retrospectieve studie naar het beloop en de kwaliteit van...

38
De Invloed van Ashy Dermatose / Lichen Planus Pigmentosus op de Gezondheidsgerelateerde Kwaliteit van Leven Student: Myrna Bakker Studentnummer: 1815563 Academisch Medisch Centrum Amsterdam Afdeling: Dermatologie Sectie Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen Dagelijkse begeleider: M.W. Bekkenk, MD PhD Facultair begeleider: R.M. Vodegel, MD PhD

Upload: others

Post on 20-Feb-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

De Invloed van Ashy Dermatose /

Lichen Planus Pigmentosus op de

Gezondheidsgerelateerde Kwaliteit van

Leven

Student: Myrna Bakker

Studentnummer: 1815563

Academisch Medisch Centrum Amsterdam

Afdeling: Dermatologie

Sectie Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen

Dagelijkse begeleider: M.W. Bekkenk, MD PhD

Facultair begeleider: R.M. Vodegel, MD PhD

Page 2: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

1

Voorwoord

Voor u ligt het resultaat van een half jaar wetenschappelijke stage bij het Nederlands Instituut

voor Pigmentstoornissen, een tertiair verwijscentrum binnen de afdeling dermatologie van het

Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. Het betreft een onderzoek naar een zeldzame

pigmentstoornis van de huid: ashy dermatose of lichen planus pigmentosus.

Het is voor mij een veelzijdige stage geweest waarbij ik vele patiënten op de polikliniek heb

mogen zien en kennis heb mogen maken met vele aspecten van het verrichten van onderzoek.

Ik onder andere geleerd dat onderzoek doen soms meer vragen dan antwoorden oplevert.

Daarnaast ben ik ook betrokken geweest bij andere activiteiten: een aantal dagen mocht ik

deelnemen aan een groot Europees dermatologie congres dat dit jaar in Amsterdam werd

georganiseerd (EADV). Ook kreeg ik de mogelijkheid om bij een refereeravond te zijn, ben ik

aanwezig geweest bij een oratie en heb ik een deel van een onderwijsmiddag voor de AIOS

mogen verzorgen. Tevens heb ik mijn bijdrage mogen leveren aan een kleine ‘randomized

controlled pilot studie’, geleid door een van de promovendi. Hierdoor heb ik ook kennis

kunnen maken met een andere opzet van een onderzoek en het schrijven van een artikel. Tot

slot bestond er altijd mogelijkheid om mee te lopen op een van de poli’s.

Graag wil ik Marcel Bekkenk bedanken voor de dagelijkse begeleiding. Vele discussies

hebben wij gevoerd over de reeds bestaande discussie ‘ashy dermatose en/of lichen planus

pigmentosus’, waar u gedurende het lezen van deze scriptie ook kennis mee zult maken.

Albert Wolkerstorfer wil ik bedanken voor zijn bijdrage aan dit onderzoek en de beoordeling

van de foto’s. Robert Vodegel wil ik bedanken voor zijn taak als facultair begeleider. Tot slot

wil ik Martijn en promovendi en tevens kamergenoten Karien, Arne en Annelies bedanken

voor de nuttige tips en trucs die ik van hen heb geleerd, voor de vragen die ik altijd tussendoor

mocht stellen en niet te vergeten ook voor de gezelligheid.

Myrna Bakker

Februari 2015

Page 3: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

2

Samenvatting

Achtergrond en doelstelling: Ashy dermatose (AD) is een zeldzame pigmentstoornis die

wordt gekenmerkt door as-grijze verkleuringen van de huid. Hoewel sommige auteurs van

mening zijn dat het een gepigmenteerde maculaire variant is van lichen planus (lichen planus

pigmentosus, LPP), is de exacte aard van de aandoening onbekend en zijn er geen goede

therapeutische opties. Ook de impact van de huidaandoening op de kwaliteit van leven is tot

op heden onbekend. Het primaire doel van deze studie is het onderzoeken van de

(gezondheidsgerelateerde) kwaliteit van leven (HRQoL) van patiënten met AD/LPP.

Secundair doel is om retrospectief, op basis van klinische presentatie, therapierespons en

beloop van de aandoening subgroepen te identificeren. Mogelijk kan door het identificeren

van subgroepen voor een deel van de patiënten een verbetering in HRQoL worden

verwezenlijkt.

Materiaal en methoden: 32 patiënten die gediagnosticeerd waren met AD/LPP vulden een

gevalideerde vragenlijst in over kwaliteit van leven (skindex-29), evenals vragen over het

beloop van de huidaandoening en behandeling. Klinische presentatie werd door een

onafhankelijk dermatoloog beoordeeld door de morfologie te bepalen op basis van foto’s die

tijdens het eerste consult waren gemaakt. Voor het beloop van de aandoening werd een

vergelijking tussen kleur, grootte, uitbreiding en ernst van de huidaandoening gemaakt met

foto’s die tijdens het (latere) eenmalige consult in studieverband werden gemaakt, door

dezelfde dermatoloog (physician global assessment, PhGA). Ook patiënten gaven hun

oordeel over het beloop van de aandoening (patient global assessment, PtGA).

Resultaten: de gemiddelde scores (bereik: 0 - 100) op verschillende domeinen van kwaliteit

van leven (‘schaalscores’) bedragen 26,0 (symptomen), 43,6 (emoties) en 22,7 (functioneren).

De totaalscore bedraagt 30,7. De schaalscore voor het domein emoties is significant hoger dan

voor de overige domeinen (p<0.01). Patiënten die een behandeling kregen en patiënten bij wie

de hyperpigmentatie op de ventrale romp gelokaliseerd is, hebben significant hogere scores op

het domein ‘emoties’.

Er was grote variatie in klinische presentatie en de meeste patiënten hadden een

behandeling ondergaan (87.2%). De duur tussen de consulten varieerde van 1 tot 16 jaar. De

kleur van de hyperpigmentaties werd in deze periode bij de meeste patiënten lichter (53.8%)

of bleef gelijk (30.8%). De grootte van de individuele laesies bleef gelijk of nam af (beide

groepen 41.0%). Bij 46.2% van de patiënten werd een toename van het aantal laesies

waargenomen. De meeste patiënten presenteerden zich met een matig-ernstig huidbeeld

(56.4%), welke bij 47.7% stabiel bleef, terwijl er bij 38,5% verbetering optrad.

Conclusie: AD/LPP heeft invloed op de HRQoL. In ernstige mate op het domein emoties en

mild op het domein functioneren. Het eerder hebben gehad van een behandeling evenals de

lokalisatie van de hyperpigmentatie op de ventrale romp geeft een verhoogde impact op het

emotionele domein van kwaliteit van leven.

AD/LPP lijkt een dynamische aandoening te zijn die zich op vele manieren kan

presenteren. Bij veel patiënten treedt er een verandering in kleur, grootte en aantal laesies op,

hoewel de ernst van de huidaandoening vaak stabiel blijft. Een relatie tussen grootte, kleur,

ernst en aantal laesies en de duur van de hyperpigmentaties werd niet gevonden. Er konden

geen subgroepen worden onderscheiden op grond van klinische presentatie, respons op

behandeling en beloop van de huidaandoening.

Page 4: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

3

Summary

Background and objectives: Ashy dermatosis (AD) is an uncommon skin pigmentary disorder

characterized by ashy-gray macular discoloration of the skin. Some authors categorize AD as

a pigmentary macular variant of lichen planus (lichen planus pigmentosus, LPP). However,

the etiology is unknown and effective treatment options are not available. The impact of the

skin lesions on (health related) quality of life (HRQoL) is unknown. The objective of this

study is to assess the HRQoL of patients with AD/LPP. Secondary objective was to,

retrospectively, identify a possible subgroup of patients who share a common clinical

presentation, response to therapy and/or course of the disease. The identification of such a

subgroup of patients could possibly support an improvement in the HRQoL.

Materials and methods: 32 patients diagnosed with AD/LPP filled out a validated

questionnaire about quality of life (skindex-29) as well as questions about the course of their

skin disorder and their response to therapy. An assessment of the clinical presentation was

performed by an independent dermatologist who determined the morphology of the skin

disorder based on photos made during the first consultation. The course of the skin disorder

was investigated by comparing color, size, severity and difference in number of lesions based

on the aforementioned photos and photos made during a single consultation for the purpose of

this study. The results of this comparison are based on expert opinion (physician global

assessment, PhGA). Patients also gave their opinion about the course of their disorder (patient

global assessment, PtGA).

Results: The mean scores (range: 0 – 100) of the different domains of HRQoL (‘scale scores’)

were 26.0 (symptoms), 43.6 (emotions) and 22.7 (functioning). The mean total score was

30.7. The scale score for ‘emotions’ was significantly higher compared to the other domains

(p<0.01). HRQoL was significantly more impaired for the emotional domain in patients who

have had treatment in the past and in patients having hyperpigmentations located on the

(ventral) chest (p<0.05).

Clinical presentation of the patients showed a high degree of variation. Most of the

patients had undergone treatment in the past. The duration between the consultations ranged

from 1 to 16 years. For most patients it was observed that the colour of the

hyperpigmentations had become lighter (53.8%) or remained the same (30.8%). The size of

the individual lesions remained the same (41.0%) or became smaller (41.0%). For 46.2% of

the patients an increase in the number of lesions was observed. At clinical presentation, a

moderate severity of the skin disorder was observed for most patients. For 47.7% of the

patients the severity remained stable, for 38.5% an improvement was observed.

Conclusion: AD/LPP has an adverse impact on HRQoL. Scores indicated that emotions were

severely influenced and functioning was influenced mildly. Patients who had undergone

treatment in the past and patients having hyperpigmented lesions on the ventral chest showed

a higher impact on the emotional domain of HRQoL.

AD/LPP seems to be a dynamic disorder with a high degree of variation in clinical

presentation. In many patients a change in colour, size or number of lesions was observed,

however in the majority of the patients the severity of the skin disorder remained stable. No

association between colour, size, severity or number of lesions and the duration of the skin

disorder was found. No specific subgroup of patients who share a common clinical

presentation, results to therapy and/or course of the disorder could be identified.

Page 5: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ................................................................................................................................ 1

Samenvatting ............................................................................................................................ 2

Summary ................................................................................................................................... 3

Introductie ................................................................................................................................. 5

Vraagstellingen ......................................................................................................................... 8

Materiaal en methode .............................................................................................................. 9

Studiedesign en patiënten ....................................................................................................... 9

Procedure ................................................................................................................................ 9

Uitkomstmaat .......................................................................................................................... 9

Statistiek ............................................................................................................................... 11

Resultaten ................................................................................................................................ 12

Kwaliteit van leven ............................................................................................................... 12

Patiëntkenmerken ................................................................................................................. 14

Klinische presentatie ............................................................................................................. 16

Beloop ................................................................................................................................... 16

Therapie ................................................................................................................................ 19

Discussie .................................................................................................................................. 21

Sterkte- en zwakte analyse ................................................................................................... 24

Conclusie ................................................................................................................................. 26

Referenties ............................................................................................................................... 27

Bijlagen .................................................................................................................................... 30

Bijlage 1: Vragenlijst. ........................................................................................................... 30

Bijlage 2: Skindex-29 ........................................................................................................... 34

Bijlage 3: Skindex-29 vragenlijst, ingedeeld per domein. .................................................... 36

Bijlage 4: Klinische patiëntkenmerken gekoppeld aan beloop. ........................................... 37

Page 6: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

5

Introductie

Beschrijving en etiologie

Ashy dermatose (erythema dyschromicum perstans, AD) is een huidaandoening die in 1957

voor het eerst werd beschreven door Ramirez(1)

in El Salvador. Het is een zeldzame benigne

huidaandoening waarbij grijs/blauwe verkleuringen (maculae) van de huid ontstaan die

kunnen variëren in vorm en grootte (figuur 1). Hoewel er ook beschrijvingen zijn van een

unilaterale distributie(2)

, is er in de meeste gevallen sprake van een relatief symmetrische

verspreiding over de romp, nek, gezicht en de bovenste extremiteiten. Individuele maculae

kunnen conflueren, waarna bij sommige patiënten een groot percentage van het

lichaamsoppervlak donkerder gekleurd is dan hun normale huidskleur. Hoewel de

huidaandoening asymptomatisch is, kan af en toe tijdens het ontstaan van nieuwe maculae

lichte jeuk worden gevoeld. Systemische klachten zijn afwezig.

Ashy dermatose wordt het meest frequent gezien in Latijns Amerika en Azië, vooral

bij patiënten met een licht gepigmenteerd huidtype (huidtype IV) en komt bij zowel mannen

als vrouwen voor. Hoewel de huidaandoening vaak op volwassenen leeftijd ontstaat, kan het

ook op kinderleeftijd voorkomen(3, 4)

.

Figuur 1: De onderarm en de hals van twee patiënten met Ashy dermatose

De etiologie van ashy dermatose is tot op heden onbekend. Mogelijke oorzaken zijn inname

van ammoniumnitraat(5)

en inname van contrastvloeistof (bariumsulfaat)(6)

. Ook

contactallergieën(7)

door bijvoorbeeld kobalt(8)

en chlorothalonil(9)

(een fungicide waarmee op

bananenplantages werd gewerkt) zijn beschreven. Tevens zijn infecties als mogelijke oorzaak

voor het ontstaan genoemd, bijvoorbeeld intestinale infectie met rondworm (Trichuris

trichiura)(10)

, HIV seroconversie(11-13)

of hyperpigmentatie als eerste expressie van een

hepatitis C infectie(14)

. Ook zijn er suggesties voor een afwijking in de celgemedieerde

immuunrespons bij de pathogenese van ashy dermatose(15, 16)

.

Ashy dermatose en lichen planus pigmentosus

Ramirez noemde bij de initiële beschrijving van het huidbeeld zijn patiënten ‘Los cenicientos’

(‘de as-kleurigen’) en de huidaandoening werd ‘dermatosis cenicienta’ (ashy dermatose)

genoemd(1)

. In de decennia daarna werden verschillende namen gegeven aan huidbeelden die

gelijk waren aan of veel gelijkenis vertoonden met de beschrijvingen van Ramirez. Deze

namen hebben door de jaren heen voor veel verwarring gezorgd. De belangrijkste reden

hiervoor is dat er geen consensus was - en is - over de exacte aard van de aandoening(17)

.

Page 7: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

6

Convit et al. beschreven in 1961 een huidbeeld dat sterk overeenkwam met dat van

Ramirez, echter beschreven zij bij hun patiënten tevens een smalle, iets opgeworpen,

erythemateuze rand rondom de laesies(18)

. Zij suggereerden dat de huidaandoening een nieuwe

variant van erythema perstans was en noemden de volgens hen nieuwe klinische entiteit

‘erythema chromicum figuratum melanodermicum’(18, 19)

. Toen Sulzberger de patiënten van

Convit et al. bestudeerde, stelde zij voor een simpelere en meer beschrijvende naam te

gebruiken. De erythemateuze rand moest volgens haar ook in de naam genoemd worden. Zij

gaf daarom de voorkeur aan de naam ‘erythema dyschromicum perstans’(18, 19)

, een naam die

tot op heden als synoniem voor ashy dermatose wordt gebruikt.

In 1974 beschreven Bhutani et al. het huidbeeld van 40 patiënten die zeer veel

gelijkenis vertoonden met de patiënten van Ramirez. Echter ongeveer een derde deel van deze

patiëntengroep had gelijktijdig lichen planus, een huidaandoening die zich kenmerkt door

rood/paarse, jeukende, polygonale (veelhoekige) papels. Ook histologisch werden

gelijkenissen met lichen planus gezien, waardoor zij ashy dermatose beschouwden als een

maculaire variant van lichen planus en het logischerwijs ‘lichen planus pigmentosus’ (LPP)

noemden(17, 20)

. Mogelijk wordt hetzelfde huidbeeld bedoeld dat in 1935 al door Gougerot

beschreven werd met de naam ‘invisible pigmented lichen planus’(21)

.

Tot op heden bestaat er discussie over het al of niet gelijk zijn van lichen planus

pigmentosus aan ashy dermatose. Sommige auteurs zien de aandoeningen als één entiteit die

een variant is van lichen planus(22-24)

. Anderen zien het als twee verschillende entiteiten(19, 25,

26).

Kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gedefinieerd als ‘de

perceptie van een individu van zijn positie in het leven in de context van cultuur en

waardesystemen waarin hij leeft en in relatie tot zijn doelen, verwachtingen, normen en

belangen’(27)

. De component die betrekking heeft op de gezondheid van een individu, wordt

‘gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven’ genoemd (health related quality of life,

HRQoL). HRQoL wordt als een hulpmiddel beschouwd bij het nemen van klinische

beslissingen, het monitoren van een behandeling, evaluatie van de behandeluitkomsten en

communicatie met de patiënt(28, 29)

.

Om de kwaliteit van leven te meten zijn verschillende soorten vragenlijsten

ontwikkeld, te weten generieke-, dermatologie specifieke- en ziektespecifieke

vragenlijsten(30)

. Generieke vragenlijsten kunnen worden gebruikt voor alle ziekten, waardoor

uiteenlopende ziekten onderling vergelijkbaar worden. Dermatologie specifieke vragenlijsten

zijn speciaal ontwikkeld voor huidaandoeningen. Dermatologische aspecten, zoals jeuk of

schaamte, worden in deze vragenlijsten betrokken. Ziektespecifieke vragenlijsten zijn

ontwikkeld voor een specifieke ziekte, echter voor ashy dermatose is een dergelijke

vragenlijst (nog) niet beschikbaar.

Hoewel bij ashy dermatose de hyperpigmentaties meestal asymptomatisch zijn, kan de

huidaandoening door patiënten, bijvoorbeeld door de donkere kleur en het soms grote

percentage aangedane lichaamsoppervlak, als zeer storend worden ervaren. De invloed van

ashy dermatose op de kwaliteit van leven is tot op heden onbekend. Voor andere

pigmentstoornissen zijn wel studies naar de HRQoL verricht. Van melasma bijvoorbeeld, een

asymptomatische huidaandoening waarbij voornamelijk vrouwelijke patiënten

gehyperpigmenteerde maculae in het gelaat ontwikkelen, is bekend dat dit bij veel patiënten

psychosociale en emotionele stress geeft en een negatieve invloed op de kwaliteit van leven

heeft(31)

. Ook van vitiligo, een depigmenterende pigmentstoornis, is bekend dat dit impact

heeft op de kwaliteit van leven, met name op het emotionele domein(32)

.

Page 8: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

7

Informatie over de kwaliteit van leven is nog belangrijker bij chronische

aandoeningen, omdat een curatieve behandeling niet tot de mogelijkheden behoort. Hierdoor

is het therapiedoel van de behandeling verschoven naar (tijdelijke) symptomatische

behandeling en het doen toenemen van de door de patiënt ervaren kwaliteit van leven(30)

. Ook

ashy dermatose wordt tot de chronische huidaandoeningen gerekend.

Behandeling en beloop

Hoewel ashy dermatose als een chronische en soms progressieve aandoening wordt

beschouwd, is over het precieze beloop van de huidaandoening weinig bekend. Volwassen

patiënten tonen voor zover bekend geen tot beperkte verbetering van de hyperpigmentaties in

de loop der tijd. Alleen bij kinderen die de symptomen toonden voor de puberteit is

beschreven dat de hyperpigmentaties geheel verdwenen(3)

.

De tot op heden toegepaste behandelingen voor ashy dermatose, zowel topicaal

(bijvoorbeeld corticosteroïden, blekende crèmes, peelings of zonprotectie), systemisch

(bijvoorbeeld antibiotica, antimalaria middelen of orale corticosteroïden) als lasertherapie

hebben grotendeels teleurstellend resultaat. Alleen in studies met kleine aantallen patiënten

zijn van clofazimine(15, 16)

en dapson(33, 34)

positieve resultaten beschreven. Van topicale

tacrolimus zijn de resultaten wisselend(35)

.

Doel van de studie

Het primaire doel van deze studie is te onderzoeken wat de invloed van ashy dermatose is op

de (gezondheidsgerelateerde) kwaliteit van leven.

Secundair doel van deze studie is zo mogelijk retrospectief (een) subgroep(en)

patiënten te identificeren op basis van gelijke kenmerken bij klinische presentatie, respons op

behandeling en beloop van de huidaandoening. Mogelijk kan door het identificeren van

subgroepen voor een deel van de patiënten een verbetering in kwaliteit van leven worden

verwezenlijkt, doordat bijvoorbeeld blijkt dat er een groep is die goed reageert op behandeling

of dat bij een bepaalde klinische presentatie een betere prognose kan worden gegeven over het

beloop van de aandoening.

Page 9: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

8

Vraagstellingen

Primaire vraagstelling Bestaat er een verband tussen AD/LPP en (gezondheidsgerelateerde) kwaliteit van leven?

Is er een verband tussen gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van patiënten

met AD/LPP en sociaal-demografische kenmerken (leeftijd, geslacht) en klinische

patiëntkenmerken (eerdere behandelingen, duur van de huidaandoening, lokalisatie

van de hyperpigmentaties en ernst van de huidaandoening).

Secundaire vraagstelling Is er een subgroep met een gelijke klinische presentatie, respons op behandeling en beloop

van AD/LPP?

Beloop

Is er een verschil in kleur, grootte, uitbreiding en ernst van de huidlaesies van

patiënten met AD/LPP wanneer het huidbeeld ten tijde van het eerste bezoek aan de

SNIP vergeleken wordt met de huidige situatie?

o Bestaat er een verband tussen de duur van AD/LPP en de kleur, grootte,

uitbreiding en ernst van de hyperpigmentaties?

Klinische presentatie

Hebben patiënten met eenzelfde beloop van AD/LPP gemeenschappelijke kenmerken

bij klinische presentatie?

Behandeling

Hebben patiënten met eenzelfde beloop van AD/LPP een gemeenschappelijke

behandeling ondergaan?

Hypotheses De verwachting is dat veel patiënten invloed van AD/LPP zullen ervaren op de kwaliteit van

leven, met name wanneer de hyperpigmentaties zich op voor andere personen zichtbare

plaatsen bevinden (gelaat, hals of coeur). Het ondergaan van een therapie verbetert de

kwaliteit van leven, als deze therapie ook bleking van de laesies geeft.

Op grond van de literatuur is de hypothese dat bestaande hyperpigmentaties niet

veranderen of bij een klein aantal patiënten conflueren tot grotere maculae. De verwachting is

dat de ernst van het huidbeeld toeneemt bij langere duur van de aandoening. Wat betreft

klinische presentatie is de verwachting dat veel patiënten zich zullen presenteren met

asymptomatische grijze maculae en niet met jeukende papels, zoals gezien wordt bij lichen

planus. Daarnaast is de verwachting dat veel patiënten met lokale middelen zijn behandeld

met slechts weinig effect op het beloop van de huidaandoening.

Page 10: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

9

Materiaal en methode

Studiedesign en patiënten Deze retrospectieve studie werd uitgevoerd in het Academisch Medisch Centrum te

Amsterdam, bij de Sectie Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen (SNIP), een tertiair

verwijscentrum binnen de afdeling dermatologie. Patiënten die tussen 1994 en 2013 de SNIP

bezochten en gediagnosticeerd werden met ashy dermatose (AD) of lichen planus

pigmentosus (LPP) werden schriftelijk benaderd om deel te nemen aan deze studie. Ook

patiënten met huidaandoeningen in het spectrum van lichen planus gepaard gaande met

hyperpigmentaties en bij wie differentiaal diagnostisch aan AD werd gedacht, werden

benaderd. Patiënten werden geselecteerd uit een reeds aanwezige database welke tot stand

kwam door te zoeken op de geregistreerde diagnose in het patiëntdossier, gekoppeld aan het

‘International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems’ nummer

(ICD-10).

Om geïncludeerd te worden moesten patiënten gediagnosticeerd zijn met AD of LPP.

Daarnaast moesten er duidelijke foto’s van het huidbeeld ten tijde van eerste presentatie bij de

SNIP zijn, of indien afwezig een duidelijke morfologische beschrijving in het patiëntdossier.

Exclusiecriteria waren een afwijkende diagnose en het afwezig zijn van huidbiopten

bij de primaire diagnosestelling. Voor de kwaliteit van leven golden extra exclusiecriteria.

Wanneer tenminste 25% van de vragen niet was ingevuld vond exclusie plaats, evenals bij de

aanwezigheid van bijkomende huidafwijkingen die van invloed kunnen zijn op de

betrouwbaarheid van de vragenlijst (bijvoorbeeld een andere pigmentstoornis) en het geheel

verdwenen zijn van de huidaandoening naar het oordeel van de onafhankelijk dermatoloog.

Aangezien er geen sprake was van onderzoek in de zin van de Wet medisch-

wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) was beoordeling door de Medisch Ethische

Toetsingscommissie niet noodzakelijk.

Procedure Alle patiënten die in aanmerking kwamen voor deelname aan het onderzoek werd een brief

gestuurd met uitleg over het onderzoek, een vragenlijst en een toestemmingsformulier.

Patiënten werden gevraagd in de bijgevoegde en reeds gefrankeerde retourenvelop de

formulieren terug te sturen en aan te geven of zij wel of niet wilden deelnemen aan de studie.

Tevens werden zij uitgenodigd om eenmalig op de polikliniek gezien te worden. Indien zij

niet wilden deelnemen, kon een reden worden gegeven, hoewel dit niet verplicht was. Na drie

weken werden patiënten van wie nog geen respons was ontvangen telefonisch te benaderd om

hen uitleg te geven over het belang van het onderzoek. Ook patiënten die hadden aangegeven

niet te willen deelnemen en hiervoor een reden hadden gegeven waarvan door de onderzoeker

gedacht werd dat zij meer uitleg nodig hadden, werden telefonisch benaderd. Denk hierbij

bijvoorbeeld aan patiënten die op het responsformulier aangaven dat zij dachten niet tot de

juiste doelgroep te behoren aangezien de huidaandoening geheel verdwenen was.

Uitkomstmaat

Patient global assessment (PtGA)

De vragenlijst bestond uit twee delen. Deel I: vragen over het ontstaan en het beloop van de

aandoening, het effect van behandelingen en mogelijke risicofactoren. Deel II: kwaliteit van

leven. Zie voor de betreffende vragenlijsten bijlage 1 en 2.

Page 11: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

10

Kwaliteit van leven

Vragen over de kwaliteit van leven werden gesteld middels de Skindex-29, een dermatologie-

specifieke vragenlijst naar de kwaliteit van leven. De Skindex-29 is vertaald in het Nederlands

en uit onderzoek is gebleken dat er een goede betrouwbaarheid en validiteit is(36, 37)

. De

vragen zijn verdeeld over drie domeinen: symptomen, emoties en functioneren (zie bijlage 3).

Er is één extra vraag over mogelijke bijwerkingen van medicatie en/of behandeling

toegevoegd aan de oorspronkelijke vragenlijst(38)

. Patiënten werd gevraagd hoe vaak het

onderwerp van de vraag in de afgelopen week van toepassing was. Voor alle vragen zijn vijf

antwoordopties mogelijk waaraan een score werd toegekend: nooit (0), zelden (25), soms

(50), vaak (75) of altijd (100). Eén antwoordoptie mocht worden gekozen. Wanneer patiënten

vragen niet hadden ingevuld of wanneer meer dan één antwoord was gegeven, werd hen

tijdens het daaropvolgende consult gevraagd één antwoord te kiezen of werd hen aanvullende

uitleg gegeven over de vraag, wanneer dat de reden was dat zij de vraag niet hadden ingevuld.

Voor de interpretatie van de scores werd gebruik gemaakt van de afkapwaarden zoals deze

gedefinieerd worden door Prinsen et al(36, 37)

.

Consult

Tijdens het consult werd de vragenlijst met de patiënt doorgenomen. Eventuele overgeslagen

vragen werden door de patiënt alsnog ingevuld, soms werd daarbij de status geraadpleegd.

Tevens werden aanvullende vragen gesteld over allergieën, medicatie en pigmentstoornissen

in de familie. Alle patiënten werden gevraagd de gepigmenteerde maculae ten tijde van het

ontstaan te vergelijken met het huidige huidbeeld en een oordeel te geven over kleur (lichter,

gelijk, donkerder), uitbreiding (wel of geen) en grootte (kleiner, gelijk, groter). Beoordeling

van het huidtype vond plaats en werd zo nodig aangepast. Tevens werden foto’s gemaakt van

de hyperpigmentaties, of wanneer deze verdwenen waren van de plaats waar ze eerder hadden

gezeten. Dit werd op de polikliniek gedaan (Canon G6, Canon Components Inc., Saitama,

Japan) of door de medisch fotograaf. Wanneer uit het patiëntdossier bleek dat er geen

huidbiopten aanwezig waren, werd de patiënt expliciet gevraagd of er eerder in een ander

ziekenhuis huidbiopten waren afgenomen en werd het verslag hiervan zo nodig opgevraagd.

Voor deze studie werden geen nieuwe biopten afgenomen.

Aan patiënten die aangaven wel te willen deelnemen aan de studie, maar die niet in de

gelegenheid waren naar de polikliniek te komen, werden bovengenoemde vragen telefonisch

gesteld. Tevens werd hen gevraagd recente foto’s van de huid te sturen.

Physician global assessment (PhGA)

Klinische presentatie en beloop

Een onafhankelijk, ervaren dermatoloog beoordeelde de morfologie van de huidlaesies en

vergeleek de foto’s van het huidbeeld ten tijde van het eerste bezoek aan de SNIP (‘huidbeeld

voor’) met foto’s van het huidbeeld tijdens het consult in studieverband (‘huidbeeld na’).

Voor de klinische presentatie werd een morfologische beschrijving van de huidlaesies

gegeven op basis van foto’s uit het patiëntendossier die tijdens het eerste bezoek aan de SNIP

werden gemaakt. Zo nodig werden ze uit een ander ziekenhuis opgevraagd. Waren er geen

foto’s aanwezig, dan werd de morfologische beschrijving uit het patiëntendossier gehaald. De

foto’s werden beoordeeld op efflorescentie, begrenzing, kleur, vorm, lokalisatie, distributie en

patroon van pigmentatie. De status werd ook geraadpleegd wanneer er twijfel bestond bij de

morfologische beoordeling, bijvoorbeeld bij onduidelijkheid over het al dan niet verheven zijn

van de laesies, wat invloed heeft op de efflorescentie (macula of papel/plaque). Tevens werd

de ernst van de aandoening beoordeeld (geen, mild, matig, ernstig) van zowel het huidbeeld

Page 12: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

11

‘voor’ als ‘na’, naar mening van de onafhankelijk dermatoloog. Bij de vergelijking van de

foto’s ‘voor’ en ‘na’ werd een oordeel gegeven over de kleur (lichter, gelijk, donkerder),

grootte (kleiner, gelijk, groter; bij verandering van diameter) en uitbreiding (wel of geen

nieuwe laesies). Tot slot werd per patiënt een eindoordeel gegeven over het beloop (geheel

verdwenen, beter, stabiel, slechter), waarbij ‘geheel verdwenen’ en ‘beter’ later samen als één

categorie werden beschouwd, namelijk ‘beter’. Wanneer foto’s van onvoldoende kwaliteit

waren om te worden beoordeeld of wanneer foto’s niet aanwezig waren, dan werd gebruik

gemaakt van het antwoord dat patiënten op vraag 10 van de vragenlijst hadden gegeven.

‘Geheel verdwenen’ en ‘minder zichtbaar maar niet verdwenen’ werd ‘beter’ genoemd, ‘niet

veranderd’ werd ‘stabiel’ en ‘uitgebreid of beter zichtbaar’ werd ‘slechter’ genoemd.

Statistiek

Kwaliteit van leven

Een descriptieve analyse werd uitgevoerd om de kenmerken van de studiepopulatie te

beoordelen. De schaalscore van de Skindex-29 werd berekend door het gemiddelde van de

domein specifieke scores te bepalen, zoals beschreven staat in de handleiding behorende bij

de vragenlijst. Wanneer per domein meer dan 25% van de vragen niet was ingevuld, werd

geen schaalscore berekend. De totaalscore werd berekend door het totaal van alle scores te

delen door het totale aantal beantwoorde vragen (conform de handleiding werd hierbij vraag

18 buiten beschouwing gelaten). Een Wilcoxon signed rank toets werd gebruikt om de

verschillen tussen de domeinen te bepalen. Drie vergelijkingen werden gemaakt: emoties

versus symptomen, emoties versus functioneren en symptomen versus functioneren. Om de

relatie tussen kwaliteit van leven en de onafhankelijke variabelen (geslacht, leeftijd, duur

tussen de consulten, eerdere behandeling, lokalisatie van de hyperpigmentatie en ernst) te

beoordelen werd in verband met de kleine studiepopulatie gebruik gemaakt van de Fishers

exact toets. Onafhankelijke variabelen die continu waren, werden gedichotomiseerd op basis

van de mediaan. Voor de mediaan werd gekozen in verband met het niet-normaal verdeeld

zijn van de data. Voor wat betreft de lokalisatie van de hyperpigmentaties werd onderscheid

gemaakt in gelaat, hals/nek, romp ventraal, romp dorsaal, armen, benen en plooien (oksels,

liezen). Als significantieniveau werd p<0.05 gekozen. Voor alle statistische toetsen werd

gebruik gemaakt van ‘Statistical Package for the Social Sciences 21’ (SPSS, Chicago, IL).

Klinische presentatie, respons op therapie en beloop

Een descriptieve analyse werd uitgevoerd om de kenmerken van de studiepopulatie te

beoordelen alsmede de klinische presentatie, therapieën die patiënten ondergingen en de

beschrijving van het beloop op basis van kleur, grootte, uitbreiding en ernst. Ook werd een

descriptieve analyse uitgevoerd om gemeenschappelijke kenmerken bij klinische presentatie

en therapie weer te geven bij patiënten met eenzelfde beloop van de aandoening.

Om de invloed van de duur tussen het eerste consult bij de SNIP en het consult in

studieverband op kleur, grootte, uitbreiding en ernst te onderzoeken werd deze continue

variabele gedichotomiseerd op basis van de mediaan. Vanwege de kleine studiepopulatie

werden ook van overige variabelen die uit drie categorieën bestonden, twee categorieën

gemaakt. Kleur werd bijvoorbeeld ingedeeld als ‘lichter’ of ‘niet lichter’ (‘niet lichter’

bestond dan uit ‘gelijk’ of ‘donkerder’). Een chi-kwadraat toets werd gebruikt om de invloed

van duur op de bovengenoemde variabelen te beoordelen. Wanneer niet aan de voorwaarden

voor deze toets kon worden voldaan, werd gebruik gemaakt van de Fishers exact toets. Als

significantieniveau werd p<0.05 gekozen.

Page 13: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

12

Resultaten

Van de 152 patiënten die benaderd werden om deel te nemen aan de studie gaven 57 patiënten

aan te willen deelnemen (respons rate: 37.5%). Van hen kwamen 44 naar de polikliniek, 13

patiënten vulden alleen de vragenlijst in en bij hen werd het consult telefonisch afgenomen

(figuur 2). Zeven patiënten stuurden foto’s van het huidige huidbeeld. Van 5 patiënten

ontbraken foto’s van het huidbeeld tijdens de eerste presentatie bij de SNIP. Van deze groep

was wel een goede morfologische beschrijving in het patiëntdossier aanwezig.

Zeven patiënten werden geëxcludeerd omdat zij een andere diagnose bleken te hebben

dan AD of LPP. Nog eens elf patiënten werden geëxcludeerd nadat bij navraag aan de patiënt

bleek dat er ook in andere ziekenhuizen geen huidbiopt(en) waren afgenomen. 39 patiënten

werden geïncludeerd.

Figuur 2: Stroomdiagram inclusie. Groen: inclusie. Rood: exclusie. Met PA wordt bedoeld dat er

eerder afgenomen huidbiopten aanwezig zijn. ‘Foto’s’ betreft foto’s van het huidbeeld ten tijde van de

eerste presentatie bij de SNIP. Foto’s ‘na’: foto’s van het huidige huidbeeld.

Kwaliteit van leven De analyse naar de kwaliteit van leven uitgevoerd over 32 patiënten. Bij zes patiënten was de

huidaandoening geheel verdwenen en één patiënt werd niet meegenomen in de analyse

wegens het gelijktijdig voorkomen van uitgebreide vitiligo naast de al langer bestaande ashy

dermatose. Zie voor patiëntkenmerken van deze 32 patiënten tabel 1.

Page 14: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

13

Tabel 1: Patiëntkenmerken bij analyse van de Skindex-29. De gehyperpigmenteerde laesies kunnen bij

één patiënt op meerdere lokalisaties aanwezig zijn.

De schaalscores bedragen 26.0 (±26.1) voor het domein ‘symptomen’; 43.6 (±27.6) voor het

domein ‘emoties’ en 22.7 (±28.1) voor het domein ‘functioneren’. De totaalscore bedraagt

30.7 (±24.0) (figuur 3). De schaalscore voor emoties is significant hoger dan de schaalscore

voor symptomen (p<0.01) en functioneren (p<0.01). Tussen de schaalscores voor symptomen

en functioneren bestaat geen significant verschil (p=0.419). Voor vrijwel alle vragen is elke

antwoordmogelijkheid tenminste één keer gegeven.

De scores indiceren volgens de afkapwaarden zoals geformuleerd door Prinsen et al.

een ernstige invloed op de kwaliteit van leven op het domein ‘emoties’; een milde invloed op

de kwaliteit van leven voor het domein ‘functioneren’ en voor het domein ‘symptomen’ is de

gemiddelde score niet hoog genoeg om de invloed op kwaliteit van leven mild te noemen. De

totaalscore indiceert een milde verslechtering van de kwaliteit van leven.

Figuur 3: Schaalscores en totaalscore. Afkapwaarden voor respectievelijk milde, matige en ernstige

invloed op de kwaliteit van leven worden aangegeven met de verschillende kleuren en bedragen op het

domein ‘symptomen’: ≥39, ≥42, ≥52; ‘emoties’: ≥24, ≥35, ≥39; ‘functioneren’: ≥21, ≥32, ≥37 en

‘totaal’: ≥25, ≥32, ≥44 (36)

.

Patiëntkenmerken

n

(%)

Lokalisatie

Ja

Nee

Ernst

n

(%)

Geslacht

Man

Vrouw

5

27

(15.6)

(84.4)

Gelaat

20

12

Geen

0

(0.0)

Hals

17

15

Mild

11

(34.4)

Leeftijd

< 50.2

> 50.2

16

16

(50.0)

(50.0)

Coeur

8

24

Matig

11

(34.4)

Romp ventraal

9

23

Ernstig

7

(21.9)

Duur (jaren)

< 8

> 8

13

19

(40.6)

(59.4)

Romp dorsaal

6

26

Onbekend

3

(9.4)

Armen

12

20

Eerdere behandeling

Ja

Nee

29

3

(90.6)

(9.4)

Benen

8

24

Plooien

5

27

Page 15: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

14

Voor het domein emoties werden de gemiddelde scores per vraag berekend (zie tabel 2).

Vraag 3 (zorgen over ernst), 13 (zorgen over verergering) en vraag 15 en 28 (respectievelijk

boosheid en ergernis) scoorden gemiddeld hoog. Opvallend is dat meer dan de helft van de

patiënten (59.4%) zich in meer of mindere mate zorgen maken dat zij littekens kunnen krijgen

van de huidaandoening.

Patiënten die een behandeling kregen, hebben significant hogere scores op het domein

emoties voor wat betreft de categorieën ‘mild’ en ‘matig’ (p<0.05). Dit geldt niet voor de

overige domeinen en voor de totaalscore. 28 van de 32 patiënten ondergingen opgeteld 75

behandelingen. Hiervan hadden 64 (85.3%) geen effect of was er ondanks behandeling sprake

van uitbreiding of verbeterde zichtbaarheid van de laesies.

Er werd geen significant verband gevonden tussen geslacht, duur of leeftijd en de mate

van invloed op de verschillende domeinen van kwaliteit van leven. Dit geldt ook voor

lokalisatie van de hyperpigmentaties op gelaat, hals, romp (dorsaal), armen, benen en plooien.

Patiënten met hyperpigmentaties op de (ventrale) romp, blijken significant vaker in de

categorie ‘ernstig’ te hebben gescoord voor wat betreft het domein ‘emoties’ (p<0.05). Ook

wanneer alleen wordt gekeken naar patiënten met hyperpigmentaties op het coeur, blijkt dat

patiënten significant vaker in de categorie ‘ernstig’ scoren voor zowel het domein ‘emoties’

als op de totaalscore (p<0.05). Opvallend is dat van deze acht patiënten, zeven tevens

hyperpigmentaties in gelaat en hals hebben. Patiënten met hyperpigmentaties gelokaliseerd op

zowel gelaat, hals als coeur, scoren significant vaker in de categorie ernstig op het domein

‘functioneren’ en ‘totaal’ (p<0.05). Er werd geen significant verband gevonden tussen de

ernst van het huidige huidbeeld en de verschillende domeinen van kwaliteit van leven.

Tabel 2: gemiddelde scores per vraag bij het domein emoties. Zie bijlage 3 voor een toelichting van de

vraag bij het vraagnummer.

Patiëntkenmerken De analyse naar de klinische presentatie, respons op behandeling en beloop van patiënten met

AD/LPP werd uitgevoerd over 39 patiënten. Zie voor patiëntkenmerken tabel 3.

Bij twaalf patiënten kwamen pigmentstoornissen voor in de familie. Dit betrof in geen

van de gevallen AD. Acht patiënten hadden een familielid met vitiligo (20.5%). Bij vier van

hen betrof dit een eerstegraads verwant (10.2%). Twee patiënten hadden zelf naast AD ook

vitiligo. Andere huidaandoeningen die patiënten hadden gehad, waren eczeem, urticaria,

rosacea, vulvaire lichen planus en psoriasis capitis.

Slechts 10 patiënten (25.6%) gebruikten medicatie op het moment dat de

hyperpigmentaties ontstonden, echter waren dit uiteenlopende geneesmiddelen(groepen). Bij

geen van de patiënten had in deze periode een wijziging in de medicatie of dosering

plaatsgevonden. Vijf patiënten waren bekend met een contactallergie, hoewel dit voor zover

bekend bij slechts twee van hen middels contact allergologisch onderzoek werd aangetoond.

Contactallergieën varieerden van kobalt, nikkel, lanoline, bijenwas, ijzer en cement tot

haarverf. Tot slot gaf geen van de patiënten aan een ziekte te hebben (gehad) of contact met

bepaalde stoffen te hebben gehad die als mogelijke oorzaak voor AD wordt beschouwd.

Gemiddelde scores per vraag, domein 'emoties'

Vraag 3 6 9 12 13 15 21 23 26 28

Gemiddelde 55.5 32.0 42.2 42.2 63.3 49.2 39.8 39.8 22.7 49.2

(SD) 36.3 33.1 40.4 32.7 34.8 38.9 35.3 36.4 31.3 38.4

Page 16: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

15

Patiëntkenmerken en

klinische presentatie

n (%)

(Vervolg) n (%)

Geslacht

Medicatie bij ontstaan

Man 7 (17.9)

Ja 10 (25.6)

Vrouw 32 (82.1)

Nee 29 (74.4)

Leeftijd

Risicofactoren

Range 22 - 73

Ja 0 (0.0)

Gemiddeld (SD) 49.9 (±13.1)

Nee 39 (100.0)

Afkomst

Primaire efflorescentie

Indisch (Hindoestaans) 18 (46.2)

Macula 36 (92.3)

Kaukasisch 4 (10.3)

Papel 3 (7.7)

Mediterraan 8 (20.5)

Secundaire efflorescentie

Afrikaan/Afro-Amerikaan 8 (20.5)

Erytheem 8 (20.5)

Gemengd* 1 (2.6)

Squamae 1 (2.6)

Huidtype

Macula 1 (2.6)

II 1 (2.6)

Patroon

III 3 (7.7)

Diffuus 1 (2.6)

IV 20 (51.3)

Vlekkerig 31 (79.5)

V 15 (38.5)

Lineair 3 (7.7)

Leeftijd ontstaan

Onbekend 4 (10.3)

Range 15 - 65

Kleur

Gemiddeld (SD) 40 (±11.7)

Grijs 13 (33.3)

Bezoek dermatoloog (jaren)

Grijs/blauw 14 (35.9)

Mediaan 1

Bruin 4 (10.3)

Bezoek SNIP (jaren)

Bruin/zwart 7 (17.9)

Mediaan 2

Onbekend 1 (2.6)

Duur hyperpigmentaties

Begrenzing

Range 2 - 27

Onscherp 25 (64.1)

Gemiddeld (SD) 9.6 (±6.3)

Matig scherp 10 (25.6)

Duur consult SNIP en nu

Scherp 3 (7.7)

Range 1 - 16

Distributie

Mediaan 6.0

Unilateraal 6 (15.4)

Eerdere huidproblemen

Bilateraal 33 (84.6)

Ja 12 (30.8)

▪ Symmetrisch 24

Nee 27 (69.2)

▪ Niet symmetrisch 6

Contactallergie

▪ Niet te beoordelen 3

Ja 5 (12.8)

Vorm

Nee 34 (87.2)

Rond 16 (41.0)

Pigmentstoornissen familie

Ovaal 10 (25.6)

Ja 12 (30.8)

Lineair 1 (2.6)

Nee 27 (69.2)

Polygonaal 3 (7.7)

Page 17: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

16

(Vervolg) n (%)

(Vervolg) n (%)

Anders / niet te beoordelen 9 (23.1)

Armen 15 (38.5)

Lokalisatie ontstaan

Benen 10 (25.6)

Gelaat 14 (35.9)

Plooien 7 (17.9)

Hals 12 (30.8)

Behandeling**

Romp ventraal 11 (28.2)

Corticosteroïden (lok) 28 (71.8)

Romp dorsaal 6 (15.4)

Bleekcrème 19 (48.7)

Armen 10 (25.6)

Calcineurineremmer (lok) 5 (12.8)

Benen 3 (7.7)

Dapson 1 (2.6)

Plooien 1 (2.6)

Lasertherapie 7 (17.9)

Lokalisatie uitbreiding

Lichttherapie 2 (5.1)

Gelaat 14 (35.9)

Anders 14 (35.9)

Hals 11 (28.2)

Symptomatisch bij ontstaan

Romp ventraal 13 (33.3) Ja 16 (41.0)

Romp dorsaal 9 (23.1) Nee 23 (59.0)

Tabel 3: Patiëntkenmerken en klinische presentatie.

* Patiënt met Nederlandse moeder en Surinaamse vader.

**Weergegeven staat het aantal patiënten dat een behandeling met een geneesmiddel uit de

betreffende groep heeft gehad. Sommige patiënten zijn met verschillende middelen behandeld

(bijvoorbeeld bleekcrème en topicaal corticosteroïd) en staan daarom in verschillende categorieën.

Wanneer verschillende soorten geneesmiddelen van eenzelfde groep werden voorgeschreven

(bijvoorbeeld twee soorten topicale corticosteroïden), werd de patiënt maximaal één keer per

categorie geteld.

Klinische presentatie Bij klinische presentatie bleek dat het om een zeer heterogene groep patiënten ging. Zie voor

een uitgebreid overzicht van de klinische presentatie tabel 3. Bij 14 van de 39 patiënten

ontstonden de hyperpigmentaties gelijktijdig of in korte tijd na elkaar op meer dan één plaats.

In de meerderheid van de gevallen was de primaire efflorescentie een macula (92.3%), bij 8

patiënten werd gelijktijdig ook erytheem gezien (20.5%). Van de patiënten die bij het ontstaan

van de maculae symptomen hadden ervaren, was (lichte) jeuk het meest genoemde symptoom

(81.2%). Andere symptomen waren lichte tintelingen en branderigheid.

Beloop Een meerderheid van de patiënten had bij het eerste bezoek aan de SNIP een ‘matig ernstig’

huidbeeld (56.4%). Bij vier patiënten werd de ernst van de huidaandoening ‘voor’ of ‘na’ niet

beoordeeld omdat de betreffende foto’s niet aanwezig waren. Zie voor een overzicht van de

beoordeling van het huidbeeld op kleur, grootte, uitbreiding en ernst door de onafhankelijk

dermatoloog (PhGA) en door patiënten (PtGA) tabel 4. Patiënten lijken het in grote lijnen

eens te zijn met het oordeel van de dermatoloog.

Slechts bij negen patiënten is in vergelijking met het huidbeeld tijdens het eerste

bezoek aan de SNIP geen verandering in kleur of grootte opgetreden en vond er geen

uitbreiding plaats. Bij elf patiënten werd een verlichting van de kleur van de individuele

laesies waargenomen, terwijl er wel nieuwe laesies waren ontstaan. Bij drie van de elf waren

Page 18: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

17

bestaande laesies na verloop van tijd zelfs geheel verdwenen. Voor de overige patiënten

gelden verschillende combinaties waarbij de kleur, de grootte en uitbreiding varieerden van

minder ernstig tot toegenomen ernst. De aandoening lijkt hierdoor bij veel patiënten

dynamischer te zijn dan aanvankelijk werd gedacht.

Hoewel de indeling in de categorieën ‘beter’, ‘stabiel’ en ‘slechter’ wegens het

bovenstaande dynamische beeld lastig bleek te zijn, was de onafhankelijk dermatoloog van

mening dat de ernst bij de meeste patiënten stabiel was (48.7%) of dat het beter ging (38.5%).

Van de groep bij wie het eindoordeel ‘beter’ was gegeven, waren de hyperpigmentaties bij zes

patiënten zelfs geheel verdwenen. Hoewel de precieze duur waarna de hyperpigmentaties

verdwenen niet voor elke patiënt bekend was, werd er gesproken over ‘maanden tot jaren’.

Slechts bij 5 patiënten werd het eindoordeel ‘slechter’ gegeven (12.8%). Zie figuur 4 voor

voorbeelden van patiënten uit elke categorie.

De duur van de hyperpigmentaties tussen het eerste bezoek aan de SNIP en het consult

in studieverband varieerde tussen 1 en 16 jaar. Gemiddeld bedroeg de tijd tussen de consulten

6.1 jaar (±3.6). Er werd geen significant verband gevonden wanneer de duur tussen de

consulten werd vergeleken met het eindoordeel ‘beter’, ‘stabiel’ of ‘slechter’. Dit geldt ook

voor vergelijking met de ‘kleur’, ‘grootte’ en ‘uitbreiding’.

Er zijn geen opvallende gemeenschappelijke klinische kenmerken tussen patiënten

binnen één categorie (zie bijlage 4). Bovendien zijn de aantallen patiënten per groep te klein

om hier goede uitspraken over te kunnen doen. Klinisch werden wel een aantal opvallende

bevindingen gedaan die onderstaand zullen worden beschreven.

Lineair patroon

Bij drie patiënten werd er een lineaire rangschikking van de hyperpigmentaties gezien die

lenticulair van grootte waren en polygonaal gevormd. Bij allen vond uitbreiding plaats na de

eerste verschijnselen. Overige klinische kenmerken waren niet gemeenschappelijk: twee van

PtGA PhGA

PhGA

n (%)

n (%)

n (%)

Eindoordeel

Ernst bij ontstaan

Beter 19 (48.7) 15 (38.5)

Mild 6 (15.4)

Stabiel 11 (28.2) 19 (47.7)

Matig 22 (56.4)

Slechter 9 (23.1) 5 (12.8)

Ernstig 7 (17.9)

Kleur

Onbekend 4 (10.3)

Lichter 26 (66.7) 21 (53.8)

Ernst huidig beeld

Gelijk 9 (23.1) 12 (30.8)

Geen 5 (12.8)

Donkerder 4 (10.3) 6 (15.4)

Mild 11 (28.2)

Grootte

Matig 11 (28.2)

Kleiner 13 (33.3) 16 (41.0)

Ernstig 8 (20.5)

Gelijk 17 (43.6) 16 (41.0)

Onbekend 4 (10.3)

Groter 9 (23.1) 7 (17.9)

Uitbreiding*

Wel 27 (69.2) 18 (46.2)

Geen 12 (30.8) 21 (53.8)

Tabel 4: Physician Global Assessment (PhGA) en Patient Global Assessment (PtGA).

* Uitbreiding door de patiënt gescoord is vanaf het ontstaan van de hyperpigmentaties; door

dermatoloog gescoord is t.o.v. eerste bezoek aan de SNIP.

Page 19: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

18

Figuur 4: Foto’s (A: huidbeeld ‘voor’) werden gemaakt tijdens het eerste bezoek aan de SNIP. Foto’s

(B: huidbeeld ‘na’) werden gemaakt tijdens het consult in studieverband (Categorie 1: geheel

verdwenen. Categorie 2: Beter. Categorie 3: Stabiel. Categorie 4: Slechter).

hen toonden naast maculae ook papels; slechts één van hen had bij het ontstaan jeuk ervaren.

De eerste presentatie was bij twee op de armen, bij één op de romp. Het beloop toonde wel

gelijkenis: bij allen bleekten de laesies op. Bij één van hen waren ze geheel verdwenen; bij de

andere twee verdwenen de laesies ook, echter of onvolledig of met de ontwikkeling van

nieuwe laesies op andere plaatsen zonder lineaire rangschikking.

Ontstaan van hypo- of depigmentaties

Bij 6 patiënten werden hypo- of depigmentaties gezien bij het huidige huidbeeld. Bij twee van

hen werd eerder de diagnose vitiligo gesteld. Bij de een ontstond AD voor de symptomen van

vitiligo begonnen, waarbij het opvallend was dat de depigmentaties zowel voorkwamen op de

plaatsen waar eerder de hyperpigmentaties waren ontstaan als op andere plaatsen (zie figuur

5, patiënt 1). Bij de ander was vitiligo voorafgaand aanwezig. Van een derde patiënt werd

tijdens het consult in studieverband een atypisch beeld van vitiligo gezien.

Nog een andere patiënt had depigmentaties axillair. Deze waren ontstaan na gebruik

van een bleekcrème (i.v.m. ashy dermatose) waarna forse irritatie ontstond. Tot slot

presenteerde één patiënt zich met hypopigmentaties op het voorhoofd, waar de huid eerder

gehyperpigmenteerd was (zie figuur 5, patiënt 2).

Page 20: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

19

Figuur 5: Voorbeelden van twee patiënten die hypo- en depigmentaties ontwikkelden na het ontstaan

van ashy dermatose. (1A): buik patiënt 1. (1B): rug patiënt 1. Duur tussen de consulten: 6 jaar. (2):

voorhoofd patiënt 2. Duur tussen de consulten: 10 jaar.

Huidtype

In de gehele studiepopulatie hadden vier patiënten een licht huidtype: één patiënt had

huidtype II en drie patiënten hadden huidtype III. Allen waren zij van Kaukasische afkomst.

Klinisch viel het op dat bij twee van hen de aandoening na verloop van tijd geheel verdwenen

was, de overige twee toonden een sterke verbetering van de huidlaesies. Er werd een

significant verband gevonden tussen het kleiner worden van de laesies en een licht huidtype

(huidtype I-III) (p<0.05). Dit geldt niet voor het lichter worden van de kleur van de laesies

(p=0.073). Wat betreft het beloop was er bij één patiënt ten opzichte van het eerste consult

een lichte uitbreiding van de hyperpigmentaties geweest, wat maakte dat deze patiënt in de

categorie ‘stabiel’ werd ingedeeld en de ander in ‘beter’. Er werd geen statistisch significant

verband gevonden tussen het eindoordeel en huidtype.

Therapie 34 patiënten werden op tenminste één manier behandeld, 5 patiënten hebben in zijn geheel

geen behandeling ondergaan. In totaal werden er 85 behandelingen gegeven. De meeste

patiënten werden behandeld met een topicaal (sterk werkend) corticosteroïd (71.8%) en/of een

bleekcrème (48.7%) (tabel 3), vaak in de vorm van tripletherapie (hydrochinon 5%, tretinoine

0.05%, triamcinolonacetonide 0.1% in cremor lanette II) of hydrochinon. Andere

behandelingen die patiënten kregen, waren topicale tacrolimus (protopic®), dapson,

lichttherapie, laserbehandeling, en (glycolzuur)peelings. Soms kreeg één patiënt verschillende

soorten van dezelfde behandeling voorgeschreven. Patiënten probeerden zelf ook veel om de

hyperpigmentaties te doen verbeteren: naast de vele crèmes die zij bij drogisterijen kochten,

probeerden zij ook dermabrasie, flitslampbehandeling, homeopathische behandelingen en

werd een Ayurvedisch kuuroord in India bezocht.

Van geen van de behandelingen kan worden gezegd dat er een overtuigende werking

was. Zie voor een overzicht van het resultaat van de verschillende behandelingen tabel 5. Ook

Page 21: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

20

lijkt er geen verband te zijn tussen het beloop van de huidaandoening en behandeling (tabel

5). Van de 6 patiënten bij wie de aandoening geheel verdween, werden 2 patiënten niet

behandeld. De overige 4 patiënten hadden als enige gemeenschappelijke behandeling

Cutivate, een sterk werkend corticosteroïd. Hoewel er in de literatuur soms positieve effecten

van dapson worden beschreven(33, 34)

, merkte de patiënt in deze studie die gedurende 15

maanden met 1 maal daags 50 mg dapson werd behandeld geen effect.

Zeven patiënten ondergingen laserbehandeling, twee met de Q-Switched-Ruby laser

(QSR-laser) en vijf met een non-ablatieve fractionele laser. Van deze laatste vijf patiënten zag

slechts één patiënt blijvende verbetering. Bij twee patiënten trad postinflammatoire

hyperpigmentatie (PIH) op. Verlichting van de kleur van de laesies werd bij één patiënt

gezien die behandeld werd met QSR-laser, echter na de laatste behandeling werden de laesies

weer donkerder. PIH werd ook geconstateerd bij een patiënt na flitslampbehandeling. Slechts

bij één patiënt verdween de aandoening geheel in de loop van weken na een bezoek aan een

Ayurvedisch kuuroord, hoewel dit niet kon worden geobjectiveerd. Echter drie jaar na dit

bezoek ontstonden de hyperpigmentaties opnieuw.

Effect per behandeling

Beloop

Behandeling Verdwenen Beter Niet veranderd Progressie

Beter Stabiel Slechter

Geen behandeling - - - -

3 2 0

Corticosteroïden (lok) 0 3 24 9

13 9 6

Blekende crèmes 0 3 14 4

5 11 3

Calcineurineremmer (lok) 0 0 3 2

1 4 0

Dapson 0 0 1 0

0 0 1

Laserbehandeling 0 2 3 2

2 4 1

Lichttherapie 0 0 2 0

1 0 1

Anders 1 1 10 1

4 7 2

Tabel 5: Effect per behandeling: beoordeeld door de patiënt. Eén patiënt kon meerdere behandelingen

hebben gehad (totaal: 85 behandelingen). Beloop: aantal behandelingen per soort ingedeeld op

eindresultaat (beoordeeld door dermatoloog).

Page 22: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

21

Discussie

De resultaten van dit onderzoek tonen dat ashy dermatose (AD) / lichen planus pigmentosus

(LPP) bij volwassen patiënten invloed heeft op de kwaliteit van leven. Op het domein emoties

is de invloed ernstig, op het functioneren is de invloed mild. De totale score indiceert een

milde invloed op de kwaliteit van leven, hoewel deze score met enige voorzichtigheid moet

worden geïnterpreteerd(37)

. De ernst van de emotionele problemen is te vergelijken met die

van patiënten met hidradenitis suppurativa(39)

en acne vulgaris(40)

. De ernst lijkt hoger te zijn

op zowel het emotionele- als het functionele domein wanneer de schaalscores vergeleken

worden met die van patiënten met gegeneraliseerde vitiligo(32)

. Naar mijn weten is dit de

eerste studie waarbij de invloed van AD/LPP op de kwaliteit van leven werd onderzocht.

De resultaten tonen tevens een grotere impact op de kwaliteit van leven bij patiënten

die eerder behandeld werden in verband met de gehyperpigmenteerde maculae. Ook werd een

verband aangetoond tussen kwaliteit van leven en de lokalisatie van de maculae op de

ventrale romp en coeur, evenals de combinatie van coeur, hals en gelaat.

Mogelijk komt de relatie tussen eerdere behandeling en de hogere scores op het

domein ‘emoties’ door een teleurstellend effect van de behandeling. Patiënten zouden

wanhopig kunnen worden bij het besef dat er beperkte tot geen behandelopties zijn. Een

andere reden kan zijn dat patiënten die veel impact van hun huidaandoening op de kwaliteit

van leven ervaren juist meer aandringen op behandeling.

Opvallend zijn soortgelijke resultaten van de studie van Linthorst-Homan et al.

Patiënten die in het verleden een behandeling ondergingen wegens gegeneraliseerde vitiligo

scoorden significant hoger op de domeinen ‘emoties’, ‘functioneren’ en de totaalscore. Op

dezelfde domeinen scoorden patiënten uit die studie hoger wanneer de maculae op de borst

gelokaliseerd waren. Dit resultaat werd ook bij onze studie gevonden, echter alleen op het

domein ‘emoties’. Dit verschil in domeinen kan te maken hebben met een verschil in grootte

van de onderzoekspopulatie, die bij onze studie kleiner is.

Hoewel de hypothese was dat hyperpigmentaties in het gelaat of hals in verband met

de zichtbaarheid een grote impact op de kwaliteit van leven zou hebben, werd dat verband

niet gevonden. De combinatie van gelaat, hals en coeur gaf wel een significante invloed op

het functioneren, maar mogelijk heeft dit met de uitgebreidheid of ernst van de laesies te

maken. Hoewel het verband met ernst niet gevonden werd, moet opgemerkt worden dat de

ernst gescoord werd door de onafhankelijk dermatoloog. Mogelijk was de uitkomst anders

geweest wanneer patiënten zelf de ernst van de aandoening hadden gescoord.

Opvallend zijn de hoge scores op de vragen over ‘zorgen over verergering van de

aandoening’ en de ervaren ‘boosheid’ en ‘ergernis’. Deze zorgen kunnen als reëel worden

beschouwd, aangezien het bekend is dat de hyperpigmentaties zich kunnen uitbreiden en dit

aan patiënten wordt verteld bij uitleg van de diagnose. Daarentegen is het ook bekend dat AD

een benigne huidaandoening is, maar werd er een hoge gemiddelde score gevonden op de

vraag ‘ik maak mij zorgen dat mijn huidaandoening ernstig is’. Hier zou in de toekomst een

taak voor de arts kunnen liggen, door de benigne en (relatief) onschuldige aard van de

aandoening te benadrukken. Ook kan worden uitgelegd dat het optreden van littekens niet te

verwachten is. Meer dan de helft van de patiënten geeft namelijk in verschillende mate van

ernst aan zich hierover zorgen te maken. Mogelijk worden de gehyperpigmenteerde maculae

door de patiënt als een soort litteken beschouwd.

Uit deze studie blijkt dat patiënten met AD/LPP zich op veel verschillende manieren kunnen

presenteren. Bovendien lijkt het om een dynamische ziekte te gaan: bij veel patiënten treedt

Page 23: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

22

een verandering op in kleur, grootte en aantal laesies, hoewel de ernst van de aandoening vaak

stabiel blijft. De aandoening is chronisch, waarbij de kleur, grootte aantal en ernst van de

laesies niet gerelateerd is aan de duur van de klachten.

Er zijn geen duidelijke diagnostische criteria om de diagnose AD of LPP te stellen.

Histologische beoordeling van een huidbiopt is wel van belang ter ondersteuning van de

diagnose en om andere (behandelbare) diagnosen uit te sluiten. Histopathologische

verschijnselen zijn vacuolisatie van de basale cellaag, evenals pigmentincontinentie,

melanofagen en een mononucleair, perivasculair infiltraat. Af en toe wordt een Civatte

lichaampje waargenomen. Toch zijn er ook histologisch geen bewijzende criteria en kunnen

er zelfs verschillen worden gezien tussen relatief oudere en nieuwere laesies(24)

.

Differentiaal diagnostisch moet onderscheid worden gemaakt met post-inflammatoire

hyperpigmentatie, idiopathische eruptieve maculaire pigmentatie, gepigmenteerde

contactdermatitis, nummulair eczeem, fixed drug eruptie, en systemische oorzaken als

hemochromatose en de ziekte van Addison. Toch blijft er soms na uitsluiten van andere

diagnosen een ‘restgroep’ over bestaande uit patiënten met gehyperpigmenteerde laesies van

dermaal gelegen pigment die niet reageren op therapie. Vaak wordt dan toch, hoewel klinisch

niet typisch, de diagnose AD gesteld. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de heterogene

klinische presentatie die zowel in onze studiepopulatie als in de literatuur werd gezien.

Een andere verklaring voor het heterogene klinische beeld van AD en LPP is dat het

onduidelijk is of er wel of geen relatie bestaat met lichen planus (LP). De belangrijkste

redenen om aan een relatie met LP te denken, is dat LP en de gehyperpigmenteerde maculae

bij verschillende patiënten gelijktijdig(20)

, of na elkaar(22, 23)

zijn waargenomen. In

tegenstelling tot de klassieke LP waarbij jeukende papels voorkomen, zouden de AD/LPP

laesies vaak asymptomatisch en vlak zijn. Zowel histologisch als bij immunofluorescentie zijn

er overeenkomsten en verschillen tussen AD/LPP en LP(24, 25, 41, 42)

. Daarnaast onderscheiden

sommigen ook binnen LPP subgroepen, zoals lineaire lichen planus pigmentosus bij een

lineaire rangschikking van de laesies(43)

en lichen planus pigmentosus inversus(44)

(hyperpigmentaties in liezen of oksels).

Er zijn in de literatuur slechts weinig gegevens te vinden over het beloop van AD/LPP.

Beschrijvingen betreffen vaak kleine patiëntgroepen bij wie sprake is van een chronische

aandoening, en waarbij er sprake kan zijn van toename van het aantal laesies en het

conflueren van laesies(1, 18)

. Voor zover bekend, is er tot op heden nooit een studie geweest

naar het beloop van AD/LPP bij volwassen patiënten.

Uit deze studie blijkt dat de kleur en grootte van de laesies bij veel patiënten afneemt.

Dit lijkt dus niet geheel in overeenstemming te zijn met de literatuur. Toch heeft bij bijna 50%

van de patiënten in de loop van de tijd toename van het aantal laesies plaatsgevonden, hoewel

de ernst van de aandoening bij de meeste patiënten stabiel bleef. Wanneer deze groep

‘stabiele’ patiënten buiten beschouwing worden gelaten, werd bij meer patiënten een

verbetering dan een verslechtering van de ernst van het huidbeeld gezien. Bij zes patiënten

verdween de aandoening geheel, hetgeen eerder alleen beschreven is bij jonge kinderen(3)

.

Het classificeren van patiënten op basis van het beloop van de huidaandoening bleek moeilijk

te zijn doordat er veel combinaties van kleur, grootte, uitbreiding en ernst werden gezien.

Daarnaast werd bij eenzelfde patiënt soms een verschillend beloop van laesies waargenomen.

Dit dynamische beloop werd op voorhand niet verwacht. Patiënten uit één categorie hadden

dus niet een exact gelijk beloop van de aandoening.

Uit de resultaten van deze studie blijkt dat veel patiënten één of meer behandelingen

ondergingen maar dat patiënten met eenzelfde beloop van de aandoening geen

gemeenschappelijke behandeling ondergingen die dit beloop zou kunnen verklaren.

Page 24: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

23

Hoewel er in de afgelopen decennia veel behandelingen geprobeerd zijn, is er tot op

heden nog geen werkzame therapie. Uitgevoerde studies zijn vaak met kleine aantallen

patiënten. Topicale behandeling met bijvoorbeeld corticosteroïden, blekende crèmes en

calcineurineremmers geven vaak teleurstellende resultaten vanwege de diepe ligging van het

pigment, namelijk in de dermis. Ook andere behandelingen die patiënten probeerden, zoals

dermabrasie en peelings, zijn vanwege hun primaire effect op de epidermis vaak niet

werkzaam bij AD.

Wat betreft systemische therapie voor AD of LPP zijn onder andere de antileprotica

clofazimine en dapson gebruikt(15, 16, 33, 34)

. Geen van de patiënten in deze studie had een

behandeling met clofazimine ondergaan. Eén patiënt werd langdurig behandeld met dapson.

Dapson heeft naast een bacteriostatische werking tegen Mycobacterium leprae, anti-

inflammatoire effecten waardoor het ook gebruikt wordt bij de behandeling van chronische

inflammatoire dermatosen(45)

. Mogelijk speelt dapson ook een rol in de regulatie van de

immuunrespons van AD. Positieve effecten die beschreven zijn bij drie patiënten bestaan uit

afname van de pigmentatie en stop van uitbreiding(33, 34)

. Onze patiënt werd weliswaar met

een lagere dosis behandeld, maar ook langer dan de beschreven patiënten. Het resultaat was

helaas eerder negatief dan positief.

Tot op heden zijn de resultaten van behandeling met laser verschillend(2, 46)

.

Behandeling met laser kan echter niet bij iedereen zonder risico worden toegepast, aangezien

er ook nadelige effecten kunnen optreden zoals laser-geïnduceerde postinflammatoire

hyperpigmentatie(47)

en dermale fibrose(48)

. Meerdere patiënten die voor deze studie werden

gezien, kregen te maken met deze nadelige effecten.

Om op basis van het beloop van de huidaandoening een subgroep te identificeren van

patiënten die een gelijke klinische presentatie en/of respons op behandeling hadden, bleek niet

goed mogelijk te zijn. Voor vervolgonderzoek zou een beoordeling kunnen plaatsvinden van

de histologische kenmerken. Mogelijk is er op basis van histologische kenmerken en klinische

presentatie en/of beloop wel een subgroep te identificeren.

Klinisch opvallende waarnemingen

Drie patiënten waren klinisch opvallend wegens een lineaire presentatie van lenticulaire,

polygonale hyperpigmentaties. Wanneer AD/LPP een spectrum zou vormen met LP, zou deze

presentatie zich mogelijk meer aan de zijde van LP bevinden, hoewel slechts twee patiënten

papels hadden gehad en één lichte jeuk had ervaren. Het lineaire patroon is eerder beschreven

bij zowel AD(49)

als LPP(43)

. Wederom geldt dat histologische beoordeling mogelijk meer

inzichten biedt.

Een andere opvallende groep bestond uit zes patiënten met gelijktijdig zowel AD als

hypo- of depigmentaties (figuur 5). Twee van hen waren eerder gediagnosticeerd met vitiligo,

bij een andere patiënt werd een atypisch beeld van vitiligo gezien. Vitiligo is een verworven,

chronische aandoening waarbij depigmentatie van de huid optreedt door selectieve destructie

van melanocyten. Hoewel er meerdere theorieën zijn over de etiologie, is de ‘auto-immuun

theorie’ daarvan op dit moment de meest aangehangen en best onderbouwde(50)

. Het

gelijktijdig voorkomen is bijzonder, vanwege de tegengestelde effecten op de pigmentatie. In

de literatuur is tweemaal eerder deze combinatie van ziektebeelden bij dezelfde patiënt

beschreven(51, 52)

. Hoewel er bij AD geen destructie van melanocyten is beschreven, zou

pathofysiologisch mogelijk ook aan een auto-immuunreactie kunnen worden gedacht.

Opvallend is ook dat vier patiënten een eerstegraads familielid hadden met vitiligo (10.2%).

De prevalentie van vitiligo bij eerstegraads familieleden bij verschillende bevolkingsgroepen

ligt tussen de 4.8 en 7.1%(53)

. De wereldwijde prevalentie van vitiligo wordt geschat op 0.5–

Page 25: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

24

1%(50)

. Voor vervolgstudies zou kunnen worden gevraagd naar het voorkomen van (andere)

auto-immuunaandoeningen bij de patiënt zelf of in de familie.

Bij een andere patiënt bleek de depigmentatie opgetreden te zijn na forse irritatie in

reactie op gebruik van een (onbekende) bleekcrème in verband met AD. Als verklaring zou

gedacht kunnen worden aan hydrochinon-geïnduceerde depigmentatie of hypopigmentatie(54)

.

Van de overige patiënten hadden drie een blekende crème gebruikt, waarvan één in

combinatie met lasertherapie. Twee patiënten gebruikten dergelijke crèmes niet. Het gebruik

van blekende crèmes lijkt dus niet voor alle patiënten een verklaring te zijn voor het ontstaan

van de lichte plekken.

Tot slot viel het klinisch op dat patiënten met huidtype I-III vaker een gunstiger beloop

van de huidaandoening hadden, hoewel dit statistisch niet kon worden aangetoond. Een

significant verband werd wel gevonden voor het kleiner worden van de laesies bij mensen met

een licht huidtype. Voor het lichter worden van de kleur werd geen significant verband

aangetoond, mogelijk doordat het een kleine studiepopulatie betrof.

Sterkte- en zwakte analyse Het gebruik van een gevalideerde, dermatologie-specifieke vragenlijst is een sterk punt van

deze studie en maakt een vergelijking van de kwaliteit van leven met andere dermatologische

ziektebeelden mogelijk, wanneer die gemeten zijn door gebruik te maken van dezelfde

vragenlijst. Bovendien biedt dit de mogelijkheid om vaker bij dezelfde patiënten deze

vragenlijst af te nemen, waardoor inzicht ontstaat in de gemiddeld ervaren kwaliteit van leven

gedurende een langere tijdsperiode. In combinatie met het directe contact met de patiënt kan

blijken waar de patiënt behoefte aan heeft, bijvoorbeeld psychologische ondersteuning. Voor

vervolgonderzoek zou daarnaast gebruik kunnen worden gemaakt van een generieke

vragenlijst voor kwaliteit van leven, waardoor er ook een vergelijking mogelijk wordt met

andere, niet-dermatologische ziektebeelden.

Onder andere door het kleine aantal patiënten was het moeilijk subgroepen te

onderscheiden en bleken niet alle statistische toetsen uitvoerbaar te zijn. In vergelijking met

beschreven studies betreft het echter een grote populatie, zeker wanneer rekening wordt

gehouden met de zeldzaamheid van de aandoening. De gemiddelde follow-up duur in deze

studie is relatief lang, waardoor er meer en betere uitspraken gedaan kunnen worden over het

beloop van de ziekte in de tijd.

Limitaties zijn onder meer het retrospectieve design van (een deel van) de studie met

een relatief geringe respons rate wat mogelijk leidt tot bias. Het retrospectieve design maakte

dat niet alle benodigde gegevens van elke patiënt bekend waren en foto’s niet op een

gestandaardiseerde manier genomen waren. Van de patiënten die geen foto’s van het huidige

huidbeeld stuurden, werd voor het eindoordeel gebruik gemaakt van een antwoorden uit de

door de patiënt zelf ingevulde vragenlijsten, welke mogelijk afwijken van de mening van de

dermatoloog. Daarnaast was de patiëntpopulatie afkomstig van een tertiair verwijscentrum

voor pigmentstoornissen, waardoor mogelijk alleen patiënten die nog veel (emotionele of

functionele) klachten van hun huidaandoening ervaren, wilden deelnemen.

Hoewel in de dermatologie de ‘physician global assessment’ een veelgebruikte

uitkomstmaat is, is het een subjectieve uitkomstmaat. Om de impact zo veel mogelijk te

beperken zijn de foto’s allemaal beoordeeld door één ervaren dermatoloog.

Veel overige informatie is verkregen d.m.v. vragenlijsten en consulten. Soms kwam

het voor dat er een discrepantie bestond tussen de antwoorden van patiënten met de gegevens

uit het patiëntdossier. Patiënten werden hier tijdens het consult specifiek naar gevraagd.

Tot slot moet worden opgemerkt dat het beloop van de huidaandoening beschreven is,

terwijl het grootste deel van de patiënten eerder behandeld is. Hoewel patiënten aangeven dat

Page 26: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

25

zij van het merendeel van de therapieën geen effect bemerkten, mag niet worden gesproken

over het natuurlijk beloop van de huidaandoening aangezien daarbij sprake is van een beloop

van een aandoening zonder een interventie of behandeling. Vervolgonderzoek bij patiënten

die niet behandeld werden in verband met de huidaandoening zou wenselijk zijn. Echter

gezien het zeldzame voorkomen van de aandoening en het doorgaans eerder behandeld zijn

(bijvoorbeeld in de eerste lijn), zou het includeren van voldoende patiënten bemoeilijken.

Page 27: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

26

Conclusie De resultaten van deze studie tonen dat AD/LPP invloed heeft op de gezondheidsgerelateerde

kwaliteit van leven. De invloed op het emotionele domein is ernstig en significant hoger dan

op de andere domeinen. De invloed op het functionele domein is mild. Het eerder hebben

gehad van een behandeling evenals de lokalisatie van de hyperpigmentatie op de ventrale

romp geeft een verhoogde impact op het emotionele domein van kwaliteit van leven. Een

relatie met de sociaal demografische kenmerken leeftijd en geslacht werd niet gevonden,

evenmin als een relatie met de duur en de ernst van de aandoening, naar mening van een

onafhankelijk dermatoloog. Patiënten maken zich vooral zorgen over de ernst van de

huidaandoening en over het ontwikkelen van littekens. Hieraan kan meer aandacht besteed

worden bij uitleg over de aandoening door de zorgprofessionals.

AD/LPP lijkt een dynamische aandoening te zijn die zich op vele manieren kan

presenteren. Bij het merendeel van de patiënten treedt er een verandering in kleur, grootte en

aantal laesies op, hoewel de ernst van de huidaandoening vaak stabiel blijft. Een relatie met de

duur van de huidaandoening werd niet gevonden. Ook verbetering en zelfs het geheel

verdwijnen van de aandoening werd bij volwassen patiënten geobserveerd. Er zijn geen

opvallende gemeenschappelijke kenmerken bij klinische presentatie tussen patiënten met een

gemeenschappelijk beloop van de aandoening. Veel patiënten ondergingen tenminste één

behandeling, maar patiënten met eenzelfde beloop van de aandoening hadden geen gelijke

therapie ondergaan die dit beloop zou kunnen verklaren. Retrospectief kon geen subgroep

worden geïdentificeerd op basis van gemeenschappelijke klinische kenmerken bij klinische

presentatie, respons op behandeling en beloop van de huidaandoening.

Klinisch leken patiënten met hyperpigmentaties in een lineair patroon en patiënten met

een lichter huidtype een gunstiger beloop te hebben, hoewel dit niet kon worden aangetoond.

Patiënten die naast AD/LPP tevens hypo- of depigmentaties ontwikkelden waren gezien de

tegengestelde effecten op de pigmentatie klinisch ook opvallend.

Wanneer bij vervolgonderzoek over AD/LPP en kwaliteit van leven gebruik zou

worden gemaakt van een generieke vragenlijst, wordt ook vergelijking met niet-

dermatologische ziektebeelden mogelijk. Optioneel zou bij een vervolgonderzoek

histologische beoordeling van de huidaandoening kunnen plaatsvinden. Mogelijk kan een

subgroep geïdentificeerd worden op basis van gelijke histologische kenmerken, beloop en/of

klinische presentatie. Vervolgonderzoek met een grotere studiepopulatie zou mogelijk meer

inzichten kunnen bieden op bovengenoemde punten. Wenselijk zou zijn om vervolgonderzoek

met alleen onbehandelde AD/LPP patiënten te verrichten om betere uitspraken te kunnen

doen over het natuurlijk beloop, hoewel dat ethisch en praktisch moeilijk haalbaar zal zijn.

Page 28: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

27

Referenties

1. Ramirez C. Los cenicientos: Problema Clinica. Memoria del Primer Congresso

Centroamericano de Dermatologica. 1957:122-30.

2. Imanishi H, Tsuruta D, Kobayashi H, Ishii M, Nakagawa K. Two cases of unilateral ashy

dermatosis. Case Rep Dermatol. 2011;3(1):1-4.

3. Silverberg NB, Herz J, Wagner A, Paller AS. Erythema dyschromicum perstans in prepubertal

children. Pediatr Dermatol. 2003;20(5):398-403.

4. Torrelo A, Zaballos P, Colmenero I, Mediero IG, de Prada I, Zambrano A. Erythema

dyschromicum perstans in children: a report of 14 cases. J Eur Acad Dermatol Venereol.

2005;19(4):422-6.

5. Jablonska S. Ingestion of ammonium nitrate as a possible cause of erythema dyschromicum

perstans (ashy dermatosis). Dermatologica. 1975;150(5):287-91.

6. Lambert WC, Schwartz RA, Hamilton GB. Erythema dyschromicum perstans. Cutis.

1986;37(1):42-4.

7. Tienthavorn T, Tresukosol P, Sudtikoonaseth P. Patch testing and histopathology in Thai

patients with hyperpigmentation due to Erythema dyschromicum perstans, Lichen planus

pigmentosus, and pigmented contact dermatitis. Asian Pac J Allergy Immunol.

2014;32(2):185-92.

8. Zenorola P, Bisceglia M, Lomuto M. Ashy dermatosis associated with cobalt allergy. Contact

Dermatitis. 1994;31(1):53-4.

9. Penagos H, Jimenez V, Fallas V, O'Malley M, Maibach HI. Chlorothalonil, a possible cause of

erythema dyschromicum perstans (ashy dermatitis). Contact Dermatitis. 1996;35(4):214-8.

10. Stevenson JR, Miura M. Erythema dyschromicum perstans. (Ashy dermatosis). Archives of

dermatology. 1966;94(2):196-9.

11. Molinero J, Vilata JJ, Nagore E, Obon L, Grau C, Aliaga A. Ashy dermatosis in an HIV

antibody-positive patient. Acta Derm Venereol. 2000;80(1):78-9.

12. Nelson MR, Lawrence AG, Staughton RC, Gazzard BG. Erythema dyschromicum perstans in

an HIV antibody-positive man. Br J Dermatol. 1992;127(6):658-9.

13. Venencie PY, Foldes C, Laurian Y, Lemarchand-Venencie F, Lemay D, Verroust F. Erythema

dyschromicum perstans following human immunodeficiency virus seroconversion in a child

with hemophilia B. Archives of dermatology. 1988;124(7):1013-4.

14. Kontochristopoulos GJ, Aroni K, Anagnostopoulos G, Nakopoulou L, Tassopoulos NC.

Erythema dyschromicum perstans and hepatitis C virus infection. Int J Dermatol.

2001;40(5):346-8.

15. Baranda L, Torres-Alvarez B, Cortes-Franco R, Moncada B, Portales-Perez DP, Gonzalez-

Amaro R. Involvement of cell adhesion and activation molecules in the pathogenesis of

erythema dyschromicum perstans (ashy dermatitis). The effect of clofazimine therapy.

Archives of dermatology. 1997;133(3):325-9.

16. Piquero-Martin J, Perez-Alfonzo R, Abrusci V, Briceno L, Gross A, Mosca W, et al. Clinical

trial with clofazimine for treating erythema dyschromicum perstans. Evaluation of cell-

mediated immunity. Int J Dermatol. 1989;28(3):198-200.

17. Zaynoun S, Rubeiz N, Kibbi AG. Ashy dermatoses--a critical review of the literature and a

proposed simplified clinical classification. Int J Dermatol. 2008;47(6):542-4.

18. Convit J, Kerdel-Vegas F, Rodríguez G. Erythema dyschromicum perstans: a hitherto

undescribed skin disease. The Journal of investigative dermatology. 1961;36:457-62.

19. Knox JM, Dodge BG, Freeman RG. Erythema dyschromicum perstans. Archives of

dermatology. 1968;97(3):262-72.

20. Bhutani L, Bedi T, Pandhi R, Nayak N. Lichen planus pigmentosus. Dermatologica.

1974;149(1):43-50.

Page 29: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

28

21. Schwartz RA. Erythema dyschromicum perstans: the continuing enigma of Cinderella or ashy

dermatosis. Int J Dermatol. 2004;43(3):230-2.

22. Berger RS, Hayes TJ, Dixon SL. Erythema dyschromicum perstans and lichen planus: are they

related? J Am Acad Dermatol. 1989;21(2 Pt 2):438-42.

23. Naidorf KF, Cohen SR. Erythema dyschromicum perstans and lichen planus. Archives of

dermatology. 1982;118(9):683-5.

24. Tschen JA, Tschen EA, McGavran MH. Erythema dyschromicum perstans. J Am Acad

Dermatol. 1980;2(4):295-302.

25. Vega ME, Waxtein L, Arenas R, Hojyo T, Dominguez-Soto L. Ashy dermatosis and lichen

planus pigmentosus: a clinicopathologic study of 31 cases. Int J Dermatol. 1992;31(2):90-4.

26. Vega ME, Waxtein L, Arenas R, Hojyo T, Dominguez-Soto L. Ashy dermatosis versus lichen

planus pigmentosus: a controversial matter. Int J Dermatol. 1992;31(2):87-8.

27. Both H, Essink-Bot ML, Busschbach J, Nijsten T. Critical review of generic and dermatology-

specific health-related quality of life instruments. The Journal of investigative dermatology.

2007;127(12):2726-39.

28. Guyatt GH, Feeny DH, Patrick DL. Measuring health-related quality of life. Ann Intern Med.

1993;118(8):622-9.

29. Guyatt GH, Osoba D, Wu AW, Wyrwich KW, Norman GR, Clinical Significance Consensus

Meeting G. Methods to explain the clinical significance of health status measures. Mayo Clin

Proc. 2002;77(4):371-83.

30. Prinsen CA, de Korte J, Augustin M, Sampogna F, Salek SS, Basra MK, et al. Measurement of

health-related quality of life in dermatological research and practice: outcome of the EADV

Taskforce on Quality of Life. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2013;27(10):1195-203.

31. Handel AC, Miot LD, Miot HA. Melasma: a clinical and epidemiological review. An Bras

Dermatol. 2014;89(5):771-82.

32. Linthorst Homan MW, Spuls PI, de Korte J, Bos JD, Sprangers MA, van der Veen JP. The

burden of vitiligo: patient characteristics associated with quality of life. J Am Acad Dermatol.

2009;61(3):411-20.

33. Bahadir S, Cobanoglu U, Cimsit G, Yayli S, Alpay K. Erythema dyschromicum perstans:

response to dapsone therapy. Int J Dermatol. 2004;43(3):220-2.

34. Kontochristopoulos G, Stavropoulos P, Panteleos D, Aroni K. Erythema dyschromicum

perstans: response to dapsone therapy. Int J Dermatol. 1998;37(10):796-8.

35. Al-Mutairi N, El-Khalawany M. Clinicopathological characteristics of lichen planus

pigmentosus and its response to tacrolimus ointment: an open label, non-randomized,

prospective study. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2010;24(5):535-40.

36. Prinsen CA, Lindeboom R, de Korte J. Interpretation of Skindex-29 scores: cutoffs for mild,

moderate, and severe impairment of health-related quality of life. The Journal of investigative

dermatology. 2011;131(9):1945-7.

37. Prinsen CA, Lindeboom R, Sprangers MA, Legierse CM, de Korte J. Health-related quality of

life assessment in dermatology: interpretation of Skindex-29 scores using patient-based

anchors. The Journal of investigative dermatology. 2010;130(5):1318-22.

38. Chren MM, Lasek RJ, Flocke SA, Zyzanski SJ. Improved discriminative and evaluative

capability of a refined version of Skindex, a quality-of-life instrument for patients with skin

diseases. Archives of dermatology. 1997;133(11):1433-40.

39. Benjamins M, van der Wal VB, de Korte J, van der Veen JPW. Quality of life in Dutch

patients with hidradenitis suppurativa (acne inversa). Ned Tijdschr Dermatol Venereol.

2009;19:446-50.

40. Lasek RJ, Chren MM. Acne vulgaris and the quality of life of adult dermatology patients.

Archives of dermatology. 1998;134(4):454-8.

41. Miyagawa S, Komatsu M, Okuchi T, Shirai T, Sakamoto K. Erythema dyschromicum

perstans. Immunopathologic studies. J Am Acad Dermatol. 1989;20(5 Pt 2):882-6.

42. Novick NL, Phelps R. Erythema dyschromicum perstans. Int J Dermatol. 1985;24(10):630-3.

43. Hong S, Shin JH, Kang HY. Two cases of lichen planus pigmentosus presenting with a linear

pattern. J Korean Med Sci. 2004;19(1):152-4.

Page 30: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

29

44. Gaertner E, Elstein W. Lichen planus pigmentosus-inversus: case report and review of an

unusual entity. Dermatol Online J. 2012;18(2):11.

45. Wozel G, Blasum C. Dapsone in dermatology and beyond. Arch Dermatol Res.

2014;306(2):103-24.

46. Kim BS, Aum JA, Kim HS, Kim SJ, Kim MB, Oh CK, et al. Coexistence of classic lichen

planus and lichen planus pigmentosus-inversus: resistant to both tacrolimus and clobetasol

propionate ointments. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2008;22(1):106-7.

47. Kroon MW, Wind BS, Meesters AA, Wolkerstorfer A, van der Veen JP, Bos JD, et al. Non-

ablative 1550 nm fractional laser therapy not effective for erythema dyschromicum perstans

and postinflammatory hyperpigmentation: a pilot study. J Dermatolog Treat. 2012;23(5):339-

44.

48. Wind BS, Meesters AA, Kroon MW, Beek JF, van der Veen JP, van der Wal AC, et al.

Formation of fibrosis after nonablative and ablative fractional laser therapy. Dermatol Surg.

2012;38(3):437-42.

49. Yokozeki H, Ueno M, Komori K, Nishioka K. Multiple linear erythema dyschromicum

perstans (ashy dermatosis) in the lines of Blaschko. Dermatology. 2005;210(4):356-7.

50. Ezzedine K, Eleftheriadou V, Whitton M, van Geel N. Vitiligo. Lancet. 2015.

51. Henderson CD, Tschen JA, Schaefer DG. Simultaneously active lesions of vitiligo and

erythema dyschromicum perstans. Archives of dermatology. 1988;124(8):1258-60.

52. Naik NS. Erythema dyschromicum perstans and vitiligo. Dermatol Online J. 2003;9(4):25.

53. Alikhan A, Felsten LM, Daly M, Petronic-Rosic V. Vitiligo: a comprehensive overview Part I.

Introduction, epidemiology, quality of life, diagnosis, differential diagnosis, associations,

histopathology, etiology, and work-up. J Am Acad Dermatol. 2011;65(3):473-91.

54. Jow T, Hantash BM. Hydroquinone-induced depigmentation: case report and review of the

literature. Dermatitis. 2014;25(1):e1-5.

Page 31: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

30

Bijlagen

Bijlage 1: Vragenlijst over het beloop van de huidaandoening, respons op behandeling en

mogelijke risicofactoren.

Page 32: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

31

Bijlage 1: vervolg

Page 33: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

32

Bijlage 1: vervolg

Page 34: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

33

Bijlage 1: vervolg

Page 35: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

34

Bijlage 2: Skindex-29 (Stichting Aquamarijn, handleiding Nederlandstalige Skindex-29, mei 2005)

Page 36: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

35

Bijlage 2: Skindex-29, vervolg

Page 37: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

36

Bijlage 3 Skindex-29 vragenlijst, ingedeeld per domein. (Stichting Aquamarijn, handleiding Nederlandstalige Skindex-29, mei 2005)

Page 38: Retrospectieve studie naar het Beloop en de Kwaliteit van ...scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/2015/BakkerM/BakkerM.pdfkunnen maken met een andere opzet van een

37

Bijlage 4: Klinische patiëntkenmerken bij eerste presentatie SNIP gekoppeld aan beloop.

Geslacht Huidtype Symptomen ontstaan Erytheem

Subgroep Man Vrouw I-III IV-VI Ja Nee Ja Nee

Geh verdwenen 2 4 2 4 2 4 2 4

Beter 1 8 1 8 4 5 0 9

Stabiel 4 15 1 18 7 12 6 13

Slechter 0 5 0 5 3 2 0 5

Totaal 7 32 4 35 16 23 8 31

Pr. efflorescentie Distributie Kleur*

Subgroep Macula Papel Unilateraal Bilateraal Grijs Grijs/blauw Bruin Bruin/zwart

Geh verdwenen 5 1 1 5 4 2 0 0

Beter 8 1 3 6 2 1 3 3

Stabiel 18 1 1 18 5 8 1 4

Slechter 5 0 1 4 2 3 0 0

Totaal 36 3 6 33 13 14 4 7

Patroon* Vorm*

Subgroep Diffuus Vlekkerig Lineair Rond Ovaal Reticulair Lineair Polygonaal

Geh verdwenen 0 4 1 2 2 0 0 1

Beter 0 7 2 5 1 0 0 2

Stabiel 1 17 0 7 6 1 0 0

Slechter 0 3 0 2 1 0 1 0

Totaal 1 31 3 16 10 1 1 3

Begrenzing* Lokalisatie**

Subgroep Onscherp Matig scherp Scherp Gelaat Hals Romp Extremiteiten Plooien

Geh verdwenen 2 3 1 2 4 9 3 0

Beter 6 1 2 2 1 6 3 1

Stabiel 16 3 0 12 4 9 6 1

Slechter 1 3 0 2 2 5 3 0

Totaal 25 10 3 18 11 29 15 2

* Ontbrekende data:

- Kleur: uit de categorie ‘stabiel’ is van één patiënt de kleur van de laesies onbekend.

- Patroon: van vier patiënten is het patroon van de laesies onbekend.

- Vorm: van 3 patiënten is de vorm onbekend. Vijf patiënten hebben een andere vorm dan de

hierboven genoemde.

- Begrenzing: uit de categorie ‘slechter’ is van één patiënt de begrenzing van de laesies

onbekend.

** Lokalisatie van de gehyperpigmenteerde laesies zoals gescoord door de onafhankelijk

dermatoloog. Bij sommige patiënten zaten de hyperpigmentaties gelijktijdig op meer dan één

plaats.