rapport-definitief beuningen wilgenoord 35329 v2.0 01-11-2011 · controle dhr. drs. j.w. oudhof...
TRANSCRIPT
Colofon Projectnummer : 14050309/35329 Auteurs : G.C.W. Verschoor BA, H.W.D. van den Engel BA, drs. T. Nales Redactie : dr. A. Kerkhoven
Versie : 2.0 ISBN : 978-90-8996-281-2 Definitieve versie Opdrachtgever : Croonen Adviseurs
mevr. M. Courtier Postbus 435 5240 AK Rosmalen © Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, november 2011 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Controle Dhr. drs. J.W. Oudhof Senior Archeoloog 23-07-2009 Goedkeuring Dhr. A. Senff Gemeente Beuningen
Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend
Veldonderzoek (IVO), d.m.v. boringen
Wilgenoord, Beuningen Gemeente Beuningen CIS-code: 35329
SAMENVATTING: In opdracht van Croonen Adviseurs zijn in mei-juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied op de locatie Wilgenoord in Beuningen, gemeente Beuningen.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied op de rand van een oeverwalachtige vlakte ligt van de diverse rivieren die hier actief zijn geweest, waaronder de Winssense stroomrug die direct ten westen van het plangebied ligt. Het plangebied heeft daardoor een middelhoge tot hoge trefkans op archeologische waarden. Vanwege deze geomorfologische ligging kunnen archeologische waarden worden aangetroffen worden vanaf het Neolithicum.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat het plangebied gelegen is in een komgebied. Komgebieden zijn in het verleden overwegend te vochtig geweest voor bewoning. Theoretisch is er in de top van het daaronder gelegen Laagpakket van Wijchen enige tijd gedurende het Neolithicum menselijke activiteit mogelijk geweest. Vanwege de aanwezigheid van hoger gelegen locaties in de nabije omgeving is de kans echter klein dat men in die periode actief is geweest in het huidige plangebied. Pas na bedijking en ontginning gedurende de Late-Middeleeuwen zijn komgebieden in gebruik genomen als grasland. Mocht er vanaf de Late-Middeleeuwen menselijke activiteiten zijn geweest in het plangebied, dan bevinden eventuele sporen zich vlak onder het maaiveld. De top van het kleidek is echter tot een diepte van 50-70 cm verstoord. De archeologische verwachting voor het gebied dient daardoor naar beneden te worden bijgesteld tot een lage verwachting voor alle perioden.
Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
INHOUDSOPGAVE:
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4
1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plangebied ..................................................................................................... 5
2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 7 2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................ 7 2.3. Bekende archeologische waarden .......................................................................................... 9 2.4. Historisch landgebruik ............................................................................................................. 9 2.5. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel ................................................................ 9
3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 11 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 11 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 11 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 11 3.4. Interpretatie ........................................................................................................................... 12
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................... 13 4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 13 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 14 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 14
LITERATUUR EN KAARTEN ............................................................................................................. 15
LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 16
BIJLAGEN 1. Topografische kaart 2. Archis-informatie 3. Overzicht Archismeldingen 4. Boorlocatiekaart 5. Boorbeschrijvingen 6. Periodentabel 7. Kadastrale Minuutkaart 1811-1832 8. Luchtfoto RAF 1944 9. Topografische kaart 1985
4
Administratieve gegevens van het plangebied
Toponiem Beuningen Wilgenoord
CIS-code 35329
Plaats Beuningen
Gemeente Beuningen
Kadastrale aanduiding Sectie G nr. 1313, 1575
Provincie Gelderland
Coördinaten
Centrum
Hoekpunten
180145/429860
180140/429895 (N);
180200/429880 (O);
180145/429830 (Z);
180075/429860 (W).
Oppervlakte plangebied Circa 10.000 m2
Opdrachtgever Croonen Adviseurs
Contactpersoon: mevr. M. Courtier
Postbus 435
5240 AK Rosmalen
Tel: 073-5233900
Uitvoerder Becker & Van de Graaf bv
Contactpersoon: G.C.W. Verschoor
Postbus 126
2200 AC Noordwijk (ZH)
Tel: 071-3326888
Bevoegde overheid Gemeente Beuningen
Contactpersoon: dhr. A. Senff
Postbus 14
6640 AA Beuningen
Tel: 024-6780800
Beheer en plaats van
documentatie
Becker & Van de Graaf, Noordwijk
Uitvoeringsdatum veldwerk 29 mei 2009
5
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Becker & Van de Graaf bv, onderdeel van de IDDS groep, heeft in opdracht van Croonen Adviseurs een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd op de locatie Wilgenoord in Beuningen, gemeente Beuningen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in mei-juni 2009. De aanleiding voor dit onderzoek is de aanvraag voor een bouwvergunning ten behoeve van herstructurering van de locatie die momenteel in gebruik is als woonwagencentrum. Hier zullen minimaal 6 woningen worden gebouwd. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een nog onbekende diepte. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.1
1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek
De doelstelling van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit voortvloeiend wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Het doel van het veldonderzoek is het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde verwachting, die gebaseerd is op het bureauonderzoek. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Nales 2009):
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (Centraal College van Deskundigen 2006) en de provinciale eisen.
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 6. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
1.3. Ligging van het plangebied
De ligging van het onderzochte gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied betreft het woonwagencentrum op de locatie Wilgenoord te Beuningen, gemeente Beuningen. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn weergegeven in bijlage 4. Ten
1 Vooralsnog zijn de directe en indirecte verstoring van eventuele archeologische waarden door heiwerkzaamheden onduidelijk. Derhalve wordt verstoring door heiwerkzaamheden buiten beschouwing gelaten.
6
tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als woonwagencentrum. Een deel van het plangebied omvatte woonwagens met tuin en een deel was verhard ten behoeve van parkeergelegenheid.
7
2. Bureauonderzoek
2.1. Werkwijze
Bij het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Er is onder meer gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), De Archeologische Monumentkaart (AMK) en het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen uit historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19e eeuw (www.watwaswaar.nl), Topografische Militaire kaarten uit 1830-1850, luchtfoto’s van de RAF uit 1944 en topografische kaarten van 1903 (Uitgeverij Nieuwland 2005) en 1957, 1966, 1990 en 1995 (watwaswaar.nl)
Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en de geomorfologische kaarten van respectievelijk Nederland en de Rijn-Maas delta gebruikt (Stichting voor Bodemkartering 1985; Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst 1985; Berendsen/Stouthamer 2001). Voor informatie over het reliëf in en rondom het plangebied is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit beschikbare achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst).
2.2. Geologie, geomorfologie en bodem
2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap Het landschap van het Midden-Nederlandse rivierengebied is gevormd door erosie en sedimentatie vanuit in de tijd zich verleggende rivierstromen. Gedurende de laatste ijstijd (het Weichselien, 120.000 tot 10.000 jaar geleden) bestond het gebied uit een vlechtend riviersysteem. Dit bestond uit vele geulen met daartussen kale zandbanken die in de ondergrond een dik pakket zand en grind hebben achtergelaten. In de omgeving van Lobith bevinden de afzettingen van vlechtende rivieren zich op een diepte van ongeveer 2 m –mv en in de omgeving van Rotterdam bevinden ze zich op bijna 20 m –mv.
Na de laatste ijstijd, gedurende het Holoceen (ongeveer 10.000 jaar geleden tot heden) hadden de meeste rivieren die door Midden-Nederland stroomden een meanderend rivierpatroon2. Een meanderende rivier heeft een kronkelend verloop, waarbij door erosie van de oevers de bochten steeds groter worden en/of langzaam stroomafwaarts migreren (figuur 1). De breedte van de geul blijft echter vrijwel gelijk. Hierdoor wordt in de binnenbocht van een meander zand afgezet en ontstaat door de migratie over vele jaren een breed zandlichaam in de bodem. Buiten de geul wordt bij overstromingen het zand en de zandige kleien afgezet op de oevers van de geul en worden oeverwallen gevormd. Verder van de geul verwijderd, in de lager gelegen komgebieden, wordt steeds fijner sediment afgezet in de vorm van siltige kleien. In de verst van de stroomgeul gelegen komgebieden ontstaat veengroei. .
Bij actieve rivieren zijn met name de oeverwallen belangrijk voor de mens. Door de hogere ligging overstromen de oeverwallen minder vaak dan de komgebieden, waardoor ze geschikter zijn voor bewoning en hieraan verwante nederzettingsactiviteiten, zoals akkerbouw. Daarnaast is de textuur van de zandige kleien van de oeverwallen beter geschikt voor akkerbouw dan de zware kleien en het veen van de komgebieden. De kommen stonden een groot deel van het jaar onder water en waren begroeid met moerasbos. De kommen zijn pas voor de landbouw in gebruik genomen na de bedijking van de rivieren in de Late-Middeleeuwen. Soms kunnen oeverwallen doorbreken, waarbij zogenaamde crevasses ontstaan (figuur 1). Een crevasse bestaat uit een diep uitgesleten geul door de oeverwal heen en een delta-achtige afzetting in de kom achter de oeverwal. Crevasse-afzettingen zijn veelal sterk zandig vanwege de hoge stroomsnelheden en de directe verbinding met de hoofdgeul.
2 In sommige gebieden en/of gedurende sommige periodes kwamen ook anastomoserende rivieren voor (Berendsen/ Stouthamer 2001)
8
Figuur 1. Blokdiagram van de afzettingen van meanderende rivieren en gerelateerde organische afzettingen in de Betuwe. De rivier stroomt naar links (Berendsen/Stouthamer 2001).
Sedimentatieprocessen in de geul van een rivier, kleine klimatologische veranderingen of specifieke lokale omstandigheden zorgden in het midden-nederlandse rivierengebied regelmatig voor de verlegging van een rivierloop over een traject van tientallen kilometers. In de nabijheid van de nieuwe geul werden de bestaande afzettingen geërodeerd terwijl bestaande afzettingen verder van de nieuwe geul verwijderd langzaam werden bedekt met nieuwe afzettingen. De oude rivierloop verlandde in zijn geheel, waarbij de laatste restgeul werd opgevuld met humeuze zanden en kleien en soms met veen. Door verschillen in de mate van inklinking tussen veen, klei en zand vormden de verlaten rivieren en hun oeverwallen ruggen in het landschap die stroomruggen of stroomgordels worden genoemd. Zand klinkt vrijwel niet in terwijl klei en vooral veen zeer sterk kunnen inklinken. Deze stroomruggen vormen net als oeverwallen hogere zones in het landschap die minder vaak overstromen en daardoor meer geschikt zijn voor bewoning en voor akkerbouw. Door verdergaande sedimentatie gedurende het Holoceen zijn verschillende van deze stroomruggen weer begraven geraakt, hergebruikt door een nieuwe rivier of grotendeels weg geërodeerd. Daardoor zijn sommige stroomruggen in het huidige landschap niet meer te herkennen.
2.2.2. Geomorfologie Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied in een rivierkom en oeverwalachtige vlakte (2M22). Een dergelijke eenheid wordt gebruikt om het gebied aan te geven tussen de hoge oeverwal langs de loop van de rivier en de laaggelegen komvlakte. Volgens de kaart van de Maas- en Rijndelta van Berendsen en Stouthamer zijn hier verschillende rivieren actief geweest waaronder de Winssense stroomgordel (actief geweest van circa 4480 – 3150 voor Chr.) die direct ten westen van het plangebied is gelegen en de stroomgordel van de Waal ten noorden van het plangebied die actief is sinds circa 325 na Chr. 2.2.3. Bodem Volgens de bodemkaart ligt het plangebied op een kalkloze poldervaaggrond met zavel en licht klei en profielverloop 3, 3 en 4 of 4 (Rn67C). Dit is een kleigrond met een grijze, gevlekte, niet slappe en niet humeuze ondergrond. Dit wil zeggen dat er doorgaans een lichte, zware en vaak weer lichtere klei opbouw van de bodem is. Het heeft een gereguleerde grondwatertrap V. Grondwatertrap V duidt op gronden met een sterk wisselende grondwaterstand. Bij grondwatertrap V wordt de Gemiddeld
9
hoogste Grondwaterstand (GHG) aangetroffen op minder dan 40 cm -mv terwijl de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) wordt aangetroffen op een diepte van meer dan 120 cm –mv.
2.3. Bekende archeologische waarden
Het plangebied staat op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden aangegeven als een gebied met een middelhoge trefkans op archeologische waarden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van Gelderland heeft het eveneens een middelhoge verwachting. Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Beuningen heeft het plangebied een hoge verwachting. Deze waardering is vermoedelijk gebaseerd op de ligging van het terrein op de rand van een oeverwalachtige vlakte nabij de Winssense stroomrug. Het plangebied ligt tussen twee archeoloigsche terreinen van zeer hoge waarde (bron: Archeologische MonumentenKaart (AMK)). AMK-terrein 299, circa 200 meter ten oosten van het plangebied op een verhoging in het landschap, zijn sporen van een Romeinse nederzetting aangetroffen met mogelijk sporen uit de IJzertijd (Archis waarnemingsnrs 4180, 4216, 4217, 6943, 6944, 7308, 7464, 7471 en 27610). Hier zijn tevens bewerkt vuursteen uit het Neolithicum en laat-middeleeuwse sporen gevonden. Mogelijk is deze verhoging een rivierduin. Rivierduinen zijn de oudst mogelijke woonplaatsen binnen het Nederlandse rivierengebied. Daarom worden hierop vaak archeologische waarden aangetroffen. Rivierduinen kunnen dicht onder het maaiveld liggen. AMK-terrein 309, circa 600 meter ten westen van het plangebied, betreft eveneens een Romeinse nederzetting, die op de Winssense stroomrug ligt. Hier zijn aardewerk en sporen uit het Neolithicum gevonden. (Archis waarnemingsnrs 17906, 21481, 25746, 25747, 41855 en 406093). Binnen een straal van een kilometer om het plangebied liggen nog vier AMK-terreinen met een hoge en zeer hoge waarde (deze zijn niet opgenomen in bijlage 2 en 3). AMK-terreinen 4602 en 4603 op circa 800-900 meter ten noordwesten van het plangebied betreffen Vroege IJzertijd bewoning en vondsten. Op AMK-terrein 4604, op een afstand van 750 m ten noordwesten van het plangebied, zijn vondsten en sporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd aangetroffen. Deze terreinen zijn allen gelegen op de Winssense Stroomrug. AMK-terrein 301, op 750 m ten noordoosten van het plangebied betreft een Romeinse nederzetting dat vermoedelijk nabij de Romeinse weg heeft gelegen. Hier zijn ook sporen en vondtsen aangetroffen die verband houden met Merovingische, Karolingische en Laat Middeleeuwse bewoning. Binnen een straal van 500 meter van het plangebied zijn verder nog diverse onderzoeken uitgevoerd en waarnemingen gedaan. Op een afstand van 150 m ten zuidoosten van het plangebied is bij de verbreding van een sloot Romeins aardewerk aangetroffen (Waarnemingsnummer 25887). Circa 100 meter verder naar het zuidoosten is IJzertijd en (inheems-) Romeins aardewerk aangetroffen samen met bot en bewerkt steen (Waarnemingsnummer 25861). Beide waarnemingen horen vermoedelijk bij het archeologisch terrein met nr. 299. Circa 175 m ten noordwesten van het plangebied is bij graafwerkzaamheden IJzertijd aardewerk aangetroffen (Waarnemingsnummer 40603). Op een afstand van 230 m ten noordwesten van het plangebied is de Romeinse weg aangetroffen die vanaf Nijmegen naar het westen loopt ter hoogte van de huidige Koningsweg (Archis waarnemingsnummers 25864 en 42167).
2.4. Historisch landgebruik
Op historische kaarten (zie par. 2.1) is te zien dat het plangebied vanaf begin 19e eeuw (bijlage 7, 8 en 9) tot de bouw van het woonwagenkamp in 1990 in gebruik geweest is als weiland of akker.
2.5. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied op de rand van een oeverwalachtige vlakte ligt van de diverse rivieren die hier actief zijn geweest, waaronder de Winssense stroomrug die direct ten westen van het plangebied ligt. Het plangebied heeft daardoor een middelhoge tot hoge trefkans op archeologische waarden. Vanwege deze geomorfologische
10
ligging kunnen archeologische waarden worden aangetroffen worden vanaf het Neolithicum. Mogelijk zijn in de omgeving van het plangebied rivierduinen in de ondergrond aanwezig. Rivierduinen vormen de oudst mogelijke woonplaatsen binnen het Nederlandse rivierengebied (daterend vanaf 9.000-8.000 jaar voor Chr). Hierop kunnen archeologische waarden voorkomen die uit de periode vanaf het Mesolithicum kunnen dateren. Rivierduinen kunnen met hun kop dicht onder het maaiveld liggen en zelfs tot in de bouwvoor rijken.
Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen dient er een verkennend veldonderzoek door middel van boringen te worden uitgevoerd.
11
3. Veldonderzoek
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet
Het doel van het verkennend veldonderzoek door middel van boringen is om de in het bureauonderzoek opgestelde specifieke archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt vastgesteld of het bodemprofiel en eventuele archeologische indicatoren aanleiding geven te veronderstellen dat archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Het veldonderzoek bestaat uitsluitend uit een booronderzoek. Vanwege de aanwezige bebouwing en bestrating was een veldkartering niet mogelijk.
3.2. Werkwijze
In het plangebied op de locatie Wilgenoord zijn 6 boringen gezet (bijlagen 4 en 5). Vier boringen zijn gezet met een diepte van 2,0 meter en twee met een diepte van 3,0 m. Deze boringen zijn verdeeld over de gebieden die verstoord zullen worden als gevolg van toekomstige graafwerkzaamheden ten behoeve van de geplande bebouwing. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma Boormanager van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de bebouwing. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het AHN. De opgeboorde monsters zijn verbrokkeld en macroscopisch (met het oog)in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot).
3.3. Resultaten
3.3.1. Lithologie en bodemopbouw Onder in boring 3 is op een diepte van 230 cm -mv matig fijn ontkalkt zand aangetroffen. Dit zand is vermoedelijk pleistoceen beddingzand, dat geologisch gezien bekend staat als de Formatie van Kreftenheije (de Mulder et al. 2003). De diepteligging van het zand is groter dan verwacht, in vergelijking tot de zanddieptekaart van Berendsen (2002). Onder in de overige boringen is matig siltige klei aangetroffen met een lichtgrijsblauwe kleur. Deze is vermengd met grof zand. In de klei zijn kleine concreties waargenomen. Geologisch gezien behoort deze klei vermoedelijk tot het Laagpakket van Wijchen. De klei is geïnterpreteerd als laatglaciale en vroeg-holocene overstromingsafzettingen van de Rijn. In boringen 2 en 3 zijn deze afzettingen opvallend genoeg zandiger en zijn hierin fragmenten van respectievelijk hout en riet waargenomen. Mogelijk zijn deze afzettingen oeverafzettingen die over het algemeen genomen dichter bij een natuurlijke rivierloop worden afgezet. In de top van het Laagpakket van Wijchen is in boring 1 en 2 een lichte laklaag waargenomen. Een laklaag is een oude vegetatiehorizont, die is ontstaan als gevolg van een aantal bodemchemische veranderingen, zoals verlaging van de zuurgraad en inspoeling van organische stof. Het Laagpakket van Wijchen heeft in het oosten van het rivierengebied vrij lang aan het oppervlak gelegen voor deze bedekt werd met rivierklei. Zolang het Laagpakket van Wijchen aan het oppervlak lag, kon er vegetatie op groeien en vond er bodemvorming plaats. Op plaatsen waar het Laagpakket van Wijchen op de overgang lag van natte naar droge condities ontstond bovenin een begroeiingsniveau. Dergelijke bodemvorming in het rivierengebied kon alleen optreden, wanneer er sprake was van een verlaagde rivieractiviteit, waarbij sedimentatie als gevolg van overstromingen sterk verminderde. Bovenop de afzettingen van Wijchen wordt opnieuw een pakket zware klei aangetroffen. Deze zware klei is kenmerkend voor overstromingsvlaktes, in dit geval vermoedelijk van de Waal en diens voorlopers. De klei is gerijpt als gevolg van bodemvormende processen, getuige de aanwezigheid van veel mangaanconcreties en roestvlekken. Dit pakket klei wordt aangetroffen vanaf een diepte van circa 150 cm tot aan het maaiveld. De top van dit pakket is als gevolg van grondbewerkingen, verstoord geraakt tot een diepte van circa 70 cm beneden maaiveld, Dit blijkt uit indicatoren als metaalslak, modern puin en plastic.
12
3.3.2. Archeologische indicatoren Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
3.4. Interpretatie
Op basis van de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat het plangebied gelegen is in een komgebied, namelijk in de overstromingsvlakte van de Waal en diens voorlopers, en niet in een oeverwalachtige vlakte. Komgebieden zijn in het verleden overwegend te nat geweest voor bewoning en kenden een groot risico op overstromingen. In het daar onder gelegen Laagpakket van Wijchen zijn mogelijk oeverafzettingen aanwezig gezien de aanwezigheid van grof zand. De aanwezige dunne laklaag in de top geeft aan dat er een korte periode is geweest, vermoedelijk gedurende het Neolithicum, waarop het milieu droog genoeg was voor menselijke aanwezigheid (Berendsen 2005). Het was echter een relatief laaggelegen en overstromingsgevoelig gebied ten opzichte van de nabijgelegen rivierduin in het oosten en de Winssense stroomrug in het westen. Dit is ook af te lezen aan de veelheid van waarnemingen en archeologische monumenten hierop en het gebrek hieraan in de omgeving van het plangebied. In de boringen zijn tenslotte geen aanwijzingen voor archeologische waarden aangetroffen. Pas na bedijking en ontginning gedurende de Late-Middeleeuwen zijn komgebieden actief in gebruik genomen voor de teelt van gras, populieren en wilgen. Voor die tijd konden komgebieden hooguit in de zomer gebruikt worden om vee te weiden. Mocht er vanaf de Late-Middeleeuwen nederzettingsactiviteiten zijn geweest in het plangebied, dan bevinden deze zich vlak onder het maaiveld. De top van het kleidek is echter tot een diepte van circa 70 cm verstoord. De archeologische verwachting voor het gebied dient naar beneden te worden bijgesteld tot een lage verwachting voor alle perioden.
13
4. Conclusies en aanbevelingen
In opdracht van Croonen Adviseurs zijn in mei-juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied op de locatie Wilgenoord in Beuningen, gemeente Beuningen.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied op de rand van een oeverwalachtige vlakte ligt van de diverse rivieren die hier actief zijn geweest, waaronder de Winssense stroomrug die direct ten westen van het plangebied ligt. Het plangebied heeft daardoor een middelhoge tot hoge trefkans op archeologische waarden. Vanwege deze geomorfologische ligging kunnen archeologische waarden worden aangetroffen worden vanaf het Neolithicum.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat het plangebied gelegen is in een komgebied. Komgebieden zijn in het verleden overwegend te vochtig geweest voor bewoning. Theoretisch is er in de top van het daaronder gelegen Laagpakket van Wijchen enige tijd gedurende het Neolithicum menselijke activiteit mogelijk geweest. Vanwege de aanwezigheid van hoger gelegen locaties in de nabije omgeving is de kans echter klein dat men in die periode actief is geweest in het huidige plangebied. Pas na bedijking en ontginning gedurende de Late-Middeleeuwen zijn komgebieden in gebruik genomen als grasland. Mocht er vanaf de Late-Middeleeuwen menselijke activiteiten zijn geweest in het plangebied, dan bevinden eventuele sporen zich vlak onder het maaiveld. De top van het kleidek is echter tot een diepte van 50-70 cm verstoord. De archeologische verwachting voor het gebied dient daardoor naar beneden te worden bijgesteld tot een lage verwachting voor alle perioden.
4.1. Beantwoording vraagstelling
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Het plangebied is gelegen in een komgebied.
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Onder in boring 3 is op een diepte van 230 cm ten opzichte van het maaiveld zand matig fijn zand aangetroffen, dat ontkalkt is geraakt (Formatie van Kreftenheije). Onder in de overige boringen is matig siltige klei aangetroffen met een lichtgrijsblauwe kleur. In de klei zijn kleine concreties waar te nemen en bevindt zich vermengd grof zand (Laagpakket van Wijchen). Bovenop deze afzettingen van een diepte van circa 150 cm tot aan het maaiveld, is opnieuw een pakket zware klei aangetroffen. Deze zware klei is kenmerkend als sediment dat is afgezet in de overstromingsvlakte van een rivier, in dit geval vermoedelijk van de Waal en diens voorlopers. De top van het kleidek is daarbij tot een diepte van circa 70 cm verstoord.
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Er zijn geen indicatoren aangetroffen. Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
Mogelijk zijn er vanaf de bedijking en ontginning in de Late-Middeleeuwen menselijke activiteiten geweest in het plangebied. Eventuele sporen daarvan bevinden dit zich vlak onder het maaiveld.
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek was de verwachting op archeologische waarden middelhoog op de Indicatieve kaart voor Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) en hoog op de archeologische Waardenkaart van de gemeente Beuningen. Dit vanwege de verwachte ligging op de rand van een oeverwalachtige vlakte. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat het plangebied gelegen is in een komgebied en dat de top van het kleidek verstoord is. Vanwege deze ligging moet de
14
archeologische verwachting voor het gebied naar beneden worden bijgesteld tot een lage verwachting.
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
De bodem is tot circa 70 cm beneden maaiveld verstoord als gevolg van grondbewerkingen dus eventueel aanwezige archeologische waarden zijn daardoor niet meer aanwezig.
4.2. Aanbevelingen
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied gelegen is in een komgebied en dat de top van het kleidek tot 50-70 cm verstoord is. Hierdoor moet de archeologische verwachting voor het gebied naar beneden worden bijgesteld tot een lage verwachting voor alle perioden. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
4.3. Betrouwbaarheid
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij het Rijk gemeld te worden.
15
Literatuur en kaarten
ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Gelderland 1:25000, Den Haag.
Berendsen, H.J.A. et.al., 2001: Zand in banen. Zanddiepte-attentiekaarten van het Gelders rivierengebied, Arnhem.
Berendsen, H.J.A. /E. Stouthamer, 2001: Geological – Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, in H.J.A. Berendsen/E. Stouthamer (eds.), Palaeogeographical development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, Assen, Addendum 1.
Besier, J.A., 1840-1861: Topografische en militaire kaart van Nederland (veldminuten), schaal 1:25.000, (http://www.watwaswaar.nl).
Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda.
Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Gelderland
SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda.
Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten.
Nales, T., 2009: Plan van aanpak. Beuningen Wilgenoord in Beuningen, gemeente Beuningen, Noordwijk (Intern rapport, Becker & Van de Graaf).
Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, 1985: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 40 Arnhem, Wageningen / Haarlem.
Stichting voor Bodemkartering, 1985: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 40 West Arnhem, Wageningen.
Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische topografische Atlas, 1905, Gelderland , schaal 1:25.000, Tilburg.
www.ahn.nl: De Actuele Hoogtekaart van Nederland, (http://www.ahn.nl/kaart).
www.watwaswaar.nl: Minuutplan 1811-1832,
16
Lijst van afkortingen en begrippen
Afkortingen AMK Archeologische Monumenten Kaart ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode Archis Archeologisch Informatie Systeem BP Before Present (Present = 1950) CHW Cultuurhistorische Waardenkaart IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak) NAP Normaal Amsterdams Peil PvA Plan van Aanpak RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp dekzand dikke laag zand, door de wind afgezet tijdens het de laatste ijstijd donk rivierduin, ontstaan tijdens de laatste ijstijd, waarvan de top uitsteekt boven
de holocene afzettingen Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in
de bodem leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan
25% klei meanderende rivier rivier bestaande uit één kronkelende riviergeul oeverwal ophoging van zandige sedimenten langs een riviergeul, afgezet bij hoogwater podzol goed ontwikkelde bodem in gebieden met veel neerslag rivierkom laaggelegen vlakte achter een oeverwal rivierduin heuvel ontstaan tijdens de laatste ijstijd door opwaaiend zand van uit een
droge rivierbedding silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm slak steenachtig afval van metaal- of aardewerkproductie stroomgordel het geheel van afzettingen (stroombed en oeverwal) van een rivier stroomrug oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de
rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen
vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming vlechtende rivier rivier bestaande uit meerdere stroomgeulen die door elkaar heen lopen en
regelmatig verschuiven zavel grondsoort die tussen 8 en 25% klei (deeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat
Bijlage 1: Topografische kaart
Bijlage 2: Archis-informatie bron: Archis II (RACM).
!
!
!!
!!
!!
!!
!! !
!
!
!
!!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
35329
4216
7203
74644217
74717308
71587157
7156
71237121 6978
6944694342314230
4199
4180
42167
25973
2596625621
21481
45819 41855
40603
3364827610
25972
2597025969
25887
25864
25861
25858
16858
137713
137712
137711137709
2992
32578
320
299309
180000
180000
181000
181000
4300
00
4300
00
Archeologische informatiegeraadpleegd via archis2 en de website van de RCE
Legenda plangebiedonderzoeksmeldingen
! waarnemingen( vondstmeldingen
monumentenTerrein van archeologische betekenisTerrein van archeologische waardeTerrein van hoge archeologische waardeTerrein van zeer hoge archeologische waardeTerrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
IKAWlage trefkans (water)middelhoge trefkans (water)hoge trefkans (water)lage trefkanswatermiddelhoge trefkansongekarteerdhoge trefkanszeer lage trefkans0 190 38095 Meter
Bijlage 3: Overzicht Archismeldingen Waarnemingen
Nummer Omschrijving Tijdvak
25861 Aardewerk, bot, steen IJzertijd, Romeinse tijd 25864 Weg Romeinse tijd
25887 Aardewerk Romeinse tijd 40603 Aardewerk IJzertijd
42167 Weg Romeinse tijd Monumenten
Nummer Omschrijving Tijdvak
299 Terrein van zeer hoge archeologische waarde (beschermd): nederzetting
(IJzertijd –) Romeinse tijd, Late Middeleeuwen
309
Terrein van zeer hoge archeologische waarde (beschermd): nederzetting
Neolithicum, Romeinse tijd
Onderzoeksmeldingen
Nummer Uitvoerder Jaar
320 2992
32578
Onbekend Booronderzoek
Booronderzoek
1989 1999
2009 34373 Proefsleuvenonderzoek 2009
35329* Booronderzoek 2009
* dit onderzoek.
bron: Archis II (RCE).
Bijlage 4: Boorlocatiekaart
Bijlage 5: Boorbeschrijvingen
Projectcode: 14050309
Boring: 01
X: 429831
Y: 180150
Datum: 29-05-2009
GWS:
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,5
0
50
100
150
200
gras
Klei, sterk zandig, matig humeus, sporen stenen, sporen puin, sporen roest, donker grijsbruin, omg ca3
Klei, matig siltig, sporen roest, grijsbruin, ca1
Klei, matig siltig, sporen roest, licht grijsblauw, lkl 170 ca1
Boring: 02
X: 429850
Y: 180118
Datum: 29-05-2009
GWS: 150
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,5
0
50
100
150
200
250
300
gras
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen roest, sporen baksteen, grijsbruin, mnc metaalslak
Klei, matig siltig, sterk roesthoudend, grijsbruin, mnc
Klei, matig siltig, sporen roest, grijs, ca1 mnc
Klei, matig zandig, sporen hout, donker grijsblauw, wychen ca1 lkl op 160 {st op 250}
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen riet, grijs, ca3
Klei, matig zandig, zwak humeus, sporen riet, grijs
Boring: 03
X: 429860
Y: 180164
Datum: 29-05-2009
GWS: 150
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,6
0
50
100
150
200
250
300
gras
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen planten, sporen plastic, grijsbruin, ca3
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen roest, mnc ca1
Klei, matig siltig, sporen roest, sporen grind, grijs, mnc ca1
Klei, matig siltig, grijsbruin, mnc ++ ca1
Klei, matig siltig, sporen roest, grijs, ca1
Klei, matig zandig, zwak humeus, sporen roest, sporen riet, grijs, ca1
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, grijs, ca1
Projectcode: 14050309
Boring: 04
X: 429856
Y: 180076
Datum: 29-05-2009
GWS:
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,6
0
50
100
150
200
braak
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen planten, sporen puin, donker grijsbruin, ca1
Klei, zwak siltig, grijsbruin, ca1
Klei, matig siltig, sporen roest, licht grijsbruin, ca2
Klei, zwak zandig, sporen roest, grijs, cac 160 ca3
Boring: 05
X: 429878
Y: 180191
Datum: 29-05-2009
GWS:
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,6
0
50
100
150
200
gras
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen stenen, licht grijsgeel, ca3 opg
Klei, zwak siltig, zwak humeus, donkergrijs, bruin gevlekt ca1
Klei, zwak siltig, sporen roest, grijs
Boring: 06
X: 429900
Y: 180144
Datum: 29-05-2009
GWS:
Opmerking:
Maaiveld [m] 7,6
0
50
100
150
200
braak
Klei, zwak siltig, zwak humeus, sporen puin, donker grijsbruin, ca1
Klei, zwak siltig, grijsbruin, ca1
Klei, matig siltig, sporen roest, licht grijsbruin, ca2
Klei, zwak zandig, sporen roest, bruingrijs, cac 160 ca3
Legenda (conform NEN 5104)
grind
Grind, siltig
Grind, zwak zandig
Grind, matig zandig
Grind, sterk zandig
Grind, uiterst zandig
zand
Zand, kleiïg
Zand, zwak siltig
Zand, matig siltig
Zand, sterk siltig
Zand, uiterst siltig
veen
Veen, mineraalarm
Veen, zwak kleiïg
Veen, sterk kleiïg
Veen, zwak zandig
Veen, sterk zandig
klei
Klei, zwak siltig
Klei, matig siltig
Klei, sterk siltig
Klei, uiterst siltig
Klei, zwak zandig
Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
leem
Leem, zwak zandig
Leem, sterk zandig
overige toevoegingen
zwak humeus
matig humeus
sterk humeus
zwak grindig
matig grindig
sterk grindig
geur
geen geur
zwakke geur
matige geur
sterke geur
uiterste geur
olie
geen olie-water reactie
zwakke olie-water reactie
matige olie-water reactie
sterke olie-water reactie
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde
>0
>1
>10
>100
>1000
>10000
monsters
geroerd monster
ongeroerd monster
overig
bijzonder bestanddeel
Gemiddeld hoogste grondwaterstand
grondwaterstand
Gemiddeld laagste grondwaterstand
slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan
Klasse Zandmediaan
Uiterst fijn 63-105 µm
Zeer fijn 105-150 µm
Matig fijn 150-210 µm
Matig grof 210-300 µm
Zeer grof 300-420 µm
Uiterst grof 420-2000 µm
Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel)
Afkorting Nieuwvormingen
FEC IJzerconcreties
FFC Fosfaatconcreties
FOV Fosfaatvlekken
MNC Mangaanconcreties
ROV Roestvlekken
VIV Vivianiet
VKZ Verkiezeling
ZAV Zandverkittingen
Bodemkundige interpretaties
Code Bodemkundige interpretaties
BOD Bodem
BOV Bouwvoor
ESG Esgrond
GLE Gleyhorizont
HIN Humusinspoeling
INH Inspoelingshorizont
KAT Katteklei
KBR Klei, brokkelig
LOO Loodzand
MOE Moedermateriaal
OMG Omgewerkte grond
OPG Opgebrachte grond
OXR Oxidatie-reductiegrens
POD Podzol
RYP Gerijpt
TKL Top kalkloos
TRP Terpaarde
UIT Uitspoelingshorizont
VEN Vegetatieniveau
VNG Gelaagd vegetatieniveau
VRG Vergraven
Bodemhorizont
Code Bodemhorizont Omschrijving
BHA A-horizont Minerale bovengrond
BHAB AB-horizont Overgangshorizont
BHAC AC-horizont Overgangshorizont
BHAE AE-horizont Overgangshorizont
BHB B-horizont Inspoelingshorizont
BHBC BH-horizont Overgangshorizont
BHC C-horizont Uitgangsmateriaal
BHE E-horizont Uitspoelingshorizont
BHEB EB-horizont Overgangshorizont
BHO O-horizont Strooisellaag
BHR R-horizont Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens
Afkorting Afmeting overgangszone
Klasse
BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus
BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk
BSE < 0,3 cm Basis scherp
Kalkgehalte
Code Kalkgehalte
CA1 Kalkloos
CA2 Kalkarm
CA3 kalkrijk
Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel)
Code Omschrijving
AWF Aardewerkfragmenten
BST Baksteen
GLS Glas
HKB Houtskoolbrokken
HKS Houtskoolspikkels
MXX Metaal
OXBO Onverbrand bot
OXBV Verbrand bot
SGK Gebroken kwarts
SLA Slakken/sintels
SVU Vuursteen
SXX Natuursteen
VKL Verbrande klei
VSR Visresten
Bijlage 6: Periodentabel
Bijlage 7: kadastrale Minuutplan 1811-1832
Rev. Datum Naam Omschrijving Goed gek.Historische situatie
Bron: Schaal
FormaatA4
Legenda
1:85000 300 Meter
±
Bijlage 7. Kadastrale minuutkaart 1811-32
www.watwaswaar.nl
Plangebied
Bijlage 8: Luchtfoto RAF 1944
Rev. Datum Naam Omschrijving Goed gek.Historische situatie
Bron: Schaal
FormaatA4
Legenda
1:100000 300 Meter
±
Bijlage 8. Luchtfoto RAF 1944
www.watwaswaar.nl
Plangebied
Bijlage 9: Topografische kaart 1985
Rev. Datum Naam Omschrijving Goed gek.Historische situatie
Bron: Schaal
FormaatA4
Legenda
1:75000 300 Meter
±
Bijlage 9. Topografische kaart 1985
www.watwaswaar.nl
Plangebied