systeembrede analyse van de universitaire lerarenopleidingen
TRANSCRIPT
Universitaire
lerarenopleidingen systeembrede analyse
Maart 2016
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 2
Universitaire
lerarenopleidingen Wo-master Leraar Voorbereidend Hoger
Onderwijs; wo-master Leraar Voortgezet
Onderwijs van de eerste graad en de
Educatieve minoren
systeembrede analyse
Maart 2016
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 3
Na de visitatie van de Nederlandse universitaire lerarenopleidingen (ulos‟) in 2014 en
2015, als onderdeel van de accreditatieronde van alle Nederlandse lerarenopleidingen
sinds december 2014, heeft de NVAO op basis van de visitatierapporten kunnen
vaststellen dat de kwaliteit van deze lerarenopleidingen voldoende is. Bij één instelling is
sprake van het toekennen van een herstelperiode (zie bijlage 2).
De universitaire lerarenopleidingen bereiden de studenten in voldoende mate voor op het
leraarschap. De eindkwalificaties van de opleidingen voldoen qua oriëntatie, inhoud en
niveau aan de internationale eisen. De curricula zijn over het algemeen degelijk
opgebouwd en bieden studenten een overzicht van gangbare didactische modellen en
recente wetenschappelijke inzichten. De opleidingen werken intensief samen, al dan niet
in de vorm van een opleidingsschool, met de scholen in de regio. De integratie van zowel
het praktijkdeel als het cursorisch deel in het curriculum is op deze wijze geborgd. Het
toetsbeleid is bij alle instellingen in voldoende mate uitgewerkt.
De NVAO constateert tevens dat de opleidingen op bepaalde punten kunnen én moeten
verbeteren. De belangrijkste aspecten die aandacht behoeven, zijn: de visie op
leraarschap in functie van het opleiden van nieuwe leraren; het vergroten van de
instroom; de kwaliteit van de vakdidactiek en vakdidacticus en de kwaliteit van de
eindwerken.
De bevindingen van de NVAO komen in grote lijn overeen met de bevindingen van de
panels zoals beschreven in het state of the art rapport Op het snijvlak van academie en
professie 1. De NVAO realiseert zich dat op het moment van deze systeembrede analyse
door de universiteiten wordt gewerkt aan het vernieuwen van de lerarenopleidingen, het
verhogen van de kwaliteit van de nieuw te vormen lerarenopleidingen en het vergroten
van de instroom2. Met de plannen en acties die reeds in gang zijn gezet, geven de
universiteiten een antwoord op de bevindingen en aanbevelingen van de panels.
Met deze analyse wil de NVAO inzicht in en overzicht bieden van de staat van de
universitaire lerarenopleidingen en een bijdrage leveren aan de kwaliteit van nieuw te
vormen lerarenopleidingen.
Een eerste versie van de systeembrede analyse is besproken met vertegenwoordigers
van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW), de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: inspectie), de Vereniging van Universiteiten VSNU (hierna:
VSNU), de Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen (hierna: ICL) en de
studenten. De bevindingen van de NVAO zijn tijdens deze gesprekken gerelateerd aan
de verbeterinitiatieven zoals vastgesteld door de sector. De door de vertegenwoordigers
gemaakte opmerkingen en aanvullingen zijn in deze analyse verwerkt.
De NVAO ontwikkelt op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
na ieder cluster lerarenopleidingen een “systeembrede analyse”: pabo‟s (juli 2015), ulo‟s
(maart 2016), tweedegraads lerarenopleidingen (eind 2016). In 2016-2017 brengen de
NVAO en de Inspectie van het Onderwijs een gezamenlijk rapport uit over de
lerarenopleidingen waarin de analyses van de NVAO worden aangevuld met onder meer
een update van het sectorbeeld van de inspectie.
1
QANU Universitaire Lerarenopleidingen in Nederland, Op het snijvlak van academie en professie. State of the art-rapport, oktober 2015 2
VSNU, Actieplan Lerarenagenda Nederlandse Universiteiten, 14 november 2013
Samenvatting
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 4
Pag.
Inleiding 6
Werkwijze totstandkoming systeembrede analyse 8
Analyse op het visitatie- en accreditatieproces 10
De samenstelling van de visitatiecommissie 10
De kwaliteit van de visitatierapporten 10
Ontwikkelingen en trends op basis van de huidige visitatierapporten 11
De kwaliteit van de instromende student Bevindingen van de inspectie in het sectorbeeld Bevindingen gebaseerd op de visitatierapporten van de lerarenopleidingen Conclusie
11 11 12 13
De kwaliteit van de docenten (docenten lerarenopleidingen en de docenten op de werkplek) en de kwaliteit van de vakdidacticus in het bijzonder Kwaliteit docenten Kwaliteit vakdidacticus Conclusie
13 13 13 14
Het aandeel wetenschappelijk onderzoek in het programma en de kwaliteit van de eindwerken Praktijkgericht onderzoek Portfolio Conclusie
14 14 15 15
Werkplekleren (opleidingsscholen en stagescholen) Conclusie
15 16
Visie op het leraarschap Conclusie
16 16
Kwaliteit van de vakdidactiek Conclusie
17 17
Positie van de lerarenopleidingen binnen de instellingen Conclusie
17 17
Educatieve minoren 19
Conclusie 19
Ontwikkelingen en trends sinds de vorige visitatie 20
Instroom 20
Visie/profilering 20
Het academisch gehalte van de lerarenopleiding en de kwaliteit van de eindwerken
20
Vakdidactiek 21
Inhoud
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 5
Positie van de lerarenopleiding binnen de instelling 21
Conclusies 22
Aanbevelingen 23
Bijlage 1 - Overzicht van de tien instellingen
24
Bijlage 2 - Vergelijkend overzicht scores 25
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 6
In het document: „De lerarenagenda van de toekomst HBO-raad3, VSNU, 19 maart 2013‟
4
staat beschreven dat het onderwijs de belangrijkste grondstof is van Nederland. Hoe
beter het opleidingsniveau van de bevolking, des te beter dit is voor de sociaal-culturele
en economische ontwikkeling van Nederland. In dezelfde notitie staat dat de kwaliteit van
het onderwijs grotendeels wordt bepaald door de kwaliteit van de docenten en de
schoolleiders. In de notitie staan diverse maatregelen beschreven om de kwaliteit van de
lerarenopleidingen te verbeteren. In het „Actieplan Lerarenagenda Nederlandse
Universiteiten‟ (voetnoot 2) zijn de plannen van de universiteiten die moeten leiden tot het
verhogen van de kwaliteit van de lerarenopleidingen verder uitgewerkt.
Het feit dat de kwaliteit van de lerarenopleidingen en de universitaire lerarenopleiding in
het bijzonder, onder het vergrootglas ligt blijkt onder meer uit de „Lerarenagenda 2013-
2020: de leraar maakt het verschil‟5·
(hierna lerarenagenda) van OCW. In deze
lerarenagenda staan diverse maatregelen beschreven die de kwaliteit van de
lerarenopleidingen moeten verhogen. Een van de maatregelen in deze agenda is het
ontwikkelen van flexibele en aantrekkelijke routes naar het leraarschap. Dit om de
instroom van het aantal studenten in de lerarenopleidingen substantieel te vergroten en
goede studenten te interesseren voor een lerarenopleiding. Voor een aantal vakgebieden
in het voortgezet onderwijs geldt dat de instroom in de lerarenopleidingen niet de
behoefte aan wo-master geschoolde docenten in het vo dekt.
Vastgesteld kan worden dat er veel in beweging is om de kwaliteit van de universitaire
lerarenopleidingen te verbeteren en dat dit proces nog niet voltooid is. Het moment van
accreditatie in 2015 van de universitaire lerarenopleidingen biedt een goede gelegenheid
om de stand van zaken van de kwaliteit van de lerarenopleidingen te beschrijven.
In de lerarenagenda geeft de minister aan snel zicht te willen krijgen op de kwaliteit van
de lerarenopleidingen en heeft daarop de inspectie en de NVAO gevraagd dit te
realiseren. In gezamenlijkheid hebben de inspectie, OCW en de NVAO deze opdracht
vormgegeven6. De systeembrede analyse van de universitaire lerarenopleidingen is het
tweede product van de NVAO over de lerarenopleidingen. De analyse van de hbo-
bachelor Opleiding tot leraar basisonderwijs7 is het eerste product, de analyse van de
tweedegraadslerarenopleidingen volgt op een later moment (zomer 2016).
De instellingen verzorgen een breed spectrum aan opleidingen in het educatieve domein.
Naast de educatieve minor, die leidt tot een beperkte tweedegraadsbevoegdheid, bieden
de instellingen verschillende soorten eerstegraads lerarenopleidingen aan: de eenjarige
master-na-master-opleiding (60 ECTS), de tweejarige universitaire lerarenopleiding met
daarin vakinhoud en beroepsvoorbereiding (120 ECTS) en de Educatie en
Communicatieopleiding (120 ECTS). De laatste opleiding richt zich op studenten die zich
na een bacheloropleiding willen specialiseren in een educatieve of communicatieve
richting. De eenjarige master-na-master-opleidingen kennen het grootste aantal
instromende studenten.
3
Nu: Vereniging Hogescholen (VH) 4
De lerarenagenda van de toekomst HBO-raad, VSNU, 19 maart 2013 5
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,2014, „Lerarenagenda 2013-2020: de leraar maakt het verschil‟ 6
OCW (2014) Sectorbeeld IvHO en systeembrede analyses. 7
Systeembrede analyse hbo-bachelor Opleiding tot leraar basisonderwijs, NVAO 2015
Inleiding
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 7
De universitaire lerarenopleidingen zijn academische masteropleidingen met een
professionele oriëntatie. De opleidingen hebben dus een dubbele doelstelling die in
beperkte tijd moet worden gerealiseerd. Studenten volgen cursorisch onderwijs aan de
universiteit en een praktijkstage op de stageschool.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 8
Vrijwel alle lerarenopleidingen zijn geaccrediteerd tot en met 31 december 2015. De
lerarenopleidingen in het bètadomein van de Technische Universiteit Delft, de
Technische Universiteit Eindhoven en de Universiteit Twente zijn eerder met goed gevolg
gevisiteerd. Dit betekent dat vrijwel alle lerarenopleidingen verleden jaar een aanvraag
voor heraccreditatie bij de NVAO hebben ingediend. De aanvragen voor accreditatie
gaan vergezeld van een visitatierapport opgesteld door een panel. Een evaluatiebureau
ondersteunt een panel bij het schrijven van het rapport.
De visitatierapporten vormen de basis van de systeembrede analyse. Op verzoek van de
NVAO hebben de panels in de visitatierapporten expliciet aandacht besteed aan
specifieke aspecten: de zogenaamde focuspunten8 9. Het doel van de focuspunten, de
kwaliteit van de instromende student, het aandeel wetenschappelijk onderzoek in het
programma en de eindwerken en de kwaliteit van de docenten (in de opleiding en in de
begeleiding op school) en van de vakdidacticus in het bijzonder, was om een
inhoudsvolle systeembrede analyse op te kunnen stellen op basis van goed
onderbouwde argumentatie van de panels in de visitatierapporten. Zoals duidelijk in de
brief „Focuspunten‟ staat vermeld, mocht de aandacht voor de focuspunten niet leiden tot
het „strenger‟ beoordelen van de lerarenopleidingen in vergelijking met overige wo-master
opleidingen.
De focuspunten kwamen tot stand na consultatie van onder meer OCW en inspectie.
De voorliggende systeembrede analyse is uiteraard niet uitsluitend gebaseerd op de
uitkomsten van de focuspunten. Ook andere thema‟s die bij de behandeling van de
accreditaties van de lerarenopleidingen naar voren zijn gekomen worden in deze
systeembrede analyse besproken.
De NVAO heeft op 31 juli 2015 haar accreditatiebesluiten voor de lerarenopleidingen
vastgesteld. De besluiten zijn gepubliceerd op de website van de NVAO10
. Naast de
accreditatie van de lerarenopleidingen heeft ook de beoordeling van de educatieve
minoren plaatsgevonden. In totaal hebben 10 instellingen accreditatie aangevraagd voor
de lerarenopleidingen en beoordeling van de educatieve minor. Twee instellingen die
geen lerarenopleidingen verzorgen maar wel een educatieve minor, hebben een
beoordelingsverzoek voor de educatieve minor ingediend. De voorliggende
systeembrede analyse heeft betrekking op deze tien aanvragen voor accreditatie en
verzoeken voor beoordeling educatieve minor (zie bijlage 1).
De systeembrede analyse start met een korte beschrijving van de werkwijze van de
totstandkoming van de analyse. Daarna volgt de analyse van de kwaliteit van de
visitatierapporten waarna de inhoudelijke analyse van de focuspunten en de overige
aandachtspunten aan de orde komen. In het laatste hoofdstuk worden de ontwikkelingen
van de lerarenopleidingen sinds de vorige accreditaties beschreven, een aantal
conclusies getrokken en aanbevelingen opgesteld.
8
NVAO (2013) Brief focuspunten. 9
NVAO (18 maart 2014) Specificering focuspunten. 10
www.nvao.net
Werkwijze
totstandkoming
systeembrede
analyse
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 9
De analyses zijn in principe beschrijvend van aard. De teksten verwijzen niet naar de
afzonderlijke casuïstiek, maar zijn in algemene termen gesteld. Op onderdelen worden
de resultaten van het onderzoek van de inspectie: „De sector lerarenopleidingen in beeld‟
(hierna: het sectorbeeld)11
, gekoppeld aan de analyses van de visitatierapporten.
11
De sector lerarenopleidingen in beeld, IvHO 8 oktober 2014
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 10
De samenstelling van de panels
De panelsamenstellingen zijn in 2014 en 2015 voor instemming voorgelegd aan de
NVAO. De lerarenopleidingen van de instellingen zijn beoordeeld door twee verschillende
panels, ondersteund door twee evaluatiebureaus. De NVAO heeft erop toegezien dat er
overlap in de panels aanwezig was om het cluster van opleidingen consistent te
beoordelen. De NVAO heeft er strikt op toegezien dat de kwaliteit van de beoordelende
panels voldoende was om met gezag en in volledige onafhankelijkheid uitspraken te
doen over de kwaliteit van de beoordeelde lerarenopleidingen en educatieve minoren. De
aandacht van de NVAO was er met name op gericht dat er ruim voldoende
vakdidactische expertise in de panels aanwezig was.
De kwaliteit van de visitatierapporten
De visitatierapporten leggen op transparante wijze uit welke werkwijzen zijn gevolgd en
de motiveringen onder de oordelen zijn vrijwel altijd te volgen en onderbouwen daarom in
voldoende mate de oordelen van de panels. Bij het visitatierapport van één instelling
heeft de NVAO toelichting gevraagd aan het panel omdat de oordeelsvorming van het
panel in eerste instantie niet in voldoende mate navolgbaar was. Al met al bieden de
visitatierapporten een adequate basis voor de genomen accreditatiebesluiten en voor
deze systeembrede analyse.
Analyse op het
visitatie- en
accreditatieproces
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 11
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bevindingen uit de
visitatierapporten van de lerarenopleidingen. Het gaat hierbij om een weergave van de
bevindingen, de argumentaties, de kritieken en de aanbevelingen die door de panels in
de visitatierapporten zijn neergelegd. Zoals eerder vermeld zijn er verschillende soorten
lerarenopleidingen beoordeeld. Panels beschrijven in de visitatierapporten dat er wat
betreft kwaliteit geen fundamentele verschillen zijn tussen de eenjarige en de tweejarige
lerarenopleidingen. Ook in organisatie zijn er veel overeenkomsten, omdat voor veel
tweejarige masters geldt dat in het eerste jaar het vak wordt aangeboden en in het
tweede jaar de lerarenopleiding. De teksten in de visitatierapporten zijn derhalve op een
generiek niveau beschreven. Daar waar afwijkende bevindingen tussen de eenjarige
masters en de tweejarige masters worden vastgesteld door de panels zijn de bevindingen
in de rapporten opgenomen. Dit is slechts een in zeer beperkt aantal rapporten het geval.
Om tot hun oordelen te komen, hebben de panels vooraf de kritische reflecties van de
opleidingen gelezen, aanvullende documentatie bestudeerd en een locatiebezoek
afgelegd. Tijdens de visitatiebezoeken is met een groot aantal betrokkenen gesproken:
als regel gaat het hierbij om het opleidingsmanagement, docenten (in verschillende rollen
en hoedanigheden), studenten en het beroepenveld.
Ruime aandacht wordt besteed aan het beoordelen van het door studenten gerealiseerde
niveau. Dat gebeurt door het beoordelen van afstudeerwerkstukken, stageverslagen,
portfolio‟s van opdrachten en verslagen, en door gesprekken met docenten en studenten.
De kwaliteit van de instromende student
Bevindingen van de inspectie in het sectorbeeld
De bevindingen in het sectorbeeld beperken zich voornamelijk tot kwantitatieve
gegevens. Het sectorbeeld bevat geen informatie over de kwaliteit van de instromende
studenten.
Instroom in de universitaire lerarenopleidingen
Uit het sectorbeeld van de inspectie blijkt dat de instroom (voltijdse- en deeltijdse
studenten) van het aantal studenten in de lerarenopleidingen de laatste jaren geleidelijk
stijgt. De inspectie constateert een geleidelijke toename van de instroom in de periode
2009-2013 van 213 studenten. Dit is een geleidelijke stijging op het niveau van alle
universitaire lerarenopleidingen. Per opleiding gaat het gemiddeld om een toename van
0,72 student over deze periode. Bij de universitaire lerarenopleidingen stromen, in
vergelijking met overige lerarenopleidingen in de sector zoals opleidingen voor leraar
basisonderwijs en tweedegraads lerarenopleidingen, relatief veel mannen in.
Uit recente informatie van de universiteiten12
blijkt dat de instroom in de
lerarenopleidingen gegroeid is van 942 (voltijdse- en deeltijdse studenten en zij-
instromers) in 2008-2009 naar 1337 (voltijdse- en deeltijdse studenten, zij-instromers,
studenten van de route „Eerst de Klas‟ en Onderwijstrainees) in 2013-2014.
12
Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen (ICL), directeuren en/of hoofden bedrijfsvoering van de instituten die de universitaire
lerarenopleiding verzorgen
Ontwikkelingen en
trends
universitaire
lerarenopleidingen
op basis van
de huidige
visitatierapporten
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 12
In diverse rapporten staat vermeld dat de instroom van het aantal studenten beperkt is.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat er grote verschillen in aantallen instromende
studenten per opleiding zijn. Er zijn opleidingen die een hoge, en in sommige gevallen
zelfs te hoge instroom kennen en er zijn opleidingen waar weinig studenten instromen.
De opleidingen dienen, naar het oordeel van de panels, nog meer aandacht te hebben
voor de vergroting van de instroom en de „schoolvak‟-faculteiten dienen de
lerarenopleidingen meer onder de aandacht van de studenten brengen. Verder verdient
het beleid ten aanzien van de instroom in tekortvakken meer aandacht van de
instellingen.
Instroom in educatieve minor
De educatieve minor leidt op tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid voor de vmbo-
tl, en de eerste drie jaren van havo en vwo. Een educatieve minor is een traject van 30
ECTS dat in combinatie met een vakbachelor wordt doorlopen. In 2010 volgden 335
studenten de educatieve minor. In 2012 is dit toegenomen tot 452 studenten (bron:
VSNU, 2013).
Bevindingen gebaseerd op de visitatierapporten van de lerarenopleidingen
De panels stellen vast dat het vakinhoudelijke masterniveau van de instromende
studenten voldoende is. Bij slechts een zeer beperkt aantal opleidingen geven de panels
aan dat de vakinhoudelijke kennis niet in voldoende mate op niveau is. Voor deze
opleidingen geldt dat de vooropleiding die de studenten hebben gevolgd weliswaar
voldoet aan de landelijke richtlijnen instroom opgesteld door de Interuniversitaire
commissie lerarenopleidingen (ICL)13
maar dat de vakinhoudelijke vooropleiding naar het
oordeel van het panel smal is. De betreffende opleidingen nemen maatregelen zoals
bijvoorbeeld het aanbieden van deficientieprogramma‟s op het vakgebied. Op basis van
de rapporten wordt niet duidelijk of de opleidingen aanvullende eisen stellen aan de
studenten en of de studenten geselecteerd worden op geschiktheid voor het beroep van
leraar.
In de rapporten zijn slechts in beperkte mate reflecties van de panels over de kwaliteit
van de instromende student opgenomen. Dit impliceert niet dat er bij de instellingen geen
aandacht is voor de kwaliteit van de instromende student. In de lerarenagenda van VSNU
en HBO-raad (voetnoot 1) staat geschreven dat het van belang is een zo groot mogelijke
groep goede tot zeer goede studenten geïnteresseerd te krijgen voor een opleiding tot
leraar. Een duidelijk beeld wat onder een goede tot zeer goede docent verstaan wordt, is
daarvoor nodig.
De NVAO stelt vast dat uit zowel het sectorbeeld als de visitatierapporten blijkt dat de
instroom van de lerarenopleidingen beperkt is. Uit de laatste cijfers van de instellingen
blijkt dat een stijgende lijn te zien is in het aantal instromende studenten. De vraag is of
met deze groei voldoende eerstegraads universitair geschoolde docenten, voor met
name de tekortvakken in het vo, worden opgeleid.
13
ICL brochure vakinhoudelijk masterniveau voor de universitaire lerarenopleidingen
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 13
Conclusie
De panels stellen vast dat de kwaliteit van de instromende student voldoende is al geven
ze daar weinig onderbouwing voor. Naar het oordeel van de NVAO is het echter van
belang om een goed beeld te hebben van de kwaliteit van de instromende student. Zeker
omdat het een streven van de lerarenopleidingen is om de goede tot zeer goede student
geïnteresseerd te krijgen voor het leraarschap. Momenteel worden de opleidingen
vernieuwd om de lerarenopleidingen aantrekkelijker te maken voor meer en betere
studenten. Tijdens het gesprek met de studenten geven zij aan dat het belangrijk is dat
de kwaliteit van de verschillende nieuw te ontwikkelen routes gelijk is. Er mag geen
sprake zijn van kwaliteitsverschillen tussen de verschillende nieuwe lerarenopleidingen.
Ook moet voldoende helderheid zijn over de aard van de verschillende
lerarenopleidingen, zodat studenten een weloverwogen keuze kunnen maken.
De NVAO wil tenslotte opmerken dat het aantrekkelijker maken van de opleidingen alléén
niet genoeg is. Het beroep van leraar zal ook aantrekkelijker gemaakt moeten worden.
Dit laatste vergt een gezamenlijke inspanning van alle stakeholders in de sector.
De kwaliteit van de docenten (docenten lerarenopleidingen en de docenten op de werkplek) en de kwaliteit van de vakdidacticus in het bijzonder
Kwaliteit docenten
Uit de visitatierapporten blijkt dat het onderwijs wordt verzorgd door gekwalificeerde
docenten. De kwaliteit van de begeleiders (algemeen begeleiders en de vakspecifieke
begeleiders) die werkzaam zijn op de scholen binnen de opleidingsscholen is voldoende.
Het beeld van de kwaliteit van de vakspecifieke begeleiders werkzaam op niet-
opleidingsscholen is diffuser. De opleidingen hebben minder grip op deze begeleiders.
De kwaliteit van de begeleiding van de studenten wordt op niet-opleidingsscholen
geborgd via persoonlijke contacten en bezoeken van de vakdidacticus van de opleiding.
Kwaliteit vakdidacticus
De kwaliteit van de vakdidacticus is voldoende, maar behoeft volgens de panels
aandacht. Het aantal gepromoveerde vakdidactici bij de lerarenopleidingen is relatief
laag.
In relatief veel visitatierapporten wordt opgemerkt dat de kwaliteit van de vakdidacticus
weliswaar bij alle lerarenopleidingen voldoende is, echter dat deze kwaliteit bij veel
opleidingen de aandacht behoeft. De panels leggen in de rapporten de relatie tussen de
kwaliteit van de vakdidacticus en de positie van de vakdidacticus in de
lerarenopleidingen.
Uit de rapporten blijkt dat de positie van vakdidactici binnen de lerarenopleidingen bij een
groot aantal lerarenopleidingen relatief zwak is. De vakdidactici hebben vaak slechts een
beperkte aanstelling waardoor ze minder betrokken kunnen zijn bij de opleidingen. Mede
door de beperkte aanstelling heeft een vakdidacticus slechts beperkte mogelijkheden
voor vakdidactisch onderzoek binnen de lerarenopleidingen.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 14
Conclusie
De NVAO is van oordeel dat de lerarenopleidingen de kwaliteit van de vakdidacticus en
vooral de positie van de vakdidacticus in de lerarenopleidingen moet verbeteren, zeker
gezien de aandachtspunten beschreven bij paragraaf 4.6 Vakdidactiek.
Het aandeel wetenschappelijk onderzoek in het programma en de kwaliteit van de eindwerken
Het gerealiseerd niveau bestaat bij vrijwel alle lerarenopleidingen uit twee onderdelen:
namelijk een praktijkgericht onderzoek als afsluiting van het cursorisch deel en een
afsluiting van het praktijkdeel veelal in de vorm van een portfolio
Praktijkgericht onderzoek
Het academisch karakter van de lerarenopleidingen is in voldoende mate verankerd in
het praktijkgericht onderzoek en in de onderzoeken waarmee de studenten in aanraking
komen in het cursorisch onderwijs. Het praktijkgericht onderzoek is bescheiden van
omvang (meestal tussen de 6 en 10 ECTS) in vergelijking met andere universitaire
masteropleidingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de meeste studenten een
eenjarige (master-na-master) opleiding volgen en dus bij hun eerste master reeds een
onderzoek op het niveau van master hebben afgerond. Bij veel lerarenopleidingen is het
onderdeel praktijkgericht onderzoek opgeknipt in bijvoorbeeld een leeronderzoek of
lesontwerponderzoek en een praktijkonderzoek.
De panels constateren dat het opknippen van het onderdeel praktijkgericht onderzoek
leidt tot veel werkdruk bij de studenten. Studenten geven tijdens het gesprek met de
NVAO aan dat de werkdruk rondom het afstuderen met name wordt veroorzaakt door het
feit dat de opleidingen te weinig maatwerk bieden in de opdrachten behorende bij de
afstudeerfase. Als voorbeeld noemen de studenten een tweede afstudeeronderzoek bij
de master na master en de verplichte keuze voor een vakdidactisch- dan wel
onderwijskundig onderzoek.
Het onderzoeksonderwerp van het praktijkonderzoek wordt voor de studenten die hun
stage lopen op een (academische) opleidingsschool bepaald door het
onderzoeksprogramma van de school waar de student stage loopt. De panels zijn
tevreden over het feit dat de studenten onderzoek uitvoeren naar praktijkvragen die
afkomstig zijn van de scholen.
Minder tevreden zijn de panels over het gegeven dat het onderzoek van de student zich
met name richt op onderwijskundige aspecten en in veel mindere mate op vakdidactische
aspecten.
Over het algemeen genomen komen de panels tot het oordeel voldoende over de
kwaliteit van het deel praktijkgericht onderzoek. Bij een beperkt aantal instellingen
constateren de panels dat de kwaliteit van de eindwerken verbeterd kan worden. Het
betreft dan met name lerarenopleidingen waar studenten op basis van hun vooropleiding
weinig of geen ervaring hebben met sociaalwetenschappelijk onderzoek en studenten
tijdens hun opleiding hierop ook te weinig worden begeleid.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 15
Soms laten lerarenopleidingen studenten in groepen van 3 of 4 onderzoek uitvoeren
waardoor niet zichtbaar wordt wat de bijdrage is van de individuele student.
Portfolio
Het praktijkdeel wordt bij de meeste lerarenopleidingen afgesloten met een portfolio. Bij
veel lerarenopleidingen constateren de panels dat de beoordeling van de schoolstage in
de vorm van een portfolio weliswaar voldoende is maar aandacht verdient. De panels
constateren verschil in de kwaliteit van de portfolio‟s in de mate van diepgang van
reflectie en theoretische onderbouwing.
Voor zowel het praktijkgericht onderzoek als het portfolio geldt dat de panels constateren
dat bij een aantal lerarenopleidingen de eindwerken van de studenten alleen beoordeeld
worden door de docenten van de stageschool, laat staan door twee docenten van de
opleiding. De panels leggen hier terecht de vinger op: de lerarenopleidingen zijn zélf altijd
verantwoordelijk voor de beoordeling van de eindwerken van de studenten.
In diverse rapporten stellen de panels dat de sturing van de examencommissies minder
adequaat is doordat de examencommissies te ver op afstand staan van de
lerarenopleidingen. Dit wordt mede veroorzaakt door de organisatorische setting van de
lerarenopleidingen binnen de instellingen (zie ook 4.7).
Conclusie
De NVAO stelt vast dat de kwaliteit van de eindwerken (praktijkgericht onderzoek en
portfolio) over het algemeen voldoende is. De NVAO constateert dat bij een aantal
instellingen de kwaliteit van de eindwerken aandacht behoeft. Dit betreft zowel de
kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek als de kwaliteit van de verslaglegging van het
praktijkdeel, veelal in de vorm van een portfolio. De NVAO is van oordeel dat de sturing
van de examencommissies van een aantal lerarenopleidingen verbetering behoeft (zie
ook 4.7 De positie van de lerarenopleidingen).
Werkplekleren (opleidingsscholen en stagescholen)
Een sterk punt, naar het oordeel van de panels, is de organisatie van het
praktijkonderdeel in samenwerking met de scholen. De panels zijn te spreken over de
manier waarop de instellingen samen met de scholen al dan niet in de vorm van een
opleidingsschool het praktijkdeel vormgeven. De integratie van theorie en praktijk vindt
voornamelijk plaats in het praktijkdeel. Dit naar tevredenheid van de panels. Ook de
integratie van theorie en praktijk in het cursorisch deel van de opleidingen is door de
intensieve contacten met de scholen geborgd. De algemeen begeleiders van de scholen
verzorgen een deel van het onderwijs en de vakspecifieke begeleiders van de scholen
zijn verantwoordelijk voor de directe begeleiding van de studenten op de scholen. Een
docent van de opleiding heeft intensief contact met de begeleidingsdocenten van de
scholen. Zoals beschreven in de paragraaf “De kwaliteit van docenten” zijn de panels
tevreden over de kwaliteit van zowel de docenten van de instellingen als de kwaliteit van
de docenten van de scholen.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 16
Bij een beperkt aantal instellingen constateren de panels dat er verschillen kunnen
ontstaan in de borging van de kwaliteit van het leren op de werkplek tussen
(academische) opleidingsscholen en niet-opleidingsscholen (stagescholen). In het geval
van de stageschool borgen de instellingen de kwaliteit van het leren op de werkplek door
persoonlijke contacten. Veelal de vakdidactici van de opleidingen bezoeken de studenten
op de stagescholen en voeren gesprekken met de begeleiders van de student.
Conclusie
De NVAO stelt vast dat de samenwerking tussen de lerarenopleidingen en de
partnerscholen adequaat is georganiseerd. De integratie tussen praktijk en theorie is op
deze wijze geborgd. De NVAO vraagt aandacht voor het verschil in de borging van de
kwaliteit en daarmee de kwaliteitsverschillen die kunnen ontstaan tussen
opleidingsscholen en niet-opleidingsscholen.
Visie op het leraarschap
De panels zijn van oordeel dat de eindtermen van alle opleidingen voldoen aan de
(inter)nationale eisen qua oriëntatie, inhoud en niveau. Bij slechts een enkele instelling
geeft het panel aan dat de eindkwalificaties eenduidiger kunnen worden geformuleerd.
De panels stellen vast dat voor alle lerarenopleidingen geldt dat de eindkwalificaties op
orde zijn maar dat de visie op de rol van de leraar bij veel lerarenopleidingen beter
geëxpliciteerd kan worden. Met name de rol van de leraar met betrekking tot de
maatschappelijke ontwikkelingen en de rol van het onderwijs en de school binnen die
maatschappelijke context zijn beperkt beschreven in de visie. Het ontbreken van een
expliciete visie heeft als gevolg dat vooral de pedagogische rol onderbelicht is in het
curriculum van de opleidingen van een aantal instellingen.
In het gesprek met de studenten dat de NVAO in het kader van de validering van de
systeembrede analyse heeft gevoerd, geven de studenten aan dat een expliciete visie op
het beroep misschien op het niveau van de opleiding in mindere mate aanwezig is, maar
dat ze door de opleiding worden uitgedaagd om een goed onderbouwde eigen visie op
het onderwijs te vormen.
Conclusie
De panels leggen in de visitatierapporten de nadruk op het ontbreken van een expliciete
visie op het leraarschap. Tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van VSNU, ICL
en studenten blijkt dat een visie op het leraarschap weliswaar aangescherpt kan worden
maar in voldoende mate geëxpliciteerd is. De NVAO stelt vast dat de instellingen, in
afstemming met de andere stakeholders en met name het werkveld, een meer expliciete
visie op het leraarschap kunnen formuleren en de curricula daar waar nodig hierop
kunnen aanpassen.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 17
Kwaliteit van de vakdidactiek
Deze paragraaf heeft een directe relatie met de paragraaf “De kwaliteit van docenten”
waarin is vastgesteld dat de kwaliteit van de vakdidacticus bij veel lerarenopleidingen
aandacht behoeft
De kwaliteit van de vakdidactiek is naar het oordeel van de panels bij alle opleidingen
voldoende echter bij relatief veel lerarenopleidingen geven de panels aan dat, ondanks
het feit dat de kwaliteit van het aandeel vakdidactiek voldoende is, de opleidingen de
kwaliteit van de vakdidactische component kan verhogen.
De panels stellen vast dat er verschillen zijn in kwaliteit tussen instellingen, maar ook
tussen de opleidingen van instellingen. De panels zijn over het algemeen meer tevreden
over de kwaliteit van de vakdidactiek van opleidingen in het bètacluster in vergelijking
met de andere clusters. Bij lerarenopleidingen waar de panels minder tevreden zijn
stellen zij vast dat de vakdidactiek vooral een toepassing is van algemeen didactische
modellen op de vakinhoud. Bij een aantal opleidingen stellen de panels vast dat het
onderwijs in vakdidactiek tot een nadrukkelijker afzonderlijk product moet leiden waarin
studenten reflecteren op de wijze waarop zij vakdidactische theorieën gebruiken in de
onderwijspraktijk.
Conclusie
De NVAO stelt vast dat de aandacht voor de kwaliteit van vakdidactiek aandacht behoeft.
De vakdidactiek is bij een aantal opleidingen algemeen didactisch van aard en niet in
voldoende mate specifiek vakdidactisch ingevuld. De NVAO is van mening dat het
verhogen van de kwaliteit van de vakdidactiek een belangrijke prioriteit is van de
lerarenopleidingen, mede gezien het feit dat het aantal gepromoveerde vakdidactici bij de
lerarenopleidingen verhoogd moet worden.
Positie van de lerarenopleidingen binnen de instellingen
Uit de visitatierapporten blijkt dat de plaats van de lerarenopleidingen binnen een
instelling nogal verschilt. Er zijn twee varianten: een variant is die waarin alle
lerarenopleidingen en de educatieve minor zijn ondergebracht bij één centraal instituut.
De tweede variant is die waarin de lerarenopleidingen en de educatieve minor zijn
ondergebracht bij de faculteiten van het betreffende schoolvak. Beide varianten hebben
zowel voordelen als nadelen.
Uit de visitatierapporten blijkt dat de positie van de lerarenopleidingen binnen de
instellingen nog niet bij alle instellingen voldoende duidelijk is. Panels leggen de vinger
op een onduidelijke positionering en beslisstructuur van diverse lerarenopleidingen. Dat
heeft invloed op de kwaliteit, daarbij noemen de panels vooral toetsing en eindniveau.
De kwaliteit is voldoende, maar de panels zien wel verschillen.
Conclusie
De NVAO stelt vast dat voor veel instellingen geldt dat de plek van de lerarenopleidingen
binnen de organisatie niet helemaal duidelijk is. Hierdoor is de beslissingsstructuur
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 18
minder helder en kunnen kwaliteitsrisico‟s optreden. Een voorbeeld hiervan is al eerder
genoemd en betreft de borging van de kwaliteit van de toetsing en het eindniveau van de
opleidingen door de examencommissies (zie 4.3). De NVAO is van oordeel dat
instellingen een duidelijke keuze moeten maken voor de positionering en zichtbaarheid
van de opleidingen in de organisatie.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 19
De educatieve minor leidt op tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid voor de
onderbouw vmbo-tl, havo en vwo. Een educatieve minor is een traject van 30 EC dat in
combinatie met een bachelor in een schoolvak wordt doorlopen. Zoals beschreven in de
paragraaf “De kwaliteit van de instromende studenten” volgden in 2010 335 studenten
een educatieve minor. In 2012 is dit aantal toegenomen tot 452 studenten. De educatieve
minoren worden veelal verzorgd door de lerarenopleidingen.
De educatieve minor bestaat uit een cursorisch deel en een praktijkdeel. Uit de
visitatierapporten blijkt dat bij een aantal instellingen het cursorisch deel gelijk is aan het
cursorisch deel in de eerste helft van de lerarenopleidingen. Aandacht voor didactiek van
de onderbouw wordt vaak in de vorm van een workshop vormgegeven. Er zijn echter ook
instellingen die gekozen hebben voor een eigen programmering van de educatieve
minoren. In cursussen wordt specifiek aandacht gegeven aan lesgeven in de onderbouw.
Op basis van de rapporten lijkt het erop dat de panels meer tevreden zijn over de
laatstgenoemde variant.
Het aantal studenten dat zich inschrijft voor een educatieve minor is beperkt. Het aantal
studenten dat start met een educatieve minor vertoont een lichte stijging. Er zijn enkele
educatieve minoren die geen studenten hebben of waar slechts één student de minor
volgt. Omdat de educatieve minoren veelal verzorgd worden door de lerarenopleidingen
constateren de panels veelal dezelfde knelpunten voor de educatieve minor als voor de
lerarenopleidingen. Het betreft dan kritiekpunten ten aanzien van de vakdidactiek en de
aansturing van de minor.
Conclusie
De NVAO stelt vast dat de kwaliteit van alle educatieve minoren voldoende is. De NVAO
constateert dat er een aantal educatieve minoren is waarin weinig studenten zitten. Uit de
visitatierapporten wordt niet duidelijk of dit geringe aantal studenten gevolgen heeft voor
de kwaliteit van de minoren. De NVAO is van mening dat er een risico bestaat op
kwaliteitsproblemen bij de „lege‟ minoren.
Educatieve
minoren
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 20
De lerarenopleidingen zijn in 2007-2009 landelijk gevisiteerd14
. In deze paragraaf wordt
de huidige analyse van de lerarenopleidingen vergeleken met de algemene bevindingen
beschreven in het rapport van de QANU. Ontwikkelingen en trends, in de vorm van
thema‟s sinds de vorige visitatie kunnen op deze wijze worden vastgesteld.
Instroom
Tijdens de visitatieronde in 2007-2009 was de verhoging van de instroom van studenten
in de lerarenopleidingen een belangrijk thema. Destijds is gesproken over de verhoging
van de instroom door aandacht te hebben voor de vraaggerichtheid van de
lerarenopleidingen zodat nieuwe wegen naar het lerarenschap kunnen ontstaan. Een
nieuwe route naar het lerarenschap is in 2009 gestart in de vorm van de Educatieve
minor.
Uit de visitatieronde van 2014-2015 blijkt dat panels aangeven dat veel instellingen meer
aandacht kunnen schenken aan de instroom. De instroom, zoals ook blijkt uit recente
gegevens van ICL, is weliswaar licht gestegen maar is niet dusdanig dat dit de behoefte
aan wo-master geschoolde docenten in het vo dekt. Uit de brief van de VSNU15
aan
minister Bussemaker blijkt dat er naar nog meer mogelijkheden wordt gezocht voor de
flexibilisering van de lerarenopleidingen én de kwaliteitsverhoging van de
lerarenopleidingen om meer en betere studenten te interesseren voor een
lerarenopleiding.
Visie / profilering
In 2007-2009 waren alle lerarenopleidingen aan de slag om het lerarenopleiding-
uitstroomprofiel nader te preciseren en op de eigen visie op het leraarschap te enten. De
NVAO stelt vast dat de panels die de visitaties hebben uitgevoerd in 2014-2015 opnieuw
concluderen dat de opleidingen zich nog sterker kunnen profileren. Met name de visie op
het leraarschap kan volgens de panels sterker worden vormgegeven.
Het academisch gehalte van de lerarenopleidingen en de kwaliteit van de
eindwerken
Het academisch gehalte manifesteert zich het duidelijkst rondom de eisen, de kwaliteit en
de beoordeling van het praktijkonderzoek stelde de commissie anno 2007-2009 vast.
Destijds was de inbedding van academische eisen in een praktijkonderzoek nog in volle
gang. De verscheidenheid in aard en kwaliteit van deze producten tussen en binnen de
opleidingen was dan ook groot. De commissie stelde destijds vast dat de opleidingen de
eisen waaraan de „reflectie‟ moet voldoen nog verder dienen te expliciteren.
Uit de visitatieronde van 2014-2015 blijkt dat de panels in het algemeen tevreden zijn
over het academisch gehalte van de praktijkonderzoeken. De panels stellen echter vast
dat er nog steeds verschillen zijn tussen de kwaliteit van de praktijkonderzoeken bij
diverse lerarenopleidingen.
14
QANU, Universitairen lerarenopleidingen 2008 15
VSNU, Brief aan minister Bussemaker over de lerarenopleidingen, 10 december 2015
Ontwikkelingen en
trends sinds de
vorige visitatie
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 21
Ook de kwaliteit van de portfolio‟s (de beoordeling van het praktijkdeel van de
opleidingen) laat verschillen zien. De reflectie op de eigen ontwikkeling en het
professioneel handelen moet nog verbeterd worden.
De NVAO stelt vast dat het academisch gehalte van de praktijkonderzoeken voldoende
is. Er is echter nog steeds sprake van kwaliteitsverschillen tussen de
praktijkonderzoeken. De kwaliteit van de portfolio‟s en met name de diepgang van de
reflectie kan worden verhoogd bij veel opleidingen.
Vakdidactiek
Vakdidactiek stond bij de visitaties in 2007-2009 centraal. De commissie stelde destijds
vast dat de theoretische onderbouwing van en de relatie met onderzoek in de
vakdidactiek niet overal even sterk is. Deze bevindingen van de commissie in 2007-2009
worden opnieuw bevestigd door de panels in 2014-2015.
De NVAO stelt vast dat de kwaliteit van de vakdidactiek bij de meeste opleidingen
voldoende is. Er is echter vrij weinig vooruitgang geboekt met betrekking tot het punt van
de theoretische onderbouwing van en de relatie met onderzoek in de vakdidactiek.
Positie van de lerarenopleidingen binnen de instelling
In 2007-2009 stelde de commissie vast dat er geen sprake is van een duidelijke positie
van de lerarenopleidingen binnen de instellingen. Als een rode draad door de visitaties
was de behoefte aan duidelijke aansturing van de opleidingen zichtbaar.
De NVAO stelt vast dat de panels, die in 2014-2015 de lerarenopleidingen bezochten,
constateerden dat voor een aantal instellingen geldt dat de lerarenopleidingen geen
duidelijke positie hebben in de organisatie met als gevolg dat de beslissingsstructuur niet
helder is. Hierdoor kunnen kwaliteitsrisico‟s ontstaan.
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 22
De NVAO komt tot het oordeel dat de kwaliteit van vrijwel alle lerarenopleidingen
voldoende is. Er zijn geen opleidingen met een eindoordeel goed, bij een enkele
opleiding wordt een standaard als goed beoordeeld (zie ook bijlage 2).
De NVAO komt tot de conclusie dat de opleidingen op een belangrijk aantal punten
kunnen en moeten verbeteren. De NVAO realiseert zich dat op het moment van deze
systeembrede analyse door de universiteiten wordt gewerkt aan het vernieuwen van de
lerarenopleidingen, het verhogen van de kwaliteit van de nieuw te vormen
lerarenopleidingen en het vergroten van de instroom16
. Met deze plannen en acties die
reeds in gang zijn gezet geven de universiteiten een antwoord op de bevindingen en
aanbevelingen van de panels.
Met deze systeembrede analyse wil de NVAO inzicht bieden in overzicht bieden over de
staat van de universitaire lerarenopleidingen en een bijdrage leveren aan deze
ontwikkelingen.
Daarnaast merkt de NVAO op dat, naast een aantal duidelijke verbeteringen zoals het
verder ontwikkelen van het praktijkonderzoek, op een aantal kritiekpunten van de vorige
visitatie weinig vooruitgang is geboekt. Dit betreft onder andere de punten als de plaats
van de lerarenopleidingen in de instellingen, het vergroten van de instroom en de
kwaliteit van de vakdidactiek.
16
VSNU, Actieplan Lerarenagenda Nederlandse Universiteiten, 14 november 2013
Conclusies
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 23
Op basis van deze systeembrede analyse komt de NVAO tot een aantal aanbevelingen.
De aanbevelingen zoals beschreven in dit hoofdstuk betreffen niet alleen aanbevelingen
op het niveau van de instelling en op het niveau van de lerarenopleidingen, maar zijn van
belang voor alle stakeholders betrokken bij de universitaire lerarenopleidingen.
Expliciteer de visie op het leraarschap van de lerarenopleidingen en pas waar nodig
de curricula aan op die visie.
Verhoog de kwaliteit van de vakdidacticus door het verhogen van het aantal
gepromoveerde vakdidactici, de versterking van de positie van de vakdidacticus
binnen de opleidingen en het vergroten van het aantal mogelijkheden voor
vakdidactisch onderzoek door de vakdidactici binnen de opleidingen.
Verhoog de kwaliteit van het aandeel vakdidactiek in de opleidingen.
Verbeter de kwaliteit van de eindwerken (praktijkgericht onderzoek en het praktijkdeel
al dan niet in de vorm van een portfolio).
Het panel vraagt aandacht voor:
o de diepgang en theoretische onderbouwing van de reflecties van de studenten en
de wisselende kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek;
o de kwaliteit van de eindwerken van met name studenten zonder ervaring met het
uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Geef de lerarenopleidingen een duidelijke positie in de instellingen waardoor de
kwaliteit van de aansturing van de lerarenopleidingen helder en geborgd is. Met name
de rol van de examencommissie verantwoordelijk voor de borging van de kwaliteit van
de toetsing moet worden versterkt.
In het algemeen geldt voor nieuw te vormen lerarenopleidingen dat de status en de
aantrekkelijkheid van het beroep belangrijke factoren zijn voor de aantrekkelijkheid
van lerarenopleidingen. Het vergroten van aantrekkelijkheid van de lerarenopleidingen
is een verantwoordelijkheid voor alle stakeholders.
Aanbevelingen
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 24
Bijlage 1 - Overzicht van de tien instellingen (acht met lerarenopleiding en
educatieve minoren en twee met alleen educatieve minoren)
(in volgorde van de datum van de accreditatieaanvraag)
Opleidingen Leraar VHO - Tilburg University
Opleidingen Leraar VHO – Vrije Universiteit Amsterdam
Opleidingen Leraar VHO en opleidingen Leraar voortgezet onderwijs van de
eerste graad – Rijksuniversiteit Groningen
Opleiding Leraar VHO – Universiteit Twente
Opleidingen Leraar VHO – Universiteit Leiden
Opleidingen Leraar VHO – Radboud Universiteit Nijmegen
Educatieve minor – Open Universiteit
Opleidingen leraar VHO en opleidingen Leraar voortgezet onderwijs van de
eerste graad Universiteit Utrecht
Educatieve minor – Wageningen University
Opleidingen Leraar VHO – Universiteit van Amsterdam
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 25
Bijlage 2 – Vergelijkend overzicht scores
Tilburg University (003530-003534)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in
Nederlands V V V Filosofie V V V Maatschappijleer en
Maatschappijwetenschappen V V V
Algemene Economie V V V Management en Organisatie V V V Algemeen eindoordeel V Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
Vrije Universiteit Amsterdam (003948-003963)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in
Aardrijkskunde V V O Algemene Economie V V O
Biologie V V O Duits V V O
Engels V V O Frans V V O Geschiedenis en Staatsinrichting V V O
Godsdienst en Levensbeschouwing
V V O
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
V V O
Latijnse Taal en Cultuur V V O Maatschappijleer en
Maatschappijwetenschappen V V O
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 26
Management en Organisatie V V O Natuurkunde V V O
Nederlands V V O Scheikunde V V O Wiskunde V V O Algemeen eindoordeel Onvoldoende
Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
Rijksuniversiteit Groningen (003964-003991)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
V V V
Geschiedenis en Staatsinrichting V V V Frans V V V Aardrijkskunde V V V Engels V V V Biologie V V V Algemene Economie V V V Duits V V V Maatschappijleer en
Maatschappijwetenschappen V V V
Fries V V V Management en Organisatie V V V Natuurkunde V V V Nederlands V V V Scheikunde V V V Wiskunde V V V Algemeen eindoordeel voldoende
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs (120 EC: variant: voltijd, deeltijd) van de eerste graad in
Aardrijkskunde V V V Duitse Taal en Cultuur V V V Economie en
Bedrijfswetenschappen V V V
Engelse Taal en Cultuur V V V Filosofie V V V Franse Taal en Cultuur V V V Friese Taal en Cultuur V V V Geschiedenis V V V Griekse en Latijnse Taal en
Cultuur V V V
Maatschappijleer V V V
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 27
Nederlandse Taal en Cultuur V V V
Spaanse Taal en Cultuur V V V
Algemeen eindoordeel voldoende Beoordeling door het panel voor de opleiding wo-master Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen (120EC; variant: voltijd, deeltijd, duaal; afstudeerrichtingen: Bètacommunicatie en Bèta-educatie)
V V V
Algemeen eindoordeel voldoende
Educatieve minor
Algemeen eindoordeel Positief
Universiteit Twente (003993)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleiding wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in:
Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen
V V V
Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
Universiteit Leiden (003994-004001)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in
Natuurkunde V G V Algemene Economie V V V
Management en Organisatie V V V Wiskunde V G V
Biologie V G V Maatschappijleer en
Maatschappijwetenschappen V V V
Scheikunde V G V Geesteswetenschappen V V V
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 28
Algemeen eindoordeel voldoende
Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
Radboud Universiteit Nijmegen (004002-004018)
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleiding wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in:
Aardrijkskunde V V V Algemene Economie V V V
Biologie V V V Duits V V V
Engels V V V Filosofie V V V Frans V V V Geschiedenis en Staatsinrichting V V V Godsdienst en
Levensbeschouwing V V V
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
V V V
Kunstgeschiedenis en CKV V V V Maatschappijleer en
Maatschappijwetenschappen V V V
Management en Organisatie V V V Natuurkunde V V V Nederlands V V V Scheikunde V V V Spaans V V V
Wiskunde V V V Algemeen eindoordeel Voldoende
Educatieve minor
Algemeen eindoordeel Positief
Open Universiteit (004024)
Educatieve minor
Algemeen eindoordeel Positief
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 29
Universiteit Utrecht (004032-004052 – m.u.v. 004049)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in
Aardrijkskunde V V V
Algemene Economie V V V Biologie V G V Duits V V V Engels V V V Filosofie V V V
Frans V V V Geschiedenis en Staatsinrichting V V V Godsdienst en
Levensbeschouwing V V V
Kunstgeschiedenis en Culturele en Kunstzinnige Vorming/Kunst Algemeen
V V V
Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen
V V V
Muziek V V V Natuurkunde V G V Nederlands V V V Scheikunde V G V Spaans V V V
Wiskunde V G V Algemeen eindoordeel voldoende
Beoordeling door het panel voor de opleidingen wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (120 EC; variant: voltijd) in
Kunstonderwijs en Communicatie
V V V
Communicatie en Educatie van de Natuurwetenschappen
V G V
Talenonderwijs en communicatie V V V Mens- en maatschappijonderwijs
en communicatie V V V
Algemeen eindoordeel voldoende
Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
Wageningen University (004076-004083)
Educatieve minor
Algemeen eindoordeel Positief
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 30
Universiteit van Amsterdam (004149-004171)
Standaard
1. Beoogde eindkwalificaties
2. Onderwijsleeromgeving
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Formulering Standaard
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Beoordeling door het panel voor de opleiding wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (60 EC; variant: voltijd, deeltijd) in:
Aardrijkskunde V V V
Algemene Economie V V V Arabisch V V V Biologie V V V Duits V V V Engels V V V
Filosofie V V V Frans V V V Geschiedenis en Staatsinrichting V V V Godsdienst en
Levensbeschouwing V V V
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
V V V
Hebreeuws V V V
Italiaans V V V Kunstgeschiedenis en CKV V V V Latijn en Klassieke en Culturele
Vorming V V V
Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen
V V V
Management en Organisatie V V V Natuurkunde V V V Nederlands V V V Russisch V V V Scheikunde V V V
Spaans V V V Wiskunde V V V
Algemeen eindoordeel Voldoende
Educatieve minor Algemeen eindoordeel Positief
NVAO | Systeembrede Analyse Universitaire lerarenopleidingen | Maart 2016 pagina 31
Systeembrede analyse Universitaire lerarenopleidingen
wo-master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs; wo-master Leraar Voortgezet
Onderwijs van de eerste graad en de Educatieve minoren
Drs. Irma Franssen
Maart 2015
NVAO Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Parkstraat 28 ⁄ 2514 JK Den Haag Postbus 85498 ⁄ 2508 CD Den Haag Nederland
T 31 70 312 23 00 E [email protected] www.nvao.net
Colofon