studiewijzer pabo deeltijd 1 - mijnhva · in het (amsterdamse) onderwijs en de invloed van die...
TRANSCRIPT
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 1
Studiewijzer Pabo Deeltijd 1
Semester 1
2018-2019
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 2
Inhoud
SEMESTER 1 | KENNISMAKEN MET HET AMSTERDAMSE ONDERWIJS ................................................................... 3
BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING SEMESTER 1 DT .................................................................................. 4
HOOFDSTUK 1.| PEDAGOGIEK – DE BASIS ............................................................................................................. 5
HOOFDSTUK 2.| BEROEPSOPDRACHT – KLASSENMANAGEMENT .......................................................................... 8
HOOFDSTUK 3. | KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ....................................................................... 12
NEDERLANDS - TL, BL & WS .......................................................................................................................................... 13 EV NEDERLANDS .......................................................................................................................................................... 19 REKENEN EN WISKUNDE - HG ......................................................................................................................................... 20 EV REKENEN/WISKUNDE ............................................................................................................................................... 25 ONDERZOEKEND EN ONTWERPEND LEREN NATUUR & TECHNIEK 1 ......................................................................................... 26 MUZIEK ...................................................................................................................................................................... 30 CULTUURPROJECT 1 ...................................................................................................................................................... 33
HOOFDSTUK 4. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS .................................................................................. 35
HOOFDSTUK 5. | PERSOONLIJKE PROFESSIONELE ONTWIKKELING (PPO) 1.2....................................................... 39
HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE......................................................................................................... 43
BIJLAGE 1. I BEOORDELINGSFORMULIER DT BEROEPSOPDRACHT - KLASSENMANAGEMENT ............................... 45
BIJLAGE 2. I BEOORDELINGSFORMULIER DT VAKOPDRACHT NEDERLANDS – TL, BL & WS ................................... 46
BIJLAGE 3. I BEOORDELINGSFORMULIER DT VAKOPDRACHT REKENEN/WISKUNDE HG ....................................... 48
BIJLAGE 4. I BEOORDELINGSFORMULIER DT VAKOPDRACHT ONDERZOEKEND EN ONTWERPEND LEREN N&T 1 . 49
BIJLAGE 5. I BEOORDELINGSFORMULIER DT VAKOPDRACHT MUZIEK .................................................................. 51
BIJLAGE 6. I BEOORDELINGSFORMULIER DT TOETS EIGEN VAARDIGHEID MUZIEK ............................................... 52
BIJLAGE 7. I BEOORDELINGSFORMULIER DT PPO 1.2 ........................................................................................... 53
BIJLAGE 8. | DE TAALNORM VAN PABO-HVA ....................................................................................................... 54
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 3
SEMESTER 1 | Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs INLEIDING - Je start aan de opleiding tot leraar basisonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam. De Hogeschool
van Amsterdam verzorgt onderwijs in Amsterdam en omgeving en neemt daarmee de problemen en uitdagingen
van de grote stad als uitgangspunt van haar onderwijs. Voor jou betekent dat, dat je je bewust toont van de
diversiteit van de grootstedelijke omgeving.
Niet alleen op de Pabo van de HvA, maar vooral ook in de Amsterdamse basisscholen wordt de basis gelegd voor
de toekomst van een nieuwe generatie Amsterdammers. Leerkrachten zijn daarin onmisbaar. Zij dragen bij aan de
ontwikkeling van kinderen door hen kennis, vaardigheden en een goede houding te laten verwerven. Zij spreken
kinderen aan op hun talenten en mogelijkheden en faciliteren en stimuleren het leren. Zij hebben oog voor alle
kinderen in de klas en steken hun nek uit voor kinderen die extra steun in de rug nodig hebben. Deze leraren
creëren een zodanige sfeer in de klas dat kinderen met plezier naar school komen en zin hebben om te leren.
Het onderwijs op de Pabo richt zich in dit semester op een eerste kennismaking met het lesgeven in de grote stad.
In alle colleges ligt het accent op de basiskennis en –vaardigheden van een leerkracht basisonderwijs, die nodig zijn
om een eerste stap te zetten naar startbekwaamheid.
Binnen het thema ‘Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs’ krijg je oog voor de diversiteit aan kinderen,
hun sociaal-culturele achtergronden en ontwikkelingsniveaus. Daarnaast verdiep je jezelf door middel van
onderzoek in het kader van de beroepsopdracht.
Vanaf eind september maak je als student deel uit van een basisschoolteam en voer je praktijkopdrachten uit in de
middenbouw van je stageschool. In de practica leerkrachtvaardigheden wordt aandacht besteed aan de
lesvoorbereiding en klassenmanagement.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 4
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing semester 1 DT
STUDIESCHEMA PABO 2018-2019 | 1e JAAR | Semester 1| DT
BLO
K 1
.1 &
BLO
K 1
.2
STUDIEONDERDEEL Blok Studiepunten
Pedagogiek – De basis Blok 1 & 2 3
Beroepsopdracht – Klassenmanagement Blok 1 & 2 3
Nederlands – TL, BL & WS Blok 1 & 2 3
Rekenen Wiskunde – HG Blok 1 & 2 3
Onderzoekend en ontwerpend leren N&T 1 Blok 1 & 2 4
Muziek Blok 1 & 2 4
Cultuurproject 1 Blok 1 & 2 1
Praktijk 1.1 Blok 1 3
Praktijk 1.2 Blok 2 3
Eigen vaardigheid Nederlands Blok 1 & 2 1
Eigen vaardigheid Rekenen / wiskunde Blok 1 & 2 1
PPO 1.2 Blok 1 & 2 2
TOTAAL STP BLOK 1.1 & 1.2 31
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 5
HOOFDSTUK 1.| Pedagogiek – De basis
SIS omschrijving (deel)tentamens Vaktoets Pedagogiek – De basis TS
Inleiding
In dit semester maak je kennis met de diversiteit van het Amsterdamse basisonderwijs. Je verdiept je in het
onderwijs en het beroep van leraar vanuit de vraag: wat is goed onderwijs in de grootstedelijke context, waarbij
school, leerkracht, kind en omgeving de belangrijkste componenten zijn. Je verdiept je daarbij in didactische
modellen, groepsdynamische processen en de principes van de ecologische pedagogiek volgens de theorie van
Bronfenbrenner. De generieke kennisbasis is leidraad voor de studieonderdelen pedagogiek.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kent de pedagogische en didactische basistaken van de leerkracht en de voorwaarden voor goed onderwijs.
Je kent de ontwikkelings- en leerpsychologische aspecten van kinderen in de basisschoolleeftijd en de
verschillende visies hierop.
Je kent verschillende didactische modellen en de wijze waarop instructie daarin wordt vormgegeven.
Je kent de fasen van groepsvorming en de kenmerken van groepsdynamische processen.
Je kent de diversiteit aan leef- en belevingswerelden in de grote stad en de principes van de ecologische
pedagogiek.
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Goed onderwijs en de rol van de leerkracht
We starten deze collegereeks met het bespreken van de criteria die
passen bij kwalitatief goed onderwijs. Daarbij kijken we naar de
taken en rollen van een leerkracht. Tevens zijn de behoeften van
kinderen een onderwerp in dit college. Je maakt kennis met de
theorie van Stevens en Biesta.
2. Wat is leren en hoe leert een kind?
Behaviorisme, Handelingspsychologie, Cognitivisme en Sociaal
constructivisme. Wat is leren? In dit college komt het begrip leren
aan de orde. Daarna maak je kennis met een aantal leertheorieën.
Allereerst behandelen we het behaviorisme. Daarna bespreken we
de handelingspsychologie met pedagogen zoals Vygotsky en
Galperin. Tevens komen de cognitieve psychologen Bruner en
Ausubel aan de orde met hun betekenis voor het onderwijs. We
leggen een link met de basisschool: waar zie je elementen van deze
theorieën terug?
Bestudeer de tekst beschikbaar gesteld op MijnHvA.
3. Ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingsaspecten van kinderen
op de basisschool
Kinderen ontwikkelen zich op verschillende aspecten (op sociaal-
emotioneel, fysiek en cognitief gebied) en kinderen verschillen in de
manier waarop zij zich ontwikkelen. De ontwikkelingspsychologie
houdt zich met deze twee vraagstukken bezig. Voor jou als leraar is
het van belang om over beide onderwerpen te leren. In dit college
worden enkele begrippen uit de ontwikkelingspsychologie
behandeld en gaan we in op verschillende ontwikkelingstheorieën.
Bestudeer uit Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016)
paragraaf 2.4.
Bereid een deel van het college voor (of de theorie van één
van de ontwikkelingspsychologen of de verbinding naar de
praktijk).
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 6
4. Ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingsaspecten van kinderen
op de basisschool
Vervolg: Kinderen ontwikkelen zich op verschillende aspecten en
kinderen verschillen in de manier waarop zij zich ontwikkelen. De
ontwikkelingspsychologie houdt zich met deze twee vraagstukken
bezig. Voor jou als leraar is het van belang om over beide
onderwerpen te leren. In dit college worden enkele begrippen uit de
ontwikkelingspsychologie behandeld en gaan we in op verschillende
ontwikkelingstheorieën.
Bestudeer uit Hooijmaaijers et al. (2016) paragraaf 2.4.
Bereid een deel van het college voor (of de theorie van één
van de ontwikkelingspsychologen of de verbinding naar de
praktijk).
5. Observeren en registreren
Om les te kunnen geven is het goed kunnen observeren van
kinderen een voorwaarde. In dit college leer je de basisprincipes
omtrent observeren. Diverse observatiemodellen komen aan de
orde (kwalitatief en kwantitatief) en de begrippen validiteit en
betrouwbaarheid, obstakels en objectiviteit worden behandeld. Aan
de hand van casuïstiek en filmmateriaal oefen je diverse vormen
van observeren.
Bestudeer uit Van der Donk & Van Lanen (2016) paragrafen 5.2.2, 6.1 en 6.3.
6. Klassenmanagement: didactiek en instructiemodellen binnen
het Amsterdamse onderwijs
In dit college maak je kennis met veel gebruikte instructiemodellen
in het (Amsterdamse) onderwijs en de invloed van die modellen op
je didactisch handelen. We vertrekken vanuit het didactische
analyse model van Van Gelder. Daarna worden het activerende
directe instructiemodel (ADI), het interactieve gedifferentieerde
directe instructiemodel (IGDI) en het expliciete directe
instructiemodel (EDI) behandeld.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragraaf 4.2.
7. Differentiatie
We gaan in op de soorten en vormen van differentiatie. Ook komt
de organisatie van differentiatie aan bod. Er wordt een koppeling
gemaakt naar de modellen van het vorige college. Termen als
onderwijsbehoefte en handelingsgericht werken komen aan bod.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragraaf 4.3.
Observeer hoe er in de (stage)klas wordt omgegaan met verschillen.
8. Leerstijlen in de klas
Wat houdt de leerstijlentheorie van Kolb in? Wat is de theorie van
Howard Gartner over meervoudige intelligentie? Daarnaast kijken
we naar de theorie van Manon Ruijters over leren. Op welke wijze
kun je de theorieën inzetten bij de differentiatie in je klas en welke
rol speelt motivatie hierbij? We gaan actief aan de slag met
werkvormen waarbij de theorie van Kolb, Ruijters en Gartner wordt
toegepast én waarbij we kritisch kijken naar deze theorieën.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragraaf 2.2.
9. Groepsdynamica en rollen in de groep
Hoe krijg je grip op jouw groep? Wat zijn kenmerken van een
positieve en negatieve groep? Tevens bespreken we instrumenten
om de sfeer en de groepsdynamiek te meten.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragraaf 5.1 en 5.3.
Maak een foto van de regels en routines die gehanteerd worden in jouw (stage)klas.
10. Fasen van groepsontwikkeling
We gaan aan de slag met groepsrollen, groepsfasen, spelletjes en
activiteiten om de groepssfeer te verbeteren.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragraaf 5.2.
Neem jouw quickscan groepsklimaat mee naar de les.
11. Wat is de samenwerking tussen ouders en school?
Aan het einde van het college heb je een overzicht hoe ouders
kunnen samenwerken aan leren en opvoeden in een grootstedelijke
context.
Bestudeer uit Oostdam & De Vries (2014) hoofdstukken 1 en 2.
12. Afsluiting
Tijdens dit college leggen we een relatie tussen alles wat aan bod is
gekomen en je eigen ontwikkeling. Dit doen we aan de hand van
filmfragmenten.
Neem twee zelfgemaakte meerkeuze toetsvragen, inclusief het antwoord, mee over de verplichte literatuur.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 7
Toetsing
Vaktoets (schriftelijke toets)
Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer:
5,5) indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.
Literatuur
Hooijmaaijers, T., Stokhof, T. en Verhulst, F. (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten
basisonderwijs. Assen: Van Gorcum.
o Hoofdstuk 2.
o Hoofdstuk 3.
o Hoofdstuk 4.
o Hoofdstuk 5.
Klamer-Hoogma, M.G. (2018). Klassenmanagement. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
o Hoofdstuk 2.
o Paragraaf 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4.
Oostdam, R. en Vries, P. de (2014). Samen werken leren en opvoeden. Bussum: Coutinho.
o Hoofdstuk 1.
o Hoofdstuk 2.
o Paragraaf 10.2.1.
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
o Paragraaf 5.2.2, 6.1 en 6.3.
De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter
beschikking gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 8
HOOFDSTUK 2.| Beroepsopdracht – Klassenmanagement
SIS omschrijving (deel)tentamens Beroepsopdracht – Klassenmanag PD
INLEIDING
Als je een klas binnenstapt kun je vaak snel zien en misschien ook wel opmerken hoe het er in de klas aan toe gaat.
Zichtbaar is de leeromgeving, de wijze waarop de klas is ingericht, de materialen die worden gebruikt en waarmee
de kinderen in de klas op dat moment bezig zijn. Minder zichtbaar, maar wel mérkbaar is het pedagogisch klimaat.
Je zou dat kunnen omschrijven als de wijze waarop kinderen onderling en met de leraar omgaan, de wijze waarop
leraar en kinderen zich opstellen en tot elkaar verhouden. En dus ook de wijze waarop het onderwijs is
georganiseerd en de rol- of taakverdeling tussen leraar en leerlingen. Zowel het pedagogisch klimaat als de
inrichting van de leeromgeving zijn belangrijke voorwaarden voor goed onderwijs. Je doet onderzoek naar de
theorie en praktijk van bovengenoemde onderwerpen.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt aan de hand van actuele vakliteratuur een theoretisch kader samenstellen over een goed pedagogisch
klimaat, een rijke leeromgeving en de rol van de verschillende actoren hierin.
Je kunt een interview voorbereiden en observaties uitvoeren om het pedagogisch klimaat en de leeromgeving
in kaart te brengen.
Je kunt het pedagogisch klimaat en de leeromgeving van de eigen stageklas analyseren.
Je kunt jouw eigen handelen en rol met betrekking tot het pedagogisch klimaat en de rijke leeromgeving
analyseren, beschrijven en persoonlijke ontwikkelpunten benoemen.
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Klassenmanagement
Er wordt uitgelegd wat klassenmanagement inhoudt. We gaan in op
de beroepsopdracht aan de hand van het beoordelingsformulier en
de keuzes die er gemaakt kunnen worden.
2. Voor de klas staan
Hoe houd je overwicht op de groep? Hoe sta je voor de klas? Hoe
zorg je ervoor dat de klas naar jou luistert en de kinderen gewenst
gedrag vertonen?
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) hoofdstuk 2.
Bestudeer de app: Toolbox klassenmanagement (beschikbaar voor Android): pedagogisch vakmanschap: Fysieke & mentale houding en Rolmodel.
3. Practicum Lesgeven de basis
Aan de hand van filmpjes gaan we kijken welke vaardigheden van
belang zijn bij het observeren om de beginsituatie van de kinderen
vast te stellen.
4. Regels, afspraken en routines
Regels, afspraken en routines zijn onmisbaar bij het scheppen van
orde en rust in de klas, ze vormen de ‘lijm’ van je
klassenmanagement & organisatie. We gaan in deze les in op de
basisvaardigheden van klassenmanagement: duidelijk zijn,
consequent zijn en alert zijn en we koppelen deze vaardigheden aan
regels, afspraken en routines.
Verzamel een aantal regels en routines in je stageschool die je
pedagogisch gezien goed vindt en een aantal waar je over
twijfelt. Breng het mee naar de les.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragrafen 3.2 en 3.3.
Bestudeer de app: Toolbox klassenmanagement (beschikbaar voor Android): Regels, afspraken en routines
5. Interview opstellen
In deze les komt het interviewprotocol aan bod.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 9
Daarnaast gaan we in op de verschillende afrondingsvormen van de
beroepsopdracht die er mogelijk zijn. Tevens komen de APA-
richtlijnen aan bod in deze les.
6. Klassenmanagement: inrichten van je klas
Een goede klasinrichting vormt de basis van effectief
klassenmanagement. We gaan in deze les aan de slag vanuit de
vraag: Hoe creëer je een goed voorbereide leeromgeving?
Neem je deelvragen mee naar de les.
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2012) hoofdstuk 3.
Bestudeer de app: Toolbox klassenmanagement (beschikbaar voor Android): Organisatie van de leeromgeving.
7. Rol van de leerkracht
Als leerkracht ben je een belangrijk onderdeel van de rijke
leeromgeving. We gaan in deze les dieper in op jouw rol tijdens
ordeverstoringen: wat doe je wel/ wat doe je niet?
8. Leidinggeven
Lesgeven is leidinggeven. Waar sta jij nu? Welke leiderschapsstijl
gebruik jij?
Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) paragrafen 5.4 en 5.5.
Bestudeer de app: Toolbox klassenmanagement (beschikbaar voor Android): Leidinggeven.
9. Roos van Leary en basiscommunicatie
Met de roos van Leary kun je je eigen rol en plaats in communicatie
duiden. We gaan aan het werk met basisregels van communiceren.
In deze les bespreken we welke vaardigheden van belang zijn bij het
communiceren met kinderen én ouders.
10. Op weg naar een positief pedagogisch klimaat en
groepsdynamica
Zien en voorkomen van onrust. Dit bereik je door overzicht te
hebben op de groep en direct te reageren als kinderen zich niet
houden aan de regels en routines. Aandacht voor belonen van goed
gedrag en negeren van ongewenst gedrag. Welke tools heb je tot je
beschikking om de groepsdynamica te beïnvloeden?
11. (Peer)Feedback
In deze les kun je feedback ontvangen op je werk. We gaan dan in
groepen met elkaar kijken naar de criteria.
Neem je werk van de beroepsopdracht mee, inclusief de vragen die je over de beroepsopdracht hebt.
12. Spreekuur/ zelfstandig werken Neem je werk van de beroepsopdracht mee.
Toetsing
Beroepsopdracht (product)
Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Studiemateriaal
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Klamer-Hoogma, M. (2018). Klassenmanagement. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter
beschikking gestelde materiaal / kijkwijzers en overige literatuur.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 10
Beschrijving van de beroepsopdracht
In jaar één maak je twee beroepsopdrachten waar verschillende afrondingen bij mogelijk zijn. Je mag zelf kiezen
welke vorm je wanneer inzet, waarbij je maar eenmaal voor een mondelinge afronding mag kiezen.
De keuze bij semester 1:
1. Onderzoeksverslag met bijlagen (schriftelijk).
2. Instructievideo met bijlagen (schriftelijk).
3. Poster met bijlagen (mondeling).
In semester 2 heb je de keuze uit:
1. Onderzoeksverslag met bijlagen (schriftelijk).
2. Artikel met bijlagen (schriftelijk).
3. Presentatie met bijlagen (mondeling).
Van elke afronding staat een toelichting op Mijn HvA.
Ten eerste verdiep je je in twee onderwerpen waarbij zowel de leraar als de leerlingen een belangrijke rol spelen:
1. Het creëren van een goed pedagogisch klimaat;
2. Het opbouwen van een rijke leeromgeving.
Dit doe je aan de hand van de volgende hoofdvraag: Hoe ziet het klassenmanagement er in klas X op school Y uit?
Daarna stel je minimaal 3 deelvragen op. Je maakt een keuze, waarbij je zorgt dat beide gebieden (pedagogisch
klimaat en leeromgeving) aan bod komen. De mogelijke deelvragen zijn:
Hoe is de leeromgeving ingericht?
Hoe wordt het leren begeleid?
Hoe verloopt de organisatie in de klas? Wat is de verantwoordelijkheid van de kinderen?
Hoe wordt er met conflicten omgegaan?
Hoe is het stemgebruik en de lichaamstaal van de leerkracht?
Hoe wordt de relatie met de kinderen onderhouden en vergroot?
Hoe is de relatie tussen de leerkracht en de kinderen en tussen de kinderen onderling?
Welke afspraken (regels, afspraken en routines) zijn er?
Hoe wordt er tegemoetgekomen aan het competentiegevoel van de leerlingen?
Wat kunnen de leerlingen zelfstandig beslissen?
Hoe wordt de zelfstandigheid van de kinderen vergroot?
Hoe wordt het leren gestimuleerd met behulp van de omgeving?
Waarom is de opbouw en planning van de dag op deze manier opgebouwd?
Hoe wordt de visie van de school vertaald naar de klassenorganisatie (bijv. Montessori)?
Hoe ziet het didactisch vakmanschap (alert zijn, consequent, duidelijk, aandacht verdelen, etc.) eruit op school
Y?
Hoe wordt samenwerken tussen kinderen aangeleerd en gestimuleerd?
Overig (eigen keuze).
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 11
Stap 1: Verdiepen in algemene theorie.
Kies minimaal drie deelvragen die samen antwoord geven op de hoofdvraag: Hoe ziet het klassenmanagement er
in klas X op school Y uit? Je schrijft een theoretisch kader (1500-2000 woorden) waarin je alle begrippen van de
hoofd- en deelvragen toelicht. Je maakt hierbij gebruik van minimaal drie bronnen. Je verantwoordt je keuze voor
deze drie deelvragen.
Stap 2: Onderzoeken in de specifieke eigen onderwijspraktijk op de stageschool.
Vervolgens voer je een praktijkonderzoek uit en maak je gebruik van observaties en informatiebronnen zoals
mentor en/of de website en schoolgids Je interviewt de mentor en observeert je klas en de mentor met behulp
van bestaande of zelf ontwikkelde kijkwijzers. Je analyseert deze gegevens en trekt conclusies.
Stap 3: Reflectie op jezelf en het beschrijven van ontwikkelpunten.
Tot slot sta je stil bij de wijze waarop jij in jouw handelen bijdraagt aan het pedagogisch klimaat en de
leeromgeving in de stageklas (concreet wat jij nu inzet op jouw stageschool). Je beschrijft persoonlijke
ontwikkelpunten op dit gebied voor het vervolg van jouw opleiding. Concretiseer hoe je jouw ontwikkelpunten wilt
aanpakken komend semester.
Portfolioproducten
Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de beroepsopdracht wordt door de student
opgenomen in het portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 12
HOOFDSTUK 3. | Kennis en vaardigheden - de vakcolleges
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit semester gaat volgen. Iedere
beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds
een beschrijving van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met
daarin het onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de
voorbereiding staat vermeld die dat van je vraagt. Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van
de literatuur/toetsstof.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 13
3.1 Titel: Nederlands - TL, BL & WS
SIS omschrijving (deel)tentamens
Vaktoets Nederlands TL, BL & WS TS
Vakopdracht Nederlands – TL, BL & WS PD
INLEIDING
Zonder goede leesvaardigheid is volwaardige maatschappelijke participatie vrijwel onmogelijk. Het is daarom
belangrijk dat kinderen goede en zelfstandige lezers worden. Nederlands begint met het vak lezen op de
basisschool, van aanvankelijk lezen in groep 3, voortgezet technisch lezen en AVI-lezen tot jeugdliteratuur,
boekpromotie en leesplezier. Alles op het gebied van technisch lezen waarmee Amsterdamse basisschoolkinderen
van groep 3 tot en met 8 te maken krijgen, komt op hoofdlijnen aan bod.
Daarna komt begrijpend lezen aan de orde. Tekstbegrip is niet zomaar aan ieder kind gegeven en daarom moet
een leerkracht in staat zijn te achterhalen waarom een leerling niet tot tekstbegrip komt. Vroeger was lezen een
proces dat zich voornamelijk in stilte voltrok - na het lezen van een tekst werden op papier vragen beantwoord -,
volgens de huidige didactiek moeten leerlingen hun denkprocessen en inzichten juist onder woorden leren
brengen. Door als model te fungeren speelt de leerkracht in dit proces van betekenisgeving een zeer belangrijke
rol.
Essentieel voor tekstbegrip is een goede woordenschat. Daarom is het van groot belang dat een leerkracht op de
hoogte is van de wijze waarop de taal gedurende de eerste tien levensjaren wordt verworven, en welke verschillen
zich tussen kinderen kunnen voordoen wanneer Nederlands de tweede taal en niet de moedertaal is.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Leerdoelen vaktoets:
Je kent de theorie van technisch en begrijpend lezen en de bijbehorende didactiek.
Je kent de wetenschappelijke achtergrond van geletterdheid, informatieverwerking, functies van taal en
tekstbegrip.
Je kent op hoofdlijnen de inhoud van de kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen die betrekking hebben op
gevorderde geletterdheid.
Je kent het belang en effect van woordenschatonderwijs voor alle vakken en leerstofgebieden.
Je kent de theorie van het woordenschatonderwijs en -didactiek.
Leerdoelen vakopdracht:
Je verkrijgt inzicht in de theorie over het leesklimaat.
Je verkrijgt inzicht in de wijze waarop de leerkracht de leesomgeving in de stageklas inricht, het leesplezier van
de kinderen stimuleert en het leesonderwijs – technisch en begrijpend lezen - vormgeeft.
Je kunt het leesklimaat in de stageklas beschrijven, analyseren en waarderen.
Je brengt op heldere en zakelijke wijze verslag uit van je onderzoekingen.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 14
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Nederlands op de pabo: terminologie
Waar bestaat het vak Nederlands uit op de basisschool en hoe
vertaalt zich dat naar het vak Nederlands op de pabo?
Bestudeer uit Paus (red.), Van den Brand (red.), Bacchini, Dekkers, Hofstede, Markesteijn, Meijer & Pullens (2018) hoofdstuk 2.
2. Boekpromotie en leesbevordering I
We praten over onze ervaringen als kind met het lezen van
kinderboeken. Op welke wijze praat jij met kinderen op een
stimulerende manier over jeugdliteratuur?
Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 2.
Neem jouw favoriete kinderboek mee naar de les.
Bestudeer kerndoel 9.
3. Boekpromotie en leesbevordering II
Als leerkracht lever je een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling
van een brede literaire smaak bij kinderen.
Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 5.
4. Geletterdheid: een definitie
Wat verstaan we eigenlijk onder geletterdheid? En welke rol speelt
geletterdheid in onze samenleving?
Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 5.
5. Geletterdheid: technisch lezen I
Kinderen doorlopen verschillende fasen bij het leren lezen. Deze
fasen worden in dit college behandeld.
Bestudeer kerndoel 4a, www.leerlijnentaal.nl (het domein lezen).
6. Geletterdheid: technisch lezen II - leren lezen
Kinderen moeten over verschillende vaardigheden beschikken om
te leren lezen.
7. Geletterdheid: begrijpend lezen 1
Begrijpend lezen is veruit de belangrijkste vaardigheid die kinderen
op de basisschool oefenen. In deze eerste les staat de theorie over
deze vaardigheid centraal.
Bestudeer uit Förrer & Van de Mortel (2010) hoofdstuk 1.
8. Geletterdheid: Begrijpend lezen 2
Begrijpend lezen is het leren kiezen en toepassen van de juiste
strategie of strategieën.
Bestudeer uit Förrer & Van de Mortel (2010) hoofdstuk 3.
9. Geletterdheid: Begrijpend lezen 3
Goede vragen kunnen kinderen helpen bij het begrijpen van een
tekst. In deze les wordt een typologie van vragen besproken en
geoefend.
Bestudeer uit Förrer & Van de Mortel (2010) hoofdstuk 4.
10. Geletterdheid: Begrijpend lezen 4
Taal een zaak van alle vakken is een methodiek waarmee
doelgericht gewerkt wordt aan kennis van de wereld en aan kennis
van de taal. In deze les wordt deze methodiek uitgelegd en
geoefend.
Bestudeer uit Förrer & Van de Mortel (2010) hoofdstuk 5.
11. Geletterdheid: woordenschatonderwijs
Hoe hoort een goede, didactische verantwoorde woordenschatles
eruit te zien? Dat wordt in deze les besproken.
Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 8.
12. Geletterdheid: woordenschatonderwijs
De toetsing van de woordenschat vindt, in het kader van het
leerlingvolgsysteem, regelmatig plaats. In deze les wordt zo’n toets
besproken.
Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 8.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 15
Toetsing
Vaktoets (schriftelijke toets)
Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer:
5,5) indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.
Vakopdracht (product)
Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Studiemateriaal
Förrer, M. & Mortel, K. van de (2010). Lezen... denken... begrijpen! Handboek begrijpend lezen in het
basisonderwijs. Amersfoort: CPS.
o Hoofdstuk 1. Begrijpend lezen.
o Hoofdstuk 3. Strategieën voor begrijpend lezen.
o Hoofdstuk 4. Instructie, organisatie en differentiatie.
o Hoofdstuk 5. Teksten voor begrijpend lezen.
Paus, H. (red.), Brand, A. van den (red.), Bacchini, S., Dekkers, R., Hofstede, D., Markesteijn, C. Meijer, H. &
Pullens, T. (2018, 5e druk). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho.
o Hoofdstuk 2. Taal.
o Hoofdstuk 5. Geletterdheid: lezen.
o Hoofdstuk 8. Woordenschat.
De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter
beschikking gestelde materiaal, alsmede de begrippenlijsten LKB, maken deel uit van de toetsstof.
Op hoofdlijnen de inhouden van de kerndoelen 4 t/m 9, tussendoelen en leerlijnen die betrekking hebben op
de deeldomeinen technisch lezen, begrijpend lezen en woordenschat. Zie: www.tule.slo.nl.
Het uitgereikte leerlijn- en tussendoelenoverzicht beginnende en gevorderde geletterdheid.
Beschrijving van de vakopdracht
Onderzoek en beschrijf het leesklimaat in de (stage)klas. Het eindproduct heeft de vorm van een verslag,
bestaande uit verschillende onderdelen.
Toelichting
Wie wel eens een klas binnenloopt zal het zeker opvallen: tussen de leesgedragingen van kinderen zijn heel grote
verschillen waar te nemen. Er zijn leerlingen die het liefst op ieder moment van de dag willen lezen, anderen
houden er helemaal niet van en het kost de leerkracht vaak de nodige inspanning om ook deze kinderen aan het
lezen te krijgen. Daarom is het van groot belang dat een leerkracht zelf een goed voorbeeld voor de leerlingen is
en zorgt voor een aangenaam en inspirerend leesklimaat in zijn of haar klas. Kennis van het kinderboek, weet
hebben van de leesmotivatie en -prestaties van de leerlingen alsmede in staat zijn tot sturing van het leesproces
gelden derhalve als professionele eisen.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 16
Werkwijze
1. Bestudeer op tule.slo.nl kerndoel 9: De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen
bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten, en leerlijn 1, Lees- en schrijfmotivatie, van de
leerlijnen gevorderde geletterdheid (zie bijlage 1).
2. Zoek en bestudeer literatuur die betrekking heeft op het leesklimaat. Suggesties:
Paus, H. et. al. (2018). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Hoofdstuk 5;
Chambers, A. (2002). De leesomgeving. Hoe volwassenen kinderen kunnen helpen van boeken te genieten;
Meer lezen, beter in taal. Effecten van lezen op taalontwikkeling. Brochure van de Kunst van lezen;
Op de website van www.stichtinglezen.nl staan publicaties die te maken hebben met de leesomgeving.
3. Werk de bestudeerde literatuur uit tot een beschouwing over de leesomgeving en het -klimaat in de
basisschool.
4. Interview de collega met wie je samenwerkt - of stel jezelf een aantal vragen - over de leesomgeving en het -
klimaat. Gespreksonderwerpen:
de materiële inrichting van de leesomgeving (denk ook aan de schoolbibliotheek);
de vormgeving en de plaats van het vrij lezen;
de ruimte voor boekpromotie(lessen) en wel andere leesbevorderende activiteiten, zoals
boekbesprekingen, de Kinderboekenweek, etc. in het jaarprogramma;
voorlezen aan de klas;
technisch leesonderwijs;
het onderwijs in begrijpend lezen;
de registratie van de leesprestaties en –vorderingen.
Neem het gesprek op met een geluidsdrager, bijvoorbeeld een mobiele telefoon.
5. Werk het interview vervolgens uit tot een lopende tekst.
6. Maak tenslotte de balans op: waardeer het leesklimaat dat in jouw (stage)klas en op jouw (stage)school
heerst.
Aandachtspunten
De uitwerking wordt in een wordversie in de dropbox ingeleverd, niet als pdf;
Voor de studenten van de deeltijdopleiding / vwo-route: Als voldoende beoordeelde producten worden
opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd portfolio geldt als voorwaarde voor het functioneringsgesprek
met de kerndocent aan het eind van het semester. Houd je portfolio zorgvuldig bij.
Vormgeving vakopdracht
Eisen algemeen
Het verslag kent een heldere structuur en voldoet aan de HvA-taalnorm;
de pagina’s zijn genummerd (de nummering begint bij de inhoudsopgave);
de gebruikte tekengrootte is (Arial) 10, regelafstand 1,15;
ieder onderdeel begint op een nieuwe bladzijde;
de omvang van het verslag is maximaal 13 pagina’s.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 17
Eisen specifiek (negen onderdelen)
Voorblad Vermeld:
naam;
klas;
studentnummer;
naam van de vakopdracht (leesklimaat);
inleverdatum.
Inhoudsopgave Alleen de beginpagina’s van de diverse onderdelen vermelden.
Inleiding (1 A4) Leg uit hoe je te werk bent gegaan en maak duidelijk waar je deze vakopdracht hebt
uitgevoerd; geef de naam en het adres van de (stage)school, de (stage)groep en het
aantal kinderen.
Beschouwing
leesomgeving en –
klimaat (2 A4)
Werk de beschouwing uit aan de hand van de bestudeerde literatuur. Bespreek
elementen die in elk geval op iedere school of in iedere klas aanwezig moeten zijn
en ga in op de rol en het belang van de leerkracht inzake de leesmotivatie.
Leesklimaat in de
(stage)klas (2 á 3 A4)
Werk de beschrijving van het leesklimaat uit in achttal paragrafen:
1. de inrichting van de leesomgeving;
2. vrij lezen;
3. leesbevordering;
4. voorlezen;
5. technisch lezen;
6. begrijpend lezen;
7. registratie leesonderwijs;
8. waardering en conclusies.
Waardering en
conclusies (2 A4)
Hoe waardeer je het leesklimaat en de –omgeving op jouw school? Leg relaties
tussen theorie en dagelijkse praktijk. Wat zijn de sterke en wat de zwakke punten en
waar ligt verbetering binnen bereik? Sluit de waardering af met twee concrete
adviezen aan de leerkracht.
Nawoord (1 A4) Blik terug op het schrijven van het verslag. Wat heb je van deze vakopdracht geleerd
en tot welke inzichten ben je gekomen? Hoe draagt deze opdracht bij aan jouw
ontwikkeling tot leerkracht? Betrek in dit nawoord de doelen voor deze
vakopdracht.
Literatuuropgave Maak een overzicht van gebruikte literatuur.
Bronnenlijst De bronnenlijst is opgesteld volgens de APA-normen.
Bijlage 1: benodigde leerlijnen en tussendoelen gevorderde geletterdheid
Leerlijn 1: lees- en schrijfmotivatie
Middenbouw
1.1 Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven.
1.2 Ze beschouwen lezen en schrijven als dagelijkse routines.
1.3 Ze zien geschreven taal als communicatiemiddel.
1.4 Ze hanteren geschreven taal als middel voor informatieverwerving.
1.5 Ze ervaren geschreven taal als expressiemiddel.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 18
Bovenbouw
1.6 Kinderen waarderen bestaande werken op het terrein van fictie.
1.7 Ze waarderen bestaande werken op het terrein van non-fictie.
1.8 Ze waarderen bestaande werken op het terrein van poëzie.
1.9 Ze hebben een positief zelfbeeld tegenover het gebruik van geschreven taal.
1.10 Ze onderkennen het persoonlijk en maatschappelijk belang van geletterdheid.
Portfolioproducten
Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in
het portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 19
3.2 Titel: EV Nederlands
SIS omschrijving (deel)tentamens EV Nederlands toets digitaal
INLEIDING
Het is belangrijk dat een leerkracht foutloos kan spellen en vaardig is in het redekundig en taalkundig ontleden van
zinnen. Spelfouten op het bord, taal- of stijlfouten in e-mails, notulen, brieven naar ouders of in de tekst op het
rapport van een kind mogen niet voorkomen. Vanzelfsprekend moet een leerkracht boven de leerstof staan om
spelling en grammatica goed aan kinderen te kunnen uitleggen. In het eerste jaar leg je daarom een toets over de
basisvaardigheden spelling, formuleren, interpunctie, redekundig en taalkundig ontleden af. Over deze stof zal
geen college worden verzorgd; de voorbereiding is een programma van zelfstudie.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je hebt kennis van de spellingregels van het Nederlands, de interpunctie, de correcte wijze van formuleren
alsmede de regels voor redekundig ontleden (zinsdelen) en taalkundig ontleden (woordsoorten).
Je kunt die kennis in voldoende mate in de praktijk toepassen en bij de digitale taaltoets behaal je minimaal
een score die gelijk staat aan het cijfer 5,5.
Toetsing
De eigen vaardigheid Nederlands wordt getoetst met een digitale meerkeuzetoets, bestaande uit 150 vragen. In
het eerste jaar zijn er drie mogelijkheden om voor een afname in te schrijven. Voor het behalen van een voldoende
resultaat (128 vragen correct) moet je minimaal een score behalen die gelijk staat aan het cijfer 5,5.
Studiemateriaal (aanbevolen)
Weerdt, H. de (2008). De Taaltoets-pabo haal je zo. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Taalspreekuur voor studenten van FOO
Heb je moeite met het formuleren van goedlopende zinnen? Lukt het je niet om een tekst met een goede
opbouw te schrijven? Krijg je kritiek op de leesbaarheid van je verslag? Is het lezen van lange teksten een
probleem? Heb je een presentatie, maar weet je niet hoe je het aan moet pakken? Heb je je verslag
teruggekregen met rode strepen?
Tijdens het taalspreekuur krijg je op afspraak advies van een docent Nederlands. Samen kan gekeken worden
naar bijvoorbeeld de feedback op je werkstuk, naar de opbouw van je tekst, naar je formuleringen of
schrijfwijzen, naar leesstrategieën bij teksten of naar de uitvoering van je presentatie.
Elke week is er een taalspreekuur voor studenten van DOO. Je kunt je hiervoor aanmelden als je een
specifieke taalvraag hebt. Het is belangrijk dat je werk mailt met voorbeelden van jouw taalprobleem. Kijk
voor meer informatie op de schermen en op foo.mijnhva.nl.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 20
3.3 Titel: Rekenen en wiskunde - HG
SIS omschrijving (deel)tentamens
Vaktoets Rekenen/Wiskunde – HG TS
Vakopdracht Rekenen/Wiskunde – HG PD
INLEIDING
Het domein hele getallen wordt in twee collegereeksen aangeboden: in het eerste deel wordt het onderdeel hele
getallen onderbouw behandeld, in het tweede deel staat het domein hele getallen bovenbouw centraal. Vanaf
groep 1 zijn de leerlingen bezig met het ontwikkelen van hun gecijferdheid. In groep 1-2 noemen we dat
ontluikende en beginnende gecijferdheid. In de colleges staat de didactische begeleiding van de ontwikkeling van
leerlingen van groep 1 tot en met groep 8 centraal. Aan de orde komen de volgende onderwerpen: (ontluikende)
gecijferdheid, tellen en telontwikkeling, het optellen en aftrekken tot 10, 20 en 100, tafeldidactiek, het leren van
de algoritmen voor optellen, aftrekken vermenigvuldigen en delen en het uitbreiden van het getalbegrip boven de
100 in de richting van hoofdrekenen, schattend rekenen en schriftelijk rekenen. Bij hele getallen in de bovenbouw
hoort ook het didactisch gebruik van de zakrekenmachine en het onderhouden van de basisvaardigheden.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Leerdoelen vaktoets:
Je kent de uitganspunten van realistisch rekenen, waaronder de didactische opbouw context, model, formeel
en kunt deze in praktijksituaties herkennen en toepassen.
Je kunt leerlingen rekenstrategieën aanreiken om rekenproblemen aan te pakken binnen het rekendomein
hele getallen en weet hoe niveauverhogingen te bewerkstelligen.
Je kent de leerlijn tellen en getalbegrip en kan deze herkennen en beschrijven in praktijksituaties.
Je kent de leerlijn basisbewerkingen hele getallen tot 10, 20 en 100 en kan deze herkennen en beschrijven in
praktijksituaties.
Je kent de leerlijn schriftelijk rekenen en hoofdrekenen boven de 100 en kan deze herkennen en beschrijven in
praktijksituaties.
Je hebt een aantoonbaar voldoende niveau van gecijferdheid met betrekking tot hele getallen.
Leerdoelen vakopdracht:
Je kunt de beginsituatie van een leerling bepalen op basis van reeds aanwezige gegevens over de leerling op
het gebied van hele getallen.
Je kunt een les hele getallen ontwerpen op basis van de leerlijn hele getallen.
Je kunt op passende wijze inhoud geven aan context, model, formeel in de lesinhoud van de verschillende
lesfasen.
Je kunt de lesinhoud van een les afstemmen op de beginsituatie van een leerling binnen het domein hele
getallen.
Je kunt aangeven wat je eigen aandeel is geweest in het al dan niet behalen van de lesdoelen.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 21
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Een rekenles op de basisschool
In deze les maak je kennis met het vak rekenen op de basisschool.
Welke onderdelen komen aan bod en hoe geef ik een rekenles? We
behandelen de verschillende domeinen, de didactische opbouw van
een rekenles en jouw rol als leerkracht. Tevens wordt in dit eerste
college de vakopdracht toegelicht.
2. Ontluikende gecijferdheid en getalbegrip
Getallen hebben verschillende betekenissen. Hoe ervaren jonge
kinderen getallen en hoeveelheden? En hoe krijgen peuters en
kleuters geleidelijk besef van deze verschillende betekenissen? Deze
vragen staan centraal in dit college. Vervolgens behandelen we de
verschillende vormen van tellen. Als je kunt tellen, betekent dit
namelijk nog niet dat je ook weet hoeveel iets is. Het leerproces om
dit te bereiken wordt ook behandeld.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders, Van den Bergh, Hutten, en Van Zanten (2014) hoofdstuk 2.
3. Peilen van getalbegrip
Om inzicht te krijgen in de rekenontwikkeling van jonge kinderen
wordt er gebruik gemaakt van peilingsspelletjes. In dit college ga je
zelf aan de slag met deze spelletjes en leer je hoe je getalbegrip bij
kleuters kunt peilen.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) hoofdstuk 2.
4. Rekenen tot 10 en 20
In groep 3 leren de leerlingen optellen en aftrekken tot 20. Hiervoor
zijn een leerlijn en veel materialen beschikbaar, die in dit college
worden behandeld.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) hoofdstuk 3.
5. Rekenen tot 100
In groep 4 en 5 worden de getallen waarmee gerekend wordt steeds
groter. Gebruik maken van contexten, modellen en materialen blijft
hierbij belangrijk. In dit college wordt de didactische opbouw van
het optellen en aftrekken tot 100 behandeld.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragrafen 4.1 en 4.2.
6. Tafeldidactiek
Kennis van de tafels is de basis voor onder andere cijferen en het
werken met breuken. Daarom wordt er op de basisschool veel tijd
aan besteed. De didactiek van realistisch rekenen probeert dat zo
efficiënt mogelijk te doen. In dit college wordt deze didactiek
toegepast op tafels.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragraaf 4.3.
7. Hoofdrekenen
Binnen het domein hele getallen in de bovenbouw neemt
hoofdrekenen een belangrijke plaats in. In deze les worden de drie
vormen van hoofdrekenen behandeld. Tevens komen de
eigenschappen van de bewerkingen aan bod.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragraaf
5.2.
8. Basisvaardigheden
Achterstanden bij rekenen kunnen verschillende oorzaken hebben.
Uit recent onderzoek komt naar voren dat het niet goed beheersen
van de basisvaardigheden een grote invloed kan hebben op de
rekenvaardigheid van leerlingen. Dit college gaat over het belang
van basisvaardigheden. Je leert daarnaast hoe je leerlingen op
speelse wijze de basisvaardigheden kunt laten oefenen en
onderhouden.
Bestudeer Danhof, Bardstra & Hofsetter (2014) en Noteboom (2014).
9. Kolomsgewijs en cijferend optellen en aftrekken
Binnen het domein hele getallen in de bovenbouw valt ook het
schriftelijk rekenen. Dit wordt opgebouwd van kolomsgewijs naar
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragraaf
5.3.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 22
cijferend rekenen. Deze les richt zich op de leerlijn van kolomsgewijs
naar cijferend rekenen binnen optel- en aftrekopgaven.
10. Kolomsgewijs en cijferend vermenigvuldigen en delen &
principes van realistisch rekenen
Deze les is een vervolg op de vorige les en richt zich op de leerlijn
van kolomsgewijs naar cijferend rekenen binnen vermenigvuldig- en
deelopgaven. Deze onderdelen worden behandeld binnen de
didactische opbouw van het realistisch rekenen. Tegenover
realistisch rekenen staat functioneel rekenen. In deze les zetten we
beide benaderingen tegen elkaar af.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragraaf
5.3 en hoofdstuk 7.
11. Schattend rekenen en rekenen met de rekenmachine
Bij rekenen gaat het vaak om het vinden van de exacte uitkomst. De
rekenmachine is niet meer weg te denken uit de maatschappij. Ook
in het basisonderwijs wordt de rekenmachine gebruikt in de
groepen 7 en 8. Dit vraagt om een goede aanpak. Er zijn echter ook
veel situaties waarin precies rekenen niet kan of niet nodig is, omdat
je alleen maar een schatting wilt weten. In deze les wordt aandacht
besteed aan hoe je kinderen in de bovenbouw kunt leren schatten.
Het beschikken over een set referentiematen en handige
rekenstrategieën is hierbij erg belangrijk. Ook komt het verstandig
gebruik van de rekenmachine aan bod. Tot slot is er in deze les
aandacht voor het onderzoeken van getallen en het ontdekken van
verbanden tussen getallen. Inzicht in de getallen en de getalrelaties
en het hebben van gevoel voor getallen vergroten namelijk de
rekenvaardigheid van kinderen in de bovenbouw.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragrafen
5.4, 5.5 & 5.6.
12. Hele getallen en verbanden & afronding (responsiecollege)
Voor het domein verbanden is (nog) geen doorlopende leerlijn
uitgewerkt, terwijl iedereen vrijwel dagelijks in aanraking komt met
informatie die schematisch is weergegeven. Vaak gaat het bij de
getalsmatige informatie binnen dit domein over
hoeveelheidsgetallen, zoals bezoekersaantallen of om meetgetallen
zoals bedragen of tijdstippen. Er bestaat een belangrijke samenhang
tussen de domeinen hele getallen, verbanden en meten. Een deel
van de bijeenkomst zal gaan over hoe je leerlingen betekenis kunt
laten verlenen aan verschillende visuele representaties en hoe je
leerlingen gegevens kunt laten beschrijven. Een groot deel van deze
laatste les zal in het teken staan van de afronding van de module. Er
wordt een proeftoets aangeboden en er zal gelegenheid zijn vragen
te stellen over de uitgevoerde vakopdracht.
Bestudeer uit Van den Brom-Snijders et al. (2014) paragrafen
6.2.
Toetsing
Vaktoets (schriftelijke toets)
Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer:
5,5) indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.
Vakopdracht (product)
Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de verschillende criteria als
goed worden beoordeeld.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 23
Studiemateriaal
Brom-Snijders, P. van den, Bergh, J. van den, Hutten, O. & Zanten, M. van (2014). Hele Getallen. Reken-
wiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
o Hoofdstuk 2. Ontluikende gecijferdheid.
o Hoofdstuk 3. Aanvankelijk rekenen.
o Hoofdstuk 4. Basisbewerkingen.
o Hoofdstuk 5. Rekenen-wiskunde met hele getallen in de bovenbouw.
o Paragraaf 6.2. Hele getallen en verbanden op de basisschool.
o Hoofdstuk 7: Leren en onderwijzen van rekenen-wiskunde.
Danhof, W., Bardstra, P. & Hofsetter, W. (2014). Rekendrempels nemen. Een goede basis voor het leren
hoofdrekenen. Volgens Bartjens 34(3), p.4-7.
Noteboom, A. (2014). Juf, laat mij het mezelf leren! Automatiseren en memoriseren van de basisvaardigheden
rekenen. Volgens Bartjens 34(1), p.8-11.
De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter
beschikking gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.
Beschrijving van de vakopdracht
Kies een leerling (gemiddeld of zwak) uit je (stage)klas.
Kies een onderdeel van het domein hele getallen (bijvoorbeeld getalbegrip, optellen tot 20, vermenigvuldigen,
schattend rekenen).
Beschrijf het ontwikkelingsniveau van de leerling met betrekking tot het gekozen onderdeel.
o Gebruik hiervoor de leerlijn, het leerlingvolgsysteem, leerlingwerk, (methodegebonden) toetsen,
(participerende) observatie, etc.
o Ontwerp op basis hiervan minimaal drie opgaven die je aan de leerling gaat voorleggen.
o Leg de opgaven voor aan de leerling en vraag de leerling alle denkstappen te noteren. Vraag de
leerling waar nodig om verduidelijking.
o Analyseer de uitwerkingen. Wat kan de leerling wel en wat nog niet? Waar staat de leerling op de
leerlijn? Verantwoord je analyse met behulp van bovenstaande.
Ontwerp op basis van het vastgestelde ontwikkelingsniveau een les voor de hele klas. Je kunt eventueel een
bestaande les als uitgangspunt nemen.
Geef de les aan je (stage)klas.
Schrijf een reflectie op de gegeven les. Betrek bij deze reflectie je eigen handelen en de (reken)doelen van
deze les.
CRITERIA VAKOPDRACHT
Beschrijving ontwikkelingsniveau leerling.
Beschreven wordt waar de leerling volgens de leerlijn hele getallen zou moeten zitten.
Aan de hand van voorbeelden (bijvoorbeeld toetsopgaven of leerlingwerk) wordt aangegeven hoe het niveau
van de leerling zich verhoudt tot die leerlijn. Er wordt beschreven wat de leerling kan en wat hij niet kan.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 24
Lesontwerp
De les bevat minimaal 1 productdoel gerelateerd aan het ontwikkelingsniveau van de leerling en een doel op
lange termijn.
Duidelijk wordt gemaakt hoe de les (doelen en lesinhoud) aansluit op de beginsituatie van de onderzochte
leerling.
Er wordt op passende wijze inhoud gegeven aan context, model, formeel in de lesinhoud van de verschillende
lesfasen.
De lesinhoud stuurt aan op het behalen van de lesdoelen.
De focus van de lesinhoud ligt bij het aanleren en bespreken van strategieën.
De les is betekenisvol voor de onderzochte leerling.
De vragen die aan de leerlingen worden gesteld, worden letterlijk uitgeschreven.
De les wordt uitgewerkt in het HvA-lesvoorbereidingsformulier en bestaat uit drie lesfasen.
Reflectie
Beschrijf / verantwoord of de lesdoelen behaald zijn en wat jouw aandeel hierin was.
Geef aan wat gewerkt heeft in de les en wat niet werkte. Bedenk voor wat niet werkte
handelingsalternatieven.
Geef een reflectie op de inzet van de gebruikte contexten en modellen.
Portfolioproducten
Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in
het portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 25
3.4 Titel: EV Rekenen/Wiskunde SIS omschrijving (deel)tentamens EV Rek/Wisk toets digitaal
INLEIDING
De WISCAT-pabotoets heeft als doel vast te stellen of je kunt rekenen op het niveau van groep 8+. Het gaat hierbij
om alle domeinen van het rekenen. De toets start met een gedeelte hoofdrekenen, waarbij geen aantekeningen
gemaakt mogen worden, en de sommen binnen korte tijd gemaakt moeten worden. De voorbereiding op deze
toets vindt plaats door middel van zelfstudie.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt hoofdrekenen op het niveau van groep 8+.
Je kunt omgaan met grote en kleine getallen, positief, negatief en ook kommagetallen/breuken.
Je kunt globaal benaderend rekenen en schattend gebruikmaken van een set referentiematen.
Je kunt op reflectieve wijze eigen oplossingen en die van anderen analyseren, dat wil zeggen aangeven hoe
gerekend is en de procedure controleren op juistheid en dit categoriseren op oplossingsniveau en –strategie.
Je kunt de context, het model en de formele oplossing in uitwerkingen herkennen en hanteren.
Toetsing
Toets eigen vaardigheid (toets digitaal)
Dit studieonderdeel wordt getoetst middels de WISCAT-pabotoets. De HvA-norm voor een voldoende ligt op een
score van 115 (het cijfer is dan: 5,5). Deze score is hoger dan het landelijk gemiddelde voor een voldoende.
Studiemateriaal
Bergh, J. van den, Brom-Snijders, P. van den, Hutten, O. & Zanten, M. van (2012). Reken Wijzer. Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 26
3.5 Titel: Onderzoekend en ontwerpend leren Natuur & Techniek 1
SIS omschrijving (deel)tentamens
Vaktoets O&O N&T1 TS
Vakopdracht O&O N&T1 PD
INLEIDING
In dit studieonderdeel maak je een start met het verwerven van de basisvaardigheden die benodigd zijn voor het
kunnen voorbereiden en uitvoeren van praktische werkvormen in de klas en welke essentieel zijn voor het geven
van lessen biologie, natuurkunde en techniek. Op welke manier zijn deze vakken op de basisschool vormgegeven
en wat houden ze eigenlijk in? We behandelen de leerlijnen voor deze vakken en de praktische uitwerking hiervan
in de klas, voor zowel kennis, vaardigheden als attitude. De nadruk hierbij ligt op de N&T-didactiek van
onderzoekend leren. De aangeboden werkvormen zijn direct inzetbaar in de stagepraktijk.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Leerdoelen vaktoets:
Je kent de leerstof van het subdomein Natuur & Techniek en de ordening daarvan in doorlopende leerlijnen
voor groep 1 t/m groep 8.
Je kent de belangrijkste praktische werkvormen van onderwijs in Natuur & Techniek.
Je kent de didactiek van natuurbeleving en natuur- en milieueducatie (NME) en de achterliggende theorie
daarvan.
Je kent de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren en de achterliggende theorie daarvan.
Leerdoelen vakopdracht:
Je kunt natuur- en/of techniekonderwijs ontwerpen waarbij de bijbehorende natuurwetenschappelijke en/of
technische kennis op leerkrachtniveau wordt beschreven.
Je kunt in het ontwerpen en uitvoeren van het onderwijs op adequate wijze gebruikmaken van de didactiek
van onderzoekend leren en dit verantwoorden vanuit de vakliteratuur.
Je kunt in het ontwerpen en uitvoeren van het onderwijs in voldoende mate aandacht besteden aan
organisatorische aspecten zoals lesplanning en de inzet van materialen.
Je kunt de uitvoering van het ontwerp evalueren met betrekking tot de behaalde leerdoelen, de gehanteerde
didactiek en de organisatie van het onderwijs.
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Waarnemen
We gebruiken een practicum voor een kennismaking met de
centrale doelstelling van natuuronderwijs en we besteden daarbij
aandacht aan de leerlijnen natuur en techniek.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 1 t/m 4.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstukken 1 en 4.
2. Praktische werkvormen biologie (1)
We gaan in op de samenhang tussen doen en denken en het
verschil tussen gesloten en open werkvormen. Hierna passen we
deze theorie toe bij het oefenen van enkele van deze werkvormen.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 4 t/m 6.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstukken 2 en 4.
3. Praktische werkvormen biologie (2)
Tijdens deze bijeenkomst worden wederom enkele praktische
werkvormen doorlopen. Ook besteden we aandacht aan het
repeteren van de basisdidactiek.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 7 en 8.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 3.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 27
4. Practicumvaardigheden natuurkunde (1)
In deze bijeenkomst wordt N+T geïntroduceerd aan de hand van het
onderwerp geluid. Hierbij komen verschillende practicumvormen
voorbij. Bovendien worden veel voorkomende misconcepten over
natuurkunde behandeld.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 9 en 10.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 5.
5. Practicumvaardigheden natuurkunde (2)
In deze bijeenkomst bespreken we onderzoekend leren aan de hand
van het onderwerp drijven en zinken. Ook wordt er aandacht
besteed aan hoe je een onderwerp kunt aanpassen voor
verschillende groepen.
Bestudeer Van Graft, Klein Tank & Beker (2016).
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 5, 6, 7, 9
en 10.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 5.
6. Practicumvaardigheden natuurkunde (3)
In deze bijeenkomst gaan wij verder de diepte in met verschillende
practicumvormen en onderzoekend leren voor natuurkunde. Qua
onderwerp ligt de focus op Krachten en Beweging. De rol van
vragen stellen bij natuuronderwijs wordt ook behandeld.
Bestudeer en repeteer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstuk
1 t/m 3, 5 t/m 10 en 12.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 5 en 6.
7. Kennismaking ANMEC
Deze les bestaat uit een excursie naar het Amsterdams NME-
centrum (ANMEC), alwaar we dieper ingegaan op de didactiek van
natuurbeleving, natuur- en milieu-educatie (NME) en de
mogelijkheden voor praktische ondersteuning van natuuronderwijs
in Amsterdam.
Lees uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 18 en 25.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 4.
8. Onderzoekend leren bij biologie (1)
Er wordt kennisgemaakt met de natuurwetenschappelijke
onderzoeksmethode. Middels het opzetten van enkele
experimenten wordt deze methode vervolgens toegepast in de
praktijk.
Bestudeer de natuurwetenschappelijke denk- en werkwijzen in
Van Graft, Klein Tank & Beker (2016).
Vakinhoudelijke kennis vereist over de meest voorkomende misconcepten binnen de natuurwetenschappen.
9. Onderzoekend leren bij biologie (2)
Tijdens deze les zullen de uitkomsten van de experimenten
gekoppeld worden aan de didactiek van onderzoekend leren. We
besteden ook aandacht aan de theoretische onderbouwing van de
vakopdracht.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 9 en 12.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 1.
10. Werkvormen, didactische aanpakken en leerlijnen
Verschillende manieren om N+T in te delen en aan te bieden
worden bekeken en uitgewerkt met als voorbeeld: Licht. Ook komt
er aan bod hoe je aan materiaal komt.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstuk 10.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 5.
11. Robotica in het primair onderwijs
Het programmeren van robots is een effectieve manier om aan de
slag te gaan met 21e-eeuwse vaardigheden. Deze bijeenkomst geeft
je de mogelijkheid om bekend te raken met programmeren.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstukken 10, 12 en
17.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 6.
12. Sterrenkunde in de klas
Er is zeer veel lesmateriaal over sterrenkunde voor het primair
onderwijs. Leerlingen vinden dit thema interessant, maar hoe vind
je materiaal dat geschikt is? In deze bijeenkomst beoordelen we
verschillende lespakketten en is er ruimte om vragen over
sterrenkunde te stellen.
Bestudeer uit De Vaan & Marell (2012) hoofdstuk 19.
Vakinhoudelijke kennis vereist op het niveau van Kersbergen & Haarhuis (2015) hoofdstuk 7.
Toetsing
Vaktoets (schriftelijke toets)
Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer:
5,5) indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 28
Vakopdracht (product)
Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Studiemateriaal
Ten behoeve van de vaktoets:
Vaan, E. de & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
o Hoofdstuk 1. Waarover gaat natuuronderwijs?
o Hoofdstuk 2. Doen en denken.
o Hoofdstuk 3. Waarnemen.
o Hoofdstuk 5. Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs.
o Hoofdstuk 6. Onderzoekend en ontdekkend leren.
o Hoofdstuk 7. Jonge kinderen en natuuronderwijs.
o Hoofdstuk 8. Natuurbeleving.
o Hoofdstuk 9. Stap voor stap: structuur in de les.
o Hoofdstuk 10. Werkvormen met ‘echt’ materiaal.
o Hoofdstuk 11. Verslagvormen.
o Hoofdstuk 12. Vragen bij natuuronderwijs.
Graft, M. van, Klein Tank, M. & Beker, T. (2016). Wetenschap & technologie in het basis en speciaal onderwijs.
Richtinggevend leerplankader bij het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. Enschede: SLO.
Vakinhoud natuur en techniek, behorende bij de kerndoelen en leerlijnen domein ‘Oriëntatie op Jezelf en de
Wereld’: 39 t/m 46. Via: http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/FKDOrientatieJezelfEnWereld.html.
De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter
beschikking gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.
Aanbevolen literatuur om de (vereiste) vakinhoudelijke kennis op peil te houden:
Kersbergen, C. & Haarhuis, A. (2015). Natuuronderwijs inzichtelijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Aanbevolen literatuur i.v.m. de vakopdracht:
Vaan, E. de & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
Kerndoelen en leerlijnen Oriëntatie op Jezelf en de Wereld 39 t/m 46.
Via website: http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/FKDOrientatieJezelfEnWereld.html
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 29
Beschrijving van de vakopdracht
Bij deze vakopdracht ontwerp je een natuur- en/of techniekles die aansluit bij het niveau en het soort onderwijs
van de (stage)klas. Hierbij dien je zowel de gehanteerde vakdidactiek als de vakinhoud te verantwoorden aan de
hand van de aangeboden theorie. Vervolgens voer je dit ontwerp uit in de praktijk en je evalueert het resultaat.
Het uitvoeren en evalueren van het lesontwerp draagt bij aan de ontwikkeling van je vakinhoudelijke, didactische
en organisatorische competenties.
Het eindproduct bestaat uit een verslag, waarin tenminste aandacht is besteed aan de volgende onderdelen:
Beschrijving veronderstelde beginsituatie en te verwezenlijken product- en procesdoelen en beschrijving van
de te behandelen leerstof op leerkrachtniveau.
Verantwoording van het lesontwerp vanuit de aangeboden vakdidactiek.
Lesontwerp bestaande uit een beschrijving van de verschillende lesfasen (incl. tijdsplanning) en
organisatorische aspecten zoals klassenopstelling, werkvormen en materialen.
Didactische aanwijzingen ten aanzien van de inzet van materialen en het stellen van denk-stimulerende
vragen.
Evaluatie van de les en de daarbij behaalde doelen, inclusief feedback van stagementor/collega, opleider-in-
school en/of stagedocent (wanneer van toepassing).
Portfolioproducten
Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in
het portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 30
3.6 Titel: Muziek
SIS omschrijving (deel)tentamens
Vaktoets Muziek TS
Vakopdracht Muziek PD
EV Muziek OD
INLEIDING
Op de Nederlandse basisschool kent het vak muziek een traditie waarbij het zingen centraal staat. Daarnaast is er
sinds de invoering van de kerndoelen een ontwikkeling zichtbaar waarbij er aandacht is voor het luisteren naar
muziek, spelen op instrumenten, bewegen op muziek en het lezen en noteren van muziek. Specifieke effecten van
muziekonderwijs op de ontwikkeling van kinderen vinden we terug in de doelstellingen van muziekmethodes, zoals
de ontwikkeling van een muzikaal gehoor en het vergroten van de expressieve mogelijkheden van kinderen door
zich zingend en spelend met muziek te leren uiten.
In dit studieonderdeel verdiep je je in de theorie van het klank-vorm-betekenis-model en de daarbij behorende
domeinen, gebaseerd op de kennisbasis van het vak muziek. Vanuit deze theorie leer je een relatie te leggen met
de methodiek en didactiek van het vak muziek op de basisschool. Je bestudeert de functie en betekenis van muziek
in de samenleving en kent de bijdrage van het vak muziek aan de ontwikkeling van kinderen. Je ontwikkelt eigen
muzikale vaardigheden om het vak muziek in je (stage)klas aan te kunnen bieden.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Leerdoelen vaktoets:
Je kent de vijf domeinen en het klank-vorm en betekenismodel van het vak muziek.
Je kent de begrippen productie, reproductie, receptie en reflectie in relatie tot de vijf domeinen van muziek.
Je kent vanuit de vijf domeinen diverse didactische werkvormen voor muzieklessen in de onderbouw,
middenbouw en bovenbouw van de basisschool.
Je kent basale methodieken voor het vak muziek in de basisschool.
Je kent diverse theorieën over de muzikale ontwikkeling in relatie tot andere ontwikkelingsgebieden.
Leerdoelen vakopdracht:
Je kunt een koppeling maken tussen beginsituatie, productdoelen, leerlijnen en kerndoelen van
muziekonderwijs.
Je kunt aan de hand van de vijf domeinen en het klank-vorm en betekenismodel in je les tot kennisoverdracht
komen.
Je kunt keuzes voor de inhoud van je muziekles verantwoorden op basis van de ontwikkelingsfase van de
betreffende leeftijdsgroep.
Je kunt in de reflectie op je lesuitvoering verbinding leggen tussen doelen, lesuitvoering en vervolgstappen.
Leerdoelen eigen vaardigheid:
Je kunt je vocaal presenteren.
Je kent het voorgeschreven liedrepertoire.
Je kunt een maatbegeleiding en/of ritmebegeleiding uitvoeren.
Je kunt een klankspel ontwerpen, vastleggen en uitvoeren.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 31
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Muziek op de basisschool
In een eerste kennismaking met het vak muziek op de basisschool.
Bestudeer uit Van de Lei, Noordam & Haverkort (2015) hoofdstuk 1.
2. Zingen op de basisschool
Eigen vaardigheid zingen; liedrepertoire opbouwen; methodiek
didactiek.
Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 2.
3. Muziek maken en zingen
Liedbegeleiding; liedversiering; zingen; instrumenten.
Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 4.
4. Luisteren
Luisteren naar muziek in de basisschool; doelen en leerlijnen;
werkvormen.
Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 3.
5. Muziek noteren
Diverse notatiewijzen; eenvoudig notenschrift; methodiek didactiek; zingen en spelen.
Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 5.
6. Klank en Vorm
Klankaspecten; compositievormen; werkvormen.
Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstukken 7 en 8.
7. Zingen vervolg Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 2.
8. Muziek maken vervolg Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 4.
9. Muziek luisteren vervolg Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 3.
10. Muziek noteren vervolg Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstuk 5.
11. Klank en Vorm vervolg Bestudeer uit Van de Lei et al. (2015) hoofdstukken 7 en 8.
12. Slotles
Toetsing
Vaktoets (schriftelijke toets)
Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer:
5,5) indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.
Vakopdracht (product)
Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Toets eigen vaardigheid (opdracht)
De opdracht wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 32
Studiemateriaal
Lei, R. van de, Noordam, L. & Haverkort, F. (2015). Muziek Meester. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 1. Muziek op de bassischool.
Hoofdstuk 2. Zingen.
Hoofdstuk 3. Luisteren.
Hoofdstuk 4. Muziek maken.
Hoofdstuk 5. Muziek lezen en noteren.
Hoofdstuk 7. Klank.
Hoofdstuk 8. Vorm.
Hoofdstuk 10. Muziek, school en cultuur (eventuele verdiepingsstof, wordt niet getoetst).
Beschrijving van de vakopdracht
Je onderzoekt je eigen beginsituatie eigenvaardigheid en didactiek en de beginsituatie van je (stage)klas en
ontwerpt:
Een les met een liedaanbieding.
Een les vanuit een van de andere domeinen (muziek maken, luisteren, bewegen, noteren).
Je maakt een filmopname van je muziekles en reflecteert op de voorbereiding en de uitvoering van de les.
Beschrijving van de toets eigenvaardigheid
Tijdens de toets eigenvaardigheid wordt het liedrepertoire, de liedbegeleidingsvormen en het ontwerp van een
klankspel getoetst.
Portfolioproducten
Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in
het portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 33
3.7 Titel: Cultuurproject 1 SIS omschrijving
(deel)tentamens: Cultuuronderwijs 1 PD
INLEIDING
Iedereen is een drager van de cultuur waarin hij geboren is en waarin hij samen met anderen leeft. Als
(aankomend) leerkracht ben je een cultuuroverdrager pur sang. Het zelfbewust worden van jouw eigen
cultuurdragerschap vormt een belangrijke basis tot het professionele culturele zelfbewustzijn van de leerkracht. Je
neemt jouw eigen culturele bagage en identiteit daar in mee.
Met het oog op jouw ontwikkeling tot cultuurdrager binnen je rol als leerkracht neem je in jaar 1 en 2 deel aan
twee cultuurprojecten. Tijdens de cultuurprojecten in het eerste jaar onderzoek je je eigen beginsituatie over
cultuur, verken je het culturele veld aan de hand van excursies, bestudeer je cultuureducatief aanbod van culturele
instellingen, begin je een visie op cultuuronderwijs te ontwikkelen en maak je de vertaalslag naar
cultuureducatieve activiteiten in je stageschool. In het eerste jaar van de opleiding staat het thema ‘Cultuur en ik’
centraal en word je je bewust(er) van de invloed van jouw achtergrond op jouw persoonlijke, professionele
ontwikkeling tot leerkracht.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je bent je bewust van de wijze waarop je het vak van leerkracht gaat uitoefenen wordt beïnvloed door de
context en cultuur waarin je leeft.
Je kunt de inzichten en ervaringen die je hebt opgedaan in de cultuurprojectweek verbinden met theoretische
inzichten op het gebied van cultuuronderwijs.
Je kunt de ervaringen die je zelf hebt opgedaan in de cultuurprojectweek vertalen naar onderwijsactiviteiten
voor leerlingen basisonderwijs.
Je kunt aangeven waar jij staat in je persoonlijk-professionele ontwikkeling ten aanzien van cultuurdrager en
cultuuroverdrager zijn, cultuur en cultuuronderwijs; erfgoed, media en burgerschap.
Toetsing
In cultuurweek 1 werk je aan een product. De opdracht wordt beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria.
Aanwezigheid en actieve deelname tijdens de cultuurprojecten is onderdeel van de beoordeling.
Studiemateriaal
Heusden, B.P. van, Tans, J.P.M. & Rass, M.G. (2016). Cultuur², Basis voor cultuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij
Coutinho.
Hoeven, M. van der, Jacobse, A., Lanschot Hubrecht, V. van, Rass, A., Roozen, I., Sluijsmans, L. & Vorle, R. van
de (SLO). Hoofdstuk 3: Copini, E., Dorsten, T. van & Ekster, W. (Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit
Groningen) (2014). Cultuur in de Spiegel in de praktijk. Een leerplankader voor cultuuronderwijs. Enschede: SLO
(nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling). Te downloaden via:
http://www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 34
Beschrijving van de opdracht
Informatie volgt via MijnHvA.
Portfolioproducten
Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde
studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt het eindproduct van dit
studieonderdeel, mits voldoende beoordeeld, op in je portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 35
HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs SIS omschrijving (deel)tentamens Praktijk 1.1 TP / Praktijk 1.2 TP
INLEIDING Praktijk 1.1
In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling
wordt gedurende de hele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren lesgeven in de grote
stad (Amsterdam) van de Pabo HvA. Je maakt in het eerste blok kennis met het basisonderwijs, het reilen en zeilen
op een basisschool en met de kinderen in de groep. Je richt je op het contact maken met kinderen, individueel en
in de groep en maakt een start met het lesgeven. Werken aan de hand van planningen en omgaan met feedback
zijn aandachtspunten.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt in overleg met de mentor een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per
dag.
Je weet jezelf duidelijk te presenteren aan de stageklas en maakt op een natuurlijke, informele wijze contact
met de groep. Je kunt leerlingen individueel benaderen en leren kennen.
Je hebt een start gemaakt met het systematisch observeren van kinderen en het handelen van de leerkracht.
Je houdt bij het geven van je lessen rekening met de begrippen lesdoelen, inleiding, kern en slot.
Je kunt verwoorden waarom bepaalde leerstof en leermiddelen zijn gekozen bij een lesactiviteit.
Je kunt kinderen stimuleren bij hun leertaken.
Je hebt oog voor verschillen tussen leerlingen op het gebied van leren en gedrag.
Je toont initiatief in het contact maken met ouders.
Je kijkt kritisch terug op je eigen lessen en staat open voor feedback van de begeleider(s).
Toetsing
Stagebeoordeling (toets praktijk).
Het functioneren in de praktijk wordt als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen
is voldaan en indien ten minste zeven van de vastgestelde criteria met een voldoende zijn beoordeeld.
Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt
geactualiseerd.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school. De
beoordelingsprocedure is als volgt:
Aan het eind van blok 1.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school. De opleider in de school is de examinator en
komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is
toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het
beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2018-2019.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 36
Studiemateriaal
Praktijkgids 2018-2019.
Overzicht van de stageactiviteiten
Kennismaken met de mentor, de school en de stageklas.
Jezelf voorstellen aan je stageklas op een doordachte en originele wijze.
Uitvoeren van ten minste drie groepslessen (keuze / voorbereiding van de lessen vindt plaats onder
begeleiding van de mentor).
Observeren van kinderen en de mentor aan de hand van observatie-instrumenten.
Uitvoeren van ten minste drie individuele instructies.
Portfolioproducten
Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde
studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit
studieonderdeel, mits voldoende, op in je portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 37
INLEIDING Praktijk 1.2
In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling
wordt gedurende de hele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren lesgeven in de grote
stad (Amsterdam) van de Pabo HvA.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt lessen opzetten aan de hand van het lesvoorbereidingsformulier en deze volgens plan uitvoeren.
Je communiceert helder met de leerlingen over lesdoelen en verwachtingen.
Je biedt didactische hulp aan bij zelfwerkzaamheid of groepswerk.
Je bent in staat een effectieve les te organiseren door het zorgvuldig plannen van tijd en ruimte.
Je sluit in de communicatie met (jonge) kinderen aan bij hun taalniveau en belevingswereld.
Je bent in staat het handelen van de mentor te observeren op basis van op de opleiding aangereikte
observatie-instrumenten. Je stelt op basis van de observaties relevante vragen.
Je kunt de groep als geheel en de subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak.
Je benoemt hoe de mentor structuur aanbrengt in een oudergesprek en kunt enkele gespreksvaardigheden
noemen die de mentor toepast.
Je gaat constructief om met de feedback van je begeleider(s) en je maakt je eigen leeropbrengsten uit de
stage met hen bespreekbaar.
Toetsing
Stagebeoordeling (toets praktijk)
Het functioneren in de praktijk wordt als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen
is voldaan en indien ten minste zeven van de vastgestelde criteria met een voldoende zijn beoordeeld.
Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt
geactualiseerd. Een eerdere beoordeling van dit studieonderdeel is mogelijk. De voorwaarden om hiervoor in
aanmerking te komen en de te volgen procedure staat beschreven in de praktijkgids.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school. De
beoordelingsprocedure is als volgt:
Aan het eind van blok 1.2 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school. De opleider in de school is de examinator en
komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is
toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het
beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2018-2019.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 38
Studiemateriaal
Praktijkgids 2018-2019.
Overzicht van de stageactiviteiten
Voorlezen (delen) van een zelfgekozen jeugdboek / verhaal aan de stageklas.
Uitvoeren van ten minste zes groepslessen, keuze/voorbereiding van de lessen onder intensieve begeleiding
van de mentor.
Verzorgen van ten minste drie overige activiteiten. Dit zijn drie verschillende activiteiten die in overleg met de
mentor worden bepaald. Indien mogelijk met een accent op leiding geven aan de groep (buiten school, tijdens
weekafsluiting, op weg naar de gymzaal, etc.).
Verzorgen van twee lesovergangen.
De kinderen (en eventueel hun ouders) begroeten bij binnenkomst in de klas.
Afsluiten van de stageperiode en het bespreken van de stage-ervaringen met de mentor.
Portfolioproducten
Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde
studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit
studieonderdeel, mits voldoende, op in je portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 39
HOOFDSTUK 5. | Persoonlijke professionele ontwikkeling (PPO) 1.2 SIS omschrijving (deel)tentamens PPO 1.2 TM
INLEIDING
Het lesgeven in een grootstedelijke context, met de superdiversiteit van de stad en die van haar inwoners, vraagt
veel van de kennis, vaardigheden en attitude van jou als leerkracht. Je moet ervoor zorgen dat kinderen goed
onderwijs krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in een groep en
dat zij zich als individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Je krijgt als leerkracht hierdoor te
maken met dilemma's: in de interactie tussen jou en leerlingen, met ouders, collega's, de directeur en andere
onderwijsprofessionals. Omgaan met dilemma's vraagt van jou als leerkracht dat je weet waar je voor staat en dat
je eigen wijze keuzes kunt maken, die zijn gebaseerd op kennis, vaardigheden en een eigen visie op onderwijs en
onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor persoonlijke en professionele ontwikkeling (PPO) leer je je eigen
professionele handelen te verantwoorden, het maken van transfer, het ontwikkelen van eigenheid (waaronder een
eigen visie op onderwijs en het beroep leerkracht) en het zelf sturing geven aan je eigen leerproces. Het portfolio
fungeert hierbij als reflectie-instrument.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt de verworven kennis en vaardigheden aan specifieke onderdelen van de competentiematrix koppelen.
Je kunt reflecteren op eigen opvattingen, overtuigingen en normen en waarden.
Je kunt eigen handelen in de studie of praktijk beschrijven aan de hand van de reflectiecyclus van Korthagen.
Je kunt gerichte feedback op eigen handelen vragen aan andere deelnemers van de leergemeenschap
(docenten, medestudenten).
Je kunt aan de hand van eigen leerstijl concrete leer- en ontwikkelingsdoelen formuleren voor studie en stage.
Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Kennismaking met de opleiding en elkaar
Je maakt kennis met elkaar en met de opzet van de opleiding.
We onderzoeken wat er in studie en stage van je wordt verwacht.
We besteden aandacht aan welke competenties een Amsterdamse
leerkracht moet voldoen en koppelen dit aan de competentiematrix.
Ook kijk je terug op jouw eigen basisschooltijd.
Neem een foto mee van jezelf toen je op de basisschool zat en
een voorwerp die jouw persoonlijkheid van nu representeert.
Bestudeer de studiewijzer in zijn geheel.
Formuleer n.a.v. van de studiewijzer twee vragen en neem deze mee naar de les.
2. De rivier: Wat heeft invloed gehad op jouw leren?
We bekijken met behulp van de werkvorm “de rivier” hoe jouw
leerproces is verlopen en wat dat betekent voor de leraar die jij wilt
worden. Daarnaast kijken we wat de kennis over leer- en
neuropsychologie betekent voor jouw handelen als leerkracht.
3. Voorbereiden stage en de competentiematrix
We bespreken wat er van je verwacht wordt om goed voorbereid
aan je stage te kunnen beginnen. We bekijken de leerdoelen, stage-
activiteiten en beoordelingscriteria. Aan de hand van de
competentiematrix brengen we de een aantal bekwaamheden voor
het beroep van leerkracht basisonderwijs verder in beeld. Je leert
hoe je jouw professionele ontwikkeling met behulp van deze matrix
kunt duiden. Je gaat na welk profijt je kunt hebben van eerder
verworven competenties in relatie tot het beroep van leerkracht.
Bestudeer de praktijkgids.
Formuleer n.a.v. van de praktijkgids twee vragen en neem
deze mee naar de les.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 40
We introduceren de werkvorm “inspiratiemoment”: Elke les zal een
aantal studenten de groep inspireren met het delen van good
practices, boekpromoties, mooie momenten etc.
4. Stage en leerdoel
We blikken gezamenlijk terug op de ontvangst in je stageklas.
Waar kijk jij met tevredenheid op terug en wat wil je gaan leren de
komende periode? We maken een aanzet tot het formuleren van
concrete leerdoelen.
Neem een ingevulde competentiematrix mee.
5. Stage en lesvoorbereidingsformulier
We kijken terug naar onze stagedag en we bekijken
lesvoorbereidingen van elkaar. Ook kijken we naar “wie jij
meeneemt” tijdens je observaties. Heb je valkuilen? Wat zijn je
sterke kanten? Hoe “waardenvrij” ben jij?
Neem een uitgewerkt SMART leerdoel mee naar de les.
Neem een ingevulde lesvoorbereiding mee naar de les.
6. Intervisie
Je maakt kennis met een intervisietechniek (Balint), waarmee we
een casus uit de stage gaan bespreken.
Neem een casus mee vanuit de stage.
7. Verwachtingen blok 2 en start zelfevaluatie
We kijken terug op blok 1 en bekijken wat er in dit blok in studie en
stage van je wordt verwacht en hoe het blok PPO wordt afgerond.
We maken een start met de zelfevaluatie. Je oefent met het
beschrijven van een competentie.
Bestudeer de studiewijzer.
8. Reflectie op je eigen ontwikkeling
In de bijeenkomst geef je elkaar feedback op een uitgeschreven
onderdeel voor je zelfevaluatie. We bespreken hoe je tot
persoonlijke leerdoelen komt en hoe je die SMART uitwerkt. In de
bijeenkomst bespreken hoe reflectie jou helpt in de eigen
persoonlijke professionele ontwikkeling. Het reflectiemodel van
Korthagen wordt uitgelegd. Dit model kun je gebruiken om cyclisch
te reflecteren. Aan de hand van eigen videofragmenten gaan we
dieper in op het reflectiemodel van Korthagen. Tevens kijk je naar
jouw eigen leerstijl en word je je bewust van de verschillende
leerstijlen in jouw stageklas.
Neem een uitgeschreven onderdeel van je zelfevaluatie mee.
Neem een videofragment mee waarop je les aan het geven bent.
9. Stage-ervaringen
We bekijken enkele voorbeelden van een cyclisch leerproces, naar
aanleiding van jullie stage-ervaringen. Je oefent met het
reflectiemodel van Korthagen aan de hand van een casus uit de
eigen stagepraktijk.
Neem een casus mee uit de stage die aansluit bij de
organisatorische competentie.
10. Stage-ervaringen: delen good practices
We beginnen de bijeenkomst met het delen van een good practice.
We presenteren deze aan elkaar door middel van een werkvorm.
Sterke punten en ontwikkelpunten worden vertaald naar kansen en
bedreigingen.
Neem een casus (activiteit, videofragment, voorbeeld) mee uit
de stage waar jij trots op bent.
Bekijk de competentiematrix en stel twee sterke punten vast en twee ontwikkelpunten. Neem deze punten mee naar de les.
11. Intervisie
Je bent al verschillende vraagstukken en dilemma’s in de stageklas
tegengekomen. Tijdens intervisie verdiepen we ons in een casus en
formuleren we handelingsalternatieven.
Breng een casus mee uit je stage.
12. Voorbereiding zelfevaluatie
We kijken terug op jouw eerste stageperiode en bereiden ons voor
op het functioneringsgesprek.
Voor de voorbereiding op het functioneringsgesprek bekijk je de aanwijzingen onder toetsing en je bestudeert het beoordelingsformulier.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 41
Toetsing
Functioneringsgesprek (toets mondeling)
De toetsing vindt plaats middels een functioneringsgesprek met de kerndocent. Het portfolio (met al je verzamelde
voldoende opdrachten en beoordelingen) wordt hierbij als reflectie-instrument gebruikt. Voorafgaand aan het
gesprek actualiseer je je portfolio aan de hand van de aanwijzingen in de studiewijzer. De toets wordt als
voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. De toets
differentieert naar hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed
worden beoordeeld.
Studiemateriaal
Geen.
Toetsing
Aan het eind van het semester vindt een individueel functioneringsgesprek (20-30 minuten) en een beoordeling
plaats. Bij gesprek en beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal:
Reflectie op eigen handelen in de zelfevaluatie met behulp van de reflectiecyclus van Korthagen,
(peer)feedback en intervisie.
Analyse sterke kanten en ontwikkelpunten, op basis hiervan concrete, meetbare en haalbare leerdoelen
formuleren voor studie en stage. De leerdoelen zijn vertaald in concrete acties.
Portfolio
Je bereidt je voor op het functioneringsgesprek door je portfolio te actualiseren en je portfolio uiterlijk een week
voorafgaand aan het functioneringsgesprek open te stellen voor de PPO-docent. Je neemt de volgende
documenten in je portfolio op:
Een recent overzicht van de studieresultaten in SIS.
De stagebeoordelingen.
Een overzicht van stage-activiteiten per periode.
De voldoende beroeps- en vakopdrachten (inclusief beoordeling).
Een zelfevaluatie waarin gereflecteerd wordt op de persoonlijke professionele ontwikkeling.
De competentiematrix waarop deze eigen professionele ontwikkeling in beeld wordt gebracht.
Zelfevaluatie
In de zelfevaluatie beschrijf je kernachtig en per competentiegebied (competentie 1, 2, 3 en 4) jouw professionele
ontwikkeling. Je schrijft op wat je leeropbrengst is geweest en hoe je tot deze leeropbrengst bent gekomen. Je let
daarbij op kennis (theorie), vaardigheden en attitude. Je laat hiermee zien dat je theoretische kennis en
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 42
praktijkervaring met elkaar kunt verbinden. In de zelfevaluatie verwijs je schuingedrukt naar deelcompetenties van
de competentiematrix. Je kunt je ontwikkeling met concrete voorbeelden en met documenten in je portfolio
onderbouwen. Als bijlage voeg je de competentiematrix toe, waarop je jouw professionele ontwikkeling realistisch
in kaart hebt gebracht. De reflectie op je professionele ontwikkeling is kritisch en analytisch en toont een aanzet
tot een cyclisch leerproces. Je beschrijft handelingsalternatieven en verbindt deze aan theorie. Ook beschrijf je een
voorbeeld hoe het vragen van feedback geresulteerd heeft in een versterking van jouw leerkrachthandelen en je
beschrijft met voorbeelden en aan de hand van theorie wat de eigen opvattingen, normen en waarden zijn met
betrekking tot klassenmanagement.
Ook benoem je in de zelfevaluatie jouw sterke kanten en ontwikkelpunten. Op basis hiervan formuleer je ten
minste twee leerdoelen voor stage en/of studie (SMART), rekening houdend met jouw eigen leerstijl, persoonlijke
keuzes, analyse sterke kanten en ontwikkelpunten maar ook met de ontwikkeling van je competenties. De
leerdoelen zijn vertaald in concrete acties. De zelfevaluatie inclusief leerdoelen bestaat uit maximaal 3000
woorden. De zelfevaluatie is voorzien van een titel die jouw persoonlijke professionele ontwikkeling van dit
semester karakteriseert.
Let op: denk niet alleen aan het geleerde op de stage, maar leg ook een relatie tussen het geleerde uit
beroepsopdracht, vakopdrachten, lessen etc. en jouw ontwikkeling als leerkracht.
De kerndocent geeft een beoordeling van het functioneringsgesprek aan de hand van het beoordelingsformulier.
De mondelinge toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende
zijn beoordeeld. De toets differentieert naar hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Portfolioproducten
Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde
studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit
studieonderdeel, mits voldoende, op in je portfolio.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 43
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie
INLEIDING
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit semester zoals de
kalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera.
Opzet semester 1
Hieronder zie je in schema hoe dit semester verloopt: in de bovenste rij de onderwijsweken, de rij eronder de
kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of
stageactiviteiten.
Belangrijke internetsites
http://rooster.hva.nl
Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas.
https://foo.mijnhva.nl
Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken.
https://extranet.mijnhva.nl
Informatie van het stagebureau voor externen.
https://sis.hva.nl
Bekijk hier jouw studievoortgang.
https://stip.hva.nl
Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-)
informatie.
https://taaluniversum.hva.nl
Een online oefenmodule om je taalvaardigheid te verbeteren.
BLOK 1 2018-2019
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
03/09 10/09 17/09 24/09 01/10 08/10 15/10 22/10 29/10 05/11 25/09:
1e stagedag STAGEWEEK
VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
HERFST
TOETSWEEK.1 TOETSWEEK 2
BLOK 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
46 47 48 49 50 51 2 3 4 5
12/11 19/11 26/11 03/12 10/12 17/12 07/01 14/01 21/01 28/01 PROJECTWEEK
STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
TOETSWEEK.1 TOETSWEEK 2
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 44
Belangrijke documenten (downloaden via MijnHvA):
Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.
Praktijkgids 2018-2019.
Praktijkgids LIO (via https://extranet.mijnhva.nl).
Boekenlijst
Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het derde studiejaar vind je op deze website:
https://www.athenaeum.nl/studieboeken
Logopedie: eigen stem en spraak
Als je voor de klas staat is je stem je belangrijkste instrument. Daarom is het belangrijk dat je je stem bewust leert
inzetten om op die manier je boodschap optimaal over te kunnen brengen. Niet alleen wát je zegt is van belang,
ook de manier waaróp doet ertoe. Daarnaast leer je wat je moet weten om je stem op een gezonde, duurzame
manier te gebruiken. Een groot deel van de leerkrachten in het basisonderwijs heeft te kampen met
stemproblemen en voorkomen is natuurlijk altijd beter dan genezen.
Taalniveau
Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het
Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van
alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse
en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op
http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen.
Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel
van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten
wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de
eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de
Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 45
Bijlage 1. I Beoordelingsformulier DT Beroepsopdracht - Klassenmanagement Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
2. De student verwijst naar ten minste drie verschillende bronnen en doet dit volgens de APA-normen. O O
3. Het interviewprotocol en de observaties zijn als bijlagen toegevoegd. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student kan aan de hand van actuele vakliteratuur een theoretisch kader samenstellen over een goed pedagogisch klimaat, een rijke leeromgeving en de rol van de verschillende actoren hierin.
Het theoretisch kader is een lopend verhaal waarin alle begrippen van de hoofd- en deelvragen zijn toegelicht en de relatie tussen de begrippen is aangegeven.
2. De student kan een interview voorbereiden en observaties uitvoeren om het pedagogisch klimaat en de leeromgeving in kaart te brengen.
Op basis van het theoretisch kader is een interview opgesteld en een observatie-instrument afgenomen waarbij beide aspecten (pedagogisch klimaat en leeromgeving) aan bod zijn gekomen.
3. De student kan het pedagogisch klimaat en de leeromgeving van de eigen stageklas analyseren. Dit criterium telt dubbel.
Op basis van observaties aan de hand van kijkwijzers en het interview is de analyse beschreven zowel op het gebied van pedagogisch klimaat als de leeromgeving.
4. De student kan het eigen handelen en rol met betrekking tot het pedagogisch klimaat en de rijke leeromgeving analyseren, beschrijven en persoonlijke ontwikkelpunten benoemen.
De beschrijving en analyse brengt het eigen handelen duidelijk in beeld. De student benoemt op basis daarvan sterke- en ontwikkelpunten. De ontwikkelpunten zijn uitgewerkt in concrete vervolgstappen.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 15 punten
O Zeer goed = 9 14 punten
O Goed = 8 13 punten
O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten
O Voldoende = 6 9 – 10 punten
O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten
O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten
O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten
O Slecht = 2 1 – 2 punten
O Zeer slecht = 1 0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 46
Bijlage 2. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Nederlands – TL, BL & WS Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
2. Het verslag bevat alle voorgeschreven onderdelen en voldoet aan de gestelde eisen. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student verkrijgt inzicht in de theorie over het leesklimaat.
Uit de beschouwing blijkt dat de student kennis heeft genomen van de theorie over leesklimaat en leesomgeving. In de uitwerking zijn ten minste twee bronnen verwerkt.
De beschouwing kent een heldere structuur.
2. De student verkrijgt inzicht in de wijze waarop de leerkracht de leesomgeving in de stageklas inricht, het leesplezier van de kinderen stimuleert en het leesonderwijs – technisch en begrijpend lezen – vormgeeft.
Uit de beschrijving blijkt dat de student over voldoende kennis en informatie beschikt om een adequaat en kritisch beeld van het leesklimaat in de stageklas te schetsen.
3. De student beschrijft, analyseert en waardeert het leesklimaat in de stageklas.
4. Dit criterium telt dubbel.
De beschrijving en analyse van het leesklimaat geschiedt aan de hand van tenminste twee bronnen.
De waardering van het leesklimaat bevat ten minste twee concrete adviezen.
5. De student brengt op heldere en zakelijke wijze verslag uit van de onderzoekingen.
De student geeft aan wat de resultaten van zijn onderzoekingen alsmede de conclusies daarvan betekenen voor zijn professioneel handelen.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 15 punten
O Zeer goed = 9 14 punten
O Goed = 8 13 punten
O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten
O Voldoende = 6 9 – 10 punten
O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten
O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten
O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten
O Slecht = 2 1 – 2 punten
O Zeer slecht = 1 0 punten
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 47
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 48
Bijlage 3. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Rekenen/Wiskunde HG Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
2. De ontworpen les is gegeven aan de stageklas. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student kan de beginsituatie van een leerling bepalen op basis van reeds aanwezige gegevens over de leerling op het gebied van hele getallen.
De beginsituatie van de gekozen leerling is correct beschreven op basis van de leerlijn hele getallen, leerlingwerk, observatie en het leerlingvolgsysteem.
2. De student kan een les hele getallen ontwerpen op basis van de leerlijn hele getallen.
De lesvoorbereiding is compleet ingevuld volgens het lesvoorbereidingsformulier, sluit aan op de leerlijn hele getallen en is ontworpen voor de hele klas.
3. De student kan op passende wijze inhoud geven aan context, model, formeel in de lesinhoud van de verschillende lesfasen.
In de lesvoorbereiding wordt op passende wijze inhoud gegeven aan context, model, formeel.
4. De student kan de lesinhoud van een les afstemmen op de beginsituatie van een leerling binnen het domein hele getallen.
Het te behalen lesdoel sluit aan op de beginsituatie van de gekozen leerling. De lesinhoud stuurt aan op het behalen van het lesdoel.
5. De student kan aangeven wat je eigen aandeel is geweest in het al dan niet behalen van de lesdoelen.
Met voorbeelden wordt verantwoord welke lesdoelen er wel en niet zijn behaald, wat hiervan de mogelijke oorzaak is en wat het eigen aandeel hierin is.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 15 punten
O Zeer goed = 9 14 punten
O Goed = 8 13 punten
O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten
O Voldoende = 6 9 – 10 punten
O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten
O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten
O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten
O Slecht = 2 1 – 2 punten
O Zeer slecht = 1 0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 49
Bijlage 4. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Onderzoekend en ontwerpend leren N&T 1 Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
2. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student kan natuur- en/of techniekonderwijs ontwerpen waarbij de bijbehorende natuurwetenschappelijke en/of technische kennis op leerkrachtniveau wordt beschreven.
De veronderstelde beginsituatie leerlingen is beschreven.
Er zijn passende directe doelen (=productdoelen) en procesdoelen (=kern- en tussendoelen) beschreven.
De uitleg geeft blijk van voldoende inzicht in het gekozen concept op leerkrachtniveau.
Er is te zien dat rekening is gehouden met de mogelijke pre- en/of misconcepten van de leerlingen.
Er zijn doelen geformuleerd voor zowel kennis, vaardigheden als attitude.
De uitleg bevat antwoorden op vragen die leerlingen mogelijkerwijs kunnen stellen over het onderwerp.
2. De student kan in het ontwerpen en uitvoeren van het onderwijs op adequate wijze gebruikmaken van de didactiek van onderzoekend leren en dit verantwoorden vanuit de vakliteratuur.
De gekozen werkvormen zijn verantwoord vanuit de aangeboden didactische theorie.
De wijze waarop de praktische activiteit in dienst staat van de leerdoelen is theoretisch onderbouwd.
Er is expliciet aandacht voor het aanleren van onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding.
De gehanteerde didactiek is gericht op het voorkomen van misconcepten en het ontwikkelen van correcte denkbeelden.
3. De student kan in het ontwerpen en uitvoeren van het onderwijs in voldoende mate aandacht besteden aan organisatorische aspecten zoals lesplanning en de inzet van materialen.
De verschillende lesfasen (inclusief tijdsplanning) zijn beschreven met voldoende aandacht voor organisatorische aspecten.
Het leerkrachtgedrag wordt expliciet benoemd en sluit aan bij de didactiek van OOL.
Het lesontwerp benadert het onderwerp op een manier die bij de kinderen verwondering oproept.
Het lesmateriaal bevat suggesties voor vervolgactiviteiten.
4. De student kan de uitvoering van het ontwerp evalueren met betrekking tot de behaalde leerdoelen, de gehanteerde didactiek en de organisatie van het onderwijs.
Uit de evaluatie is het verloop van de lesfasen op te maken.
De evaluatie bevat verifieerbare feedback van de (stage)mentor / collega, schoolopleider en/of stagedocent (wanneer van toepassing).
Zowel kennis/inzichten, vaardigheden als attitude worden geëvalueerd.
De evaluatie heeft op systematische wijze plaatsgevonden.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 50
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 12 punten
O Zeer goed = 9 11 punten
O Goed = 8 10 punten
O Ruim voldoende = 7 9 punten
O Voldoende = 6 7 – 8 punten
O Net niet voldoende = 5 6 punten
O Onvoldoende = 4 4 – 5 punten
O Ruim onvoldoende = 3 2 – 3 punten
O Slecht = 2 1 punt
O Zeer slecht = 1 0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 51
Bijlage 5. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Muziek Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft lesvoorbereidingen van twee muzieklessen aangeleverd met een evaluatie op de gegeven muziekles. O O
2. De student heeft een videofragment van een gegeven muziekles aangeleverd. O O
3. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student maakt een koppeling tussen beginsituatie, productdoelen, leerlijnen en kerndoelen van muziekonderwijs.
Vanuit de beginsituatie van de (stage)klas worden correcte vakspecifieke lesdoelen beschreven.
De doelen worden zichtbaar in de lesinhoud.
2. De student komt aan de hand van de vijf domeinen en het klank-vorm en betekenismodel in je les tot kennisoverdracht.
In de lesinhoud wordt kennis ten aanzien van het vakgebied muziek verwerkt.
De terminologie uit het KVB-model wordt gebruikt.
3. De student verantwoordt keuzes voor de inhoud van je muziekles op basis van de ontwikkelingsfase van de betreffende leeftijdsgroep.
De wijze waarop in de verschillende lesfasen inhoud gegeven wordt aan de beginsituatie van de groep wordt beschreven.
4. De student legt in de reflectie op je lesuitvoering verbinding tussen doelen, lesuitvoering en vervolgstappen.
De reflectie op de gegeven muzieklessen geeft antwoord op de volgende vragen: Hoe verliep de organisatie? Zijn de doelen behaald? Wat ging goed/ Wat kon beter?
Een mogelijke vervolgactiviteit wordt beschreven.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 12 punten
O Zeer goed = 9 11 punten
O Goed = 8 10 punten
O Ruim voldoende = 7 9 punten
O Voldoende = 6 7 – 8 punten
O Net niet voldoende = 5 6 punten
O Onvoldoende = 4 4 – 5 punten
O Ruim onvoldoende = 3 2 – 3 punten
O Slecht = 2 1 punt
O Zeer slecht = 1 0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 52
Bijlage 6. I Beoordelingsformulier DT Toets Eigen Vaardigheid Muziek Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft een lesverslag aangeleverd van minimaal twee muzieklessen. O O
2. De student heeft een videofragment van een gegeven muziekles aangeleverd. O O
3. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student kan zich vocaal presenteren.
Een eenstemmig lied wordt op de juiste toonhoogte gezongen.
Je kunt een canon zingen.
2. De student kent het voorgeschreven liedrepertoire.
Je kent de teksten van de liedjes uit het hoofd.
3. De student kan een maatbegeleiding en/of ritmebegeleiding uitvoeren.
Je voert een eenvoudige maatbegeleiding bij een lied uit op een instrument naar keuze of bodypercussie.
Je voert een ritmebegeleiding bij een lied uit op een instrument naar keuze of bodypercussie.
4. De student kan een klankspel ontwerpen, vastleggen en uitvoeren.
In het klankspel is een klank- of vormaspect hoorbaar.
Je kunt dit klankspel op eenvoudige wijze in grafische tekens vastleggen.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 12 punten
O Zeer goed = 9 11 punten
O Goed = 8 10 punten
O Ruim voldoende = 7 9 punten
O Voldoende = 6 7 – 8 punten
O Net niet voldoende = 5 6 punten
O Onvoldoende = 4 4 – 5 punten
O Ruim onvoldoende = 3 2 – 3 punten
O Slecht = 2 1 punt
O Zeer slecht = 1 0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 53
Bijlage 7. I Beoordelingsformulier DT PPO 1.2 Pabo HvA 2018-2019
Student: Cijfer:
Studentnummer: Toetsdatum:
Klas: Docent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft uiterlijk maandag 8.30 uur voorafgaand aan het gesprek het portfolio geactualiseerd. O O
2. De zelfevaluatie en leerdoelen zijn beschreven en het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
3. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O
B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student kan de verworven kennis en vaardigheden aan specifieke onderdelen van de competentiematrix koppelen. Dit criterium telt dubbel.
De student beschrijft de eigen ontwikkeling tot leerkracht en koppelt dit aan de producten uit zijn portfolio, praktijkervaringen, theorie en aan de competentiematrix. Je kiest uit elke van de eerste vier hoofdcompetenties minimaal één deelcompetentie.
2. De student reflecteert op eigen opvattingen, overtuigingen en normen en waarden.
De student beschrijft met voorbeelden en aan de hand van theorie wat de eigen opvattingen, normen en waarden zijn met betrekking tot klassenmanagement.
3. De student beschrijft eigen handelen in een dilemma in de studie of praktijk aan de hand van de reflectiecyclus van Korthagen.
De student beschrijft of toont een dilemma uit zijn praktijk aan de hand van de stappen van de reflectiecyclus van Korthagen.
4. De student kan gericht feedback op eigen handelen vragen aan andere deelnemers van de leergemeenschap (docenten, medestudenten).
De student beschrijft een voorbeeld hoe het vragen van feedback geresulteerd heeft in een versterking van zijn leerkrachthandelen.
5. De student kan aan de hand van eigen leerstijl concrete leer- en ontwikkelingsdoelen voor zichzelf formuleren voor studie en stage.
De student kan op basis van zijn reflectie op studie, stage en competenties aangeven wat zijn sterke- en ontwikkelpunten en zijn leerstijl zijn.
De student stelt op basis van zijn ontwikkeling minimaal twee concrete leerdoelen op.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 18 punten
O Zeer goed = 9 16 – 17 punten
O Goed = 8 14 – 15 punten
O Ruim voldoende = 7 12 – 13 punten
O Voldoende = 6 11 – 12 punten
O Net niet voldoende = 5 10 punten
O Onvoldoende = 4 8 – 9 punten
O Ruim onvoldoende = 3 5 – 7 punten
O Slecht = 2 2 – 4 punten
O Zeer slecht = 1 0 – 1 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 54
BIJLAGE 8. | De taalnorm van Pabo-HvA
Studiewijzer DT 1 sem 1 VERSIE 17-07-2018 Pagina 55
PROFESSIONEEL SCHRIJVEN
Pabo
Hogeschool van Amsterdam
KENMERKEN VAN EEN PROFESSIONELE TEKST
Afstemming op doel De vormgeving van het schrijfproduct is conform de eisen (lay-out, spellingscontrole).
De structuur van het product is afgestemd op het doel (bijv. adviseren, informeren, overtuigen).
Afstemming op publiek Het taalgebruik en de toon passen bij het publiek (bijv. formeel/informeel, populair/zakelijk).
Samenhang Zinnen en alinea’s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen.
Verwijswoorden zijn correct.
De gedachtelijn is logisch en consequent.
Woordgebruik en woordenschat
Het woordgebruik is gevarieerd.
De woordkeuze is correct.
Voorzetsels en lidwoorden zijn goed gebruikt.
De woordkeuze is passend bij het jargon uit het beroepenveld.
Het betrekkelijk voornaamwoord is correct gebruikt (dat/wat, deze/die).
Spelling en grammatica
De zinsbouw is correct, ook in langere, samengestelde zinnen.
De spelling is correct.
Leesbaarheid
Er zijn witregels, alinea’s en/of kopjes gebruikt. De structuur hiervan is logisch en
bevordert de leesbaarheid.
Interpunctie is correct gebruikt.