thermometer jaarboek 2012
DESCRIPTION
Een bundeling van de actuele architectuurdiscussie in Utrecht 2012.TRANSCRIPT
STAND IN DE STAD // HET DEBAT IN DE STAD 2012
ARCHITECTUURDISCUSSIE IN DE PROVINCIE UTRECHT
Aorta #12 // 32 // Aorta #12
‘Wanneer we de pretentie hoog willen houden dat architectuur meer is dan overigens volstrekt respectabele vakken zoals stukadoor of behanger dan moet dat tot uiting komen in een maatschappelijk-culturele betekenis.’
Herman Hertzberger // Augustus 2012 //
Aorta #12 // 3
Aorta #12 // 54 // Aorta #12
Waar voorheen vooral de overheid verantwoordelijk was voor maatschappelijke investeringen
in de stad is tegenwoordig een steeds belangrijker rol weggelegd voor marktpartijen.
Woningcorporaties, ontwikkelaars en bedrijven investeren niet meer alleen in vastgoed,
maar ook scholen, zorg-voorzieningen, infrastructuur en openbaar groen.
Daarnaast wordt de stedeling steeds sneller geïnformeerd en neemt de roep om zelfbeheer
en burgerinitiatieven toe. Via digitale media worden stadsbewoners vaker bij stedelijke
ontwikkelingsprocessen betrokken. In de stedelijke ontwikkeling nieuwe stijl liggen kansen
voor open processen waarin gebruikers van de stad (al dan niet via digitale media) kunnen
participeren.
Met deze veranderende tijd en de minder prominente rol van architectuur als culturele
waarde in het rijksbeleid, verandert ook de rol van de architectuurcentra mee. Als platform
in Utrecht verkent Aorta nieuwe mogelijkheden om de toekomst van het publieke belang
in de stedelijke omgeving meer dan ooit te blijven vertegenwoordigen, te verbinden, te
inspireren, te informeren, te agenderen en te activeren.
Aorta zal sociale media en data steeds meer gebruiken om de stem van de gebruiker en
handelende partijen van de stad te laten horen. In het jaarprogramma 2012 nam Aorta hier
al een voorschot op door gebruik te maken van blogs voor de actuele vraagstukken.
Deze bundel ‘Debat over de stad’ bevat een retrospectief van de architectuurdiscussie in
2012 vanuit verschillende perspectieven in de stad en regio, en vormt de blauwdruk voor
de publicatie van het jaarlijkse programma van Aorta in de toekomst. Het jaarboek van Aorta
wordt hiermee steeds meer een tijdsbeeld van de discussie door de jaren heen. Maar vormt
ook het startpunt voor de architectuurdiscussie van de toekomst.
De centra zelf zijn inmiddels een onmisbare schakel geworden tussen ‘de handelende
partijen’ en ‘het publiek’. Ze bieden een podium voor het gesprek tussen gebruikers van
de stad en omgeving, de architectuurliefhebbers, architecten, stedenbouwkundigen,
landschapsarchitecten, ontwikkelaars, beleidsmakers en kunstenaars.
Eveline Paalvast, directeur
December 2012
Een onmisbare schakel tussen ‘de architectuur’ en ‘het publiek’?
Aorta #12 // 5
STATIoNSplEIN ooST // EcTor HoogSTAD ArcHITEcTEN, IN SAmENwErkINg mET Buro SANT EN co (lANDScHApSoNTwErp) EN royAl HASkoNINg (ENgINEErINg)
‘Debat over de stad’ bevat een retrospectief van de archi tectuur-discussie in 2012 vanuit verschillende perspectieven
Aorta #12 // 76 // Aorta #12
‘Een tijdsbeeld van de discussie door de jaren heen. Maar vormt ook het startpunt voor de architectuurdiscussie van de toekomst’
Aorta #12 // 7
Aorta #12 // 98 // Aorta #12
INLEIDING 004
CO-CREATIE // HET DEBAT IN DE STAD Stand van zaken 2012 010
‘Community Architecture’// Henk van der Woude (REMAKE) 012
‘Geef nieuwe energie!’// Roelof Bleker, Ambassadeur zelfbouw 014
‘Meerwaarde van zelfbouw’// Anne Seghers (Studio Papaver) 016
‘Woonwensen centraal stellen is méér dan particulier opdrachtgeverschap’// Anne Seghers (Studio Papaver) 018
‘Terug naar de woonkwaliteit: CPO als middel’// Vincent Kompier (onderzoeker in Berlijn) 020
‘Een gevarieerde wijk lukt alleen in Cocreatie// Han Schraders (Stedenbouwkundige gemeente Utrecht) 022
‘De loze belofte van zelfbouw en de rol van particulieren in de stadsontwikkeling’// Anne Seghers (Studio Papaver) 024
‘Het lef hebben om los te laten’// Leen de Wit (Projectleider Veemarkt Gemeente Utrecht) 026
‘Zelfbouw: geen bijrol maar hoofdact in Almere’// Adri Duivesteijn (Wethouder Ruimtelijke Ordening Almere) 028
Ideeënprijsvraag Veemarkt // pilot cpo 032
‘Een ontwerp voor jou!’ // presentaties cpo (Architectencafe+Aorta) 034
HERGEBRUIK VASTGOED // HET DEBAT IN DE STAD Stand van zaken 2012 038
‘Herbestemming is de nieuwe bouwopgave’// Frits van Dongen (Rijksbouwmeester) 040
‘Probleemeigenaar gezocht’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 042
‘Stappenplan’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 044
‘Waardeverandering leegstaande kantoren’// Jan Wijnand Groenendaal (WKG architecten) 046
‘Leegstand in Papendorp’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 048
‘De viskar als trekker’ // Mark Hendriks in gesprek met Zineb Seghrouchni (Studio Papaver) 050
‘Kantorentop’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 052
‘Belastingkantoor’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 054
‘Smak Geld’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 056
‘Fris geluid’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) in gesprek met Klaas Beerda (gemeente Utrecht) 058
‘De geheimen van Lage Weide’// Mark Hendriks in gesprek met wijkagent Erik Schep (Lage Weide) 060
‘Slapen op een kantorenpark’// Mark Hendriks (TekstLandschap/Blauwe Kamer) 062
‘De Leegstandskaart als structuurvisier’// Tom Bergevoet & Maarten van Tuijl (temp.architecture) 064
‘Technasium: Kansen voor leegstand’ // MOB vormgeving & educatie 066
CARTESIUS LAB // HET DEBAT IN DE STAD Stand van zaken 2012 070
‘Nieuw voer voor urban pioneers’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 072
‘Op zoek naar inspiratie’// Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 074
‘Profiteren van het moment’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 076
‘Stukje bij beetje’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 078
‘Magische Grens’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) in gesprek met Erik Uitenboogaard
(hoofdcurator Cartesiusmuseum) 080
‘Meer dan een intermezzo’// Anne Seghers (studio Papaver) 082
‘DIY vraagt om een nieuwe mindset’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 084
‘Bruggenbouwers’ // Vriendinnen van Cartesius 086
‘Onduidelijke spelregels’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) in gesprek met Willem Buunk (fractievoorzitter VVD) 088
‘De nieuwe stoommachine van Cartesius’ // Vriendinnen van Cartesius 090
‘Laat het gewoon gebeuren’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) in gesprek met Jeroen van de Kraats (TCN) 092
INHOUD
Aorta #12 // 9
‘Leren luisteren’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) in gesprek met Casper Schuuring (GENT&MONK) 094
‘Kracht niet met het badwater weggooien’ // Denise Vrolijk (Stadsgeluiden) 096
Transformatie van een bedrijventerrein 100
Nieuwe visie nieuwe kansen / verbinden van krachten 102
VERKNOOPTE STAD // HET DEBAT IN DE STAD
Stand van zaken 2012 106
Stadsdebat stationsgebied 108
‘Razend complexe gebiedsontwikkeling ontrafeld’ // Anne Luijten 110
KRIMP // HET DEBAT IN DE STADStand van zaken 2012 118
‘Transitions’ // Aorta i.s.m. Fotodok 119
WELSTAND // HET DEBAT IN DE STAD
Stand van zaken 2012 120
Welstandstoezicht in de toekomst’ // Aorta i.s.m. Commissie Welstand 121
PROGRAMMEER DE PROVINCIE // HET DEBAT IN DE REGIOStand van zaken 2012 124
Stadsrand // veel meer dan rafelrand, restruimte of rommelzone 126
Urban Trajectories // van huisdeur tot bestemming 128
Nieuwe generatie // nieuwe stad 130
CULTURELE EVENEMENTEN Kunstuitdaging 136
Meet you in 2040 136
DARE #7 // Make a Difference! 136
Open Monumentendag // Groen van toen 137
Turkije-Nederland 400 jaar 137
Dag van de Architectuur // Architectuur en voedsel 138
CITYZINEStedelijk Panorama Utrecht // DNA van de stad 140
UAR Utrecht // Uithof en ondergronds 140
Beeld van een stad 141
Kinderrondleiding Stadhuis Utrecht 141
Rondleidingen algemeen 142
OVER AORTA Website 146
Publicaties 148
Jaarcijfers 150
Bereik 152
Visie 154
Koers 2011-2013 155
Medewerkers 156
Sponsoren en subsidieverstrekkers 157
Colofon 159
Aorta #12 // 1110 // Aorta #12
CO-CREATIE // HET DEBAT IN DE STAD
Aorta #12 // 11
STAND VAN zAKEN 2012 Bij Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) geven particulieren in een collectief hun
eigen huisvesting vorm. Internationaal, waar gesproken wordt van bouwgroepen, heeft dit al
een grote vlucht genomen. In Nederland is het nog een betrekkelijk jong fenomeen. CPO heeft
zich al bewezen door te zorgen voor een gevarieerder woningaanbod en een betere afstem-
ming op de vraag. Het geeft mogelijkheden voor vernieuwing bijvoorbeeld op het gebied van
collectieve voorzieningen, duurzaamheid, meer committment en betrokkenheid van bewoners.
Naast de roep om meer zeggenschap door bewoners, vormt CPO ook een nieuwe markt voor
de traditionele partijen. De provincie Utrecht helpt CPO te realiseren met ondersteuning en
subsidieregelingen. In januari 2012 besloot de gemeente Utrecht tot een CPO pilotproject:
de herontwikkeling van het Veemarktterrein aan de Sartreweg in Utrecht. Daarmee neemt
Utrecht een grote stap in het mogelijk maken van collectief én particulier opdrachtgeverschap.
ACHTERGROND Eind 1965 werden de toenmalige veemarkten verplaatst van het marktcomplex aan de
Croese laan naar de Voorveldse polder, het huidige Veemarktterrein. Inmiddels heeft de
veemarkt Utrecht alleen nog een paardenmarkt op maandag. De runder- en schapenmarkt
zijn verhuisd naar Bunnik. De dinsdagse automarkt op het Veemarkt-complex kwam na
opening van het nieuwe complex in 1970 tot bloei, en is één van de grootste automarkten
in Europa. Op 1 april 2012 sloot de Veemarkt en is gestart met de voorbereidingen van het
terrein voor de transformatie naar woningbouw.
DE DISCUSSIE De gemeente Utrecht wil op de plek van het huidige Veemarktterrein een unieke woonwijk
maken. De behoefte aan nieuwbouwwoningen in Utrecht is groot. Het terrein biedt goede
mogelijkheden om hierin te voorzien. De ligging van het Veemarktterrein is gunstig en er is
plaats voor zo’n 500 woningen. Het moet een toonaangevende duurzame wijk worden. De
gemeente Utrecht heeft zich ten doel gesteld minimaal 10% van de woningen in (collectief)
particulier opdrachtgeverschap te realiseren. De eerste bouwvelden zijn inmiddels uitge-
geven. De bouwvelden X en Y zijn bij voorrang bestemd voor (C)PO-projecten. De Gemeente
Utrecht heeft nu het voortouw genomen met het bij elkaar brengen van (C)PO-ers voor deze
bouwvelden. Maar hoe breng je aanbod en vraag samen? De vereniging Veemarkt benaderde
Aorta met de vraag of Aorta een rol kon spelen in het bewust maken van architectonische
mogelijkheden voor toekomstige (collectief) particuliere opdrachtgevers van deze wijk.
Aorta organiseerde een ideeenprijsvraag en droeg zo bij aan de ideevorming over de
mogelijkheden tussen vraag en aanbod voor het Veemarktterrein in Utrecht. Daarnaast volgde
Aorta in 2012 de discussie rondom (C)PO en de ontwikkelingen daarvan in Utrecht.
WAAR STAAN WE NU? De ontwikkeling van de Veemarkt ligt mooi op schema. De sloop is bijna afgerond, en begin
januari wordt gestart met het bouwrijp maken van het veemarktterrein. De ontwikkeling
van de diverse bouwvelden is in volle gang. Ook voor de eerste particuliere kavels die in de
verkoop zijn gebracht is veel belangstelling.
Aorta #12 // 1312 // Aorta #12
COMMUNITY ARCHITECTURE Buro voor architectuur REMAKE
CO-CREATIE // BLOG # 1
Bouwen met en door bewoners zit in de oorsprong van
architectuur, maar is ten tijde van de kwantitatieve
bouwopgave naar de achtergrond verdwenen. De crisis
in de bouwwereld zorgt voor een versnelde transitie van
een kwantitatieve naar een kwalitatieve bouwmarkt en
hierbij zijn de wensen en meningen van bewoners
cruciaal. Door deze ontwikkeling is de aandacht voor
community architecture sterk gegroeid. Maar wat is het
nu eigenlijk en welke kansen biedt dit aan architecten,
de hele bouwmarkt en eerst en vooral aan bewoners?
De meest gangbare definitie van community architecture
is: ‘Architecture carried out with the active participation of
the end users.’ (Wates & Knevitt, 1987) Het belangrijkste
kenmerk van community architecture is dat die tot stand
komt door of met een collectief van toekomstige ge-
bruikers die gezamenlijk hun individuele en collectieve
woonvraag realiseren. De woonvraag kan betrekking
hebben op de eigen woning maar ook op de woon om-
geving en de lokale voorzieningen. De gebruikers willen
op deze wijze zeggenschap krijgen over de economische,
programmatische, esthetische en sociale aspecten van
het wonen. Een goed voorbeeld van community
architecture dat steeds meer voorkomt in Nederland is
het collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO).
Community architecture zien we echter ook steeds meer
ontstaan bij de transformatie en het beheer van be-
staande woongebieden. Bewoners en gebruikers worden
daarin een steeds grotere verantwoordelijkheid en
zeggenschap toegekend.
In ons onderzoek naar community architecture staat
de vraag centraal of die zeggenschap leidt tot een
verbeterde kwaliteit van de woning en woonomgeving.
De overheid stimuleert eigenbouw omdat die wijken
aantrekkelijker zou maken. Zeggenschap zou leiden
tot een grotere betrokkenheid van de gebruikers bij de
eigen wijk. De woning en woonomgeving zouden beter
aan sluiten bij het gewenste gebruik en de persoonlijke
beleving. Dit zou kunnen betekenen dat een wijk, die
met zeggenschap van de gebruikers tot stand komt ook
sociaal sterker en fysiek duurzamer is.
Over deze manier van ontwikkelen is, op grond van ons
onderzoek, met stelligheid te zeggen dat er sprake is
van een kwaliteitsverbetering in vergelijking met
traditionele ontwikkelprocessen. Die kwaliteit heeft voor
alle projecten een verschillend accent. Dat accent kan
programmatisch, architectonisch of stedenbouwkundig
zijn, maar het kan ook duurzame maatregelen of bijzon-
dere voorzieningen betreffen. Alle projecten hebben,
op een abstracter niveau echter ook overeenkomsten.
Ten eerste hebben de eindgebruikers, die soms tot de
initiatiefnemers behoren, bij alle projecten een grote tot
zeer grote mate van zeggenschap. De grote betrokken-
heid die dat vereist leidt tot een gevoel van ‘ownership’;
men voelt zich verantwoordelijk voor de eigen leefom-
geving. Ten tweede is in alle projecten het gemeenschap-
pelijke karakter een belangrijke component. Vaak zijn er
gemeenschappelijk voorzieningen, een gemeenschap-
pelijk ideaal of er is een gemeenschappelijk belang dat
wordt nagestreefd. Deze collectieve component heeft
een sterke culturele lading die in verband gebracht kan
worden met de behoefte aan het derde overeenkomstige
aspect; de identiteit. Deze identiteit komt tot stand door
intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen
maar vooral tussen de mede-gebruikers. Men gaat
daarbij op zoek naar de gezamenlijke identiteit waardoor
een sociale context ontstaat. Ownership, identiteit en
gemeenschappelijkheid leiden tot interactie tussen de
gebruikers en de woonomgeving. Er is daardoor meer
verantwoordelijkheid en zorg voor het eigen woonmilieu.
Al in de zestiger jaren van de vorige eeuw werd een
gebrek aan identificatiemogelijkheden en interactie-
mogelijkheden met de omgeving geconstateerd. Die
kritiek was een reactie op de catastrofale gevolgen van
de modernistische beginselen in de stedenbouw en
architectuur waarvoor de uitgangspunten werden vast-
gelegd door de CIAM in het Charter van Athene. Al in
1953 werden de functionalistische uitgangspunten door
een aantal architecten in twijfel getrokken. Het gebrek
aan identiteit dat het gevolg was van het reducerende,
abstraherende en calculerende wetenschappelijke
denken vormt de kern van de kritiek. ‘Wonen’ zo stelde
Aorta #12 // 13
Meer kwaliteit op het gebied van duur-zaamheid, sociale cohesie, ruimtelijke en programmatische variëteit
John Habraken destijds ‘is niets anders dan je identifi-
ceren met je omgeving’, het gaat er volgens hem ‘een-
voudig om dat mensen iets moeten kunnen doen met
hun eigen omgeving en iets kunnen doen betekent kei-
hard: verantwoording dragen voor de eigen omgeving’
Maar ook het ondemocratisch karakter van het ruimte-
lijk ordeningsproces werd door hen bestreden. De kritiek
heeft tot zichtbare verandering geleid. De stedenbouw
en architectuur is contextueler geworden, er is meer
aandacht voor het landschap en voor de cultuurhistori-
sche aspecten ervan, echter van democratisering van de
ruimtelijke ordening door zeggenschap is nog weinig of
geen sprake.
Toch is zeggenschap van steeds groter belang. Het is
de enige manier om aan de grote veranderingen die
de laatste vijftig jaar in de samenleving hebben plaats-
gevonden vorm te geven. Daarbij gaat het om sociale
veranderingen. Het gezin is allang niet meer de belang-
rijkste woonvorm. Er hebben zich bovendien grote aan-
tallen immigranten in Nederland gevestigd met eigen
woonculturen. Dit levert een caleidoscopische veelheid
aan woonvormen en mogelijke community’s op.
Daar komt bij dat de huurdersmarkt is verandert in een
kopersmarkt waarvan het eisenpakket zeer verschillend
is. We zien deze verscheidenheid onvoldoende terug in
het woningaanbod.
Het gaat verder om technologische veranderingen.
Mensen manifesteren zich op internet, maken hun eigen
blog aan, reageren op wat er gebeurt in de samenleving
en creëren hun eigen content. Zij verenigen zich rond
fora op basis van een gemeenschappelijk belang of een
gedeelde interesse. Daardoor wordt de ‘consument’
steeds meer ‘producent’ en verplaatst zich naar de voor-
kant van de productontwikkeling. Deze mogelijkheden
worden nog te weinig benut.
Dan zijn er nog de veranderingen ten aanzien van ons
milieu. Vanaf het rapport ‘De grenzen aan de groei’ van
de club van Rome tot aan de film ‘An inconvenient truth’
van Al Gore is er een groeiend milieubewustzijn dat
vraagt meer verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid
met de wereld om ons heen. Problemen moeten lokaal
worden opgelost om afwenteling op mensen elders te
voorkomen. Verbondenheid, verantwoordelijkheid en
zorg voor het eigen woondomein zijn de basis voor een
duurzame leefwereld. Die verantwoordelijkheid moet
veel meer door mensen zelf worden genomen. Daarvan
zien we goede voorbeelden in community architecture.
De genoemde veranderingen kunnen niet door een
centrale overheid worden aangestuurd, maar moeten
bottom up worden georganiseerd. Zeggenschap in ruim-
telijke ordeningsprocessen is daarbij noodzakelijk omdat
traditioneel gestuurde ontwikkelprocessen te weinig op
deze veranderingen kunnen inspelen, zoals gebleken is
bij de ontwikkeling van de VINEX wijken. Onze studie laat
zien dat bij community architecture meer kwaliteit wordt
ontwikkelt op het gebied van duurzaamheid, sociale
cohesie, ruimtelijke en programmatische variëteit dan
bij traditionele ontwikkelprocessen.
Henk van der Woude // rEmAkE
Henk van der Woude is bouwkundige en eigenaar van REMAKE, buro
voor architectuur. Voor het inventariseren van de wensen van gebruikers
hebben zij een eigen methodiek ontwikkeld. Eind 2012 presenteert
REMAKE hun onderzoek naar Community Architecture in Nederland.
www.remake.nl
Aorta #12 // 1514 // Aorta #12
Na de vuurwerkramp in Enschede was ik verantwoordelijk voor de
wederopbouw van 60 hectare gewonde stad. Honderden mensen
hebben daar de kans gekregen hun eigen droom te bouwen. Als je
nu door de wijk, Roombeek, loopt voel je de energie die dat oplevert.
Mensen benutten de kans als ze de ruimte krijgen om hun droom
te realiseren. Jong en oud, rijk en arm, wie wil had de kans. En wat
is er mooier dan je eigen huis laten ontwerpen en bouwen? Niet
alleen de meubels verschuiven in je woonkamer of investeren in
een nieuwe keuken of badkamer, maar je hele huis kunnen indelen
en alle materialen en kleuren zelf bepalen. Om er vervolgens nooit
meer weg te gaan.
Steeds meer gemeenten durven hun inwoners de ruimte te geven
om zelf te bouwen. En niet alles vervolgens dicht te timmeren met
voorschriften over rooilijnen, dakhellingen en kleur van de bak-
stenen. Daarbij is Roombeek baanbrekend gebleken. Volgens vriend
en vijand is die wijk mooi geworden door ruimte te geven en op
hoofdlijnen te sturen op beeldregie. Het is nog wel spannend of
andere gemeenten echt serieus voor zelfbouw gaan of het als uiterste
redmiddel tegen de (bouw)crisis zien. Als ambassadeur particulier
opdrachtgeverschap tref ik inmiddels veel wethouders die er echt
voor gaan. Die hun burgers die ruimte gunnen.
Maar lukt het vervolgens? Worden er goede locaties aangewezen of
alleen de plekjes die aan een ontwikkelaar niet waren te verkopen.
Zijn de grondprijzen die gevraagd worden reëel of weerspiegelen die
nog de financiële ambities van voor de crisis? Wordt er echt ruimte
gegeven aan eigen keuzes voor architectuur, of is alles dichtgetim-
merd? Als een kavel te koop wordt aangeboden, mag je dan ook echt
bouwen of zijn er nog grote risico’s voordat het bestemmingsplan
definitief is? Zijn de ambtenaren ook servicegericht of worden er
vele loketten dichtgehouden? Particulier opdrachtgeverschap moet
je niet alleen willen, je moet het ook goed organiseren! En dat lukt
veel gemeenten (nog) niet.
Krijgt zelfbouw in Nederland meer grond onder de voeten? De tijd
zal het leren. Ik zet me ervoor in. En u? Houd het in de gaten!
Op steeds meer plekken in het land wordt ruimte geboden. Benut die
kans! Bouw uw droom en geef daarmee energie aan de stad! Zodat u
nooit meer hoeft te verhuizen!
GEEF NIEUWE ENERGIE! Roelof Bleeker // Ambassadeur zelfbouw
CO-CREATIE // BLOG #2
Roelof Bleker // Ambassadeur Zelfbouw ministerie BZk
Als Ambassadeur Zelfbouw voor het ministerie van BZK,
stimuleert hij het particulier opdrachtgeverschap in de
woningbouw richting gemeenten.
Aorta #12 // 15
Het is nog wel spannend of andere gemeenten echt serieus voor zelfbouw gaan.
BAugruppEN BErlIjN
16 // Aorta #12 Aorta #12 // 17
“Dit lage raam in de douche hebben we zelf ontworpen.
Als je hier staat te douchen, dan kunnen mensen buiten
alleen een stukje van je benen zien, van je knieën tot je
enkels. Maar als je in bad zit, kun je via datzelfde raam
wel zo het park in kijken.” Een raam ín de douche, dat
kom je in een regulier gebouwd huis nooit tegen. Want
de gedachte van ‘de bouwer’ is dat niemand een raam
in zijn douche wil. Dit vanuit privacy overwegingen. Maar
particulier opdrachtgeverschap maakt dit wel mogelijk.
Logisch eigenlijk, want waarom zou iemand mogen
bepalen dat jij geen uitzicht op het park kunt hebben?
Vrijheid en zelf keuzes maken. Dat is de grootste meer-
waarde die ‘zelfbouwers’ toekennen aan particulier
opdrachtgeverschap. Niet enkel schuiven met meubels,
maar écht bepalen hoe je huis eruit ziet. De standaard-
concepten die de reguliere nieuwbouw domineren,
hebben bij zelfbouwprojecten dan ook plaatsgemaakt
voor unieke ideeën. Je zelfgebouwde huis is niet alleen
anders dan andere huizen, het past precies bij hoe jij het
wilt gebruiken. Het is een huis op maat.
Terugkijkend op het proces spreken alle zelfbouwers over
een zwaar en intensief traject. Dat is te verwachten, want
professionele bouwers hebben niet alleen ongelooflijk
veel kennis van het bouwproces en een onuitputtelijk net-
werk in de bouwwereld, maar ook jarenlange ervaring.
Dit ontbreekt bij de meeste zelfbouwers. Voor hen is het
meestal de eerste – en vaak ook enige – keer dat ze een
bouwproces doormaken vanaf het kopen van bouwrijpe
grond tot het kiezen van de mortel voor het voegwerk.
Toch is er niemand die achteraf spijt heeft. Er is juist een
intense dankbaarheid voor het resultaat. Iets waar je zelf
voor gezwoegd hebt, heeft een grotere waarde dan een
kant-en-klaar-pakket waar geen bloed, zweet en tranen
in zitten. Die grote waardering blijkt ook uit het feit dat
zelfbouwers veel minder snel geneigd zijn om te verhui-
zen. De betrokkenheid bij het eigen huis en de buurt is
ontzettend groot; beide zijn immers – letterlijk - eigen-
handig uit de grond gestampt. En daarin schuilt een ander
verschil met de traditionele bouwwereld. Deze sector
is de betrokkenheid bij wat er gebouwd werd de laatste
jaren volledig kwijtgeraakt. Er heerste geen mentaliteit
om een huis te bouwen dat mensen in hun hart zouden
sluiten, maar er werd gebouwd om geld te verdienen.
Een veelgehoord tegenargument voor (collectief) parti-
culier opdrachtgeverschap is dat het niet voor iedereen
toegankelijk zou zijn, zowel uit financieel als sociaal
oogpunt. Als je als zelfbouwer een kavel wilt kopen, blijk
je een aanzienlijke voorinvestering te moeten doen die
vaak niet meegefinancierd kan worden in de hypotheek.
Dat betekent dat je dus een flinke spaarpot moet heb-
ben om aan particulier opdrachtgeverschap te kunnen
beginnen. Je draagt dus ook zelf al het financiële risico
voor de bouw. De gemeente Almere heeft inmiddels wel
alternatieve financieringsmogelijkheden voor zelfbouw-
kavels, waardoor dit ook voor mensen met een lager
inkomen toegankelijk is. Daarnaast is zelfbouw een
intensief, een vrij complex en voornamelijk lang traject.
Je hebt te maken met bouwaanvragen, het aansturen
van architecten en aannemers, het regelen van finan-
ciering, bestemmingsplannen, welstand en het maken
van kostenramingen. Het is heel begrijpelijk dat de
blanke hoogopgeleide bewoner dit niet als belemmering
ziet, maar voor de bewoner met minder geld en kennis
is deze drempel waarschijnlijk een stuk hoger. Sommige
mensen hebben immers heel wat andere dingen aan
hun hoofd dan fantaseren over hun droomhuis.
Los van deze kritische kanttekeningen lijkt er toch
een gunstig toekomstperspectief voor zelfbouw te
groeien. De traditionele bouwwereld ligt door de crisis
noodgedwongen stil, waardoor er vrij baan is voor de
zelfbouwers. Steeds meer gemeenten en ook woning-
corporaties zien hier een grote kans voor (collectief)
particulier opdrachtgeverschap. En dat is gunstig, want
bij een grotere betrokkenheid met je eigen huis en buurt
is iedereen gebaat. De angst bij veel gemeenten – en
met name bij welstandscommissies – voor ‘Belgische
praktijken’ die uit zelfbouw zouden voortvloeien, moet
dan ook los gelaten worden. Want vergeet niet dat ook
grote delen van Nederland waar we nu uitermate trots
op zijn in vroegere tijden via particulier opdrachtgever-
schap tot stand zijn gekomen. En daarnaast, Belgen zijn
hele gelukkige mensen.
MEERWAARDE VAN ZELFBOUWAnne Seghers // Studio Papaver
CO-CREATIE // BLOG #3
Anne Seghers // Studio papaver
Als stedenbouwkundige ontwerpt, onderzoekt en schrijft
Anne over de stedelijke dynamiek. Zij is tevens de mede-
oprichter van Studio Papaver, bureau voor stedelijk
onderzoek, ontwerp en theorie. www.studiopapaver.com
Aorta #12 // 17
Iets waar je zelf voor gezwoegd hebt, heeft een grotere waarde dan een kant-en-klaar-pakket waar geen bloed, zweet en tranen in zitten.
ScHooTSHuIS BlAuwkApEl // FoTo rolF rEIcHArDT
Bekijk hier verschillende filmportretten van zelfbouwers:
http://particulieropdrachtgeverschap.arch-lokaal.nl/
Architectuurcentrum Aorta maakte enige tijd geleden ook
een documentaire over zelfbouw in Utrecht: http://www.
aorta.nu/publicaties/documentaire/het-wilde-dromen-2007/
;-) Over het woongeluk van Belgen: http://www.fedra.
belgium.be/nl/mijn-wereld-en-ik/reportage/d/detail/huis-
thuisgevoel-geluk
Aorta #12 // 19Aorta #12 // 1918 // Aorta #12
WOONWENSEN CENTRAAL STELLEN IS MééR DAN PARTICULIER OPDRACHTGEVERSCHAP
Anne Seghers // Studio Papaver
CO-CREATIE // BLOG # 4
“De gebruiker aan zet” en “Van woonconsument naar
woonproducent”. Deze slogans zorgden enkele jaren ge-
leden wellicht nog voor opgetrokken wenkbrauwen, maar
tegenwoordig is de gedachte aan een grotere rol voor de
wensen van bewoners steeds minder uitzondering en
steeds meer gemeengoed. Dat is goed. Want iedereen
ziet dat massaproductie en eenheidsworst niet langer
aansluiten bij de huidige markt. Een bouwproces waarin
de woonwensen centraal staan, dat is de uitdaging.
Het is goed om te beseffen dat er verschillende manie-
ren zijn om tot dit vraaggerichte bouwproces te komen.
Particulier opdrachtgeverschap is een krachtige
methode waarin de gebruiker in het middelpunt staat
en waarbij woonwensen de leidraad vormen. Maar het
is slechts één methode; het is zeker niet de enige en
ook niet altijd de beste manier. Want voor sommige
ruimtelijke opgaven is particulier opdrachtgeverschap
niet geschikt, bijvoorbeeld doordat de schaal van de
bouwopgave dusdanig groot is of wanneer er gebouwd
wordt voor een doelgroep die helemaal geen interesse
heeft om actief bij het bouwproces betrokken te worden.
Voor dit soort opgaven is er dus nog steeds behoefte aan
professionele bouwers, maar niet met de werkwijze die
ze tot enkele jaren geleden hanteerden. Want bouwen
om snel geld te verdienen, werkt niet meer. Dat was wel
mogelijk in de sterk aanbodgestuurde markt van vóór de
crisis. Alles wat toen gebouwd werd, ging snel en voor
een hoge prijs van de hand. Maar wat nu niet aansluit bij
de vraag, wordt simpelweg niet verkocht.
Nu is het zo dat gemeenten massaal stimulerings-
maatregelen voor particulier opdrachtgeverschap in
hun beleidsplannen hebben opgenomen. Want ook zij
constateren dat de crisis de ‘traditionele’ bouwende
partijen vleugellam heeft gemaakt. De redenering is dat
zelfbouwers nog wel middelen hebben om woningen te
bouwen. En onder het mom van ‘vraaggericht bouwen’
en ‘het centraal stellen van woonwensen’ worden de
zelfbouwers naar voren geschoven en verdwijnen de
professionele bouwers meer naar de achtergrond. Maar
bereiken deze stimulerende maatregelen wel het ge-
wenste effect, namelijk een bouwproces dat stoelt op
woonwensen, als de aandacht zo eenzijdig uitgaat naar
particulier opdrachtgeverschap?
Want particulier opdrachtgeverschap is slechts één
onderdeel binnen een vraaggericht bouwproces. En het
stimuleren van enkel deze ene vraaggerichte bouw-
methode zal op de lange termijn niet leiden tot een
bouwproces waarin woonwensen centraal staan.
Enerzijds, zoals eerder al gesteld, omdat sommige
bouwopgaven niet passen bij de schaal waarop
particulier opdrachtgeverschap opereert en omdat
sommige mensen niet actief bij het bouwproces betrok-
ken wíllen worden. Particulier opdrachtgeverschap
beslaat uiteindelijk dus maar een klein aandeel in alles
wat er gebouwd wordt. Maar anderzijds belemmert de
eenzijdige aandacht voor particulier opdrachtgever-
schap de omslag naar het vraaggericht ontwikkelen bij
de grotere, professionele bouwers. Zo lang zij ‘buiten
spel’ blijven staan in de huidige, vraaggerichte markt,
krijgen zij niet de kans en de prikkel om deze omslag
te maken. Terwijl zij juist degenen zijn die bij de grotere
opgaven nodig zijn.
Aorta #12 // 19Aorta #12 // 19
De meer traditionele bouwende partijen moeten zich het
vraaggericht overtuigend aanleren en het zich eigen gaan
maken, tot in de vezels. Want anders loert het gevaar dat
het hele woonwens-denken bij deze partijen feitelijk niet
meer is dan een afleidingsmanoeuvre tot de crisis ten
einde is, waarna ze weer op de oude voet verder kun-
nen. En dat is wat niemand wil. Het centraal stellen van
woonwensen moet dus werkelijk in de haarvaten van de
professionele bouwers gaan zitten, wil het ook
na de crisis beklijven. Anders is particulier opdracht-
geverschap niet meer dan een laatste strohalm in de
crisis, een overbruggingsmechanisme, in plaats van
een zeer sterk voorbeeld van een type projectontwikke-
ling dat altijd al gewenst was maar waarvoor nooit veel
ruimte was in de markt.
Het is dus van groot belang om ook andere vormen
van woonwensgericht bouwen te onderzoeken en uit te
proberen. Manieren die bedacht, uitgeplozen en toe-
geëigend worden door de professionele bouwers van
voorheen. Want daarmee zorg je dat woonwensgericht
bouwen een antwoord is op meerdere ruimtelijke opgaven
dan enkel de kleinere schaal waarop particulier op-
drachtgeverschap een antwoord heeft. En daarmee zorg
je dat de aandacht voor deze aanpak niet verslapt op
het moment dat er weer meer economische voorspoed
komt. Alleen dan kunnen woonwensen echt serieus
genomen en geborgd worden.
Het is goed om te beseffen dat er verschillende manieren zijn om tot dit vraaggerichte bouwproces te komen.
Anne Seghers // Studio papaver
Als stedenbouwkundige ontwerpt, onderzoekt en schrijft
Anne over de stedelijke dynamiek. Zij is tevens de mede-
oprichter van Studio Papaver, bureau voor stedelijk
onderzoek, ontwerp en theorie. www.studiopapaver.com
Aorta #12 // 21Aorta #12 // 2120 // Aorta #12
TERUG NAAR DE WOONKWALITEIT: CPO ALS MIDDEL
Vincent Kompier // onderzoeker & publicist woonachtig in Berlijn
CO-CREATIE // BLOG # 5
Sneller? Nee. Goedkoper? Ook niet per se. Mooier? Ja,
dat wel. En duurzamer? Zeker. Dat zijn kernwoorden die
van toepassing zijn op CPO-projecten in Duitsland. Daar
bestaat de traditie om samen te bouwen – dus zonder
projectontwikkelaar, kostendeskundige, constructeur,
doelgroeponderzoeker, makelaar en allerlei andere
tussenlagen die in Nederland het bouwen zo duur en
nodeloos ingewikkeld maken – al veel langer. Waar
komt deze traditie vandaan? En wat valt er van te leren
voor de Nederlandse – en dus ook Utrechtse – situatie?
Eigenlijk is daar een heel simpel antwoord op. Wie in
Duitsland binnen het bestaande aanbod niet datgene
kan vinden wat hij zoekt, gaat zelf aan de slag. Dat doen
zij al zo’n dertig jaar. Waarom kunnen zij die ideale
woning niet in het bestaande aanbod vinden? Omdat in
Duitsland, net als in Nederland, de afgelopen veertig
jaar de focus vooral op productie en kwantiteit heeft
gelegen. Als het al over kwaliteit ging is vooral de tech-
nische kwaliteit van de woningen benadrukt. De woon-
kwaliteit, ofwel de vraag: hoe wonen we eigenlijk en
hoe heeft ons leven het wonen veranderd? is nauwelijks
beantwoord in de bouwproductie.
Nu zult u zeggen: “wat is er dan mis met de woon-
kwaliteiten in Nederland? Niets toch? Mijn dak lekt niet
en de voordeur tocht niet, dus wat is het probleem?”.
Dat is waar. De technische woonkwaliteit van Neder-
landse woningen is over het algemeen goed. Hoewel op
duurzaamheid de gemiddelde Duitse woning de Neder-
landse woning flink achter zich laat. Meer marktwerking
in de woningbouw heeft niet datgene opgeleverd wat je
bij het begrip ‘markt’ zou verwachten: een verhoging
van het aanbod, een grotere keus in kwaliteiten (dus ook
‘slechte’ kwaliteit, die dan minder kost) of kwalitatief
betere woningen voor minder geld. In het aanbod blijft
datgene ontbreken waar veel behoefte aan is: een goede
woning, die meer is dan techniek. Die ook een plek is
waar je wilt zijn. Die, naast technische, ook vooral
functionele kwaliteit heeft en die zich niet beperkt tot
een hip of modieus (of juist traditionalistisch, wat eigen-
lijk nog modieuzer is) architectonisch jasje.
Het gros van het nieuwbouw-woningaanbod laat nog
immer een beperkte manier van leven toe: dat van een
gemiddeld gezin met twee kinderen, waarvan de ouders
de grootste slaapkamer innemen, het oudste kind de
middelste kamer en het jongste kind de kleinste kamer.
Bijna alle woningen (op halalwoningen na) worden op-
geleverd met een woonkamer met leefkeuken, die het
onmogelijk maakt om koken en wonen van elkaar te
scheiden. Zelf wil ik, nu ik de degelijke Duitse woning
ken, nooit meer in mijn leven zo’n Hollandse living met
design-kookeiland. Niemand hoeft te zien hoe ik de
pannenkoeken terug in de pan mik nadat zij bij het keren
een tijdelijke tussenlanding op de vloer gemaakt hebben.
Zonder gekheid; de mogelijkheid in Nederland om je
woning naar eigen wensen en leefpatronen te ontwer-
pen en in te delen is bijna onmogelijk. Hordes stylistes
en leefstijlonderzoekers hebben de afgelopen jaren een
waaier aan leefstijlen ontwikkeld die door architecten
in verschillende woonsferen (kasteel, grachtenpand,
country huis met veranda) en architectuur zijn vertaald.
Deze manier van werken beperkt zich tot de buitenkant.
Dat een gemiddeld gezin inmiddels met de laptop/tablet
op schoot televisie kijkt, en dat een gemiddeld gezin
meerdere hobby’s kent; daar heeft het gemiddelde huis
zich nog lang niet aan aangepast. En heeft u wel eens
de gemiddelde tuin in een gemiddelde nieuwbouwwijk
bekeken? Gemiddeld is daar 90% betegeld, met hier en
daar een pot met wat gemiddeld groen erin, want een
gemiddeld gezin heeft nul tijd om een tuin te onder-
houden.
Aorta #12 // 21Aorta #12 // 21
Terug naar Duitsland. Wat laten de woningprojecten die
in CPO zijn ontwikkeld zien? Dat generieke en specifieke
kwaliteiten in een goede balans worden vermengd.
Generiek wil zeggen: goede lichttoetreding, afgestemd
op de plek; mooie en ruime hallen en gangen (waar je
jas niet subiet van de kapstok valt als je ‘m net uitge-
trokken en opgehangen hebt en je je wilt omdraaien; die
beroemde Nederlandse gang). Kwaliteiten als energie-
zuinigheid, ruimtelijkheid in de woning, gebruiksgemak
als opbergruimte voor fietsen en kinderspeelgoed,
(gemeenschappelijke) ruimte voor hobby’s, logés of
een sauna worden als vanzelfsprekend in de zelfbouw-
projecten mee ontworpen. Daarnaast bouwen zij opval-
lend duurzaam, want zij betalen zelf de energierekening
en doen daartoe bij aanvang andere investeringen in
duurzaamheid. Het opleggen van (bovenwettelijke)
duurzaamheidsverplichtingen aan zelfbouwers is
dan ook als een teken te zien dat veel Nederlandse
gemeenten de intenties van zelfbouwers nauwelijks
begrijpen en serieus nemen.
Dit zelf bouwen laat zien dat een nieuwe manier van
ontwikkelen en wonen in opkomst is. Overigens veel
minder idealistisch en veel meer pragmatisch dan
menigeen denkt: ook bij zelfbouwers is rendement een
niet onbelangrijk doel. Toch staat niet de verkoopbaar-
heid van de woning voorop, maar het maken van een
eigen plek waar je je thuisvoelt. En als je je thuisvoelt,
hoef je ook niet om de zes jaar te verhuizen. Met het
zicht op een vastgelopen woningmarkt die voorlopig
niet losgetrokken wordt een prettig vooruitzicht. Een
woonvorm waar de woonconsument van louter passief
opsouperen wat anderen voor hem bedacht hebben
transformeert tot bewoner. Een tevreden bewoner,
omdat hij zelf heeft bijgedragen aan het creëren van zijn
ideale woonplek.
Wie in duitsland binnen het bestaande aanbod niet datgene kan vinden wat hij zoekt, gaat zelf aan de slag. Dat doen zij al zo’n dertig jaar.
Vincent Kompier // planoloog en demograaf in Berlijn
Vincent Kompier is planoloog en demograaf. Als onder-
zoeker heeft hij jarenlang gewerkt bij architectuur-,
onderzoeksbureaus en de overheid. In 2008 is hij naar
Berlijn verhuisd waar hij dagelijks blogt over de dagelijkse
ruimtelijke ordening in Berlijn. www.vincentkompier.de
22 // Aorta #12 Aorta #12 // 23
Waar staan we nu met de Veemarkt? Er wordt op dit
moment ontworpen aan diverse bouwvelden binnen het
plangebied. Individuen hebben een optie op een bouw-
kavel en een ontwikkelaar heeft, samen met een
corporatie, een drietal architecten opdracht geven om
samen met de toekomstige bewoners een ontwerp te
maken voor ongeveer 40 woningen in een bouwveld.
Daarnaast zijn er twee initiatieven voor een CPO-groep
bezig met de ontwerpen voor een bouwcluster voor
respectievelijk 10 en 20 woningen. De ontwikkelingen
zijn gestart.
Hoe zijn we hier gekomen? Bij de start van het plan-
proces diende zich de vraag welk type document we
zouden gaan opstellen, als handvat voor het ontwikkelen
van een woonwijk van ongeveer 10 hectare, voor onge-
veer 550 woningen. De gemeente Utrecht heeft samen
met Bureau Dolte een Stedenbouwkundig Programma
van Eisen (SPVE) gemaakt. Vanaf het begin hebben we
daar belanghebbenden en geïnteresseerden bij betrok-
ken. De vraag die wij ons zelf en de participerende groep
als eerste hebben gesteld is: “Hoe ziet deze woonwijk er
over 25 jaar uit?”. Dat heeft zes kernkwaliteiten voor de
wijk opgeleverd. Deze kernkwaliteiten zijn de basis voor
het SPVE, het bestemmingsplan en het beeldregieplan.
Ruimte voor initiatief en een gevarieerde wijk met iden-
titeit zijn twee van deze kernkwaliteiten. Dat is dus het
doel. Toekomstige bewoners betrekken – in welke vorm
dan ook – bij het ontwerpen van hun eigen woning en da-
gelijkse woonomgeving is dan het juiste middel. Als je de
inbreng van toekomstige bewoners serieus neemt, moet
je flexibiliteit bieden waar het kan en zekerheid bieden
waar het moet. Het SPVE biedt beide. Functioneel en
ruimtelijk is er flexibiliteit. Deze flexibiliteit levert een
handvat voor een goede fasering, biedt maatwerk voor
plannen op korte en langere termijn en geeft houvast bij
het maken van een functioneel ontwerp voor de openbare
ruimte gebaseerd op een matenplan. Duidelijkheid in
de openbare ruimte en een maximale flexibiliteit ten
aanzien van woningtypologieën en volumina binnen de
bouwvelden, dat is het streven. Het beeldregieplan is
gemaakt als inspiratiebron en het biedt bewoners en
hun architecten een handvat voor het woningontwerp.
Het beeldregieplan is dus geen “toetsdocument”. Daar-
naast is het zo geregeld dat de welstandscommissie,
op basis van het beeldregieplan, een supervisor heeft
gemandateerd om ontwerpen goed te keuren.
Het bestemmingsplan is flexibel en globaal maar geeft
wel de mogelijkheid voor het verlenen van een bouw-
vergunning. Dit laatste is essentieel. Het kan niet zo zijn
dat initiatiefnemers na hun ontwerp nog eens een jaar
proceduretijd moeten afwachten.
Co-creatie of particulier opdrachtgeverschap, is een
houding. Van de initiatiefnemer of de toekomstige bewo-
ner, de betrokken ambtenaren maar ook ontwikkelende
en bouwende partijen. Samenwerken met toekomstige
bewoners om een gevarieerde woonwijk te realiseren
vraagt om een zorgvuldig proces dat is afgestemd op de
vraagstukken die je onderweg kan tegenkomen. Als er
bij deze partijen het plezier ontstaat om in de Veemarkt
aan de slag te gaan, gaat er iets ontstaan. Als dit concept
in Utrecht niet lukt, lukt het nergens. Vooralsnog merk
ik dat het beschikbare materiaal (het bestemmingsplan,
het SPVE en het beeldregieplan) maar ook de methodiek
van gronduitgifte, dit plezier nog niet in de weg staat. In
deze fase van plannen maken merk ik dat de flexibiliteit
die we in onze kaders hebben geborgd voldoende is.
De eerste schetsen genereren de dialoog en het plezier
dat we hadden gehoopt. De volgende stappen zijn de
definitieve ontwerpen en bouwactiviteiten.
EEN GEVARIEERDE WIJK, LEVENDIG EN VERRASSEND VOOR IEDEREEN, LUKT ALLEEN IN CO-CREATIE
Han Schraders // Gemeente Utrecht
CO-CREATIE // BLOG # 6
Han Schraders is Adviseur stedelijke ontwikkeling
gemeente Utrecht, afdeling Stedenbouw.
Aorta #12 // 23
Co- creatie of particulier opdracht-geverschap, is een houding. Van de initiatiefnemer of de toekomstige bewoner, de betrokken ambtenaren maar ook ontwikkelende en bouwende partijen.
TuSSENruImTE // INjA ArcHITEcTEN EN AN ArcHITEcT
24 // Aorta #12 Aorta #12 // 25
Collectief particulier opdrachtgeverschap herbergt een
belofte voor een wezenlijk andere manier van stads-
ontwikkeling. Maar de huidige vorm waarop collectieve
zelfbouw in Nederland wordt ingezet, lost deze belofte
bij lange na niet in. Dit is de vaststelling van Wouter
Veldhuis, stedebouwkundige en directeur van het
bureau MUST stedebouw en tevens coördinator van de
opleiding Stedebouw aan de Rotterdamse Academie van
Bouwkunst.
“De vraag hoe je met particulieren een stuk stad maakt,
is ontzettend interessant. Daar ligt een kans voor een
hele andere, meer organische, vorm van stedelijke ont-
wikkeling. In de ‘traditionele’ stadsontwikkeling wordt
immers gewerkt met grote investeringen aan de voor-
kant van ontwikkeltrajecten: het bouwrijp maken van
grote lappen grond, het aanleggen van wegen, kabels,
leidingen en riolering en het inrichten van de openbare
ruimte. Maar bij zelfbouw, met particulieren als finan-
ciers, ontbreken de middelen om deze voorinvesteringen
te kunnen doen. Het geld komt uit veel meer kleinere
en verschillende portemonnees. De investeringen die
particulieren doen, gebeuren schoksgewijs, in kleinere
stapjes, passend bij het eigen tempo waarmee particu-
lieren willen bouwen. Zelfbouw vraagt dus eigenlijk om
een andere manier van grondpolitiek, met een ander
financieringsmechanisme.
Als ik kijk naar de projecten die nu via zelfbouw tot
stand komen, zie ik helemaal geen nieuwe manier van
stadsontwikkeling. Want wanneer je met zelfbouw écht
een stuk stad zou maken, zou dit betekenen dat je zelf
de locatie kiest waar je je huis wilt bouwen, dat je zelf
bepaalt hoe groot dit stuk grond is, dat je zelf beslist
welke energievoorziening je neemt en dat je vrije keuze
hebt op het vlak van gebouwtypologie en functies. Maar
dat is allemaal niet het geval in Nederland. Particulieren
kunnen kiezen uit lapjes grond die allemaal al verkaveld
zijn, voor een prijs die vaak erg hoog is en vergezeld
gaat van een groot aantal dwingende regels en
voorwaarden. Bewoners hebben bij zelfbouwprojecten
alleen zeggenschap over hun eigen woning. Daarin is
inderdaad sprake van ‘woonvrijheid’. Maar ze hebben
geen zeggenschap over dingen die de woonomgeving
bepalen. En juist de kwaliteit van de woonomgeving is
wat een woning, plek en buurt duurzaam maakt. De
manier waarop zelfbouw op dit moment georganiseerd
wordt, gaat dus helemaal niet over samen een wijk of
een stuk stad maken. Het gaat over zelf je individuele
huis bouwen, binnen een soort Vinextypologie met een
daaraan gekoppelde grondpolitiek en planningslogica.
De collectieve zelfbouwprojecten Landhof in Eindhoven
en de Contreie in Oosterhout illustreren dit. Hier lagen
kansen voor bewoners om zelf een wijk te ontwikkelen.
Met dat idee hebben wij als bureau de plannen gemaakt,
waarbij we nadrukkelijk streefden naar het loslaten
van allerlei eisen die normaliter van bovenaf – door de
gemeente – worden opgelegd. Bewoners kregen hier de
kans om zelf een fijne woonomgeving te creëren, pas-
send bij de eigen woonwensen. Het resultaat valt tegen.
Wij dachten te werken aan bijzondere wijken die door
de inbreng van de bewoners ook op de lange termijn
waardevol zijn. Maar de kopers/bewoners hebben een
hele andere agenda. Zij willen simpelweg zo goedkoop
mogelijk bouwen, met een grote focus op het woongenot
bínnen de vier muren. Ze voelen geen verantwoordelijk-
heid voor een goede collectieve buitenruimte. Dat zien
zij toch als iets wat de gemeente voor zijn rekening moet
nemen. Want het geld dat je als bewoner investeert in
een mooie speelplek in de wijk, of in een fijn stuk groen,
kan je niet meer uitgeven aan mooie inbouwapparatuur
in de keuken. Dat is de redenering. De meeste zelf-
bouwgroepen zijn in de praktijk niets anders dan kleine
ontwikkelaars en zo gedragen ze zich ook als het gaat
om de collectieve ruimte. Dit gedrag wordt nog eens
versterkt door de kaders vanuit de gemeente en de
adviseurs die hun begeleiden.
DE LOZE BELOFTE VAN ZELFBOUW EN DE ROL VAN PARTICULIEREN IN DE STADSONTWIKKELING
Anne Seghers // Studio Papaver in gesprek met Wouter Veldhuis (MUST)
CO-CREATIE // BLOG # 7
Aorta #12 // 25
Landhof en de Contreie zijn exemplarisch. Het laat zien
dat de projecten die nu via collectief particulier op-
drachtgeverschap tot stand komen, geen nieuwe
gebiedsontwikkelingen zijn. Het is gewoon knetterharde
traditionele stadsontwikkeling, die enkel op een andere
manier gefinancierd wordt. De motieven voor zelfbouw
zijn simpelweg verkeerd. Voor veel bouwende partijen
is particulier opdrachtgeverschap een manier om de
bouwstroom op gang te houden en om de consument
geld uit de zakken te kloppen. Voor veel particulieren
is het een manier om zo goedkoop mogelijk zoveel
mogelijk vierkante meters te kunnen bouwen.
De belofte om met collectieve zelfbouw te werken aan
een andere manier van stadsontwikkeling is groot.
Maar de resultaten laten tot nu toe zien dat het een loze
belofte is. En volgens mij kan die belofte momenteel
ook niet worden ingelost. Niet zolang zelfbouw moet
plaatsvinden binnen het systeem van de traditionele
gebiedsontwikkeling. Het systeem is daar helemaal niet
geschikt voor. Een andere reden waarom deze belofte
geen werkelijkheid wordt, is omdat de groep particuliere
zelfbouwers niet geëmancipeerd genoeg is om daad-
werkelijk aan de ontwikkeling van een wijk of stuk stad
te werken. Zij voelen niet de verantwoordelijkheid voor
een kwalitatieve openbare ruimte. Pas als zowel de
overheden als de particulieren los komen uit het
systeem van de traditionele stadsontwikkeling, zie
ik openingen voor het inlossen van deze belofte. Eerder
niet.”
Op uitnodiging van gemeente Almere heeft MUST stede-
bouw in 2007 gewerkt aan een ontwerpend onderzoek
hoe je met particulieren een stuk stad kunt ontwikkelen,
op een manier die losgekoppeld is van de traditionele
mechanismen in gebiedsontwikkeling. De resultaten zijn
hier te lezen.
Collectief particulier opdracht-geverschap herbergt een belofte voor een wezenlijk andere manier van stadsontwikkeling.
Aorta #12 // 27Aorta #12 // 2726 // Aorta #12
HET LEF HEBBEN OM LOS TE LATEN Leen de Wit // Projectleider Veemarkt gemeente Utrecht
CO-CREATIE // BLOG # 8
In de Veemarkt vinden allerlei vormen van particulier
opdrachtgeverschap plaats: particulieren kopen er
bouwkavels per strookjes van 60 centimeter, bouw-
groepen kopen hele bouwvelden en professionele ont-
wikkelaars geven vorm aan medeopdrachtgeverschap.
Ik werk vanuit de gemeente Utrecht als projectleider
aan de ontwikkeling van de Veemarkt. Wat betekent dit
nu voor een gemeente? Een paar noties.
Centraal staat de verandering in de houding die nodig
is. Hebben we als gemeente het lef om los te laten?
Durven we in het ontwikkelingsstadium globalere be-
stemmingsplannen vast te stellen, zodat het toekomstig
gebruik niet volledig dichtgetimmerd is en zodat we nu
meer flexibiliteit faciliteren voor de toekomst? Kunnen
we de neiging tot teveel sturen loslaten? Hoe gedetail-
leerd leggen we de beeldregieregels vast, hoe besteden
we aan, hoe berekenen we de grondprijs en welke
contracten stellen we op? Elke dag is dit voor ons een
interessante zoektocht. Want loslaten, het organiseren
van flexibiliteit en de traditionele rol van de gemeente
als toetser en hoeder van het algemeen belang, zijn
geen natuurlijke vrienden van elkaar. In allerlei in-
strumenten zit de beheersing ingebakken, zoals in het
Bouwbesluit, de grondexploitatie, de bestemmings-
plannen en het woningbouwprogramma. Dit moet dus
geleidelijk veranderen wil particulier opdrachtgever-
schap een goede kans krijgen. Tegelijkertijd roept het
organiseren van meer vrijheid ook moeilijkheden op.
Want aan de ene kant wensen particuliere opdracht-
gevers meer vrijheidsgraden, maar aan de andere kant
willen de buren rechtszekerheid over hun omgeving. En
dat alles in een context van een mondige samenleving.
Het organiseren van flexibiliteit en rechtszekerheid
vraagt dus om zeer goed nadenken vooraf en het strak
vastleggen van de essenties Dus welke ruimtelijke
kwaliteit moet minimaal gerealiseerd worden?
En verder het lef hebben om los te laten wat losgelaten
kan worden. We oefenen daar elke dag op.
Vraaggericht ontwikkelen en allerlei vormen particulier
opdrachtgeverschap vragen ook op politiek vlak om de
nodige flexibiliteit. Het vaststellen van een stedenbouw-
kundig programma van eisen, een bestemmingsplan,
een beeldregieplan en een ontwikkelingsstrategie gaan
eigenlijk allemaal over momentopnames. De volgende
dag is de werkelijkheid buiten alweer veranderd. In
bovengenoemde plandocumenten zou het mogelijk
moeten zijn om te kiezen voor een subtiele combinatie
van zekerheid en flexibiliteit. Dus dat enerzijds garanties
vastgelegd worden, zoals wegprofielen en milieuregel-
geving, en dat er anderzijds de vrijheid is om in te spelen
op de marktvraag, bijvoorbeeld via het veranderen van
programma en functies van gebouwen. Ook politici en
raadsleden zullen dan veel moeten oefenen in het
tussentijds bijstellen van plannen, voornemens en
principes. Want het kan dan gebeuren dat het steden-
bouwkundig programma van eisen een bepaald pro-
gramma voorschrijft voor een specifieke plek, maar dat
de ontwikkelingen in de markt vragen om dit programma
te veranderen. Denk bijvoorbeeld aan een bouwveld dat
in het programma van eisen is bestemd voor grond-
gebonden woningen, terwijl zich in de praktijk een
enthousiaste groep ouderen meldt die daar apparte-
menten wil bouwen. Wat doe je dan? En mogen zij een
voorkeurspositie of moet de gemeente de plek, conform
de letter van de aanbestedingsregels, transparant aan
de markt aanbieden? Deze vragen en dilemma’s komen
elke dag weer voorbij. Dit vraagt om een nauwe samen-
werking tussen projectleider van het bouwproject met
de wethouder en de gemeenteraad.
Aorta #12 // 27Aorta #12 // 27
En zo zijn er meer veranderingen voor de gemeente.
Bijvoorbeeld bij de Veemarkt, waar we de supervisor
het mandaat hebben gegeven om met alle particulieren
en projectontwikkelaars de gesprekken te voeren over
de bouwplannen. Hij toetst de bouwplannen al in een
zeer vroeg stadium, al bij het schetsontwerp. En vervol-
gens ook bij het voorlopig ontwerp en bij het definitief
ontwerp. Bij goedkeuring zet hij er een stempel op, ook
namens Welstand. Alleen in geval van een menings-
verschil wordt het bouwplan toch nog geagendeerd bij
de Welstand, die dan een soort arbiter in hoger beroep
wordt. Volgens mij is dit een goede werkwijze, die de
kwaliteitsdiscussie weer de plek geeft waar die hoort:
aan het begin van het proces en aan tafel bij de architect,
opdrachtgever en de hoeder van de samenhang, in ons
geval de supervisor.
Loslaten is lef hebben, en heel goed vooraf nadenken.
Maar loslaten betekent ook open staan voor verrassingen.
Uit gemeentelijk onderzoek onder verhuisgeneigden
in de regio Utrecht blijkt dat circa tien procent van hen
interesse heeft in woningen die tot stand komen via
(collectief) particulier opdrachtgeverschap. Voor mede-
opdrachtgeverschap is nog veel meer emplooi. Onze
inschatting op basis van dit onderzoek is dat medeop-
drachtgeverschap wel veertig tot vijftig procent van de
marktvraag kan bedienen. Deze percentages halen we
– zelfs – in Utrecht nog lang niet. We staan pas aan het
begin van een radicale verandering in de ontwikkeling
van woonwijken. Of liever: gemengde wijken waar weer
mensen kunnen werken én wonen. De gemeente heeft
dus nog een lange weg te gaan. Maar Utrecht zet wel
hele goede stappen in de juiste richting.
De gemeente heeft dus nog een lange weg te gaan. Maar Utrecht zet wel hele goede stappen in de juiste richting.
Leen de Wit // programmamanager Veemarkt
Leen de Wit is senior projectmanager bij de gemeente
Utrecht. Onder andere voor projecten als Stationsgebied
(Muziekpaleis), Leidsche Rijn (hoofd afdeling Maxima-
park), Herontwikkeling Veemarkt.
morE cowBEll // ZoFA ArcHITEcTEN
Aorta #12 // 29Aorta #12 // 2928 // Aorta #12
ZElfBouw: gEEn BijRol MAAR
hoofdAct in AlMERE Adri Duivesteijn // Wethouder Ruimtelijke Ordening Almere
CO-CREATIE // BLOG # 9
Nog niet zo lang geleden maakte de Britse Housing
Minister bekend een fonds te lanceren – liefst £30 miljoen
groot – om projecten “simular to those at Almere” te
stimuleren. De minister doelde daarmee op Homerus-
kwartier, Nederlands’ grootste zelfbouwwijk, gelegen in
het nieuwe stadsdeel Almere Poort. Een gebied van zo’n
honderd hectare groot, dat bewust is ingericht als staal-
kaart van opdrachtgeverschap. In Homeruskwartier
wordt geëxperimenteerd met alle vormen van zelfbouw;
individueel en collectief, grond gebonden en gestapeld,
goedkoop en duur.
Een paar weken later reisde ik, op verzoek van diezelfde
Housing Minister, af naar het Britse parlement, om
onze ervaringen op het gebied van zelfbouw met de
parlements leden te delen. Het enthousiasme was groot,
bijna overweldigend groot. De politici overseas waren
“impressed by the large scale project underway in
Almere” en beschouw(d)en de jonge polderstad als een
inspirerend voorbeeld; met name het feit dat ook de
lagere inkomensgroepen – huishoudens met een bruto
jaarinkomen tot € 36.000 – in Almere de mogelijkheid
krijgen een eigen woning te bouwen, sprak de Britten aan.
Het blijft een vreemde gewaarwording dat, waar zelfbouw
in het buitenland wordt neergezet als ware revolutie,
het in Nederland slechts een rol in de marge speelt.
Sinds de invoering van de Woningwet (1901) wordt onze
woning bouw gedomineerd door institutionele partijen,
die in de loop der jaren steeds grootschaliger, markt-
gerichter en onpersoonlijker zijn geworden. Terwijl het
wonen zo’n belangrijk onderdeel van ons leven is
– ‘thuis’ is ieders vertrek- en eindpunt; de plek waar je
je terugtrekt en van waaruit je de wereld betreedt – zijn
wij de regie over het wonen, spijtig genoeg, kwijtgeraakt.
Honderd jaar van onderwijs, emancipatie en individuali-
sering hebben ons gevormd, maar op het beleidsterrein
van het wonen zijn wij nog altijd afhankelijk van (het
aanbod van) anderen.
Aorta #12 // 29Aorta #12 // 29
In Almere hebben wij deze traditionele bouwstructuur
radicaal doorbroken, en hebben we er, in lijn met het
Almere Principle ‘Mensen maken de stad’, principieel
voor gekozen het eerste recht op bouwgrond bij de
mensen zelf neer te leggen. Het programma Ikbouw-
mijnhuisinAlmere, dat in 2006 is geïntroduceerd, maakt
zelfbouw op grote schaal mogelijk. Jaarlijks komt er een
veelheid aan nieuwe kavels op de markt, verspreid over
de stad en in verschillende prijsklassen. Met de regeling
IkbouwbetaalbaarinAlmere, die dateert uit 2008, wordt
zelfbouw ook bereikbaar voor de lagere inkomens-
groepen. Een bijzonder contrast: waar de corporaties
stellen dat sociale woningbouw onbetaalbaar is ge-
worden, hebben in Almere inmiddels zo’n driehonderd
‘sociale’ huishoudens – die normaal gesproken achter
in de rij mogen aansluiten – hun eigen huis gebouwd,
zonder enige vorm van subsidie. En misschien nog ver-
wonderlijker: de zelfgebouwde woningen zijn stuk voor
stuk van hogere kwaliteit dan institutioneel gebouwde
woningen.
Hoe kan dat? Wij hebben de Britten uitgelegd dat het
te maken heeft met de transitie naar een fundamen-
teel ander stelsel. Van aanbod- naar vraaggedreven
woningbouw, van de grote naar de kleine schaal, van
winstmaximalisatie naar woonmaximalisatie, van
woonconsumenten naar woonproducenten. Met deze
stelselwijzigingen verdwijnen tussenlagen, en dus de
overhead kosten; iedere euro die een zelfbouwer heeft,
wordt direct geïnvesteerd in mankracht en in materiaal.
Maar waar wij in Engeland gehoor vonden – ik ontving
onlangs nog een kaart met een uitgebreid thank you;
de kennisuitwisseling heeft in Engeland veel teweeg
gebracht – vormt zelfbouw in Nederland nog altijd geen
substantieel onderdeel van de bouwstroom.
In Almere zien wij waar het toe leidt als dat wél zo zou
zijn. Een wandeling door de zelfbouwgebieden – niet
alleen Homeruskwartier, maar ook Overgooi, Noorder-
plassen West en Columbuskwartier – laat zien
dat zelfbouw zorgt voor straten, wijken, steden die
gedifferentieerder zijn, kleurrijker, interessanter.
Achter iedere voordeur schuilt een eigen verhaal, eigen
wensen, dromen en fantasieën, en dat vertaalt zich in
unieke plattegronden en verschijningsvormen. Het gaat
misschien wat ver om Almere als het beloofde land neer
te zetten, maar ik geloof oprecht dat steden beter worden
– persoonlijker en meer flexibel – als wij niet alleen de
institutionele partijen, maar vooral de mensen zelf de
kans geven om de stad te maken.
Een wandeling door de zelfbouwgebieden – niet alleen Homerus
Columbuskwartier – laat zien dat zelfbouw zorgt voor straten,
wijken, steden die gedifferentieerder zijn, kleurrijker, interessanter.
Adri Duivesteijn // wethouder Almere
Adri Duivesteijn (PvdA) is wethouder Duurzame Ruim-
telijke Ontwikkeling in Almere. Als lid van de Tweede
Kamer (1994-2006) pleitte hij er al voor zelfbouw op grote
schaal mogelijk te maken. In Almere bracht hij deze
ambitie in de praktijk. www.ikbouwmijnhuisinalmere.nl
HomEruSkwArTIEr IN AlmErE, HET ZElFBouwpArADIjS // FoTo gEmEENTE AlmErE
30 // Aorta #12 Aorta #12 // 31
Aorta #12 // 31
Met de herontwikkeling van het Veemarktterrein neemt Utrecht een grote stap in het mogelijk maken van collectief én parti culier opdrachtgeverschap.
Aorta #12 // 33Aorta #12 // 3332 // Aorta #12
idEEënpRijsvRAAg vEEMARKt
LOCATIE: ARCHITECTUURCENTRUM AORTA & VEEMARKTTERREIN
DATUM: 16 NOVEMBER 2011 T/M 1 APRIL 2012 // AANTAL DEELNEMERS: 82 // AANTAL BEzOEKERS: 110
SAMENWERKINGSPARTNERS: GEMEENTE UTRECHT &VERENIGING CPO VEEMARKT
CO-CREATIE // PRIJSVRAAG
Eind 2010/ begin 2011 schreef Aorta een bijzondere
ideeënprijsvraag uit voor professionele ontwerpers, op
initiatief van de vereniging CPO Veemarkt.
Op het terrein van de huidige Veemarkthallen in Utrecht
worden de komende vijf jaar 550 woningen gebouwd.
Bij de ontwikkeling van de Veemarkt krijgen particulier
opdrachtgeverschap (PO) en collectief particulier op-
drachtgeverschap (CPO) volop de ruimte. Dit betekent
dat zowel individuele opdrachtgevers als groepen die
iets willen bouwen, terecht kunnen op de Veemarkt. Pas
als dat niet lukt, kunnen andere partijen aan de slag.
De ideeënprijsvraag is bedoeld om toekomstige
particulier opdrachtgevers of groepen van particulier
opdrachtgevers de mogelijkheden van het bouwen met
een architect te laten zien.
De opgave was: ontwikkel en presenteer een integrale
visie waarin de relatie tussen bouwveld, de woning
en het binnenterrein zichtbaar wordt gemaakt. Werk
vanuit deze visie de ruimtelijke consequenties uit voor
één element (de individuele kavel of woning) en doe
een uitspraak over de relatie met het binnengebied (het
object, het binnenterrein of het bouwblok als geheel).
De ontwerpers moeten rekening houden met een aantal
specifieke randvoorwaarden, die leidend zijn bij de
Veemarktontwikkeling.
Deelname stond open voor alle Nederlandse
architecten, ingeschreven in het architecten-
register van het BA. Particulieren konden deel-
nemen in een coalitie met een geregistreerd
architect.
Aorta ontving 82 inzendingen. De jury, bestaande
uit Roelof Bleker, ambassadeur Zelfbouw;
Anco Schut, voormalig hoofd stedenbouw
& monumenten gemeente Utrecht; Herald
Roelevink, Dolte stedenbouw; Adrie van den
Muysenberg, secretaris Vereniging CPO Vee-
markt; Jurgen van der Ploeg, directie research-
en stedenbouwstudio van FARO architecten
en oprichter Taskforce CO2; Secretaris en
opsteller juryrapport (de secretaris heeft geen
stemrecht): Anne Luijten, publicist en hoofd-
redacteur Gebiedsontwikkeling.nu , koos twee
prijswinnaars en zes eervolle vermeldingen.
Alle inzendingen zijn gepubliceerd na afronding
van de ideeënprijsvraag via de website van
Aorta en tentoonsgesteld. De maquettes en
plannen zijn daarna meerdere keren getoond
tijdens informatiedagen voor de Veemarkt.
Daarnaast ziet de gemeente Utrecht deze case
als een pilot en leertraject voor het faciliteren
van (C)PO in Utrecht.
http://www.aorta.nu/ideeenprijsvraag-veemarkt/
Toekomstige particulier opdrachtgevers of groepen van particulier opdrachtgevers de mogelijkheden van het bouwen met een architect te laten zien.
Aorta #12 // 33Aorta #12 // 33
morE cowBEll // ZoFA ArcHITEcTEN
Aorta #12 // 3534 // Aorta #12
EEN ONTWERP VOOR JOU
LOCATIE: ARCHITECTUURCENTRUM AORTA
DATUM: 23 APRIL 2012 // AANTAL DEELNEMERS: 66
SAMENWERKINGSPARTNER: ARCHITECTENCAfé
CO-CREATIE
Zofa Architecten en Studio VY + Qupus zijn twee
winnaars van de ideeënprijsvraag Veemarkt.
Het team van het Groningse Zofa Architecten nam de
eerste prijs in ontvangst. Hun ontwerp voor een stedelijk
bouwblok getiteld ‘More CowBell’ werd geprezen om de
duurzaamheid, slimme toepassing van standaardbouw-
producten en de flexibele indeling van de woning.
De tweede prijs ging naar Studio VY en Qupus voor hun
ontwerp van vijftien woningen, met muziekstudio’s,
ateliers en collectieve ontmoetingsruimtes. De jury
roemt de vervlechting van collectiviteit en individualiteit.
Verder waren er zes eervolle vermeldingen. Alle inzen-
dingen en het juryrapport staan ook vermeld op de
website van Aorta. Te bekijken via:
http://www.aorta.nu/ideeenprijsvraag-veemarkt/
Zij presenteerden tijdens het Architectencafé hun
ervaringen. Wat was bij hun inzending de uitdaging?
Hoe kijken zij aan tegen collectief particulier opdracht-
geverschap en welke rol is daarbij voor de architect
weggelegd? Hoe gaat het nu verder? De avond werd
ingeleid door Eveline Paalvast van architectuurcentrum
Aorta met een korte toelichting op de prijsvraag.
In de pauze en na afloop was er gelegenheid om de
maquettes en de plantoelichtingen te bekijken.
Aorta #12 // 35
Duurzaamheid, slimme toepassing van standaardbouwproducten en de flexibele indeling van de woning.
HET ENSEmBlE // STuDIo Vy + QupuS
36 // Aorta #12 Aorta #12 // 37
Aorta #12 // 37
HomEruSkwArTIEr AlmErE // FoTo gEmEENTE AlmErE
Aorta #12 // 3938 // Aorta #12
HERGEBRUIKVASTGOED// HET DEBAT IN DE STAD
Aorta #12 // 39
STAND VAN zAKEN 2012
Eind 2010 stond Utrecht aan de vooravond van de discussie over de leegstand in vastgoed.
Met het regionale programma ‘Pak Leegstand kantoren aan’ werd een start gemaakt met de
Utrechtse discussie. In 2011 en 2012 zijn wegen verkend en de eerste stappen gezet.
ACHTERGROND
In 2010 stond zo’n 14% van de kantoorruimte in Nederland leeg, circa 8 miljoen m2. Dit staat
gelijk aan de oppervlakte van ongeveer 1.100 voetbalvelden of 80 keer de Jaarbeurs van
Utrecht. Op sommige bedrijventerreinen of kantoorparken gaat het zelfs om een derde van
het totaal aan kantoorruimte. Deze leegstand zal in de toekomst naar verwachting verder
toenemen. Enkele oorzaken zijn: gebrekkige afstemming tussen gemeenten en projectontwik-
kelaars, een beroepsbevolking die stabiel blijft en een toename van het aantal telewerkers- en
flexwerkers. Lege kantoren betekenen verspilling van ruimte en kapitaal. Daarom wil het
Rijk de groeiende leegstand terugdringen. Ze wil dit samen doen met gemeenten, provincies,
banken, beleggers en projectontwikkelaars. In het Actieprogramma Aanpak Leegstand
Kantoren dat in maart 2011 is verschenen, staan maatregelen beschreven.
De aanpak van bestaande leegstand is echter maatwerk. Verdeeld over het land wordt
binnen een regionale context ervaring opgedaan in toepassing van bestaande en nieuwe
instrumenten en methoden gericht op transformatie, sloop, onteigening en herontwikkeling
van gebieden.
DE DISCUSSIE
De provincie Utrecht ondersteunt gemeenten en eigenaren bij transformatie naar een nuttig
gebruik van leegstaande kantoorpanden, ondersteunt in informatievoorziening over wet- en
regelgeving en ‘best practices’, ‘quick scans’, ‘ mediation’ en bij het doorlopen van procedures.
De discussie over de schuldeigenaar (overheden of beleggers), onderhoud- en beheers-
vraagstukken, medewerking van de partijen in de gehele keten wordt in Utrecht gevoerd.
Maar ook worden er steeds meer initiatieven ontplooid om deze discussie een stap verder
te brengen naar realisatie en nieuwe innovatieve oplossingen.
WAAR STAAN WE NU?
In Utrecht staat ongeveer 9 procent van de kantoorruimte leeg. De gemeente wil daarom de
helft van de nieuwbouwplannen voor kantoren bevriezen. Op enkele locaties in de stad is nog
kantorenbouw toegestaan. Veel eigenaren van leegstaande panden houden nog vast aan de
kantoorfunctie. Daarom wil de gemeente procedures en regels zo veel mogelijk versnellen
en vereenvoudigen. Utrecht werkt daarnaast aan een website waarin alle leegstand in kaart
wordt gebracht en een Transformatieloket om eigenaren en projectontwikkelaars aan elkaar
te koppelen. Het ombouwen van leegstaande kantoren tot hotels is een deel van het ge-
meentelijke plan uit 2012 om leegstand aan te pakken. Behalve voor hotels ziet de gemeente
ook mogelijkheden voor studentencomplexen en culturele instellingen.
DE VEcHTcluB // FoTo BrAm pETrAEuS
Aorta #12 // 4140 // Aorta #12
Stel dat we de Nederlandse bouwwereld als één vast-
goedorganisatie zien. Hoe ziet dan die voorraad eruit?
In welke staat van onderhoud is al het onroerend goed
in Nederland? Hoeveel woningen staan leeg? Hoeveel
kerken? Hoeveel vierkante meter kantoorvloer? En wat
staat er volgend jaar leeg? Heeft er ooit iemand naar dat
totaal gekeken, ook al weten we dat het een dynamische,
steeds wisselende verzameling is? Er zijn wel schat-
tingen gedaan, zoals de inzending voor de Biënnale in
Venetië ‘Vacant NL’ uit 2010 liet zien met maquettes van
maar liefst 4326 direct te betrekken panden, maar
precies weten we het niet.
De vorige rijksadviseur voor het cultureel erfgoed, Fons
Asselbergs, heeft in 2008 ‘De Oude Kaart van Nederland’
geïntroduceerd, in een poging lege gebouwen in Neder-
land in kaart te brengen. Hij beperkte zich toen vooral
tot bijzonder vastgoed, zoals de leeggekomen gebouwen
met een religieus of industrieel verleden. Logisch, want
door de ontkerkelijking en de verschuiving van de eco-
nomie naar dienstverlening kwamen kerken en fabrieken
het eerst leeg. Nu, slechts enkele jaren later, zien we
op grote schaal het leegkomen van de eerste en wel-
licht tweede generatie vastgoed voor dienstverlening en
consumentisme: kantoren, bedrijven en winkels zijn de
afgelopen 5 jaar in een enorm tempo leeggekomen, en
het einde van die beweging is absoluut nog niet in zicht.
Ondanks dat zie ik nog steeds nieuwbouw verschijnen
op plekken waar in de directe omgeving vergelijkbare
gebouwen of complexen leegstaan. Bovendien zie ik te
vaak nieuwbouw verschijnen waarvan het programma
net zo goed in een bestaand pand elders had kunnen
worden ondergebracht. Dat is nog steeds het kenmerk
van onze huidige bouwcultuur: tegen beter weten in
vertrouwen op ongebreidelde groei.
Er is geen enkele reden om de leegstandsproblematiek
te onderschatten. Alleen al de huidige plannen van het
rijk, met zijn afstoot van gebouwen, gebieden en com-
plexen, omvatten, indien alle vierkante meters worden
opgeteld, een oppervlakte die vergelijkbaar is met de
grootte van de provincie Utrecht. Tel dat maar eens op
bij de bestaande leegstandscijfers, waaronder alleen al
7 miljoen vierkante meter kantoorvloer.
Wie door de oogharen kijkt, en deze gebouwenvoorraad
van de BV Nederland in de vingers wil krijgen, ziet al
snel dat grootschalige, gebiedsgerichte uitbreidingen
bij steden of grotere vinex-achtige woonwijken niet
meer aan de orde zijn. Eindbeeldplanologie kan inmid-
dels, naast een begrip als ‘de maakbare samenleving’,
bijgezet worden in het familiegraf van de Nederlandse
ruimtelijke ordening. We gaan toe naar veel kleinschali-
ger opgaven, bij voorkeur in bestaand bebouwd gebied,
met gebouwen die we multifunctioneel moeten gaan
gebruiken en gebieden die stap voor stap in gebruik
worden genomen. Maar ‘pandje voor pandje’ nadenken,
en bij ieder project weer opnieuw het ‘wiel’ uitvinden, is
ook de oplossing niet: daarvoor is het probleem te groot-
schalig. We moeten op een meer generieke manier leren
te kijken, zodat ook elders mogelijk hergebruik niet bij
voorbaat onmogelijk wordt gemaakt door regelgeving
of iets dergelijks. Lokale overheden moeten faciliterend
anticiperen, en de Nederlandse bouwwereld ook.
De kwalitatieve verbetering van de bestaande voorraad is het nieuwe bouwen.
HERBESTEMMEN IS DE NIEUWE BOUWOPGAVE
frits van Dongen // Rijksbouwmeester
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #1
Aorta #12 // 41
Laten we de nieuwe Nederlandse bouwcultuur de
bouwcultuur van ‘omgaan met de bestaande voorraad’
noemen. De kwalitatieve verbetering van de bestaande
voorraad is het Nieuwe Bouwen. Dáár moet de complete
bouwkolom op worden ingericht. Bovenstaande laat
evenwel onverlet dat er geen verbod op nieuwbouw hoeft
te komen. Natuurlijk hebben we af en toe nieuwbouw
nodig. Maar dan wel nieuwbouw die maximaal flexibel
is qua indeling en gebruik. In ieder pand zou in principe
alles moeten kunnen: wonen, werken, recreëren. Nu we
zo langzamerhand de ‘Eeuw van het Hergebruik’ binnen-
treden, zal ik dit jaar alles in het werk stellen om de
Nederlandse architectuur, net als in de jaren ’90, weer
een exportproduct van jewelste te laten zijn; niet met
iconen van sterarchitecten, maar met iconen van zorg-
vuldig hergebruik. Laat die Eeuw een ‘gouden’ zijn.
Daarom zal in de komende rijksnota over het ruimtelijk
ontwerp en het architectuurbeleid herbestemming een
van de centrale onderwerpen zijn. Onze leegstaande ge-
bouwenvoorraad vraagt om stevige actie. Niets doen is
geen optie, want eens moet de rekening worden betaald.
Herbestemmen is de nieuwe bouwopgave. De voorraad
schreeuwt erom.
Frits van Dongen // rijksbouwmeester
Frits van Dongen is sinds augustus 2011 aangetreden
als Rijksbouwmeester. Naast zijn werk als architect en
stedenbouwkundige is van Dongen als gastdocent
verbonden aan verschillende nationale en internationale
universiteiten en academies.
Aorta #12 // 4342 // Aorta #12
PROBLEEMEIGENAAR GEZOCHT LEEGSTAND IS EEN PROBLEEM, MAAR WIENS PROBLEEM IS HET NU WERKELIJK?
Mark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #2
In het VPRO-programma De Slag om Nederland ging
het onlangs over de verhuizing van het hoofdkantoor van
Cap Gemini van Papendorp naar een nieuwe kantoren-
locatie in Leidsche Rijn. De verhuizing is gerucht-
makend omdat het consultancybedrijf voor de derde
keer in korte tijd binnen Utrecht van onderkomen
wisselt. Nog geen tien jaar geleden liet Cap Gemini een
gebouw in Rijnsweerd leeg achter voor een splinter-
nieuw kantorencomplex op Papendorp. Nu staat het
bedrijf weer op punt van verhuizen omdat het huidige
pand niet zou voldoen aan de eisen van het zogenoemde
‘nieuwe werken’. Daarmee komt op de ambitieuze
kantorenlocatie Papendorp, dat niet eens voltooid is,
nu al tienduizend vierkante meter leeg te staan.
In een poging verhaal te halen over deze opmerkelijke
gang van zaken gingen de makers van De Slag om
Nederland van het kastje naar de muur. Cap Gemini
wilde niet reageren. Zij zijn slechts huurder – en heb-
ben het recht om van locatie te wisselen wanneer hun
bedrijfsvoering daarom vraagt. De eigenaar van het
pand op Papendorp CBRE Global Investors wees met
een beschuldigende vinger naar de gemeente Utrecht.
Die zou hebben nagelaten om te zorgen voor een goede
openbaarvervoer verbinding en andere voorzieningen,
waardoor het kantorenpark nooit de beloofde kwaliteit
heeft gekregen. Het is dan, aldus CBRE, niet vreemd
dat huurders als Cap Gemini wegtrekken. Wethouder
Gilbert Isabella liet vervolgens weten dat hij aan handen
en voeten gebonden is – maar dat ie graag beschikt
over instrumenten om dit soort ongewenste verhuis-
bewegingen te stoppen.
De uitzending van De Slag om Nederland legt een
probleem bloot dat in de aanpak van de kantorenleeg-
stand te vaak onderbelicht is gebleven. Leegstand is
voor velen een doorn in het oog, maar wiens probleem
is het nu werkelijk? Ik bedoel: iedereen erkent het
probleem, iedereen oppert oplossingen, maar niemand
neemt de verantwoordelijkheid. Als puntje bij paaltje
komt wijzen betrokken partijen vooral naar elkaar.
Het gebrek aan een duidelijke probleemeigenaar komt
terug als we zelf een rondje langs de velden maken.
De Nederlandsche Bank en de Delftse hoogleraar Hugo
Priemus waarschuwen in de Volkskrant dat de virtuele
overwaarde van lege kantoren tot een nieuwe econo-
mische crisis zal leiden. Zij vinden dat de rijksoverheid
moet ingrijpen. Tegelijkertijd twittert Priemus’ collega
Friso de Zeeuw – praktijkhoogleraar Gebiedsontwik-
keling – dat leegstand helemaal geen maatschappelijk
probleem is. En in een gesprek dat ik had met de
brancheverenging van projectontwikkelaars worden
de waarschuwingen van DNB en Priemus afgedaan
als bangmakerij: ‘Het lost zich van zelf wel op. Op een
gegeven momenten schrijven vastgoedeigenaren lege
panden af, en dan worden ze uit de markt gehaald.’
Aorta #12 // 43
Iedereen erkent het probleem, iedereen oppert oplossingen, maar niemand neemt de verantwoordelijkheid.
Maar in een artikel dat ik schreef voor het vaktijdschrift
Blauwe Kamer blijkt dat die eigenaren van lege kantoren
over het algemeen de schouders ophalen. Deze veelal
ondoorgrondelijke pensioen- en beleggingsfondsen
– opvallend vaak afkomstig uit Duitsland en Rusland –
bezitten over de hele wereld gebouwen. Van een paar
lege panden in Nieuwegein of Maarssen wordt zo’n
fonds niet warm of koud.
Die gemeenten zien op hun beurt de alsmaar groeiende
leegstand met angst en beven tegemoet. Teveel lege
panden kunnen leiden tot het rotteappeleffect, waardoor
een leeg kantoor de kwaliteit en de waarde van omlig-
gende woongebieden naar beneden haalt. Veel kunnen
de gemeenten niet doen: net als wethouder Isabella in
Utrecht kunnen ze vastgoedeigenaren niet dwingen tot
actie.
Ondertussen blijven al die partijen plan op plan stapelen
om het leegstandsprobleem op te lossen. Landschaps-
organisaties en burgers pleiten voor een stop op de
bouw van nieuwe kantoren, wethouders willen leeg-
standsboetes en fiscale maatregelen. Vastgoedexperts
roepen eigenaren op tot afwaarderen en ‘uit de markt
halen’ van lege panden. Minister Schultz van Infra-
structuur en Milieu maakte kantorenleegstand zelfs
onderdeel van haar beleid, maar komt vervolgens met
het nogal abstracte Actieplan Aanpak Lege Kantoren.
In De Slag om Nederland werd gepleit voor de invoering
van een verwijderingsbijdrage – om zo de sloop van
nutteloze kantoorgebouwen te financieren.
Het zijn lovenswaardige en moedige pogingen, maar
nog weinig effectief. Zolang een substantieel deel van de
betrokkenen de urgentie tot ingrijpen niet voelt, en het
andere deel niet bij machte is daadkrachtig op te treden,
zullen dit soort oplossingen kansloos blijken.
Daar komt bij dat het merendeel van de architecten en
plannenmakers nog altijd denkt dat ze met ingenieuze
masterplannen en wilde visies lege kantoren een tweede
leven kunnen geven – vaak in de vorm van tijdelijke
ateliers voor kunstenaars, studentenwoningen en stads-
landbouw. Ze gaan daarmee voorbij aan de complexe
financiële en administratieve werkelijkheid en beseffen
niet dat de meeste vastgoedeigenaren leegstand niet als
probleem ervaren. Als ze die houding willen veranderen,
moeten ze niet met stedenbouwkundige tekeningen aan
komen.
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van
ruimtelijke ordening, stedenbouw en landschaps-
architectuur.
Aorta #12 // 4544 // Aorta #12
STAPPENPLAN Mark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #3
Het rapport wonen buiten kantoortijd is een gedegen
en stapsgewijze handleiding voor een succesvolle
transformatie van lege kantoorpanden. Toch slaat het
stappenplan soms een stapje over.
In zijn bijdrage aan deze blog houdt Rijksbouwmeester
Frits van Dongen een pleidooi voor de herbestemming
van lege gebouwen. Hij noemt het tijdperk waarin we
verkeren ‘de eeuw van het hergebruik’: de Nederlandse
bouwcultuur moet in het teken staan van het omgaan
met de bestaande voorraad. Van Dongen schrijft: ‘We
moeten op een generieke manier leren kijken, zodat
hergebruik niet bij voorbaat onmogelijk wordt gemaakt
door regelgeving of iets dergelijks. Lokale overheden
moeten faciliterend anticiperen, en de Nederlandse
bouwwereld ook.’
Hoezeer maar weinigen het met de rijksbouwmeester
oneens zullen zijn, schept zijn betoog weinig nieuw
licht op het debat over leegstand. Het sleutelen aan de
bestaande stad is in de afgelopen jaren gemeengoed
geworden. Van Dongens voorgangers Liesbeth van der
Pol en Mels Crouwel spraken er al van, evenals minis-
ters, wethouders en andere prominente ruimtelijke
ordenaars. De oproep van de rijksbouwmeester tot een
‘faciliterend anticiperende overheid’ klinkt relevant,
evenals de constatering dat we op ‘een generieke manier
moeten leren kijken’. Maar hoe Van Dongen dit voor zich
ziet – daarop krijgt de lezer geen antwoord.
Mede daarom ontving ik vol verwachting het rapport
Wonen buiten kantoortijd van de Stuurgroep Experimen-
ten Volkshuisvesting (SEV), de gemeente Amsterdam
en het Utrechtse samenwerkingsverband Transfor-
matieteam. Het document is een handleiding voor de
permanente of tijdelijke ombouw van lege kantoren tot
woonruimte voor onder meer studenten en arbeids-
migranten. Het uitvoerige stappenplan moet overheden,
corporaties, vastgoedeigenaren en projectontwikkelaars
stimuleren om met de transformatie van lege kantoren
aan de slag te gaan. Je kan zeggen: het stappenplan is
een handreiking voor de door Frits van Dongen bepleite
generieke manier van kijken.
Waar andere handleidingen nogal eens blijven steken
in globale tips en adviezen, nemen de schrijvers van
Wonen buiten kantoortijd ons stap voor stap mee door
het complexe transformatieproces – van initiatief en
planvorming tot realisatie en beheer. We worden inge-
wijd in het bepalen van de financiële haalbaarheid, het
maken van duidelijke afspraken met de eigenaar, het
aanvragen van vergunningen en het vertalen van een
programma van eisen naar een geschikte plattegrond.
Het stappenplan bevat concrete tips over contracten,
subsidies en de selectie van aannemers en installa-
teurs. De opstellers voorzien met het stappenplan uit-
eenlopende partijen van wijze raad. Gemeenten kunnen
een transformatieproces beter faciliteren door flexibel
met beleidsregels en wetgeving om te gaan. Corpora-
ties blijken bij uitstek geschikt als initiatiefnemer en
particulieren wordt aangeraden zich te verenigen in een
bewonersstichting.
Het gebruik van succesvolle voorbeelden, onder meer
uit de Utrechtse regio, maakt de handleiding geloof-
waardig. Zo is aan de Archimedeslaan op initiatief van
de Stichting Tijdelijk Wonen een voormalig school-
gebouw omgebouwd tot 192 studentenkamers en
atelier-, expositie- en horecaruimte. De aanpak is voor-
beeldstellend. Met de eigenaar van het pand is overeen-
gekomen dat het gebouw tot 1 april 2017 gebruikt mag
worden. Om kosten te dekken hebben toekomstige
bewoners meegewerkt aan de verbouwing, in ruil voor
tien procent korting op de huurprijs. De gemeente
Utrecht droeg een steentje bij door borg te staan – iets
wat zij eerder deed bij de tijdelijke herbestemming van
het KPN-kantoor aan de Kanaalweg.
Aorta #12 // 45
Ondanks de nuttige tips en adviezen geeft het stappenplan geen antwoord op een tweetal fundamentele vraagstukken in de strijd tegen kantorenleegstand […] kan-toren in monofunctionele gebieden […] verkoop van het pand door de eigenaar aan een initiatiefnemer
Ondanks de nuttige tips en adviezen geeft het stap-
penplan geen antwoord op een tweetal fundamentele
vraagstukken in de strijd tegen kantorenleegstand. Ten
eerste schrijven de opstellers dat wanneer een pand in
een afgelegen gebied staat, waar verder alleen maar
kantoren staan en nauwelijks voorzieningen zijn, de kans
op ombouw naar woningen vrijwel is uitgesloten. Daar
wringt de schoen – want vormen niet juist die kantoren
op afgelegen en monofunctionele gebieden langs snel-
wegen, veelal gebouwd in de jaren zeventig en tachtig en
omgeven door een zee van groen en parkeerplaatsen,
de kern van het leegstandsprobleem. Het stappenplan
van de SEV, de gemeente Amsterdam en het Transfor-
matieteam suggereert dat in dit soort gevallen eerst een
gebiedsontwikkeling nodig is, waarbij ook de omliggende
kantoorpanden worden aangepakt. We weten inmiddels:
dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Ten tweede wordt in het stappenplan voorbij gegaan aan
een essentiële fase in de permanente transformatie van
een leeg kantoorgebouw – de verkoop van het pand door
de eigenaar aan een initiatiefnemer, zoals een corporatie
of ontwikkelaar. Dergelijk transacties verlopen moei-
zaam, omdat het merendeel van de lege kantoren voor
een te hoog bedrag in de boeken staat. Bij de verkoop
van een leeg kantoor rijst de vraag wie bereid is het ver-
lies te nemen. Willen eigenaren hun bezit afwaarderen?
Of zijn initiatiefnemers bereid een te hoge prijs te
betalen? Helaas bestaat voor dit soort dilemma’s nog
geen stappenplan.
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks als journalist,
redacteur en auteur op het gebied van ruimtelijke ordening, stedenbouw
en landschaps architectuur.
Aorta #12 // 4746 // Aorta #12
WAARDEVERANDERING LEEGSTAANDE KANTOREN
Saskia Beer / Robert van Kats / Jan Wijnand Groenendaal // WKG architecten
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #4
Dit blog is gebaseerd op het onderzoek “herbestem
men, de nieuwe opgave voor de architect. leegstand
als duurzame businesscase” mede mogelijk gemaakt
door het stimuleringsfonds voor architectuur en te
downloaden.
De toenemende leegstand van kantoorgebouwen is een
signaal van de financiële crisis waarin we verkeren.
Als je het beschouwt als een symptoom van de overgang
naar een nieuwe maatschappelijke orde, voelt het meer
aan als een intellectueel tekort. Dat betekent dat de
nieuwe opgave waar we voor staan veel meer zal ingrij-
pen in ons professioneel bestaan.
Bij elke initiatief om een leegstaand gebouw een nieuwe
bestemming te geven, gaat een haalbare businesscase
een essentiële rol vervullen. Daarbij is niet van belang
of het initiatief komt van een architect, van een club
eindgebruikers of van een investeerder, wat essentieel
is voor het aanjagen van het transformatieproces is de
aanwezigheid van ondernemerschap, deze houding van
zelfstandigheid, durf, initiatief en creativiteit, dient de
businesscase te dragen. De inhoud, volgorde, aanpak
en verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers kunnen
veel verschillende gedaantes aannemen en zullen in
eerste instantie moeilijk te herkennen zijn.
De case zal maatwerk voor ogen moeten hebben, dat
optimaal bij de wensen van de eindgebruiker in kwestie
aansluit.
Binnen iedere businesscase dienen de betrokkenen
samen te werken in een multidisciplinair team met
kennis van locatie, regelgeving, techniek, creativiteit,
communicatie en financiën. Dat team dient vanaf een
vroeg stadium een efficiënt proces te volgen en een
integraal en kloppend eindresultaat te borgen. Binnen
dit team met alle verschillende belangen en expertises
moet een gezamenlijk doel worden gevonden en
bewaakt. Dit klinkt makkelijker dan het is. Partijen zijn
gewend om binnen de bouwkolom te communiceren
met de partij boven en onder zich. Als zij op een
gelijkwaardig niveau worden geconfronteerd met
samenwerkingspartners, merken ze dat zij “elkaars de
taal” niet verstaan. Over verschillende begrippen lijkt
iedereen het op het eerste gezicht met elkaar eens.
Echter wanneer je doorvraagt, blijkt er toch een spraak-
verwarring te heersen. Voor de ervaren bouwers heel
herkenbaar, immers de vele bouwfouten ontstaan op dit
communicatieniveau.
Uiteraard bepaalt geld in de businesscase of die haal-
baar is of niet. Dat betekent niet dat de bottleneck in
de financiële onderbouwing van een transformatie, de
weigering is van de gebouweigenaar om af te waarde-
ren. Ook al worden panden op zeer ongunstige locaties
afgewaardeerd tot nul, dan nog is er op voorhand geen
haalbare case, simpelweg omdat er geen vragende partij
is. Juist daarom is een transparant en voor iedereen te
bevatten businesscase van zo’n groot belang. De eige-
naar kan zien dat afwaardering nodig is, terwijl de nieuwe
vragende partijen ziet dat hun vraag serieus wordt
genomen. Een bijzondere rol is er voor degene die met
het concept komt en kan overtuigen akkoord te gaan met
afwaardering enerzijds en investeren anderzijds.
Hieruit wordt duidelijk dat de financieel georiënteerde
partijen en de communicatief, creatief georiënteerde
partijen elkaar nodig hebben. Het feit dat zij verschil-
lende aspecten zo anders waarderen binnen het totaal-
proces, maakt dat er veel wrijving en misverstand kan
optreden binnen de samenwerking. Het versterken van
het wederzijdse begrip en inzicht is dan ook een essen-
tiële stap die niet vroeg genoeg kan worden gezet.
Aorta #12 // 47
Herbestemmen, de nieuwe opgave voor de architect. Leegstand als duurzame businesscase
Dat brengt ons terug bij de noodzaak van verandering
in de intellectuele orde, die nodig is om deze nieuwe
opgave aan te kunnen. Het begint bij een team met de
verschillende expertises die gezamenlijk het risico
dragen. Immers wanneer alle teamleden in gelijke mate
financieel afhankelijk zijn van en belang hebben bij het
succes van het transformatieproject, verdeelt het hun
angst en onbevangenheid en maakt het eenvoudiger om
vertrouwen in elkaar te hebben. Een belangrijk inzicht
komt van de Amerikaanse marketinggoeroe Seth Godin,
hij waarschuwt dat het meest onveilige dat je kunt doen
in een snel veranderende economie en maatschappij, is
het vasthouden aan oude veiligheden. Het is essentieel
dat voor de partijen die het meest te verliezen hebben
binnen de leegstandsproblematiek, een omgeving wordt
gecreëerd waarin zij meer vrijheid en vertrouwen voelen
om hun oude werkwijzen los te laten en de broodnodige
stap in een nieuwe toekomst te wagen.
Jan Wijnand Groenendaal / Saskia Beer / Robert van Kats
// wkg architecten
WKG Architecten stelt dat de architect in de toekomstige
bouwopgave haar rol opnieuw moet uitvinden. Aan de
hand van twee casestudies onderzoekt WKG Architecten
de nieuwe rolverdeling en samenwerkingen in het
volledige bouwproces.
Aorta #12 // 4948 // Aorta #12
LEEGSTAND IN PAPENDORPMark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #5
Volgens kenners is papendorp het voorbeeld van een
goed kantorenpark. maar zelfs daar slaat de leegstand
toe.
Een week nadat overheden, bouwers en investeerders
onder grote mediabelangstelling een convenant sloten
over een nieuw op te richten sloopfonds – voor de
financiering van het zogenoemde ‘aan de markt ont-
trekken van lege kantoren’ – besloot ik op een warme
woensdagmiddag tot een spontane fietstocht over
kantorenpark Papendorp. Ik nam me voor met een
onbevooroordeelde blik op pad te gaan. De fietsrit moest
een alledaagse rondgang worden – een doodgewoon
bezoek aan een alom gewaardeerd kantorenterrein.
Papendorp, in de oksel van de A2 en de A12, is immers
volgens velen de parel van de Utrechtse en Nederlandse
kantorenmarkt. In 2009 won het stedenbouwkundig plan
van de bureaus West 8 en Wissing de prestigieuze
Rietveldprijs. Eindelijk, zo schreef de jury onder leiding
van Dirk Sijmons, was het gelukt een bedrijven- en
kantorenpark te maken dat kon uitgroeien tot een
gewaardeerd onderdeel van de stad.
Drie jaar later, komend vanuit Kanaleneiland over de
Prins Clausbrug, bekruipt me het gevoel dat Papendorp
die belofte niet heeft waargemaakt. Natuurlijk, de archi-
tectuur van veel panden maakt indruk, en het glooiende
landschap van grasheuvels en waterpartijen is fraai.
Maar op de fiets overheersen leegte en vervreemding.
Papendorp is geen schim van een volwaardig stadsdeel
– met name door het gebrek aan winkels en horeca, de
sympathieke en drukbezochte lunchroom De Steiger
uitgezonderd. Bovendien stuit ik op een tamelijk onver-
wacht probleem: het schijnbaar succesvolle Papendorp
kampt met leegstand.
Onderaan de Prins Clausbrug valt mijn oog op een te-
huur-bord aan de Orteliuslaan. In het betreffende pand
is 655 vierkante meter beschikbaar die in delen van 266
vierkante meter wordt aangeboden. Daarvan maken de
conceptbedenkers van het bedrijf Rhinofly sinds kort
gebruik. Op hun website valt te lezen: ‘Verstopt in een
kantoorgebouw op een bedrijventerrein bevindt zich
het best bewaarde geheim van Utrecht.’ Veel treffender
kunnen ze hun werkplek niet verwoorden. Wanneer ik
me omdraai kijk ik naar een kantorengebouw met de
bombastische naam De Citadel. Het mag niet baten:
het pand is zo goed als leeg, op de bovenste verdieping
hangen rode posters van makelaar Waltmann.
In de noordelijke hoek van het kantorenpark staan voor
het donkere KPN-gebouw glazen rookhokjes, waarin
twee mannen eenzaam hun sigaret roken. Terwijl een
grasmachine het gazon maait, tuur ik naar de bovenste
verdiepingen. Nergens brandt licht en achter de ramen
is geen enkele activiteit te ontwaren – durf ik te stellen
dat een deel van het KPN-kantoor leeg staat?
Aan de overkant zijn bouwvakkers bezig met de sloop
van het interieur van het Maximusgebouw – voor-
heen het onderkomen van de bedrijven Siemens en
GlaxoSmithKline. Tot mijn verbazing vertelt een van hen
dat het kantoor een hotel wordt. Bij terugkomst vind
ik op internet het bericht dat het 4100 vierkante meter
grote gebouw verandert in een Holiday Inn-hotel met
116 kamers, twee congreszalen en 82 parkeerplaatsen.
Over de Orteliuslaan naar het zuiden tref ik meer lege
panden – in een gebouw met een kaal grasveld voor de
deur zijn units beschikbaar vanaf tweeduizend vierkante
meter, in het pand ernaast is 1885 vierkante meter vrij.
Richting de A12 rijzen de hoge gebouwen op van Ahrend,
Essent en CapGemini. Hier lijkt niets aan de hand, ware
het niet dat CapGemini op het punt staat te verhuizen
naar een splinternieuw onderkomen in Leidsche Rijn –
daarmee tienduizend vierkante meter vloeroppervlak
achterlatend.
In dit deel van Papendorp is het rond lunchtijd wel druk
op straat. Kantoorlui lopen hun dagelijkse rondje over
het volkstuinencomplex rondom de Groenewoudsedijk.
Het ruikt er naar vers gemaaid gras en voor even waan
ik me in een andere wereld. Alles staat in bloei en
Utrechters zijn in de weer met de verbouw van groenten,
het snoeien van struiken en het verzorgen van de meest
kleurrijke bloemen. Tussen de bomen zijn kantoorvilla’s
en de Prins Clausbrug net zichtbaar.
Aorta #12 // 49
Als op termijn de fraai vormgegeven kantoor-panden niet meer voldoen aan de eisen van de nieuwe tijd, kunnen de gebouwen op Papendorp uitgroeien tot de zorgenkindjes van de leeg-standsproblematiek
Ondanks een achteloos bezoek aan Papendorp, zijn
zorgen over de toekomst niet misplaatst. Want buiten de
volkstuinen blijkt Papendorp niet meer dan een mono-
functioneel werkgebied aan de rand van een grote stad.
Als op termijn de fraai vormgegeven kantoorpanden niet
meer voldoen aan de eisen van de nieuwe tijd, kunnen
de gebouwen op Papendorp uitgroeien tot de zorgen-
kindjes van de leegstandsproblematiek – zoals vandaag
de dag de kantoorkolossen uit de jaren zeventig en tachtig
op afgelegen terreinen, omgeven door groen en
parkeerplaatsen, de kern van het probleem vormen.
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks als journalist,
redacteur en auteur op het gebied van ruimtelijke ordening, stedenbouw
en landschaps architectuur.
pApENDorp // FoTo wISSINg STEDEBouw EN ruImTElIjkE VormgEVINg
Aorta #12 // 5150 // Aorta #12
DE VISKAR ALS TREKKERMark Hendriks in gesprek met zineb Seghrouchni // Studio Papaver
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #6
met stedenbouwkundige Zineb Seghrouchni wandelde ik
door het door leegstand geteisterde merwedekwartier.
‘ontwerpers moeten niet met allerlei masterplannen
aan komen zetten.’
Terwijl ik op bedrijven- en kantorenterrein Kanalen-
eiland Merwedekwartier – tussen A12 en Beneluxlaan,
tussen kanaal en Europaweg – naar de platte winkel-
panden van een speelgoedketen en een elektronica-
handel tuur, met daarnaast het lege en vervallen pand
van een vertrokken meubelzaak, realiseer ik me dat dit
het centrum is van de bewierookte A12-zone, het gebied
dat volgens de gemeenten Utrecht, Nieuwegein en
Houten moet uitgroeien tot een multifunctioneel en
dynamisch woonwerkgebied in het hart van de Utrechtse
stadsregio. Enigszins beduusd kijk ik om me heen: ik zie
niets dan eentonige gebouwen, een sleetse openbare
ruimte, geparkeerde auto’s en veel hekken – de gewenste
dynamiek is nog ver te zoeken.
Naast me staat stedenbouwkundige Zineb Seghrouchni
van het Utrechtse bureau Studio Papaver. Zonder ironie
zegt zij: ‘De publiekstrekker staat verderop, de viskar
langs het Merwedekanaal. Daar halen de kantoormensen
regelmatig een broodje.’
In een gelegenheidsteam van stedenbouwkundigen,
conceptontwikkelaars en vastgoedadviseurs onderzocht
Seghrouchni het afgelopen jaar de ontwikkelings-
mogelijkheden van het monofunctionele Merwede-
kwartier – waar een groot deel van de kantoren
structureel leeg staat. ‘Een deel van de Rabobank is
vertrokken’, vertelt ze tijdens een wandeling door het
voor mij nog onbekende werkgebied. ‘En binnenkort
verhuist de gemeentelijke ondersteuningsdienst naar
het nieuwe stadskantoor bij het station.’ In de verte zien
we de vier niet eens zo lang geleden gebouwde kruis-
vormige kantoortorens – sinds enkele jaren kampen de
meeste verdiepingen met fikse leegstand.
Volgens de jonge stedenbouwkundige heeft het weinig
zin om per gebouw naar oplossingen te zoeken als het
Merwedekwartier als geheel niet wordt aangepakt.
Seghrouchni wijst naar het water van het Merwede-
kanaal. ‘Moet je zien wat een prachtige structuur, met
die bomen en het fietspad. Via dwarsverbindingen, die
nu door allerlei hekwerken versperd worden, kan het
water vanaf meerdere plekken in het gebied beter
toegankelijk worden. Een andere kwaliteit is de bereik-
baarheid, niet alleen per auto, maar ook met de tram,
de bus en de fiets. De nieuwe generatie ondernemers
en bedrijven is daar gevoelig voor.’
Halverwege onze route – die niet alleen langs kantoren
leidt, maar ook langs een verfwinkel, een groothandel
in groente, een handelaar in luxe auto’s – vraag ik Zineb
Seghrouchni wie in de vernieuwing van het Merwede-
kwartier de eerste stap moet zetten. Is dat de gemeente?
Zijn dat de vastgoedeigenaren? De aanwezige huurders?
‘De eerste stap,’ luidt het antwoord, ‘is dat via uitge-
breide interviews in kaart gebracht wordt welke spelers
überhaupt bereid zijn tot het zetten van stappen. Welke
partijen ervaren de leegstand en het monofunctionele
karakter als een probleem, welke betekenis heeft het
Merwedekwartier voor hen? En zijn ze bereid inves-
teringen te doen?’ Na een moment: ‘Dat betekent dat
ontwerpers zoals ik dus niet met allerlei masterplannen
moeten komen aanzetten over hoe het gebied eruit gaat
zien. Pas door die gesprekken kan bepaald worden wat
echt nodig is. Misschien zijn dat slechts enkele gerichte
ingrepen, zoals de aanleg van openbaar groen of de
bouw van een paviljoen. Wellicht moet een vereniging
van eigenaren worden opgericht voor het opknappen
van de publieke ruimte. Misschien moeten we nog een
tijdje niks doen.’
Aorta #12 // 51
De eerste stap is dat via uitgebreide interviews in kaart gebracht wordt welke spelers überhaupt bereid zijn tot het zetten van stappen in het Merwedekwartier
Het spreken met de relevante stakeholders blijkt niet
eenvoudig, zo ervoer Seghrouchni aan den lijve. Een deel
bestaat uit ondoorgrondelijke partijen – de vier kruis-
vormige kantoorcomplexen zijn bijvoorbeeld in handen
van een Saoedische beleggingsmaatschappij die de
exploitatie via een Londens concern heeft uitbesteed aan
het vastgoedadviesbedrijf Jones Lang LaSalle. ‘Zij zijn op
zich geïnteresseerd, dat geldt ook voor de gemeente, de
provincie, de makelaars van DTZ Zadelhoff, de Utrechtse
studentenhuisvesting’, aldus de stedenbouwkundige.
‘Maar voor een uitvoerige analyse heeft vooralsnog
niemand geld over.’
Seghrouchni is niet vies van enig pragmatisme.
‘Misschien moeten we hier nog wat jaartjes wachten, tot
de urgentie tot ingrijpen echt gevoeld wordt.’ Ze bladert
door het magazine met de resultaten van het onderzoek.
‘Partijen moeten hard in hun portemonnee geraakt
worden, willen ze overgaan tot actie. Kijk, hier staat dat
de jaarlijkse huurderving in dit gebied meer dan veertien
miljoen euro bedraagt. Dat zal alleen maar toenemen.’
Zineb Seghrouchni // Studio papaver
Zineb Seghrouchni is stedebouwkundige
bij OKRA Landschapsarchitecten.
Daarnaast is zij mede-oprichtster
van Studio Papaver een ontwerpbureau
voor tussentijdse stedebouw.
www.studiopapaver.com
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt
ir. Mark Hendriks als journalist, redacteur
en auteur op het gebied van ruimtelijke
ordening, stedenbouw en landschaps-
architectuur.
Aorta #12 // 5352 // Aorta #12
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #7
In het convenant Aanpak kantorenleegstand bundelen
overheden en marktpartijen de krachten. De taak
verdeling lijkt niet helemaal eerlijk.
In mijn eerste blog wierp ik de vraag op wiens probleem
de epidemische kantorenleegstand nu werkelijk is.
Iedereen erkent het probleem, iedereen oppert oplos-
singen, maar niemand neemt de verantwoordelijkheid.
Als puntje bij paaltje komt wijzen betrokken partijen
vooral naar elkaar.
Deze zomer leek daar een einde aan te komen. Het
afgelopen jaar sloegen overheden (rijk, provincies,
gemeenten) en marktpartijen (beleggers, ontwikkelaars,
vastgoedinvesteerders, gebruikers) de handen ineen en
in juni presenteerden zij een convenant waarmee binnen
vijf jaar een ‘goed functionerende kantorenmarkt’ moet
worden bewerkstelligd. De ondertekenaars doelen op
‘een kantorenvoorraad die beter toegesneden is op de
diverse gebruikersvragen qua kwaliteit, locaties, ge-
bouwfunctionaliteit en omvang’. Het convenant haalde
de afgelopen maanden vooral het nieuws vanwege het
voornemen tot regionale kantoorfondsen waaruit de
sanering en sloop van lege kantoren gefinancierd kan
worden.
Volgens Hans de Jonge, voorzitter van het samenwer-
kingsverband met de veelzeggende naam Kantorentop,
is het convenant een unicum: niet eerder toonden alle
relevante partijen zich eensgezind over de aanpak van
het leegstandsprobleem. Deelnemer Nicole Maarsen,
bestuurslid van de vereniging van Nederlandse Project-
ontwikkelingmaatschappijen (NEPROM), stelt: ‘Voor het
eerst spreken we elkaar in de branche aan op gedrag.’
De deelnemende partijen hebben zich in het convenant
gecommitteerd aan uiteenlopende verplichtingen.
Beleggers, in veel gevallen de eigenaren van de lege
kantoorpanden, zullen meer investeren in kwaliteitsver-
betering en verduurzaming van hun gebouwen. Zij gaan
aan de slag met transformatieplannen voor kantoren die
langdurig leeg staan en op zoek naar nieuwe manieren
van taxeren – zodat lege kantoren niet voor een te hoge
waarde in de boekhouding terecht komen. Ontwikke-
laars hebben beloofd zich te richten op transformatie,
herontwikkeling en sloop. In zogenoemde ‘beperkings-
gebieden’ zullen zij geen nieuwe kantoren bouwen.
Vastgoedinvesteerders zijn bereid zich niet alleen te
richten op nieuwbouwplannen, maar mee te werken aan
de financiering van transformatie- en herontwikkelings-
projecten. De marktpartijen staan dus voor concrete
en ‘harde’ maatregelen – die in de buurt komen van de
door Nicole Maarsen genoemde gedrags- en mentali-
teitsverandering.
Tot welke maatregelen zijn rijk, provincies en gemeenten
verplicht? In vergelijking met datgene de markt partijen
moeten doen, komen de overheidsverplichtingen in het
convenant over als vrijblijvende taken en acties op het
gebied van beleidskaders en randvoorwaarden.
Zo dienen provincies en gemeenten, overigens in
samenwerking met de al genoemde marktpartijen, per
kantorenregio – zoals Amsterdam, Utrecht en Eindho-
ven – een visie te maken op de wenselijke ontwikkeling
van de regionale kantorenvoorraad. Gemeenten doen
daarbij onderzoek naar allerlei financiële en juridische
aspecten. Het rijk beperkt zich volgens het convenant
tot het aanbieden van expertise en het onderzoeken van
de wettelijke mogelijkheden voor het instellen van een
verplichte afdracht voor de kantorenfondsen.
Deze ongelijke verdeling in verplichtingen en taken
wordt versterkt door een persbericht waarin demissionair
minister Melanie Schultz van Haegen het convenant
duidt als iets van lagere overheden en marktpartijen.
‘Ik heb er het volste vertrouwen in dat regionale markt-
partijen hun verantwoordelijkheid nemen om dit
ambitieuze convenant te laten slagen.’
Het is de adder onder het gras – het is mooi dat alle
betrokkenen de schouders onder het leegstandsprobleem
zetten, maar wat is dat waard als blijkt dat vooral beleg-
gers, investeerders en ontwikkelaars door het stof
moeten, en de overheid zich beperkt tot het opstellen van
regiovisies, het aanbieden van kennis en het verkennen
van wettelijke mogelijkheden. Het wekt de indruk dat
ook dit convenant doordrenkt is van de aloude opvatting
dat marktpartijen moeten bloeden voor een kantoren-
crisis die ze zelf hebben veroorzaakt. Nog altijd roepen
wethouders en gedeputeerden dat het hoog tijd wordt
KANTORENTOPMark Hendriks // Tekstlandschap
Aorta #12 // 53
Het is mooi dat alle betrokkenen de schouders onder het
leegstandsprobleem zetten, maar wat is dat waard als
blijkt dat vooral beleggers, investeerders en ontwikkelaars
door het stof moeten, en de overheid zich beperkt tot het
opstellen van regiovisies, het aanbieden van kennis en het
verkennen van wettelijke mogelijkheden
dat marktpartijen hun schuld inlossen. Daarmee gaan
zij voorbij aan het feit dat overheden net zo schuldig zijn:
gemeenten gaven vanwege financiële belangen aan de
lopende band grond uit voor de bouw van kantoren,
provincies en rijk verzuimden hun bevoegdheden te
gebruiken om de kantorenmarkt in balans te houden.
Het is ook maar de vraag of de overheid, en dan met name
het rijk, de in het convenant gedane beloftes nakomen.
We staan aan de vooravond van een nieuw kabinet en
regeringskandidaten VVD en PvdA reppen met geen
woord over de aanpak van leegstand. Tijdens het Ruim-
telijk Verkiezingsdebat in Groningen lieten beide partijen
weten niets te voelen voor een leegstandsheffing – laat
staan voor een verplichte afdracht voor een regionaal
kantorenfonds. Bovendien heeft Schultz’ collega op
Binnenlandse Zaken, demissionair minister Spies, het
onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden van een
kantorenfonds doorgeschoven naar de nieuwe regering.
Mocht de formatie lang gaan duren, dan komt in ieder
geval het rijk haar belangrijkste taak niet na.
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
Aorta #12 // 5554 // Aorta #12
BELASTINGKANTOORMark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #8
Een beroemd leeg gebouw in utrecht is het voormalige
kantoor van de Belastingdienst aan de gerbrandys
traat. Het afgelopen jaar spraken uiteenlopende
partijen zich uit over de toekomst van het 35 jaar oude
kantoorgebouw.
Het begon in het najaar van 2011 met een zogenoemde
duurzaamheidsanalyse door ingenieursbureau DHV. De
eigenaar van het gebouw, het Rijksvastgoed- en ontwik-
kelingsbedrijf (RVOB), en de gemeente Utrecht waren op
een eerder moment overeen gekomen dat de locatie van
het belastingkantoor geschikt is voor studenten- en
jongerenhuisvesting. DHV was in september door het
RVOB gevraagd te onderzoeken welke variant de minste
milieubelasting oplevert: een transformatie van het
kantoor tot woongebouw, waarbij het casco en de gevel
grotendeels behouden blijven, of sloop en nieuwbouw.
Volgens de onderzoekers van DHV blijkt sloop en nieuw-
bouw het meest duurzaam. In een persbericht lichtte
adviseur Thomas Metz zijn bevindingen toe: ‘Op ener-
getisch vlak scoort nieuwbouw substantieel beter. Door
toepassing van de nieuwste bouwtechnische kennis zal
nieuwbouw beter geïsoleerd zijn. Het huidige pand zal
door het behoud van de gevel niet het voor woningen
gewenste akoestisch en thermisch comfort behalen.’
De bevindingen van DHV waren voor RTV Utrecht
aanleiding om halverwege oktober te melden dat het
Belastingkantoor gesloopt zou gaan worden. De uitzen-
ding van de lokale tv-zender bleek voorbarig – er was
immers nog niets besloten. Uit allerlei hoeken kwamen
protestgeluiden. Volgens het Transformatieteam onder
leiding van leegstandsexpert Jean Baptiste Benraad zou
sloop en nieuwbouw te lang gaan duren – in het geval
van herontwikkeling van het bestaande gebouw zouden
de eerste bewoners volgens Benraad al na een jaar
hun intrek kunnen nemen. De provincie Utrecht, die op
formele gronden niets met de kwestie te maken had,
liet bij monde van beleidsmedewerker Vincent van Esch
weten dat zij een second opinion verlangden. De provin-
cie vermoedde dat op basis van andere duurzaamheids-
aspecten de optie van transformatie alsnog goed uit de
bus zou komen.
De gemeente en het RVOB waren minder uitgesproken.
Volgens hen liet het onderzoek van DHV alleen zien dat
het niet uitgesproken voordelig is om het belasting-
kantoor te laten staan. Maar, benadrukten zij, alle opties
waren nog open.
Dus besloten de gemeente en het RVOB tot een steden-
bouwkundig programma van eisen (SPvE) over de ruim-
telijke en functionele mogelijkheden van het gebouw en
de locatie. In het voorjaar van 2012 kreeg het
Rotterdamse bureau KAW de opdracht om de
stedenbouw kundige en architectonische potenties van
de plek te onderzoeken. Een belangrijke rol was weg-
gelegd voor de omwonenden die al eerder in het
Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM) – waarin het
Belastingkantoor een van de locaties voor binnenstedelijk
bouwen is – hadden aangegeven dat de locatie wat hen
betreft geschikt is voor een mix van wonen en werken,
waarbij jongeren en studenten centraal staan.
Het stedenbouwkundig programma van eisen is voor
de zomer afgerond. De gemeente Utrecht stelt met het
SPvE alleen voorwaarden ten aanzien van de bestem-
mingswijziging, de relatie met de buurt, de balans
tussen huur en koop, parkeren, enzovoort. Over de
keuze tussen sloop en transformatie doet zij geen uit-
spraken. Ruud Hilhorst van de gemeente vertelt in een
telefoongesprek: ‘Er is veel mogelijk, zelfs voortgezet
kantoorgebruik. Onze voorkeur gaat uit naar een nieuwe
functie als woongebied. Maar of dat via transformatie
van het huidige gebouw gaat, of via nieuwbouw, is aan
de ontwikkelaar die het pand koopt.’ Oftewel: het is aan
‘de markt’ om de locatie van het belastingkantoor te
herontwikkelen tot een nieuw en aantrekkelijk woon- en
werkgebied, de gemeente draagt een steentje bij door
bestemmingswijziging mogelijk te maken.
Aorta #12 // 55
Het is aan ‘de markt’ om de locatie van het belastingkantoor te herontwikkelen tot een nieuw en aantrekkelijk woon- en werkgebied
Als het stedenbouwkundig programma van eisen de
komende weken door het RVOB en de omwonenden
wordt goedgekeurd, kan het belastingkantoor in de
verkoop. Daarmee zijn we aanbeland bij twee bekende
struikelblokken in de aanpak van kantorenleegstand.
Ten eerste: zijn partijen geïnteresseerd in de aankoop
van een leeg en gedateerd jarenzeventiggebouw?
Ten tweede: is het RVOB bereid om het pand voor de
marktprijs van de hand te doen? Nog maar kort geleden
sloeg het RVOB een bod van de gemeente af omdat het
niet overeen kwam met de boekwaarde. Het is de vraag
of kopers bereid zijn om die boekwaarde – die hoger ligt
dan de werkelijke marktwaarde – neer te leggen.
Een punt van zorg is dat de locatie de komende jaren
verkommert, met alle nadelige effecten voor de buurt
tot gevolg. De gemeente kan meewerken aan een
bestemmingswijziging, zolang dit niet aan de orde is lijkt
ze aan handen en voeten gebonden. Ruud Hilhorst ziet
een uitweg. ‘Als mensen hun huis en tuin laten verloe-
deren, schrijven we hen aan. Mocht dit het geval zijn bij
het Belastingkantoor zullen we het RVOB vragen daar
iets aan te doen.’
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
Aorta #12 // 5756 // Aorta #12
SMAK GELD Mark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #9
In de kantorenwijk Merwestein staan op meerdere
straathoeken grote billboards waarop de verkoop van
nieuwe appartementen zijn aangekondigd. Zo wordt
een verlaten kantorenpand aan de Krijtwal omgebouwd
tot het veelbelovende Krijtstede – op de bijbehorende
website aangeduid als ‘een kleinschalig woongebouw
met dertig tweekamerappartementen, op loopafstand
van een gezellig winkelcentrum, de sneltram naar
Utrecht en sportvoorzieningen’. Verderop wordt aan de
Meentwal een kantoor getransformeerd tot het
appartementencomplex Merowe, dialect voor Merwede.
De 38 studio’s en starterappartementen zijn volgens het
billboard ‘voorzien van tuin of balkon, gelegen in een
rustige omgeving en te koop voor prijzen tussen de
72 en 140 duizend euro’.
Op een grijze woensdagmorgen is het moeilijk voor-
stelbaar dat de blokvormige panden binnen een jaar
fungeren als nieuwe woongebouwen. Beide gebouwen
lijken regelrecht uit een catalogus te komen en de hoge
spiegelramen geven de gebouwen een in zichzelf gekeerd
karakter. De omgeving, met name rond de Meentwal,
oogt winderig en verweesd, met aan de noordzijde een
anoniem parkeerterrein. Toch zijn de aangeboden
woningen in trek. Voor Merowe zijn reeds dertien wonin-
gen verkocht en ook voor Krijtstede zijn de prognoses
gunstig.
Het beste bewijs voor een succesvolle transformatie tot
woongebouw is te vinden aan de Veenwal. Bouwvakkers
leggen momenteel de laatste hand aan de bouw van
34 starterswoningen in een twintig jaar oud kantoor-
gebouw. Het pand heeft een typische kantoorarchitec-
tuur: witte grove baksteen, hoge spiegelramen op de
hoek, kleine ramen aan de achterkant. Aan de westkant
grenst het gebouw aan een complex van sociale huur-
woningen.
Binnen enkele maanden waren alle appartementen,
studio’s en penthouses verkocht – voor bedragen van
rond de honderd- tot tweehonderdduizend euro. Het
pand bleek geschikt vanwege de sterke betonstructuur
en de ruime opzet. Op elke verdieping fungeert een
centrale gang als ‘woonstraat’ met aan weerszijden
voordeuren. Aan de straatkant hebben de appartementen
glazen balkonbakken – om zo geluidsoverlast door het
voorbijrazende verkeer te beperken.
Het project, met de idyllische naam Geinzicht, is een
initiatief van projectontwikkelaar De Kade Vastgoed.
Architect Pascal van Loosbroek uit Tiel maakte het
ontwerp. In een telefoongesprek laat hij weten dat het
van belang is om vroegtijdig de potenties af te wegen.
‘Van tevoren stelde ik de vraag: “Waarom zouden we in
dit pand appartementen maken?” Het antwoord bleek
simpel: in Nieuwegein bestaat de woningvoorraad voor-
al uit eengezinswoningen die voor starters onbetaalbaar
zijn. Door dit kantoor om te bouwen tot een complex
met tweekamerappartementen voorzien we in een
behoefte. Bovendien was de ligging in Merwestein
essentieel: de tram stopt vlakbij, het vernieuwde
Nieuwegeinse stadscentrum is op loopafstand, aan de
overkant ligt park Oudegein.’
De hamvraag is hoe De Kade Vastgoed, met behulp van
Van Loosbroek en anderen, het lege kantoor in handen
heeft gekregen. Meestal lopen dit soort transformatie-
projecten stuk omdat kopers en pandeigenaren het niet
eens worden over de prijs. Want: de verkoper wil de
boekwaarde, de koper geeft de marktwaarde.
Het kantoor aan de Veenwal was eigendom van een
Zwitserse beleggingsmaatschappij. Bij aanvang vroeg
die een astronomisch bedrag, aldus architect Van Loos-
broek die geen specifieke bedragen wil noemen. ‘Laat
ik het zo zeggen: ze wilden elf keer de huurwaarde.’ Hij
vervolgt: ‘Wij hebben open kaart gespeeld en een helder
plan gemaakt waarin we duidelijkheid gaven over kosten
Aorta #12 // 57
In Nieuwegein worden steeds meer lege kantoren omgebouwd tot woongebouwen. Wat is het geheim achter dit schijnbare succes?
en opbrengsten. Met andere woorden: we konden ons
bod heel goed onderbouwen.’
Uiteindelijk ging de Zwitserse belegger relatief snel
akkoord. Naar de precieze reden kunnen we slechts
raden. Het kan zomaar zijn dat ze het voorstel van
De Kade en consorten inderdaad reëel vonden. Het voor-
nemen van de Zwitsers om al hun Nederlandse kantoren
van de hand te doen, kan eveneens de doorslag hebben
gegeven. En het is ook nog denkbaar dat De Kade,
ondanks een plausibel voorstel, alsnog heel veel geld
heeft geboden.
Ik neig naar het laatste – zeker toen Pascal van Loos-
broek zich in het telefoongesprek liet ontglippen: ‘We
hebben er gewoon een smak geld tegen aan gegooid.’
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
HEroNTwIkkElINg mErwESTEIN // looSBroEk ArcHITEcTEN
Aorta #12 // 5958 // Aorta #12
FRIS GELUID Mark Hendriks // TekstLandschap in gesprek met Klaas Beerda
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #10
klaas Beerda van de gemeente utrecht is positief over
de ombouw van lege kantoren. ‘Beleggers gaan steeds
vaker overstag.’
Als je zoals ik alles wilt weten over kantorenleegstand
en herontwikkeling in Utrecht, ga je natuurlijk naar
het gemeentelijke Transformatieloket. En als dat niet
meer blijkt te bestaan maak je een afspraak met Klaas
Beerda, waarnemend manager van het programma
Transformatie en Leegstand. In dit programma brengt
de gemeente in kaart welke leegstaande kantoren inte-
ressant zijn voor herontwikkeling – zoals de Neudeflat
en kantoren in Kanaleneiland en Rijnsweerd – en hoe de
gemeente dergelijke transformaties kan begeleiden en
ondersteunen.
Ik ontmoet Beerda op zijn werkkamer in de kantoor-
toren aan het Rachmaninoffplantsoen, een gebouw dat
na de opening van het nieuwe stadskantoor leeg komt.
‘Met de drie gemeentekantoren aan de Ravellaan komt
in deze buurt ongeveer 24 duizend vierkante meter
vrij. In een door ons opgestelde gebiedsvisie zien we
mogelijkheden deze panden om te bouwen tot woon-
complexen met voorzieningen op de begane grond. Ik
heb daar vertrouwen in – nu al hebben zich meerdere
investeerders gemeld.’
Na me bijna een jaar te hebben ondergedompeld in de
problematiek van de kantorenleegstand ben ik aange-
naam verrast door het verfrissende geluid dat Klaas
Beerda ten gehore brengt.
Als eerste: de veelgehoorde klacht dat pandeigenaren,
zoals beleggers en pensioenfondsen, niet bereid zijn
de waarde van hun gebouwen af te boeken, is volgens
Beerda niet meer van deze tijd. ‘Ik zie dat de prijzen die
eigenaren voor hun panden willen hebben niet meer
sterk afwijken van de bedragen die geïnteresseerde
kopers bieden. Dat was twee jaar geleden nog wel het
geval – maar het gat is steeds kleiner geworden.’ Hij
vervolgt: ‘Natuurlijk zijn er nog beleggers die niet willen
afboeken, maar die hebben in de meeste gevallen nog
de verwachting dat hun lege gebouw binnen afzienbare
tijd weer in gebruik komt als kantoor. Waar een dergelijk
perspectief ontbreekt, gaan beleggers steeds vaker
overstag.’
Dan: volgens Beerda zijn er in Utrecht meer dan genoeg
private investeerders die bereid zijn geld te steken in de
transformatie van een leeg kantoorgebouw. ‘We merken
het bij het pand van de Dienst Maatschappelijke Ontwik-
keling aan de Kaatstraat. Ook dat gebouw komt vrij als
de dienst naar het stadskantoor verhuist. De eigenaar
wordt nu al regelmatig gebeld door investeerders.’ Dat
is niet vreemd want zo’n gebouw heeft genoeg mogelijk-
heden, aldus de programmaleider. ‘Het ligt dichtbij de
binnenstad en er is in Utrecht een gebrek aan bepaalde
segmenten, zoals studentenwoningen – er is een tekort
van vierduizend eenheden – middeldure huurwoningen
en hotelvoorzieningen.’ De mogelijke investeerders
komen uit alle gelederen. ‘In Rijnsweerd bouwt vast-
goedondernemer De Waal het oude provinciehuis om tot
studentencomplex en een hotel. In 2011 kochten twee
vastgoedbedrijven het lege Sint Antoniusziekenhuis in
Kanaleneiland.’
Aorta #12 // 59
De veelgehoorde klacht dat pandeigenaren, zoals beleggers en
pensioenfondsen, niet bereid zijn de waarde van hun gebouwen
af te boeken, is volgens Beerda niet meer van deze tijd.
Verder: Beerda meent dat optie om lege panden te slopen
voor nieuwbouw vaker overwogen mag worden. ‘Het
is momenteel erg hip om alleen maar over hergebruik
te spreken. Maar soms is het slimmer om afscheid te
nemen en iets nieuws neer zetten – zeker als dat leidt
tot een product dat beter aansluit bij bijvoorbeeld de
woonbehoeften. In de grote steden lijkt het soms alsof
transformatie het grote doel is, terwijl het gaat om het
oplossen van de leegstand en het zorgen voor voldoende
woningen voor de juiste doelgroepen.’ Hij voegt toe: ‘Dat
betekent ook dat de gemeente een streng beleid voert
ten aanzien van de bouw van nieuwe kantoren. Zo hebben
we in Papendorp en Leidsche Rijn Centrum het aantal
uit te geven kavels flink teruggebracht.’
Tot slot het landelijke convenant Aanpak Kantorenleeg-
stand: Beerda en zijn collega’s zien positieve punten,
maar zijn ook kritisch. Het idee voor een regionaal
sloopfonds – voor de financiering van de afbraak van
lege kantoren – is voor Utrecht minder aantrekkelijk.
‘Zo’n fonds werkt de prijsdaling die ik eerder noemde
juist tegen. In plaats van over te gaan tot actie blijven
beleggers wachten – ze verwachten een bijdrage om hun
gebouw af te breken. Het is bovendien niet correct om
met publiek geld de financiële pijn van private partijen te
verzachten. De gemeente kan haar geld beter besteden
aan de samenwerking met eigenaren die wel actie on-
dernemen. Want, zeg nou zelf, het is vervelend als een
gedateerd kantoor leeg staat op een monofunctioneel
bedrijventerrein als Lage Weide – maar het geeft minder
last dan lege kantoren in een woonwijk.’
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
Aorta #12 // 6160 // Aorta #12
DE GEHEIMEN VAN LAGE WEIDE
Mark Hendriks // TekstLandschap in gesprek met Erik Schep, wijkagent in Lage Weide
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #11
met wijkagent Erik Schep langs de lege gebouwen
in bedrijvengebied lage weide. ‘Sommige worden
gebruikt voor hennepkwekerijen.’
De aanblik is mistroostig, helemaal op deze donkere
en door sneeuw geteisterde decembermiddag. Aan de
Reactorweg op bedrijven- en industrieterrein Lage Weide
zijn een stuk of wat gebouwen aan hun lot overgelaten.
Ruiten zijn dichtgetimmerd of gebroken, de muren en
ramen zijn beklad met graffiti en rommel ontsiert het
straatbeeld. Het kantoor op de hoek spant de kroon.
De rode gevelplaten tonen sporen van verval, ruiten zijn
ingeslagen en onkruid overwoekert de oprit.
Met wijkagent Erik Schep tuur ik naar het verwaar-
loosde pand. ‘Dit soort gebouwen is in trek bij krakers’,
vertelt de politieman terwijl hij het volume van zijn
portofoon zachter zet. ‘Vooral in de zomermaanden is
het raak. Ze breken in, beplakken de ramen met zwart
landbouwzeil, slepen muziekapparatuur naar binnen en
de houseparty kan beginnen. Zo’n feest trekt honderden
bezoekers uit binnen- en buitenland.’
Sinds de zomer beëindigden Schep en zijn collega’s
zeker vijf illegale feesten. ‘We komen binnen, stoppen
de muziek en ontruimen het pand. Dan gaan we op zoek
naar de initiatiefnemers – dat is makkelijker gezegd dan
gedaan.’ De schade aan de gebouwen is groot en in de
meeste gevallen blijft veel rotzooi achter. Schep: ‘Pand-
eigenaren proberen soms de kosten te verhalen op de
organisatoren. Maar in veel gevallen geldt: van een kale
kip kun je niet plukken.’
Lage Weide ligt tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en
de A2 en beschikt over 163.000 vierkante meter kan-
tooroppervlak. Daarvan staat 30.000 leeg, ruim achttien
procent. ‘Het werkt criminaliteit in de hand’, aldus Erik
Schep. ‘Naast illegale feesten worden panden gekraakt
voor bewoning. Sommige worden gebruikt voor hennep-
kwekerijen.’
Lage Weide is een ware smeltkroes – in totaal zijn op
Lage Weide ruim duizend ondernemingen gevestigd.
Tussen de zwaardere industrie langs het kanaal, zoals
weg- en waterbouwbedrijf Pouw en bouwonderneming
Strukton, hebben kleinere ondernemers, zoals auto-
dealers en -slopers en aannemers, hun plek. Richting
de snelweg neemt de variëteit toe: naast ‘grote jongens’
als Ziggo, SieMatic, Hema en KuehneNagel houden
talloze lokale bedrijven kantoor op Lage Weide. De
architectuur is net zo divers: van golfplaten werkplaatsen
en prefab-kantoorpanden tot moderne glaspaleizen, van
de typische jarentachtiggebouwen met grindgevels tot
de fraaie kantoortoren van waterbedrijf Vitens.
Tijdens de rondrit over het grootste bedrijventerrein van
Utrecht vertelt agent Schep met enthousiasme
over zijn werkgebied. ‘De ondernemers hier willen
problemen en conflicten oplossen. Daarvoor zijn ze
bereid investeringen te doen.’ Hij noemt de plaatselijke
industrievereniging ILW en het keurmerk Veilig Onder-
nemen (KVO) waarin ondernemers samen en met hulp
van de gemeente en de politie, leegstand en criminaliteit
te lijf gaan. Zelf is Schep een groot voorstander van
leegstandsbeheer. ‘Kantoorruimte wordt tijdelijk in ge-
bruik genomen voor studentenhuisvesting. Of startende
ondernemers huren tegen een laag bedrag en voor een
bepaalde periode een werkruimte.’ De agent vervolgt:
‘Leegstandsbeheer heeft veel voordelen. De kans op
inbraak wordt kleiner. Het gebruik geeft het pand een
positieve uitstraling, wat geïnteresseerde huurders
over de streep kan trekken. En heel praktisch: de ver-
warming staat regelmatig aan, waardoor bijvoorbeeld
schimmelplekken uitblijven.’
Aorta #12 // 61
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
Leegstandsbeheer heeft veel voordelen.
Het leegstandspercentage mag dan aanzienlijk zijn, een
groot probleem is het vooralsnog niet, zo blijkt tijdens de
rondleiding. Dit komt vooral door de al genoemde veel-
zijdigheid van Lage Weide. Door de aanwezigheid van de
A2, een spoorlijn en de haven is het gebied uitermate
goed bereikbaar. De centrale ligging tussen Utrecht en
Amsterdam maakt dat talloze bedrijven zich nog altijd in
Lage Weide willen vestigen – ondanks de verpauperde
aanblik en de troosteloze architectuur. Erik Schep wijst
naar een reeks van piramidevormige kantoren in alle
kleuren van de regenboog. ‘Ze voldoen waarschijnlijk
niet aan de moderne vereisten, maar zijn sinds enkele
maanden gewoon in gebruik door nieuwe bedrijven.’
Het gebied blijft zich volgens Schep vernieuwen – al is
dat vaak niet zichtbaar. Een middagje op Lage Weide
legt de best bewaarde geheimen bloot. Achter een voor-
malige Peugeotgarage kun je niet alleen leren skiën op
een splinternieuwe borstelbaan, in een oude loods kun
je tevens Poolse drank kopen. In een oude oliefabriek
worden feesten en evenementen georganiseerd – Schep:
‘De NOS hield hier haar verkiezingsdebat’ – en in een
massieve blokkendoos ligt een ijsbaan waar men oefent
voor de beroemde Holiday on Ice-shows.
Het fraai geheim ontdekken we in de zuidpunt van Lage
Weide, in de oksel van de A2, tegenover het verpauperde
pand met de rode gevelplaten. Daar is het voormalige
AC-restaurant omgebouwd tot een restaurant en feest-
zaal. Erik Schep introduceert Aissa Alhauati, de in
Marokko geboren initiatiefnemer. ‘We hebben aanvragen
voor bruiloften, religieuze feesten, ga zo maar door’,
vertelt de ondernemer terwijl hij ons de oosterse feest-
zaal laat zien. ‘Niet alleen van Marokkanen, ook van
Hindoestanen, Turken, Surinamers.’ Op de vraag wat
hij van de omgeving vindt, zegt Alhauati: ‘Het is niet het
mooiste gebied, maar de bereikbaarheid is goed. Maar’,
en hij wendt zich tot agent Schep: ‘Kan de bewegwijzering
anders? Mijn bezoekers worden verkeerd gestuurd.’
Aorta #12 // 6362 // Aorta #12
SLAPEN OP EEN KANTORENPARK OP PAPENDORP IS EEN LEEG KANTOOR OMGEBOUWD TOT HOTEL. DE MEESTE GASTEN ZIJN ZAKENLUI.
Mark Hendriks // TekstLandschap
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #12
Op de loungebank zijn drie mannen in gesprek – de
voertaal is Duits. Een heer in pak telefoneert terwijl hij
naar een groot televisiescherm met de herhaling van
Pauw&Witteman staart. Bij het raam is een vrouw in
de weer met haar laptop. Aan de receptioniste vraagt
ze hoe de wifiverbinding werkt. Het is dinsdagmiddag
en we zijn in de lobby van het Holiday Inn Expresshotel
op kantorenpark Papendorp. ‘Lobby is eigenlijk niet het
juiste woord’, zegt hotelmanager Klaas-Jan Kos. ‘We
noemen het de great room.’
In september opende het hotel haar deuren in een voor-
malig kantoorgebouw aan de Van Deventerlaan. Het is
een project van het Amsterdamse bedrijf Dutch Hotel
Partners (DHP), een zakelijk samenwerkingsverband
van The Vincent Hotel Group en Interstate Hotels &
Resorts. Het bedrijf richt zich op bestaande gebouwen –
eerder opende DHP hotels in lege kantoren bij Schiphol
en Sloterdijk. Nieuwe hotels zijn in de maak in panden
in Den Haag, Rotterdam en Arnhem. ‘Wij bouwen nooit
nieuwe gebouwen’, legt Kos uit. ‘In de transformatie
van bestaande panden hebben de partners van DHP een
eigen taak. The Vincent Hotel Group draagt zorg voor
het voortraject, zoals het huurcontract en de ombouw.
Interstate is verantwoordelijk voor de exploitatie en het
management.’
Bij de receptie verhaalt Kos over het concept van zijn
hotel. ‘We betalen een zogenoemde franchise fee aan
Holiday Inn, dat onderdeel is van de internationale
hotel keten Intercontinental. In ruil mogen we de naam
en het logo voeren. De expressformule betekent dat we
betaalbare kamers bieden omdat bepaalde faciliteiten
ontbreken, zoals roomservice en een restaurant. Aan de
andere kant: parkeren is gratis en het ontbijt bij de prijs
inbegrepen.’
Het kantoor op Papendorp ‘dat al zes jaar leeg stond‘
bleek direct geschikt als hotellocatie. Het pand is goed
bereikbaar vanaf de A2 en de A12 en ligt op korte af-
stand van het Utrechtse centrum. De meeste klanten
zijn dan ook zakenlieden op doorreis of die voor werk
in Utrecht moeten zijn. ‘En’, voegt Klaas-Jan Kos toe,
‘in de omgeving zitten tal van potentiële klanten. De
afgelopen maanden sloot ik met verschillende bedrijven
contracten, zodat zij hun overnachtingen voortaan in
ons hotel boeken.’ Hij vervolgt: ‘Dit betekent niet dat we
geen oog hebben voor toeristen. Ook in het weekend wil
je gasten, daarom hebben we bijvoorbeeld een gratis
shuttle naar de binnenstad.’ Met de eigenaar van het
pand kwam DHP een huurverbintenis van 25 jaar over-
een. Over de huurprijs wil manager Kos niets zeggen:
‘Maar je zou versteld staan van de hoogte.’
Wat ook hielp bij de transformatie: in het bestemmings-
plan was voor het gebouw al een horecafunctie opgeno-
men. Het past bij de ambitie van de gemeente Utrecht
om meer lege panden om te bouwen tot hotel, een
streven dat volgens Kos niet door de hotellerie gesteund
wordt. ‘De Utrechtse hotels hebben een zwaar jaar
achter de rug. Meer hotels betekent meer concurrentie.
Ons hotel mag in een ander segment zitten, we trekken
hoe dan ook gasten die anders naar een hotel in de stad
waren gegaan.’
Aorta #12 // 63
Mark Hendriks // Tekstlandschap
Onder de naam TekstLandschap werkt ir. Mark Hendriks
als journalist, redacteur en auteur op het gebied van ruim-
telijke ordening, stedenbouw en landschapsarchitectuur.
Het kantoor op Papendorp – dat al zes jaar leeg stond – bleek direct geschikt als hotellocatie.
De verbouwing van kantoor tot hotel door Mulderblauw
Architecten uit Zoeterwoude had vooral betrekking
op het interieur. Aan de buitenzijde hoefde alleen een
brandtrap geplaatst te worden. ‘Het gebouw had al
kenmerken die voor een hotel belangrijk zijn’, vertelt
Klaas-Jan Kos terwijl hij de ruime vergaderzalen laat
zien. ‘Zoals een brede entree, een inpandige parkeer-
garage en hoge ramen.’ De grootste aanpassingen
betroffen de inbouw van 118 kamers en veiligheidsvoor-
zieningen – een hotel heeft immers te maken met stren-
gere voorschriften dan een kantoor. Daarbij kwamen
de ruim duizend eisen die Holiday Inn zelf stelde. Kos:
‘De trap mag niet te steil zijn, de tegels in de badkamers
moeten donkerblauw. Bij de ingang moeten dezelfde
asbakken en bankjes staan als bij de andere 2600
expresshotels.’
Op de bovenste verdieping toont de hotelmanager twee
kamers – standard rooms, de een wat groter dan de an-
der. De inrichting is modern en strak. Op de witverlichte
gang staan om de paar meter witte palen – een relict uit
de tijd dat het pand een kantoorfunctie had. ‘In de oude
indeling lag de gang meer naar het midden, waar nu
de grotere kamers zijn. Aan weerszijden waren dan de
werkkamers.’
Door het raam zijn de flats van Kanaleneiland zichtbaar,
daarboven de nieuwe Rabotoren bij het station. Kos wijst
naar de vijver aan de voet van het hotel. ‘In de zomer zie
je soms hazen lopen.’ Hij kijkt voor zich uit: ‘Ik zou het
toejuichen als er meer recreatievoorzieningen komen,
zoals bootjes. Het zou de levendigheid op Papendorp
enorm vergroten.’
Aorta #12 // 6564 // Aorta #12
DE LEEGSTANDSKAART ALS STRUCTUURVISIE?
Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl // temp.architecture
HERGEBRUIK VASTGOED // BLOG #13
Op 1 juli 2008 werden gemeenten wettelijk verplicht om
middels een structuurvisie op hoofdlijnen vast te leggen
waar zij toekomstige ontwikkelingen toelaten. Ongeveer
op hetzelfde moment begon de vastgoedcrisis.
Hielden aanvankelijk veel professionals uit de gemeen-
telijke wereld en de ontwikkelbranche vol dat deze crisis
wel zou overwaaien, inmiddels is duidelijk dat deze
crisis onze nieuwe werkelijkheid is. Een nieuwe wer-
kelijkheid die vooral wordt geplaagd door structurele
onzekerheid, zowel op het financieel-economische vlak
als op het politiek-juridische. De gebiedsontwikkeling
stagneert daardoor. Om de spaarzame kansen die zich
nog voordoen te kunnen grijpen wordt van gemeenten
eerder een groot improvisatievermogen verwacht dan
een ambtelijk vastgesteld vergezicht. Zijn structuur-
visies nog wel een geloofwaardig instrument in deze
nieuwe tijd?
In 2010 maakten wij de eerste braakliggingskaart om-
dat we met eigen ogen wilden zien hoe het nu zat met
braakliggende bouwgronden in Amsterdam: waren dit
incidenten, zoals die collega’s uit de gemeentelijke
wereld en ontwikkelbranche zeiden, of ging het hier om
een structureel fenomeen? De kaart wees uit dat in de
stad een oppervlak aan bouwgrond braak lag zo groot
als IJburg II, één van de pijlers van de Amsterdamse
structuurvisie-in-ontwikkeling. Vlak voordat deze
structuurvisie werd vastgesteld pikte het Parool deze
rekensom op en maakte daarmee het verband tussen
beide ontwikkelingen duidelijk voor een groot publiek.
Sindsdien woekert in het Amsterdamse de discussie
voort over het opspuiten van de nieuwe eilanden in het
IJmeer. Waarom wordt dit programma niet gewoon
gerealiseerd in de bestaande stad?
Inmiddels heeft temp. ook de braakligging en leegstand
van andere gemeenten in kaart gebracht. De discrepantie
tussen deze kaarten en de vergezichten in de structuur-
visies is groot. Interessant is te zien hoe gemeenten
hiermee omgaan. Kunnen en willen zij improviseren of
houden zij vast aan hun vergezichten?
Zo valt in Groningen het enorme binnenstedelijke
Suikerunie terrein op, dat sinds 2010 braak ligt en
uitermate geschikt lijkt voor binnenstedelijk wonen. In
de structuurvisie echter is toekomstige woningbouw al
gelokaliseerd in het suburbane Meerstad. De gemeente
heeft aangegeven de braakliggende grond “vrij” te willen
houden voor toekomstige generaties en denkt aan aller-
hande vormen van tijdelijk gebruik. Zo zet zij alle zeilen
bij om zowel de afspraken in de structuurvisie overeind
te houden alsmede de nieuwe werkelijkheid het hoofd te
bieden.
In Heerlen gaat de gemeente anders met deze discre-
pantie om. Hier wordt stoïcijns doorontwikkeld aan het
enorme Maankwartier, terwijl de leegstandskaart een
enorme hoeveelheid vacante ruimte toont, meestal
trouwens met een erfgoedstatus. De gemeente lijkt hier
een enorme gok te nemen: kan het Maankwartier de
stad zo’n nieuw elan geven dat de leegstand verdwijnt?
Of wordt het probleem van deze voormalige krimp-
gemeente dadelijk alleen maar groter?
De structuurvisie van de gemeente Utrecht gaat tot 2015
vooral uit van herontwikkeling van bestaand stedelijk
weefsel. De stad heeft blijkbaar vroegtijdig ingezet op
transformatie, hiertoe ongetwijfeld gedwongen door de
eigen gemeentegrenzen. Wat opvalt is dat deze grote
transformatieopgaven zijn gedacht in gebieden die
momenteel met veel braakligging en leegstand kampen,
zoals de stroken aan weerszijden van de verlegde A2
en de zone langs het Merwedekanaal. Tot zover vallen
droom en werkelijkheid mooi samen.
Aorta #12 // 65
De discrepantie tussen deze kaarten en de vergezichten in de structuurvisies is groot. Interessant is te zien hoe gemeenten hiermee omgaan. Kunnen en willen zij improviseren of houden zij vast aan hun vergezichten?
Maar voor deze beoogde transformatie zet de gemeente
ambitieus in op een “hoogstedelijk woonmilieu”. De
veeleisende functie wonen moet dus in combinatie met
andere functies in hoge dichtheid worden gerealiseerd
in een gebied met een complexe bestaande context.
Dat met name in de Merwedestrook de ontwikkelingen
al een tijd lang muurvast zitten, geeft aan dat bij nader
inzien droom en werkelijkheid toch nog best ver uit
elkaar liggen.
Ook Utrecht lijkt hiermee in spagaat. Het kan vast-
houden aan de structuurvisie en wachten totdat de
omstandigheden weer zo gunstig zijn dat het beoogde
hoogstedelijk woonmilieu daadwerkelijk gerealiseerd
kan worden. Ons advies is echter het eigen improvi-
satievermogen aan te spreken. Is er een projectstart te
bedenken die minder ambitieus is zonder dat het hoog-
stedelijke perspectief aan de horizon verdwijnt? Is er een
procesinrichting denkbaar die onverwachte wendingen
op termijn nog kan opnemen?
Het is onontkoombaar dat de werkelijkheid van braak-
ligging en leegstandskaarten betekenis krijgt in het
domein van de structuurvisie. Hierbij hoort ook een
ander instrumentarium waarmee kan worden geïmpro-
viseerd, iets dat wellicht nieuw is voor ambtenaren en
beleidsmakers maar waarmee ze maar beter snel
vertrouwd kunnen raken.
Tom Bergevoet & Maarten van Tuijl //
temp. architecture
Maarten van Tuijl en Tom Bergevoet zijn
samen oprichters van temp.architecture,
een ontwerpbureau gespecialiseerd in
stedelijke transformaties. In april 2013
komt hun boek “de flexibele Stad” uit,
waarin zij nieuwe instrumenten presen-
teren voor stedelijke transformaties.
0 500m5000 m
Braakligging NL
rotterdam
amsterdam
maastricht
utrechtutrecht
0
10
Aorta #12 // 6766 // Aorta #12
KANSEN VOOR LEEGSTANDMOB vormgeving & educatie
HERGEBRUIK VASTGOED // TECHNASIUM
Tweehonderdtwintig Technasiumleerlingen zijn in
september 2012 aan de slag gegaan met leegstaande
kantoorgebouwen in de provincie utrecht. op zoek
naar een herbestemming maken deze jongeren
gebruik van hun talent om ‘out of the box’ te denken.
Vier middelbare scholen: ’t Hooghe landt, Amersfoort;
cals college, Nieuwegein, Niftarlake college, maarssen
en het gerrit rietveld college uit utrecht doen mee
aan dit transformatieproject onder begeleiding van
moB vormgeving & educatie. Een samenwerking die
is voortgekomen uit de inspiratiebijeenkomst ‘laat
duizend blokken bloeien’ (Aorta 2011). De ontwerpen
zijn eind 2012 gepresenteerd.
De vraagstukken voor de leerlingen waren wisselend.
STUDENTENHUISVESTING ’t Hooghe Landt in Amersfoort heeft zich gericht op een
herbestemming van kantoren tot studentenhuisvesting.
Hierbij werd gekeken naar de indeling, woonvormen,
huurprijs en de aantrekkelijkheid van de plek voor
de doelgroep. Met een architect en een makelaar zijn
ideeën uitgewerkt tot een concreet plan voor het
kantoorpand Alpha 2 (Amersfoort). Conclusie van de
werkgroepen was dat er niet “één waarheid” geldt, er
zijn meerdere uitgangspunten mogelijk.
MOB // Technasium
MOB vormgeving en Educatie begeleid het Technasium
project Kansen voor Leegstand. MOB is een advies en
organisatiebureau voor onder andere educatietrajecten
in de regio Utrecht.
SOCIALE WONINGBOUW Leerlingen van het Calscollege in Nieuwegein hebben
als opdracht meegekregen om het kantoorpand aan de
Bakenmonde 1 (Nieuwegein) opnieuw in te richten en de
gevel aan te passen aan het nieuwe gebruik.
De opdrachtgever wil sociale huurwoningen maken en
verwachten een advies voor doelgroep geschiktheid.
Ook hier bleek geen eenduidige waarheid. Het pand
werd geschikt bevonden voor seniorenwoningen (een
urgentie in het gemeentelijk beleid), voor starters op de
woningmarkt, voor studentenwoningen met een directe
sneltram verbinding naar Utrecht, voor tijdelijke huis-
vesting bij urgentie bijvoorbeeld bij een scheiding.
Na deelonderzoek naar doelgroep, woninggrootte,
betaalbaarheid hebben de leerlingen van de diverse
scholen een ontwerp en een maquette gemaakt en zijn
de concepten gepresenteerd. De projecten hebben
bijgedragen aan de bewustwording van het maatschap-
pelijke probleem, het vak van de architect, en hebben
geleid tot een verbetering van vaardigheiden als
analyseren, tekenen, presenteren, maquettes bouwen,
werken voor opdrachtgevers en doelgroepen. Heeft het
project nu nog geen vernieuwende invalshoeken opge-
leverd; deze leerlingen zijn wel als de nieuwe generatie
bouwers zich meer bewust van de mogelijkheden van de
bestaande voorraad.
Aorta #12 // 67
Op zoek naar een herbestemming.
TEcHNASIum // FoTo moB
Aorta #12 // 6968 // Aorta #12
Aorta #12 // 69
TrANSFormATIE lEEg kANTorENcomplEx ToT VEcHTcluB xl // FoTo jorgEN koolwIjk
Aorta #12 // 7170 // Aorta #12
cArTESIuS lAB // HET DEBAT IN DE STAD
Aorta #12 // 71
STAND VAN zAKEN 2012
Bedrijventerrein Cartesiusweg is Utrechts meest binnenstedelijke bedrijventerrein. De
laatste jaren is er weinig aandacht geweest voor de ontwikkeling van het gebied. Daar lijkt
nu verandering in te komen. Met de visie Werkspoorkwartier heeft de gemeente richting
gegeven voor de toekomst, waarbij een grote rol is weggelegd voor marktpartijen. Zowel de
bedrijvenkring Cartesiusweg als (creatieve) initiatiefnemers en investeerders zien met de
visie nieuwe kansen ontstaan om het bedrijventerrein nieuw leven in te blazen.
Tegelijkertijd staan de economische crisis, een terugtrekkende overheid en beperkingen in
de regelgeving de gewenste ontwikkelingen in de weg. Veel panden en loodsen staan leeg.
Een aantal bedrijven wil het gebied verlaten. De daling in waarde van het vastgoed houdt dat
in sommige gevallen tegen. Daarnaast vraagt de uitstraling van het gebied om hernieuwde
aandacht. Zijn we in staat onder deze condities een vernieuwing op gang te brengen?
ACHTERGROND
In 2012 heeft de gemeente Utrecht de ontwikkelingsvisie Werkspoorkwartier aangenomen
waarmee het richting wil geven aan de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Daaruit blijkt
dat een geleidelijke, marktgestuurde ontwikkeling naar een binnenstedelijk kleinschaliger
werkmilieu gewenst is. Uitgangspunten zijn inzetten op een mix van grootschalige en
kleinschalige bedrijvigheid, aantrekken van creatieve industrie en stadsgeoriënteerde
bedrijvigheid, bevorderen van verblijfskwaliteit, nadrukkelijk geen woonprogramma, wel
functie menging op ander gebied.
DE DISCUSSIE
Met CARTESIUS LAB levert Aorta een bijdrage aan de transformatie van het bedrijventerrein
door stakeholders, initiatiefnemers en ruimtelijk professionals in een meervoudig programma
aan elkaar te verbinden. We bediscussiëren en onderzoeken de programmatische, ruimtelijke
en financiële mogelijkheden voor de transformatie van het bedrijventerrein binnen de
gestelde randvoorwaarden en daarbuiten en gaan we op zoek naar allianties die daaraan
kunnen bijdragen.
WAAR STAAN WE NU?
Anno december 2012 zijn de eerste stappen gezet: partijen weten elkaar te vinden, er zijn
volop ideeën om het gebied verder te brengen, er is een duidelijke potentie en een voldoende
massa om er echt wat van te maken. Nu het plan nog samen verder brengen.
wErkSpoorkATHEDrAAl // FoTo DENISE VrolIjk
Aorta #12 // 7372 // Aorta #12
CARTESIUS LAB // BLOG #1
Ingedutte gebieden nieuw leven inblazen gaat tegen-
woordig altijd gepaard met de zogenaamde creatieve
industrie. Sinds de welbekende Amerikaanse econoom
Richard Florida, door sommigen niet helemaal onterecht
in de categorie ‘jeuk’ geplaatst, met zijn creative class
op de proppen kwam, zijn ze niet meer te stuiten.
De urban pioneers, vaak uit de hoek van kunst, cultuur,
architectuur, stedenbouw of projectontwikkeling,
kunnen er wat van; het ene na het andere schitterende
initiatief ziet het levenslicht. Ligt er een terreintje braak,
geen nood: de urban pioneers zijn onderweg!
Je kunt er gekscherend over doen, en wellicht krijgen
de urban pioneers wat veel ruimte, maar feit is wel dat
zij tenminste reuring weten te brengen. Komen met
plannen die in ieder geval snel tot een resultaat kunnen
leiden, tijdelijk of voor de langere termijn. Grootschalige
masterplannen zijn passé, dat weten we allemaal. Geld
is op, tijd is op en het geduld is bij sommigen ook op.
Alsmaar steggelen over grote lappen grond, met finan-
cieel gewin als enige oogmerk – gelukkig behoort die
attitude tot het verleden. En kunnen we nu over tot de
orde van de dag, rekening houden met de geest van de
plek, bestaande bedrijvigheid, bewoners, lokale initiatie-
ven en gebruikmaken van de energie die er al is. De sky
is niet meer de limit, nee, we gaan uit van kwaliteiten
die er al zijn. Eindelijk!
Het zijn goede gedachten, maar de uitvoering is nog
onwennig. Kijk maar naar de herontwikkeling van het
Haagse bedrijventerrein de Binckhorst – daar moet en
mag van alles organisch ontstaan, maar hoe doe je dat?
Als gemeente wil je wel wat, maar teveel regie uit
handen geven blijkt nog eng. In Utrecht staat de
transformatie van het bedrijventerrein ten westen van
de Cartesiusweg in diezelfde kinderschoenen. Ook dit
gebied, dat voorheen in gebruik was door het
bedrijf Werkspoor, mag in de lift. Na het vertrek van
de Werkspoor-bedrijvigheid wordt het gekenmerkt door
een mix van traditionele bedrijven met stadsverzorgende
diensten, kantoren, creatieve bedrijven, kunstateliers
en vrijetijdsbestemmingen. Een gebied zonder eenheid,
maar met veel contrasten – aldus de gemeente.
Het bedrijventerrein Cartesiusweg ligt globaal tussen de
sporen naar Amsterdam en Rotterdam, het Amsterdam
Rijnkanaal en de Cartesiusweg in. Na de aanleg van
Leidsche Rijn is het gebied steeds centraler in de stad
komen te liggen; met de auto kom je er minder makkelijk
dan voorheen. En toch zit Van der Wal, een landelijk
georiënteerde vervoerder (nog) op het terrein. Zo ook de
nationaal publiek trekkende Central Studio’s, en niet te
vergeten energieleveranciers Nuon en Eneco. Zitten die
nog wel goed op dit binnenstedelijke bedrijventerrein?
En passen zij in het door de gemeente neergelegde
verhaal over broedplaats voor creatieve industrie, urban
culture en een werklandschap voor stadsgeoriënteerde
en creatieve bedrijvigheid?
Ontwikkelaar TCN staat al te trappelen, en met hen
meerdere nieuwe verhalenvertellers, meest uit dezelfde
branche. Vanuit de gemeente zijn de sterke- en zwakke
kanten, de ontwikkelingspotentie, de kaders voor milieu-
hinder en geluidscontouren, èn de identiteit voor het
gebied vastgelegd in een visie die de bandbreedte op
verschillende onderwerpen aangeeft. De ontwikkelings-
visie Werkspoorkwartier, omdat de gemeente het terrein
niet wil verwarren met de westelijk van de Cartesiusweg
NIEUW VOER VOOR URBAN PIONEERS? Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Aorta #12 // 73
Bedrijventerrein Cartesiusweg broedplaats voor crea-tieve industrie, urban culture en een werklandschap voor stadsgeoriënteerde en creatieve bedrijvigheid?
gelegen Cartesiusdriehoek. Eind mei zal de gemeente-
raad er ook een zinnig woord over zeggen. Laten we
hopen dat het niet alleen de urban pioneers zijn die in dit
gebied aan hun trekken mogen komen. Door de mix van
bedrijvigheid zijn er namelijk tal van initiatieven die de
kop opsteken, ook van ondernemers die al jarenlang op
het terrein gevestigd zijn.
Neem de metaal- en lasmannen van Fast Fabrications,
zij werken al hun hele leven op het industriegebied en
vertellen vol trots hoe zij gebruikmaken van de insteek-
haven aan het Amsterdam Rijnkanaal om hun zware en
grote producten naar bijvoorbeeld Nigeria te verschepen.
Dat ze nu, zij het tijdelijk, het pand aan de Tractieweg 50
bevolken – het laatste gebouw van het bedrijf Werkspoor
dat nog in de originele functie draait – maakt hun
verhaal en plan voor hergebruik op de langere termijn
natuurlijk heel speciaal. Ook dit is de geest van de plek,
juist dit. Laten we daarom hopen dat Utrecht zich niet
alleen op de welbekende urban pioneers richt. Het op
dit moment al goed gemengde gebied aan de Cartesius-
weg verdient een aanpak die rekening houdt met àlle
bestaande kwaliteiten. En naast nieuw voer voor urban
pioneers biedt dat ook voldoende kansen voor de onder-
nemers die hier al jarenlang hun plek hebben, het
terrein in alle finesses kennen èn het in veel gevallen in
iedere vezel van hun lijf hebben zitten.
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
INTErIEur wErkSpoorkATHEDrAAl // FoTo DENISE VrolIjk
Aorta #12 // 7574 // Aorta #12
OP ZOEK NAAR INSPIRATIEDenise Vrolijk // Stadsgeluiden
CARTESIUS LAB // BLOG #2
Tractieweg 41, Cartesiusgebied Utrecht. Een mooi
voorbeeld van tijdelijk anders bestemmen. Hier huist
de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) met het
ateliergebouw. Achter de ramen vele achterkanten van
kunstwerken in wording. Binnen de sfeer van creativiteit,
maken en dingen in ontwikkeling – op een losse manier.
Struikel niet over stukken hout of een kinderwagen en
laat je niet verleiden door de heerlijk pasta’s die in een
geïmproviseerde keuken klaarstaan voor de lunch.
Nee, wij gaan een hokje verder: naar een klein zaaltje
met collegestoeltjes (met van die leuningen die een
tafeltje vormen eenmaal neergeklapt voor je neus). Een
heel andere sfeer, dat moet gezegd. Achterin keurige
broodjes, koffie, thee en sap. Voorin de zaal de onvermij-
delijke beamer. Wat doen we hier? In deze bubbel van
ernst tussen alle creativiteit? We gaan in gesprek over
de plannen voor het Cartesiusgebied, tijdens een door
Architectuurcentrum Aorta georganiseerde middag.
Leen de Wit (gemeente Utrecht) geeft een korte toe-
lichting op de ontwikkelingsvisie Werkspoorkwartier,
de naam waarmee de gemeente het westelijk deel van
het Cartesiusgebied wil onderscheiden van de driehoek
aan de overzijde van de Cartesiusweg. Het gebied moet
transformeren tot creatieve zone. Een stadsgeoriënteerd
werklandschap waar de pioniersgeest, ambachtelijkheid
en industriële bedrijvigheid hand in hand gaan. Waar
stap voor stap kansen die zich voordoen worden benut.
Niet omschreven in een ruimtelijk kader, maar via een
ruimtelijk perspectief. Een ‘leidraad’ die prozaïsch is
vervat in het ‘Het verhaal Werkspoorkwartier 2025’.
Onder de toehoorders raadsleden, ondernemers,
ambtenaren, bewoners en natuurlijk ook partijen met
prachtige plannen – één zelfs al klip en klaar gevat in
een maquette. ‘Soms moet je je nek uitsteken,’ zegt
Bas Pickkers (Pickkers Consult). Eén van de geestelijk
vaders achter Connecting Cartesius. Een club ontwik-
kelaars en communicatiedeskundigen die dolgraag het
pand aan de Tractieweg 50 zou herontwikkelen, nu de
gemeente het in de verkoop zet.
Pickkers en consorten willen hier graag het kantoor
van de eenentwintigste eeuw realiseren. Dat lijkt meer
op een kroeg of een bovenkamer en is zeker geen kille
verzameling bureaus. Het gaat volgens Pickkers om:
‘Denken, doen, maken, vernieuwen en zijn. Kortom, om
een inspirerende plek.’ Zo’n ‘Broedplaats 3.0’ is vooral
productieruimte voor materiële en immateriële goederen,
zoals ze dat in Vlaanderen zo mooi weten te zeggen. Het
is niet alleen mooi gezegd, maar strategisch ook zeer
handig. In het gebied gelden, op grond van regionaal
beleid, namelijk restricties voor de ontwikkeling van
nieuwe kantoren. Door de omschrijving van de
zuiderburen kan de kantoorfunctie, die ook bij de crea-
tieve industrie onvermijdelijk is, mooi onder de noemer
‘creatieve bedrijvigheid’ (horeca, atelier, productie,
kleinschalige bedrijvigheid) worden weggezet.
Want, hoewel de ontwikkelingsvisie Werkspoorkwartier
rept over een werklandschap, volgens de huidige regel-
geving passen kleinschalige kantoren hier niet. Dat dit
de verkoopbaarheid van de panden en het rendement
van de investeerders beperkt, zit Wim Pot (Bedrijven-
kring Cartesius en Pot Verhuizingen) goed dwars. Ook
de focus op sec binnenstedelijke bedrijvigheid is voor
ondernemers niet aantrekkelijk, meent hij. Juist de
bereikbaarheid op nationaal niveau (Utrecht ligt tenslotte
heel centraal in het land, redeneert Pot) is voor trans-
portbedrijven een cruciale factor. Leen de Wit legt uit dat
voor die nationale focus andere bedrijventerreinen beter
gesitueerd zijn, denk aan Lage Weide, Papendorp...
Feit is nu eenmaal dat het Cartesiusgebied door de uit-
breiding van de stad steeds meer in het hart van Utrecht
is komen te liggen. Dat maakt het gebied ook kwetsbaar
en daarom moet je keuzes maken, aldus De Wit.
Het Cartesiusgebied zou volgens die gedachtegang meer
aan de omliggende wijken gekoppeld moeten worden,
zodat er ook ’s avonds meer te beleven is. Maar die
levendigheid zal niet van nieuwe bewoners komen; de
functie wonen is hier namelijk uitgesloten. Een doorn
in het oog van Jeroen van de Kraats (TCN). Hij vindt het
te voorbarig om op voorhand niet te kiezen voor wonen.
Daar kun je ook afspraken over maken, vindt hij: ‘Een
levendige stadswijk, die 24 uur per dag aantrekkelijk is,
kan bijna niet zonder bewoners.’ Roos de Haan (Wijk-
raad West) woont sinds kort in de Schepenbuurt, die
grenst aan het Cartesiusgebied. Zij weet wel wat
Aorta #12 // 75
Het gebied moet transformeren tot creatieve zone.
manieren om meer levendigheid op het terrein te krijgen:
een aantrekkelijk ingerichte openbare ruimte waar je als
jogger, skater en fietser een lekker rondje kan maken.
En een fijne verblijfsruimte aan het water. De oude in-
steekhaven is in potentie een prachtige plek, vindt Roos.
Maar in de plannen ziet ze daar tot dusver niet veel van
terug. Ook deze middag is voor haar verwarrend: de
gemeente presenteert een visie, die nog moet worden
vastgesteld door de gemeenteraad, en er staat al een
kant-en-klare maquette van een plan dat misschien
helemaal niet uitgevoerd gaat worden.
Achterin de zaal wordt instemmend geknikt en druk ge-
mompeld. Het zijn de mannen van Fast Fabrications, het
metaal- en lasbedrijf dat nu tijdelijk gehuisvest is aan de
Tractieweg 50. Ze zijn haastig binnen komen schuifelen en
willen de discussie voor geen goud missen. Ook zij heb-
ben namelijk plannen met dit gebouw, vooral ook omdat
ze er zelf graag willen blijven. Gezien de geschiedenis van
het Werkspoorbedrijf en vanwege de gunstige ligging aan
het water. Vol trots nemen ze de toehoorders mee naar
de overkant van de straat en leggen uit wat ze van plan
zijn: een deel van de ruimte (175 meter lang en 25 meter
breed) hebben ze nodig voor hun productiewerkzaam-
heden, maar een ander deel kan prima worden verhuurd
aan andere bedrijvigheid. De betrokkenheid en het
enthousiasme zijn groot, het ontroert en prikkelt.
Helaas niet bij iedereen voor lange tijd. Als we in de bus
stappen om te kijken hoe de voormalige fabriek van Maple
Leaf Chewing Gum in Amsterdam door ontwikkelaar
Lingotto is getransformeerd tot een hippe plek met
allerlei soorten creatieve bedrijvigheid, blijkt de helft van
de toehoorders al naar huis. Een gemiste kans om te
leren van succesvolle initiatieven elders in het land. Hoe
werd Lingotto’s oude en half afgebrande kauwgomfabriek
een succes? Hoe breng je zo’n ontwikkeling goed op gang
en wat is daarbij de rolverdeling? Meer daarover een
volgende keer…
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk als auteur, redacteur
en schrijfcoach op het gebied van stedenbouw, architectuur en ruimtelijke
ordening. Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan de
Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
wErkSpoorkwArTIEr // FoTo DENISE VrolIjk
Aorta #12 // 7776 // Aorta #12
PROFITEREN VAN HET MOMENT Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
CARTESIUS LAB // BLOG #3
De ruige hotspot aan de Cartesiusweg kan van start!
Groen Linkser Pepijn Zwanenberg heeft er zin in. Nu de
ontwikkelingsvisie voor het westelijk deel van het
Cartesiusgebied op 7 juni door de gemeenteraad is vast-
gesteld kunnen de handen uit de mouwen. Maar hoe?
De creatieve klasse en bestaande bedrijvigheid op het
terrein moeten elkaar nog wel gaan vinden. Om nog
maar te zwijgen over de identiteit van het gebied; daar
valt nog een hoop aan te sleutelen. De ‘industriële
parels’ van weleer als motor voor vernieuwing, lang niet
iedereen ziet het gebeuren. Neem ‘In Utrecht’, de redac-
teuren van deze Utrechtse internetkrant zagen op hun
rondgang door het gebied vooral ‘vervallen fabrieks-
gebouwen’ en ‘een laagwaardig imago’. Dat dit tij te keren
is, bewijst de Amsterdamse kauwgomballenfabriek.
Destijds een deels afgebrand gebouw, vervallen en in de
steek gelaten door de voormalige gebruiker: Maple Leaf
Chewing Gum.
Frank van Beek, Bob Jansen en Gerard Comello van
ontwikkelaar Lingotto zagen er wel wat in: de in on-
bruik geraakte panden van Maple Leaf. Gelegen in
het zuiden van Amsterdam, nabij bedrijventerrein de
Omval, met uitvalswegen en openbaar vervoer om de
hoek. Een strategische plek in de ogen van de heren.
De kauwgomhistorie gaat ver terug. Vlak na de Tweede
Wereldoorlog (1948) startten de broers Jules en Robert
Markus een fabriek voor bubblegum, met de Donald
Duck-kauwgom als meest bekende product. De zaken
gingen zo goed dat in 1956 een groter pand aan de Paul
van Vlissingenweg werd betrokken – de huidige kauw-
gomballenfabriek. De naam Maple Leaf, een eerbetoon
aan de Canadese bevrijders, bleef. Na diverse over-
names heeft CSM de fabriek in 2003 gesloten. In 2006
kocht Lingotto de gebouwen en kon de transformatie
beginnen.
Het heeft ongeveer een jaar geduurd voordat de eerste
nieuwe gebruikers de Kauwgomballenfabriek konden
betreden. De mix van ‘creatieve en extraverte’ gebruikers
is ook niet in één keer tot stand gekomen. Het complex
bestaat uit vier gebouwen met ieder een eigen entree en
omvat twintigduizend vierkante meter. Lingotto heeft de
transformatie per gebouw gerealiseerd.
De delen die met bescheiden middelen makkelijk op-
nieuw in te richten waren als eerste. Daarna de panden
waar meer aan verbouwd moest worden en hoogwaar-
diger huurders en gebruikers aangetrokken konden
worden. De lat werd als het ware steeds hoger gelegd.
Letterlijk en figuurlijk. Want het laatst ontwikkelde deel,
waar Q Music huist, torent hoog boven de andere ge-
bouwen uit en is vanuit de auto en metro dan ook goed
te zien. ‘Het is een echt landmark geworden,’ vertelt
Comello.
Hoe ziet zo’n transformatieproces er uit? De heren van
Lingotto hebben een aantal heilige huisjes. Zo bepaalt
het prijsniveau de strategie en het gebouw de functie.
Dus niet andersom, zoals de functionalisten begin
twintigste eeuw betoogden met hun credo ‘form follows
function’. Co-creatie is het uitgangspunt: eigenaar,
ontwikkelaar en gemeente werken samen – kennis en
ervaring worden aan elkaar geknoopt. Oud heeft emo-
tie en moet volgens Comello dan ook tastbaar blijven.
Daarnaast is creatief in de ogen van de ontwikkelaars
vooral ook kostenbewust. Hekkensluiter in dit rijtje,
maar zeker niet het minst belangrijk, zijn positionering
en marketing. En daar begint het allemaal mee: eerst
moet je op het netvlies van toekomstige gebruikers zien
te komen.
Niet alles hoeft in één keer, dat is misschien wel de
belangrijkste omslag in het denken. Door de eerste
huurders van studio’s voor kunstenaars in gebouw B
(drie aan elkaar grenzende loodsen met sheddaken, die
zorgen voor goede lichtinval) goedkope ruimtes aan te
bieden is cashflow gecreëerd. Daardoor werd het
mogelijk de creatieve bedrijfjes in gebouw C grotere
en iets beter verbouwde ruimtes aan te bieden, tegen
prijzen die net een beetje hoger lagen. De plint (on-
derste verdieping) van dit gebouw is opengemaakt en
voorzien van kleine kantoorruimtes. Niet verkeerd voor
de sociale veiligheid, zo vindt Comello. Binnen het drie
verdiepingen tellende gebouw is daarnaast ook door-
stroom mogelijk: groeien de broedplaatsgebruikers
(veelal kunstenaars) op de eerste verdieping uit hun jas,
dan kunnen ze naar een andere verdieping verhuizen.
Aorta #12 // 77
Nu de ontwikkelingsvisie is vastgesteld kunnen de handen uit de mouwen. Maar hoe?
Met de nieuwe geldstromen die nu binnenkwamen
konden de kantoren in gebouw A nog een tikje mooier
en ingrijpender verbouwd worden. Gezien de oorspron-
kelijke functie (productie en opslag) was aanpassing ook
nodig om de ruimtes geschikt te maken voor kantoren
(denk aan lichttoetreding). Internationale huurders als
EMI en Millward Brown werden aangetrokken. Volgende
stap was het realiseren van lofts en de nieuwe opbouw
die nu in gebruik is door Q Music, compleet met eigen
discolift. Qua uiterlijk doet die nieuwbouw helaas teveel
afbreuk aan het in typerende naoorlogse bouwstijl op-
getrokken complex. Laten we hopen dat de nieuwbouw-
projecten die nog in de planning liggen (DOCK en hotel,
bijvoorbeeld) een betere aansluiting bij de omliggende
panden krijgen. Want het zou zonde zijn hier geen
rekening met de bouwgeschiedenis te houden.
Comello ziet de ontwikkelingsgang als ‘profiteren van
het moment’. Alles in kleine stapjes, kansen benutten
die zich aandienen. Festina lente (haast u langzaam),
zoals Camillo Sitte in 1889 zijn betoog “Der Städte-Bau,
nach seinen Künstlerischen Grundsätzen in alter und
neuer Zeit” afsloot met het voor deze uitspraak kenmer-
kende beeld van een gevleugelde slak. Zo wordt ook in
de eenentwintigste eeuw omgegaan met de bestemming
van het terrein. Die is per deelgebied gewijzigd en wordt
pas later opgenomen in het bestemmingsplan, zo laat
Comello weten.
Omdat het aantal kantoren in de oude fabriek aan regels
gebonden is, werd gekozen voor een maximum van
vijftienhonderd vierkante meter creatieve bedrijvigheid.
Maar: de truc om onder de noemer van creatieve be-
drijvigheid en industriële functies deze ‘kantorenregel’
te omzeilen komt inmiddels onder druk te staan. Door
de ondernemers in Amsterdam-Zuid, die vinden dat de
markt door de bubblegumfabriek-nieuwe-stijl wordt
leeggetrokken èn door de gemeente. Het toenemend
aantal leegstaande kantoren noopt tot strenger beleid,
definities moeten strikter geformuleerd.
En daar begint de schoen van de creatieve herontwikke-
ling te wringen. Want stiekem zijn er natuurlijk aardig
wat kantoortjes in de oude fabriek gekomen. Ook de
grafisch ontwerper, tekstschrijver of modeontwerper
heeft immers een bureau met stoel en computer. Hoe
daar binnen de regelgeving een nieuwe mouw aan te
passen vereist naast nog meer creativiteit en pionieren
met regels ook daadkracht en doorzettingsvermogen.
Om te laveren binnen de regelgeving is er behoefte aan
tekstkunstenaars die met slimme omschrijvingen van de
werkelijkheid een maas in de wet weten te vinden. Of je
als advocaten breed gezien de waarheid vertellen. Maar
om dingen ook daadwerkelijk voor elkaar te krijgen zijn
mensen van vlees en bloed nodig. Die zeggen wat ze wil-
len en op zoek gaan naar manieren om het te realiseren.
Ook dat is profiteren van het moment…
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Aorta #12 // 7978 // Aorta #12
STUKJE BIJ BEETJE… Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
CARTESIUS LAB // BLOG #4
Slow is ‘in’. Vanuit de duurzaamheidsgedachte kennen we
begrippen als slow food en slow cooking. In de steden-
bouw gaat het steeds vaker over de langzame stad,
oftewel: slow urbanism. In plaats van integrale gebieds-
ontwikkeling, met een duidelijk (eind)beeld hoe een
(groot) gebied er over tien, twintig jaar uit moet zien, is
het mantra nu: organische gebiedsontwikkeling. Laat
duizend bloemen bloeien en heb geen haast, zoiets?
Inderdaad, nu de economische crisis en de accent-
verschuiving van nieuwe uitleggebieden naar binnen-
stedelijke opgaven noopt tot een andere aanpak van
gebiedsontwikkeling doen we het langzaamaan, stap-
voor-stap en nemen steeds een deeltje onder handen.
Of pakken eerst een enkel leegstaand gebouw aan, en
gaan van daaruit verder werken aan de identiteit van
een gebied. Daarbij wordt het bestaande erfgoed zeker
niet vergeten, sterker nog: steeds vaker is dat (industri-
eel) erfgoed de motor voor herontwikkeling. Als archi-
tectuurhistoricus word ik daar natuurlijk heel gelukkig
van: eindelijk wordt het historische karakter van gebie-
den serieus meegenomen bij herontwikkeling. En dit
maal niet alleen de stenen, maar vooral ook de sociale
geschiedenis. Mensen maken de plek, dat was toen zo
en dat geldt nu nog steeds.
Jane Jacobs gedachtegoed uit de jaren zestig van de
vorige eeuw is weer uit de kast getrokken en afgestoft.
[NOOT #1] We gaan weer plekken maken waar mensen
elkaar kunnen ontmoeten. Waar er ogen op de straat
mogelijk moeten zijn voor de sociale veiligheid, veel
diversiteit in functies voor de levendige omgeving en het
initiatief van onderop (van de bewoners en gebruikers
van een gebied) hoogtij viert. Het gaat erom te werken
vanuit de bestaande stad, met mensen, gebouwen,
waarden, identiteiten, geschiedenissen en energieën
die er al zijn, zoals Iris Schutten en Sabrina Lindemann
het omschrijven in de recente publicatie ‘Balkan in de
Polder’[NOOT #2]. ‘Hierbij wordt stapsgewijs en flexibel
gewerkt, zonder eindbeeld, met kleine investeringen,
ruimte voor experimenten en waardecreatie op het vlak
van economie, cultuur, maatschappij en kennis.’
Maar hoe nieuw is dat eigenlijk? Is Nederland niet ge-
woon jarenlang verwend geweest door een overheid die
alle ruimte van bovenaf ordende met uitgebreide nota’s,
bestemmingsplannen, structuurplannen en wijkvisies
die van alles voorschreven? Zeker, jarenlang was
Nederland daarmee het beste jongetje van de klas in
ruimtelijkeordeningsland en leidend voorbeeld voor
andere landen en continenten. Maar het tij moet keren:
geen tabula-rasa-planning meer, maar rekening houden
met de bestaande situatie en zicht hebben op interna-
tionale ontwikkelingen. Nederland is een klein land dat
(zoals Wil Zonneveld twee jaar geleden al schreef in het
vakblad Stadsgeluiden[NOOT#3]) slechts drie procent
van het Europees territorium beslaat. Het zou er goed
aan doen de blik nu meer naar buiten te richten. Qua
beleid op Europees niveau, en qua voorbeelden voor een
manier van plannen en ontwikkelen die rekening houdt
met het grillig verloop van de tijd op internationaal vlak.
Want organisch ontwikkelen, dat doen ze eigenlijk
overal, behalve nu in Nederland. We kennen allemaal
het voorbeeld van de ‘Belgische toestanden’ en een
minister van Infrastructuur en Milieu die zich daar wel-
licht wat in heeft verslikt. Maar ook elders is zelfbouw
en organisch ontwikkelen aan de orde van de dag. In de
sloppenwijken van Brazilië, bijvoorbeeld. Ook al maken
architecten daar (met subsidie) mooie plannen, na een
paar jaar herkennen die hun eigen ontwerpen niet meer
terug. Omdat de bewoners door gezinsuitbreiding een
groter huis nodig hadden, en er simpelweg een ver-
dieping bovenop hebben gezet.[NOOT #4] De factor tijd
speelt daar altijd al een rol. Alleen hier in Nederland
willen we ook die tijd, de moeilijk voorspelbare gang van
zaken, reguleren zo lijkt het.
Schutten en Lindemann pleiten er al langer voor: zie
de periode waarin bouwactiviteiten stilliggen, terreinen
of gebouwen onbeheerd en verlaten op hun volgende
bestemming wachten niet langer als een gat in de
planvorming, maar benut die pauze, die tussentijd, om
buiten formele instituties om alternatieve wijzen van
architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening uit te
proberen.[NOOT #5]
Aorta #12 // 79
De spontane stad wordt door haar gebruikers vorm gegeven in een nooit eindigend veranderings-, groei- en aanpassingsproces.
Daar waar voorheen vooral krakers, kunstenaars en
andere creatievelingen mogelijkheden zagen en de han-
den uit de mouwen staken, mag nu heel plannend, ont-
werpend en ordenend Nederland lokale initiatief nemers
zelf aan de slag laten gaan. Stedenbouwkundige Gert
Urhahn noemt het de spontane stad, waar geen planners
maar searchers actief zijn. Mensen die zich aanpassen
aan de lokale omstandigheden en zoeken naar oplos-
singen op dat schaalniveau. Voor de stedenbouw geen
grove korrel meer, maar juist nadenken op het niveau
van de kleinst mogelijke eenheid: de kavel. En hoe die
door de jaren heen flexibel in te vullen is, met als uit-
gangspunt de menselijke schaal.
De visie op de stad moet volgens Urhahn opnieuw
worden uitgevonden. Zijn flexibele stedenbouw is
geënt op het vermogen van particuliere initiatieven:
‘De Spontane Stad wordt door haar gebruikers vorm-
gegeven in een nooit eindigend veranderings-, groei-
en aanpassingsproces.’[NOOT #6] Professionals (de
stedenbouwer onder andere) slaan een brug tussen
individuele wensen en gemeenschappelijke belangen en
werken daarvoor nauw samen met de initiatiefnemers.
Overheid en markt werken ook mee, maar de creatieve
kracht en het investeringsvermogen van lokale initiatief-
nemers is het uitgangspunt.
Geen kant-en-klaar-producten meer, maar gebouwen,
steden, buurten en wijken die ontstaan binnen een be-
paalde set van regels en randvoorwaarden. Het lijkt een
hele omslag voor de Nederlandse ruimtelijke ordening,
maar in feite is het teruggaan naar de oorsprong. Naar
hoe steden in een ver verleden ook gestaag groeiden
langs waterlopen, uitvalswegen en railverbindingen.
De Amsterdamse grachtengordel en het Haagse Staten-
kwartier zijn daar het levende bewijs van, geeft ook
Urhahn aan. Niet geheel toevallig zijn dit anno nu heel
populaire buurten om in te wonen.
Wat de Nederlandse ruimtelijke ordening en gebieds-
ontwikkeling nodig hebben, is een nieuwe mentaliteit.
Vastgeroeste westerse denkbeelden van veel geld
verdienen en grote-stappen-snel-thuis omzetten in
een omgevingsbeleving die past bij het huidige sociaal-
economische tijdsgewricht. Eveneens vastgeroeste
processen worden losser georganiseerd, er kan en moet
meer geëxperimenteerd worden. Dat hiervoor een andere
benadering van financiering, regelgeving, planning en
communicatie nodig is, zoals Lindemann en Schutten
aangeven, spreekt voor zich.
Stukje bij beetje krijgt die nieuwe mentaliteit vorm,
ontstaan allerlei nieuwe initiatieven en ontwikkelt de
stad zich gestaag. Net als vroeger, eigenlijk, maar dan
met wat andere spelregels.
NoteN
– Jacobs, J., The Death and Life of Great American Cities,
Random House, New York, 1961 (eerste druk).
– Lindemann, S. en Schutten, I., ‘De ontwikkelkracht van tijdelijk
(ruimte)gebruik. Organische gebiedsontwikkeling is allang be-
gonnen’, in: Holleman, E.; De Kort, R-J. en Lindemann, S. (red.),
Balkan in de Polder. Organische gebiedsontwikkeling in Neder-
land, Mondriaan fonds, Amsterdam, 2012.
– zonneveld, W., ‘Ruimtelijke ordening in de Eurodelta’, in:
Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, jaargang 91, nummer 6,
2010, pp. 14-19.
– Brillembourgh, A. en Schwartz, D., ‘Stapsgewijze ontwikke-
ling in de sloppenwijk’, in: Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening,
jaargang 93, nummer 2, 2012, pp. 20-27.
– Schutten, I., ‘Tussentijd, van pauzenummer naar hoofdact’, in:
Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, jaargang 93, nummer 2,
2012, pp. 12-13.
– Urhahn Urban Design, De Spontane Stad, BIS Publishers,
Amsterdam, 2010.
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Aorta #12 // 8180 // Aorta #12
MAGISCHE GRENSDenise Vrolijk in gesprek met Erik Uitenbogaard // hoofdcurator Cartesius Museum
CARTESIUS LAB // BLOG #5
Het is allemaal een kwestie van mensen bij elkaar krijgen en leren van elkaar.
Een bubbel waar het bruist van activiteiten, en van
waaruit connecties met andere steden, landen en
continenten gelegd kunnen worden. Zo ziet Erik
Uitenbogaard, hoofdcurator van het Cartesius Museum,
de herontwikkeling van het bedrijventerrein Cartesius-
weg. Op een mooie zonnige middag wandel ik met hem
door het gebied, zijn openluchtmuseum. Er beweegt een
hoop, zo blijkt.
Panden die eerst in gebruik waren door transport- of
constructiebedrijven staan nu leeg. Kleine creatieve
werkplaatsen nemen bezit van het terrein. Die beweging
is gunstig vindt Uitenbogaard. Er staat nu weliswaar
meer leeg dan een paar maanden terug, maar dat biedt
ook kansen voor nieuwe connecties. Het versnipperd
eigendom en de korte periode waarop vooruit gepland
kan worden (vanwege de mogelijkheid dat een huurder
voor langere tijd zich aandient) ziet hij juist als een voor-
deel. Eerst maar eens kijken wat er allemaal mogelijk
is in de bestaande gebouwen, hoe verschillende disci-
plines kunnen samenwerken en hoe er meer mensen
naar het voormalige bedrijventerrein getrokken kunnen
worden.
Start van de wandeling is de oude Werkspoorloods aan
de Tractieweg 41, door de curatoren van het Cartesius
Museum omgedoopt tot Werkspoorkathedraal. Een im-
mense ruimte waar je sfeer van de vroegere arbeid nog
goed kunt voelen. Eigenaar Citadel Enterprises is ge-
interesseerd in herontwikkeling, maar kent de partijen
die daarbij betrokken kunnen worden onvoldoende. Een
mooie kans voor de curatoren van het Cartesius Museum.
Zij werken veelal bij bedrijven die in het gebied gevestigd
zijn en kennen de potentiële spelers goed. Doordat de
meeste curatoren werkzaam zijn in de creatieve
industrie of het onderwijs hebben zij ook connecties
ver buiten het gebied.
ProtoSpace/FabLab en WELLDesign, bijvoorbeeld,
hebben dagelijks een livestream met collega’s tot in
Hongkong en trekken internationaal publiek naar hun
kantoren. Vanuit ProtoSpace levert Joris van Tubergen
als conservator digital production/prototyping een
bijdrage aan het Cartesius Museum. Zijn stichting biedt
ruimte voor realisatie van allerhande prototypes, van
stoelen tot industrieel design. Mathijs van Dijk (WeLL-
Design) is conservator flexibel bouwen: hoe kun je
slimme flexibele oplossingen bedenken voor gebouwen
die hun functie verloren hebben en waar steeds andere
partijen voor korte tijd gebruik van willen maken?
Uitenbogaard spreekt over de magische ondergrens.
Neem de Werkspoorkathedraal. Dat is een gebouw met
karakter, maar ook veel bouwtechnische knelpunten die
een brandveiligheidtest niet zullen doorstaan. Zo zijn de
vloeren ongelijk, is de dakconstructie niet waterdicht en
zijn afvoerputten om de zoveel meter niet handig voor
de beoogde evenementfunctie. Hoe ga je daar mee om?
Wat pas je wel aan, maar vooral ook: wat niet?
Ter inspiratie wandelen we naar de Vlampijpateliers een
stukje verderop. Voor Uitenbogaard het ultieme voor-
beeld van de magische grens. Een verzameling ateliers
(68) voor beeldend kunstenaars, ontwerpers, illustra-
toren, meubelmakers en fotografen. In de Werkspoor-
periode werden hier treinen ontworpen die nog dagelijks
langs de ramen rijden. Dat is tegelijkertijd ook een
probleem: het pand staat zo dicht op de spoorlijn dat er
volgens huidige milieuhindernormen weinig mee kan.
Ook kan er volgens Uitenbogaard bouwtechnisch niks
aan gedaan worden, omdat er dan gevaarlijke bouw-
materialen vrijkomen. Dus blijft het pand nu zoals het
is en zorgt Sophies Kunstprojecten sinds 2001 voor het
beheer. Dat loopt goed: de betaalbare ruimtes zijn
gewild en staan nooit leeg.
Aorta #12 // 81
De sfeer van de plek, het komt vaak terug in de woorden
van Uitenbogaard. En samenwerken, nieuwe combinaties
zien – met partijen op het terrein maar ook daarbuiten.
Op de dag van onze wandeling wordt in de Werkspoor-
kathedraal bijvoorbeeld het startsein gegeven voor de
Cartesius Museum University, waar Giep
Hagoort (UU/HKU/ASOM, conservator stedelijke dyna-
miek en creatief ondernemerschap) een openbare les
geeft over robots en de creatieve industrie. De dag erna
buigen derdejaars MBO-studenten zich in de loods over
de vraag: ‘Hoe zou je in deze ruimte een succesvol
evenement kunnen realiseren?’
Het is een holistisch gebeuren, die herontwikkeling, zegt
Uitenbogaard, concurrentie bestaat niet. Het gaat om
samenwerken en leren van elkaar. Pas veel later worden
de vierkante meters, die bij projectontwikkelaars vaak
voorop staan, interessant. Meestal nemen de initiatieven
‘van onderop’ die vierkante meters ook zelf mee, vertelt
hij terwijl we langs een architectonisch onbeduidend
gebouw uit de jaren zeventig lopen. Hier zitten een
kunstenaar, meubelmaker en schilder samen in één
pand. Er is bijna niks verbouwd, er staat een grote tafel
waar de mensen aan werken en er is een ruimte om
samen koffie te drinken, te lunchen. Zo’n ongedwongen
sfeer leidt eerder tot kruisbestuiving en samenwerking
dan de plannen die ontwikkelaars op hun maquettes
presenteren. Maak het allemaal niet te mooi, want dan
raak je een deel van je doelgroep kwijt, stelt hij.
Uitenbogaard is blij met de door de gemeente gefor-
muleerde identiteit in de ‘Ontwikkelingsvisie Werkspoor-
kwartier’: een creatief stadslandschap. Maar hij stoort
zich eraan dat de gemeente zelf op afstand blijft en
op voorhand al functies uitsluit (wonen en kantoren –
laatste vanwege regionale regels). De tijden dat alles
gescheiden moest worden in de ruimtelijke ordening
liggen al even achter ons. Waarom kunnen we niet ge-
woon onderzoeken wat er binnen de geldende regels wel
mogelijk is, een beetje experimenteren en op een open
manier ideeën uitwisselen, vraagt hij zich af.
Pot Verhuizingen, bijvoorbeeld, zit al heel lang op het
terrein en heeft zich inmiddels ook gespecialiseerd in
kunsttransport. Dat laat zien hoe de accenten verlegd
kunnen worden en verschillende werelden wat aan elkaar
kunnen hebben, vindt Uitenbogaard. Met theater,
muziek en entertainment kunnen mensen naar het
gebied getrokken worden en kan samenwerking met
de vele ambachtelijke bedrijfjes ontstaan. Ook met het
gemeentelijke afvalstation ziet hij mogelijkheden. Het
brengt veel mensen naar het terrein, zou het niet mooi
zijn als het Cartesius Museum er een bak mag neerzetten
waar mensen hun afgedankte ideeën kunnen droppen?
Het is allemaal een kwestie van mensen bij elkaar
krijgen en leren van elkaar, zegt Uitenbogaard. Dat dit
niet zonder slag of stoot gaat, en al helemaal niet zo
snel als je zelf zou willen, laten de afspraken met de
‘groeninitiatieven’ uit de omgeving zien. Geplande
gesprekken over de mogelijkheden voor urban farming
worden herroepen, om wat voor reden dan ook. Het is
een mooie metafoor voor de organische gebiedsontwik-
keling: in de natuur hebben dingen de tijd nodig om te
groeien – anders werkt het niet.
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Erik Uitenboogaard // Hoofdcurator Cartesiusmuseum
De conservatoren van het museum ondernemen voor
Stedelijke Dynamiek en Vernieuwende Samenwerking in
het bedrijventerrein. De rol van de hoofdconservator is
erop toe te zien dat activiteiten daadwerkelijk en volgens
plan worden uitgerold en waar nodig ondersteuning te
bieden.
Aorta #12 // 8382 // Aorta #12
MééR DAN EEN INTERMEZZO Anne Seghers // Studio Papaver
CARTESIUS LAB // BLOG #6
Een ‘creatief, stadsgeoriënteerd werklandschap’. Dat
is de wens die de gemeente Utrecht formuleert in de
ontwikkelingsvisie voor de toekomst van het Werkspoor-
kwartier. Het gebied is nu een gemengd bedrijven-
terrein, relatief onbekend voor het grote publiek, met
een ongebruikelijke melange van functies. Bewonde-
renswaardig is het gemeentelijk pleidooi om richting de
toekomst niet te gaan sturen op vierkante meters aan
ruimtelijk programma, maar op de waarden en de
betekenis die het gebied in de toekomst moet hebben.
Hiermee wil de gemeente een sterke identiteit neer-
zetten die werkt als een natuurlijke leidraad voor de
verschillende stappen richting de toekomst van het ge-
bied. En deze stappen zijn nadrukkelijk geen onderdeel
van een overall masterplan, maar van een langzamer
proces, waarbij er de tijd wordt genomen om de trans-
formatie van het gebied een kans te geven. Pas ná elke
verandering of ingreep wordt gekeken wat de volgende
stap is, waardoor er grote mogelijkheden zijn om in te
spelen op veranderende inzichten.
Binnen dit verhaal valt ook de term tijdelijkheid. Het
gebied kent een overmaat aan open ruimte, waardoor
er ruimtelijk gezien een aanleiding is om aan tijdelijk
gebruik te denken. Tijdelijke evenementen en tijdelijk
gebruik van lege terreinen of gebouwen kunnen een ge-
bied aantrekkelijk maken, zo stelt de ontwikkelingsvisie
Werkspoorkwartier. Dat is waar, maar hier ligt ook een
valkuil. Vaak wordt tijdelijkheid enkel ingezet als marke-
tingtool, waarbij het aantal persmomenten een indicatie
vormt voor het succes van de tijdelijke ingreep. Zolang
er nog geen concrete ideeën zijn voor een plek, wordt er
ruimte gegeven aan tijdelijke initiatieven. En soms wor-
den initiatieven zelfs uitgenodigd door plannenmakers
om op die plek hun kunstje te doen en zo het gebied op
de kaart te zetten. Maar wanneer de plannen concrete
vormen aannemen en de tijdelijke gasten de plek ver-
laten, gaat de gebiedsontwikkeling verder volgens plan.
En bijna altijd staat dit plan los van het tijdelijk gebruik
dat heeft plaatsgevonden. De tijdelijke gasten waren
slechts een pauzenummer, als opvulling van een inter-
mezzo, tot de hoofdvoorstelling weer verder gaat.
En daar zit een pijnpunt, want tijdelijkheid herbergt een
veel grotere kracht dan enkel het opleuken van een leeg
moment. Deze kracht steunt op het feit dat een leeg
terrein of gebouw geen incident is, maar onderdeel uit-
maakt van een stedelijk fenomeen. Het is immers eigen
aan een stad dat er plekken zijn die braak liggen, vacant
zijn of dat er gebouwen zijn die leeg staan. Dit soort
ruimtes vormen een permanent verschuivend stedelijk
systeem. Want een stad is als een organisme dat voort-
durend vervelt, verandert, groeit en krimpt, waardoor
lege overgangsgebieden altijd aanwezig zullen zijn,
soms in hoge concentraties en soms in lagere dicht-
heden. Hierin ligt een potentie om met tijdelijk gebruik
van deze gebieden een netwerk op te spannen. Hiermee
is de reikwijdte van tijdelijk gebruik veel groter dan één
enkel kavel en kan het op het niveau van een gebied of
stad een betekenis verlenen. Nog beter is het als een
tijdelijke ingreep aanhaakt op de ‘couleur locale’ van
een gebied, waardoor het zich verankert in de beteke-
nis van een gebied. Hiermee opent zich een perspectief
om met een tijdelijke ingreep zowel effect op het lokale
schaalniveau uit te oefenen als op het schaalniveau van
een stad of gebied.
Door op deze manier om te gaan met tijdelijkheid, ont-
stijgt het zichzelf: enerzijds draagt tijdelijk gebruik bij
aan het scherpstellen van de identiteit van het gebied en
anderzijds kunnen de effecten die tijdelijk gebruik ge-
nereert een natuurlijke plek krijgen in de toekomst van
een gebied. Voor deze visie op tijdelijkheid ligt nog een
grote kans in het Werkspoorkwartier.
Anne Seghers is mede-oprichter van het stedenbouw-
kundig bureau Studio Papaver. Recentelijk heeft dit
bureau het ontwerpend onderzoek Tussentijds Ontwaken
afgerond waarin de inzet van tijdelijk gebruik voor de
stadsontwikkeling onder de loep genomen wordt. Het
onderzoek bestaat uit een manifest, dat de werkwijze
beschrijft om tijdelijk gebruik tot een waardige partner
in stadsontwikkeling te maken, en een casus in Tilburg,
waar de werkwijze getest wordt.
zowel het manifest als de casus is te lezen op
www.studiopapaver.com/projecten/tussentijds-ontwaken/
Aorta #12 // 83
Tijdelijke evenementen en tijdelijk gebruik van lege terreinen of gebouwen kunnen een gebied aantrekkelijk maken, zo stelt de ontwikkelingsvisie Werkspoorkwartier. Dat is waar, maar hier ligt ook een valkuil.
wErkSpoorkwArTIEr // FoTo DENISE VrolIjk
Aorta #12 // 8584 // Aorta #12
DIY VRAAGT OM EEN NIEUWE MINDSETDenise Vrolijk // Stadsgeluiden
CARTESIUS LAB // BLOG #7
DIY, Do It Yourself, weer zo’n mooie afkorting die ons
vakjargon verrijkt. In tegenstelling tot de NIMBY-
beweging van een paar decennia terug (Not In My
Backyard) willen we nu weer wèl alles in onze achter-
tuin. Als we het maar wel zelf kunnen regelen. Niet al-
leen meedenken via [e]participatie, klankbordgroepen,
bewonersavonden, maar echt zèlf aan het roer staan.
Dat is de kern van zelforganisatie. Planners, ontwerpers,
ontwikkelaars en overheden krijgen hierbij een heel
andere rol. Maar niet alleen de traditionele partijen
staan voor een nieuwe opgave: ook particulieren en
kleine partijen die zelf initiatieven ontplooien zijn op
zoek naar succesvolle wegen.
Bij de herontwikkeling van het Utrechtse Cartesius-
gebied is het ook de bedoeling: meer initiatieven van
onderop. Volgens Erik Uitenbogaard (hoofdcurator
Cartesius Museum) is dit inderdaad het pad dat we op
moeten gaan. Laat mensen zelf met ideeën komen die
ze ook zelf verwezenlijken. En vooral: regel niet teveel.
De ontwikkelingsvisie van de gemeente zet hier ook op
in. Toch wordt maar mondjesmaat duidelijk hoe je dat
dan voor elkaar krijgt, die zelforganisatie. In theorie
klinkt het allemaal prachtig, maar de praktijk blijkt
weerbarstig.
Natuurlijk zijn er goede voorbeelden, maar het kunstje
afkijken van de buren is niet genoeg. Alle spelers in het
ruimtelijke veld moeten hun blik een behoorlijk aan-
tal graden draaien. En zich bedienen van een andere
mindset. Bovendien, particulieren organiseren zich niet
zomaar op commando van een planner of ontwerper,
zoals Beitske Boonstra (TNO) schrijft in de publicatie
‘Balkan in de Polder’[1]. ‘Eerder zijn hun initiatieven het
gevolg van een samenkomst van omstandigheden. Een
lokale gebeurtenis, een urgent probleem, een gedeelde
wens of belang.’ Volgens haar zijn initiatieven gericht op
het opknappen van een gebied of het ontwikkelen van de
eigen woon- en werkomgeving sporadisch in Nederland.
Ze blijven vaak beperkt tot eenmalige, kleinschalige
experimenten. Ook hebben initiatiefnemers een lange
adem nodig, meent Boonstra. ‘De gang door gezagheb-
bende instituties kan lang zijn, een doorlooptijd van tien
jaar is geen uitzondering, zeker als het initiatief enigs-
zins van de gangbare norm afwijkt.’
De omslag van participatie, een fenomeen geïntrodu-
ceerd in de jaren zestig om burgers meer te betrekken
bij ruimtelijke plannen, naar daadwerkelijke zelforgani-
satie van diezelfde burgers is een grote stap. Voor alle
betrokkenen. Dat blijkt ook uit de vele symposia,
congressen en inspiratiereisjes naar de plekken waar
het al wel is gelukt. Leren van successen van anderen,
het is een mooi idee. Maar ik krijg ook wel eens jeuk
van al die prachtige verhalen. Is het dan nergens mis-
gegaan? Waren er geen beren op de weg qua regel-
geving, financiering, uitvoering? Het lijkt me sterk. Het
is ook een gemiste kans, want leren van dingen die niet
helemaal lopen zoals gedacht, kan heel waardevol zijn.
Maar die initiatieven hebben we blijkbaar niet goed in
beeld.
Justus Uitermark (buitengewoon hoogleraar samen-
levingsopbouw, Erasmus Universiteit Rotterdam) zegt
het in zijn essay ‘De zelforganiserende stad’[2] nog
een tikje stelliger: ‘De toewijding aan zelforganisatie
is selectief en opportunistisch. In de praktijk willen
we wel de authenticiteit, spontaniteit en energie van
zelforganisatie, maar accepteren niet de grilligheid en
ongelijkheid die eruit voortkomen.’ Politiek en bestuur
hebben teveel aandacht voor de succesverhalen. En
belangrijker nog: zelforganisatie is in zijn ogen vooral
weggelegd voor de happy few. ‘Zelforganisatie is proble-
matisch als middel om sociale problemen op te lossen,
want waar sociale problemen bestaan is de capaciteit
tot zelforganisatie in de regel juist zwak ontwikkeld.’ De
mensen met sterke netwerken die dicht bij de overheid
staan kunnen het opbrengen om zelf een bijdrage te
leveren en de overheid in te schakelen voor ondersteu-
ning. Dat kan veel opleveren, stelt Uitermark. Maar hij
waarschuwt ook dat de kloof met mensen voor wie dit
allemaal niet is weggelegd groter kan worden.
Aorta #12 // 85
Do it yourself, weer zo’n mooie afkorting die ons vakjargon verrijkt. Bij de herontwikkeling van het utrechtse Cartesiusgebied is het ook de bedoeling: meer initiatieven van onderop.
De spontaniteit en ongedwongenheid van zelforganisatie
dreigen het onderspit delven als teveel van bovenaf ge-
regisseerd wordt. Uitermark: ‘Zelforganisatie wordt dan
een opdracht voor professionals en ambtenaren die een
gegeven hoeveelheid middelen en tijd ter beschikking
moeten stellen aan burgerinitiatieven, participatie en
zelforganisatie.’ Het zijn allemaal trefwoorden van be-
leidsmakers, niet van burgers zelf, zegt hij in een
interview op de website www.socialevraagstukken.nl.
‘Als zelforganisatie niet langer een hobby is van ambte-
naren en consultants maar een project is van burgers
zelf, zal duidelijk worden hoe moeilijk het is’[3].
Hoewel Boonstra en Uitermark de euforie rondom zelf-
organisatie terecht temperen, en de vinger op de zere
plek leggen, moeten we ook weer niet gaan doemden-
ken. Er moeten grote stappen worden gezet, dat is waar.
Maar de omslag van staatsplanning naar zelforganisatie
is ook geen kleinigheid, het is een heuse cultuuromslag.
Dat kost tijd, veel energie, gaat met vallen en opstaan en
zeker niet in één keer goed. Of zoals het Verwey-Jonker
Instituut de condities voor het welslagen van zelforgani-
satie omschrijft: ‘Vertrouwen, ruimte laten, creëren van
een sense of belonging, maar ook begrenzen.
Deze vorm van sociaal ondernemen vraagt om speciale
eigenschappen: intrinsieke motivatie, samenhang met
de omgeving door verbinding en afstemming, autonomie
en creativiteit’[4]. Inderdaad: zonder vertrouwen, durf
om te experimenteren en een flinke dosis geduld is nog
geen enkele cultuuromslag tot stand gekomen.
NoteN
1. Boonstra, B., ‘Van participatie naar zelforganisatie’, in: Hol-
leman, E.; De Kort, R-J. en Lindemann, S. (red.), Balkan in de
Polder. Organische gebiedsontwikkeling in Nederland, Mondri-
aan fonds, Amsterdam, 2012.
2. Uitermark, J., ‘De zelforganiserende stad,’ in: Raad voor de
Leefomgeving en Infrastructuur (RLI), Essays De Toekomst van
de Stad, RLI, Den Haag, 2012.
3. Ham, M., ‘Hoogleraar Justus Uitermark: “zelforganisatie is
inspirerend, maar mislukt ook vaak”’, website www.sociale-
vraagstukken.nl, 12 juli 2012.
4. Huygen, A.; Van Marissing, E. en Boutelier, H., Condities voor
zelforganisatie, Wmo Kenniscahier 18, Verwey-Jonker Instituut,
Utrecht, juni 2012.
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Aorta #12 // 8786 // Aorta #12
BRUGGENBOUWERS // VERBINDERS VOOR EEN BRUISEND CARTESIUS
Vriendinnen van Cartesius
CARTESIUS LAB // BLOG #8
Aorta #12 // 87
De ontwikkelingsvisie van de gemeente voor het Werkspoorkwartier is een mooie steun in de rug, maar dat betekent niet dat nu van alles vanzelf gaat.
Wij houden van de rauwe en onaffe plekjes in de stad;
die rafelranden waar net wat meer kan en waar ruimte is
voor experiment. Cartesius is zo’n gebied en dit karakter
willen wij, Vriendinnen van Cartesius, versterken door
het aanwezige ambacht, de industrie en creativiteit aan
elkaar te verbinden. En vooral ook door te doen! Wij
zijn zo’n DIY initiatief waar Denise Vrolijk het in haar
september column over heeft. Met onze Caravan staan
we midden in het gebied en zoeken actief de metaal-
bewerkers, autospuiters, kantoorwerkers en kunstenaars
op zodat we samen mooie plannen kunnen smeden en
uitvoeren.
Niet iedereen begrijpt onze liefde voor Cartesius direct.
In eerste instantie voelt Cartesius misschien wat ver-
laten aan: een gebied waar je liever niet komt als je er
niet echt moet zijn om bijvoorbeeld je grofvuil te storten.
Maar als je even verder kijkt ontdek je de rijke historie
van het oude werkspoor waar de treinen en bruggen van
Nederland en omstreken werden gemaakt en de weidse
uitzichten over het Amsterdam-Rijnkanaal. Kijk je in
de gebouwen, dan zie je bijzondere bedrijven: van een
lasbedrijf met een wereldwijd unieke techniek tot een
creatieve werkplaats waar je zelf aan de slag kan met
3D-printers.
De ontwikkelingsvisie van de gemeente voor het
Werkspoorkwartier is een mooie steun in de rug, maar
dat betekent niet dat nu van alles vanzelf gaat. De rest
van de stad moet bijvoorbeeld weten wat er mogelijk is
en initiatiefnemers moeten hun weg zien te vinden in
het realiseren van hun plan. De gemeente krijgt daar-
bij een nieuwe rol: waar deze voorheen bepaalde en
controleerde, zal de gemeente nu moeten stimuleren,
faciliteren en mogelijk maken. Als de Vriendinnen van
Cartesius zetten wij ons als bruggenbouwer in om het
al bestaande karakter van Cartesius te versterken en te
promoten: creativiteit met behoud van het industriële
karakter.
Aan alle kanten merken we dat de nieuwe energie
begint te stromen in Cartesius. Bewoners organiseren
bijzondere etentjes, en creatievelingen beginnen zich
te organiseren. Samen met Autobahn en LunaWorx,
werken wij aan een Cartesius Dorpsplein, een plek waar
bewoners en ondernemers van Cartesius elkaar kunnen
ontmoeten en waar bezoekers kunnen zien wat er alle-
maal gebeurt in het gebied.
De komende tijd zullen wij via deze blog delen wat wij
meemaken, ervaren en waar wij tegen aanlopen als DIY
initiatief in de praktijk. Wil je ons een keer ontmoeten en
Cartesius ontdekken? … Kom vooral eens op de koffie!
meer weten over de Vriendinnen van cartesius?
Check www.facebook.com/vriendinnenvancartesius of
volg ons op twitter @VvCartesius
Lara Simons en Marleen Laverman // Vriendinnen van cartesius
Als vriendinnen van Cartesius zetten Lara Simons, sociaal geograaf,
en Marleen Laverman, Bestuurkundige, zich in om het bedrijventerrein
verder te ontwikkelen en meer onder de aandacht te brengen van de
Utrechters.
Aorta #12 // 8988 // Aorta #12
ONDUIDELIJKE SPELREGELSDenise Vrolijk in gesprek met Willem Buunk // fractievoorzitter VVD
CARTESIUS LAB // BLOG #9
Voor herontwikkeling van het Utrechtse bedrijventerrein
Cartesiusweg wordt een stap-voor-stap-aanpak voor-
gesteld, waarbij de gemeente een faciliterende rol heeft
en er veel ruimte is voor particulier initiatief. Althans,
zo wil de Ontwikkelingsvisie Werkspoorkwartier van de
gemeente doen geloven. Maar in de praktijk blijkt de
huidige regelgeving hier niet goed op toegerust.
Bestaande bestemmingsplannen en wet- en regelgeving
zitten eerder in de weg dan dat ze tijdelijk of flexibel
gebruik mogelijk maken. En juist dit soort tijdelijke
initiatieven van ondernemers en grondeigenaren zijn
hard nodig om de gewenste identiteit van creatief stede-
lijk landschap te realiseren.
Planoloog Willem Buunk – vice-fractievoorzitter van de
VVD, sinds 2007 gemeenteraadslid en vertegenwoordiger
van de gemeente Utrecht in het Algemeen Bestuur van
het Bestuur Regio Utrecht (BRU) – weet wel waar de
schoen wringt.
Bestemmingsplannen worden in de gemeente Utrecht
nog steeds op een ouderwets gedetailleerde manier ge-
maakt. ‘Als er bestuurlijk niet op gestuurd wordt, wordt
als een kip zonder kop een bestaand format ingevuld,
omdat dat altijd zo gedaan is. Dit is ouderwets denken.
De gemeente wil nog teveel regelen en beperkt daar-
door nieuwe ontwikkelingen. De Utrechtse VVD-fractie
heeft zelfs gevraagd om op sommige plekken in de stad
regelvrije zones te creëren.’
Flexibiliteit en maatwerk, dat is zeker de kant die de
huidige gebiedsontwikkeling op moet gaan, vindt Buunk.
Ook vanuit zijn lectoraat Area Development aan de
Hogeschool Windesheim ziet hij genoeg goede voor-
beelden. Alleen niet in Nederland. ‘Het lukt in Nederland
nog niet om die flexibiliteit juridisch te
verankeren. In Zürich heb ik daar wel een voorbeeld van
gezien, dankzij een flexibiliteitsbepaling in de Zwitserse
federale milieuwet. Op het niveau van het kanton (regi-
onale bestuurslaag) kan daar maatwerk in milieuregels
toegepast worden die een mix aan functies op een be-
drijventerrein met milieuhinder mogelijk maakt. Een
school, een supermarkt, appartementen vlak naast een
turbinetestfaciliteit – in Zürich is het gerealiseerd. Maar
de Nederlandse wetgeving biedt die mogelijkheid niet.’
Het gaat er volgens Buunk om bewust uitzonderingen te
creëren en dat lokaal goed te regelen. Ook om te zor-
gen dat ze andere ontwikkelingen niet blokkeren. In de
huidige milieuwetgeving is afwijken van de regels niet
onmogelijk, maar dat behoeft wel afstemming tussen
gemeente, provincie en soms ook het Rijk.
Buunk is stellig: ‘Aanpassing van het bestemmingsplan
is nodig om het gewenste beeld van creatieve zone en
binnenstedelijk werklandschap voor (kleinschalige)
bedrijven op het terrein aan de Cartesiusweg te reali-
seren. Natuurlijk is het goed om een perspectief voor
herontwikkeling van een gebied te formuleren, maar ik
ben inmiddels redelijk cynisch. Leuk hoor al die mooi-
schrijverij in ontwikkelingsvisies en het geknutsel met
“creatieve ondernemers” dat daarin wordt voorgesteld.
Maar alle dertien binnenstedelijke bouwlocaties hebben
ditzelfde voorland. Utrecht heeft weliswaar een groot
creatief potentieel. Alleen niet genoeg om zowel het
bedrijventerrein Cartesiusweg, als de Merwedekanaal-
zone, een deel van de voormalige rioolwaterzuivering
Overvecht en Rotsoord daarmee te vullen. Bovendien:
wie gaat die creatieve onderdelen van (her)ontwikkelin-
gen betalen? Daar lees ik niets over.’
Aorta #12 // 89
Het lukt in nederland niet om flexibiliteit juridisch te verankeren.
‘De verkleuring van binnenstedelijke bouw- of herstruc-
tureringslocaties moet je wel reguleren en sturen,’ zegt
Buunk.’ En praten over fasering, een langetermijn-
perspectief.’ Voor bedrijventerrein Cartesiusweg zijn
bepaalde spelregels wel duidelijk: geen nieuwe kantoor-
ontwikkeling – want die is volgens regionale bepalingen
voorbehouden aan veel duurdere locaties als Papendorp,
Stationsgebied en Leidsche Rijn centrum; geen woningen
– want daar zijn andere locaties in de stad voor aange-
wezen en vormen de milieuhindercontouren een grote
beperking; en geen grootschalige detailhandelsvesti-
gingen – want ook daar zijn andere locaties voor aange-
wezen. Toch ademt de Ontwikkelingsvisie Werkspoor-
kwartier volgens Buunk vooral de strategie: laat duizend
bloemen bloeien en de gemeente pikt diegene eruit die
het meest aanspreekt, het meest bekend is, het dichtst
bij het eigen wensbeeld staat. Buunk: ‘Er zijn genoeg
eigenaren die wel willen investeren, maar dan in net iets
anders dan wat bijvoorbeeld in het masterplan binnen-
stedelijke herontwikkeling is bedacht. Daardoor worden
particuliere initiatieven teveel beperkt.’
‘In Utrecht worden vaak buitenwettelijke gebiedsvisies
opgesteld, die niet de status van een Structuurvisie heb-
ben,’ legt Buunk uit. ‘Daarin staan prachtige vergezichten.
Maar ondertussen geldt het oude bestemmingsplan –
of een geactualiseerde versie daarvan – waar geen
ontwikkeling mogelijk is. Neem de kantorenmarkt. Door
regionale afspraken en de huidige marktwerking is
kantoorontwikkeling op binnenstedelijke locaties vrijwel
onmogelijk. Toch lijken de wervende visies wel allerlei
creatieve ondernemers, zoals architectenbureaus of
andere kantoorachtige functies, een plek te willen
geven. Ik kan me ook wel voorstellen dat sommige
kleinschalige kantoorfuncties of een enkele grote huur-
der toch een plekje op de binnenstedelijke herontwik-
kelingslocaties zoeken. Maar hanteer daarvoor dan
eenduidige spelregels, of laat op sommige plekken de
regels radicaal los. En accepteer dat het ten koste gaat
van ontwikkelrechten op de voor kantoren aangewezen
locaties als Papendorp, Leidsche Rijn en het Stations-
gebied.’
‘De ontwikkelingsvisie voor het bedrijventerrein
Cartesiusweg is een goed eerste kader, maar de visie van
de gemeente op realisatie is onduidelijk,’ stelt Buunk.
‘Ogenschijnlijk is er veel mogelijk. Je krijgt het gevoel
dat het altijd lente is en de zon schijnt. Maar dat is na-
tuurlijk niet zo; het is een idylle, een verzonnen verhaal.
Zeker, we moeten inspelen op kansen die zich voordoen.
Op kleinere schaal dan we met de eindbeeldplanning
gewend waren. Maar als de gemeente de basiscondities
niet helder maakt, en daarmee de marktwerking in feite
tegengaat, dan is de zoektocht naar andere functies of
tijdelijk gebruik onbegonnen werk. Ik maak me ernstig
zorgen over de willekeur die deze onduidelijke spel-
regels in de hand kunnen werken. Nu wordt de schijn
gewekt dat van alles mogelijk is, en vooral kunstenaars
ruim baan krijgen. In veel gevallen zijn dat echter ge-
subsidieerde initiatieven. Terwijl andere initiatiefnemers
of projectontwikkelaars het zonder die subsidie moeten
doen.’
Buunk is duidelijk: ‘Wees eerlijk, niet alles kan tegelijk.
Stap af van het oude denken in bekende bestemmings-
plannen, zoals die nu eenmaal altijd gemaakt werden.
Geef (grond)eigenaren die iets anders willen ook echt
de kans: maak duidelijk wat wel en niet kan. Dan ben je
als staat neutraal. Pas als de gemeente het wensbeeld
van aangepaste bestemmingsplannen werkelijkheid laat
worden, kan daadwerkelijke organische gebiedsontwik-
keling met veel ruimte voor particulier initiatief een eer-
lijke kans krijgen en kan de markt zijn werk doen.’
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Willem Buunk // Fractievoorzitter VVD
Willem Buunk zit sinds oktober 2007 in de gemeenteraad.
Hij is woordvoerder voor verkeer, ruimtelijke ordening
en grondbeleid. Daarnaast vertegenwoordigt hij de ge-
meente Utrecht in het Algemeen Bestuur van het Bestuur
Regio Utrecht (BRU).
Aorta #12 // 9190 // Aorta #12
CARTESIUS LAB // BLOG #10
Op 30 oktober was het zover: het lang verwachte Bid-
book Utrecht 2018 (http://www.utrecht2018.eu/Home/
Over/Hoe/Bidbook ) werd gepresenteerd. Hiermee dingt
Utrecht naar de titel Culturele Hoofdstad 2018. En zoals
we natuurlijk wel wisten, betekent dit een hoofdrol voor
Cartesius. Op basis van het plan van Autobahn voor
Basecamp Cartesius (http://www.basecampcartesius.
nl/ ), ligt hier in 2018 het creatief zenuwcentrum van
Utrecht. Cartesius is de centrale ontmoetingsplek en
creatieve broedplaats van waaruit je de Expo met de
(elektrische) fiets of het openbaar vervoer kunt
ver kennen. Een erg mooie boost aan de energie die
op dit moment al in Cartesius ontstaat.
Het oude industrieterrein Cartesiusweg is in een hoog
tempo aan het veranderen. Creatieve ondernemers
vinden hun weg en initiatieven voor nieuwe functies
beginnen vaste vormen aan te nemen. De focus op
Cartesius bij Utrecht 2018 is niet de reden dat er zoveel
gebeurt, maar fungeert wel als vliegwiel voor de trans-
formatie. De energie die er al is wordt in versnelling
gebracht. Maar waar wordt die transformatie dan zicht-
baar? Wanneer je nu door het gebied fietst is er nog
weinig van te zien.
Op 23 november wordt de eerste stap gezet met het
zichtbaar maken van de nieuwe initiatieven in Cartesius:
het Cartesius Dorpsplein wordt geopend. Het mobiele
Cartesius Dorpsplein is een openbare centrale plek
waar ondernemers, bezoekers en creatieven elkaar
kunnen treffen. Een plek waar ze ideeën, kennis en
kunde kunnen delen en uitwisselen en waar men
plannen kan maken voor de toekomst van het terrein.
Hier ontstaat het epicentrum van de beweging die zich
de komende jaren voort zal zetten.
En, we durven het bijna niet hard op te zeggen, maar
stel…. Stel dat Utrecht geen culturele hoofdstad 2018
wordt. Is het dan gedaan met de energie in Cartesius?
Nee, daar geloven wij in ieder geval niets van. Er zijn zo
veel enthousiaste mensen met een hart voor Cartesius
die zich inzetten voor een bruisend en levendig gebied
dat deze verandering door gaat. Zoals de oude stoom-
machines die vroeger in Cartesius werden gebouwd:
vastberaden en niet te stoppen.
meer weten over de Vriendinnen van cartesius?
www.facebook.com/vriendinnenvancartesius
twitter @VvCartesius
website: http://vriendinnenvancartesius.tumblr.com/
DE NIEUWE STOOMMACHINE VAN CARTESIUS
Vriendinnen van Cartesius
Lara Simons en Marleen Laverman // Vriendinnen van cartesius
Als vriendinnen van Cartesius zetten Lara Simons, sociaal geograaf,
en Marleen Laverman, bestuurkundige, zich in om het bedrijventerrein
verder te ontwikkelen en meer onder de aandacht te brengen van de
Utrechters.
Aorta #12 // 91
Op 23 november wordt de eerste stap gezet met het zichtbaar maken van de nieuwe initiatieven in Cartesius: het Cartesius dorpsplein wordt geopend
DorpSplEIN // FoTo VrIENDINNEN VAN cArTESIuS
Aorta #12 // 9392 // Aorta #12
LAAT HET GEWOON GEBEURENDenise Vrolijk in gesprek met Jeroen van de Kraats // TCN
CARTESIUS LAB // BLOG #11
Een klassiek bestemmingsplan beperkt nieuwe ontwik-
kelingen op het bedrijventerrein aan de Cartesiusweg.
Mede daardoor wordt de totstandkoming van een ge-
mengd stedelijk werklandschap geblokkeerd, zo stelt
Jeroen van de Kraats (TCN). ‘Mooie verhalen voor de
herontwikkeling van verouderde bedrijventerreinen
zijn er genoeg. Maar om echt leven in de brouwerij te
brengen moet je soms gewoon dingen laten gebeuren.
Initiatieven van onderop de kans geven zich organisch te
ontwikkelen en met elkaar verbinden. Zo kan de nieuwe
hotspot ontstaan die Utrecht nodig heeft.’
TCN heeft een goede band met het oude Werkspoor-
terrein in Utrecht. In 2006 kocht de ontwikkelaar het
voormalige pand van REMU aan de Keulsekade en
vormde dat om tot eigen hoofdkwartier. Volgens het
bestemmingsplan moest dat gebouw ook voor minstens
vijftig procent als productieruimte gebruikt worden.
Maar TCN had alleen kantoorruime nodig en het pand
was ook altijd volledig kantoor geweest. Daarom is
ontheffing van het bestemmingsplan aangevraagd.
Die werd toegezegd en zo konden de eerste stappen
voor (her)ontwikkeling gezet worden: het plan De Trans-
formator kwam tot leven.
De Transformator is een initiatief van TCN en Mitros.
Zij bundelen de krachten om het terrein tussen de
Nijverheidsweg en Keulsekade te herontwikkelen tot
een ‘broeinest voor talent’. In het cluster van gebouwen
zijn uiteindelijk meerdere bedrijven ondergebracht, met
als belangrijkste huurder Bol.com. Door het inzakken
van de vastgoedmarkt zag TCN de eigen kantoorbehoefte
slinken. In 2010 vetrok de ontwikkelaar daarom naar
een kleiner pand aan de Atoomweg in Lage Weide en
werd Bol.com de nieuwe hoofdhuurder. In aanpalende
gebouwen zijn kleine, creatieve ondernemers gevestigd.
Deze mix van bedrijven zorgt voor een interessant
netwerk dat gebruik maakt van elkaars diensten en
faciliteiten. ‘Bedrijven als Protospace (FabLab) en NOVU
(uitvinders) zijn vernieuwend, hebben goede internati-
onale connecties en zijn daarom goed voor de econo-
mie. Bol.com is een interessante partij die veel andere
huurders aantrekt,’ zegt Van de Kraats. ‘De groei van
de één wordt mogelijk gemaakt door de flexibiliteit van
de ander. Neem bijvoorbeeld de huurcontracten. Dat is
een mix van langlopende contracten (Bol.com) en kort-
durende overeenkomsten. De kleinere creatieve onder-
nemers hebben geen behoefte aan afspraken voor lange
termijn, die vinden een overeenkomst voor een jaar ook
wel prima. Omdat ze bijvoorbeeld onvoldoende zicht heb-
ben op de ontwikkeling van hun onderneming. Wie weet
er vandaag nog hoeveel werknemers hij volgend jaar
heeft? Laat staan over vijf of tien jaar. In die flexibele
bedrijfsruimtes met lage huren wordt in eerste instantie
ook niet veel geïnvesteerd. Zo zijn roldeuren van de
transportloodsen vervangen door glazen gevels, de
gevels geïsoleerd en zijn de binnenterreinen opgeknapt,
maar heel minimaal. Komen er huurders voor langere
termijn, die dus voor een gegarandeerde huuropbrengst
zorgen, dan kan er meer worden geïnvesteerd in het
opknappen van panden en hun omgeving.’
De openbare ruimte op het terrein van De Transformator
is belangrijk voor het netwerk. In zichzelf gekeerde
individuele kavels worden weer met elkaar verbonden.
Van de Kraats: ‘Eerste stap was het weghalen van de
hekken rondom de kavels, en die te vervangen door een
huiselijke ligusterhaag. Daardoor zijn nieuwe zichtlijnen
ontstaan en wordt de collectieve ruimte op het terrein
van de Transformator voor een breder publiek toegan-
kelijk. Van de publieke ruimte (de Nijverheidsweg) loop
je nu gemakkelijk de collectieve openbare ruimte op.
In de bouwblokken zijn semi-private binnentuinen
aangelegd. Door de openbare ruimte in deze drie
elementen (publiek, collectief, privaat) open te knippen
ontstaan nieuwe verblijfsruimten en een fijnmaziger
infrastructuur.’
Aorta #12 // 93
Mooie verhalen voor de herontwikkeling van
verouderde bedrijventerreinen zijn er genoeg.
Maar om echt leven in de brouwerij te brengen
moet je soms gewoon dingen laten gebeuren.
Initiatieven van onderop de kans geven zich
organisch te ontwikkelen en met elkaar
verbinden. zo kan de nieuwe hotspot ontstaan
die Utrecht nodig heeft.
Mixed-use is een term die Van de Kraats veel laat vallen.
De beoogde nieuwe stedelijkheid op het terrein aan de
Cartesiusweg kan in zijn ogen alleen tot stand komen als
er een divers aanbod is. Naast kleinschalige bedrijvig-
heid, creatieve industrie en op de stad georiënteerde
leisurefuncties dus ook ruimte voor kantoren, horeca,
retail èn wonen. ‘Er wordt nog steeds te monofunctio-
neel gedacht bij het aanwijzen van bestemmingen voor
gebieden,’ vindt Van de Kraats. ‘In plaats van stimuleren
ben je dan aan het blokkeren. Een belangrijke boos-
doener is de lappendeken van milieuzones die vaak
op basis van de bestaande situatie al lang geleden zijn
vastgelegd. Maar er is ondertussen een hoop veranderd.
Bedrijfsprocessen veranderen, er is meer aandacht voor
duurzaamheid en functies van bedrijven gaan met hun
tijd mee.’
‘Begrijp me niet verkeerd: aan veiligheid moet je geen
concessies doen. Er is echter een groot verschil tussen
veiligheidszones en wat ik noem comfortzones. Maar
de Nederlandse ruimtelijkeordeningssystematiek kent
dat verschil vreemd genoeg niet. Binnen comfortzones
zou je gradaties kunnen aanwijzen. Overgangszones van
maximaal naar minder comfort, wat zich vanzelfspre-
kend uit in een lagere financiële waarde. Er zijn genoeg
mensen te vinden die wat meer lawaai of geur zouden
accepteren voor een goedkopere woning, en dat vind ik
dan acceptabel mits daar volstrekte duidelijkheid over is.
Maar het kan geen kwaad de hindercontouren voor
bepaalde plekken nog eens tegen het licht te houden.
Een vastgestelde geluidscirkel hoeft niet per se gelijk
te zijn aan tientallen jaren terug. Omgekeerd zijn veel
bedrijven ook zuinig op hun milieucirkels, zij willen die
vrijheid blijven houden. Zolang dat nodig is voor hun
bedrijfsproces of groeistrategie vind ik dat redelijk,
echter in de praktijk wordt er vaak weinig gebruik van
gemaakt en het is zonde als een gebied daardoor wordt
gegijzeld. Als dit ook in een ontwikkelingsvisie de lei-
draad vormt dan worden aantrekkelijke functies direct al
uitgesloten en daarmee de groeikansen voor een gebied.
Dat is niet meer van deze tijd.’
Het is exemplarisch voor de andere rol die de project-
ontwikkelaar anno 2012 vervult bij de transformatie van
bedrijventerreinen. In plaats van initiatiefnemer van
nieuwe projecten gaat het om het ontlokken van initiatie-
ven in de bestaande stedelijke omgeving en die te onder-
steunen. Daarmee is de projectontwikkelaar veel meer
manager/begeleider van een herontwikkelingsproces en
draait veel minder zelf aan de knoppen. Van de Kraats:
‘Om geschikt te zijn voor herontwikkeling moet een
gebied een zekere mate van verloedering kennen, zich
in een financieel waardedal bevinden. Juist op dat soort
plekken ontstaan heel veel initiatieven van onderaf. Lage
kosten, veel vrijheid en de mogelijkheid tot samenwer-
ken (synergie) zijn hier belangrijke meerwaarden. Door
de verschillende doelgroepen bij elkaar te brengen, de
dialoog aan te zwengelen, mogelijkheden voor heront-
wikkeling te onderzoeken en daar de juiste partijen bij
te betrekken, kan een gebied stijgen op de ladder van
beschaving. Bij zo’n organische ontwikkeling past een
plan met op voorhand vastgelegde bestemmingen niet.
Dat bevriest de bestemming voor tien jaar en dat is
tegen gesteld aan wat we nodig hebben. Het is een ou-
derwets vehikel dat leidt tot beperkingen en initiatieven
blokkeert. Eigentijdser is het om een set spelregels vast
te stellen, een framework met wat we in elk geval niet
willen en dan gewoon dingen te laten gebeuren. Dit idee
wint nu snel aan sympathie en wordt al in diverse
gemeenten toegepast. Nu nog het bedrijventerrein
Cartesiusweg, dan gaat de bal van herontwikkeling
vanzelf rollen.’
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Jeroen van de Kraats // project Developer TcN
Jeroen van de Kraats is gebiedsontwikkelaar bij TCN. Zijn
belangrijkste bijdrage is bruggen bouwen.
Aorta #12 // 9594 // Aorta #12
LEREN LUISTERENDenise Vrolijk in gesprek met Casper Schuuring // GENT & MONK
CARTESIUS LAB // BLOG #12
Architecten en stedenbouwkundigen hebben jarenlang
de rol van ultieme ‘creatieveling’ kunnen vervullen.
Wars van regels en niet gehinderd door enige gêne om
zich op eigen wijze te gedragen. Ontwerpen met de
grote O was het hoogste doel. Zo’n sterrenrol past niet
meer in de huidige tijd, vindt Casper Schuuring (Gent-
Monk Architecten). De maatschappij vraagt om meer
samenwerking tussen verschillende disciplines; we
moeten (weer) leren luisteren naar elkaars wensen en
belangen.
‘Door de rol van “starchitect” zijn we het gevoel met de
gebruiker kwijtgeraakt,’ vertelt hij. Gent-Monk Archi-
tecten is sinds 2010 gevestigd op het bedrijventerrein
aan de Cartesiusweg. Aangetrokken door het mooie
plan van De Transformator (TCN en Mitros) togen ze vol
goede moed naar het karakterloze bedrijventerrein en
vonden hun draai tussen de vervoersbedrijven, studio’s,
verhuizers en steenhouwerijen. Maar niet voor lang.
Schuuring is inmiddels behoorlijk gedesillusioneerd.
De vele initiatieven die hij op een presenteerblaadje
heeft aangeboden aan gemeente en ontwikkelaars zijn
tot dusver allemaal in de la beland. ‘Niet mogelijk’ was
steevast het antwoord. En daar raak je als welwillende
ontwerper, die zijn best doet om nieuwe coalities te
smeden, wel een beetje de spirit van kwijt…
Het meest baalt hij van het plan voor een bedrijfs-
verzamel gebouw met horeca in het karaktervolle (leeg-
staande) pand waar ooit autohandelaar Kroymans zat.
Dit gebouw wacht al een tijd op nieuw leven en enthou-
siaste gebruikers. Maar het plan mocht geen werkelijk-
heid worden. Voornamelijk vanwege de regionale
bepalingen die voorschrijven dat er op het bedrijven-
terrein aan de Cartesiusweg geen (nieuwe) kantoren
gevestigd mogen worden. Creatieve bedrijvigheid is het
mantra, en zo zal geschieden. Dat daarvoor ook grens-
overschrijdend denken nodig is, is nog niet helemaal
doorgedrongen bij de gemeente, vindt Schuuring.
‘De mensen die bij de gemeente aan de knoppen zitten
willen wel diversiteit, als we de mooie Ontwikkelings-
visies moeten geloven, maar hebben geen idee hoe je
daar mee omgaat. En wordt je als architect/steden-
bouwkundige uitgenodigd om je mening te geven, dan
krijg je uiteindelijk de deksel op de neus. Want te duide-
lijke uitspraken, daar is geen behoefte aan.’ Schuuring
doelt hier op een bijeenkomst waar hij zijn ongenoegen
over de ontwikkelingen rond de uitbreiding van het
bedrijf Bol.com heeft uitgesproken. ‘Bol.com wordt
gewoon weggepest. Het is een belangrijke huurder in
het Tranformator-complex, die het economisch voor
de wind gaat. Bol blijft groeien en heeft daardoor meer
ruimte nodig. Die ruimte is er op zich gewoon, ook binnen
De Transformator, maar mag volgens het bestemmings-
plan niet als grootschalig kantoor verhuurd worden.
Een grotere ruimte opknippen in losse units en die apart
verhuren lost dit probleem niet op. Natuurlijk zijn er
partijen die zeggen dat je dingen gewoon moet doen,
maar Bol.com kan het zich simpelweg niet veroorloven
om een niet-officieel huurcontract aan te gaan. Dat is
een te knullige oplossing.’
Veel initiatieven die nu op het bedrijventerrein worden
ontplooit staan in de ogen van Schuuring nog erg in de
kinderschoenen. Het is exemplarisch voor dit soort
gebieden en organische ontwikkelingen, vindt hij. ‘Neem
de Vriendinnen van Cartesius, die nu met hun caravan in
de voortuin van een TCN-pand staan. Heel goed dat zij
verschillende partijen met elkaar in contact willen bren-
gen, maar het is me nog niet helemaal duidelijk wat dat
op kan leveren. Hetzelfde geldt voor het Cartesius
Museum. Ook een goed initiatief, maar met een ongeluk-
kige naam. Een museum suggereert dat je wil conser-
veren, terwijl het juist nodig is om actie te ondernemen.
Op zich zijn dit soort initiatieven heel goed, begrijp me
niet verkeerd, maar in deze situaties volstaan ze helaas
niet. Er is een meer structurele aanpak nodig. Met een
goed evenwicht tussen de verschillende initiatieven van
onderop en niet te vergeten: ruimte voor investeringen.
Aorta #12 // 95
Als architecten, stedenbouwkundigen, ontwikkelaars en de mensen van de gemeente hun rol als verbindings-officier serieus zouden nemen, zou het veel leuker kunnen worden.
Schuuring is zeker niet onwelwillend, in tegendeel: hij
zou het geweldig vinden als er meer synergie, samen-
werking en gezamenlijke initiatieven tot stand zouden
komen op het bedrijventerrein. Maar met de initiatieven
die hij nu ziet ontstaan, naast de samenwerking die er
binnen De Transformator is, wordt er nog steeds niet
over grenzen heen gekeken. Schuuring: ‘Ga bij elkaar
zitten en leer van de ervaring, kennis en expertise van
anderen. Sta open voor samenwerking en bedenk dat
verschillende visies elkaar kunnen aanvullen in plaats
van concurrerend te zijn. Ga op zoek naar de meer-
waarde. Reuring in een gebied ontstaat juist door geza-
menlijkheid. Maar wees als gemeente dan wel eenduidig
in wat wel en niet mag. Waarom kan de feestzaal voor
Turkse bruiloften bij mij aan de overkant wel doorgaan
en mag Bol.com de benodigde uitbreidingsruimte niet in
het Kroymans-pand zoeken? Omdat het ene initiatief wel
onder de noemer “creatieve bedrijvigheid” valt en het
andere niet? Ik vind Bol juist een heel creatief bedrijf,
dat dingen op een vernieuwende manier aanpakt – en
met succes.’
Toch lijkt het alsof Casper Schuuring de moed inmiddels
een beetje heeft opgegeven. De gedroomde mix van
bedrijvigheid, de reuring en de mengvormen die op het
bedrijventerrein Cartesiusweg zouden kunnen ontstaan
ziet hij voorlopig geen werkelijkheid worden. Tussen
droom en daad staan in dit geval een hoop regels, on-
wetendheid en onervarenheid. En dat is jammer, vindt
Schuuring. ‘Door creatiever om te gaan met het bestem-
mingsplan en met enthousiaste, betrokken supervisoren
kan er zeker een hoop van de grond komen. Maar voor
die vorm van daadwerkelijke gebiedsontwikkeling lijkt de
tijd hier nog niet rijp. De dingen die tot stand komen zijn
nog te projectmatig in opzet en uitvoering. Als architec-
ten, stedenbouwkundigen, ontwikkelaars en de mensen
van de gemeente hun rol als verbindingsofficier serieus
zouden nemen, zou het veel leuker kunnen worden.
Maar de visie ontbreekt vooralsnog.’ Schuuring vindt het
jammer, maar laat zich er zeker niet door uit het veld
slaan. Zijn rol als architect/stedenbouwkundige voert
hij op dit moment liever ergens anders uit. Op een plek
waar het wel mogelijk is om zelf projecten te creëren
en waar ruimte is voor andere visies. Dan is tenminste
duidelijk wie het initiatief neemt…
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden
Onder de naam Stadsgeluiden werkt Denise Vrolijk
als auteur, redacteur en schrijfcoach op het gebied van
stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening.
Daarnaast is zij eindredacteur van het vakblad S+RO
(Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) en gastdocent aan
de Amsterdamse Academie van Bouwkunst.
Casper Schuuring // gENTmoNk Architecten
Casper Schuuring is architect en directielid van GENT &
MONK. Zijn bureau bevindt zich midden in het bedrijven-
terrein.
Aorta #12 // 9796 // Aorta #12
KRACHT NIET MET HET BADWATER WEGGOOIEN
Denise Vrolijk // Stadsgeluiden // december 2012
CARTESIUS LAB // BLOG #13
‘Na vanmiddag moeten jullie het zelf doen, want zo gaat
dat tegenwoordig. Nieuwe dingen in gebiedsontwikkeling
ontstaan van onderop, zijn kleinschaliger en worden
samen bedacht.’ Aan het woord is Rianne Pruis van
Architectuurcentrum Aorta tijdens Atelier Cartesius. Een
middag voor en door de gebruikers van het bedrijven-
terrein aan de Cartesiusweg dat een nieuwe impuls
goed kan gebruiken. Aan de slag dus!
En aan de slag gaan de mensen die zich in een zijbeuk
van de grote Werkspoorloods verzameld hebben. On-
danks de koude decembermiddag gaat de energie snel
stromen. Met korte presentaties geven Andries Geerse
(We Love the City), Huub Kloosterman (Urban XChange)
en Evert-Jan de Kort (Stec Groep) de aftrap voor drie
ateliersessies. Het bedrijventerrein is opgedeeld in drie
gebieden: het meest zuidelijk gelegen deel tussen de
Keulsekade en de Nijverheidsweg (sessieleider Huub
Kloosterman); daarboven de strip tussen de Nijver-
heidsweg en de Tractieweg (sessieleider Evert-Jan de
Kort) en het deel langs de spoorlijn tussen de Tractie-
weg en de Spoorzone (sessieleider Andries Geerse).
Per deelgebied schuiven de daar gevestigde oude en
nieuwe ondernemers aan, een enkele buitenstaander
of creatieve geest en per tafel is ook de gemeente goed
vertegenwoordigd met een gebiedsmanager, steden-
bouwkundigen en iemand van economische zaken.
De mensen van de gemeente hebben het niet makkelijk
vanmiddag: met grote regelmaat wordt er geschopt
tegen de regels, gesproken over de gemeenteambtenaar
die het allemaal niet weet en is er ergernis alom over
de regelgeving. Afspraken waar de ‘mensen van de
gemeente’ ook niet altijd zelf over kunnen beslissen,
want: op regionaal, landelijk of Europees niveau ge-
maakt. Maar de gemeente is het haasje vandaag en
dat zullen ‘ze’ weten. Wie je ook spreekt: de architect
of kunstenaar met een mooi idee, de ondernemer die
zijn business wil bijstellen – allemaal lopen ze tegen de
regels aan. ‘Kan niet’, ‘mag niet’, ‘is geen creatief
bedrijf’ en ‘kantoren mogen nu eenmaal niet op dit
terrein’ staat voor veel deelnemers gelijk aan: wil de
gemeente niet en daarom blokkeren alle initiatieven.
Maar wie draait er nu eigenlijk aan de knoppen, bij wie
moet je zijn met je vraag voor een vergunning, wie be-
paalt wat er wel en niet kan en wat ‘creatief’ is? Dat is
allemaal niet duidelijk.
De energie gaat stromen als de deelnemers met elkaar
in gesprek gaan. Oude en nieuwe ondernemers hebben
niet altijd dezelfde ideeën en er valt ook zeker wel een
onvertogen woord, maar iedereen vindt het leuk om
elkaar nu eens echt te spreken. Dat het over concrete
vragen, belangen en projecten gaat leidt tot veel goede
ideeën. Het vernieuwende denken waar Andries Geerse
de middag mee begon blijkt in het Cartesiusgebied dus
al te goed te werken. Maar de ondernemers kennen
elkaar te weinig, weten niet goed wie ruimte te weinig,
te veel of leegstand heeft. En wat je daar dan mee kunt
doen. Voor velen is de Ontwikkelingsvisie van de ge-
meente daarover ook niet duidelijk. Dat die uitnodigt tot
initiatieven gelooft bijna niemand meer: mensen heb-
ben te vaak ‘nee’ gehoord. Toch moedigt iemand van de
gemeente het juist aan om met ideeën te komen: ‘Het
bestemmingsplan is geen absolute waarheid. Heb je
een goed idee, dan valt daar zeker over te praten.’
In het Havenkwartier Deventer (een voorbeeld dat
Andries Geerse aanhaalt) is in eerste instantie een hoop
gedoogd: horeca, een kledingwinkel, theater. Volgens
het bestemmingsplan mochten die functies hier geen
plek krijgen. Maar uiteindelijk hebben ze wel veel reuring
in het gebied gebracht en gezorgd dat er mensen naar-
toe kwamen. Andries Geerse is stellig: ‘Ambtenaren
die ‘nee’ zeggen, dat klopt gewoon niet. Ook binnen de
huidige regelgeving is er veel mogelijk. Je moet alleen
wel weten hoe en dingen durven gedogen. Blijf er met
je verstand bij en maak gebruik van een proefperiode,
hou er rekening mee dat dingen kunnen mislukken en
niet iedereen maximale vrijheid aankan.’ Zijn motto is:
Aorta #12 // 97
zonder initiatiefnemers die de kar blijven trekken, ook als het even tegenzit, zal er niks van de grond komen.
Gedoog volop, maar alleen diegenen die dat aankunnen.
‘Als gemeente alleen een visie vaststellen kan natuurlijk
niet,’ zegt Geerse. ‘Dat is een stukje papier. Kies een
paar projecten die je belangrijk vindt, ga daar samen
achter staan en zoek naar investeerders. Het oud geld
van Deventer (de rijken) heeft een hoop initiatieven tot
stand laten komen. Want ondanks dat we binnen de
gebiedsontwikkeling allemaal vinden dat de tijd van de
blauwdrukplanning voorbij is, de bank vraagt er wel om.
Die wil niet alleen een bedrijfsplan zien, maar ook een
beeld van de omgeving. Het lokale kapitaal, daar moet je
het van hebben tegenwoordig.’
Huub Kloosterman stelt de initiatiefnemer met hart voor
het gebied centraal in zijn sessie. Daarmee begint het
succes en kun je de stad ‘terugclaimen’. Omdat de eco-
nomie nu eenmaal lastig te voorspellen is moet je volgens
hem zelf uitspreken wat je wilt. Een identiteit ontwikke-
len. Sterke gebieden krijgen een sterke identiteit, is zijn
overtuiging: ‘Maar houd daarbij heel goed de bestaande
bedrijvigheid in de gaten.’ Kloosterman verwijst naar de
milkshaketheorie van Geerd Simonis (bedrijventerrein
C-Mill in Heerlen, beste bedrijventerrein 2011);
in zo’n shake zit heel veel melk en een beetje smaak.
Zo is het ook met de creatieve zones die op veel oude
bedrijventerreinen moeten ontstaan. Zij landen tussen
de ambachtelijke industrie (steenhouwers, edelsmeden,
meubelmakers), vervoersbedrijven en maakindustrie.
Daar moet je een mooie mix van zien te maken.
Evert-Jan de Kort gaat ook uit van de potenties van
het gebied, maar waarschuwt wel dat je op het goede
moment moet ingrijpen met herontwikkeling van een
bedrijventerrein. Nu gebeurt dat vaak in een levensfase
van het terrein waarin de ondernemers nog tevreden zijn
met het gebied. De ingrepen zijn vooral ruimtelijk en
esthetisch. Het is volgens de Kort de kunst om te wach-
ten op het juiste moment waarop je de kracht van de
plek kunt inzetten voor andere manieren van waarde-
creatie. Dat gaat niet alleen om geld, maar ook om
sociaal-maatschappelijke waarden. ‘Ondersteun die
plekken waar kracht en energie zit,’ is zijn boodschap.
Op het bedrijventerrein aan de Cartesiusweg blijkt het
met die kracht en energie wel goed te zitten. In de
ateliersessies worden feilloos verschillende plekken
aangewezen: de Bol.campus met vijfhonderd mede-
werkers, de milieustraat die veel mensen in het gebied
brengt, de Werkspoorkathedraal als industrieel icoon
waar initiatiefnemers iedere maand samenkomen om
ideeën uit te wisselen en aan te jagen, de blauw-groene
corridor langs het water die doorloopt naar de aan-
palende woonwijk, de oude insteekhaven, de reuring bij
de Vlampijpateliers, KidZity waar veel verjaarspartijtjes
worden gevierd, en zo nog een paar. De openbare ruimte
laat wel veel te wensen over, net als het gevoel van vei-
ligheid.
Door reuring te organiseren (tijdelijke theaterzalen,
dansfeesten, een stadstrand aan het Amsterdam-Rijn-
kanaal, een horecaboot in de insteekhaven, een cultureel
hotel of centraal dorpsplein) komen meer mensen naar
het gebied en zijn er meer ogen op de straat. Of het
groen samen te onderhouden, hekken weg te halen en
bij gebouwen aan de buitenkant te laten zien wat er aan
de binnenkant gebeurt. Dat versterkt het gevoel van
veiligheid, gezamenlijkheid en maakt het gebied meer
uitnodigend. Verbind de oude en de nieuwe makers in
het gebied meer met elkaar en breng ze bij het stake-
holdersoverleg ook daadwerkelijk met elkaar in contact.
Het zijn allemaal concrete ideeën die uit de atelierses-
sies naar voren komen.
Gelukkig wordt er aan ieder idee ook een contact-
persoon gehangen. Zonder initiatiefnemers die de kar
blijven trekken, ook als het even tegenzit, zal er niks van
de grond komen. Gedogen is wel cruciaal, vinden velen.
Want dat er voor het uitdijende Bol.com (goed voor de
economie, levendigheid en nieuwe functies als horeca)
straks geen plek meer is omdat regionale regels bepalen
dat hier geen grootschalige kantoren mogen komen,
daar maakt ook Wim Pot (voorzitter bedrijvenkring
Cartesiusweg) zich zorgen over. Bol.com is juist zo’n
bedrijf dat een aanjaagfunctie voor het hele gebied kan
hebben. En die kracht wordt straks met het badwater
weggegooid? Nee, daar kunnen de Cartesiërs met de pet
niet bij.
Aorta #12 // 9998 // Aorta #12
Aorta #12 // 99
cArTESIuSwEg BEgIN 1964
Aorta #12 // 101100 // Aorta #12
TRANSFORMATIE VAN EEN BEDRIJVENTERREIN
LOCATIE: BEDRIJVENTERREIN CARTESIUSWEG & ExCURSIE
DATUM: 12 APRIL 2012 // AANTAL DEELNEMERS: 30
SAMENWERKINGSPARTNERS: GEMEENTE UTRECHT
MODERATOR: BART COSIJN // URBAN DIALOqUE
cartesius lab // lereN vaN… oNtdekkeN
Het bedrijventerrein ten westen van de Cartesiusweg is
door de gemeente aangewezen als ontwikkelingslocatie
waar een geleidelijke transformatie van traditioneel
bedrijventerrein tot een stads georiënteerd werkland-
schap beoogd wordt. Een belangrijke rol binnen deze
ontwikkeling is weggelegd voor de zittende bedrijven.
Aorta start het Cartesiusprogramma op 12 april met een
besloten bijeenkomst voor ondernemers, ambtenaren,
raadsleden en initiatiefnemers. De ondernemers-
vereniging, wijkraad, betrokken ambtenaren en
initiatiefnemers Cartesius Connecting en TCN zijn uit-
genodigd om de mogelijkheden voor transformatie van
het Cartesiusgebied tot dynamische stedelijk werkland-
schap te verkennen.
De bijeenkomst is de PROLOOG uit het programma
CARTESIUS LAB waarmee Architectuurcentrum Aorta
de transformatie van het Cartesiusgebied in 2012
bediscussieert en aanjaagt. In CARTESIUS LAB zet
Architectuurcentrum Aorta de transformatie van het
Cartesiusgebied naar een 21e eeuws werklandschap op
scherp. Een verkennend programma voor stakeholders,
eigenaren, gebruikers, initiatiefnemers.
Tijdens de bijeenkomst in een zijbeuk van een voormalige
Werkspoorloods die nu in gebruik is als atelierruimte
voor HKU studenten presenteerde Leen de Wit, project-
manager bij de gemeente Utrecht de visie Werkspoor-
kwartier. Bas Pickkers van het initiatief Connecting
Cartesius toonde de mogelijkheden om een gebouw aan
de Tractieweg 50 te transformeren tot bedrijfsverzamel-
gebouw. Vervolgens konden de deelnemers een kijkje
nemen in de loods, waarna per bus werd afgereisd naar
de Kauwgomballenfabriek in Amsterdam. Gerard
Comello van Lingotto toonde daar hoe de ontwikkeling
van de voormalige fabriek van Maple Leafs tot bedrijfs-
verzamelgebouw voor de creatieve industrie tot stand
is gekomen. Grote en kleine bedrijfjes hebben in een
viertal gebouwen onderdak gekregen. De stapsgewijze
aanpak waarbij telkens een nieuw gebouw werd ontwik-
keld is bepalend geweest voor het succes van de
Kauwgomballenfabriek.
Niet alles hoeft in één keer, dat is misschien wel de
belangrijkste omslag in het denken.Lees meer over de
bijeenkomst Proloog en het bezoek aan de Kauwgom-
ballenfabriek in Op zoek naar Inspiratie / pagina 74 en
Profiteren van het moment / pagina 76
Aorta #12 // 101
In Cartesius lab zet Architectuurcentrum Aorta de transformatie van het cartesius gebied naar een 21e eeuws werkland schap op scherp.
wErkSpoorkwArTIEr // FoTo DENISE VrolIjk
Aorta #12 // 103102 // Aorta #12
NIEUWE VISIE NIEUWE KANSEN / VERBINDEN VAN KRACHTEN
LOCATIE: WERKSPOORKATHEDRAAL, TRACTIEWEG 41
DATUM: 12 DECEMBER 2012 // AANTAL DEELNEMERS: 45
SAMENWERKINGSPARTNERS: GEMEENTE UTRECHT
DAGVOORzITTER: BART COSIJN // URBAN DIALOqUE
cartesius lab // proeftuiN… - verbiNdeN
Bedrijventerrein Cartesiusweg is Utrechts meest
binnen stedelijke bedrijventerrein. Met de huisvesting
van een toenemend aantal creatieve ondernemers lijkt
het gebied een nieuw soort ondernemers aan zich te
binden. De gemeente ondersteunt deze ontwikkeling
met de visie Werkspoorkwartier. Daarin is een grote
rol weggelegd voor marktpartijen. Ook ondernemers,
(creatieve) initiatiefnemers en investeerders zien met
de visie nieuwe kansen ontstaan.
Tegelijkertijd staan de economische crisis, een terug-
trekkende overheid en beperkingen in de regelgeving en
het bestemmingsplan de gewenste ontwikkelingen in de
weg. Veel panden en loodsen staan leeg. Een aantal
bedrijven wil het gebied verlaten. De daling in waarde
van het vastgoed houdt dat echter tegen. Daarnaast
vraagt de uitstraling van het gebied om hernieuwde
aandacht. Zijn we in staat onder deze condities een
vernieuwing op gang te brengen?
In Atelier Cartesius werkten ondernemers, eigenaren
en initiatiefnemers gezamenlijk aan een actieagenda
voor Cartesius. Welke functies willen we de komende
jaren toevoegen? Hoe versterken we de uitstraling van
het gebied? Hoe kan de leegstand op korte termijn aan-
gepakt worden? Welke rol is weggelegd voor tijdelijke
programmering? En welke coalities zijn daarvoor nodig?
Welk businessmodel is haalbaar om ook in de huidige
crisis initiatief te realiseren? In kleine teams werden de
vragen en uitdagingen waar bedrijventerrein Cartesius-
weg voor staat formuleerd.
Het atelier heeft geresulteerd in 10 Cartesius Projecten
die door ondernemers en initiatiefnemers zullen worden
uitgedacht:
1. STAKEHOLDERSOVERLEG Het opzetten van een stakeholdersoverleg waarin
bedrijven, initiatieven en gemeente vertegenwoordigd
zijn. De Cartesius Tafel van Cartesius Museum biedt
daarvoor ruimte.
2. LOCATIE VOOR UITWISSELING Het realiseren van een fysieke plek en een website waar
uitwisseling plaats vindt tussen ondernemers, initiatieven
en de gemeente.
3. LEEGSTANDSKAART Het realiseren en toegankelijk maken van een leeg-
standskaart/website waarmee vraag en aanbod op
elkaar afgestemd kan worden. Met daarin de zichtbare
als verborgen leegstand van bedrijfsruimtes.
4. OUDE EN NIEUWE AMBACHTEN VERENIGD Het leggen van verbindingen tussen oude (traditionele)
en nieuwe ambachten. Dit versterkt het netwerk,
kennisuitwisseling en ondernemerschap.
5. HET BINNENSTE BUITEN Er vindt volop bedrijvigheid plaats op bedrijventerrein
Cartesiusweg. Maar dit is van de buitenkant niet altijd
te zien. Door dit zichtbaar te maken wordt het gebied
transparanter en levendiger.
Aorta #12 // 103
Van industrieterrein naar werklandschap
6. GROEN EN WATER Het Cartesiusgebied beschikt over veel groen en water.
Een kwaliteit die veel meer benut kan worden. Bijvoor-
beeld door het aanleggen van recreatieve paden voor
fietsen, joggen en verblijven. Mogelijk in relatie tot het
regionale fietsnetwerk.
7. ENTREES zICHTBAAR MAKEN Het bedrijventerrein Cartesiusweg ligt erg verscholen.
De relatie met de stad kan versterkt worden door de
entrees meer zichtbaar te maken.
8. BOL.CAMPUS BOL.com beschikt over een BOL.campus die zij graag
willen openstellen voor ondernemers uit het gebied.
BOL.com en TCN gaan kijken hoe zij dit kunnen realiseren.
9. ONDERSTEUNENDE fUNCTIES Het gebied heeft ondersteunende functies nodig zoals
een vakschool, hoger onderwijs, een hotel, etc.
10. HORECASCHIP EN STADSSTRAND De haven achter de Werkspoorloods is een ideale plek
voor een horecaschip en stadsstrand.
wErkSpoorkATHEDrAAl // FoTo DENISE VrolIjk
De ateliersessies stonden onder leiding van
Evert-Jan de Kort // Stec-groep, Huub Kloos-
terman // Urban Xchange en Andries Geerse
// We Love the City.
Dagvoorzitter: Bart Cosijn // Urban Dialoque
Lees meer in ‘Kracht niet met het badwater
weggooien’ pagina 96
Aorta #12 // 105104 // Aorta #12
Aorta #12 // 105
Het masterplan voor het Stations-gebied geeft geen hard eindbeeld, maar biedt ruimte voor een stap-voor-stap ontwikkeling.
Aorta #12 // 107106 // Aorta #12
VERKNOOPTE STAD // HET DEBAT IN DE STAD
Aorta #12 // 107
staNd vaN zakeN 2012
Anno 2011 bevond het megaproject Stationsgebied zich op een kantelpunt. De bouw aan de
OV Terminal en het Stadskantoor is van start gegaan. Aan de oostzijde wordt gebouwd aan
Appartementencomplex De Vredenburg en het Muziekpaleis. Het ontwerp voor verkeersplein
Vredenburgknoop, de Catharijnesingel, Nieuw Hoog Catharijne en de nieuwe openbare
bibliotheek aan het Smakkelaarsveld zijn definitief. Voor de ontwikkeling van de westzijde zijn
ambities uitgesproken. Naast het Stationsplein West zijn het Jaarbeursplein en Westplein
onderdeel van deze ontwikkeling. Het Jaarbeursplein moet een locatie voor grootschalige
leisure worden. Het Westplein wordt autoluw gemaakt, waardoor de aansluiting voor fiets-
verkeer versterkt zal worden.
achtergroNd
In 2003 is, om de verwachte toename van het aantal bezoekers te faciliteren, begonnen met een
grootschalige herstructurering van het Stationsgebied. Het Stationsgebied is in het netwerk
van knooppunten van essentieel belang. Dit gebied is hét centrale punt in het netwerk (de ‘hub’).
Dagelijks passeren tienduizenden forensen, toeristen en recreanten het Centraal Station van
Utrecht. Vanwege de centrale ligging in het land is Utrecht een populaire plaats voor zakelijke
ontmoetingen. Het stationsgebied is een spil in het landelijke, regionale en stedelijke netwerk.
Tegelijkertijd vormt het oude massieve complex bestaande uit Centraal Station, Hoog Catharijne,
omliggende wegeninfrastructuur en spoorlijnen een fysieke barrière tussen de Oost en West-
kant van Utrecht.
de discussie
Het masterplan voor het Stationsgebied geeft geen hard eindbeeld, maar biedt ruimte voor een
stap-voor-stap ontwikkeling. Voor het ruimtelijk raamwerk is een kader gecreëerd met drie
centrale begrippen: herstellen, verbinden en betekenis geven. Voor de openbare ruimte en de
nieuwbouw is het begrip schaal als richtlijn toegevoegd. Twee assen, de Centrumboulevard
en de Stadscorridor, moeten Oost en West in de toekomst beter met elkaar verbinden. Het
versterken van de Oost-Westverbinding is ook opgenomen in het ambitiedocument ‘Utrecht:
Aantrekkelijk Bereikbaar’ om daarmee de stedelijke knooppunten Leidsche Rijn Centrum,
Binnenstad en Uithof als ‘As van Kennis en Cultuur’ met sterk structurerende OV- en fietsrelaties
met elkaar te verbinden. De huidige grootschalige herstructurering van het Stationsgebied zal
dan ook weerslag hebben op een veel groter stedelijk weefsel. Tegelijkertijd is het Stations-
gebied ook een belangrijke plek om te verblijven.
Waar staaN We Nu?
Plannen aan de centrumzijde zijn nu in uitvoering, terwijl plannen aan de westzijde nog in voor-
bereiding zijn. De herstructurering van het Stationsgebied is nu flink onderweg. Met het uitbrei-
den van het voorzieningenniveau en een enorme facelift van de openbare ruimte zal de verblijfs-
kwaliteit worden vergroot. De plannen voor het Stationsgebied zijn gebaseerd op inzichten en
vooruit blikken van tien jaar geleden. Inmiddels hebben ontwikkelingen plaatsgevonden die van
belang zijn voor het Stationsgebied. Zo heeft de crisis geleid tot structurele veranderingen in de
economie.
Wat betekent de realisatie van de eerste fase van de herstructurering van het Stationsgebied.
Heeft Utrecht voldoende vooruitgelopen op de maatschappelijke ontwikkelingen? Geven de plan-
nen voldoende antwoord op de opgaven die voortkomen uit de kernwaarden van het masterplan?
Of is een herziening van ambities, aspiraties en plannen voor het vervolg nodig?
Tijdens het stadsgesprek Stationsgebied van Aorta presenteerden verschillende sprekers hoe de
relatie is tussen de kernwaarden uit het masterplan, de inrichting van de openbare ruimte en de
manier waarop gebouwen en pleinen een herkenbaar adres hebben. Op basis van de uitkomsten
organiseert Aorta in 2013 een tweede stadsgesprek.
STATIoNSgEBIED 2040 // EcTor HoogSTAD ArcHITEcTEN, IN SAmENwErkINg mET Buro SANT EN co (lANDScHApSoNTwErp) EN royAl HASkoNINg (ENgINEErINg)
Aorta #12 // 109108 // Aorta #12
VERKNOOPTE STAD // PROGRAMMA #1
Dagelijks passeren tienduizenden forensen, toeristen en
recreanten het Centraal Station van Utrecht. Vanwege
de centrale ligging in het land is Utrecht een populaire
plaats voor zakelijke ontmoetingen. Om de verwachte
toename van het aantal bezoekers te faciliteren, is in
2003 begonnen met een grootschalige herstructurering
van het Stationsgebied.
In het stadsgesprek Stationsgebied kijken we naar de
realisatie van de eerste fase van de herstructurering.
Heeft Utrecht voldoende vooruitgelopen op de maat-
schappelijke ontwikkelingen? Of is een herziening van
ambities, aspiraties en plannen voor het vervolg nodig?
Wat betekent dat voor de kernwaarden en de toekomstige
ontwikkelingen?
Een avond waarop verschillende sprekers toelichten hoe
de relatie is tussen de kernwaarden uit het masterplan,
de inrichting van de openbare ruimte en de manier
waarop gebouwen en pleinen een herkenbaar adres
hebben en de bezoekers in gesprek konden.
Begin 2013 organiseert Aorta een tweede avond waarin
vraagstukken die in dit deel van de avond aan bod komen,
verder kunnen worden uitgediept.
STADSGESPREK STATIONSGEBIED Locatie: Torenzaal UCK
Datum: 28 november 2012 // Aantal deelnemers: 75
Samenwerkingspartners: Gemeente Utrecht, Projectorganisatie Stationsgebied
Aorta #12 // 109
Aorta kijkt terug op de realisatie van de eerste fase van de herstructurering van het stationsgebied.
wEBcAm oNTwIkkElINgEN STATIoNSgEBIED // FoTo projEcTorgANISATIE STATIoNSgEBIED (poS)
Aorta #12 // 111110 // Aorta #12
RAZEND COMPLEXE GEBIEDS-ONTWIKKELING ONTRAFELD
Auteur // Anne Luijten // Studio-RO, hoofdredacteur Gebiedsontwikkeling.nu van TU Delft
STADSGESPREK STATIONSGEBIED UTRECHT
Na jarenlang het lijdend voorwerp van, soms verhitte,
discussie te zijn geweest, is het Stationsgebied Utrecht
inmiddels al weer bijna een decennium in uitvoering.
De grootscheepse herstructurering van het Stations-
gebied moet de capaciteit van het station vergroten, het
voorzieningenniveau uitbreiden en de verblijfskwaliteit
van de openbare ruimte aanzienlijk verbeteren. Het
masterplan uit 2003 geeft geen eindbeeld, maar biedt
ruimte voor stap-voor-stap ontwikkeling. Drie begrippen
staan daarbij centraal: herstellen, verbinden en beteke-
nis geven. Aan de centrumzijde zijn sommige gebouwen
al in een vergevorderd stadium en zelfs opgeleverd, aan
de westzijde wordt druk gewerkt aan het Stadskantoor
en het Jaarbeursplein. Inmiddels heeft de crisis hard
huisgehouden en is de vraag of de uitgangspunten van
10 jaar geleden nog valide en haalbaar zijn. In hoeverre
sporen de ambities van toen nog met de realiteit van
vandaag? Voor Aorta aanleiding genoeg om een Stads-
gesprek te organiseren en de plannen, aspiraties en
procesvoering onder de loep te nemen.
Opvallend aan de goed bezochte avond was de eye-
opener die de reeks van presentaties van architecten
van de deelprojecten voor velen vormde. Het was ver-
helderend om te zien hoe de verschillende projecten in
samenhang tot elkaar en in relatie tot het gebied en de
stad als geheel zijn ontworpen. Een razend gecompli-
ceerd stukje binnenstedelijke gebiedsontwikkeling rond-
om het drukste station van Nederland kwam zo in zijn
geheel in vogelvlucht voorbij. Een blik op de toekomst.
In de discussie die volgde kwam een aantal thema’s
terug, en stond met name de procesvraag centraal.
Hoe is de bewaking van de kwaliteit geregeld en is dit
voldoende? Is er genoeg ruimte voor bijstelling en welke
rol speelt het begrip tijdelijkheid met dergelijke lange
uitvoeringstermijnen? En wat is de rol van bewoners in
het proces en bij de kwaliteitsborging? Wordt alles over-
gelaten aan de professionals? Vooral het initiatief van
bewoners en ondernemers wordt node gemist. Zijn de
plaatjes misschien te mooi?
BARRIèRES SLECHTEN Kwaliteit verdient verdieping, aldus wethouder Victor
Everhardt in zijn openingswoord. De opgaven voor de
stad liegen er dan ook niet om: met de verbetering van
het stationsgebied moet vooral ook de mentale bar-
rière tussen de centrumkant en de westkant worden
geslecht. Er staat voor de stad veel op het spel, en de
gemeente investeert dan ook fors in kwaliteit. Maar veel
hangt ook af van de samenwerking met private partijen
die kunnen en willen investeren in het stationsgebied.
Zeker in zulke langlopende trajecten is het de grote
kunst om vast te houden aan kwaliteit, aldus gespreks-
leider Henk Bouwman. In 2002 is een nieuw proces in-
gestoken waarbij de waarde voor de stad voorop stond.
De vraag die vanavond voorligt is of dat waardekader
nog relevant is en of de juiste procesinsteek is gekozen.
Kan het anders, kan het beter?
Hoofd Stedenbouw Anco Schut schetst dat kader aan de
hand van een agenda met zes opgaven voor de stad. Het
Masterplan Stationsgebied Utrecht uit 2003 is gericht op
grote investeringen van zowel overheid als bedrijfsleven in
de vernieuwing van het gebied tussen Vredenburg en Mer-
wedekanaal. Het stationsgebied maakt deel uit van het
rijksprogramma Nieuwe Sleutelprojecten voor de HSL-
stations. De herstructurering moet de groei van de stad
en de groei van het aantal reizigers faciliteren. Met als
uitgangspunt de drie kernbegrippen herstellen, verbinden
en betekenis geven gaat het om de volgende opgaven:
• De breuken herstellen in het stedelijk weefsel
(Catharijnebaan, Stationsplein, Westplein)
• De superstructuur van de ‘bovenstad’ ontleden tot
herkenbare bouwblokken met een adres in de stad
• Het maken van prettige verbindende routes tussen
het centrum en de omringende stad
• De beneden- en bovenstad als één geheel onderdeel
laten uitmaken van het stedelijk netwerk
• De openbare ruimte wordt weer de plek waar alle
functies hun adres hebben en waar de levendigheid
van de stad zich concentreert
• De verschraalde delen van de stad krijgen weer
betekenis als levendig onderdeel van de stad
Aorta #12 // 111
STATIoNSgEBIED IN 1927 // ANSIcHT
Het stationsgebied is een heel eind op weg maar heeft tegelijkertijd nog een lange tijd te gaan voordat alle ambities zijn verwezenlijkt.
VERLANGEN NAAR HEEL-zIJN Hoofd Ontwerp Openbare Ruimte van de gemeente
Frank van der Zanden vertaalt de drie kernbegrippen
in ‘verbindingen herstellen en ruimte betekenis geven’.
Achter de ambities uit het masterplan gaat het verlangen
schuil om van het Stationsgebied weer ‘één heel gebied’
te maken, zegt hij. Een hecht weefsel van openbare
ruimtes, gebouwen en binnenstedelijke functies. Met
name het herstellen van routes is daarbij een belang-
rijke opgave. De barrières zijn legio, van de spoorbundel
(1300 meter zonder oversteek) tot de verkeersader die
de Catharijnebaan is geworden. Doordat in het Stations-
gebied de hoogteverschillen ook een belangrijke rol
spelen, is de wens om tot een hecht systeem van routes,
functies, entrees en gebouwen te komen een driedimen-
sionale opgave. Er moet een betere verknoping komen
tussen het maaiveldniveau en het verhoogde niveau.
De RaboBrug gaat binnenkort de langzaamverkeers-
verbindingen optimaliseren. De interactie tussen (acti-
viteiten in) de openbare ruimte en de gebouwen wordt
voor een groot deel bepaald door de gebouwentrees en
de programmering van de onderstaande bouwlagen en
publieke ruimte. In het masterplan wordt deze opgave
op verschillende schaalniveaus (S, M, X, XL) geadres-
seerd. Om de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte
te versterken wordt de publieke ruimte onderverdeeld
in verblijf, transfer en verkeer, waarbij de snelverkeer-
routes zoveel mogelijk worden beperkt.
Deze agenda en een verdere stedenbouwkundige uitwer-
king van de thema’s vormen de achtergrond waartegen
de presentaties en het stadsgesprek zich afspelen. Het
snoer van presentaties over de projecten in uitvoering is
vooral informatief en verhelderend en ontrafelt stukje bij
beetje de complexiteit van de gebiedsontwikkeling in het
Stationsgebied.
Marjo de Kraker van IBU Stadsingenieurs werkt aan
de reconstructie van de Catharijnesingel, een staaltje
verbindingen herstellen en nieuwe betekenis geven par
excellence. Ze laat zien hoe de verschillende singelpro-
fielen er uitkomen te zien, van stenige tot groene oevers
met veel aandacht voor detaillering. ‘Betekenis geven is
enerzijds de juiste functie op de juiste plaats weten te
organiseren, en anderzijds een robuuste vormgeving in
materialisering en detaillering.’
Patrick Franssen van HH Architecten werkt aan het
nieuwe Muziekpaleis en vertelt over de stedelijke
kernwaarden die bepalend waren voor de gemaakte
ontwerpkeuzes. Het Muziekpaleis krijgt een adres aan
de Catharijnesingel en wordt door de openbare doorgan-
gen, de oriëntatie van het gebouw en de aanhechting op
de openbare ruimte een onlosmakelijk onderdeel van
het stedelijk weefsel. Het gebouw is een icoon, zeker,
maar bovenal is het zelf een verticale stad én als object
een gebouw dat stevig is verankerd in de stad. ‘Binnen-
stebuiten keren was van het begin af aan het thema.’
Wouter Zaaijer van OeverZaaijer Architecten is verant-
woordelijk voor het ontwerp van Nieuw Hoog Catharijne
in opdracht van eigenaar Corio. Een belangrijke opgave
daarbij was het verbinden van oud en nieuw, door
architectuur, stedenbouw en programma. ‘De oude
stadsstructuur loopt door in Nieuw HC.’ Door het winkel-
gebied heen zijn nieuwe routes gemaakt die zijn opgevat
als (binnen)straten en de verschillende hoogteniveaus
bemiddelen tussen de hoogbouw en de binnenstad. Het
verhoogde maaiveld wordt gekoppeld aan het maaiveld
van de stad. Een bijzondere openbare ruime wordt de
Stadskamer die straks pal boven de Catharijnesingel ligt.
Met glazen delen wordt contact gemaakt met de singel
beneden. In de Stadskamer is naast winkelen ruimte voor
entertainment en evenementen. Nieuw HC moet een
heel nieuwe winkelbeleving oproepen, maar bovenal was
de ontwerpopgave voor het nieuwe winkelcentrum ‘het
oplossen van een knoop die onoplosbaar leek.’
Ook het Stationsplein Oost leek zo’n onontwarbare op-
gave van verstrikte functies. Joost Ector van Ector Hoog-
stad architecten heeft zelden een complexere opgave
gezien. ‘De fietsenstalling, de expeditie voor HC, het
busstation, de kiss & ride, echt alles komt hier samen.’
Hij wilde het plein weer natuurlijk laten aanvoelen en een
eind maken aan de hoogteverschillen en onveilig aanvoe-
lende routes. Kortom, een ontwerpopgave die eigenlijk
grotendeels een organisatieopgave is. ‘We willen van het
stationsplein weer een plek maken die je begrijpt.’ Naast
het ordenen van de verkeersstromen betekent dat ook
112 // Aorta #12 Aorta #12 // 113
verblijfskwaliteit toevoegen aan het plein. Een van de
voorgestelde ingrepen is een grote luifel over het plein
heen. Met het nieuwe stationsplein wordt straks eenheid
gecreëerd door het opheffen van de ‘sfeerbreuken’ zodat
de stad weer als een geheel kan worden ervaren. Dat
betekent overigens niet dat de stad overal dezelfde maat
en schaal moet hebben. ‘Soms gaat het ook om het
vieren van contrasten. Het Stationsplein is een ander
gebied dan de historische binnenstad.’
STADSGESPREK De openbare ruimte vormt de crux voor stedelijke kwa-
liteit die we in het Stationsgebied willen realiseren. De
openbare ruimte is het bindmiddel dat al die mooie
gebouwen met elkaar verbindt. In het begin waren die
kwaliteit heel karig benoemd in de plannen, klinkt het
uit de zaal. Er moesten vooral vierkante meters worden
gemaakt die de operatie haalbaar zouden maken. ‘De
kwaliteit is erin gegroeid.’ De plinten van de gebouwen is
wat betreft vormgeving en functies cruciaal voor een le-
vendige en aantrekkelijke openbare ruimte. Van introvert
naar extravert is hier de opgave. Een punt van zorg dat
leeft in de zaal is de bewaking van de kwaliteit. Meerdere
mensen zeggen de beide supervisoren die de kern vor-
men van het team dat de kwaliteit bewaakt, het Atelier-
Stedenbouw niet te kennen. ‘Ik weet niet hoe de kwaliteit
wordt bewaakt.’ Ook vanuit de politiek is dit een zorg.
Wellicht is het begrip ‘kwaliteit’ te vaag geformuleerd,
oppert gespreksleider Bouwman. Het vigerende mas-
terplan is een reactie op het UCP uit de tijd van Riek
Bakker, toen alles was dichtgetimmerd en het plan
werd ervaren als een keurslijf. De weerbarstigheid zit
nu meer in de uitvoeringsfase. Joost Ector zegt juist erg
te spreken te zijn over het Atelier-Stedenbouw en de
kwaliteit van de discussie die daar wordt gevoerd met
partijen. ‘Het zijn mensen die zonder ballast en met
helikopterview kunnen kijken naar de ontwikkelingen.
Wij hebben goede ervaringen met hun feedback.’ Daar-
naast is er de afstemming met de Rijksbouwmeester
en de spoorbouwmeester die door Ector als essentieel
wordt ervaren. ‘Zij zijn in staat je plan te doorgronden en
op z’n merites te beoordelen.’
COMMUNICATIE-OPGAVE Als eerste plan in uitvoering heeft de planvorming rond-
om het Muziekpaleis haar stempel gedrukt op het mas-
terplan. De discussie ging daarbij niet over een mooi of
lelijk gebouw, maar over haar betekenis in de stad door
de aansluiting op de openbare ruimte. ‘Omdat het mas-
terplan zo vaag was is het gebouw en de ontmoeting
met de openbare ruimte al debatterend, in een dialoog
tot stand gekomen in het atelier Stedenbouw.’ Zelfs het
bepalen van de rooilijnen was daarbij onderwerp van
discussie.
Voor de architecten is de kwaliteitsborging met het
Atelier-Stedenbouw goed ingevuld, concludeert Bouw-
man. Maar hoe zit dat met de burgers? Is er vertrouwen
in professionals bij de bewoners? Ik ken de supervisor
niet, zegt een bewoner, die het eigenlijk nóg schrikwek-
kender vindt dat ook veel projectleiders elkaar helemaal
niet blijken te kennen. ‘Hoe zit het dan met de verbinding
tussen projecten? Er wordt wel veel met stenen gewerkt,
maar niet met mensen. Ik pleit voor meer toetsing van
projecten.’ Het is een fundamentele vraag die voortkomt
uit de aard van het masterplan, waarin is gewerkt met
randvoorwaarden en basisprincipes. Is er in de uitvoe-
ring nu meer behoefte aan kwaliteitscontrole? Vooral
ook gezien de lange termijn van uitvoering die nog zeker
tot 2030 zal duren. Met name vanuit de bewoners worden
zorgen geuit over het waarmaken van de ambities. Dat
geldt vooral ook voor de westkant, waar de uitvoering
nog maar juist gestart is. De vraag is niet alleen hoe de
lange termijn overbrugd kan worden ten aanzien van de
kwaliteitsambities, maar ook hoe je ondertussen kwali-
teit geeft aan de tijdelijkheid. Van der Zanden onderkent
dat de zorgen leven bij bewoners en roept ook vooral op
om elkaar ‘scherp te houden en te bevragen, juist als
het nog zo lang gaat duren.’ Hier blijkt een belangrijke
communicatie-opgave te liggen, veroorzaakt door de
bescheiden manier van werken, van mensen die ‘stil hun
werk doen’ in tegenstelling tot de UCP-tijden. ‘We moe-
ten natuurlijk ondertussen aan de mensen in de stad wél
laten zien wat we aan het doen zijn.’
DE NODEN VAN DE STAD Bert Dirrix is lid van het Atelier-Stedenbouw en zegt dat
het verhaal er binnen drie jaar ‘moet staan’. ‘Dan weten
we: dit is het beeld, zowel voor de oost- als westkant.’
De dialoog neemt een belangrijke plaats in binnen de
manier van werken, zegt ook Dirrix. ‘Ik houd er niet van
om te zeggen hoe het eruit moet gaan zien. Interes-
santer is het aansturen om mensen te zelfde taal te
laten spreken. We willen in het atelier niet een concept
ergens boven plaatsen maar kijken wat het oplevert om
met elkaar in gesprek te gaan.’ Die discussies worden
nu vooral binnenskamers gevoerd, en zouden wel meer
in de openbaarheid mogen plaatsvinden, erkent Dirrix.
Meer communicatie met bewoners dus om helderheid
te brengen in alle complexiteit.
Communicatie is één ding en is meestal eenrichtings-
verkeer richting de burger, maar laten we niet sowieso
te veel over aan professionals? Waar is de stem van de
bewoner bij invulling van de plannen en het borgen van
Aorta #12 // 113
kwaliteit? Juist bij zo’n bescheiden plan waarvan niet
duidelijk is hoe een en ander er uiteindelijk uit gaat zien
is dat relevant. Professionals moeten zich vooral niet
betuttelend opstellen, dat is een houding die niet meer
past bij deze tijd. Zij zouden integendeel bewoners juist
meer moeten betrekken, in de zin van het leren kennen
van de noden van de stad. ‘En dan niet met weer zo’n
marktonderzoek, nee probeer er achter te komen: wat
vragen mensen? Neem die signalen mee in het ontwerp.
Laat je beïnvloeden!’
MENSEN LATEN MEEDOEN Franssen zegt helemaal niet ‘de grote architect’ te willen
uithangen, maar wil regisseren wat straks allemaal kan
gebeuren in het Muziekpaleis. Daarvoor heeft hij ook de
meisjes in Tivoli opgezocht die bang waren dat er voor
hen geen plek meer was in het ‘te chique’ gebouw. ‘We
proberen als architect juist niet te veel vast te leggen.
We willen dat mensen gaan meedoen.’ Dat roept een
heikel punt op, want waar zijn eigenlijk de ondernemers
die opstaan en iets willen in het gebied? ‘Is er alleen
ruimte voor de Corio’s of kunnen mensen ook nog initi-
atieven nemen in het gebied?’ Naast ontwerpen zouden
architecten mensen kunnen verleiden, mensen uitdagen
om wat te gaan doen in het gebied. Dat vraagt echter
ook wat van de gemeente, die moet meedenken en vol-
houden zodat ook dingen die op het eerste gezicht niet
haalbaar leken, mogelijk worden. ‘Er moet iets ontstaan
tussen stad en ondernemer die iets wil.’
Als je mensen wilt betrekken betekent dat ruimte maken
voor initiatief en mensen echt deelgenoot te maken van
wat er in het gebied gebeurt. Die ruimte moet komen van
zowel gemeente als private partijen. Gelukkig gebeurt er
al het een en ander in tijdelijke, informele invullingen,
zoals de inrichting van een skihut in een leegstaand deel
van HC. De Stadskamer moet een overdekt binnenstads-
plein worden waar informeel gebruik mogelijk is. Maar
de ‘mooie plaatjes’ schrikken mensen wellicht af om zelf
aan te kloppen met een initiatief. Mensen vragen zich
wellicht zelfs af of hier ruimte is voor zoiets simpels als
het laten spelen van kinderen.
WEDERzIJDSE BETROKKENHEID Een andere zorg is de maat en schaal van de plannen.
Is er wel ruimte voor kleinschaligheid? Dit is juist één
van de meest urgente opgaven van de nieuwe tijd. Is er
ruimte om de plannen op een kleinschalige manier in
te vullen? Daarmee kan ruimte worden geboden aan
diversiteit, een belangrijke kwaliteit van de binnenstad.
Een angstwekkend voorbeeld dat wordt genoemd is
het nieuwe Stadshart van Almere, dat niet door de stad
wordt omarmd en kampt met leegstand. ‘De vraag voor
het Utrechtse Stationsgebied is ook of er wel menselijke
maat in zit.’ Maar ook in de tijd zou er ruimte moeten
zijn voor veranderend gebruik en veranderende functies.
Voor architect Wouter Zaaijer is het nieuwe plan voor HC
vele malen elastischer dan het oude HC en is het in die
zin echt een plan met toekomstwaarde. ‘Een veelheid
aan functies kan steeds ruimte krijgen in de duurzame
structuur van het winkelcentrum. Dat is één van de
grootste verbeteringen van dit plan ten aanzien van de
toekomst van de stad.’
Uit het gesprek kwamen zo de nodige punten naar voren
die in een volgende discussie verder zouden moeten
worden uitgediept. Daarvan zijn kwaliteitsbewaking en
de mate van flexibiliteit in de procesvoering de belang-
rijkste. Maar ook de mate van flexibiliteit van gebouwen
in de functionele invulling is nog een punt van discussie.
Het derde belangrijke aandachtspunt heeft alles te
maken met communicatie en betrokkenheid: het betrek-
ken van mensen in de plannen en het faciliteren van
initiatieven.
Goede voorbeelden die hierbij tot inspiratie kunnen
dienen zijn het initiatief van Guus Haest om de Leidsche
Rijn bevaarbaar te maken en het initiatief van Corio om
tijdelijk gebruik door derden in HC mogelijk te maken in
het Mirliton theater.
Het Stationsgebied is een heel eind op weg maar heeft
tegelijkertijd nog een lange tijd te gaan voordat alle
ambities zijn verwezenlijkt. Met als leidraad de kern-
thema’s van herstellen, verbinden en betekenis geven
wordt invulling gegeven aan de afzonderlijke projecten,
die samen deel uit maken van een van de meest com-
plexe binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen van ons
land. Hoe er vorm wordt gegeven aan de ontwikkeling en
uitvoering is in deze tijd niet meer iets van bestuurders
en professionals alleen. Juist in het hier gekozen proces
van stap-voor-stap-ontwikkeling zou een constante en
vanzelfsprekende betrokkenheid van de stadsbewoners
moeten zijn gewaarborgd in het proces. Een dialoog
met alle betrokkenen zou ongetwijfeld de kwaliteit van
de projecten ten goede komen. Hiervoor is echter meer
nodig dan een communicatie-offensief richting de stad.
Het betrekken van burgers en bewoners vraagt om te
beginnen oprechte betrokkenheid bij makers en profes-
sionals. Kwaliteitsborging die in een werkatelier plaats
vindt is zeker essentieel in het voeden en bijsturen van
ontwerpers, maar er zou ook verder moeten worden ge-
keken naar andere vormen van kwaliteitsborging waarbij
niet-professionals zijn betrokken. De eye-opener die
deze avond was voor velen is wat dat betreft een signaal
én hopelijk een eerste stap op weg naar wederzijdse
betrokkenheid.
Bouw STADSkANToor // FoTo gErrIT SErNé
114 // Aorta #12 Aorta #12 // 115
Aorta #12 // 115
Een podium voor het gesprek tussen gebruikers van de stad en omgeving, de architectuurliefhebbers, architecten, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, ontwikkelaars, beleidsmakers en kunstenaars
116 // Aorta #12 Aorta #12 // 117
Aorta #12 // 117
TransiTions // FoTo Theo BaarT
Aorta #12 // 119118 // Aorta #12 // Het debat in de stad
KriMP // HET DEBAT IN DE STAD
sTand van zaKen 2012
Het is niet langer zo dat Utrecht zijn ogen moet sluiten
voor krimp. Wat immers als naastgelegen, meer lande
lijke, gemeentes met bevolkingsdaling te maken krijgen?
Met dit debat wilde Aorta de discussie openen om na te
denken over de betekenis van krimp in de regio.
Wat betekent bevolkingsdaling voor de regio Utrecht en
welke rol speelt de stad hierin?
Achtergrond Bevolkingsprognoses zijn kansberekening. En hoe
langer er vooruit gekeken wordt, hoe onzekerder de
voorspellingen worden. Maar ondanks het feit dat de
demografische prognoses ‘slechts’ voorspellingen zijn,
is er wel een trend te ontdekken. De gehele bevolking
van Nederland zal tot 2040 nog toenemen en daarna zal
er een stagnatie optreden in de groei. Maar dat wil niet
zeggen dat er tot 2040 niets verandert in Nederland.
Het blijkt dat er tot die tijd al sterke regionale verschillen
zullen optreden, waarbij in een groot aantal regio’s hele
maal geen sprake is van groei, maar van krimp.
Op dit moment zijn er drie gebieden in Nederland die al
met demografische krimp te maken hebben: Zeeuws
Vlaanderen, ZuidLimburg en NoordoostGroningen.
Grofweg krijgt ruim een derde deel van Nederland te
maken met demografische krimp. Krimp zal niet alleen
voorkomen in de periferie en op het platteland, maar zal
ook optreden in (wijken van) steden, in suburbane ge
meenten en wellicht zelfs in voormalige groeikernen.
Het fenomeen krimp kent vele effecten die raken aan
uiteenlopende terreinen: leegstand van woningen en
gebouwen, minder draagvlak voor voorzieningen, een
verslechterde leefbaarheid door verpaupering, een
grotere en andere behoefte aan zorg, minder banen,
minder draagvlak voor openbaar vervoer en een stagne
rende werking van (op groei gebaseerde) financierings
constructies voor ruimtelijke opgaven. Daarnaast heeft
krimp effect op verschillende schaalniveaus (gemeente
lijk, regionaal, provinciaal).
de discussie Voor regio Utrecht zijn twee typen krimp mogelijk reëel:
binnenstedelijke krimp, zoals bijvoorbeeld het geval is in
een aantal zuidelijke wijken in Rotterdam, en regionale
krimp, waarbij de kleinere kernen rondom een grotere
centrumstad te maken krijgen met bevolkingsdaling.
In het debat gingen we op zoek naar de Utrechtse krimp
opgave en welke urgentie hier mogelijk mee
gepaard gaat. Als Utrecht te maken krijgt met krimp,
wat betekent dit dan? Wat zijn de kansen en waar liggen
de valkuilen? Wat zijn de scenario’s?
WAAr stAAn We nu? Krimp in de stad Utrecht is een onwaarschijnlijk toe
komstscenario. Maar desondanks kan bevolkingsdaling
wel een uitwerking hebben op de stad. Dit komt naar
voren in de prognose van het CBS en daaraan gekoppelde
scenario’s. De prognose van het CBS toont tot 2025 het
optreden van demografische krimp in de perifere delen
van Nederland, een harde groei in de Nederlandse
centrumsteden en een matige groei in de stadsregio’s.
Gemeentes die direct naast groeiende steden liggen
‘profiteren’ van deze groei. De betekenis van deze be
volkingsprognose voor de woningbouw heeft het CBS
uitgewerkt in twee scenario’s. Het ‘concentratiemodel’
waarbij 80% van de woningbouwopgave een plek krijgt in
een binnenstedelijke context. Dit heeft als gevolg dat de
grote stedelijke kernen hard blijven groeien, maar dat er
in grote delen van de rest van Nederland krimp optreedt.
De contrasten tussen stad en platteland verscherpen
hierdoor. In het tweede scenario, het ‘deconcentratie
model’, vindt de woningbouwopgave gespreid plaats.
Aorta #12 // 119
Nieuwe manieren van kijken aanwenden om te kunnen omgaan met de gevolgen van stedelijke veranderingen
TrANSITIoNS
LOCAtIE: CBKU // ARCHItECtUURCENtRUM AORtA
DAtUM: 23 MEI 2012 // AANtAL DEELNEMERS: 80
SAMENWERKINGSpARtNERS: FOtODOK, CBKU, HKU
transitions was een samenwerking van Aorta met FOtO
DOK en het CBKU over stedelijke gebieden in (gedwon
gen) transitie, nieuwe toekomstscenario’s én het belang
van fotografen, kunstenaars en ontwerpers hierin. In
transitions werd gekeken naar stedelijke gebieden in
transitie, die bezig zijn met een herdefiniëring van hun
bestaan(smiddelen). Een herdefiniëring die vaak wordt
afgedwongen door (slechte) economische en demogra
fische ontwikkelingen, in combinatie met onmachtige
politieke antwoorden op dit soort situaties. Het is in
deze tijd belangrijk om te dromen én nieuwe manieren
van kijken aan te wenden om te kunnen omgaan met de
gevolgen van stedelijke veranderingen, zoals stilstand,
krimp, leegstand, vergrijzing, hoge werkeloosheid,
vergrote tegenstellingen tussen rijk en arm etc.
Fictief, kleinschalig, historisch, beeldend, door middel
van verschillende perspectieven en scenario’s werd
gesproken met stedelijke planners, architecten, ontwer
pers, fotografen (e.a.) over stedelijke transitie. Welke
kansen zien zij en hoe buig je die om naar een werkbare
situatie? Hoe doen we dat in Nederland en in Amerika?
Waarom is krimp interessant? Wie zijn de ‘achterblijvers’
en wat zeg dat over de stedelijke gemeenschap? Welke
rol speelt verbeelding bij het ontwikkelen van nieuwe
stedelijke scenario’s? Welke positie neem je in als
kunstenaar, als beschouwer? Ben je als ontwerper,
politicus of beleidsmaker ondernemend, beschouwend,
of beide? Welke transitie zijn geïdentificeerd? Waar moet
het naar toe?
Het programma was opgebouwd uit een drietal kern
sessies: 1. Een historisch perspectief: Rochester Still
City: dromen van een nieuw stad // 2. Kleinschalige
transitie: engagement, positionering en visie // 3. Kansen
voor Krimp in Nederland
Met een bijdrage van: De OIifantenkooi YD2M van
Architectuur Lokaal, waaronder Gepke Heun (HNS Land
schapsarchitecten), Evelyn Galsdorf (030 architecten),
Jasper Stam (Lingotto ontwikkeling) en Xander Winds
ant Vermeulen (XWV architectuur) // Still City Christi
aan Fruneaux (Monnik) // ontwerperscollectief pink
pony Express // tate Shaw, directeur VSW, Rochester
en partner in transitions // fotograaf theo Baart, pink
pony Express // architect en theoreticus Edwin Gard
ner // Hans Jungerius ontdekkingsreiziger, pionier en
cultureel ontwikkelaars, Arnhem // kunstenaar Elaine
Vis voor Sophies Kuntsprojecten, Utrecht // Expodium,
Utrecht, onderzoekt en adviseert over de rol van kunst in
stedelijke transitiegebieden // Sjoerd Cusveller, program
maleider Cultuur&Ruimte van de provincie Overijssel
// Hans Venhuizen, van Bureau Venhuizen // professor
Oedzge Atzema, hoogleraar Economische Geografie aan
de Universiteit Utrecht // Hans Lars Boetes, programma
manager gebiedsontwikkeling bij Dienst Landelijk Gebied
// Rodi van der Horst, architect bij INBO
Gespreksleiding: Indira van ’t Klooster (Architectuur
Lokaal) // Beschouwing : Jurgen Hoogendoorn, adviseur
van de stad Amsterdam op het gebied van stedelijke
ontwikkeling. Hoogendoorn is o.a. grondlegger van het
broedplaatsenbeleid.
KriMP // HET DEBAT IN DE STAD
120 // Aorta #12 Aorta #12 // 121
sTand van zaKen 2012
Op verzoek van de Utrechtse politiek en de Commissie
Welstand en Monumenten werd in 2012 de inrichting van
het Utrechtse welstandstoezicht onderzocht.
achTergrond
In de organisatie van het welstandstoezicht (anno 2012)
worden adviezen gegeven over de kwaliteit van de
gebouwde omgeving in Utrecht. Deze rol wordt in de
praktijk verricht door de Commissie Welstand en Monu
menten, ondersteund door het ambtelijk secretariaat,
Bureau Commissie Welstand en Monumenten.
De Commissie Welstand en Monumenten is een onaf
hankelijke commissie die burgemeester en wethouders
adviseert over aanvragen omgevingsvergunning. Bij een
aanvraag voor een omgevingsvergunning bekijkt deze
commissie het uiterlijk, inclusief plaatsing in zijn om
geving, en de zichtbare kwaliteit van het bouwwerk op
basis van de in de welstandsnota ‘De schoonheid van
Utrecht’ geformuleerde criteria. Bij een monumenten
aanvraag worden de monumentale aspecten bekeken,
zowel interieur als exterieur.
de discussie
Regelmatig komt de vraag op, of de werkwijze van de
commissie voldoende aansluit bij de huidige wensen
van de stad en haar inwoners. Moet de commissie bij
voorbeeld over alle aanvragen een advies uitbrengen
of kunnen bepaalde gebieden of type bouwwerken als
welstandsvrij worden aangewezen? Is een commissie
als adviesorgaan gewenst bij alleen grootschalige en/
of beeldbepalende ontwikkelingen? Of juist ook van
wege haar onafhankelijkheid het aangewezen orgaan
WeLsTand // HET DEBAT IN DE STAD
om over kleinere aanvragen te adviseren, zodat
het collectief belang versus private belangen
goed wordt afgewogen? Of kan de stad zonder
welstandsnota met haar criteria? Draagt het
werk van de commissie bij aan hoe de stad haar
ruimtelijke kwaliteit wil borgen?
Waar sTaan We nu?
Op basis van een enquête en ronde tafel
gesprekken, georganiseerd door de gemeente
Utrecht, zijn er vijf scenario’s opgesteld over de
mogelijke werkwijze in het borgen van ruimte
lijke kwaliteit. In mei 2012 vond het stadsdebat
plaats. Een visie op de inrichting van de toekomst
is anno december 2012 nog niet gegeven.
Welstand onder de loep
Aorta #12 // 121
tijdens het debat werd publiek geïnformeerd over de
vijf scenario’s én uitgedaagd om mee te discussiëren.
Favoriete scenario’s zijn gekozen onder leiding van een
teamleider.
deze vijf scenario’s zijn:
scenario a: oBjecTiveren
De essentie van dit scenario is dat er zoveel mogelijk
wordt gestreefd naar objectivering van de Welstands
criteria door deze in bestemmingsplannen vast te leggen
en ambtelijk te toetsen binnen de WABOprocedures.
scenario B: acTuaLiseren
De essentie is dat het Welstandstoezicht zoals het nu is
georganiseerd eigenlijk prima functioneert. Wel kunnen
een aantal verbeteringsslagen worden doorgevoerd, bij
voorbeeld in de communicatie.
scenario c: PrioriTeren
De essentie van dit scenario is het realiseren van een
kwaliteitsborgingssysteem waarbij verschillende instru
menten, waaronder de Welstandstoets worden ingezet.
Bijvoorbeeld via de lijnen van verschillende bouwwerken,
verschillende gebieden (bv. transitiegebieden en beheer
gebieden) worden bestaande instrumenten voor kwali
teitsborging (zoals supervisie, ambtelijke toetsing, inzet
Welstandscommissie) specifieker vormgegeven en meer
gefocust ingezet.
WELSTANDSToEzIcHT IN DE ToEKomST
Welk scenario moet de toekomst van de inrichting van het welstandsbestel gaan vormgeven?
LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA | tOREN-
ZAAL UCK // DAtUM: 15 MEI 2012 | AANtAL DEELNE-
MERS: 55 // SAMENWERKINGSpARtNERS: GEMEENtE
UtRECHt, COMMISSIE WELStAND EN MONUMENtEN
scenario d: vernieuWen
Essentie is een nieuwe vorm van kwaliteitszorg voor de
gebouwde omgeving in de stad. Een stads en wijkbouw
meester gaan meer in dialoog met de aanvragers,
weliswaar gesteund door participatief opgestelde
criteria, en leveren meer maatwerk. De kwaliteitsborging
wordt meer coachend ingezet dan toetsend.
scenario e: aFschaFFen
De essentie van dit scenario is dat de Welstandstoets
wordt afgeschaft in een vertrouwen in de kwaliteitszorg
door de burgers zelf. Wettelijke verplichtingen, zoals
advisering door de Monumentencommissie, blijft. Als
de gemeente kwaliteiten wil borgen op bepaalde plekken
– bijvoorbeeld zichtlocaties dan regelen via het bestem
mingsplan.
WeLK scenario MoeT de ToeKoMsT van de
inrichTing van heT WeLsTandsBesTeL gaan
vorMgeven?
De uitkomsten van de toekomstverkenning aan de hand
van de gesprekken, het publieksdebat en de enquête
zijn richtinggevend voor het College over het in te die
nen raadsvoorstel voor de inrichting van, en de wijze
waarop, de borging van de ruimtelijke kwaliteit voor de
stad Utrecht in de toekomst zal worden vormgegeven.
Een beslissing is hier anno december 2012 nog niet over
genomen.
Informatieboekje scenario’s: http://www.welstand
utrecht.nl/downloads/4!3843/informatieboekje.pdf
122 // Aorta #12 Aorta #12 // 123
Aorta #12 // 123
De Utrechtse regionale puzzelkaart!
Bron KaarT: oKra LandschaPsarchiTecTen
124 // Aorta #12 Aorta #12 // 125
achTergrond
Naast de stad Utrecht, bedient Aorta ook steeds meer
de regio. Met specifiek programma , zoals workshops,
praktijktoetsen en beleidsnota ’s, draagt Aorta bij aan
de verschillende ruimtelijke opgaven die zich in de regio
voordoen. Hierbij speelt Aorta steeds vaker een rol aan
het begin van planprocessen.
sTand van zaKen 2012
In 2011 onderzocht Aorta de werkpraktijk van steden
bouwkundigen in gemeentelijke dienst in de provincie.
In gesprekken met deze stedenbouwkundigen rees de
vraag hoe er zorgvuldig kan worden geprogrammeerd,
niet naast elkaar, maar met elkaar. En interdisciplinair.
Deze vraag vormde de opmaat voor een regionaal en
interdisciplinair programma in 2012 over het belang van
stadsranden.
Het onderzoekstraject Urban trajectories richtte zich
op de beleving van de fietser op een dagelijkse route.
Dit project is een samenwerking met de Universiteit
Utrecht, Vrede van Utrecht en Casco. Aorta wilde weten
of de planningspraktijk voor mobiliteitsvraagstukken
voldoet aan de beleving van de gebruikers.
PrograMMeer de Provincie // HET DEBAT IN DE rEGIo
de discussie
De discussie rondom stadsranden richtte zich op het
duiden van het fenomeen stadsranden, het benoemen
van ruimtelijke en programmatische kwaliteiten en
hoe deze in te zetten in de werkpraktijk van gebieds
ontwikkeling.
Het project Urban trajectories is gestart met een etno
grafische studie. De studie toonde aan dat onderzoek
naar fietsbeleving veel meer kan betekenen omdat de
uitkomsten laten zien dat fietsen goed valt te integreren
met programmatische ontwikkeling langs de route.
De fietser vertegenwoordigt ook een economische
waarde. En soms verhogen kleine ruimtelijke ingrepen
de gebruikerswaarde van de route.
Waar sTaan We nu?
Eind 2012 resulteerde het debat in de regio in een hand
reiking beschreven om gemeentes, provincie en andere
handelende partijen bewust te maken van de relevante
stappen voor een betekenisvolle en waardevolle stads
randzone ontwikkeling.
Het onderzoek ‘Urban trajectories’ bestaande uit een
verzameling van beelden en verhalen en dient als onder
legger om een strategie te formuleren voor de beleids
en ontwerppraktijk van architecten, stedebouwkundigen,
verkeerskundigen en ruimtelijk ontwerpers. De resul
taten van de studie zijn ingezet voor twee opgaven: de
fietsroute Utrecht Nieuwegein en de nieuwe fietsroute
tussen Leidsche Rijn en de binnenstad Utrecht.
Aorta #12 // 125
sTadsranden // FoTo Provincie uTrechT
126 // Aorta #12 Aorta #12 // 127
Aanleiding voor de digitale publicatie over stadsranden
was een onderzoek naar de werkpraktijk van steden
bouwkundigen in gemeentelijke dienst in deze provincie.
In gesprekken met deze stedenbouwkundigen rees de
vraag hoe de gemeentelijke structuurvisies in de pro
vincie aan elkaar grenzen, en wat de gemeenten zeg
gen over gebieden die direct aan elkaar grenzen. Dit is
uitgewerkt in een beeld (de Utrechtse puzzelkaart). Deze
toont dat iedere gemeente voor zich een visie voor haar
gebied heeft. Er is geen gemeenschappelijk visie op
gebieden die aan elkaar grenzen.
Dit sluit aan bij de constatering in het onderzoek van
Aorta dat de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit vaak
beperkt blijft tot de eigen gemeente. Dat is op zich niet
erg als het de opgaven in de eigen gemeente betreft. De
praktijk wijst echter uit dat veel ruimtelijke vraagstukken
ook buurgemeenten aangaan, en/of het regionale, en/of
provinciale schaalniveau. De stedenbouwkundigen
spraken bijvoorbeeld hun zorg uit over de verrommeling
van ondermeer bedrijventerreinen terwijl er juist een
toenemende aandacht is voor het versterken van de
intrinsieke kwaliteiten van regio’s. Dit laatste impliceert
dat er zorgvuldig wordt geprogrammeerd, niet naast
elkaar, maar met elkaar. De toegenomen mobiliteit van
burgers, want we wonen immers vaak niet waar we
werken, en de behoefte aan recreatie van stedelingen in
het buitengebied, zorgt ook voor gemeentegrens over
stijgende vraagstukken. typische vraagstukken die ook
binnen het domein van de stedenbouw aan de orde
komen. Er is dus een maatschappelijke urgentie. Dit
vraagt om een gezamenlijke aanpak tussen gemeente,
provincie, eigenaren, kortom alle handelende partijen.
STADSrANDEN // HET DEBAT IN DE rEGIo
DE StADSRAND; VEEL MEER DAN RAFELRAND,
REStRUIMtE OF ROMMELZONE //
pUBLICAtIE: NOVEMBER 2012 | SAMENWERKINGS-
pARtNERS: pROVINCIE UtRECHt
Hét gebied waar de behoefte is aan een gezamenlijke
visie op ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit, zijn de
stadsranden. Het vormgeven van de stadsrand is per
definitie ook vormgeven aan meerdere schaalniveaus.
Architectuurcentrum Aorta heeft samen met een aantal
stedenbouwkundigen uit de provincie dit project be
dacht. Aorta vond het belangrijk om vanuit de dagelijkse
werkpraktijk het vraagstuk te onderzoeken. De provincie
Utrecht sloot zich ook aan vanuit het belang wat zij in de
nieuwe provinciale Ruimtelijke Structuurvisie hecht aan
stadsranden, door de provincie benoemd als kernrand
zones. De provincie wil met deze bredere term aangeven
dat de opgave ook voor kleine kernen en dorpen van
belang is.
Om de noties te toetsen aan de werkpraktijk heeft Aorta
een serie bijeenkomsten georganiseerd. Een belang
rijke uitkomst uit alle bijeenkomsten was het besef dat
gebiedsontwikkelingen in stadsrandzones per definitie
complex zijn en verschillende schaalniveaus’s raken. Alle
uitkomsten zijn verwerkt in een webpublicatie en een
handreiking.
Aorta #12 // 127
Een belangrijke uitkomst uit alle bijeenkomsten was het besef dat gebiedsontwikkelingen in stadsrandzones per definitie complex zijn.
handreiKing voor goed co-oPdrachTgever-
schaP voor Provincie en geMeenTen
De wisselende schaalniveaus en het (gemeente)grens
overschrijdende karakter van de stadsrandzone vraagt
om een gemeenteoverstijgende en coherente aanpak.
Daarom moet er gewerkt worden aan integrale, ge
biedsgerichte stadsrandstrategieën. Om een relevante
opdracht te formuleren is een zorgvuldige analyse op
ruimtelijke, programmatisch en functioneel niveau nodig.
Op basis van de uitkomsten van de drie werkgroepen is
een handreiking opgesteld.
BePaaL heT geBeidsdna
>> ZEt ONtWERpEND ONDERZOEK IN
>> ERKEN DE SCHAALNIVEAU’S
>> StEL SAMEN WAARDEN VASt
>> MAAK EEN VISIE GERICHt Op LOKALE IDENtItEIt
Breng de vraag in BeeLd
>> ZOEK ELKAAR Op tIJD Op EN MAAK VOORAAN IN
HEt pROCES // DUIDELIJKE AFSpRAKEN
>> SpREEK VERWACHtINGEN UIt OVER ELKAARS ROL
>> GEBRUIK ELKAARS KENNIS
>> VOER EEN GEDEGEN ACtORENANALYSE UIt
>> MAAK EEN MARKtANALYSE
>> StEL EEN BREDE pROJECtGROEp SAMEN
>> MAAK AFSpRAKEN OVER MEDEOpDRACHt
GEVERSCHAp
Pas insTruMenTen aan Waar nodig
>> pAS HEt INStRUMENtARIUM AAN OpGAVE AAN
>> DE RODE CONtOUR IS NIEt HEILIG
>> DE pROVINCIE DURFt
aan de sLag!
>> DURF tE KIEZEN
>> StEL SAMEN DE OpGAVE VASt
>> WERK AAN ROBUUSt LANDSCHAppELIJK
RAAMWERK
lees het volledige programma in http://www.aorta.nu/
publicaties/programmeerdeprovincie/
128 // Aorta #12 Aorta #12 // 129
Urban trajectories is een etnografische studie naar
fietsroutes tussen Leidsche Rijn en de binnenstad van
huisdeur tot bestemming(en) en weer terug. Stadsgeo
graaf Jan van Duppen vergezelde 15 Leidsche Rijners
op hun woonwerkroute. Op basis van de gesprekken
die hij tijdens de route voerde heeft hij de beleving van
de dagelijkse fietsroutes tussen de nieuwbouwwijk en
de binnenstad in kaart gebracht. Hij analyseerde het
gebruik van voorzieningen en de openbare ruimte onder
weg, het gebruik van informele routes en het belang van
flow en flexibiliteit. Maar ook de zintuiglijke beleving van
het landschap, de invloed van wind en regen en de rol
herinnering.
Het resultaat is een verzameling van beelden en
verhalen waarmee de frictie tussen plan en beleving
geanalyseerd kan worden. Daarnaast geeft deze collectie
van routes inzicht in de relaties tussen stadsdelen.
De collectie van routeverhalen en de resultaten van het
onderzoek zijn zichtbaar gemaakt in een online route
kaart en een onderzoeksrapport. Het onderzoeksrapport
is te downloaden via http://www.urbantrajectories.nl .
De studie van Jan van Duppen wordt in 2013 ingezet om
een strategie te formuleren voor de beleids en ontwerp
praktijk van architecten, stedebouwkundigen, verkeers
kundigen en ruimtelijk ontwerpers.
UrBAN TrAJEcTorIES // HET DEBAT IN DE rEGIo
ROUtE VAN HUISDEUR tOt BEStEMMING //
pUBLICAtIE: OKtOBER 2012 | SAMENWERKINGS-
pARtNERS: VREDE VAN UtRECHt, CASCO
Aorta #12 // 129
Inzicht in gebruik en beleving van de stad is cruciaal om te komen tot steden waar mensen graag in willen leven.
urBan TrajecTories, een sTudie naar rouTes,
gedrag en BeLeving
De vraag die in het onderzoek centraal stond is: Hoe
beleven inwoners van Leidsche Rijn het om naar hun
werk en terug te fietsen op de as tussen Leidsche Rijn en
de Utrechtse binnenstad? Welke route fietsen ze en waar
ervaren ze barrières en verbindingen onderweg?
FLexiBeL // veiLig // vrij
De fiets maakt mensen flexibel. Maakt het mogelijk ver
schillende locaties binnen relatief korte tijd aan te doen.
Het is een spel van navigatie, manoeuvreren, zichzelf
positioneren op de weg en aanpassen aan de snelheid
van anderen. Om ‘lekker’ door te kunnen fietsen, ‘in the
flow’ te raken maakt men vaak gebruik van informele
routes. De fietser voelt zich zelfverzekerd, veilig en vrij op
de fiets. Beleid en ontwerp moeten deze flexibiliteit dan
ook ondersteunen en niet ontmoedigen.
zinTuigeLijKe ervaringen
Op de route van huis naar werk en vice versa passeren
fietsers verschillende sensescapes. Deze zintuiglijke
ontmoeting tussen landschap en fietser laat route voor
keuren, persoonlijke biografieën en herinneringen zien.
Er zijn echter ook ruimtes te onderscheiden die door fiet
sers gezamenlijk ervaren worden: bijvoorbeeld de geuren
van de koffiefabriek.
gePLande versus geLeeFde sTad
De collectie van verhalen bewijst dat verbindingen,
grenzen en barrières tussen de stad en Leidsche Rijn
complexer zijn. Beleid omtrent het verbinden van de
nieuwe en oude stad en het stimuleren van fietsgebruik
zal dan ook over meer moeten gaan dan het bouwen van
een gele brug, een tunnel voor de A2 en het aanleggen
van rode fietspaden.
van KWaLiTaTieF onderzoeK naar PLannings-
en onTWerPPraKTijK
Het onderzoek biedt inspiratie voor het doen van
beleids en ontwerpingrepen. Er kan soms veel bereikt
worden door kleine ruimtelijke ingrepen te doen, of juist
te denken buiten de gebaande paden.
PLeidooi voor KWaLiTaTieF onderzoeK
De belangrijkste boodschap is echter dat binnen beleids
en planningsprocessen het kwalitatieve begrip van het
gebruik en beleving van de stad cruciaal is om te komen
tot steden waar mensen graag in willen leven. Kijk en
bestudeer het spel tussen mensen en ruimtes. Kennis
en begrip voor de relaties, de grenzen en verbindingen in
de stad wordt vergroot door het kwalitatieve onderzoek
naar fietsers en hun dagelijkse route. Voordat er nieuwe
rode fietspaden aangelegd worden of kruispunten wor
den heringericht, is het noodzakelijk om te kijken naar de
wijze waarop fietsers zich door de stad begeven en naar
het waarom daarvan.
Bekijk het volledige onderzoek op
http://www.urbantrajectories.nl
urBan TrajecTories // FoTo jan van duPPen
UrBAN TrAJEcTorIES // HET DEBAT IN DE rEGIo
130 // Aorta #12 Aorta #12 // 131
NIEUWE GENErATIE NIEUWE STAD // HET DEBAT IN DE rEGIo
NIEUWE GENERAtIES & DE NIEUWE StAD // ONDER-
ZOEK: OKtOBER –DECEMBER 2012 | SAMENWER-
KINGSpARtNERS: FORUM, ARCHItECtUURCENtRUM
tWENtE //pODIUM VOOR ARCHItECtUUR HAARLEM-
MER-MEER EN SCHIpHOL // KENNISINStELLINGEN
UU // UVA // UNIVERSItEIt tWENtE // tU DELFt //
Nieuwe generaties & de Nieuwe Stad is een tweejarig
onderzoekstraject in de regio’s twente, Haarlemmer
meer en Utrecht. De nadruk van het onderzoek ligt op
de visie van nieuwe generaties op onze toekomstige leef
omgeving. De kernbegrippen voedselproductie – wonen
– werken & leren – recreëren – mobiliteit, benaderen we
interdisciplinair; van rechten tot economie, van sociale
geografie tot filosofie. Voor het onderzoek en toekomst
visies werken de samenwerkingspartners per regio
samen met kennispartners uit HBO/WO; studenten en
ondersteunende docenten.
Architectuurcentrum Aorta is als regiocoördinator
verantwoordelijk voor de ontwikkeling en aansturing van
het onderzoekstraject in Utrecht. Het onderzoek wordt
uitgevoerd door masterstudenten Stadsgeografie en
Economische Geografie aan de Universiteit Utrecht en
masterstudenten Urbanism aan de tU Delft.
Het onderzoek in Utrecht focust op de toename van het
aantal kleine ondernemers / ZZp’ers, de daaruit voort
komende verschuiving in ruimtelijke behoeftes en de
consequenties voor ruimtelijk beleid. Meer mensen wer
ken in kleine verbanden, het aantal kleine zelfstandigen /
ZZp’ers groeit. De Kamer van Koophandel bevestigd dat
het aantal ZZp’ers in de regio Utrecht de komende jaren
zal toenemen. Kleine ondernemingen functioneren niet
alleen. Om hun kennis en kunde te versterken en hun
opdrachtgevers te vinden is het peertopeer netwerk
van gelijkgestemden essentieel. Deze nieuwe sociale
netwerken hebben hun weerslag op het gebruik van de
stad in tijd en ruimte.
parallel aan het onderzoek worden begin 2013 een
tweetal werkateliers georganiseerd waarin de Utrechtse
casus wordt aangescherpt en verder uitgediept. De
resultaten van het onderzoekstraject in de drie regio’s
zullen in het najaar van 2013 gepubliceerd worden in een
online publicatie.
Wat zijn de vestigingsmotieven van de nieuwe werkers? Hoe ziet hun werkplek eruit? Waar ontmoeten zij het netwerk?
Aorta #12 // 131
Wat zijn de vestigingsmotieven van de nieuwe werkers? Hoe ziet hun werkplek eruit? Waar ontmoeten zij het netwerk? Wat zijn de ruimtelijke consequenties op het schaalniveau van wijk, stad en regio?
aTeLierWoningen KersenBooMgaard (ProjecT sWK030, geMeenTe uTrechT en PorTaaL) //onTWerP: archiTecTenBureau oP Ten noorT BLijdensTein
132 // Aorta #12 Aorta #12 // 133
in heT digiTaLe TijdPerK zoeKT aorTa sTeeds
Meer naar nieuWe MiddeLen oM doeLgroePen
Te BereiKen, Te inForMeren en Te insPire-
ren. ciTYzine uTrechT sTaaT voor een conTinu
cuLTureeL en inForMaTieF archiTecTuur en
sTedenBouW aanBod daT aorTa door heT jaar
heen BiedT. aL jaren LeverT aorTa MeT cuLTu-
reLe eveneMenTen, rondLeidingen, inForMaTie
over de onTWiKKeLingen en acTiviTeiTen in
de sTad, en MeT de aPP uar een BeLangrijKe
Bijdrage aan de LoKaLe, naTionaLe en
inTernaTionaLe inForMaTieBehoeFTe rondoM
archiTecTuur en sTedeLijKe onTWiKKeLing in
uTrechT en oMgeving. diT PrograMMa BiedT in
diT jaarPrograMMa een aanvuLLing oP heT ac-
TueLe LoKaLe PrograMMa, en is voor de Basis
inForMaTievoorziening voor de sTad van grooT
BeLang.
cITYzINE
Aorta #12 // 133
nachTFoTo BasKeTBar uiThoF // FoTo Bas Princen
134 // Aorta #12 Aorta #12 // 135
Aorta #12 // 135
Inzicht in de stedelijke ontwikkeling van Utrecht als basis voor de ontwikkelingen van nu en in de toekomst
136 // Aorta #12 Aorta #12 // 137
cULTUrELE EVENEmENTEN
Bewust worden van je culturele omgeving
cuLTureLe eveneMenTen | Tijdens de jaar-
LijKse LandeLijKe en uTrechTse cuLTureLe
dagen Bood aorTa ooK in 2012 oPnieuW een
insPirerend PrograMMa aan, ToeganKeLijK
voor een Breed PuBLieK. een groTe oPKoMsT
aan Mensen BeTrad de Bijzondere WereLd van
archiTecTuur Tijdens oPen MonuMenTendag,
de dag van de archiTecTuur en verschiLLende
cuLTureLe zondagen.
KunstuitdAging LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA //
DAtUM: 12 ApRIL 2012| AANtAL DEELNEMERS: 52
SAMENWERKINGSpARtNERS: UCK
Dit is de Utrechtse ontmoetingsdag tussen kinderen
van groep acht van het basisonderwijs en de culturele
instellingen. De rode draad van deze KunstUItdaging is
dat kinderen bewust worden gemaakt van hun culturele
omgeving. Elke culturele instelling krijgt twee klassen
op bezoek, waarvoor een activiteit wordt bedacht. In een
voorbereidende les worden de kinderen ingewijd in het
thema, waarna een korte ontwerpworkshop bij Aorta
op het programma staat. In 2012 stond waterwonen
centraal. Leerlingen maakten ontwerpen voor gebouwen
die konden drijven en maakten kennis met alles wat bij
dit ontwerpproces komt kijken.
MeeT You in 2040
LOCAtIE: AMADEUS LYCEUM LEIDSCHE RIJN //
DAtUM: MEI-NOV 2012 // AANtAL DEELNEMERS: 450
SAMENWERKINGSpARtNERS: AMADEUS LYCEUM
IN LEIDSCHE RIJN EN DE StICHtING VREDE VANU-
tRECHt / CULtURELE HOOFDStAD 2018
Het scholenbouwatelier maakt onderdeel uit van het
project Meet U 2040. Onder begeleiding van stedenbou
wers en architecten onderzochten leerlingen van Havo
4 en VWO 4 en 5 processen in de complexe stedelijke
dynamiek. Meet U in 2040 is een vakoverstijgend project
waarin meerdere vakken participeren:In een gastles
Stedenbouw werden aan de hand van de schoolomgeving
de belangrijke stedenbouwkundige vraagstukken, van
analyse tot ontwerp toegelicht. tijdens de gastlessen
werd een toolkit uitgereikt waarmee leerlingen zelf twee
stationslocaties analyseren. In een scholenbouwatelier
geven leerlingen van het Amadeus Lyceum in samenwer
king met Architectuurcentrum Aorta, See Genius en
Atelier pro vorm aan het schoolgebouw voor de toe
komst. Wat zijn de veranderende wensen in het onderwijs
en wat betekenen technologische ontwikkelingen voor de
onderwijsvisie, het schoolconcept en het schoolgebouw?
dare#7 // MaKe a diFFerence!
LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA //
DAtUM: 22-30 JUNI 2012 // AANtAL DEELNEMERS: 85
SAMENWERKINGSpARtNERS: HKU
Studenten van over de hele wereld zijn naar Utrecht ge
komen voor ontwerponderzoek aan de MaHKU. Samen
met hun Nederlandse collega’s hebben ze zich verdiept
in kwesties als het revitaliseren van publieke ruimte in
naoorlogse wijken, het verwerken van organisch afval
tot smakelijke maaltijden, krimp in dorpen (en hoe daar
een positieve wending aan te geven), of het weer samen
brengen van een door oorlog gespleten stad (Nicosia).
Ontwerp kan het verschil maken. Aorta verandert
gedurende twee weken in een laboratorium, waarin deze
voorstellen als experimenten worden getoond, besproken
en verder ontwikkeld.
Aorta #12 // 137
Aorta verandert gedurende twee weken in een laboratorium
Nederland en turkije elkaars architectuur, ruimtelijke ontwikkeling en binnenhuisarchitectuur in de afgelopen 400 jaar hebben beïnvloed
oPen MonuMenTendag
LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA //
ZOCHERpARK UtRECHt // DAtUM: 8 SEptEMBER 2012
// AANtAL DEELNEMERS: 469 // SAMENWERKINGS-
pARtNERS: StICHtING OpEN MONUMENtENDAG
Het landelijke thema van Open Monumentendag 2012
luidde: Groen van toen. Hiermee werd stilgestaan bij
de rol, het belang en de betekenis van het groen in
relatie tot monumenten. Aanleiding om juist in 2012
voor groen te kiezen was het uitroepen van het thema
jaar Historische Buitenplaatsen 2012, maar het Open
Monumentendagthema behelst veel meer dan alleen
landgoederen of buitenplaatsen. Met het thema was er
aandacht voor monumentaal groen in brede betekenis:
stadsparken, tuinen, boerenerven, landgoederen, buiten
plaatsen, lanen, monumentale bomen, begraafplaatsen,
verdedigingswerken, landschapselementen (grafheuvels,
terpen, dijken), hofjes, villaparken, tuindorpen en meer.
Aorta wandelde deze dag door het 19e eeuwse park van
Zocher. Dit park in Utrecht is een van de vijf Nederlandse
parken, die op de rijksmonumentenlijst staan.
TurKije-nederLand 400 jaar
LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA //
DAtUM: NOV 2012 // AANtAL DEELNEMERS: 150
SAMENWERKINGSpARtNERS: INCLUSIVEWORKS
Het jaar 2012 stond onder grote internationale belang
stelling, mede door de 400 jaar viering van officiële en
economische betrekkingen tussen Nederland en turkije.
Veel andere initiatieven zijn ons vooraf gegaan en velen
volgden. Maar weinig hadden als onderwerp de weder
zijdse invloed van de 400 jaar betrekkingen op het gebied
van architectuur, ruimtelijke ontwikkeling en binnen
huisarchitectuur. Met dit fotoproject wilden de partners
inzicht geven in de manier waarop Nederland en turkije
elkaars architectuur, ruimtelijke ontwikkeling en bin
nenhuisarchitectuur in de afgelopen 400 jaar hebben
beïnvloed. Op donderdag 8 november vond de opening
plaats met een discussie over de waarde van openheid,
toleratie en diversiteit voor architectuur en onze ruimte
lijke ontwikkeling.
138 // Aorta #12 Aorta #12 // 139
DAG VAN DE ArcHITEcTUUr
LOCAtIE: NUtRECHt // DIVERSE LOCAtIES IN DE StAD
// DAtUM: 22 &23 JUNI 2012 // AANtAL DEELNEMERS:
1.146 // SAMENWERKINGSpARtNERS: StICHtING DAG
VAN DE ARCHItECtUUR tRECHt // tERRA-I //
StICHtING StADSLANDBOUW // EXpODIUM // BNA
KRING CENtRUM // pOSt pLANJER // NU-INItIAtIEF
// ARCHItECtENCAFé
De jaarlijkse Dag van de Architectuur 2012 was een
groot succes. Landelijk, maar ook in Utrecht, waren
duizenden bezoekers op de been. Ruim 100.000 bezoekers
gingen naar een of meerdere evenementen. De Dag van
de Architectuur stond dit jaar in het teken van voedsel,
waardoor vooral gebouwen die iets met eten te maken
hebben open waren. Een uniek moment om de voor
Utrecht zo vertrouwde Douwe Egbertsfabriek en de
Cereolfabriek te bezoeken.
In Utrecht was op 22, 23 en 24 juni een breed program
ma te bezoeken met exclusieve open huizen, expedities,
lezingen, film en overheerlijk eten uit te streek. Op ver
schillende locaties in de stad met een hoofdprogramma
bij Nutrecht (het CAB gebouw, achter station Zuilen).
toegang van de activiteiten is op deze architectuurdag
altijd gratis.
de eeTBare sTad
tijdens de Dag van de Architectuur 2012 organiseerde
terra Incognita in samenwerking met Architectuur
centrum Aorta een werkatelier waarin een eetbaar toe
komstperspectief voor Utrecht werd uitgewerkt. tijdens
het werkatelier werden toekomstperspectieven ontwik
keld voor voedselproductie en distributie in Lage Weide,
Utrecht Oost en Hoograven.
Naast tal van praktische, leuke en idealistische initia
tieven is het nodig om naar de stad als geheel te kijken.
Welk ruimtelijk perspectief kunnen we schetsen voor
de stad Utrecht als het gaat om voedselteelt? Welke
betekenis heeft voedsel(productie) voor de moderne stad
en stedeling? Drie teams van ruimtelijk professionals,
voedselidealisten en culinair ondernemers werkten toe
naar voedselstrategieën voor Utrecht. Carolyn Steel,
auteur van De Hongerige Stad, was tijdens de workshop
als gastcriticus aanwezig.
Lees hier meer over de uitkomsten van het Atelier
www.aorta.nu/publicaties/ateliereetbarestad
Aorta #12 // 139
Voedselstrategieën voor utrecht
de eeTBare sTad: voedseLsTraTegieën // coLLage: Terra incogniTa
140 // Aorta #12 Aorta #12 // 141
cITYzINE IN DE STAD
ciTYzine uTrechT // sTaaT voor een conTinu
cuLTureeL en inForMaTieF archiTecTuur en
sTedenBouW aanBod daT aorTa door heT jaar
heen BiedT.
sTedeLijK PanoraMa // heT dna van de sTad
LOCAtIE: ARCHItECtUURCENtRUM AORtA // DAtUM:
ONtWIKKELING NAJAAR 2012 // SAMENWERKINGS-
pARtNERS: GEMEENtE UtRECHt // KF HEINFONDS
// SSHU // pROJECtBUREAU LEIDSCHE RIJN // VSB
FONDS // pRINS BERNARD CULtUURFONDS // WIN-
tER HEIJNSIUS StICHtING //
Naast informatie over actuele ontwikkelingen consta
teert Aorta een steeds grotere behoefte aan inzicht in
de stedelijke ontwikkeling van Utrecht als basis voor
de ontwikkelingen van nu en in de toekomst. Met deze
tendens in gedachten ontwikkelde Aorta in 2012 een
permanente tentoonstelling over de ontwikkeling van de
stad vanuit het perspectief van stedelijke ontwikkeling
vroeger en naar de toekomst. Het Stedelijk panorama
Utrecht vertelt in beeld, tekst, foto’s, film en kaart
materiaal het verhaal van de groei van de stad, tot aan
de meest actuele opgave in de stad en het dynamisch
stedelijke masterplan voor de toekomst. Een chrono
logische geschiedenis waarin de architectuur en stede
lijke ontwikkeling in een bredere maatschappelijke
context wordt geplaatst. Met Stedelijk panorama Utrecht
wil Aorta bij bestuurders, bewoners, toeristen en
gebruikers van de stad kennis over de stad brengen.
De ontwikkeling en de stad van het verleden draagt zo
bij aan de visie en de gedachten over de stad van de
toekomst. Architectuurcentrum Aorta hecht grote waar
de aan deze kennisoverdracht. De expositie wordt
in 2013 geopend.
uar // zien WaT er nieT is!
LOCAtIE: SMARtpHONE // DAtUM: 24/7 // AANtAL
DEELNEMERS: 67.000 // SAMENWERKINGSpARtNERS:
NEDERLANDS ARCHItECtUURINStItUUt // HEt
NIEUWE INStItUUt
Het Nederlands Architectuurinstituut ontwikkelde in
2010 de iphone/smartphone applicatie UAR. In 2011
heeft Aorta in samenwerking met de gemeente Utrecht
en de projectorganisatie Stationsgebied ruim 250 unieke
architectonische objecten met UAR ontsloten middels
archiefstukken, 3D modellen van nog niet zichtbare of
nooit gebouwde objecten. Daarnaast werden vier audio
routes ontwikkelt die de Utrechtse architectuur voor de
smartphone bezitter ontsluiten: Stationsgebied van de
toekomst, Rietveldprijs 2011, Zelfverzonnen in Utrecht
en Voedsel&de stad. Inmiddels zijn er 67.000 UAR ge
bruikers in Nederland, waarvan specifiek 3.200 personen
UAR Utrecht (peildatum begin oktober 2012) met regel
maat gebruiken.
In 2013 wordt dit virtuele en digitale archief verder uit
gebreid en ontwikkeld met audioroutes op het gebied
van moderne architectuur, wordt ondergronds Utrecht
ontsloten, worden diverse gebouwen op de Uithof opge
nomen en wordt Leidsche Rijn toegevoegd.
Unieke architectonische objecten met UAR ontsloten
Aorta #12 // 141
Van bekende naar minder bekende gebouwen met een bijzonder verhaal.
uTrechT // BeeLd van een sTad
pUBLICAtIE: A.W. BRUNA // ARCHItECtUURCENtRUM
AORtA // DAtUM: LANCERING MEI 2013 // SAMEN-
WERKINGSpARtNERS: BEttINA VAN SANtEN (ARCHI-
tECtUURHIStORICUS) // EDSARD KYLStRA (BOUW-
HIStORICUS)
Utrecht is rijk aan bijzondere plekken. Van de werven en
de Domtoren naar het RietveldSchröderhuis; van land
goed OudAmelisweerd naar Het Gebouw en the Wall;
van het Zocherplantsoen naar het Maximapark. Aanspre
kende verhalen over de gebouwen, parken en lanen in de
stad met een focus op het gebruik door de eeuwen heen.
Het zijn juist die verhalen die de betrokkenheid laten zien
van gewone burgers, maar ook van bestuurders, macht
hebbers, ondernemers, architecten en grote instituten
bij het bouwen aan de stad. Het geeft een inkijk in de
verschillende tijdsbeelden en opvattingen die destijds
golden en die hun weerslag hebben op de architectuur
en de stedenbouw. In dit boek vertellen de twee auteurs
deze bijzondere verhalen over de stad Utrecht met zijn
gebouwen, parken en lanen en de manier waarop deze
werden en worden gebruikt. De enorme rijkdom aan
beelden in dit boek, gemaakt in wisselende seizoenen,
laten plaatsen zien waar je niet snel komt. De verhalen
nemen u als lezer mee in de historie, duidt dilemma’s,
beschrijft de maatschappelijke en bestuurlijke verhou
dingen, rijgt historische periodes aaneen en legt bovenal
een verband tussen vroeger gebruik én hedendaags
gebruik.
Het boek, uitgegeven door uitgeverij A.W. Bruna, wordt
in het voorjaar 2013 gepresenteerd en is dan te koop in
verschillende boekhandels.
KinderrondLeidingen sTdhs
LOCAtIE: StADHUIS UtRECHt // DAtUM: JAN-DEC
2012 // AANtAL DEELNEMERS: 664 // SAMEN-
WERKINGSpARtNERS: GEMEENtE UtRECHt
In het najaar van 2011 is Aorta van start gegaan met het
aanbieden van Kinderrondleidingen in het stadhuis voor
leerlingen van groepen 6, 7 en 8 van Utrechtse basis
scholen. Ook in 2012 heeft Aorta weer veelvuldig Utrecht
se schoolklassen mogen verwelkomen.
In het stadhuis van Utrecht wordt al meer dan 650 jaar
democratie bedreven. De burgemeester en zijn wethou
ders komen bij elkaar en besturen de stad. In al die jaren
is het stadhuis letterlijk met zijn bewoners meegegroeid.
Het is dan ook niet zomaar een gebouw, maar een bonte
verzameling van oude woonhuizen en stadskastelen die
door de eeuwen heen stukje bij beetje aan elkaar ge
smolten zijn. Een kruipdoorsluipdoor van huiskamers,
gangen en statige trappenhuizen. Na talloze verbouwin
gen en uitbreidingen was het stadhuis in 2000 opnieuw
aan verbouwing toe. De Spaanse architect Miralles heeft
het eeuwenoude stadhuis een merkwaardig modern
tintje gegeven.
tijdens de kinderrondleiding StDHS maken kinderen
kennis met het vak van burgemeester, wethouder,
gemeenteraadslid én architect. Wat is democratie? Wat
doet de burgemeester en wat zou je zelf in de gemeente
raad aan de orde willen stellen? Is het architect Miralles
gelukt een modern en toegankelijk stadhuis te maken?
We bezoeken de mooiste kamers van het stadhuis, van
raadszaal tot trouwzaal, en misschien nemen we zelfs
een kijkje in de burgemeesterskamer.
De kinderrondleidingen zijn ontwikkeld door 1 meter 98
in samenwerking met Aorta en in opdracht van de ge
meente Utrecht. De kinderrondleiding maakt onderdeel
uit van de Kinderraadsvergadering.
142 // Aorta #12 Aorta #12 // 143
roNDLEIDINGEN
LOCAtIE: IN EN OM UtRECHt // DAtUM: JAN-DEC
2012 | AANtAL DEELNEMERS: 2.748 // SAMENWER-
KINGSpARtNERS: GEMEENtE UtRECHt // pAStOE
tOONKAMER // CENtRAAL MUSEUM
Jaarlijks ontvangt Aorta circa 2.500 tot 3.500 bezoekers
voor een rondleiding in of om de stad Utrecht.
De vraag en het publiek is zeer divers: toeristen, architec
tuur geïnteresseerden, studenten, beleidsmakers, plano
logen, stedenbouwkundigen uit binnen en buitenland.
De thema’s van de wandelingen variëren van De Uithof
en Leidsche Rijn, tot architectuur van Rietveld en tijd
genoten als moderne invullingen in en rond de historische
stad. Jaarlijks worden nieuwe thema’s uitgewerkt, op
basis van actualiteit en vraag vanuit de stad / bezoekers
aan de stad. Deze rondleidingen worden begeleid door
professionele gidsen met een achtergrond in de archi
tectuur.
Door het rondleidingenaanbod te verbinden aan grotere
publieksevenementen zoals de Dag van de Architectuur,
Culturele Zondagen en Open Monumentendag, wordt
een breed publiek aan geïnteresseerden bediend. In
2013 voegt Aorta daar nog de viering van de Vrede van
Utrecht aan toe. Een grootschalige stadsbrede viering
van driehonderd jaar vrede, getekend op 11 april 1713 in
Utrecht.
In 2013 vernieuwt Aorta haar aanbod met de nieuwe
uitbreiding bij de Universiteitsbibliotheek binnenstad;
het gebied achter het centraal station waar binnenkort
het Jongeriuscomplex geheel gerestaureerd weer haar
deuren opent; de gehele transformatie van het stations
gebied waar nu toch al veel echt zichtbaar wordt; het
Amaliapark in Leidsche Rijn en de uitbreidingen op de
Uithof. Ook worden de kinderrondleidingen in het Stad
huis in samenwerking met de Gemeente Utrecht, weer
gratis aangeboden aan scholen. Een echte kennisma
king met democratie en architectuur.
Op gezette tijden organiseert Aorta open rondleidingen
op verschillende locaties die zij bekendmaakt op de web
site en in de lokale pers. groepsrondleidingen worden
uitsluitend op aanvraag georganiseerd.
Alle rondleidingen worden begeleid door professionele
architectuurgidsen, voornamelijk met een achtergrond
op het gebied van architectuurgeschiedenis, bouwkunde
of landschapsinrichting. tijdens de rondleidingen geven
zij uitgebreide achtergrondinformatie over de historische,
stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen.
Hoewel Utrecht vooral bekendstaat om haar historisch centrum, heeft deze stad ook een schat aan moderne architectuur.
Aorta #12 // 143
TheMa’s & LocaTies
UNIVErSITEITSBIBLIoTHEEK BINNENSTAD – HET
BoEKENPALEIS.
De universiteitsbibliotheek in de binnenstad is gevestigd
in het voormalige werkpaleis van Lodewijk Napoleon.
Het totale complex omvat zes Rijksmonumenten. Deze
voorheen niet toegankelijke panden zijn in de nieuwbouw
voor ieder een ontsloten. Grosfeld van der Velde architec
ten heeft voor de nieuwbouw bewust gekozen voor een
eenduidige materialisatie, detaillering en kleurstelling,
waardoor er eenheid ontstaat in het gebouwencomplex.
Een licht en transparant gebouw is het resultaat.
van rieTveLd naar de uiThoF.
Een busexcursie voor liefhebbers die graag in korte tijd
iconen in het Utrechtse archtiectuurlandschap bezoeken:
werken van de architect Rietveld (waaronder het Rietveld
Schröderhuis) en de internationaal geprezen campus De
Uithof (met iconen als de Universiteitsbibliotheek van
Wiel Arets en het Educatorium van Rem Koolhaas).
de uiThoF- incLusieF universiTeiTsBiBLioTheeK
van WieL areTs en heT educaToriuM van oMa.
De Uithof is meer dan een universiteitscampus. Het is
de architectonische parel van Utrecht. In het gebied dat
in de jaren zestig nog een uitgestrekt weiland was, zijn
sindsdien universiteitsgebou wen en later ook studenten
huisvestingscomplexen verrezen. Met een bezoek aan: de
universiteitsbibliotheek van Wiel Arets; het educatorium
van OMA het Minnaertge bouw, De Bisschoppen, de Bas
ketbar, Casa Confetti.
HET STADHUIS VAN mIrALLES – SPAANS TEmPErA-
mENT EN UTrEcHTSE NUcHTErHEID.
Het stadhuis is al meer dan 650 jaar de plek waar de
gemeenteraad, de burgemeester en wethouders van
Utrecht bij elkaar komen. Langzaamaan is het stadhuis
gegroeid tot een samensmelting van een tiental middel
eeuwse panden en stadskastelen. De Spaanse architect
Enric Miralles (1955 – 2000) heeft in 2000 het Utrechtse
stadhuis voor de laatste maal onder handen genomen en
een merkwaardig modern tintje gegeven.
LEIDScHE rIJN – EEN FIETSTocHT LANGS ArcHITEc-
ToNIScHE STATEmENTS EN romEINSE STrUcTUrEN.
De weilanden van voorheen hebben plaatsgemaakt voor
de grootste Vinexwijk van Nederland. Waar de Romeinen
ooit hun castellum en badhuizen bouwden, is nu een
scala aan architectonische stijlen te vinden. In 2015 moet
Leidsche Rijn plaats bieden aan 30.000 woningen en
70.000 m2 kantoorruimte en voorzieningen. Leidsche Rijn
wordt een volwaardig nieuw deel van Utrecht.
moDErNE ArcHITEcTUUr IN DE BINNENSTAD – oUD
EN NIEUW SPoTTEN IN UTrEcHT.
Utrecht is vooral bekend vanwege de historische binnen
stad, maar intussen is er ook een schat aan moderne
architectuur te vinden. De moderne parels schitteren
tussen de oude stenen en gaan elk op hun eigen manier
een relatie aan met de Middeleeuwse buren. Met o.a. het
kleine huisje op de Drift (Sluijmer en Van Leeuwen), het
stadhuis (Miralles), het woon huis van Mart van Schijndel,
de schouwburg van Dudok, de woningbouw aan de Ma
riaplaats (AWG architecten).
STATIoNSGEBIED.
Er wordt al jaren druk gewerkt aan het stationsgebied.
Het Muziekpaleis wordt half 2013 opgeleverd, de Catha
rijnesingel is ook al gereed gemaakt om weer als water
route onderdeel te zijn van Utrecht. Ook op het station
wordt hard gewerkt om het station te transformeren in
een OVterminal. Andere projecten die in de toekomst
zullen verschij nen zijn onder meer het casino, de biblio
theek ++, de Rabobrug en een megabioscoop. De rond
leiding geeft inzicht in wat we de komende jaren kunnen
verwachten.
JUGENDSTIL/ArT NoUVEAU – SIErLIJKE KrULLEN EN
GEVELS ALS KUNSTWErKEN.
De gracieuze vormen van de Art Nouveau ofwel Jugend
stil zijn op veel plaatsen in Europa te vinden: van de
ingangen van de parijse metro en de Eifeltoren tot de
Grand Cafés in praag en het woonhuis van de architect
Victor Horta in Brussel. Ook in Utrecht heeft deze stro
ming zijn sporen nagelaten, zoals te zien is bij apotheek
De Liefde in de Voor straat en Hotel Noord Brabant aan
Vredeburg.
144 // Aorta #12 Aorta #12 // 145
rieTveLd en TijdgenoTen.
Zowel het RietveldSchröderhuis als enkele andere ge
bouwen van Rietveld komen tijdens deze wandeling aan
de orde, zoals de gerenoveerde woningen aan de Eras
muslaan en de Chauf feurswoning. Ook projecten van
tijdgenoten om en nabij het Wilhelmina park komen aan
de orde, zoals de eigen woning van S. van Ravensteijn.
Musea en heT MuseuMKWarTier.
Het Museumkwartier is een van de best bewaarde ge
heimen van de Utrechtse binnenstad. De vroegere Wijk
A herbergt een schat aan verborgen hofjes, grachten,
middeleeuwse huizen, galeries en musea. Ook op archi
tectonisch gebied valt hier een indruk wekkende wereld
te ontdekken.
heT zocherPLanTsoen.
Het Zocherplantsoen is een 19eeeuws land schapspark
dat naar ontwerp van J.D. Zocher werd aangelegd op de
plaats van de Middeleeuwse omwalling en het Griftpark.
tijdens de rond leiding wordt gekeken naar de verschil
lende opvattingen in de land schapsarchitectuur, van de
19e eeuw tot nu.
nieuWegein cenTruM, de reaniMaTie van een
sTadsharT.
Het stadscentrum van Nieuwegein, dat dateert uit de
jaren 80 van de vorige eeuw is in 2012 grondig gereno
veerd en uitgebreid. Het Stadskwartier is een afwisse
lend geheel van winkels en woningen. pi de Bruijn
(Architekten Cie.) realiseerde er een grote winkelbou
levard, afgewisseld door smallere straatjes en intieme
pleintjes met een eigen sfeer. Het Stadshuis heeft een
spectaculaire meanderende gevel die bestaat uit een
dubbele glazen huid.
KINDErroNDLEIDING STDHS.
tijdens de kinderrondleiding StDHS maken kinderen
kennis met het vak van burgemeester, wethouder,
gemeenteraadslid én architect. Wat is democratie? Wat
doet de burgemeester en wat zou je zelf in de gemeen
teraad aan de orde willen stellen? Is het architect
Miralles gelukt een modern en toegankelijk stadhuis te
maken? We bezoeken de mooiste kamers van het stad
huis, van raadszaal tot trouwzaal, en misschien nemen
we zelfs een kijkje in de burgemeesterskamer.
Aorta #12 // 145
146 // Aorta #12 Aorta #12 // 147
oPen: Woensdag ToT en MeT vrijdag
van 12:00 – 17:00 uur.
WeBsiTe WWW.aorTa.nu
De website van Aorta geeft informatie over de organi
satie, lopende programma’s, lezingen, debatten, gerela
teerde activiteiten en rondleidingen. De homepage biedt
een overzichtelijke agenda van de lopende activiteiten.
In het archief kan gezocht worden naar programma’s
van voorgaande jaren. Maar deze website biedt ook
steeds meer een plek voor discussie, bespiegelingen en
de actualiteit in de stad.
TherMoMeTer
Sinds 2012 volgt Aorta ook de actuele discussie in de
stad via de weblog thermometer. Eén of meerdere
essayisten worden gevraagd gedurende een periode één
van de geselecteerde projecten te volgen en te bespie
gelen middels columns, interviews, video en reportage
fotografie. Ook de betrokken partijen, bewoners en
gebruikers worden gevraagd aan de blog deel te nemen.
Het brede publiek is in de gelegenheid middels de blog
hun visie te delen. Aan het einde van het jaar wordt de
discussie uit de thermometer gebundeld in het jaarboek
van Aorta als verslag van het debat over de stad. Zowel
de website als het jaarboek van Aorta zijn hiermee meer
en meer een inspiratie en discussiestuk voor de stad.
ALGEmENE INFo
Aorta #12 // 147
neude 1972 // FoTo KnMi
148 // Aorta #12 Aorta #12 // 149
PUBLIcATIES
stadsranden: meer dan rest
ruimte en rommelzone // 2012
Gratis // downloaden
urban trajectories: fietsbeleving van huisdeur tot bestemming // 2012
Gratis // downloaden
de eetbare stad: Voedselstrategieën voor utrecht // 2012
Gratis // downloaden
Jaarboek Aorta: Linking the city // 2012
Gratis // downloaden
Jaarboek Aorta 2006-2011 2011 // Utrecht 2.0
2010 // Kansen in de crisis
2009 // De menselijke maat
2008 // Utrecht en de
stedenbouw
2007 // Wat maakt Utrecht
Utrecht
2006 // 10 jaar Aorta
Gratis // downloaden
studie Woonerven Lunetten //
2011
De publieke en collectieve ruim
ten van woonerf wijken kunnen
bijzondere kwaliteiten bezitten.
Gratis // downloaden
de perken te buiten (DVD) //
2011
De openbare ruimte als her
boren kwaliteit kan bij dragen
aan de herwaardering van
Kanaleneiland zuid.
Te koop // Prijs: € 7,00
de staatslieden ontwaken –
(DVD) // 2009
Een documentaire over de
Staatsliedenbuurt in Utrecht.
Te koop // Prijs: € 7,00
het Wilde dromen (DVD) // 2007
zelf een huis te bouwen – van
de praktische soelaas en
handige eigenschap pen tot de
emoties die er bij komen kijken.
Te koop // Prijs: € 7,00
Vaartse rijn // 2007
Een ontwikkelingsplan voor
de Vaartse rijn.
Niet meer leverbaar
50.000 extra woningen in de stad utrecht (cD en website) //
2005
In welke vorm kunnen 50.000
woningen extra binnen de stad
Utrecht worden gerealiseerd.
Gratis // downloaden
industrieel erfgoed in utrecht // 2005
14 locaties van hergebruik
van het industrieel erfgoed in
Utrecht.
Gratis // bezoekerscentrum
Aorta
Bouwen voor het geloof // 2005
Architect Alfred Tepe (1840 –
1920) en zijn leerlingen in 2005.
Gratis // bezoekerscentrum
Aorta
Aorta #12 // 149
150 // Aorta #12 Aorta #12 // 151
ToeLichTing oP de resuLTaTenreKening
Voor het eerst sinds vier jaar sluit Aorta het jaar af met
een positief resultaat. Ondanks een moeilijke markt
wist Aorta kansen te grijpen en met een prikkelend
programma financiers aan zich te binden. Aorta waar
deert de steun van onze financiers zeer, een steun die
ook de komende jaren nodig is.
BaTen
subsidie gemeente utrecht
Financiële bijdrage van Gemeente Utrecht, SO.
subsidie basisprogramma
Financiële bijdrage van Stimuleringsfonds voor
Architectuur.
overige sponsor- en subsidiegeld programma
Financiële bijdragen van sponsoren en subsidie
verstrekkers voor het basisprogramma en aanvullend
programma.
sponsorbijdragen
Financiële bijdragen van sponsors voor het totale
jaarprogramma.
rondleidingen
Opbrengsten uit de organisatie van rondleidingen.
Financiële baten
De rentebaten minus lasten betreffen de op de verslag
periode betrekking hebbende renteopbrengsten.
overige baten
Omzet van verkopen aan balie, verhuur ruimte, horeca
en entreeheffing.
JAArcIJFErS
LasTen
Programmakosten
totale kosten van activiteiten zoals tentoonstellingen,
lezingen en andere activiteiten.
Personeelskosten
Kosten van het vaste personeel en het inhuren van
personeel.
huisvestingskosten
Kosten van huur, onderhoud, gas, water, elektra en
belastingen Kantoorkosten, Kosten kopiëren, kantoor
benodigdheden, netwerkbeheer, telefoon, porti en
drukwerk.
algemene kosten
Accountantskosten, bestuurskosten, verzekeringen en
administratiekosten. Verkoop kosten.
Aorta #12 // 151
BaLans Per 31 deceMBer 2012
31 12 2012 31 12 2011
acTiva
Materiele vaste activa 11.537 16.141
Vorderingen 112.421 68.530
Liquide middelen 273.106 180.684
397.064 265.355
Passiva
Stichtingsvermogen 116.002 88.414
Kortlopende schulden 281.062 176.941
397.064 265.355
BaTen en LasTen over 2012
2012 2011
Baten
Subsidie gemeente Utrecht 67.731 67.731
Subsidie basisprogramma SFA 55.000 74.572
overige Sponsor en subsidiegeld programma 175.170 179.057
Sponsor en vriendenbijdrage 24.080 38.025
rondleidingen 18.506 17.822
Financiële baten 4.584 3.506
overige baten 4.969 19.381
soM der BaTen 350.040 400.094
Lasten
Directe programmakosten 147.757 154.839
Personeelskosten 108.536 184.711
Afschrijvingen materiële vaste activa 5.101 5.690
Huisvestingskosten 34.927 35.635
Verkoopkosten 753 977
Kantoorkosten 6.722 9.908
Algemene kosten 18.582 19.198
soM der LasTen 322.378 410.958
ToTAAL rESULTAAT 27.662 - 10.864
152 // Aorta #12 Aorta #12 // 153
BErEIK
tegenwoordig is iedereen aangesloten op internet via computer, telefoon, ipad. Ook
in het aanbod van Aorta groeit het aandeel aan virtuele informatie. Door de inzet van
een goede mix van digitale middelen is het bereik van Aorta sterk vergroot.
Meer en meer wordt de discussie over architectuur online gevoerd.
2012
BereiK aorTa door de jaren heen
Bezoekers rondleidingen
Bezoekers programma
Bezoekers website
Gebruikers UAR
Follower social media
totaal media bereik
Vermelding in media
Follower social media
Gebruikers UAR NL
Bezoekers website
Bezoekers programma
Bezoekers rondleidingen
2.748
4.178
71.237
67.000
1.543
1.191.920
350.000
300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0
2008 2009 2010 2011 2012
ToTaaL 1.191.920
ToTaaL 347.437
Aorta #12 // 153
Vermelding in media
Follower social media
Gebruikers UAR NL
Bezoekers website
Bezoekers programma
Bezoekers rondleidingen
154 // Aorta #12 Aorta #12 // 155
VISIE EN KoErS
Missie
een Bijdrage Te Leveren aan de Brede discus-
sie over de KWaLiTeiT van onze geBouWde en
LandeLijKe oMgeving – en dus onze LeeFoMge-
ving – BeTer Te MaKen.
Architectuurcentrum Aorta is een plek voor het maat
schappelijk debat, kennisvergaring en informatie over
nieuwe ontwikkelingen en visies in de architectuur.
Een ontmoetingspunt voor de vakgemeenschap én een
kenniscentrum voor het brede publiek, om zo de eigen
omgeving beter te begrijpen.
visie
Aorta ziet architectuur als een culturele waarde. Het is
per definitie méér dan ontwerpen méér dan een stapeling
van stenen: het raakt aan maatschappelijke, economi
sche, technologische, sociale en politieke ontwikkelin
gen. Architectuur geeft een positieve meerwaarde aan
de leefomgeving. Wezenlijk is hoe mensen architectuur
ervaren en beleven. Het komt tot in het huis van elke
burger en roept dus veel reacties op. Aorta hanteert een
ruime opvatting van architectuur: stedenbouw, ruimte
lijke ordening, landschap, tuin en interieur en inrichting
van de openbare ruimte. Architectuur is een instrument
waarmee de gebouwde en groene omgeving wordt vorm
gegeven en bepaalt de identiteit van de openbare ruimte.
aanPaK
Aorta doet dit door denkbeelden herkenbaar te maken,
uit te wisselen en door de belangstelling van het brede
publiek voor architectuur te bevorderen. Met informe
rende programma’s leert de leek de taal van de architec
tuur, met inspirerende opiniërende programma’s bevor
dert Aorta het debat voor de vakgemeenschap.
onTMoeTingsPLeK
Aorta is een inspirerende ontmoetingsplek voor archi
tecten, publiek, opdrachtgevers, overheid, ontwikkelaars
en bouwers. Het centrum weet wat er speelt, neemt
initiatieven en ontwikkelt projecten. De organisatie is
professioneel, initiërend, levert maatwerk en reageert
adequaat op actuele ontwikkelingen, zoals de ontwik
keling van De Uithof, landinrichtingsgebieden rondom
de stad, of de grootschalige ontwikkeling in het stations
gebied. Kortom: alles wat op grote en kleine schaal
bijdraagt aan een betere leefomgeving. Aorta communi
ceert doorlopend over de stad en haar ontwikkeling.
saMenWerKing
Aorta staat niet alleen. Maar wil haar missie en doelen
realiseren in goede samenwerking met andere culturele
instellingen, maatschappelijke organisaties, gemeenten,
de provincie, het bedrijfsleven en het publiek.
Aorta werkt intensief samen met de andere architectuur
initiatieven in Utrecht.
Iedereen wordt dagelijks geconfronteerd met de manier waarop onze woon en leefomgeving is ingericht.
Aorta #12 // 155
coNSoLIDErEN Door VErBINDEN
in 2011 is de ‘Koers 2011 – 2013’ vasTgesTeLd.
In een veranderende samenleving past ook voor Aorta
een strategie die aansluit bij nieuwe opgaven en krach
tenvelden. Met de nieuwe strategie ‘consolideren door
verbinden’ zet Aorta sterker in op het langduriger verbin
den van kennis en partijen rondom actuele vraagstukken
en ontwikkelingen. Er is al veel kennis en een groot net
werk opgebouwd.
Aorta wil consolideren door meer samenhang te zoeken
binnen haar activiteiten en met haar stedelijke, regionale
en landelijke samenwerkingspartners, eerder ontwik
kelde methodieken intensiever benutten en het verbinden
en spreiden van kennis door het vergroten van het werk
gebied.
Het programma is gericht op ontwerpvraagstukken,
de kwaliteit van opdrachtgeverschap en de plek van de
burger in planprocessen. Verbreding van het vakgebied
architectuur naar de andere vakdisciplines hoort bij de
insteek van Aorta om de opgave integraal te onderzoeken.
Het programmatisch uitwerken van thematieken over
een langere tijd en in allerlei vormen geeft verdieping
en brengt (samenwerkings)partijen op verschillende
momenten bij elkaar. Door resultaten van onderzoeks
programma’s te communiceren naar het publiek, draagt
Aorta’s programma bij aan het bekend maken van onder
scheidende kwaliteiten van gebieden. Met de digitalisering
van informatie is de manier waarop Aorta communiceert
verbreed.
Aorta heeft de volgende speerpunten voor de periode
2011 – 2013 geformuleerd:
> gebiedsgericht aansluiten bij grotere stedelijke
ontwikkelingen
> programma’s inzetten voor de stad en regio
> een basistentoonstelling over stadsontwikkeling
voor geïnteresseerden
> strategische allianties voor educatieve activiteiten
> het breder vermarkten van eerder ontwikkelde
producten
> het intensiever benutten van publieksprogramma’s
door aan te sluiten bij stadsevenementen met een
lange horizon.
> meer inzetten van digitale informatievoorziening
> besparing op de kosten
Het programma van Aorta fungeert als een katalysator,
brengt inhoudelijke vraagstukken verder en verbindt
partijen. Zo wil Aorta een krachtiger pleidooi voeren voor
de voortdurende zoektocht naar de juiste vraag.
156 // Aorta #12 Aorta #12 // 157
mEDEWErKErS & SPoNSorEN
TeaM
Het team van Aorta bestaat uit de volgende medewerkers: eveline Paalvast directeur // bestuurder (0,8 fte)
Lindy schuin // projectleider (0,8 fte)
rianne Pruis // projectleider (0,8 fte)
vrijWiLLigers
Het werk van Aorta zou niet mogelijk zijn zonder de
energie en inzet van vrijwilligers. In 2012 hielpen
ebba Braun en Paul Peek bij het beheer van de docu
mentatie. Aorta werd administratief bijgestaan door
enthousiaste vrijwilligers: Pek Lan Foong,
Margot Beereboom, agnes Kettler, Michiel Moll,
judith Kuiperi, susan Lablange, angelique nienhuis.
gidsen
In 2011 zijn wederom veel gidsen voor Aorta actief
geweest:
Marlies adriaansen, saskia afman, ingeborg Behari,
go Bruens, jan Maarten dalmeijer, Paula hertogh,
Martin de jong, andy Kilian, renette niekerk,
arco ooms, cora rooker, sabine Todd,
Petra vossestein, Maria Lamslag, Peter Tekelenburg,
joris roovers, harold aspers, geerte van der steen,
Wineke hiddema.
PrograMMaraad
De programmaraad is het inhoudelijk klankbord van
Aorta. De programmaraad adviseert het Aorta team
over de diverse programmaonderdelen. In 2012 bestond
de raad uit:
hans-Lars Boetes // kennismanager gebiedsontwikkeling
bij Dienst Landelijk Gebied
Michael van Leeuwen // architect Sluijmer en
Van Leeuwen
Marjolein Bracht // senior stedenbouwkundige
Gemeente Utrecht
Wouter veldhuis // stedenbouwkundige/architect &
partner bij MUSt
erik Lamfers // senior planeconoom, adviseur gebieds
ontwikkeling bij pAS
ronald van der heide // landschapsarchitect bnt Copijn
tuin en Landschapsarchitecten
raad van ToezichT
De Raad van toezicht adviseert en ondersteunt de
directeur van Aorta bij het programma, de begroting,
de jaarrekening en het jaarverslag. De Raad van toezicht
bestond in 2012 uit:
anne Bodzinga voorzitter // voormalig CEO BpF Bouwin
vest, aangetreden in 2009
Karel de Wit penningmeester // directeur eigenaar IN
Consultancy & Coaching BV, aangetreden in 2004
emmylou aben markt en marketing // Senior Adviseur
Stichting trudo
Paul Kokkeler personeel &organisatie // Kokkeler advies
en interimmanagement, aangetreden in 2005
Margreet duinker architect Duinker Van der torre //
aangetreden in 2008
Lex Pouw zelfstandig adviseur // aangetreden in 2008
Aorta #12 // 157
sPonsoren en suBsidieversTreKKers
Architectuurcentrum Aorta kon in 2012 rekenen op de financiële steun van de volgende bedrijven en instellingen:
Beschikbaarheidsubsidiënten: SO Gemeente Utrecht
Stimuleringsfonds voor Architectuur
Projectsubsidiënten: provincie Utrecht
KF Heinfonds
VSB
Vrede van Utrecht
Stichting DOEN
Gemeente Utrecht
Beschikbaarheidssponsoren: plegtVos Vastgoedontwikkeling BV
Volker Wessels Vastgoed BV
AM
Amvest Woningen
ASR Vastgoedontwikkeling
Ballast Nedam
Synchroon
Bouwfonds ontwikkeling BV
Projectsponsoren: Forum
Vrede van Utrecht
Cório Nederland
proRail NS
opdrachtgevers: Stichting Dag van de Architectuur
Gemeente Utrecht, pMB
158 // Aorta #12 Aorta #12 // 159
Ontwikkelingen in
de stad en de regio
Aorta #12 // 159
heT geheLe jaar zeT aorTa de TherMoMeTer
in ProjecTen in de sTad. MeT een inTeracTieve
BLog voLgT aorTa conTinu de acTueLe
archiTecTuurdiscussie in de sTad. oP heT
WeBBLog KoMT de Kennis uiT heT PrograMMa
saMen: inForMaTie over de acTueLe oPgave in
uTrechT, insPiraTie, een PLeK voor discussie
en BesPiegeLingen. heT is Tevens een PLaTForM
voor iniTiaTieven in de sTad die zich MeT de
vraagsTuKKen Bezighouden.
de TherMoMeTer is ooK een PLeK voor een
Breed geïnTeresseerd PuBLieK en ProFessio-
naLs oM oP de hoogTe Te BLijven van onTWiKKe-
Lingen in de sTad en de regio. ProFessionaLs,
iniTiaTieFneMers en geïnTeresseerden Bedis-
cussiëren en BecoMMenTariëren de uTrechTse
oPgave. de essaYs en coLuMns Worden aan heT
einde van heT jaar geBundeLd en gePresen-
Teerd aan de sTad. deze aFsLuiTende en
KriTische saMenvaTTing geeFT nieT aLLeen
dWarsdoorsnede van heT PrograMMa, Maar
PLaaTsT diT ooK in een Breder PersPecTieF.
ooK in 2013 voLgT aorTa de discussie Weer via de
TherMoMeTer. u WordT ooK dan Weer uiTgeno-
digd Te reageren.
coLofon © Architectuurcentrum Aorta, december 2012 / april
2013.
Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/
of openbaar worden gemaakt op welke wijze dan ook
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
rechthebbenden.
tekstredactie: Lindy Schuin // Eveline paalvast // Rianne
pruis // Agnes Kettler
eind- en beeldredactie: Lindy Schuin
ontwerp en layout: Atelier Oost, Utrecht
Beeld: Lindy Schuin, tenzij anders vermeld.
Met dank aan alle bloggers//auteurs die hebben
bijgedragen aan de totstandkoming van het
Thermometerjaarboek 2012.
Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties
konden worden achterhaald.