Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

MinitoetsBlok 1 t/m 3 Commercieel

Deze toets hoort bij blok 1 t/m 3 van Commercieel. De toets is op KB-niveau.

De toets bestaat uit 20 opdrachten. Per opdracht is aangegeven hoeveel punten je voor een goed antwoord krijgt. Je kunt in totaal 30 punten halen.

Veel succes bij het maken van de toets!

Vraag 1 [1 punt]Lees de volgende omschrijving.

‘Verkoop van producten door de producent direct aan de eindgebruiker.’

Welk soort distributie hoort bij deze omschrijving?

Schrijf het juiste woord op de stippellijn.

…………………………………………………………………………

Vraag 2 [2 punten]Om welk soort distributie gaat het in de voorbeelden?Kies uit: directe distributie – indirecte distributie.

Schrijf het juiste antwoord op de stippellijn.

1. Een boer verkoopt zijn kersen rechtstreeks aan klanten.

……………………………………………………………………

2. Een fabrikant van overhemden verkoopt zijn overhemden aan een groothandel. Deze verkoopt de overhemden aan de detailhandel waar consumenten de overhemden kunnen kopen.

……………………………………………………………………

Vraag 3 [1 punt]Een fabriek verkoopt producten direct aan de detailhandel. Hoe wordt deze distributieketen genoemd?

Schrijf het juiste woord op de stippellijn.

…………………………………………………………………………

© ThiemeMeulenhoff bv 1

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 4 [1 punt]Lees de volgende omschrijving.

‘Verzamelnaam voor bedrijven die goederen en diensten direct aan consumenten verkopen.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

A FabriekB GroothandelC RetailD Speciaalzaak

Vraag 5 [2 punten]Welke reclamefunctie hoort bij welk voorbeeld? Zet een kruisje op de juiste plek in het schema.

Introductie-aanbieding

Milieukeurmerk Uitverkoop Zegelactie

Imago versterkenMeer producten verkopenMerkentrouw bevorderenNieuwe klanten werven

Vraag 6 [2 punten]Om welk soort reclame gaat het in de voorbeelden?Kies uit: audiovisuele reclame – geprinte reclame – mond-tot-mondreclame – sociale media reclame.

Schrijf de juiste antwoorden op de stippellijnen.

1. Een bedrijf laat huis-aan-huis folders verspreiden.

…………………………………………………………………………………………………………

2. Een bedrijf koopt zendtijd op RTL4 en laat een reclame zien van 23 seconden.

…………………………………………………………………………………………………………

3. Een bedrijf plaatst elke dag foto’s van nieuwe producten op Instagram.

…………………………………………………………………………………………………………

© ThiemeMeulenhoff bv 2

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 7 [1 punt]Lees de volgende omschrijving.

‘Keurmerk voor producten die door eerlijke handel zijn ontstaan.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Schrijf het juiste woord op de stippellijn.

…………………………………………………………………………

Vraag 8 [2 punten]Bij het ontwikkelen van een winkelformule zijn drie vragen belangrijk. Welke drie?Kruis de juiste antwoorden aan.

□ Distributie: op welke manier komt het product van de fabrikant bij de klant terecht?□ Doelgroep: aan wie willen we producten verkopen?□ Marketingmix: op welke manier gebruiken we de verschillende marketinginstrumenten?□ Marktpositionering: op welke manier gaan we ons onderscheiden van onze concurrenten?□ Merkimago: welke verwachting moeten de klanten hebben van de merken die wij aanbieden? □ Verkoopsysteem: op welke manier gaan we klanten helpen bij het doen van hun aankopen?

Vraag 9 [1 punt]Welk soort imago hebben winkels die zich aan de bovenkant van de markt positioneren?

A KwaliteitsimagoB PrijsimagoC MerkimagoD Negatief imago

Vraag 10 [2 punten]Wat zijn enkele doelgroepkenmerken van particuliere klanten? Kruis de vier juiste antwoorden aan.

□ De hobby’s□ De jaaromzet□ De woonplaats□ Het aantal werknemers□ Het beroep□ Het opleidingsniveau

© ThiemeMeulenhoff bv 3

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 11 [1 punt]Bekijk de advertentie.

Naar welke deelmarkt heeft deze kledingwinkel zich gericht?

A Deelmarkt naar budget.B Deelmarkt naar doelgroep.C Deelmarkt naar geografisch gebied.D Deelmarkt naar product.

Vraag 12 [1 punt]Hoe heet het gebied waar de meeste klanten van een winkel wonen?

A Primair verzorgingsgebiedB Secundair verzorgingsgebiedC Tertiair verzorgingsgebiedD Quartair verzorgingsgebied

Vraag 13 [1 punt]Bekijk de volgende gegevens:

De doelgroep in stad A bestaat uit 7.000 mensen.Het gemiddelde bestedingsgedrag voor een wasmachine is € 750.

Hoe groot is de koopkrachtbinding?

Schrijf het juiste antwoord op de stippellijn.

€ ……………………………………

© ThiemeMeulenhoff bv 4

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 14 [1 punt]Bekijk de volgende gegevens:

Nominale inkomen 2019:

Nominale inkomen 2020:

€ 2.600

€ 2.700

Met hoeveel procent is het nominale inkomen gestegen?

Schrijf het juiste antwoord op de stippellijn. Rond af op twee decimalen.

……………………………………

Vraag 15 [2 punten]Welke omschrijving hoort bij welk soort artikelkennis? Zet een kruisje op de juiste plek in het schema.

Commerciële artikelkennis

Praktische artikelkennis

Technische artikelkennis

Je weet wat de levertijd van een product is.Je weet waar het product geproduceerd is.Je weet hoe een artikel in elkaar zit en hoe het werkt.

Vraag 16 [2 punten]Bekijk het etiket.

Wat zijn de drie hoofdingrediënten van deze pindakaas?Kruis de drie juiste antwoorden aan.

□ Eiwitten□ Pinda□ Plantaardige olie

□ Suiker□ Vitamine B3□ Zout

© ThiemeMeulenhoff bv 5

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 17 [3 punten]Welke omschrijvingen horen bij breed assortiment, diep assortiment, hoog assortiment en lang assortiment? Zet een kruisje op de juiste plek in het schema.

Breed assortiment

Diep assortiment

Hoog assortiment

Lang assortiment

Assortiment dat vooral bestaat uit dure producten.Assortiment met veel productvarianten per productgroep.Assortiment met veel verschillende productgroepen.Assortiment waarin per productgroep veel soorten producten zijn opgenomen.

Vraag 18 [1 punt]Lees de volgende omschrijving.

‘Artikel dat je nodig hebt om een ander artikel beter te kunnen gebruiken of mooier te maken.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

A Complementair artikelB Follow-up artikelC ImpulsartikelD Rage-artikel

Vraag 19 [1 punt]Lees de volgende omschrijving.

‘Verkoop van producten in winkels waar die producten eigenlijk niet thuishoren.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

A BrancheverbredingB BrancheverdiepingC BrancheversmallingD Branchevervaging

© ThiemeMeulenhoff bv 6

Mixed Economie en ondernemen, CommercieelMinitoets blok 1 t/m 3, KB

Vraag 20 [2 punten]De voorzitter van een vergadering zorgt ervoor dat de afspraken SMART worden gemaakt. De afkorting SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Welke vragen horen bij de SMART-woorden?

Trek een lijn van het SMART-woord naar de juiste vraag.

Specifiek Hoeveel, hoe vaak?

Meetbaar Staan we allemaal achter deze afspraak?

Acceptabel Wanneer moet de afspraak zijn gerealiseerd?

Realistisch Wat hebben we afgesproken, wie gaat het doen?

Tijdgebonden Zijn we het er met elkaar over eens dat deze afspraak haalbaar is?

© ThiemeMeulenhoff bv 7