één zaak gewerkt,
maar ook wel aan 10 tot 12 salvageopdrachten.”
Hij spreekt van ‘een vak apart’ en van ‘specialisten-
werk’. “Het bergen van schepen en hun lading is
een vorm van crisismanagement. Vakmatig uiter-
mate interessant, maar complex en vaak lastig. Je
werkt altijd onder moeilijke omstandigheden en on-
der (tijds)druk. Bovendien heb je met verschillende
partijen te maken die ook nog eens tegenstrijdige
belangen hebben: autoriteiten, zeker als er sprake is
van (een dreigende) milieuvervuiling, verzekeraars,
de reder, de ladingeigenaren. Daarnaast zijn de fi-
nanciële belangen groot. Het gaat vaak om miljoenen
euro’s aan waarde aan schip, lading en mogelijke
schade aan milieu en derden. Ter illustratie: Alleen
al met de opruiming van het passagierschip Costa
Concordia is een bedrag gemoeid wat de 500 mil-
joen dollar te boven gaat.”
Tanis ziet zichzelf als professioneel klankbord voor
verzekeraars, advocaten en de reder. “In die hoe-
danigheid krijg ik te maken met de berger en komt
mijn know how en ervaring van pas. Door op basis
daarvan het respect en vertrouwen van de berger
te hebben kan ik vaktechnisch met hem meeden-
ken en een rol spelen in het plan van aanpak en de
te treffen maatregelen. Zo dien ik de belangen van
mijn opdrachtgever”, aldus de bergingsadviseur,
die verzekeraars en andere opdrachtgevers met
het oog hierop een aantal adviezen wil meegeven.
“Kies ten eerste in voorkomende gevallen voor pure
specialisten, want anders kan goedkoop duurkoop
worden. En ten tweede, schakel deze specialisten zo
snel mogelijk na een incident in. Juist bij het ber-
gen van schepen is de eerste klap een daalder waard.
Worden meteen de juiste maatregelen getroffen, dan
scheelt dat aanzienlijk in de kosten”, aldus Tanis,
die verwacht dat bergingen complexer van aard wor-
den nu er meer wordt bezuinigd op onderhoud en
personeelskosten. Hierdoor is er steeds minder ge-
kwalificeerd personeel aan boord, waardoor er ook
een grotere kans is op een groeiend aantal ongeval-
len. Bovendien worden containerschepen groter en
vervoeren zij steeds meer containers. Het is slechts
een kwestie van tijd dat de eerste calamiteit met een
mega-containerschip (van 15.000 TEU of meer) zich
aandient. De operationele en financiële gevolgen
daarvan zullen gigantisch zijn. ”Albert Zabel
Kommer Tanis
26
Vier young professionals laten licht schijnen over transportsector
imAgo BRANchE strookt niet met de praktijk
Dynamisch, boeiend, afwisselend en interessant. Zo typeren vier representanten van de jongere (co-as)generatie het werken in de transportverzekerings branche. Bij een ieder heeft de sector op alle genoemde aspecten de verwachtingen in positieve zin overtroffen. Het imago van de bedrijfstak komt in hun ogen dan ook geenszins overeen met de praktijk van alledag. Daar zou de branche werk van moeten maken, vinden makelaar Gerwin van Eldik (Kröller Boom), verzekeraar Steven de Lijster (Amlin), schade-expert Liesbeth Norel (Cunningham Lindsey Marine) en advocate Josine Potharst (Cox Ten Bruggencate Advocaten). In onderstaand artikel laten zij hun licht schijnen over het reilen en zeilen van de transportverzekeringsbranche, die zij ieder voor zich ‘met afstand’ bestempelen als ‘het meest interessante segment binnen de verzekeringssector’. Of zoals één van hen het verwoordde: “Als ik mijn vrienden zou aanraden om in de verzekeringsbranche te gaan werken, dan zou ik hen zeker adviseren te kiezen voor de marine-sector.”
Wie de vier hoort praten, merkt meteen de grote
affiniteit die ze ieder voor zich hebben met de
transportsector. Het duidelijkst is dat bij Norel, die
na het doorlopen van de Hogere Zeevaartschool
onder meer enkele jaren als stuurman op de gro-
te vaart en in de offshoresector heeft gewerkt. “Als
kind was ik al gek op ‘varen’, maar als je, zoals ik,
soms maanden achtereen van huis was, dan is het
opbouwen en onderhouden van sociale contacten
gewoonweg lastig. In mijn huidige baan heb ik het
enorm naar m’n zin. Ik heb zeer afwisselend werk,
een grote mate van vrijheid, ben actief in de sector
die me lief is en daarbij is het contact met mensen
heel leuk. Daarnaast is het internationale karakter
in deze tak echt een plus. Ik houd me vooral bezig
met goederenschades en ladingsurveys.”
De Lijster is opgegroeid nabij de scheepswerven
van Boele en Verolme. “Daar is zeker mijn affiniteit
met de scheepvaart ontstaan, al heeft het jarenlang
geduurd voordat ik hiermee ook beroepshalve te
maken kreeg. Wij verzekeren bijzondere risico’s:
commodities, offshore grote schepen, maar we teke-
nen ook mee op zeer dure jachten. Je krijgt dan
ook met tot de verbeelding sprekende klanten te
maken. Ik heb nooit geweten dat er zoveel grote
Nederlandse bedrijven zijn, bijvoorbeeld in de off-
shore of jachtbouw, die wereldwijd een goede naam
en faam hebben opgebouwd. Bijzonder is ook dat
in het Journaal soms aandacht wordt besteed aan
een grote schade waar je zelf bij betrokken bent.”
Je hebt te maken met zaken die er toe doen in de
wereld, vindt ook Van Eldik. Ook hij noemt de veel-
zijdigheid in werk, klanten en risico’s als één van
de aantrekkelijke kanten van zijn huidige job. “De
ene keer ben je bezig met een wagenpark, de andere
keer met werkmaterieel, een goederentransport of
zelfs scootmobielen. Er komt in dit vak ook veel
meer bij kijken dan ik aanvankelijk dacht. Het is
vaak maatwerk. Ik verbaasde me in het begin wel
eens over de enorme hoeveelheid clausules die
van toepassing zijn op de polissen voor de food-
industrie. Als je eenmaal wat langer in dit vak zit,
begrijp je waarom een en ander nodig is. Het blijft
aan familie en vrienden echter vaak moeilijk uit te
leggen wat je precies doet.”
Potharst wilde zich aanvankelijk toeleggen op aan-
sprakelijkheidsrecht, maar eenmaal aan de slag als
advocate vond ze het verzekeringsrecht interes-
santer. “Bij geschillen over transportverzekeringen
gaat het doorgaans om complexe zaken, onder
meer vanwege de betrokkenheid van meerdere par-
tijen. Dat maakt mijn werk vakmatig buitengewoon
interessant. Het werken binnen de verzekerings-
sector is dan ook allesbehalve saai. Het leuke van
de co-assurantiebranche is bovendien dat za-
ken wat minder standaard geregeld zijn dan op
de provinciale markt. Dat biedt meer ruimte tot
onderhandelen.”
duidelijke structuren en processenWat is de vier opgevallen in hun eerste jaren bin-
nen de co-assurantiemarkt? Zij vinden allen dat de
processen duidelijk, helder en overzichtelijk zijn,
evenals de wijze waarop de structuren en lijnen
lopen tussen klant, makelaar, verzekeraar, schade-
expert en advocaat. Makelaar Van Eldik noemt in dit
verband onder meer het e-ABS-systeem voor de on-
derlinge informatieuitwisseling. “Dat maakt snel
en efficiënt werken mogelijk, zowel bij acceptatie
als bij de afwikkeling van schadeclaims. Daarnaast
kunnen partijen snel schakelen, waardoor schades
snel en accuraat worden afgewikkeld. Dat wordt
door de klant zeer gewaardeerd”, aldus de make-
laar, die het persoonlijk op prijs stelt zo nu en dan
een beroep te kunnen doen op een branchegenoot.
“Ik heb als beginnende makelaar de wijsheid niet
altijd in pacht en vind het prettig dat acceptanten bij
verzekeraars bereid zijn je bij vragen en onduidelijk-
heden verder op weg te helpen.” Advocate Potharst
onderschrijft dat: “Het is een leuke markt waarin de
medewerkers bij de verschillende marktpartijen op
een prettige manier met elkaar omgaan. Een groot
verschil met bijvoorbeeld de Britse markt. Daar
is men in de omgang veel formeler, zakelijker en
afstandelijker.”
De Lijster is daarnaast van mening dat zowel het
kennisniveau in de transportmarkt als de servicege-
richte in- en opstelling van de verschillende spelers
Gerwin van Eldik (29) kwam bij toeval in de verzekeringsbranche terecht op het kantoor van zijn oom. Hij werd er meteen door gegrepen. Sinds begin 2010 werkt hij bij assurantiemakelaar Kröller Boom in Amersfoort. Als Consultant Corporate Risk houdt hij zich met name bezig met het adviseren van bedrijven op het brede gebied van transportverzekeringen, waaronder wagen-parken, werkmaterieel en goederen.
27
hoog te noemen is. “Die know how en vakmanschap
is natuurlijk mede het gevolg van het feit dat vele
marine-professionals zo lang in de co-assurantie-
markt werkzaam zijn.” Schade-expert Norel komt
vaak ter plekke wanneer de verzekerde na een scha-
de een beroep doet op de polis. “Mijn ervaring is dat
de verzekeringsbranche in de regel bij schade snel
in actie komt. Wat mij soms enorm verbaasd, is dat
de verantwoordelijken bij bedrijven vaak niet eens
weten waarvoor ze precies verzekerd zijn”, aldus de
marine-expert, die zo nu en dan ook ervaart dat zij te
laat in het schadeproces wordt ingeschakeld. “Juist
bij transportschades is het vaak essentieel dat je als
expert zo snel mogelijk na een schade ter plekke
kunt zijn. Elke dag later maakt het lastiger en ge-
compliceerder om je werk goed te doen.”
verBeterpuntenOok haar gesprekspartners dragen verbeterpunten
aan. Potharst: “Bij geschillen over schadeclaims
valt het mij geregeld op dat er weinig communicatie
plaatsvindt tussen de acceptatie- en schadeafde-
ling. Meer overleg en afstemming zou zowel bij
de acceptatie van nieuwe risico’s, de opstelling
van polisvoorwaarden als bij de afwikkeling van
schadeclaims kunnen bijdragen tot nóg betere pro-
ducten en service aan de klant” “Bij ons vindt die
uitwisseling van kennis en ervaringen wel degelijk
structureel plaats”, benadrukt Van Eldik, die on-
derkent dat hierbij de omvang van zijn bedrijf een
voordeel is. “We zijn een relatief klein team, zitten
dicht op elkaar en horen geregeld wat er bij de an-
der speelt.” Hij wijst daarnaast op de polisteksten.
“Ik snap dat ze juridisch goed dichtgetimmerd
moeten zijn, maar ze zouden van mij zo nu en dan
best wat meer in begrijpelijk Nederlands geschre-
ven mogen worden.”
Dat laatste vraagt natuurlijk om een reactie van
de advocate. “Ik ben het eens dat polissen soms
begrijpelijker geformuleerd kunnen worden.
Over dit onderwerp wordt de laatste tijd veel ge-
zegd en geschreven. Sommigen menen dat alle
polisvoorwaarden op ‘taalniveau B1’ moeten
worden geschreven. Dat is super simpel taalge-
bruik. Nuancering en scherp formuleren is dan
echter nauwelijks mogelijk. Bij het opstellen van
polisvoorwaarden lijkt mij ‘taalniveau B2’ meer
haalbaar. Bij dat taalniveau worden ingewikkelde
zinnen voorkomen, maar blijft scherp formuleren
mogelijk”, aldus Potharst, die het daarnaast zou
toejuichen wanneer er in de ‘grijze’ transportver-
zekeringsbranche wat meer werk gemaakt zou
worden van de verjonging. “Zeker omdat de oplei-
ding tot transportspecialist een zaak van jaren is.”
Van Eldik bestempelt de lesstof in de cursusboe-
ken als ‘gortdroog’ en ‘allesbehalve uitnodigend’.
“Een mooie uitdaging voor NIBE SVV om een meer
praktische en pragmatische versie te maken.” In
het verlengde hiervan zegt De Lijster dat ook de as-
surantieopleidingen wat praktijkgerichter mogen
zijn. “Examens zijn in mijn optiek teveel het repro-
duceren van feiten en niet of nauwelijks gericht op
het toepassen van kennis”, aldus de verzekeraar,
die verder de verstrekking van risicoinformatie en
meer overleg tussen klant, makelaar en verzekeraar
als verbeterpunten noemt. “Daardoor kunnen we
met elkaar tot nog betere maatwerkoplossingen
voor de klant komen.”
Blijf investerenWat zouden jullie de markt mee willen geven?
zo luidde de slotvraag aan de young professionals.
Innovatief zijn en blijven vernieuwen, was één van
de adviezen. Blijven investeren in vakmanschap,
kennis, kunde, opleidingen en vaardigheden een
andere. Daarnaast wordt verjonging en zorgdra-
gen voor tijdige opvolging genoemd, evenals het
bieden van voldoende ontplooiingsmogelijkheden
en uitdagingen, zowel qua arbeidsvoorwaarden als
wat functie en doorgroei- en doorstroommogelijk-
heden betreft. Ook vinden de vier dat ‘dé branche’
zich nadrukkelijker zou moeten profileren naar
jongeren en andere potentials door de aantrekke-
lijke kanten van het werken in de grootzakelijke
verzekeringsmarkt nadrukkelijker voor het voet-
licht te brengen. Omdat de bedrijfstak meer te
bieden heeft en dynamischer, boeiender en interes-
santer is dan de ‘buitenwacht’ denkt. Daarmee is de
cirkel van dit interview rond.
Steven de Lijster (32) werkte na zijn studie enige jaren op detacheringsbasis bij verschillende bedrijven. De afgelopen vier jaar werkt hij op de marine afdeling bij verzekeraar Amlin in Rotterdam, alwaar hij zich toelegt op het behandelen van trans-portgoederen- en commodity-schades.
Hoewel haar vader in de verzekeringsbranche werkzaam was koos Liesbeth Norel (27) bewust een andere carrière. Zij volgde de Hogere Zeevaartschool op Terschelling, was enkele jaren stuurman op de grote vaart en in de offshore-sector en werkte als shipping agent bij Cargill in de Amsterdamse haven. Sinds de-cember 2011 werkt zij als schade-expert bij Cunningham Lindsey Marine, waarbij zij betrokken is bij het expertiseren van een breed scala aan (goederen)transportschades en bij schadeonderzoek bij ladingsschades.
Josine Potharst(29) werkte na haar rechtenstudie onder meer gedurende drie jaar bij Kennedy van der Laan op de Sectie Verzekerings- en Aansprakelijkheidsrecht. In december2010 stapte zij over naar Cox ten Bruggencate Advocaten in Amsterdam. In haar werk staat zij met name verzekeraars, makelaars en logis-tieke dienstverleners juridisch bij bij geschillen op het gebied van vervoer, logistiek, verzekering en aansprakelijkheid.
28
oVERcApAcitEit troef in markt voor lAND- EN wERkmAtERiEEl
Voor buitenstaanders is het wellicht verrassend, maar met een omzet van ongeveer 115 miljoen euro is de markt voor land- en werkmaterieel-verzekeringen, na goederen en casco, de op twee na grootste transport-verzekeringsbranche in Nederland en goed voor 13% van de totale marine-omzet. Insiders kijken hier minder vreemd tegenaan. In ons land zijn naar verhouding veel hijs- en havenkranen, graaf- en grondverzet-machines, hoogwerkers, shovels en ander land-based equipment in omloop. Elke bouw- en transportgerelateerde onderneming, groot en klein, heeft wel één of meerdere van deze machines ‘in huis’, die ieder voor zich, maar zeker gezamenlijk een flinke financiële waarde vertegenwoor-digen. Bovendien geldt er een verzekeringsplicht voor zelfrijdende objecten conform het bepaalde in de WAM.
Daar waar in andere segmenten van de transportverzekerings-
branche het aantal aanbieders nog wel eens beperkt is, is dat
op het gebied van land- en werkmaterieel anders. Mede als
gevolg van de jarenlange positieve resultaten hebben nagenoeg
alle transportverzekeraars dit risico in hun productenpalet
opgenomen, terwijl bedrijven hiervoor behalve op de co-assu-
rantiemarkt ook terecht kunnen op de provinciale markt en bij
het volmachtkanaal. Er is dan ook sprake van een zekere over-
capaciteit, wat een onmiskenbaar effect heeft op de omzet en
rendementen van de verzekeraars.
In de afgelopen jaren vertoonde het gemiddelde premieniveau
een neerwaartse lijn. In 2011 daalde de gezamenlijke omzet
uit land- en werkmaterieel met ongeveer 5%. Daar waar het
resultaat in dit segment jaren achtereen op een vrij stabiel
niveau ‘in de plus’ uitkwam (combined ratio tussen de 92 en
95), daalde in 2011 het resultaat voor het eerst sinds vele ja-
ren ‘onder de streep’: een combined ratio van ongeveer 103.
‘Boosdoener’ is vooral de aansprakelijkheidstekening waar in
één jaar tijd het rendement kelderde van + 2 % naar -14%. Ook
in de cascotekening daalde het rendement - van 20% in 2009
naar 7% in 2011 – maar is er, net als in de afgelopen jaren, nog
wel sprake van een positief resultaat.
De land- en werkmaterieelverzekering is een standaard-
product, dat in de loop der jaren inhoudelijk weinig
veranderingen heeft ondergaan. De basis wordt gevormd door
de Nederlandse Beurspolis Landmaterieel. Deze wordt door
makelaars aangevuld met eigen clausules, waarbij het in de re-
gel gaat om marginale aanpassingen en dus hoofdzakelijk om
franjedekkingen. Het onderscheidend vermogen van markt-
partijen zit vooral in de verstrekking van preventieve adviezen
om de schadelast te beperken.
Het risico- en preventiebewustzijn bij bedrijven is de laatste
jaren beduidend toegenomen. Dat wordt enerzijds ingege-
ven door de aangescherpte wet- en regelgeving ten aanzien
van de veiligheid in en rond het werk en anderzijds door het
groeiende besef wat de gevolgschade van een kapotte machine
betekent (inkomstenderving, reputatieschade). De Top-3 WA-
schades wordt gevormd door aanrijdingsschades, schades aan
kabels en leidingen en letselschade. De meeste cascoschades
ontstaan nog altijd door diefstallen en beschadigingen, al is
mede door een gerichte voorlichtingscampagne vooral het
aantal gestolen klein land- en werkmaterieel de afgelopen
jaren sterk gedaald. Zoals dat eerder ook het geval was met
het aantal kabel- en ladingschades door invoering van een
verplicht grondonderzoek voorafgaande aan het graafwerk
(KLIC-melding).
Een andere trend is dat bedrijven steeds vaker kiezen voor
hogere eigen risico’s. De recente verhoging van de assu-
rantiebelasting, die voor verzekerde bedrijven leidt tot een
lastenverhoging van ongeveer 10%, is daar vooral debet aan.
Daarnaast houdt de economische ontwikkelingen de gemoe-
deren binnen de bedrijfstak bezig. De verzekeringsmarkt voor
land- en werkmaterieel is nu eenmaal sterk afhankelijk van de
activiteiten in de bouw- en transportsector.
Verwacht wordt dat deze trend zich de komende jaren verder
zal voortzetten: met veel capaciteit en concurrentie, een verde-
re premieverlaging en marginale resultaten. Toch zijn er ook
signalen dat een kentering nabij is en dat weldra de premies
(voorzichtig) omhoog zullen gaan. Maar…… dat wordt al vele
jaren achtereen geroepen en is tot dusver nog geen bewaar-
heid geworden.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Bart Berkhout (links) en Henri Blom van Assendelft. Laatstgenoemde zit al meer dan 30 jaar in het transportverzekeringsvak en werkte onder meer bij Ennia/Aegon, UAP/Nieuw Rotterdam/AXA en HDI-Gerling. Sinds maart 2011 is hij werkzaam als senior Cargo/LBE underwriter bij RSA Nederland. “Het risico- en preventiebewustzijn bij bedrijven neemt toe.” Berkhout zette in 2005 zijn eerste schreden in de verzekeringsbranche bij de Rabobank als verzekeringsadviseur. In maart 2011 maakte hij de overstap naar Vanbreda Risk & Benefits in Rotterdam. Als specialist schadeverzekeringen houdt hij zich bezig met alle voorkomende schadeverzekeringen voor bedrijven. “Riskmanagement en preventieadvies is één van de gebieden waar je als make-laar bij uitstek van toegevoegde waarde voor de klant kunt zijn.”
29
Hans Slaman (International Security Partners)
“de impact van piraterij is enorm”Cijfers van het Internationaal Maritiem Bureau wijzen uit dat mede door toegenomen beveiligingsmaatregelen het aantal aanvallen op schepen door piraten vorig jaar is teruggelopen en dat het daadwerkelijk aantal scheepskapingen is gehalveerd. Volgens Hans Slaman van International Security Partners (ISP) maken deze statistieken het probleem niet minder groot. “De impact van kapingen is dan ook enorm, niet alleen voor de bemanningsleden en hun familie, maar ook voor de collega’s en de werkgever. Zowel emotioneel als op het werk. Niet vergeten moet worden dat bij de getroffen bedrijven de dagelijkse werkzaamheden gewoon doorgaan.”
Na een carrière bij de politie richtte Slaman in 1987 ISP op,
dat zich toelegt op advies en onderzoek op een breed ter-
rein: business continuity (beveiligingsplannen, business intelligency/
security audits), fraude en integriteit (onderzoek en pre-employ-
mentscreening), persoonlijke veiligheidsrisico’s (bescherming
40-tal vermogende families) en crisismanagement (grote
fraudevraagstukken, afpersing/bedreiging, ontvoering en
scheepskapingen).
het went nooitSlaman heeft inmiddels bij een zestal piraterij- en kidnap-
pingszaken de onderhandelingen gevoerd. “Het went nooit.
Onderhandelingen zijn intensief, lastig, buitengewoon in-
gewikkeld en duren vaak lang. Het is bovendien een bizarre
manier van zakendoen. Het gaat om mensenlevens en je kent
de tegenpartij niet.” Gevraagd naar de zaak die hem het meest
is bijgebleven, noemt hij de kaping van het Belgische schip
Pompei in 2009 in de buurt van de Seychellen. Namens rederij
Jan de Nul voerde Slaman de onderhandelingen en adviseerde
het bedrijf over de te voeren koers in de ontstane crisissituatie.
“Er heerste grote verslagenheid en radeloosheid. Immers, er
waren tien collega’s gegijzeld. De impact van een kaping is
dan ook groot: emotioneel, maar ook qua werkzaamheden.
Ter illustratie: in deze zaak hebben zeven medewerkers zich
drie maanden lang op de een of andere manier fulltime met de
kidnapping bezig gehouden. Hun werk moest in die periode
overgenomen worden door de overige collega’s.”
De meeste bedrijven zijn niet voorbereid en weten niet hoe
te handelen in een dergelijke situatie, leert Slaman’s erva-
ring. “We hebben meteen in overleg met de reder een plan
van aanpak opgesteld, waarin communicatie een essentiële
plaats innam, zowel met de familieleden als derden, waaron-
der de media. Zo hebben we bijvoorbeeld afgesproken dat we
de familieleden twee keer per dag op een vast tijdstip zouden
informeren over de voortgang. Dat gaf een ieder houvast. Zij
werden gebeld door de HR-managers van de onderneming.
Wij hebben al die maanden bewust zelf geen contact wil-
len hebben met de familieleden om niet op de een of andere
manier beïnvloed te worden”, aldus Slaman, die gedurende
de looptijd van de onderhandelingen geregeld de betrokken
verzekeraars op hoofdlijnen heeft geïnformeerd over de voort-
gang. “Dat werd zeer op prijs gesteld.”
Essentieel is volgens hem ook het verwachtingspatroon van
de achterblijvers te managen. “Men denkt: er wordt gepraat,
er wordt geld betaald en dan is mijn man, vader of zoon snel
weer thuis. Zo werkt het niet in de praktijk. Uiteraard is het
primaire doel om de gegijzelden snel en gezond in vrijheid te
krijgen. Het is echter een tactisch spel, waarbij het zaak is om
– hoe gek dat ook klinkt – een band met de onderhandelaar
van de piraten op te bouwen. Daar gaat vaak veel tijd in zitten.
Bovendien ondergraaf je je onderhandelingspositie door snel
toe te happen en de vraagprijs te willen honoreren. De prak-
tijk heeft uitgewezen dat je dan het gevaar loopt dat men met
aanvullende eisen komt en het spel opnieuw begint.” Slaman
en zijn team hebben in drie maanden tijd 171 gesprekken ge-
voerd met de piraten. “Een enorme uitputtingsslag. Maar er
zat dan ook een heel ‘gat’ tussen hun vraagprijs en ons bod.
Uiteindelijk hebben we een akkoord bereikt. Het geeft telkens
weer voldoening als een zaak tot een goed einde is gekomen”,
benadrukt de ISP-directeur, volgens wie piraterij behalve in de
Golf van Aden nu ook geregeld voorkomt in de wateren rond
Kameroen en Nigeria. “Bovendien worden piraten professio-
neler, zijn ze beter bewapend en hebben ze snellere boten. Het
is een wedloop.”
‘wijZe lessen’Welke ‘wijze lessen’ zijn er voor bedrijven te trekken uit uw
ervaringen met kapingen en gijzelingen? “Het belangrijkste
is een goede voorbereiding, want op dat vlak zijn er nog vele
slagen te maken”, benadrukt Slaman. “Maak een gedegen
risicoanalyse en ga daarbij uit van een worst case-scenario. Denk
tijdig na over veilige vaarroutes. Beman observatieposten aan
boord van het schip en maak bij nadering van ‘verdachte’
vaartuigen boeggolven door manoeuvres met het schip uit
te voeren. Train de bemanning vooraf hoe om te gaan met
dergelijke situaties. Maar ook ‘aan de wal’ kunnen adequate
voorzorgsmaatregelen worden genomen. Door een crisisplan
op te (laten) stellen, een crisismanagmentteam te benoemen
en geregeld praktijkoefeningen met crisissituaties na te boot-
sen. Als je hier pas mee begint als een incident daar is, levert
het veel meer stress op”, aldus Slaman, die hier zeker een
(voorlichtings)rol ziet weggelegd voor de verzekeringbranche.
“Wijs bedrijven bij het aangaan van de verzekering nadrukkelijk
op de risico’s en op de genoemde preventiemogelijkheden.”
Hans Slaman: “De meeste bedrijven weten niet hoe te handelen bij een kaping.”
30
“co-assurantiemarkt en vnaB staan voor EEN ENoRmE uitDAgiNg”
Directeur Michel Schaft stelt zich voor
Michel Schaft is sinds 15 februari jl. werkzaam als directeur van de VNAB als opvolger van Jan Westerbeek, die sinds 2009 deze functie op parttime basis heeft vervuld. De benoeming van de voormalige Meijers-directeur kwam voor velen als een (positieve) verrassing. Wat zijn z’n drijfveren? Hoe ziet hij de toekomst van de co-assurantiemarkt en de rol van de VNAB daarin? In onderstaand artikel gaat hij nader op die vragen in. “Vanwege de vele ontwikkelingen in de wereld van de financiële dienst-verleningen staat de co-assurantiemarkt voor een enorme uitdaging. En daarmee ook de VNAB als brancheorganisatie voor de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt.”
Waarom heb je ‘ja’ gezegd’ tegen de VNAB?: “Ik geloof sterk in
het systeem van co-assurantie, dat in ons land eind 16e eeuw is
‘uitgevonden’ en sindsdien zijn bestaansrecht heeft bewezen.
Door risico’s aan de voorkant te spreiden kunnen we (groot)
zakelijke klanten en multinationals de beste en betaalbare
oplossingen bieden ter afdekking van hun grote en andere
bijzondere, complexe risico’s”, antwoordt Schaft. Daarin ver-
vult de VNAB in zijn optiek een centrale rol. ‘Enerzijds door
het faciliteren van de marktplaats en anderzijds door als
verbindende factor op te treden tussen de verschillende markt-
partijen. Anders dan bijvoorbeeld in de provinciale markt
wordt er niet gedacht in tegenstellingen maar nauwgezet sa-
mengewerkt. Dat is kenmerkend voor de co-assurantiemarkt.
Dat is ook de reden dat ik me als bestuurslid jarenlang heb
ingezet voor de VNAB, waarbij ik met name verantwoordelijk
was voor het reilen en zeilen van e-ABS. Ik vind het dan ook
een enorme uitdaging om als directeur mede richting te kun-
nen geven aan de toekomst van de co-assurantiemarkt en de
rol van de VNAB daarin.”
co-assurantiemarkt verandert De wereld van de financiële dienstverlening is volop in bewe-
ging en paletten verschuiven. De verzekeringsbranche vormt
daarop geen uitzondering, de co-assurantiemarkt evenmin.
“Je ziet dan ook dat partijen zoekende zijn naar hun plaats
en rol in de nieuwe marktsituatie die aan het ontstaan is. Dat
geldt overigens niet alleen voor ons als VNAB, maar ook voor
de andere brancheorganisaties in de verzekeringsbedrijfstak:
het Verbond van Verzekeraars, Adfiz en de NVGA.”
Desgevraagd zegt Schaft te geloven in een goede toekomst
voor de co-assurantiemarkt. “Deze vorm van risicofinan-
ciering zal blijven bestaan, maar kent inmiddels meerdere
verschijningsvormen. Naast de traditionele co-assurantie met
meerdere risicodragers op één post, zie je ook 100%-tekening
en volmacht- en pool-constructies. Dit vraagt om een herziene
kijk op de koers en strategie van zowel de VNAB als de make-
laars- en verzekeraarsleden.”
toekomstvisieWat mogen en kunnen de leden van je verwachten? Schaft: “In
de eerste plaats een visie op de toekomst van de co-assuran-
tiemarkt en de rol van de VNAB daarin. Ik heb inmiddels een
marktanalyse opgesteld met een aantal mogelijke scenario’s.
Ik kan hierop nog niet in detail ingaan, omdat deze eerst bin-
nen het bestuur besproken dient te worden. Daarin worden per
scenario de gevolgen weergegeven voor de vier pijlers van het
Turner-rapport, waarop ik met de VNAB wil voortborduren:
faciliteren markt, belangenbehartiging, kennisontwikkeling
en –borging en marketing & communicatie.”
Volgens hem heeft om op zich begrijpelijke redenen de eerste
pijler alle aandacht gekregen in de vorm van de implementa-
tie van het e-ABS-systeem. “Een goed werkend e-ABS-systeem
is van cruciaal belang voor een goede toekomst en daarmee
voor het voortbestaan van de co-assurantiemarkt. De modules
Claims en Clearing werken naar wens; de Placing-module wordt
nog niet door alle leden optimaal gebruikt. Niet geheel on-
verwachts overigens omdat dit het cruciale onderdeel in het
systeem is, waarover bovendien iedereen zijn eigen ideeën en
wensen heeft. Het is dan ook vrijwel ondoenlijk om iedereen
het voor de volle honderd procent naar de zin te maken. We
zijn als VNAB dan ook ‘gedwongen’ te kiezen voor de grootste
gemene deler.”
Mede daardoor is er volgens Schaft nog sprake van een be-
paalde willekeur in gebruik. “Dat neemt niet weg dat het nu
reeds zinvol is na te denken over een verdere verbetering van e-
ABS. Noem het de versie 2.0. Nog dit jaar wil ik samen met een
werkgroep met een voorstel komen over welke functionalitei-
ten de nieuwe versie moet beschikken en welke van de huidige
modaliteiten er wellicht uit kunnen.”
champions leagueWat wil je nog meer realiseren? “Dat we vanwege de zorg-
wekkend beperkte instroom van nieuwe mensen samen met
opleidingsinstituten onze vakopleidingen nog beter laten aan-
sluiten bij de behoefte in de markt”, zegt Schaft, die met het
oog hierop de Enterprise Risk Management (ERM)-opleiding
aan de Universiteit van Amsterdam een goed voorbeeld noemt.
“Daarnaast willen we samen met de NARIM bij het ministerie
van financiën draagvlak krijgen voor een adequate opleiding
voor de (groot)zakelijke markt. Verder wil ik als VNAB nog
meer aansluiting zoeken bij jongeren door veel meer gebruik
te maken van het netwerk van bijvoorbeeld Young Insurance
dan nu reeds gebeurt.”
Op termijn wil Schaft ook publicitair de VNAB en de co-as-
surantiemarkt nadrukkelijker op de kaart zetten. “We willen
gezien worden als de Champions League en bij onze zakelijke
relaties ziet men ons grotendeels ook zo. Maar bij het brede
publiek bestaat nog niet het beeld van de bedrijfstak die de
BV Nederland draaiende houdt. Daarvoor is er nog het nodige
werk aan de winkel.”
Na afronding van zijn (bachelor)studie business administration aan het International Agricultural College Larenstein is Michel Schaft van 1992 tot 2000 actief geweest als schade-expert, waarvan de laatste jaren als lid van de directie van Cunningham Lindsey Marine BV. In maart 2000 trad hij in dienst bij Meijers Assurantien BV, waar hij in 2002 toe-trad tot de directie. Van 2005 tot begin 2012 was hij werkzaam als algemeen directeur. In de periode van 2009 tot december 2012 was hij lid van het algemeen bestuur van de VNAB en zeer actief betrokken bij de totstandkoming van e-ABS, het elektronisch Assurantie Beurs Systeem van de VNAB ten behoeve van de co-assurantiemarkt. “Bij het brede publiek bestaat nog niet het beeld van de bedrijfstak die de BV Nederland draaiende houdt.”
31
maak rotterdam centrum voor geschillenbeslechting van ‘natte’ zaken!
Door Emily Dérogee directeur Stichting Dutch Legal Network for Shipping and
Transport Transport(DLNST)dat zich toelegt op de ontwikkeling en promotie
van juridische knowhow, expertise en dienstverlening in Nederland op het
gebied van scheepvaart en transport.
Een gewonnen zaak zou je denken. Rotterdam is in Europa het belangrijkste centrum van
goederenstromen en maritieme activiteit, en dus ook van aansluitend vervoer over land en
water. Dan heb je toch alle kennis in huis: op het gebied van goederen en de modaliteiten
waarmee zij vervoerd worden, de logistiek erachter, de financiering, verzekering en van alle
verdere dienstverlening, waaronder de juridische? Waarom dan nog dit pleidooi om geschillen
in Rotterdam te laten beslechten?
Voor wie niet vertrouwd is met de transportsector vraagt dit om een korte toelichting. Nog
menig vervoer-, scheepsbouw-, of handelscontract wordt afgesloten onder de gelding van
Engels recht en onder aanwijzing van Engelse rechters of arbiters om een onverhoopt geschil
te beslechten. Deze gang van ‘natte’ zaken richting Londen stamt nog uit de tijd dat Londen
en Engeland zich in grote maritieme activiteit en een daarbij behorende toonaangevende
dienstenindustrie mochten verheugen.
De nieuwste trend qua maritieme activiteit laat duidelijk een verschuiving richting Azië zien.
Met name Singapore timmert hard aan de weg om daarbij ook ‘natte’ geschillen naar zich
toe te trekken. Voor Nederlandse partijen is Londen zeer duur maar ten minste nog in de
buurt. Moet je voor een geschil helemaal naar Singapore met eenzelfde rechtssysteem als in
Engeland, dan kom je, om in natte termen te blijven, van de regen in de drup.
Het grootste verschil tussen het Engelse ‘common law’-systeem en het Nederlandse civielrechte-
lijke ligt niet zozeer in het materiële recht, maar in de fundamenteel verschillende procedurele
aanpak, en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties. Waar wij kunnen volstaan
met een grotendeels schriftelijke procedure, met een korte comparitie of een pleidooi, kunnen
Engelse zaken uitmonden in dagenlange zittingen. Daarvóór heeft u al kennis kunnen maken
met wel twee geledingen advocaten: de ‘solicitor’ en de ‘barrister’. Dat is twee keer kosten. En
als klap op de vuurpijl zijn er buitensporig hoge tarieven. De ervaring leert dat de proceskosten
een veelvoud kunnen zijn van de vordering in kwestie en dat het weinig zin heeft zaken met
een belang lager dan 500.000 euro uit te procederen. Als je in een contract zou overeenkomen
om claims onder dat bedrag over een weer van te voren kwijt te schelden, vindt niemand dat
een aantrekkelijk voorstel. Dat een bepaling in het contract met een keuze voor Engels recht en
Engelse jurisdictie in feite hetzelfde betekent, heeft niet iedereen meteen in de gaten.
Het wordt hoog tijd dat Rotterdam zich gaat mengen in deze jurisdictie-strijd en haar plaats
opeist. De Rechtbank met haar gespecialiseerde ‘natte’ kamer, is al vele jaren bekend met alle
transportgerelateerde onderwerpen incl. verzekering en kijkt daar naar met een internationale blik
(de Nederlandse Scheepsaanbouwpolis is onderworpen aan Engels recht, terwijl de Rotterdamse
of Amsterdamse Rechtbank bevoegd is). Voor arbitrage kunt u goed terecht bij Transport and
Maritime Arbitration Rotterdam-Amsterdam (www.TAMARA-arbitration.nl).
Onze maritieme balie is deskundig genoeg om zich op het internationale speelveld te bewegen
en rekent Nederlandse tarieven. In het maandblad Schip & Schade worden jaarlijks 144 uit-
spraken gepubliceerd op het gebied van transport en verzekering. Dit bevordert het inschatten
van proceskansen, waardoor er al in een vroeg stadium kan worden geschikt. Nog veel meer
voordelen van Nederlands recht en rechtspraak/arbitrage vindt u op www.dlnst.nl.
Over de kwaliteit van de rechtspraak hoeft u zich geen zorgen te maken. In alle internationale
vergelijkingen scoort de Nederlandse rechtspraak steevast in de allerhoogste regionen (ruim
boven Engeland). Wat het burgerlijk recht betreft, waar het transportrecht en het verzekerings-
recht ook onder vallen, zelfs als nummer twee op de wereldranglijst. Een Engelse advocaat zou
er jaloers op worden!
nieuwe beStuurSStructuur vnab
Om in het vervolg nog efficiënter en slagvaardiger te kunnen optreden
heeft de VNAB de bestuursstructuur aangepast. Het nieuwe bestuur
is compacter en bestaat uit zeven leden (was negen), onder wie een
onafhankelijk voorzitter (Rolf van der Wal) en drie (was vier) vertegen-
woordigers van zowel makelaars- als verzekeraarsleden. Dat zijn de
makelaars Jorden de Boer (Aon Risk Services), Focko Dorhout Mees
(Marsh) en Onno Paymans (Meijers) en de verzekeraars Edwin Grutterink
(Delta Lloyd), Luke Niemans (HDI-Gerling) en Tineke Zweed (Reaal
Schadeverzekeringen). Laatstgenoemde is samen met Onno Paymans
nieuw toegetreden tot het bestuur. Kees Krijgsman (Allianz), Klaas Norel
(Meeús Assurantie), Michel Schaft (ex-Meijers) en Michiel Vervliet (ex
Amlin Europe) zijn afgetreden. Het VNAB-bestuur heeft als primaire
taak de co-assurantiemarkt als marktplaats te laten functioneren en om
de specifieke belangen van deze markt richting stakeholders optimaal te
behartigen.
raad van adviesDaarnaast heeft de VNAB een Raad van Advies in het leven geroepen, die
als taak heeft het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren ten aan-
zien van beleid en strategie input te geven vanuit ledenkring en de markt.
Voorts heeft dit orgaan een brugfunctie voor het creëren van draagvlak
tussen het bestuur en de leden alsook met de markt. Met het oog hierop
maken behalve makelaars- en verzekeraarsleden ook vertegenwoordi-
gers van voor de co-assurantiemarkt relevante stakeholders deel uit van
de Raad van Advies: mevr. Berry Jonk-van Wijk (namens VNO) en mevr.
Annemarie Schouw (namens Narim). De Raad van Advies bestaat verder
uit onafhankelijk voorzitter Uri Coronel, de makelaarsleden Frank van
Akkerveeken (Concordia de Keizer), Klaas Norel (Meeús Assurantie) en
Rob van Os (Schouten Zekerheid) en de verzekeraarsleden Ad Boekraad
(RSA Nederland), Wilko Emmens (Allianz Nederland) en Jeroen van der
Zanden (Amlin Europe).
Als voortvloeisel uit de in december aangenomen invoering van
de Gedragscode VNAB moest tevens worden voorzien in een
Geschillenregeling en een Geschillencommissie. Deze commissie staat
onder voorzitterschap van Han Wansink (Verzekeringsinstituut Erasmus
Universiteit) en bestaat verder uit Arnold Klapwijk (MontClair Groep),
Jan Verkamman (HDI-Gering) en Rob Wagenvoord (Willis). De commis-
sie telt daarnaast nog één vacature.
vnab volop in De running
Met 60 lopers was de VNAB medio april goed vertegenwoordigd tijdens de 33e editie van de ABN AMRO Marathon Rotterdam. Gehuld in speciale VNAB-shirts namen zij deel aan de tien kilometer-loop. De snelste legde het parcours in net iets meer dan 40 minuten af; de meest relaxte deed er een half uur langer over. Het sportieve evenement werd afgesloten met een gezellig samenzijn op het terras van poppodium BIRD. Op de foto ACE-directeur Ron Verhulsdonck.
VNAB Visie is een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs.
Redactie: Wilco de Haan, Schouten Zekerheid (voorzitter) | Peter Bennink, Zurich | Geneviëve Jubitana, VNAB (secretaris) | Annemarie Lemmens - Van Lent, Aon Corporate Solutions| Jan van Stigt Thans, Van Stigt Thans Communicatie | Gerbien van Wijngaarden, Amlin Corporate Insurance Gastredactie: Gielijn Arends, Amlin Europe | Gillis Brobbel, Marsh Fotografie: Nanning Barendsz, Rotterdam (VNAB Event) | Roy Borghouts, Rotterdam| Raphaël Drent, Tiel | Herman Stöver, Amersfoort | Marcel de Swart, Rotterdam | Henk Veenstra, Groningen. Vormgeving: J. Hendriks, FK media b.v, Weert Redactie-adres: VNAB - Geneviève Jubitana, Kralingseweg 227a, 3062 CE Rotterdam, tel.: 010 - 253 20 00, fax: 010 - 253 20 09, E-mail: [email protected], Internet: www.vnab.nl
terugblik op het vorige thema: SCHADEREGELING
Gastspreker Jan Mans, burgemeester van
Enschede ten tijde van vuurwerkramp in
2000, deelde op indrukwekkende wijze
zijn persoonlijke ervaringen met crisisma-
nagement en de impact daarvan op zowel
slachtoffers, hulpverlenende instanties als
overheden. “De ramp in Enschede had voor-
komen kunnen worden als er daadwerkelijk
lering was getrokken uit de vuurwerkramp
in Culemborg in 1991. “De overheid heeft
namelijk na deze ramp niets gedaan met
de aanbevelingen om de veiligheidsre-
gels te verscherpen”, aldus Mans. Volgens
hem is het besef dat ‘crisismanagement
grotendeels communicatie is’ één van de
belangrijkste lessen die uit rampen als deze
te trekken zijn. “Net als het belang van een
goede nazorg.”
Lessen kunnen ook getrokken worden uit
de brand bij Chemie Pack. “Veiligheids- en
milieuinspecties werden ruim van tevoren
aangekondigd en konden door het betref-
fende bedrijf zelfs worden uitgesteld. De
processen van handhaving en toezicht
moeten veel strenger worden nageleefd”
benadrukte Mans, volgens wie de verzeke-
ringsbranche zelf het initiatief zou moeten
nemen om met de overheid te praten over
het aanscherpen van genoemde proces-
sen inzake veiligheid en milieuwetgeving.
Immers, hoe beter dit is geregeld, des te
minder kans op schade en andere ellende.”
Rob de Bruin, voorzitter van de VNAB-
werkgroep Optimalisering Schadeproces-
sen, belichtte de stand van zaken na de
invoering van het rapport in 2010 waarin
aanbevelingen werden gedaan voor een ver-
dere verbetering van de schadeprocessen
in de co-assurantiemarkt. “We doen het als
branche weliswaar niet slecht, want zo’n 85
tot 90% van de schades wordt probleemloos
aDequate communicatie eSSentieel voor SucceSvolle aanpak bij criSiS en ScHaDebeHanDeling
Voor een goede aanpak van zowel een crisis als een schadeclaim is een adequate communicatie essentieel. Communicatiestoringen tussen betrokken partijen kunnen leiden tot misverstanden, afwijkende interpre-taties, geschillen en vertraging in het crisismanagement en bij de schadeafwikkeling. Dat was één van de zaken die begin februari aan het licht kwam tijdens het VNAB Event ‘Schaderegeling: het kan nóg beter!’, dat met ruim 260 aanwezigen het drukst bezochte event uit de historie was.
afgewikkeld. Bovendien zijn sindsdien bij
individuele marktpartijen verbeteringen
doorgevoerd en is binnen de technische
verzekeringsbranche door partijen geza-
menlijk een stappenplan gemaakt waarin
op tal van procesonderdelen verantwoor-
delijkheden voor partijen en respons- en
doorlooptijden zijn opgenomen.”
Desalniettemin zijn volgens hem zaken voor
verdere verbetering vatbaar, zoals het beter
communiceren met de klant over voortgang
en knelpunten in het schadeproces en het
verder terugdringen van de doorlooptijden.
Daarnaast vindt hij dat het VNAB-rapport
tot dusver nog onvoldoende geadopteerd is
binnen de schadeafdelingen van makelaars
en verzekeraars en riep hij partijen op de
hierin gedane aanbevelingen in het eigen
schadebeleid te implementeren.
Aansluitend vond er onder leiding van dag-
voorzitter Tom van ‘t Hek een interactieve
discussie met de zaal plaats aan de hand
van een aantal stellingen. Daaruit kwam
onder meer naar voren dat een ruime meer-
derheid van de aanwezigen de stelling
onderschreef dat het overgrote deel van
de schades in de co-assurantiemarkt snel
en probleemloos wordt afgewikkeld. Ook
was men vrijwel unaniem van mening dat
maar één partij de regie in het schadepro-
ces dient te hebben, waarbij de makelaar
het vaakst werd genoemd. Meer verdeeld
waren de meningen over de stelling: ‘de
klant staat centraal in het schadeproces!’.
Hierop reageerden makelaars en verzeke-
raars vrijwel unaniem bevestigend, maar
werd dit met name aan klantzijde betwist.
Daartoe werd onder meer aangevoerd dat
niet de klant maar het proces centraal staat
en dat klanten te weinig betrokken wor-
den bij de schadeafwikkeling. Omgekeerd
vinden de aanwezige vertegenwoordigers
van de verzekeringsbranche dat de klant
bij de inkoop teveel naar de prijs kijkt en bij
de keuze te weinig rekening houdt met de
schade performance van verzekeraars.
De discussie toont aan dat, mede vanuit de
gedachte dat schaderegeling ook een unique
selling point kan zijn, de bereidheid binnen
de verzekeringsbranche aanwezig is om
aan een verdere verbetering van de scha-
deregeling en schadeprocessen te werken.
Ook op dit vlak zal concurrentie partijen
dwingen zaken te verbeteren, hetgeen voor
alle klanten zal resulteren in een betere
dienstverlening. Daarbij werd aangegeven
dat de voornaamste verbeterpunten vooral
liggen op het communicatievlak, het beter
managen van de verwachtingen bij schade
en dat partijen bij het overschrijden van de
responstijden elkaar daarop wat nadrukke-
lijker zouden moeten aanspreken.