thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis...

65
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 Thoracale massa bij het konijn door Saskia RAUCH Promotoren: Dierenarts Ilse Moeremans Casus in het kader Prof. Dr. K. Hermans van de Masterproef © 2014 Saskia Rauch

Upload: phungxuyen

Post on 04-May-2019

238 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2013-2014

Thoracale massa bij het konijn

door

Saskia RAUCH

Promotoren:

Dierenarts Ilse Moeremans Casus in het kader

Prof. Dr. K. Hermans van de Masterproef

© 2014 Saskia Rauch

Page 2: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van

de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan

geven tot inbreuken op de rechten van derden.

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik

dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een

advies of informatie vervat in de masterproef.

Page 3: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

VOORWOORD

Ik wil heel graag mijn dank uitspreken aan iedereen, die mij geholpen heeft, om dit werk tot een goed

einde te brengen.

Een grote dank gaat aan mijn promotor Ilse Moeremans. Door de snelle reacties en de goede

begeleiding die ik van u heb gekregen hebt u mij zeer geholpen. Dus enorm bedankt!

Verder wil ik mijn copromotor Prof. Dr. Katleen Hermans danken, om deze functie uit te oefenen.

Een dikke merci ook aan Franziska Kulnick die veel avonden vrij maakte om mij goede opmerkingen

te geven. Jij bent een schat!

Anke Ooms, Linde Vercammen en Sara De Smedt, zonder jullie goed advies en grote hulp had ik dit

werk nooit op een zo mooie manier kunnen schrijven! Dank u wel!!

Page 4: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING .................................................................................................................................... 1

INLEIDING ............................................................................................................................................... 2

LITERATUURSTUDIE: THORACALE MASSA BIJ HET KONIJN .......................................................... 3

1. Anatomie.............................................................................................................................................. 3

2. Klinische symptomen ........................................................................................................................... 5

3. Klinisch onderzoek .............................................................................................................................. 5

4. Diagnose.............................................................................................................................................. 6

5. Differentiaal diagnosen ........................................................................................................................ 7

5.1. Thymoom ......................................................................................................................................... 7

5.2. Thymuscarcinoom.......................................................................................................................... 12

5.3. Lymfoom ........................................................................................................................................ 13

5.4. Thymus hyperplasie ....................................................................................................................... 15

5.5. Mediastinaal en pulmonair abces .................................................................................................. 15

5.6. Thymus en mediastinale bloedingen ............................................................................................. 16

5.7. Metastatische neoplasie ................................................................................................................ 16

5.8. Verdere differentiaal diagnosen ..................................................................................................... 17

KLINISCHE CASUЇSTIEK ..................................................................................................................... 18

1. Signalement ....................................................................................................................................... 18

2. Anamnese.......................................................................................................................................... 18

3. Klinisch en radiografisch onderzoek .................................................................................................. 18

4. Probleemlijst ...................................................................................................................................... 20

5. Behandeling ....................................................................................................................................... 21

6. Resultaten.......................................................................................................................................... 21

7. Diagnose............................................................................................................................................ 24

DISCUSSIE ........................................................................................................................................... 25

CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 27

REFERENTIELIJST .............................................................................................................................. 28

Page 5: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

1

SAMENVATTING

De etiologie en pathologie van thoracale massa’s is erg uiteenlopend. Het meest frequent zien we bij

konijnen thymoma’s en lymfoma’s. Dit zijn massa’s die voornamelijk in het craniale mediastinum,

cranio-ventraal van het hart gelegen zijn. Deze gaan uit van de epitheliale cellen van de thymus

respectievelijk de lymfocytaire cellen van de thymus. De symptomen van ademhalingsproblemen,

bilaterale exoftalmus en een slecht uithoudingsvermogen zijn niet altijd even duidelijk, waardoor voor

het stellen van een diagnose een radiografisch onderzoek en een fijne naald aspiratie of een biopsie

nodig is. Een mogelijke therapie zou de chirurgische excisie met een post-operatieve radiatietherapie

zijn.

Een vijf jaar oud, mannelijk konijn werd aangeboden met symptomen van apathie en anorexie. Op

radiografisch onderzoek van de thorax werd een grote, ruimte-innemend proces zichtbaar in het

craniale mediastinum van dit konijn.

Het konijn werd geëuthanaseerd omwille van zijn ernstige algemene toestand.

Tijdens de pathologische autopsie werd een grote, witte spekkige massa met bloederige inhoud op

het linker atrium craniaal van het hart aangetroffen. Op histologie was er een massale multinodulaire

infiltratie van monomorfe cellen.

Het cytoplasma van de tumorcellen kleurde positief aan voor cytokeratine, wat de diagnose van een

infiltratief thymoma bevestigde.

Key words: thoracic mass – rabbit – thymoma – invasive thymoma – heart

Page 6: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

2

INLEIDING

Thoracale massa’s kunnen op verschillende manieren ontstaan (Vella, 2012). Door het ruimte

innemende effect van de massa en het verstoren van de functie van andere thoracale organen,

vertonen dieren met uiteenlopende aandoeningen in de borstkas, toch gelijkaardige symptomen. Dit

zijn voornamelijk ademhalingsproblemen, bilaterale exoftalmus en een slecht uithoudingsvermogen

(Künzel et al., 2012; Andres et al., 2012).

Van alle differentiaal diagnosen bij het konijn voor thoracale massa’s zijn thymoma’s de meest

voorkomende. Bij het konijn blijft de thymus aanwezig tot op volwassen leeftijd (Houston, et al., 2012).

De thymus is gelokaliseerd in het craniale mediastinum en bestaat uit twee celtypes: epitheliale cellen

en T-lymfocyten (Mc Gavin en Zachary, 2007). Thymoma’s zijn tumoren van epitheliale oorsprong in

het craniale mediastinum. Het zijn traag-groeiende tumoren, die de omliggende weefsels infiltreren en

kunnen metastaseren (Morrisey en McEntee, 2005). Bij de mens infiltreren 30% van de thymoma’s

(Dursun, et al., 2008). Aangezien infiltratieve thymoma’s nog maar weinig optreden, zijn zelfs bij de

mens onvoldoende studies hierover gebeurd (Thomas et al., 2013; Minato et al., 1999). Een thymoom

moet steeds gedifferentieerd worden van een mediastinaal lymfoom dat afkomstig is van de thymus

(Künzel, et al., 2012).

Voor de behandeling bestaat een voorkeur voor een chirurgische sternotomie en verwijdering van het

thymoom, maar dit houdt veel perioperatieve risico’s in. Betreffende de behandeling met bestralingen

hebben Guzman Sanchez-Migllon et al. (2006) als ook Andres et al. (2012) duidelijk gemaakt dat het

doel van deze therapie voor een verbetering van de levenskwaliteit van het konijn zorgt en niet voor

een complete remissie van het tumorale weefsel.

Page 7: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

3

LITERATUURSTUDIE: THORACALE MASSA BIJ HET KONIJN

1. Anatomie

De borstkas is in vergelijking met het lichaam van het konijn zeer klein (Pariaut, 2009).

De organen van de thorax van een konijn worden beschermd door twaalf paar ribben. De zeven

meest craniaal liggende ribparen zijn de sternale. De vijf caudale ribparen zijn de asternale ribben. In

sommige gevallen kan een dertiende paar ribben aanwezig zijn (Decostere, 2012).

De slokdarm is ongeveer 20 cm lang en zijn tunica muscularis bestaat volledig uit dwarsgestreepte

spiervezels.

De trachea is eerder nauw en bestaat uit 45 tot 50 ronde trachearingen waarvan de uiteinden elkaar

licht overlappen. De musculus trachealis ligt langs de binnenzijde van de kraakbeenringen (Decostere,

2012).

De hoofdafvoer van het veneuze bloed uit het hoofd en vooral van het oog wordt bijna uitsluitend van

de vena (v.) jugularis externa overgenomen. In konijnen treedt de v. jugularis externa de borstkas in

en mondt uit in de v. cava cranialis. Tussen de v. jugularis externa en de v. jugularis interna bestaan,

in tegenstelling tot andere diersoorten, maar kleine, onbeduidende anastomosen (Varga, 2014).

De longen zijn roze van kleur en klein in vergelijking met het lichaamsgewicht van het konijn

(Decostere, 2012; Pariaut, 2009). Vrij diepe fissurae kenmerken de longen van het konijn en reiken tot

dicht bij de longwortel. Er is veel bindweefsel aanwezig, dat voor een duidelijk lobulatiepatroon zorgt.

De grotere rechterlong is ingedeeld in een lobus cranialis, lobus medius, lobus caudalis en lobus

accessorius (Decostere, 2012). Andere auteurs menen dat de lobus accessorius bij geen van de twee

kanten hoort, maar in het midden tussen de linker- en de rechter-long ligt. De lobus accessorius ligt

tussen het hart en het diafragma (Pariaut, 2009) en zit met een smalle steel vast aan de mediale zijde

van de lobus caudalis dexter, dicht bij de longhilus. Ongeveer twee derde van de rechterlong wordt in

beslag genomen door de lobus caudalis. De fissura interlobaris cranialis tussen de lobus cranialis en

lobus medius is nagenoeg volledig horizontaal geöriënteerd. De lobus medialis is hierdoor ventraal

van de lobus cranialis gesitueerd (Decostere, 2012).

De linkerlong wordt gevormd door de lobus cranialis en de lobus caudalis. In vergelijking met de

rechterlong is de lobus cranialis sinister kleiner. Ter hoogte van de lobus cranialis is een diepe incisura

cardiaca aanwezig. Deze incisura cardiaca deelt de lobus cranialis op in een craniale en caudale

lobulus (Decostere, 2012). Tussen de lobuli van de long van het konijn zijn geen duidelijke septa te

zien (Johnson-Delaney en Orosz, 2011).

De pleura rond de longen is zeer dun (Johnson-Delaney en Orosz, 2011). De enige spier die

significant bij de ademhaling bijdraagt, is het diafragma. De ademhalingsfrequentie van een konijn is

30 tot 60 keer per minuut. Bij stress kan dit aanmerkelijk verhoogd zijn (Pariaut, 2009).

Page 8: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

4

Fig.1: Anatomie van de thymus van een normaal adult konijn (uit Houston et al,. 2012). A: Links lateraal; B: rechts lateraal 1. thymus, lobus thoracicus sinister; 2. thymus, lobus thoracicus dexter ventrale; 3. thymus, lobus thoracicus dexter dorsale; 4. hart, ventriculus sinister; 5. hart, ventriculus dexter; 6. auriculum atrium sinister; 7. auriculum atrium dexter; 8. aorta; 9. aorta ascendens 10. a. thoracica interna; 11. rami thymici van de a. thoracica interna 12. rami thymici van de linker a. subclavia; 13. ramus costocervicalis; 14. a. pulmonaris sinister, v. pulmonaris; 15. v. cava caudalis; 16. v. cava cranialis dexter; 17. v. jugularis externa dexter; 18. venae thymicae; 19. v. azygos dexter; 20. v. sublavia dexter; 21. v. jugularis externa dexter; 22. v. axillaris dexter

In het craniale deel van de thorax ligt het relatief kleine kegelachtige hart (Decostere, 2012; Koch,

1976). De lobus craniale, lobus medius en lobus accessorius van de rechter-long vormen een goed

gedefinieerde zak rond het hart, de fossa cardiaca (Pariaut, 2009). Het hart wordt omgeven door een

dun vlies, het pericardium. Dit pericardium is met het borstbeen verbonden door het ligamentum

sternopericardiacum. De punt van het linker-ventrikel vormt bij het konijn een licht ronde apex. De

hartoortjes, auriculae cordis, vertonen een onregelmatige rand. De hartoortjes en de atria samen

vormen de hartbasis (Koch, 1976). Het konijn heeft een grote coronaire sinus die de cardiale venen

draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus

gedeoxygeneerd bloed van twee craniale en één caudale venae cavae (Pariaut, 2009; Houston et al.,

2012). Van het atrium passeert het bloed door de rechter atrioventriculaire hartklep, de tricuspidalis

klep, die slechts twee hartklepjes heeft, naar de rechter ventrikel (Pariaut, 2009; Decostere, 2012). In

vergelijking met de atria zijn de twee hartoortjes redelijk groot. Het geleidingssysteem in het hart van

het konijn is gelijk aan dit van de hond en de mens (Pariaut, 2009). Het enige verschil is wel dat bij het

konijn geen chemoreceptoren geassocieerd worden met de aortazenuwen, maar enkel

baroreceptoren (Houston et al., 2012). Het konijn heeft een hartritme van 180 tot 250 slagen per

minuut (Decostere, 2012). Hogere hartritmen zijn mogelijk door de verhoogde sympathische invloed

van stress. Een hartritme van 200 tot 300 slagen per minuut kan bij een normaal gezond konijn te

horen zijn (Pariaut, 2009).

Konijnen hebben een persisterende thymus die in een langgerekte vorm cranioventraal van het hart

ligt. Deze breidt zich uit tot aan de ingang van de thorax (figuur 1) (Houston et al., 2012).

Page 9: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

5

2. Klinische symptomen

Een konijn met een thoracale massa kan dyspnee, tachypnee en bilateraal exoftalmus vertonen.

Tijdens de auscultatie klinkt de long verkleind en het hart klinkt dof (Vella, 2012). De respiratoire stress

ontstaat door de drukverhoging in de thorax, die gelijktijdig voor een daling van de veneuze retour

naar het hart zorgt en die de diameter van het thoracale deel van de trachea verkleint (Paul-Murphy,

2007). Door zijn kleine borstkas en door het feit dat een konijn enkel met zijn diafragma de

geforceerde ademhaling kan ondersteunen, heeft dit dier meer dan andere dieren kans op een

respiratoire ziekte en op een congestief hart-falen in geval van een thoracale massa (Pariaut, 2009).

De exoftalmus ontstaat door een compressie of obstructie van de craniale vena cava, waardoor de

veneuze vezels van de grote orbitale sinus dilateren (Paul-Murphy, 2007; Wagner, et al., 2005).

In veel gevallen heeft het konijn een duidelijk slecht uithoudingsvermogen (Künzel et al., 2012).

3. Klinisch onderzoek

Aangezien veel konijnen met een ruimte innemende massa in de borstkas respiratoire stress ervaren,

verdragen zij manipulatie slecht. Bijgevolg is een eerste observatie van het dier in zijn transportbox

van groot belang. De faeces kan op abnormaliteiten gecontroleerd worden en op afstand kan de

ademhalingsfrequentie beoordeeld worden. Deze is normaal bij 30 tot 60 ademhalingen per minuut.

Aangezien de thoracale massa respiratoire en cardiale problemen kan veroorzaken zullen zeker het

hart en de longen geausculteerd moeten worden. Normale longgeluiden zijn luid of ruw, aangezien de

lucht in de bovenste luchtwegen doorheen de nauwe nasale turbines stroomt. Bij ernstige respiratoire

stress kan het dier voor het verdere onderzoek zuurstof toegediend krijgen.

Het overige algemeen klinisch onderzoek is gelijkaardig aan dat van andere zoogdieren. De

hartfrequentie wordt geteld, de kleur van de mucosae wordt beoordeeld alsook de capillaire

vullingstijd, de bloeddruk en de lichaamstemperatuur.

De abdominale palpatie is van groot belang bij konijnen, om te voelen of er voeder aanwezig is in de

maag en de darmen. De darmen mogen niet tympanisch, gedehydrateerd of leeg zijn. Bij het konijn

moet er eveneens een tandonderzoek routinematig bij een algemene onderzoek uitgevoerd worden

(Paul-Murphy, 2007).

Indien de toestand van de patiënt het toelaat, is de volgende stap dan een radiografisch of

echografisch onderzoek van de thorax. Tijdens thorax radiografieën worden er minstens twee

opnamen genomen. In het geval dat er een tumoraal proces met uitzaaiingen in de longen wordt

vermoed, worden er 3 opnamen genomen. Meestal worden er links-rechts-laterale en dorso-ventrale

richting genomen. Als het dier in erge respiratoire distress is wordt de voorkeur gegeven aan een

ventro-dorsale opname. Echografische onderzoek van het craniale mediastinum wordt uitgevoerd met

een echotoestel met een 5 tot 8 MHz bolvormig (convex-array) transducent in bilaterale intercostale

toegang. Het konijn is hiervoor in sternale of laterale positie gelegd. Er kan een echobegeleidende

Page 10: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

6

fijne naald aspiratie (FNA) van de thoracale massa worden genomen voor een cytologisch onderzoek.

Dit wordt gedaan onder sedatie van het konijn met midazolam (1 mg/kg, intra-musculair) en

medetomidine (0,2 mg/kg, intra-musculair). Sedatie wordt enkel gegeven bij dieren die niet in erge

shock zijn (Künzel et al., 2012).

Een computer tomografisch onderzoek (CT scan) of een magnetische resonantie onderzoek (MRI) is,

afhankelijk van de resultaten van het echografisch onderzoek en het RX onderzoek, aanbevolen.

Hierbij worden verschillende doorsnedes van de thorax uitgelicht en kan de meest gedetailleerde

informatie verkregen worden over de volledige uitbreiding van de massa en ook over de consistentie

hiervan. De CT scan kan ook als contrast CT scan uitgevoerd worden. Hierbij wordt intraveneus een

contrastmiddel ingespoten om een duidelijker overzicht van de morfologische eigenschap van de

massa te krijgen (Morrisey en McEntee, 2005). Een belangrijk nadeel is dat het dier hiervoor verdoofd

moet worden, wat bij een kritische patiënt niet haalbaar kan zijn.

Als de cytologie geen duidelijke diagnose geeft, kan een tru-cut biopsie voor histologisch onderzoek

genomen worden (Vella, 2012).

Als laatst mogelijke onderzoek wordt bij een konijn met een vermoedelijke thoracale massa voor een

volledig bloedonderzoek gekozen. Hierbij worden bloedcellen geteld en serum biochemie

geanalyseerd (Künzel et al., 2012).

4. Diagnose

Door de moeilijkheden om op klinisch en radiografisch onderzoek een thymus hyperplasie, een

thymoom, een thymisch lymfoom en een thymuscarcinoom van elkaar te onderscheiden, is het voor

de diagnose altijd aangewezen om een cytologie van een FNA van de massa te doen. Er kan voor de

differentiatie beter een tru-cut biopt genomen worden. Dit wordt histologisch onderzocht. Vaak kunnen

hier valse resultaten optreden, omdat de massa necrotisch of cystisch weefsel kan bevatten (Houston

et al., 2012).

Een benigne verandering van de epitheliale cellen van de thymus met infiltraties van de lymfocyten is

een thymoom. Is er een maligne verandering van de epitheliale cellen, dan gaat het om een

thymuscarcinoom. Als er een maligne verandering van de lymfocyten optreedt, wordt het een thymisch

lymfoom genoemd. De histologische differentiatie tussen een thymoom en een thymisch lymfoom kan

moeilijk zijn, aangezien bij sommige thymoma’s de lymfoïde infiltratie heel sterk kan zijn en daardoor

de eigenlijke neoplastische epitheliale cellen soms niet gemakkelijk opgemerkt worden. Het

thymuscarcinoom wordt in de literatuur vaak als thymoom gediagnosticeerd, omdat het vaak enkel

aan de metastasen in de nieren kan worden gediagnostiseerd en deze zijn in sommige vroege

gevallen moeilijk te diagnosticeren (Wagner et al., 2005).

Page 11: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

7

5. Differentiaal diagnosen

5.1. Thymoom

Etiologie

Een thymoom is een neoplasie in het craniale mediastinum en één van de meest voorkomende

tumoren bij de bijzondere zoogdieren. Bij konijnen zijn ze het meest te zien op een leeftijd tussen 1 en

4 jaar (Carter et al., 2012). Andere auteurs spreken van een gemiddelde leeftijd van 6,1 jaar met een

spreiding van 3 tot 10 jaar. In zoogdieren is de massa grotendeels beperkt tot het craniale

mediastinum, maar dit kan zich ook uitbreiden van de nek tot het caudale mediastinum (Künzel et al.,

2012). Thymoma’s, zoals beschreven in andere diersoorten, kunnen lokaal invasief groeien en

metastaseren (Guzman Sanchez-Migallon et al., 2006). Het zijn traag groeiende neoplasieën

(Meredith en Vella, 2013; Morrisey en McEntee, 2005). De aanwezigheid van cystische structuren

komt regelmatig voor (Andres et al., 2012).

Pathogenese

Thymoma’s zijn neoplastische veranderingen in de epitheliale cellen van de thymus met infiltraties van

lymfocyten (Wagner et al., 2005). Het epitheliale thymoom is meestal goed ingekapseld en heeft een

samenstelling van lymfoïde en reticuloepitheliale cellen (Carter et al., 2012; Houston et al., 2012). De

infiltratie van de lymfocyten wordt veroorzaakt door de secretie van lymfotrofische chemokines door de

tumorcellen, zoals interleukine 2 (IL-2) en colony-stimulating factor (CSF) (Wagner et al., 2005). De

lymfocyten die aanwezig zijn in een thymoom zijn niet neoplastisch (Mc Gavin en Zachary, 2007).

Klinische symptomen

Typische klinische symptomen zijn dyspnee met open-mond-ademhaling, tachypnee, bilaterale

exoftalmus (Vella, 2012) als ook een slecht uithoudingsvermogen. Bijkomende symptomen zoals

anorexie, hoesten en bilaterale prolaps van het derde ooglid (Künzel et al., 2012), als ook oedeem van

de nek, hoofd en de voorste ledematen, kunnen geassocieerd worden met de ruimte innemende

massa in het mediastinum. De gereduceerde elasticiteit van de thorax heeft een thoracale stijfheid als

gevolg (Meredith en Vella, 2013).

In konijnen zijn paraneoplastische symptomen beschreven zoals hypercalcemie, exfoliatieve

dermatitis en hemolytische anemie (Houston et al., 2012; Meredith en Vella, 2013). Andere auteurs

twijfelen eraan dat de hypercalcemische bloedwaarden veroorzaakt worden door een

paraneoplastisch syndroom (Andres et al., 2012; Künzel et al., 2012). Bij konijnen is het

calciumgehalte in het bloed enorm afhankelijk van de voeding en kan daardoor hoge bloedwaardes

aannemen (Ewringmann, 2010). Bij de mens is beschreven dat 50% tot 60% van de patiënten met

thymoma’s een immuun-gemediëerde ziekte (Myastenia gravis) als paraneoplastisch syndroom

hebben. Dit is nog niet beschreven bij het konijn. Andere paraneoplastische syndromen in hond, kat

en de mens zijn polymyositis, cytopenie en dermatitis (Morrisey en McEntee, 2005).

Page 12: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

8

Diagnose

Het is moeilijk om thymoma’s aan te tonen, omdat het nog steeds moeilijk is ze te onderscheiden van

andere aandoeningen van de thymus (Guzman Sanchez-Migallon et al., 2006).

Aangezien thymoma’s een neoplasie van het

epitheliale deel van de thymus zijn worden bij de

diagnose door middel van cytologie een mengsel

van lymfoïde en reticuloepitheliale cellen

aangetoond (figuur 2). Het aantonen van de

epitheliale cellen is belangrijk om een verschil te

kunnen maken met lymfoma’s. In veel gevallen is

het moeilijk om de epitheliale cellen door middel

van een FNA aan te tonen, waardoor een

histopathologie aangeraden is (Carter et al.,

2012). Het verschil met lymfoma’s kan ook

gemaakt worden, als verschillende types

lymfocyten aangetoond worden in het preparaat

(Künzel et al., 2012).

De cytologische preparaten kunnen verkregen worden met hulp van een FNA of tru-cut biopsy onder

echobegeleiding (Vella, 2012). Hierbij is een FNA vaak niet diagnostisch waardoor de definitieve

diagnose gesteld wordt met een tru-cut biopsie of met een thoracotomie voor een open incisioneel of

excisioneel biopt (Morrisey en McEntee, 2005).

In histologisch onderzoek kunnen thymoma’s opgedeeld worden in een lymfocyt type als er meer dan

50% lymfocyten aanwezig zijn en in een epitheliaal type als er meer dan 50% epitheliale cellen

aanwezig zijn. Als er ongeveer een 50:50 verdeling van de cellen is wordt het thymoom gemengd

lymfoepitheliaal genoemd (Künzel et al., 2012).

De lymfoïde cellen die bij een thymoom op cytologie gezien worden, zijn of smalle mature cellen, of

pleomorfe cellen met prominente nucleoli (Houston et al., 2012). De aanwezigheid van een homogene

populatie van kleine, goed gedifferentieerde lymfocyten is eerder een aanwijzing voor een thymoom

dan voor een lymfoom. Andere cellen die aanwezig kunnen zijn in een aspiratie zijn mastcellen,

eosinofielen, macrofagen, melanocyten, plasmacellen en neutrofielen (Morrisey en McEntee, 2005).

Zowel voor de FNA als voor de tru-cut biopsie is het aangeraden, om altijd eerst een echografisch

onderzoek van de thorax uit te voeren, om de massa beter in beeld te brengen. Vaak zijn in het

thymoom cysten of necrotisch materiaal aanwezig, waardoor het histologisch resultaat niet bruikbaar

is voor een definitieve diagnose (Houston et al., 2012).

Fig. 2 cytologie van een thymoom, Diff-Quick kleuring, originaal vergroting x 400 1. epitheel cellen van de thymus; 2. + 3. gemengde populatie van grote (2) en kleine (3) lymfocyten (naar Künzel et al., 2012).

Page 13: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

9

Stage Definitie

I Macroscopisch ingekapselde tumor zonder microscopisch capsulair invasie

IIa Macroscopische invasie in het omgevende vetweefsel of mediastinale

pleura

IIb Microscopische invasie in het kapsel

III Macroscopische invasie in aanliggende organen

IVa Pleurale of pericardiale metastasen

IVb Lymfogene of hematogene metastasen

Tabel 1: Stagerings-systeem voor thymoma’s (uit Morrisey en McEntee, 2005).

Tijdens een echografisch onderzoek kan een hypoechogene massa gezien worden (Carter et al.,

2012). Hier is het belangrijk om de consistentie van de massa te kunnen identificeren om te zien of het

een vaste massa of een cystische massa is (Morrisey en McEntee, 2005). Er kunnen op een dier

cystische en niet cystische delen van het thymoom onderkend worden (Andres et al., 2012).

Op een ultrasonografie van het craniale mediastinum is een hypoechogene massa craniaal van het

hart te zien (Künzel et al., 2012). Als er cysten aanwezig zijn in het thymoom, dan is een heterogene

massa waar te nemen en als er geen cysten aanwezig zijn, is een homogene massa te zien (Andres

et al., 2012; Carter et al., 2012; Künzel et al., 2012). De massa is rond en heeft een diameter tot 4 cm

en kan ook halfmaanvormig zijn (Künzel et al., 2012).

Op een radiografie is de craniale rand van het hart niet zichtbaar en de trachea is dorsaal gedevieerd.

De dorsoventrale opname toont dat de craniale thorax ingenomen is van een weke delen opaciteit.

Met een contrast CT scan onderzoek of met MRI kunnen de lokalisatie en afmetingen van de

thoracale massa nauwkeurig aangetoond worden alsook de aanwezigheid van pulmonaire

metastasen (Houston et al., 2012; Morrisey en McEntee, 2005).

Op bloedonderzoek kan een lichte daling van de hematocriet waargenomen worden. Er kan in

verschillende gevallen een zeldzame, lichte hyperproteïnemie, een lymfocytose of een hyperglycemie

aanwezig zijn (Künzel et al., 2012).

Thymoma’s worden, zoals alle neoplasieën,

ingedeeld in stages, om zo het meest

succesvolle therapieplan te kunnen opstellen.

Stagering is afhankelijk van de lokale

afmetingen van de tumor zelf, de

microscopische alsook macroscopische

invasie in de mediastinale weefsels en

metastasering (Morrisey en McEntee, 2005).

Volgens Andres et al. (2012) is dit

stageringssysteem een systeem voor

thymoma’s in de mens (tabel 1). Voor de

verschillende diersoorten bestaat er zo een

stageringssysteem nog niet.

Therapie en Prognose

Verschillende therapieën zijn mogelijk voor konijnen met thymoma’s. Dit zijn onder andere de

chirurgische ingreep, chemotherapie en bestraling (Künzel et al., 2012; Morrisey en McEntee, 2005).

Meestal wordt bij konijnen voor de chirurgische ingreep of voor een bestraling gekozen. Deze

Page 14: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

10

behandelingsmethoden kunnen duur zijn en houden veel risico’s in. Daarom is altijd een goed en

volledig onderzoek nodig (Morrisey en McEntee, 2005).

Het doel van de therapie is de neoplasie in zijn geheel te verwijderen. Als dit niet mogelijk is, wordt

een significante reductie van de neoplasie nagestreefd. Zo kan het dier met minimale tot geen

klinische symptomen een goede levenskwaliteit hebben (Meredith en Vella, 2013).

Een initiële ondersteunende zuurstofsupplementatie is aangeraden in geval van dyspnee (Vella,

2012).

Een diagnostische CT scan kan de invasiviteit van de tumor in de omliggende weefsels aantonen.

Soms is het niet gemakkelijk om de exacte uitgebreidheid van de pleurale en pericardiale invasie te

bepalen. In deze gevallen en bij dieren zonder pre-operatieve CT scan is een exploratieve

thoracotomie met bioptname aangeraden (Morrisey en McEntee, 2005).

Bij de chirurgische ingreep wordt de mediane sternotomie verkozen ondanks grote perioperatieve

risico’s. De konijnen kunnen acuut sterven tijdens of na de operatie door de enorme pijn, de hoge

stress of door ileus. Andere problemen kunnen zich voordoen als de tumor zich niet laat verwijderen,

er met de operatie een pneumothorax wordt veroorzaakt of als verschillende bloedingen niet kunnen

worden gestopt (Meredith en Vella, 2013).

Radiatietherapie wordt bij hond en kat als standaard therapie ingezet voor thymoma’s. Als palliatieve

behandeling voor konijnen met thymoma’s is de radiatietherapie nog in het beginstadium. Hierbij

worden palliatieve dosissen van 8 Gy ingezet die in 3 fracties worden gegeven, dus een totaal van 24

Gy. Deze stralingen worden over 4 weken verdeeld op de craniale thorax. Het standaardschema

hiervoor is dag 0, dag 7 en dag 21. Er wordt een 6-mV liniaire accelerator gebruikt. Voor elke

behandeling van een aangetast konijn worden radiografieën in links lateraal en dorsoventraal ter

controle genomen. De dieren zijn voor de radiografieën en voor de therapie onder algemene

anesthesie. Tijdens en na de bestraling krijgt het dier een subcutane bolus van 50 ml/kg Ringer-

lactaat. Na elke therapie worden pijnstillers en anti-inflammatoire middelen toegediend (Guzman

Sanchez-Migallon et al., 2006). Hiervoor kan metronidazol (0,1 (tot 0,3) mg/kg, intra-musculair, sub

cutaan of per oraal) gebruikt worden (Kraft et al., 2012). De dieren moeten niet stationair opgenomen

worden tijdens de 4 weken, maar mogen elke dag na de behandeling terug naar hun eigenaar

(Guzman Sanchez-Migallon et al., 2006).

Een radiatietherapie na chirurgische ingreep is ook mogelijk (Guzman Sanchez-Migallon et al., 2006).

In een recentere studie van Andres et al. (2012) zijn 19 konijnen met thymoma’s behandeld met

radiatietherapie. Ze kregen bijkomend een ondersteunende behandeling met prednisolone. In deze

studie hebben 2 konijnen eerst de chirurgische verwijdering van het thymoom ondergaan en post-

operatieve bestraling gekregen, 6 konijnen hebben een hypergefractioneerde straling gekregen en 13

Page 15: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

11

konijnen hebben een gefractioneerde bestraling ondergaan, waarvan tien manueel geplande

bestralingen toegediend werden.

Konijnen die een hypergefractioneerde straling kregen, kregen een totale radiatiedosis van 42 tot 48

Gy. Bij een behandeling met gefractioneerde straling kregen de dieren een totale radiatiedosis van 24

tot 32 Gy (Andres et al., 2012).

Toxische nevenwerkingen zoals vermoedelijk radiatie-geïnduceerde pneumonie, radiatie-

geïnduceerde myocardiale insufficiëntie of een milde alopecie gelimiteerd ter hoogte van het

bestralingsveld, zijn beschreven (Andres et al., 2012).

De adjuvans therapie met prednisolone voor konijnen die een bestraling ondergingen is al succesvol

ingezet. Deze therapie heeft naast antineoplastisch effect ook een anti-inflammatoir effect. De

bestraling kan negatieve effecten hebben op de thoracale structuren voornamelijk op de long. Er kan

bijvoorbeeld een pneumonie veroorzaakt worden. De corticosteroïden hebben hier een positieve

invloed op (Morrisey en McEntee, 2005).

Chemotherapie is een optie bij metastatische of invasieve thymoma’s of kan ook vooraf of na een

chirurgische ingreep worden ingezet. Chemotherapie werd bij het konijn nog niet als therapie van

thymoma’s toegediend. Er is een geval beschreven waar een konijnmet een slechte algemene

toestand, behandeld werd met doxorubicin tegen een thymoom, maar deze is twee uur na de

behandeling overleden (Morrisey en McEntee, 2005). Een andere auteur beschrijft een behandeling

van een thymoom met een systemische chemotherapie met cyclofosfamide om de 4 weken. Dit konijn

is overleden aan een cyclofosfamide-geïnduceerde nierinsufficiëntie. Hierbij is histopathologisch

vastgesteld, dat 75% van het normale nierparenchym vervangen was door fibrotisch bindweefsel,

zonder enig teken van een bacteriologische infectie. Het histopathologisch onderzoek van het

thymusweefsel toonde geen indicatie van ziekte (Andres et al., 2012).

Na elke behandeling is een follow-up onderzoek bij voorkeur door middel van CT’s of MRI’s nodig.

Radiografieën zijn eveneens mogelijk. Zo kunnen recidieven vroegtijdig opgespoord worden (Meredith

en Vella, 2013).

Er zijn thymoma’s die karakteristiek cysteus zijn. Indien het konijn recidiverende klinische symptomen

heeft kunnen uit de grote cystische componenten de cystische vloeistof verwijderd worden door een

periodieke aspiratie onder echografische begeleiding. Op deze manier kunnen de klinische

symptomen van dyspnee of tachypnee verminderd worden en kan opnieuw een goede levenskwaliteit

bereikt worden. Dit wordt ongeveer om de 3 tot 6 maand herhaald (Houston et al., 2012).

De gemiddelde overleving voor een thymoom zonder behandeling is 45 dagen. Er zijn gevallen

beschreven waarin een konijn 6 maanden na begin van het vertonen van de eerste symptomen

overleefde (Künzel et al., 2012).

Page 16: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

12

Na chirurgische verwijdering van een niet-infiltratieve tumor, is de prognose goed, als het konijn geen

van de perioperatieve complicaties heeft ondergaan. Na bestralingstherapie is de prognose tussen 1

en 32 maanden (Meredith en Vella, 2013).

In het onderzoek van Andres et al. (2012) is er een konijn dat 2 jaar na gefractioneerde bestraling

behandeld is geweest, omdat er een recidief is opgetreden.

De resultaten van de radiatietherapieën zijn zeer uiteenlopend. Er is een gemiddelde overlevingstijd

van 313 dagen berekend. Drie konijnen zijn tijdens de bestralingstherapie overleden. Als deze niet

meegeteld worden is er een gemiddelde overlevingstijd van 727 dagen. Op het moment van de

dataverzameling leefden nog 5 dieren, 6 dieren zijn om onbekende redenen overleden: 3 konijnen zijn

in de eerste 2 weken van de behandeling overleden, 3 overleden aan recidieven. De overgebleven

overleden dieren zijn gestorven aan renale fibrose na 1229 dagen, radiatie-geïnduceerde hartfalen na

1240 dagen en aan leverfalen na 1727 dagen. De reductie van de klinische symptomen verloopt bij

alle dieren redelijk snel geweest en het is als een effectieve behandeling met een lange overlevingstijd

beschreven. (Andres et al., 2012) Volgens Andres et al. (2012) bestaat er een duidelijke positiever

samenhang tussen de overlevingstijd na bestralingstherapie en het gewicht van het konijn.

5.2. Thymuscarcinoom

Een thymuscarcinoom is de maligne vorm van een thymoom en vertoont alle cytologische kenmerken

van maligniteit. Een thymuscarcinoom is niet ingekapseld en heeft de neiging om te metastaseren

(Wagner et al., 2005).

Dit is een zelden voorkomende neoplasie bij het konijn en ontstaat meestal de novo. In de humane

geneeskunde zijn aparte gevallen beschreven, waarbij een thymoom zich heeft veranderd in een

thymuscarcinoom (Andres et al., 2012).

Regionale lymfeknopen kunnen oedemateus opgezet zijn en er kan zich ook een hydrothorax en

hydropericardium zoals ascites en exoftalmus voordoen.

Cytologisch zijn voornamelijk kleine, mature lymfocyten met ongeveer tien tot twintig percent

lymfoblasten te vinden.

Histologisch zijn er veel grote, weinig gedifferentiëerde cellen en veel geïsoleerde epitheliale cellen te

vinden. Laaststgenoemde zijn omgeven met vele kleine mature lymfocyten.

Op een radiografie is een massa in het craniale mediastinum te zien. Er kan met FNA geen

eenduidige diagnose gesteld worden. Hiervoor moet een biopsie genomen worden.

Het is een grijze, weke pre-cardiale massa met oppervlakkige bloedvezels. Het heeft een homogeen,

begrensd en zacht uiterlijk met kleine cystische holtes gevuld met een waterige vloeistof.

Het meest duidelijk diagnostische verschil met thymoma’s zijn de aanwezigheid van renale

metastasen bij het thymuscarcinoom. Deze zijn op histologisch onderzoek omgeven van lymfocyten

die ter plaatste aangetrokken worden.

Page 17: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

13

De enige mogelijkheid voor een verbetering van de klinische symptomen van een thymuscarcinoom bij

de mens is de chirurgische resectie, alsook een combinatie van chemotherapie en radiatietherapie.

Voor dieren is de prognose van thymus carcinoma slecht. Een complete remissie met radiatietherapie

of chemotherapie na de chirurgische verwijdering geeft bij konijnen tot op heden onvoldoende succes

(Wagner et al., 2005).

5.3. Lymfoom

Etiologie

Het lymfoom is de tweede meest voorkomende neoplasie bij het konijn. Het werd beschreven bij witte

Nieuw Zeeland konijnen, de Papillon, witte Japanner en Hollandse dwergrassen (Oryctolagus spp.),

alsook bij wilde konijnen en hazen (Sylvilagus spp. en Lepus spp.) (Heatley en Smith, 2004).

Ondanks dat lymfoma’s meer worden beschreven bij jongere konijnen, komt het voor op een leeftijd

van 7 maand tot 9,5 jaar (Heatley en Smith, 2004).

Het lymfoom komt voornamelijk als multicentrische vorm voor bij het konijn, maar ook cutane

lymfoma’s, lymfoïde leukemie en thymische lymfoma’s zijn beschreven. Er zijn studies gedaan die

aantonen dat lymfoïde aandoeningen onder invloed staan van genetische en infectieuze factoren. Als

genetische factor zou een enkel autosomaal recessief gen ‘Is’ verantwoordelijk zijn. Dit is gevonden in

een Rexkonijn. Als infectieuze factor wordt de verticale transmissie van een oncogeen virus vermoed

dat gelijkaardig reageert zoals het feline leukemie virus. Er werd ook gespeculeerd over een

oncogene C-type tumor virus dat lymfoma’s kan veroorzaken, zoals in knaagdieren (Houston et al.,

2012). In konijnen kunnen B-cel lymfoma’s geïnduceerd worden door een infectie met virussen die op

het Epstein-Barr virus (EBV) lijken en afkomstig zijn van apen. Dit betreft het herpes virus van de

beermakaak (Macaca arctoides) (HVMA) en van de krabben etende makaak (of Java-aap; Macaca

fascicularis) (cyno-EBV). In een studie van Ferrari et al. (2001) werden 8 van 14 konijnen succesvol

geïnjecteerd met een HVMNE virus. Dit virus werd geïsoleerd uit het lampongaap (of laponderaap;

Macaca nemestrina) en veroorzaakt een mycoïd-, fungioïd-, cutan CD8+ T-cel lymfoom. De konijnen

hebben na intra veneuze injectie binnen luttele maanden een maligne T-cel lymfoom ontwikkeld

(Ferrari et al., 2001).

Pathogenese

Er worden B-cel en T-cel lymfoma’s beschreven (Heatley en Smith, 2004). Bij de B-cel lymfoma’s zijn

immunoblaste B-cel lymfoma’s het meest voorkomend. Daarnaast worden ook T-cel rijke B-cel

lymfoma’s beschreven en zeldzaam epitheliotrope lymfoma’s, die bij konijnen weinig voorkomen (Wolf

et al., 2009). Bij een dier dat zowel aan een lymfoom als ook aan leukemie lijdt, is de vaste tumor van

T-cel origin (Houston et al., 2012). Specifiek voor het konijn wordt beschreven dat de T-cel rijke B-cel

lymfoma’s een veel voorkomende vorm zijn. Deze worden in mens, hond en kat heel zeldzaam

gezien, maar wel in paarden (Wolf et al., 2009).

Page 18: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

14

Het lymfoom uitgaande van de thymus is voornamelijk van T-cel origin (Mc Gavin en Zachary, 2007).

Macroscopisch is het lymfoom dat van de thymus uitgaat een grote witte of grijze mediastinale massa.

Microscopisch zijn de thymische lymfoma’s diffuus en bestaan voornamelijk uit lymfocyten, die

homogeen in grootte, vorm, nucleaire morfologie en celkern-cytoplasma ratio zijn (Mc Gavin en

Zachary, 2007). Volgens andere auteurs hebben de lymfocyten karakteristieke cytologische

kenmerken van maligniteit (Andres et al., 2012).

Klinische Symptomen

Als klinische symptomen kunnen anorexie, lethargie, depressie, ulceratieve cutane nodules, alopecie

met of zonder erythema, bilaterale blefaritis, diarree, ataxie en vergrote perifere lymfeknopen gezien

worden (Heatley en Smith, 2004). Ook andere symptomen zoals bleekheid, rhinitis en vermageren zijn

mogelijk. De symptomen zijn afhankelijk ervan welke organen geïnvadeerd worden door het lymfoom

(Houston et al., 2012).

Diagnose

De infiltratie van verschillende organen geeft verschillende bloedwaarden. Zo kunnen resultaten van

een plasma biochemische analyse onopvallend tot sterk gestegen zijn van de aspartate

aminotransferase, creatinine fosfokinase, urea (BUN) en creatinine waarden. In jonge konijnen worden

fluctuerende en lage hematocriet waarden als doeltreffende diagnosemiddel voor een lymfoom

genomen (Houston et al., 2012).

Het aantal witte bloedcellen is vaak normaal in het bloedbeeld van aangetaste dieren, maar de dieren

kunnen ook een leukemische fase doormaken in het verloop van de ziekte.

In de aangetaste organen zoals de lymfeknopen, het gastrointestinaal kanaal, de nieren, de lever, de

milt, de bijnieren, de gonaden en het beenmerg kan door middel van een FNA of een biopsie

neoplastische letsels gevonden worden. De gehoorbeentjes, wervels, ogen en het hart kunnen in

zeldzame gevallen ook aangetast worden (Houston et al., 2012).

Therapie en Prognose

Lymfocyten zijn zeer radiosensitief, waardoor een radiatietherapie een betere respons zal hebben dan

in een epitheliaal thymoom (Wagner et al., 2005).

Na begin van de ziekte kan de gemiddelde overleving variëren tussen 1 week tot 10 maand (Heatley

en Smith, 2004).

Page 19: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

15

5.4. Thymus hyperplasie

De thymus van het volwassen konijn kan hyperplasie ondergaan. Hierbij bereikt deze een grootte van

3 tot 4 keer zijn normale grootte. Het lijkt op een tumorale ontaarding, maar het histologisch onderzoek

wijst geen neoplastische karakteristieken van het weefsel aan (Houston et al., 2012; Guzman

Sanchez-Migallon et al., 2006). De hyperplasie ontstaat door B-lymfocyten die zich tot follikels in het

thymusweefsel omvormen (Mc Gavin en Zachary, 2007).

5.5. Mediastinaal en pulmonair abces

Een abces is een gelokaliseerde ophoping van pus omgeven door een kapsel, die bij konijnen vaak

erg dik is. Door de aanwezigheid van pyogene organismen ontstaat een inflammatoir proces. In de

pus zijn overwegend neutrofielen, dode fagocyten, inflammatoir exsudaat, bacteriën en cellulair debris

terug te vinden. De stevige kapsel van het abces wordt gevormd door de omliggende weefsels. Deze

bestaat uit bindweefsel met collagene vezels en bloedvezels. Aan de binnenkant bevindt zich een

zogenaamd ‘pyogene membraan’ die uit niet-geautolyseerde neutrofielen bestaat (Varga, 2014).

Bij het konijn wordt vaak Pasteurella multocida in abcessen teruggevonden. Dit zijn gram-negatieve

bacteriën waarvan veel konijnen asymptomatische dragers zijn ter hoogte van hun neus (Hermans,

2012-2013).

Pasteurella multocida kunnen abcessen ter hoogte van de interne organen veroorzaken als er

predisponerende factoren aanwezig zijn. De abcesvorming kan in de longen en in het hart voorkomen

(Hermans, 2012-2013). De abcessen kunnen zich hier vormen door hematogene spreiding van de

bacteriën, door een uitbraak van systemische pasteurellosis of als gevolg van penetrerende

bijtwonden (Varga, 2014).

Het wordt in het algemeen beschreven dat ook Staphylococcus aureus, als ook Bacteroides,

Pseudomonas of Proteus in abcessen terug te vinden zijn. Dit is wel echter niet expliciet vermeld voor

de thoracale abcessen (Varga, 2014).

Abcessen in de longen kunnen een grote invloed hebben op de respiratoire functies, waardoor

dyspnee kan ontstaan. In een vroeg ziektestadium zijn de symptomen zeer onopvallend bij een konijn

in rust (Varga, 2014).

De bacterie kan door isolatie uit de letsels gediagnosticeerd worden (Hermans, 2012-2013). Op

radiografisch onderzoek of echografisch onderzoek kan in sommige abcessen gecalcificeerd materiaal

te zien zijn (Varga, 2014).

Pasteurella multocida is in vitro gevoelig aan penicilline, tetracyclines en quinolonen als ook aan

gepotentialiseerde sulfonamiden. In de praktijk zorgen deze antibiotica niet altijd voor een succesvolle

behandeling (Hermans, 2012-2013).

Page 20: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

16

Dieren met thoracale abcessen kunnen afhankelijk van hun klinische toestand worden

geëuthanaseerd of zij krijgen een ondersteunende behandeling met een goed dieet, veel uitloop, een

steeds proper hok en een partner. Bijkomend krijgen de dieren een langdurige therapie met antibiotica

en analgetica (Varga, 2014).

De prognose van thoracale abcessen is echter slecht (Varga, 2014).

5.6. Thymus en mediastinale bloedingen

Bloedingen van de thymus en het mediastinum en de hierdoor ontstane hematomen zijn voornamelijk

gerapporteerd bij honden. Vaak gaat dit gepaard met een hypovolemische shock en sterfte. Er kunnen

bloedingen door gescheurde aorta aneurysmen, trauma of anticoagulante rodenticiden ontstaan. De

rodenticiden veroorzaken bloedingen in de thymus, waardoor de lobuli van de thymus en de

interlobulaire septa expanderen waardoor het lijkt alsof ze van medullaire oorsprong zijn. Grote

bloedingen of hematoma’s kunnen zowel in het thymisch weefsel beperkt zijn of in het mediastinum

expanderen (Mc Gavin en Zachary, 2007).

5.7. Metastatische neoplasie

Metastatische neoplasieën worden als thoracale massa gezien als ze de lymfeknopen infiltreren

(Andres et al., 2012). Dit kunnen metastatische maligne hemangioendothelioma’s zijn. De primaire

tumoren zijn in de literatuur bij het konijn beschreven aan het ovarium, de lever, de huid en subcutane

weefsels. Deze primaire tumoren zijn vaak moeilijk aan te tonen (Heatley en Smith, 2004).

Metastatische cellen van het maligne hemangioendothelioma worden aangetoond in het gastro-

intestinaal stelsel, de long, de lever en verschillende bloedvaten (Pletcher en Murphy, 1984; Heatley

en Smith, 2004). Uit histopathologisch onderzoek blijkt dat het weefsel uit ongeorganiseerde, dicht

aan elkaar liggende spindelcellen bestaat, gekenmerkt door een aantal mitose figuren bestaat

omgeven metbloed gevulde ruimtes (Heatley en Smith, 2004).

Bij de hond wordt een hemangiosarcoma beschreven dat zich primair kan vormen ter hoogte van het

hart of vanuit de milt gemetastaseerd naar het hart. Het hemangiosarcoma wordt teruggevonden in de

wand van het rechter atrium en in zeldzame gevallen ook ter hoogte van het rechter ventrikel. Op de

epicardiale oppervlakte worden grote, uitgroeiende rode tot rood-zwarte bloed bevattende massa’s

gevonden. Deze massa’s steken soms uit in het artrialumen. Microscopisch is deze massa

samengesteld uit verspreide, langgerekte neoplastische endotheliale cellen met al dan niet vasculaire

ruimtes die bloed bevatten (Mc Gavin en Zachary, 2007).

Een veel voorkomende long metastase bij het konijn komt van de uterine adenocarcinoma (Paul-

Murphy, 2007).

Page 21: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

17

5.8. Verdere differentiaal diagnosen

Verdere differentiaal diagnosen zijn hart basis tumoren, ectopisch thyroïd weefsel, tumoren van de

bijschildklier, carcinoma’s van de schildklier, thymisch brachiale cysten, thymisch amyloïdose,

lipoma’s, mediastinale cysten, mediastinale granuloma’s en mast-cel-tumoren (Vella, 2012).

Page 22: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

18

KLINISCHE CASUЇSTIEK

1. Signalement

De patiënt in deze klinische casuïstiek betreft een mannelijk gecastreerd konijn van 5 jaar en 1 maand

oud. Zijn gewicht bedrog 2,5 kg. Het konijn werd individueel gehouden in een hok voorzien van stro en

hooi met buitenren. Hij kreeg per dag een potje konijnenmengeling van een commercieel merk te eten

en af en toe geraspte wortelen. Drank kreeg hij uit een drinkflesje.

2. Anamnese

Het konijn werd op 13 september 2013 aangeboden bij zijn huisdierenarts met klachten van acute

anorexie en adipsie, die twee dagen tevoren voor het eerst werd opgemerkt. Ook werd het dier als

apathisch beschouwd en een vreemd gedrag uitzendend. De avond tevoren werd hij – op de zijkant

liggend – in zijn buitenbeloop gevonden. Naast het feit dat hij apathisch was, vertoonde hij geen

enkele reactie op externe prikkels. Zonder enig therapeutisch ingrijpen van de eigenaars kon het

konijn de ochtend van de consultatie wel opnieuw rechtop zitten.

Bovendien leek het dier reeds een aantal dagen te hoesten of zich te verslikken, maar dat ging vanzelf

weer over. Daarnaast voegde de eigenaar toe dat het konijn sneller ademde dan gewoonlijk, merkelijk

vermagerd was en al een hele tijd aan haarverlies leed.

De dierenarts kon op algemeen klinisch onderzoek echter geen specifieke problemen vaststellen.

Daarom werd het konijn, na een behandeling met Meloxicam (Metacam) doorverwezen naar de

afdeling ‘Pluimvee en bijzondere gezelschapsdieren’ aan de Universiteit Gent.

3. Klinisch en radiografisch onderzoek

De algemene indruk van het konijn was eerder suf. Het dier werd mager bevonden en had ingevallen

ogen en een opgezet abdomen. Op de longauscultatie waren tevens zwakke longgeluiden te horen.

Zijn lichaamstemperatuur bedroeg 37°C. Verder werden geen afwijkingen op het algemeen lichamelijk

onderzoek vastgesteld.

Page 23: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

19

Fig. 4: Abdominale opname (Le-RtL) Konijn (Van der Vekens en Van Caelenberg, 2013). 1. gasopaciteit in de dunne darmen; 2. gasopaciteit in het caecum

Op basis van de anamnese en de afwijkingen die men tijdens het klinisch onderzoek opmerkte, werd

het konijn vervolgens radiografisch onderzocht. Van het abdomen nam men twee RX-foto’s, een in

ventro-dorsale uitrichting en een in rechts-lateraal-linkse uitrichting. Hierop was te zien dat de maag

gedilateerd was en een grote gasopaciteit vertoonde met weinig voedselinhoud (figuur 3). De dunne

darmen en voornamelijk het caecum toonden een matige tot grote gasopaciteit aan (figuur 4).

Fig. 3: Abdominale opname (VD) Konijn (Van der Vekens en Van Caelenberg, 2013). 1. gedilateerde maag

Page 24: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

20

Fig. 5: Thoracale opname (VD) Konijn (Van der Vekens en Van Caelenberg, 2013). 1. weke delen opaciteit ter hoogte van het craniale mediastinum; 2. lichte pleurale effusie

Fig. 6: Thoracale opname (Le-RtL) Konijn (Van der Vekens en Van Caelenberg, 2013). 1. weke delen opaciteit ter hoogte van het craniale mediastinum; 2. deviatie van de trachea

Van de nam men eveneens twee RX-foto’s. Hierop was ter hoogte van het craniale mediastinum een

uitgebreide weke delen opaciteit te zien die een heterogeen aspect vertoonde (figuur 5, figuur 6). Er

werd tevens een caudale en dorsale deviatie van de trachea vastgesteld (figuur 6), alsook een lichte

pleurale effusie voornamelijk waarneembaar op de ventro-dorsale foto (figuur 5).

Ter afronding van het onderzoek werd bloed afgenomen, om de glucosewaarde in het bloed te

bepalen.

4. Probleemlijst

- ruimte innemend proces ter hoogte van het craniaal mediastinum

- hypomotiliteit of ileus van de darmen

Page 25: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

21

5. Behandeling

Het konijn werd in afwachting van verder onderzoek en in overleg met de eigenaar opgenomen. Om

zijn toestand te stabiliseren, werd een infuus (Hartmann) aangelegd. Het konijn kreeg vervolgens een

analgeticum toegediend, Buprenorfine (Vetergesic 0,05 mg/kg, i.m.), als ook Metoclopramide

(Pimperan 0,5mg/kg, sub-cutaan) en Cisapride (Ciseral Drops 0,5mg/kg, per os) om de ileus en de

gasopstapelingen in de maag aan te pakken. Als maag-darmantibioticum werd Metronidazole (Flagyl

40mg/kg, per os) gegeven en als siliconensuspensie, Dimethiconum (0,6ml, per os).

In dwangvoeding werd tevens voorzien met Critical Care (10ml/kg, per os).

Verder werden ook een mest- en bloedstaal afgenomen.

Op dezelfde dag nog echter werd besloten het dier te laten inslapen met Ketamine (hydrochloride)

(Anesketin 10mg/kg) en Embutramide (200mg), Mebenzoniumiodide (50mg) en Tetracaine

(hydrochloride) (5mg) (T61 0,3ml/kg). Men voerde ook een autopsie uit, waarbij stalen voor een

histologisch onderzoek werden afgenomen.

6. Resultaten

De glucosewaarde van het bloed bedroeg 139mg/dl.

Tijdens de autopsie werd in de darmen overvloedig veel gas naast gewone inhoud teruggevonden en

ter hoogte van de serosa waren streepbloedingen te zien. In de dundarm was eveneens gas aanwezig

en de serosa vertoonde hier puntbloedingen. Ook in het caecum werd gas opgemerkt en ter hoogte

van het colon waren enkele harde pelletkeutels te vinden (figuur 7).

De lever leek knobbelig met onregelmatig afgeronde randen. De milt daarentegen leek normaal. Wel

was een milde peritoneale effusie aanwezig (figuur 8).

Ten slotte werden de nieren en bijnieren normaal bevonden en ook de blaas was leeg en had een

normale wand. De urine had een heldere kleur.

Page 26: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

22

De longen in de thorax werden naar caudaal

weggedrukt. Er was een 10cm op 6cm grote,

bolvormige structuur op het hart te zien (figuur 9,

figuur 10). Bij dissectie liep er bloed uit ter hoogte

van de atria. Deze waren erg uitgezet en er was

een vaste witspekkige structuur waar te nemen

ter hoogte van het linkeratrium. De ventrikels en

de hartoren leken normaal (figuur 11).

Fig. 7: Autopsie van de darmen 1. Overvloedig veel gas in de darmen; 2. Streepbloedingen ter hoogte van de serosa; 3. Gas in het caecum; 4. Dundarmen met gasinhoud en puntbloedingen op de serosa

Fig.8: Autopsie van de lever 1. Knobbelige lever met afgeronde randen

Fig. 9: Autopsie van de open thorax, ventrale zicht 1. thoraxinnemende massa cranial op het hart; 2. longen die naar caudaal geduwt zijn; 3. opgezette v. jugulares

Page 27: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

23

Het histologisch onderzoek wees uit dat de normale architectuur van het epicard, myocard en

endocard van het hart volledig verdwenen was ten gevolge van een massale multinodulaire infiltratie

van een monomorfe populatie van cellen, mogelijk compatibel met thymusweefsel. In deze infiltratieve

celpopulatie waren er multifocale zones merkbaar met cellen die een middelmatige hoeveelheid

eosinofiel cytoplasma bevatten. Deze cellen hadden een matig grote basofiele ronde kern met

fijnkorrelig tot vezelig chromatine. Multifocaal ontdekte men in de massa ook zones met pyknotische

en karyorrhectische kernen, wat op een necrotische zone duidde.

Aanvullend werd aan de hand van een immunohistologische kleuring voor cytokeratine aangetoond

dat het hier om een thymoma en niet om een lymfoma van de thymus ging. Er waren multifocaal

immers veelal positieve cellen te zien, in brede banden of grote groepen. De positief gekleurde cellen

waren dan ook merkelijk groter dan de negatieve cellen.

Fig. 10: Autopsie van het hart, de longen en de massa op het hart. 1. long; 2. ventrikels; 3. massa craniaal van het hart

Fig. 11: Autopsie van het hart, de longen en de massa op het hart. De massa is geopend. 1. long; 2. ventrikels; 3. geopende massa craniaal van het hart.

Fig. 12: Autopsie van de hals, opgezette vv. jugulares. 1. v. jugularis dexter; 2. v.jugularis sinister

Page 28: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

24

De histologie van de lever toonde een zeer beperkte perivasculaire en pericanaliculaire infiltratie van

lymfocyten aan ter hoogte van de portaalgebieden. Multifocaal was er een matig verhoogd aantal twin-

cellen aanwezig, wat duidde op een milde regeneratie. Er was duidelijk sprake van een centrolobulaire

stuwing met milde centrolobulaire atrofie van de hepatocyten, alsook een milde fibrose multifocaal van

de centrolobulaire vene.

7. Diagnose

Door middel van de radiografieën, de autopsie en het histologisch onderzoek werd een massa in de

thorax ontdekt, uitgaande van het hart. Deze massa werd gediagnosticeerd als infiltratieve thymoma in

het hartweefsel.

De lever die knobbelig leek met afgeronde randen werd als passieve stuwingslever gediagnosticeerd

en was waarschijnlijk te wijten aan de ontdekte thoracale massa.

Page 29: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

25

DISCUSSIE

Thymoma’s en thymuscarcinoma’s zijn neoplasieën uitgaande van het thymus epitheel.

Thymoma’s zijn traag groeiende tumoren met mogelijke neiging tot infiltratie in de omgevende

weefsels, bijvoorbeeld in de pleura en ook, zoals in andere species beschreven metastase. De

maligniteit van een thymoom wordt geclassificeerd naargelang het aspect en de karakteristieken van

de lokale massa, de microscopische en macroscopische infiltratie in mediastinale weefsels en het al

dan niet voorkomen van metastasen (Morrisey en McEntee, 2005, Guzman Sanchez-Migallon et al.,

2006).

Thymuscarcinoma’s zijn zeldzaam en ontstaan meestal de novo. Enkel in de humane geneeskunde

zijn tot op heden case reports terug te vinden waarbij een thymoom zich heeft omgevormd tot een

thymuscarcinoom (Andres et al., 2012).

Een reden voor het relatief zeldzame optreden van een thymoom bij het konijn kan de korte

levensduur van dit dier zijn. Onafhankelijk van de diersoort komt dit type tumor echter voornamelijk

voor bij dieren van oudere leeftijd (Morrisey en McEntee, 2005; Künzel et al., 2012; Andres et al.,

2012). Volgens Andres et al., (2012) waren de dieren uit oudere studies, die op jongere leeftijd wel

reeds gediagnosticeerd werden met een thymoom, eveneens voorbelast met erfelijke genetische

veranderingen in de tumor-suppressorgenen of de proto-oncogenen. Aanvullend zijn de symptomen

niet altijd even duidelijk ze en blijven vaak lang ongediagnosticeerd (Künzel et al., 2012).

In deze klinische case waren bij het konijn epitheliale infiltratieve cellen van de thymus in de wand van

het hart terug te vinden. Dit wees een immunohistologisch onderzoek uit. Hierin wordt door middel van

cytokeratine-antistoffen het bestaan van dergelijke epitheliale cellen, die cytokeratine produceren,

aangetoond. Een positief immunohistologische reactie is m.a.w. diagnostisch voor epitheliale cellen

uitgaande van de tumor (Mc Gavin en Zachary, 2007). Deze geïnfiltreerde hartstructuren waren bij het

konijn in deze casus zo vergroot, dat ze een massa-effect in de thorax veroorzaakten.

Zoals reeds vermeld hierboven, is dit zeer zeldzaam en tot op heden werd dit fenomeen slechts bij de

mens beschreven, alsook bij het paard. Shahriar en Moore, (2010) publiceerden immers een case

over een paard met een maligne thymoom met metastasen in het pericardium en het hart. Dit paard

vertoonde een grote massa in zijn craniale mediastinum, het thymoom, en het rechteratrium was

uitgezet met een gelijkaardige massa. De manier waarop de massa zich verspreid had, kon bij dit dier

echter niet worden vastgesteld (Shahriar en Moore, 2010). Bij de mens infiltreren de tumoraal

ontaarde epitheliale cellen van de thymus meestal in het mediastinum, maar zij kunnen in zeldzame

gevallen ook in hartstructuren teruggevonden worden (Thomas et al., 2013). Uitzaaiing naar het hart

en het pericardium gebeurt hier op vier verschillende manieren: via retrograde lymfogene extentie, via

hematogene spreiding, via direct lokale extensie of via transveneuze extensie (Dursun et al., 2008).

Page 30: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

26

Ongeveer 30% van de bij de mens waargenomen thymoma’s zijn invasief. Deze invasieve thymoma’s

zijn traag groeiend en tot op heden werden ze met een diameter van enkele millimeters tot 34 cm bij

de mens ontdekt. De tumoren kunnen rond of ovaal van vorm zijn, met een gladde of gelobuleerde

oppervlakte. Occasioneel kunnen er eveneens zones van necrose of bloedingen in het infiltraat

aanwezig zijn. In sommige gevallen geven deze aanleiding tot cystevorming of degeneratie (Dursun et

al., 2008).

Tot op heden is er echter onvoldoende onderzoek naar deze vorm van thymoma’s bij de mens

gedaan. Slechts enkele case reports en een vergelijkende retrospectieve studie zijn terug te vinden

(Thomas et al., 2013; Minato et al., 1999).

Bovendien werd ook voor de mens nog geen succesvolle therapie beschreven voor dit soort

neoplasie. Wel zijn chirurgische ingrepen beschreven, maar bij een patiënt werd de ingreep evenwel

afgebroken omdat er complicaties van het hart zijn opgetreden, en bij twee patiënten kon het

infiltratieve weefsel niet in zijn geheel weggenomen worden. Bij beide patiënten waren dan ook

recidieven te zien. De chirurgische ingreep voorkomt dan wel zware hemodynamische complicaties,

maar op lange termijn is de prognose voor patiënten die chirurgie ondergaan slecht. Totnogtoe is er

slechts sprake van een patiënt bij wie een complete remissie van het thymoom met behulp van

radiatietherapie succesvol was (Thomas et al., 2013).

In het geval van het konijn in deze casus, was de algemene toestand al heel slecht toen hij op de

afdeling ‘Pluimvee en bijzondere gezelschapsdieren’ van de Universiteit Gent werd aangeboden. Zijn

bloedglucose werd gemeten om na te gaan hoe gestresseerd het dier was. Hyperglycemieën van

meer dan 20 mmol/l betonen immers vaak chirurgische spoedgevallen. Sterke hypoglycemieën

moeten evengoed onmiddellijk behandeld worden. Normaalwaarden zijn 110-286 mg/dl (Ewringmann,

2010).

Het konijn had een waarde van 139 mg/dl, waardoor voor het röntgenologisch onderzoek gekozen

werd.

Over konijnen zijn er maar weinig case reports over therapieën voor thymoma’s in de literatuur te

vinden. Er wordt bijna altijd van een thymoom gesproken, maar zelden maakt men een onderscheid

met een lymfoom of een thymuscarcinoom (Wagner et al., 2005).

De meest aangeraden therapie voor een thymoom bij een konijn is een chirurgische verwijdering met

post-operatieve radiatietherapie, ondanks de verschillende perioperatieve risico’s die deze inhoudt

voor konijnen (Morrisey en McEntee, 2005). Slechts een klein aantal case reports behandelen deze

therapie. Om dus een relevante efficiëntie van dergelijke therapie te kunnen gearanderen, moeten

meer data beschikbaar zijn (Meredith en Vella, 2013).

Onder alle beschreven succesvolle en niet- succesvolle therapieën voor thymoma’s bij konijnen is er

geen enkele beschreven voor een infiltratief thymoom in het hart. De chirurgische ingreep voor een

niet infiltratief thymoom daarentegen, houdt veel risico’s in en de kosten zijn niet te onderschatten,

aangezien hier diagnostische CT-scans voor nodig zijn. (Morrisey & McEntee, 2005)

Radiatietherapieis eveneens duur en ook hier zijn onvoldoende succesratio’s bekend. (Guzman

Page 31: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

27

Sanchez-Migallon et al., 2006) Het risico dat het konijn in deze casus onnodig met zijn klachten verder

moest leven of gewoon op een moment aan een hartfalen kon overlijden, was alleszins zeer hoog.

In afwachting van de resultaten van het radiografisch onderzoek en in overleg met de eigenaar werd

het konijn in deze casus symptomatisch behandeld met Buprenorfine (Vetergesic), Metoclopramide

(Primperan), Cisapride (Ciseral Drops), Metronidazole (Flagyl), Siliconensuspensie (Dimethiconum) en

Critical care alsook een infuus (Hartmann) aangelegd.

Buprenorfine werd als sedativum gegeven voor de onderzoeken en om eventuele pijn te remediëren.

Daarnaast werden Metoclopramide, Cisapride, Metronidazole en de Siliconensuspensie aan het konijn

toegediend, om zijn maag-darmtoestand te stabiliseren. Ten slotte kreeg hij ook Critical Care en een

infuus voor zijn cachectische toestand.

Na de diagnose aan de hand van de röntgenfoto’s en op basis van de merkbaar slechte toestand van

het dier, werd door de eigenaar voor euthanasie gekozen.

CONCLUSIE

Thoracale massa’s zijn zeker en vast aandoeningen die niet vaak voorkomen bij het konijn, waardoor

ze totnogtoe in de vakliteratuur ontoereikend zijn beschreven, laat staan onderzocht op hun overigens

zeer uiteenlopende oorzaken en behandelingen.

Page 32: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

28

REFERENTIELIJST

Andres K. M., Kent M. T., Siedlecki C., Mayer J., Brandao J., Hawkins M. G.; Morrisey J. K.

Quesenberry, K.; Valli, V. E., Bennett, R. A. (2012). The use of megavoltage radiation therapy

in the treatment of thymomas in rabbits: 19 cases. Veterynary and comparative oncology 2,

82-94.

Carter et al. (2012). Diagnostic challenge. Journal of Exotic Pet Medicine 21, 99-102.

Decostere A. (2012). Anatomie van de bijzondere dieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent,

p.3, 7, 11-12, 16,

Dursun M., Sarvar S., Cekrezi B., Kaba E., Bakir B., Toker A. (2008). Cardiac Metastasis from

Invasive Thymoma Via the Superior Vena Cava: Cardiac MRI Findings. CardioVasular and

Interventional Radiology 31, 209-212.

Ewringmann A. (2010). Leitsymptome beim Kaninchen - Diagnostischer Leitfaden und Therapie, 2nd

editie. Enke, Stuttgart. p.290.

Ferrari M. G., Rivadeneira E. D., Jarrett R., Stevceva L., Takemoto S., Markham P., Franchini G.

(2001). HVMNE, a novel lymphocryptovirus related to Epstein-Barr virus, induces lymphoma

in New Zealand White rabbits. A. S. hematology, Red. blood 98, 2193 - 2199.

Fisher P. G. (2010). Standards of Care in the 21st Century: The Rabbit. Journal of Exotic Pet

Medicine, 19 (1), 22-35.

Guzman Sanchez-Migallon D., Mayer J., Gould J., Azuma C. (2006). Radiation Therapy for the

Treatment of Thymoma in Rabbits (Oryctolagus cuniculus). Journal of Exotic Pet Medicine 2,

138-144.

Heatley J., Smith A. (2004). Spontaneous neoplasms of lagomorphs. Veterinary clinics exotic animal

practice, 561-577.

Hermans K. (2012-2013). Konijnen en knaagdieren in de praktijk. Cursus Faculteit Diergeneeskunde,

Gent. p 32-34.

Houston S., Ming-Show Lee P., Qesenberry K. E., Pilny A. A. (2012). Cardiovascular Disease,

Lymphoproliferative Disorders, and Thymomas. In: Quesenberry K. and Carpenter J.W.

(Editors) Ferrets, Rabbits, and Rodents: Clinical Medicine and Surgery, Elsevier, p. 257- 268.

Johnson-Delaney C., Orosz S. (2011). Rabbit Respiratory System: Clinical Anatomy, Physiology and

Disease. Veterinary Clinics of exotic animals 14, 257-266.

Kessler M. (2005). Chemodectome. In: Kessler M. (Editor), Kleintieronkologie - Diagnose und

Therapie von Tumorerkrankungen bei Hunden und Katzen, 2 editie, Parey, Stuttgart, p. 377.

Koch T. (1976). Lehrbuch der Veterinär-Anatomie, Band III Die großen Versorgungs- und

Steuerungssysteme, VEB Gustav Fischer Verlag, Jena, p. 529 - 531.

Page 33: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

29

Kraft W., Emmerich I., Hein J. (2012). Dosierungsvorschläge für Arzneimittel bei Kleinnagern,

Kaninchen, Frettchen. Schattauer Gmbh, Stuttgart. p.100-101.

Künzel F., Hittmair K., Hassan J., Dupré G., Russold E., Guija de Arespachochaga A., Fuchs-

Baumgartinger A., Bilek A. (2012). Thymomas in Rabbits: Clinical Evaluation, Diagnosis, and

Treatment, JAAHA.ORG, p. 97-104.

Mc Gavin M., Zachary J. (2007). Pathologic basis of veterinary disease, 4th. edition, Elsevier, St. Louis,

Missouri. p. 773, 809.

Meredith A., Vella D. (2013). Diseases and disorders rabbits: Thymoma. In: Clinical veterinary advisor:

Birds and exotic pets, Elsevier, p. 420-422.

Minato N., Rikitake K., Ohnishi H., Takarabe K., & Ischida H. (1999). Invasice thymoma with intracaval

growth extending an directly invading the right atrium. Journal of cardiovascular surgery 40

(6), 915-917.

Morrisey J. K., McEntee M. (2005). Therapeutic Options for Thymoma in the Rabbit. Avian and Exotic

Pet Medicine 3, 175-181.

Pariaut R. (2009). Cardiocascular Physiology and Diseases of the Rabbit. Veterinary clinics of the

exotic animals 12, 135-144.

Paul-Murphy J. (2007). Critical Care of the Rabbit. Veterinary Clinics Exotic Animal Practice 10, 437-

461.

Pletcher J., Murphy J. (1984). Spontaneous Malignant Hemangioendothelioma in Two Rabbits.

Veterynary Pathology, 542-544.

Thomas A., Shanbhag S., Haglund K., Berman A., Jakopovic M., Szabo E., Arai A., Schrump D. S.,

Kwong K. F., Rajan A., Giaccone G. (2013). Characterization and Management of Cardiac

Involvement of Thymic Epithelial Tumors. Journal of thoracic oncology 8 (2), 246-249.

Varga M. (2014). Textbook of rabbit medicine, 2nd. edition, Cheshire, Elsevier. p. 249, 250, 254, 258,

259, 350.

Vella D. (2012). Emergency presentations of exotic mammal herbivores. Journal of Exotic Pet

Medicine 21, 293-299.

Wagner F., Beinecke A., Fehr M., Bruhnkhorst N., Mischke R., Gruber A. (2005). Recurrent bilateral

exophthalmos associated with metastatic thymic carcinoma in a pet rabbit. Journal of Small

Animal Practice 46, 393-397.

Wolf B., Ritter J., Kiupel M. (2009). Morphological an immunohistochemical characterization of

lymphoma in pet rabbits. ESVP/ECVP Proceedings 2009 4, 275.

Page 34: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2013-2014

Leverlobtorsie bij het konijn

door

Saskia RAUCH

Promotoren:

Prof. dr. Katleen Hermans Klinische casus in het kader

Dierenarts Hendrickus Stemkens van de Masterproef

© 2014 Saskia Rauch

Page 35: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van

de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan

geven tot inbreuken op de rechten van derden.

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik

dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een

advies of informatie vervat in de masterproef.

Page 36: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

VOORWOORD

Voor dit werk ben ik geïnspireerd en gemotiveerd worden door mijn eigen konijntje. Chiara is vorig

najaar erg ziek geworden en vertoonde enkel zeer vage klachten. Ik was blij dat de dierenarts toen

voldoende onderzoek durfte aan te raden, om de juiste diagnose te stellen. Ondanks een erg slechte

prognose verrijkt ze nog steeds –een half jaar later– elke dag opnieuw ons leven. Ik was hierdoor zeer

geïnteresseerd, om over een geval te schrijven die eveneens niet-specifieke symptomen vertoonde en

uit deze reden vaak ongediagnosticeerd blijft. Over de ziekte die Chiara heeft, wou ik echter niet

schrijven, omdat ik persoonlijk te geïnvolveerd was.

Ik wil heel graag mijn dank uitspreken aan iedereen, die mij heeft geholpen, om dit werk tot een goed

einde te brengen.

Een grote dank gaat aan mijn promotor, Prof. dr. Katleen Hermans, en mijn medepromotor, Dierenarts

Hendrickus Stemkens. Enorm bedankt voor de inzet om mij tijdens het schrijven van deze klinische

casuïstiek te helpen en veel goede adviezen te geven.

Een dikke merci ook aan Sara De Smet, Anke Ooms en Franziska Kulnick voor jullie inzet en goed

advies. Ik had dit zonder jullie nooit op deze mooie manier kunnen schrijven!

Een laatste dank gaat aan degene die mij thuis gesteund, geholpen en aangemoedigd hebben.

Remke, Mama en Papa ik hou van jullie.

Page 37: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING .................................................................................................................................... 1

INLEIDING ............................................................................................................................................... 2

LITERATUURSTUDIE: LEVERLOBTORSIE BIJ HET KONIJN ............................................................. 3

1. Anatomie van de lever ......................................................................................................................... 3

2. Etiologie ............................................................................................................................................... 5

3. Klinische symptomen ........................................................................................................................... 5

4. Pathogenese ....................................................................................................................................... 6

5. Klinisch onderzoek .............................................................................................................................. 7

5.1 Lichamelijk onderzoek ....................................................................................................................... 7

5.2 Labo onderzoek ................................................................................................................................. 7

5.3 Radiografisch onderzoek ................................................................................................................... 7

6. Diagnose.............................................................................................................................................. 8

7. Behandeling ......................................................................................................................................... 9

8. Prognose ........................................................................................................................................... 10

KLINISCHE CASUЇSTIEK ..................................................................................................................... 11

1. Signalement ....................................................................................................................................... 11

2. Anamnese.......................................................................................................................................... 11

3. Klinisch onderzoek ............................................................................................................................ 11

3.1 Lichamelijk onderzoek ..................................................................................................................... 11

3.2 Labo-onderzoek .............................................................................................................................. 11

3.3 Radiografisch onderzoek ................................................................................................................. 13

4. Probleemlijst ...................................................................................................................................... 16

5. Behandeling ....................................................................................................................................... 16

6. Resultaat van de histologie ............................................................................................................... 17

7. Diagnose............................................................................................................................................ 17

8. Post-operatieve controles .................................................................................................................. 17

Page 38: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

DISCUSSIE ........................................................................................................................................... 19

CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 25

REFERENTIELIJST .............................................................................................................................. 26

Page 39: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

1

SAMENVATTING

Een leverlobtorsie is een weinig voorkomende ziekte bij het konijn.

Bij dieren met vage symptomen zoals anorexie, lethargie, icterus en abdominale pijn moet een

leverlobtorsie altijd in het achterhoofd worden gehouden. Waarschijnlijk is het uitzetten van

aanliggende organen de oorzaak voor de veranderde ligging van de aangetaste lob, en door een niet

specifiek beeld is de diagnose niet eenvoudig. Het best is bij een verdacht dier de hematocriet en de

leverwaardes in het bloed te onderzoeken en dient een radiografie van het abdomen nauwkeurig

bekeken te worden om een eventueel vergrote lever of een veranderde ligging van de lever te zien.

Een duidelijker beeld wordt verkregen met een echografie waarbij een kleuren-doppler de ischemie in

de aangetaste leverlob kan aantonen. De definitieve diagnose is enkel met behulp van een

laparotomie te stellen. De beste therapie is het verwijderen van de aangetaste leverlob met een goede

ondersteunende therapie voor de meestal slechte toestand van het dier. De prognose van de dieren is

na deze behandeling goed.

In deze casuïstiek gaat het om een konijn dat met vage klachten van lethargie, anorexie, abdominale

pijn en etter in de ogen werd aangeboden. De leverlobtorsie werd aan de hand van RX opnames en

een echografische onderzoek vastgesteld. Het dier deed het bijna een jaar na diagnose en een

behandeling door middel van een leverlobectomie met een goede ondersteunende therapie nog

steeds erg goed.

Trefwoorden: konijn – lever – leverlobtorsie – lever lobectomie

Page 40: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

2

INLEIDING

Veel ziektes bij konijnen kunnen een invloed uitoefenen op de lever. Niet enkel bij secundaire

leverproblemen, maar ook bij primaire leverproblemen vertoont een konijn erg verschillende en niet-

specifieke klinische symptomen (Meredith, 2013) zoals anorexie, lethargie, icterus, ascites en

abdominale pijn (Varga, 2014). Icterus is in konijnen niet altijd present en duidelijk aangezien konijnen

als primaire galpigment biliverdin en niet bilirubin produceren. Hierdoor is de diagnose van een

leverprobleem en nog meer een differentiatie van de aandoeningen van de lever een diagnostische

uitdaging (Meredith, 2013).

Om een diagnose te stellen zijn vaak verschillende diagnostische methoden noodzakelijk. Dit wordt

niet altijd door de eigenaar geapprecieerd aangezien een konijn nog steeds vaak als ‘low-value’

huisdier gehouden wordt. Daardoor is voor elke diagnostische aanpak van niet-specifieke symptomen

een goed gedetailleerde anamnese van groot belang (Meredith en Rayment, 2000).

Leverlobtorsie is geen aandoening die vaak gezien wordt bij konijnen. Het is voor het eerst

beschreven door Rubarth in 1958 en is sindsdien een aantal keren beschreven (Weisbroth, 1975;

Oglesbee en Jenkins, 2012). Veel van de informatie die tot op heden bestaat over leverlobtorsie bij

het konijn, is verzameld uit een kleine hoeveelheid van klinische casussen en vooral van andere

diersoorten zoals het varken, de rat en de hond (Weisbroth, 1975; Fitzgerald en Fitzgerald, 1992;

Meredith en Rayment, 2000).

Page 41: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

3

LITERATUURSTUDIE: LEVERLOBTORSIE BIJ HET KONIJN

1. Anatomie van de lever

De lever ligt caudaal van het diafragma in de buikholte. Een groot deel hiervan is in de caudale

ribbenkast gesitueerd (Vella en Donnelly, 2012). De dorsale rand ligt bijna transversaal en de linker

lob ligt daardoor bijna op dezelfde hoogte enigszins meer dorsaal dan de rechter lob. Ter hoogte van

de mediaanvlak kan de lever in nagenoeg twee gelijke delen onderverdeeld worden. Het linker deel is

echter iets groter (Figuur 1 en 2) (Decostere, 2012).

De lever heeft een gewicht van 80 tot 120 g en maakt ongeveer 3,8 % van het lichaamsgewicht uit

(Barone, 2009). Ze wordt als redelijk dun beschreven met een roze-bruine kleur en doorschijnende

randen met veel fissuren (Koch, 1981).

De lever wordt door diepe incisurae interlobares ingedeeld in: lobus sinister, lobus dexter, lobus

quadratus en lobus caudatus. De lobus sinister en dexter worden door een minder diepe sulcus

telkens ingedeeld in lobus lateralis respectievelijk lobus cranialis en lobus medialis respectievelijk

lobus caudalis gescheiden (Koch, 1981; Wenger et al., 2009; Vella en Donnelly, 2012) Andere auteurs

spreken van lobus sinister/dexter anterior en lobus sinister/dexter posterior (Weisbroth, 1975; Varga,

2014). Barone (2009) spreekt echter niet van een onderverdeling van de lobus dexter.

De lobus sinister medialis is groot en aan zijn fascia visceralis afgerond. Hij bedekt de fascia

diafragmatica van de lobus sinister lateralis. Aan zijn randen is de lobus sinister medialis voorzien van

meerdere kleine fissuren die in de andere lobben veel minder uitgesproken zijn (Barone, 2009).

Door de ovale vorm is de lobus dexter dubbel zo hoog als breed en bedekt de helft van de lobus

sinister medialis aan zijn de fascia diafragmatica (Figuur 1) (Barone, 2009).

De rechter lob heeft bijkomend een lobus quadratus en een lobus caudatus (Figuur 2) (Vella en

Donnelly, 2012). De kleinere, dunne lobus quadratus ligt volledig vast aan de lobus dexter. Zijn enige

afscheiding is een inkeping van de galblaas (Decostere, 2012). Met een smalle, maar goed

ontwikkelde vorm ligt de lobus caudatus tegen de rechter nier aan (Wenger et al., 2009; Barone,

2009), waardoor in de lobus caudatus een impressio renalis aanwezig is. Het ligamentum

hepatorenale is een glasachtig, doorzichtig ligament met weinig vet en loopt van de dorsale top van de

lobus caudatus naar de nier (Koch, 1981). Van de lobus caudatus naar de dorsale hilusregio is een

dunne steelvormige verbinding, de processus caudatus (Barone, 2009; Vella en Donnelly, 2012).

Bijkomend heeft de lobus caudatus een processus papillaris (Barone, 2009). Craniaal van de lobus

caudatus ligt de galblaas. (Wenger et al., 2009). Deze lob heeft geen fossa vesicae biliaris, maar

enkel een kleine fissura, waarin de galblaas tussen lobus dexter medialis en lobus quadratus ligt

(Barone, 2009; Vella en Donnelly, 2012).

Page 42: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

4

De galblaas is met een cilindrische vorm ongeveer 2 tot 3 cm lang en 8 tot 10 cm breed (Barone,

2009). De ductus choledocus bestaat uit de ductus cysticus en de ductus hepaticus sinister, die

bijkomend de lobus quadratus draineert. Op het verdere verloop mondt hierin de ductus hepaticus

dexter uit, die ook de lobus caudatus en soms de lobus quadratus draineert (Barone, 2009). De

ductus choledocus loopt verder naar het proximale deel van de duodenum onmiddellijk caudaal van

de pylorus en mondt hierin uit, apart van de afvoergang van de pancreas. Bij konijnen bestaat geen

gemeenschappelijke afvoergang (Barone, 2009; Vella en Donnelly, 2012; Varga, 2014). Gelijkaardig

met de ductus choledocus verloopt de ramus dexter van de arteria (a.) hepatica. De gal bestaat

voornamelijk uit biliverdin (Vella en Donnelly, 2012; Varga, 2014). Konijnen produceren ongeveer

125ml/kg gal per dag (Meredith, 2013; Varga, 2014). Dit is ongeveer zeven keer zoveel in vergelijking

met de hond op lichaamsgewichtsbasis (Decostere, 2012).

Figuur 1: Lever diafragmaire zijde (links: uit Barone, 2009; rechts: naar Saunders et al., 2009) 1. lobus dexter; 2. lobus sinister medialis; 3. lobus sinister lateralis; 4. lobus caudatus; 5. lobus quadratus; 6. vena cava caudalis; 7. venae hepaticae

Figuur 2: Lever viscerale zijde (links: uit Barone, 2009; rechts: uit Decostere, 2012) 1. lobus dexter; 2. lobus sinister medialis; 3. lobus sinister lateralis; 4. lobus caudatus; 5. processus caudatus; 6. processus papillaris; 7. lobus quadratus; 8. galblaas

Page 43: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

5

De linker rand van de lobus caudatus en de rechter rand van de lobus papillaris omgeven de porta

hepatis (Koch, 1981). Hierin monden van ventraal naar dorsaal: ductus choledochus, vena (v.) porta,

a. hepatica en v. cava caudalis uit (Barone, 2009).

De bloedvoorziening gebeurt via de a. hepatica. Na afsplitsen van aftakkingen naar de lobus caudatus

en de lobus dexter loopt ze verder als a. cystica. Deze eindigt als twee takjes naar de twee lobben van

de lobus sinister. Het bloedvat naar de lobus sinister medialis loopt verder naar de lobus quadratus.

Veelal zijn er vier venae hepaticae. De twee venen van de lobus sinister en de vene van de lobus

quadratus lopen uit in een veneuze tak naar de v. porta. Deze linke veneuze tak is veel groter dan de

rechter (Barone, 2009).

De v. cava caudalis loopt langs de dorsale rand van de lever en is voor de helft in het leverweefsel

ingebed (Koch, 1981).

Het ligamentum triangulare dextrum van de lever naar het diafragma is vaak afwezig of is zeer klein.

Het ligamentum falciforme van de lever naar het diafragma en naar de buikwand is gereduceerd

(Decostere, 2012).

2. Etiologie

Leverlobtorsie bij konijnen wordt gezien bij jonge tot adulte konijnen met een leeftijd van 1,5 tot 6 jaar

(Huynh en Pignon, 2013). Ondanks dat de onderliggende oorzaak nog niet helemaal bekend is,

worden hypothesen opgesteld dat belangrijke ligamenten congenitaal afwezig of verzwakt zijn.

Oorzaken hiervoor kunnen trauma of uitzettingen van aanliggende organen, zoals de maag zijn.

Evengoed kan een torsie door een veranderde vorm en grootte van de lever veroorzaakt worden. Dit

kunnen anatomische afwijkingen van de leverlob of veranderde lobarchitectuur door ziekte processen

zoals neoplasie, infectie of parasitaire infestatie, zijn (Stanke et al., 2011).

De lobus caudatus heeft een smalle aanhechting aan zijn hilus, waardoor deze lob gepredisponeerd

is, om te roteren (Wenger et al., 2009; Huynh en Pignon, 2013). Eveneens zijn er berichten over

aangetaste lobi dexter, lobi quadratus en lobi posterior sinister. Zowel een chronische als een acute

vorm van leverlobtorsie is bekend (Oglesbee en Jenkins, 2012).

3. Klinische symptomen

De klinische symptomen bij leveraandoeningen van een konijn zijn eerder niet–specifiek (Varga, 2014)

maar kunnen in het geval van een leverlobtorsie variëren van niet aanwezig tot plotse sterfte (Wenger

et al., 2009).

De vage symptomen in het begin van een acute leverlobtorsie zijn in de meeste gevallen anorexie,

lethargie, icterus en abdominale pijn (Oglesbee en Jenkins, 2012; Varga, 2014). Een verhoogde

hoeveelheid ontlasting kan opgemerkt worden (Huynh en Pignon, 2013). De maag kan nog gevuld zijn

Page 44: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

6

met voedsel, maar ook gas bevatten wat een stase van de maag kan veroorzaken. Over een korte

periode verslechtert zich de toestand van dieren die niet behandeld worden. De dieren worden meer

en meer lethargisch, hun lichaamstemperatuur daalt, ze vertonen donkere mucosale membranen en

vertonen een verlengde capillaire vullingstijd. (Oglesbee en Jenkins, 2012).

In het geval van een chronische leverlobtorsie zijn de symptomen eerder niet-specifiek. De dieren

hebben vaak een verleden van gastro-intestinale stase, evenwel zijn er dieren beschreven zonder

enige symptomen. In sommige gevallen is een vaste massa die niet pijnlijk lijkt in het craniale

abdomen te palperen.

4. Pathogenese

Door de rotatie van de leverlob rond zijn eigen as veroorzaakt dit een congestie van de veneuze

terugvloei en occlusie van de arteriele bloedvaten waardoor diffuse necrose van de lob kan ontstaan

(Figuur 3) (Stanke et al., 2011; Varga, 2014).

De geroteerde leverlob zwelt aan, waardoor typische rode infarcten in de aangetaste leverlob ontstaan

(Weisbroth, 1975).

Microscopisch is een leverlobtorsie gekarakteriseerd door diffuse coagulatie necrose van de

hepatocyten en van het stroma (Weisbroth, 1975; Wilson et al., 1987). Het weefsel met de infarcten is

door een zone van acute inflammatie met cel infiltraties afgescheiden van het normaal

gevasculariseerd weefsel (Weisbroth, 1975).

Het steeltje van de lobus caudatus naar de dorsale hilusregio is een gepredisponeerde factor voor een

verplaatsing en voor een torsie van de lobus caudatus (Vella en Donnelly, 2012). Door deze

anatomische bijzonderheid is de lobus caudatus het meest aangetast in konijnen, maar ook andere

leverlobben kunnen aangetast zijn (Huynh en Pignon, 2013). Konijnen met een leverlobtorsie van de

lobus dexter lateralis als ook de lobus dexter medialis, de lobus quadratus of de lobus sinister medialis

zijn tot op heden beschreven (Meredith, 2013).

Secundair kunnen letsels ontstaan zoals sangineus transsudaat, fibrineuze accumulaties van de

aangetaste lob naar het omliggend peritoneum, als ook ventraal abdominaal subcutaan oedeem en

een ruptuur van de kapsel van Glisson. Hierdoor kunnen bloedingen ontstaan in de buikholte

(Weisbroth, 1975; Meredith, 2013). Fitzgerald en Fitzgerald (1992) beschreven bovendien symtomen

van gele ontkleuring van het abdominale vet zoals een roze, gecollabeerde, oedemateuze long. De

ischemie in een leverlob kan een hepatische hypertensie als gevolg hebben. Door de verhoogde

doorbloeding kan een bloed-shunt naar de systemische circulatie ontstaan. Verder kan een verhoogde

galzuur en ammoniak vrijzetting van de lever optreden (Fitzgerald en Fitzgerald, 1992). Bacteriële

endotoxinen en ischemische nevenproducten kunnen in de perifere circulatie terechtkomen (Stanke et

al., 2011; Meredith, 2013). Deze veroorzaken renale vasoconstrictie en zorgen op deze manier voor

een dehydratatie (Fitzgerald en Fitzgerald, 1992). Verder kunnen shock en sterfte zijn die een gevolg

zijn van de prerenale azotemie, de dehydratatie en een intravasculaire coagulatie. De intravasculaire

Page 45: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

7

coagulatie wordt veroorzaakt door de endotoxines en ischemische nevenproducten (Fitzgerald en

Fitzgerald, 1992; Stanke et al., 2011; Meredith, 2013).

5. Klinisch onderzoek

5.1 Lichamelijk onderzoek

Het klinisch onderzoek omvat een abdominale palpatie, waar in sommige gevallen op de rechter

zijkant de geroteerde lob gevoeld kan worden. Dit is enkel in een ver gevorderde stadium van de

ziekte mogelijk (Wenger et al., 2009). Aanvullend kan op abdominale palpatie een ascites en de

opgezette darmen gevoeld worden (Wenger et al., 2009; Meredith, 2013). De slijmvliezen en sclera

kunnen icterisch zijn, de dieren hebben vaak een te lage body condition score en kunnen petechiale

bloedingen of neurologische deficieten vertonen (Meredith, 2013).

5.2 Labo onderzoek

In een aanvullende bloedonderzoek worden hematologisch de hematocriet bepaald en biochemisch

de leverwaardes, waaronder vooral alanine-aminotransferase (ALT; Transaminase GPT), aspartaat-

aminotransferase (AST; Transaminase GOT) en gamma-glutamyltransferase (GGT) (Varga, 2014).

In chronische gevallen kan een azotemie aanwezig zijn (Oglesbee en Jenkins, 2012).

5.3 Radiografisch onderzoek

Een volgende stap in het onderzoek is het uitvoeren van een radiografisch en echografisch

onderzoek. De lever is op abdominale radiografieën te beoordelen. Ze is voornamelijk onder de meest

caudale ribben gelegen maar ze mag niet caudaal van de ribbenboog liggen. Een radiografische

opname kan een inschatting over de grootte van de lever geven en is een niet-specifieke

diagnosemiddel voor leveraandoeningen. Een vergrote lever is te herkennen aan het uitsteken van de

lever caudaal van de laatste rib en een caudale verplaatsing van de maag (Ewringmann, 2010;

Meredith, 2013).

Aanvullend kan op een echografisch onderzoek niet enkel de grootte van de lever maar bijkomend de

structuur van de lever beoordeeld worden. Daardoor kunnen ook meer discrete aandoeningen

gediagnosticeerd worden (Meredith, 2013). Bij konijnen wordt een echografisch onderzoek van het

abdomen uitgevoerd met een echotoestel met een transducer met minstens 7,5 MHz (Ewringmann,

2010). Een echobegeleidende fijne naald aspiratie (FNA) kan van het aangetaste leverweefsel

genomen worden voor een cytologisch onderzoek (Meredith, 2013).

Page 46: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

8

6. Diagnose

De diagnose voor leveraandoeningen wordt gesteld door een grondige klinische onderzoek en een

bloedonderzoek. Afwijkingen van de hematologische bloedparameters is een duidelijke anemie. De

biochemische bloedparameters vertonen een verhoogde ALT, een verhoogde AST en een verhoogde

GGT (Meredith, 2013; Varga, 2014). Een hyperlactataemie kan eveneens aanwezig zijn (Meredith,

2013).

Een verdere diagnostische stap kunnen de medische beeldvormingsmethoden zoals radiografisch en

echografisch onderzoek zijn. Een radiografische opname toont tekenen van hepatomegalie en

gastrointestinale stase (Varga, 2014). De darmlussen kunnen duidelijk zichtbaar met gas gevuld zijn

(Wenger et al., 2009). Dit is weinig evident in een vroeg stadium van de ziekte (Meredith, 2013). In

sterk aangetaste gevallen kan een lever een niet-homogeen verschijningsbeeld hebben (Ewringmann,

2010).

Op een echografisch onderzoek is een heterogene lever parenchym te zien met anechogene tot

hypoechogene zones (Huynh en Pignon, 2013; Varga, 2014). De leverlob is vergroot met afgeronde

randen (Meredith, 2013). Een verhoogde hoeveelheid aan vrije vloeistof in het abdomen en een

gereduceerde darm motiliteit is waar te nemen op het echobeeld (Varga, 2014). In zeldzame gevallen

is eveneens een pleurale vochtopstapeling te zien (Oglesbee en Jenkins, 2012). Door de techniek van

een kleurendoppler echografie kan de al dan niet voorhanden bloedvloei van en naar de aangetaste

leverlob in beeld gebracht worden (Meredith, 2013; Huynh en Pignon, 2013). Gasopstapelingen in het

gastro-intestinale stelsel, vooral in de maag, kunnen de echografisch onderzoek compliceren.

Hierdoor is het moeilijker om het abnormale weefsel duidelijk in het beeld te brengen en zo de torsie te

diagnosticeren (Wenger et al., 2009).

Een fijne naald aspiratie kan onder echografische begeleiding genomen worden. Deze geeft in veel

gevallen geen duidelijke diagnose (Saunders et al., 2009).

Een uiteindelijke diagnose geeft de exploratieve laparotomie (Pignon et al., 2013).

Bij een acute leverlobtorsie is de leverlob rood-bruin gespikkeld, vergroot met afgeronde randen en

met matige fibrine opstapelingen aan de kapsel van Glisson (Wilson et al., 1987).

Een chronisch geroteerde leverlob is in een vroege stadium gezwollen en vast met een grijs-bruine

kleur (Figuur 3) en in een later stadium atrofisch, droog en half zo groot (Weisbroth, 1975; Taylor en

Staff, 2007).

Page 47: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

9

Een verdere diagnostische stap is het histopathologisch onderzoek. Hierbij kan een verlies van de

normale leverarchitectuur met necrose aangetoond worden. Een bleek eosinofiel cytoplasma in de

hepatocyten, een duidelijke stuwing van de lever, multi-focale bloedingen en inflammatie is op een

histopathologisch onderzoek te vinden (Wenger et al., 2009). Verder zijn fibrineuze thrombi en het

voorkomen van een diffuse fibrinoheterofiele capsulitis beschreven (Stanke et al., 2011).

7. Behandeling

Een chirurgische verwijdering van de aangetaste leverlob is aangeraden. Een zeer goede

ondersteunende therapie is bij konijnen van belang (Varga, 2014).

Vooral de hydratatietoestand van het dier is onder controle te houden. Een imbalans van de

electrolyte- en van de waterhuishouding wordt voorkomen indien electrolyte en vocht aan het dier

worden toegediend. Het vocht wordt afhankelijk van de soort en de graad van dehydratatie gekozen.

In de regel worden eerst cristalloïden bij zware dehydratatie en hypoproteinemie gegeven. Vocht kan

per oraal met een spuit toegediend worden of met een orogastrische of nasogastrische sonde.

Parenteraal kan vocht intraperitoneaal subcutaan, intraveneus of intraosseus toegediend worden. Om

aan de onderhoudsbehoeften te voldoen zijn minstens 100 ml/kg/dag nodig. Aansluitend wordt

begonnen aan een nutritionele ondersteuning, daar veel konijnen met leverziekten anorectisch zijn.

Anorexie kan ernstige schade bij het konijn veroorzaken als zich deze toestand langer dan 24 tot 48

uren voordoet, zoals slijmvliesatrofie, gastro-intestinale stase en hepatische lipidose. Het dier kan per

oraal met een spuit of met een nasogastrische sonde de dwangvoeding krijgen. Hoogwaardige

producten met zeer hoge vezelgehalte zijn commercieel te verkrijgen. Hiervan kunnen volumes van 10

tot 20 ml/kg drie keer per dag (TID) worden gegeven. Om de eetlust te stimuleren is het aangeraden

om altijd vers timothee hooi, bladeren van de paardebloem en het normaal voeder van het dier aan te

bieden. Om de maag-darm motiliteit te stimuleren en te ondersteunen kan het konijn medicamenteus

Figuur 3: Perioperatieve opname van de lobus caudatus in torsie (uit Taylor en Staff, 2007) 1. Aangetaste lobus caudatus met veranderde kleur; 2. Om zijn as gedraaide aanhechting van de lobus caudatus

Page 48: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

10

met cisapride (0,5 mg/kg TID), metoclopramide (0,5 ml/kg TID) of domperidone behandeld worden.

Verder kan ranitidine (0,5 mg/kg) aan het konijn gegeven worden om ulceratievorming tegen te

werken (Meredith, 2013).

De operatieve ingreep start met een goede premedicatie en inductie van het konijn. Tijdens de

ingreep wordt het onderhoud van de anesthesie met een goede ventilatieanesthesie bereikt. Deze

gebeurt bij voorkeur met isofluraan en zuurstof via een endotracheale tub (Taylor en Staff, 2007;

Stanke et al., 2011; Pignon et al., 2013).

In dorsale positie worden de haren op het abdomen van het konijn geschoren en de huid van het

operatieveld wordt aseptisch behandeld. Het ventrale abdomen wordt via een mediale celiotomie

geopend (Taylor en Staff, 2007; Stanke et al., 2011; Pignon et al., 2013).

De hilus van de aangetaste leverlob wordt geligeerd. Distaal van de ligaturen wordt de lob met een

transversale sectie verwijderd. Het abdomen wordt met een eenvoudig hechtpatroon in drie lagen

gesloten (Taylor en Staff, 2007; Stanke et al., 2011).

Een ondersteunende behandeling zonder chirurgische ingreep is als succesvol beschreven bij het

konijn. Hierbij zijn de leverwaarden gedaald en de geroteerde leverlob atrofieërde met de tijd (Wenger

et al., 2009).

8. Prognose

Sterfte van onbehandelde dieren met een acute leverlobtorsie treedt 12 tot 72 uren na het begin van

de klachten op. De prognose van dieren met acute leverlobtorsie na een hepatectomy is gereserveerd

(Oglesbee en Jenkins, 2012).

De prognose na een hepatectomie van een patiënt met een chronische leverlobtorsie werd als

succesvol beschreven (Taylor en Staff, 2007; Oglesbee en Jenkins, 2012; Huynh en Pignon, 2013).

Eveneens zijn er cases over succesvolle ondersteunende therapie, zonder chirurgische ingreep te

vinden (Oglesbee en Jenkins, 2012).

Page 49: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

11

KLINISCHE CASUЇSTIEK

1. Signalement

De patiënt in deze klinische casuïstiek betreft een intact mannelijk konijn van 1 jaar en 2 maanden

oud. Zijn gewicht bedroeg 4,61 kg en het had een body condition score van 2 op 5. Het konijn werd

individueel gehouden in een hok met stro. Overdag genoot het van een vrije uitloop binnenshuis en

kwam het zo in contact met twee katten en een hond. Zijn voeding bestond uit korrels voor konijnen

van een commercieel merk gemengd met havermout, groenten en af en toe ‘konijnensnoepjes’ van

een commercieel merk. Drank kreeg het uit een drinkflesje, maar het had ook toegang tot de

drinkbakken van de andere dieren. De vaccinatiestatus was in orde.

2. Anamnese

Het konijn werd binnengebracht op 24 april 2013 bij de afdeling ‘Pluimvee en bijzondere

gezelschapsdieren’ aan de Universiteit Gent in een algemeen slechte toestand. De opname van eten

was merkelijk verminderd en verliep sinds een dag trager. De drinkopname was eveneens iets

verminderd. Het dier begon bovendien van een week van tevoren te knarsetanden en te krabben aan

de mond. De ontlasting van de vorige dag werd beschreven als onregelmatig van vorm en de dag van

de consultatie had het dier uitsluitend caecotrofe uitwerpsels. In de afgelopen aantal dagen had het

konijn ten slotte regelmatig etter in de ogen, maar vertoonde het geen neusvloei of hoesten.

3. Klinisch onderzoek

3.1 Lichamelijk onderzoek

Het algemene onderzoek van het dier was niet opmerkelijk. De thorax auscultatie was normaal en het

dier was in goede conditie. Het had een witte muceuze uitvloei in beide ogen. Op de abdominale

palpatie bleek wel dat het dier gevoelig was ter hoogte van het craniaal abdomen en er was tevens

gasvorming aanwezig. De maag was groot en opgezet, de blaas matig gevuld. Het dier maakte

overmatig speeksel aan, maar er was geen bulging van de onderkaak noch afwijkingen aan de tanden

op otoscopisch onderzoek van de mond te zien. Verder werden geen afwijkingen op het algemeen

lichamelijk onderzoek vastgesteld.

3.2 Labo-onderzoek

De dag van de consultatie:

Ter afronding van het onderzoek werd bloed afgenomen, om de glucosewaarde in het bloed te

bepalen en om een volledig hematologisch en biochemisch bloedonderzoek uit te voeren. Bijkomend

Page 50: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

12

werd een staal van de ontlasting en van de urine genomen voor respectievelijk parasitologisch en

bacteriologisch onderzoek.

De voorafgaande glucosemeeting van het bloed via glucose oorprik bedroeg 16.5 mmol/l.

Hematologie Biochemie

Hemoglobine 10,4 g/dl [9,5-14,5] Natrium 138 mmol/l [135-147]

Hematocriet 30,9 % [27,2-45,9] Kalium ↓3,6 mmol/l [4,5-5,0]

Erythrocyten 5,10 milj/μl [4,2-6,7] anorganisch fosfaat 1,43 mmol/l [0,6 – 2,7]

Leukocyten 6080 /μl [2900-8100] Calcium 3,2 mmol/l [2,4-4,2]

Neutrofiele staven 0,0 % [0-1] Glucose 15,5 mmol/l [6,1-15,9]

Neutrofiele segmenten

↑46,9 % [17,2-40,0] Ureum (BUN) ↑8,6 mmol/l [2,3-6,6]

Lymfocyten ↓48,0 % [57,5 – 82,1] Creatinin 134 μmol/l [44,2-141,4]

Monocyten 2,0 % [0,0-6,1] Transaminase GPT ↑587 U/l [25-60]

Basofielen ↓0,8 % [2,2-9,7] Alkalische fosfatase 54 U/l [19-173]

Eosinofielen 2,3 % [0,1-7,0] ɑ-Amylase 190 U/l [0-485]

Morfologie RBC/WBC/PL

normaal

Totaal bilirubin 5 μmol/l [3,4-8,5]

Trombocyten 302000/μl [137000-558000] Totaal protein 56 g/l [54-75]

Reticulocyten 2,0 % [1,4-5,0] Albumine 4,1 g/dl [2,7-4,6]

Erythrocyten- bezinkingstijd

1 mm/uur GLOB 33g/l

Tabel 1. Bloedonderzoek 24.04.2014: hematologie van externe labo; biochemie in huis Referentiewaarden: hematologie van externe labo; biochemie (uit Ewringmann, 2010)

Evaluatie van de bloedwaarden toonde een milde azotemie, een sterk verhoogde transaminase GPT

(ALT) en hypokaliemie (Tabel 1) aan.

Het staal van de ontlasting scoorde negatief op pathogenen zoals gisten, coccidien en wormen en dat

van de urine eveneens negatief op aanwezigheid van bacteriën (Ewringmann, 2010).

Pre-operatief:

Glucose: 7,5 mmol/l

Het hematologisch onderzoek duidde licht gedaalde hemoglobine (8,8 g/dl) en hematocriet (26,3%)

aan. Het aantal erythrocyten was eveneens licht gedaald (4,13 milj/μl). De andere gemeten

hematologische parameters bleven binnen de referentiewaarden, namelijk leukocyten (5110 /μl),

thrombocyten (400000 /μl) en reticulocyten (3,0 %). Op de biochemische analyse bleken de

leverwaardes licht tot sterk verhoogd, AST bedroeg 262 U/l [5-31], ALT 471 U/l en GGT 9 U/l [0-7U/l].

Verder was albumine licht gestegen (52 g/l), maar het totaal eiwitgehalte bleef binnen de

referentiewaarden (57 g/l),evenals de alkalische fosfatasen (AF) 42 U/l.

Page 51: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

13

3.3 Radiografisch onderzoek

De dag van de consultatie:

De projectie van de kop was normaal. Van het abdomen toonde de radiografie een met voedsel

gevulde maag aan (Figuur 4), een dunne darmdilatatie met focaal gasopaciteiten (Figuur 5) en een

normaal beeld van het caecum (Figuur 4).

Op de echografisch onderzoek was een ileus merkbaar. Via een cystocentesis werd urine verkregen.

Figuur 4: Laterale radiografische opname op de dag van de consultatie 1. maag; 2. dunne darmdilatatie; 3. caecum

Figuur 5: Ventro-dorsale radiografische opname op de dag van de consultatie 1. maag; 2. dunne darmdilatatie; 3. caecum

Page 52: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

14

Pre-operatief:

De radiografie van het abdomen vertoonde een leeg caudaal abdomen in het caecotrofen stadium

(Figuur 6 en Figuur 7). De maag was stabiel en de hoeveelheid gas was verminderd. Er leek

peritoneaal vocht aanwezig te zijn (Figuur 6).

Figuur 6: Laterale radiografische opname van het konijn kort voor de operatie 1. lege darmen; 2. maag; 3. eventuele vrije peritoneale vocht

Figuur 7: Ventro-dorsale radiografische opname van het konijn kort voor de operatie 1. lege darmen; 2. maag

Page 53: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

15

Aanvullend werd op het echografisch onderzoek van het abdomen opgemerkt dat er geen

bloeddoorstroming aanwezig was in een of eventueel meerdere van de lobi van de rechter zijkant, met

hoge waarschijnlijkheid de lobus quadratus. Deze leverlob was sterk hypoechogeen (Figuur 8). De

leverlob had een platte vorm en afgeronde randen. Zij was omgeven van hyperechogeen vet en een

kleine hoeveelheid anechogeen vocht. De rest van de lever was – subjectief gezien – normaal. De

galblaas was licht gevuld met anechogeen gal en had een normale wand.

De dunne en dikke darmen vertoonden een normale wand en dikte, sommige waren gedilateerd met

echogene inhoud. Motiliteit van de dunne darmen was aanwezig.

Na een lichte sedatie werd een contraststudie en een kleuren-dopplerstudie uitgevoerd, waarop

eveneens geen bloeddoorstroming te zien was (Figuur 9). Tijdens de contraststudie werdt van

microbubbels gebruik gemaakt van SonoVue. Deze werden twee keer met een inverval van 10

minuten intraveneus via de katheter in de oorvene ingespoten (0,1ml/kg). Hierbij was duidelijk normaal

leverweefsel zichtbaar alsook abnormaal leverweefsel (Figuur 10). Een focale peritonitis werd

aangetoond.

Figuur 8: Echografische opname van de lobus quadratus 1. lobus quadratus; 2. vetweefsel

Figuur 9: Echografische opname van de lobus quadratus, doppler studie, om de bloedvloei naar en van de leverlob aan te tonen 1. bloedvaten van de leverlob

Figuur 10: Contraststudie lever links: contraststudie van een gezonde leverlob van het konijn in de vroege fase midden: contraststudie van een gezonde leverlob van het konijn in een laate fase rechts: contraststudie van de aangetaste leverlob

Page 54: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

16

4. Probleemlijst

anorexie

sterk verhoogde Transaminase GPT (ALT)

geen bloeddoorstroming in een hypoechogene leverlob

ileus van de darmen

5. Behandeling

Na de consultatie werd het konijn opgenomen. Om zijn toestand te stabiliseren, werd een

vloeistoftherapie (Natrium Chloride oplossing, 20ml, vier keer per dag (QiD), intraveneus (IV)via v.

auricularis) opgestart. Het dier kreeg cisapride (Cisaral Drops 0,5 mg/kg, TiD, per os) toegediend om

de ileus en de gasopstapelingen in de darmen aan te pakken. Tegen overmatige gasvorming in het

maagdarm stelsel werd dimethiconum (Siliconensuspensie 0,5ml, TiD, per os) gegeven. Om een

secundaire bacteriële infectie te voorkomen werd een antibioticum van trimethopriem/sulfonamide (30

mg/kg, twee keer per dag (BiD), per os) toegediend.

In dwangvoeding werd het tevens voorzien met Critical Care (50 ml QiD, per os).

De dag na de consultatie kreeg het dier bijkomend meloxicam (Metacam 0,5mg/kg, TiD, per os) en

buprenorfine (Vetergesic, 0,05 mg/kg, om de 6 uur, IV) als analgetica. Ter ondersteuning van zijn

darmstelsel kreeg het dier voor de lever lactulose (1ml TiD, per os) en voor de maag ranitidine

(Zantac, 5 mg/kg, BiD, per os).

Twee dagen na de consultatie werd op de afdeling Chirurgie van de Faculteit Diergeneeskunde

Kliniek kleine huisdieren een leverlobectomie uitgevoerd. Het konijn kreeg als premedicatiemiddel

midazolam (Dormicum 15mg/3ml = 1ml, IV) en ketamine (Anesketin, 0,46ml, IV). Als inductiemiddel

voor de anesthesie werd voor propofol (PropoVet Multidose, 10mg/ml= 0,5ml, IV) gekozen. Tijdens de

operatie werd geopteerd voor inhalatie-anesthesie met Isofluraan ter onderhoud van de anesthesie en

een ondersteunende vloeistoftherapie (Ringer lactaat Hartmann). Verder kreeg het konijn tijdens de

operatie een eenvoudige dosis van 0,2 ml ephedrine.HCl (5mg/ml, IV).

De buikholte werd middels een craniale celiotomie geopend. De abdominale inhoud werd als normaal

beschreven, met uitzondering van de lobus quadratus van de lever. Deze vertoonde een sterk

afwijkende vaalbruine kleur met een compacte en stevige consistentie. De vascularisatie van de lobus

quadratus was afwezig. Ter hoogte van de hilus werd met een PDS 4/0 een ligatuur geplaatst. De

lobus quadratus werd vervolgens verwijderd. Het abdomen werd op een standaardmanier gesloten

met een doorlopende hechting voor de peesplaat met een PDS 4/0 en een intradermale hechting met

een Monocryl 4/0 voor de huid.

Post-operatief kreeg het konijn als antibioticum enrofloxacine (Baytril, 10 mg/kg, BiD, IV) toegediend

om secundaire bacteriele ontstekingen te voorkomen. Om bewegingen van het maagdarmstelsel te

stimuleren werd verder metoclopramide (Primperan, 0,5 mg/kg, TiD, IV) toegediend.

Page 55: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

17

De volgende 4 dagen werd het dier op de kliniek gehouden en geobserveerd. De medicatie werd

afgebouwd tot ranitidine, metoclopramide, enrofloxacine en lactulose. Een bijkomende

leverondersteunende medicatie werd gestart met een combinatiemiddel van sorbitol, natriumchloride

en magnesiumsulfaat (Ecuchol, 5ml/ 10 kg, een keer per dag (SiD), per os) en een middel uit

melkzuurproducerende organismen (Lactéol, BiD). De vierde dag na de operatie werd het dier met de

eigenaars meegegeven, samen met een afbouwschema van de medicatie.

6. Resultaat van de histologie

Een staal van de lobus quadratus werd voor bacteriologisch onderzoek naar het laboratorium

bacteriologie-mycologie aan de Universiteit Gent opgestuurd. Dit leverstaal was bacteriologisch

negatief.

Een histopathologie van een driehoekig weefselfragment van 2.5 x 0.5 x 1.0cm van de lever toonde

een diffuse coagulatienecrose aan met een perifere band uit heterofielen en eosinofielen. Het

oppervlak van dit stuk leverweefsel was bedekt met fibrine en heterofielen.

7. Diagnose

De lobus quadratus vertoonde een uitgesproken coagulatienecrose, passend bij een ischemisch

proces zoals torsie van de leverlob, met aanwezigheid van een secundaire paralytische ileus.

8. Post-operatieve controles

Een week na de operatie werd telefonisch van de eigenaars aan de behandelende arts doorgegeven

dat het goed ging met het konijn. Het had een normale eetlust, was speels en de medicatietoediening

verliep vlot.

Het eerste controlebezoek van het konijn aan de Faculteit Diergeneeskunde vond 11 dagen na de

operatie plaats. Thuis was het konijn opnieuw levendiger en at het goed. Het koos meer voor

groenvoer en minder voor hooi. Zijn drankopname was verminderd.

Het dier woog 4,65kg. Bij klinisch onderzoek waren geen abnormaliteiten merkbaar, met uitzondering

van bilaterale ooguitvloei. De buikwonde was licht opgezet, droog, niet gezwollen en er was geen

roodheid aanwezig. De wonde was licht verhard.

Als therapeutisch advies werd besloten de toediening van de antibiotica stop te zetten.

Het konijn werd 18 dagen na de operatie voor een tweede controlebezoek op de Faculteit

Diergeneeskunde aangemeld. Het dier stelde het thuis zeer goed. Bij het klinisch onderzoek

vertoonde het dier nog steeds een bilaterale ooguitvloei. Alle andere parameters waren normaal. De

Page 56: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

18

buikwonde was gesloten, niet pijnlijk, niet gezwollen en er was geen roodheid aanwezig. De eerdere

reactie op het hechtmateriaal was tevens verminderd.

Aanvullend werd een bloedonderzoek en een echografie uitgevoerd. De gemeten bloedwaarden

waren binnen de referenties. De hematocriet bedroeg 37% en de leverwaarden AST 25 U/l, ALT 44

U/L en GGT 12 U/L.

De echografie was onopvallend, met uitzondering van hyperechogeen vet ter hoogte van de

leverhilus.

Als medicatie werd besloten het konijn nog verder een zalf op de wonde te geven, ecuchol en

lactulose (SiD) toe te dienen. Zijn dieet werd ook aangepast tot groenvoerrijkere voeding.

Verder werd gekozen om de leverondersteunende medicatie aan te houden tot de resultaten van het

Algemeen Medisch Laboratorium (AML) bekend waren. Toen bleek dat de leverwaarden verbeterd

waren, werd de medicatie stopgezet en kon het dier gevaccineerd worden.

Ten slotte werd geadviseerd om de traankanalen te laten doorspoelen.

Het konijn is bijna een jaar later opnieuw aangeboden op afdeling ‘Pluimvee en bijzondere

gezelschapsdieren’ aan de Universiteit Gent met klachten van dyspnee. Op radiografie was te zien dat

de linker longhelft ingenomen werd door een op dat moment onbekende massa. Het konijn werd een

week nadien geopereerd op de dienst Chirurgie van de Faculteit Diergeneeskunde Kliniek kleine

huisdieren. Er werd een sternothomie uitgevoerd waarbij de linker long werd verwijderd. Dit bleek

achteraf een groot abces te zijn. Het konijn is tijdens de anesthesie overleden.

Page 57: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

19

DISCUSSIE

Leverlobtorsies bij konijnen zijn nog maar weinig beschreven (Stanke et al., 2011). Niet alleen omdat

ze weinig voorkomen, maar ook omdat ze vaak ongediagnosticeerd blijven (Wenger et al., 2009).

Sommige konijnen herstellen spontaan en sommige vertonen geen symptomen (Harcourt-Brown,

2013). Deze verschillen in het ziekteverloop van de konijnen is te wijten aan de ergheid van de torsie

van de leverlob. In sommige dieren roteerd de aangetaste leverlob verder om zijn eigen as dan in

andere dieren (Harcourt-Brown, 2011).

In de studie van Weisbroth (1975) vertoonden op autopsie drie op 984 konijnen een leverlobtorsie van

de lobus caudatus. De drie konijnen waren volwassen, hadden geen gemeenschappelijke

achtergrond, noch klinische symptomen gerelateerd aan een leverlobtorsie of secundaire letsels. Zij

waren niet omwille van de leverproblemen overleden, maar wegens een acute pasteurellosis

(Weisbroth, 1975). Aangezien maar ongeveer 3 op 1000 konijnen aangetast zijn in de grote populatie

van gezelschaps-konijnen, laat dit vermoeden dat veel aangetaste dieren ongediagnosticeerd blijven

en/of niet bekend gemaakt worden (Taylor en Staff, 2007). Weisbroth (1975) schreef dat er twee van

de drie konijnen atrofische leverlobben vertoonden en zich in een laat chronisch stadium van de torsie

bevonden. Dieren met een leverlobtorsie blijven dus vaak ongediagnosticeerd, omdat ze geen of maar

lichte klinische symptomen vertonen. Toch zijn er dieren beschreven die aan leverlobtorsie overleden

zijn, waardoor een chirurgische behandeling na diagnosestelling aan te raden is (Taylor en Staff,

2007).

Dieren met een leverlobtorsie vertonen vaak symtomen zoals lethargie, behoorlijke abdominale pijn en

acute anorexie (Pignon et al., 2013). Harcourt-Brown (2013) deelt de sympotmen in in vroege en late

symptomen. De vroege symptomen zijn plotse anorexie, een glucose waarde binnen de

referentiewaarde, een normaal tot licht vergrote maag, milde gasopstapelingen in de darmen,

verminderde borborygmi, pijn in het craniaal abdomen, soms een te palperen massa en verhoogte

leverwaardes in het bloed. De late symptomen zijn een verlaagd hematocriet, icterisch plasma, een

verhoogde glucoseconcentratie in het bloed, verhoogde leverwaardes in het bloed, uitzetting van de

maag gevuld met gas en vocht. Eveneens zoals op radiografisch onderzoek een verlies van de details

van de normale weke delen structuren en gas in de darmen, of op echografisch onderzoek ileus en

abdominaal vocht. Op doppler echografiestudie is een verminderde doorbloeding van de leverlob te

zien (Harcourt-Brown, 2013).

Het konijn in deze casus vertoonde pijn in het craniale abdomen en beginnende anorexie, ileus, een

licht verhoogde bloedglucoseconcentratie, een significant verhoogte ALT-waarde, dunne darmdilatatie

met focale gasopstapelingen op radiografisch onderzoek, eventueel vrij peritoneaal vocht en geen

bloedstroom in de leverlob op de doppler echografieststudie, een focale peritonitis en duidelijk

abnormaal leverweefsel op de contraststudie. Volgens de indeling van Harcourt-Brown (2013) vertoont

het konijn in deze casus hoofdzakelijk vroege symptomen, maar ook initieel late symptomen.

Page 58: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

20

De ileus van het konijn in deze casus kan een adrenerge reactie van het lichaam op pijn of erge stress

van de anorexie en de gestoorde ontlastingen zijn. Bij leverlobtorsie kan een ileus alleszins secundair

ontstaan met een gas-gedilateerd gastro-intestinale stelsel door een enterotoxaemie of door een

peritonitis (Stanke et al., 2011; Harcourt-Brown en Harcourt-Brown, 2012; Harcourt-Brown, 2013).

Bij konijnen wordt altijd de glucose in het bloed gemeten. Door de complexiteit van de glucose

metabolisme is de bloedglucoseconcentratie onder de invloed van verschillende aandoeningen en

fysiologische veranderingen. Hypoglycemie kan bijvoorbeeld ontstaan ten gevolge van een insuline-

secretie, neoplasieën, sepsis, leverziektes, endokrinopathieën, grote inspanningen of een te lage

glucose opname van het spijsverteringsstelsel. Hyperglycemie kan onstaan door ziektes zoals

diabetes mellitus of door een verhoogde glucocorticoïden concentratie. Evenzo kan het ontstaan door

een verhoogde catecholamine vrijzetting in stress-situaties of bij ernstig onderliggende ziektes. Bij

konijnen is de glucose concentratie in het bloed ook afhankelijk van de voederopname en is licht

verhoogd in een dier met anorexie. Referentie-intervallen van normale bloedglucose-waarden zijn

tussen 4.2 en 8.2 mmol/l. In klinisch gezonde dieren die symptomen van stress vertonen kunnen licht

verhoogde glucose concentraties tot 18,5 mmol/l gemeten worden. Zeer hoge glucosewaarden van >

20 mmol/l worden gezien in konijnen met ernstige aandoeningen in combinatie met darmobstructies

(Harcourt-Brown en Harcourt-Brown, 2012).

Het konijn van deze casus vertoonde een licht verhoogde glucosewaarde op de dag van de

consultatie. Dit kan te wijten zijn aan de stress van de transport, het uithalen uit de normale routine en

de onbekende omgeving, maar evenzo kan de glucose licht verhoogd geweest zijn van de

anorexische toestand van het dier (Harcourt-Brown en Harcourt-Brown, 2012).

Het verschil in de glucosewaardes van de eerste oorprik (16,5 mmol/l) en de glucosewaarden die

door het labo gemeten werden (15,5 mmol/l) kan door een licht afwijkende meeting van de

verschillende apperaturen ontstaan zijn (Harcourt-Brown en Harcourt-Brown, 2012).

Dit konijn had overigens geen anemie. Anemie zou bij een dier met leverlobtorsie aanwezig kunnen

zijn, door de bloedingen in de aangetaste lob, peritoneale hemorragische effusies en

erythrocytenfragmentatie (Stanke et al., 2011).

Het significant verhoogde ALT-gehalte van het konijn van deze casus duidt op leverlobtorsie, waarbij

andere leveraandoeningen differentiaal diagnostisch door middel van radiografische diagnostiek en

punkties uitgesloten moeten worden (Stanke et al., 2011).

ALT heeft slechts een lage diagnostische weefsel-specificiteit voor leveraandoeningen wegens een

gelijkaardige ALT-activiteit in de hartspier. Bij konijnen is er bovendien maar half zoveel ALT-activiteit

te meten als bij honden en de halfwaardetijd van vijf uur is erg kort (Meredith, 2013). Door de korte

halfwaardetijd echter duiden significante verhogingen van ALT op leverschade of necrose (Pignon et

al., 2013; Meredith, 2013).

De gemeten AF-waarde bij dit konijn lag binnen de referentie-intervallen. AF zijn iso-enzymen die in

verschillende weefsels actief zijn. Bij konijnen zijn twee verschillende genen verantwoordelijk voor de

Page 59: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

21

aanmaak van de AF-iso-enzymen, nl. hepatische necrose en galstase. De AF-waarden in het serum

zijn bij hepatische necrose minimaal gestegen, in tegenstelling tot de AF-waarden bij galstase. Hier

zijn deze enorm gestegen (Pignon et al., 2013).

Andere mogelijk te onderzoeken leverwaarden in het bloed zijn AST en GGT. AST is een enzym dat

niet alleen in de lever, maar eveneens in de hart- en skeletspieren en in lagere concentraties in de

nieren en pacreas actief is (Meredith, 2013). Het is actief als katalysator bij de omzetting van aspartaat

en ɑ-ketoglutaraat in oxaloacetaat en glutamaat (Pignon et al., 2013). Verhoogde AST-waarden in het

serum duiden op hepatocellulaire necrose (Meredith, 2013). Aangezien AST echter evenzeer actief is

in hart- en dwarsgestreepte spieren, nieren en hersenen, moet voor een duidelijke differentiatie de

creatinine kinase gemeten worden (Pignon et al., 2013).

GGT is actief in de lever en de nieren. GGT dat actief is in de nieren komt niet in de bloedcirculatie

terecht, waardoor het serum GGT enkel van hepatische afkomst is. Een verhoogde GGT duidt dus op

hepatocellulaire schade en galstase (Meredith, 2013).

Prerenale azotemie die te wijten is aan licht verhoogde BUN is niet uitzonderlijk, gezien patiënten met

leverlobtorsie aanzienlijk gedehydrateerd zijn. Om echter strikte zekerheid te krijgen dat het hier wel

degelijk om prerenale azotemie gaat, is aan te raden het soortelijk gewicht van de urine te meten

(Stanke et al., 2011). Deze wordt in de literatuur met 1003 tot 1036 aangegeven. Het specifisch

gewicht is altijd afhankelijk van de voeding en kan bij een voeding met vermeerd korrels een meer

geconcentreerde urine aantonen als bij een voeding uit veel groenten, vers gras of fruit (Binder, 2011).

Het specifieke gewicht is volgens Ewringmann (2010) sterk afhankelijk van de calciumkristallen in de

urine en daardoor niet betrouwbaar. In geval van dehydratatie is vloeistoftherapie pre-operatief van

groot belang (Stanke et al., 2011).

Het konijn in deze casus had een normale bloedbezinkingssnelheid, een vrij goede maat voor de

vrijwaring van ontstekings- alsook tumoreuze processen (Schrey, 2011).

Een radiografisch onderzoek biedt geen diagnose voor een leverlobtorsie, maar sluit andere

aandoeningen wel uit. Hiervoor is een volledig radiografisch onderzoek van het dier nodig, om de

prognose van de patiënt te kunnen benaderen en/of stellen of om op de behandeling te kunnen

anticiperen (Stanke et al., 2011).

In deze casus werd de diagnose gesteld door een echografisch onderzoek met kleuren-doppler-

echografie en vooral de contraststudie van de lever. De kleuren-doppler-echografie is een goede

methode om een definitieve diagnose van leverlobtorsie vóór een chirurgische ingreep te stellen.

Hoewel de gedilateerde darmen het echografisch onderzoek van het abdomen vermoeilijken, is het

aan te raden, zoals in deze casus, altijd een echografisch onderzoek van het volledige abdomen te

doen. Enkel op deze manier kunnen de mogelijk door de leverlobtorsie ontstaande effusies in het

abdomen gediagnosticeerd worden (Stanke et al., 2011).

De echografische contraststudie wordt in de regel niet uitgevoerd bij konijnen. De contraststudie is een

zeer gevoelige techniek om perfusie en vascularisatie van organen te bestuderen. Bewegingen

Page 60: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

22

kunnen artefacten in de kleuren-doppler-onderzoek veroorzaaken die de beoordeling bemoeilijken of

zelfs onmogelijk maken (Haers en Saunders, 2009). Het konijn in deze casus vertoonde sterke

ademhalingsbewegingen. Het resultaat van de kleuren-doppler-echografie was voor de dierenartsen

niet absoluut betrouwbaar, waardoor bijkomend voor een echografische contraststudie gekozen werd.

Hiermee werd in deze casus de definitieve diagnose gesteld.

Een fijne naaldaspiratie kan ook onder echografische begeleiding genomen worden. Dit kan een fals

negatieve diagnose geven, in het geval dat er normale levercellen in het aspiraat zijn. De

beeldvormingstechnieken zijn ook niet altijd even duidelijk en geven zelfs bij een diagnostisch beeld

geen uiteindelijke diagnose (Saunders et al., 2009).

Een computertomografisch onderzoek is eveneens mogelijk om een diagnose te stellen. Hiertegen

spreekt dat het dier onder anesthesie moet voor dit onderzoek en de vermoedelijke diagnose zich

zeer goed met echografisch onderzoek laat stellen (Stanke et al., 2011).

Voor de operatieve ingreep van het konijn van deze casus werd voor een anesthesie gekozen die de

lever zo weinig mogelijk belast. Een premedicatie van midazolam en ketamine werd toegediend en de

inductie werd met propofol ingeleid. Midazolam is een effectief sedativum in konijnen met een goede

spierrelaxatie en het geeft een beter effect van de anesthetica en de narcotische analgetica. Ketamine

heeft een sympaticomimetisch effect, waardoor het hartritme verhoogd, zoals ook de cardiale output

en de bloeddruk. De combinatie van ketamine met midazolam geeft een dosisreductie (Varga, 2014).

De metabolisatie van propofol gebeurd in de lever, de longen en de nieren. Hierdoor kan propofol

verantwoordelijk worden gebruikt bij patiënten met leveraandoeningen (B.C.F.I, 2013).

Tijdens de chirurgische ingreep werd de anesthesie onderhouden met een gasanesthesie van

isofluraan met zuurstof als dragergas. Dit is beter te monitoren en het wordt voor het grootste deel in

de long gemetaboliseerd en maar voor 0,2% in de lever. Isofluraan heeft een onaangename geur en

konijnen reageren hier vaak op door in apnee te gaan. Isofluraan geeft eveneens geen analgesie

(Varga, 2014). Door de premedicatie werden deze twee problemen in deze casus tegengegaan.

Voor het afbinden van de hilus zijn verschillende methoden beschreven. In deze casus werd een

ligatuur met een PDS 4/0 geplaatst. Evenzo werd bij Stanke et al. (2011) de aangetaste leverlob twee

tot drie keer aan zijn hilus afgebonden met een PDS hechtdraad 3-0 tot 2-0. Bij Huynh en Pignon

(2013), evenals bij de chirurgische ingreep van Taylor en Staff (2007), werd de leverlob met een

eenvoudige, goed afsluitende ligatuur met een catgut hechtdraad 3-0 geligeerd. Pignon et al. (2013)

hebben een autosuture TA30-blue cartridge gebruikt om op de hilus chirurgische nietjes te plaatsen.

Dit biedt de mogelijkheid om op een snelle, eenvoudige manier de hilusbloedvaten af te sluiten en

tegelijkertijd de inflammatie op de zijkant van de excisie van de lob te reduceren (Pignon et al., 2013).

Page 61: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

23

De leverlob werd bij alle operaties op eenzelfde manier verwijderd en de buikholte werd eveneens op

routineuze manier gesloten (Taylor en Staff, 2007; Stanke et al., 2011; Pignon et al., 2013). Bij Pignon

et al. (2013) echter werd de huid met weefsellijm gesloten. Dit heeft een aantal voordelen, want een

aantal dieren beginnen te likken aan de hechtdragen en de hechtdraden moeten niet verwijderd

worden (Varga, 2014).

De histopathologie van de aangetaste leverlob in deze casus was diagnostisch voor een ischemisch

proces zoals de torsie van een leverlob. Ze toonde niet enkel de pathologische veranderingen van de

leverlob aan, maar kon eveneens verschillende onderliggende leverproblemen uitsluiten zoals

bacteriële, mycotische of parasitaire infestaties of neoplasieën. Dit is belangrijk voor de post-

chirurgische behandeling (Stanke, et al., 2011).

Voor de prognose valt te zeggen dat deze het meest gunstig is na chirurgische hepatolobectomie. De

dieren kunnen een dag na de operatie opnieuw eten en na twee dagen alweer normaal gedrag

vertonen (Taylor en Staff, 2007). Na de operatieve ingreep van Stanke et al. (2011) waren de konijnen

meer dan 22 tot 43 maanden na de operatie voorgoed symptoomvrij.

Pignon et al. (2013) heeft alle klinische symptomen, bloedonderzoeken, behandelingen en

overlevingstijden van tot op heden gepubliceerde casussen van konijnen met leverlobtorsie

geanalyseerd en in een tabel gezet, om zo een overzicht te verschaffen (Tabel 2).

Page 62: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

24

Verdere studies met een groter aantal konijnen zijn aangewezen, om de fysiologische symptomen te

kunnen beoordelen die aan leverlobtorsie gelinkt zijn, alsook om het perfecte tijdstip te kunnen

bepalen voor het uitvoeren van de chirurgische ingreep (Stanke et al., 2011).

Klinische symptomen

Biochemie Hematologie Aangetaste leverlob

Behandeling Overlevingstijd

1 anorexie, gedrag van verstoppen, mild gespannen abdomen

zeer sterk gestegen AST, ALT, AF

leukopenie, lymfopenie, milde anemie

lobus dexter chirurgie binnen 24 uur

na 43 maanden nog aan het leven

2 acuut neerliggen, lethargie, anorexie

zeer sterk gestegen AST, ALT, AF (een dag post-operatief)

milde anemie (een dag post-operatief)

lobus dexter chirurgie binnen 24 uur

na 41 maanden nog aan het leven

3 acuut gekrommde houding, lethargie

matig gestegen AST, ALT, AF

niet gedaan lobus caudatus

chirurgie binnen 24 uur

na 25 maanden nog aan het leven

4 anorexie en verminderde ontlasting tijdends de voorlopende dagen

sterk gestegen ALT (AST en AF waren niet gemeten)

niet gedaan lobus caudatus

chirurgie binnen 24 uur

na 22 maanden nog aan het leven

5 acuut anorexie, letharie en abdominale pijn

sterk gestegen AST, AF (ALT was niet gemeten); matig gestegen GGT

ernstige anemie, matige leukopenie

lobus caudatus

chirurgie binnen 48 uur

overleden na extubatie

6 anorexie, lethargie, abdominale pijn voor 24 uur

zeer sterk gestegen AST, ALT, matig gestegen GGT, AF normaal

ernstige anemie

lobus quadratus

IV vocht, buprenorfine, meloxicam, trimethoprim, sulfonamide, ranitidine

overleden na 3 dagen

7 depressies, anorexie en gekromde houding voor een dag

sterk gestegen AST, ALT, AF

niet gedaan lobus dexter euthanasie euthanasie

8 acuut abdomen met darm stasis

sterk gestegen ALT, AF, GGT

matige anemie lobus caudatus

euthanasie euthanasie

9 acuut abdomen met darm stasis

sterk gestegen AST, ALT, CK

anemie niet beschreven

overleden na inductie

overleden na inductie

10 acuut abdomen met darm stasis

sterk gestegen AST, ALT, CK, normaal AF

anemie niet beschreven

chirurgie binnen 18 uur

goed recoverd na de operatie

11 recente voorgeschiedenis van lethargie en op zijn zijkant liggen

matig gestegen ALT, AF

anemie lobus caudatus

chirurgie meer als 48 uur na eerste consultatie

na 3 maanden nog aan het leven

12 anorexie, lethargie, verminderde ontlasting tijdens de voorlopende dag

sterk gestegen ALT, normaal AF (AST was niet gemeten)

lichte lymfopenie, lichte neutrofilie, basopenie lynormaal hematocriet

lobus quadratus

chirurgie binnen 24 uur

na 12 maanden aan een andere aandoening

Tabel 2: Klinische symptomen en laboresultaten van recente casussen over leverlobtorsie beschreven in de literatuur (casus 1-4 (Stanke et al., 2011) casus 5-7 (Wenger et al., 2009), casus 8-10 (Saunders et al., 2009), casus 11 (Taylor en Staff, 2007); casus 12 (deze casuïstiek 2014) ) naar Pignon et al. (2013)

Page 63: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

25

CONCLUSIE

Bij konijnen is leverlobtorsie een zeldzame aandoening met acute en niet-specifieke symptomen.

Afgezien van het anesthesierisico en het risico op bloedingen is een corrigerende chirurgische ingreep

een niet al te complexe ingreep en biedt hij een goede prognose voor de dieren.

Page 64: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

26

REFERENTIELIJST

B.C.F.I belgisch centrum voor farmacotherapeutische informatie (2013). Gecommentarieerd

geneesmiddelen-repertorium voor diergeneeskundig gebruik. Gustin Prof. P., Brussel, p. 154.

Barone R. (2009). Splanchnologie I. In: Anatomie Comparée des mammifères domestiques, Tome 3,

4th. edition. Éditions vigot, Paris, p. 556, 557, 559.

Binder N. (2011). Referenzbereiche für Urinparameter bei Kaninchen und Meerschweinchen,

Inaugural-Dissertation Tierärztliche Fakultät der Ludwig-Maximilians-Universität, München, p.

11.

Decostere A. (2012). Anatomie van de bijzondere dieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p.

9-10.

Ewringmann A. (2010). Leitsymptome beim Kaninchen – Diagnostischer Leitfaden und Therapie, 2nd

edition. Enke, Stuttgart, p. 288, 290, 300, 308.

Fitzgerald A. L., Fitzgerald S. D. (1992). Hepatic lobe torsion in a New Zealand White Rabbit. Canine

Practice 17 (1), 16-19.

Haers H., Saunders J. H. (2009). Review of clinical characteristics and applications of contrast-

enhanced ultrasonography in dogs. Journal of the American Veterinary Medical Association

234 (4).

Harcourt-Brown F. (2011). Digestive Problems in rabbits - What is really an emergency. Lezing in

kader van de OMV, Lissabon.

Harcourt-Brown F.M., Harcourt-Brown S.F. (2012). Clinical value of blood glucose measurement in pet

rabbits. Veterinary Record 170 (26).

Harcourt-Brown N. (2013). Liver lobe torsion in rabbits. Lezing in kader van het Symposium K&K,

Harrgate UK.

Huynh M., Pignon C. (2013). Gastrointestinal disease in exotic small mammals. Journal of Exotic Pet

Medicine 22, 125.

Koch T. (1981). Eingeweidelehre. In: Lehrbuch der Veterinär-Anatomie, Band II. VEB Gustav Fischer

Verlag, Jena, p. 291, 292.

Meredith A., Rayment L. (2000). Liver disease in rabbits. Seminars in Avian and exotic pet medicine, 9

(3), 146-152.

Meredith A. (2013). Liver disease in rabbits. In practice, 35, 291, 292.

Oglesbee B. L., Jenkins J. R. (2012). Gastrointestinal Diseases. In: Ferrets, Rabbits, and Rodents :

Clinical Medicine and Surgery. St. Louis, Missouri, p. 3.

Pignon C., Donnelly T. M., Mayer J. (2013). Hepatic lobe torsion in a rabbit (Oryctolagus cuniculus).

Pratique médicale et chirugicale de l'animal de compagnie 48, 91-98.

Saunders R. (2009). Liver lobe torsion in rabbits. Journal of Small Animal Prctice 50, 562.

Page 65: Thoracale massa bij het konijn - lib.ugent.be · draineert, hierin mondt de vena cava cranialis sinister uit. Het rechter atrium ontvangt dus gedeoxygeneerd bloed van twee craniale

27

Schrey C. F. (2011). Leitsymptome und Leitbefunde bei Hund und Katze - Differenzialdiagnostischer

Leitfaden. Schattauer, Stuttgart, p. 372.

Stanke N. J. (2011). Successful outcome of hepatectomy as treatment for liver lobe torsion in four

domestic rabbits. Journal of the American Veterinary Medical Association 238 (9), 1176- 1183.

Taylor H. R., Staff C. D. (2007). Clinical Techniques: Successful Management of Liver Lobe Torsion in

a Domestic Rabbit (Oryctolagus cuniculus) bij Surgical Lobectomy. Journal of Exotic Pet

Medicine 16 (3), 175-178.

Varga M. (2014). Textbook of Rabbit Medicine, 2nd

edition. Elsevier, England, p. 185, 193, 194, 344 –

346, 428.

Vella D., Donnelly T. M. (2012). Chapter 12: Basic Anatomy, Physiology, and Husbandry. In: Ferrets,

Rabbits, and Rodents, 3rd

edition. Elsevier, Missouri, p. 163.

Weisbroth S.H. (1975). Torsion of the Caudate Lobe of the Liver in the Domestic Rabbit (Oryctolagus).

Veterinary Pathology 12, 13-15.

Wenger S. (2009). Case report: Liver lobe torsion in three adult rabbits. Journal of Small Animal

Practice 50, 301-305.

Wilson R. B., Holscher M. A., Sly D. L. (1987). Liver Lobe Torsion in a Rabbit. Journal of the American

Association for Laboratory animal science 37 (4), 506-507.