t bouck van wondre_1513_dbnl

190
T bouck van wondre, 1513 H.G.Th. Frencken bron H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513. Drukkerij H. Timmermans, Roermond 1934 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fren007tbou01_01/colofon.htm © 2009 dbnl / erven H.G.Th. Frencken

Upload: bevenos

Post on 25-Jul-2015

60 views

Category:

Documents


6 download

TRANSCRIPT

Page 1: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

T bouck van wondre, 1513

H.G.Th. Frencken

bronH.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513. Drukkerij H. Timmermans, Roermond 1934

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fren007tbou01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / erven H.G.Th. Frencken

Page 2: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

7

[Woord vooraf]

Bij de voltooiing van dit proefschrift is het mij een aangename plicht mijn dank tebetuigen aan U, Hoogleeraren en Lectoren in de faculteit der Wis- en Natuurkundeen verder aan allen die tot mijn vorming zoowel als aan de totstandkoming van dezedissertatie hebben medegewerkt.In de eerste plaats geldt mijne erkentelijkheid U, hooggeleerde BLANKSMA,

Hooggeachte Promotor. Uwe hartelijke belangstelling in mijn werk was mij eenvoortdurende steun. Aan de in Uw laboratorium doorgebrachte studietijd zal ik steedsde prettigste herinneringen houden.Hooggeleerde SCHREINEMAKERS, onze relatie dateert van jaren terug. Het

vele dat ik van U heb geleerd, meer in het bijzonder de thermodynamica toegepastop de chemie, is voor mij een hulpmiddel van blijvende waarde.Hooggeleerde ESCHER, de door U gedoceerde mineralogie vormt voor den

chemicus eene kostbare hulpwetenschap.Zeergeleerde JORISSEN mijn hartelijken dank voor de door U betoonde

welwillendheid.Zeergeleerde VAN ALPHEN, menigen goeden raad mocht ik van U ontvangen,

die mij zeer ten nutte geweest is.HoogEerwaarde PEETERS, die als leeraar de liefde tot de natuurwetenschap in

mij wist op te wekken, aan U past hiervoor een apart dankwoord.ZeerEerwaarde GOESSENS, gedurende mijn studietijd was ik tevens als leeraar

aan Uwe inrichting verbonden. Uw welwillende steun behoort tot mijn aangenaamsteherinneringen en rechtvaardigt mijn dankbaarheid.WelEdelgeboren DRIESSEN, de groote welwillendheid waarmede gij Uwe

bibliotheek voor mij hebt opengesteld heeft mijn inzicht in de stof belangrijk verdiept.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 3: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

11

T Bouck vā WondreAntwerp 1544.T Bouck vā Wondre.Int welcke men vindē ende leerē sal veel schoone constē die seer profitelÿc zyn.

En daer op gheordineert een Tafele of register om lichtelÿc te vindē dat men hebbēwilt.

Die tafel van desen boeckeOm looghe te maken als men blaeu verwen wilt dat tweede capittelOm wollen garen oft laken te verwen - dat III capitOm wollen garen te verwen dat groen is - dat IV capit.Om root wollen te verwen - dat V capittelOm swerte verwen te maken - dat VI capittelOm groen te verwen - dat VII capittelOm peersch te verwen - dat VIII capittelOm root peersch te verwen - dat IX capittelOm laken te verwen - dat X capittelOm laken met facethout te verwen - dat XI capittelOm gheel met wouwen te verwen - dat XII capittelOm noch gheel met wouwē te verwen - dat XIII capittelOm schoon wollen laken te verwen - dat XIV capittelOm root van bresilien te verwen - dat XV capittelOm root linen doec / oft groen te verwen - dat XVI capittelOm schoō linen doec te verwē als roosen dat XVII capittelOm root laken op water te wercken - dat XVIII capittelOm groen water te maken - dat XIX capittelOm te verwen schoon linen doeck met bresilien - dat XX capittelOm schoon ghelu te maken - dat XXI capittelOm linen doec schoon blaeu te verwen - dat XXII capittel

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 4: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

12

Om noch schoon linen doeck te verwen met bresilien - dat XXIII capittel - dat XXIVcapittel - dat XXV capittelOm blaeu bolckeraen te verwen - dat XXVI capittelOm root te verwen van crapmeede - dat XXVII capittelOm swert fluweel ende lynwaet te verwē - dat XXVII cap.Om floers groen te maken - dat XXIX capittelOm te verwen root siden - dat XXX capittelHoe men een swert water maken sal / daer men mede verwē mach op alle

manieren van siden lakenen - dat XXXI capittelOmwit water maken / daer menmede wercket op gheluwe side - dat XXXII capittelOm te werckē op geluwe side / oft op witte side / oft op groene side / oft azureyt

- dat XXXIII capittelOm root water te maken - dat XXXIV capittelOm root van bresilien te maken - dat XXXV capittelOm root water te makē op wit lynwaet / op groene / op geluwe / violette / oft

azureyt - dat XXXVI capittelOm blaeu te verwen - dat XXXVII capittelOm fusteyn te verwen swert - dat XXXVIII capittelHoe men schoon ghelu verwen sal / ghelyck oft gout waer - dat XXXIX capittelOm graeu fusteyn te maken - dat XL capittelOm groen fusteyn te maken - dat XLI capittelOm swert siden lakē / oft fluweel te verwē - dat XLII capittelOm siden laken te verwen / dat zyn verwe verloren heeft - dat XLIII capittelOm roode side / oft oock huyven te verwen - dat XLIV capittelOm sanguyn side te verwen - dat XLV capittelOm blaeu side te verwen - dat XLVI capittelOm schoon groen side te verwen - dat XLVII capittelOm schoon swerte side te verwen - dat XLVIII capittelOm purpur side te verwen - dat XLIX capittelOm schoon sanguyn te verwen - dat L capittelOm semel water te maken / daer men mede verwet - dat LI capittelOm root luesch te verwen - dat LII capittelOm leer te rooden - dat LIII capittelOm roode vellen te verwen - dat LIV capittel

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 5: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

13

Om gout vellen te verwen - dat LV capittelOm groen vellen te verwen - dat LVI capittelOm leer te vergulden - dat LVIII capittelEen ander maniere om root leer - dat LVIII capittelOm yser oft stael so weeck te makē als coper - dat LIX capittel.(Hier eyndt die tafele van desen teghenwoordighen boeck).

(Prologhe

Opdat een yeghelÿc weten mach en̅ verstaen dies hē vā noode is / en̅ profitelÿuzÿn mach / aengaende veel schoone en̅ diversche consten / die hier nae elck opzyn artikel vervolgen sullen. En̅ daer na ooc vele ghenoechlicke consten waer bi ditteghenwoordige boeck / wel mach worden gheheeten het boec vā wonder: wantmen hierin vinden sal vele wonderlike constē. Ten eersten sal men hier stellē dieconste vā alderhande substancien te verwen. Daer na hoe mē yser en̅ stael hartoft weeck mach maken / met meer andere schoone consten.

(Hoe men looghe maken sal / om blaeu mede te verwen - dat tweedecapit.

Als ghi blaeu verwē wilt / soe suldy makē stercke looghe / die twee deelen sullenasschen zyn / en̅ het derde deel calck / en̅ laet dat sieden vier pater noster lanc /en̅ schuymet wel. Dan worpt daerna claer was in / wāt dye looghe daer af claer wert.Dan doeghet vāden viere / en̅ latet staen sincken twee uren oft daeromtrent. Dandoeget in eenē ketel vyf pondt weede bloemen / dit doet in die voorseyde looghe.Dan hangt dit al te samen over tvier / en̅ latet wel wermen sonder sieden.Daerna suldyt doen in een harinck tonne en̅ latet daer rusten een half ure: dan

suldy darin werpē een half pinte zeems. Roert dit wel met eenen stock en̅ decketwel toe een vierēdeel vā eenre ure / so ist bereyt. Neemt nu garē / of linen doec /of wollē laken / of fusteyn / of tghene dat ghi wilt. En wildyt licht blaeu hebben / toeen steket maer eenwerf in / maer wildyt een luttel bruynder hebben steket tweewerf/ wildÿt noch bruynder hebben / so steket driewerf in /

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 6: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

14

of so langhe tot dat u bruyn ghenoech is. Als ghy dan gheverwet hebt tghene datghi wilt / so sult ghi die cuype laten rusten tot des anderē daechs. Wildy dā nochmeer garens of wollen verwen / so suldy weder dye verwe uiter tonnen in uwen ketelwerpen / en̅ doet daertoe vier quaerten looghen voorseyt / dat dect wel ende latetstaen een ure. Dan worpt daer in een half pont bloemen voorseyt hāget alsoe overdat vier ende latet wel wermen sonder sieden. Dan worpet weder in u tonne eenpinte zeems daer mede / en̅ decket wel / also suldÿt laten staen rusten een vierendeelvan eender uren. Dan steket daer weder in het ghene dat u belieft / en̅ verwet alsoevoorseyt is.Item als ghy een cuype sette wilt / soe suldy altyt nemē tot elcke once bloemen

een quarte looghen.

(Om wollen garen of laken te verwen. Dat III cap.).

Item tot vier pont wollē garens of lakens suldy nemen twee pont wouwen. Dezewouwe doet in eenen ketel en̅ worpt daarin schoon water. Daer worpt noch op eenhalf tinnen scotel asschen uiten viere. En̅ dan altosaen alst siedt so neemt u wollengaren en̅ steect dat daer in en latet also sieden acht oft negen pater nosters lanc.Dan doet u garen uite en̅ doet eē luttel asschen uiten heerde / dan steect u wollengaren daer weder in / ende latet also sieden een goede wÿle. Ist bruyn blaeu so saltbruyn groen zyn / en ist licht blaeu so salt licht groen zyn. En̅ yst u wollē garen sosalt gelu zyn.

(Om wollē garen te verwen dat groen is - Dat IV cap.)

Als ghy wilt verwen wollen garen dat groen is soe suldy u garen eerst sieden insemel water te weten tot vier pont garens thiē oncen alluyns / en̅ latet siedē tweeuren / dan wringhet dat uit en steket in die verwe aldus ghemaect. Tot vier pontwollen garens soe neemt twee pont wouwen / en̅ doet de wouwe wel sieden metlooghe van den heert asschen die ghemaect is eenen dach te voren / laet dat siedeneen vierendeel van eender uren dan, doet dat claer in een ander schoon vat / danneemt een vierendeel van eē once spaens groē / poedert dit wel en̅ worpet so daerinen roeret met eenen stocke. Nu suldier u garen in steken / en̅ keerēt en̅ wendenteen vierendeel van eender uren dan latet drooghen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 7: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

15

Ist u niet schoon ghenoech soe versteket.Alsmen blaeu wollen garē verwet / so steectment eerst in werm simpel water en̅

wringet uit / verwet blaeu alsoot voors is.

(Om root wollen te verwen. Capit. V).

Ghi sult doen tot vier pont wollen garen thien oncen alluyns en̅ siedēt daer in metsemel water nae dat u goet dunct dan doet u garen uit / dat water suldy dan doenuiten ketel en doeter wed versch water in drie deelen ent vierendeel versch schoonclaer water. Alst dan luttel werm is so doet daertoe twee pont een half crappe vanmeede in: dā laat dat so / tot dat wat werm is. Dan steect u wollē daer in en keertsemet eenen stoc drie uren / maer wacht immer wel dat niet en siede. Dā neemt uwollen weder uit / en werpt in uwē ketel een half glas calcx en een glas vol heertasschen: dan steect weder u wolle daerin / en̅ keertse wel met eenen stock ses ofseven pater noster: dan doet se uite / wāt ghy sult schoon wollen hebbe.En widÿt meer sanguijn hebbē / so doet in den ketel een half glas vol levende

calcx / en een glas volasschē: dan steect u wollen weder daer in / en keertse weldrie of vÿf pater noster: dan doet se uit en waschtse / so hebdy schoon wollen.(Als ghi wollen schoonmaken wilt op een ander maniere. Als u wolle root ghemaect

is gelÿc se eerst was / soe suldy wech werpen dat in den ketel is / ende doet daerschoon watere in: daertoe suldy noch doen drye waelpot schoon looghe / van heertasschen ghemaect. Dan doet daer noch toe een once alluyns / en so gheringhe alstsiedet so suldy u wolle daer in doen vier of vÿf pater noster lanc. Dan trectse uit /en̅ waschtse / so suldy schoon wolle maken. Ende dese conste heet doornicscheverwe.

Om swerte verwe te maken - capit. VI.

Neemt een pont gallen / ende een vierendeel coperroot dit siedt te samen. Dat doetu lakē daer in en roeret wel om dan hanget te droogen / ende bereyt u verwe aldus.Neemt een groot vat / daer doet in een half vierendeel roggen meel / een halfvierendeel slyps / een half vierendeel elssenscorssen / een half vierendeel oudtyser ende hamerslach vā yser. Dit

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 8: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

16

roert wel om / ende latet te samen III daghen eer ghi u lakē daerin doet: ende telkenlatet drooghen eer ghÿt daer weder in doet.

(Om groen te verwen cap. VII.

Neemt licht blaeu / ende steect dat in alluyn water twee urē lanck: dan hanghet op:totter tÿt toe dattet wint drooge is / ende dan steket in die voorseyde wouwen.

(Om peersch te verwen. Capit. VIII.

Neemt purper dat drooghe is / en̅ legget te weyck in pisse eenen nacht / dan neemtu lakē dat ghealluynt is en̅ drooghe / maer siedt die purper tweewerf in schoon water/ dan sedt een ander vat biden viere / en̅ latet sieden: daer suldy u laken eerst insteken. Dan steket alsoe nat in dye verwe / totdattet schoon ghenoech is.

Om root peersch te verwen. - Dat IX capit.

Wildy peersch verwen wit lakē / linen / oft wollen / oft ooc siden garen / so salmēdat eerst wel gallen en alluynē. Daerna neemt een cruyt dat gheheeten is foly: menvindet ond' die legwerckers die banckwerk maken. Neemt een pont van dit cruyt /dat ghedroocht is. Dit cruyt is in clooten ghelÿck meede is / ende is heet alsweeasschē ende peersachtig int ghesichte. Daer maect men root peers wollen lakenmede / dat wit / oft groen is / oft side. En̅ tghene dat peers verloren heeft / dat istghene dat peers gheweest heeft en̅ zÿ verwe gheschoten is / om dat weder te verwē/ men salt niet vergallen. En̅ tot vier ellen lakens suldy doen een pont gruys oft cruyts/ dat stoot te pulver. Dan neemt gheronde looge van eycken houtasschen ghemaecteen deel ende ander deel schoon pisse / die claer ende oudt is / elcx even vele.Wildy die verwe licht hebben / neemt pisse terstont ghepist / ende van die voorslooghe elcx even vele / daer doet dat voors. pulver in. Ende alst op ghesoden is /dan doet daer in dat ghy verwen wilt / ende latet twee uren lanc sieden / en̅ danlatet drooghen.

(Om laken te verwen - Dat X capit.

Wildy laken verwen / so neemt ten eersten tot eenē steen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 9: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

17

vlocken V pont weeasschen van den besten XVI ghelten waters / dit siedt te gadereen ure lanc / dan latet staen claren eenen nacht: dan giet dat claerste subtilÿcboven af / dan siedt u vlocken een ure lanc in die looghe / en̅ proeft u vlocken oft sighenoech zÿn. Neemt een luttel vlocken in u hāt / douwet die al herdt ende vast toteenen rondē cloote / en steect se in uwen mont / gaen si dā terstont ontwee ghelyceenē morwen appel / so zÿnse ghenoech. Dan suldy se afdoen en̅ spoelē in veelschoon waters. Daerna neēt water ghemaect op semelen / en̅ doet daer in na dequantiteyt vāden wollē laken en̅ siedt u vlockē daerin. Dā doetse weder uit / en̅neemt den bresilie / en̅ doet die in simpel water / na die quantiteyt vā den laken /dat is te weten op elc elle lakens / vier oncē bresilien. En̅ als dye bresilie een wileghesodē heeft / dan doet die bresilie door een cleet / en̅ doetse weder in uwenketele. Ooc doet u vlocken daer in: en̅ laetse wel sieden. Dā suldy nemen een lepelvol looghen en doense daer in: aldus suldyse so hooghe makē als ghi selve wilt /want wildyse noch hoogher hebbē / so doet daer meer looghen in.(Item op drie pont vlockē vier oncens alluyns / en latet daermede sieden.Item alsmē sieden wil vlocken die gheverwet zÿn / so salmē nemen looghe vā

weeasschē / gelÿc hier voerscreve staet / daer salmense in siede / en̅ wasschense dan schoone / soe salmense dan laten drooghen.

(Om laken met facet hout te verwen - capit. XI.

Als ghi lakē verwen wilt met facet hout / so maect loghe vā weeasschemet regēwater/ dat laet staē claren twee oft drie uren lanc / dā salment siedē / maer dat hout moetbedect zÿn van der loogen. En̅ als si bi na versoden is / so sal ment v'coelen metander goede coude scherpe looghe: metterlester looge salmē op een pont garenseen erwete groot alluyns daer in doē. Dan salmē dic verwe af gietē in eenē schonēketel / oft in een vat / dā sal men nemē twee oncē spaensgroē / dat salmē weyckentwee of drie uren lanc. Dan salmēt ontwee wriven met coude looghen / dan gietetdaerin / ende wrivet metter schotelen.(Noch een and' maniere. Neēt een scotel vol levēde calc en̅ bluscht dē calc met

water / dan neemt twee scotelen vol

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 10: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

18

houtasschē / en̅ menget dē calc en̅ die houtasscē wel onder een / daer af suldy eengoede stercke looghe leeken / en̅ latēt drie oft vierwerf dore loopē. Dan neēt datfacethout / dat suldy cleyn snidē oft houwen / en̅ worpent so in die looghe en̅ laetdat siedē een half ure lanc. Dā doet daer in wy̅asschen / daer mede latet noch eēgoede halve ure siden: dan settet af / en̅ doet daer spaēs groē in / en maect tweeof drie sopen. (Item in drie pont facethout / behoort een once spaens groen / als ghidat lakē int eerste sop hebt gehadt yst dā te bruyn of te gelu / so doet daerwÿnasschen in en̅ een luttel alluyns.

(Om ghelu met wouwen te verwen - capit. XII.

Als ghi ghelu met wouwē wilt verwen / so neēt dye en̅ snÿt die wortelē af. Dā snytsecleyn in stucken en̅ legtse te weycke twee oft drie uren lanc / in looghe vā houtasschë oft wee asschē. Dā suldÿt siedē een half vierendeel vā een ure / tot dat udunct dat ghenoech is. Dā sal mē in twee quaertē waters / eenē stoop oude pissegieten / en̅ latent ooc een cleyn wile siedē. Die pisse moet out zÿn ses dagē. Dancleynset de verwe vāder wouwen / en̅ houtse. Dan gietse weder op die wouwe metander looghe en̅ pisse / gelyc voorseyt is. Dan doet die verwe doer eenen schoonēdoec / en siedet dan tot twee pont wouwen twee loot spaens groen / metter rechterlooghē daer ghy die wouwemede ghesodē hebt / ghietet dan in die verwe die verwensullē al te gader ghegotē worden / en̅ dan suldy die verwen eenen cleynen wal latenhebben.

(Om noch ghelu met wouwe te verwen - Capit. XIII.

Neemt eenē pot met water / die set bidē viere en̅ laet diē wel werm worden. Danneēt goede eyckē hout asschen / die werpt in de werm water / dan settet af / en̅roeret wel om / en̅ decket wel toe. Des anderen daechs ghiet die looge suyverlÿcdoor eenē schonen doec in een ander teyle / dā neemt goede wouwe / en̅ breectdie wortelē af / oftsnÿtse wel cleyn / en̅ waschtse en̅ spoeltse int cout water dā legtsein de looge / en̅ laetse eenē nacht weyckē. Dā suldÿt laten sieden op die helft / oftmeer. Alst ghesodē ist / so doeget so heet door eenē schonen doec. Dan suldyhebben ghewreven spaēs

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 11: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

19

groen / dit menghet met datselve gheel met eenen lepele. Dit moet mē verschverwercken en die looghe moet seer sterck syn.

Dat XV capittel.

Alsmē wit scheer hayr geverwet heeft root / en̅ mē dat dan weder sanguÿn hebbēwil / so neēt wat looge vā weeasschē gemaect / legtse daer in. En det witte hayralst gesode is / en suldyt net so reyne uit wassce / mer ghi sullet doē steke in dielooge.

Om scoō wollē lakē te v'wē. Dat XIV cap.

Die schoon wollē laken verwē wil / sal nemē tē eersten goede terwē semelen / en̅siedense in schoō water / en̅ ghietent da in een schoō cuype oft com. Dan ghietdaer schoō water op / en̅ latet so drie daghen staen claeren. Dā neemt een deel vādien water / en̅ doet daer twee once alluyns in op eē elle lakēs: Latet daer medesiedē twee urë lanc / dā latet hangen leken sond' wringen. Dā neēt nochtās datwater uiter cuype vā den semelen / en̅ doet daerin een pont crappē van den besten/ dat laet also heet worden op die sode / mer dattet ymmers nyet en siede. Dā steectu laken daer in / en̅ handelet wel op u handen sonder siedē. Trecket dā uite / en̅steket in een teyle met schoon looghe en̅ latet daer in ligghen dan latet drooghen /so yst root.Wildÿt dā noch schoond' makē van bresilien / so neemt eē once alluyns / en̅

alluynet als vore int ander water / dā neemt twee oncen bresilien / die siedt wel indat water vā semelē ghemaect / en̅ als die bresilie een wile ghesodē heeft so ghietdaer wat couts waters in. Dā neemt also veel uit / als ghi meynt u laken daarin tenetten / dā steect u laken daerin / en̅ handelet wel: dan neemt andere verwe tot tertÿt toe dat u hooghe ghenoech is.Wildy dat selve dā sanguyn hebbē / so legget in schoō looghe vā weeasschen

want daer salt een schoon sanguyn verwe aennemen.

Om root vā bresilie te verwē als roosen. Capit. XV.

Neemt ses ellen lakens / en̅ daertoe neemt een half pont

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 12: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

20

schoōder gallen wel ghestooten / en doetse in schoon water / en̅ laetse siedē omtrenttwee urē / en̅ die galnoten sullē geheel zyn. Alst gesodē ist / doeget vāden vier / endoeget suverlüc in een ander ketel of vat / en̅ steect u laken daerin also heet alsghÿt handelen moecht / en̅ latet daerin vier uren lahc. Dit gedaē zÿnde / wringet dāwel uit / en hanghet te drooghen. Dan neēt vier oncē alluyns en̅ siedtse met water/ en̅ als de alluyn gesmoltē is / soe doetet vā den viere / en̅ steect u gegallet lakēdaer in also heet / en̅ handelet wel een vierēdeel vā een ure. Dan neemt semelwater/ dat doet in eenen ketel / en̅ als dat werm is / so doet daer twee pont creppē in /die eerstwerf wel geweyct zÿn int water / en̅ laet dat wel heet worden / mer nietsieden. En̅ doet dan u laken daer in / en̅ handelet wel metten eersten mettē handē/ dan daer na een half ure met eenē stoc wel ō ghehandelt / en̅ gheverwet. Dansuldy u lakē schoon spoelen en̅ wasschē / dan neēt een luttel alluyns / diē siedt metwater / en̅ steect u lakē daer in vÿf pater noster lanc. / Dā suldy hebbē twee oncēbresiliē met slecht water gesoden / en̅ steket u lakē daer in / en̅ handelet wel / ruereten̅ keret recht wel een vierendeel vā een ure / en̅ wringhet dan niet seerē. Alst dandrooge is / yst u niet schoō ghenoech so versteket.

Om linen doeck root of oft groen te verwen. Capit. XVI.

Als ghi wilt hebbē root linē doec / oft garē vā samfloer / ghi sult weyckē eē pontsamfloer in watere also werm alst water indē somer is / eenē halvendach / en eenennacht / dā steket in eenē stercken sac / dan suldÿt wasschen op een riviere / alsolange tot dat dē sack wel root si / dā wringet dat water wel uit / en̅ neemt u samfloeren teeset mettē vingere op een scoō tafel / en̅ maect een beddeke vā samfloer / enstroyt daer asschē op die wit zÿn. Daer op legt weder samfloer / en̅ stroyt daer dāweder asschē op tot dattet ghenoech si. En tot een pont samfloer doet een vierendeelasschen gebrant wit van wÿnheffen / daerna wrivet wel tusschē u handē deenmettenanderē / daerna maket over een hoopken / en latet also staen vyf uren.Dan suldÿt weder wel wrive so dets verwerme / en̅ doeget da in een schoon beckē

/ set dat daer ond' dattet daer in loepe / en̅ wringet daerin uite / daer na worpt daerin eē

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 13: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

21

pinte wyn edicx die goet si / en̅ steect daer in een pont garens.

(Wildy linen doec verwē / so neēt een pont lÿnwaets en̅ steect daer voer twÿn oftfusteyn / dat laet daer inne eenē dach en̅ nacht / en̅ dan doet dat garen oft diedoecken uite / dā doet daer in een half ghelte asschē eysiche: dā steect det garēoft doec oft fusteyn daer in / en̅ latet eē half ure daer in blivē / dan wringet also weluite als ghi moecht / hagēt terstont in die sonne. Dan neēt dat ander water / daerdat selve samfloer in te weycke ghelegen heeft / en̅ ghietet dā door eenē sack / alsovoors. is int selve becke met āder verwen / en̅ dan doet daer in een glas edicx / dādoet daer weder een pont garens oft fusteyn doec in / dan doet alsoot soorseyt is.

Dat XVII capittel.

Om schoon root linen doeck te verwē gelÿc roosen.Ghi sult nemen voer ses ellen linen doecx / een half pont schoō galnoten / en̅

schoon water / dat laet wel sieden omtrent twee uren lanc al geheel. Daerna doegetvandē viere / en ghiet dat water in een ander vat / daer steect van uwen doec in /en̅ latet daer in liggen vier uren. Dā wringhet dat water uite / te wetē uiten doeck /dā neemt schoō water in uwē ketel / en̅ doet daer dan in een vierēdeel vā een pontalluyns / en̅ alst siedet so doeghet af vāden viere en̅ doet uwen doeck daer in / sogheringe als ghi hem vāden galnotē uit gewrongen hebt / maer laet hē droogeneenen nacht / en̅ keert hē wel doerin een vierendeel van eender uren: dan trecketuite en wringhet wel. Dan doet sieden twee oncen bresilienhout in schoō watere /en̅ laet dat siedē twee urē lanc. Dan doet dat bresilienhout af vāden viere / en̅ hangeteenē anderē ketel over det vier / en̅ doet daer in gruys water. Als dā een luttel wermis / so werpt daer in twee pōt crap vā meede / dan steect uwē linen doec daer in /dye in dat galwater en alluyn geweest heeft / en̅ latet daer in eē halve ure / en̅ roeretwel met een stock / dan doet u linen doec uit. Dan worpt men dieselve verwe wech/ en̅ spoelt dē ketel schoone / en̅ doet daer inne dat claere vander bresiliē / en̅ latetwel verwen. Dan suldy uwen doeck nemē / en̅ sult dien

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 14: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

22

wel wasschē in schoō water. Dan neemt schoō water in eē panne / en̅ doet daer ineen luttel alluyns / en̅ latet siedē / daer inne laat ooc sieden uwen doec vÿf oft sespater noster lanc: dan suldy uwen doec wel uitwringhen / daerna suldy den doeckstekē in den ketel metten bresiliewater / en̅ sullet keeren en weynden daer in / eenvierendeel van eender uren lanc / dā doet den doeck uit en̅ wringhet hē een luttelkē.(Also suldy ooc fusteyn verwē / maer op fusteyn moetē die twee deelen meer spaēsgroen en̅ alluyns zyn. En̅ de fusteyn moet daer in liggē eenen halvē dach en̅ eenennacht. Wringet dan uite en̅ latet drooghen / daer na maect hem zyn hayr met eenderkaerden. En̅ wilt ghi den doeck noch schoonder hebben / so werpt in den ketelmetter bresilien calc looghe / dan doet den doec daer in / en̅ keert en̅ weynt hē daerin vier pater noster lanc / dā trect hē wed' uit / en̅ dan wringhet / en̅ hanghet hem tedrooghen.

(Om root water op laken te verwen - Dat XVIII capit.).

Om root water op laken te verwen met eē pinceel. Neemt een luttel van den clarenvāder voerscreven verwen / alsmense vāden viere doet / in een scotele / oft eldersin / en̅ werct daermede metten pinceele opt wit.

Om groen water te maken - capt. XIX.

Neemt ander half once spaēs groen / en̅ wrivet wel in een houtē schotele / en dandoet daer toe dē doder vā eē eye / en̅ voer twee duiten soffraēs. Dā neemt diebladerē vā cathapuciē anderhalf hantvol / en̅ stoot die in een mortier / en̅ doet indēmortier een glas wijnedic / dit suldi door eenē doec doen. Dan neemt vā desen sape/ en̅ ghiet daer af in die schotele mettē spaens groene / en̅ wrÿft dz wel te gader /en̅ maket dunne dat goet si mede te verwē / dā suldÿt werckē met een pinceel daerghi wilt.

(Om te verwen schoon linen doeck met bresilien. Dat XX capit.

Ghi sult nemen schoō water / en̅ doen dat over tvier en latet heet werdē. Dan suldyhebbē poeder van galnoten gestootē / en̅ dat suldy in eenen ketel doen over tvier/ en̅ latent siedē een vierendeel vā een ure / dan suldÿt vāden

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 15: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

23

viere doen. Dā neemt een ander vat / en̅ doet daer in also veel couts waters / alsin dē ketel is / daer suldy dat heet water in doen / en̅ dan suldy u lakē daer in doē/ weyndet en̅ keeret wel daer in. Als ghy aldus ghedaē hebt een poose / so suldytdaer in leggen vier urē lanc in dat galsop. Dan suldy weder nemē een ketel metschoon water over dat vier / en̅ laten dien heet werden / dan suldy alluyn hebbenen̅ doen dien in dē ketele over dat vier alst water heet is. En̅ als den alluyn gesmoltēis / so suldy hebbē een ander vat met couden watere / also vele als daer des wermēwaters is / en̅ giet dat alluyn water daer in / dā suldy u laken daer in doē so voors.is / en̅ latet daer in ligghen vier uren lanc. Alst aldus lange daer in gheleghen heeft/ dan suldÿt uit wringen / en̅ hangent wat te droogē oft te verwaeyen in die lucht /mer en latet nyet alte drooge werdē. Dan suldy nemē dat bresilie al in poed' gemaecten̅ doet dat in den ketele / en̅ laten die wel siedē een vierendeel vā eender ure. En̅eer dat bresilie siedet / so suldy nemē terwēbloemen / en̅ mengen die wel in eenschotelken / en̅ doeget dan in dē ketel eer dattet siedet. En̅ als hi aldus ghesodenheeft / suldy daer uit sceppē alsoe veel bresilien dat ghi dat laken daer in stekenmoget / dat suldy daer in weyndē / en̅ keerē gelyc voorseyt is. Alst aldus ghedaē issuldÿt latē rusten daer in een goede poose / dā suldÿt uit wringen / en̅ hāgent tedroogen. En̅ alst drooghē is / suldy nemen dat soppe daert in gheweest heeft / en̅doe dat wech. Dan suldy weder nemē also veel bresilien als ghi te voren dedet / en̅doen daer weder dat laken in / en̅ hangent dan weder te droogen. Alst droogē is sodoeghet weder in een ander sop / en̅ hanget weder te droogen / en̅ aldus ystvolmaect.(Item op die quantiteyt van den gewichte / te weten teghen een elle lÿnen lakens

/ suldy nemen een loode gallē poeders. Teghen een elle lakens een loot alluynsteghē een elle lakens een once bresilien.

(Om schoon ghelu te maken - Capit. XXI.

Om te makē schoon ghelu dat men in olie verwerckē mach / oft in water. Ghy sultnemē wouwe also vele als u believē sal / die suldy te weyckē settē eē nacht of eendach in looge vā weeasschē ghemaect. Als si also gheweyct heeft / suldy

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 16: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

24

se also sieden / maer dat die wouwe immer onder dat sop wel ghedect si also diewile dat si siedet. Als si dus gesodē heeft / suldyse vāden viere doen / en̅ sult datsap afgietē in een ander teyle. Dan doeghet door eē schoon linen doec. Dan suldydie teyle nemen / en̅ ghieten dat dunste vāder teyle bovenaf / so lange tot dat udunct dat die verwe ond' mede coemt / so laet af. Dā suldy nemē dien voorseydendoeck / ēn doent weder door een and' teÿle / also langhe als u dunct / dat dat gheluwevan der wouwe in dien doeck blÿft / en̅ dat u dunckt dat dat watere al dunne is / datdaer dore loopt.

(Om linen doeck schoō blaeu te doē verwen. Cap. XXII.

Om te verwen schoō linen doec blau. Ghi sult nemē eenen ketel schoons waters /en̅ hāget dien over dz vier / dat dat water siedēde heet werde. En̅ daer moets zy̅ eēhalf ame / oft daer omtrent. Als hi aldus heet is / so suldy daerin doē / drie pont en̅een half roggen semelē / drie pōt asschen / en een pont crappe mee. Die suldy aldzwel roerē met een stoc / en̅ latet sieden drie of vier paternosters lāc. Dā suldy hebbēvyf vierendeel / oft and'half pōt floreynē / die suldy gheweyct hebben met schoōheet watere / en latē die staen gedect een vierendeel vā een ure. Da suldy hebbeneen schoon vat / houdēde een ame / daer suldy in doen die floreyne also geweyct.Dan suldy daer sceppē vā dat over tvier hanget al heet / merymmer latet wat

coelē / eer ghyt in dat vat doet / en̅ dā doeghet int vat / en̅ roeret wel. Dā suldy datwed' decken / en̅ stoppent wel toe / en̅ latēt also staē ses uren lanc. Dā suldytōtstoppen / en̅ roerēt wel ō / een goede wile: dan suldÿt wed' toe stoppē wel vasten̅ over ses uren suldyt wed' ontstoppen / alsoot voors. is: dan stoppet wed' toe.Dan suldÿt weder ontstoppē binnen twee oft drie urē / en̅ besien oft die verwe begintte comen en̅ oft si al groene begint te werdë / oft dat schuym van der bloemē oocbovē begint te comē. En̅ yst dat dit aldus niet en is / so suldy noch v'beydē / en̅stoppēse wel wed' toe. En̅ yst datse gecomē is so ic hier vore segge / so suldy ulakē dz ghi verwē wilt / som daer in stekē / en̅ wel daer in wenden en̅ keerē / en̅wringet wed' uit / en̅ stoppet toe. Dā latet rustē II oft drie ure.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 17: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

25

Dā gaet daer wed'toe en̅ steect u and' laken daer in. Dā doet wed' so voors. is / dansuldÿt wed' wel toe stoppē. Also latet dan ooc rusten twee oft drie urē lanc tot datghi siet datte verwe begint te comen / en̅ die bloemen gaen liggen boven / en̅ telckēgange dz ghi daer toe gaet / so suldy besiē of dat sop wel groen is oft groē wort.Als ghi dat siet / so suldy die bloemē som af sceppē met een scotel / dz daer bovenvloeyt / en̅ doent daer wed'in als ghi dz lakē uit wringt / en̅ stoppet wel toe. Aldusmoechdi dry oft vier verwen des daechs verwen. Dan suldy nemē die verwen uitercuypen / en̅ hanghen die wed'over dat vier en̅ latent dan wel heet wordē / en̅ doendaer in twee / en̅ eē half pont pot asschen. Dan salment wed' in dat vat doen en̅latent also staē / maer stoppet wel toe met allē vaste. Also latet dan staē rusteneenē nacht / mer ghi sullet eens roeren met eenen stoc daer in tusschē. En̅'smorgens so gaet daer toe / en̅ besiet of die verwe gecomē is / alsoot voorseyt is.So steect daer wed' u laken in / maer en verlaetse nyet te seere van laken / so datdie verwe ni cout en worde./Als ghi aldus geverwet hebt drie oft vier werven / so suldyse wed' heet maken

over tvier / en̅ doen dā daer in twee pōt potasschē / en̅ latent also staen eenē nacht/ mer roeret daer en tusschē eens met eenē stoc / en̅ decket dan vast toe / en̅ besietals ghi daer toe gaet / of die verwe comē is. Is de verwe comē / so verwet dat ghiwilt. En̅ alst sop schoō groen wert / is die verwē ripe / en̅ de bloemē bovē schoonliggē. Maer als si begint ghelu te wordē / so is si te seer ripe / dan suldy daer meerlakens in steken.

(Om te verwen schoon linen laken met bresilien. Dat XXIII capit.

Om linen doec te verwen met bresilien. Ghi sult nemē also veel linen lakens als ghiwilt: want tegen elcke elle lakens suldi nemē twee oncē galnoten / of XII noten.Dieselve noten suldy al ontwee breken / en gebroke zy̅de suldise in eenē ketel

doen / en̅ latent metten galnoten te gad' sieden. Alst aldus ghesodē heeft omtrenteen vierendeel van eend'uren oft wat min / soe suldÿt afdoen van den viere / en̅doen dat laken uiten ketele. Dan latet eē luttel v'sipen /

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 18: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

26

maer ghi en moges niet laten drooge wordē. Alst aldus ghesoden heeft / so suldynemē eenen anderen ketel / met schoonen watere / en̅ doet dyē ketel over dz vier/ en̅ laet dyē ketel metten water siedende heet wordē. En dan suldy tegē elcke ellelakens nemen twee oncē alluyns / en̅ ghi sult desen alluyn worpē in den ketel mettenwater. Als dā dē alluyn gesmoltē is / suldy nemē dat voorseyde linen laken / en̅doent indē selvē ketel daer dē alluyn in is / en̅ latent te gad'sieden een vierendeelvā eender ure. Dan doetet uitē ketel / en̅ wringhet een luttelken / dā hanghet op en̅latet een luttel droogē / maer niet te seere. Dā suldy u bresilie gesoden hebben insulcker maniere / als ic u hier bescrivē sal. Ghi sult neme looge van houtasschēgemaect / maer datse niet te sterc en si / en̅ die suldy in eenē ketel doē / also veledat u dunct dat ghi u laken nat makē moecht.Dan suldy nemē u bresilie / en̅ doense in uwen ketel metter loogen / en̅ latent

also sieden een vierendeel vā eender uren. Dan suldÿt van de viere doen / en̅ ghisult hebben een aerdē teyle / daer suldy terstōt dat sop van der bresilien in doen /en̅ dan suldy u lakē daer in stekē. Mer ghy moetet daer wel in keerē en weyndē. En̅ghi moet wachten dattet niet te drooge en si van dē voors. alluyne daer dat inghesodē is.(Itē op vier gheltē looghe suldy doen anderhalf pinte bresiliē / al cleyne te poeder

ghestooten.

Dat XXIV capitel.

Wildy beworpē op scaerlakē ald'hande beelden.Neēt een quartier wits wyns / goet en̅ seer sterc / een hantvol oudt ysere / en̅ also

groot als ee eyē atramēts. Dit doet alte samē in eenen pot / en̅ latet staen siedē solanghe / tot dat u dunct dat die eē helft wel v'sodē is. Dā settet af / en lattet coelen:en̅ wat ghi dermede verwē wilt op scaerlakē / di moechdy v'wen: en̅ latet wel droogen/ so en gaet dat nemmermeer af.

Dat XXV capitel.

Om te makē schoon bresilie / daermē mach verwē op doeckē oft op papier. Ghi sultnemen eenen schoonē pot / en̅ doet daer in een pont crijts / an in twee gestootē /en̅ dan

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 19: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

27

daer op eenē pot goede wÿn azÿn. Dit doet te gad' / en̅ roeret wel / dā latet alsoeenē dach en̅ eene nacht staē. Dan suldÿt af ghietē in eenē schoonē pot oft teyle/ en̅ wachtē wel / datter geē crÿt in en̅ loope. Dā neēt die twee deel van d' loogevoorseyt / en̅ doet die in eenē schoonē pot en settet over tvier / en̅ latet te gad'sieden/ vÿf of ses pater noster lanc. Dan doetet van dē viere / en̅ ghiet dz sop af in eēschoon teyle / en̅ daer suldy in doē XIII oncē alluyns / dit roeret wel met eene stock.Dan suldy dat ander deel nemē / en̅ gietent op dat bresiliehout / daer ghi det and'afghegotē hebt / en̅ laten dat ooc siedē / also voorseyt is / en̅ ghiet det sap af in eenand' teyle / en̅ doet daer oock in XIII oncē alluyns / dit suldi also wel roerē gelÿcvoorseyt is. Als ghÿt een lange poose wel geroert hebt / so doetet dā totten anderen/ ende roeret wel. Wildÿt dan drooge hebbē / soo neēt een pāne / en̅ ghiet die vol /en̅ setse in dē wint / en̅ laetse also daer in droogē acht daghen lanc oft meer / eerghi daermede werkt / so salse schoon werden.

Om blaeu bolkeraen te verwē. Cap. XXVI.

Neemt dry pondē gruys vā terwen en een pōt meede / een pont floreyne / en̅ driepont weeasscē / tot LX quaertē waters. In den eersten salmen daer in doen diefloreyne in een schoon vat / daer sal men in doen acht of thiē quaerten waters en̅roerēt wel. Dit moet so heet zÿn / datmē de hant daer ni in ghedoogen en soude.In dat ander water salmē dat gruys doen / en̅ die asschen mede / en̅ doen dat al tegad'tsamē. Laet dat also te gad'staē. Dit salmē XII uren lanc roerē. Yst dat blaeuwet/ so salmēt wercken / en yst dat niet en blaeuwet / so salmēt gedect laten staen XXuren lanc.

Om root te verwen vā crap meede. Capit. XXVII.

Neemt eē pont crap meede tot drie ellē lakēs / en̅ nemet eene schonē pot met water/ diē sedt biden viere tot det hi op die sode is / en̅ doet daerin twee oncē gallē / en̅latet so siedē. Dā steect dat lakē daer in / en̅ nemet dicwils weder uit en wed' in /mer wringet telckē wel uit. Da neēt eenen schonē pot met schoō water / en̅ settetbi den viere tot det optē sode is / dan doet daer in een once alluyns en̅ latet siedē.Dā doet daer dat lakē in / gelÿc voorseyt is. Dan nemet

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 20: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

28

wed eenē pot met water / en̅ latet siedē tot detet root is. En dan trect dat lakē uit en̅in / en̅ daerō so cleynset die meede in eenē doec. Wildy hebbe dattet duyster wert/ soe suldy hebbē looghē vā levende calc. Dier ghelÿc verwet mēmettē houtē daermēroode mede verwet. En̅ en hebdi gheen levende calck / so neemt houtasschen indie stede.

(Om swert fluweel en lÿnwaet te verwē. Cap. XXVIII.

Neemt galle en̅ coper root te gaer gesodē / en̅ steect u lakē daer in / so yst grauside.Dan neēt slÿp / elsen schorsen / en̅ out yser / al in eē harinc vat / Dā neēt gruys /en̅ dit sal zÿ det een derde deel van dē vate / die and twee deelē schoō water / en̅latet zoo staē drie wekē lāc / en̅ roeret wel om / en̅ dā steect u grau side daer in.Als dit ghedaē ist / suldÿt hangē te droogē / en̅ steket telcke wed' in alst drooge istot det u swert ghenoech is. In de stede vand'galle mach mē nemē eyckē schorssen/ ghesodē met schoenmakers swert.

(Om floers grau te maken capit. XXIX.

Ghi sult floers nemen / en̅ legget te weyke XXIV urē. Dan wringhet wel uit door eenēdoec / en̅ neemt een looge vā wÿnasschē / en̅ doeget twee uren lanc op eē schoōtafel / Dan neēt die voorseyt. looghe / en̅ doetse in drie vaten / en̅ neēt dat floers /en̅ doetse in een vā de drie vatē / dā douwet det floers wel uit / dā suldy det floersstekē in det leste vat / voort in det middelste / en̅ in dat eerste. Maer eer ghi det lakēdaer in doet / so doet daer wÿn edick in / en̅ wringhet uite.

Om te verwen root siden - Dat XXX capit.

Ghi sult nemē goede houtasschē / en̅ maect daer goede looge af. Doet daer infesset hout / en̅ van dē gheluwe hout. Dat set te weycke eē ure / da latet siedē eēvierendeel vā eē ure. Dā stecct u lake daer in / en̅ doet daer een luttelkē spaēs groēin / mer dat lakē suldy te vorē alluynē.

(Om te makē swert water / daermē mede verwet op alle manieren vansiden laken. Dat XXXI capit.

Ghi sult nemē eē half pont galnoten / en̅ doet daer in and'-

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 21: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

29

halven stoop waters / en̅ een once slÿps / en̅ veel vilinge vā yser / Dit laet sieden /en̅ doet daer in eē vierēdeel pōts coperroots. Dit suldy latē siedē totter helft / en̅doet daer in een pont gūme vā arabien / en̅ latet dā siedē tot dat alle die gūmeversmoltē is / dā doeget vā dē viere. Hoe dit ouder is / hoet beter is.

Omwit water te maken / om op gheluwe side te wercken. Dat XXXII capit.

Neemt een stoop veriuys van den besten / daerin suldy doē een once solfersgepulveriseert / en een half once canfer.

Daermede latet eē wile siedē / dan latet coelē. Dā doeghet door eenē doec / en̅ dāmoet gesodē syn met eē vierēdeel gummen van arabien. Also suldÿt orbooren.

Om op gheluwe side te wercken / oft wit / oft groen / oft azureyt. DatXXXIII capit.

Ghi sult neme eenen stoop soet water / en̅ eē vierendeel arsenicum gepulveriseert/ en̅ twee scalen wouwē. Snÿt die ontwee in cleyn stucxkens / en̅ doeghet siedenals harinc. Dan doeghet vāden viere / en̅ doet daer in also veel greyns als men inpottagie doet. Hier suldy ook gumme in doen / daer nae dat ghÿt hebben wilt.

(Om root water te maken. Capit. XXXIV.

Neemt eenen stoop waters / en̅ een vierendeel gummē / een half pont fiset hout /ende siedet te gader op drie pinten na in / en̅ dan doeghet van den viere / Hier suldyin doē een half once spaens groen / dan doet daer ooc greyn in alsoe vele als ghiin pottagie doet.

(Om root van bresilie te maken. Capit. XXXV.

Neemt laken op een pont / een vierēdeel alluyns / mer siedet den alluyn / en̅ leggetu laken daer inne twee urē lanc. Dan neemt gallē ghestooten / en̅ doet daer waterop / dā legget u laken in een vierēdeel ponts bresilien en̅ eē once gummen vanarabien. Laet dat sieden deen vierendeel in / en̅ dan steect u laken daer in. Wildÿtroot hebben / soe en doet daer gheen galle in.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 22: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

30

(Om root water te make op witte side / op ly waet groē ghelu / violette/ oft azureyt. Capit. XXXVI.

Neemt eenē stoop waters / en̅ een once bresilien. Dit suldy sieden of deen helf /dan doeghet van den viere en̅ doet daer also veel greyns in / als in pottagie behoorten̅ een vierendeel ponts gummen. Maer wildÿt wercken licht root / so ghiet dat ineen and'vat / daer in is een vierendeel ponts alluyn gepulverizeert / en̅ latet so staēeenē nacht.

(Om blaeu te maken capit XXXVII.

Neemt drie deel wee asschen / en een deel ongelesten calc. Maect daer looghe afen̅ laet die staen claren / dan doetse door eenen dicken doecken. Deze voorseydelooghe sal men nemen vÿfthien quaerten / en̅ ghietense op een pont bloemen / en̅roeren det seer wel in met eenen stocke al te samē / dan latet werme wordē op datvier / also werme so det ghi daer nauwelÿc u hāt in gedoogen moecht. Eerst somoet ghi uwē doec gesodē hebben in alluyn / en̅ ooc gedroocht. Dan steket in diewerme verwe twee oft driewerf / daer na dat ghÿt swaer of licht hebben wilt. Maervoor alle dinc / so moet u verwe werme syn / eer ghi verwē moecht.

(Om swert te verwen - Dat XXXVIII.

Neemt een vet galwater cout / en̅ handelt det fusteyn wel daerin. Dā steket in dieswerte verwe / en̅ hādelet ooc wel daer in / en̅ dan wed'in galwater / en ooc vand'verwē. Dā doeghet also die in die swerte verwe / tot det genoech is.

(Hoemē verwē sal schoō gelu als gout. Capit. XXXIX.

Legget u laken in alluyn water vier uren lāc. Da neemt eē deel calcx / en̅ twee deelhoutasschē / en̅ leket een looge daer af / en̅ daer mede siet die verwē. (Itē die bestelooge ō te verwē. Neemt twee deel houtasschen en̅ een deel calcx / leect den calcksoe ghi dat wel weet.

(Om graeu fasteyn te maken. Dat XL cap.

Neemt dat fasteyn en̅ legget in schoō water te weyc dri uren lanc. Dā neēt tot achtellen II oncē gallē ghebrokē / en̅ doet die in werm water / dan ghiet det water mettergallē in een and'vat / daer acht quaertē waters in zy̅. Da steect u fasteyn daer in /ghi sullet daer wel keerē / en̅

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 23: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

31

wendē / en̅ wringet ooc wel / latet daer in liggē een ure / dā wringet wel uite / en̅steket in swerte verwe / en̅ latet daer in liggē een ure. Dan wringet en̅ spoelet inschoon water in de riviere / also hanget te droogen. En̅ ist dan grau genoech sosteket in schoō water / daer na in galwater / dan in swerte verwe / Dan drooget endoetet scheren en colendieren.

(Om groen fasteyn te maken - Dat XLI capit.

Neemt asschen van heye / oft vā hoy / en̅ wÿnasscē / en̅ maect daer eē looge af /dā steect u fasteyn daer in en̅ daer nae in die ander looghe. Dit doet so langhe totdat al ghenoech si. In deser ghelÿcken sal men oock verwen graeu linen laken /mer daer moet luttel gallen in zÿn.

(Om swert siden laken oft fluweel te verwen. Capit XLII.

Men sal voortaen het siden laken netten in galle water / en̅ latent daerin ligghen eenure lanck / dan latet drooghen. Dan suldÿt legghē in looghē vā saechmeel ende vanwÿngaert rancken / en̅ latent daer weder in liggen. XII uren lanc oft meer / endelatent dan wel droogen. Dan suldÿt sieden metter swerter verwen twee oft driewerven / tot dattet u schoone ghenoech dunct te zÿn.

(Om siden laken te verwen / dat zyn verwe verlorē heeft. Dat XLIII capit.

Neemt u siden laken oft damast / dat moet alderswerste worden / en̅ siedet eersteen ure lanck / in dye verwe van eycken schorssen / en̅ latense dan wint droogheworden. Dan suldÿt twee reysen sieden met swerter verwen / maer latet alle reysedrooghe werden.En yst dan niet swert ghenoech / so siedet in galwater ende in swerte verwe / tot

dattet schoon ghenoech si. Dan latent drooghen / en̅ bestriket dan met boter en̅ metander smout en̅ wringhet dan wel uit met uwe handen / en̅ bestriket meteen schoon.

(Om roode side te verwen / oft roode huyven. Dat XLIV capittel.

Men sal dye side legghen in alluyn water / en̅ latense daer in sieden. Dat van semelwater is / dat laet te gader sieden

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 24: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

32

een half ure lanc / Dan neēt een luttel crappen / ende een luttel semelwaters / hiermede latet heet worden / dan doet die side daer in / en̅ en latet niet sieden / dangaetse spoelen in een luttel looghen / so wortse schoon dan spoeltse in water.

(Om sanguÿn side te verwen cap. XLV.

Wildy sanguÿn side verwē / dye suldy in alle manieren alluynen / gelÿc mettencrappē. Dan suldy nemen een luttel simpel waters / en een luttel bresilien / dat siedette gader / dan neemt een sop en̅ siedet die side daer in. Als dat uit is so neemt eenander / dan het derde / dā steket in die looghe.

(Om blaeu side te verwen. Capit. XLVI.

Wildy blaeu siden verwē / die side moet wit zÿn / dā suldy se nat maken / en̅wringense weder uit. Dan steectse in die blau verwe / en maect se licht of donckerso ghi wilt.

(Om schoon groen side te verwen. Capit. XLVII.

Wildy schoon groen side verwen / soe neemt een luttel semelwaters / en̅ een luttelalluyns: dat siedt tegader. Als den alluyn ghesmolten is / so doet die side daer in /en̅ laetse mede sieden een vierendeel van eender uren. Dan neemt noch eē luttelsemelwaters / ende een luttel wouwe / en̅ die side oock / en̅ laet dat te gader siedenso langhe tot dat schoon doncker ghelu wordt. Wildy se groen hebbē / so steect sein in die blau verwe / ende maectse ooc licht oft doncker so ghi wilt.

(Om swerte side te verwen. Capit. XLVIII.

Neemt tot een pont siden XII galnoten / ende stoot die tot poeder / Siedt die sidemetter gallē in simpel water / een goede halve ure lanck. Dan nemet van der swerterverwen / en̅ siedtse ooc een half ure lanck. Dan doetse uit / en̅ laetse cout worden/ dan doetse weder in dye swerte verwe / ende laetse noch een halve ure sieden.Is si dan niet schoō so laet se langher sieden / ymmers so langhe tot datse schoōwert / ende dan gaetse spoelen opt water.

(Om purpur side te verwen. Capit. XLIX.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 25: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

33

Om purper side te verwen / so neemt een pont sidē op vier oncen alluyns / endesiedt den alluyn met simpel water en̅ legt die side daer in / en̅ laetse vier uren daerin ligghen. Dan neemt op een pont side twee pont purpers / en siedt dat tegader /ghelÿck hiernae bescreven staet / te weten half pisse en half water / Dat suldy alsoete gader sieden / soe langhe tot dattet schoon wort / want het sal daermede schooneworden: en̅ dan doeghet uit / en̅ spoelet in schoon water.Item op een pont siden behoort vier oncen alluyns.Item roode side met crap gheverwet / sal men alluynen.Item sanguÿn side sal men alluynen.Item gheluwe siden salmen oock alluynen.

(Om schoon sanguÿn te verwen. Capit. L.

Neemt op elcke elle linen lakens ses gallen / die suldy te poeder stooten. Dan neemtdrie ghelten waters in een cuype / en̅ doet dat poeder van den galnoten daer in /en̅ roeret wel om. Dan legt dat laken daer in / en̅ keeret en̅ weyndet wel / danwringhet wel drooge uite. Dan latet daer in ligghen twee uren lanc / maer telker uresuldÿt uit wringhen / ende legghent altÿt weder in die cuype. Als die twee urengheleden zÿn / soe wringhet wel uit: dan neemt een once alluyns van den besten /en neemt drie gheltē waters in een ketel / maect dat wel heet opt sieden / tot dat alwel ghesmolten is / dan doeghet af / en doet dat lakē daer in / en doet alsoe ghimetten anderen ghedaen hebt / ooc twee uren lanc. Dā neemt daer na eenen ketel/ en doet daer in twee gheltē waters / dat laet ooc wel heet worden. Dan neemt drieloot bresilien / en̅ worptse daer in / also latet sieden een vierendeel vā een ure / danneemt een goede quarte waters / en̅ blusschet hē den sode. Dan neemt een quaertevāder verwen / en̅ legt dat laken daer in ses oft seven pater nosters lanck / so is dieverwe al te gader aen dat laken ghegaen / dan wringhet uit en̅ handelet wel / en̅neemt noch een sop / en̅ legget ooc daer in / en̅ keeret en weyndet wel: dan latetsoe langhe liggen als vore / en̅ wringhet dan ooc uit. Dan neemt dat derde sop en̅legghet ooc daer in / en̅ latet daer in ligghen een vierendeel van eender uren.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 26: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

34

(Om semel water te maken / daer men root mede verwen mach - Dat LIcapittel.

Ghi sult nemen eenen vilten hoet vol terwen semelen en̅ neemt also veel watersals in drie akers oft ketels moghen gaen. Laet dat eenen corten wal hebben overtvier. Dan ghiet dat in een vat / ende neemt weder twee akers oft witte ketels volwaters / en̅ maect dat werm / dā ghietet ooc daer toe: maer onder roeret wel / en̅decket wel toe. En̅ den eersten dach suldÿt dicwils roerē. Aldus suldÿt laten staēvier of vÿf daghen lanck tertÿt tot dattet rÿp werde.

(Om root luesch te verwen. Capit. LII.

Wildy verwen schoon root luesch / so neemt XIV drooghe vellen also si vanAntwerpen comen / ende hanghet die in eē riviere oft in eē water twee daghen entwee nachten: dan suldyse uiten water trecken / en̅ doet in een vat eenen ketel vollevende calcx / en̅ doet daertoe also veel waters / dat die vellen daer welghemackelÿck in moghen ligghen. Dan roeret wel met eenen stock / en̅ doet u vellendaer in / en keert se wel. Ist in den somer / so hebben si daer ghenoech in gheleghenaen acht daghen: en̅ men moet alle twee daghe daernae sien / en̅ yst in den winter/ soe moeten si een maent daer in bliven. Da neemt u vellen uit / en̅ hanghet seweder in de voorseyde riviere oft water drie dagen en̅ drie nachten. Daerna suldysewel wasschen in een cuype met lauwē somer water / en̅ stamptse met u voeten:Daernae wascht se weder in de voors. riviere. Dan doet een ketel over tvier / en̅doet daer schoon water in / en̅ worpt daer in vier pondt alluyns. Als den alluynghesmoltē is / en̅ dat water siedet / soe doet daer in alsoe veel waters dattet tematen heet si / soe dat ghi u hant daer in niet en v'brandt. Dan doeget vāden viere/ en̅ steect u vellen daer in / en̅ roert se wel metter hant / en̅ laetse soe staen eenendach en̅ nacht. Maer als ghi slapen gaet / suldyse eens keeren. Dan doet u vellenuit / en̅ wringhet dat water wel uit. En̅ ghy moet al u vellen natten / wanneer si nochdrooghe noch nat zÿn. Dan suldy nemen vier potten pissen / die herde stel si /hanghet die over tvier en̅ doetse wel sieden en̅ schuimtse so langhe tot dat seschoon si. Dan suldy in eenen pot doen wel ghestooten lacke / laet dat een luttelsieden: dan doet daer in so groot als een haselnote

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 27: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

35

alluyns / daer latet een weynich mede sieden / dan doeget va den viere / latet alsoestaen tot dat soe cout is / dat ghi u hant daer in ghedooghen moget. Dā doet hieraf een glas vol in u vellē / dye toeghenaeyt sulle zÿn ghelÿc eenen sack. Houdetbovē toe / en̅ met die and'hant nemet onder / en̅ hutset ten beyden siden / als oftghi buydelen wout. Dit suldy so langhe doen / tot dat zÿn verwe wel ghenome heeft.Dan keert u vellē een luttel om / en̅ yst schoon ghenoech latet staen / yst niet schoonghenoech / doet daer van u voors. substansie noch een half glas in / en̅ doet sovoors. is. Dan ontnaeyt u vellen / en̅ hanghetse te drooghen op eenen hoogē solder/ en̅ alst drooghe zyn / suldyse nemen / en̅ leggen se eenen nacht in een cuype metwater / en des anderen daechs suldyse touwē op een scherp instrument / tot dat sinatuerlÿck zÿn.

(Om leer te doen rooden. Capit. LIII.

Neemt een once alluyns / dyen smelt in een ghelte waters / dan neemt een calfsvelghestrect opten raam / soe dat behoort / en̅ bestriket wel met alluyn water / danmoet ghÿt ooc terstont bestriken met bresilie water en̅ dan laten drooghen / en dannogh eens bestrikē met bresilie water / en̅ latet so drooghen / en̅ dan ghelicket: en̅die verwe oft water moet werm of laeu zyn. Mer men mach ten eerstē nat makē incout water / en̅ wringhet wed' uit / en̅ dan uitghestreken met eenen borde. (Datvoors. bresilie water salmen also maken. Neēt drie gheltē reghenwaters / en̅ doetdaer in vier oncen bresilie hout ghepulverizeert / en̅ oock een half once weeasschen/ en̅ een luttel sofferaens / en̅ siedent soelanghe tot dattet een derdendeel versodenis. Dan sal men dat af cleynsen / en̅ doen den pot vol regenwaters / en̅ laten dietwee deelen v'sieden / dan cleynset dat ooc weder af. Dan doet dē pot derde werfvol regenwaters / en̅ versiedt dat ooc dye twee deelen: dan is die cracht al uitenhoute ghesodē. Met dit leste water sal men eerst verwen / en̅ metten eersten watersal men lest verwen.

(Om roode vellen - Capit LIV.

Om root leer te maken / men sal siedē lack in boonstro en̅ een luttel pissen / en̅ alstversoden is / so sal men daer in

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 28: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

36

doen twee boonen groot alluyns / en̅ neemt een once bresilienhout / ende siedetdit te gadere.

(Om gout vellen, Dat LV capit.

Om gout vellē te maken / neemt bruyn root en̅ wrivet op eenen steen met water /menget met crÿt en̅ met lÿmwater / daer suldy u vellen mede bestriken twee werven.Dan legt daer silver op / en̅ latet drooghen / dan suldÿt licken ende saltenten / en̅striket daer over / dan drooghet in die sonne

(Om groen vellen - Dat LVI capit.

Om groen vellen te maken neemt spaens groen / ende wrÿft dat op eenen steen /met wÿnazÿn / en̅ daer wat sofferaens onder. Dit tempert met gumme en̅ met lÿm /ende bestrÿct dan u vellen daermede.

(Om leer te vergulden. Dat LVII capit.

Men sal dat leer drie werven overstrikē met witte vā den eye / en̅ met gumwater /en̅ dan legt u gout daer op en licket wel schoon. Oft doderen vā eyeren hertghebraden / ghetempert met gumwater. Die roode en dye groenē vellen mach menvernissen. Neemt een becken dat plat is / daer onder legt vier / ende legt die vellendaer op / ende strÿckt also vernis op die vellen daer die verwe op leyt: maer eer ghidie vellen daer op strÿckt / soe strÿcket werm op dat becken / en̅ dan latet drooghen/ dan strÿckt die verwe effen daer op en̅ alst drooghe is / so licket. Als ghi si schoonhebbē wilt / soe neemt een eindeken keerssen / en̅ strÿcket aan uwen arme / vāderhant totten elleboghe / en̅ strÿcket metten platten armē over.

(Om noch root leer - Dat LVIII capit.

Om root leer te verwen / neemt een loot bresilien / ende eenen pot nats / also laetdat derden deel versiedē / mer wasschet u leer in alluyn water / oft in ander wateredaer en is so veel verlancx niet aen: dan latet drooghen / dan steket daer in / en̅latet rotten twee daghen en̅ twee nachten met natten spanen / en̅ hanghet dat lederdaer over ontloken.(Itē wildy sanguÿn hebbē / so neemt wÿnrācken asschen en̅ maect daer looghe

af / en̅ met dier looghe soe siedet u bresilien hout / ende roodet als d'ander.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 29: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

37

(Om yser of stael weeck te maken. Capit. LIX.

Om yser of stael also weeck te maken als coper. Ghy sult nemen ongheblust steencalck / en̅ so veel alluyns en̅ stampt den alluyn eerst al cleyne in eenē mortier / dāsult ghi den voorseydē calc daer in tsamen menghen / en̅ leggent eenen halvenvingher oft eenē vingher dick op eenen lÿnē doeck / daer suldy dat yser in winden/ dat ghi weec wilt hebben / en̅ legget in een middelbacr coel vier / daer suldÿt inlaten ligghen een ure / tot dattet vier al vergaen is / en̅ dat al cout gheworden isvanselfs / zonder eenich toedoen. Dan sal dat yser oft stael so seere gemorwet zy̅/ als oft coper waer in der herdicheyt.

(Noch een ander maniere.Neemt simpelÿck een wit torf vier / en̅ legghet dat yser oft stael daer midden inne

/ en̅ latet so langhe daer in ligghen / tot dattet selve vier uit is / en̅ cout / het sal daerin vermorwē / ymmers alsoe vele alst van noode is.

(Noch om yser weeck te maken. Capit. LX.

Neemt aquarafani / oft haer sap / en̅ bluscht dat heete yser daer in / het sal weeckoft morwe worden.

(Noch een ander maniere om yser weeck te maken.Neemt weeasschen en̅ levende calck / elcx even vele: maect daer af looghe / die

looghe laet neghenwerf door dye materie gaen: dan neemt stael oft yser / en̅ leggetdaer in eenen nacht / so moechdÿt sniden. Wildÿt dan weder hert hebben so lesschetin cout water / het sal wederom hert worden.

(Noch een ander maniere ō yser oft stael morwe te makē. Neemt ghelu bloemē alsgoutbloemen ghedaente / metten stelen / die bladerē zÿn so breet als eens mansnagel. Die bloemen suldy stāpen / en̅ wringense door eenē doec / en̅ dan doet datsap in eenen pot. Dan neēt dat yser oft stael dat ghi morwe makē wilt / en̅ gloeyetsoe root oft vier waer / en̅ steket in dat sap / het sal also morwe worden oft coperwaer.

(Voort neēt slecken / en̅ langhe wormen uiter aerden / elcx even vele / en̅ dat derdedeel sout. Dā neemt eenen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 30: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

38

aerden pot dien maect vol cleyne gaten / als oft een seve waer: dan neēt sout / en̅sout die tweed'hande wormen in den pot metten gaten / dan neemt eenē anderenpot / en̅ dien set daer onder / dā sal dat sout smeltē mettē wormen / en̅ loopen claerin den onderstē pot / en̅ dat dicke sal bliven in den opperstē pot / det sal menwechghieten. Nu legt eenē steen optē pot / dan siedten wel dat hi schuymt. Als hiniet meer en scuymt / set hē van den viere dat hi cout worde. Dan neēt dat staellatet gloeyē wel root oft vier waer / en̅ bluschet daerin / dan sal men dat yser oftstael moghē crommen ghelÿc oft coper waer. Dan gloeyet weder / ende blusschetin cout water / het sal soe hert wordē dat men daer op nyet en sal mogen winnē /al yst fÿn stael.

(Noch om yser weeck te maken - Capit. LXI.

Een and' maniere om yser saecht oft weeck te maken. Neemt een cruydt dat heetUngula caballina / dat is paardenhoue: hier af maect water / dan gloeyt dat yser datghi weec hebben wilt / en̅ blusschet int voorseyde water / het sal weeck werden.

(Een ander maniere om yser oft stael weeck te maken. Dat LXII capit.

Neemt slecken / en̅ stootse met sterckē wÿn azÿn: en̅ dan gloeyt dat yser oft staeldat ghi morwe hebben wilt en̅ blusschet int voorseyde sap / het sal seer weeckworden.

(Om stael oft cristael weeck te maken. Cap. LXIII.

Neemt levende calck / en̅ weeasschē / elcx even vele / daer af maect een looghein deser manieren. Ghi sullet negēwerf door die materie laten loopē. Dan neemt datstael oft cristael / en̅ legget eenen dach en̅ nacht in die looghe / het sal seer morwedaer af worden. Wildÿt dan weder herdt maken / so blusschet in cout watere.

(Noch een ander. Om yser weeck te makē / blusschet in lÿnsaet olie. Dit doet sodicwils / tot dattet morwe ghenoech is.

(Noch een ander van den selven.Neemt palincx bloet / en̅ blusschet dat heet yser daer in.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 31: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

39

(Noch een ander.Neemt cleem en̅ beslaet dat om dat yser met eenē natten doec / dā legget also

in een cole viers oft in een wit torf vier: en̅ latet bi hē selven cout worden.

(Noch een andere.Neemt dat sap vā marubium / en̅ dat sap vā gherwe / met dat sap vā rafanus /

dat is radÿs / en̅ stercken wÿn; en̅ blusschet dat yser daerinne.

(Om yser hart te maken. Capit. LXIV.

Om iser hart te makē / neemt aqua v'bene / en̅ bluscht u yser daer in acht of neghenwervē / het sal hart wordē.(Noch een ander.Neemt hoornē te pulver ghebrāt en̅ sout / elcx evē vele / en̅ bestroeyt dat heet

yser daer mede.

(Noch een ander maniere om yser hart te maken.Neemt antymonie / calemÿn / en̅ coperroot / egamuet / elc bi hemselven te pulver

ghemaect / en̅ spreyt dit op u yser. Oft maket wel gloeyende dat sweert / en̅ slaghet/ en̅ verwermet / en slaghet dā weder. Dan temperet in dit navolghende nat. Neemtcelidonie / also vele vāder wortel / als vāden bladerē / tot thien pont toe: latet siedentot ses pōt - Wāneer ghÿt tēperen wilt / dā tempert in dat nat / dat ghenomen is vander celidonien / het sal herdt worden.

(Om alle messen en beytels hart te maken. Capit. LXV.

Wildy messen oft beytels hart maken / op datse wel sniden / neemt peerden merch/ ende maect dan die messen oft die beytels heet / en̅de bluschtse daer in.

Om vilen vā yser oft van stael hert te makē / neemt oude schoenen en̅ brantse totdat si swert zy̅ / en̅ dan maect daer pulvere af. Neemt dat pulvere / met evē veelsouts / en̅ stroyet onder en̅ bovē die vilen / die daer gheleyt syn in een viercāteyseren laye met een yserē decsel.Men salt een stroo dicke stroyen / dā sal men die layē sluytē. Aldus salment

gloeyende maken metter layen te samē in een vier vā colen / en̅ dan haestelÿcmetter layen met allē int cout water laten vallen / so yst goed en̅ hart.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 32: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

40

Om eenighe materie hart te maken / neemt dat sap van pentasilon / en̅ dat sap vanabsinthium. Dit doet in een glas. Dā neemt pieren / en̅ stampt die also door eenendoeck ghewronghen / hiermede bestrÿct die materie als si heet is / en̅ als si droogheis bestrÿctse hiermede.

(Om diversche winen te maken. Capit. LXVIII.

(Hoemē den wÿn houdē sal zonder bedervē. En̅ oft hy ghebrec hadde / hoemen hēhelpen sal. En̅ ooc van wÿn teghen veel siecten. (Eerst sal men hier seggen vā diesnidinghe der druyven / alsmen daer wÿn af maken wilt.Men sal die druyvē snidē / als die mane is in Cācro in Leone / in Libra / in Scorpio

/ oft in Aquario. Dat is / als die mane int breken / en als si onder die aerde is.

Om te mercken oft die druyven rÿp ghenoech zÿn om af te sniden. DatLXIX capittel.

Dit en sal mē niet alleē weten aen dē smake / mer int gesichte / en̅ aendē smakēte samē. Aen den smake in deser manierē / oft si soet zÿn. Int ghesichte / alsmēseontwee doet / dat de steenkēs lichtelÿc daer uit vallē / dier binnen liggen: wat dit isdie beste maniere daermë dat bi bekennëmach: wed' si wit zÿ oft blau / this alleleēs.Ooc besiet het natte dat uitē besien coēt / oftet clampt ghelÿc lÿm so suldy sekerlycwetē / dat hi rÿp ghenoech is om sniden.Diegene die dē wÿn persen willen / sullen suyver zÿn van handen / so dat die wel

en̅ reynlÿc gewasschen sullen zÿn / en̅ haer beenen en̅ voetē reyn. En̅ sie sullē neteten pareye / loock / ayuyn oft dierghelycke.Als die druyven vergadert zÿn en̅ gesneden / so sal men se lichtelÿc uit perssen

/ wāt daer wort dē wy̅ sterc af. En̅ als die druyven langhe staen sonder perssen daerwort den wÿn slap ende cranck af.Die vaten daer mē den wÿn in doen sal / sal mē seer reyn houdē / wel gepurgeert

/ en̅ bereet maken. Men sal se naerstelÿc suyveren en̅ wasschē met sout watere /so dat si van outheyden niet en stincken. Dan salmense droogē en̅ verluchten / en̅stouen met wieroock die wit is.Als men twifelt aen die vaten van eenigen stanck / so salmense peckē. Want als

die vatē gepect zÿn / so wert hē alle

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 33: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

41

vreemde stanc benomē overmidts dat peck.Als die most heeft staē sieden / en̅ op ghegaen is / en̅ dan wed' beghint te sittē /

mer nochtās noch werme is / so suldy daer op noch anderē most gietē / also hi uiterpersse coemt / sond' daer yet in te doen: dan sal hi wed'beginnē te siedē / so hieerst dede: Als u dā dunct dat hi werd'sittē wilt / so giet daer noch wed' anderenmost op / ind'selve manieren also voors, staet. Dit suldy vier oft vyfwerf doē: wāthoe ghyt meer doet / hoet beter is. Ghi moet u ooc wachten dat die vaten niet sovol en zÿn / dat se overvlieten oft overloopen datse storten / want het waer quaet.(Yst regēachtich weder alsmen dē wÿn snÿt / so is dā in dē most gemeynlÿc veel

waters. Om dā det water te sceyden uitē most of wÿn / die daer bi v'cranct soudezÿ / so suldy so haest als dē wÿn gesodē is / dēselven wÿn vervatē en̅ in and'schoonvatē doen / wāt het tgene dat waterachtich oft lÿmachtich is / sal int ond'ste van dēvatē blivē / ō d'swaerheyt wil. Hierbi v'staetmē merckelÿc dat dē wy̅ beste is intmiddē des vats / en̅ alle olye bovē int vat. En̅ dit concordeert met tgene dat Psidoriusseyt.Als ghi goedē costeliken wÿn houdē wilt / so suldy uwē wyn v'vaten / en̅ drinckē

eerst die bovē uite is en̅ die onder int vat is / en̅ die int middel des vats is / suldyleggē op een vat dat ghi houdē wilt / wāt dat dē bestē wÿn is om te houdē. En̅ bi diemaniere machmē tappen drierhāde wÿn uit eē vat / te wetē van bovē / int middel /en̅ vā onder. Mer dit liecht in honich. Ooc zÿn daer veel lieden die hē des v'staen /en̅ bedriegen andere hier mede int proeven: wāt si wetēt te stekē / daert den bitterēsmake net en heeft / op dat mē zy̅ bitterheyt niet voelē en soude. Hier om sal menhier vinden / hoe en̅ in wat manierē / dat men desen wÿn soude moghen proeven /en̅ leeren kennen.(Als ghi eenigen wÿn proeven wilt / ghi sult hē proevē smorgens nuchteren / en̅

drie oft vier wervē nemē eenen montvolle broots / en̅ maken daer eē soppe op. Danghevoelen si den scherpen smake / yst dat si eenigē hebbē / en̅ crighen tgheheeleverstant van dyen wÿn.

Om den most soete te maken. Capit. LXX.

Wildy risenden most soet makē / neemt een pōt zeems /

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 34: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

42

wel ghesoden en̅ gescuimt / dan v'coelet / en̅ neemt een pōt suyckers / en̅ een oncerecolissen wel ghepulverizeert: dit doet int vat mettē moste / dan roeret te samenwel om / en̅ latet also ligghen / want so yst goet.

(Om crancken wÿn sterck te maken / te weten van cleynen wine - DatLXXI capittel.

Wildy van cleynen cranckē wÿn / goeden sterckē wÿn maken / te weten vanlovenscen oft dier gelÿc. Soe haest als desen wÿn geperst is / en̅ men hē in dē vatēdoē wil / so doet daer in dese navolghende cruyden / en̅ laetse daer in blivē. Tewetē alssen een dragma vā eenen ponde / goede nyeu gherste een pōt / die wortelēvā gariofilaet IV oncē / spica nardi een half pōt. Dit sal mē al te samē in een sacxkenindē wÿn leggen / maer eerst so bint aen dit sacxken eenen steen / op dattet op dengront bliven mach.(Item dye op een ame wÿns dede eenē stoop gebrāden wyn / dien wÿn soude so

sterc wordē / ia so goet als hi ymmer wesen mach / En̅ hy en sal nēmermeercorrumperen noch verrotten / en̅ sal altÿt goet en sterck zÿn.

(Om vā witten wyn roodē wyn te makē. Cap. LXXII.

Neemt vier stoopē zeems / wel ghesodē en̅ wel ghesuivert en̅ vercoelt. Daer doetin eē half pōt moerbesien / en̅ mengt die mette zeem / Dan doet dit al tesamen indat vat / en̅ roeret wel. Also latet dan wel liggen rustē acht dagen / en̅ dien wÿn salwel schoon en̅ root worden.

(Om wÿn te helpē die beghint te dorren - Capt. LXXIII.

Als den wÿn begint te dorrē / neemt zaet van pareye en̅ worpet indē wÿn / en̅ sinengoedē smaec sal weder comen / en̅ dieselve natuere die hi te voren hadde.

(Om wÿn vā ritsoelen te makē. Cap. LXXIV.

Neemt roode garlgoengie een ame / en̅ pilgette een half ame dese winen suldybeyde te gader in een vat doē. Dan neemt een pont caneels / naghelen / spica nardi/ elcx even vele en̅ vier pōt suyckers / dit suldy al wel pulveriseeren / en̅ doent ineen sacxken / en̅ hanghent in dat vat: dā sal dien wÿn alsoe goet worden / dat denstoop wel weert zÿn sal sesthien groot vlaems / oft meer.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 35: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

43

(Om te maken geroffleyt -Capit. LXXV.

Soe neemt een pont gariofel naghelen / lanc peper een once / greyn twee oncen /en̅ maect daer af eē pulvere. Dit doet in eē sacxken / en̅ hanghet int vat / en̅ stoppētwel vast toe / en̅ hi sal alsoe goet worden.

(Om wÿn sagitta te maken - Capit. LXXVI.

Ghi sult opt Sint Jan baptistē avōt / nemē drie cruys wortelē / die droocht in de sonne/ dā houtse tot dat die nieuwe wÿn coēt. Dan neēt om eē ame wÿns te makē III pōtsalien / wel ghepulverizeert / die doet int vat mettē wÿn / en̅ latet so liggē tot sinteMartens avont toe / so hebdy goeden sagitta.

(Om te maken goeden wyn garnaet - Capit. LXXVII.

Ghi sult nemē serpentÿn cruyt drie pont / tot eē vat frāschen wÿn vā ses ame: witsuycker vier pōt / een once soffrāes / een once greyns. Mer dit voors. cruyt moetmē stampen / en̅ die soffraē en̅ doet wat harst daer in. Dan doet daer in van denvoors. franschen wÿn die twee deelen / en het derdendeel wÿn vā grieckē.

(Om claereyt te makē gelÿcmē te Romen maect / schoō gheverwet. -Capit. LXXVIII.

Neemt wat lignum aloes / en̅ laet dat lekē door wat sofferāes in dien wÿn / daer afsal den wÿn claer ende goet worden.

(Om van bier azÿn te maken. Capit. LXXI/.

Bierazÿn die sterc is maectmē aldus. Neemt vand' eerster en̅ voerster worsse / en̅maectse se werm dat men nauwe een hant daer in houdē mach. Daer nae doetdaer in moere die wat vocht is vā oudē biere / dye moere sal die voorseyde worssedoen siedē en̅ doen verwādelen in azÿn. En̅ yst dat hi noch niet sterc ghenoech enis / soe doet daer in wit willigen hout / daer salt noch afsueren.

(Om alle azÿn te houden in zÿn suerheyt / en in sinē sueren smakē -Dat LXXX capittel.

Neemt eenen tap van groen willighen hout ghemaect stoppende dat gat vāden vatebovē in die ronde bomme reyckende bina den bodem / maer niet al tot benedentoe. Dit sal den azÿn noch suerder doen worden.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 36: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

44

Omcrancken azijn goet temakē. Oft van landtwÿn goeden azÿn temaken- Dat LXXXI capit.

Backt een gherstē coecxken / en̅ alsment alheet uiten oven haelt / salmēt terstōt alin cleyn stucxkēs breken / en̅ also werm werpē int vat vāden wyn of quade azy̅ / en̅hi wort seer goet.(Noch een ander maniere.Snÿt haselroedekēs so lanc als een lidt vā eenē vinger en̅ worptse int vāden azy̅

oft wÿn / het wort seer goet.

(Om alle manieren vā azÿn te maken - capit. LXXXII.

Men maect ooc azÿn vā druyvē die zeer suer zy̅ / dye selve uit geperst / en̅ dandoor gedaē. Men sal een luttel oudē azÿn daer toe doen / en̅ als hi wel gesonckēis salmen hē uiter moer doē / en̅ men sal hē dicwils v'trecken.

(Om goedē azyn te makē in eenē daghe - Capit. LXXXIII.

Neemt eene pot wÿns / en̅ doet daer in rogghen heefdeech seer suer / so groot alseen eye of vuyste gebonden in eenen linen doec / en̅ settet so bidē viere / het salseér goeden azÿn wordē.

(Om azÿn te maken in drie daghen - capit. LXXXIV.

Neemt wat alluyns dat men heet alumen scissum / dit doet in wÿn / en̅ het wortgoedē azÿn.

(Om que cruyt te maken - Capit. LXXXV.

Neemt que appelen en̅ scheltse / dan doet hē dye kernen uit / en̅ siedtse in wÿn /tot dat men se doorslaen mach. Als se doorgheslagen zyn / neemt also veel goedegescuymden honich / en̅ dit suldy dan siedē tot dat seer dicke is / en̅ ghÿ sulletproevē op een sauchier. Alst bicās ghenoech is / so sal men daer cruyt in doē / ystdat mēt gecruyt hebbē wilt en̅ dā suldÿt siedē tot dattet weec ghenoech is. Die wiledat heet is / salment doē in doosen / oft in bussen / oft in glasen / en̅ eerst salmedie doosen mettē poeder bestroyē tegen dat aē cleven. Sommige doē daer in honichdeen vierendeel / en̅ dander voorts suycker.De sommige nemē al heel suycker voor den honich. Itē dit navolgende cruyt salmē

daer in doen / caneel / naghelen / notē / elcx een vierēdeel: ghingebaer / lanc peper/ folie /

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 37: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

45

elcx een halve once. Mē macht aldus ooc makē / als datmē die queappelē siedē inwy̅ azÿn en in wÿn tesamē / dā maect dit cruyt goedē appetÿt. En̅ yst te soete / oftwilt ghi dē honich sparē / so neēt wit broot en̅ bernet / gelyc mē in swerte peperdoet. Dan suldÿt dore slaen door eenē doec / en̅ nemen dit half totten honich. Ditmachmē ooc in compost doen / en̅ ooc in alle dinghen daer mē veels honichs inbehoeft. Maer doet niet veel van dat broot daer in op dat niet en gherake teschimmelen.

(Om groen'gingebaer oft calmus te makē. Cap. LXXXVI.

Men sal nemē schoō grote clauwē van ghingebaer die cort is / en̅ sceltse. Dā salmēsedoorstekē met een scerpē punct vā een messe. Dā salmēse siedē in water tot datwater door haer lÿf gheloopē is. Dā salmēse uit doen en̅ leggēse op een tafel / en̅perssen dat water uit / en̅ leggēse twee dagē in honichwater oft in sirope te weycke/ det is honich met water op gesoden en̅ ghescuymt / en̅ decket en̅ doent dā in eēverglaest vat / en̅ settent alsoe wech. En̅ yst dat dē gingebaer aldus niet weecgenoech en wert / so ghiet daer regenwater op / en̅ settet acht dagē in die sonne.Dan sal men eenen put makē in eenen kelder in die aerde oft in een ander vochtigestede / en̅ doen daer in sout dat vochtich is / en̅ doet die clauwē datse deen dēanderē niet en̅ genakē. En̅ dā ghiet daer vÿf oft ses wervē des daghes schoon waterinne / tot vier dagen toe / en̅ tot det si weeck worden. Ende dan legtse in honich.

(Een tractaet vā planten en greffien. Capit. LXXXVII.

Om subtilÿc te greffien / so neēt een tacxkē met eenē knoop / dat suldy wringen /en̅ doet hē die scorsse af / en ooc den knoop / daer na legget in eē clove also grootals die greffie is / het sal seer corts wassen.(Die greffiē wil wy̅gaert / op wy̅gaert / sal de wy̅gaert clievē gelÿc and'boomē / en̅

steken die greffie in de clove en̅ stoppent dan met wasse / en̅ bindent boven wel.(Yst det een boō te lāge beyt met wassē oft fruyt te dragē / so maect eē gat met

eē egger / in dē meestē tack van d'wortele / sond'tgat dore te borē / en̅ in tgat detghi hier maket / steect eenē droogē eyckē stoc / en̅ laethē also int gat mer

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 38: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

46

stoppet wel vaste met wasse / en̅ dā worpt die aerde op die wortele / so sal dieboom dat eerste iaer draghen.(Om persicke te hebbē twee maende eer yemant anders.Men moet se greffien op eenē moerbesien boom: oft op een wÿngaertstruyk.(Wildy appelē hebbē in meniger manierē / allē de somer lanc op die boomē tot

ald'heyligen toe / greffÿt deene in dandere / te weten criecken in moerbesien, etc.(Om te doē dat criecken en̅ persickē goet soudē zy̅ / en̅ riecken soudē gelÿc

goede specien / en̅ dyer gelyc in den smake / en̅ datmēse ooc bewarē mach / totdet die nieuwe wed'aen comē. Greffÿt in den moerbesiē boom / ghelÿc voorscreveis: maer int greffiē so weyct u greffie in honich / en̅ doet daer toe een luttel goedespeciē / te wetē gariofel naghelen / ghinghebaer / ende caneel.(Om appelē en̅ peren te doen wassen sond'roke / so greffeÿtse op eenen

vÿchboom.(Om te doē det die appelē soude zy̅ half soet en̅ die and' suer. Beyde dese greffiē

wringet deē door dād'als ghise greffÿt / dā salt zy̅ nature nemē vā beide dese greffiē.Bi deser maniere sullē die appelē half soet en̅ half suer zy̅.(Om te doē dat eenen hulst rosen dragē mach die vā zÿnre naturen zullē zÿn

gelÿc die bladerē vāden voorscrevē hulst altyt groen winter en̅ somer.Neēt een tromoer en̅ clooft den hulst / daer suldy eē brancke rosen in doē totter

wortelen toe. Dā neēt een luttelken mos en doet dat daer om tot dat zÿn naturegenomē heeft aen den hulst / en̅ dan sullen die rosen van dier naturen zÿn.(Om crieckē te hebben op diversche boomen goet te etē tot alre heyligen misse

toe / greffÿtse op eene moerbesie boom en op eenen wilghenboom.(Wildy hebbē grote mispelē twee maent eer eenige andere / en̅ dat eē ooc beter

is dā twintich and'. Greffÿt se op eē stekelbesie struyck en̅ op een moerbesie struyck/ ende int greffien / net die greffie in honich.(Hoemē peerē over iaerich houdē mach.Mē sal nemē eetsout wel drooge dat salmē doē in eē vaetkē mettē peeren met

beddekēs in sulcker manierē dat deē den anderē niet en genake. Dan moetmēt welstoppēt en̅ in

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 39: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

47

eē droghe plaetse doen op dat het sout niet versch en werde.(So wanneer datmē greffien wilt voor dat ald'beste / soe salmen greffien opten

lestē dach vand' maenschine eer die and'mane vernyeut / oft in dē lesten dagesonder eenen.Wāt waert in dē derden dage voor die nyeuwe mane / so en soude die boō geen

vrucht dragē dā int derde iaer. En̅ waert indē vierdē dage so en soude hi geenvruchten dragē dan in dat vierde iaer / en̅ also van āderen iaren navolgēde. En̅ vanvruchtbarighen boomē salmen altoos dat mos aftrecken.(Die greffíen vā eenigē bomen die ghi greffien wilt die suldy afbrekē op twee

duymē nadē houte det is den oudē houte / daer na snidet af vā die knopē dat ghiymmer dē ouden knoop niet en raect / en̅ maect die greffie scerp tottē merge ontrētII duymē lanc luttel min ofte meer / altoos latēde dē ruggemetter scorsse ent bereytsewel met eenē messe die tweedeel afgesnedē. En̅ ghi sult se so bereydē bide knopēdat de knoop wel sittē op zyn hout daer hi op gegreffÿt wort det die greffie gelÿc staover alle sidē / te wetē scorsse tegē scorsse wel voegende. En̅ die greffie / daermē op greffien wilt / salmē altyt nemē vādē boome tē oostē waert staēde. En̅ alsdese greffie aldus wel te punte staet so sult ghi nemēmos en̅ vette aerde en̅ bindēseal ō met eenē dunne doec / die wil.(Ist det ghi ooc greffiē wilt vā eenē vruchtbarigē boō nēmermeer en suldise met

messen af sniden / maer breect se met uwē handē af in dat oude hout / so dat serecht si en̅ effen / niet crō: op dat mense greffien sal. En̅ daermē op greffien wilt daten mach niet groot zÿn.(Ist dat eenich boō wormē heeft oft vormelose vruchten draecht. Ghi sult dyen

boō wasschen met orine vā coeyen en̅ edic so det die twee deelē orine si en̅ datderdē deel edic oft die orine met asschen getempert. Van den anderen dingē dieuiten boomen behooren suldy hier vinden alsmen coemt aen kerseboomen.(Amandelen / kersen / crieckē / pruymē / die plantmē aldus. Legt die steene hieraf

drie dagē en̅ drie nachtē lanc int water / daer nae setse int aerde. So wanneer datsegroeyē en̅ become zy̅ so suldyse int and'iaer daer na v'sette vā die stede op eēādere. En̅ altoos als ghise yet v'set so snÿt bovē af die

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 40: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

48

cleyne nieuwe riserē / sond' in den moerboō daer en sal men niet afsnidē dan datdroge is.(Ist dat ghi gumme hebbē wilt vādē amādelboomē slaet in dē boō eene ysernen

nagel / en̅ laet dien lange in dē boom. Aldus so heeftmē gumme vā alle and' boomēiae die ghemeynlyc gumme pleghen te draghen.(Alle amandelē comē wel voort / yst dat mēse sond' scalen in moer / oft in verckens

dreck leyt.(Yst dat men eenē dach lanc amandelen leyt in edic / so wordē si goet.(Looc salmē sayē in novēber / in witte aerde oft i swerte / en̅ dat salmē settē vier

vingerē deen vāden anderen opt hoochste. En̅ sal men det aertrÿc suver houdē.Ghi sullet sayē na de sonne. Om dat beste en grootste looc te hebbē / so vintmenmenschē / die dese maniere hebbē / dat si dat op sinte Peeters avōt oft dach / naSint Jāsmisse saeyē / en̅ si knoopent / ō dat niet te hooghe wassen en soude / en̅also ond'te meerder bliven soude. En op sinte Peeters dach ingaende oogst / treckensi dat uite.

(Van bloemen te planten.

Dat lāt daermen bloemen plāten / oft cruydē setten wil / sal aldusdanich zy̅. Ystquaet aertrÿc / so sal ment v'maken. En̅ plaetsen die staē bi eenige wateren / diezÿ best ghetēpert. Gheen dinc en wast wel / het en si dattet met reghenwaterbespreyt si.(Plantē wassen dicwÿls in plaetsē daer water loopt wāt die hitte vand' zōne / trect

hē de voorsceyt tot hē. So waer vettichet is / daer is soetichetyt. De wortelē vā plantēoft bloemē / salmen deckē met paerdē mes / oft met asschē bespreyē / so sullensi dunne scorssen hebbē / en̅ die vrucht sal veel beter zy̅. Stront vā ezels oft vāscapē oft vā geyten / en̅ vā allein mēcen / als vā coeyē. e.c. dese makē vette hovē.Goede asschen zy̅ goet in lochtingen / en̅ dunne mes is seer goet en̅ orbaerlÿc opweyden / ō veel gras te doē wassen. Het en is niet goet / dat men vele en̅ dicwilseē velt messchē sal met drec / op eenen tÿt: maer dicwÿls / en̅ de luttel te male /dat is seer goet.(Eenē acker die waterachtich is / salmē meer messen / dā eenē droogē acker.

Drec vā vogelen is bequame allē landen ō

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 41: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

49

te winnē / sond' gentē. Ghi sult altoos goet saet saeyen in goede aerde. Die quadecruydē salmen uit trecken. Sÿn daer ooc steenē / die sal men uit werpē.(Al dat mē sayē wil / det salmē saeyen int wassen / vand'mane / en̅ al datmē

vellen wil / dat salmē vellē int brekē vand'mane. Tgene det ghi saeyē wilt / legt ghÿdat saet daer af te weyeckē in eenich dinck eer ghy saeyt / het sal daerna smakē.Al legt ghÿt te weyc in melc / het sal daer na smakē. Legt ghÿt te weyc in wÿn / oftin clareyte / altÿt salt die smake hebbē. Maer legdÿt hier in eer ghÿt sayen wilt / somoet ghÿt eerst een luttel laten drooghē. (Erwetē / vitsen / en dier gelÿc / salmē indrooge aerde sayē. Mer boonē salmē settē of planten in vochte aerde. Op schoōdagē als dē wint noordē is / dā ist best te sayē.(Een leeringe. van den fruyte daer die boomē dicke scorssen af hebbē / eer ghi

se plāt legtse drie dagē int water en̅ dā legtse in die aerde / te gad' / oft verrev'scheyden. En̅ als si een iaer ghewassen zÿn / dā suldyse v'planten ende desesullen dan dunne schorssen hebben.(Boomē die bloeyen in den april / overmits den vorst so en̅ v'varē si die bloemē

niet / yst dattet weder drooge blÿft sond'regen maer coēt opten verst regē / danvervaren die bloemen / om den reghē die daer op vervriest.(Alle bloemē geplāt in water daert seer versch is / die moeten verdrooghen in

corten tiden.(Die wortelē van dē wijngaerde geplāt / die en̅ sullē int eerste iaer gheē vruchten

dragē / maer si sullen quelen. En̅ alsmense v'plant / dan salmense wel diepe in dieaerde setten / ende wel messen.(Ist dat eē boō gheen wortelē en heeft oft net ghenoech so legt ontrēt die wortelen

evene / en̅ dā op die aerde en̅ begietē tsavonts met water hi sal nyeu wortelen laden.Den balsem boō wort geplant gelÿk dē wÿngaert in die aerde daer hi wast / en̅ datis ontrent den zee candt.(Crieckē en̅ kersē bomē die willē staē in coude locht en begerē coude locht en

bergē en̅ hogē plaetsē en̅ v'scheit.(Die criec bomē salmē verplantē in de maent vā novēber / en̅ somtÿts in Jāuario.

Ist dattet eē criecboō root

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 42: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

50

wert / so suldi makē int middē van den boō eē gat daer die quade humorē uit treckēsullē. En̅ aldus machmē doen alle dand' boomen die rotten en̅ niet en draghen.(Om crieckē of kersen overiear te houdē suldy haer stelē af sniden en̅ so legtse

in een glasen potkē en̅ steect desen pot vol vā kersen oft crieckē / en̅ doeter honichin dat dunne si / stopt dā desen pot met moer datter gheē locht in en come / en̅legter ontrēt en̅ ond' savele en̅ ooc bovē dē pot also legt hē in Uwē keld'daert verschis. En̅ dus salmēse wel over det iaer versch houdē / ia also versch oft si eerstevāden boō quamē. In deser manierē machmen oock houden peren ende andervruchten.(Ist dat eē crieck boō ofte kerseboom ghequelt is vā den mierē. Ghi sult bestriken

met sape van porcelyne en̅ dat gemenget deen helft met edic oft saghemeel endelegghet al omtrent den wortelen.(Castaniē plantmē gelÿc die vigeboom / oft men greffÿtse / ofte mē v'plantse ooc

wel. Ghi sultse leggen in water / en̅ die te gronde gaē / salmē setten / en̅ dit salmendoē in novēber oft in december.Wāt die in dese twee maenden geplāt oft geset zÿn / die sullē langē dueren / en̅

goede vruchtē dragen. Die zōmige plātense in de meerte / en̅ settense in de aerde/ gelÿc bovē; dese zy̅ soeter / dā die eer geplāt zÿn. Maer die eer geplāt zyn / in dyevoorseyde twee maendē / die dragē eer vruchtē: maer mē salsē eerst proevē dewelcke dat goet zy̅ ō te settē / alsoot voers. is.(Dit is noch een and' proeve / om te wetē welcke castanien dat goet zÿn ō te

plantē. Ghi sulter nemē eē deel / en̅ legtse in de savele dertich dagē lanc / en̅ dāsuldise wel wasschē. Als si wel gewasschen zÿn legtse in water / en̅ dye dan tegronde gaen die zy̅ goet ō plantē / en̅ die opt water bliven die zÿn daer quaet toe.(Ist dat ghi soetē cauwoerdē hebbē wilt legt haer zaet drie dagen in scapen melc

en dan settet in die aerde / hieraf sullē soete cauwoordē comen blinckende en̅ langecauwoorden si sullē dunne van scorssen zyn.(Lange cauwoorden salmē deen vandē anderē in die aerde settē also sullē si te

bat wassen. En̅ si willē wassen in zavel aerde wel gemest / en̅ in die meerte gesetoft gesaeyt. Aldus

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 43: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

51

machmen ooc doē van allen anderē boomē die steenen in haer vruchten hebben.Wildy soetē smaec hebbē in vruchtē daer steenē in zy̅ als persicken oft dier

ghelÿck. Legt de steenē te weycke in alsulckē zaet als ghi den smaeck hebbē wilt.Want int tgeen daer si in weyckē daer sullense haer vrucht nemen ende daer nasmaken.(Dadelboomen en draghen gheē vruchtē voor dat si hond't iaer out zÿ. En̅ die

dadelē moete wel eē maēt in water liggē eermēse, inde aerde set / dan salmensein goede aerde settē. So wāneer si dan bladerē beginnē te hebben / so salmensealle avont met water bespreyē.(Mispelen salmē greffiē op doornē / daer soe zÿn si best op ghegreffÿt / oft op

ander schoten van mispeliers.(Vychbomē die dragē vierwervē alle iaer vrucht.De swerte vigē zÿn best eer in die sonne gedroocht en̅ dan leyt mense in manierē

gelÿc beddekēs / in eē vat / en̅ telckē male bespreytmensemet mele / Dā stoptmensein een vat en sluytet / en̅ also seyntmense uiten lande.(Die castanien willē wassen in versce en̅ morwe aerde / maer int savel lāt wassen

sie noode / tē ware dettet wel versch ware. En̅ si willē best wassē in swerte aerde.Si willen ooc hebbē vetticheyt. Die castaniē / ten si dat mē een gaetkē in die scorssemaect / en̅ mēse int vier leyt / si sullen int vier een groot gheluyt maken.(Que appelē zy̅ goet / en̅ mē maect daer goede spise af. Dese zÿn geluwe / en̅

si zÿn cout / en̅ goet gegeten thegē die quade meester oft febres. Si zÿn ooc goetgegetē dēghenē die heet zÿn. En̅ menmachse houdē een iaer lāc. En̅ dese machmēverplanten vā den cleynen riserkēs oft tacxkens / oft greffien.(Om grote queappelē te makē / set eene pot in die aerde / en̅ cromēt dat rys daer

eenē appel aen is / totter aerdē: en̅ doet dē appel in dē pot / en bint dat rÿs aen dēpot dattet net af en̅ gae / noch vā dē pot / noch vāder aerden / en̅ latet aldus wassen.Die appel sal so groot zy̅ als dē pot en sal alleē dē pot vollē. Hebdy geenē pot / sodoeget yewers eld's in / al waert in eē houtē vat / eemer / oft cuype. Maer dit ensalmē niet doē / dan als die bloemē niet meer en bloeyen / en̅ die boomē gespaentzy̅. En̅ aldus machmen oock doen van anderen boomen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 44: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

52

(Saet vā ayuyne / ist dat ghÿt net in watere daer sout in gheweest heeft / soe ystbeter omplanten.(Ayuyn gesaeyt ontrent boomē / het si appelboomen oft peerboomē / die vruchten

zy̅s veel te beter en̅ te soetere. En̅ in dese vruchten en comen gheen wormen.(Wildy plāten een vÿchboō / oft moerboō oft eē and boō die gheē saet en draecht.

Ghi sult vā dien boom sniden een rÿsken vāden voorledē iaren / mettē oudē houteontrent twee palmē lanc / so dat die gheheele lengde si twee cubiten oft meer. En̅alle die riseren suldy in de aerde setten / en̅ ontrent een palme lanc suldÿt buytēder aerden laten. Dit suldy doen / eer die boom bladerē beghint te brenghē. En̅wacht u wel dat ghi den knoop niet af en snydt / want dan souden si verdrooghen.Om boomē die bitter vruchtē dragen / soetē vruchtē te doen dragē. Ghi sult opgravendie aerde vāder wortelen des boōs / so dat die wortelen al bloot zyn. Dan legt daerop verckens drec / en̅ dectse weder met dier aerden / oft met and'aerde / aldus sullēdie vruchten vā dyen boom eenen soeten smakē hebben. En̅ aldus machme aenalle boomen doen / die bitter vruchten maken.(Noch een ander manierē / om die boomen te hulpē te comen / dat si soetē vruchtē

draghen mogen.Ghi sult een gat makē int middel vāden boom / daer hy tē grootstē is en̅ doet in

dat gat honich water: det water daer honich in geleyt is gheweest / en̅ honich medeghemengt is: en̅ stopt dit gat wed' met eenē houten naghel vā ghelÿcken houte vandien selven boome. Maer siet wel toe dat ghi dat gat op die ander side niet dore enboort.(Alle vruchtē willen behoedt worden / en̅ varens te bat dat mense leyt in drooge

suver stedē / oft in caf oft in hoy.(Ghingebaer hout men goet en̅ lancduerich onder peper / en hi wasset over die

zee int gheberchte.(Om groenen ghingebaer te maken.Legt witten ghingebaer in een vaetken / en̅ vollet vaetkē met loogen / en̅ latet

aldus drie oft vier dagen en̅ nachten staen. Daernae doet die looge uit datter nieten blive: dan doet daer honich of suycker in: aldus so salt goeden groenenghingebaer wesen.(Yst dat de gariofel nagelen haren roke verlorē hebbē en̅ haer machte / so suldy

die legghen in stercken wyn / oft

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 45: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

53

edick. En̅ men salse leggē op steden die nyet heet en zÿn / en̅ drooghe. Si duerengoet dertich iaer.(Galigaē wortelē duerē goet vÿf iaer. Si hebbē de selvc machte die gariofel nagelen

hebbē. Si zÿn ghesonder in den winter dā in den somer. En̅ die swerte zÿn de beste.(Genever besien die swerte zÿn de beste. Men salse vergaderen in de Lenten /

en̅ si bliven twee iaeren goet.(Die olye die mēmaect / vā genever / is betere / dan diemēmaect van den besien.Moerbesien werden gheplāt ghelÿc vÿchboomē. Sÿn vruchtē zÿn int eerste soete

/ en̅ daer nae suer en̅ hoe hi verblÿt vāden dauwe / en̅ hi drocht vāden reghen en̅hi ouder wort / hoe di vruchtē bitterder zÿn. Dye moerboom verblÿt vāden dauween̅ droeft vāden reghen / en̅ hi verblÿt en̅ vaert wel van den vuylen drecke.Sÿn tacken verdrooghen alle drie iaren / en̅ dan salmēse af sniden / en̅ and boomē

alle iaer / want si varens veel te bat en̅ datmen dat mos af trecke / wāt dat mosbeneemt haer machte / en̅ die substancie van den vruchten.Om noten langhe goet te houdē / so salmense leggē in savele / oft in haers selfs

drooghe bladeren / oft in een vaetken van notelaers: en̅ legt daer ayuyn bi / si sullēdyes veel te soeter zÿn.(Wildy noten een iaer lanc groene houden / legtse in honich / si sullen groene

bliven. Dit honich sal dan edel ende goet zÿn tot veel medecinen.(Die persickboomē zyn vā dier naturen / ist datmē daer yet groens af snÿt / si

sullen v'droogen: en̅ alle zÿn drooge tacken moetmē altoos af snidē / sal hi wel varē.(Ist dat een persickboō queelt / men sal nemē heffen vā ouden winē en̅ mengense

met water: daer mede sal mē zÿn wortelē beghieten / en̅ den boom daer medebestriken / en̅ wel messen met goedē messe / oft dicwÿls wasschen met boonsop.(Om persicken te greffien / ghi moecht die greffien wildy op pooten van noten.(Om grote persickē te hebben. Neemt melck vā gheytē / en̅ daer mede bestrÿct

den boom / vāder aerdē opwaerts. Oft ontdect zÿn wortelē al bloot drie dagen lanc:daerna ghiet daer gheytē melc op. Dit moet ghedaē zyn als den boom bloeyt / en̅also sal / hi groote persicken draghen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 46: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

54

Om die noten die in de persickē liggen / te doen brenghē een teyken / en̅ alle dievā dien persicboom ghegreffÿt sullē worden / also langhe als si duerē sullen. Ghisult den persicksteen leggen VII daghen in die aerde. Als die steen op beghint tegaen / dā suldy die keerne soetelÿc uit nemē / en̅ scrÿft op die kerne wat ghi wiltmet verwen. Als dat ghedaē is / so set die kerne weder in harē steen / en̅ bint hēweder te gader / en̅ set hē in de aerde / metten eynde opwaerts. En̅ alle die persickēdie vā dien boom comē sullen binnē indē steen ghestreept zÿn met dyer verwē /daer dē eersten persicsteen binnē mede gescrevē was. En̅ dusdanigen persicboomheet men ghescreven persicboom.Yst dat eenich persicboom vāden wormen ghequelt is so suldy nemen orine vā

runderen / en̅ dat derde deel azÿn en̅ wasschen den boom daer mede. Dit machmēdoē alle boomen die van den wormen ghequelt zÿn.(Om persicken te hebbē sonder steenen. Ghi sult nemē eenen persickboom nyeu

gheplant / en̅ maken in eē willighe een doorgaēde gat / en̅ set die plante vā denpersicboome / datse door die willige wasse / dan en sullen die persicken gheensteenen hebben.(Oft neemt een greffie vā eenen persicboom / en̅ setse in een willighe / so sullent

ooc persicken zÿn zonder steenen.Die pruymboomē zÿn van menigerhande manieren / maer pruymē van

damascenen dat zÿn coele pruymē / die zÿn de beste / en̅ si zÿn bina swert. Allemanierē vā pruymē machmē over iarich houdē / yst dat men se wel laet ripen / en̅wel ghedrooght leyt in een glasen vaetken. En̅ en condise niet wel drooghē in diesonne / so droochtse in eenen hoven / daer broot in ghebacken is.(Ist dat een pruymboō queelt / so suldy nemē heffen vā wÿn getēpert met water

/ en̅ ghiet dat op die wortelē: oft oude mans orine ghemengt met water tweedeelē.Mē greffÿt die pruymboomen ghelÿc ander boomen.(Yst dat peren steenachtich smakē / ghy sult die wortelē ontdecken / en̅ alle die

steenē die daer ontrēt zÿn / wech doē en̅ doen ander claere aerde op die wortelen/ en̅ dā dicwils beghieten. Aldus yst ooc vā appelen en pruymen.Van appelen en van peeren maectmen wijn aldus. Snÿt vā desen waer af dat ghi

wilt / in vier stuckē en̅ vult dat vat al

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 47: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

55

vol / en̅ latet aldus staen: dan sal dit v'keeren oft most waer / mer men sal op datvat ghietē loopende water. En̅ desen dranc is ghesont / mer hi is cout.(Om appelen die vervrosen zÿn / goet te makē. Legtse in cout water / si sullen

weder al tot haer selven comē / op dat mense dan bi den viere leyt. En̅ aldus ystooc metten vervrosen versenen / hielen / voeten / en̅ ander leden / alsse vervrosenzÿn / suldy se setten in water daer colen in gesodē zyn / oft in water daer camille inghesoden is.(Yst dat ghi te vier stedē om den appelboom legt levende colen / en̅ een'luttel

levende solvers / soe waer diē roock hier af eenighen appel ghenaect / dienappelsal terstont van den boom vallen.(Item ist dat ghi oude orine ghiet aen appelboomē / oft aen wÿngaerden / si

draghen veel te meer vruchten.(Nemmermeer en comē wormen in appelē noch in appelboomen / oft in ander

boomen / yst dat ghi dicwils meter gallen van eenen verre die wortel beghiet.Om eenē groten appel te doen wassen in eē glas. Ghy sult nemen een glas oft

een viole / binnen dye wile dat dē appel cleyne is / en̅ ghi sult die viole bindē aenden boom / en̅ sult den appel daer in laten wassen.(In appelboomēmachmen greffien menigerhādemanieren vā appelen / op welckē

tack det ghi wilt / en̅ in peerboomen desghelÿcx menighe maniere van peren.Wildy hebbē geverwede appelen / met wat coloren dat ghi wilt / so maect een gat

boven int dickste van dē boome / en̅ steect in dat gat wat verwe dat ghi wilt / metwatere gemengt. Dan volt dat gat wel / en̅ stoppet nauwe / en̅ alle die appelen vādiē boom / sullē die verwe hebben die ghi in den boom ghiet.(Yst dat ghi op Sinte Lambrechtsdach eenē boom plant van wat manieren dattet

si / dien boom sal op comē ende wassen / en̅ en sal niet verdrooghen.(Petrocelie salmē sayen op Sinte Jansavont int middel vāden somere / en̅ die en

sal nemmer meer vervriesen / hoe grootē winter dattet is / noch in den naestensomer en̅ sal si ghēe soet brengen: en̅ si sal veel eer / en̅ meer wassen dā andere/ die langhe tevoren ghesaeyt heeft gheweest. En̅ petrocelie wilt ghesayet zÿn insteenachtige plaetsen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 48: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

56

Om groote pareyloock te hebben. Ghi sult veel pareyloocx in een binden met eenendunnen doecxken / en̅ steken dat in de aerde / het sal groote pareye sÿn.(Oft legt veel pareysaets in een gat / in der aerden / daer sal een groot pareylooc

afcomē. Maer dlaken moet nat zÿn / en̅ ghesteken in versche aerde / die nyeughegraven is / en̅ dectse / daer sal groot parey loock af comen. En̅ mē mach ditnemē vā elcker rose een rÿs / en̅ snÿt die / en̅ legtse rechts doen van veel dincx datuiter aerde wast.(Om een rose half wit en half root te makē. Ghi sult nemē vā elcker rose een rÿs

/ en̅ snÿt die / en̅ legtse rechts en̅ setse diepe in die aerde en̅ verbÿntse metvetticheden oft ghi dese twee riserkēs deen tegen dandere vouwē wildet / en̅ setsediepe in die aerde / en̅ verbÿntse met vetticheden / en̅ doet daer mos over / si sullendeen onder dander wassen aldus sullen die roosen half wit / en̅ half root zÿn.(Om roode rosen wit / te maken. Neemt die roode rosen en̅ houtse over colen

daer solfer in ghegotē is ontrēt een halve once / en van desen roock sullen si witworden.(Om een witte rose root te maken. Hout die witte rose over eenen pot / daer

wermen rooden wÿn in is / bovē in in den roock van dien wine.(Wildy veel roosen hebbē in Uwen hof / so suldy saeyen saet vā rosen det wat

ripe si / in dē sprockelle / oft indē meerte. En̅ die plante die daer af comē / suldydicwyls beghietē. Int āder iaer v'plantse waer ghi wilt / mer setse twee voeten vanmalcanderē.(Wildy vroeg roosen hebbē / so doet als voorscrevē is / maer beghietse dicwils

met lauwē watere.(Wildy ooc spade rosen hebben / soe versetse spade int iaer / en̅ setse seer diepe

in die aerde / en̅ beghietse dicwÿls met couden watere.(Yst dat ghi neven die wortelen vā een willige / cleyne riserkens set vā boomen

waer af die vruchten steenē binnen hebbende zÿn / gelÿc persicboomē oftpruymboomē die sullen haer vruchten hebbē sonder steenen.Coemt die wyngaert boō lichtelÿc uiter aerdē / dat sullen goede besien zyn. Alsmē

wÿngaert plantē wil / die plātē moeten wel versch zy̅ / en̅ daer en mach net oudtsaē zÿn noch hangen / mer al nieuwe / wāt and's soe soude hi dicwils ghecorrūpeertworden. En̅ hi moet zyn vāden tweedē wasse

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 49: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

57

/ maer bi den knoope comēde vandē onderstē. Men sal die plantē nemen dickachtig/ en̅ eē cubitus lanc. Ist dat die aerde wel vet is / so suldy den wÿngaert verre deenvāden anderē zetten / ontrēt twee voetē. Ist dat het hout vāden wÿngaert / vādersonne / oft vāder reghē / oft dierghelike behindert wort / so salmē altoos detverstorven is suyveren / en̅ die gaten met aerde stoppen.(So wanneer dat twee of drie knoopē zÿn vandē wygaerde aen een rācke / het is

al genoech: die ander moechdy wel afsniden / opdat daer niet te vele vāden lagenen bliven vāden houte. Na die grootheit vāden riserē so sal men dye knoopē daeraen laten drie ten minsten / en̅ boven viere niet / ten si datter rÿs oft rancke groeyt.(Yst sake dat die groote struyc vuyl is / so suldy hē wringhen metter hant / die

onderste vuylicheyt af.Alsmen wÿngaert snÿt / so salmen sniden weynich boven den knoop / en̅ cromt

hē een luttel / mer niet seere.(Yst dat die wÿngaert in goet aertryc / en̅ ter lucht staet en̅ hi te seer wast in

rancken en̅ in bladerē / so sult ghi dye rancken sniden lāger dan tot X oft XV knoopen/ en̅ sult laten in eenen tack / een oft twee / oft drie rancken.(Wast dē wÿngaert te dicke / so suldy omē gaēs hē graven / en̅ vollen dat met

savel / en̅ mengen dat met asschen.(Ist een wÿngaert onvruchtbaar so dat hi net en draget snÿt een gat int dicste

vāden houte / en̅ steect in dat gat eē cleyn steenkē in / so dattet gadt daer ghevoltsi. Dan legt ontrēt die wortele aerde ghemēgt met morē / so sal hi wel vruchtē dragen/ en̅ ooc daer na nēmermeer onvruchtbaer zÿn. Oft ghiet alle dage aen die wortelē/ aen den voet vā den onvruchtbarigen wyngaert / oude orine overvloedelÿc. Alwaert dat den wÿgaert half verdorret waer - hi sal weder groeyen ende bloeyen / en̅seer vruchtbarich zyn.(Om druyvē sonder steen te hebben / so set dat opperste vand'rancken in die

aerde / en̅ dat men in die aerde setten soude / dat sedt opwaerts.((Om wyngaert te doen draghen wÿn ghelÿc clareyte.Maect in dē wÿngaert een gat totte mergē toe / en̅ in dat gat suldy stekē in den

meerte een electuarie gemaect van poeder vā gariofel nagelen / en̅ van caneel /dat menghet met een luttel fonteynē / en̅ maect dat gat vol vā desen poeder.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 50: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

58

Dā sluyt dat gat nauwe toe met wasse / oft met een linen doecxkē opt gat ghebondenwel vaste. En̅ den wÿn die vā desen wÿngaert comē sal / die sal smake al waert algoeden clareyt / so langhe als dien wÿngaert dueren sal.(Alle druyvē die mē snÿt eer si wel rÿp zÿn / dien wÿn en sal niet natuerlÿc zyn /

en̅ hi en mach ooc nyet lange goet dueren. Maer den wÿn diemē sniden wil / omgoedē wy̅ te hebbē / dien salmē sniden mettē loop van der mane / ghelÿc voreghescrevē staet / int capit. vāden wÿn ō siecten te ghenesen.

(Hier volcht nu een tractaat / om veel ghenoechlycke stucken tebedrieven.

Ten eerstē / om eenē wÿngaert te doen comen over yemāts tafel waer ghi wilt. Neēteen orinael / oft een ander schoō glas / dat wel also groot si als eē orinael het moetin de somer besocht zyn / om alle tiaer dore te besigē. Als den wÿngaert ghebloeytheeft / bint dē orinael aē dē wÿngaert / en̅ steect daer een druyve in / mer wachtymmer wel dat die druyve niet gequetst en wordē / so dat hÿ v'drooge. Als die druyvealdus hier in steect / so stopt den orinael daer hi aen dē wyngaert hangt / wel toemet groenen was / mer hoedt die druyve wel voor eenige quetsure. Laet die druyvealdus in den orinael wassen en ripen. Als die druyvē rÿp genoech zyn / so snÿt diedruyvē af / sonder alleen die druyve die in dē orinael steect / laet die noch hāghenaen zyn rancke / totter tÿt toe dat ghi siet dat hi root wort. Als hi root beghint teworden / so snÿt hē af / en̅ laet altÿt den orinael wel ghestopt metten wasse / so ystgoet. Mer ghi sult hier toe doen olye vā oliven / als die druyve al root is / en mengeletwel ondereen. Wāneer ghi dan U genoechte bedrivē wilt / so neemt een lampe / en̅legt daer een lampe / en̅ legt daer een wiecke in. Dan ghiet daer op vā diersubstanciē die in den orinael is / en hanghet die lampe int middel vāder camerēdaer ghi etet. Als ghi dā den wÿngaert sien wilt mettē ripen druyven / so ontdect ulāpe en blaest al dat ander licht uite / dat in die camere is.(Wildy in een cleet vier dragē sonder dat te verbernen. Neemt alluyn / en̅ wit van

den eye: dat tempert te samen. Alst wel te samen ghetempert is / so bestryct detcleet daer

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 51: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

59

mede / het en sal niet verbernen.(Wildy eenen stoop wÿns keerē dat ond'ste opwaerts zonder stortē. Neemt een

once vā den cruyt det fylōs heet doet dat in den stoop metten wine / al hout ghi hēmetten openen nederwaert / hi en sal niet storten.(Wildy petrocelie doen wassen in XXIV uren. Neemt petrocelie saet / en̅ legt dat

te weycke in soet melc. En̅ op die plaetse daer ghi se sayen wilt / suldy leggen eenlaghe vā ongeblustē calck / wel cleyn ontwee ghemorselt / ontrent eenē vinger dick/ daer op suldy stroyē een lage drooghe aerde / ooc éenē vingher dicke. Dit suldyaldus drie wervē doen / als nu deen / als nu dander. Dan suldy nemē det petroceliesaet / al versch uitē melcke / daert eenē nacht in sal hebbē liggen weycken / en̅sayet dā op dye selve plaetse die ghi daer also toe bereyt sult hebbē.Dan suldi daer op stroyen ongeblusten calck ghepulverizeert / en̅ dan daer op

noch aerde / tot dat rechts de calck bedect is: dā suldÿt al om bespreyen met schoonwater / soe salt wassen binnē XXIV uren / oft eer. Maer alle dinghen moeten alsoeghedaen worden / ghelÿc hier voorscreven is.(Wildy dat hem eenen harinc van selfs keere op eenē rooster. Neemt een gāsen

pipe / en̅ doet daer quicsilver in dan stopt die penne wel vaste toe / en̅ steect diealso in den harinck / hi sal hemselven ommekeeren.(Wildy alle die vloeyen vanghē die ontrent u bedde zy̅. Neemt een wit wollen cleet

/ en bestrÿct dat met melc vā eender ezelinnen / en̅ legt dat in een bedde daer veelvloyē zyn / si sullen alle in dat cleet comen / die daer ontrent zÿn.(Wildy vlieghē die verdronckē zÿn / weder levende maken. Neemt die verdronckē

vlieghen / en̅ legtse in werme asschen / si sullen daer levende worden.(Wildy honden doen danssen. Neemt die cullen vā eender genetten / ghi sult die

vinden tot eens grauwerckers huys / dat zÿn bontwerckers. Als ghi die hebt / wintsein een cleet wel vaste / dan worptse voor die honden / si sullē danssen / op diestrate oft in huys.(Wildy vā een swert peert makē een wit. Neemt eenen mol / dien set in schoon

water / en̅ laet hē daer in liggē dry daghen. Van desen water suldy storten opt paert/ da sal dat hayr rechtenoort beginnē te vallē / tot dattet al uit is ende

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 52: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

60

dan sal daer wit hayr gaen wassen.(Om te weten wat kint dat een vrouwe draecht / weder dat een knechtken is / oft

een meysken. Neemt eē dropele van haren melcke / dat laet druypē in laeu water:yst dat daer op swemt / so yst een knechtkē datse draecht: yst dat te gronde gaet/ so yst een meyskē. Dit is waer bevonden.(Dat een mensche niet dronkē wordē en mach / hoe vele wÿns dat hi oock drincke.

Men sal eten vā die longhene van eenen weere / dat is van eenen scape. Oft ghisult eten een cruyt / dat portulaca heet. Oft eet oude haselnoten. Oft eet vet verckenvleesch. Het welcke vā desen dat ghi nuchteren eet / ghi en sult binnen dyen dageniet moghen droncken worden.(Om eenen mensche terstont dronckē te maken. Men sal nemen hout van aloes

/ en̅ leggen dat in wÿn drie daghen lanck. Met dien wÿn so menghet anderen wÿn /also vele als ghÿs hebbē wilt. Alle dieghene die vā desen wy̅ drincken / die wordenterstont droncken.(Om swert te schinē gelijc mooren. Neemt schuym van smoute / en̅ tempert daer

in atrament / en̅ vitriolum. Da doeget in eē lāpe / en̅ ontsteect die lampe / en̅ doetal dāder licht uite: alle die daer in de camer zyn sullē swert schynē.(Als ghi wilt dat u melc niet en rinne / wat melc dat ooc si / doet daer een luttel

suyckers in / het en sal niet rinnen.(Wildy in den schoonē dach die sterren zien. Neemt een schoon claer becken /

en̅ legt in die midden van die becken eenen schoonen claren spiegel: dan doet daerschoon water in / dat dien spieghel daer een luttel diep in ligghe / soe suldy in denspieghel die sterren sien.(Wildy crieckē / kersen / oft pruymē / alle tiaer over houden / so neemtse eer si

wel rÿp zÿn / en̅ legtse in eenen nieuwen pot / en̅ ghiet daer honich op. Dā stoptden pot vast toe met leem / oft met wasse / en̅ also legt hem onder savel.(Wildy een keersse ontsteken metter sonnē / sonder vier so neemt een schoon

becken / maer het moet wel claer zÿn. Dan legt int midden vāden becken eenenclaren spiegel en ommegaens dien spiegel legt werc wel ontloken / het werc salvan de hitte der sonnen ontsteken en̅ dan ontsteect u keersse.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 53: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

61

(Wildy wyn makē van edic. Neēt kernen vā appelē / en̅ maect daer pulver af. Ditpulver doet indē edick / en̅ latet also staen VIII dagen lanc / het sal goeden wÿnworden.(Wildy veel ratten doen vergaderē op een plaetse. Nemet een levēde ratte of twee

/ en̅ steect die in eenen aerdē pot die vol gaten si. Maer die gatē en moghē niet sogrote zyn / dat die ratten door eenich vāden gaten loopē moghen. Set dien pot / intmiddele vā eender plaetsen daer ghi wilt dat alle die ratten vergaderē sullen / en̅maect eē schoon vier ontrent den pot / maer niet te nae. Als die ratte die in den potis / dat vier gevoelt / so sal si roepen en̅ criten om hulpe. Dan sullen alle die anderratten die binnē den huyse zyn / comē loopen om die ratte te helpe. Aldus sullen sivergaderen ontrent dyer plaetsen.(Wildy in eenen hutspot doen vergaderen al in eē stuc. Neemt een cruyt datme

heet corsoude / en die wortelē vā confilen. Dit doet te samē in den pot mettenvleessche / en̅ alle die stucken sullen aen een ander vergaderen.(Wildy dat het vleesch schinē al vol wormē te steken / so neemt snaren / en̅ snÿt

se al in cleyne stucxkens / en̅ worpt die in eenē hutspot / het sullen al maden schinē.Wildÿt da wederom schoon hebbē / so wasschet int sop daert in ghesoden heeft /so yst weder schoon alsoot behoort.(Als eenen hutspot gesodē heeft / en̅ ghi wilt hebbē dat hi noch rau schine. Neemt

dat bloet vā eenē hase / en̅ drooghet in eenē hoven: dā pulverizeert dat / en̅ stroytdat pulver opt vleesch / en̅ het sal rau schine. Wildyt dan wederō schoon hebben /wasschet in sÿn sop / so yst goet en̅ schoon.(Wildy die vlieghē veriaghen. Neemt een cruyt det ira manna heet / en̅ tempert

dat sap daer af met edic watere. Dan bespreyt die mueren vāden huyse daer medevā buiten / die vlieghē sullen dat huys altÿt schouwen.(Als ghi eyeren braden wilt sonder vier / so neemt die eyeren / en̅ steectse

volcomelÿc in levende calck / en̅ ghiet daer water op / en̅ laetse een poose daer inliggen / si sullē bradē.(Wildy wermoes uit den pot doen loopen van hem selven. Neemt atrament en̅

slapeter also veel vanden eenē als van den anderen / maect daer af pulver. Als dēpot beghint te

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 54: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

62

sieden so werpter dat poeder in.(Als ghi yemant wilt doen slapen. Neemt de galle vā eenen hase en̅ die galle van

een swÿn. Dese gallen suldy drooghen in eenen hoven en̅ maecter pulver af. Ditpulver gedaen in een nyeu lÿnwaet en̅ so gheleyt onder dat hooft / dat doet slapentot dat weder van daer is.(Wildy maken datse al sonder hooft schinen die in u camer zÿn. Neemt pulver

van levende solfer ende ooc olie van hennep sade: dit menghet onder een en̅doeghet in eē lampe: dan ontsteect die lampe / ende doet alle dye ander lichten uit.(Wildy weten alser een mensche siec is oft hi ghenesen sal vander siecten oft

niet. Neemt bergen speck ende wrivet daermede die plancen van den voeten vanden sieckē menschen: dan werpet dat bergen speck voor eenen honde. Ist dat diehont dat eedt so sal die siecke mensche ghenesen en̅ en wilt die hont niet eten sosal die siecke mēsce sterven.(Wildy eenen doeck doen bernen sonder hē yet te schaden. Neemt eenendoec

en̅ net hem in levende water / dā steect er een bernende keersse in / dyen doec salbernen sonder te bederven.(Wildy een catte oft meer doen luyde criten oft roepen. Neemt catte cruyt en̅ een

cruyt dat men heet in latine cōsonde / menghet dit metten catten cruyde wel ondereen cleyn ghesneden ende dan ghebonden in een leeren sacxken en̅ also gheworpenvoor die catten / ghy sult wonder sien van criten en̅ roepen.(Wildy voghelen vanghen metter hant. Neemt semisium candida / dat suldy

menghen met gherstē oft terwensemele / en̅ makē daer een broot af. Van dienbroode suldi briselen / daer ghemeynlÿc veel vogelē pleghen te come. Want als sidit ghegetē hebbē / soe sullē si liggen als oft si doot waren / en̅ en sullen niet connenvlieghen.(Om veel visschē te doē vergaderē op een plaetse / neēt een schoō claer becken

/ vā dese grote platte beckenē / daer men in die kercke ten offer mede sidt. Dāneemt vier staken / die stelt in zÿn viercant int watere: dan hangt dat becken tusschēdie vier stakē over dat water / so dattet ontrēt eenen halven voet vāden waterhanghen mach. Als dan die claerheyt vādesen beckē schÿnt in dat water / so sullen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 55: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

63

die visschen alle daer na vergaderen.(Wildy uwē name / oft anders yet scrivē op messen / oft op ander yser oft stael.

Neemt was / en̅ besmeert daer mede u mes also dicke / dat mē dat mes niet siē encan / dā suldi nemē een greffie / en̅ maken die aent eyndekē nat. Dā scrÿft in datwas wat ghi hebbē wilt / tot aen dat mes toe tot dat ghÿ dat mes besceydelÿc sienmoget met perfecte letteren: dan suldy in die letterē gieten aqua fortis. Dit waterheeft die crachte dattet also diepe in dat yser oft stale etet / dat men dat wel lesensal.(Wildy dat niemāt eenen draet en sal connē verbernen. Neemt eenen draet / en̅

bÿnt dien wel vaste om eenē hals vā eenen steenē pot: maer hy moet seer vastghebondē zÿ. En̅ dan steect die keersse daer in / hi en sal niet v'bernen.(Wildy makē een gebraden pasteye. Neemt die achterste schou vā eenen hamel

/ en̅ licht dat vleesch bovē op. Dan haelt al dat vleesch daer uit / dat ghi ghecrigencont en̅ capt dat wel cleyn / en̅ doet daer cruyt en̅ carentē in / so dat behoort. Danvollet daer mede dat ghi uit ghetrockē hebt / en̅ naeyt dat vleesch weder toe. Dansteectse weder aen eenē spit / en̅ braetse ghelÿc and'scouderen / en̅ droopt se wel.Dan sal daer yemāt in beschaemt zy̅ die daer niet af en weet / en̅ eerst aen dieschouder sniden wilt.(Om te maken twee mannekens / dat eē sal dye keersse ontsteken / ende dat

ander salse uitblasen.Ghi sult nemen een kole / en̅ maken aen eene wādt twee mannekens met

aensichten. Dat eene mannekē suldy maken / dat in sinē mont een luttel buspoedersligghe / en̅ in des anderē mannekēsmont solfere. Dan neemt eē keersse en̅ ontsteectdie / en̅ laetse wel int bernen comen / op dat die lemete wel ontsteken si. Dā gaetmet die keersse aen dat mannekē / die dat buspoeder indē mont heeft / en̅ houdetdie keersse aen sinen mōt / hi sal se uitblasen. Dan gaet aen dat mannekē mettensolfere / die wile dat die lemete noch vierich is / en̅ houtse aen den solfer / hi sal diekeersse alsoe ontsteken.

(Hiermede eyndt dat boeck van wondere.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 56: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

64

(Gheprent in die triumphelÿcke coopstadt vā Antwerpen / op die Lombaerden veste/ teghen die gulden hant over. By mi Symon Cock. Int iaer ons Heeren

M.C.C.C.C.C. ende XLIV den vierden dach vā Meerte.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 57: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

65

Hoofdstuk I Overzicht van de litteratuur overde ververij in verband met het Bouck vāWondre.De kunst om wol, zijde, katoen, vlas, haar, veeren en andere organische stoffenzoodanig met gekleurde stoffen te doordringen, dat deze door wasschen noch doordagelijksch gebruik weder daaruit verdwijnen wordt in de techniek en wetenschapverven genoemd.1)Men spreekt van een verfstof wanneer de onderhavige kleurstof in meer of mindere

mate voldoet aan de te stellen eischen van waschechtheid en lichtechtheid.2)

De ververij is ongetwijfeld een der oudste kunsten. Reeds Plinius3) beschrijft hoede oude Egyptenaren ze beoefenden. Deze bedienden zich reeds van bijtsmiddelen,dat zijn stoffen die niet in staat zijn zelf de kleuring te veroorzaken, maardesniettegenstaande de eigenschap bezitten om de kleurstoffen aan te trekken enzoo op de stoffen te bevestigen.In de stad Tyrus werd de purperververij en den handel in geverfde stoffen in

grooten omvang gedreven.4)Hoogstwaarschijnlijk is het oude purper, dat in die tijden als het symbool der

vorstelijke en priesterlijke waardigheid gold in Tyrus uitgevonden. Zeker is het datde stad aan de purperververij een deel van haren rijkdom en grootheid dankte.5)

1) Technologisch woordenboek - K. Karmarsch en Fr. Heeren - C.L. Brinkman - Amsterdam. p.1919.

2) Leerboek der chemische technologie F.H. Eydman Jr. - S.L. van Looy Amsterdam - 1906 -p. 425.

3) Historia Naturalis - boek 35 - par. 150.4) Die Geschichte der Färberei - Paul Ruggli - Basel - Emil Birkhäuser en Cie - 1927 - pag. 280,

verder K. Faymonville - Diss. Heidelberg - 1900 - Die Purpurfärberei.5) Aristoteles. Hist. animal. IV. 4. par. 1-19; V. 10. par. 2; 13 par. 1-7; VIII. 16. par. 1. Ed. G.

Schneider Leipzig - 1811.Strabo - Geographica Lib, XVI c. 757 - deel 22-23 - pag. 1056. Ed. Aug. Meineke Leipzig1877.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 58: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

66

‘Flavius Philostratus der ältere, griechischer Sophist aus Lemnos) hebt den tyrischenPurpur wegen seiner Schönheit besonders hervor und betont dabei die Erhöhungder Farbenpracht durch die Einwirkung der Sonne.’6)

7) Homerus bekleedt zijn helden met purper. De Israëlieten leerden gedurendehun ballingschap in Egypte onder meer de ververij kennen. Het Oude Testamentspreekt van rood en blauw purper en van kermes.‘Also machten alle weise Männer unter den Arbeitern am Werk die Wohnung, zehnTeppiche von gezwirnter weiszer Leinwand, blauem und rotemPurper und Scharlachund Cherubim daran künstlich.’8)‘Du putzest dich vergeblich, “sagt Jeremias zu Judäa”, obschon du dich in Purpur

kleidest, Goldschmuck anlegst und mit Schminke deine Augen färbst.’9)Flavius Josephus bericht in zijn geschiedenis van het Joodsche volk, dat aan

hetzelve scharlaken, karmozijnrood en bovenal het purper der purperslak bekendwas.10) Als de bakermat der ververij is wel Indië te beschouwen11) ofschoon hierovernog geen geschiedbronnen tot heden ter beschikking staan in geschreven vorm.Verschillende benamingen in de techniek als indiennes: bedrukte stoffen, verder:calico, madapolam, bandanas welke bepaalde katoenen stoffen aanduiden en indigode welbekende verfstof wijzen erop dat de verfkunst in Indië niet onbekend was.Ook aan de Chineezen en de Japaneezen was de ververij bekend. De chineescheKeizer en de Keizerin droegen gele gewaden. De keizerlijke bijvrouwen droegenviolette, de ridders van den eersten graad blauwe, die van den tweeden graad roodeen die van den derden graad zwarte kleeren.12)Deze volken kenden o.a. de volgendeverfstoffen: indigo, kermes en lo-kao. De kermes

6) K. Faymonville l-c. pag. 26.Flavii Philostrati opera - Vol. II, Icon. 3 pag. 334, 45 - Ed. C.L. Kayser, Leipzig MDCCCLXXI.

7) Ilias XXII 440.8) Exod. XXXVI - 8 en XXXIX - 29.

K. Faymonville - l.c. - pag. 30-31.9) 2 - Sam. 1-24.

K. Faymonville - l.c. - pag. 31.10) Paul Ruggli - l.c. - pag. 271.11) P. Ruggli - l.c. - pag. 265.12) P. Ruggli - l.c. - pag. 265.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 59: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

67

wordt geleverd door een schildluis; deze roode verfstof werd in de oudheid tenonrechte van plantaardigen oorsprong verdacht.13)Lo-Kao is chineesch groen. Het behoort tot de flavonderivaten en is afkomstig

van verschillende Rhamnussoorten.14) Opmerkelijk is dat de Grieken slechts weinigaandacht aan de ververij besteed hebben.15) Bij Herodotus16) geschiedschrijver500-524 v. Chr. en bij den geograaf Strabo vindt men slechts enkele aanwijzingen.Theophrastus van Eresos 372 v. Chr., een leerling van Aristoteles schrijft in zijngeschiedenis der planten - IV boek Hoofdstuk 6 - par. 5 over de Roccella tinctoria:de lakmoesplant als volgt:‘In Kreta groeit op de rotsen in de buurt van de kust in groote hoeveelheid en

goed ontwikkeld het zeegras waarmede men niet alleen slechts linten maar ook wolen kleedingstoffen verft. Zoolang het verfbad versch is, is de kleur veel schoonerdan het purper. Het zeegras komt aan de Noordkust goed ontwikkeld voor, evenalsde zwam en dergelijke organismen. Plutarchus vermeldt in zijn levensbeschrijvingvan Alexander Cap. 36: “dat de Grieken in den schat van den koning van Perziëeen groote hoeveelheid purperstof vonden, die ofschoon reeds 190 jaar oud tochnog geheel haar oorspronkelijke fraaiheid bezat.Bij de Romeinen vinden we reeds eenmeer gedetailleerde kennis der verschillende

verfstoffen. De romeinsche ververs gebruikten: aluin, ijzervitriool, kopervitriool,alkanna, brem, meekrap, weede, galnoten, granaatpitten en de vrucht eenerEgyptische acacia.Wat alkanna betreft onderscheidt men twee soorten:1. afkomstig van Lawsonia inermis, een struik alleen in het Oosten inheemsch;2. afkomstig van Anchusa tinctoria of alcanna tinctoria bekend als

ververs-ossetong. Deze struik werd aangeplant in Zuid-Europa.

13) Hans Rupe - Die Chemie der natürlichen Farbstoffe - K. Vichweg & Sohn - Braunschweig -1900 - pag. 195.

14) Hans Rupe - l.c. - pag. 277.A.G. Perkin and A.E. Everest - The natural organic colouring matters - Longmans Green &Co. - London - 1918 - pag. 95 - resp. 617.

15) P. Ruggli l.c. - pag. 271.16) Herodotus I - 203 - VII - 67.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 60: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

68

De verstof is rood en wordt door alkali blauw gekleurd.Plinius Major 23-79 n. Chr. schrijft in zijn Historia Naturalis - Boek 35 par. 15017)

Tingunt et vestes in Aegypto, inter pauca mirabili genere, candida vela, postquamattrivere, inlinentes non coloribus, sed colorem sorbentibus medicamentis. Hoc cumfecere, non apparet in velis, sed in cortinam pigmenti ferventis mersa post momentumextrahuntur picta. Mirumque, cum sit unus in cortina color, ex illo alius atque aliusfit in veste accipientis medicamenti qualitate mutatus, nec postea ablui potest. Itacortina, non dubie confusura colores, si pictos acciperet, digerit ex uno pinguitque,dum coquit, et adustae eae vestes firmiores usibus fiunt quam si nun urerentur.”Vertaald luidt dit als volgt:“In Egypte worden de kleederen volgens een merkwaardige methode geverfd.

Eerst worden ze gereinigd, daarna gedrenkt, niet met verf, maar met meerdereverfstofopzuigende stoffen (bijtsen) deze stoffen komen in het begin niet te voorschijnop het weefsel. Maar wanneer deze laatste in de verfkuip gedompeld worden, zookan men ze na korten tijd volledig geverfd eruit halen. En hetgeen het wonderbareis, ofschoon de kuip slechts een soort verf bevatte, zoo is toch de stof plotseling inverschillende kleuren geverfd, in overeenstemming met de natuur der gebruiktestoffen. En deze kleuren kunnen door wasschen niet meer verwijderd worden. Terwijlde ketel de kleuren, wanneer hij ze klaar gemaakt ontving, ongetwijfeld vermengenzou, bijtst hij in een enkele en verft bij het koken, en deze kleederen zijn wanneermen ze aan de hitte blootstelt, duurzamer in het gebruik dan wanneer ze niet verhitworden.”Over aluin schrijft Plinius in zijn Historia naturalis - Boek 35 par. 18318): Niet

geringer of daarvan verschillend is het van den aluin (alumen), die als zoutachtigbestanddeel der aarde moet beschouwd worden. Er bestaan verschillende soorten.In Cyprus lichte en meer zwarte (candidus et nigrius) met een gering verschil in dekleur maar groot verschil in het gebruik; want om de wol in lichte kleuren te verven,is de lichte en vloeibare zeer nuttig; voor donkere kleuren echter de zwarte. Ookreinigt men met den zwarten het goud. Alle aluin

17) Plinius. Hist. Naturalis Boek 35 par. 150.18) Plinius. Hist. Nat. boek 35 par. 183.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 61: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

69

ontstaat uit water en slik, dat uit de aarde zweet; hetgeen in den winter is gevormd(samengesteld) wordt door de zomerwarmte gerijpt. Datgene wat zich het eerstafscheidt (praecox), wordt helder (candidus). Hij ontstaat in Spanje, Egypte, Armenië,Macedonië, Pontus, Afrika, op de beide eilanden Sardinië, Melos, Lipara enStrongyle. Het meest prijzenswaardig is die van Egypte, dan komt die van Melos.’Op de bovengeciteerde geschriften volgen nu chronologisch twee grieksche papyri

welke pl.m. 250 na Chr. geschreven zijn. Ze zijn afkomstig uit een zelfde graf inThebe in Opper-Egypte.1) Papyrus Graecus Holmiensis tot 1906 in Stockholm daarna in Upsala bewaard.

O. Lagercrantz een zweedsch geleerde leverde hiervan in 1913 een duitschevertaling.

2) Leydsche Papyrus X die in Leiden wordt bewaard. In 1830 is door Reuvensmet de uitgave begonnen. Deze is in 1885 door Leemans een LeidschEgyptoloog voltooid. Berthelot heeft den Leidschen Papyrus vertaald in zijnwerk ‘Collection des anciens alchimistes grecs’ Parijs 1888. Zie ook: Edmund.O von Lippmann: Entstehung und Ausbreitung der Alchemie. Julius Springer,Berlin 1919, pag. 4, 10.19)

Sommige recepten staan ook in den Papyrus Holmiensis. Beide papyri bevattenvoorschriften over het reinigen en legeeren van metalen alsmede over het kleurenvan steenen; daarom heeft de Papyrus Holmiensis den titel: ‘Recepten voor zilver,steenen en purper.’ Daarnaast bevat deze papyrus 70 recepten over het reinigen,bijtsen en verven van wol. De Leidsche Papyrus bevat 11 zulke recepten.20)Als verfstoffen worden genoemd: alkanna, safflor, orseille, kermes, krap en weede.

Over de weede vindt men het volgende:‘Das Einbringen des Waids. Schneide den Waid ab und sammle ihn im Schatten

in Körbe. Dann zerkleinere das Kraut und lasse es den ganzen Tag stehen. Amfolgenden Tag durchlüfte es und geh darin herum, damit es durch die Bewegungder Füsse aufgeworfen wird und gleichmässig trocknet. Dann sammle es zurAufbewahrung in Körbe. Den auf dieseWeise behandeltenWaid nennt man Anthrax.’

19) v. Lippmann. Entst. u. Ausbr. der Alchimie pag. 4-10.20) P. Ruggli - l.c. - pag. 267.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 62: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

70

‘Fülle etwa 25 Kilo des trocknen Materials in einen Kübel, der in der Sonne steht,von mindestens 600 liter Inhalt und schichte es gleichmässig auf. Dann giesse sovielHarn darauf, bis die Flüssigkeit darüber steht, und lass die Masse in der Sonnewarm werden. Am andern Tage schliesse sie dadurch auf, dass du in der Sonnedarin herumtrittst, bis sie gleichmässig durchzogen ist. Das muss drei Tage langgeschehen.’‘Kochen desWaidansatzes. Rühre denWaid und dieMenge des darüberstehenden

Harns tüchtig durch und teile sie in 3 Teile. Den einen tu in einen Kessel und heizeauf. Du kannst dann auf folgende Weise feststellen, ob die Masse genug gekochthat. Wenn sie wallt, rühre sie durch, aber nicht wühlend, sondern sorgsam, damitsie sich nicht absetzt und der Kessel durchbrennt. Sobald sich der Brei von der Mitteaus spaltet, ist das kochen fertig.Man zieht dann das Feuer weg, ohne mit dem Rühren nach zu lassen. Kühle

auch den Topf von unten ab, indem du kaltes Wasser dagegen spritzest.21)Hier vindt men voor het eerst een aanwijzing dat urine in de indigokuip gebruikt

werd. Door het gistingsproces ontstaat uit ureum en urinezuur hetammoniumcarbonaat. Dit is zwak alkalisch en tast de wolvezel niet aan terwijl hetverzeepend en emulgeerend op de lanoline werkt. Door reductie ontstaat tevenshet in de vloeistof oplosbare indigowit; het lost namelijk op in alkaliën met een gelekleur terwijl indigo zelf onoplosbaar is. Het gebruik van zwak alkalischebadvloeistoffen voor wol vindt men bijv. aangegeven in F.H. Eydman Jr. - Leerboekder Chem. Technologie - l.c. - Amsterdam S. van Looy - 1906.22)“Het bleeken van wol”. Als waschvloeistof gebruikt men zeep, die zoo neutraal

mogelijk moet zijn, of ammoniak; oudtijds werd hiervoor oude urine gebezigd.’In den Papyrus Holmiensis wordt gesproken van Rhamnus. Hiermede wordt

hoogstwaarschijnlijk bedoeld de heden ten dage in de drukkerij nog gebruikte bessenvan wegedoorn en kruisdoorn.Verder behooren nog aangehaald te worden de volgende kleurstofhoudende

planten:

21) P. Ruggli - l.c. - p. 269.22) Eydman. Leerboek Ch. Techn. pag. 411-412.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 63: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

71

1) de wouw of Reseda Luteola;2) de Lotusboom of eksterbesboom.

Lotos medicago arborea. Van deze laatste zegt Plinius - Hist. Nat. boek 16 - par.124 -: Cortice pelles tingunt, radice lanas of vertaald: met zijn schors verft menhuiden met zijn wortels wol. Omtrent de Wouw ‘lutum’ vindt men bij Plinius - Hist.Nat.23) dat men daarmee onder toevoeging van aluin ‘chrysocolla’ een basischkopercarbonaat kan verven: ‘want dit heeft, evenals linnen en wol, de geschiktheid,de kleurstof aan te nemen.’ Het Chrysocolla werd omgezet in eene smaragd-groeneschildersverf. Herba supra dicta pingiturque, antequam pingat’ d.w.z.: geverfd voordathet dient om te schilderen.Elzenschors wordt heden ten dage nog in sommige dalen van Grauwbunderland

gebruikt om wol zwart of grijs te verven onder medewerking van ijzerzouten.24)Sap van boschbessen (vaccinium) werd in Gallië gebruikt om de kleeren der

slaven purperrood te verven.25).De bast van groene noten - Juglans regia - bevat tengevolge van oxydatie met

lucht-zuurstof:

Juglon = 5 - oxy - 1 - 4 - napthochinon.

Plinius - Hist. Nat. boek 15 - par. 87, schrijft hierover: ‘Met haar schil verft menwol en met de pas te voorschijn komende nootjes maakt men het haar bruin, eenwijze van handelen, waarop men door het bruin worden der handen, waarmee mende vruchten vasthoudt, kwam.’Wat nu de verfstoffen van dierlijken oorsprong betreft moet nog even vermeld

worden dat de cochenille pas nà 1492 in Mexico en Centraal-Amerika gevondenwerd. In 375 kwam de groote volksverhuizing en gingen de meeste ervaringen opververijgebied in Europa verloren evenals meer andere cultuurgoederen. Slechtsin het toenmalige Byzantium bleef een gedeelte voor het nageslacht behouden.Verder bleef in de kloosters de ververij en tevens de drukkerij van stoffen inbeoefening zij het dan verborgen voor de buitenwereld. Ook de Turken hebben aande overlevering meegewerkt. In Adrianopel bleef de roodververij met meekrap Rubiatinctoria

23) Plinius. Nat. His. boek 33 par. 87, 91.24) P. Ruggli - l.c. pag. 278.25) Plinius - Hist. nat. - boek 16 - par. 77.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 64: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

72

bestaan. Men spreekt thans nog van turksch of adrianopel rood.Vanuit het Oosten kwam nu de verfkunst langs twee wegen naar het avondland:1) de Arabieren brachten ze naar Spanje in de achttiende eeuw;2) de Kruisvaarders en handelslui die met het Oosten handel dreven brachten ze

over naar de handelssteden aan de Middellandsche zee.

Zoo ontstond de ververij eenerzijds in Barcelona en anderderzijds in Venetië, Genua,Pisa, Florence en later Milaan. De Italiaansche ververs genoten eenwereldvermaardheid. Eenige verfstoffen werden weer opnieuw ontdekt of betermeer algemeen bekend. Zoo de zwart- en grijsververij met behulp van de looistoffenvan den galappel en van sumac; verder de geelververij met wouw. Het verven metorseille, een verstof aanwezig in diverse soorten rocella, was reeds den Egyptenarenbekend. Zoo vindt men in den Papyrus Holmiensis: ‘Gleichzeitig bring Wasser zumsieden, schäume ab und tu etwa ½ K.G. Orseille hinein. Darin färbe die vorgebläute.wolle spüle sie in Salzwasser ab und trockne sie.

‘Purpurfarbige und feste Orseille ist wie Schneckenfarbe. Aber die weiszefleckigeund schwarze ist wohlgemerkt nicht gut.Wenn du nun recht schönfarbige Orseille zerkaust, so nimm und behalte sie in

der Hand.’ (P. Ruggli. - l.c. pag. 269-270.)In 1300 voerde Florentijn Ruccelai de orseille opnieuw in. Uit Oost-Indië

importeerde men roodhout aanvankelijk in kleine hoeveelheden. Zoo kwam debijtskleur ‘Brasileine’ in gebruik.In 1492 verschijnt in Venetië een manuscript getiteld: ‘Mariegola dell'arte dei

Tentori.’ In 1450 komt de boekdrukkunst in zwang en in 1510 verschijnt hetbovengenoemdmanuscript in druk. Het woord mariegola is waarschijnlijk afkomstigvan ‘mater regula’ of in het italiaansch ‘regola madre.’ Het boek bevat een seriebepalingen enmaatregelen die betrekking hebben op het verversgilde. Hiertusschenkomen verfrecepten voor. Men vindt dit werk geciteerd in:

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 65: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

73

Berthollet - Eléments de l'art de la teinture - 1804 - tome 1 - pag. 20 als volgt:‘En 1429 parut à Venise le premier recueil des procédes employés dans les

teintures, sous le nom de Mariegola dell'arte dei tentori; il s'en fit en 1510 uneseconde édition for augmentée.’Verder vindt men het werk geciteerd in:Girardin - Leçons de chimie élémentaire appliquée aux arts industriels - 5. ed. -

tome IV - page 428-1860.Hij vermeldt:‘In 1429 publiceerde Mariegola te Venetië de eerste verzameling voorschriften

voor de ververij onder den titel: Dell'arte dei tintori.’Ten onrechte meent Girardin dat Mariegola den naam van den schrijver is.Een en ander is aangehaald door:Icilio Guareschi - Plictho de Larte etc. - Venetia 1540 - Seconda ristampa con

Introduzione e Annotazioni - Torino - Unione Tipografico - Editrice Torinese 1911 -pag. 2 en 4.In de 16e eeuw werd de textielnijverheid in de zuidelijke Nederlanden druk

beoefend. Gent, Brugge, Antwerpen, Duffel, Hondschoote en Neckerspoel zijn centravan textielnijverheid. De bijzondere plaats die Antwerpen inneemt blijkt uit hetvolgende: ‘Anvers devient à partir du commencement du XVIe siècle, l'entrepôt dutrafic mondial. L'influence qui lui échut en partage de 1520 à 1580 environ n'a jamais,ni auparavant ni depuis lors, appartenu à aucune ville. Jamais un port n'a possédéune suprématie aussi exclusive, exercé une attraction aussi irrésistible et offert uncaractère aussi cosmopolite. Ce fut un spectacle unique que celui qu'il présentapendant ces années d'étonnants progrès où, par une fortune extraordinaire, il constitatout à la fois le plus grand marché et la plus grande place de banque de l'univers,où les navires et les capitaux y affluèrent, ou l'on y entendit parler toutes les langues,où il mérita enfin, par sa richesse comme par sa beauté, d'être appelé l'une desfleurs du monde et fit des Pays-Bas une ‘terre commune à toutes les nations.’26)

26) Henri Pitenne - Les anciennes Démocraties des Pays-Bas - Paris - Ernest Flammarion - 1910- pag. 251.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 66: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

74

De eerste Nederlandsche publicatie op het gebied der ververij verschijnt in 1513 teBrussel.1. a. T bouck vāWondere - l.b. cum priuilegio 2. a (Op dz een ieghelyc mach wetē

en̅ verstaen vā dies // hem nootelyck ende oock proffitelyc syn mach aengaē // deveel scoone diuerschen consten die hier na elck op zy // artycule vervolghen selen/Ten eerste // salmen hier stellen die const van alderhande substā // cien te verven

daer na hoemen yser ende stael mach hert ende weeck maken met meer anderconsten //(Om looghe te maken alsmen blau verwen // wilt ..... 32.b.r.21. Een tractaet om

veelgenoech // lycke stucxkens te bedruiene.36.b.NAT. III.B.T.// Gheprint inde princelyke stadt van Bruesel. Inden // Zeeridder Bi mi Thomaes

van der Noot. Opten VII // dach van Februari Int iaer ons Heeren MD en XIII //27).Hiervan is een exemplaar aanwezig in de Bibliothèque Royale de Belgique te

Brussel. Van dit werk ontstaat in 1544 een herdruk bij Simon Cock te Antwerpenop die Lombaerdenveste teghen die gulden hant over. Van dezen herdruk is eenexemplaar aanwezig in de Kon. Bibliotheek in den Haag. De bevoorrechte positievan Antwerpen nam een einde in 1585. De stad werd onder Parma door deSpanjaarden op de Nederlanders onder Marnix van St. Aldegonde heroverd. DeSchelde werd gesloten en Antwerpen moest wijken voor Amsterdam.In het begin der 16e eeuw stond de ververij in Engeland op een vrij lagen trap.

Het vlaamsche laken was van een betere kwaliteit en beter geverfd dan hetengelsche. Het was nochthans uit engelsche wol vervaardigd. Het ligt voor de handdat er pogingen werden gedaan om in dezen toestand verandering te brengen.‘Attempts were made, to solve the problem by prohibiting the exportation of english

wool. This, however, did not prove satisfactory, but it revealed the fact that englishweavers and dyers had not the skill required to produce the finest and best dyedcloth. Eventually the Government decided to introduce Flemish weavers and dyers,so as to increase the productive

27) Kronenberg-Nyhoff - No. 433 - Bibliographie.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 67: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

75

powers of the english cloth industry. Thus came about the great immigration offoreign artisans in the reign of Edward III. These artisans were chiefly flemishweavers, dyers and fullers. The dyers were doubtless mainly woad dyers, for it wasspecially in dyeing with woad that at this period english craftsmen were inferior totheir rivals on the continent.’28)‘It was under Elisabeth, and especially in 1567, that the principal influx of dutch

and walloon weavers took place. Owing to the cruelty of Duke Alva's administrationthe most skilful and industrious section of the people of the Netherlands decided toemigrate from their country, and crossed the Channel in tens of thousands, bringingwith them their arts and industries. The exiles were welcomed by the britishGovernment both as religious refugees and as a valuable accession to the economicresources of the nation. Indeed, they rendered England the priceless service ofintroducing a new branch of the woollen industry, viz. the manufacture and dyeingof superior fabrics known as the “new draperies”, many of which had hithertho beeneither unknown in this country or were beyond the technical skill of british textileworkers. These refugees by their exceptional skill and knowledge enabled Englandto wrest various secrets of the woollen manufacturers from their rivals, to built upher industrial supremacy, and in time to become the market of the world. Not onlydid these foreign textile workers use the best methods of fulling and dressing cloth,but they were skilled in dyeing with the best colours, and especially with woad. Nolonger was the english public driven to import cloths which had been dressed anddyed in Ghent or in Bruges. Henceforth they could be clothed with material fromlooms and woad vats at their own doors.’29)Vanzelfsprekend zullen er nu binnen afzienbaren tijd engelsche publicaties over

de ververij verschijnen. In 1583 verschijnt een vertaling van T Bouck vā Wondreonder den titel:‘A profitable booke, which declares divers approved remedies to take out spots

and stains in silkes, velvets, linnen and

28) Jamieson B. Hurry - The woad plant and its dye - 1930 - Oxford university Press London:Humphrey Milford - page 58.

29) J.B. Hurry - l.c. - page 62.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 68: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

76

woollen, fustian on thread; also how to dress leather and how to colour felles.’ Hetboek is aanwezig in de bibliotheek van het Britsche museum. Bancroft besprak kortdit werk in 1813 in zijn boek: ‘Experimental researches concerning the philosophyof permanent colours.’Van het voorlaatst genoemde boek verscheen in 1605 een herdruk.Wanneer wij nu terug keeren naar Venetië dan treffen wij hier in 1540 een

belangrijke publicatie aan:‘Plictho de l'arte de tentori che insegna tenger pāni telle banbasi et sede si per

l'arthemagiore come per la comvne,’ door Giovan Ventura Rosetti by Fr. Rampazetto.Het boek is geschreven in het venetiaansch dialect der 16e eeuw. Het is herdrukt

in 1548-1565-1611-1672. In 1911 verscheen een herdruk toegelicht door IcilioGuareschi l.c. Het woord Plictho gaat in de herdrukken over in Plicto later Plico. Ditkan niet anders beteekenen dan esplico of esplicazione.De schrijver Giovanventura Rosetti is een eenvoudig handwerksman die zijn

ervaringen soms in naïevenmaar drastischen stijl neerschrijft. Sommige technischetermen en provincialismen zijn moeilijk te vertalen.Berthelot30) citeert dit boek aldus: Un certain Giovan Ventura Rosetti forma le

projet de donner plus d'étendue et d'utilité à cette description (Mariegola); il voyageadans les différentes parties de l'Italie et des pays voisins où les arts avaientcommencé à renaitre, pour s'instruire des procédés qu'on y suivait; et il donna, dansle nom de Plictho, un recueil qui, selon Bischoff - Versuch einer Geschichte derFärberei Stendal 1780 - est le premier où l'on ait rapproché les différents procédéset qui doit etre regardé comme le premier mobile de la perfection à laquelle a étéporté depuis lors l'art de la teinture.’Girardin31) citeert hetzelfde werk als volgt:In 1548 publiceerde Giovan Ventura Rosetti een tweede werk van dit soort

(Mariegola), onder den naam:Plictho dell'arte de'tintori, etc. waarin dadelijk tot uiting komt het karakter van den

analytischen geest die vergelijkt,

30) Berthollet - l.c. pag. 20. Zie pag. 10.31) Girardin - l.c. - pag. 428. Zie pag. 10.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 69: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

77

bespreekt, uitbreidt en verbetert de gedachten en de middelen.’Het jaartal 1548 is foutief, dit moet 1540 zijn; in 1548 verschijnt de eerste herdruk.

Het werk van Rosetti beleefde ook een fransche vertaling: ‘Suite du tinturier parfait,ou l'art de teindre les laines, soies, fils, peaux, pails, plumes, etc.; comme il sepratique à Venise, Gennes, Florence et dans tout le Levant, et la manière de passeren chamois toute sorte de peaux. - Paris 1716; traduit de l'italien.Gmelin - Geschichte der Chemie - 179732) bespreekt het werk van Rośetti en wel

de uitgaven van 1540 en 1548 benevens de fransche vertaling van 1716 aldus:‘In de ververij die sedert de ontdekking van Amerika en van een nieuwen weg

naar Indië, en door de kennis van de cochenille en den indigo, opmerkelijkevorderingen gemaakt had, terwijl de geschriften vanGesner en Libavius verschillendegeheimen ontsluierden, verscheen het werk van den Venetiaan Giovanni VenturaRosetti die, met het doel den toestand in de ververij van zijn tijd te leeren kennen,geheel Italië bereisde en ook andere landen en alles beschreef wat hij had gezien.Dit werk dat vaak niet wordt genoemd, of als het gebeurt, niet met den lof dien hetverdient, diende desniettegenstaande tot basis van vele vernieuwingen enverbeteringen later in Frankrijk in de verfkunst gebracht.’H. Kopp - Geschichte der Chemie - 193133) bespreekt het werk van Rosetti

eveneens als volgt:‘Der Venetianer Johann Ventura Rosetti sammelte seine Erfahrungen über die

Färbekunst, die er sich durch lange Reisen erworben hatte, und publizierte sie 1540als das erste Compendium dieser Kunst unter dem Titel: ‘Plicto dell'arte de'tentori.’Twee gebeurtenissen hadden inmiddels hun invloed doen gelden op de

ontwikkeling der ververij. In 1492 werd Amerika ontdekt en in 1498 eveneens dezeeweg naar Indië. Het roodhout werd voor dien tijd uit Indië via den Levantingevoerd. Het was den Europeeschen ververs bekend. De Spanjaarden noemdenhet ‘Brasil’. In Amerika troffen ze gansche bosschen van dit hout aan en noemdendie streek ‘Brazilië’.

32) Gmelin - Geschichte der Chemie 1917 Bd. I pag. 357-358.33) H. Kopp. Geschichte der Chemie 1931 Bd. II pag. 126.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 70: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

78

Belangrijk is nog het in het begin der 16e eeuw door de Spanjaarden uit CentraalAmerika in Europa ingevoerde Blauwhout of Campêche hout. Het verft op gebijtstestoffen overeenkomstig het toegepaste procédé blauw tot zwart. Zijn verfstoffenHaematoxyline en Haemateïne werden in 1811 door Chevreul geïsoleerd. Hier kannog aan toegevoegd worden het geelhout van den verversmuilbes of Morus tinctoria.Zijn kleurstof Maclurine is het penta-oxy-benzophenon.De cochenille afkomstig van de schildluis coccus cacti werd uit Mexico

geïmporteerd. Ze verdrong de kermes wegens hare grootere zuiverheid. Ze is metde kermes verwant. De indigo die eerst via Bagdad in kleine hoeveelhedengeïmporteerd werd kwam nu via Kaap de Goede Hoop met portugeesche enhollandsche schepen in groote kwantums en begon zijn concurrentie tegen deweede. Het resultaat was dat de laatst genoemde van de markt verdween.Dergelijke economische evoluties laten in den regel hun sporen in de litteratuur

achter. Zoo vindt men in Fritz Lauterbach - Geschichte der in Deutschland bei derFärberei angewandten Farbstoffe mit besonderer Berücksichtigung desmittelalterlichen Waidbaues - pag. 77:‘Bezeichnend für die Stimmung ist folgendes Zitat aus Bechers: NärrischeWeisheit’

Kap. 30.‘Man ist heutigen Tages sehr hoch in der Färberei kommen. Küffler hat die

Scharlachfarbe erfunden aus Cotscheniglie, mir ist eine Art Cotscheniglie gewiesenworden, so aus der Uckraine stammt. Die Färber-Röthe ist auch zu unserer Zeiterst in Gang kommen, hingegen, weil wir unsere Manufakturen nicht achten, nochunser Vaterland ins Auffzunehmen zu bringen gedenken, sondern vielmehr, diesolches thun wollen daran verhindern, so gehen unsere Manufakturen auch mehrhinter sich, als vor sich, so geben wir das Gold an die Holländer vor die LumpenFarbe, dem Indigo, und lassen hingegen den Waydbau in Thüringen zu grundegehen.’Omtrent de gebroeders Küffler, schoonzoons van Cornelis Drebbel, en de

scharlaken ververij met cochenille zie G. Tierie - Cornelis Drebbel.34)

34) Tierie - Diss. Leiden 1932 - pag. 89.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 71: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

79

Het Bouck vā Wondre en het Plictho de l'arte de tentori zijn feitelijk twee parallelloopende handleidingen voor de ververij. Hier volgen enkele recepten die ditillustreeren.‘A tenzer panno negro, R(recipe) vitriolo e scorza de honaro e componi insieme

e fa che se incorpori e di questa mistura farai strato sopra il tuo pāno che sia altotre deda di questa mistura e dapoi fa che habbi scaglia di ferro e cosi ponerai vnamano di quella mistura e vna mano di questa scaglia di ferro e dice lautor di questarecetta che si die fare sumile al caso, come si conza le lasagne e q̅sto chel sia perla terza parte di quelle due misture sopraditte e le altre due parte che sia acqua, siche vadi alla summita di quel vaso doue sera questa mistura e questi die stare perzorni (giorni) 24 in compositione e dapoi trazerai questa acqua e saluala e dapoiremetti tutta questa acqua che rimanera per altri quattro zorni pure al sopradittomodo. e cauala, e cosi vnaltra fiada remettila e salua quella fezza, pche la serabona, Item tenzi con il galetto, come e ditto disopra alle altre recette, e questa ebona tintura, e se vorrai tinger panno de lana tengi che la mistura sia calda e sevuoi tinger tela vole esser fredda e quello che remane non lo gettar via, perche seraoptima per tinger per lauenir perche le meglio che non e la prima’.Vertaald luidt dit als volgt:‘Laken zwart te verven. Neem vitriool (ferrosulfaat) en elzenbast en breng ze

samen en maak dat ze elkaar goed doordringen, en met dit mengsel zult ge eenlaag op uw laken uitbreiden drie vingers dik van dit mengsel en daarna neemhamerslag, en zoo zult gij een handvol van dit mengsel en een handvol hamerslagnemen en de maker van dit recept zegt, dat men het zoo doen moet als wanneermenmacaroni mengt en dit is voor het derde deel van de bovengenoemdemengselsen de beide andere deelen moeten water zijn, zoodat het tot aan den rand van hetvat staat, waarin dit mengsel is; en dit zal 24 dagen gemengd staan, en dan zult gijdit water afgieten en bewaren en dan zult gij het overblijvende water voor verderevier dagen op dezelfde wijze daarop gieten, en neemt het weer weg en op de zelfdewijze giet het een tweede keer daarop, en hef het bezinksel op, want het zal goedzijn. Eveneens verf met den galappel zooals het

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 72: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

80

boven gezegd is bij de andere recepten, en dit is een goede verfwijze, en wanneergij een wollen doek verven wilt, dan houdt eraan vast dat het mengsel heet is, enwanneer ge lijnwaad verven wilt, dan moet het koud zijn, en werp niet weg watoverblijft, want het zal voortreffelijk zijn om in de toekomst te verven, daar het beteris dan de eerste keer.’Uit het volgende blijkt dat de venetiaansche ververs ook met het gebruik van aluin

op de hoogte waren.‘A far acqua de grana perfettisima. Piglia vino bianco tondo et bono et mettilo in

vna pignatta vidriata et poneli onze l. de verzino bono, et vna dragma de grana, etfalla boglir tāto che calli per mittade, et quando che le ben cotto et tu li metti trequarti de onze de lume de rocca et vno qrto de lume de piuma cioè fior de piera etquesta cosa, fa che sia posta al foco, et messeda bene tanto che si dissolua et fache siano ben risoluti insieme tutte le ditte lume, et fa che siano perfettamentepoluerizzati sottilmente, et colali con vna pezza de lino suttile et prima che coli leditte rose, bagna la pezza con vno poce de vino bianco, si che la ditta pezza nonreceua troppo della ditta acqua et prima strucola la ditta pezza che sara bagnatade vin bianco accio sia piu perfetta.’

Zeer volmaakt kermes water te maken.

Neem gewonen goeden witten wijn, doe hem in een schoongemaakte pan en voeger toe een ons goed roodhout en een dragme kermes, en doe het koken tot de helft,en wanneer het goed gekookt heeft en gij er in doet driekwart ons aluin (de rocca)en een kwart aluin de piume (puimsteen) dat is bloem van steen en deze zaak maakdat het op het vuur gezet wordt, en roer om zoo goed dat het zich oplost, en maakdat ze volmaakt fijn gepoederd zijn, en laat ze door een stuk fijn linnen zijgen enalvorens de genoemde zaken te laten doorzijgen baad (bevochtig) het stuk (linnen)met een weinig witten wijn, opdat het genoemde stuk niet te veel van het genoemdewater opneemt en vooreerst wring het genoemde stuk dat zal zijn bevochtigd opdathet meer volmaakt zij.Dit soort recepten vindt men ook in het Bouck vā Wondre.Wat nu het woord lume betreft hierover schrijft: Icilio Guareschi - l.c. - Plictho de

l'arte etc. pag. 95.‘Allume, che egli (Rosetti) denomina lume, e ne ricorda di varie qualità: lume di

rocha, di fezza, di scagliola, di piuma.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 73: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

81

Allora erano in commercio alcune sostanze che si chiamavano allume, ma cheerano diverse del vero allume. Il vero allume o solfato alluminico-potassico sichiamava allume di rocca o allume d'Inghilterra, e allume di Roma o di Civita Vecchia.Dai tintori era preferito l'allume di Roma o di Civita Vecchia. il quale era più puro enon conteneva ferro. Allora si perferiva quello di Roma, perché non si faceva entrarel'urina nella sua preparazione, come si faceva invece per l'allume d'Inghilterra; siaffermava ancora nel 1700, ed anche dopo, che la porzione d'urina che contienel'allume d'Inghilterra gli comunica il difétto di alterare i colori, per la bellezza e soliditàdei quali è necessario che la stoffa riceva una bollitura preparatoria con allume etartaro. L'allume di rocca si chiamava alun de glace (veniva dall'Inghilterra) perchèera chiaro e transparante come il cristallo. Il Biringucci, contemporaneo del Rosetti,nella sua Pirotechnia discorre a lungo dell'allume vero o di rocca, o di Roma, edaccenna agli allumi che egli chiama artificiali, perché non sono vero allume. Talisono:Allume di piuma: era unminerale che si trovava a Negroponte; si chiamava anche

lapis amiantus ed era, a quanto pare, del talco. Anzi, lo si confuse col talco diVenezia. Stante però il sapore stittico astringente alluminoso che pare avere l'allumedi piuma, questo non avrebbe potuto essere identico al talco, e molto menoall'amianto. Il nome di allume era usato dagli antichi molto impropriamente. L'alumencatinum, o allume catina era, pare, la soda.Il talco di Venezia era una pietra verdastra, scagliosa, d'aspetto grassoso; il più

bel talco proveniva, da miniere non distanti da Venezia. Non ha nulla a che farecoll'allume. Si dava il nome di allume scagliola al gesso speculare o speccio d'asino.L'allume saccarino o zaccarin era preparato con dell'alun de glace, acqua di rosee bianco d'ovo cotti insieme sino a consistenza solida.Vi era pure l'allume di fezza o di feccia. Il lume brusada del Rosetti era l'allume

usto, cioé l'allume disidratato dal calore.Il Rosetti ricorda di frequente anche i vitrioli. Il vitriolo romano e il solfato ferroso

o vitriolo verde che si fabbricava in quantità in Italia. Era ricercato per la sua purezza.Si chiamava pure vetriolo o copparosa di Pisa.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 74: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

82

Allora erano in commercio tre vitrioli verdi: romano d'Inghilterra e di Allemagna. Ilvetriolo bianco d'allora era il vitriolo verde calcinato sino a diventare bianco. Il romanoera simile a quello d'Inghilterra: quello d'Allemagna era di un verde traente all'azzurroe conteneva del rame.’

Het aluin kwam aanvankelijk uit Klein-Azië. In 1453 echter veroverde SultanMohamed Constantinopel. Het gevolg was een uittocht der Christenen waaronderJohannes de Castro een der grootste aluinhandelaren. Over dezen de Castro schreefPaus Pius II in 1461 in zijn ‘Commentarii’:

‘In deze dagen kwam Johannes de Castro naar Rome. Deze de Castro was reedsaan den Paus bekend uit zijn Baselschen tijd, waar de Castro handelaar was enwaar hij zaken had gedaan voor Paus Eugenius. Zijn vader was Paulus de Castro,de beroemde hoogleeraar aan de universiteit in Padua, een man door het geheeleItaliaansche volk om zijn adviezen gezocht. Ook zijn oudere broer was jurist. Zelfhad hij philologie gestudeerd, was daarna gaan reizen en had zich in Constantinopelgevestigd, waar hij zich met het verven van italiaansche weefsels hadbeziggehouden, waarmede hij veel geld had verdiend. Ook had hij daar het winnenen het bereiden van aluin geleerd. Toen nuMohamed in 1453 de stad Constantinopelveroverde, verloor de Castro al zijn bezittingen en was blij zijn leven te kunnenredden. Daar hij nog verwant was aan den nieuwen Paus (Picolomini) toog hij naarRome na diens verkiezing, waar hij tot algemeen commissaris van de inkomstenvan den H. Stoel zoowel die van binnen als van buiten de stad werd benoemd. Maarzijn hartstocht voor het aluin verliet hem niet. Hij zocht in alle bergen en heuvelsnaar aluin, doet daartoe op verschillende plaatsen opgravingen en heeft eindelijksucces. Als hij door een bosch- en bronrijke streek tusschen Civitavecchia en dezee zwerft, ontdekt hij in de omgeving van Tolfa een gewas dat hij ook op de aluinrijkebergen van Klein-Azië had aangetroffen, dan vindt hij witte steenen, die zoutachtigsmaken en waaruit hij na uitkoken aluin vervaardigt. Hij snelt naar den Paus envertelt van zijn bevindingen in gloedvolle woorden: “Vandaag breng ik U deoverwinning op de Turken, want deze ontvangen jaarlijks meer dan 300.000 ducatenvan de aluinhandelaren. Ik nu echter heb zeven bergen vol aluin gevonden, aluinin zulke

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 75: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

83

kwantiteiten, dat het voldoende is voor zeven werelden. Als gij nu zieders aanstelten het opstellen van ketels beveelt en als het bedrijf op de juiste wijze wordtaangepakt, dan kunt ge heel Europa van het noodige aluin voorzien en de winstaan de Turken onthouden. Wat voor U een voordeel is, is voor hen dubbele schade.Eerst nu kunt ge U op een oorlog tegen de Turken voorbereiden. Ook water is involdoendemate aanwezig, terwijl Civitavecchia als haven schitterend dichtbij gelegenis.” En zoo redeneerde de opgewonden de Castro door. Maar de Paus meende,dat de man krankzinnig geworden was, dat het een alchemistendroom was. En zoodachten in het begin ook de Kardinalen, zoodat de Castro moeite had, om verdertot den Paus te worden toegelaten. Maar hij zat niet stil, hij wilde den Paus persoonlijkde bereiding van het aluin toonen. De Paus wendde zich toen tot deskundigen, dieinderdaad moesten verklaren, dat hier van een zuiver mineraal sprake was. Menzond toen, om ieder bedrog uit te sluiten, arbeiders naar de aangewezen plaatsenen liet nieuwe steenen halen, die eveneens goede resultaten gaven. Heele bergenaluinsteen werden gevonden; aluinkokers uit Genua, die vroeger in de groeven vanKlein-Azië hadden gewerkt, werden erbij gehaald; zij huilden van vreugde en prezenGod, toen zij deze ongelooflijk groote hoeveelheden aluinsteen zagen. Zij vondenzelfs het aluin van Tolfa van betere kwaliteit dan dat uit Azië; tachtig pond Tolfaaluin had eenzelfde waarde als honderd pond Turksche aluin.’

Het voor aangehaalde is ontleend aan:

W. Heyd: Histoire du commerce du Levant auMoyen Age, Edition française refondueet considérablement augmentée par l'auteur. Réimpression, Leipzig 1923 - Deel 1- pag. 462.Voor de verdere ontwikkeling van de Pauselijke aluinexploitatie met inbegrip van

den afzet, die zich zooals wel vanzelf spreekt ook tot de ververijen in Vlaanderenen Venetië uitstrekte, zie men: Enkele oude concentratieverschijnselen en hunsamenhang met het tegenwoordige probleem. - F. Schuilenburg - Diss. Leiden -1931 - pag. 73-97 deel 1.Ook over het chemisch-technische gedeelte der aluinexploitatie van Tolfa bestaan

er publicaties uit die dagen. Zoo

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 76: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

84

geeft Biringucci in zijn Pyrotechnia een beschrijving over aluin. Verder bestaathieromtrent litteratuur van de hand van Peder Månsson een zweedsch monnik Hijleefde van 1460-1534 en verbleef van 1508-1524 te Rome. Van zijn hand verscheen‘Bergmannskunst’. Als voorbeeld heeft hem waarschijnlijk het tractaat van AlbertusBollstädt 1193-1280, bijgenaamd Albertus Magnus: ‘de Mineralibus et rebusmetallicis’ gediend. De indeeling der stof in: ‘metalen’, ‘steenen’, ‘tusschenstoffen’wijst in die richting. Ook Biringucci voornoemd handelt evenzoo. In de ChemikerZeitung - num. 72 - 9 Sept. 1933 - pag. 713 - is van de hand van J. Johanssen eenartikel verschenen waaraan het volgende ontleend is.‘Der richtige Alaun is hart und wird aus Steinbergen gewonnen. Ein solcher Berg

ist zu meinen Lebzeiten bei Rom entdeckt worden. Der unbeschreiblichen Reichtumabwirft, weil man viel Schiffe jährlich mit Alaun beladet und diesen ringsum in dieWelt fährt. Hiervon gab allein der Berg Augustinus den Päpsten jedes Jahr neunund zwanzig tausend Golddukaten für die Erlaubnis, diesen zu bebauen. Ich fuhrzu diesem Berg, besonders um zu sehen und zu lernen, wie man dort den Alaunaus den Bergen gewinnt, in der Hoffnung dass man auch in Schweden solch einenBerg findet, indem man, wie nach beschrieben steht, verfährt.Der Berg aus dem man den Alaun gewinnt, ist weiszes Gestein mit Gelb

dazwischen, manchmal auch Braun. Anmanchen Stellen ist das Steingebirge schwerzu hauen. Der Stein ist nicht sehr schwer und nicht sehr leicht und auch nichthellscheinend oder schön anzusehen. Er sieht aus wie alter zerbrochener Käse,der sowohl gelb wie weisz ist. Ich gebe das Gleichniss damit ihr den Stein erkennt.Den Stein setzen die Bergleute in einen Ofen von 8 Ellen Tiefe ein, der wie ein

Kalkofen in Schweden gemauert ist, und setzen darunter starke Hitze eine Nachtund einen Tag lang, oder wie nötig ist um den Stein zu brennen. Wenn der Ofenerkaltet ist tragen sie den Stein auf ebenen Boden, indem Sie ihn aufstapelen undErde darum tun, damit das Wasser nicht fortlaufen kann, das man gleichmässigdarauf gieszen muss. Die Steine zerfallen wenn sie genug Wasser aufgenommenhaben; sie liegen also wie Kalk etwa sechs

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 77: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

85

Wochen und werden kalt und weich, wenn man die Masse zwisschen die Fingernimmt. Wenn man harte Steine darin findet wirft man sie fort; denn sie sind nichtgenug gebrannt oder gehören nicht zu der Sorte, die zu der Arbeit brauchbar ist.Dann hat man einen grossen starken kupfernen Kessel oder eine Pfanne von 6Ellen Breite oder weniger, die fest in einem Ofen eingemauert ist so dass zweiSpannen derselben über den Erdboden sind, während sich der andere Teil darunterim Ofen befindet. Der Ofen soll gut gebaut sein, sodass kein Rauch in den Kesselhochsteigen kann. Man führt den Ofen unter den Kessel so aus dass das Holz unterdem Kessel auf einemGewölbe oder auf Bogen liegt, zwischen denen die vom Holzabbrennende Asche herunterfallen kann und dann ausgekratzt werden kann. Nunfüllt man den Kessel mit dem gebrannten Stein und Wasser. Aber man nimmt vielmehr Wasser als gebrannten Stein Man verrührt und vermischt den Inhalt wie eineMehlsuppe, macht das Feuer stärker unter dem Kessel und kocht so einen ganzenTag, indem man unaufhörlich darin herumrührt mit Stangen und langen Schaufelnund die Steine vom Boden aufhebt, den sie sinken gleich wieder auf den Boden.Wenn genug gekocht ist, legt man ein starkes Brett über den Kessel, das auf einerSeite liegt. Darauf hebt man mit Schaufeln den ausgekochten Stein, sodass dasWasser immer wieder gut in den Kessel abflieszt. Dann wirft man den Stein fortdenn er taucht nichts mehr.

Man hat nun viele Bottiche, die neben demOfen in einem Hause auf Balken stehen.Diejenigen die ich sah, waren alle viereckig, zwei Ellen tief und zwei Ellen breit. Siewaren nicht mit Bändern gebunden, sondern die Bretter trafen an den vier Eckenin kleinen Pfeilern zusammen. Dazu hatten sie aber keine Nägel, sondern stieszenzusammen, wie man es bei Balken macht. Man legt Holzrinnen vom Kessel zu denBottichen und schöpft das Wasser mit einem Eimer in die Rinnen. Dieses fliesztdann in die Bottiche. Wenn der eine Bottich voll ist, legt man die Rinne in denZweiten, dritten, vierten Bottich und soviel Bottiche manmit demWasser füllen kann.Diese sollen 15 Tage oder mehr stehen, bis sie kalt sind. Dann wird daraus Alaunwie Eis, das am Bottich anhaftet und bisweilen mitten im Bottich grosze Klumpen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 78: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

86

bildet. Sobald das Wasser gänzlich aus dem Kessel ausgeschöpft ist, läszt manwieder frisches Wasser hinein laufen, füllt ihn mit Steinen und rührt und kocht wievorher. So arbeitet man Tag und Nacht und hört inzwischen niemals auf.Wenn das Wasser in den Bottichen genügend erkaltet und der Alaun durch die

Kälte fest geworden ist, zapft man das Wasser ab, denn es dient auf keinen Fallmehr zu der Arbeit, und sammelt den Alaun. Zuerst nimmt man den Alaun heraus,der in jeden Bottich auf den Boden liegt. Man trägt ihn wieder in den Kessel undsiedet ihn noch besser mit Steinen. Den Alaun aber, der durchsichtig ist und amBottich sitzt, löst man ab, indem man aussen gegen den Bottich schlägt, legt ihn inKörbe und taucht ihn mit diesen in reines Wasser, wobei man den Korb schüttelt.So wird der Alaun rein gewasschen. Dann legt man ihn in einer Scheune zumTrocknen und Aufbewahren. Sie hatten gut hundert Bottiche in dem Hause, indemdas Wasser so zum Abkühlen gebracht und zu Alaun gemacht wird. Dort gewinnensie gewaltig viel Alaun. Der Alaun dient nämlich und ist nützlich zu mancherleiKünsten, Handwerken und Heilmitteln.Tot zoover Peder Månsson. Men vindt het aluin van Tolfa vermeld in P. Niggli -

Lehrbuch der Mineralogie - Berlin - Gebr. Borntraeger - 1920 - pag. 595.Het kan geen verwondering baren, dat het Tolfa aluin van goede qualiteit was.

Er werd nauwkeurig zorg gedragen dat er geen ferrisulfaat in voorkomen kon. Deherhaalde omkristallisatie en de afwezigheid van ijzer bij de gebruikte toestellenstonden hiervoor borg. Men was er blijkbaar zeer goed mee op de hoogte dat dezuurreageerende aluinoplossing ijzeren ketels, spijkers e.d. aantast.Dat er ijzervitriool - ferrosulfaat - coperroot - coppa rosa - couperose - groen vitriool

in den handel was, dat kopersulfaat bevatte staat in verband met zijn bereiding; vanTricht Woordenboek der Scheikunde35) geeft hierover: “Ontstaat door oxydatie vanijzersulfiden aan de lucht: zwavelkies, magneetkies, straalkies. Door oxydatie ontstaatferrosulfaat dat in het mijnwater oplost; was reeds aan de Ouden bekend. Waarvoldoende dergelijke mijnwateren voor-

35) v. Trichts woordenboek: deel XII - pag. 9119 - 1870 - J.H. Nygh, Rotterdam.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 79: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

87

komen, worden deze eerst bevrijd van koper door dit met ijzer neer te slaan - vandaarde naam: koperwater of couperose voor ijzervitrioal. Na indampen wordt ijzervitrioolverkregen.Het ijzervitriool dient om zwart te verven met looistof, blauw te verven met

bloedloogzout, desoxydatie van indigo (koude kuip)”.Het in Rosetti's Plictho genoemde Allume di fezza of di feccia behoeft nadere

verklaring. Het bezinksel uit de wijnvaten, een mengsel van wijngist of wijnmoer enwijnsteen of droesem werd geroost tot potasch of koolzure kali.Het woord faeces beteekent: drek. Het verband ligt nu voor de hand n.l. aluin uit

drek die dan afkomstig is van den wijn. Feces vini lees faeces vini. Afzetsel ofbezinksel, hier in wijn; faex usta is een geroost mengsel van gist, kleurstof, zurewijnsteenzure kali en verontreinigingen. Dit bezinksel werd voor het gebruik gebrand,waarbij een mengsel van koolzure en bijtende kali ontstaat. Dit product heetFaecula.36)Het woord “scharlaken” schijnt zijn oorsprong te hebben in Venetië. Icilio Guareschi

- l.c. pag. 4 - Plictho etc. schrijft hierover:E curioso che il Rosetti siasi deciso a pubblicare le sue numerose ricette per

tintoria quando si sa che allora, come adesso, i processi per tintura si tenevanosegreti. Pare anzi, secondo gli storici Veneziani, che vi fossero dei regolamenti cheprescrivano il tempo in cui si dovevano preparare certe misture, come per esempioquello per lo scarlatto.Per fare in modo che il pubblico non conoscesse il segreto si ricorreva ad artifizi

a superstizioni, quali ad esempio quelle di fare paura al popolino con fantasmi bianchiecc, E da ció, dicesi, deriva la parola scarlatto per indicare timore senza fondamento.Ma a dir vero, tutto questo si capisce poco, perché chi aveva interesse a scoprire

il segreto, non era il popolino ignorante e superstizioso, ma qualche artista o artigianeintelligente.’Uit den Plictho blijkt ontwijfelbaar dat de Venetiaansche ververs ‘indigo’ kenden.

Pag 62 vindt men:‘A tenger seda in color turchino, prima laua la seda in acqua fredda de fiume e

poi torcila bene amano et tengila nel fior

36) De “cyrurgie” van Meester Jan Yperman - E.C. van Leersum - Leiden - 1912 - A.W. Sythoff.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 80: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

88

de endego, et refrescala menandola bene nello mastello et poi la lauaraì con acquafredda de fiume et puoi torcila a mano et poi mettila alla cauia et valla destendi alsole: Et nota che in questo colore la seda non va alluminada.’Vertaald luidt dit:‘Zijde in blauwe kleur verven. Wasch eerst de zijde in koud rivierwater en wring

ze vervolgens goed met de hand en verf ze in de bloem van indigo en bevochtig zedoor ze goed in het verfbad te steken en dan zult gij ze wasschen met koudrivierwater, daarna wring ze met de hand uit en dan zet ze op de wrong en ga zeuitspreiden in de zon: En merkt op dat voor deze kleur de zijde niet gealuind wordt.’De indigo kwam destijds langs den landweg naar Italië uit Indië. Zoo komt in den

Plictho een hoofdstuk voor getiteld: A tenger pelle in color turchino ouer biaueto.Hierin leest men o.a.‘piglia tre quarti de endego fino de bagad et falo ben tridare a modo de brasilio......’Dit beteekent in modern italiaansch: indaco baccadeo o di Bagdad. Ook Balducci

Pegolotti (1766) noemt indigo: ‘endaco di Baldacca o Baldac,’ bestaande uit: ‘picciolipezzolini nè troppo grossi nè troppo piccoli......’Heden ten dage spreekt men in Italië nog van ‘fior di latte’ letterlijk ‘bloem van

melk’. De beteekenis hiervan is ‘room’, datgene wat bij de melk bovendrijft. Zoovindt de uitdrukking ‘fior de endego’ haren oorsprong in de indigobereiding. In Indiëwerden de afgesneden bladeren en twijgen der indigoplant geplet en met waterovergoten in een bak gedaan. Het warme klimaat veroorzaakte spoedig gisting. Erstegen gasbellen op en op de vloeistofoppervlakte vormde zich een blauw schuim,dat spoedig in een vlies overging. Dit was de splitsing van het glucoside indicaanin druivensuiker en indoxyl. Dit laatste werd aan de lucht tot indigo geoxydeerd.Gewoonlijk decanteert men in het begin der gisting de vloeistof van de plantendeelenin een ander vat. Door slaan en roeren met stokken of door raderen met schoepenvoorzien, welke in de vloeistof rondraaien, wordt de oxydatie bevorderd. De blauweverfstof zet zich als slik af. Hij werd dan van de oplossing gescheiden, uitgeperst,gedroogd en in stukken in den handel gebracht.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 81: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

89

De Plictho van Rosetti was weinig toegankelijk vóórdat I. Guareschi hem heeft latenherdrukken. Dit blijkt uit het volgende. Berthollet - Eléments de l'art de la Teinture- 1804 - l.c. vermeldt, dat de indigo niet vermeld is in den Plictho van Rosetti.Lefèvre - Teinture et apprêts des tissus de coton - Paris 1888, schrijft over den

Plictho van Rosetti, dat er geen melding in gemaakt wordt van de verfstoffen indigoen cochenille, ofschoon de indigo bekend was bij Indiërs in de hooge oudheid. Hijbesluit, dat de verfstoffen in Italië onbekend waren in 1548. De engelsche litteratuurvan lateren datum is op dit punt ook onjuist, zooals blijkt uit: J.F. Thorpe and Ch.K.Ingold - Synthetic colouring matters - Vat colours - 1923 - 1925 - Longmans Green& Co. - London pag. 25.Neither of the first two Italian works on dyeing: Mariegola dell'Arte dei Tentori.

The first edition of which was published in 1429 and the second in 1510 nor Plicthode l'arte de Tentori che insegna tenger pāni, telle, banbasi et sede se par l'arthemagiore (the French ‘en bon teint’) come per la commune i.e. ‘en petit teint’, whichfirst appeared in 1548 made the slighest references to indigo. Half a century laterhowever there was published in english a book which so its title page declares wastaken out of dutch and englished by L.M. and imprinted at London by Thomas Purfootdwelling within the New Rents in S. Nicholas Shambles - 1605. This volume givesfairly detailed directions regarding the use of indigo as a dye, but only one smallitem in a somewhat comprehensive range of subjects. It is as tis title page indicates:‘A profitable booke which declares divers approved remedies to take out spots

and stains in silks, velvets, linnen and woollen clothes; to die velvets and silks linnenand woollen fustian and thread; also how to dress leather and to colour felles.’The methode recommended for dyeing with indigo consists in mixing with water,

bran, woodashes and ‘greening weed’ and allowing the mass to ferment until theliquor is green, when it is deemed ready for dyeing. Dit is de engelsche vertalingvan T Bouck vā Wondre - zie pag. 24.In den Plictho van Rosetti kan men verder het bewijs

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 82: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

90

vinden, dat de vlaamsche meekrap van uitstekende kwaliteit was. Men treft op pag.63 het volgende aan: A tenger seda in robia Prima si volle alluminar la sede & perogni lira de seda torrai onze quattro de robia ouero roza de Fiandra & sella fosserobia di altra sorte pigliane lire doi per ogni lira de seda, .........Dit beteekent: Om zijde met krap te verven. Eerst zal men de zijde aluinen en

voor ieder pond zijde zult ge nemen vier ons krap of echte vlaamsche roos en indienhet krap van andere soort ware, neem er twee pond van op ieder pond zijde, .........De krap van andere herkomst werd dus blijkbaar minderwaardig geacht.Er was reeds gelegenheid op de domineerende plaats van Antwerpen op

handelsgebied in het midden der 16. eeuw te wijzen. In 1540 schreef Christoff vanGerndorff, de monopolist van den boheemschen aluinhandel en vitrioolhandel aanden duitschen koning Ferdinand onder meer: ‘die Schotzische Gesellschaft dasromanische und hispanische Alaun in einer Hand habe und den Preis dieser Warehochhalte.’De hier bedoelde compagnie was de firma Schotz uit Antwerpen, die er blijkbaar

in geslaagd was een monopolie in aluin te krijgen37).In den Elzas was de textielindustrie bezig zich te ontwikkelen in de onderhavige

periode. We treffen een publicatie aan:‘Vonmancherlei Farben auf Garn, Leinwadt, Holtz, Beyn, Leder usw. - Straatsburg

- 1565. Dit boek is aanwezig in de voormalige Königl. Bibliothek te Berlijn.In Frankrijk leefde de textielindustrie op onder de regeering van Lodewijk XIV.Zijn minister Colbert vaardigde in 1669 een wet uit. Deze werd in 1671 gedrukt

onder den titel: ‘Instruction générale pour la teinture des laines et manufactures delaine de toutes couleurs & pour la culture des drogues ou ingrédients qu'on y emploiebij François Buguet, Paris. Als schrijver van dit boek wordt een zekere d'Albogenoemd, die van Colbert de opdracht kreeg de verordening van 1669 uit te geven.Tot

37) F. Schuilenburg - l.c. - Diss. Leiden 1931, pag. 97.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 83: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

91

nog toe bestond er geen publicatie omtrent de ververij en weverij in Catalonië. In1691 wordt dit anders, daar in Barcelona het volgende boek verschijnt:‘Remallet de Tinturas y brev modo de donarlas à totas Robas de Llana, Teles y

Fil, ab lo modo de beneficiar algûs Ingredients necessaris per las arts, de la Teintura,y Brayria recvllit de differents receptes de totas las Parts de Europa, Per PhesioMayo, Natural del Principat de Cathaluña, dedicas Ala Antiquissima Fidelissima, yNobilissima Ciutat de Barcelona. En Barcelona, en la Estâpa de Joseph Mayà, Llib.y à sa Costa. 1691.Het woord Remallet beteekent Ramellet of kleine ruiker.In 1682 verschijnt te Jena ‘Ars Tinctoria fundamentalis.’ Het is een vertaling van

de ‘Instruction générale etc.’ van 1671 van Colbert - l.c. Dit werk werd in 1705 inhet engelsch vertaald onder den titel: The whole Art of Dyeing - London by WilliamPearson. Hiervan is in 1915 een herdruk verschenen bij: The Tapestry studio teStratford - upon-Avon. De schrijver van de oorspronkelijke vertaling is onbekendgebleven.In 1708 verschijnt te Leiden de eerste Noord-Nederlandsche publicatie.‘Le Teinturier parfait ou Instruction nouvelle & générale pour la teinture des laines

et manufacturers de laines comme aussi pour les chapeaux. De toutes sortes decouleurs & pour la culture des drogues ou ingrédients qu'on y employe. Ouvragetrès curieux & très utile.De drukker is: Theodoor Haak, Libraire dans le Klocksteeg - Leiden.Het boek is aanwezig in de universiteitsbibliotheek te Leiden. Onder den titel van:

De volmaakte Verver, is het boek in 1754 - 1170 - 1795 en 1836 in het nederlandschverschenen. Den laatsten keer bij H. Moolenijzer te Amsterdam. Zie hieromtrent:Una Ojeada sobre algunas antiquas compilaciones de secretos de tintoreria - CamiloRodón y Font 1933 - Associació d'Antics Alumnes de l'escola de teixits de Badalonaen Rodón y Font-Revue mensuelle de l'association des chimistes de l'industrietextile - 22 - 224 (1932).Ten tijde van Colbert werden de ververs ingedeeld in:

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 84: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

92

‘teinturiers du grand et bon teint, teinturiers du petit teint en teinturiers de soie.De teinturiers du grand et bon teint mochten de betere stoffen en lakens verven.

Ze mochten indigo, weede, krap, cochenille, curcuma en galappels gebruiken.De teinturiers du petit teint mochten verfhout, orlean, lakmoes en saffraan

gebruiken.De nederlander Schmidt was de eerste, die den ‘grand et bon teint’ in Duitschland

toepaste38).De strekking der verordening van Colbert is zeer protectionistisch, met haar 317

artikelen wil ze de fransche industrie beschermen en de buitenlandsche grondstoffenzooveel mogelijk weren.In T Bouck vā Wondre wordt het woord: ‘floreynē’ gebruikt bijv. pag. 15, 19. In

hoofdstuk CCLXXVIII van ‘Le teinturier parfait’ is er sprake van een commissie, diede weede cultuur moet regelen. Men vindt er o.m.:‘......... et la fidèlité du débit du pastel, pour la séparation des dernières cueillettes,

l'évaluation des florins qui est le même pour pouvoir connoitre les divers degrez debonté du pastel,.........’Dus zou het vlaamsche woord Floreyn weede beteekenen. Omtrent het toezicht

op de ververij en de weedecultuur in Frankrijk staat in het boek van: J.F. Thorpeand Ch.K. Ingold - Synthetic colouring matters - Vat colours - l.c.39) onder meer hetvolgende vermeld:Colberts regeering was het eerste fransche gouvernement, dat een scheikundige

aanstelde officieel als hoofdopziener voor de kleurstoffenindustrie.Dufay, Hellot, Macquer en Berthollet hebben achtereenvolgens dezen belangrijken

post bezet. Het is een onmiddellijk gevolg geweest van Dufay's pogingen, datColberts Instruction in 1737 volledig werd herzien, waarbij onder andere ook hetgebruik van indigo met of zonder weede wettelijk werd toegestaan.In het begin der 18, eeuw is er nog onafhankelijk van het voorgaande, een Duitsche

publicatie over de ververij verschenen nl.:

38) P. Ruggli - l.c. - die Geschichte der Färberei, pag. 290.39) Thorpe and Ingold Synthetic colouring matter enz. pag. 24.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 85: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

93

‘Der cüriöse und vollkommene Kunstfärber door I.K.C. Nürnberg - Johann ChrystoffLechners Buchhändlers Anno 1709.Le Teinturier Parfait beleefde in 1716 te Parijs twee herdrukken. De tweede

herdruk was getiteld: Suite du teinturier parfait.De uitgever dezer twee boeken was Claude Jombert te Parijs.In 1769 verscheen bij Charles Antoine Jombert te Parijs: Le nouveau Teinturier

parfait40).Dit laatste boek werd in het jaar 8 der fransche revolutie, dus in 1799, weer

opnieuw uitgegeven door de Lormois bij Barrois l'aîné te Parijs.In 1771 verscheen te Brussel: Le Parfait Teinturier François: uitgegeven ‘par la

compagnie’.

40) Una ojeada sobre algunas antiquas compilaciones de secretos de Tintoreria - Camilo RodònFont - pag, 42 - Los cuatro ‘Teinturiers parfaits’ por Louis A. Driessen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 86: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

94

Hoofdstuk II. Fragmenten uit deMiddelnederlandsche litteratuur, welkeonderwerpen behandelen die eveneens in hetBouck vā Wondre voorkomen.Het Bouck vā Wondre bevat een aantal voorschriften betreffende de ververij. Inhoofdstuk I is beschreven welke plaats dit boek inneemt in de litteratuur over deververij. Tevens werd aangetoond, dat dit merkwaardige, in 1513 te Brussel,verschenen en later vrijwel onopgemerkt gebleven vlaamsche werk een evenbelangrijke plaats inneemt in de 16. eeuwsche chemische werken als het Plicthode Larte dei Tentori van Giovanni Buonaventura Rosetti, dat korten tijd later teFlorence werd uitgegeven.Het Bouck van Wondre bevat behalve gegevens over de ververij ook een aantal

andere voorschriften, die voor de scheikundigen van belang zijn. Zoo vindt men erhet gebruik en de bereiding van ongebluschte kalk, de omzetting van verschillendeasschen als houtasch, haardasch, beukenhoutasch weedeasch, enz. met gebluschtekalk. Daar deze asschen grootendeels uit kaliumcarbonaat bestaan, levert dit eenmiddel om ‘stercke looghe’, dus een kalium-hydroxydeoplossing te bereiden.Verder bevat het boek voorschriften over het harden en ontlaten van ijzer en staal,

de bereiding van bier en wijn, het vervalschen en kleuren van witten wijn met hetsap van moerbeziën om rooden wijn te maken, het conserveeren en inmaken vanvruchten, enz, Daar verschillende dezer voorschriften in werken uit de 14e eeuwdoor mij teruggevonden werden, zijn hier eenige beschrijvingen uit het Bouck vāWondre vergeleken met deze recepten uit deze minder algemeen bekende 14deen 15de eeuwsche werken, waardoor de aandacht wordt gevestigd op dezeonderwerpen, die voor de geschiedenis der scheikunde van belang zijn.Uit de volgende werken zijn aanhalingen gedaan:

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 87: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

95

1) De ‘Cyrurgie’ van Meester Jan Yperman, uitgegeven door Dr. E.C.v. Leersum- Leiden 1912.Dit werk, dat omstreeks 1300 te Yperen werd geschreven, bevat de beschrijvingvan een aantal heelkundige bewerkingen en daarnevens voorschriften voorde bereiding van geneesmiddelen en de daarvoor dienende grondstoffen.

2) Middelnederlandsche geneeskundige recepten en tractaten, uitgegeven doorDr. W.L. de Vreese. Gent 1894. In dit receptenboek, dat in 1300 is geschreven,vindt men een aantál chemische bewerkingen, die overeenkomen met hetBouck van Wondre.

3) Jacob van Maerlants: Naturen Bloeme, uitgegeven door Dr. Eelco Verwys,Groningen 1878.Het werk van Jacob van Maerlant werd in het begin der 14e eeuw geschrevenen bevat de beschrijving van een aantal plantaardige en dierlijke producten.Het is bewerkt naar de latijnsche uitgave De Naturis Rerum van Thomas vanCantimpré, een leerling van Albertus Magnus.

4) Een nieuw tractaet ghenoemt dat Batement van Recepten gheprint te Antwerpenop die Lombaerde veste by Hans de Laet van Stabroeck 1546.

5) Een nieu playsant hoofken van recepten, gheprint T Antwerpen op dyeLombaerde veste by Jan Roelants 1551.De beide laatst genoemde zeer zeldzamewerkjes zijn te Antwerpen verschenen,kort nadat aldaar in 1544 een tweede druk van T Bouck vā Wondre bij SimonCock op die Lombaerdeveste was gedrukt. Verschillende voorschriften inbovengenoemde werkjes gelijken veel op die in T Bouck vā Wondre, zoodatde uitgevers elkaars werken goed gekend hebben.

6) Secreet Boeck, waarin vele diversche secrete enz. door Doctor Carl Batin -Dordrecht by Joris Water 1609. De hierin voorkomende recepten zijn ontleendvoor een deel aan de bovengenoemde Antwerpsche receptenboekjes.

7) Den grooten Herbarius met al syn figueren enz. - Antwerpen. Claes de Grave- 1614; deze bevat de beschrijving van een aantal planten en hunnebestanddeelen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 88: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

96

Paragraaf 1. De ‘Cyrurgie’ van Meester Jan Yperman,

uitgegeven door Dr. E.C. van Leersum - A.W. Sijthoff's Uitgeversmij. -Leiden 1912.

Pag. 15: ...... Ende als de wonde genayt is, so stroyt op den naet dit pulver dat ghivore gemaeckt sult hebben......Pag. 16: ...... Nemt 3 deel ongebluscht calx, dat men heet levende calc ende 2

deel van cleinen witten wieroke ende i deel van draken bloede, ende stampet tehoepe ende sichtet dore 1 nauwen teems, ende dan bestadet......Teems - zeef (Verdam en Verwys Middelnederl. woordenboek; verder geciteerd

als Verdam).Bestaden - bewaren, opbergen (Verdam)....... Ende en hebdi dit pulver niet so seit albucasts, dat ongebluscht calc welna

al tselve doet.Pag. 16-18: Van wonden te stremmene van bloede....... Nemt gebornen calc, dats gebernt calc, ende also uten ovene genomen eer

daer water op comt. ende bloet van draken, steene daer men af maect cleinelaternekine aloes wit wierooc, elcs evenvele, ende dit tempert metten haseharealsoet vorseit es. of met coppengespin.Coppengespin - spinrag (Verdam).Pag. 93-94: ...... Nolimetangere dats. 1. swere ende wast vanden kinne opwert

int anschyn...........................Aldus salmen werken van buten. Men sal af doen die rove diere boven es ende

dan salmen maken eene loge van asschen van wyngerthoute, ende mingen daerinpulver van zoute van levenden calke. van atramente. van wijnsteene. van elkeneven vele ende mingen deze pulvere metter logen te maten dicke ende leggentdaerop .I. nacht.Pag. 100: ...... Van bloedene ten nese entie cure daertoe. Het siin vele lieden die

bi costumen plegen te bloedene ten nese es ondertiden nuttelec ende ondertidenquaet.......Ende en es hi niet gestremmet hier mede so bernet eyerscalen te pulvere, ende

dat blaest int nesegat daer dbloet uut comt. Of steecter in ene wieke genet in inctegemaect van gallen ende van atermente.Pag. 248.Galle - galappel, gezwel op de bladeren en twijgen van Quercus lustitanica, Lam,

s. Quercus infectoria. Oliv., veroor-

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 89: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

97

zaakt door den steek van de eikengalwesp, cynips Gallae tinctoriae, Oliv., die daarbyhaar eieren in het weefsel legt van de plant.Pag. 238.Aterment root, gelu-lees atramentum.Eigenlijk zwarte vloeistof, in het bijzonder inkt. Onder Encaustum verstond met

een purpurkleurige inkt. Het zijn vloeistoffen, waarin behalve poeder van galnoten,ijzer en koperverbindingen, als ferro en ferrisulfaat, en kopersulfaat voorkwamen.Pag. 171-173.Van warten die toe commen over al dat lyf .................. Dit es een vraye corrosyf

te hantworten ende andere onsuverheden of te doene ende te makene gaten.R(ecipe) loeghe van boomasschen. ende daerin legt weeasschen 3 daghe danminghet in eene scelpe der mede levende calc dit tempert alsoe dicke alse seemende soe wanneer dat droghe is dan salmen weder verschen der oplegghen, endedit doen XX ofte XXX warf ende dan salmense of striken ofte wriven.Pag. 187-188.Van den siecheit diemen heet fustula ........................... Dit doot den fistele, ende

etter of dat quade vule vlesch. R(ecipe) levende calc, atrament floris eris alumen,hier of soe maect subtyl pulver ende van desen pulver op de wiecke gestrooit endete voren de wiecken ghenen (lees ghenet) in dwitte van den eye. Ofte poederghestroit van spaens groen op de wiecke ghenet erst in aisiin. Een ander. Nemtspaens groen wit alumen, hier of maect pulver ende dat gheminget met seeme.Wiecke - pluksel in een wond, lampepit (Verdam).Pag. 245: Flores eris - lees - Flores viridis Aeris, Aerugo, Verdegris, Vert-de-gris,

Verdegraese is eene zijnzure koperoxyde verbinding (basisch koperacetaat).Pag. 192: ...... Van bescautheid van hete water oft van viere....... Mester dierc seit, Nemt calc ende dwaet 9 warf. dan doeter alsoe vele oliën

alser calxs es dit minghet al over een in modum ungentum ende daer met besalvetdat seer, dat gheneset.Dwaen: wasschen, zuiveren, reinigen (Verdam).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 90: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

98

Bescouden: schroeien, branden (Verdam).Uit het voorgaande blijkt, dat reeds in de 14e eeuw, waarin Jan Yperman leefde,

het verschil tusschen kalk en levende kalk, dat was kalk die ‘gebernt’ was ‘endealso uten ovene genomen eer daer water op comt’ bekend was, in de Nederlanden.Ook het gebruik van kalk samen met weede asch d.w.z, kaliumcarbonaat wasbekend. Men wist dus toen al partij te trekken van de reactie tusschenkaliumcarbonaat en calciumhydroxyde, waaruit kaliumhydroxyde en calciumcarbonaatontstaat. Het Bouck vā Wondre vermeldt de stoffen kalk tesp. levende kalk incombinatie met weede asch o.a. op de pag. 13 en 15.Ook de inwerking van galnoten (tannine) op ijzer- en koperzouten was bekend.

De koperzouten worden er waarschijnlijk bijgenoemd, omdat het ijzervitriool uit dientijd veelal koperhoudend was. Zoo vindt men op pag. 15 B.v.W. een voorschrift omzwarte verf te maken uit ‘gallen’ en ‘coperroot’. Op de pag. 14 en 18 van het B.v.W.vindt men het spaansch groen vermeld.Pag. 114.Van swerten tanden wit te makene.Nemt gersten mele ende also vele zouts. ende maecter of deech met zeeme ende

dit bewimpelt in pampiere. entie bernet in enen oven. van welken gi nemt terdendeel.credevitsen gebernt te poedre, calc van eyerscalen. ciperi. aluum. van elken .2.deel. die scorsen van den coden in latine citrus, entie droge. canfer. van elken .1.deel. dat es van den iersten 3. once van den anderen .2. van den derden ene. vanal desen maect pulver stampende in 1 mortier. ende zichtende dor .1. zeve. Metwelken gi wrivet dat tantvleesch daer die tanden swert siin. het suvertse endemaecsewit.Pag. 255. - Code: kwee (Verdam).In den tekst staat echter: ‘scorssen van coden in latine citrus.’ Met citrus kan

citrullus bedoeld zijn. ‘De citrino cucumere, quem alii citriolum, alii citrullum, vulgoCitrion, etc.’ Otto Brunfels, zie v. Fischer Benzon. Ciperi aluum: aluin van Cyprus.Zeem of seem: honing (Verdam).Credevitsen: kreeften (fr. écrevisse) Verdam.3 is ons is 32 gram.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 91: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

99

In het voorgaande is bij herhaling sprake van eierschalen al of niet gebrand. Verderspreekt de schrijver van ‘calc van eyerscalen’.Het is dus tamelijk zeker, dat men zich van den overgang koolzure kalk in kalk

door verhitting bewust was.Pag. 202. -R(ecipe) Aluin de glaetse lib. ½. dat salmen legghen op eene heete tegele int vier

ende dat alumen laten smelten op die tegel ende alst gesmolten is ende dat al drogesi ende al wit leit dan doet van den tegel in eenen mortier ende maecter of subtylpulver.Dit pulver stelt in dine bosse ende van desen pulver suldi legghen daer quaet

vleesch is. Dit selt doen smelten ende droghen.Aluin de glaetse beteekent alun de glace. Dit is kristalaluin, dat tevens helder wit

dus ijzervrij zijn moet. Uit het bovenaangehaalde blijkt, dat men destijds reeds metde eigenschappen van het kristalwater op de hoogte was. Op blz. 15 van het Bouckvā Wondre vindt men eveneens het aluin vermeld.Pag. 119-120.Van oren die lange hebben gelopen ende stinken. ende daer fistel in is.Nemt dat roestege van ysere gescrepen. ende dit pulvert wel cleine. ende tempert

met starken aysine. ende dit doet sieden in een yseren vat tote dat al versoden es.Dus so doet versieden .7. werf deen achter dander. Ende daerna so pulveret welcleine. ende siedet met aysine tote dat becomt also dicke alse zeem. Hier af so doetin die ore so datter in lope toter steden daer die seerheit is. of daer si vergadert es.Dit heilt ende droget oude lopinge van oren. ende benemt die sweringe diere in es.Op pag. 15 van het Bouck vāWondre wordt gesproken van slijp. Overeenkomstig

het bovenstaande is slijp: ijzerhamerslag. ‘dat roestege van ysere gescrepen’(afgeschraapt).Pag. 275 - Temperen: vermengen. Een lichaam of medicijn is getemperd, wanneer

de vier kwaliteiten op harmonische wijze met elkander vermengd zijn. Wanneerdeze harmonie verbroken is en een of meerdere kwaliteiten den boventoon voeren,dan duidde men dit aan door ‘ongetempert’.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 92: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

100

Op pag. 21 van het Bouck vā Wondre wordt ‘gruys water’ genoemd. Gruys is grofgemalen graan. Het zetmeel daarin aanwezig diende voor hetzelfde doel waarvoorhet heden ten dage nog in de ververij wordt gebruikt, als verdikkingsmiddel teneindevaste stoffen gesuspendeerd te houden. Men zou kunnen spreken van eenbeschuttend colloid. Een voorschrift waarin van zetmeel en gom om de zelfde redenpartij wordt getrokken vindt men hier.Pag. 82. - Vander smette in doghe - Nemt vilinge van finen copere, ende dat

tempert met sterken witten aysine. ende latet daerin liggen. 7. dage ter sonnen endedrooget wel. Ende wildyt starker hebben, so nemt sarcocolle. amidus. candyt. canfer.elx evenvele ende maect hier af wel subtyl pulver.Pag. 271. - Sarcocolla: gom van Astralagus sarcocolla Dymack.

+Pharmakognosie desPflanzenreiches - 3 AuflBerlin - 1891.

Pag. 254 - candyt: kandysuiker canfer: camphora. Volgens Flückiger+was de inde middeleeuwen gebruikte kamfer afkomstig van Dryobalanops aromatica,Gaertn. s.D. Camphora, colebr.Amidus: Amylum zie onder de citaten uit Herbarius.Het Bouck vā Wondre noemt pag. 22 de ‘soffraan’ als verfstof en gebruikt eiwit

als verdikkingsmiddel. Er staat letterlijk ‘doder va eē eye’ Dit zal wel gebeurd zijnvanwege de gele kleur. Het volgende citaat vertoont hiermede overeenkomst. Alsverdikkingsmiddel wordt hier tarwebloem of tarwe zetmeel gebruikt. De benamingtarwebloem is heden ten dage nog in de zuidelijke Nederlanden gebruikelijk.Pag. 22. ...... Om die sweringe te beneme. Nemt soffraen ende legget in watere

ende latet daerin liggen so lange dat dwater gevarwt wert (ende dan siet door enedoeck) ende daerin doet .1. luttel bloemen van tarwen ende siedet te gadere so dat1, luttel dicke si en legget omtrent die wonde hetere dan lau. Dit sacht zere diewonde.Het Bouck vāWondre vermeldt pag. 22 de plant cathapucie waarvan de bladeren

in het verfbad voor groen voorkomen.Pag. 255 - catapusia: lat. cataputia minor - Euphorbia Latyris, L.

Kruisblad-wolfsmelk, springkruid of roerkruid, wegens de afvoerende werking ookschytkruid genoemd.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 93: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

101

Pag. 246 - Esula-cortex radicis Esulae, van Euphorbia Helioscopia Auct?Herba est et est similis Tithymallo, habet enim lac in virgis et foliis si indicandur

aut rumpantur......’ (St. Amand).De ‘mindere’ is Esula minor of Euphorbia cyparisias, L,. de ‘meerdere’ Esula major

of Euphorbia palustris, L.Zie hierover ook onder Herbarius.In de Cyrurgie van Jan Yperman vindt men beide planten aangehaald op pag.

152.......Proeve so wie diet proeven wille. Alle diegene die dwitte water in hebbén men

machse genesen bi deser medicinen. ja oec hoe vele dat si. bider orinen te verstanedie wit es alse wey of wit water.Ter medicinen, diese maken wille, hi es sculdech te nemene esulen v.d. ½

ende sichtense also cleine als men mach dor .1. nauwe zeve dat die esule es alsocleine als bloeme. Entie catapusie salmen pellen die upperste pellen af, ende tenemene die doget van 20. cornen ende te stampene wel cleine ende daer toe tedoene vander esulen int gevouch te belukene optie. .5. vingeren mede op te heffene,ende suker gestampt also vele daertoe dat die medicine zoete becomt te nuttene.Oec mach mense mingen met warmen wine of met warmen biere.doget, dogede: deugd, verdienstebeluken: besluitenint gevouch: gemiddeld.In t Bouck vā Wondre komt herhaaldelijk coperroot voor bijv. pag's 15-29-39.Men vindt deze stof ook genoemd op Pag. 67. -Dits van den wannen opt hooft datmen heet overbene.Het wassen opt hooft onderwilen enemaniere van sweren dat men heet in dietsche

wannen of overbeene.Nemt vilinge van ysere ende gebernt copper. ende gelu operment ende coperroot,

elx even vele (honderd once). levende calc. 2. werf also vele als enech van denandren, dit pulvert wel te gadere in enen metalinen mortier ende maecter af welcleine pulvere sichtende dore .1. linen cleet, dit tempert met zeeme dat gescuumtes ende maecter af bollekine ende droochse ter zonnen.

Vander te genesene bulen opt hooft.Pag. 68. Pulvere van coperoode, ende dat ierst gebernt

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 94: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

102

in enen scarf ende daerna weder gepulvert. Dit verteert quaet vleesch in denmensce.3 is ons is 32 gramWan, overbeen: is beenige uitwas, zweer.Op pag. 38 staat in het bouck vā Wondre:eene methode om ‘clareyte’ of kruidenwijn te maken. Wij vinden hierover een

uitgebreid voorschrift op;pag. 44 (Cyrurgie van Jan Yperman)......Ende doen gaf hi den gewonden die niet en cortsten (of den rede hadden L) van

desen clareite geminct met desen pulvere (nuchteren. Ende te middaghe endetsavons .1. lepel vol te gader L) ende maket aldus.Nemt goede canele. goet wit gingebere. elcs .1. once, galigaen cardomome van

goeder smake, lanc peper elx .1. once groffels nagle welriekende ende verschtgewichte van .12. tarwen coorne swaer, van al desenmaect cleine pulver stampendein eene motalinen mortier, ende sichtet dore .1. dicken teems. Ende dit pulverbestaedt in .1. houtine busse. Ende aldus maect men clareit van den voorseidenpulvere. Nemt 5 wiins ende die wit en de goet. ende zeems .1. wel gescuumt.dwelke dat gi doet spelen metten wine voorseit. ende doet vanden viere ende minctdaermede dat voorseide pulver, ende wacht dat giere te vele pulvers niet in en doetdat te starc mochte wesen. Mer pynt u om te makene van goeden smake endebequamelyk te drinkene. Desen clareit doet leken dore .1. sac so dattie clareit welclaer si. Daer na so nemt valeriane. genciane. gariofilate. pinpenelle ende piocellealso vele alse van al den anderen, dese cruden droget ende stampse wel cleine.ende sichtse wel dore .1. cleinen teems die cleine pulver maect. Van desenvoorseiden pulvere so doet in den voorseyden clareit nadat hi clareit es. seinendein cruus ende sprekende dit orisoen: ‘In nomine patris et filii et spiritu sancti etindividuae trinitatis. dextera domini fecit virtutem dextera domine exaltavit me. Nonmoriar sed vivam et narrabo mirabilia domini castigans castigavit me dominus etmortui (lees: morti) non tradidit.Dit segt (3 werf L) mingende tpulver metten clareite vorseit. oetmoedelike te gode

wert waerbi metter vorseider mingingen die gewonden mochten genesen bi derhulpe van gode.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 95: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

103

Pag. 73-76......Nu suldi verstaen van ongemaken in die ogen ende hoe dat si comen.Ende en drinket genen wyn hi en si sere gebornt, ende wachten van meede, en

van gecruuden biere ende van clareyte;corsten: koortsen, ijlenrede: anderdaagsche koortsPag. 250. Gingebere: gember, wortelstok van zingiber officinalePag. 248 Galigaen, galanga, galgant; wortel van Alpinia Galanga, Sn.., een

welriekende wortel die evenals gember genuttigd werd.Pag. 254 cardamone, vrucht van Elettaria cardamonum. White - Maton.Pag. 266. Lanc peper Piper longum, vrucht van Piper chaba, Hunter S. Chavica

officinarum, Miquel S. Piper longum, I.Pag. 249-250. groffels nagele. garioffel,Geraffel, caryophylli, kruidnagelen; de gedroogde nog niet ontloken bloemen van

Eugenia Caryophyllata, Themb.Pag. 256 - Comyn Cuminum Cyminum L, komyn;Teems zeef.Bestaden - bewarenleken: zijgen, filtreeren, lekken.Pag. 277.Valeriane: Valeriana officinalis .L.Pag. 249.Genciane, Gentiana: Gentiana lutea L of duizendschoon.Gariofilate: garioffel.Pag. 267.Pimpinelle: pimpinella saxifraga L. Steenbreekkleine pimpernel, kleine steenbreek.Piocella lees Piloselle; Hieracium Pilosella L. Havikskruid.Orisoen: gebed (Verdam).gebornt, met water verdund.Pag. 240.borne: bronwatermeede: hier honingdrank (Verdam)

beteekent: pond.Op pag. 31 van het Bouck vā Wondre komt het woord ‘smout’ voor en op pag. 62

wordt ‘Bergenspeck’ genoemd.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 96: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

104

In de Cyrurgie van Jan Yperman vinden wij:Dits een notabel slave jeghen joecte.Pag. 213 - ......R(ecipe) barghinsmout een pont ceruse, een pont brine van maischer boeter. Dit

doet te gader in eenen mortier soe langhe dat dicke si ende hier of maect plasterenet cetra. Item boeter brine es superlatyf jeghen joecte ontrint wonde ende seerhedengedaen laue der op met eenen doucskin, probatum est.Pag. 241 - Brine: pekelCerusa, cerussa, loodwit, loodcarbonaat cerussa citrina, citroenkleurig loodwit is

loodoxyde.Pag. 259 - Maische boeter: eerste grasboter.Het Bouck vā Wondre vermeldt op pag. 55:‘levende solver’ de Cyrurgie vermeldt pag. 274 Levende sulfer: sulphur vivum.

Natuurlijke zwavel in tegenstelling met den gesublimeerden.‘Nativum ex terra effoditur purum solidum, interdum scissile, ventique nomine

sulphuris vivi...... (Schroeder).

Paragraaf 2. Middelnederlandsche geneeskundige recepten entractaten, zegeningen en tooverformules. -

uitgegeven door Dr. W.L. de Vreese - Gent A. Siffer 1894

25. Omme te makene water, daer men mede scriven mach up wullin laken zwertebeelden, nemt .1. vierendeel wits wins, ende sterc, ende .1. hantvul houts ysers,ende also groet als een ey aterments, ende doet al te gadre in eenen pot, ende latetzieden also langhe dat wel de heelt versoden si; dan settet af ende latet coelen, sowat dat ghi daermede verwen wilt scaerlaken, dat mueghedi verwen, ende latet weldroghen, so en gaet nemmermeer af; tes gheprouft.Dit recept gelijkt zeer veel op het reeds behandeld voorschrift om zwarte verf te

maken. (Zie dit proefschrift pag. 97, 98).hout: beteekent oud (Verdam). Het verfbad bestaat dus ook hier uit ijzeroxyde,

azijnzuur en een zwarte vloeistof waarschijnlijk ijzeroxyde en tannine.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 97: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

105

26. Omme schoen haer te makene, neemt soffraen ende ghemalen breselihout,ende greine, ende een lettel van ghesleghene goude, dat salmen te gader stampen,endeminghenmet roesewatere, ende latent .III. daghe staen weken: daerna salmentin eene clocke doen over tfier, ende sublimerent ende ontfanghent; dermede salmendat schoenste haer maer maken in die sonne dat men visieren soude.Op pag. 19 komt in T Bouck vā Wondre een recept voor: ‘om root vā bresilie te

verwē als roosen.’ Op pag. 22 vindt men soffraen vermeld, zooals reeds onder devorige paragraaf vermeld. Hier is met saffraen bedoeld: stigmata croci, de stempelsvan Crocus sativa, L. Op pag's 29 en 43 spreekt T Bouck vā Wondre van greyn ditbeteekent hier kermes.Greyn: scharlaken bes, karmijn, scharlakenrood (Verdam).129. Omme te makene witte seepe, neemt levende calx ende wedeasschen, dat

neemt bi ghewichte: die .V. deel calx ende den een deel van den asschen; endemaect daeraf loeghe. Ende die II deel van der loeghe en die I deel olien van oliven,ende doet sieden over tvier, tote dat dicke wert: dan latet coelen, soe eyst ghenoucht.In recept 129 wordt partij getrokken van de reeds vroeger besproken omzetting

tusschen kaliumcarbonaat en calciumhydroxyde. Hier ontstaan dus vetzure kalizoutendie wel oplosbaar zijn in water. Op pag. 13 B.v.W. komt een zelfde recept voor overhet maken van vetzure kalizouten. Hier maakt men gebruik van was hetgeen totongeveer het zelfde resultaat leidt.229. Item die wille maken cleine couskin naer de maniere van bruesele, neemt

een caneele II onsen ghinghebers; poedert beede; neemt een van desenpoedere, ende III quarten goeder bloumen, ende III pinten zeems, of dat ghenouchsy. ende dan keerse met allettel poeders vorseit, ende daer naer in wit of in brunzuker dat ghewreven sy, ende dan backet up den bodem van eere panne over tvier,ende keret II of III werven.Op pag. 45 B.v.W. is sprake van ‘gingebaer’. Dit is gember, wortelstok van Zingiber

officinale, Roscoe.187. Omme te verwen lynwaet of garen, of leder met bresilie, sangwyn of roet,

neemt brisiel ende stampet (ghelyc meeden of scorsmeel) .1. once, reghenwatereeenen stoep,

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 98: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

106

gummen van arabien .1. half once in dit water siet dit brisiel metter gommen, altoesroerende, dat sy versoden die derden deel. // nu es die verwe vulmaect: wat ghiverwen wilt, dat steect hierin, het sal sangwyn werden, ende latent drogen in descaduwen, ende en eist u niet ghenoech gheverwet, so steket der anderwerf in.ende wildyt root hebben, so neemt levende calc .1. lb. ende werpet in eenen stoepwaters, ende laetet claren. ende dernaer roere .II. of .III. werf; ende alst claer es,so neemt dat water ende daerin doet .1. once aluuns, ende latet sieden met uwenlakene ende dan droghet ende daerna steket in u verwe; het sal root werden. Maerdat leder en mach niet ghesoden syn, maer al cout in dit water ghesteken ende datsangwyn moet oec ghealluunt wesen, met watere ghesoden sonder calc metterwengruise.Op pag. 23 B.v.W. vindt men een verfbad samengesteld uit Brasilhout extract,

aluin en tarwemeel (‘terwēbloemen’).Op pag. 25 B.v.W. komt een alkalisch verfbad voor waarin ook roodhoutextract

aanwezig is. De loog mag niet te sterk zijn.Op pag. 27 B.v.W. wordt calciumacetaatoplossing voorgeschreven.Dit is mede een bewijs dat de alkaliniteit zwak behoort te zijn.sangwyn is bloedrood (Verdam).309. Zalve tallen manieren van drope, die huutghesleghen sin: neemt olie van

oliven ende wieroec, arst, meische botre, borghinsmeer, eppe, martenekervel endebonnie die int water staet ghelyc heleghen (......) dit al ghestampt te gader, endeghesoden, ende ghewronghen duer een cleet,336. Jeghen de spenen: bayt de spenen met wermen borne, ende salfse met

overjaerigen barghinensmeere, ende daer naer neemt aterment, ende een hantvulgerwen, ende stampet te gader ende legghet derup:si sullen ghenesen, - zie pag. 273 ‘Cyrurgie’ van Jan Yperman.spenen zijn aambeien. Haemorrhoïden.Op pag. 62 B.v.W. is er sprake van ‘bergenspeck’, bargyn, bargin, bargen, bergin,

bnw. van een ‘barch’ of speenvarken afkomstig; znw.: spec, smout (Verdam).360. Een mensche die flaue is van enigher siecheden ende

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 99: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

107

niet veel eten en mach, hi sal .II. of .III. werf de weke nuchteren drinken win bastaert,of romenie, of malveseie; ende derin soppen met witten broede, ende derup vasten.Een dergelijk recept komt voor op pag. 41 B.v.W.Op pag. 43 B.v.W. staat een recept om bierazijn te maken. Het volgende recept

is een handleiding om bier te maken.385. Om te maken goet bier, neemt gerste ende witte evene, na dat ghi brouwen

wilt goet bier; ende wildi, doeter terwe in. metten anderen doet malen, dan doetwater in een ketel te viere ende doet hu meel vanden grane vorseit int water enderoert al omme. laet zieden toten .II. deele terdendeel in, dan doet of ende laet coelenghelyc bloet laeu. dan doet in hu vat; dan neemt goeden heve ende ondergyst. endedoet te gader ende dan neemt van der selver werse ende tempert de heve endeden onderghist te gader ende roert wel over oep. dan doet in hu vat ende (laetligghen heffen; het sal boven huut) heffen ende werden goet bier ten derden daghete drinken, ende weet dat ghi in hu werse oec moet (doen) allettel hoppen, endeghaghel, ende broet, ende laet zieden al over oep, deen metten andren.gagel: mirtedoorn (Verdam) Heve: bovenbiergist, zuurdesem.worse: afkooksel van mout (Verdam), Wort.388 Roet win te maken van witten, maect poeder van moerbesien. β . ende

bresil 1. , ende scavet wel; ende stoet 1. aluns ende latet coeleren dor eentemsekin sodat dbresil niet in en gaet; het verwet wel.Op pag. 42 B.v.W. staat het zelfde; alleen wordt er geen roodhout bij genoemd.temseken: zeefje (Verdam).ß beteekent een half pond.ß Leeuwarder apotheek 1696 is een half Uncia of once zie van Donink -

Bijdragen tot de geschiedenis der geneeskunde - jaargang IX - 1929 - No. 2 - pag.45.411. Aqua verbena es sonderlinghe (seere goet, want het ghenest stappans de)

hoefstwere ende het benemt bloet pissen.Het B.v.W. noemt aqua v'bene pag. 39.465. Omme te bekenne dracht, nemt twe dropele of drie van hare melc, alsoe dat

kint draghet, ende druppse in watere.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 100: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

108

eist .l. knapelin, die melc sal staen alse .l. tarucoren; eist .l. meiskin, die melc salbovenvlieten ghespreedt.466. Item melct hare melc in claeren watere vloetse, so eist .l. knapelin; vloetse

niet soe eist .l. meiskin.Het B.v.W. geeft een dergelijk onderzoek op pag. 60.510. Men doet .l. mensche slapen: nem de galle van den hase, ende ghevetse

in biere of in mede te drinkene: hi sal (slapen, ende alsi wille ontwaken, soe neemtaysyl ende ghietet hem in de nesegaten of in doere hi sal ontwaken.Het B.v.W. meldt dit pag. 62.aysyl: azijn (Verdam).511. Item die willen doen doelen ende slapen, neme soet van jusquiami, dats

beeldesaet, ende atrement, ende tsoet van Caerden ende dolke; ende maect tepulvere ende ghevet in heete spise. hi sal slapen.Jusquiami, beelde is Hyoscyamus niger L Bilzenkruid. Niet te verwarren met

Belléric de vrucht van Terminalia Bellerica, Roxb.Het B.v.W. spreekt pag. 62 van ‘Semisium candida.’ Dit doet vogels in zwijm

vallen.512. Atrement maket moere, eist dat ment werpt in .l. lampte.Het B.v.W. meldt dit pag. 60.Pag. 72 - (255) ......Of neemt olie van camille, ende diaute; ende smelt dit te gader in een sausier,......Het woord ‘sausier’ komt voor in het B.v.W. pag. 44. De beteekenis is waarschijnlijk

sauskom.

Paragraaf 3. Jacob van Maerlant's naturen bloeme

door Dr. Eelco Verweys - J.B. Wolters, Groningen 1878.

Deel I. Pag. 94.

Geneta dat es ene beesteMere dan die vos; die meesteValeu roet, ende daer in bontSwarte scivekine ront 1)Ene beeste goedertiere ghenoech,

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 101: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

109

Men ne dade haer onghevoechSie nes fier noch in climmet hoghe,Mare ghemaere ende ghedoghe; 2)Ende bi riviere es haer ganc:Daer souctse spise na hare belanc.

1) Naturen Bloeme is een navolging van De Naturis Rerum van Thomas vanCantimpré, leerling van Albertus Magnus plm. 1300. verder geciteerd als N.R.

Over de genetkat zegt N.R., colorem hebet inter nigrum et croceum, masculus(lees: masculas) interdum nigras ordinate in pelle dispositas.

2) N.R. Non conscendit ad ardua nec extollitur in mirabilibus super se - leesghemate voor ghemaere.

B.v.W. noemt ‘genetten’ pag. 59. De reukstof van de genetkat die de honden doetdansen wordt afgescheiden door een klier met twee eigen afvoergangen bij de aars.Ihr Zibet geruch, den Sie nach kurzer Zeit dem ganzen Hause mitteilt, ist füreuropäische Nasen fast zu stark. (Brehm. Tierleben Bd. XII).Deel II. - Pag. 34

Sepia, seght Plinius me,Dat een visch es in die zeeHie ende sie, dats menighen contVlieten te samen talre stont.Woert ghewont in menighen doeneDie sie met enighen aerpoene,So staet haer die hi te staden;Maer woert di hi verladen,Die si gaet scuven ende ontvliet,Ende en dankets hem weder niet.Worden sie oec beide te samenGhewaer enigher mesquamen,Si spuwen uut een aterment,Ende makent so donker al omtrent,Dat si ontsien als ware nacht. 1)Dat aterment heeft sulke cracht,Doetment in ene lampte claer,Ende steeckter in en weke daer,Wat soer omtrent es, als ict horeScynt swart ghelyke den more. 2)

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 102: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

110

Emmer syn si in die zeeIn ghenote te samen twe.

1) lees voor ontsien: ontvlien.De N.R.: Effuso atramento eorum, quod hiis pro sanguine est, et obfuscata aqua

absconduntur.2) De N.R.: Ipso autem attramento tanta vis inest, ut eo posito in lucerna, ablato

priori lumine, Ethyopes videri faciet. Zie Recepten de Vreese no. 512. Atrementmaket moere, eist dat ment werpt in een lampte.Op pag. 60 B.v.W. komt het woord ‘atrament’ voor en wordt verder gezegd dat

als men het met andere stoffen in een lamp doet: allen in de kamer schijnen zwart.Pag. 94 - Deel II.

Pulex heten wi die vlo.Liber Rerum seght also,Datter van stove ende van mulleIn waermen weder wasset tfulle.

Boete jeghen die vlobetenDoen ons wise meesters weten,Dats dat een mensche wrive syn vel,Als hi slapen ghaet harde welMet absinthium, alsmen weet,Dats t cruut datmen alsene heet.

Alsene is der vlo venyn.

Op. pag. 59 B.v.W. komt de vlo in den tekst voor. Op pag. 40 absinthium: alsem,absinth - Artemisia Absinthium L.Pag. 114 - Deel II.

Castanea, als Ysidorus seghet,Es een boem die te draghen pleghetVrucht die castanien heet,

Pag. 115 - Deel II.

Ficus, als Ysidorus saghet,Es een boem die vighen draghet.Sine blade die syn quaet.

Op pag. 50 B.v.W. is er sprake van ‘castaniē’ en op pag. 51 van ‘vyghboomē’.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 103: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

111

Pag. 121 - Deel II.

Morus, dats des moerboems name,Sine vrucht die es bequame,Ende die bloeseme es so wit,Ende als die sonne vaerwet ditDan woerden si roet ende haert,Maer alsi ripe es wort si swaert. 1)

De N.R. Rubium appellant eo quod fructo rubro in flore eius albescit, et in fructurubescit, in maturitate nigrescit. Succes ejus expressus et decoctus valet contrasquinanciam; dit is angina of keelontsteking.

De moerbesie komt in het B.v.W. pag. 52 voor.

Pag. 135 - deel II.

Vitis dats die wyngaert,Een boom nuttelec ende waert,Van houte so teder nochtan,Dat hi ghedraghen niet en canSine telghen in ghenen lande.Des gheeft hem die nature bande,Daar hi hem mede so vaste hout,Dat hi cromt opwaert met ghewout.Syn sap maect wyn, somwit, somroet,Die cracht an hevet harde groet.

Pag. 138 - 139.

Aloes, als Ysidorus seghet,Es een boem die te wassen pleghetIn Arabia ende in EndijVan soeter roeke so es hi.

De N.R. Lignum aloes optime cognoscitur ex eo quod est ponderosum in suo generecet.

Pag. 148-149.

Gariofilon, seghet Platearius,Es een boem in Endi ende het aldus.Van der groete vintmense ghemeneDat jeneverkine syn clene.Gharioffel naghel dats syn vrucht,Van grooter macht, van groter lucht.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 104: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

112

De N.R. Gariofili acuti saporis accipiuntur et subtiliter pulverizantur, conficiumturquecum aceto fortissimo, addito modico vino odorifero.Pag. 153.

Piper, es een boem in Endi,Ende wast, alsmen seghet mi,Ter sonnen waert, alsmen ons seghet,Daer caucasus die berg leghet.

De planten: peper, aloë en sering (kruidnagel) vindt men genoemd op pag. 43 vanT Bouck vā Wondre.Pag. 150 - II Deel.

Gummi arabicum, es ene gommeIn Arabia, daermen ommeDicwilen groet ghelt ghevet,Want si vele ghesonden hevet.

De N.R.: fluit de arbore quadam; contra asperitatem lingue posita in aqua donecglutinosa fuerit, et inde fricetur lingua.contra siccitatem pectoris detur decoctio aque cum illa et ordeo.De N.R. contra ignis combustionem.‘Gumme vā arabien’ komt als verdikkingsmiddel in de verfbaden meermalen voor

in T.B.v.W. bijv. pag. 29.Pag. 163 - deel II.

Absinthium, als Platearius telt,Es een cruut van groter ghewelt,Bitter sere ende doet groet goet.Alsment met wine drinken moet,

De N.R. contra lumbricos valet contra vermes aurium succus eius auribus instilletur.Op pag. 40 B.v.W. kan men de alsem vinden.Pag. 164 - II Deel.

Crocus hetewi saffraen,Platerius doet verstaen,Dat ghetempert es droghe ende heet.Ieghen syncopis ist goet ghereet.

De N.R.: contra yliacam passionem cathaplasma pulveris eius decoctum multumvalet.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 105: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

113

Op pag. 22 T.B.v.W. wordt de saffraen genoemd.Pag. 165 - deel II.

Cucurbita es cout ende nat.Platerius seghet dat,Dat si ghetempert es int ghevoech:In waermen landen waster ghenoech.cauworde hetet in onze tale.

cucurbita: komkommer, pompoen.Op. pag. 50 T.B.v.W. komt ‘cauwoerde’ voor.Pag. 166 - deel II.

Canfora, als Platearius kent,Es een cruut in orientVan soeter roeke goet bekent.Men leset, als die lentin ent,Dan stampt ment ende duwet uut dat sopSo sinct die droesene over een tropEnde boven blivet dat clareSo moet ter sonnen staen daer nare.

De N.R.: Haec herba in fine veris colligetur et conteritur, et succus exprimitur. Illudquod feculentum est abicitur, quod purum et liquidum est retinetur et soli exponitur.De camfer wordt in T.B.v.W. genoemd pag. 29.Pag. 170 - Deel II.

Jusquiami es sere coutEnde es een cruut van groter ghewout.An hofsteden 1), als ict vant,Wastet vele hier int lant.

Ende late tgoent den voglen eten,Si sullen slapende hem vergheten,Dat mense mach nemen metter hant;Men ghevet niemen, hine waer viant.Die tsaet ate, hi bleve doet,Of hi viele in slaep so groet,(Also dat sine mesquameLichte ter litargien quame).

De N.R.: Semen huius herbe nulli detur ad comedendum, quia necat vel inducitletargicum morbum.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 106: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

114

Jusquiami of beelde: bilzenkruid, Hyoscyamus Niger, 1. (Zie dit proefschrift pag.118).Op pag. 62. T.B.v.W. is er sprake van ‘semisium candida’.Pag. 174 - Deel II.

Nardus, als ic hoer lien,Es een cruut, wast in SurienEnde int lant van Endi.Dat van Surien segghen si.Dat beter es dan dat van Indien.

De N.R.: fiat decoctio ipsius in aqua rosata, addita zucara, fiatque syruppus.De N.R.: fit autem unguentum preciosissimum ex spica nardi.Pag. 174 - deel II.

Marrubeum, als Platearius toghet,Es een cruut dat hit ende droghet,Die die borst van coude heeft quaet,Doe daer mede dus minen raet:Sie dat hi tsap hierof ghewinne,Ende doe honech daer inne,Ende pulver daertoe te hantVan liquiriscie ende van dragant,Ende sieden dese dinghe, radicke,Onthier ende et worde dicke:Dit is der borst nut ende goet.Dien die spene we doet1)Neme sout, water, honech ende wyn,Ende sieder in dit crudekyn,Ende daeraf een suppositoris make,Et es hem een nutte sake.Dit moeste syn, dies nem wel waere,Eer die spene tebroeken ware.

dragant: boksdoorn (Verdam).radicke: flink, doortastend (id.).onthier totdat (id.).spene: aambeien (haemoroiden) (id.).suppositoris: zetpil (id.).Marrubrium vulgare L. - longkruid. Het longkruid wordt genoemd pag. 39 B.v.W.

1) De N.R.: contra emorroydes inflatos et non fluentes.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 107: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

115

Pag. 176 - Deel II.

Petrocilinum es droegheAls ons Platearius toeghet1)Die in syn hovet staet pliet te syneNuttelec in medicine2)Orine so wel maken doet,Ende es jeghen fisiken goet,3)Weder et es cruut so saet,Ist datment in spisen ontfaet,Ende doet verduwen en verdrivetDien wint, die in den menschen blivet.

Petrocelie: Carum Petroselinum, Benth. et Hook s. Petroselinum sativum, Hoffm.(Mr. Yperman's ‘Cyrurgie’ - bldz. 266).Zie voor ‘petrocelie’ B.v.W. bladz. 55.

Pag. 183 - deel II.

Zinziber, dat cruut dat staetHeet in den derden graet,Ende in den eersten graet ist nat.Platearius seghet datEen cruut es, coemt van Endi hare,Ende heet den wortel gingebare.Zinziber of gingebare: gemberhare: herwaarts, hierheen (Verdam).

Op pag. 45 B.v.W. komt ‘gingebaer’ voor.

Pag. 184 - deel II.

Zucara, es waerm ende nat,Platearius seghet dat.Som es wit ende som bruun.T witste es beste int commuun,Want dat bruun es al te heet:

1) lees: Petrocilium es droeghe en heet Also als Platearius weet.De N.R. herba est calida et sicca.

2) lees: Die in hoven staet pliet te sine Nuttellecst in medicine.De N.R.: quae domestica et sylvestris: domestica magis competit medicine.

3) Lees in plaats van fisiken: tisike.Tisike: phthisis, tering.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 108: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

116

Dies heeft mene in suchten leet.Et es goet jeghen die berst,Ende jeghen hitte ende jeghen derst.Ende dien van hitten syn hoeft swert,Ende dien besloten lechame deert,Neme water, zuker, violetten,Siet te samen sonder letten,Ende drinkt, et toghet virtuut.

Berst: hier ongemak (Verdam).letten: hier talmen, dralen (Verdam).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 109: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

117

Den groten Herbarius met al sijn figueren die ortus sanitatisghenaemt is.

Antwerpen. Claes de Grave.MCCCCC en XIIII.

Amidum, es heet ende wac. ende men maket aldus. Men leit tarwe in couden borneeenen dach ende .1. nacht. ende men salt dicwile roeren totdat root. ende dansalment puren van watere ende zere stoten. ende tsap ziën dore .1. cleet. Dansalment setten in die hete sonne so dat dwater verdroge. ende dan salmer wedercout water in gieten ende latent sinken. ende dan weder af puren. Ende dat benedenin den bodem blijft dat salmen setten ter sonnen, ende latent drogen ende wittenende hardden. Dits Amidum.wac: nat, vochtig. (Verdam).Catapusia of sporie of sciteheye. of roercruut hets al eens...... Ende tsaet es al

soe groot alse peper. ende heeft march inne ende daerboven scorssen. ende dmarches wit ende vet. Ende men macht tsaet goet houden .1. jaer of meer. Ende als mentin medicinen doet. sal men die scorsse af doen. ende pellent scone.......Ende men maecter af oleum catapusiarum. die sere doet sciten. aldus. Men sal

stoten vele sporiën. ende dan winden in coolbladen. ende leggense onder heitecolen ende latense wel braden, dan sal men dat uut perssen. ende dat wert olie.ende men saelt bestaden.bestaden: bewaren. Zie hierover B.v.W. pag. 22Celidonia dats scelleworte.......Endemen vinter van, 2 manieren. dene heet indicum ende heeft gelu wortele.

ende es die beste. Ende dandere vindt men in vele steden. entie en es niet alsogoet. Maer deen leit men vore dandere. Ende alst mense vint gescreven in recepten.so sal men nemen die wortele. Ende men hotse goet .1. jaer.Chelidonium majus .L. - Stinkende gouwe of schelwortel.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 110: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

118

Dit is de Cel. Ind. onder de andere moet worden verstaen: Ranunculus Ficaria L.de kleine chelidonium, ook wel scrophularia genoemd. (Th. Lespleigne - Promptuairedes Médecins simples en rithme joyeuse. Nouv. ed. publ. par P. Dorveaux Paris,1899).Zie hierover B.v.W. pag. 39.Confilie - symphytum officinale L. smeerwortel. ‘Consolida major dats grote confilie.

consolida minor dats zelfheile of brunelle’.Zie B.v.W. pag. 61.Jusquiamus dats beelde of belseme...... Ende dit zaet es van .3. manieren. wit,

root. ende swart. Ende dat swarte es gevenynt. ende daeraf salmen (hem) wachten.want hi brinct in die doot. Ende dandere .2. doet men in medicinen. Ende tsaet heeftmeer crachts dan tcruut.Jusquiamus is een verbastering van Hyoscyamus. Hyoscyamus niger L. -

bilzenkruid - beelde - belrike. B.v.W. geeft pag. 62. ‘semisium candida.’Looc. loec - allium Porrum. L. Prei.Alium dats looc...... Ende es van .2. manieren deen es wilt en (de) tander tam.

Ende wast in den hof daer ment poot. ende es dit dat wi gemeynlike orboren. Endedander was op 't velt. Ende heet scordion. dit en es niet also fel als tander. daeromme orbort ment meest in phisiken. Ende dit gadert men int ende van den lintere.ende droget. Also mach ment .2. jaar orboren. Mer hets beter dat ment alle jarenvernuwë.Herbarius spreekt ook van: ‘Looc dat in bosschen wast.’ Dit zal vermoedelijk zijn

Boschlook, allium ursinum L. Prei wordt ook aangeduid met poret looc, poret,poreiden.Zie B.v.W. pag. 56.Rufanus, dats merradic.Raphanus sativus L is radijs.cochlearia armoracia L is mierikwortel.Zie B.v.W. pag. 39.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 111: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

119

Een nieuw tractaat ghenoemt dat Batement van Recepteninhoudende drye deelen van Recepten.

Anderwerf gecorrigeerd ende verbetert Gheprint T Antwerpen op dieLombaerde veste teghen over den ijshont bij mij Hans de Laet vanStabroeck 1546-kl. 8o.

Dit boek berust op de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden en is afkomstig uit deBibliotheca Frisiae van J.H. Halbertsma.Pag. 6 - Om te maken dat een laken zyn verwe verloren heeft / wederom keere

in sinen eerstē staet.Neemt onghebluscht calck twee oncen / potasschen een once / claer water twee

pondē / menghet al dese dinghen te samen / ende laetse die tijt van een half ure /ende wasschet dlaken daer inne / dat gedaen / het sal wederome in zyn verwekeeren.Pag. 7 - Om een yser also hart te maken / dattet een ander snyde of t hout ware.

Neemt pierwormen of eertwormen / alsulke menichte als u goet dunckē sal / endedistilleertse in een clocke / en doet also veel rapen alleen distilleren en maect derselver ghelycken watere van wortelen van appelboomen / daer na menghet diewateren tsamen also vele van deen als van dand' / en dan weeket dyn mes oft swert/ oft alsuck yser als ghi wilt / int selve water / ende het sal die cracht hebbē als boven/ ende wilt ghijt herd' of surder hebbē / weeket tweemael.Voor aqua rafani. zie B.v.W. caput 60.Pag. 8 -Water om die tanden wit te maken Neemt sal nyter ende rock aluin niet

ghecalcineert also veel van deen als van dandere / doeghet al distileeren ende dateerste water sal claer Syn dat sult ghij voor die tanden beware / want seer goet is/ ende sullet ghebruycken met die vorscreven / ende het selve wriven met eenweynick cattoens.Pag. 10 - Om smetten van gheverwet laken uit te doen.Om smetten van olie uit te doen. Om vleckē vā olie of vet op / papier uit te doē.

Neemt asschen van wyngaert rancken / oft knoppē van wyngaert / en hullen vandrooge boonen / ende die voorscrevē asschen legt op die smette van dynen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 112: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

120

boeck / daerna sult ghyet sluyten in een persse / eenē dach ende eenen nacht /ende het sal reyn worden.Pag. 13. - Om een water te makē / in een gelas ghedaen sal des nachts licht

geven. Neemt een deel wormen die vlieghē ende bi nachte in den somer schynen/ doet die in een gelas / daer na settet al in mist die tyt van vyfthien dagen / daendoet distilleeren het ghene dat in dat gelas overbleven sal zyn / in een verglaestalembic / dit water in ghelas ghedaen / sal des nachts lichten so dat ghi wel by datlicht sult moghen lesen.Pag. 13. - Om seer schoone rosette te maken met de welcke ghi sult moghen

scryven in vier manieren / te weten coluer van roosen / half greyne / violet en mareyt/ in welcke confectiē of verwen / ghi noch verwen moecht dat ghi wilt / het si gheytevellen oft ander sulcke dinghen.Neemt brisiliehout / en doeghet int claer water sieden alsulcke menichte als ghi

wilt / tot dat het derdē deel oft meer versoden is / en̅ ist dat ghi weten wilt oft genoechghesoden heeft / neemt schoon papier en̅ doeghet in dat voorz. brisilie / en̅ siet ghidattet goede verwe heeft so ist wel / ist niet so latet noch also versieden / tot datpapier heel root is / daer na deylt dat water van dat voorscreven brisilie / in vierdeele na die diversche verwen die ghi maken wilt. En̅ ist dat ghi coluer van purpere/ oft sterck root maken wilt / neemt een van de voorsc. deelen / ende en doet nietom violet verwe te maken / doeter een weynich calck water inne / het welcke menheet calcinee (dit water wordt gemaect in deser manierē / doende een weynichongebluscht calcks blusschen / in een goet deel waters / latende dat staen / totdathet calck te gronde gae) van dit water ghedaen met dat tweede deel van die voorscr.rosette / sult ghÿ violet verwe makē / maer merct dat het water van die brisilie / ofrosette moet laew zyn als ghi dat voors. water claer in doen sult. En̅ in dander deel/ doet daer looge inne / en̅ ghi sult violet verwe hebbē. En̅ in dat vierde deel / doeteen weynich aluyns defente / hetwelcke die Italianen heetē lume di feza / en ghisult mareyte verwe hebbē. Ghi hebt dan gheleert vierderhande verwen te makenmet die welcke ghi scriven moecht als met inct / met die welcke ghi ooc vellen verwēmoecht / in sulcke colueren als ghi wilt. Item met dese voors. confectie / moghendie vrouwen

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 113: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

121

verwe gheven tot hare wolle garen / hetwelck een schoon secreet ende profijtelijckis in den gheenen diet ghebruyken willen.Dit voorschrift gelijkt op de college proef waarbij een oplossing van alizarine in

kaliloog wordt behandeld met calcium-chloride of aluin waardoor verschillendgekleurde neerslagen ontstaan.In het Batement van recepten van 1546 vindt men nog de volgende voorschriften:Om ghemeyn inct te maken, om een rauw gheyte vel terstont te touwen, om

schoon gheel verwe te maken op vellen oft ghepapt papier, een recept voor dievrouwen, als si haer garen ghesponnen hebben / van wat soerte dat het si / om datin diversche coleuren te verwen. Om garen swart, graeuw, in verwe van terrace teverwen, om cristal saecht te connen maken; om duiven en hinnen en alle anderevoghelen met der hant sonder ander instrument te vanghen, om een aes te makendet die visschē den buyc onderkens bovenop dat water om sal doen keerē. om teconnen verwen of colueren die manē ende steert van een paert / ghelyck als ghiwilt. om harnas oft ander instrumenten van oorloghe schoon te houden sonderroesten.Ommeloenen, scellen van orangien, cauwoerden te confitueren, om ghesuyckerde

of volmaecte soete meloenen te doen comen om peer cruyt en krieck cruyt te maken.Receptenbusse van diversche soerten van ruecken / ende die makinghe van

deselve om roosen te bereyden in sulcken manieren dat si een coffer vol lynwaetsoft cleederen geleyt sullen een seer sonderlinghe ende ghenoechlycke rueckengheven. om hantschoenen te perfumeeren, om seepe rosaet, girofflaet te maken,deeg van fyn ambre, voghelkens van cypren, fyne pomander, seer fyne rieckendewaterseepe voor barbiers met weynick costs. Om water te maken van cruyden /bloeme / wortele van alle manieren, omdat bloet te sueveren enz.Dit receptenboek bevat derhalve:1) een ‘Receptebusse’ voor het inleggen van vruchten;2) een voor het maken van reuk- en parfumeurswaren;3) een om water te maken van ‘cruyden bloeme en wortele, profytelyck om dat

menschelyck leven te conserveeren.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 114: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

122

Verder bevat het voorschriften omtrent yzer en staal en voor het toebereiden enverven van leer, zijden en linnen goederen.Deze voorschriften die tegenwoordig tot verschillende onderafdeelingen der

scheikunde worden gebracht, kunnen hier niet alle uitvoerig worden weergegevendoch verdienen nader de aandacht. Men vergelijke het receptenboek van AugustusKuffler, kleinzoon van Drebbel in de bibliotheek te Cambridge 1690 - vermeld doorG. Tierie - Cornelis Drebbel - Proefschrift Leiden - 1932 - pag. 36 - waarin voorkomt:a collection of Brewing, Baking, makinge of cidre and meade, catching of Doves,Lapwings and crowes and Fish training etc.Vergelijk ook de recepten van Constantijn Huygens. Handschriften Vol. 47. Diss.

W. Ploeg, Leiden 1934.Pag. 46. Om costelyck water te maken ende is goet teghen die Lazarye.Neemt vylinghe van yser / van copere / van tenne / van loot / van latoene / van

gout / ende vylinghe van silvere / elcks even vele / al des vylinghe legt een dach eneenen nacht in een werm kints oryne dat maghet is. Dan eenen dach ende eenennacht in witten wyn. Dan legghet eenen dach en eenen nacht in venckelsap. Danlegghet eenen dach en eenen nacht in witte van eenen eye. Dan legghet eenendach ende eenen nacht in vrouwenmelck die een knechtken suyght. Dā leggheteenen dach ende eenen nacht in rooden wyn / dan legget int witte van seven eyeren/ Daernae menghet alle dese dingen daer die voorscreven vylinghen in ghelegenhebben al te samen / ende doetse in t vat daer ghi water in maect / ende solveretmet cleynen viere / ende dat daer uit coemt / suldÿ in een silveren vat verwaren /Dat water gheneest ende maect ghesont lazarische luyden.Dit fragment is een typisch voorbeeld van het feit dat de praktische scheikunde

in die dagen uitsluitend langs empirische wegen ging.Pag. 46. - Om water te maecken om op yser of stael te vergulden.Een once gravelle / witte wyn / eē once aluyn vā ys / een once salegefine / een

half once aluyn vā pluyme / twee groote spaensch groen / twee groote groencoperroot / een groote grof sout / een pinte van dat alder sterckste loopende waterdat men cryghen mach het si van een fonteyne / oft van een

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 115: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

123

ryviere / of scheltwater / ende doen dit al te samen sieden tot op die helft / en deals ghyt stelt te soeden / doeghet in eenen nieuwen pot daer nooyt niet in en was /en̅ dien decken met vyf of ses bladeren papiers dubbel met een tichel of steen opdat voorschreven papier op dater gheenderhande wint en vatte.salegefine - salgemine - sal gemae: steenzout. Hier komt het reeds zoo vroegtijdig

bekende neerslaan van koper uit een koperoplossing wanneer men daar ijzer inbrengt tot uiting.aluin van ijs is alun de glace, is alumen de glaetse.

Een nieuw playsant hoofken van Recepten

gheprint T Antwerpen bij mij Jan Roelants anno 1551. kl. 8o.

Een nieuw playsant hoofken van Recepten gheprint T Antwerpen bymy Jan Roelantsanno 1551. kl. 8o.Dit boek is in de provinciale bibliotheek te Leeuwarden aanwezig, afkomstig uit

de Bibliotheca Frisia van Dr. Joost Hiddes Halbertsma. Hierin staat vermeld: Liberrarissimus de quo vide catalogum librorum Koningi J.H.H.Koning was een boekverkooper omstreeks 1815.Achterin staat:Dit thegenwoordige boeck gheintituleert Een nieu playsant hoofken van Recepten

is gevisiteert by Meester Jan Goswine Licēciaat in de godheyt van der keyserlyckeM. (Majesteit) daertoe ghecommiteert ende is by den Hove toeghelaten te moghenprinten. Ghegeven tot Brussel den XXVII dach in Februario Anno MDXLVIII (1548)onderteekent M.Ph. de Lens.Gheprint T Antwerpen op dye Lombaerde veste in onze lieue Vrouwen Thoren

by my Jan Roelants AnnoMDLI (1551). Men vintse te coope op onser lieue Vrouwenkerckhof onder den Thoren.Pag. 11. - Om witte tanden te maken - recept L IIII.Maeckt poeder van de beenderen van sepien dat zyn meerspinnen en̅ wryft u

aensicht aen eenen snutdoeck en̅ wascht u aensicht daer mede.sepien zijn meerspinnen of inktvisschen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 116: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

124

Pag. 16. - Een oppast oft deech om die visschen droncken te maken CVIII.Neemt een half once suerdeech of hevel / vier oncen ouden case / eē luttel hamelē

vets / eē drachma bakelaers / kempsaet: belsencruyt / eppe / al te samen tweedrachmen / met so veel huenichs als tot dat genoech is / en maect dat oppast en̅ghevet den visschen.bakelaer: laurier.eppe: plant eppe.Pag. 17. - Om vier te crygen uit de zonneschyn CXXIII. Neemt eene medecyns

orinael / en doet daer sout in / en hāgt hem eene sekerē tyt lāc in die sonne enhoudt drooghe lynwaet op dander side vāden orinael / ende het sal claer barnen.Pag. 17. - Om te wete of eē siec mēsch stervē sal CXXIIIINeemt vā zy̅ uryne en melc van een vrouwe dye eenē sone suycht / en mēgt dat

te samē / en̅ ist dat ghi siet dat dmelc sinct / so sal hi te lyve blyven / maer andersso sal hy sterven.Zie B.v.W. pag. 60.Pag. 18. Om een hōt te doē danssen en springen. CXXX.Worpt voor hem de cullen van een weselken / en̅ hi sal springen en̅ danssen

dattet wonder syn sal.Zie B.v.W. Pag. 59. Waar hetzelfde van de genetkat wordt gezegd.Pag. 18. - Om een geschrift te maken dat mēt niet lesen en can het en wort door

azyn getrocken CXXXVI.Schryft met melck van catapucia minor, dat is springwortel of schytcruyt. Een

ander dat men niet lesen en can het en worde in water geweyckt.Schryft met tsap van tithymallus, dat is wolfsmelck / oft met aluyn die in water

geweyct is.‘Titimalus es heet ende droghe in den 3. graet. Ende dits .1. groene cruyt ende

heeft blade als wilgen. ende als men brect of sniit so vloyt melc daer uut. Ende datsheet ende wac’ (Herbarius).‘Escula es .1. cruut dat gelyct linaria dats paddevlas. Ende es eene specie van

titimalus. Die wortele es medicinael. entie stelen sin root, ende es van .2. manierendie mindere entie meerdere. Ende beide doense sciten ende siin laxatijf. Ende menorbort die scorsse van den wortele met andren medicinen......’ (Herbarius).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 117: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

125

‘Herba est et est similis tithymallo, habet enim lac in virgis et foliis si indicandur autrumpantur......’ (Die Areolae des Joh. de sancto Amando, nach Handschriften derKön. Bibl. zu Berlin und Erfurt zum ersten Male herausgegeben von Dr. J.L. PogelBerlin, 1893).Cortex radicis Esulae van Euphorbia Helioscopia Auct.Pag. 21. - Om vermillioen te maken. CLXIII.Neemt twee pont solfers ende smiltet / end doet daer in twee pont Mercurius.

Ende is dat die materie ontsteect / so decket fray toe dat de locht net in dē pot enpassere. Een sekeren tyt daer na soo doet dit al in een geloden pot te viere XXIIIIuren lanc / endi ghi sult goeden vermillioen hebben.Pag. 22. - Om buspoeder te maken CLXXX.Neemt ses pont (salpeters / een pont solfer / een pont) wilgē colē. En̅ elck van

dese materien suldy bisonder cleyn pulveriseeren. / en̅ dan te samē mengen / en̅bespraeyent met bernende water / en stootet twee of drie urē lanc. Dan so droogetin die sonne en̅ ghi sult goet poeder hebben.Op een ander manier.Neem vyf once sal nitra / een pont solfer / anderhalf pōt wilgen colen. Mengt dit

tsamen / ende maect daer of subtyl poeder / dat suldi met levende water besprayenen latent drooghen.Goet buscruyt CLXXXI.Neemt drye deelen sal niter / een deel solfers / ende een deel colen van wilghe.

Stoot dit al wel cleyn en doet door een stramyn oft sifte ende bestroyt al met sterckenwynazyn / en latet droogē.Pag. 23. - Hierna volgen veel schoone ghenoechlycke profitelycke ende

nyeuwigheden / gemaect by Symon de Millan.Pag. 26. - Om een rinck te doen danssen / CC. Neemt eenē rinc die hol is / en

vult hē met quick silver. En̅ als ghi hem wilt doen danssen / so maectem warm.En̅ so lange als hy warm is / en sal hy nyet ophouden te dansen.Het receptenboek van 1546 geeft hetzelfde voorschrift pag. 25. zie B.v.W. pag.

59. waar een ‘harinc’ waarin een ‘ganse pyp’ met kwik op een rooster omkeert.Pag. 24. - Om te maken dat twee hoofdē die op papier gheschildert staen / deen

sal dye keerse uit doen. dander sal

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 118: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

126

se ontsteken CLXXXVII.Neemt twee hoofden en̅ sedtse aan een muer / en maect een gat in de mont van

een van de hoofden en̅ doet daer salpeter in / en̅ ghy sult een bernende keersedaer vore houdē / en si sal haest uyt gaen / en̅ doet in dander eē luttel kemps engaet seer / èn̅ draecht die keersse / en sie sal bernēde worden. Probatum est.Kemp: hennep (Verdam).Zie B.v.W. pag. 63.Pag. 31. - Om swert pruys leder te verwen CCXXII. Ite wilt ghi eē leder groē v'wen

/ so neēt eē loot schaelgruens / dat is equisetum oft peertsteert eē pot vuyls outwaters / eē pont aluyn cleyn ghewreven: ende een luttel Spaens groen dat suldyoock wryven.Item wilt ghi een leder blauw verwen so neempt een loot endicks een loot cryts.

/ een pot azyns / of scherpe looghe / doet dat al in een beckē / en roeret wel ondereen. En̅ de vellē moetē te voren daer toe toebereyt zyn:Doet dat cryt daer af / so salt schoon hemelblau zyn. Item wilt ghi root loes verwe

/ so neemt leder dat ghealluynt si / en neemt seyck vā oude liede die veel wynsdrinckē / en laet den seyck staē totdat hie seer stinckēde wort. Dā trect dat claerstedaer of / ēn siedet wel tot op de helft En̅ neēt dan twee loot backe in de Apotheke/ een deel bresilie / eē deel aluyn / en̅ salarmoniacū / stoot det onder eē / en̅ leggetin een pot en̅ settet te vier / en de rueret wel met een wit stecxke / totdat dē steckroot wordt ghelyck bloet. En verwet daer dan mede het sal oprecht zy̅. Item wilt ghifyn root verwen. so neemt een half loot bresili / siedt dat in een halvē pot oudtswaters en schuymt det bresili wel over tvier. en neemt tot een halve pot water eēdrachma aluyns / die gedoot si in leem / en ghiet hē daer in dat bresilie. als ghytvāden viere doet.Voor de ververij van leder zie T.B.v.W. pag. 34 en verder. backe: baksel (Verdam).oudt water of seyck is urine waarin bij staan uit het ureum ammoniumcarbonaat

is gevormd.Hier suldy mercke met wat verwe dat men de geweycte vellen bestrycken sal /

met root blau en gruen.Item wilt ghi blau verwen met corenbloemen / soo stootse in

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 119: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

127

een mortiersteen / en giet daer wat azyns op / en tēpert met aluyn / so salt dā blauworde.Groen verwt men met bladeren van nachtschade en ruyte en temperet met aluyn

en verwet daer mede.Wilt ghi bruyn verwe / so neemt 2 loot taeyen leem / een loot bresils / eē pot out

waters en̅ doet een goede wyl sieden en̅ doet den ghestooten aluyn daerin.Wilt ghi sadt bruyn hebbē / so salment twee maal strycken / wilt ghi lichte verwe

hebben / so menght de verwe met oudt reghen water.In caput LIII en volgende van T.B.v.W. vindt men gelijkluidende voorschriften over

de ververij van leder.Het Receptenboek van 1551 van Jan Roelants bevat verder in hoofdstuk 228 een

aantal recepten hoe men ‘Yser en stael hert makē sal, om hert yser te ontlaten, omstael vā goede snede te maken, om wapenen, vilen en̅ ander timmerliede wapenehert te maken, een herdichheyt daer men alle dinghe mede dourhouwet.neverger (is boorijzers) hart te maken, hoe men stael so morwe / ende weeck

maken sal dat men 't snyden mach. Om yser coudt, en om warm te soudeeren, eensoudeersel voor coper, om latoen (geelkoper) te soudeeren, een poeder datallerhande metaal vloeiende ende smedich maect.In caput LIX van T.B.v.W. vindt men eveneens voorschriften over metaalbewerking

die hiermede overeenkomen.Pag. 34. Om coper te over silveren CCXXVI.Neemt wynsteē / aluyn / en̅ sout / wryvet cleyn op den steen ende / doet daer toe

een bladt silvers of twee en̅ wryvet ooc wel daer mede / en̅ doet er dā in een geloedēpot / en̅ ghiet daer water op / ende worpt dat coper daer in / en̅ cratse met eenborstel so siedy oft ghenoech is.

Secreet Boeck waarin vele diversche secrete / ende heerlickeconsten / en veel derleije verscheijden materien

/ uit seker Latijnsche / Fransoysche / hoogduytsche / endeNederlandsche Authoren / te samen en de bij een gebracht zijn: waervan den meestendeel der voorschreven Authoren, namen daer bijgheciteert worden.

By een vergadert door D. Doctor Carel Batin, Acquirimus

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 120: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

128

studys immortalitatem. Tot Dordrecht. By Joris Water Anno 1609 Pag. 209.-.Hoe dat men den cinnober of Vermeillioen constelick maken sal.Neemt twee deel Quicsilvers / en een derden deel solfers doet / hem in eenen

pot / smelt den solfer / en den quicsilver onder een / alst nu cout geworden is sowryvet wel met melcanderen. Doetet daer naer in Gelas dat te vorē een vinger deckemet hayrigen Leem / over al becleet is. Maect te voren eenen Hoven vande breede/ dat u Ghelas ofte colve is / sedt dit ghelas op den Hoven, ofte settet op eenenyseren Dryvoet / oft in een ander distilleer hoventken / maeckt een deckselken vanBleck boven op den Mondt des Ghelas / ende int midden des decksels een gaetken/ luteret oock wel met den voorschreven Leem / stoodt een yser / door dit gat daerin / opdat ghyt allereysen daer mede roeren meucht. Maeckt voor eersten / daeronder een cleyn Vierken / van drooge hout / ende daer naer hoe langer hoe grooter.En neemt also wel achte op dat gelas want ghy sult int Gelas meugen rooc sien /ende oock uit het Gelas / maer en stoot u daer niet aan / dan siedt toe / dat ghyhem altydt stedich vier gheeft / sonder ophouden / totdat ghy den Rooc so root sietals bloet alsdan ist genoech. latet daer naer cout worde so hebdy goede cinnober.’Zie caput 163 Playsant hoofken van Recepten 1551.Pag. 159. -Om yser morwe te maken. Het yser wort weec / alsmen dat bluscht in zap van

Boonen / oft in sap van malus (Cardamus).Om het roest uit yser te krijgen.Bestryct dat met olie van wynsteen. Het welcke ook de plecken des aengesichts

wech neemt als men daer op stryct (Albertus).Om alle yser. so herdt te maken, datter gheen ander yser in snyden mach.Distilleert eenen goeden deel Pierwormen.Distilleert ooc besondere / rapen ēn Pepoenwortel / mengelt beyde dese waters

te samē / vā elcx evē veel / maect in dit water / het yser nat tweemaels naer denanderen / en het sal hert worden. Nostradam.Om vylen hert te maken.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 121: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

129

De vylen sal men in Lynolie harten / ofte in Bocksbloet.Een hardinghe voor strythamers en dergelycke. Neemt Raddys / meeretich /

Pierwormen / Bocxbloet / stootet al onder een / slypt uwe wapen / en hartet daerin.Item neemt sap van Rapen en̅ bluschet daer in alderley wapenen / die ghy hart

hebben wilt. Zie B.v.W. caput 60meerretich = meerradic: radijs (Verdam).Pag. 168. - Om yser hert en wederomweeck te maken. Neemt verbenam / stootse

met stelen met al / en druct daer uit het sap / en bewaert hem. Als ghy nu dat wiltgebruyckē / so doeter bymansuryne elckx even veel endemaeckt het yser gloeyendedat ghi hert maken wilt ende blusschet daer in / soo langhe tot datter ghoudenpleckxkens op comen / maer soo langhe als ghÿ bevint dattet noch blauachtich blyftsoo weedt dat het noch niet ghenoech is.Sommighe die blusschen het yser in water van roode slecken / ende daerin

blusschen zy het gloeyende yser. uit eenen duytschen Boeck. Verbena officinalis= ijzerhard.De recepten komen overeen met die uit het Batement van Recepten 1546 en die

uit een nieuw playsant Hoofken van Recepten 1551.Om yser weeck te maken. Neemt menschenbloet / laet dat cout worden / giet het

water daer boven of en bewaert dat. Maeckt daer naer het yser heet ende bestrycktdat / met dit water / lateter in droogen / ende het yser sal weeck zyn. (uit eenenDuytschen Boeck).Hoedat men het stael sal hert maken.Als men het stael wilt hert maken / so salment dicmaels in coutwater blusschen

en̅ so verre als het scherpe blau is / so ist ghenoech.Om de punten van alle geweer hert te maken.Neemt Pierwormen / stoot se / druckt daer uit de vochtighheyt ende menghet daer

onder sap van raddys evē vele / blust hier in den Punt van alle geweer dry ofviermaels / ende het sal also hert wese dattet sal snydē / in ander yser / oft lootware (Mizaldys).Pag. 216.Van het orpigment.Dit is ooc een sorgelyck (maer eene schoone verwe). Als ghy dat wryft / soo stopt

Neuse / ende Mondt / opdat ghy

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 122: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

130

noch den Domp / noch het Stof daer van niet int lyf en cryght......Ende wacht u dat ghy geene Pinceelen van dese verwe en leckt want sy is seer

schadelick......Pag. 217. - Schijtgeel.Neemt wauwe / die men in lattijn noemt Flostinctorius, dat zijn de geluwe Blommen

/ die de verwers gebruycken / neemt die met de stelen / en blommen onder een /soo veel als u belieft, maect een calcwater / giet dat op de blommen / in eenengrooten ketel / latet so lange sieden / tot dat de gheluwicheyt der blommen uit machsieden. Nemet daerna van de vyer, en latet een weinich verstaen, gietet daer naerdoor eenen doec ofte sac. / datter noch blommen noch cruyt by sy. Neemt daernaer wel gewreven crydt / en noch eens so veel wel gewreven aluyn / roeret welonder een met een stocxken en neemt wel acht dattet niet te seer op en styghe /want den crijt / en den aluyn dryvent seer op. Latet also staen / so wort het waterclaer / Als haer nu de substantie wederom heeft geset / soo giedt het water wederomaf / tot dat gy de verwe bloot siet / dewelcke gy nemen en droogen sult. Als gy diewilt gebruycken so wryft met aluyn water ofte met dunne lymwaterwauw = reseda luteola.Pag. 218. -Hoe datmen spaensgroen maken sal.Neempt coperbladers / en vylsel van coper / doet die in een dicke coperen Busse

/ met een decksel daertoe eygetlic gemaect wesende: Giet daer op goeden sterckenWynazyn / ende een weynich honich settet in de warme Sonne / oft op eenen warmenhoven / veertyien dagen lanc / so sal den Azyn daer van Blauverwich worden / gietdie daer af / in een gelas stopt dat dichte toe / en giet wederom Azyn / en honichdaer af latet wederom so langhe staen / gietet wederom af / en doet dit soo langeals het coper Verwe van hem geeft. Het geē dater afgegoten is / dat suldy latenstaen / tot datet begint dicke te worden / ......Grieckxgroen / ofte Spaensgroen.Neemt coperplaten / bestryctse / met geschuymden honich hanctse in eenen

verloyden Pot / boven dichte toegedect / giet stercken Azyn / in den gront / steltdesen Pot also / op een warme plaetse vyer ofte vyf weken lanc / doet daer naer

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 123: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

131

den pot ope / en schrabt de groene blomme van de Coperplate. Hanct de platewederom daer inals vore / en doet ooc altyt de groene blomme daer van / so langeals de plate duyrt......Pag. 224.‘Hoe datmen Loodwit, ofte Ceruse maken sal’.So verre als ghy selve wilt Lootwit maken so neemt loyen platen / en hangtse in

eenen verloyde pot / daer in dat goeden witten Wynazyn sy / stopt den boven dichtetoe / stelt hem op een warme plaetse / vier ofte vyf weken lanck / Neēt daer naerhet Loot uit den Pot / ende scrabt de Materie oft Loodwit daer vā. Hanget alsdanwederom daer in / stopt den Pot als voren, toe. Hanghet dan wederom daer in stoptden Pot als voren en schrobbet daer naer / alle 14 dagen eens / als voren / so hebdygoet Lootwit.Persesteen swart kool van perziksteenen.So verre als ghy een schoon / en liefelic swart hebbe wilt. So neempt eenen

goeden deel Persesteenen / doetet in eenen nieuwen pot / met een decksel daerop luteret boven dichte toe / datter geenen damp uit en mach / anders souden diesteenen / geheel tot asschen worden. Stelt desen Pot also in een Potbackershovē/ laet hē brandē so lange als de ongebrandē potten brandenmoetē. Als hy nu gebrantheeft / so neēt die swarte gebrande steenen daer uyt. Stootse in enen mortier welcleyne / wryftse daer naer op eenē steen Tempereertse daer na met al sulckētēperature alst u belieft / so hebdy eē seer goet swart.luteren: met leem bestrijken (Verdam).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 124: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

132

Hoofdstuk III. Verfstoffen voorkomende in TBouck vā Wondre.1) Indigo

Over deze bij uitstek belangrijke verfstof bestaat een uitgebreide litteratuur die reedsin de oudste tijden begint. Het natuurproduct werd geleverd door twee soortenplanten:a) Isatis tinctoria; b) Indigofera tinctoria.Zooals in Hoofdstuk I is vermeld, maakt de Leidsche Papyrus X melding van de

Isatis tinctoria of weede (E.: wood. Fr. guède, D. Waid, It. guado). De daaraangegeven werkwijze, kneuzen van de plant (bladeren) en daarna kneden enomwoelen doen denken aan het fermentatieproces dat het glucoside indicaan moetsplitsen in de suiker glucose en het a-glucon het indoxyl met de samenstelling

Deze stof is in matig zure oplossing betrekkelijk bestendig, maar gaat in zwakalkalisch milieu onder opname van zuurstof snel in indigoblauw over. De indigoblauwververij berust danook sinds haar ontstaan voorzoover men dit kan nagaan op ditprincipe. Men gebruikte zwak alkalische verfbaden en trok verder partij van deoxydatie door de luchtzuurstof. Het glucoside splitsende enzyme de indimulsine isniet bestand tegen kookhitte. Door uittrekkenmet kokend water kanmen het indicaanC14H17O6N + 3H2O als gekristalliseerde stof smp. 57o-58o isoleeren.Julius Caesar vermeldt de weede (vitrum) in zijn boek De Bello Gallico1).Plinius major2) spreekt in zijn Historia naturalis van een

1) ‘Omnes vero se Britanni vitro inficiunt, quod caeruleum efficit colorem, atque hoc horribilioresunt in pugna adspectu.’ - B.V. - XIV.

2) Historia naturalis - XXII - 2 - Glastum afgeleid van het Keltisch glas = blauw.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 125: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

133

plant, in het Gallisch ‘glastum’ genaamd, waarmede de vrouwen en dochters derBritten hunne lichamen besmeren bij zekere gelegenheden, zij loopen dan naaktdaar zij de kleur der Ethiopiërs hebben. Plinius wist dat de Isatis een blauwe kleurstofbevatte en tevens dat de Indigofera dit eveneens heeft, want hij schrijft dat echteindigo vervalscht wordt met krijt en duivenmest en bezoedeld met weede.Ovidius3) spreekt van virides Britannos, ‘groene Britten’, terwijl de Teutonen hun

blond haar zwart maakten met weede en ook hun kin met dezelfde verfstofbesmeerden.Pomponius Mela4) bevestigt de mededeeling van Julius Caesar terwijl Herodianus5)

zegt dat de oude Britten geen kleeren kenden en verder: ‘Zij beschilderden hunlichaam met verschillende figuren van alle soorten van dieren en dragen geenkleeren uit vrees deze figuren te verbergen.’Zooals reeds in Hoofdstuk I vermeld is, ontwikkelde de ververij zich opnieuw in

de Middeleeuwen. Zoo komt de Isatis het eerst ter sprake in het Capitulare de villisvan Karel den Groote6). Omstreeks het midden der 11e eeuw moesten de slavischebewoners van de ‘Orlagau’ aan het klooster van den H. Petrus in Keulen een zwarteverfstof leveren die met ‘worin’ werd aangeduid7). Men kan wel aannemen dat ditde weede was, want zwart werd eertijds uitsluitend met behulp van weede geverfd.In het algemeen was de weede cultuur reeds vroegtijdig in de oostelijke slavischegrenslanden in bloei, het blauw is namelijk een door de slavische volken bij voorkeurgebruikte kleur. Uit de in het voorafgaande geciteerde plaatsen kan men niet toteen aanbouw van de Isatis op groote schaal besluiten. Dit blijkt wel uit eenverordening van Graaf Adolf von Holstein uit het jaar12368). Hierin worden voor dekooplieden uit de Mark (bedoeld is

3) Ovidius-Amorum - B II - XVI - 39 ‘Femina canitiens Germanis inficit herbis, et melior veroquaeritur arti color’.

4) Pomponius Mela - II - 1.5) Herodianus - III - 47.6) Capitulare de villis C. 43.7) Heinrich Leo. Untersuchungen zur Besiedelung und Wirtschaftgeschichte des Thüringer

Osterlandes in der Zeit des frühen Mittelalters. Diss/Leipzig, (1900) S. 19 - Dobenecker,Regest. histor. Thur I, S. 191 Isatis wordt in de oudste oorkonden genoemd: waisdo, wede,with, wit, weit, weijt, weijdt.

8) Hanseatisches Urkundenbuch I - 277 - Hamb. Urkundenbuch, bearbeitet von Johann MartinLappenberg, pag. 433.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 126: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

134

Salzwedel en Stendal) de douanetarieven verminderd. Deze golden voor Hamburgen voor den uitvoer naar Vlaanderen. Het heet daar: ‘Item de qualibet mesa wede,cum quo panni colorantur’.Er bestaat een verordening van gravin Margaretha van Vlaanderen uit het jaar

12529) waarin de weede vermeld wordt tusschen de koopwaren waarvan meninvoerrechten moest betalen. Er staat: ‘Cupa de weda 2 Pf.’, ‘mesa sive tonna deweda 4 Pf.’.In het douanetarief van de ridders Jan van Ghistelles en Wulford van Wasdine in

het jaar 125210) voor de kooplieden van het rijk van kracht komt het volgende voor:‘Dit ziin die toolnen ende die costumen, die de coopmans van den RoomschenKeyserrike.........................................................Die waghen weeds 7 Pf., diet bringt ene carre 3 Pf., een scip weeds 7 Pf.’ De

eerste aanwijzing dat de Isatis in Thüringen aangebouwd werd dateert uit het jaar125011). De schrijver Bartholomeus haalt in zijn statistiek van alle renten die denaartsbisschop van Mainz toekomen het volgende aan: ‘Denarius, qui diceturWithphenik’ en ‘Denarius qui dicetur wit’. Omstreeks 1250 verschijnt de weede inde Nederlandsche litteratuur. Zooals in Hoofdstuk II vermeld is in de ‘Cyrurgie vanMr. Jan Yperman’ op pag. 171-173 sprake van: ‘weede asch’, terwijl recept 129 vanhet boek ‘Middelnederlandsche recepten enz.’ eveneens van ‘wede-asschen’ spreekt.In het jaar 1262 hebben de graven Johann I en Gerhard I van Holstein eendouanetarief vastgesteld voor de kooplieden uit de Mark Brandenburg, van denmarkgraaf vanMeiszen, van den aartsbisschop vanMaagdenburg en van den hertogvan Brunswijk en Saksen, evenals voor alle vreemde kooplieden die Hamburgbezochten. In dit tarief wordt de weede genoemd. De tekst luidt als volgt:‘Notandum etiam, quod mercatores marchionum de Brandenborch...... de decem

mesis wede unam marcam argenti dederunt. Notandum etiam, quod mercatoribusmarchionum de Brandenborch ex parte nostri specialiter est privilegiatum jusipsorum...... de mesa wede, cum quo panni colorantur, 21 s. Notandum est praeterea,quod mercatores marchionis

9) Hans. Urk. Buch. - Buch I, 432.10) Hans. Urk. Buch - 1 - 435.11) Zschiesche, der Erfurter Waidbau und Waidhandel - S. 40.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 127: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

135

Missnensis et alii, innumerabiles de longinquis partibus venientes quondam dederuntad ungeldum vicessimammarcam... nunc autem dicti homines et domini archiepiscopiMagdeburgensis mercatores et ducis de Bruneswic ac ducis Saxonie utuntur specialijure quod dederunt..................... de mesa wede, 21 S.’12).Hieruit blijkt dat de weede reeds in den tijd van graaf Adolf IV, de vader der twee

gebroeders Johann en Gerhard. een regelmatig handelsartikel was in: de MarkBrandenburg, de mark Meiszen, het aarstbisdom Maagdenburg en de beidehertogdommeń Brunswijk en Saksen.In de Engelsche litteratuur kunnen wij 200 jaar vroeger terecht. De landbouw in

de 11e eeuw wordt er als volgt beschreven: ‘In May, June and July one may harrow,carry out manure, set up sheep hurdles, shear sheep, do repairs, hedge, cut wood,weed and make folds. In harvest one may reap; in August, September and Octoberone may mow, set woad with a dibble and gather home many crops, & c'..................In spring one should, if the weather permit, set madder, sow flax and woad seed’13).Deze regels laten duidelijk uitkomen dat de Engelsche landbouw de producten

wol, vlas, weede en meekrap verbouwde. Gedurende de regeering van Henry IIwerden de volgende artikelen in Engeland ingevoerd: ‘spiceries, jewels, silks, furs............ and some woad for dyeing’14).In 1213 werd £ 600 aan invoerrechten op weede betaald die in de havens van

Kent, Sussex, Yorkshire, Lincolnshire, Norfolk, Suffolk, Essex en Southampton inHampshire werd ingevoerd15). In 1286 ontstaat een Agreement between the citizensof Norwich and the woad merchants of Amiens and Corbie16). In deze oorkonde vindtmen o.a.: ‘......... And because they sold their woad by the coomb17) and bij the

12) Hans. Urk. Buch III - 573 ook Hamburger Urkunden - pag. - 545 - Gräfliche SchauenburgischeZollrolle für Hamburg von 1247.

13) W.H.R. Curtler - Short History of English Agriculture - (1909) - pag. 17.14) W. Fitz - Stephen, Libellum de Situ etc..... Londini, quoted. by G.L. Craik, History of British

commerce - (1844) -I - pag. 127.15) J.B. Hurry - The Woadplant and its dye - London - (1930) page 55.16) W. Hudson and J.C. Tingey, Records of the City of Norwich - (1910) - II - pag. 209.17) droge maat voor vier bushel.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 128: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

136

bushel and ashes by the barreland their wold18) by the stone’. Hier is dus sprake vanweede, asch (potasch) en van wouw.In de 13e eeuw hadden de wevers in Engeland het recht de door hen geweven

stoffen te verven met iedere kleur behalve met weede. Toen nu de KoninginRegentes, Blanca van Castilië aan dit recht het privilegie toevoegde van het gebruikvan weede in twee werkplaatsen, ontstond er in 1268 verzet van de zijde derververs19). Dit werd door een komnklijke ordonnantie bijgelegd. Onder de regeeringvan Edward II in 1326 kochten de Vlamingen en Brabanters in Engeland al dekaardendistels op, benevens boter, meekrap, weede en vollersaarde en alle anderezaken die behoorden tot de lakenindustrie ‘in order that they may disturb the stapleand the common profit of the realm.’ Twintig ton werden verscheept, daarna werdde uitvoer stopgezet20).De Vlamingen deden al het mogelijke om de opkomst der industrie in Engeland

te verhinderen. In Frankrijk wordt de weede het eerst vermeld in het Capitulare deVillis van Karel den Groote naast vlas en wol. Dit was omstreeks 742-814. Verderkomt er een aanhaling voor uit den tijd van Lodewijk de Vrome 814-840. Destijdswerden weede en meekrap door zekere dorpen aan de vrouwen geleverd die hetspinnen en verven bezorgden voor het Koninklijk paleis21). In Frankrijk werden tweevarieteiten van de Isatis verbouwd. Een soort had gladde bladeren en de anderesoort had behaarde bladeren. De later te bespreken weede ballen werden: cocs.coques of cocaignes genoemd en werden hoofdzakelijk gemaakt in Languedoc.Het district werd geheeten: pays de cocaigne. De weede der bladharige plant noemdemen ‘Pastel Bour’ of ‘Bourdaigne’. Ze werd minder in qualiteit geacht.De bladeren van de weede werden op vijf verschillende tijden van den groei

geplukt. De laatste keer werd de stengel en

18) of weld Reseda luteola.19) Unwin - Industrial Organization in the 16 th and 17 th centuries - (1904) - page 33.20) Close - Rolls, 1323 - 7 - p - 565; H.T. Riley, Memorials of London and London life - (1868) -

p. 149-150. Liber Albus, ed. by H.T. Riley - p. XCV (1859).21) ‘ad genicia nostra, sicut institutum est, opera ad tempus dare faciant id es linum, lanam,

waisdo, & c-’ Capitulare de Villis C. 43 ed. J.P. Migne, Patrologia Latina, XCVII p. 354. G.Hagi - Flora von Mitteleuropa - IV (I) pag. 198.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 129: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

137

een gedeelte van den wortel mee verzameld. De qualiteit van den laasten pluk werdhierdoor minderwaardig. Men noemde deze weede: Pastel Maroquin. In Italië22)

vinden wij de ververij het eerst aangehaald in 1096 in de geschiedenis van Florence.Ze wordt daar zelfs vóór de weverij vermeld. In dien tijd was de weverij huisvlijt enwerd beoefend door de huisvrouwen. In 1212 ontstond een gilde van ambachtsliedenuit de lakennijverheid.23).De ververs werden onderverdeeld in:a) tintori di guado; b) tintori d'arte maggiore; c) tintori d'arte minoré24). De tintori di

guado vormden de hoogste klasse en werden het beste betaald. De tintori d'artemaggiore gebruikten meekrap en andere roode verven. De tintori d'arte minoregebruikten Lotus corniculatus. De bladeren dezer plant waren in gedroogden toestandblauw. De plant behoort evenals de Indigofera tot de Leguminosae. De verfstof wasgroen of leemkleurig25). De textielindustrie nam reeds vroeg een hooge vlucht inFlorence. Reeds in de 13e eeuw bezat de stad een ‘weede beurs’, ‘fondacus guadi’.Ze lag in de buurt van San Peiro Scheraggio bij het Palazzo Vecchio26). In 1386werd ze uitgebreid. Het gilde kreeg de beschikking over een stuk land langs denArno tusschen de Ponte Vecchio en de Ponte alle Grazie bij het Castello Altofonte.Daar werd een complex gebouwen opgericht waarvan de weedebeurs devoornaamste was. Een ‘tiratoio’ (volmolen) en een ‘purgatorio’ (wasscherij) vormdennevengebouwen27).De weedebeurs was de verplichte opslagplaats voor deze verfstof. De meekrap,

de potasch en de andere grondstoffen voor de ververij werden er slechts toegelaten.Men vindt tegenwoordig nog te Florence in de buurt van de Ponte alle Grazie hetCorso dei Tintori.Hier volgt nu een opgave van de districten in de verschillende landen waar de

Isatis op meer uitgebreide schaal voor den handel geteeld werd.

22) R. Davidsohn - Geschichte v. Florenz. - I p. 784.23) R. Davidsohn - Geschichte v. Florenz. - I p. 784 e.v.24) A. Doren - Florentiner Wollentuchindustrie - (1901) - p. 311-506.25) A. Pratt - Flowering Plants of Great Britain - 1889 - I p. 193.26) J.B. Hurry - The woad plant and its dye - lc. - p. 158.27) Item pag. 160.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 130: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

138

Duitschland: De districten van Thüringen en van Jülich.Frankrijk: De districten van Languedoc, van de Somme en van Normandië.Engeland: De districten van Sommerset en Lincolnshire.Italië: Het district van Florence.De plant Isatis28) behoort tot de Cruciferae en is inheemsch in Midden- en

Zuid-Europa, verder in het Oosten: Klein-Azië e.d.Omtrent het begin der cultuur zij verwezen naar het voorafgaande.De uitzaai had plaats in den herfst - winterweede - of in het voorjaar - zomerweede

-. De meest geschikte bodem was zware goed vocht doorlatende klei of leem, bijv.:versch omgeploegd grasland of een alluviale strook langs een rivier. Tegen eindeJuni of begin Juli kon het verzamelen der bladeren beginnen. Een krachtige plantbezit bladeren van een voet lang en zes duim breed. In de Nederlandsche kalenderuit omstreeks 1300 in het receptenboek uitgegeven door de Vreeze is er sprakevan een wedemaent, dit is de maand Juni, wel een bewijs van den invloed dezercultuur op het economisch leven van dien tijd.Beyerinck heeft het gehalte der bladeren op indigo onderzocht. Hij extraheerde

de bladeren met heet water onder afsluiting van de lucht. Het gele extract werd doortoevoeging van alkali groen. Door toevoeging van verdund zuur werd vervolgensde indigo neergeslagen als blauw precepitaat. Van de bladeren geplukt in de maandSeptember kreeg hij een opbrengst van 0.09%. De planten groeiden in Nederland29).De ouderdom der bladeren is van grooten invloed op het indigo-gehalte. Een beeldhiervan geven proeven genomen met planten gekweekt te Parson Drove inCambridgeshire. Er werden telkens een halve kilo bladeren genomenmet een leeftijdvan 28.30, 34 en 66 dagen. De opbrengst was respectievelijk 1.5, 2.4, 2.1 en 0.6gram ruwe indigo. De middeleeuwsche extractiemethode is herbeproefd doorPlowright. Hij deed in een vat van acht gallons een mengsel van: weede,

28) C. Wehmer - Die Pflanzenstoffe - II Aufl. - Jena-Gustav Becher - (1929) - 1931 - Band I - p.397.

29) Beyerinck - On the Formation of Indigo from Woad - Nature - LXI - (1899) - (1900) - pp. 71,331 ook J.R. Horticultural Soc. XXVI - (1901) - (1902) p. 40.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 131: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

139

wouw, zemelen, meekrap, kalk en heet water. Hij hield het vat bedekt en roerdevan tijd tot tijd zorgvuldig door. Een streng wol gedurende een uur in de vloeistofgedoopt werd aan de lucht blauw30).De bladeren mochten niet bij nat weder verzameld worden, omdat vocht het

fermentatie proces bespoedigde. In Duitschland werden de bladeren gewasschenen daarna in de zon gedroogd. Zoo is het plein genaamd de ‘Anger’ te Erfurt vroegerde ‘Waidanger’ waarschijnlijk voor dit doel gebruikt31). Vervolgens werden de bladerenin molens met paardentractie gekneusd, daarna werd de brij tot ballensamengekneusd en op droogrekken gedroogd. De ballen hadden 15 cM. diameter.De droge ballen werden nu opnieuw in den molen fijngemalen en daarna in eenlaag van twee tot drie voet dik in de fermenteerschuur opgeborgen.Men liet nu gedurende 9 weken fermenteeren. De massa werd afwisselend met

water besprenkeld en omgewerkt. In Duitschland bevochtigde men wel met urinevan sterke wijndrinkers. In het begin was het proces zeer heftig. De massa werdheet, stoomde en stiet onaangename geuren uit. Queen Elisabeth kon dezeammoniakale lucht zoo slecht verdragen dat ze een proclamatie uitvaardigde, waarinze verzocht bij haren doortocht door het land niet uit de steden gedreven te wordendoor de ‘oade’ die de lucht in hunne nabijheid te zeer bedierf32). In 1492 werden 3personen beboet omdat ze de rivier tusschen Dunster en Dunster Hanger haddenbedorven met ‘le wode-water’. Er werd een verordening gemaakt: ‘That no dyershall henceforth put or throw’ le wode-water’ in the lord's stream before eight o'clockat night, under pain of 40 d'ever, time’33). De fermentatie temperatuur mocht 125oF. niet te boven gaan en de massa moest degelijk gekruimeld worden. Was detemperatuur te laag geweest, dan was de weede ‘vermolmd’ (Eng. fosy). Was zete hoog geweest, dan was het product ‘zwaar’ (Eng. heavy). Gewreven tusschenvinger en duim moest ze fijne draden geven. Was dit proces afgeloopen dan werdhet product gedroogd en

30) J.B. Hurry - The Woadplant and its dye - lc. - p. 44.31) Item - page 14.32) R.H. Fawney & E. Power - Tudor Economic Documents - (1924) - II - p. 290.33) H.C. Maxwell - Lyte - A History of Dunster - (1909) - I - p. 298 - Victoria History of Hampshire

- p. 483.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 132: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

140

gezeefd en daarna in vaten, soms in manden, verpakt in den handel gebracht.Het volgende recept gegeven door Hearne in zijn inleiding tot de History of Adam

de Domerham, 1727 - p. 87 geeft nog eens het geschilderde verloop weer.‘In the mounthe of Marche take thy sede, and sowe hit in goude londe wel y rakyd,

and clene, and wan (when) hit ys grond VIII ynchys longe, than rype hit, and gryndhit smal and make balle hereof, as moche as a verthyng love, and lete ham dry apon an hurdel in the sonne, and than grynd ham a zen smale in to poudyr, and thansyfte hit thorwe a smale ryddyrue, and the grete there of grynde hit a zen, and syfthyt a zen as ze dyde a fore, and than ley al thy poudyr a pon a fayre pavyd flore abrode halfote thyke, and thare pon cast water, and turne and wende hitt with ashovyl, tyl hit be nothyr (neither) wete, nothyr dry, bote by twixt to, and than ley hitup to an hype, as ye wold malt, tyl hit take hete, as hote as ye may suffyr yourehand thare in. And than ley hit a brode, and lete the heyre (air) passe away thereof, and than ley hit to gedyr a gen to an hype, tyl hit be as hote as hit was, and thanevery day do in the same wyse, tyl hit wol take no more hete, and than hit most beled a brode a gen apon a fayre pavyd flore, and dry hit with turnyng with a shovylevery day, tylle hit be dry and than hit ys ful made to go to the hodefade (woad vat),and to dey goude Bluwe34).Wanneer men de eenjarige plant door den winter heen hield, dan werd ze in het

tweede jaar zaaddragend. In Duitschland werden de bladeren van dergelijke plantenin het voorjaar geplukt en leverden dan zoogenaamde ‘Kompswaid’ van zeerminderwaardige kwaliteit35).Het fermentatieproces was in Duitschland aan de boeren verboden. Om in Erfurt

dit voorrecht te hebben moest de weedehandelaar een vermogen van 1000 guldenhebben en hiervan belasting betalen. Ook moest hij ‘des Rates Laube und Zeddeln’die slechts door den raad der stad verleend werden, kunnen bewijzen36).

34) J. Collinson - History of Somerset - (1791) - II - p. 400.35) Schreber - Historische, physische und ökonomische Beschreibung des Waides - pag.

52-57-76-77.36) P. Zschiesche - Der Erfurter Waidbau und Waidhandel - Beilagen - pag. 53-54.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 133: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

141

De eerste Erfurter oorkonde die den weedehandel regelt dateert uit het jaar 1351.De weedekuip bevatte in de middeleeuwen een oplossing van weede waaraan

werd toegevoegd een bijtsmiddel, gewoonlijk aluin en verder potasch. Ze werdgedurende drie uur op hooge temperatuur gehouden. Veelal werden meekrap enzemelen toegevoegd. Het rood van de krap gaf een mooie nuance aan het blauwen de zemelen hadden een gunstigen invloed op het reductieproces. Wanneer men500 gram weede met 4 liter kokend water overgiet en dan gedurende 10 tot 12 uurbij 40o-60o C. of 100o-140o F. toegedekt laat staan, vormen zich gasbellen die naarde oppervlakte stijgen. Nu moet men 6 tot 7 gram gebluschte kalk toevoegen endoorroeren. Men bemerkt nu een ammoniaklucht. Men kan nu hiermede wol verven.Aan de lucht wordt ze blauw. Na eenige uren wordt de gasontwikkeling minder.Voegt men echter een gram zemelen toe, dan begint de reductie weer opnieuw.Zoo kan de verfkuip verschillende dagen worden gebruikt. De lichtblauwe stoffenhadden steeds een groenachtigen tint. Dit werd nu door toevoeging van meekrapverholpen.Evenals bij de indigobereiding ontstaat tengevolge van de gasontwikkeling schuim

aan de oppervlakte van de vloeistof. Dit werd afgeschept en gedroogd. Het werdgenoemd de ‘bloem’ van weede. Soms werd het ook ‘indigo’ genaamd. Het werdgebruikt door schilders en sierkunstenaars o.a. om miniaturen in misboeken teteekenen37). T Bouck vāWondre spreekt ook van ‘floreyne’, pag. 24 en 27. Hiermedeis wellicht het bovenstaande schuim bedoeld. De weede wordt heden ten dage nogin de indigokuip gebruikt om het reductieproces van de indigo door fermentatie tebewerken. De weede zelf bevat geen verfstof. Deze is vernield door de inwerkingder bacteriën. In Engeland zijn het bijv. de blauwe kleurstoffen die in de uniformenvan het leger, de vloot en de posterijen verwerkt zijn, welke in de weede-indigokuipgeverfd worden. Men heeft de weede geprobeerd te vervangen door rabarberbladen,toppen van rapen en wouw. De fermen-

37) ‘The blue scum floating on the surface, which the vats throw up when heated on the fire, ourdyers call indigo; this they dry for the use of painters’ - J. Ruellius - De Natura Stirpium -(1536) Boek II, pag. 574 - ook J. Brit. Archaeological Assoc. IX - (1903) pag. 99.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 134: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

142

tatie wordt echter regelmatiger op gang gehouden door de weede38). De moderneweede-indigokuip is als volgt samengesteld39). In een vat van 1500 liters bevindtzich water van 65o C. Hierin worden 500 kilo weede gebracht en een dag geroerd.Den volgenden dag worden bijgevoegd: 20 kilo indigopoeder, 20 kilo zemelen, 7kilo meekrap en 12 kilo gebluschte kalk. Het mengsel wordt nu twee of drie maalper dag geroerd en ieder keer 1-2 kilo gebluschte kalk toegevoegd. De temperatuurwordt ± 60o C. gehouden. Na een paar dagen krijgt de vloeistof een gele kleurtengevolge van de vorming van indigowit. Dompelt men hierin wollen stoffengedurende een tot zes uur, afhankelijk van de diepte van de kleur die men wil verven,wringt daarna de overtollige vloeistof uit tusschen walsen, dan bezorgt verder deluchtzuurstof de oxydatie tot indigoblauw. De Desmobacterium hydrogeniferum40)

veroorzaakt de vorming van melkzuur en boterzuur benevens waterstof. De kalkheeft een dubbele rol. Hij houdt de fermentatie in toom zoodat ze niet te heftig wordten bezorgt de oplosbaarheid van het indigowit dat alleen in alkalische vloeistoffenoplost. Wordt de fermentatie te traag, dan helpt toevoeging van zemelen al of nietin verband met temperatuurstijging. Wordt een dusdanig blauw geverfde stof metnatriumbichromaatoplossing gebijtst waarbij chroomhydroxyd op de vezel neerslaaten daarna met fisetine of alizarine geel opgeverfd, dan ontstaat een groene kleur.Wanneer de blauwe stof wordt gekookt in Campêchehout-oplossing en daarnagebijtst wordt met ferrosulfaat ontstaat een diep zwarte kleur. De Engelsche verversspreken van ‘woaded greens’ en ‘woaded blacks’.Hier volgen nog de structuurformules van indigo en indigowit zooals ze door het

onderzoek en de synthese op de eerste plaats van von Baeyer bevestigd zijn.

indigo

indigowit

38) Ure - Dictionary of Arts, Manufactures and Mines - (1863) - II - p. 517.39) G. Martin - industrial and Manufacturing Chemistry - 1918 I (organic) p. 555 ook Thorpe -

Dictionnary of Applied Chemistry - (1912) - II - p. 293.40) Wendelstadt & Binz - Berliner Berichte - (1906) - p. 1627.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 135: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

143

tautomere vorm.

De weede-asch die in de middeleeuwen gebruikt werd was potasch of houtasch(ruwe potasch); ze werd weede-asch genoemd ingevolge haar gebruik in deweedekuip. De urine leverde bij de gisting ammoniumcarbonaat uit urinezuur enureum. De alkalische reactie der vloeistof werd dan beheerscht door het evenwicht:

In den reeds genoemde Leidsche Papyrus wordt urine genoemd o.a. in deweedekuip41). In den tijd waarin de weede bouw beoefend werd in Europa had mengeen denkbeeld van het tekort aan anorganische stoffen die de bodem dooreeuwenlange intensieve cultuur van het gewas kreeg. Men stond er machteloostegenover. De noodzakelijke reactie hierop was dat de verbouwers minder zorg aanhet gewas gingen besteden, het gaf immers een slechte opbrengst. Verschillendesteden stelden verbodsbepalingen in voor het vervenmet indigo om de weedecultuurte helpen. De landheeren volgden hun voorbeeld42). De voor dien tijd hoogekapitalisatie der cultuur, de zware belastingen op het product, de ontdekking vannieuwe zeewegen, de politieke toestand maakten de baan voor het product uit Indiëvrij.Men kan, afgaande op de stedelijke en de regeeringsverordeningen, gerust

aannemen dat de bovengeschilderde toestand een aanvang nam in de tweede helftder 16e eeuw.Wanneer wij nu nog het gehalte aan indigo in de bladeren der Indigofera met dat

der bladeren der Isatis vergelijken is het resultaat dat uit een samenwerking van aldeze factoren moest ontstaan niet moeilijk te voorspellen.

% Indigo uit de bladeren n/RawsonPlantsoort0.76Indigofera Sumatrana (1750) in Bengalen

ingevoerd)0.92Indigofera Oligosperma (Java)

41) Paul Ruggli - Basel-Geschichte der Färberei - (1927) - pag. 269.42) F. Lauterbach - Geschichte der in Deutschland bei der Färberei angewandten Farbstoffe -

(1905) - pag. 65 e.v. Ook J.B. Hurry The Woadplant and its dye. - p. 284 e.v.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 136: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

144

0.90Indigofera Arrecta (Natal)0.40Polygonum Tinctorum (Japan, China)

0.1043)Isatis Tinctoria (in Indië geteelde planten)

De weedecultuur kon dan ook geen stand houden en geraakte geheel in verval.Hier volgt een kort relaas van den intocht van de indigo in Europa.Reeds ten tijde van Dioscorides en Plinius44) kwam deze verfstof naar Europa

maar werd uitsluitend als schildersverf gebruikt45).De groote volksverhuizing veroorzaakte een interval van enkele eeuwen. De

kruistochten brachten weer opnieuw contact tusschen het Oosten en het Westen.Zoo ontmoeten wij de indigo in 1140 in het tarief der stadswaag van Genua en in1194 in hetzelfde tarief van Bologna46). In 1288 komt hij voor in het douanetarief vanMarseille47) en in 1274 in Engeland als post in een rekening. Tegen het einde der14e eeuw kwam de indigo naar Brugge en Londen47). In het tarief der stad Comowordt de indigo in 138148) aangehaald als uitvoerartikel over de Alpen. De verversvan Breslau zouden tegen het einde der 15e eeuw met indigo geverfd hebben49).Tot hiertoe werd de verfstof aangevoerd via Bagdad over den landweg en was dusduur. Ook waren dientengevolge uit hoofde van de transportmoeilijkheden deingevoerde hoeveelheden gering. Zoo kostte een centenaar indigo te Venetië in1209 de som van 32 dukaten50). De ontdekking van den zeeweg naar Indië maakteden aanvoer van groote kwantiteiten mogelijk, terwijl de ontdekking van Amerikade ververij met Sumac, blauwhout en roodhout voorzag. Het is op dit tijdstip dat hetverval der cultuur van de Isatis een begin maakt. In 1516 vermeldt de PortugeesOdoardo Borboso de indigo

43) B. Neumann - Lehrbuch der Chemischen Technologie und Metallurgie - Leipzig (1923) - pag.940.

44) Georg. v. Geogievics l.c. - pag. 1 - Der Indigo vom praktischen und theoretischen Standpunkt- (1892).

45) Kopp - Geschichte der Chemie - IV - pag. 401 (1844).46) Schulte - Geschichte des mittelalterlichen Handels und Verkehrs zwischenWest Deutschland

und Italiën mit Ausschlusz von Venedig - I - pag. 142-143. W. Heyd - Histoire du Commercedu Levant au Moyen age - Leipzig (1923) - pag. 599.

47) F. Lauterbach l.c. - pag. 64.47) F. Lauterbach l.c. - pag. 64.48) Schulte - l.c. pag. 707.49) Hildebrand - Jahrbücher für N. und Statistik - Heft IV - pag. 210.50) Stieda - Hanseatisch Venetianer Handel - pag. 98.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 137: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

145

onder de handelswaren van Calcutta, Corsali dezelfde verfstof als afkomstig vanCambodja. In 1563 kreeg Antwerpen aanvoer van indigo uit Portugal51). Dat hetverbruik snel toenam blijkt uit het feit dat in 1631 7 hollandsche schepen 580345pond indigo uit Batavia naar Europa brachten voor een waarde van 5 ton goud52).In 1633 brachten 3 hollandsche schepen voor 2.046.000 rijksdaalders naar

Europa53). In Erfurt, het centrum der weedecultuur in Thüringen, kocht de firma vonStotternheim in 1617 voor 19045 gulden indigo. Deze mocht volgens de landswettenslechts in weede handel drijven54).In 1643 zond de Koning van Portugal Pero Vaz Devora naar Engeland om de

waarde van een verfstof ‘aneel’ (Portug. anil waarvan aniline) te demonstreeren.De Engelschen noemden hem: ‘blue ynde, which cometh out of East Yndias andby repute is made of the flower and first croppe and cut on an herbe growing therewhereof woade is made, not before this tyme practiced uppon wull or clothe inEnglande’. Na explicatie slaagden eenige ververs in Londen er in om te verkrijgen‘perfite and durable colour of blue, azure, and watchette according to the nature ofgood woade’. Deze ververs verklaarden dat 40 stone ‘aneel’ evenveel verfstofbevatten als ‘50 stone of woade and gave a more oryent (brilliant) colour’55).De bereiding van de kleurstof uit de bladeren der Indigofera is reeds in Hoofdstuk

I aangegeven. Het komt neer op uittrekken met water waardoor het glucoside inoplossing gaat. Verder fermenteeren en daarna oxydeeren met lucht, waardoor deverfstof neerslaat. De op Java onder Europeesche leiding bereide indigo bevat 80%chemisch zuiver product. Die uit Bengalen en Kurpah 50-60% en de Chineeschenogminder. De verbruiker moet dus het gehalte vaststellen hetgeen door sulfoneerenen titreeren met natriumhydrosulfiet en kaliumpermanganaat gebeuren kan. In

51) Lauterbach l.c. pag. 65.52) Schreber - Waidbedenken - pag. 115.53) Beckmann - Technologie IV - pag. 518 e.v.54) P. Zschiesche - Der Erfurter Waidbau und Waidhandel - pag. 4755) Landsdowne MSS., XXIV, Art. 66, April-1577) ook J.S. Burn - History of the French, Walloon,

Dutch and other Foreign Protestant Refugees settled in England - 1846 - pag. 258.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 138: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

146

de natuurindigo vooral in de Oost-Indische indigo komt een roode verfstof het‘indigorood’ voor. Dit geeft aan de blauwgeverfde stoffen een speciale nuance. Bijlichtblauwe stoffen doet het de groenachtige tint verdwijnen. Tot hetzelfde doelbevatte de weedekuip meekrap. Schunck56) heeft de stof onderzocht en later heeftvon Baeyer57) hem synthetisch opgebouwd door reductie van isatinechloride en ookdoor condensatie van isatine met indoxyl in tegenwoordigheid van soda-oplossing.Von Baeyer sprak van ‘Indipurpurine’ en ‘Indirubine’. Schunck en Marchlewski58)beweren nu dat beide stoffen identiek zijn en dat ze formule I hebben omdat ze nietin alkaliën oplossen en niet geacetyleerd kunnen worden.

III

De Nederlandsche chemici hebben hier zeer verdienstelijk werk geleverd met hunonderzoek omtrent het enzyme in de bladeren der Indigofera. Beijerinck59)extraheerde de fijngemalen bladeren met alcohol-water mengsels in afdalendesterkte, te beginnen bij 96%. Hij hield een wit poeder over, dat het enzym nogbevatte. Dit was onoplosbaar in water, zeer weinig in glycerine en iets beter in 10%oplossing van NaCl en CaCl2. Hij vond o.a. dat ammoniak het enzyme doodt en datemulsine 20 keer langzamer het glucoside splitst dan het Indigofera enzyme zelfdat doet. Hazewinkel60) kwam in 1898 onafhankelijk van Beijerinck tot hetzelfderesultaat. Hij vond ook dat uittrekken bij 100o C of met een sublimaatoplossing hetenzyme doet afsterven. Hierop berust de door hem ingevoerde bereiding te Klatenop Java. Van Romburgh61) wees op het onoplosbare karakter van het enzyme enop de fermentatie met emulsine. Ter Meulen62) schrijft: ‘L'enzyme de l'indigo estinsoluble dans l'eau’. Thomas, Per-

56) Phil. Mag. (4) - 10-73; 14-288; 15-29; 17-283.57) Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 12-459 (1879).58) Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 28-539 (1895).59) Versl. Kon. Ak. v. Kunsten & Wetenschappen. - 1899 - I - 120.60) Versl. Kon. Ak. v. Kunsten en Wetenschappen - 1900 - II - 513.61) Item 1899 - II - 344.62) Rec. d. Trav. Chim. des Pays-Bas - 1905 - 24-444.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 139: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

147

kin en Bloxam63) vonden in overeenstemming met Beijerinck dat de zuurgraad derfermentatie vloeistof een groote rol bij de opbrengst speelt. Sporen van zwavelzuurgedurende de fermentatie en een verdere hoeveelheid na afloop om de occlusievan de verfstof door het ferment te verhinderen deden de opbrengst tot 99.5%stijgen, berekend naar de theoretisch mogelijke opbrengst. Wordt nu dit indigowittot indigo geoxydeerd dan gaat de opbrengst terug tot 88%. In tegenwoordigheidvan de calcium hydroxyde en ammonia is de opbrengst beter zooals besprokendoor Beijerinck en Rawson64). Er is echter nog een andere belangrijke invloed, diedoor isatine wordt uitgeoefend. Deze stof bevordert namelijk de vorming vanindigorood gedurende de oxydatie. Nu is gebleken, dat juist calciumhydroxyde enammonia de vorming van isatine bevorderen. De Java indigo bevat beduidendehoeveelheden indigorood en wordt daarom in sommige ververijen nog wel gebruikt65).De natuurkleurstof wordt echter geheel op den achtergrond gedrongen door desynthetische kleurstof. Deze kan thans in een zeer hoogen graad van zuiverheidgemaakt worden.Hier volgt een verkort schema van het verloop der pogingen om tot een technisch

bruikbare synthese te geraken. 1882: v. Baeijer en Drewsen66) bereiden indigo uito-nitrobenzaldehyde en aceton.

o-nitrobenzaldehyde + aceton o-nitrophenyl-melkzuur, methyl-keton.

Door smelten met alkali heeft de volgende reactie plaats:

63) Perkin & Everest - The natural organic colouring Matters p. 489.64) The natural organic colouring Matters - 490.65) A.G. Perkin - Chem. Soc. Proceedings - 1907 - 23-30.66) v. Baeyer & Drewsen - Ber. der deutsch. Chem. Ges. - 15-2856 (1882) 16-2205 (1883).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 140: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

148

1883: v. Baeijer67) stelt de juiste structuurformule op.1882: Indigo-synthese uit ω-broom-o-nitro-acetophenon door reductie68)

1890: synthese uit broom acetanilide door smelten met kali-Flimm69).

1890: synthese van Heumann70), van Lederer71), van Biedermann en Lepetit72).Anilido azijnzuur (Phenylglycocoll) geeft bij smelten met kali Pseudo indoxyl.

phenylglycocollpseudo indoxyl

Dit laatste gaat gemakkelijk in indigo over.Heumann70) vond kort daarna dat phenyl glycine-orthocarbonzuur door smelten

met kali een ringsluiting geeft.Aanvankelijk waren de genoemde werkwijzen te duur. Nu had echter Sapper,

een chemicus der Badische Anilin und Sodafabrik te Ludwigshafen, een methodegevonden om phtaalzuur te bereiden uit naphtaline door oxydatie met hoogprocentigzwavelzuur in tegenwoordigheid van HgSO4 bij 300

oC72).Uit phtaalzuur vormt zich gemakkelijk door sublimatie het phtaalzuuranhydride

en hieruit het phtaalimide door inwerking van ammoniak.

67) Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 16-2204 (1883).68) Gevekoht - Ann. Chemie - 221-330 - D.R.P. 23785 - v. Baeyer & Blöm - Berichte d. deutsch.

Chem. Ges. 17-963 (1884).69) Flimm - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 23-57 (1890).70) Item 23-3043 (1890).71) Journ. für prakt. Chem. - 42-383-565; 43-303.72) Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 23-3289 (1890).70) Item 23-3043 (1890).72) Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 23-3289 (1890).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 141: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

149

O-phtaalzuurO.phtalz.anh.phtaalimide

Dit phtaalimide geeft in waterige oplossing met chloor en natriumhydroxydeanthranilzuur. Dit zuur geeft met monochloorazijnzuur het begeerdephenyl-orthoglycinecarbonzuur. Door smeltenmet natriumhydroxyd in vacuo ontstaatvia indoxylzuur indigo en mierenzuur natrium.Het mierenzuur is een bijproduct dezer industrie geworden.

In 1900 vond Pfleger, een chemicus der Deutsche Goldund Silberscheideanstalt,dat natriumamide de opbrengst verhoogde wanneer het in plaats van smeltendekali werd gebruikt. De Höchster Farbwerke vorm. Meister Lucius & Brüning hebbennu de volgende methode in gebruik.Uit benzol wordt via nitrobenzol het aniline en daaruit met monochloorazijnzuur

het phenylglycocoll gemaakt. Door smelten met natriumamide en daarop volgendeoxydatie ontstaat indigo. Dit is het procédé van Heumann uit 1890 in verbeterdeopbrengst. Bovenstaande 2 procédés doen het natuurproduct in het gedrang geraken.Het door Sandmeyer gevonden procédé is voor de bereiding van indigoblauw teduur. Voor de bereiding van isatine en thioisatine wordt het wel aangewend.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 142: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

150

2. Meekrap.

De plànt, die deze verfstof levert, is de Rubia tinctorum. L. Ze behoort tot deRubiaceae73). Ze wordt reeds in den Papyrus Holmiensis genoemd. InMiddeleeuwsche oorkonden vindt men de benamingen: varantia, meeden, meden,rode of röte. De plant groeit het best in matig vette klei74). Het eerst komt deze plantvoor in het Capitulare de villis van Karel den Groote75). In de 13e eeuw moest inDuitschland een tiende van de productie als belasting ingeleverd worden76). Alscultuurcentra kunnen wij noemen: Smyrna, Cyprus; de streek van Avignon, de Elzasin Frankrijk; de provincie Zeeland en de streek van Maastricht in de Nederlanden;de streek van Breslau en Neu-Eberswalde in Pruisen; de Beiersche Rijnprovincieen Brunswijk in het overige Duitschland77). In het Oosten heet de krap lizari of alizari,vandaar den naam alizarine.Een douanetarief van gravin Margaretha van Vlaanderen uit het jaar 125278)

vermeldt de krap: ‘Scuta de varancia 2 Pfennig, astum navis varancia 2 Pfenn.’ Dittarief was van toepassing op de goederen van Duitsche kooplieden.In 135279) gaf de stad Brunswijk een verordening op krap uit. De cultuur werd

ingeperkt; iedere landbouwer mocht slechts 1/3 van zijn akker met krap bebouwenop boete van 4 Mark geldstraf per morgen en verbeurdverklaring van het gewas.Verder moesten de verbouwers zweren den oogst ‘vor dem Stad gherichte’ tewasschen alvorens tot het drogen over te gaan.Het drogen en malen der wortels moest geschieden door betrouwbare personen.

De krap uit het district Brunswijk schijnt van zeer goede kwaliteit te zijn geweest.Dit blijkt uit een correspondentie uit het jaar 1385 tusschen Brunswijk en Lublin80)

in Polen. Silezië schijnt zeer vroegtijdig overpro-

73) Wehmer - Die Pflanzenstoffe - II deel - p. 1179 (1931).74) Berthollet, Handbuch der Färbekunst vertaald door I.F.A. Göttling - II Teil - pag. 111 - Jena

1792.75) Capitulare de Villis C 43.76) Karl von Scherzer - Das Wirtschaftliche Leben der Völker - Leipzig (1885) - pag. 256.77) Technologisch Woordenboek K. Karmarsch en F. Heeren - pag. 1154.78) Hanseatisches Urkunden Buch I - p. 432.79) Braunschweigisches Urkunden Buch §§ 103-104-105-106.80) Hanseatisches Urkundenbuch IV - p. 845.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 143: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

151

ductie gehad te hebben. Een verordening van Schweidnitz uit het jaar 133581) verbiedtden invoer. Men mag, zoo heet het daar, geen krap koopen ‘dy is herbrengen usvremdin landen’. Ook het Rijngebied had last van overproductie. In 1356 verordendede raad van Spiers82): ‘dasz ein jar ir keinre hie zu Spire keine darre noch keine mulezu roten haben soll.’In Vlaanderen werd in de 14e eeuw ook krap verbouwd maar de ververij had

zoo'n groote behoefte, dat men moest invoeren. Zoo vinden wij in 136383) in hettarief van Albrecht von Bayern, Regent van Holland: ‘Item van elker bale meedenvir pen. holl.’In 138984) komt krap voor in het tarief van Floris van Utrecht. In het Geldersche

tarief van 139985) staat: ‘Item van alker balen meeden eenen halven grooten’, en inhet tarief van Antwerpen van het jaar 140086): ‘eenen balen meeden anderthalbnuven grooten.’ In 1468 betrok Antwerpen van een hanseatisch koopman: ‘37 balenmeden’87). In een hollandsch tarief uit het jaar 1607 blijkt dat de krap hoofdzakelijkuit Breslau werd aangevoerd88). De Hansa voerde krap naar Engeland uit. Dehanseatische koopman Joris Tak vordert voor een baal krap in 146989) die inColchester weggeraakt was, 5 pond sterling vergoeding. Ten tijde van QueenElizabeth werd in Engeland krap geteeld. Toch bestond er destijds invoer vanuitHamburg90). Tegen het einde der 16e eeuw bedroeg de uitvoer over Stade:

16031602160116001598/91597/8118½ vt.87½ vt.96½ vt.26½ vt.23 vt.96 vaten

2 bln.2 bln.8 bln.13 balen

In de buurt van Zierikzee op Schouwen werden de krapwortels vermalen. In denherfst werden de 3-jarige wortels uit den grond gehaald en op stellingen gedroogd.Daarna

81) Codex Diplomaticus Silesiae VIII - pag. 18 - § 21.82) Mone: Zeitschrift f.d. Geschichte des Oberrheins - IX - pag. 186.83) Hans. Urkundenbuch IV - p. 82 - Hanseatische Geschichteblätter 1877-1879 II pag. 49 & 51.84) Item pag. 980 - II.85) Item V pag. 388.86) Item V pag. 445.87) Hans. Urkundenbuch IX - pag. 426, 453.88) Der Reichtum von Holland II - pag. 54 e.v.89) Hans. Urkunden Buch VII - pag. 9, 541.90) Ehrenberg, Hamburg und Engeland im Zeitalter der Königin Elisabeth - Jena (1896) pag.

3-9-267-297-347.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 144: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

152

werd door zeven en schudden de aanhangende aarde verwijderd. Door een geschiktmaalproces werd nu eerst de schil gekneusd en afgezeefd. Dit leverde de mul of‘korte’. Deze mindere soort diende voor bruinverven en minder zuivere kleurtinten.Een tweede kneuzing al of niet voorafgegaan door een droging leverde de beteresoort of de ‘beroofde’ krap. Werd dadelijk alles in een bewerking fijngemalen, dansprak men van ‘onberoofde’ krap. In den Elzas met de centra Colmar Straatsburg,Bischweiler en Hagenau paste men een methode toe die in principe hiermedeovereenstemt. Men produceerde: garance non robée, garance robée, garancegrappée. De garance robée was de beste soort. De eerste was afkomstig van deschillen en de laatste werd bereid uit de wortelresten die bij de bereiding der garancerobée op de zeef beleven91). De Teinturier parfait geeft een voor dien tijd volledigoverzicht van de cultuur en verwerking der wortels92).De eerste poging om het glucoside uit de krap te isoleeren is gedaan door

Schunck93). Het gelukte echter pas volledig aan Rouhleder94) in 1851. Liebermannen Bergami95) bevestigden dit en kregen een stof met een smp. 258o-260o. Het‘rubiaan’ van Schunck en het ‘ruberythrinezuur’ van Rochleder bleken identiek tezijn.Graebe en Liebermann96) stelden vast dat het glucoside als volgt splitst:

C26H28O14+2H2O→C14H8O4+2C6H12O6

Er bestaat een octacetylderivaat van ruberythrinezuur. Men zou dus de volgendestructuur kunnen aannemen:

Het glucoside reageert echter zuur in waterige oplossing. Vandaar zijn naam.Daarom hebben Liebermann en Bergami

91) Techn. Woordenboek - K. Karmarsch en F. Heeren - pag. 1155.92) Teinturier parfait CCLXXXIX-CCXCVIII - (1708).93) Schunck - Ann. Chem. Pharm. - 66-176.94) Rochleder - ibid. - 80-124.95) Liebermann & Bergami - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 20-2241 (1887).96) Graebe & Liebermann - Ann. Chem. Pharm. Suppl. - 7-296.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 145: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

153

de formule

voorgesteld. De suiker is dan een biose.Schunck en Marchlewski97) kwamen tot een heptabenzoylderivaat. Ze vonden

nog een tweede glucoside dat ze ‘rubiadine glucoside noemden98). Het splitst doorzwavelzuur en zoutzuur als volgt:

C21H20O9+H2O→C15H10O4+C6H12O6

Ze slaagden erin een pentacetylderivaat met smp. 237o te isoleeren. Ze steldende volgende structuurformule voor:

Er kan dus met zekerheid beweerd worden dat de krapwortel minstens tweeglucosiden bevat, n.m.: het ruberythinezuur en het rubiadineglucoside.Alizarine 1-2-Dioxy anthrachinon.De structuurformule dezer stof is derhalve:

De stof werd door Robiquet en Colin99) in 1826 in de krapwortel uit den Levantontdekt. Graebe en Liebermann hebben de stof in 1869100) synthetisch gemaakt. Dehedendaagsche techniek oxydeert anthraceen met natriumchromaat en zwavelzuurtot anthrachinon. Het chroomzwavelzuur mengsel wordt electrolytisch geregenereerd.Door oplossen in sterk zwavelzuur s.g. 1.84 met 96% H2SO4 bij

97) Schunck & Marchlewski - Journ. Chem. Soc. - 63-1180.98) Schunck & Marchlewski - 63-969-1137.99) Robiquet & Colin - Ann. chim. phys. - 34-225.100) Graebe & Liebermann - Ann. Chem. Pharm. Suppl. 7-300; Ber. d. deutsch. chem. Ges. -

2-14-332-505 (1869) 3-359 (1870).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 146: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

154

105-110o en verder kristallisatie door afkoelen en uitgieten in water wordt het ruweproduct gezuiverd. Sulfoneeren met rookend zwavelzuur - 15% SO3 - bij 150

o Clevert anthrachinon - β - sulfonzuur smelten met kali levert alizarine.

Anthrachinon - β - Sulfonzuur

Uit de krapwortel kan men de stof het beste met aluinoplossing extraheeren -Runge102).Purpurine 1-2-4-trioxyanthrachinon. Deze stof werd door Robiquet en Colin101) in

de krapwortel aangetoond in 1828. Runge102) en Debus103) isoleerden de stof inzuiveren toestand. Strecker104) stelde de structuurformule vast. De Lalande105)

bereidde het synthetisch. De techniek oxydeert droog alizarine met bruinsteen enzwavelzuur. De structuurformule is als volgt:

1-2-4-trioxy Anthrachinon

Onder de benamingen: purpuroxanthine, xanthopurpurine vindt men het isomeervan alizarine het 1-3-dioxy-anthrachinon in de litteratuur. Schützenberger enSchiffert106) isoleerden het uit de krapwortel. De stof heeft een smeltpunt van 263o;lost gemakkelijk op in benzol en alcohol en is zooals de naam aangeeft geel. HetGrieksche Xanthos = geel. Alizarine is rood en purpurine is purperkleurig. Wordtpurpurine met

102) Runge - Journ. f. prakt. Chemie - 5-363. Verhandlungen des Vereins zur Beförderung desGewerbefleiszes in Preuszen 1835.

101) H. Rupe - Die Chemie der natürlichen Farbstoffe - 213.102) Runge - Journ. f. prakt. Chemie - 5-363. Verhandlungen des Vereins zur Beförderung des

Gewerbefleiszes in Preuszen 1835.103) Debus - Ann. Chem. Pharm. - 56-351.104) Strecker - Ann. Chem. Pharm. - 75-20.105) De Lalande - Jahresber. - 1874-486.106) Schützenberger en Schiffert - Bull. Soc. chim. - 4-12.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 147: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

155

joodfosfer en water of met alkalische tinchloruur oplossing gereduceerd, dan ontstaatonder reductie van een OH groep op de peri plaats het xantho-purpurine. -Liebermann107) heeft deze methode uitgewerkt. Rosenstiehl108) heeft door koken metkalioplossing aan de lucht het xanthopurpurine in purpurine omgezet, Noah109) heeftde stof synthetisch gemaakt door condensatie van benzoëzuur met3-5-dioxybenzoëzuur met behulp van zwavelzuur als wateronttrekkend middel.

Stenhouse110) vond in de wortels der Rubia munjista het glucoside ‘munjistine’. Hieruitwerd het purpur-oxanthine-carbonzuur geïsoleerd. Rosenstiehl111) zette deze stofdoor koken met alkali aan de lucht om in purpuroxanthine of xanthopurpurine. Deplaats der COOH-groep is tot dusver nog niet bepaald. De radicaalformule vanmunjistine is:

C14H5(OH)2O2COOH.

Perkin en Hummel112) hebben deze stof ook gevonden in de Rubia sikkimensisbenevens purpuroxanthine.

Wanneer het rubiadineglucoside in geconcentreerd zwavelzuur wordt opgelost nadrie uur staan met water verdund en daarna twee uur op 100oC verhit wordt,kristalliseert het rubiadine uit113). Het zijn gele naalden die bij 290oC smelten. Dooroxydatie met chroomzuur-zwavelzuurmengsel ontstaat phtaalzuur. Dus staat demethylgroep in de kern waarin ook de beide hydroxylgroepen staan. Doorcondensatie van benzoëzuur met dioxyparatoluylzuur ontstaat een product dat nietidentiek met het natuurproduct is. Wij krijgen derhalve de

107) Liebermann - Ann. Chem. Pharm. - 183-214.108) Rosenstiehl - Ann. Chim. Phys. [5] - 18-224.109) Noah - Ann. chem. Pharm. 241-266.110) Stenhouse - Ann. chem. Pharm. - 130-325.111) Rosenstiehl - Compt. rend. - 84-559.112) Perkin & Hummel - Journ. chem. Soc. - 63-1157.113) Schunck & Marchlewski - Journ. chem. soc. - 63-1137-969-65-182.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 148: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

156

volgende structuurformules:

munjistine natuurproductiso-munjistine kunstproduct

Na 1870 is, toen men de constitutie dezer verfstoffen kende, de technischebereiding steeds verder gegaan. Het natuurproduct is geheel verdrongen. Menbereidt tegenwoordig ook anthrachinonderivaten die nog niet in de natuur gevondenwerden. Voorbeelden zijn: 1-2-6-trioxyanthrachinon-flavopurpurine-roodgeel;1-2-7-trioxyanthrachinon-anthrapurpurine-roodblauw. Van de tot nu toe gevormdeverfstoffen, zijn de lakken - dit zijn de onoplosbare metaalverbindingen - als volgtgekleurd: tinlak-oranje; aluminiumlak-rood-oranje; chroomlak-bordeauxrood;ijzerlak-violet.Verder zijn nog in den handel:

1-2-dioxy -3-nitro anthrachinon-alizarine oranje,1-2-3 trioxy-anthrachinon-alizarinebruin,amido-alizarine-alizarinegranaat,anthrachinoline-alizarineblauw.

Wanneer men met alizarine-oranje een synthese van Skraup uitvoert krijgt men hetalizarine blauw. Van deze laatste verfstoffen past men uitsluitend de chroomlakkentoe114).

114) Eijdmann - Chem. Technologie - p. 384 e.v. (1906).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 149: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

157

3. Wouw - luteoline.

De gele verfstof luteoline wordt geleverd door de Reseda luteola, Zooals in HoofdstukI aangehaald, was ze reeds aan de Romeinen bekend115). In Middel-Europa groeitde wouw in het wild. In Frankrijk, Engeland en Duitschland werd ze voor de ververijgeteeld. De planten werden in Juni uitgezaaid en in Juli of Augustus van hetdaaropvolgende jaar geoogst. De planten werden uitgetrokken of afgesneden enin de zon gedroogd. De verfstof is aanwezig in de geheele plant en bij voorkeur inde bovenste spruiten. Het verfbad was een afkooksel van de plant. Chevreul116),Moldenhauer117). Schützenberger en Paraf118), Hlasiwetz119) hebbenmet weinig succesaan de isoleering van de verfstof gewerkt, Perkin120) en Herzig121) zijn er in geslaagdhet luteoline te isoleeren. Ze trokken 't technische wouw-extract met verdund kokendzoutzuur uit, lieten na filtratie bekoelen. Het afgescheiden ruwe product werdafgefiltreerd en gewasschen. Daarna werd het in aether opgenomen. Deze oplossingwerd met verdunde loog uitgeschud. Door aanzuren van de loog wordt de verfstofneergeslagen en wordt daarna uit alcohol omgekristalliseerd. Luteoline kristalliseertin gele naalden met smp. 320o. Ze bevatten twee moleculen kristalwater waarvanze één boven zwavelzuur verliezen en het tweede bij 150o. Een gew. deel verfstoflost op in: 14000 gew, dln, koud water; 5000 gew, dln, kokend water; 37 gew, dln,kouden alcohol. De analyse gaf als uitkomst de empirische formule C15 H10 O6. Bijbehandeling met zuuranhydriden worden 4 H-atomen door zuurresten vervangen.Luteoline bevat dus 4 hydroxylgroepen. Rochleder122) heeft het eerst de kalismelttoegepast en vond protocatechuzuur en phloroglucine tusschen desplitsingsproducten. Dit is door Perkin en Herzig123) bevestigd bij hun

115) Plinius - Historia naturalis - BK 33 - p. 87-91.116) Chevreul - Journ. chem. med. Vol. VI - p. 157.117) Moldenhauer - Ann. Chem. Pharm. - 100-180.118) Schützenberger & Paraf - Bull. soc. chim. de Paris 1 (1861) pag. 18; Journal für prakt. Chem.

[1] - 83-368.119) Hlasiwetz - Ann. Chem. Pharm. - 112-107.120) Perkin - Journ. chem. soc. (1896) - 69-206, 799.121) Herzig - Monatsh. f. chem. - 17-421; Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 29-1023 (1896) 30-656

(1897).122) Zeitsch. f. chem. (1886) pag. 602 - Rochleder.123) Herzig - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 29-1013 (1896).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 150: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

158

onderzoek. Uit een en ander volgt dat luteoline is 1-3-31-41-tetra-oxy-flavon waaraande volgende structuurformule moet worden toegekend:

Op gebijtste wol krijgt men de volgende kleuren aluinbijts: geel; chroombijts;bruingeel; tinbijts; lichtgeel; ijzerbijts; donker bruin olijfkleurig.

4. Fisethout - fisetine.

Dit hout is afkomstig van den Rhus cotinus-looiersboom - sumak of smak. Hij groeitin geheel Zuid-Europa in het wild. Ook Jamaica en de Levant levert dit hout.Chevreul124), Preiszer125), Bolley126) kwamen bij hun onderzoek niet tot

gekristalliseerde stoffen met constant smeltpunt. Ze hielden fisetine identiek metquercetine. In 1872 kreeg Koch127) bij de analyse van fisetine getallen waaruit hijbesloot dat fisetine het aldehyde van quercetine was.In 1886 kwam Schmid128) tot een bevredigend resultaat. Hij extraheerde een

technisch extract met kokenden alcohol waaraan eenig azijnzuur was toegevoegd.Na filtratie en afdestilleeren van een gedeelte van den alcohol worden de looizurenmet loodacetaat neergeslagen en afgefiltreerd. De oplossing wordt met H2Sbehandeld, het PbS afgefiltreerd en het filtraat op de helft ingedampt in wateruitgegoten. De verfstof scheidt zich hierbij af. Hij wordt afgefiltreerd, bij 100o Cgedroogd en eenige keeren uit een mengsel half alcohol half

124) Chevreul - Leçons de chimie appliqués à la teinture A II - p. 150.125) Preiszer - Journ. de pharm. et de chim. 3 Serie.126) Bolley - Schweiz. polyt. Zeitschr. - (1864) - 9-22.127) Koch - Ber. der deutsch. chem. Ges. - 5-285 (1872).128) I. Schmid - Ber. der deutsch. chem. Ges. - 19-1734 (1886).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 151: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

159

water omgekristalliseerd. Het zijn citroengele naaldjes. Uit verdund azijnzuurkristalliseert het in matgele prisma's met 6 mol. kristalwater. Zij verliezen ditkristalwater bij 110o C.Bij fisetine konden alle hydroxylgroepen even gemakkelijk gealkyleerd als

geacetyleerd worden. Hieruit besloot Herzig129) dat er geen OH-groep met eencarbonylgroep in ortho-stand in de pyronkern staat. (Regel van v. Kostanecki enDreher).Herzig kookte tetra aethyl fisetine met alkoholische kali en kreeg als

splitsingsproducten a/diaethylprotocatechuzuur

b/aethylfisetol. De scheiding was eenvoudig want het aethylfisetol werd uit eenalkalische oplossing door koolzuur geprecepiteerd.Het fisetine kon hij methyleeren en aethyleeren.Aethylfisetol smp. 42o-44o.Methylfisetol smp. 66o-68o.De splitsing van fisetine kan nu als volgt voorgesteld worden:

C15H10O6+9H2O → C7H6O4+C8H8O4

Men kon nu door inwerking van alkoholische kali op fisetine tot triaethylfisetolkomen. De analyse leidde tot de formule C8H8O(OC2H5)3 Het 4e O-atoom stonddus waarschijnlijk in een carbonyl- of aldehydgroep130). Inderdaad vond menmethylfisetolhydrazon smp. 55o-57o; aethylfisetoloxime smp. 105o-107o. Het fisetolkon dus de structuur hebben van een der volgende formules:

III

129) Herzig - Monatsh. f. Chem. - 12-178, 177 (1891).130) Herzig - Monatsh. f. Chem. - 12-190: 14-39 (1891).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 152: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

160

Oxydatie van aethylfisetol met alkalische kaliumpermangaat-oplossing bijkamertemperatuur leverde twee oxydatieproducten:1 monoaethylresorcylglyoxylzuur smp. 65o-68o;2 monoaethylresorcylzuur smp. 152o-154o.

Het monoaethylresorcylglyoxylzuur leverde een diaethylverbinding smp. 128o-130o

en een oxime smp. 150o. De titratie gaf in verband met de analyse derdiaethylverbinding C12H14O5 de aanwezigheid van een COOH-groep per molecule.De structuur der verbinding volgt dus uit de volgende formule:

Voor het monoaethylresorcylzuur kan dus de formule:

De stand der COOH groep was nog onzeker. Von Kostanecki131) bereidde hetzuur door oxydatie van mono aethyl-1,3-resacetophenon en ook door aethyleerenvan β-resorcylzuur.

Het fisetol en diaethylfisetol hebben dus de volgende formules:

131) v. Kostanecki - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 28-2305 (1895).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 153: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

161

Wanneer wij nu aan fisetine de volgende formule toekennen:

dan volgt voor de splitsing van tetra aethyl fisetine onder opname van 2 moleculenwater:

diaethylfisetoldiaethylprotocatechuzuur

Hiermede is de structuur van het a-glucon bewezen132), voor zoover het de verfstofbetreft. Er komt in het a-glucon echter tevens looizuur voor. Het glucoside bestaatderhalve uit de combinatie: fisetine + looizuur + suiker verminderdmet het uitgetredenwater.Schmid133) heeft het glucoside-fustine tannide - geïsoleerd smp. 200o. Door

oplossing in ijsazijn en daarna verdunnen met water scheidt zich het glucoside afsmp. 218o-219o. Dit glucoside heeft men den naam fustine gegeven. De suiker inhet glucoside aanwezig is niet gekristalliseerd verkregen. In de wolververij geeftdeze verfstof met: chroombijts: roodbruin; met aluinbijts: geel; met tinbijts: oranjerood.De verfstof is zeer weinig tegen licht bestand en is daarom geheel verlaten.

132) Herzig - Monatsh. f. Chem. - 15-688; v. Kostanecki - Ber. d. deutsch. chem. Ges. - 28-2302(1895).

133) F.W. Hinrichsen - Die Untersuchung der Eisengallustinten (1909) pag. 10.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 154: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

162

5. Zwartververij.

De zwartververij in de middeleeuwen kan men het best vergelijken met demiddeleeuwsche bereiding van inkt. Ongeveer 200 v. Chr. beschrijft Philo vanByzantium een geheimschrift als volgt:‘Men schreef met een oplossing van galappels, liet de kleurlooze vloeistof

opdrogen en bevochtigde later de beschreven plaats met de oplossing van eenijzerhoudend koperzout. Het schrift kwam dan zwart te voorschijn’133).In de 15e eeuw vindt men voorschriften voor de bereiding van inkt in de archieven

der kloosters, in de 16e eeuw zijn het de Italiaanschemedici (artsen) die ons receptenhebben nagelaten.De middeleeuwsche inktsoorten bevatten het onoplosbare basische galluszure

ferrioxyd in suspensie. Als beschuttend colloïd werd Gummi arabicum en ook in deververij zetmeel als roggemeel of tarwemeel aan het verfbad toegevoegd. Desamenstelling der galappels van Aleppo was als volgt:Vochtgehalte 12%; onoplosbaar in kokend water 19.2%; tannine 58.6%; oplosbaar

in kokend water 10.2%. De Chineesche en Japansche galappels bevatten van 54.5tot 77% tannine134).Ook elzenbast, de schors van Alnus glutinosa werd gebruikt. Deze is rijk aan

looistof135). De aldus bereide oplossingen zijn sterk aan verschimmelen onderhevig.Is dit eenmaal gebeurd, dan heeft zich het galluszure ferrizout gevormd dat nietverder verschimmelt.Soms werd azijnzuur aan het verfbad toegevoegd. Men had klaarblijkelijk de

vorming van ferriacetaat op het oog en een daaropvolgende hydrolyse inferrihydroxyde en azijnzuur.Wat nu de structuur van het di-depside betreft volge hier een kort overzicht.Schiff136) bereidde uit galluszuur door verhittenmet POCl3 het digalluszuur, waaraan

hij de volgende structuur toekent:

133) F.W. Hinrichsen - Die Untersuchung der Eisengallustinten (1909) pag. 10.134) F.W. Hinrichsen - die Untersuchung der Eisengallustinten pag. 21.135) Wehmer - Die Pflanzenstoffe 1911 - 145; Stenhouse - London Edinb. and Dublin phil. Magaz.

1843 Nr. 331; Czapek - Biochemie der Pflanzen 1905 - II - 584.136) Schiff - Ann. Chem. - 170 - (1873) p. 49.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 155: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

163

Decker137) besluit uit het feit dat tannine optisch actief is tot de volgende structuur:

Het C*-atoom is asymmetrisch. Tannine is dus optisch actief.Nierenstein138) komt tegen deze structuur op. Ze toont overeenkomst met de

phtaalzuurderivaten bijv.: phenolphtaleïne. Dus zou tannine gekleurde tautomerenmoeten hebben. De eigenschappen die tannine als bijtsmiddel heeft zouden er nietbij passen. Later bleek dat tannine optisch actief is, omdat het glucose bevat.Herzig en Tscherne139) verkregen door methyleeren van tanninemet diazomethaan

een mengsel van di- en trimethylgalluszuur hetgeen wijst op eenpentamethyldigalluszuur, dat in alkalisch milieu verzeept wordt. Hieruit volgt voorhet gemethyleerde didepside de formule:

Nierenstein138) slaagde er in het mengsel van penta acetyl digalluszuur te scheidenin twee componenten waaraan hij de volgende structuur-formules toekende:

137) Decker - Ber. d. deutsch. chem. Ges. 39 (1906) p. 2497 en 3784.138) Nierenstein - Chem. Zeitung - 30-1101 (1906); 31-880 Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 38-3641

(1905); 40-916 (1907); 41-77, (1907); Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 38-3641 (1905); 40-916(1907); 41-77, 3015 (1908).

139) Herzig en Tscherne - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 38-989 (1905).138) Nierenstein - Chem. Zeitung - 30-1101 (1906); 31-880 Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 38-3641

(1905); 40-916 (1907); 41-77, (1907); Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 38-3641 (1905); 40-916(1907); 41-77, 3015 (1908).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 156: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

164

Het C*-atoom in formule II is asymmetrisch.Feist140) extraheerde de galnoten met chloroform aceton en watervrijen aether en

kreeg een gekristalliseerde verbinding mol.gew. 315. Hij stelt nu voor het glucosidede volgende structuur voor.

Zuurvorm

Lactonvorm

Door latere onderzoekingen zijn de hier aangegeven formules voor tannineeenigszins gewijzigd. Men neemt een penta-digalloyl-glucose aan. - Karrer - Lehrbuchder Organ. Chemie - 3e Aufl. - pag. 539 - (1933).August Leonhardi141) stelde naar aanleiding van zijn onderzoek vast dat galluszure

ferrozouten nagenoeg kleurloos zijn, maar door de luchtzuurstof tot basischegalluszure ferrizouten geoxydeerd worden, die zwart zijn.Schlutig en Neumann142) bevestigen dat phenolen wanneer ze twee

hydroxylgroepen of een hydroxylgroep en een carboxylgroep in orthostand hebbensterk gekleurde ferrizouten geven. Bij het galluszuur zijn het de drie hydroxylgroepenin 1-2-3-stand die de sterke zwarte kleur met ferrizouten veroorzaken.Silbermann en Osorovitz143) hebben de kwestie nog eens praktisch onderzocht.

140) Autoref. Chem. Ztg. - 32-918 - (1908).141) Dingler's Polyt. Journ. - 142 - (1856) p. 141.142) Schlutig & Neumann - F.W. Hinrichsen - Die Untersuchung der Eisengallustinten l.c. - p. 25.143) Silbermann & Osorovitz, Bull. Soc. de Stiinte Bucuresti 17 - (1908) - p. 43; Konf. Ref. Chem.

Zentrallblatt - (1908) - II - p. 1024.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 157: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

165

Door schudden van galluszuuroplossing met ferrihydroxyde ontstaat het basischeferrizout.

De kleur is zwart. Doet men de proef met FeCl3, dan ontstaat hetchloor-ferri-galluszuur.

Door hydrolyse ontstaat daarna het basische zout. De kleur doorloopt de volgendetinten: violetzwart - grijszwart - diepzwart. FeSO4 zou precies hetzelfde effect metgalluszuur geven. Stelt men zich voor dat deze reactie op de wolvezel gebeurt, danheeft men de verklaring voor de middeleeuwsche zwartververij. De blauweondergrond, die men eerst met indigo opverfde, diende om de zwarte kleur dieperte maken.Liebermann en v. Kostanecki144) vonden dat slechts anthrachinonen aan

bijtsmiddelen hechten wanneer ze twee OH-groepen in orthostand ten opzichte vanelkaar hebben. Liebermann145) gaf de volgende structuur hiervoor aan.

Hinrichsen en Kedesdy146) vonden voor de samenstelling der kopertanninebeits devolgende structuur:

144) v. Kostanecki - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 20-3146 (1887) 21-3109 (1888) 22-1347 (1889);Liebermann & v. Kostanecki - Ber. d. deutsch. chem. Ges. - 18-2142 (1885).

145) Liebermann - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 26-1574 (1893).146) Hinrichsen & Kedesdy - Mittheil. des Königl. Materialprüfungsamtes - Grosz Lichterfelde - 25

- (1907) p. 43.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 158: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

166

Het onderzoek in het laboratorium van Zsigmondi147) aan tinoxyde solen heeft hierwel eenig licht gebracht. Wanneer het metaalverfstofzout zeer slecht oplosbaar is,dan heeft de reactie plaats volgens stoeichiometrische wetten en is de verbindingniet gemakkelijk te ontleden. De verfstof is waschecht. Wanneer echter het metaalverfstof zout beter oplosbaar is dan vereischt het verfbad een beduidend hoogereconcentratie aan verfstof. Verder is dan de verfstofzuurrest sterker ionogeen en kandoor andere ionen bijv. vetzuurresten vervangen worden. De verfstof is nietwaschecht. De ranzige olijfolie - tournantolie - die in het Turksch roodproces gebruiktwordt bevat vrij vetzuur. Het is zeer wel mogelijk dat de aluinbijts eenaluminiumvetzuur zout hiermede vormt. Een dergelijk zout munt immers uit doorslechte oplosbaarheid.

6. Roodhout.

Deze houtsoort, afkomstig van diverse variëteiten van de Caesalpinia was reedslang vóór de ontdekking van Amerika in Europa bekend. Het werd in de ververijgebruikt en via Bagdad uit Oost-Indië ingevoerd. De Spanjaard Kinichi, ± 1190,spreekt van verfstofhoudende houtsoorten. Hij geeft ze den naam Bresil of Brasil.De naam is afgeleid van: braza = vuurgloed. De Spanjaarden ontdekten in 1500Zuid-Amerika en gaven den naam Brazilië aan het land waar het Brasilhout ingeheele bosschen voorkwam148).Men onderscheidt een aantal soorten waarvan de voornaamste zijn:1) Fernambuc - of Fernamburghout - bois de Fernambouc, brazilwood afkomstig

van Caesalpinia crista of Caesalpinia brasiliensis. Dit is de beste soort. Ze komthoofdzakelijk voor in den staat Paraibo en wordt over Pernambuco uitgevoerd.

2) Bahia - roodhout of bresilhout van de Caesalpinia brasiliensis. De uitvoerhavenis Bahia blanca. Ook San Francisco en Buenos-Aires exporteeren deze soort.

3) St. Martha roodhout - bois du sang - peachwood afkomstig van Caesalpiniaechinata. Het is afkomstig van de Sierra Nevada in Mexico. Het geldt in denhandel voor tweede soort roodhout.

147) Franz - Diss. Göttingen - 1913; E. Heinz, - Diss. Göttingen - 1914.148) H. Rupe - Die Chemie der natürlichen Farbstoffe l.c. - pag. 124.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 159: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

167

4) Nicaragua hout, eveneens afkomstig van de Caesalpinia echinata. Het zijnwaarschijnlijk de takken van dezen boom.

5) Sapanhout of Japanhout - bois du Japon - Sapanwood ook onecht roodsandelhout genoemd. Het is afkomstig van de Caesalpinia Sapan. Het groeitin: Siam, China, Japan, Cochinchina, Philippijnen, Celebes, Java, West-Indië,Brazilië en de Antillen enz. Het Sapanhout van Bima gelegen op Soembawain den O.I. Archipel is van een kwaliteit die voor het Fernambuchout maarweinig onderdoet.

De invoering van dit verfhout in de ververij ging, omdat het de inheemsche verfstoffenconcurrentie aandeed, met moeilijkheden gepaard. Zoo verscheen in 1532 inEngeland onder Hendrik VIII een Act of Parliament waarbij het gebruik van Brazilwood verboden werd. In 1581 onder Queen Elisabeth werd het gebruik onder zwarestraf verboden en de aanwezige voorraden moesten in het openbaar verbrandworden149).De kleurstof aanwezig in het roodhout is de Braziline. Ze is aanwezig als glucoside

en als zoodanig het eerst door Schützenberger herkend. Hij kon het niet in kristalvormverkrijgen150), Chevreul151), Bolley152), Kopp153) verkregen de verfstof Braziline doorsplitsing van het glucoside in kristalvorm. Liebermann en Burg154) stelden hetkristalwatergehalte vast en kregen een verbinding: brazilinelood van desamenstelling: C16H12O5Pb H2O. Zij bereidden nog een tetra acetylderivaat. Bolley

155)

en Schall156) verkregen uit alcohol de kleurstof in watervrije kristallen. Kopp153)

probeerde drooge destillatie, Liebermann en Burg154) de kalismelt om achter destructuurformule der kleurstof te komen. De resultaten waren weinig bevredigenddaar de ontledingsproducten een te gecompliceerd mengsel vormden. Eerst toenFeuerstein en v. Kostanecki157) het dimethylderivaat van braziline

149) J.B. Hurry - The Woadplant and its dye - l.c. p. 259.150) Schützenberger - Die Farbstoffe u.s.w. (übersetzt von Schröder) Berlin (1870) pag. 289, 292.151) Chevreul - Ann. Chim. [1] - 66-225.152) Bolley - Schweiz. Polytechn. Zeitschr. IX - p. 267 (1864).153) Kopp - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 6-446 - (1873).154) Liebermann en Burg - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 9-1883 - (1876).155) Bolley - l.c.156) Schall - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. - 27-529 (1894).153) Kopp - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 6-446 - (1873).154) Liebermann en Burg - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 9-1883 - (1876).157) Feuerstein en v. Kostanecki - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 27-528 (1894).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 160: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

168

C9H4O2(O.CH3)2 smp. 169o-170o chemisch zuiver bereidden, kwam men met het

onderzoek naar de structuur vooruit. De oxydatie met kaliumpermanganaat enijsazijn leverde para methoxy-salicylzuur:

Schall en Dralle158) hadden een alkalische braziline oplossing geoxydeerd doorer lucht doorheen te leiden en onder de reactieproducten de aanwezigheid vanresorcylzuur

geconstateerd.Feuerstein en v. Kostanecki159) kookten het oxydatieproduct volgens Schall en

Dralle met natriumalcoholaat en verkregen den Fisetholdimethylaether. Men kanzich de reactie nu als volgt voorstellen:

Daar nu para-methoxy-salicylzuur onder de oxydatie producten van hetdimethylderivaat van braziline was geconstateerd hebben Feuerstein en v. Kostaneckide volgende structuurformule voorgesteld voor braziline:

158) Schall en Dralle - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 27-528 (1894); 21-3017 (1888); 22-1559 -(1889); 25-19 (1892).

159) Feurerstein en v. Kostanccki - Ber. d. deutsch. Chem. Ges. 32-1024 - (1899).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 161: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

169

Overzicht.

1. In 1513 verscheen te Brussel bij Thomaes van der Noot In den Zeeridder

T BOUCK VĀ WONDRE.

Een exemplaar van dit zeer zeldzame werk, waarin de kunst van het verven vantextielgoederen wordt beschreven, bevindt zich in de Bibliothèque Royale te Brussel.Het boek werd in 1544 herdrukt te Antwerpen bij Simon Cock op die Lombaerdeveste. Hiervan is een exemplaar aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te's-Gravenhage.Het doel van mijn onderzoek is dit moeilijk toegankelijke werk onder de aandacht

van de scheikundigen te brengen door den tekst van t Bouck vā Wondre teherdrukken.2) Om de belangrijkheid van t Bouck vā Wondre in de chemische literatuur over

de ververij nader te doen uitkomen. is een kort overzicht gegeven van de kennisder Egyptenaren, Grieken en Romeinen op het gebied der verfkunst. Meer uitgebreidwerd behandeld de ververij in Italië in het begin der 16e eeuw. In het bijzonder werdmelding gemaakt van de verklaring van de kunst van het verven beschreven in eenin 1540 verschenen Italiaansch werk van Giovanni Buonaventura Rosetti, getiteld:Plictho de larte dei tentori, waarvan in 1911 een herdruk verscheen te Florence,bewerkt door Prof. Icilio Guareschi.Uit dit werk werden enkele voorschriften overgenomen en vertaald, om aan te

toonen, dat het gebruik van grondstoffen als aluin, indigo, Vlaamsche meekrap inde ververij toen reeds bekend was.Vergelijkt men de voorschriften uit het in 1513 verschenen Bouck vā Wondre met

die uit Rosetti's in 1540 gedrukt Plictho de larte dei tentori, dan ziet men dat in deNederlanden de kunst van het verven in dien tijd minstens even hoog ontwikkeldwas als in Italië.Onder de regeering van Lodewijk XIV ontstond in Frankrijk een bloeiende

textielnijverheid vooral tengevolge van het protectionisme van minister Colbert.De ontwikkeling van de kennis op het gebied der ververij in Frankrijk blijkt uit het

werk ‘Le Teinturier parfait’, waar- van verschillende herdrukken verschenen, diewerden bespro-

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 162: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

170

ken; ook in het Nederlandsch werd het vertaald als ‘de Volmaakte Verwer’.3) Behalve de voorschriften over de ververij komen in t Bouck va Wondre nog

een aantal recepten voor over het bereiden van bier, wijn, azijn, het conserveerenen inleggen van vruchten, het bereiden en verven van leer, het harden en ontlatenvan staal enz., welke voor den scheikundige van belang zijn.Verschillende van deze recepten vindt men reeds in eenigszins anderen vorm in

Nederlandsche werken uit de 14e en 15e eeuw. Ter vergelijking zijn enkele van demerkwaardigste der voorschriften uit deze werken, die in de inhoudsopgave vermeldzijn, in Hoofdstuk II aangehaald. Onder de boeken waaruit deze voorschriften werdenovergenomen zijn vermeld: Een nieuw tractaet ghenoemt dat Batement van Recepteninhoudende drye deelen van recepten - Hans de Laet vā Stabroek (1546) - Antwerpenen een nieuw playsant Hoofken van Recepten - Jan Roelants (1551) - Antwerpen.Deze beide zeer zeldzame werken bevinden zich in de Provinciale Bibliotheek te

Leeuwarden en zijn afkomstig uit de nalatenschap van Dr. J.H. Halbertsma.De drukkers van het Bouck vā Wondre (1544) Simon Cock, van het Batement

van recepten (1546) Hans de Laet van Stabroeck en van het Hoofken van Recepten(1551) Jan Roelants woonden alle drie te Antwerpen op de Lombaerde Veste. Uitde overeenkomst van de verschillende recepten in genoemde boeken blijkt, dat deonbekende schrijvers de genoemde werken met elkander vergeleken hebben. Hetdoen verschijnen van een herdruk van de beide laatstgenoemde zeer zeldzamereceptenboeken zou de moeite loonen.

Ter verduidelijking van de in het Bouck vā Wondre vermelde voorschriften zijn vanenkele daarin genoemde grondstoffen zooals indigo, meekrap, roodhout, fisethout,wouw, grondstoffen voor de zwartververij, de bereiding, chemische samenstellingen structuur beschreven.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 163: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

171

Register van Eigennamen.

A.

Adrianopel 71.Afrika 69.Albertus Magnus 84, 95, 109.Albo de 90.Alexander 67.Alre Heiligen 46.Amerika 77.Antwerpen 34, 73, 74.Aquario 40.Arabieren 72.Aristoteles 65, 67.Armenië 69.

B.

Bagdad 78.Bancroft 76.Barcelona 72.Batement van recepten 95.Batin Carl Doctor 95, 127.Bayer v. 147, 148.Beckers 78.Beckmann 145.Bergami 152.Berthelot 69, 76.Berthollet 73, 76, 89, 150.Beyerinck 138.Binz 142.Biringucci 84.Bischoff 76.Blöm 148.Bolley 158, 167.Bollstädt Albertus 84.Brehm 109.Britsch Museum 76.Brugge 73.Brussel 74.Buguet François 90.Burg 167.Burn J.S. 145.Byzantium 71.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 164: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

C.

Cācro 40.Cantimpré van Thomas 95, 109.Castro de Johannes 82, 83.Castro de Paulus 82.Centraal Amerika 71, 78.Chevreul 157, 158, 167Chineezen 66.Close 136.Cock Simon 74, 95, 169.Colbert 90.Colin 153.Collinson J. 140.Craik G.L. 135.Curtler W.H.R. 135.‘Cyrurgie’ van Meester Jan Yperman 95, 96.Czapek 162.

D.

Davidsohn R. 137.Debus 154.Decker 163.De Naturis Rerum 95.Den Grooten Herbarius 95.De Volmaakte Verwer 170.Dingler 164.Doren A. 137.Dralle 168.Drebbel Cornelis 78.Drewsen 147.Duffel 73.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 165: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

172

E.

Egypte 66, 69.Egyptenaren 65, 72.Ehrenberg 151.Elisabeth 75.Engeland 74.Eresos 67.Everest A.E. 67, 147.Eijdman Jr. F.H. 65, 70, 156.

F.

Fawney R.H. 139.Faymonville K. 65, 66.Ferdinand 90.Feuerstein 168.Fitz W. 135.Flavius Josephus 66.Flavius Philostratus 66.Flimm 148.Florence 72.Frankrijk 77.Franz 166.

G.

Gallië 71.Gent 73.Genua 72, 83.Georgievics v. Georg 144.Gerndorff van Christoff 90.Gevekoht 148.Girardin 73, 76.Gmelin 77.Goswine Jan 123.Göttling 150.Graebe 152, 153.Grauwbunderland 71.Grieken 67.Guareschi Icilio 73, 76, 80, 87, 89, 169.

H.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 166: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

Haak Theodoor 91.Hagi G. 136.Halbertsma J.H. 119.Heeren Fr. 65, 150, 152.Heinz E. 166.Herodianus 133.Herodotus 67.Herzig 157, 159, 161, 163.Heyd W. 83, 144.Hildebrand 144.Hinrichsen F.W. 161, 162, 164, 165.Hlasiwetz 157.Homerus 66.Hondschoote 73.Hudson W. 135.Hummel 155.Hurry J.B. 75, 135, 137, 139, 143 167.Huygens Constantijn 122.

I.

Indië 66.Ingold Ch.K. 89, 92.Israëlieten 66.Italië 77.

J.

Jäuario 49.Japaneezen 66.Jeremias 66.Johanssen J. 84.Joodsche volk 66.Judäa 66.

K.

Kaap de Goede Hoop 78.Karmarsch K. 65, 150, 152.Kedesdey 165.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 167: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

173

Koch 158.Kostanecki v. 160, 161, 165, 168.Kopp H. 77, 144, 167.Kreta 67.Kronenberg 74.Kruisvaarders 72.Küffler 78.

L.

Laet de van Stabroeck Hans 95.Lagercrantz O. 69.Lalande de 154.Landsdowne M.S.S. 145.Lappenberg Johann Martin 133.Lauterbach Fritz 78, 143, 144, 145.Lechners Chrystoff 93.Leemans 69.Leersum van, E.C. 87, 95.Lefèvre 89.Leiden 69.Leidsche papyrus X 69.Lemnos 66.Lens de, M.Ph. 123.Leo Heinrich 133.Leone 40.Le Teinturier parfait 169.Libra 40.Liebermann 152, 153, 155, 165, 167.Lipara 69.Lippmann von, Edmund O. 69.

M.

Macedonië 69.Maerlant van, Jacob: Naturen Bloeme 95.Mansson Peder 84, 86.Marchlewski 153, 155.Mariegola dell'arte de Tentori 72.Marnix van St. Aldegonde 74.Martin G. 142.Maxwell H.C. 139.Mayà Joseph 91.Melos 69.Mexico 71.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 168: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

Middelnederlandsche geneeskundige recepten en tractaten 95.Migne J.P. 136.Milaan 72.Mohamed 82.Moldenhauer 157.Mone 151.Moolenijzer H. 91.

N.

Neckerspoel 73.Neumann B. 144, 164.Nierenstein 163.Niggli P. 86.Noah 155.Noot van der Thomas 74, 169.Novēber 49.Nijhoff 74.

O.

Oost Indië 72.Osorovitz 165.Ovidius 133.

P.

Papyrus Graecus Holmiensis 69, 70, 72.Paraf 157.Parma 74.Paus Eugenius 82.Paus Pius II 82.Pearson William 91.Pegolotti Balducci 88.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 169: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

174

Perkin A.G. 67, 147, 155, 157.Picolomini 82.Pirenne Henri 73.Pisa 72.Playsant hoofken van recepten 95, 123.Plictho de Larte de Tentori 94.Plinius Major 65, 68, 71, 109, 157.Plutarchus 67.Pomponius Mela 133.Pontus 69.Power E. 139.Pratt A. 137.Preiszer 158.Psidorius 41.

R.

Rampazetto Fr. 76.Reuvens 69.Riley H.T. 136.Robiquet 153.Rochleder 152.Roelants Jan 95.Romeinen 67.Romen 43.Rosenstiehl 155.Rosetti Giovan Ventura 76, 77, 81, 87, 89, 94, 169.Ruccelai 72.Ruellius J. 141.Ruggli Paul 65, 66, 67, 69, 70, 71, 72, 92, 143.Runge 154.Rupe Hans 67, 154, 166.

S.

Sardinië 69.Schall 167, 168.Scherzer von, Karl 150.Schiff 162.Schiffert 154.Schlutig 164.Schmid I. 158.Schneider Ed. G. 65.Schotz 90.Schreber 140, 145.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 170: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

Schuilenburg F. 83, 90.Schulte 144.Schunck 152, 153, 155.Schützenberger 154, 157, 167.Scorpio 40.Secreet Boeck 95.Silbermann 165.Sint Jan Baptistē Avōt 43, 55.Sint Jāsmisse 48.Sinte Lambrechtsdach 55.Sinte Martens avont 43.Sinte Peeters dach 48.Spanje 69, 72.Stendal 76.Stenhouse 155, 162.Stieda 144.Stockholm 69.Strabo 65, 67.Strecker 154.Strongyle 69.

T.

Theophrastus 67.Thorpe J.F. 89, 92, 142.Tierie G. 78.Tingey J.C. 135.Torino 73.Tricht van 86.Tscherne 163.Turken 71.Tyrus 65.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 171: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

175

U.

Unwin 136.Upsala 69.Ure 142.

V.

Venetië 72, 76, 81, 83.Verwijs Eelco 95.Vlaanderen 83.Vreese de, W.L. 95.

W.

Water Joris 95, 128.Wehmer C. 138, 150, 162.Wendelstadt 142.

Y.

Yperen 95.Yperman Meester Jan 95.

Z.

Zschiesche P. 134, 140, 145.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 172: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

176

Register van Onderwerpen.

A.

absinthium 40, 110, 112.aerden pot 38.aerdē teyle 26.akers 34.alkanna 67, 69.alluyns 14, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 27, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36,37, 44, 58, 67, 68, 80, 106, 119, 126.aloes 111.alsmen wijngaert snyt 57.alssen 42.aluin de glaetse 99.alumen scissum 44.aluum 98.amādelboomē 48.amandelen 47.ame 42, 43.amidus 100, 117.ammoniumcarbonaat 70.Anchusa tinctoria 67.antymonie 39.appelboomen 52.appelē 46, 54.appelen die vervrosen zijn 55.aqua fortis 63.aquarafani 37, 119.aqua v'bene 39.aqua verbena es sonderlinghe 107.arsenicum 29.arst 106.asschen 13, 14, 47, 59.asschē eysiche 21.asschen van heye 31.asschen van wyngaert 119.atermente 96, 109.atrament floris eris alumen 97.atramēts 26, 60, 61.ayuyn 40, 51, 53.azureyt 12, 29.azijn 43.

B.

balsum boō 49.banckwerck 16.bandanas 66.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 173: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

basisch kopercarbonaat 71.becken 36.bergen speck 62.bernet eyerscalen 96.beukenhoutasch 94.bier 94, 107.bier azijn 43, 107.bilzenkruid 118.blauwhout 78.blauw purper 66.bloemen 14, 25, 30.bloemen gaan liggen boven 25.bloemen te planten 48.bloem van indigo 88.bloemen van tarwe 100.bolckeraen 12, 27.bomme, 43.boomasschen 97.boonsop 53.boonstro 35.boschbessen 71.Brasileine 72.brekē vand'mane 49.brem 67.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 174: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

177

bresilien 17, 19, 20, 21, 22, 25, 26, 29, 32, 33, 35, 120, 126.bresilienhout 21, 27, 35, 36, 105.bruin root 36.buspoeders 63, 125.bijtsen 68.bijtsmiddelen 65.

C.

calck 13, 15, 30, 97.calemijn 39.calfsvel 35.calico 66.calmus 45.calc van eyerscalen 98.campēche hout 78candyt 100.caneels 42, 44, 46, 57, 102.canfer 29, 98, 100, 113.castanië 50, 110.cathapucië 22, 100, 101, 117, 124.catte cruyt 62.catte doen luyde criten 62.cauwoerdē 50, 113.celidonie 39, 117.Cherubim 66.chrysocolla 71.cinnober 128.ciperi 98.claereyt 43, 49, 102.clauwē van ghingebaer 45.cleem 39.cleynen cranckē wijn 42.cleynset 18, 28, 35.clooten 16.cochenile 71, 77, 78.colendieren 31.cole viers 39.com 19.compost 45.confilen 61.coper 37.coper root 15, 28, 29, 39, 98, 101.corsoude 61.cosonde 62.crancken azijn 44.crapmeede 12, 15, 21, 24, 27.crappē 19, 20, 32.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 175: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

cristael 38.criecken 46, 47, 49.cruys wortelē 43.cruyt 16, 44.cruyt det fylōs heet 59.crijts 26, 36, 126.cubitus (el) lanc 57.cucurbita 113.

D.

dadelboomen 51.de decem mesis wede 134.de mesa wede, cum quo panni colorantur 134, 135.doeck doen bernen sonder hē yet te schaden 62.doder vā eē eye 22, 36.doornicshe verwe 15.dragma vā eenen ponde 42.druyvē sonder steen 57.

E.

edicx 21, 47, 48, 53.egamuet 39.egger 45.Egyptische acacia 67.eindeken keerssen 36.eksterbesboom 71.electuarie 57.elssenscorssen 15, 28.elzenbast 79.elzenschors 71.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 176: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

178

Encaustum 97.endicks 126.engelsche wol 74.eppe 106.erwetē 49.esulen 101.evene 107.eycken houtasschen 16, 18.eyckē schorssen 28, 31.eyeren braden wilt sinder vier 61.

F.

facethout 11, 17, 28.fasteijn 30.febres 51.ferrisulfaat 97.fior de endego 87.fiset hout 29.floers 12, 28.floreynē 24, 27.fluweel 12, 28, 31.foley 16, 44.fonteynē 57.frāschen wijn 43.fusteyn 12, 13, 21, 30.

G.

galappel 79.galigaē 53.galigaen cardomome 102.gallē poeders 23.gallen 15, 20, 27, 28, 30, 33, 96.gallen van eenen verre 55.galnoten 20, 21, 25, 28, 33, 67, 98.galsop 23.galwater 21, 30, 31.garē 13.gariofel nagelen 43, 46, 52, 57, 102.gariofilaet 42.gariofilon 111.garlgoengie 42.gebernt copper 101.gebluschte kalk 94.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 177: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

gebornen calc 96.geel 154.genciane 102.geneta 108.genetten 59.genever 53.genever besien 53.gerste 107.gescuymden honich 44.ghelicket 35.ghelten 17, 21, 26, 33, 35.gheluwe hout 28.gheluwe side 29.ghenoechlijcke stukken 58.gheronde looge 16.gherste 42.gherste coecxken 44.gherwe 39.ghescreven persicboom 54.gheytē melc 53.ghingebaer 44, 46, 52, 102, 115.gom 100.gout 36.goutbloemen 37.gout vellen 36granaatpitten 67.grauside 28.grauwerckers 59.greffien 45.greyns 29, 43.groen gingebaer 45.groen te verwen 16.groen vellen 36.groen water 22.groote pareyloock 56.groot vlaems 42.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 178: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

179

gruys 16, 28.gruys vā terwen 27.gruyswater 21, 100.grijsververij 72.gumwater 36.gūme vā arabien 29, 36, 48, 106, 112.

H.

haardasch 94.haemateïne 78.haematoxyline 78.hamerslach 15.handelet 19, 20.harden 94.harinck tonne 13.harinc van selfs keere 59.haselroedekēs 44.heertasschen 15.heve 107.honden doen dansen 59, 124.honichwater 45.hoorne 39.hoppen 107.houtassche 18, 28, 30, 94.hout van aloes 60.hoy 31.hulst rosen 46.

I.

indiennes 66.indigo 66, 70, 77, 78.indigokuip 70.indigowit 70.in een cleet vier dragē 58.ira manna 61.

J.

Juglans regia 71.juglon 71.Jusquiami 113, 114, 118.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 179: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

K.

kaerden 22.kaliumcarbonaat 94, 98.karmozijnrood 66.keersse ontsteken metter sonnē 60.kermes 66, 69, 78, 80.kerseboomen 47.kersen 47, 49.kleuren van steenen 69.kleuren van witten wijn 94.kopersulfaat 97.kopervitriool 67.krap 69.kristalaluin 99.kruisdoorn 70.

L.

laken 11, 13, 16, 17, 19, 34.lanc peper 43, 44.landtwijn 44.lanoline 70.Lawsonia inermis 67.leer 12.leeringe van den fruyte 49.leer te doen rooden 35.leer te vergulden 36.legeeren 69.legwerckers 16.levende calcx 15, 17, 28, 34, 37, 38, 61, 96, 97.levende colen 55.levende solvers 55, 62.levende water (aqua vitae) 125.licken 36.lignum aloes 43.linen doec 11, 13, 20, 21, 24, 25.loeghe 97.loge van asschen 96.longhene van eenen weere 60.Lo-Kao 67.loock 40.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 180: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

180

looghe 11, 13, 14, 15, 17, 19, 26, 30, 36, 37.looghe leeken 18.looge van houtasschē 26.looghē vā saechmeel 31.looghē van wijngaert rancken 31.loot bresilien 36.Lotos medicago arborea 71.lotusboom 71.lovenscen 42.luesch 12.lijm 36.lijnwaet 12, 21, 28.lijmwaeter 36.lijnē doeck 37.lijnolie 129.lijnsaet olie 38.

M.

maclurine 78.madapolam 66.malvesie 107.martenekervel 106.marubium 39, 114.meede 16, 27.meekrap 67.meische botre 106.melc niet en rinne 60.melc vā eender ezelinnen 59.menschē niet dronkē wordē 60.Mercurius 125.metalen 69.mispelē 46, 51.moerbesiē boom 46.moerbesien 42, 46, 53, 111.moerboō 52.moere 43, 44, 48, 50.mortier 22.Morus tictoria 78.most 41.

N.

naghelen 42, 44.nardus 114.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 181: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

natten spanen 36.netten 19.notē 44, 53.nyeuwe mane 47.

O.

oliën 97.olie verwerckē 23.olye 53.ondergyst 107.ongebluschte kalk 94, 96, 120.onghebluscht steen calck 37, 59.ongelesten calc 30.ontlaten 94.op die sode 19.operment 101.orbooren 29.orinael 58.orine vā coeyen 47.orseille 69, 72.oudē biere 43.oude orine 55, 70.oude purper 65.oude schoenen 39.oudt yser 15, 26, 28.over yemāts tafel 58.

P.

paardenhoue 38.palincx bloet 38.pāne 27.papier 26.papyri 69.pareye 40.Pastel Maroquin 137.peckē 40.peerboomē 52.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 182: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

181

peerden merch 39.peersch te verwen 16.penta-oxy-benzophenon 78.pentasilon 40.peper 112.peren 46, 50, 54.persickboomē 53.persicke 46, 51.petrocelie 55.petrocelie doen wassen in XXIV uren 59.petrocilinum 115.pieren 40.pilgette 42.pinceele 22.pinpenelle 102.pinte 13, 21, 29.piocelle 102.piper 112.pisse 16, 18, 33, 34, 35.poeder van galnoten 22.portulaca 60.potasschē 25, 119.pruymboome 54.pruymē 47.pruymē van damascenen 54.purper 16, 33.purper side 32.

Q.

quade meester 51.quaerten 14, 18, 27, 30.quaet aertrijc 48.que appelen 44, 51.que cruyt 44.quicsilver 59, 125.quod mercatores 135.

R.

radijs 39.rafanus 39.ratten doen vergaderē 61.regēwater 17, 48.reinigen 69.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 183: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

Reseda Luteola 71.Rhamnussoorten 67.risenden most 41.riserē 48.ritsoelen 42.Roccella tinctoria 67, 72.roestege van ysere 99.roggen meel 15.roggen semelē 24.rogghen heefdeech 44.roode vellen 35.roodhout 72.rood purper 66.root leer 36.root luesch 34.root peersch 16.root siden 28, 31.root van bresilien 11, 12, 29.root water 22, 29.rotten 36.Rubia tinctoria 71.

S.

safflor 69.salarmoniacū 126.salien 43.sal nyter 119, 125.salpeter 61, 125.saltenten 36.samfloer 20, 21.sanguyn 12, 15, 19, 32, 33, 36.sarcocolle 100.sauchièr 44.savele 50.scaerlaken 26, 104.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 184: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

182

schaelgruens 126.Scharlach 66.scheer hayr 19.scheren 31.scherpe looghe 17.schildluis coccus cacti 78.schoenmakers swert 28.schoonē dach die sterren zien 60.schoon ghelu 23.scrivē op messen 63.schuym van der bloemē 24.semelen 17.semel water 12, 14, 20, 31, 32, 34.semisium candida 62, 114.sepien 123.serpentijn cruyt 43.seyck 126.siden 12.silver 36.simpel water 15, 32.sirope 45.slecken 37, 38.slyps 15, 28, 29.smeerwortel 118.snidinghe der druyven 40.soffraēs 22, 35, 36, 43, 100, 112.solfers 29, 56, 63, 125.sonder steenen 56.sopen 18.soppe 23, 41.sout 37, 39, 45.sout watere 40.spade rosen 56.spaens groē 14, 17, 18, 22, 28, 29, 36, 126.spicanardi 42, 114.stael 37, 38, 94.starken aysine 99, 100.steen 16.stekelbesie struyck 46.stercke looghe 94.stercken wijn 39, 52.stinkende gouwe 117.stoop 18, 29.stoop gebrāden wijn 42.stoop wijns keerē dat ond'ste opwaerts 59.sumac 72.suyckers 42, 43, 44.swerte aerde 51.swerte peper 45.swerte verwe 15, 30, 31.swert peert makē een wit 59.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 185: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

swert side 32.swert siden laken 31.swert te schine gelijc mooren 60.swert water 28.syncopis 112.

T.

tap 43.temperen 99.tempert 36, 39.terwebloemen 106.terwe semelen 19, 23, 34.teyle 19, 24, 27.touwē 35.tromoer 46.twijn 21.

U.

Ungula caballina (paardenhoef) 38.ureum 70.urine 70.urinezuur 70.

V.

valeriane 102.vand'mane 49vellen 12, 34.verckens dreck 48, 52.verfstof 65.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 186: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

183

vergallen 16.veriuys 29.verlancx 36.vermillioen 125.vernis 36.vervalschen 94.verversmuilbes 78.vervrosen versenen 55.verwē ripe 25.vilen 39.vilinge vā yser 29, 101.vitis 111.vitriolum 60, 79.vitsen 49.vlaamsche laken 74.vleesch schinē al vol wormē 61.vlieghē die verdronckē zijn 59.vlocken 17.vloeyen vanghē 59.voghelen vanghen metter hant 62.vroeg roosen 56.vruchten 56.v'sipen 25.vijchboom 46, 51, 52, 53, 110.

W.

waelpot 15.wal 18, 34.was 13.wassen 49.wat kint dat een vrouwe draecht 60.weeassche 16, 17, 19, 23, 27, 30, 35, 37, 94, 97, 98.weede 67, 69.weede bloemen 13.wegedoorn 70.wel groen is 25.weyndet 23.wieroock 40, 106.wilgē colē 125.wilghenboom 46.willigen hout 43.willighe 54.wit broot 45.witte vā den eije 36, 58.wit torf vier 37, 39.wit water 29.wits wijns 26.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 187: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

worsse 43.wouwen 11, 14, 16, 18, 23, 29, 32, 71, 72.wÿasschen 18, 28, 31, 38.wÿgaert 45.wijn 49, 54, 94.wijn azijn 27, 36, 38, 45, 125.wijnedic 22, 28.wijngaerde 49, 58, 111.wijn ghelijc claeryte 57.wijngaert onvruchtbaar 57.wijngaert plantē 56.wijn garnaet 43.wijn makē van edic 61.wijnrācken asschen 36.wijn sagitta 43.wijn vā grieckē 43.

IJ.

yser 13, 37, 94.ijzervitriool 67.

Z.

zaet van pareye 42.zeeme 98, 99.zeems 13, 14, 41, 42, 102.zeep 70.zetmeel 100.zinziber 115.zucara 115.zwartververij 72.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 188: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

184

Stellingen.

I

De verftechniek stond in de 16e eeuw in de Nederlanden minstens op even hoogetrap als in Italië.T Bouck vā Wondre (1513).Plictho de Larte dei Tentori (1540).

II

De rol van de tournantolie in het Turksch-rood-proces kan beschouwd worden alseen adsorptie.F.H. Eydman Chem. Technologie (1906) p. 431.

III

De hydroxylamine-sulfozure zouten kunnen worden afgeleid van salpeterigzuur,indien men daaraan de formule N(OH)3 toekent.F. Raschig- Swefel- und Stickstoffstudiën (1934) - p. 128 - 163 Verlag Chemie

Leipzig/Berlin.

IV

Het is niet waarschijnlijk dat de benzolring in para-kresoldisulfozuur door oxydatiemet hypochloriet wordt geopend.F. Raschig - Schwefel- und Stickstoffstudiën p. 250 - 255.

V

De splitsingproducten ontstaan uit zetmeel door verhitting en toevoeging van 1 -5‰ zuur zijn verschillend van de afbraakproducten welke door eenvoudige verhittingzonder zuurtoevoeging ontstaan.J.R. Katz - Recueil de Travaux chimiques des Pays-Bas. - Tome LIII - 4 (1934).

VI

Het explosiegevaar in dextrinefabrieken zal blijken samen te hangen met den aardvan de stofvorming.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 189: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

185

VII

De polarisatiemicroscoop kan bij het zetmeelonderzoek gewichtige diensten bewijzen.Ambronn / Frey / Polarisationsmikroskop. Leipzig Akademische Verlagsgesellschaft

- (1926).

VIII

De bepalingen der afmetingen van de micellen uit het geleidingsvermogen of denosmotischen druk der colloïdaaloplossing hebben slechts een beperkte waarde.Wintgen & Biltz - Zeitschr. für Phys. Chem. - 107 - p. 403 - (1923).Wintgen & Löwenthal - Zeitschr. für Phys. Chemis - 109 - p. 378 - (1924)

IX

De theorie van Gouy geeft een bevredigende verklaring van den toestand derelectrische dubbellaag zoolang het stelsel in rust is.M. Gouy-Journal de Physique - IX - (1910) - 4e Serie - p. 457.

X

De potentiaal-metingen van Frumkine kunnen leiden tot een verklaring der reeksvan Hoffmeister.A. Frumkine - Zeitschr. für Physik. Chemie - 109 - p. 34 - (1924)

XI

De bepalingen van den waterstof-exponent in deeg met behulp derchinhydronelectrode hebben een twijfelachtige waarde.P. Holton en E.A. Fisher-Cereal Chemistry-Vol IX - (1932) - No. 1.

XII

De theorie van Duclaux verklaart nog het beste de werking der verschillendebijtsmiddelen in de ververij van stoffen.J. Duclaux - Journal de Chemie physique - 5 p. 29 - (1907).

XIII

De glaselectrode is slechts onder bepaalde voorzorgen bruikbaar in alkalischevloeistoffen.

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513

Page 190: T Bouck Van Wondre_1513_DBNL

K. Horovitz - Zeitschr. für Physik, - 15 - p. 369 - (1923).H. Schiller - Annalen der Physik - 74 - p. 105 - (1924).

H.G.Th. Frencken, T bouck van wondre, 1513