sreka – het ordenen van de geestelijke wereld
TRANSCRIPT
Sreka – Het ordenen van de geestelijke wereld
D e opschriftstelling van de w intitraditieD e opschriftstelling van de w intitraditieD e opschriftstelling van de w intitraditieD e opschriftstelling van de w intitraditie
door Juliën Z aalm andoor Juliën Z aalm andoor Juliën Z aalm andoor Juliën Z aalm an
Bachelorsciptie Judith Oron
Studentnummer: 0422649
Scriptiebegeleider: Prof. Dr. Gerard A. Wiegers
Onderdeel: Scriptie ter afronding van de Bacheloropleiding
Religiestudies aan de Faculteit der Religiewetenschappen
van de Radboud Universiteit Nijmegen
Inleverdatum: juni 2008
2
InhoInhoInhoInhoudsopgaveudsopgaveudsopgaveudsopgave
Inleiding 3
I. De wereld van de winti 9
II. De bonuman, ritueel specialist en voorganger 17
III. De organisatorische bundeling van krachten 26
IV. De sociale context van Winti en de vorming van de Afro-Surinaamse identiteit 35
Conclusie: de opschriftstelling, de transformatie van de Winti 42
Woordenlijst Sranan – woorden 44
Gebruikte Literatuur 48
3
Inleid ingInleid ingInleid ingInleid ing
“Velen weten niet wat Winti inhoudt”1. Deze uitspraak is van Juliën Zaalman (Paramaribo, 1960)
en verwoordt de aanzet tot zijn ambitieuze plan om Winti2, de religieuze traditie van veel creoolse
Surinamers, inhoudelijk te beschrijven en systematisch te verklaren. De Surinamer kwam tot deze
stelling door de persoonlijke ervaring dat noch mensen die al jaren participeren aan Wintirituelen,
noch veel religieuze specialisten van deze religieuze traditie, helder en volledig uitleg kunnen
geven over de achtergronden hiervan3. Hierbij komt dat de jonge generatie deels door de
verwarring die ontstaat door het gebrek aan goede informatie, deels door de negatieve sfeer die
bestaat rond het thema Winti, een onverschillige of negatieve houding hebben tegenover deze
creoolse religieuze traditie.
Zaalman (Paramaribo, 1960) groeide op in de volkswijken van Paramaribo en studeerde aldaar op
latere leeftijd rechten aan de Anton de Kom Universiteit4. Een toevallig bezoek aan een wintiprei
op jonge leeftijd was de aanleiding voor een jarenlange fascinatie met de wintitraditie. Hij
vergrootte zijn kennis door het lezen van literatuur over religie in het algemeen en Winti in het
bijzonder. Zijn interesse zette hij om in een leerlingschap van vier jaar bij twee oudere vrouwen
die genoeg kennis van de traditie hadden om hem te onderrichten. Zaalman is inmiddels al jaren
werkzaam als zelfstandige bonuman en informeert daarbij mensen over het juist uitvoeren van de
eenvoudige rituelen5.
De verdieping van zijn kennis noodzaakte Zaalman om te concluderen dat hetgeen over Winti
werd gepubliceerd slechts deelaspecten van het geheel van de religieuze traditie betrof, daar de
onderzoekers zich vaak beperkten tot een beschrijving van de voorstellingen. Het werd daarom
zijn persoonlijke missie om deze leemte in de informatie over en kennis van Winti op te vullen.
1 Lesda Pelswijk, “Velen weten niet wat Winti omvat”, in De Ware Tijd, 21 november 2006.
2 Het woord ‘winti’ heeft verschillende betekenissen, zo verwijst het naar geest, adem, wind maar ook naar de
religie, naar de geestelijke entiteiten die in deze religie centraal staan en naar het in trance verkeren. Wanneer ik
de religie aanduid, gebruik ik het woord ‘Winti’ (met een hoofdletter). De geestelijke entiteiten duid ik aan met
‘winti’ (zonder hoofdletter). Het Surinaams kent geen meervoudsvormen, dus verwijst het woord zowel naar één
geestelijke entiteit, als naar meerdere. 3 Juliën Zaalman, August, een bonoeman. De beleving van Winti.Vertellingen. Paramaribo: Ralicon, 2002.
4 Zaalman groeide op in wijken zoals Frimangron, Tammenga, Flora, Ondrobon en Van Dijk, wijken in
Paramaribo waar van oudsher veel creolen woonden uit de arbeidersklasse en lage middenstand. Deze
bevolkingsgroep heeft de gebruiken, voorstellingen en kennis van huismiddeltjes die voortkomen uit de
wintitraditie meer gekoesterd dan de hoger opgeleide creoolse groepen. 5 Juliën Zaalman, mailbericht van 6 juni 2008. Zaalman kwam op 12 jarige leeftijd terecht op een wintifeest.
Vanaf zijn 15e jaar tot zijn 19
e jaar werd hij ingeleid en ingewijd in de praktijk van de bonuman door de
bonufrow Ma Julietje Purperhart en Badri Bruinig, zodat hij op 21e jarige leeftijd als zelfstandig werkend
bonuman geestelijk werk kon verrichten. De Surinaamse woorden zijn geschreven volgens de spelling in
J.C.Blanker en J. Dubbeldam, Prisma woordenboek Sranantongo, Utrecht: Spectrum, 2005. Hierdoor is het
enkelvoud gelijk aan het meervoud.
4
Deze algemene doelstelling wordt op drie verschillende manieren uitgewerkt. Persoonlijk geraakt
door de onwetendheid over en vooral ook de negatieve bejegening van de religieuze traditie, wil
hij ten eerste leerboeken produceren waarin Winti positief wordt uiteengezet voor iedereen die
zich hierover wil informeren. Tegelijkertijd wil hij dat deze boeken als handleiding dienen voor
andere bonuman, zodat er een eenduidige benadering komt ten aanzien van de traditie. Ten derde
richtte hij in 2006 de Stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi6 op met als doel Winti
maatschappelijk en politiek emanciperen. Het is een opmerkelijk initiatief. Niet in de laatste plaats
omdat Winti in de Surinaamse samenleving nog steeds gebukt gaat onder de negatieve associaties
die in de koloniale tijd hieraan werden verbonden.
De Afro-Surinaamse religieuze traditie is sterk gevormd door de ontstaansgeschiedenis.
Algemeen gesproken kunnen drie historische componenten worden onderscheiden die de
religieuze traditie bepalend hebben gevormd.
Als eerste moet genoemd worden het begin van Winti, dat ligt in de kerkers van de slavendepots
aan de westkust van Afrika7. Want het is waarschijnlijk dat daar de gevangen Afrikanen begonnen
zijn om vanuit de verschillende culturele achtergronden8 gezamenlijk bij te dragen aan iets van
religiositeit. Ook tijdens de beruchte ‘Midden Passage9’, de zeetocht die hen zou voeren naar
nieuwe landen en een nog wreder lot moeten de verschillende religieuze gebruiken elkaar hebben
ontmoet en het begin hebben gevormd voor een nieuwe mengvorm. Winti is een religie die
samengesteld is uit verschillende Afrikaanse elementen. Het orale karakter, het ontbreken van een
6 De Stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi, heeft inmiddels een website (www.wintigeloof.com). Verdere
bespreking in hoofdstuk 4. 7 Harold Jap-A-Joe, “It started on the other side: continuity and creativity in Afro-Caribbean culture” in Edwin
K. Marshall (red.) Engagement en distantie. Wetenschap in vele facetten. Opstellen aangeboden aan
Prof.dr.Humprey E. Lamur ter gelegenheid van zijn emiraat als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam,
2006, pp. 90-91. Jap-A-Joe poneert deze stelling in zijn antwoord op het lopende debat over het proces van
creolisering van de Afrikaanse culturen in het Caribische gebied. Hij pleit voor het erkennen van een groter
aandeel van de West-Afrikaanse creativiteit en religieuze continuïteit. Het is de gelijkenis die bestond tussen de
Afrikaanse voorstellingen en de religieuze voorstellingen die de Westerse kolonialen uitdroegen, die zorgde voor
de introductie van christelijke beelden in de Afro-Caribische religies. 8 Charles Wooding, Winti: Een Afroamerikaanse godsdienst in Suriname. Een cultureel-historische analyse van
de religieuze verschijnselen in de Para, Meppel: Krips Repro, 1972, pp. 29-50. Naar schatting zijn er tussen de
200.000 en 350.000 Afrikanen uit de regio tussen het huidige Senegal en Angola als slaaf naar Suriname
gevoerd. Wooding onderscheidt in zijn onderzoek ruim dertig verschillende etnische groepen die naar Suriname
zijn vervoerd. 9 Alonford J. Robinson jr, “The Middle Passage” in Kwame A. Appiah en Henry L. Gates jr. (red.) Africana. The
Encyclopedia of the African and African American Experience, New York: Basic Civitas Books, 1999; p. 1302.
‘The Middle Passage’ is een in Afro-amerikaanse kringen gebruikelijke aanduiding voor het middelste deel van
de Transatlantische slavenhandel, bestaande uit de tocht van Europa naar Afrika, de Transatlantische zeereis naar
de Caribische doorvoerhavens op de eilanden en vandaar uit naar de bestemmingen op de eilanden en op het
Amerikaanse vasteland. Deze tocht werd in 1997 door Stephen Spielberg verfilmd in ‘Amistad’.
5
centraal religieus gezag, maar ook de combinatie van monotheïsme en polytheïsme zijn andere
kenmerken die Winti deelt met de andere Caribische religies. 10.
De tweede bepalende factor is de nadruk in de Afrikaanse religieuze tradities op het oplossen
van collectieve en individuele problemen, wordt in de nieuwe religies gecontinueerd. De beroerde
omstandigheden van de slavengemeenschappen in koloniën en de wreedheid van de regimes op
de plantages hebben ertoe bijgedragen dat de nadruk vooral lag op het overleven van de
omstandigheden en het vinden van genezing en kracht in de rituelen11.
Het derde type van historische invloed op de vorming van Winti is de steeds sterkere
onderdrukking van de religieuze expressies in de kolonie. Een oplopende druk van verordeningen
en expliciete verboden zorgde ervoor dat de religieuze samenkomsten en handelingen in een sfeer
van geheimhouding en mysterie werden gehuld. Winti is daarom een orale traditie gebleven,
omdat de mogelijkheden ontbraken voor het formuleren van een uitgebreide theologie of
wereldbeschouwing.
Sinds het vrijgeven van Winti hebben zich een tweetal ontwikkelingen voorgedaan die het
spectrum van religieuze fenomenen hebben getransformeerd tot de religie Winti. Aan het eind
van de jaren 60 en begin van de jaren 70 van de 20e eeuw kwamen grote groepen Surinamers naar
Nederland op zoek naar een betere toekomst. In tegenstelling tot groepen die al in de jaren 50
waren gekomen, bestonden deze latere groepen vooral uit mensen uit de eenvoudigere milieus
voor wie Winti een belangrijke drager was van de culturele identiteit. In Nederland werd Winti
geaccepteerd als de religie van veel creoolse Surinamers en het kon vrijelijk worden uitgedragen.
Er kon ook over geschreven worden. In 1971 schreef Charles Wooding zijn proefschrift over
Winti12. Hij gaf hierin, naast een uitvoerig historisch onderzoek naar de herkomst van de
Afrikaanse elementen, een systematisch beeld van de religieuze voorstellingen en de belangrijkste
rituelen. Zijn boek is sindsdien een standaardwerk geworden voor alle onderzoekers en
geïnteresseerden van Winti13.
10
Sandew S. Hira, Van Priary tot en met De Kom. De geschiedenis van het verzet in Suriname, 1630-1940,
Rotterdam: Futile, 1982; pp. 85-95. Het zien te overleven in bittere omstandigheden, in een vreemde omgeving
moet, zoals ook in andere religies, de voorstellingswereld hebben bepaald. De omstandigheden zijn verder
uitgebreid beschreven in de verschillende romans van de hand van Cynthia McLeod. 11
M. Fernández Olmos en E. Paravisini-Gebert, Creole Religions of the Caribbean. An introduction from Vodou
and Santería to Obeah and Espiritismo, New York: New York University Press, 2003, pp. 9-13. 12
Wooding, Winti: Een afroamerikaanse godsdienst in Suriname, 1972, p. 490. Wooding benoemt Winti
expliciet als religie en kiest daarbij voor het prefix ‘Afro-amerikaans’ om het verband weer te geven tussen de
andere religies ontstaan in de Afrikaanse diaspora. De onderzoekers die na hem Winti hebben bestudeerd geven
over het algemeen de voorkeur voor ‘Afro-Surinaamse religie’. 13
In Woodings voetsporen schreef ook Henri Stephen verschillende boeken over Winti. Deze laatste auteur
schreef vanuit zijn beroep als psychiatrisch verpleegkundige vooral over Winti zoals dit zich voor deed in
Nederland met aandacht voor de psychosomatische problemen die dit met zich mee kon brengen.
6
In de tussentijd verschenen in Suriname in verhouding weinig artikelen. Een nieuwe lichting
academici deed weliswaar onderzoek naar de veranderende positie van Winti in de Surinaamse
samenleving en er werd gepleit voor herwaardering van de traditie, maar er werd geen poging
gedaan om verder te gaan met de inhoudelijke en systematische studie van de religieuze
voorstellingen van de traditie. Het recente werk van Juliën Zaalman wil hier verandering in
brengen.
Dit onderzoek richt zich op het inventariseren van het werk van Zaalman en de veranderingen
die op gang worden gebracht door het optekenen van de traditie. Welke keuze maakt Zaalman in
de opschriftstelling van de Wintitraditie en op welke manier transformeert deze door het proces
van herinterpretatie dat ingang gezet wordt door het achterhalen van betekenissen?
Mijn onderzoek is gemodelleerd op het onderzoek dat Anne Schiller deed naar de religieuze
veranderingen van de Ngaju Dayaks in Indonesië onder invloed van de herformulering en
herstructurering van de religieuze traditie van dit volk14. Schiller gebruikt het paradigma van de
Amerikaanse socioloog Robert N. Bellah (1927) om inzicht te krijgen in de evolutie van religieuze
vormen en de sociale implicaties die deze verandering heeft voor het functioneren in de
Indonesische samenleving.
Het model van Bellah, dat gestoeld is op evolutietheorieën, gaat uit van religie als symbool
systeem15. De ontwikkeling in dit symboolsysteem van compact naar omvattend en sterk
gerationaliseerd, vertaalt zich in een verandering van de positie van religie in de samenleving en
van de gelovige ten opzichte van de religieuze voorstellingen. Bellah onderscheidt vier gebieden
die kenmerkend zijn voor het religieuze symboolsysteem, te weten de religieuze voorstellingen, de
aard van de religieuze handelingen, de vorm van de sociale organisatie waarin deze handelingen
plaatsvinden en de implicaties die deze handelingen hebben voor het andere sociale handelen. Op
grond hiervan komt hij tot de vijf ideaaltypen die gerangschikt zijn naar de mate van complexiteit
en rationalisering16.
14
Anne Schiller, Small Sacrifices: religious change and cultural identity among the Ngaju of Indonesia, New
York/Oxford: Oxford University Press, 1997: pp. 3-10, 109-146. 15
Robert N. Bellah, “Religious Evolution” in American Sociological Review, 1964, vol. 29, no.3, pp. 358-374. 16
Bellah, 1964, pp. 360-361: Bellah onderscheidt achtereenvolgend volgende stadia, de primitieve religie,
archaïsche religie, historische religie, pre-moderne en moderne religie. Tussen deze ideaaltypen bestaan geen
rigide grenzen, maar ze gaan in elkaar over in een vloeiend geheel.
7
De transformatie die Winti17 ondergaat door de vastlegging van deze religieuze traditie en de
interpretatie van de religieuze voorstellingen door Juliën Zaalman, vertoont gelijkenis met de
door Schiller besproken ontwikkelingen bij de Ngaju. Het werk van Zaalman poneert een
rationeel complexe uitwerking zien van de religieuze voorstellingen, hetgeen zijn invloed heeft op
de verschillende aspecten van de religie. Het model van Bellah biedt de mogelijkheid om Winti te
beschrijven in zijn huidige orale vorm en tegelijkertijd een beeld te krijgen van de omvorming of
beter gezegd de ontwikkeling van Winti door de vastlegging die Zaalman beoogt.
De belangrijkste bronnen voor dit onderzoeken zijn de eerste drie boeken van Zaalman18, t.w.:
August, een bonoeman. De beleving van Winti (2002), Gily en Lise. De beleving van het geloof in Winti
(2005), en Mi Abre, Mi Abre. Mi Kuminiti-ye. Winti: kennis van het Leven (2006)19.
Deze drie boeken vormen de inleiding in de Wintireligie en kunnen volgens de auteur beschouwd
worden als een afgerond geheel20.
De bronteksten zullen thematische worden behandeld, volgens de bovengenoemde door Bellah
onderscheiden gebieden waarop het religieus symboolsysteem zijn invloed doet gelden. Deze
gebieden worden in mijn onderzoek gebruikt om de belangrijkste kenmerken van de wintitraditie
in kaart te brengen. Bellah’s conceptualisering van religieuze ideaaltypen biedt een instrument om
de transformatie van Winti als gevolg van de opschriftstelling van de traditie te duiden.
Het eerste deel behandelt de religieuze voorstellingen. Ik zal hierbij laten zien dat het godsbeeld
door de herformulering van Zaalman fundamenteel verandert en dat dit verstrekkende gevolgen 17
De Afrikaanse religieuze voorstellingen hebben zich in de verschillende slavengemeenschappen op
verschillende wijzen ontwikkeld. Stephen, 1998:pp.29: onderscheidt drie varianten, t.w.: de
plantagegemeenschappen, de gemeenschap in Paramaribo en andere steden en de gemeenschap in Nederland.
Het grootste verschil bestaat tussen de religie van de marrons en die van de creolen. Price pleit er aanvankelijk
voor om deze twee vormen liever niet onder de ene noemer Winti wilde plaatsen. Mintz en Price bepleiten later
dat er overeenkomsten bestaan tussen de religieuze traditie van de Saramaka (de op een na grootste groep
marrons) en die van de Paragemeenschappen. Op grond hiervan is er grond om , zoals de meeste auteurs doen,
Winti te zien als één religieus complex waarbinnen meerdere varianten bestaan. Ook Zaalman ziet Winti als één
religieuze traditie, met twee belangrijke varianten (stad, plantage/marrons). Ik volg deze conclusie. R. Price,
“Afro-Suriname religions”, in Lindsay Jones (ed.) (Mircea Eliade), Encyclopedia of Religion (2nd ed.), Detroit
Michigan (etc.): Macmillan Reference USA, Thomas Gale, cop. 2005 (1987); pp.125-157; S.W. Mintz en R.
Price, De geboorte van de Afrikaans-Amerikaanse cultuur, Leiden: uitg. KITLV, 2003, pp.46-48; H. Stephen,
Winti. Afro-Surinaamse religie en magische rituelen in Suriname en Nederland, Amsterdam: Karnak, 1998 (3e
druk), pp. 29, W. van Wetering, “Winti: een pluriforme religie in een pluriforme samenleving” in F.E.R. Derveld
en H. Noordegraaf (red.) Winti-religie. Een Afro-Surinaamse godsdienst in Nederland, Amersfoort/Leuven: De
Horstink, 1988, pp. 17-31. 18
Inmiddels is er een vierde boek van Zaalman verschenen, Asayse Nana A Nyamkemponudyima. Hoe Anana
zich aan de mensen openbaart, Paramaribo: Tata Kwasi ku Tata Tinsensi, 2007. Deze publicatie zal in dit
onderzoek niet worden behandeld, omdat het anders dan de eerste drie inleidende publicaties, het begin is van
meer thematisch gerichte werken die ingaan op de toepassing van de wintifilosofie. 19
Juliën Zaalman, August, een bonoeman. De beleving van Winti. Vertellingen, Paramaribo: Ralicon, 2002 (5e
druk, 2005); Juliën Zaalman, Gily en Lise. De beleving van het geloof in Winti, Paramaribo: Ralicon, 2005;
Juliën Zaalman, Mi Abre, Mi Abre, Mi Kumiti-ye. Winti: Kennis van het Leven, Paramaribo: Stichting Tata
Kwasi ku Tata Tinsensi, 2006. 20
Arjan van de Haak, “Winti een positieve religie”, in Parbode, 2007, vol.2, nr.10, p. 26.
8
heeft voor de aard van het religieuze handelen en de functie van de religieuze specialist die de
handelingen verricht (deel 2). De manier waarop de religieuze organisatie wordt opgezet en
ingevuld wordt eveneens sterk beïnvloed door de veranderingen die optreden als gevolg van de
ingezette transformatie van Winti(deel 3). De inhoud en vorm van de opgeschreven teksten
worden tenslotte sterk bepaald door het proces van identiteitsvorming waarin een belangrijke rol
wordt toebedeeld aan de eigen Afro-Surinaamse religie (deel 4). De conclusie ten slotte zal dienen
om inzicht te krijgen in het proces van opschriftstelling dat in gang is gezet door Juliën Zaalman.
I. D e w ereld van de w intiI. D e w ereld van de w intiI. D e w ereld van de w intiI. D e w ereld van de w inti
De schrijvers van de diverse publicaties over Winti hebben ten onrechte het idee dat ze het
geheel van de traditie beschrijven, terwijl ze zich toeleggen op deelaspecten van de wintibeleving.
Zij geven een incompleet beeld, zo meent Zaalman, waardoor veel vragen onbeantwoord
blijven21. De vaak orale inheemse religieuze tradities worden doorgaans beschreven door
antropologen. Zij leggen vanuit hun discipline de nadruk op de sociale betekenissen van
religieuze fenomenen. De beleving van de religie en de interne theologische samenhangen blijven
hierdoor vaak buiten beeld. Kennis hierover is vaak ook moeilijk te verkrijgen omdat zij een
schaars goed.22. Zij wordt nooit vrijelijk aan zomaar iedereen meegedeeld, maar moet duur
worden gekocht is dat duur verkregen moet worden door eigen ondervinding, ‘ondrofeni’23. Gezien
vanuit dit standpunt is het de vraag wat de buitenstaander werkelijk kan weten over de winti.
Het paradigma van Bellah maakt het mogelijk om bepaalde kenmerken van deze religieuze
traditie te belichten, zodat een duidelijker beeld kan ontstaan van de samenhang tussen de
belangrijkste voorstellingen en de manier waarop dit wordt omgezet in religieus handelen, de taak
van de religieuze specialist, de religieuze organisatie en de verdere uitwerking hiervan in het
sociale handelen en de plaats die de religie wil innemen in de maatschappij. De wintitraditie
vertoont volgens dit paradigma de kenmerken van een archaïsche religie. Het symbolensysteem
21
Juliën Zaalman, August, een bonoeman. De beleving van winti. Vertellingen, Paramaribo: Ralicon, 2003, p.7. 22
Joop Vernooij, “Going for Identity. The Case of the Creoles of Suriname” in Ad Borsboom en Frans Jespers
(red.), Identity and Religion: A Multidisciplinary Approach, Saarbrücken: Verl. Für Entwicklungsplitik, 2002:
155-184. Vernooij noemt de begrippen ‘sabidiri’ en ‘ondrofeni sa leri yu’ als de twee belangrijkste bronnen van
kennisvergaring in de creoolse context van Suriname. Ervaring wordt hier gesteld boven boekenkennis en
ervaring die leidt naar werkelijk kennen, komt noodgedwongen met een prijs. 23
Het Surinaamse spreekwoord luidt: Sabi Diri, kennis komt met een prijs. Een gezegde dat vaak als verwijzing
word gebruikt in kringen van Winti-aanhangers. Vgl. Jacques Vroemen, “Het bos heeft mij gedoopt. Gesprek
met de Surinaamse bonuman Georges Barron” in Bres: keerpunten in mensen en cultuur, 1990, nr. 44: pp. 76-84:
Barron vertelt over het verkrijgen van kennis, sabi, door ondrofeni, een directe beleving van wat waar is.
9
van dit type religie verwijst naar een eenheid van existentie waarin goddelijke en menselijke
wezens in een nauwe relatie tot elkaar staan en in feite dezelfde leefwereld delen24.
De wintitraditie wordt gekenmerkt door een sterke verwevenheid van de bovennatuurlijke wereld
met de natuurlijke wereld. De religieuze voorstellingen zijn uitgekristalliseerd in een sterk
gedifferentieerd pantheon van verschillende geestelijke entiteiten. Deze entiteiten zijn
persoonlijkheden die immanent in de wereld aanwezig zijn. Een belangrijk deel van het religieuze
denken en handelen is gericht op het ordenen van de geestelijke entiteiten in complexe
hiërarchieën en het bepalen op welke manier een harmonische relatie gerealiseerd kan worden
tussen de mens en de geestelijke wezens en tussen deze wezens onderling. De relatie tussen mens
en bovennatuurlijke wezen is er een van een dubbele wederkerigheid. Het is niet alleen zo dat de
geestelijke wezens zelf het initiatief kunnen nemen om met de mens in contact te treden, ook de
mens kan het initiatief nemen. Bovendien is er sprake van een uitwisseling van diensten, aandacht
voor aandacht en een gunst voor een gunst. Deze religievorm kent daarom een belangrijke rol toe
aan religieuze specialisten25. In deze context is de definitie die Jan Platvoet geeft van religie
passend. Hij spreekt over religie als communicatiesysteem waarin sprake is van uitwisseling
binnen een netwerk van voorgeschreven rollen, die gemodelleerd op de handelsrelaties tussen
mensen en gaan uit van een uitwisseling van diensten26.
De complexe samenhang van de verschillende geestelijke entiteiten die ondergebracht zijn in
elkaar overlappende hiërarchieën van geestelijke wezens, is voor veel onderzoekers die Winti
willen beschrijven en interpreteren het meest kenmerkende van Winti. De manier waarop dit in
kaart wordt gebracht is verschillend27. Wooding gebruikt de natuurlijke domeinen (t.w. lucht,
aarde, water, bos28) waar zij hun verblijf houden29, om tot een ordening te komen en past hierbij
24
Robert Bellah, 1964, p. 364. 25
Robert N. Bellah, “Religious Evolution”, 1964, p. 364. 26
Jan Platvoet, Comparing Religions: A Limitative Approach. An Analysis of Akan, Para-Creole, and IFO-
Sananda Rites and Prayers, Den Haag, e.a: Mouton Publishers, 1982, p. 30. 27
Van Wetering en Van der Pijl s spreken over een ‘dubbeldekkerstructuur’, met in het bovenste deel de
afzijdige scheppergod en daaronder geplaatst de goden, geesten en mensen. W. van Wetering, 1988, p. 20: Van
Wetering verbindt dit grondpatroon met de West-Afrikaanse kosmologie, waarin sprake is van een ‘deus
otiosus’, afzijdige scheppergod die zich heeft teruggetrokken van de menselijke aangelegenheden en daarvoor
hogere en lagere goden heeft gedelegeerd. Meestal krijgt de Scheppergod geen aparte verering in de vorm van
een cultus, zoals bij de andere goden wel het geval is. Yvon van der Pijl, “Een klein verhaal over Winti” in Oso,
Tijdschrift voor Surinamistiek, 2002, vol. 21, no. 1: p. 78: Van der Pijl merkt terecht op dat je ook kunt spreken
van een triarchie, als naast de bovenmenselijke ook de voorouderlijke en menselijke aspecten worden
verdisconteerd. Vgl Jan Platvoet (1982, p. 48) schetst een beeld van vier concentrische cirkels. De binnenste
cirkel is voor de ziel van de mens, die verbonden is met de scheppergod, hieromheen volgen de verschillende
geestelijke wezens die in ruimte en sociale context steeds verder van de directe ervaringswereld van de mens
verwijderd zijn. 28
Pakosie, “André Pakosie, “Het binnenlandse aspect van Winti” in Miniconferentie over Winti, Amsterdam:
Sober, 1992: p.35 Pakosie noemt de winti uit de verschillende domeinen “Den sani di e tyari mi”, de zaken die
mij ondersteunen. Hij gaat uit van vijf domeinen, t.w. aarde, lucht, water, bos en onderwereld. Dit laatste domein
is het domein van de overledenen (yorka), een groep die bij de andere auteurs niet in een adem genoemd wordt
10
een verder differentiatie toe naar de ontologische herkomst van de wezens (de Afrikaanse30,
lokale en gemengde31 goden32). De geesten van de overledenen, die de ondergrondse wereld
bewonen, worden ingedeeld volgens de verwantschapsrelaties die zij hebben met de levenden33.
De vele winti vormen en bepalen de wereld waarin de mens leeft en waarmee hij op verschillende
manieren in relatie staat.
De beschrijvingen van de wintiwereld scheppen wel orde in de veelheid van geestelijke wezens,
maar geven onvoldoende inzicht in aan waar het in de wintitraditie om gaat. Het is daarom nodig
om een sleutelbegrip te vinden waarmee de samenhang tussen de bovennatuurlijke wereld en de
leefwereld van de mens kan worden ontsloten. Wooding34 en Stephen35 beginnen beiden met het
zielsconcept van de mens, dat letterlijk dient als aanknopingspunt voor interactie tussen beide
domeinen. De mens heeft een drieledige36 geestelijke structuur. Het belangrijkste deel hierin is de
ziel, kra, het geestelijk aspect dat direct afkomstig is van de scheppergod Anana37. Dit deel van
met de winti die verbonden zijn met de natuur. Toch worden alle groepen gezamenlijk de winti of konfo
genoemd. 29
Charles Wooding, Winti: Een Afroamerikaanse godsdienst in Suriname. Een cultureel-historische analyse va
de religieuze verschijnselen in de Para, Meppel: Krips Repro, 1972, pp. 122-145. zie ook Henri J.M. Stephen,
Winti. Afro-Surinaamse religie en magische rituelen in Suriname en Nederland, Amsterdam: Karnak, 1998, pp.
30-31. 30
De bovennatuurlijke wezens verhouden zich tot elkaar in een piramidevormige hiërarchie van hogere, midden
en lagere goden. Zoals boven vermeld, wordt er onderscheid gemaakt tussen de oudere goden die afkomstig zijn
uit het Afrikaanse moederland (nengrekondrewinti) en latere goden die in Suriname zijn ontstaan (basrawinti)
als nakomelingen van Afrikaanse en inheemse goden. De ze laatste groep zijn typisch de knechten van de in rang
hogere Afrikaanse winti. Typische Negrekondre winti zijn de Kromanti (luchtgoden) en de Leba-winti. Deze
godheid van de kruispunten, vervult vaak de taak van intermediair of boodschapper tussen godheid en mens. Als
zodanig heeft de Leba winti verwantschap met Elegba uit de religieuze traditie van de Yoruba
(Dahomey/Benin/Nigeria). 31
Joop Vernooij, “God weet waarom Hij de kikker geen staart heeft gegeven. Religie en het Caribische gebied”
in Wereld en Zending, 2006, vol. 35, no. 1, pp. 62-76. Vernooij voegt hier aan toe de winti die zijn overgenomen
van de andere etnische groepen in Suriname zoals de Hindoestanen (kuli winti), Chinezen (snesi winti), de
Javanen (jampanesi winti) en de Europeanen (bakra winti). Winti neemt evenals veel Afrikaanse religies
gemakkelijk elementen op uit andere culturen en religies. 32
C.R. Muler, “Winti: Pleidooi voor een dialoog” in F.E.R. Derveld en H. Noordegraaf (red.) Winti-religie. Een
Afro Surinaamse godsdienst in Nederland, Amersfoort/Leuven: De Horstink, pp. 74-75: Hoewel de meeste
onderzoekers spreken over de goden en geesten van de wintitraditie, is het juister om te spreken over geestelijke
entiteiten. In werkelijkheid zijn het allemaal bovennatuurlijke krachten die collectief ook wel worden aangeduid
met de winti of konfo. Ook het woord yeye (naar het Fante-Akan en Ewe-Fon, YeYe) kan gebruikt worden als
aanduiding van de winti, maar heeft eigenlijk de meer algemene betekenis van ‘geest’ en kan ook de menselijke
geest aanduiden. 33
Richard Price, “Afro-Surinamese Relgions”, 1987, p. 126: Inzake de systematisering van de winti is de
opmerking van Price van belang die wijst op de kunstmatigheid van elke poging hiertoe, omdat het een
dynamisch geheel betreft waarbinnen geen strikte grenzen bestaan 34
Wooding, 1972, pp. 122-145. 35
Stephen, 1998, pp. 36-37. 36
Pakosie, “Het binnenlandse aspect van Winti”,1992, p. 34: Het zielsconcept is volgens Pakosie vierdelig en
bestaat uit de Akaa (kra), de Bungadu (te vergelijken met de geestelijke ouder, de Dyodyo, afkomstig uit een van
de natuurlijke domeinen, de Nenseki (het geïncarneerde deel van eerder levende personen) en de Yorka (de
persoonlijke ervaring). Het gehele complex van de ziel noemt hij yeye (soms ook gebruikt als synoniem voor
kra). Zoals later bij Zaalman zal blijken zijn er verschillende ideeën over het zielsconcept in Winti. 37
Pakosie, 1992: 33: De volledige naam van de Scheppergod luidt volgens Pakosie (Ndyuka marron), Nana
Keedy Anaa Keedy Ampon, degene die zowel hemel als aarde ondersteunt. Deze naam is in het Sranan, Anana
11
zijn wezen keert na de dood terug naar zijn oorsprong. Het tweede deel van de geest, de yorka, is
het deel van de mens waarin de persoonlijke kenmerken en ervaringen worden opgeslagen. Na de
dood gaat dit deel naar de dodenwereld waar het zich te zijner tijd kan voegen bij de voorouders.
Juist vanwege deze aan de wereld onttrokken kenmerken, blijft dit deel altijd verbonden met het
leven en de levenden. Als derde onderdeel zijn daar de geestelijke ouders, de dyodyo, de kweki papa
en de kweki mama (pleegvader en –moeder). Deze maken feitelijk geen deel uit van de geestelijke
structuur van de mens, maar zijn hier wel onlosmakelijk mee verbonden. Zij zijn het die de kra
van Anana ontvangen en aan het lichaam verbinden. Zij vormen een schakel tussen de mens en
de rest van de geestelijke wereld. De kra of yeye38, vormt de grond voor ontmoeting met de winti,
omdat het de mens direct verbindt met de geestelijke wereld. Deze ontmoeting kan plaatshebben
in de natuurlijke domeinen van de goden, maar kan ook worden opgeroepen door rituele
handelingen.
Vernooij geeft twee begrippen die inzicht geven in de kernwaarden van Winti, die verbonden zijn
met het centrale zielsaspect van de mens, de kra. Het zijn de begrippen kaseri39 en sreka. Kaseri
betekent rein of puur, sreka verwijst naar de handeling van ordenen, alles op de juiste plaats (her-)
schikken. De kern van de wintitraditie is te vinden in het zorgdragen voor het in harmonie
brengen van de relatie met de geestelijke wereld door het verrichten van handelingen waarmee de
mens aangeeft dat hij zijn plichten ten opzichte van de geestelijke entiteiten kent en weet dat hij
de banden waarmee hij verbonden is met de bovennatuurlijke wereld moet onderhouden.
Hiermee sterk verbonden zijn de familierelaties. Het zijn immers de familierelaties die bepalen
met welke winti het individu is verbonden, omdat deze via de ouders en de plantagegrond
worden geërfd40. Het derde belangrijke begrip, naast sreka en kaseri, is de bakapaiman, hetgeen
Kedyaman Kedyampon, maar doorgaans gebruiken creolen de naam ‘Anana’. Pakosie zegt hierover dat de naam
eigenlijk Nana is omdat ‘A’ een aanwijzend (die, dé) voorvoegsel is. ‘Nana’ wordt in Ghana ook gebruikt ter
aanduiding van een respectabele persoon of een koning van een stadstaat. Anana zou dan kunnen duiden op de
titel ‘Koning der koningen’. Zaalman gebruikt in August (2002) de naam Anana Kedoeaman Kedoeapon en in
Gily (2005) Anana Kedjaman Kedjanpo. De verschillende spellingswijzen lijken gebaseerd op de
klankweergave. 38
Yeye verwijst in zijn algemeenheid naar het geestelijke aspect. Hier wordt yeye gebruikt in de betekenis van
zielsaspect van de mens. Dit is de tweede betekenis naast de eerder genoemde van collectief van de winti. 39
Vernooij, ‘Kaseri’ leenwoord van het Portugees joodse woord Kasher, geoorloofd of rein. De toepassing is
niet gelijk, daar het in het jodendom primair gaat over wat geoorloofd is volgens de Halacha (joodse wet),
terwijl kaseri in de winti traditie te maken heeft met rituele reinheid. Er is dus niet zozeer sprake van joodse
invloed in Winti, zoals Stephen meent, maar van gebruik van een woord dat toepasbaar bleek in de eigen
religieuze praktijk. Henri Stephen, Winti. Levenshouding en religie, Kampen: Kok, 2002, p.93. 40
Deze winti hebben een direct belang bij het wel en wee in families en zien er streng op toe dat er zich geen
kwaad bloed zet tussen bloedverwanten (fyofyo). Mocht dit toch het geval zijn, dan moet men een sreka doen om
de orde weer te herstellen en te voorkomen dat de overtreding als een zware last (hebi) op de daders blijft rusten
of erger nog van generatie op generatie in de familie blijf woekeren (kunu). Een veelgebruikt synoniem voor de
wintitraditie is daarom ook, ‘famir’sani’. Vgl. Edgar Cairo, Kollektieve schuld of wel Famir’man sani, Baarn:
Het Wereldvenster, 1976; Cairo laat in zijn roman zien hoe de religieuze traditie en de familieverhoudingen
12
verwijst naar de stelling dat alles dat gekocht is ook moet worden betaald hetzij door de
betrokkene zelf hetzij door zijn of haar nageslacht41. Individueel moet men zich onthouden van
wat door de goden als ongewenst wordt gezien. Ook dient men zich regelmatig ritueel te reinigen
door het nemen van een kruidenbad (wasi) of door zich te onthouden van bepaalde spijzen (trefu).
De rituele reinheid (kaseri) van de kra zorgt ervoor dat de relatie met de goden en geesten niet
vertroebeld wordt en dat zij zich vrijelijk kunnen manifesteren42.
Samenvattend kan Winti worden omschreven als een religieuze traditie waarin de mens, die door
zijn geestelijke structuur zowel met de natuurlijke als met de bovennatuurlijke wereld verbonden
is, in nauwe interactie leeft met bovennatuurlijke wezens. Dezen, zowel goden als geesten, zien er
op toe dat de kosmische orde gehandhaafd blijft en dat de mens zijn plaats daarin kent. De relatie
wordt gekenmerkt door een wederzijdse uitwisseling van diensten, waarin de mens vaak (maar
niet altijd) het initiatief neemt en het grootste aandeel heeft. Alles staat in het teken van het
onderhouden en behouden van goede relaties tussen de geestelijke wereld en de mens en tussen
de mensen onderling. De familieverhoudingen vormen het brandpunt van de traditie (famiri
sani)43. De begrippen kaseri, sreka en bakapaiman verwijzen naar de belangrijkste waarden van de
winti-traditie, orde, reinheid en vergelding.
August, een bonoeman is eerste boek van Zaalman in een reeks van zeven en vormt tevens het eerste
deel van drie waarin de wintitraditie wordt geïntroduceerd. Het boek is een min of meer
chronologisch verslag van de ontdekkingsreis die de auteur aflegde om meer inhoudelijke kennis
over Winti te verkrijgen. De verteller ‘Rudi’ verkrijgt deze door literatuurstudie en door het
meelopen met en in een later stadium assisteren van de bonuman August. Aan de hand van een
aantal casussen leidt Zaalman de lezer in, in de ingewikkelde en sterk verweven wereld van
geestelijke entiteiten en familieverhoudingen. Het tweede boek van de auteur, Gily en Lise, is
nagenoeg geheel gewijd aan een gedetailleerd verslag van een samengestelde wroko (reeks rituele
handelingen in de wintitraditie). Het boek volgt de handelingen die verricht moeten worden om
het geestelijk leven van de twee jonggehuwden uit de titel weer in balans te brengen en de
onderling in nauw verband met elkaar staan en elkaar bepalen. Het verhaal is ook een illustratie over de gevolgen
van de culturele onderdrukking van de religie door het gewraakte verbod op Afgoderij. 41
Zaalman, 2006, pp. 80, 106-107: Het gezegde ‘suma bai, mu pai’, hij die koopt moet betalen, is de stelregel
voor recht en boetedoening. Schuld leeft via de Akara voort en moet altijd vereffend worden. Aangezien mensen
via de Akara met elkaar verbonden zijn, zijn ze altijd betrokken bij hetgeen anderen doen. Het nageslacht erft het
goede , maar ook het slechte. Daarom spreekt Cairo over ‘Kollektieve schuld’. 42
Vernooij, 2002, p. 171. 43
Venema, 1992, pp. 70-72, 83-84.
13
verstoorde relatie tussen de echtlieden te herstellen. Het verslag volgt de verrichtingen zoals deze
zich per dag en zelfs per dagdeel voordoen. Zaalman noteert daarbij zo nauwkeurig mogelijk wat
er gezegd wordt en welke handelingen er worden verricht. Zijn derde werk Mi Abre, Mi Abre, Mi
Kuminiti-ye, geeft een overzicht van de aan de geloofsvoorstellingen onderliggende religieuze
waarheden. Zaalman werkt thematisch de geloofsleer uit. Hij vangt aan met een overzicht van de
belangrijkste informatie uit zijn twee eerste publicaties, de oorsprong van de religie, de
samenhang van de geestelijke entiteiten en de mens, en rol van de bonuman als ritueel specialist.
Vervolgens formuleert hij uitgebreider hoe de religie kan worden. Hij onderscheidt hierin de
rituele plichten waaraan de mens moet voldoen, naast het sociale handelen. Deze drie publicaties
vormen zoals gezegd de basis voor het onderzoeken van de opschriftstelling van Winti. Mijn
onderzoek richt zich in het bijzonder op de vraag hoe de religie inhoudelijk en ritueel wordt
vastgelegd door Zaalman. Hiermee verbonden is de vraag hoe de wintitraditie verandert als
gevolg van de (her-) interpretatie van Zaalman. Waar legt hij de zwaartepunten en wat zijn de
gevolgen hiervan voor de verdere invulling van de religie? In het navolgende zal ik telkens
thematisch de traditionele lezing naast de interpretatie van Zaalman worden geplaatst. Op deze
manier wordt niet alleen duidelijk waar deze twee zienswijzen van elkaar verschillen, maar ook op
welke wijze de opschriftstelling van de wintitraditie zich voltrekt.
De interpretatie van Zaalman verschilt fundamenteel van de interpretaties op basis van de
antropologische beschrijvingen van ondermeer Wooding, Platvoet en Van der Pijl. Niet de winti
staan centraal in hun relatie met de mens via diens kra, maar de volledige aandacht gaat uit naar
de relatief onbelangrijke scheppergod. Deze Anana Kedyaman Kedyampon is bij de auteur de
Alomtegenwoordige en Almachtige Totale Winti. Hij spreekt niet langer over Anana als de
typisch West-Afrikaanse ‘deus otiosus’ die zich ver van de wereld heeft verwijderd, maar over God
die alle voorstellingsvermogen te boven gaat en eigenlijk niet ‘gevat’ kan worden in de beperkte
voorstelling van een persoonlijke godheid. Deze transcendente God is een kracht die de mens
alleen kan kennen en ontmoeten door zich te richten op de deelaspecten, de winti. De klassieke
lezing laat de winti zien als persoonlijke geestelijke entiteiten die zich ophielden in en zich
manifesteerden in bepaalde natuurlijke domeinen en de autonome gedelegeerden waren van
Anana. Als zodanig konden zij aandacht en verering afdwingen in ruil voor bescherming en
andere diensten. De interpretatie van Zaalman laat de winti zien als onpersoonlijke deelkrachten,
manifestaties van kracht die pas in de belevingswereld van de mens gevormd worden tot
persoonlijke geestelijke wezens44.
44
Zaalman, 2002, p. 129 en Zaalman, 2005, p. 91 e.v.
14
Zaalman stelt dat de essentie van Winti is te komen tot geloof in Anana. Alleen door in het reine
te komen met deze alomvattende kracht kan de mens zijn leven zinvol maken. Want alleen in
volledige harmonie met de Totale winti, Anana, is het mogelijk voor de mens om zichzelf
volledig te ontplooien en zijn aspiraties te verwerkelijken. De winti hebben hierin een
ondersteunende en richtinggevende taak. Het zijn krachten die van de Totale winti uitgaan en
gericht zijn op het ondersteunen en adviseren van de mens. Elke deelkracht heeft hierin zijn
eigen geestelijke domein dat weerspiegeld wordt door het natuurlijke domein waarmee het
geassocieerd wordt. Het hele spectrum van geestelijke kracht beweegt zich tussen de twee
uitersten van de aarde, het domein van de goronwinti (de aardgoden onder leiding van de
grondmoeder Aisa)45, en de hemel, het domein van de Kromanti tapuwinti (de Afrikaanse goden
van de lucht). Dit wil zeggen dat tussen hemel en aarde alle geestelijke mogelijkheden gevonden
kunnen worden als richtinggevende en ondersteunende kracht van Anana. De verschillende
geestelijke entiteiten van de aarde (goronwinti), de lucht (tapuwinti) het bos (bosuwinti) en het water
(watrawenu), moeten vanuit dit nieuwe perspectief geïnterpreteerd worden als ‘geestelijke
raakvlakken’ en hun domeinen moeten begrepen worden als ‘geestelijke associaties’ bij de
eigenschappen van hiervan46.
De verschuiving van Anana als afwezige godheid, die zijn taken delegeert aan immanente
geestelijke wezens naar Anana als de benaming van een transcendente levensgevende kracht,
vertaalt zich ook in een verandering van de aard van de religieuze traditie. Het zwaartepunt in de
traditie ligt niet langer in de economische uitwisselingen tussen de leefsferen van winti en
mensen. Het doel voor alle levensvormen is uiteindelijk om tot volmaaktheid van denken en
handelingen te komen. De mens kan dit bereiken door via verruiming van zijn geestelijk
bewustzijn, steeds hogere manifestaties van de deelkrachten in zijn persoonlijke sfeer te
betrekken. De Akara (kra ) is ook nu de spil in het dynamische geheel van krachten. De Akara
bestaat uit twee aspecten. Het naar het verleden gericht aspect, de B’Akradjima47, is op te vatten
als het reservoir waarin het verleden bewaard wordt en zich kan manifesteren. Het geldt hier
45
Zaalman, 2005, p. 91, noot 30 –93, 109 vermeldt dat Aisa (ook Ma Aisa, Awanaisa of Mama fu a doti –
moeder van de grond) moet gezien worden de moeder, het vrouwelijke en wordt geassocieerd met de aarde, de
leefgrond waar alles op staat. Zij wordt vanuit de essentie van de kracht en de associatie voorgesteld als een
(oudere) vrouw, als de zoogmoeder op de plantages en in de huizen der blanken. Zij is na Anana de belangrijkste
schakel in het geheel. Dit is volgens de auteur ook de rede dat de Komanti naam van Aisa (Ayase Nana) deel is
van de volledige Afrikaanse naam van Anana: Anana Kedyaman Kedyanpo (Keduaman Keduanpo) Asayse
Nana A Nyamkemponugyima. (Zaalman, mail 12 juni 2008) 46
Zaalman, 2002, p. 246 en Zaalman, 2005, pp. 14, 241. Zaalman, 2006, pp. 19-21 en 122-128, Zaalman hier
een overzicht van de andere winti en de associaties hierbij vanuit de natuurlijke domeinen. 47
Zaalman gebruikt in zijn tweede en derde boek steeds vaker benamingen die zijn ingegeven door het
Afrikaanse erfgoed dat aan de basis ligt van de wintitraditie. Deze keuze zal verder worden toegelicht in mijn
vierde hoofdstuk dat handelt over de religieuze organisatie en zal in gaan op de autoriteitskwesties waarin het
Afrikaanse aspect een rol speelt. Ik zal hier verder de spelling van Zaalman aanhouden om aan te geven dat in
zijn interpretatie bepaalde begrippen een ruimere invulling krijgen.
15
zowel het eigen verleden als dat van de gehele familiegroep48. Het tweede, eigenlijke aspect van de
Akara, de Bun Akara en is op de toekomst gericht en is de hoogste vertegenwoordiger van de
geestelijke schakels. De Akara is de levenskracht van de mens en is een deel van de totale Geest
die zich bij de geboorte vanuit de Akara van de moeder verzelfstandigt. Deze directe verbinding
van de menselijke geest met de goddelijke Geest, van Akara en Anana, maakt het mogelijk dat de
mens zich kan verbinden met de winti en zijn bewustzijn kan verruimen om de zich gestelde
doelen te bereiken. Dit verruimen van het bewustzijn vangt al aan bij de geboorte als de Akara
van het kind door de moeder wordt geïntroduceerd met de Dyodyo, het eerste niveau van
verruiming49.
Aanvullend op de verruiming die de mens doormaakt door de ontvankelijkheid voor de
subkrachten van Anana, de winti, is de mens zelf ook het beginpunt van twee krachten die vanuit
de eigen wensen gericht kunnen worden. Het gaat hier om de obia en de bakru. De obia50 is
volgens Zaalman het geconcretiseerde verlangen dat zich manifesteert als gerichte kracht en een
verbintenis is van een of meer benodigde geestelijke manifestaties van Anana en de Akara.
Hierdoor is het mogelijk om iets (positiefs) te verwerkelijken. Het negatieve tegenbeeld hiervan is
de bakru. Deze dwergachtige persoonlijke manifestatie van het kwaad wordt door de mens zelf
gecreëerd als gevolg van een bewuste keuze voor het kwaad. Zaalman stelt uitdrukkelijk dat het
kwade door de mens de wereld in wordt gebracht, doordat deze bewust dit pad verkiest51. Deze
vernietigende kracht blijft als een last aan de Akara kleven en kan niet ongedaan gemaakt
worden52.
48
Zaalman, 2005, pp. 269 en 2006, p. 167 e.v benoemt een aspect van de geestelijke structuur die door Wooding
e.a. als het yorka-deel van de geest werd genoemd. Ook de B’Akradjima vervoegt zich na overlijden van de mens
bij de andere yorka/kabra, de voorouders (bakaseisma) 49
Zaalman,2006, pp. 269, 382. 50
Van der Pijl, 2007, pp. 114-115: Van der Pijl onderscheidt als enige de obia als een derde geestelijke kracht
(naast de goden, de geesten), De reden dat de andere auteurs dit onderscheid niet maken wordt wellicht
veroorzaakt door de verschillende betekenislagen van dit begrip. Het woord obia kan zowel verwijzen naar een
bezwerende kracht die beschermt tegen ziekten en onheil (in het bijzonder de gevolgen van een aanval met
wapens), het voorwerp waarin men met behulp van kruiden en rituelen de samengestelde kracht verzamelt (dit
kan een amulet (tapu) zijn of een geneesmiddel (dresi) en verwijst ook naar de stroming binnen Winti, die in het
teken staat van magische en rituele bescherming, bezwering en genezing. Deze stroming die ook in Jamaica
voorkomt en aan de basis ligt van het ‘modernere’ Winti-complex, wordt over het algemeen niet aangemerkt als
religie. Vgl. Margarite Fernández Olmos en Lizabeth Paravisini-Gebert, Creole Religions of the Caribbean. An
Introduction from Vodou and Santería to Obeah and Espiritismo, New York/London: New York University
Press, 2003, pp. 131-142. 51
Zaalman, 2006, pp. 74, 107-108: Deze stelling van Zaalman betekent theologisch dat Anana zowel goed als
kwaad in zich herbergt, aangezien de Akara onderdeel is van Anana zelf. Zaalman meent dat dit contrast tussen
goed en kwaad, leven en dood, gezondheid en ziekte noodzakelijk is voor het verkrijgen van de noodzakelijke
balans in het leven. Hij stelt dat het kwade het goede kan dienen , doordat het de mens kan brengen tot
vernieuwende inzichten. Er is echter altijd wel een prijs aan verbonden, omdat alle schuld (door het kiezen voor
het kwade, ook als is dat misschien noodzakelijk) vereffend moet worden. 52
Zaalman, 2006, p. 20 en Zaalman, 2005, pp. 112 noot 43, 304 noot 102.
16
De grootste verschuiving in de interpretatie van Zaalman is die van de ene immanente
werkelijkheid naar die van de dubbele werkelijkheid van een transcendente godheid. Hierdoor
ontstaan twee domeinen, het hogere transcendente bestaan van Anana en de aardse werkelijkheid
van de mens. De brug hiertussen wordt gevormd door de immanente manifestaties van de
deelkrachten van Anana, de winti, waarmee de mens vanuit zijn Akara een verbinding kan
maken. De mens kan zich door zich steeds verder te verruimen naar verleden en toekomst, van
de aspecten van de grond naar aspecten van de hemel, geestelijk vervolmaken en zijn bewustzijn
zo ver verruimen dat optimale kennis van Anana mogelijk wordt. Het beginpunt voor dit alles is
geloof in Anana. Het doel is nu het opklimmen naar de voorheen onbereikbare scheppergod. De
religieuze handelingen zijn niet langer uitsluitend gericht op uitwisseling van diensten, maar alles
staat in het licht van en ten dienste van verruiming van het bewustzijn en de beleving van het zich
verbinden met een grotere eenheid van geest. Hiertoe moet de mens zich openstellen voor het
geestelijke en in zichzelf en door zijn handelen alle hem beschikbare krachten, de winti, de kabra
en de kra, bundelen in een eenpuntige gerichtheid. Als gevolg hiervan is de mens in staat zich
volledig te ontplooien en al zijn wensen te realiseren. Hij kan in zijn proces van verwerkelijking
laten zien dat het volledige leven in overeenstemming met de Totale Wintikracht, Anana, kan
zijn53.
Terugkijkend naar het paradigma van Bellah is de bovengenoemde verschuiving van de
immanentie van de winti naar een werkelijkheid van waarin Anana zowel immanent in de vorm
van de verschillende winti als transcendent aanwezig is, een verschuiving in de richting van het
historische religietype. Het belangrijkste kenmerk van dit type religie is het transcendente. De ene
leefwereld van goden en mensen wordt vervangen door het aanbrengen van een scheiding tussen
aardse en het universele goddelijke domein. Deze scheiding brengt doorgaans met zich mee dat
de empirische werkelijkheid van minder waarde wordt geacht in het licht van deze hogere
werkelijkheid54. Het aardse, het lichaam en het aardse leven boeten de Winti traditie niet in aan
belangrijkheid ten gunste van een leven in de aanwezigheid van God of in een paradijselijk
hiernamaals. Zaalman stelt expliciet dat het leven op aarde en het zorgen voor kinderen zodat de
overledenen voortleven in hun nageslacht, een van de belangrijkste taken is van de mens.
Voortplanting hoort bij het leven55.
53
Zaalman, 2005, pp. 194, 195, 406. 54
Bellah, 1964, p. 366. 55
;Zaalman, 2006, pp. 183-184. Kinderen zijn noodzakelijk om de familielijn voort te zetten en zo de oogst van
de daden, hetzij positief, hetzij negatief te binnen te halen. Kinderloosheid betekent dat het voortbestaan van de
mens definitief ophoudt bij overlijden, omdat er geen mogelijkheden zijn zich via zijn of haar nageslacht in het
leven te manifesteren. Er rest slechts de herinnering bij familieleden.
17
De herinterpretatie van de afwezige scheppergod Anana aan het hoofd van een hiërarchische
structuur van autonome immanente goden, als Anana de Allesomvattende en Alles overstijgende
Kracht, is een verschuiving van immanentie naar transcendentie en luidt een verschuiving in van
het archaïsche naar het historische religieus type. Het centraal stellen van Anana en het hebben
van geloof in de scheppergod als belangrijkste doelstelling van de mens is bovendien een
conceptuele vereenvoudiging van de religieuze voorstellingen, die richting van de religieuze
handelingen van wederzijdse uitwisseling van diensten tussen mens en winti, verlegt naar
handelingen die primair gericht zijn op het naderen van Anana. Het volgende hoofdstuk is
toegespitst op deze verschuiving van de richting, die tevens een verandering van de
werkzaamheden van de bonuman met zich mee brengt.
II. D e bonum an, ritueII. D e bonum an, ritueII. D e bonum an, ritueII. D e bonum an, ritueel specialist en voorgangerel specialist en voorgangerel specialist en voorgangerel specialist en voorganger
Traditioneel ligt het zwaartepunt in de wintitraditie op de praktijk. Het spreekt daarom voor zich
dat de rol van de rituele specialist in Winti relatief groot is. Zijn taken worden bepaald door de
eisen die de religieuze voorstellingen aan de mens opleggen. De hier volgende analyse richt zich
op de samenhang tussen de religieuze voorstellingen en de hieruit voortvloeiende rituele
handelingen en de rol van de rituele specialist volgens de interpretatie van Zaalman.
Het religieuze handelen in de archaïsche religie komt rechtstreeks voort uit de voorstelling van de
goden als handelende personen tegenover de mens. De bemoeienis van deze goden met de
natuurlijke wereld noodzaakt de mens om voortdurend en actief contact te zoeken met deze
entiteiten teneinde invloed uit te oefenen op het eigen lot56. De communicatie die mogelijk is
omdat er sprake is van persoonlijke goden vereist instrumenten die tot beide leefgebieden
toegang geven. De meest effectieve middelen die dit kunnen bewerkstelligen zijn gebeden en het
aanbieden van offers. Hiermee wordt een uitwisseling van diensten in gang gezet, waarin de mens
een actieve onderhandelingspositie heeft. De respons van de goden, evenmin in de commerciële
onderhandelingssituatie die model staat voor dit type religie, niet zeker en vraagt voortdurend om
betere afstemming en uitvoering van de rituelen57.
56
Bellah, 1964,p. 365. 57
Jan G. Platvoet, A Limitative approach. An analysis of Akan, Para-Creole, and IFO-Sananda Rites and
Prayers, Den Haag e.a.: Mouton Publishers, 1982, Religion and Reason 24, p. 30.
18
Muler noemt de verschillende riten de kern van het wintigeloof58. Dit wordt onderschreven door
het onderzoek dat Tijno Venema deed onder de creoolse gemeenschap van Amsterdam. Zijn
onderzoek toont aan dat in Winti hierdoor de rituele genezer (bonuman) een leidinggevende rol
heeft. Men zou kunnen zeggen dat Winti de reactie is van mensen op de verschillende problemen
die zich voordoen in hun leven. Het merendeel van de problemen heeft te maken met een
verzwakte kra of een verstoorde relatie met de winti door verwaarlozing van de verering of
overtreding van de taboes (trefu) die de winti hebben ingesteld59. De meeste rituelen60 zijn
derhalve gericht op het herstellen en behouden van een positieve relatie met de winti.61. Winti op
deze manier opgevat draait om de sleutelbegrippen sreka, of het herstellen van de harmonie en
kaseri, het met behulp van de sreka, aanpassen van het gedrag, het zich weer rein maken. Rituele
reinheid, verkregen door het onderhouden van door de winti gestelde regels, trefu en kina62, en
door rituele reiniging door middel van ritueel, is een voorwaarde voor gezondheid63.
De verwevenheid van de geestelijke structuur van de mens met de geestelijke wereld, komt het
sterkst tot uiting in de trance-ervaringen die meestal volgen op het deelhebben aan
bovengenoemde rituelen, in het bijzonder de wintipré. Muler stelt Winti zelfs helemaal gelijk aan
‘het geloof in betrancing64’. In zekere zin is dit ook zo. De communicatie tussen Anana en de
58
C.R. Muler, “Winti een pleidooi voor een dialoog” in F.E.R. Derveld en H. Noordegraaf (red.), Winti-religie.
Een Afro-Surinaamse godsdienst in Nederland, Amersfoort/Leuven: De Horstink, 1988, p. 78. 59
Tijno Venema, Famiri nanga kulturu. Creoolse sociale verhoudingen en Winti in Amsterdam, Amsterdam: Het
Spinhuis, 1992, p. 68. 60
Wooding onderscheidt vier verschillende riten, t.w. initiatieriten, preventieriten, purificatieriten en
verzoenings- en genezingsriten. Stephen, 1998, p. 95-97, noemt ook het vuurdans ritueel, een ritueel waarbij
m.n. de bonuman centraal staat die zijn ongevoeligheid voor vuur demonstreert. Verder maakt hij melding van
allerlei minder omvangrijke rituele handelingen die niet echt als ‘rite’ te kenmerken zijn. Stephen ordent de
rituelen naar het doel van de handeling en spreken over positieve rituelen die gericht zijn op verzoening en
reiniging en negatieve rituelen die de bedoeling hebben anderen te manipuleren met behulp van winti (wisi).
Muler, 1988, p. 76, vermeldt ook de rituele handelingen bij geboorte en menstruatie tot de initiatieriten 61
Venema, 1992: 76, 99: verdeelt de spirituele problemen verder onder in een zestal categorieën: intern
etherische- (42%; rechtstreeks veroorzaakt door winti, yorka of kra, t.w. mandi of fyofyo), externe etherische
problemen (6%; rechtstreeks veroorzaakt door een niet bekende winti of yorka), interne magische problemen
(2%; doelbewust veroorzaakt door negatieve magie van bloedverwanten, t.w. wisi, kroi of prati lobi), externe
magische problemen (30%; idem door niet-verwanten, bv ook hebi overdracht), interne semi-magische
problemen (9%; onbedoeld gevolg van bedreven magie) en externe semi-magische problemen (11%; idem door
niet-verwanten). (Venema, 1992, 77-83). 62
Y. van der Pijl, 2002: 80: Trefu verwijst naar het onderhouden van voedseltaboes (vlg. het joodse traife, voor
ongeoorloofd voedsel). De voedseltaboes kunnen geërfd zijn van de (voor-) ouders of in een droom worden
meegedeeld. Kina verwijst naar het in acht nemen van bepaalde rustdagen, waarop geen werk wordt verricht. 63
Vernooij, 2006:72. 64
Ch.H. Eersel en C.R.Muler, “Winti, … Alles of niets?” in Verbum, 1993, vol. 60, no.6, p. 105. Alle winti
kunnen de mens als medium kiezen, met uitzondering van de kra die niemand in een trancetoestand brengt maar
communiceert via intuïties en dromen. De ziel van de mens kan bewust of onbewust opzij worden geschoven om
plaats te maken voor een winti die zich tijdelijk van iemand wil bedienen of zich blijvend aan iemand wil
hechten64
. Dit kan gepaard gaan met trancetoestanden, maar dat hoeft niet. In Winti wordt onderscheid gemaakt
tussen het hebben van een winti, zonder trance, als begeleidende godheid, en het krijgen van winti, het beleven
19
mens gaat immers via de goden en de geesten die door Anana tot deze taak zijn aangesteld. Het
meest directe contact is het rechtstreekse spreken en handelen van deze geestelijke entiteiten met
gebruikmaking van een menselijk medium. Dit gebeurt in de trance-ervaring. Hierin ervaart de
Wintiaanhanger het meest intense contact met geest, winti, en dus met Anana.
De verhoudingen en relaties binnen de geestelijke wereld zijn zo complex dat deze alleen door
een religieuze specialist kunnen worden doorgrond. Het spreekt voor zich dat de rol van religieus
specialist in deze complexe relaties van groot belang is. De religieuze specialist verenigt in zich de
verschillende sociale functies die voortkomen uit de bijzondere status die hem vanwege de kennis
over en vanuit de goddelijke wereld wordt verleend. Hij is de persoon die voldoende inzicht heeft
om te weten wanneer welke rituelen moeten worden uitgevoerd en die kennis heeft verkregen
over de precieze vorm hiervan65.
De religieuze specialist in Winti is de bonuman. Het zwaartepunt ligt op het volgens de vereisten
van de winti verrichten van rituele handelingen die tot doel hebben het verstoorde geestelijk
evenwicht dat de onprettige situatie veroorzaakt weer in balans te brengen. Eenvoudige
problemen worden in de regel door de mensen zelf verholpen. De eenvoudige rituelen die
hiervoor nodig zijn kunnen verricht worden met de kennis van een ouder persoon in de familie
zelf (bigi suma, volwassene of bigi uma volwassen vrouw),die weet heeft van deze zaken (sabi).
Verkeerd uitgevoerde rituelen zijn op zijn best niet effectief, maar er bestaat een groot risico bij
het verkeerd gebruik van formules66. Dit kan leiden tot verergering van de situatie67. Er zijn
meerdere specialisten om uit te kiezen, bepaald door de aard van de situatie68. Soms, zoals in het
geval van Gily en Lise, de hoofdpersonen uit het tweede boek van Zaalman, is er sprake van een
complex van lichamelijk en psychische aandoeningen69, waarbij het vermoeden bestaat dat er
van een trancetoestand. Vlg. ook Mark Fillet, “Gejaagd door de Wind. Winti, een manier van Leven” in Bijeen,
1995, vol. 28, no. 9, p. 29. 65
Bellah, 1964, p. 365. 66
Stephen, Winti, 1998: 19: De kracht van het woord is groot in de Winti-traditie en ook in de bredere Creools-
Surinaamse cultuur. Regelmatig wordt men gewaarschuwd bepaalde zaken of zelfs namen helemaal niet uit te
spreken, om niet daardoor onheil af te roepen op anderen en over zichzelf. 67
Katja Kreukels, “Winti je voelt het wel, maar je ziet het niet”, in Bijeen, 2002, vo.35, no.9, pp.44-47;
interview met Henri Stephen, waarin hij waarschuwt voor lichamelijke en geestelijke ziekte bij het verkeerd
hanteren van de traditie. De bonuman, die tegelijkertijd raadsman, priester, genezer, leraar en helderziende is
volgens Stephen, is daarom de aangewezen persoon om rituelen en bezweringen uit te voeren. 68
Venema, 1992, p. 75 e.v. Wil men alleen inzicht krijgen in bepaalde situatie, dan kan men ervoor kiezen om
naar de ziener (lukuman) te gaan. Indien er sprake is van een lichamelijk aandoening die men op traditionele
wijze wil genezen, dan bestaat de mogelijkheid om naar een genezer (dresiman) te gaan is er sprake van een
geestelijke aandoening waarbij bepaalde krachten moeten worden beteugeld of ontketend dan bezoekt men de
obiaman 69
Harold Jap-A-Joe, “Afro-Surinamese Renaissance and the rise of Pentecostalism” in Exchange, 2005,
vol.34,nr. 2, pp.134-148; p.145: Jap-A-Joe haalt Gloria Wekker aan die een onderscheid maakt in ‘datra siki’
(doktersziekte ook Gado siki, een ziekte van God) , ziekten die door een (Westers geschoolde) arts verholpen
moeten worden en ‘nengri siki’ (neger ziekte) waarvoor een bonuman moet worden geraadpleegd.
20
sprake is van een probleem op geestelijk gebied. Volgens de wintitraditie is het dan raadzaam om
hulp te zoeken bij de bonuman., de rituele specialist die zowel lukuman als ook obiaman is70.
De bonuman wordt tot dit doel geroepen door de geestelijke wereld. In het biografische verhaal
van August, wordt verteld hoe de nasleep van twee levensbedreigende ongelukken de context
vormt voor de ervaring van zijn roeping71. De geestelijke roeping hoeft niet typisch gepaard te
gaan het ondergaan van een levensbedreigende situatie. Het kan ook de vorm aannemen van een
zuiver psychologische gewaarwording van gedrevenheid tot een andere levensloop door de
verruiming van het bewustzijn72.
Winti heeft zich ontwikkeld van slavenreligie tot het agglomeraat van rituele handelingen en
religieuze gebruiken dat nu bestaat. De traditie is kenmerkend probleemoplossend gericht.
Mensen gaan alleen naar de bonuman of een van de andere specialisten als zij hiertoe worden
gedwongen door een nijpende lichamelijke of psychische aandoening en zijn in feite cliënten. De
samenhang tussen de verschillende handelingen en de rol van de bonuman hierin, wordt gevormd
door de winti die de bepalende derde partij zijn in de rituelen. Het lijkt hierdoor dat er nauwelijks
sprake is van een religie, maar meer van een deprivatiecultus73.
Het vorige hoofdstuk maakte duidelijk dat de herinterpretatie van de traditie als gevolg van de
herformulering van de geloofsvoorstellingen een verandering teweeg brengt van het godsbeeld en
van de aard van de religie. Het hoofddoel is niet langer het bevredigen van de behoeften van de
winti, maar is het vergroten van het geloof in Anana. Doordat Zaalman Anana tot focus maakt
van de religie, worden de relaties met de winti, die beschouwd worden als individuele
manifestaties van de oneindige geestelijke kracht, relatief minder belangrijk. Het gehele streven
van de mens staat in het teken van het verbreden van het bewustzijn en het geestelijk opklimmen
zodat hij een steeds groter inzicht verwerft in de Totale Wintikracht, Anana. De verschuiving van
het achterhalen van de wensen en eisen van de wispelturige winti, naar Anana als het hoofddoel
zorgt er tevens voor dat de gelovige andersoortige specialistische informatie nodig heeft van
iemand die specifiek voor deze taak is toegerust.
70
Stephen, 1998, pp. 18, 28. 71
Zaalman, 2002, p. 22-31. August komt door deze levensbedreigende gebeurtenissen in contact komt met
wezens uit de geestelijke wereld. Zijn leven verandert hierdoor van koers en is vanaf dat punt blijvend gericht op
het verrichten van geestelijk werk. 72
Jacques Vroemen, “Het bos heeft mij gedoopt”, in BRES; keerpunten in mensen en cultuur, 1990, nr. 144, pp.
77-79. Interview met bonuman Georges Barron. 73
De discussie of Winti een religie is of een verzameling culturele verschijnselen wordt verder besproken in het
volgende hoofdstuk.
21
Zaalman, die Winti beschouwt als een religie en consequent spreekt over de wintibribi
(wintireligie), ziet de verschillende konmakandra (bijeenkomsten) als momenten waarop de
religieuze waarden en normen worden overgedragen. Het is de bonuman die via een luku
(divinatie) onderzoekt wat het probleem is van degene die bij hem zijn heil zoekt, welke soort
bijeenkomst passend is en waar deze moet worden gehouden. Zaalman maakt een algemeen
onderscheid tussen individuele en collectieve bijeenkomsten. Deze kunnen plaatsvinden in de dofo
(werkruimte van de bonuman), de ondrokampu (buitenwerkplaats van de bonuman), in de krutu oso
(vergaderruimte, kenmerkend voor marrongemeenschappen), de winti oso (wintitempel) of de
opopresi (open plek in plantagedorp speciaal voor het doen van fanowdu74). Hier zal de bonuman de
benodigde verrichtingen doen ten behoeve van de wroko (samengestelde rituele handelingen), de
komparsi (algemene bijeenkomst in het kader van Winti), de banyaneti (ritueel spel voor de
voorouders) of de wintiprei75 (dansavond voor de winti)76.
Alvorens de taken van de bonuman te bespreken is het belangrijk stil te staan bij de rol van de
vrouw in het religieuze organisatie. Zaalman, die zelf als jongeling ingewijd is in de geheimen van
Winti door twee bonufrow77, kiest in zijn boek August een bonoeman, met opzet het voorbeeld
opgenomen van de bonufrow Ma Dolfina, om aan te geven dat er ook vrouwen bonu kunnen zijn78.
Hij verklaart hierover dat het voorkomen van vrouwelijke bonu een leemte vullen die ontstaan is
door de culturele verwaarlozing van de mannen waardoor er een gebrek ontstaan is aan de
overdracht van informatie over Winti en de uitvoering van wintirituelen. Het zijn de vrouwen die
het geestelijke werk hebben overgenomen om de traditie te doen overleven79. De menstruele
cyclus van de vrouw die haar periodiek onrein maakt, zorgt er echter wel voor dat de werkzame
74
Het verbod op het houden van wintibijeenkomsten gold in het bijzonder voor de stad (Paramaribo). Dit zorgde
ervoor dat meestal werd uitgeweken naar de plantagedorpen, waar veel Afro-Surinamers nog een familiehuis
hebben. Deze plantagedorpen zijn meestal aan de rand of in de buurt van het bos en zijn daarom ideale plaatsen
om de sterk met de natuur verbonden rituelen te verrichten. De nabijheid van het bos maakt het ook gemakkelijk
om aan verse kruiden te komen voor de verschillende wasi (rituele wassingen). Mensen die niet van een plantage
afkomstig zijn kunnen hun toevlucht nemen tot plantagedorpen of zgn Boiti (buitenplaatsen) die inmiddels
gelden als centrale plekken voor wintibijeenkomsten, zoals: Bijlhoutweg in District Suriname. Vgl. Stephen,
1998, p.64: hier zijn verschillende namen opgenomen van Boiti (buitenplaatsen), waar regelmatig
wintibijeenkomsten zijn. 75
Muler, 1988, p. 77: Hoewel het woord ‘prei’, de betekenis spel of spelen heeft, heeft de wintiprei een serieuze
bedoeling, nl. het in contact treden met de goden en geesten met behulp van en onder het genot van dans en
muziek. 76
Zaalman, 2006, p. 54. 77
Zaalman, mail, 6 juni 2008: “Op mijn 15e werd ik ingewijd door Ma Julietje Purperhart en Badri Bruining 3
kilometer verwijdert van plantage Onverwacht in het distrikt Para. Badri is intussen op 90 jarige leeftijd
overleden en ma Julietje die woont in Nederland en is ook dichtbij of even over de 90”. 78
Zaalman, 2002, pp. 50-86. zie ook Ook Wooding, 1972, p. 381.maakt melding van een vrouwelijk bonu, maar
vermeldt verder geen bijzonderheden over de werkzaamheid van het medium 79
Zaalman, 2002, pp. 188-190.
22
obia verzwakt raken en soms zelfs helemaal verdwijnen omdat ze niet kunnen wennen aan een
vrouwelijk medium80.
Het voorkomen van vrouwelijke bonu is dus een uitzondering die door nood is geboren. Het feit
dat Zaalman in eerste instantie ingewijd is door twee vrouwen heeft zowel een positieve als een
negatieve boodschap. De auteur verwijst hiermee naar de cultuurdragende rol van vrouwen,
zonder welke de tradities eerder in de vergetelheid zouden raken. Hiernaast geeft de situatie de
staat van verval van de wintitraditie in Suriname aan. De opschriftstelling en de herformulering
van de traditie door de auteur moeten gewaardeerd worden als een keerpunt in de geschiedenis
van Winti. Het is een scharnierpunt dat ofwel het definitieve einde ofwel de heropleving van de
religieuze traditie inluidt.
De eerste functie van de bonuman is volgens Zaalman die van verkondiger van het geloof. De
existentiële vragen van de bezoekers aan de dofo zijn voor de bonuman de uitgelezen gelegenheden
om de leerstellingen uit te dragen. Hij81 kan daarmee richting en leiding geven aan de levens die
onder zijn hoede gesteld zijn. Hij is dus voor alles de geestelijk leidsman. Zaalman gaat zelfs
zover dat hij de begeleidende woorden die de bonuman uitspreekt bij een rituele handeling
interpreteert als ‘preek’82.
De rituele handelingen die de bonuman als specialist verricht volgen uit zijn taak als geestelijk
raadsman. Ook hierin is zijn taak gericht op het richting geven aan mensen. Zaalman spreekt over
de bonuman als initiator en voorganger (in de letterlijke betekenis van het woord), niet alleen
omdat hij de wroko voorbereidt, maar omdat hij ook telkens vooral de aanzet wil geven tot
bepaalde handelingen. Het boek Gily en Lise laat zien dat August een handeling voordoet waarna
hij de aanwezigen aanspoort om zijn voorbeeld te volgen. Zo doet hij de eerste
wassingshandeling bij Lise en laat haar familieleden de wasi (rituele wassing) afmaken. Ook plaatst
hij als eerste een offer in de wortelpartij van een boom voor de winti en laat het vervolgens over
aan de andere aanwezigen om hetzelfde te doen83.
80
Zaalman, mailbericht 8 juni 2008: Zaalman merkt op dat ook mannen onrein kunnen worden door zich niet te
houden aan de rituele regels waardoor zij niet kaseri zijn. Ook zij verliezen daardoor het vermogen de geestelijke
krachten optimaal te kunnen beleven. 81
Hoewel, zoals aangetoond, zowel mannen als vrouwen bonu kunnen zijn, hou ik hier voor de duidelijkheid
van mijn betoog de mannelijke vorm aan. 82
Zaalman, 2005, p. 87 en Zaalman, 2005, pp. 94, 95. 83
Zaalman, 2002, pp. 76-77, 248; Zaalman, 2006, pp. 58, 211; Zaalman, 2002, pp. 54, 64, 76 en Zaalman, 2005,
pp. 84, 89, 93, e.v.
23
De bonuman wordt tot deze veelzijdige taak84 geroepen door Anana zelf die immers de Totale
Wintikracht is. De roeping is slechts het begin van zijn geestelijke loopbaan. Volgend hierop
moet de aspirant bonuman zich verder ontwikkelen om kennis van kruiden en inzicht in de psyche
van de mens te verkrijgen. Hij of zij85 gaat hiervoor in de leer bij meer ervaren oudere collega’s.
tijdens deze leerperiode leert de bonuman ook de krachten te beheersen die nodig zijn bij het
verrichten van helderziende en genezende handelingen. Hij is uitverkoren als geestelijk leider en
heeft als zodanig een voorbeeldfunctie in de samenleving. Aan hem worden hoge eisen gesteld
inzake de kaseri van zichzelf en van zijn levenswandel. Hij moet erop toezien dat hij zichzelf
geestelijk en lichamelijk rein houdt. Dit vraagt van de bonuman dat hij zich houdt aan de trefu
(voedseltaboes) die zijn obia en de andere aan hem verbonden geestelijke krachten aan hem
stellen, dat hij regelmatig een wasi doet en dat hij regelmatig zijn kinadei (rustdagen) houdt om
zich toe te wijden aan het contact met de winti. Tenslotte wordt van hem verwacht dat hij zich
onthoudt van immoreel gedrag en de krachten niet gebruikt voor wisi (zwarte magie)86.
De bonuman August legt zeer beeldend naar de analogie van een radio uit hoe de interactie tussen
de twee werkelijkheden van de mens en de geestelijke wereld verloopt. De krachten en
beïnvloedingen uit de geestelijke wereld zijn als radiogolven die worden opgevangen door de
antenne, de posu (altaar), van de radio, de functie van de bonuman. Deze ‘ontvanger’ is gevormd
met het specifieke doel om de krachten en invloeden op te vangen en door zijn eigen lichaam te
voorzien van een stem om te praten en handen om handelingen te verrichten. De bonuman het
kanaal door wie de diffuse en onlichamelijke signalen uit de geestelijke wereld worden
opgevangen en zich kunnen manifesteren in de empirische werkelijkheid. De bonuman is in staat
om met behulp van zijn posu in zijn gewijde werkruimte (dofo) deze signalen op te vangen. Dit
gebeurt niet alleen door de kenmerkende attributen die op de posu zijn verzameld, zoals de drank-
en voedseloffers aan de geestelijke entiteiten, maar ook door zijn eigen persoonlijkheid hierbij te
betrekken87.
De bonuman maakt in zijn werk typisch gebruik van buiten hem liggende geestelijke krachten, obia.
Dit zijn voor hem herkenbare en aan hem verbonden geestelijke entiteiten, die het specifieke
doel hebben zich in te zetten voor het welzijn van hun nageslacht of om iemand uit hun
nakomelingschap te assisteren in zijn geestelijk werk. Deze obia wordt meestal geërfd van een
andere bonuman in de familielijn. August maakt gebruik van de twee obia die al generaties
84
Ook Stephen, 2002, p. 65, schrijft over de bonuman als raadsman, priester, genezer en leraar. Het verschil met
Zaalman is dat deze de nadruk vooral legt op de rol als voorganger en verkondiger van het geloof. Het is voor
Zaalman belangrijker dan voor Stephen om Winti neer te zetten als een religie als de andere in Suriname. 85
Zaalman, 2002, pp. 114-136: 86
Zaalman, 2002, pp. 104-106; Zaalman, 2005, p. 84 en Zaalman, 2006, pp. 211; 248 e.v. 87
Zaalman, 2003, p. 26.
24
werkzaam zijn in zijn familie, de obia Tata Tinsensi en de obia Tata Kwasi88. De eerstgenoemde
Tinsensi, zo genoemd omdat hij voor elk ritueel onderdeel de betaling van een dubbeltje (tinsensi)
vraagt, is de kracht die voor de minder zware en materiële werkzaamheden (wroko) wordt
opgeroepen. Hij dient tevens als assistent van en contactpersoon voor de hogere obia Tata Kwasi,
die zich alleen met complexe geestelijke situaties bezighoudt die te maken hebben met diep in de
psyche ingrijpende verstoring van het geestelijke leven. Deze vorm van disharmonie vereist een
reeks van samengestelde rituele handelingen89.
Het rituele handelen volgens Zaalman wijkt inhoudelijk niet af van dat wat in voorafgaande jaren
is vastgelegd door antropologen als Wooding, Venema en Van der Pijl. De bonuman voeren
overal in principe de dezelfde rituelen uit, waar ze zich ook bevinden, met kleine persoonlijke
verschillen wat betreft de gebruikte attributen90. De richting van de rituele handelingen is echter
gewijzigd. Zij zijn niet gericht op het herstellen van de relaties met de verschillende winti, maar
zijn in essentie allemaal gericht op het herstel van het geestelijk evenwicht van de mens en de
uitbreiding van zijn bewustzijn met de verschillende subkrachten van Anana. In de kern is de
gebedsrichting dus altijd Anana en hiermee is er in overeenstemming met de bundeling van alle
winti in de Totale Wintikracht, een eenduidigheid aangebracht in alle rituele handelingen die deel
uitmaken van de wintibribi.
Welke vorm de rituelen ook aannemen, zij dienen altijd te beginnen met de fundamentele
handelingen van de begi (gebed). De begi bestaat uit drie91 aspecten die de geestelijke grond
vormen van de gehele wintibribi: watra (water), wortu (woorden) en doti (grond). Het (regen-)water
dat idealiter in een kalebas wordt verzameld, staat symbool voor het leven en voor de band met
de geest en is is altijd het eerste offer dat aan de winti wordt aangeboden. Ook wordt het
standaard aangeboden aan alle aanwezigen bij een wroko of prei om zichzelf in kaseri te brengen.
Het is in dit kader opvallend dat August veelvuldig gebruik maakt van de fula (sproeioffer met
water of met alcohol) dat dient als reinigingsritueel. Dit illustreert de extra nadruk op rituele
88
De stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi, die Juliën Zaalman in 2005 oprichtte om de belangen van Winti in
Suriname te behartigen en de kennis over de traditie te bevorderen, is genoemd naar de twee obia van August,
zijn belangrijkste leermeester. 89
Zaalman, 2005, pp. 152-153. 90
Zaalman, 2006, p. 210, voetnoot 127: Zaalman maakt een verschil tussen de uiterlijke kenmerken die lokaal of
persoonlijk kunnen verschillen, zoals de soort schalen die er worden gebruikt, of het gebruik van jonge
palmbladeren waar elders stukjes blauwe stof worden gebruikt – en de inhoudelijke kenmerken, nl. dat een sreka
dient voor het kaseri maken van lichaam en geest, dat bij alle bonuman hetzelfde is. 91
Zaalman, 2005: 187: Het getal drie wordt door onwetendheid door sommigen in verband gebracht met de
getalsymboliek naar aanleiding van de christelijke Drie-eenheid. Zaalman benadrukt de winti-eigen voorkeur
voor het getal drie, maar geeft hier niet echt een verklaring voor. Hij stelt slechts dat het een wet is dat alles in de
wintireligie in drieën gebeurt. Hij verwijst naar de drie-eenheid van Anana, mi srefi (de mens zelf) en de Bun
Winti (alle positieve geestelijke krachten) als de belangrijkste ‘spelers’ in de religie.
25
reinheid en harmonie, de twee kernwaarden in Winti. De wortu vormen de eigenlijke begi (gebed).
De woorden geven de richting aan van het gebed en vertellen over de intentie van de wroko die
wordt gedaan. Het water uit de kalebas wordt uitgegoten op de aarde de doti (of goron, grond). Het
derde element de doti (grond) staat symbool voor de levensgevende elementen waar alle
levensvormen op zijn gebaseerd. Het is de concrete vorm van de geestelijke kracht van M’Aisa,
de belangrijkste wintikracht in Anana. De aarde is tenslotte de plaats waar de navelstreng
begraven ligt, de grond waarop wij staan en ons levenspad volgen en de rustplaats van de yorka na
overlijden (dedekondre, het land van de doden)92.
Hierboven is gesproken over de samenhang tussen de bonuman en zijn posu (altaar). Zaalman trekt
deze analogie door naar de begimofo (woorden van het gebed). Hij neemt hier ook de driedeling
mee en legt een verband tussen het uitspreken van een gebed en het instellen van een altaar. De
eerste posu die wordt ingesteld bij een begimofo is de plaats waar de watra wordt geplengd en de
wortu wordt uitgesproken. Idealiter is dit een boom aan de bosrand, omdat bomen symbool staan
voor levenskrachten die op een directe manier in contact staan met de geestelijke wereld93. De
tweede posu is het lichaam van de persoon, wanneer deze (door de begimofo) contact zoekt met
Anana door zich ontvankelijk op te stellen voor de winti. Het is om deze reden noodzakelijk dat
men regelmatig een wasi neemt om lichaam en geest te reinigen. De derde posu is tenslotte een
gewijd object dat door een speciale wasi in kaseri is gebracht en opgeladen is met geestelijke
kracht. Het is daardoor altijd verbonden met de geestelijke wereld94.
Zaalman neemt in Gily en Lise verschillende begi op, zodat deze als voorbeeld kunnen dienen
voor andere gebeden. De aard van de religie laat relatief weinig ruimte voor standaardgebeden,
maar toch kunnen de aanhef en het slot gezien worden als een model die de auteur wil meegeven.
De aanhef bestaat standaard uit het aanroepen van Anana als de belangrijkste kracht in het
wintibestel. Zonder de Totale Wintikracht, zoals Zaalman hem heeft bestempeld, is er niets en
wordt er niets bereikt. Hierna worden de belangrijkste wintikrachten genoemd, M’Aisa en de
andere Bun Winti, de Akara en de Djodjo. Bij een belangrijke wroko moeten ook de Bakaseisama, de
voorouders, erbij worden betrokken om respect te betuigen voor hen die zich voortdurend
inzetten voor het welzijn van het nageslacht. Indien de wroko op een prenasi (plantage) wordt
verricht moet onderweg daar naartoe en op de plantage zelf respect worden betuigd aan de
krachten van die locatie en moet specifiek toestemming worden gevraagd om daar te mogen
92
Zaalman, 2005, pp. 360-361; 390 noot 134. 93
Vgl. Katja Kreukels, “Winti. Je voelt het wel, maar ziet het niet” in Bijeen, 2002, vol.35, no.9: pp.44-47:
Stephen die Winti als natuurgeloof bestempelt, stelt dat de natuur spiritueler geladen is dan de stad. 94
Zaalman, 2006, pp. 36-37.
26
werken. De vele wintiliederen die gezongen worden voor de verschillende entiteiten kunnen ook
beschouwd worden als gebeden. Deze zijn doorgaans gericht tot een specifieke kracht95.
De rituele handelingen zoals beschreven en vastgelegd door Zaalman en de rol van de bonuman
hierin zijn nog steeds te plaatsen binnen het kader van de archaïsche religie in het paradigma van
Bellah. De rituelen zijn het instrument om de verzaakte plichten ten opzichte van de goden en de
voorouders goed te maken. Na het verrichten van deze handelingen is de persoon in kwestie
weer in harmonie gebracht met het geestelijk domein. Toch lijkt de ruimte die Zaalman creëert in
de functie van bonuman voor zijn rol als ‘voorganger’ en ‘priester’ de mogelijkheid te scheppen
voor de filosofische bespiegelingen over de aard van de disharmonie in de mens en de
fundamentele verhoudingen tussen natuur en bovennatuur, zoals in het historische religietype.
III. D e organisatorische bundeling van krachtenIII. D e organisatorische bundeling van krachtenIII. D e organisatorische bundeling van krachtenIII. D e organisatorische bundeling van krachten
De eerste twee hoofdstukken hebben laten zien dat het opschriftstellen door Juliën Zaalman de
wintitraditie ingrijpend veranderd. De opschriftstelling van een traditie staat namelijk niet op zich
zelf, maar vormt vaak het voortraject van canonisering. Het zoeken naar inhoudelijke coherentie
in de verzamelde informatie brengt een rationalisering van voorstellingen op gang die moet leiden
tot een eenduidige interpretatie van de fundamentele waarden van een traditie.
De aard van het archaïsche religietype brengt een extra uitdaging met zich mee inzake de
canonisering van de religieuze traditie. Organisatorisch is het ontbreken van gemeenschappen van
aanhangers kenmerkend volgens Bellah. De religieuze specialisten hebben zich niet verenigd in
een georganiseerde religieuze autoriteit. Hier was geen reden toe. De specialisten worden typisch
alleen geraadpleegd als hun specialistische kennis vereist is bij het uitvoeren van de rituelen, die
worden verricht op plaatsen waar de faciliteiten aanwezig zijn om offers te brengen. Zij
verzamelen op basis van hun specifieke expertise een cliëntèle rondom zich, waarvan de grootte
bepaald wordt door de bereikte resultaten96.
Het bovenstaande heeft aangetoond dat de opschriftstelling een inhoudelijke en formele
verandering van de traditie veroorzaakt. Zaalman’s poging om orde te scheppen in de veelheid
van interpretaties, inspireert hem om de geestelijke wereld te reorganiseren. Uitgaande van het
concept van de Totale Wintikracht waarvan fragmenten als afzonderlijke fragmenten kenbaar
95
Zaalman, 2005, p. 99. 96
Bellah, 1964, p. 365.
27
zijn, worden de rituelen geherformuleerd als een primair gericht zijn op de bundeling van
krachten ten behoeve van de zelfverwerkelijking van de mens en de uitbreiding van zijn kennis
van Anana. De religieuze specialist heeft in dit geheel vooral de functie van geestelijke leider en
initiator. De herinterpretatie en herformulering van Winti hebben tot doel te komen tot een
eenduidige uitleg van de traditie.
Deze veranderingen als gevolg van de canonisering van de religieuze traditie worden volgens Ter
Borg gemotiveerd door zowel theologische behoeften als de sociale context. Er bestaat een
directe samenhang tussen de archaïsche organisatie structuur, de religieuze onzekerheden die
inherent aan dit systeem zijn en de veranderende sociale context in Suriname. Deze vormen de
voorwaarden die het noodzakelijk maken om over te gaan tot opschriftstelling en canonisering
van de wintitraditie97. Dit hoofdstuk is gewijd aan de theologische voorwaarden voor het
aanvangen van dit proces en onderzoekt wat de belangrijkste kenmerken zijn van de religieuze
organisatie van de wintitraditie en welke rol deze speelt in het proces van de opschriftstelling.
De religieuze specialisten zijn binnen Winti niet met elkaar verbonden door organisatiestructuren
of samenwerkingsverbanden. De wintispecialisten zijn feitelijk commerciële
eenmansondernemingen die afhankelijk zijn van de grootte van hun cliëntèle. De verschillende
wintispecialisten, ervaringsdeskundigen en zelfverklaarde experts moeten het hebben van hun
charismatische uitstraling en blijk geven van superieure kennis en de speciale vaardigheden die
zijn ontlenen aan goede contacten met de bovennatuurlijke wereld. Hun faam of het gerucht van
hun onbetrouwbaarheid wordt van mond tot mond verbreid. De gedecentraliseerde aard van de
traditie brengt met zich mee dat de specialisten daarom argwanend hun kennis beschermen voor
de andere bonuman die zij als potentiële concurrenten zien en zij stellen zich autoritair op tegen
ieder die hun positie bedreigt98. Samenwerking tussen twee bonuman is incidenteel van aard en
meestal mogelijk gemaakt doordat de een bij de ander in de leer is geweest of de wetenschap dat
ze ieder hun eigen specialiteit hebben99.
97
M.B. Ter Borg, “Canonisering tussen universalisme en particularisme” in Konrad Jenners en Gerard Wiegers,
Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en functioneren van canonieke tradities, Kampen: Kok, 1998, p. 82. 98
Van Wetering, 1988, pp. 28-30 en Van der Pijl, 2002, p.76. 99
Zaalman, 2002:118-119: Zaalman vertelt hier over de samenwerking tussen Ma Sientje die in de leer is
geweest bij twee bevriende bonufrow Ma Jana Karpé en Ma ‘poekoe Jeti die beiden hun eigen specialiteiten
hadden op het gebied van de winti. Hierdoor kon Ma Sientje meerdere domeinen leren beheersen.
28
De belangrijkste doelstelling van canonisering100is het creëren van een instrument waarmee het
mogelijk is onderscheid te maken tussen wat wel en wat niet in overeenstemming is met de
traditie. Dit doel kan alleen dan worden verwerkelijkt als de teksten van de canon een absoluut
gezag hebben en gezien worden als de enige ware verwoording van de heilsweg. In de kern gaat
het derhalve om een proces dat gericht is op het komen tot een gezaghebbende verzameling
teksten die een religieuze traditie maakt tot een geïnstitutionaliseerd geheel van regels en
voorschriften inzake het handelen in relatie tot het goddelijke101.
Zaalman reageert met zijn werk direct op de verwarring die in de wintitraditie ontstaan is door de
verschillende naast elkaar bestaande interpretaties van de voorstellingen en rituelen. De
langdurige culturele onderdrukking van de traditie die uitmondde in het verbod op participatie
aan wintibijeenkomsten heeft de organisatorische fragmentatie vergroot. De verschillende
religieuze specialisten moesten in het geheim worden geraadpleegd. Grote bijeenkomsten en
uitgebreide rituelen konden alleen buiten de stad worden gerealiseerd. Het onderlinge
wantrouwen als gevolg van de vervolging en door de commerciële concurrentie, verhinderde de
uitwisseling van informatie tussen de specialisten. Het ontbreken van de mogelijkheid om vrijelijk
en regelmatig contact te hebben met de bonuman, noopten de mensen in de stad Paramaribo om
zich te wenden tot leken met enige kennis van zaken102. De vele in omloop zijnde interpretaties
konden niet aan elkaar worden getoetst, omdat er nog steeds een taboe rust op het spreken over
wintizaken. Dit creëerde de huidige situatie waarin talloze interpretaties van de achtergronden
naast elkaar bestaan en de regionale, lokale en persoonlijke verschillen de indruk wekken dat er
geen sprake is van een af te bakenen religieuze complex. Zaalman stelt dat de uitleg die gegeven
wordt dikwijls incompleet en arbitrair is, hetgeen de verwarring verder vergroot103.
De Surinaamse auteur heeft twee obstakels te overwinnen in het canoniseren van de traditie. Het
is nodig om het beroepseigen wantrouwen van de bonuman te overwinnen, zodat het mogelijk is
om in gezamenlijk overleg de juiste interpretatie van de voorstellingen en waarden te vinden.
100
Konrad Jenners en Gerard Wiegers (red.), “Inleiding”in Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en
functioneren van canonieke tradities, Kampen: Kok, 1998, 1-20: Canonisering kan gedefinieerd worden als het
komen tot een verzameling van (opgeschreven) teksten die binnen een gegeven gemeenschap gezaghebbend is
inzake de invulling van de voorstellingen en de uitvoering van de rituelen. Er moet een absoluut gezag van
uitgaan en zij moeten beschouwd worden door de aanhangers als de enige en complete waarheid over de weg
naar heil. Zonder deze exclusieve waarheidsclaim is er geen sprake van een canon. Ter Borg maakt onderscheid
tussen een open en een gesloten canon. De open canon is (nog) niet de onveranderlijke grootheid die de gesloten
canon is, maar functioneert vooral als vertrekpunt voor het maken van een verzameling van maatgevende en
gezaghebbende teksten. Verder onderzoek moet duidelijk maken of het werk van Zaalman de basis vormt voor
een gesloten of een open canon. M.B. ter Borg, “De canon als machtsinstrument” in zelfde werk, pp. 69-80. 101
Jenners en Wiegers, 1998, p.18. 102
Zaalman, 2002, pp. 16-18. Helaas kwam ook de traditionele mondelinge overlevering van de traditie onder
druk te staan door het stigma van afgoderij. De jonge generatie werd niet meer vertrouwd gemaakt met het
religieuze erfgoed vanwege de angst voor verraad 103
Van der Haak, 1995, p. 31.
29
Bovendien, en hiermee samenhangend, moet hij Winti voorzien van een organisatiestructuur
waardoor er een orgaan is dat religieuze autoriteit kan claimen om geldigheid te vinden aan de
herformulering van de traditie. De auteur bedient zich van twee instrumenten om zijn doelen te
bereiken, rationalisatie en de claim van authenticiteit.
Het eerste instrument dat Zaalman hanteert is de rationaliteit. Hij zoekt naar een samenhang
tussen de traditionele symboliek in het ritueel en de interne coherentie van de theologie. Hij wil
hiermee de rationele basis creëren waarmee de huidige generatie zijn keuze voor het eigen
religieuze erfgoed kan beargumenteren en waar nodig kan verantwoorden. Het is zijn streven om
het stempel van achterhaaldheid, ‘den fositen sani’ (de vroegere gebruiken) om te zetten in het
fundament van een door de tijd beproefde oeroude traditie waarin de jonge generatie trots kan
staan104.
De oude tegenstelling tussen ‘primitieve’ orale culturen105 tegenover de ‘moderne’ geletterde
culturen wordt allang niet meer breed onderschreven106. Het ontbreken van een centraal religieus
gezag, een vastliggend geheel van teksten (gebeden, formules, interpretaties) met absoluut gezag
en exclusieve aanspraken op de geloofswaarheid, die idealiter op schrift zijn gesteld in de
belevingsreligie die Winti is, zorgt ervoor dat de traditie niet als volwaardige religie wordt
gezien107. Zaalman zoekt hier een oplossing voor door allereerst vast te stellen dat Winti een
volwaardige religie is en niet slechts een verzameling religieus getinte uitingen van de cultuur. Hij
wijdt in Gily en Lise enkele bladzijden aan het beargumenteren waarom gesproken moet worden
over wintibribi (wintigeloof) in plaats van over kulturu (cultuur) en staat hiermee lijnrecht
104
Zaalman, 2002, pp.18, 46 en Zaalman, 2005, p.11. 105
M. de Jong, “Oraliteit en Schriftcultuur” in R.E.V. Stuip en C. Vellekoop (red.), Oraliteit en Schriftcultuur,
Hilversum: Verloren, 1993, pp. 10-15. De gedachte van de autonome invloed van het schrift op de ontwikkeling
van de rede, die staat voor het kunnen analyseren en verklaren, het kunnen onderscheiden tussen mythe en
geschiedenis, wordt o.a. uitgedragen door Jack Goody in The Domestication of the Savage Mind (1977). Hierin
wordt gesteld dat de overgang van een mondelinge naar een schriftuurlijke cultuur een voorwaarde is voor
modernisering. 106
B.T. Kishani, “The Comparative role of Orality and Writing” in Présence Africaine: revue culturelle du
monde noir, 1985, no.136, p. 69. Kishani stelt dat het gaat om twee autonome vormen van taalverwerking. Hij
stelt de orale tekst dichter bij de menselijke ervaring dan de geschreven tekst, omdat de orale tekst direct wordt
bepaald dor de geest van de personen die eraan participeren – terwijl er in de geschreven tekst een afstand tot de
geest wordt gecreëerd. De externe vorm van de tekst plaatst ook het onderwerp van de tekst buiten de persoon en
wordt al zodanig bepaald door de wetten van de geschreven taal en is nu niet meer direct verbonden met de
ervaring waar deze uit voortkwam. De opschriftstelling van orale tekst kan daarom een afstand creëren tot het
creatieve product die van invloed kan zijn op de omgang met de inhoud 107
G. de Nie, “De kracht van wat in het boek gezegd wordt: woord, schrift en teken in zesde eeuws Gallië” in
R.E.V. Stuip en C. Vellekoop, Oraliteit en Schriftcultuur, Hilversum: Verloren, 1993, p. 67. De
‘verschriftelijking’ van culturen is dus geen onvermijdelijke ontwikkeling, maar houdt verband met de sociale
context waarin schrift het instrument wordt om met behulp van het opschriftgestelde macht uit te oefenen. Het
uitdragen van de eigen interpretatie door deze aan het papier toe te vertrouwen versterkt de machtspositie
tegenover hen die deze mogelijkheid niet hebben.
30
tegenover de antropologen Van Wetering108, Venema109 en Van der Pijl110 die , ondanks of
misschien wel dankzij uitvoerig onderzoek van Winti, concluderen dat het hier niet gaat om een
religie111. Zij gebruiken bij voorkeur het woord cultuur, kulturu112 om de aard van Winti te
beschrijven.
Zaalman spreekt uitdrukkelijk over de wintibribi en legt daarom ook met name in zijn derde boek
Mi Abre, Mi Abre, Mi Kuminitye de geloofsgetuigenis vast die wintigelovigen (“belijders”) moeten
accepteren als het fundament van hun geloof. Hij legt vast dat het geloof in de ene scheppergod
centraal staat in Winti en geeft vervolgens een opsomming van de belangrijkste kenmerken van
de religie: de begi en de mofo als primaire handelingen van het geloof, de posu en de dofu als
belangrijkste plaatsen voor de geloofsuiting, de wasi, de sreka en de krin (reinheid) als
belangrijkste voorwaarden om te groeien in geloof, de yeye en de konfo (winti) als instrumenten tot
geloof en bewustzijnsuitbreiding en de obia en de bonuman als de specialistische hulpmiddelen bij
het richting geven aan het leven in overeenstemming met Anana. Deze onderdelen van de religie
zijn in een logische en rationeel beargumenteerde wijze bij elkaar geplaatst. De religieuze
autoriteit ligt in principe bij de bonuman die de taak heeft het geloof te verkondigen. De toets voor
juistheid van de interpretatie is de interne coherentie op basis van rationaliteit113.
De nadruk op de aard van Winti als religie, wintibribi, dient behalve het doel van het verbeteren
van de status van de religieuze traditie ook het doel van de religieuze organisatie. Want juist door
108
Van Wetering, 1988, pp. 211-212. 109
Venema,1992, pp. 8, 76, en 77-83, onderscheidt twee verschillende creoolse Winti-varianten. In de stabielere
gemeenschappen die ontstonden op de plantages ontwikkelden de verschillende religieuze gebruiken zich tot een
gemeenschapsgodsdienst waarin de rituelen ook zonder de directe aanleiding van problemen worden uitgevoerd.
De verwevenheid van de wereldbeschouwing met andere maatschappelijke instituties geeft Winti hier meer het
gezicht van een Afrikaanse religie. Hiertegenover staan de zwakkere gemeenschapsbanden van de bewoners van
de stad (Paramaribo). De individu kan hier niet terugvallen op de structuren van het dorpsleven en vindt zich
teruggeworpen op zichzelf en zijn familie. Winti is hier een ‘familie-plus-problemen’ cultus. Deze
manifestatievorm heeft kenmerken van een deprivatiecultus, zoals die voorkomt bij andere groepen die veel
tegenspoed kennen en weinig niet-magische middelen hebben om zich hier tegen te verweren. De eerste variant
is de variant zoals die te vinden is in het Paragebied dat Wooding heeft genomen als model voor Winti. De
tweede variant is Winti zoals Venema dit in Amsterdam is tegengekomen en de basis van zijn benadering van
Winti niet als religie, maar als kulturu. 110
Y. van der Pijl, “Room to roam: Afro-Surinamese identifications and the Creole multiple self”, in Focaal –
European Journal of Antropology, 2003 (42): 108-109, Van der Pijl, 2007, pp. 105, 108,109 en Van der Pijl,
2002, pp. 77-78. Van der Pijl benadrukt het feit dat Winti-elementen zich manifesteren in alle aspecten van het
dagelijks leven die buiten de religieuze sfeer liggen. Hierdoor is het een levenswijze die ook voor mensen die
niet bewust navolger zijn van de traditie bepalend is voor hun identiteit. Winti is hier door geworden tot een
oneindig breed complex van religieus-magische praktijken en culturele aspecten, sociale, economische, politieke
zaken en medisch-psychologische praktijken. Dit pleit er wat haar betreft sterk voor dat het hier gaat om cultuur,
een levenswijze waarin zich verschillende religieuze en magische elementen voordoen. Het spreken over Winti
als religie vindt zij op grond hiervan misleidend. Zoals eerder gezegd spreekt zij dan ook liever van kulturu 111
Zaalman, 2005: 11-18. 112
Kulturu is een van de termen die waarmee creoolse Surinamers kunnen verwijzen naar de traditie. Het heeft
evenals veel andere woorden in het Sranan een dubbele betekenislaag. Het verwijst naar cultuur in de algemene
betekenis van het woord, levensstijl of wereldvisie, en het verwijst naar de plaats in en verwevenheid met de
creoolse cultuur van deze levensoriëntatie. 113
Zaalman, 2006, pp. 33-53.
31
het zo nadrukkelijk vastleggen van de taken van de bonuman in de verkondiging van het geloof,
wordt er een rationele basis gecreëerd om informatie uit te wisselen. Dit geldt zowel voor de
samenwerking tussen de verschillende rituele specialisten, als voor de informatie die gegeven
wordt aan de gelovigen. Zaalman wil met zijn werk laten zien dat het juist is om bepaalde
basisinformatie over de religie in de openbaarheid te brengen, omdat op deze manier Winti zich
kan ontdoen van het stigma van afgoderij. Tegelijkertijd zorgt dit ervoor dat er een sterkere
organisatorische samenhang kan komen tussen de gelovigen die bewust kunnen kiezen voor
bepaalde geloofspunten en de bonuman die eenduidig deze geloofspunten kunnen interpreteren
en vormgeven in ritulen114.
De tweede wijze waarop Zaalman wil komen tot het institutionaliseren van Winti door het
instellen van een centrale religieus orgaan is het claimen van deze autoriteit. Afrika is hier het
sleutelwoord dat wordt aangevoerd als criterium voor de rituele zuiverheid. Zaalman verwijst bij
herhaling naar Afrika. Hij doet dit op twee manieren.
Ten eerste ziet hij de wintitraditie als voortzetting van de Afrikaanse manier van denken, of zelfs,
als voortzetting van een Afrikaanse oerreligie, die sinds mensenheugenis heeft bestaan. Hij
poneert Afrika dus als bron van waarheid in het algemeen en van de waarheid in de wintitraditie
in het bijzonder. Dit vereist dat elke waarheidsclaim in Winti teruggevonden moet worden in het
Afrikaanse moederland. Hij volgt hiermee Wooding die de basis heeft gelegd voor het zo
begrijpen van Winti als een in Afrika gewortelde religie115. Zaalman werkt dit uit door zoveel
mogelijk Afrikaanse namen en begrippen te gebruiken in de bespreking van de religieuze
voorstellingen ontleend aan de zgn Kumantitongo (taal van de Kromanti116) Hij spreekt steeds vaker
over de Akara in plaats van de kra en gebruikt de term B’Akradjima voor het concept van het
yorka-deel van de ziel. Ook gebruikt hij de oorspronkelijk West-Afrikaanse benaming voor God,
Anana Kedyampo Kedyaman en spreekt hij over Aysase Ya als hij spreekt over de aardgodin
114
Zaalman, mailbericht van 12 juni 2008. 115
Wooding, 1972: 1-13: Wooding neemt hier afstand van de oude thesis van onder andere Herskovitsch die
uitging van Afrikaanse survivals in de Nieuwe wereld. Het gaat hier expliciet om een continuïteit van Afrikaanse
religieuze voorstellingen en vormen. 116
Zaalman, mailbericht 6 juni 2008: verklaart hierover dat “Kumanti (…) als een innerlijke taal [moet] worden
beschouwd, die elke gelovige [die] zich tot op een bepaalde graad geestelijk laat reinigen, bewust of onbewust
eigen maakt. Een taalkundige zou bijvoorbeeld lijnen kunnen trekken naar Afrika en de stammen uit de
verschillende stamgebieden die in de periode van de slavernij naar Suriname gehaald zijn”. De herkomst van de
term Kumanti of Kromanti is niet te achterhalen. Het verwijst mogelijk naar een regio in het zuiden van het
huidige Ghana of naar het vroegere fort Kormantijn gelegen aan de gelijknamige rivier. De taal die daar
gesproken wordt is Fante-Akan. In de wintireligie verwijst het naar de hoge adel van Afrikaanse luchtgoden.
32
Aisa117. Hij wil de winti losmaken van hun verwevenheid met de Surinaamse existentie en in het
bijzonder met de Surinaamse grond. Verder zet hij bepaalde woorden en uitspraken kracht bij
door deze in het Sranan op te nemen118.
De tweede manier waarop Zaalman Winti verbindt met Afrika is door opnemen van het
uitgebreide interview met de belangrijkste obia van August, Tata Kwasi. Deze obia vertelt zijn
‘levensverhaal’ dat begint in een dorp aan de Afrikaanse slavenkust119. Zaalman geeft met dit
verhaal de verantwoording voor de ouderwetse werkwijze van August. De nauwe verwantschap
tussen August en Tata Kwasi maakt dat zijn kennis en handelen als een bonuman een traditionele
zuiverheid meekrijgt. Zaalman die door zijn leerlingschap op zijn beurt weer gelieerd is aan
August, is nu ook zelf direct verbonden met de hoogste bron van religieuze autoriteit, de
Afrikaanse obia120.
Een soortgelijk proces van Afrikanisering is terug te vinden in de institutionalisering van de
Braziliaanse religie Candomblé. Ook hier wordt autoriteit en zuiverheid geclaimd op basis van
vermeende Afrikaanse zuiverheid. De claim kwam niet uit terreiros (Candomblé gemeenschap)
zelf, maar werd ingebracht door onderzoekers121. Het ontbreken een theologische rationalisering
van de traditie bemoeilijkte de beschrijving en categorisering van de traditie. Als oplossing is een
antropologisch criterium, de herkenbare kenmerken van de Yoruba cultuur, gebruikt om een
117
Zaalman, 2006, p. 128. en Zaalman, mailbericht, 6 juni 2006: De naam Ayase (= Grond, Aarde) Nana wekt
wel enige verwarring omdat deze volgens Zaalman ook kan verwijzen naar de volledige naam van de
Scheppergod: Anana Kedyaman Kedyanpo Asayse Nana A Nyamkemponugyima. 118
Het gebruik van het Sranan om bepaalde woorden en interpretaties meer autoriteit te geven kan ook verband
houden met het emanciperen van de eigen cultuur, zoals dat geïnitieerd werd door J.G.A. Koenders (1886-1957).
Vgl. L. Gobadhran-Rambocus, “Het Sranan: Ontwikkeling en emancipatie”in J.L.Eggers (red.) De erfenis van de
slavernij, Paramaribo: Anton de Kom Universiteit, 1995, pp. 147-171, en R.Th. Otten, “Verschijnselen van
oraliteit en schriftuurlijkheid in de Berbercultuur” in R.E.V. Stuip en C. Vellekoop, Oraliteit en Schriftcultuur,
Hilversum: Verloren, 1993, pp 33-62: Hij beschrijft hier een soortgelijk spanningsveld tussen het Berbers en het
Arabisch, waarbij de Berberse taal vooral gebruikt wordt voor in oorsprong orale genres (gedichten,
spreekwoorden, toneelstukken) en een inzet is van een politiek-culturel revival. 119
Het verhaal speelt zich af in het dorp van de Musungu die in de nabijheid leven van een Bantutu dorp.
Wanneer het dorp ten prooi valt aan de slavenhalers, wordt ook Tata Kwasi meegevoerd naar de schepen die de
Afrikanen als slaven zal overbrengen naar de Nieuwe Wereld. Tata Kwasi die in zijn dorp de belangrijkste
religieuze specialist was, neemt zijn kennis mee naar Suriname . Als obia is hij nu werkzaam ten behoeve van
August die uitverkorene is in het nageslacht van Tata Kwasi.Er is noch een relevante wetenschappelijke
verwijzing naar de Musungu, noch naar de Bantutu te vinden. Het is daarom moeilijk vast te stellen of dit
werkelijk bestaande volkeren zijn. Dit plaatst het verhaal van Tata Kwasi op zijn best in de categorie mythologie. 120
Zaalman, 2006, pp. 28-83: Het betreffende hoofdstuk heeft de titel “Mi Ti-Jé, Mijn Afrikaanse voorvader”. Er
is niet aangegeven uit welke taal het begin van de titel afkomstig is. Mogelijk gaat het hier om een van de
Ghanese talen. Ook Zaalman’s derde boek Mi Abre. Mi Abre Mi Kuminiti-ye, draagt een titel in een andere taal
dan het Sranan. Hoewel hij de woorden wel opneemt in zijn woordenlijst (niet terug te vinden in de Prisma
woordenlijst), laat de titel zich toch moeilijk verklaren. (mogelijke vertaling: Mijn Gemeenschappelijkheid. Mijn
Totaalheid.) 121
Roberto Motta, “The Churchifying of Candomblé: Priests, Anthropologists, and the Canonization of the
African Religious Memory in Brazil, in Peter B. Clarke New trends and developments in African religions,
Westport: Greenwood Press, 1998, pp. 49-51. Motta betoogt hier dat de vermeende zuiverheid, i.e. continuïteit
van de Yoruba religie niet wetenschappelijk aantoonbaar is, omdat er in traditie sprake is van een collectieve
herinnering die per definitie gemanipuleerd is en bepaald is door de strijd om het primaat met andere collectieve
herinneringen.
33
theologisch kader te vinden voor de religieuze voorstellingen. Deze gesuggereerde continuïteit
van een Afrikaanse traditie werd vervolgens geadopteerd door die babalorixás (religieuze
specialisten in Candomblé) die zichzelf of hun praktijk konden verbinden aan de Yoruba. Zij
konden hiermee hun positie te verstevigen en religieuze autoriteit claimen in het proces van
institutionalisering.
Het saillante in deze kwestie is dat de grote identificatie van wintispecialisten met Afrika deels
terug te voeren is op het academische debat over de Afrikaanse culturele ‘survivals’ in de cultuur
van de als slaaf gedeporteerde Afrikanen en hun nageslacht dat begon met het onderzoek van
Melville en Francis Herskovits122. Het verslag van Silvia de Groot123 van het bezoek van vier
Surinaamse granman124 (grootopperhoofden) aan een aantal West-Afrikaanse landen, waarbij er op
grond van enkele overeenkomsten in de taal een direct verband gelegd kon worden tussen de
marronculturen in Suriname en culturen in Ghana, Nigeria en Benin maakte grote indruk in
creoolse kringen. Ook de publicatie van de dissertatie van Wooding125, waarin Winti wordt
beschreven als een daadwerkelijke religie met een duidelijke Afrikaanse oorsprong droeg bij aan
de centrale plaatsing van Afrika in creoolse identificatieprocessen en het streven naar erkenning
voor de eigen cultuuruitingen, taal en religie.
Rationaliteit en rituele zuiverheid zijn de criteria die Zaalman aangrijpt om de claim van religieuze
autoriteit te staven. Het is maar zeer de vraag of het hem op deze manier lukt om een
eendrachtige organisatie neer te zetten die waakt over de juiste interpretatie van de voorstellingen
en juiste uitvoeringen van de rituele handelingen en die in staat is om de bonuman en andere
gezagsdragers met behulp van deze criteria te toetsen. Eerder is gezegd dat de autoriteit inzake
122
Melville J. Herskovitsch, The myth of the negro past, Boston: Beacon Press, 1990 (oorspr. 1941), pp. 110-
142. 123
Silvia W. De Groot, Surinaamse Granman in Afrika. Vier grootopperhoofden bezoeken het land van hun
voorouders, Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum,1974. De Granman bezoeken Ghana, Togo, Dahomey/Benin en
Nigeria. Het bezoek aan Ghana en in het bijzonder de ontvangst door de Asantehene (vorst) maken de meeste
indruk. Zij worden ontvangen en herkend als Ghanezen. De Granman herkennen overeenkomsten in het geven
van namen op basis van de geboortedag, de naam van de hoofdgod Nana Kediapon en de indirecte overbrenging
van berichten aan belangrijke personen. Toch zijn dit soort overeenkomsten er ook in de andere landen die
worden bezocht. Het meest opvallende is dat de granman zich wel degelijk bewust zijn van het feit dat juist de
Ashanti een aandeel hebben gehad in het wegvoeren van mensen als slaven. (pp.15-22) 124
De granman vertegenwoordigen als grootopperhoofden, ieder zijn eigen marronvolk. Vertegenwoordigd zijn
de Ndjuka (granman Amatodja Gazon), de Saramakka (granman Joseph Aboikoni), de Paramakkaners
(granman Mattheus Forster) en de Matawai (ook Matoeari, granman Abone Lafanti). Niet vertegenwoordigd
zijn de Aluku (lange tijd onderhorig aan de Ndjuka, inmiddels voor een groot deel verhuisd naar Frans-Guyana
en de Kwinti (onderhorig aan en deels opgegaan in de Matawai). Vgl. H.U.E. Thoden van Velzen en W. van
Wetering, In the shadow of the Oracle. Religion as Politics in s Suriname Maroon Society, Long Grove:
Waveland Press, 2004. 125
Van der Pijl, 2005: Het bijzondere van het proefschrift van Wooding was dat het de eerste keer was dat een
creoolse Surinamer promoveerde op het onderwerp Winti. het betekende een overwinning en erkenning voor de
hen die de traditie niet langer als Afkodré (Afgoderij) gebrandmerkt wensten te zien.
34
religieuze kwesties momenteel ligt bij individuele bonuman en bij de oudere generatie Afro-
Surinamers. Zaalman, die achter in de veertig is, is dus relatief jong. Dit wordt gecompenseerd
door het feit dat hij al enige tijd werkzaam is als zelfstandige bonuman126, maar de wijze waarop hij
poogt om de juiste interpretatie te achterhalen door het primaat aan de rationaliteit te geven in
zijn zoektocht naar interne coherentie, brengt hem ongetwijfeld direct in conflict met oudere
specialisten en kenners. Zaalman selecteert uit de verklaringen van de ouderen en collega-
bonuman, welke verklaring volgens zijn eigen uitleg en op basis van het door hem zelf ingestelde
criterium van rationaliteit overeenkomt met de interne logica van de traditie127.
De meest ingrijpende verandering door de poging de religie te canoniseren is dat de nadruk
verschuift van de autoriteit van de ouderen naar autoriteit op grond van rationaliteit en
aantoonbaar of gesuggereerd verband met de Afrikaanse culturele herkomst. Het gegeven dat er
een schriftelijke tekst wordt geproduceerd, waar tevoren alleen sprake was van mondelinge
overlevering, zorgt er tevens voor dat er meer gewicht gegeven wordt aan de opschriftgestelde
interpretatie. Bovendien zou dit op termijn ook een verschuiving kunnen inluiden van een
uitgesproken praktijkgerichte en op de beleving georiënteerde traditie naar een meer
contemplatieve religievorm128.
126
Zaalman, mailbericht 6 juni 2008: Zaalman vermeldt dat hij al vanaf 21-jarige leeftijd begon met het
zelfstandig werken als bonuman. Het is opvallend dat hij in zijn boeken geen gebruik maakt van casussen uit zijn
eigen praktijk, maar teruggrijpt op het werk van anderen zoals de bonuman August en de bonufrow Ma Dolfina. 127
Zaalman, 2005, pp.136-140 en 281-287 ;Een voorbeeld van hoe Zaalman een scheiding maakt tussen
waarheid en onwaarheid inzake de overgeleverde rituelen, betreft de kleurensymboliek in het ritueel dat bedoeld
is om de geest van de overledene adequaat te scheiden van de winti die tijdens het leven van de persoon met hem
was verbonden. Het gaat hier om het het pur’blaka ritueel en dan in het bijzonder het wasi prati onderdeel.
Zaalman onderzoekt de juiste interpretatie van het gebruik van kleuren van een drietal doeken die over het hoofd
worden gelegd van het familielid dat de winti is verkozen om als nieuw medium te dienen. Het scheuren van de
doeken symboliseert het verbreken van banden die storend werken op het geestelijk evenwicht van de betrokken
persoon. De doeken worden aangeduid als sarpusikrosi (dikke katoen) en hebben meestal de kleuren zwartblauw
(blaka), wit (weti) en rood (redi). De uitleg die doorgaans aan de kleuren wordt gegeven is dat de kleuren
overeenkomen met de klederdracht die wordt geassocieerd met de verschillende winti. De yorka en de
Tapukromanti (luchtgoden) hullen zich in het wit, de Apuku, Akantasi (onvoorspelbare bosgoden) en Kromanti
obia (oorlogskracht), hullen zich in het zwart of donkerblauw en de Indjiwinti (indiaanse godheid) hult zich
typisch in het rood. Zaalman merkt op dat deze oppervlakkige en foutieve uitleg zelfs door rituele specialisten
wordt gegeven. De gegeven uitleg houdt geen rekening met winti wier kleding geen van deze kleuren heeft,
zoals de Aisa en de Basrawinti. Bovendien dragen niet alle Kromantiwinti wit. Deze zouden dan in de wasiprati
rituelen nooit zijn vertegenwoordigd. 128
Mineke Schipper, Afrikaanse Letterkunde: tradities, genres, auteurs en ontwikkelingen in de literatuur van
Afrika ten zuiden van de Sahara, Utrecht: Spectrum/Den Haag: Novib, 1990 (2e herziene druk; 1
e druk 1990),
pp. 18-19. Deze afstand zou de participatie aan het gesproken woord veranderen in een afstandelijker
beschouwen van de tekst en bijdragen aan het vermogen tot rationele beschouwing en het ontwikkelen van
abstractievermogen en logica. In werkelijkheid is deze scheiding niet absoluut en bestaat er een wisselwerking
tussen het gesproken en geschreven woord, zeker in de religieuze context, waar beide vormen aanleiding kunnen
geven tot participatie aan hetgeen gezegd wordt. Oraliteit en schriftuurlijkheid moeten opgevat worden als in
dienst staand van de specifieke inhouden die zij willen overdragen en bewaren. Orale teksten doen dit op een
interactieve manier, terwijl er bij opschriftgestelde teksten meer nadruk ligt op contemplatie
35
IV . D e sociale context van W inti en de vorm ing van de A froIV . D e sociale context van W inti en de vorm ing van de A froIV . D e sociale context van W inti en de vorm ing van de A froIV . D e sociale context van W inti en de vorm ing van de A fro----Surinaam se Surinaam se Surinaam se Surinaam se
identiteitidentiteitidentiteitidentiteit
De beweegredenen om een traditie als onveranderlijk vast te leggen zijn deels te vinden in
verschuivende theologische behoeften (zoals getoond is in het vorige hoofdstuk) en deels in
ontwikkelingen in de sociale context van de desbetreffende religieuze traditie. De orale religies
waarin dit proces zich voltrekt, kunnen namelijk alleen bestaan in een hechte samenleving van
groepen mensen die in elkaars nabijheid wonen. Wanneer deze gemeenschappen uiteen dreigen te
vallen door migraties of door overvleugeling van grotere culturele eenheden, bestaat het gevaar
dat de traditie verloren gaat. De oudere generatie, die de traditie bewaart en doorgeeft, kan de
jongere generatie niet langer informeren omdat deze letterlijk of zinnebeeldig is weggetrokken
naar andere oorden129.
Joop Vernooij beschrijft de Afro-Surinaamse religie een belangrijke instrument is geworden in het
proces van identiteitsvorming. De ontworteling door de slavernij en de noodzaak om in de
Nieuwe Wereld een eigen samenleving op te bouwen zijn de aanleiding en de bron geweest van
waaruit al zoekend een nieuwe taal en een nieuwe religie zijn gevormd. De nieuwe religie werd
een instrument in het verzet tegen de onderdrukkende cultuur. De religie had het in het bijzonder
zwaar te verduren en vormt mede daarom een belangrijke factor in de voortdurende discussie
over de eigen creoolse identiteit130. In het navolgend wil ik bespreken welke rol de herformulering
van Winti speelt in de voortdurende processen van emancipatie en identiteitsvorming van de
creoolse Surinamers.
Het werk van Zaalman en de oprichting van zijn stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi zijn een
uitvloeisel van de bredere en eerder ingezette emancipatiebeweging. Robert Wijdenbosch richtte
eerder in Suriname de beweging ‘Krien Konsiënsie’ (Helder Inzicht) op131. Hij constateerde de
129
Jenner en Wiegers, 1998: 17-18 en M.B. Ter Borg, “De canon als machtsinstrument”, in Konrad Jenners en
Gerard Wiegers, Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en functioneren van canonieke tradities, Kampen:
Kok, 1998, p. 82. 130
Vernooij, “ Going for Identity”, 2002, pp. 161,162: Vernooij onderscheidt drie perioden waarin de creoolse
identiteit is gevormd. De eerste periode is de periode van de slavernij die grofweg loopt tot 1863. Het
ontwikkelen van een eigen religie als bedreigend werd ervaren, vanwege het risico van door de religie
geïnspireerde rebellie. De tweede periode die begint bij de afschaffing van de slavernij in 1863 en loopt tot de
onafhankelijkheid van Suriname in 1975 is de periode waarin andere talen en vooral religies met de
contractarbeiders uit Azië Suriname binnenkwamen. Dit vereiste een herdefinitie van de eigen positie. Identiteit
werd etnische identiteit. De derde periode is de periode van na 1975 tot heden. Het is de periode van
globalisering en nieuwe vragen aan de identiteit van de creoolse Surinamers. 131
Arjan van den Haak, “Winti een manier van leven”, 1995, p.31: Het artikel dateert uit 1995. Dit wil zeggen
dat de stichting Krien Konsiënsie (Krin Konsensi lett. zuiver geweten) opgericht is ver voordat Zaalman zijn
eerste boek August een bonoeman het daglicht liet zien. De stichting van Zaalman werd opgericht ten tijde van
36
verwarring die de Afrikaanse diaspora parten speelt inzake de eigen religie, de wintitraditie. De
waarden zijn vervaagd als gevolg van jarenlange verdringing en de christelijke overheersing.
Tegelijkertijd merkt hij op dat de andere in Suriname aanwezige religies zoals Hindoeïsme en
Islam als gevolg van de politieke erkenning die zij hebben steeds dominanter in de samenleving
aanwezig zijn. Hij stelt zich ten doel om, evenals later Zaalman zal doen, de interne en externe
verwarring omtrent de inhoud van de traditie op te heffen132.
De emancipatie van de creoolse of Afro-Surinaamse bevolkingsgroep is in de grond een zoeken
naar de eigen identiteit die onder druk kwam te staan door de geschiedenis van slavernij en het
koloniale verleden. De eigen religieuze traditie, Winti speelt hier een belangrijke rol in. Ruth Dors
deed recentelijk onderzoek naar de ontwikkeling in de beleving en acceptatie van Winti in relatie
tot het proces van het vormen van de Afro-Surinaamse identiteit geeft meer inzicht in de rol van
deze traditie in de Surinaamse samenleving en de invloed van de overheid hierop133. Dors
onderscheidt drie fasen in de sociale positie van de wintitraditie. De eerste periode begint bij de
afschaffing van de slavernij in 1863 en loopt door tot het einde van de jaren 70 van de 20e
eeuw134. Deze periode kenmerkt zich door het verbod op participatie aan Wintirituelen135. Dit
verbod werd in 1971 opgeheven136. De tweede periode , die zij situeert in de periode tussen 1980
het verschijnen van zijn derde boek Mi Abre, in 2006. Zaalman is dus zeker niet de enige of eerste die zich
bezighoudt met het ordenen en zuiveren van de wintitraditie. 132
Van den Haak, 1995,p. 31. 133
Ruth Dors, “Winti in Flora-B: van Afkodré tot Afro-Surinaamse identiteit” in Edwin K. Marhall (red.)
Engagement en distantie. Wetenshcap in vele facetten. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. Humphrey E. Lamur
t.g.v. zijn emiraat als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam: NiNsee, 2006, pp. 119-138. 134
Lila Gobardhan-Rambocus, “Berichten over de Surinaams-Creoolse cultuur: hoe werd er over deze cultuur
geschreven?”, in Interactie, Paramaribo: Anton de Kom Universiteit, 2003, vol.6, pp. 3-19. Voorstel van het
verbod dateert al van 8 mei 1696 met een verbod op drummen en dansen op heilige dagen en wordt op 24 mei
1776 verscherpt met een voorstel tot verbod op rituele dansen in de stad en op de plantages. Twee
regeringsreglementen in 1865 en 1869 leidden in 1878 tot de Herziene Strafverordening waarin afgoderij als
afzonderlijk delict werd opgenomen en mensen daadwerkelijk konden worden vervolgd voor het praktiseren van
Winti. Aanvankelijk beperkte deze vorm van onderdrukking zich tot het strafbaar stellen van deelname aan
rituele dansen binnen de stadsgrenzen, maar in 1878 kwam het tot een algeheel verbod op en strafbaarstelling
van elk bewijs van deelname aan als afgoderij bestempelde Wintipraktijken. De koloniale machthebbers
vreesden voor toenemende rebellie door het uitwisselen van strategische informatie tijdens de bijeenkomsten.
Bovendien kwam het voor dat geestenmediums in trance opriepen tot het gebruik van geweld tegen de plantage
eigenaren en sabotage van het geregelde leven in de stad Paramaribo. De wet bleef tot ver in de 20e eeuw van
kracht en werd pas in 1971 opgeheven onder invloed van cultuurpolitieke bewegingen die sterk inzetten op de
herwaardering van de eigen cultuur. 135
Harold Courlander, A Treasury of Afro-American Folklore. The oral literature, traditions, recollections,
legends, tales, songs, religious beliefs, customs, sayings, and humor of people of African descent in the
Americas, New York: Crown Publishers Inc., 1976, p. 195. Courlander haalt Stedman aan die van 1772-1775
deelnam aan verschillende expedities tegen rebellerende slaven en in zijn verslaglegging melding maakte van de
gevaren van de ‘Watramama-dans’. Zie ook William C. Suttles jr. “African Religious survivals as factors in
American slave revolts” in The Journal of Negro History, vol. 56, no. 2, april 1971, pp.97-104: Suttles legt een
direct verband tussen de slavenrevoltes op de Caribische eilanden en de religie die hier legitimiteit aan gaf,
hetgeen in 1794 leidde tot de onafhankelijkheid van Haïti. 136
Jan Jansen van Galen, Hetenachtsdroom. Suriname, erfenis van de slavernij, Amsterdam/Antwerpen:
Contact, 2000: pp.184-188: De Strafverordening werd opgeheven onder invloed van de opkomst van de culturele
nationale beweging ‘Wie Eegie Sanie’ (Onze eigen dingen) die zich vanaf 1951 inzette voor emancipatie van de
37
en 1990, is de tijd waarin Winti bespreekbaar wordt en het taboe is doorbroken. De derde
periode begint rond 1990 en duurt nog voort. In deze tijd is er sprake van herwaardering van de
traditie en vindt er ‘veredeling’ van de religie plaats137.
Vooral in deze laatste periode vanaf 1990 is er een groeiend aantal jongeren voor wie Winti
vooral het instrument is om de eigen creoolse afkomst te bevestigen als tegenhanger van
Hindoestaanse en Javaanse jongeren. Dors begrijpt dit vanuit het proces van secularisatie dat juist
in deze periode begint. De studie van Vernooij leert echter dat Winti altijd al een rol heeft
gespeeld in het vormen en benadrukken van de eigen Afro-Surinaamse identiteit.
Identiteitsvorming in Suriname is een voortdurend en dynamisch proces van emancipatie en
bevrijding van onderdrukkende krachten en instituties138.
Ook Zaalman verbindt in zijn weergave van wat Winti inhoudt, de religieuze voorstellingen direct
met het hervinden van de eigen identiteit. Zaalman, opgegroeid in de eenvoudige arbeiderswijken
van Paramaribo zoals de wijken Frimangron en Flora waar Dors haar onderzoek verrichtte,
schrijft dat hij zich persoonlijk diep gekrenkt weet door de negatieve bejegening en bespotting
van de wintitraditie die hij als zijn religie heeft aangenomen139. Het is juist dit afwijzen van het
eigen culturele erfgoed, meent hij, dat de relatief slechte maatschappelijke en economische situatie
van de creoolse Surinamers heeft veroorzaakt. Het culturele erfgoed als belangrijkste verbeelding
hiervan in de wintitraditie, is namelijk het fundament voor de traditionele waarden. Zaalman ziet
het ontbreken van geestelijke stabiliteit, als gevolg van het gemis aan een eigen wereldbeeld en
ethisch kader, als belangrijkste reden voor de deplorabele situatie van de Afro-Surinaamse
arbeidersklasse140.
Winti, in de taboesfeer geraakt door het verbod op afgoderij en omgeven met een sfeer van
negativiteit en asociaalheid, is met name in de stedelijke gebieden verworden tot een reeks
preventieve handelingen waar nauwelijks nog een samenhangende levensbeschouwing in te
ontwaren is. De jonge generatie krijgt haar levensrichting niet meer uit de eigen traditie, maar
wordt opgevoed met de waarden en normen van de Nederlandse kerken141. De diepste
Surinaamse, en in het bijzonder de creoolse cultuur. De hindoestaan Jnan Adhin pleitte tevergeefs voor meer
aandacht in W.E.S. voor de andere culturele groepen in Suriname, volgens de doelstelling van de organisatie.
Later is het uitgerekend Adhin die opkomt voor Winti en zich met succes inzet voor het opheffen van het verbod
op het organiseren van en het deelnemen aan een winti-eredienst. 137
Dors, 2002, pp. 130-131. 138
Vernooij, 2002, pp. 163. 139
vgl. Dors, 2006, p. 119-120: Het perspectief van het Christendom, die Winti bespreekt in termen van
Afkodré (afgoderij) en ‘lei lei’ (leugens). 140
Zaalman, 2005, p. 11. 141
Ik doel hiermee op de Evangelische Broedergemeente en de Rooms Katholieke kerk. Beide christelijke
denominaties zijn vanzelfsprekend niet Nederlands van oorsprong, maar onderdeel van de internationale
koepelkerken uit respectievelijk Duitsland en Rome. Het Christendom is wel door de Nederlandse kolonisator
38
beschadiging is veroorzaakt door het niet langer kennen van de eigen oorsprong en niet kunnen
accepteren van de eigen etnische kenmerken en denkpatronen. De grondwaarden van de religie,
het fundament van identiteitsvorming, de Afrikaanse levensbeschouwing, werd ontkend.
Hierdoor belandde de Afro-Surinamer in een permanente identiteitscrisis, waarin hij zich
voortdurend maar tevergeefs probeert te spiegelen aan de blanke bovenklasse142. De christelijke
waarden zijn door veel mensen niet werkelijk onderschreven en toegeëigend en de spirituele
leemte die hierdoor ontstaat vormt een potentiële voedingsbodem voor lichamelijke en geestelijke
verloedering.
Het eerder aangehaalde onderzoek van Schiller naar de transformatie van de religieuze traditie
van de Ngaju Dayak, laat zien dat er een direct verband bestaat tussen het streven naar erkenning
naar aanleiding van sociale en politieke achterstelling en de herinterpretatie, rationalisering en
canonisering van de religie. Zij laat zien dat het oplossen van het gemis van een religieuze
organisatie, wordt opgepakt door een organisatie die in staat is de eigen visie over de invulling
van de religie en de bijbehorende culturele identiteit zowel intern naar de eigen achterban toe als
extern met de lokale en nationale overheden helder te verwoorden. Deze nieuwe organisatie van
mensen die wel in de traditie staan, maar denken en handelen vanuit moderne kaders, hun
‘momentum’ vinden doordat zij in een periode van maatschappelijke transformatie het voortouw
weten te nemen. Tegenstanders van deze ‘machtsgreep’, veelal de vele traditionele religieuze
specialisten die hun positie en macht bedreigd weten door deze nieuwe spelers op het veld,
worden geneutraliseerd door het poneren van twee criteria die verbonden zijn aan identiteit.
Voorop staat het herstellen van de zuiverheid van de religieuze traditie. Deze is in het geding
omdat door het ontbreken van een organisatie syncretische elementen de oorspronkelijke traditie
hebben vertroebeld. Het andere argument dat ter verdediging wordt aangevoerd is de culturele en
religieuze eenheid. Het poneren van deze eenheid suggereert dat lokale en regionale verschillen
slechts relatief zijn en dat de herinterpretatie en rationalisering van de traditie gericht is op het
aantonen van deze eenheid die noodzakelijk is om zich te handhaven tegenover de externe
politieke en culturele machten143.
Zowel Zaalman als Wijdenbosch zien hun heil in het breder invullen van het vraagstuk rond de
Afro-Surinaamse identiteit. Hun streven kan vergeleken worden en wellicht zelfs geplaatst
opgelegd aan de toenmalige slavenbevolking en derhalve altijd min of meer besmet gebleven met het stigma van
onderdrukking van het eigene. De Evangelische Broedergemeente is weliswaar de kerk van met name de lagere
sociale klassen in Suriname, maar heeft zich altijd samen met het koloniaal bewind krachtig verzet tegen elke
vorm van heidendom (zoals Winti toen werd beschouwd). 142
Edwin Marshall, “Kolonialisme, huidskleur en Wie Eegie Sanie” in Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek,
2005, vol.1, pp. 106-114. 143
Schiller, 1997, pp. 21-26.
39
worden in het kader van de beweging van het Afrikanisme dat in Suriname en de rest van het
Caribische gebied ingang heeft gekregen. Zowel in Suriname als in Nederland worden regelmatig
activiteiten ontplooid die in het licht staan van de Afrika als bron van identiteit. Tegelijkertijd
worden pogingen ondernomen om in de herdefinitie van de creoolse identiteit aansluiting te
vinden bij de verschillende marrongroepen. Het komen tot een ‘wij’ waarmee gedoeld wordt op
een gezamenlijke Afrikaans-Surinaamse cultuur, heeft zelfs een het nieuwe concept van de
‘Afrikansrananman’ (Afrikaanse Surinamers) geïntroduceerd.
Regelmatig worden kulturukonmakandra (cultuurbijeenkomsten) georganiseerd die in het teken
staan van de bewustwording van de eigen achtergronden en waardering willen kweken voor de
eigen culturele uitingen. Zang, dans, muziek, klederdrachten, geneeswijzen en winti worden in het
kader van een gezamenlijke van oorsprong Afrikaanse cultuur bij elkaar gezet. Telkens wordt de
nadruk gevestigd op de gedeelde waarden en de lotsverbondenheid tussen creolen en marrons
enerzijds en de Afrikanen in het moederland anderzijds. Van der Pijl merkt op dat de identificatie
met Afrika en het streven naar een gemeenschappelijke cultuur van de ‘Afrikaanse diaspora’
slechts gedragen wordt door een kleine maar actieve intellectuele elite. De gewone man in de
straat verkiest de creoolse identiteit en ziet zich zelf liever als kind van Suriname144. Dit kan wel
zo zijn, maar de hernieuwde aandacht voor Winti onder brede lagen van de creoolse bevolking in
Suriname en in Nederland toont, mijns inziens aan dat deze groep bezig is zich een identiteit te
vormen die niet meer bepaald wordt door de overheersende Nederlandse normen.
De herinterpretatie van Winti door Juliën Zaalman legt een direct verband tussen de religieuze
voorstellingen en de Afro-Surinaamse identiteit. Alleen als de creool zich verbindt en identificeert
met de waarden zoals verwoord in de wintibribi, kan hij werkelijk weten wie hij is en hoe hij moet
leven. Alleen zo kan hij, zo meent Zaalman, zijn ware identiteit hervinden.
De richting waarin hij de oplossing zoekt is weer door te zoeken naar eenheid: eenheid in de
religieuze voorstellingen, een puntig gericht religieus handelen dat de voorwaarden schept voor
het optimaal realiseren van de persoonlijke doelen en een eensgezinde religieus verband van
bonuman die zich toeleggen op het begeleiden van de wintigelovigen in hun geloof. De
fundamentele waarde voor elk individu is reinheid. De geestelijke en lichamelijke reinheid moet
worden behouden door het in acht nemen van voedseltaboes, het zich houden aan algemene
ethische regels en het verzorgen van de eigen interne geestelijke entiteiten (de Akara en de
Djodjo).
144
Van der Pijl, 2005, pp. 79-97.
40
Zaalman stelt dat het fundamentele doel van de religie gelegen is in het behoeden van de
volgelingen voor geestelijke en lichamelijke verloedering. Het zich bewust of onbewust
blootstellen aan negatieve invloeden leidt tot spirituele vervuiling145 waardoor de individu en
soms ook zijn directe omgeving in een sfeer van disharmonie geraken. Dit veroorzaakt
vervolgens onheil en tegenwerking op alle niveaus. Het geestelijke en het lichamelijke leven, maar
ook de materiële welvaart en het maatschappelijke welzijn lijden hieronder. De destabilisering is
te neutraliseren door het besef van de geestelijke structuur waar de mens onderdeel van is. Alleen
door geestelijke kennis over de eigen plaats en zich over te geven aan Anana en de kracht en
leiding van de winti kan iemand zijn eigen leven ordenen en goed functioneren in de
samenleving146.
Familieverbanden vormen het fundament voor het hervinden van de eigen identiteit. De
wintireligie hecht groot belang aan het onderhouden van goede relaties met de levende en de
overleden familieleden. Vooral deze laatste groep, de bakasuma, het voorgeslacht, moet regelmatig
onder de aandacht worden gebracht. De bakasuma is voor de Afro-Surinamer de grond waarop hij
staat. Zij zijn het immers die weggevoerd zijn uit de Afrikaanse landen en tegen de verwachtingen
in, in de zware omstandigheden van ontworteling en mishandeling, een nieuwe samenleving
hebben opgebouwd. Zij zijn het die de wortel van geslachten hebben geplant in nieuwe aarde en
de lichamelijke ‘raison d’etre’ zijn van de huidige Afro-Surinamers. Dit konden zij doen omdat zij
vasthielden aan de eigen tradities en hun kracht ontleenden aan Anana Kedyaman Kedyampon,
zo meent Zaalman. Het afzweren van het eigene als minderwaardig en afgodisch is in feite het
afzweren van deze mensen en hun verdiensten147. Zij vormen bovendien het reservoir van de
familiegeschiedenis, dat kan worden geraadpleegd wanneer de voorouders worden opgeroepen.
Het verkrijgen van zelfrespect moet volgens Zaalman daarom beginnen bij het werkelijk weten
wie je bent en waar je vandaan komt. Dit is alleen mogelijk door het accepteren van Winti als
religie en Anana als de Kracht van de winti. Het voorbeeld van de volharding van de ouderen,
waardoor zij zich hebben weten te handhaven moet een voortdurend baken zijn voor de
generaties die volgen148.
145
Zaalman, 2005: 598-616: bespreekt doti skin (spirituele verontreiniging), fjofjo (psychosomatische ziekte),
wisi (beheksing), sma mofo(roddel) en bakapaiman (vergelding). 146
Zaalman, 2002, pp. 246-253 en Zaalman, 2005, pp. 12-14. 147
Zaalman 2005, pp. 312-315, waarschuwt ook tegen het in zijn ogen ten onrechte negatief bejegenen van de
profen, de ongedoopte kabra. Hij stelt dat juist deze mensen, de eerste groep Afrikanen die de overtocht hebben
overleefd en de eerste stappen hebben verricht tot het stichten van een nieuw geslacht geëerd zouden moeten
worden. Meestal worden zij als heidenen gezien als minder betrouwbaar en meer geneigd tot immoreel gedrag.
Dit is helaas de doorwerking van de gedwongen kerstening die doorgedrongen is in het collectieve geheugen van
de Afro-Surinamer. 148
Zaalman, 2005, pp. 694-696 en Zaalman, 2006, pp. 61-62.
41
Een sterke en richting gevende identiteit wordt gevonden in het vernieuwen van de banden met
de voorouders en met het Afrikaanse gedachtengoed. Centraal hierin is de samenhang tussen de
verschillende bestaansniveaus en de bundeling van levenskracht. Dit wordt in de Surinaamse
wintireligie uitgedragen door het benadrukken van de familieverbanden en grotere
verwantschapsgroepen (bere). Niet alleen heden en verleden worden hier aaneengeregen tot een
keten van generaties. Het bewustzijn van deze grotere samenlevingsstructuren wijst de individu
erop dat elke handeling die hij onderneemt invloed heeft op de anderen in zijn collectieve
bestaan. De winti leren dat er altijd een bakapaiman is. Alles kent zijn vergelding, hetzij goed hetzij
kwaad. Een ieder is het verplicht om hiermee rekening te houden en een stevige en harmonische
basis te bouwen waarop het eigen nageslacht kan voortbouwen. Tegelijkertijd leert contact met
de Kabra wat het geestelijk uitgangspunt is voor het nageslacht. Immers het zijn de voorouders
die zich verbonden hebben aan bepaalde winti die door de generaties heen het wel en wee van
het geslacht bepalen. Zoekt men deze aangegeven richting niet en wil men zich niet verankeren in
het veld van krachten dan dobbert men als een speelbal van de golven over de levensgolven149.
Zaalman is er van overtuigd dat het respectvol omgaan met het culturele erfgoed, de wintitraditie,
leidt tot een grotere saamhorigheid in de familie. Dit is vervolgens het fundament waarop de
gemeenschapsbanden tussen Afro-Surinamers onderling worden versterkt en er een grotere mate
van onderlinge loyaliteit en broederschap zal ontstaan. Deze nu grotendeels marginale groep in
de Surinaamse samenleving zal dan beter weerbaar zijn in de strijd om het bestaan en betere
resultaten weten te behalen op maatschappelijk, economische en politiek gebied150.
Het fundament waarop alles gebouwd wordt is het geloof in Anana en het onderhouden van de
traditie van de ouderen. Alleen op deze manier kan de mens zichzelf werkelijk kennen en kan de
Afro-Surinaamse gemeenschap zich volgens Zaalman optimaal ontwikkelen. Het is voor de mens
belangrijk om zich kennis te verwerven over het geheel van het bestaan. Als hij leert dat Anana de
bron van het leven is en de Totale Wintikracht en inzicht krijgt over zijn plaats in het geheel,
vallen alle andere aspecten van het leven op hun plek. In het licht van de geestelijke eenheid met
de aspecten van Anana kan de Afro-Surinamer pas echt zijn identiteit bepalen. Want deze is altijd
verbonden met de mensen die hem voorgingen en de waarden die zij nalieten voor hun
nageslacht. Hun levenservaring, met name in de slaventijd, kan dan als een bron van kracht
dienen en hun uithoudingsvermogen als een baken van licht in de duisternis. Saamhorigheid en
de samenwerkende krachten van de winti waren toen evenals nu de wijze waarop het leven
geleefd dient te worden volgens Zaalman. Zijn missie is daarom het verschaffen van duidelijkheid
door het ordenen van het geestelijke leven.
149
Zaalman, 2006, pp. 63-66; 237-238. 150
Zaalman, 2006, pp. 65-66.
42
C onclusie: de opschriftstelling, de transform atie van de W intiC onclusie: de opschriftstelling, de transform atie van de W intiC onclusie: de opschriftstelling, de transform atie van de W intiC onclusie: de opschriftstelling, de transform atie van de W inti
De opschriftstelling van de wintitraditie is een poging om de bestaande verwarring over de
achtergronden en interpretatie van voorstellingen op te heffen. Aangaande zijn publicaties heb ik
de vraag gesteld op welke wijze Zaalman Winti vastlegt en welke wijze de traditie hierdoor
verandert. Het proces heb ik geanalyseerd aan de hand van de aandachtsgebieden in het
paradigma van Bellah. Het onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de religieuze traditie
onvermijdelijk en onmiskenbaar veranderd wordt door het proces van opschriftstelling en
canonisering. De drie eerste publicaties van Zaalman, August een bonoeman, Gily en Lise en Mi Abre,
Mi Abre, Mi Kumini-tiye, vormen niet alleen een rijke bron van informatie over de inhoudelijke
aspecten van de wintigeloofstraditie, maar zetten tevens een proces van transformatie in werking
die de traditie omvormt tot een religieus complex waarin het beschouwelijke aspect
nadrukkelijker aanwezig is dan de rituele kenmerken.
De kern van Zaalmans werk is het reorganiseren van de religieuze voorstellingen. De theologie
laat een verschuiving zien van een monistisch universum dat bepaald wordt door immanent in de
wereld aanwezig zijnde geestelijke wezens, naar de dualistische wereld van een transcendente
godheid die alleen met zijn deelaspecten immanent in de wereld werkzaam is. De
gefragmenteerde geestelijke wereld van verschillende Afrikaanse en inheemse geestelijke wezens,
brengt hij terug tot de ene Totale Wintikracht, de scheppergod Anana Kedyaman Kedyampon.
Binnen deze totaliteit zijn de verschillende hiërarchieën van winti te verstaan als manifestaties van
de ene goddelijke kracht Anana. Dit brengt ook een verschuiving met zich mee voor de
gerichtheid van de religieuze handelingen van de mens. Het is niet langer zo dat de mens in zijn
handelen met de geestelijke wereld gericht is op het optimaliseren van de relaties met de winti,
zodat beide partijen in deze relaties hun behoeften bevredigd kunnen zien. De verhouding tot
Anana staat nu centraal. Het doel van de mens is te komen tot volledige zelfontplooiing door het
opklimmen in kennis van de Scheppergod. De verschillende winti zijn nu krachten vanuit Anana
waarmee de mens zijn bewustzijn kan verruimen om tot groter begrip te komen van Anana.
Het verleggen van de nadruk van de traditie naar de Scheppergod en daarmee de herinterpretatie
van het gehele wintibestel, noodzaakt tot een herdefinitie van de functie van de religieuze
specialist, de bonuman/bonufrow. Hij of zij is niet langer alleen de rituele specialist en genezer die
wordt geraadpleegd voor het uitvoeren van complexe rituelen, maar moet noodzakelijkerwijs zijn
functie verdiepen. Hij of zij is nu veelmeer degene die door de eigen levenshouding en
levenswandel en door de nauwe band met de geestelijke wereld, anderen de weg wijst naar de
43
ontvouwing van het eigen geestelijke pad. De specialist dient zijn of haar eigen openbaring van de
kennis van Anana te vertalen naar en te verkondigen aan hen die door de winti worden
aangeraakt.
De ontbrekende religieuze organisatie en het gebrek aan samenwerking tussen de vele religieuze
specialisten die Winti rijk is, moet volgens de visie van Zaalman vervangen worden door een
centraal orgaan van voorgangers die zich geroepen weten de ene waarheid over Anana te
openbaren, verkondigen en bewaken. De herschikking van de geestelijke wereld door deze te
herleiden naar de ene Totale Wintikracht, wijst impliciet naar één onderliggende waarheid over
Anana, de winti en de menselijke situatie. Deze ene waarheid kan alleen dan standhouden
wanneer er een religieuze autoriteit bestaat die de enig juiste interpretatie aangeeft en waakt over
de implementatie hiervan. Zaalman neemt hier zelf het voortouw in met zijn publicaties. Hij
verkiest het criterium van rationaliteit boven dat van overlevering om de inhoudelijke logica en
coherentie van de wintivoorstellingen te hervinden. De claim van de Afrikaanse oorsprong,
verwoord door het strategisch gebruik van Afrikaanse uitdrukkingen en de Surinaamse
zegswijzen, is het instrument waarmee hij zijn autoriteit wil doen gelden en zijn interpretatie als
waarheid wil vestigen.
Winti is vanaf het moment dat de eerste contouren van de religieuze traditie zich begonnen af te
tekenen altijd verbonden geweest met het hervinden van de eigen identiteit van de ontheemde
Afrikanen. De wintitraditie is evenwel door de geschiedenis van slavernij en koloniale
onderdrukking een cultuuronderdeel geworden dat weliswaar altijd een instrument was in de
emancipatie van de creoolse bevolkingsgroep, maar aanhoudend omgeven is geweest met
negatieve connotaties. Zaalman wil door het expliciet benoemen van Winti als religie, met een
coherente geloofsinhoud die logisch verklaard kan worden, met een structuur van religieuze
gezagsdragers die duidelijk omschreven taken hebben en een overkoepelende structuur die de het
geheel bewaakt – aangeven dat de eigen creoolse cultuurelementen een bron kunnen zijn van
kracht en een kompas kunnen zijn om de toekomst mee te bouwen. Hij stelt dat juist het
veelbewogen verleden in de vorm van en met behulp van de winti (waaronder ook de bakaseisma),
de wortel is van waaruit iedereen collectief en individueel zijn identiteit vaststelt. Juist door zich
bewust te verbinden met de eigen Afrikaanse religieuze achtergrond hervindt men zijn plaats en
richting in het leven.
De herschikking van de geestelijke wereld, de sreka van de winti, luidt de transformatie in van
wintikulturu naar wintibribi, en van creool naar Afrikansranansma.
44
W oordenlijst Srananw oordenW oordenlijst Srananw oordenW oordenlijst Srananw oordenW oordenlijst Srananw oorden 151 Afkodrei (ook Afkodré) Afgoderij (oude aanduiding van Winti) Afrikansrananman Afrikaanse Surinamers (moderne benaming voor creool) Akra (kra), Ik- element in de geestelijke structuur van de mens Anana Naam van de Scheppergod in Winti, zie ook Nana
Kediaman Kediampon B’Akradjima Reservoir waarin het verleden bewaard wordt en zich kan
manifesteren Bakra winti Nederlandse winti (verschijnsel van Nederlandse geest uit
vervlogen tijden, die zich manifesteert in de trance) Bakapaiman Vergelding van daden in dit leven of het leven van het
nageslacht Bakasma (ook Bakasama) Het voorgeslacht Bakaseisma (ook Bakaseisama) De voorouders, Bakru. Dwergachtige persoonlijke manifestatie van het kwaad Banya Bepaald soort dans Banyaneti Ritueel dansspel voor de voorouders Basrawinti Winti die ontstaan zijn uit het samenkomen van
Afrikaanse goden en inheemse goden Begi (ook bedji) Plengoffer met water vergezeld van een mondeling
verzoek Begimofo Woorden van het gebed Bere Verwantschapsgroepen (mn bij marrons) Bigi suma, Volwassen persoon (ouder dan 50) Bigi uma Volwassen vrouw (ouder dan 50) Blaka Zwart Boiti Buitenplaatsen Bonu Tovenarij (vaak gebruikt voor de negatieve kant van
Winti, maar ook algemeen: dat wat te maken heeft met Winti)
Bonufrow Vrouwelijke bonuman Bonuman, Ritueel specialist in Winti Bosiwinti, De winti van het bosdomein Bungadu Beschermgeesten (synoniem voor de Dyodyo) Datra siki Doktersziekte (ook Gado siki, een ziekte van God) , ziekte
die genezen kan worden door de reguliere westerse geneeskunde
Den fosten (ook fositin) sani De vroegere gebruiken, de dingen van vroeger Den sani di e tyari mi”,
De zaken die mij ondersteunen
Dofo werkruimte van de bonuman Doti Grond, aarde Doti skin, Geestelijke verontreiniging van het lijf Dresi (kruiden-)geneesmiddel Dresiman kruidengenezer
151
Spelling aangehouden zoals opgenomen in Blanker, J.C.M en J. Dubbeldam, Prisma woordenboek
Sranangtongo – Nederlands; Nederlands – Sranangtongo, Utrecht: Het Spectrum B.V., 2005 (2e druk).
Tussenhaakjes staat de spelling aangegeven zoals deze ook voorkomt bij J. Zaalman.
45
Dyodyo, Geestelijke pleegvader en –moeder (ook: kweki papa en de
kweki mama, zelfde betekenis) Famiri sani Familiezaken, familieaangelegenheden Fanowdu noodzakelijkheid (synoniem voor Winti) Fula (ook foela) Sproeioffer met water of met alcohol Fyofyo (ook fjofjo) Geestelijke aandoening veroorzaakt door ruzie in de
familie Gronwinti (ook goronwinti) De grondwinti Granman Grootopperhoofd of stamhoofd van een marronvolk in
Suriname, gesteld boven de chiefs die het dagelijks bestuur van een dorp hebben. Elk volk (Nyuka, Saramakka, Paramaka, Matawai, Kwinti) heeft zijn eigen granman.
Hebi Geestelijke zware last in Winti, veroorzaakt door nog niet vereffende overtreding
Jampanesi winti Javaanse winti, herkenbaar aan hetgeen hij vraagt van zijn medium
Indjiwinti Indiaanse winti, meestal in Winti opgenomen indiaanse godheid
Yeye (ook jeje) Ego-element van de geest, de persoonlijkheid, zie akra/kra
Kabra De voorouders Kanga, Spel en zang, meestal uit de slaventijd Kaseri rein of puur Kra (ook Akra), Ik- element in de geestelijke structuur van de mens Kinadei In acht nemen van bepaalde dag, waarop geen werk
wordt verricht Komparsi Algemene bijeenkomst in het kader van Winti Konmakandra Bijeenkomst Krien Konsiënsie (ook Krin Konsensi)
Helder Inzicht, naam van de stichting van Robert Wijdenbosch
Kroi Betoveren, meestal gebruikt voor het via magische middelen proberen om de geest van een beminde te binden.
Kromanti obia Oorlogskracht Kromanti of tapuwinti Luchtgoden afkomstig uit Afrika (vgl Ghana regio
Kromanti/Cumanti) Krutu oso Vergaderruimte, Kuli winti Hindoestaanse winti Kulturu. Cultuuruitingen (vaker: synoniem voor Winti) Kulturukonmakandra Culturele bijeenkomsten Kunu Erfvloek veroorzaakt door het vertoornen van de winti,
door het veronachtzamen van taboes. Laku Traditioneel zang- en dansspel Luku Divinatie, waarzeggerij (aanvang van rituele procedure in
Winti) Lukuman Ziener, waarzegger Mama fu a doti De Moeder van de grond (De Aardegodin), Aisa (ook Ma
Aisa, Awanaisa
46
Mandi Vertoorndheid van de winti Mi srefi Ikzelf (de mens zelf), volgens Zaalman een deel van de
‘drieëenheid’, Anana – ik – Bungado (geestelijke ouders) Nana Keedy Anaa Keedy Ampon (ook Anana Kedyaman Kedyampon, Anana Kedoeaman Kedoeapon, Anana Kedjaman Kedjanpo)
Hij die zowel boven als beneden ondersteunt, de Scheppergod in Winti
Negrekondre winti Afrikaanse winti, zoals de Kromantiwinti nengri siki’ Lett. neger ziekte, aandoening veroorzaakt door een
verstoorde balans door geestelijke waken waarvoor een bonuman moet worden geraadpleegd.
Nenseki Het geïncarneerde deel van eerder levende personen. Obia. Geestelijke entiteit samengesteld uit verschillende winti of
een vooroudergeest (vgl. de Tata Kwasi van de bonuman August), speciale kracht die in aan een persoon of een voorwerp (amulet) kan worden verbonden, geheel van rituelen dat verband houdt met bovenstaande.
Obiaman Religieus specialist in Winti die zich bezighoudt met het bedwingen, vormen en uitdelen van bepaalde krachten.
Ondrofeni Ondervinding Ondrofeni sa leri yu Lett. Je zult het leren door ondervinding. Ondrokampu buitenwerkplaats van de bonuman, onder een overkapping Opopresi Open plek in plantagedorp speciaal voor het doen van
Wintibenodigdheden (rituelen) pai man, bai man Lett. Wie betaalt, heeft gekocht. Uitdrukking die verwijst
naar het principe van vergelding. Posu Altaar in Winti, kan binnenshuis of buitenshuis worden
opgericht. Buitenshuis meestal aan de voet van een grote boom of bij een kruispunt.
Prati lobi echtscheiding Pranasi (ook prenasi) plantagedorp Profen Stamvader, de niet gedoopte voorouders Pur’blaka ritueel Het pur’blaka ritueel is een ritueel waarbij de geest van de
overledene gereinigd moet worden van allerlei tijdens het leven opgedane negatieve krachten.
Redi Rood Sabi kennis Sabi diri, Lett. kennis komt met een prijs (nl. ondervinding) San bai musu fu pai. San pai ben bai
Wat gekocht is, moet worden betaald. Wat wordt betaald, is blijkbaar gekocht
Sarpusikrosi Bepaalde soort katoen, gebruikt bij wintirituelen Sma mofo Roddel en achterklap, kan in Winti ook ziekte
veroorzaken. Snesi winti Chinese geestelijke entiteit die zich manifesteert in de
wintitrance. Sranan (ook Sranantongo) Surinaamse taal, Suriname Sreka Het ordenen van de geestelijke wereld, alles op de juiste
plaats (her-) schikken. Suma bai, mu pai Hij die koopt moet betalen Susa Soort rituele dans (creools)
47
Tak’mofo een mondeling verzoek aan de winti Taki-taki Lett. Gebrabbel, oude benaming van de Surinaamse taal Tapu amulet (zie ook obia) Tata Kwasi De werkzame kracht van de bonuman August,
manifestatie van iemand uit het voorgeslacht van August. Kwasi is de (rituele) mannennaam voor hen die op Zondag geboren zijn.
Tata Tinsensi Lett. Vader Dubbeltje. Werkzame kracht van August, assistent van Tata Kwasi.
Trefu Het zich onthouden van bepaalde spijzen, taboe. Wasi Rituele wassing in Winti Wasi prati Wassing om geestelijke entiteiten van elkaar te scheiden. Watra Water, hier in het bijzonder het water dat wordt geplengd
voor de goden bij een begi. Watrawenu Geestelijke wezens van het waterdomein. Weti wit ( Wie Eegie Sanie’ (ook Wi Egi Sani of W.E.S.)
Onze eigen dingen, Onze eigen zaak. Naam van nationalistische beweging uit 1953 o.l.v. Eddy Bruma.
Winti Geestelijke entiteit, geheel van activiteiten die verband houden met de verering van de geestelijke entiteiten; wind, lucht/adem.
Winti oso Wintitempel, Winti kent niet echt een tempel of centrale plaats voor eredienst. Gedoeld wordt op ruimten die in de moderne tijd worden gereserveerd voor wintibijeenkomsten.
Wintibribi Wintireligie (vooral bij Zaalman om aan te geven dat hij spreekt over een religie en niet over een verzameling culturele verschijnselen).
Wintiprei (ook wintipré) Dansavond waarbij de winti worden uitgenodigd om te participeren.
Wisi Zwarte magie, de duistere kant van Winti, beheksing; negatieve rituelen die de bedoeling hebben anderen te manipuleren.
Wortu Woorden, in het bijzonder van een gebed. Wroko Reeks rituele handelingen in de wintitraditie. Yorka Geesten van de overledenen, deel van de geestelijke
structuur van de mens dat na overlijden naar het dodenrijk gaat en zich voegt bij het voorgeslacht.
48
L iteratuurlijstL iteratuurlijstL iteratuurlijstL iteratuurlijst Bellah, Robert N. “Religious Evolution” in American Sociological Review, 1964, vol. 29,
no.3, pp. 358-374.
Blanker, J.C.M. en J. Dubbeldam
Prisma woordenboek Sranantongo, Utrecht: Spectrum, 2005.
Cairo, Edgar Kollektieve schuld of wel Famir’man sani, Baarn: Het Wereldvenster, 1976.
Courlander, Harold A Treasury of Afro-American Folklore. The oral literature, traditions, recollections, legends, tales, songs, religious beliefs, customs, sayings, and humor of people of African descent in the Americas, New York: Crown Publishers Inc., 1976, pp.189-204.
Dors, Ruth “Winti in Flora-B: van Afkodré tot Afro-Surinaamse identiteit” in Edwin K. Marhall (red.) Engagement en distantie. Wetenshcap in vele facetten. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. Humphrey E. Lamur t.g.v. zijn emiraat als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam: NiNsee, 2006, pp. 119-138.
Eersel, Ch.H. en C.R. Muler “Winti, … Alles of niets?” in Verbum, 1993, vol. 60, no.6, pp.101-105.
Fernandez Olmos, M. en E. Paravisini-Gebert
Creole Religions of the Caribbean. An introduction from Vodou and Santería to Obeah and Espiritismo, New York: New York University Press, 2003, pp. 9-13.
Fillet, Mark “Gejaagd door de Wind. Winti, een manier van Leven” in Bijeen, 1995, vol. 28, no. 9, pp.24-36.
Gobardhan-Rambocus, Lila “Berichten over de Surinaams-Creoolse cultuur: hoe werd er over deze cultuur geschreven?”, in Interactie, Paramaribo: Anton de Kom Universiteit, 2003, vol.6, pp. 3-19.
Groot, Silvia W. De Surinaamse Granman in Afrika. Vier grootopperhoofden bezoeken het land van hun voorouders, Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum,1974.
Haak, Arjan van den “Winti een positieve religie” in Parbode, 2007, vol. 2, nr.10, pp.22-26.
Hira, Sandew S. Van Priary tot en met De Kom. De geschiedenis van het verzet in Suriname, 1630-1940, Rotterdam: Futile, 1982; pp. 85-95.
Jansen van Galen, Jan Hetenachtsdroom. Suriname, erfenis van de slavernij, Amsterdam/Antwerpen: Contact, 2000: pp.184-188.
49
Jap-A-Joe, Harold “It started on the other side: continuity and creativity in Afro-
Caribbean culture” in Edwin K. Marshall (red.) Engagement en distantie. Wetenschap in vele facetten. Opstellen aangeboden aan Prof.dr.Humprey E. Lamur ter gelegenheid van zijn emiraat als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, 2006, pp. 85-101.
Jenners, Konrad en Gerard Wiegers (red.),
“Inleiding” in Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en functioneren van canonieke tradities, Kampen: Kok, 1998, pp. 1-20.
Jong, M. de “Oraliteit en Schriftcultuur” in R.E.V. Stuip en C. Vellekoop (red.), Oraliteit en Schriftcultuur, Hilversum: Verloren, 1993, pp. 10-15.
Kempen, Michiel van Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel II, Breda: De Geus, 2003, pp. 871-873.
Kishani, B.T. “The Comparative role of Orality and Writing” in Présence Africaine: revue culturelle du monde noir, 1985, no.136, pp. 68-80.
Kreukels, Katja “Winti je voelt het wel, maar je ziet het niet”, in Bijeen, 2002, vo.35, no.9, pp.44-47.
Marshall, Edwin Ontstaan en Ontwikkeling van het Surinaamse Nationalisme. Natievorming als opgave. Delft: Eburon, 2003 (proefschrift)
Marshall, Edwin “Kolonialisme, huidskleur en Wie Eegie Sanie” in Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek, 2005, vol.1, pp 106-114.
Mintz, Sidney W. en Richard Price,
De geboorte van de Afrikaans-Amerikaanse cultuur, Leiden: uitg. KITLV, 2003, pp.46-48.
Motta, Roberto “The Churchifying of Candomblé: Priests, Anthropologists, and the Canonization of the African Religious Memory in Brazil, in Peter B. Clarke New trends and developments in African religions, Westport: Greenwood Press, 1998, pp. 45-58.
Muler, C.R. “Winti een pleidooi voor een dialoog” in F.E.R. Derveld en H. Noordegraaf (red.), Winti-religie. Een Afro-Surinaamse godsdienst in Nederland, Amersfoort/Leuven: De Horstink, pp.73-84.
Nie, G. de “De kracht van wat in het boek gezegd wordt: woord, schrift en teken in zesde eeuws Gallië” in R.E.V. Stuip en C. Vellekoop, Oraliteit en Schriftcultuur, Hilversum: Verloren, 1993, pp. 63-88.
Pakosie, André “Het binnenlandse aspect van Winti” in Miniconferentie over Winti, Amsterdam: Sober, 1992: 33-36.
Pelswijk, Lesda “Velen weten niet wat Winti omvat”, in De Ware Tijd, 21 november 2006.
50
Pijl, Yvon van der “Een klein verhaal over Winti”, in Oso, Tijdschrift voor Surinaamse
Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis, 2002, vol. 21, no. 1, pp. 76-89.
Pijl, Yvon van der Levende-Doden. Afrikaans-Surinaamse percepties, praktijken en rituelen rondom dood en rouw, Leiden: Rozenberg Publishers, 2007: pp. 99-164.
Pijl, Yvon van der “Room to roam: Afro-Surinamese identifications and the Creole multiple self”, in Focaal – European Journal of Antropology, 2003 (42): 105-114.
Platvoet, Jan Comparing Religions: A Limitative Approach. An Analysis of Akan, Para-Creole, and IFO-Sananda Rites and Prayers, Den Haag, e.a: Mouton Publishers, 1982, pp. 29-30, 44-48.
Price, Richard Richard Price, “Afro-Surinamese Religions”, in Lindsay Jones (ed.) (Mircea Eliade), Encyclopedia of Religion (2nd ed.), Detroit Michigan (etc.): Macmillan Reference USA, Thomas Gale, cop. 2005 (1987); pp.125- 127.
Robinson, Alonford J. jr. “The Middle Passage” in Kwame A. Appiah en Henry L. Gates jr. (red.) Africana. The Encyclopedia of the African and African American Experience, New York: Basic Civitas Books, 1999; p. 1302.
Schiller, Anne Small Sacrifices: religious change and cultural identity among the Ngaju of Indonesia, New York/Oxford: Oxford University Press, 1997: pp. 3-10, 109-146.
Schipper, Mineke Afrikaanse Letterkunde: tradities, genres, auteurs en ontwikkelingen in de literatuur van Afrika ten zuiden van de Sahara, Utrecht: Spectrum/Den Haag: Novib, 1990 (2e herziene druk; 1e druk 1990), pp. 1-17.
Simons, Jan “Winti in Nederland. Ter inleiding” in Verbum. Tijdschrift voor levensbeschouwelijke vorming van jongeren, ’s-Hertogenbosch: Katholiek Pedagogisch Centrum, oktober 1993, Jrg.60, nr.6; pp.93-95.
Stephen, Henri J.M. Winti. Afro-Surinaamse religie en magische rituelen in Suriname en Nederland, Amsterdam: Karnak, 1998.
Stephen, Henri, J.M. Winti. Levenshouding en religie, Kampen: Kok, Serie Wegwijs, 2002
Suttles, William. C. jr. “African Religious survivals as factors in American slave revolts” in The Journal of Negro History, vol. 56, no. 2, april 1971, pp.97-104.
Ter Borg, M.B. “Canonisering tussen universalisme en particularisme” in Konrad Jenners en Gerard Wiegers, Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en functioneren van canonieke tradities, Kampen: Kok, 1998, pp.81-92.
51
Ter Borg, M.B. “De canon als machtsinstrument” in Jenners, Konrad en Gerard
Wiegers (red.),Heilig boek en religieus gezag: het ontstaan en functioneren van canonieke tradities, Kampen: Kok, 1998, pp. 69-80
Thoden van Velzen, H.U.E. en W.van Wetering,
In the shadow of the Oracle. Religion as Politics in s Suriname Maroon Society, Long Grove: Waveland Press, 2004.
Venema, Tijno Famiri nanga Kulturu. Creoolse sociale verhoudingen en Winti in Amsterdam, Amsterdam: Het Spinhuis, 1992.
Vernooij, Joop “Going for Identity. The Case of the Creoles of Suriname” in Ad Borsboom en Frans Jespers (red.), Identity and Religion: A Multidisciplinary Approach, Saarbrücken: Verl. Für Entwicklungsplitik, 2002: 155-184.
Vernooij, Joop “God weet waarom Hij de kikker geen staart heeft gegeven. Religie en het Caribische gebied” in Wereld en Zending, 2006, vol. 35, no. 1, pp. 62-76.
Vroemen, Jacques “Het bos heeft mij gedoopt. Gesprek met de Surinaamse bonuman Georges Barron” in Bres: keerpunten in mensen en cultuur, 1990, nr. 44: pp. 76-84.
Wetering, Wilhelmina van “Winti: een pluriforme religie in een pluriforme samenleving” in F.E.R. Derveld en H. Noordegraaf (red.) Winti-religie. Een Afro-Surinaamse godsdienst in Nederland, Amersfoort/Leuven: De Horstink, 1988, pp. 17-31.
Wooding, Charles Winti: Een Afroamerikaanse godsdienst in Suriname. Een cultureel-historische analyse van de religieuze verschijnselen in de Para, Meppel: Krips Repro, 1972.
Zaalman, Juliën August, een bonoeman. De beleving van Winti.Vertellingen. Paramaribo: Ralicon, 2002.
Zaalman, Juliën Gily en Lise. De beleving van het geloof in Winti, Paramaribo: Ralicon, 2005.
Zaalman, Juliën Mi Abre, Mi Abre, Mi Kumiti-ye. Winti: Kennis van het Leven, Paramaribo: Stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi, 2006.
Fotocredit voorpagina:
De vier domeinen van de winti: aarde (goronwinti), water (watrawenu), lucht (tapuwinti) en bos
(bosuwinti),
http://images.google.nl/imgres?imgurl=http://www.mysites.nl/upload2/suriname-vakantie/350002.jpg&imgrefurl=http://suriname-vakantie.mysites.nl/&h=319&w=425&sz=32&hl=nl&start=70&tbnid=7d5mAjaIOSaFcM:&tbnh=95&tbnw=126&prev=/images%3Fq%3DSuriname%26start%3D60%26gbv%3D2%26ndsp%3D20%26hl%3Dnl%26sa%3DN