pantheon// '06-'07 - copyright

44
tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 4 / jaargang ’06’07 pantheon// copyright // thema// consequences of VINEX // building images // stempelen met stedenbouw // quote: copy and con uteursrecht t.h.t. 2009 // Dudok revisited? // stylos// Indesem 2007: The Legacy // excursie London // eendagsvl // algemeen// de buren verbouwd // inhaalslag van achterstandswijken // R07: twee projecten geopend //

Upload: study-association-stylos

Post on 10-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

54 - pantheon// is een twee maandelijkse uitgave van de Bouwkundige studievereniging Stylos, waarin vakgerelateerde artikelen en interviews staan, gericht op verschillende thema’s die wisselen per edititie. Ook wordt er verslag gedaan van zaken waar Stylos zich mee bezig houdt.

TRANSCRIPT

Page 1: pantheon//  '06-'07 - copyright

tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 4 / jaargang ’06’07

pantheon//copyright

// thema// consequences of VINEX // building images // stempelen met stedenbouw // quote: copy and conq auteursrecht t.h.t. 2009 // Dudok revisited? // stylos// Indesem 2007: The Legacy // excursie London // eendagsvlieg / // algemeen// de buren verbouwd // inhaalslag van achterstandswijken // R07: twee projecten geopend //

kaft_copyright.indd 1 2-5-2007 17:14:46

Page 2: pantheon//  '06-'07 - copyright

van de voorzitter

tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos

pantheon//

Het Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.

bestuur 113 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Šejla Lagumdžijasecretaris / PR: Timo Cardolpenningmeester: Pieter Eismaonderwijs: Anne Geenenonderwijs: Benjamin Groothuysepaviljoen: Anne Meiborgevenementen: Jonathan van de Biltexcursies: Bob Bol

adresD.B.S.G. StylosFaculteit Bouwkunde Berlageweg 1, kab. 1.012628 CR Delft

telefoonnummersbestuurskamer 015 2783697commissiekamer 015 2784168secretariaat 015 2781369fax 015 2783059

[email protected]://www.stylos.nl

lidmaatschap Stylos 10 euro per jaargironummer 296475

Stylos Bookshopgeopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45 uur

Stylos Stichting De Stylos Stichting vervult een vliegwielfunctie ter stimulering van initiatieven van en voor studenten van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zij kunnen bij het bestuur van de Stylos Stichting terecht voor financiële en inhoudelijke ondersteuning van hun project. Om u hiervan op de hoogte te houden ontvangt u elke 2 weken B-nieuws en 5 maal per jaar de pantheon//.

Šejla Lagumdžija

colofonjaargang 10, editie 4, mei 2007oplage: 2000Stylosleden en vrienden van de Stylos Stichting ontvangen pantheon//vijf maal per jaar

redactieadresBerlageweg 12628 CR [email protected]

hoofdredactieTon DeulingMarjolein Overtoom

redactieHelmer AttemaTon DeulingPieter EismaLoes GoebertusMarjolein OvertoomRoana PluggeLoet SmeetsRuben SmitsMarcello Soeleman

aan dit nummer werkten meeŠejla Lagumdžija, Anne Geenen, Benjamin Groothuyse, Caspar Frenken, Nina Aalbers, Indesemcommissie, Bob Bol en Julie Wolsak.

advertentiesPieter Eisma

drukker Koninklijke De Swart, 's-Gravenhage

omslagMarjolein Overtoom Zodra de zon begint te schijnen, breken de drukke tijden weer aan.

Zo ook voor Stylos. Er staan een aantal grootse evenementen te

gebeuren waar het hele jaar hard aan is gewerkt door het bestuur

en onze commissieleden. Indesem 2007: The Legacy, de opening

van het paviljoen, de MZN, de SteeOwee en nog veel meer. Ook

hebben we ons druk bezig gehouden met het zoeken van onze

opvolgers, die bij het uitkomen van dit nummer net aan jullie

gepresenteerd zijn. De spanning en het enthousiasme is in ons

bestuurskamertje goed te merken.

Ook voor jullie breken de tijden van presentaties en tentamens aan.

Ondanks dat mogen jullie deze activiteiten zeker niet missen. Het

is zeer leerzaam en ontspannend. Dus houd je ogen open en wees

erbij!

Heel veel leesplezier in onze mooie, nieuwe pantheon//.//

over de voorkantluchtfoto van Mexico City .

kaft_copyright.indd 2 2-5-2007 17:14:57

Page 3: pantheon//  '06-'07 - copyright

�i n h o u d s o p g a v e pantheon 4 '06'07

stylos2 walking watching sketching LondonNina Aalbers

4 eendagsvliegLoes Goebertus

5 bkSalonAnne Geenen

6 Indesem 2007: The LegacyIndesemcommissie

Winy Maas

algemeen35 in gesprek met... Madelon VriesendorpJulie Wolsak

36 inhaalslag achterstandswijkenTon Deuling

38 de buren verbouwdRuben Smits

40 R07: twee projecten geopendMarcello Soeleman

41 Agenda

copyright8 copyright//Marjolein Overtoom

Ton Deuling

10 Dudok revisited?Loet Smeets

16 VINEX, echt zo slecht?Pieter Eisma

20 stempelen met stedenbouwRoana Plugge

22 building imagesHelmer Attema

25 consequences of VINEXMarjolein Overtoom

28 quote: copy and conquer!Bob Bol

31 columnRoana Plugge

32 auteursrecht t.h.t. 2009Marcello Soeleman

p01-p07 stylos 01.indd 1 2-5-2007 12:54:54

Page 4: pantheon//  '06-'07 - copyright

� pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Wat krijg je als je een paar eerstejaars met een schetsboek en een docent naar London stuurt? Dit is wat de eerstejaarscommissie 17 april heeft gedaan. Eén taak, één dag. En natuurlijk de stad zelf die voor de nodige inspiratie zorgde.

Nina Aalbers

walking watching sketching London

EJC staat voor de EersteJaarsCommissie, een commissie die

verschillende activiteiten organiseert voor en door de eerstejaars

bouwkunde studenten. Een van die activiteiten is de 24-uurs excursie

naar Londen geweest. We hebben ons er vol enthousiasme op gestort,

en het was dan ook een groot succes.

Het centrale thema van de excursie

was, zoals de titel van dit artikel al doet

vermoeden: sketching London. Om dit

thema in te leiden en de benodigde

vaardigheden op te doen, was er dinsdag

13 maart de workshop CitySketching.

Een groep enthousiastelingen struinde

door het Mekelpark onder leiding van de

handtekendocent Warwick, om tot dan

toe ongeziene schoonheden met

fineliner vast te leggen.

In de wetenschap dat we oog moeten hebben voor ‘the piece of pie’,

wat blijkbaar een normale term voor lucht is, en dat handschoenen

en muts ‘must-haves’ zijn in Londen, krabbelde iedereen braaf in no

time alle schetsvellen vol.

Alleen al de reis naar Londen was een

ervaring op zich. We vertrokken om

01u00 ’s nachts om de nacht door te

brengen in de bus, in de trein, in de zee.

’s Ochtends stond direct het British

Museum op het programma, waar de

creatie van Foster verschillende reacties

teweeg bracht.

Ook St. Paul’s, de Millenium Bridge en

vooral Tate Modern maakten indruk.

Dit is terug te zien in de vele schetsen

die er gemaakt zijn. Daarnaast zijn veel

hotspots - de ‘huge whoppers’ - van

Londen gepasseerd, zoals Swiss Re,

Lloyd’s, Tower Bridge, City Hall en Piccadilly Circus. Iedereen had

met het kaartje voor vrij reizen per metro of rode dubbeldekker de

mogelijkheid om ook hele andere dingen van Londen te zien.

’s Avonds troffen velen elkaar weer om samen te eten en daarna op

een hele andere manier cultuur te snuiven. Het was namelijk die dag

St. Patricksday, wat betekent dat het mooie Londen wordt bedolven

onder Britten met een groene hoed en een slok teveel op.

De terugreis is voor de meesten een zwart gat, buschauffeur Jan

was tevreden met deze

rustige groep.

Ter afsluiting van de reis waren de schetsen die zijn gemaakt, van 10

tot 20 april tentoongesteld op de eerste verdieping van bouwkunde.

Zo kon iedereen mee- of nagenieten van onze toffe trip. Achteraf

is er maar een ding op te zeggen: Quite marvellous this is.. the EJC

really rocks!//

p01-p07 stylos 01.indd 2 2-5-2007 12:54:57

Page 5: pantheon//  '06-'07 - copyright

�s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

walking watching sketching London

p01-p07 stylos 01.indd 3 2-5-2007 12:54:58

Page 6: pantheon//  '06-'07 - copyright

� pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Een dag meebouwen aan Blackbox.

Loes Goebertus

eendagsvlieg

Al die werkzaamheden voor de entree van bouwkunde achter de

hekken van het nieuwe paviljoen maakten mij nieuwsgierig. Wat

doen ze nou eigenlijk elke dag? Hoe is het om zelf te bouwen? De

aankondiging dat zij een weekend door gingen werken met barbecues

in de avond trok mij aan. Dat ze überhaupt ‘s weekends werken

zegt eigenlijk al genoeg, ze hebben er plezier in. Ze voelen zich

verantwoordelijk. Anders zouden ze op die mooie vroege zomerdag

in april toch wel gewoon naar het strand gaan? Ik probeerde het een

dagje uit, een dag als bouwvakker.

Zondagochtend 11 uur op de bouwplaats, het werk was al in volle

gang. Ik kreeg een helm en veel te grote schoenen, voor de veiligheid...

Gelukkig was ik gewaarschuwd om mijn oudste kleren aan te doen.

‘Hier heb je een kitspuit, je mag de voegen dichtkitten.’ Oh eh.. hoe dan?

Kan ik dat zomaar? Moet niemand het voordoen dan? ‘Heb je wel eens

gekit?’ , werd me gevraagd, jawel dat wel, maar aan een echt gebouw?

Beginnen dan maar. De eerste voegen gevuld, ging prima, lekker in het

zonnetje, mensen om je heen, kitspuit in je handen, de muziek knalt

uit de mega bouwboxen. Na nog geen half uur werd ik al ‘kitkoningin’

genoemd en was het koffiepauze. Relax klussen toch!?

Het voordeel van een dagje vrijwillig paratrooper zijn, is dat je de echte

rotklusjes niet hoeft te doen. De zware planken doen de getrainde

bouwvakkers ook voor je. Je doet van alles wat, gedurende de dag

leer je steeds wat meer en kan je steeds meer. De steiger beklimmen

was voor mij eerst nog wel onwennig, allemaal losse planken op deze

hoogte? Zitten ze wel goed vast? Moet ik over die enkele losse plank

heenlopen? Al gauw was ik erachter dat ze toch echt wel bleven

liggen.

Na een dagje bouwen is de weg op de bouwplaats je al een beetje

bekend. Ook krijg je van alles mee over het paviljoen. Zo keek ik toe

hoe twee huidige bouwvakkers planken met beitels weg moesten

slaan, omdat de vorige bouwvakkers niet nauwkeurig genoeg waren

geweest en het raam er nu niet goed inpaste. Veel extra werk voor

zo'n kleine meetfout, het ging om ongeveer 1 cm en circa een halve

dag werk.

Aan het eind van de dag was ik doodmoe en zwaar aan eten toe. Zij

maar doorwerken… Waar halen ze de energie vandaan? Ik ben me

vanaf toen met de barbecue gaan bemoeien, zodat we gauw konden

gaan eten. Zo hebben we de dag op de bouwplaats mooi afgesloten

met een barbecue en wat biertjes.//

Wil jij ook een dagje bouwvakker

spelen? Een steentje bijdragen aan

het aankomende paviljoen? Kom

dan eens langs op Stylos.

p01-p07 stylos 01.indd 4 2-5-2007 12:55:06

Page 7: pantheon//  '06-'07 - copyright

�s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

bkSalonAnne Geenen Caspar Frenken Benjamin Groothuyse

bkSalon: een openbare bijeenkomst op de faculteit Bouwkunde waarbij studenten uit verschillende stadia van de opleiding de kans krijgen hun werk voor te leggen aan een kritisch publiek.

Presentaties van semesterprojecten, waarbij een inhoudelijk debat

ontstaat; waar een bredere kijk gegeven wordt op overkoepelende

thema’s van de projecten; waar plek is voor discussie zonder de

prestatiedruk van reguliere presentaties. Dat is waar veel studenten

behoefte aan hebben en waarvoor bkSalon in het leven is geroepen.

Onlangs vond de eerste succesvolle bijeenkomst van bkSalon plaats.

De volgende bijeenkomsten staan al in de planning voor 22 mei en

19 juni.

Tijdens een bkSalon bijeenkomst worden vier projecten gepresenteerd

door studenten uit verschillende stadia van de opleiding. In een

informele setting licht ieder van hen in vijf minuten zijn of haar project

toe. Daarna wordt onder leiding van Suzanne Pietsch (docent faculteit

Bouwkunde) gedebatteerd over het plan en over onderwerpen die

uit het ontwerp naar voren komen. Het publiek is even gevarieerd

als de studenten die presenteren; elke bkSalon zullen visiting critics

op basis van hun specifieke kennis en ervaring een bijdrage leveren

aan de discussies.

De bkSalon-presentaties zullen zich iedere keer concentreren rond

een bepaald thema, aan de hand waarvan de moderator de discussie

leidt. Hierbij wordt gekozen voor klassieke thema’s, die de verschillende

projecten met elkaar verbinden. Tijdens de bkSalon wordt duidelijk op

welke manier er binnen de opleiding, van het eerste jaar tot de master,

met een bepaald thema wordt omgegaan. Zo werd er bij de eerste

bkSalon dieper ingegaan op de plattegronden van de gepresenteerde

plannen. Hoe komt een plattegrond tot stand? Wat is de betekenis

van een plattegrond?

Doordat bkSalon maandelijks plaatsvindt, krijgen de deelnemers,

studenten, docenten en andere belangstellenden een actueel beeld

van wat binnen de faculteit word gemaakt en welke problemen

bij het ontwerpen aan de orde zijn. Zichtbaar wordt welke trends

en ontwikkelingen zich in het ontwerponderwijs voordoen;

uitschieters krijgen extra aandacht, maar ook tekortkomingen in de

ontwerptechniek komen aan de oppervlakte. Alle projecten worden

verzameld en digitaal beschikbaar gesteld. Hierdoor ontstaat een

toegankelijke database van representatieve, opvallende projecten

uit het gehele opleiding.

bkSalon vormt een vrijplaats voor een ieder die kritiek en feedback

bij zijn reguliere presentaties mist, en dit op een andere manier wil

ontvangen. Ook is het voor studenten een interessante en leerzame

mogelijkheid om dieper in te gaan op andermans werk. Aanmelden

om je project te presenteren of opgenomen worden op de mailinglist

kan via Stylos ([email protected]).//

p01-p07 stylos 01.indd 5 2-5-2007 12:55:11

Page 8: pantheon//  '06-'07 - copyright

� pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

What Can Architecture Do? Does It (Still) Have Power? What Is The Agenda? What Is Relevant? What Do We Leave Behind?

Indesem

Indesem 2007: The Legacy

big problems, big solutions

Architecture is in the spotlights. It has a huge potential. Architects fly

around the world to make fabulous objects. They build everywhere,

for known and unknown cities. Stressed by endless numbers of

publications, full of glossy pictures and colourful artist’s impressions,

these objects claim attention for themselves. They attract people and

raise the local value.

But are these buildings real icons? In the current speedy lifestyle, there

is a lack of critical contributions. ‘You ask, we build.’ Architecture has

become an immediate response to an immediate need. And besides

that, more and more cities behave like collectors of architects, in order

to obtain attention.

Such an eclectic approach might pull architecture away from its wider

potential: to work on sociological changes, political deliberations,

climatic aspirations, technological innovations, etcetera. This approach

undermines the depth and meaning of architecture, despite the fame

and flashiness that it promises. However, architecture could combine

these local ambitions with wider perspectives and considerations. It

could manoeuvre itself back in the middle of the public discourse.

‘Architecture should put itself in the middle of the public debate on

space. Space accommodates current and future political, economic,

and societal demands. Architecture can facilitate the convergence of

this debate and bring it into reality. Architects can actively visualize

this process and comment on it. (...) Is it possible to enlarge the

scope of architecture again? Can it point to wider issues and show

alternatives? Can architecture dare to propose and defend, instead

of only contributing cynicism? Can it contribute beyond its own

domain toward other agendas such as globalization, free migration,

the division between rich and poor, ecology or demands for a more

intensive use of the Earth? How can it facilitate or criticize technical

and societal changes, and even economic innovation? In short, can

architecture once again offer a perspective?’ (MVRDV, Winy Maas in

KM3, p. 38-39)

Indesem‘07 will investigate the spatial components of these wider

problems and design alternatives. It wants to unfold the upcoming

agenda for architecture by imagining the legacy of the new generation.

Or, as one of the submissions stated for the introductory contest,

Indesem’07 is about ‘Big problems, big solutions’.

In the last 60 years, the world population has tripled, the economy

has multiplied, the built area has grown radically and billions of cars

have dominated urban planning. What can we expect in de coming

60 years? What will be the effects of climate change, exhausting raw

materials, invention of new technologies, the increased density, the

shifting economies and the ageing population?

Even though architects might be intimidated by large-scale issues

and would rather concentrate on the small scale, architecture will lose

its significance when it stops questioning the problems of our time.

Has it become incapable of tackling these issues? What will the new

generation leave behind in 60 years?

Rotterdam

Indesem’07 uses the city of Rotterdam to examine the wider

perspective of architecture. Why Rotterdam? Not because it’s close

to Delft. Rotterdam has had a sparkling role in urban planning since

the 1950’s, mostly due to the bombing of the centre during the

Second World War. It has therefore become the base for an influential

architectural community with numbers of outstanding architecture

offices, the Netherlands Architecture Institute, the Berlage Institute

and the International Architecture Biennale. In 2007, Rotterdam has

declared itself ‘city of architecture’, stressing the role for architecture

in urban planning and branding.

Nevertheless the future of Rotterdam is unclear. Already it’s one of the

poorer cities in the Netherlands and the place where the commotion

between different cultures originated. The city is situated in the delta

of the river Maas and thus threatened by the rising water. The port is

slowly moving towards the North Sea and more areas will be available

for an alternative program. But will Rotterdam grow or will it shrink?

Can it continue to be a spatial laboratory and use its experience to

revaluate its legacy? What is the future of the city in a wider scope?

Will it be Dubai or Detroit?

coming out

The city of Rotterdam has already created a vision of the city for 2030.

Indesem’07 will question this vision, suggest alternatives for the future

and ‘mirror’ the wider ambitions of the profession. The participants

of Indesem’07 will make proposals for twenty different situations in

Rotterdam. These situations range from the shopping centre to the

port and from the highway to the recreation parks. During the 2007

International Architecture Biennale, the different proposals will be

shown in the city on 20 billboards. Existing images of situations will be

transformed into panoramas of the future. All together, the proposals

form a palette of visions for the future of the city.

The billboards are accompanied by a publication and connected to a

website. These billboards are the ‘coming out’ of architects in the city,

aiming to alter the introvert debating position of the profession.//

> Indesem Committee: Arend van Waart, Caspar Frenken, Christiaan van Hegelsom, Elsbeth Ronner, Jonathan van de Bilt, Jules Schoonman, Lieke van Hooijdonk, Milan Bergh, Rosie van der Schans, Sanne van Manen, Simone Bijlard & Winy Maas

p01-p07 stylos 01.indd 6 2-5-2007 12:55:11

Page 9: pantheon//  '06-'07 - copyright

�s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

p01-p07 stylos 01.indd 7 2-5-2007 12:55:24

Page 10: pantheon//  '06-'07 - copyright

� pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

p08-p15 thema 01.indd 8 2-5-2007 12:56:24

Page 11: pantheon//  '06-'07 - copyright

�s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Marjolein OvertoomTon Deuling

copyright//

Kopiëren, we hebben het allemaal wel eens gedaan, expres en per

ongeluk. Maar wanneer is het kopiëren van ... verantwoord en wanneer

niet? Wanneer is het plagiaat? Ongemerkt worden we door allerlei

beelden beïnvloed in onze keuzes, maar is dit nou kopiëren, of verstaan

we onder kopiëren het opzettelijk overnemen van ...?

Kopiëren, we hebben het allemaal wel eens gedaan, expres en

verantwoord. Maar wanneer is het kopiëren van ... per ongeluk?

Plagiaat is het. Ongemerkt worden we door allerlei kopieën beïnvloed

in onze keuzes, is dit nou verbeelding of verstaan we onder kopiëren

het opzettelijk overnemen van ...?

Opzettelijk overnemen, we hebben het allemaal wel eens expres

gedaan en verantwoord. Maar wanneer is het kopiëren van ... per

ongeluk? Plagiaat is het. Ongemerkt worden we door allerlei kopieën

beïnvloed in onze keuzes, is dit nou verbeelding, of verstaan we onder

kopiëren het na-apen van ...?

Opzettelijk overnemen, we hebben het allemaal wel eens expres

gedaan en verantwoord. Maar wanneer is het kopiëren van ... strafbaar

en wanneer niet? Plagiaat is het niet altijd. Dagelijks worden we door

allerlei kopieën beïnvloed in onze keuzes, is dit nou onopgemerkte

verbeelding, of verstaan we onder kopiëren het na-apen van ...?

Kopiëren is het opzettelijk overnemen, we hebben het allemaal wel

eens expres gedaan en is verantwoord. Maar wanneer is het kopiëren

van ... effectief en wanneer niet? Plagiaat is het niet altijd. Dagelijks

worden we door allerlei klonen beïnvloed in onze keuzes, is dit nou

onopgemerkte verbeelding of verstaan we onder kopiëren het na-

apen van ...?

Opzettelijk overnemen is kopiëren, de meesten hebben het wel eens

expres gedaan en dan is het verantwoord. Maar wanneer is het klonen

van ... effectief en wanneer niet? Strafbaar is het niet altijd. Dagelijks

worden we door allerlei klonen beïnvloed in onze gedachten, is dit

nou onopgemerkte verbeelding of verstaan we onder kopiëren het

na-apen van ...?

Onopzettelijk overnemen is kopiëren, de meesten hebben het nooit

expres gedaan en dan is het niet verantwoord. Maar wanneer is het

klonen van ... niet effectief en wanneer misschien? Strafbaar is het

altijd. Jaarlijks worden we niet door allerlei klonen beïnvloed in onze

gedachten, is dit nou opgemerkte verbeelding of verstaan we onder

kopiëren het opnieuw bedenken van ...?

Onopzettelijk overnemen is kopiëren, de meesten hebben het nooit

expres gedaan en dan is het niet verantwoord. Maar wanneer is het

klonen van ... niet effectief en wanneer misschien? Strafbaar is het

altijd. Jaarlijks worden we niet door allerlei klonen beïnvloed in onze

gedachten, is dit nou opgemerkte verbeelding of verstaan we onder

kopiëren het opnieuw bedenken van ...?

Opzettelijk overnemen is plagiaat, de meesten hebben het nooit expres

gedaan, maar wel per ongeluk. Maar wanneer is kopiëren effectief en

wanneer is het te opvallend? Continu worden we met allerlei kopieën

geconfronteerd in het dagelijkse leven. Kopiëren is verantwoord mits

het een kopie wordt.//

p08-p15 thema 01.indd 9 2-5-2007 12:56:29

Page 12: pantheon//  '06-'07 - copyright

10 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Dudok revisited?Loet Smeets

Wie Hilversum zegt, zegt Dudok. De architect met zijn eigen stijl. De sporen die hij achterliet zijn diep en worden nu bijgeslepen.

10 jaar en met steun van veel collega-architecten, waaronder Berlage,

werd het plan eindelijk uitgevoerd.

Intussen had Dudok niet stilgezeten. Tijdens het ontwerpen van het

raadhuis hield hij zich bezig met de bouw van vier scholen, een complex

van 100 woningen, een complex van 50 woningen, het ontwerp van de

Noorderbegraafplaats, de verbouw van enkele scholen, de bouw van

een viaduct en hij was lid van de schoonheidscommissie.

Dudok de stedebouwkundige

Minder bekend van Dudok is zijn oeuvre van stedebouwkundig

werk. Hij ontwierp de uitbreidingsplannen voor Hilversum en het

herstructureringsplan voor het centrum van deze stad.

De planning van het nieuwe raadhuis en de uitbreidingsplannen waren

twee projecten waarvoor Dudok aangesteld was. De beide projecten

waren onlosmakelijk met elkaar verbonden.

In 1905 was al een uitbreidingsplan bedacht door de toenmalige

gemeentearchitect. Dit plan voldeed echter niet in veel opzichten.

Dudok begon zijn werk in Hilversum brutaal. Hij kwam binnen

twee weken na zijn aanstelling als directeur Publieke Werken al

met kritiekpunten op het uitbreidingsplan. Er miste duidelijkheid,

structuur, architectonische zwaartepunten, orde en een heldere

aansluiting van het nieuwe op het oude. Er was niet direct plaats

voor Dudoks initiatieven, maar vanaf 1920 werden steeds meer van

zijn plannen uitgevoerd. Een belangrijk kenmerk was Dudoks rol in de

volkswoningbouw. Hij achtte het nodig zelf leiding te hebben over het

geheel, in samenwerking met de woningbouwverenigingen. Vanuit de

tuinstadgedachte was ‘geen huizen bouwen, maar straten’ zijn credo.

Goedkope woningen, maar met een hoog kwalitatieve leefomgeving

waren vereist. Dit werd bereikt dankzij compacte stedebouw rond

sociaal waardevolle gebouwen. Dudok: ‘Architectonisch kan men

voordeel doen met belangrijke gebouwen als school en bibliotheek.

Men kan daarmee harmonie bereiken en er toch een opvallend

element van maken: daarom heeft de school een hoog punt en

lagere vleugels. Dergelijke contrasten zijn nodig om monotomie te

vermijden in de wijk.’

'Het zal nog wel honderd jaren duren eer het publiek zijn tegenwoordige verering voor een boom overbrengt op een goed huis'

De Vereniging voor Behoud van Natuurmonumenten heeft Dudok een

tijdje gedwarsboomd. Aangezien het Gooi waardevol natuurschoon

bezit, werd zwaar gewogen aan de uitspraken van de vereniging.

Ook in Hilversum lopen toeristen rond, hun camera’s paraat om al het

moois vast te leggen. Zij komen voor twee dingen; het Mediapark en

de talloze bouwwerken, ontworpen door Dudok. Er zijn maar weinig

steden waar een architect zo duidelijk zijn stempel op heeft gedrukt

als Hilversum. Willem Marinus Dudok had een druk architectenbestaan,

aangezien hij buiten de werkzaamheden in Hilversum werkte aan

meerdere projecten in de rest van Nederland. Zo heeft hij voor de

steden Leiden en Den Haag een raadhuis ontworpen. Gerealiseerde

projecten buiten Hilversum zijn bijvoorbeeld de Bijenkorf in Rotterdam

en de stadsschouwburg in Utrecht.

Ondanks tegenslagen een wereldberoemd raadhuis

Dudok begon zijn carrière bij het leger als kapitein bij de Militaire Staf

der Genie in Amsterdam. Daar hield hij zich bezig met fortenbouw, wat

een voorbode was voor zijn latere beroep. Vanaf 1915 vestigde Dudok

zich in Hilversum, waar hij directeur Publieke Werken werd. In 1928

werd hij aangesteld als gemeentearchitect. Tot 1954 zag hij veel van

zijn ontwerpen gerealiseerd worden, waaronder het wereldberoemde

raadhuis in Hilversum. Het ontwerp voor dit gebouw vloeide voort uit

Dudoks interesse in het werk van Berlage. Deze beroemde architect

was aan het eind van de 19e eeuw een voorbeeld voor vele architecten

in die tijd. Zijn bouwstijl is echter verre van constant geweest. Berlage’s

eerste ontwerpen waren in de neorenaissancestijl, hij experimenteerde

met historische stijlen. Rond 1885 vond er een ommezwaai plaats, hij

begon rationalistisch te ontwerpen. De Beurs in Amsterdam is daar

het belangrijkste voorbeeld van. Dit gebouw heeft grote invloed

gehad voor het begin van de moderne architectuur in Nederland.

Dudok nam Berlage’s ontwerp voor de Beurs in hartje Amsterdam

hoogst waarschijnlijk als voorbeeld voor zijn eigen ontwerp voor

het raadhuis in Hilversum. Het heeft lang geduurd voor het ontwerp

werkelijk gerealiseerd werd, vanwege de grootte ervan, maar

vooral vanwege onenigheden met de gemeente Hilversum en de

commissie die moest beslissen waar en hoe het raadhuis gebouwd

moest worden. In de eerste decennia van de 20e eeuw voltrokken

zich snelle veranderingen in architectuurstromingen. Bovendien zat

Hilversum in een groeispurt, er moest drastisch uitgebreid worden.

Hierdoor wijzigden de eisen voor het nieuwe raadhuis continue.

Dudoks ontwerp schommelde tussen Berlage’s sobere architectuur en

de tegenhanger hiervan, de stijl van de Amsterdamse School. (Dudok

zou zich later ook niet verbonden voelen aan een bepaalde stroming,

hij zweefde steeds tussen verschillende stromingen van de moderne

architectuur) De regionale krant De Gooi- en Eemlander uitte kritiek

op het ontwerp van Dudok. Hij zou teveel de ideeën van architecten

van de Amsterdamse School, zoals De Klerk en Kramer, kopiëren. Na

De toren

De achteringang van het raadhuis

p08-p15 thema 01.indd 10 2-5-2007 12:56:39

Page 13: pantheon//  '06-'07 - copyright

11s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Dudok verweerde zich heftig. Hilversum moest hoe dan ook uitgebreid

worden, de mens en de techniek ontwikkelde zich snel. De bedoeling

was dat dit volgens een uitbreidingsplan diende te geschieden,

waarin met alle facetten rekening wordt gehouden en dus ook met

de bescherming van de natuur. Dudok frustreerde zich vooral over het

volgende: ‘het zal nog wel honderd jaren duren eer het publiek

zijn tegenwoordige verering voor een boom overbrengt op een goed

huis, en er ontvankelijk voor wordt dat architectuur, evenals alle kunst,

natuur is.’

Hilversum zonder Dudok

Vanaf zijn aanstelling in de Gooise stad was het centrum een doorn in

het oog van Dudok. Er was te weinig cohesie. De vastgelopen, volle

binnenstad was niet bevorderlijk voor het stadsbeeld en het droeg

mee aan de rommelige structuur. Er was geen samenhang tussen

stedebouw en architectuur. Dudok: ‘het stadsachtige, bekrompen

centrum past niet bij het omringende, vrij gebouwde schone tuindorp

(…) Het middendeel is onwaardig aan de buitenrand.’ Reeds waren

de uitbreidingsplannen voor arbeiderswijken en andere buitenwijken

uitgevoerd. Deze geordende en evenwichtige wijken stonden in

contrast met het grillige, structuurloze centrum. Dudok begreep dat

er niet een volledig nieuwe binnenstad kon herrijzen. Ondanks dat hij

weinig waarde hechtte aan de monumentale gebouwen, ontwikkelde

hij plannen waarin de meeste van deze monumenten een plek

kregen. Ook deze plannen hadden een lange ontstaansgeschiedenis.

Er werden slechts kleine delen uitgevoerd. Een kritiekpunt was, dat

er sprake zou zijn van verplaatsing van bevolkingsgroepen in het

kernplan. De toenmalige groep, de arbeiders, die het grootste deel van

het centrum bewoonden, zouden te weinig mogelijkheden hebben

terug te komen in de vernieuwde kern van Dudok. Verder was de

omvang van de plannen natuurlijk behoorlijk groot en brachten ze

hoge kosten met zich mee. Hierdoor bracht Dudoks kernplan veel

discussie opgang, waardoor de knoop nooit doorgehakt werd om

daadwerkelijk de binnenstad drastisch aan te pakken.

In 1954 werd Dudok zeventig jaar en ging hij met pensioen. Met zijn

vertrek vervaagden zijn plannen. Waren er eerst nog veel voorstanders,

in 1971 leken deze hun stem in de besluitvorming te zijn verloren.

Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt werd een schema opgesteld

waarin vooral de toegankelijkheid van de binnenstad centraal stond.

Het ging hierbij zowel om voetgangers, autoverkeer en treinverkeer.

Een groot lint van autowegen zou over de bestaande bebouwing een

soort ringweg moeten vormen. Hier en daar zouden tentakels het

centrum in steken om toegang tot de parkeergelegenheden te bieden.

Het plan had blijkbaar weinig diepgang en het had weinig van doen

met stedebouwkunde, want het werd van tafel geveegd. Twintig jaar

lag de ontwikkeling van plannen voor de herstructurering van het

centrum van Hilversum stil, begin jaren ’90 werd eindelijk een

plan aangenomen en begon de uitvoering. Het frappante is dat het

een knipoog is naar Dudoks ideeën. Veel meer samenhang tussen

stedebouw en architectuur, geen hoofdrol voor snelverkeer, maar juist

voor voetgangers en fietsers. Voor bepaalde centrale punten, zoals

grote (verkeers)pleinen werden aparte plannen gemaakt die wel op

elkaar aansloten. Dit werd bereikt doordat één bureau de openbare

ruimtes ontwierp en er tussen de andere actoren voortdurend overleg

was. Hilversum neigt weer naar een Dudokiaanse stijl van stedebouw

en architectuur. Na lang uit beeld te zijn geweest is Dudok weer volop

in the picture!

Plattegrond van Hilversum uit 1940, waarop duidelijk de groene zone rondom de stad te zien is

Herzieningsplan voor centrum van Hilversum, 1971. De gele lijnen geven de autowegen aan

Herzieningsplan voor centrum van Hilversum, 1992.

p08-p15 thema 01.indd 11 2-5-2007 12:56:49

Page 14: pantheon//  '06-'07 - copyright

12 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

de wijk Liebergen gerenoveerd en herbouwd

In het interbellum zijn veel wijken gebouwd volgens de

tuinstadgedachte. Mensen wonen hier tegenwoordig nog steeds

graag, vooral dankzij de stedebouwkundige opzet met de geknikte

straten en openbare pleintjes en groenstroken. Inmiddels voldoen

deze wijken zowel op stedebouwkundig als architectonisch gebied

niet meer. Restaureren is nauwelijks een oplossing, want de meeste

problemen worden dan maar half opgelost. Sloop en nieuwbouw is

vaak goedkoper. Dat levert echter weer problemen op met restafval

en een eventueel veranderde leefomgeving.

Alles wordt uitgerekt, vergroot en aangepast aan de huidige eisen

Het tuindorp Liebergen in Hilversum is naar ontwerp van Dudok

opgeleverd in 1927 en is zo’n populaire wijk die een nog goed

bewaarde planmatige structuur heeft. Er staan vooral volks- en

middenstandswoningen. Typische Dudokiaanse kenmerken zijn smalle

lange schoorstenen en gevel- en raampartijen. Ook in het interieur zijn

kenmerken te vinden, als boekensteunen en roedenverdelingen.

De meeste woningen voldeden niet meer. Ze hebben een

woningplattegrond van 60 m2 en zijn gehorig, nauwelijks goed te

isoleren en bouwtechnisch versleten. Aangezien de kavels voldoende

diep zijn, is er de mogelijkheid om naar achteren uit te breiden. Dit

levert logischerwijs een smalle tunnelachtige woning op en was dus

geen optie. In samenspraak met de bewoners is er gekozen voor sloop

en nieuwbouw. De stedebouwkundige opzet en de woningen hadden

echter een hoge waarde voor de bewoners. Om de bouwtechnische en

stedebouwkundige problemen op te lossen, zonder dat de kwaliteit

van de wijk verloren zou gaan, is de methode Dudok revisited bedacht

door prof. Ir. H. Ruijssenaars. Als supervisor leidt hij het project en werkt

samen met de gemeente en verschillende architectenbureau’s. De

woningen worden volledig volgens Dudoks architectonische principes

nagebouwd, met scherp oog voor zijn typische detaillering. Alles

wordt echter uitgerekt, vergroot en aangepast aan de huidige eisen.

Het straatbeeld blijft hetzelfde, de stedebouwkundige kwaliteit blijft

behouden en Dudok wordt niet vergeten.

'Dudoktatuur' in Hilversum

Op 16 maart dit jaar vond een centraal debat plaats over het

Dudok revisited project. Jaap Huisman leidde het debat. Hij is

architectuurcriticus en journalist. Huisman is van mening dat de

herbouw in de wijk Liebergen in de weg staat voor nieuwe inbreng

van architecten van deze tijd. Huisman: ‘Maar moet je het verleden zo

klakkeloos nabootsen, is er dan sinds 1929 niks nieuws onder de zon?

Het project wordt juist uitgevoerd door gerenommeerde architecten,

waarom introduceren zij niet hun eigen architectuur? Bij gebrek aan

eigen initiatief en vernieuwende concepten worden dingen die eerder

al succes hadden in een nieuw, bij-de-tijds jasje gestopt. Zo gebeurt

het ook bij muziek bijvoorbeeld. Dit hoeft niet persé verkeerd te zijn,

maar bij Dudok revisited is er te letterlijk gekopieerd‘. Het wordt het

een saaie, strakke wijk dankzij de strenge regels voor de bewoners, die

geen eigen identiteit aan hun woning kunnen geven’. Huisman geeft

toe dat de detaillering perfect is uitgevoerd, met volle aandacht voor

Dudoks architectonische principes. Echter is het zo dat de woningen

met 10 % zowel in de breedte als in de diepte gegroeid zijn, en dus

sommige elementen uit hun verband getrokken worden en niet meer

de juiste betekenis hebben, vindt Huisman.

Het is belangrijk stil te staan bij de Dudoktatuur in Hilversum. De stad

hoeft zeker niet ontdaan te worden van Dudoks werk, maar wordt het

niet eens tijd meer vernieuwende architectuur en stedebouw de ruimte

te geven? Het gebeurt wel, maar mondjesmaat en buiten bepaalde

wijken, waar Dudoks wil wet is. Een recentelijk voorbeeld is natuurlijk

het nieuwe instituut voor Beeld & Geluid van architectenbureau

Neutelings Riedijk op het Mediapark.

Voorziening en woning geschakeld, Dudok 1920

Gevelaanzicht voor de sloop en gevelaanzicht van Dudok revisited-woningen

p08-p15 thema 01.indd 12 2-5-2007 12:56:51

Page 15: pantheon//  '06-'07 - copyright

13s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Interview met H. van Bergeijk, docent aan de TU Delft en voorzitter

van de Dudokstichting:

Is het Mediapark niet een goed voorbeeld van vernieuwende architectuur

in Hilversum?

‘Het Mediapark is meer een soort expo. Het is een stel losstaande

gebouwtjes die niks met elkaar en niks met de stad te maken hebben.

Het park is geen Hilversum, het valt er buiten. Het Mediapark is als een

soort gezwel, een soort puist.’

In 1993 was er sprake van het deels doorvoeren van Dudoks

stedebouwkundige plannen.

Het heeft iets zieligs, het teruggrijpen naar Dudok. En die zieligheid

slaat terug op onze eigen tijd, alsof we geen ideeën hebben op dit

moment. Dit heeft te maken met het feit dat Nederlanders nooit

goede stedebouwers geweest zijn. Dudok is een van de weinigen die

begreep dat het maken van de stad begint bij de grootste schaal, om

dan vervolgens terug te gaan naar de kleinste schaal. Maar wij (in de

huidige tijd) gaan altijd uit van architectuur, en architectuur maakt

geen stad. Natuurlijk keek Dudok ook naar anderen, zoals bijvoorbeeld

naar Unwin, de man achter de tuinsteden in Engeland. Dudok had daar

zijn eigen gedachten over en paste die toe.

Sinds Dudok heeft Hilversum nooit meer iets goed doordacht

doorgevoerd. Door de onzorgvuldigheid ontstaan er gaten in de

stad.

Worden met Dudok revisited dezelfde doelstellingen, die Dudok zelf voor

ogen had, gehaald?

‘Dudok wel of Dudok niet. Laten we duidelijk zijn, het is géén Dudok.

Op het moment dat je iets afbreekt, zelfs al bouw je het identiek weer

op, het is geen Dudok meer.

Het is een vervalsing. Een bepaalde ervaring kan je niet meer herhalen.

Die eerste liefde is de meest euforische en die krijg je nooit meer

terug.

Als je iets vernietigt, moet je dat ook niet weer terug willen, maar

helemaal vernietigen. Niet iets groter herbouwen, dat is een soort

omgekeerd Madurodam. Majorodam wordt het dan.

In 2002 is begonnen met de uitvoering van Dudok revisited in de wijk

Liebergen, Hilversum. Verwacht wordt dat eind 2008 alle woningen

en voorzieningen klaar zijn.//

> 1. Koenders, A. (2001) Hilversum. Architectuur en stedenbouw 1840-1950. Zwolle: Waanders Uitgevers> 2. Bergeijk, H. van (1993) "Het raadhuis", De Architect, nr. 52, blz. 12 t/m 23> 3. Bergeijk, H. van (1993) "De ontbrekende kern", De Architect, nr. 52, blz. 27 t/m 35> 4. Boekraad, C. (1993) "Retour à Dudok?", De Architect, nr. 52, blz. 38 t/m 47> 5. Huisman, J. (2007) "Dudok gijzelt Hilversum (nog steeds)", www.jaaphuisman.nl > 6. Projectbureau Liebergen (2003) "Plan Liebergen. Herstructure-ringsopgave 2002-2010"> 7. Interview met J. Huisman, architectuurcriticus en journalist> 8. Interview met H. van Bergeijk, docent aan de TU Delft, voorzitter van de Dudokstichting

Voorziening en woning geschakeld, Dudok 1920

Computeranaimatie van een deel van de wijk Lieber-gen, zoals deze wordt na de herstructurering

Woningen gebouwd volgens de Dudok revisited methode

Herstructureringsplan voor de wijk Liebergen

p08-p15 thema 01.indd 13 2-5-2007 12:56:58

Page 16: pantheon//  '06-'07 - copyright

14 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

p08-p15 thema 01.indd 14 2-5-2007 12:57:21

Page 17: pantheon//  '06-'07 - copyright

15s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

p08-p15 thema 01.indd 15 2-5-2007 12:57:41

Page 18: pantheon//  '06-'07 - copyright

16 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Pieter Eisma

VINEX-wijken. Bekend én berucht. De periode van VINEX-nieuwbouw duurde tien jaar, van 1995 tot 2005. Nu het dus min of meer af is, is gekeken of VINEX zijn doelen gehaald heeft. Is het nou echt zo slecht als iedereen denkt? Wat houdt VINEX eigenlijk in?

geschiedenis

Even terug in de tijd; in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening

Extra uit 1993 werd bepaald dat er tussen 1995 en 2005 650.000

woningen gerealiseerd moesten worden. Het doel was om met deze

uitbreidingen het woningentekort terug te brengen naar 2%. In

de hiervoor aangewezen VINEX-regio’s moesten ongeveer 460.000

woningen gebouwd worden. Hiervan moest een derde deel ook

binnen de stadsgrenzen komen. Buiten die regio’s moesten dus

190.000 woningen gerealiseerd worden. Tot slot moest er in de periode

1995 tot 2000 tweederde van het uiteindelijke aantal woningen

gebouwd worden.

Het doel van VINEX was de verstedelijking te bundelen binnen de

stadsregio’s en hierin de concentratie van woningen te verhogen.

Deze opzet, ook wel ‘de compacte stad’ genoemd, had als doel dat

de toenemende autostroom als gevolg van woon- werkverkeer

ingeperkt zou worden. Naast de korte afstand naar de stad

zou dit ook gerealiseerd moeten worden door hoogwaardige

openbaarvervoerverbindingen.

Om de kwaliteit van de wijken tijdens de bouw al te bewaken, is er

jaarlijks een evaluatie geweest en regelmatig contact geweest tussen

de betrokken partijen: het rijk, provincies en gemeentes.

het einde van de VINEX-periode

Na het laatste jaar van de VINEX-periode is de balans opgemaakt.

Uiteindelijk zijn er in heel Nederland 680.000 woningen gebouwd,

30.000 meer dan de beoogde 650.000 woningen. Hartstikke mooi

zou je denken, maar de waarheid is iets genuanceerder. Een deel van

de woningen dat in het begin van de VINEX-periode gebouwd werd,

was al gepland voordat VINEX bestond. Dus deze woningen zijn

niet ontworpen met het VINEX-gedachtengoed in het achterhoofd,

ze worden echter wel als zodanig meegeteld. Dit feit is er ook voor

verantwoordelijk dat er in de eerste drie jaar veel meer is gebouwd

dan de jaren erna. Deze locaties waar toen veel gebouwd werd, liggen

buiten de echte VINEX-locaties. Daar waren juist veel vertragingen

door ellenlange juridische procedures en problemen met de

besluitvorming.

Ook moesten in 2001 door de omgeslagen economie, plannen

opnieuw ontwikkeld worden. De vraag verschoof namelijk van dure

koopwoningen naar minder dure koopwoningen en in het algemeen

van koop naar huur.

doelstellingen niet gehaald

Uiteindelijk is 62% van het totale aantal woningen binnen de

VINEX-locaties gebouwd (terwijl 70% was afgesproken). Ook de

binnenstedelijke uitbreidingen haalden hun taks niet. Van tevoren

was 33% geëist, dit is 27% geworden. Wel moet opgemerkt worden

dat de verschillen per regio of stadsgewest groot zijn. Sommige regio’s

hebben zich keurig aan de afspraken gehouden, terwijl andere het

bij lange na niet gehaald hebben. Van de zeven regio’s heeft alleen

Haaglanden de doelstelling gehaald, van de stadsgewesten heeft iets

meer dan de helft het gehaald.

Dan die andere doelstelling: tweederde van het totaal in de eerste helft

van de periode realiseren. Ondanks de grote bouwproductie buiten de

VINEX-regio’s is uiteindelijk 59% gerealiseerd. Ook niet gehaald dus.

In de tweede helft is er minder gebouwd dan in de eerste helft, ook

in de gebieden die al achterliepen.

De eerder besproken hoogwaardige openbaarvervoerverbindingen

lopen ook niet als gepland. De afspraak was dat als tweederde van de

woningen op een locatie was gebouwd, dan zou de busverbinding

die er eerst was aangelegd, vervangen worden door verbindingen

met de trein of RandstadRail. Hoe het met hiermee afgelopen is,

weten we allemaal. In het algemeen kan gezegd worden dat met de

vertragingen in de bouw, de OV-verbindingen ook later kwamen.

Men wachtte nog liever even af hoe het gebied zich ontwikkelde,

voordat deze verbindingen daadwerkelijk aangelegd werden. Een

groot deel is dus niet in de VINEX-periode aangelegd en is nu nog

steeds in ontwikkeling.

VINEX nader bekeken

Tot zover de getallen. De vertragingen zijn niet het enige punt van

kritiek. Waar de meeste mensen over vallen als ze VINEX horen, is het

feit dat alle huizen op elkaar lijken (alsof één huis vele keren gekopieerd

zou zijn) , dat er teveel rijtjeshuizen zijn en dat de wijken maar één

functie zouden hebben. Hierdoor zouden de wijken een saaie bouwstijl

hebben. Toch is dit vreemd. Er bestaat niet zoiets als dé VINEX-wijk,

want elke wijk is anders en heeft een andere context.

Volgens velen het typische VINEX-beeld; rijtjeshuizen, rijtjeshuizen, rijtjeshuizen..., Ypenburg, Den Haag

VINEX, echt zo slecht?

p16-p24 thema 02.indd 16 2-5-2007 13:55:19

Page 19: pantheon//  '06-'07 - copyright

17s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Woningexperimenten in Carnisselande, Barendrecht

Bovendien kun je je afvragen of het erg is dat de wijken dit beeld

hebben. De jaren ’30-wijken hebben ook een duidelijke eenvormige

stijl, net als die uit de jaren ’50, ’60 en jaren ’80. Niet alleen VINEX-wijken

zijn dus eenvormig.

Er bestaat niet zoiets als dé VINEX-wijk, want elke wijk is anders en heeft een andere context.

Als je binnen een wijk inzoomt op het niveau van de straat, valt vooral

op dat geen VINEX-wijk hetzelfde is. In elke wijk is (in tegenstelling

tot wat veel mensen denken) naar een eigen karakteristiek beeld

gezocht. Ook is bij de opbouw van elke wijk voortgeborduurd op oude

patronen in het landschap of zijn er juist nieuwe structuren bedacht.

Daarnaast zijn er verschillende soorten buurten en straten (lanen,

eilanden en hoven) gebruikt en is dit gecombineerd met verschillende

woningtypes en architectuurstijlen.

De openbare ruimte is minder afwisselend. Hoewel er wel hier en daar

kleine experimentjes zijn geweest, is er op de meeste plekken nog

gewoon een straat met parkeerplaatsen langs de stoep en aan beide

kanten rijtjeshuizen met een voortuintje. Het is ook de vraag wie dit

beeld het liefste wil; de bewoners, de architect of de stedebouwer?

Of is dit de enige oplossing binnen de normen en de eisen die de

gemeentes gesteld hebben?

Verder inzoomen op het niveau van de woningen laat zien dat de

verschillende woningtypes ook bekend zijn; rijtjeshuizen, twee-

onder-een-kap, appartement en vrijstaand. De variatie uit zich vooral

in de gevel en de kap. Deze zijn traditioneel, retro, postmodern,

supermodern of mediterraan. Voor elke smaak een gevel en kap, maar

over het algemeen blijven de woningen hetzelfde.

In maar een paar wijken is men (op kleine schaal, maar toch) écht

vernieuwend bezig. Daar is geëxperimenteerd met verschillende

patiotypes, woon-werkunits of bijzondere gestapelde types die toch

grondgebonden zijn.

Ondanks alle kritiek op de eenvormigheid, wordt wel degelijk

geprobeerd om zoveel mogelijk afwisseling en variatie in de wijk

te creëren. Hier moet wel weer opgepast worden dat dit niet teveel

gedaan wordt, omdat anders de herkenbaarheid van plekken in de

wijk niet meer duidelijk is.

Binnen de schaal en omvang van een VINEX-locatie moeten de

bewoners de kans krijgen om zich te identificeren met hun plek,

anders wordt een huis nooit een thuis. De diversiteit waar men op

mikte, zou anders een lappendeken van allerlei buurten worden. In de

kleine wijken speelt dit probleem echter niet, zij hebben een sterkere

structuur, waardoor men zich beter met een buurt kan identificeren.

Misschien is dat wel het hele probleem van de VINEX-wijken; ze zijn

te grootschalig om in één keer gebouwd te worden. De grootste

uitbreidingen tellen meer dan 10.000 woningen (o.a. Ypenburg, IJburg

en Leidsche Rijn), dus het is eigenlijk geen wonder dat mensen zich

niet snel thuis voelen. Hoe kun je je identificeren met je wijk als die

groter is dan een normaal dorp, maar de diversiteit mist?

Misschien is dat wel het hele probleem van de VINEX-wijken; ze zijn te grootschalig om in één keer gebouwd te worden.

identiteitscrisis

Doordat de wijken allemaal aan een stad gebouwd zijn of langs grote

wegen liggen, is er weinig anders te doen in de wijk dan wonen.

Aangezien de benodigde voorzieningen zich dichtbij in de steden

bevinden, zal dit ook niet snel veranderen. De enige voorzieningen

die zo’n wijk rijk is, beperken zich tot een basisschool, een supermarkt,

een zorgvoorziening en misschien nog een sportcomplex. Met zulke

voorzieningen is het moeilijk om een echt centrum te creëren. Wellicht

zal dit in de toekomst nog kunnen veranderen, hoewel er in het

stedebouwkundig plan maar weinig rekening mee is gehouden. Ook

zijn de woningen rond dit ‘centrum’ niet makkelijk aan te passen tot

winkel of een andere functie, omdat ze deze flexibiliteit missen.

Dit is ook een punt waarbij VINEX op twee gedachten hinkt. Aan de

ene kant wil men graag een levendige wijk met een bruisend centrum,

aan de andere kant wordt het leven in de VINEX-wijk gepropageerd

als rustig en landelijk wonen, met als voordeel dat je toch aan de

stad woont. Misschien mede doordat er weinig te doen is in de eigen

wijk, is de VINEX-bewoner ondertussen georiënteerd op meerdere

steden in plaats van alleen de stad waarin ze wonen. Tot nu toe is de

wijk nog gewoon de plek waar ze thuiskomen, niet waar ze wonen,

werken en winkelen.

de bewoners

Wat vindt de bewoner eigenlijk van zijn wijk? Het merendeel van

de bewoners is zeer tevreden over zijn VINEX-woning. Een klein

percentage is van plan om binnen 1 à 2 jaar weer te verhuizen. Toch

is er ook maar een klein percentage dat voor altijd in zo’ne woning

p16-p24 thema 02.indd 17 2-5-2007 13:55:21

Page 20: pantheon//  '06-'07 - copyright

18 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Variatie op rijtjeshuizen in de wijk Weidevenne, Purmerend

wil blijven wonen. De woningen worden dus vaak gezien als een

tussenstation. Dit komt doordat de keuze voor een huis in een VINEX-

wijk min of meer gedwongen was, door de markt, of door de eigen

financiële situatie.

Over de woonomgeving is men minder tevreden. Dit komt onder

andere doordat er een gebrek aan voorzieningen is. Waarschijnlijk is

de behoefte aan voorzieningen in een wijk onderschat. Een andere

reden is dat heel veel voorzieningen pas laat in de wijk zijn aangelegd,

lang nadat er de wijk al bewoond was.

Verder zijn de krappe parkeernormen voor veel bewoners een punt

van kritiek. Dit hoort natuurlijk bij het beleid om de automobiliteit te

beperken, maar blijkbaar willen veel mensen nog steeds meer dan

één auto.

Die andere manier om de mobiliteit te beperken, namelijk de

aanleg van veel openbaarvervoerverbingen, wordt nu wel goed

gewaardeerd. Hoewel ze pas laat aangelegd werden, scoren ze goed

in het tevredenheidonderzoek.

De afwezigheid van groen wordt ook als een gemis ervaren.

Hoewel maar een kwart van de mensen aangeeft dat ze hier totaal

ontevreden over zijn, is dit een groot deel ten opzichte van andere

nieuwbouwwijken.

De woningen worden dus vaak gezien als een tussenstation.

echt zo slecht?

De bewoners zijn, ondanks kleine punten van kritiek, over het

algemeen tevreden over hun VINEX-wijk, veel positiever dan de rest

van de bevolking. Ook vanuit het oogpunt van de overheid, met

betrekking tot het halen van de doelen die gesteld waren, kan gesteld

worden dat VINEX goed gelukt is. Het is waar dat sommige wijken erg

monofunctioneel zijn en architectonisch gezien ook wel heel saai.

Toch verdient VINEX naar mijn mening wel wat meer credit dan dat

wat het nu krijgt.//

> Van ‘t Hoff, M., Jacobson, G., Leroi, M. (2006) Via Vinex. Straatbeeld van 10 jaar Vinex. Rotterdam: Episode Publishers> VROM (2005) Evaluatie Verstedelijking VINEX 1995 tot 2005. Eindrapport.> Dossier VINEX: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=7437

p16-p24 thema 02.indd 18 2-5-2007 13:55:30

Page 21: pantheon//  '06-'07 - copyright

19s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

p16-p24 thema 02.indd 19 2-5-2007 13:55:36

Page 22: pantheon//  '06-'07 - copyright

20 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n20 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h tc o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Roana Plugge

stempelen met stedenbouw

Dat het wiel al eens is uitgevonden, is vrijwel elke bouwkunde student

menigmaal op het hart gedrukt. ‘Ga niet zelf naar een oplossing

zoeken wanneer er al zo vaak is nagedacht over het desbetreff ende

onderwerp, dat er onmogelijk nog nieuwe inzichten gevonden kunnen

worden. Kijk naar de vele gerealiseerde voorbeelden, analyseer welke

overeenkomen met je eigen opdracht en leer datgene er uit te fi lteren

dat jouw ontwerp het bijzondere geeft waarnaar je opzoek bent’.

Het is waar dat dit inderdaad veel tijd scheelt en dat een ontwerp,

bedacht op zo’n manier echt niet onderdoet van een eigen verzonnen

oplossing. Vele eeuwen van architectuur en stedenbouw gingen

ons immers al voor en hebben een immense lijst van voorbeelden

achtergelaten. Het ene voorbeeld kan goed zijn, het andere weer

slecht maar altijd kan er lering uit getrokken worden.

Dat er in een ontwerp oplossingen zijn overgenomen van voorgangers

hoeft niet altijd zichtbaar te zijn. Een architect heeft bijvoorbeeld met

alleen al de materialisatie van het ontwerp nog een ruime keuzevrijheid

om er iets unieks van te maken. Gelukkig maar, want anders zouden

er inmiddels veel gebouwen erg veel op elkaar lijken. Zo zal er binnen

de architectuur altijd gestreefd worden naar nieuwe uiterlijke vormen.

Stedenbouw spreekt echter uiterlijk minder tot de verbeelding. Een

wijk krijgt haar beeld immers grotendeels door de architectuur van

de gebouwen die er staan. Een stedenbouwkundig ontwerper heeft

hier slechts beperkt invloed op. Het plan wordt ingevuld door de

ontwerpen van architecten die op hun beurt er altijd voor zullen

zorgen dat de nieuwe wijk een uniek beeld krijgt. Waarom zou je er

dan vooral als stedenbouwkundige nog de moeite voor nemen een

uniek ontwerp maken?

Waarom zou je als stedenbouwkundige nog de moeite nemen voor een uniek ontwerp?

Een wijk die goed ontworpen is en in de praktijk heeft bewezen

werkbaar en leefbaar te zijn, kan zonder dat het ook maar iemand

opvalt, zomaar gekopieerd en geplakt worden in een nieuwe situatie.

Stedenbouw lijkt zich meer dan architectuur te lenen voor stempelen.

Zouden we op zoek kunnen gaan naar een stempel die een uitkomst

is voor elke stedenbouwkundig ontwerper?

Het lijkt op het eerste gezicht best een goed idee om voor een nieuw

stedenbouwkundig plan op zoek te gaan naar een perfecte wijk, deze

te kopiëren en vervolgens te plakken in de nieuwe situatie. Weinig

werk, een plan waarvan je van te voren al weet dat het een goed

werkende wijk oplevert en als klap op de vuurpijl; niemand die er wat

van merkt, vanwege het veranderde uiterlijk door de invulling van de

architecten. Scheelt een hoop tijd en geld en niemand hoeft zich meer

te ergeren aan slecht werkende experimenten. Klinkt als Utopia.

Helaas bestaat er (nog) niet zoiets als Utopia. Er zijn natuurlijk vele

erg goed werkende wijken, maar een ieder zal de redenen kunnen

bedenken waarom deze niet klakkeloos overgenomen kunnen

worden. Elke locatie is immers uniek en vraagt om plaatsgerelateerde

oplossingen, zoals aansluiten op de bestaande bebouwing en

infrastructuur. Ook de grootte van het plan is telkens verschillend.

Een hoog stedelijk plan met de omvang van bijvoorbeeld de

grachtengordel van Amsterdam zul je niet kunnen plakken in een

kleine uitbreidingswijk van een dorpje op het platteland. Daarnaast

hoeft een wijk die nu perfect werkt. over tien jaar helemaal niet meer

goed te werken vanwege veranderde eisen aan de leefomgeving.

Al met al veel redenen om toch maar niet al te makkelijk een plannetje

te knippen en plakken. Toch moet er een soort van tussenweg zijn. Een

oplossing die wel veel overbodig werk weglaat en een einde maakt aan

overbodige slecht werkende experimenten. Je zou kunnen denken aan

een soort handleiding. Een stappenplan dat je stap voor stap brengt tot

het meest ideale ontwerp voor de opdracht. Dat, samen met een lijst

van goede en slechte voorbeelden en stedenbouw wordt een makkie.

Een soort van stedenbouw voor dummies, een basis voor elk plan.

Na hier en daar wat rondvragen blijken er inderdaad werken te zijn

Het lijkt soms wel of alles al een keer bedacht is. Ontwerpers grijpen naar de meest extreme maatregelen om toch nog uniek over te komen. Wordt het echter niet eens tijd te gaan profi teren van deze wereld vol voorbeelden?

p16-p24 thema 02.indd 20 2-5-2007 13:56:00

Page 23: pantheon//  '06-'07 - copyright

21s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07 21s t y l o s / / c o p y r i g h tc o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

waar een aantal punten op een rijtje worden gezet. Een stempel kun je

het niet noemen, maar deze werken kunnen als basis worden gebruikt

bij het maken van een specifi ek stedenbouwkundig plan.

In 2005 een verscheen bijvoorbeeld een rapport van de hiervoor

speciaal in het leven geroepen adviescommissie gebiedsontwikkeling.

Deze commissie, onder leiding van Riek Bakker, kreeg als taak veertien

grote stedenbouwkundige projecten te analyseren en daarvan

vervolgens de dingen die goed gingen en de dingen die slecht gingen

te rapporteren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het document

‘De praktijk van gebiedsontwikkeling’. In dit document staan van vijf

projecten, o.a. Meerstad, de Blauwe Stad en het Wieringerrandmeer,

de bevindingen gesommeerd. Deze projecten kunnen als leidraad

dienen voor nieuwe projecten. Wat ging er goed en hoe kunnen

deze ervaringen gebruikt worden bij een nieuw project? Helaas gaat

dit document niet zozeer in op de inhoudelijke kwaliteiten van de

plannen, maar meer op de procesmatige kant. Voor samenwerking is

het een goed document om als richtlijn te gebruiken, maar het lijkt

nog niet op een stappenplan.

Ook op onze eigen faculteit is er zeer recentelijk een boek verschenen

waar stedenbouw onderworpen wordt aan een aantal gemakkelijk

na te volgen regels. Dit werk, genaamd ‘Ruimtelijke transformaties in

kleine nederzettingen’ wijdt uit over uitbreidingen van kleine dorpen.

De bevindingen worden ondersteund met illustraties van een aantal

voorbeelden. Dit begint al meer te lijken op een stappenplan, al kun je

het beter gebruiken als een checklist. Deze checklist is voortgekomen

uit de fouten die te zien zijn in de voorbeelden. Fouten die zelfs in

een goed stedenbouwkundig plan makkelijk te maken zijn, omdat de

handelingen snel onbelangrijk kunnen lijken, terwijl ze, wanneer niet

goed uitgevoerd, het plan van mindere kwaliteit maken. Bijvoorbeeld

of er goed is nagedacht over hoeken, dat er een fraaie oplossing

is bedacht voor de scheiding tussen openbaar en privé en dat

speelruimtes in het plan geïntegreerd zijn. Het zijn de basisregels die

elke stedenbouwkundige in zijn hoofd zou moeten hebben. Toch is het

goed dat de regels een keer op een rijtje zijn gezet. Iedereen vergeet

wel eens iets en als je na het ontwerpen van een uitbreiding van een

dorp de regels nog eens rustig door neemt kun je eventuele missers er

nog uit halen. Zo toegepast op één type stedenbouwkundige opgave

kan een lijst dus best goed werken.

Je zou voor alle verschillende situaties zo een hele stempeldoos bij elkaar kunnen krijgen.

Je zou dus meerdere lijsten moeten maken en niet op zoek moeten

gaan naar één stempel die alles omvat. Opdrachten zijn zo verschillend

van omvang en locatie, dat het onmogelijk is alles met één plan in te

vullen. Je zou voor alle verschillende situaties zo een hele stempeldoos

bij elkaar kunnen krijgen. Een soort basis die je op je plan kan drukken

om vanuit daar verder te ontwerpen. Een basislijst met punten waar in

elk ontwerp op gelet moet worden, die je er altijd naast kan houden

als leidraad.

Misschien moeten we ook maar helemaal niet streven naar een stempel

of zelfs een stempeldoos met het ideale stedenbouwkundige plan

voor elke situatie. Elke stad, elk dorp en zelfs elk plein zou op elkaar

gaan lijken. Het leuke aan de wereld is juist dat elke plaats uniek is

en zijn eigen oplossingen heeft. Daarom zou er niet een lijst moeten

bestaan die van een ontwerper een simpele kopieermachine maakt.

De kracht van de stedenbouwkundige zit er juist in dat hij altijd

streeft naar nieuwe concepten, nieuwe belevingen en overal een

uitdaging in ziet. De constant veranderende maatschappij helpt hem

daarbij. Toenemende parkeernormen, meer behoefte aan groen en

voorzieningen in de buurt zijn slechts een kleine greep uit de grote

lijst factoren die de ontwerper zullen blijven stimuleren naar nieuwe

oplossingen te zoeken. Echt uniek zullen ze misschien niet altijd zijn,

maar wel zo toegespitst op tijd, plaats en ruimte dat er van stempelen

geen sprake is.//

Bronnen:> Bakker, R en anderen (2005) De praktijk van gebiedsontwikkeling. Tussenrapport-age van de adviescommissie gebiedsontwikkeling. Amersfoort: Lysias Consulting Group B.V. > Meyer, H en Burg, L. van den en Neven, G. (2007) Ruimtelijke transformaties in kleine nederzettingen West-Nederland: 1850-2000. deel 3 uitbreidingswijken Delft: TU-Delft, faculteit Bouwkunde

p16-p24 thema 02.indd 21 2-5-2007 13:56:18

Page 24: pantheon//  '06-'07 - copyright

22 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

building imagesHelmer Attema

On first glance, the image of the kitchen below seems to be a very ordinary, domestic scene. It shows a rather messy and insignificant place. However, a closer look reveals what this image really is.

A flood of images reaches us through the media. Media has become

omnipresent. Magazines, newspapers, computer games, video clips

and reality soaps all contribute to a form of reality that only exists in

the ‘mediascapes’1 of popular culture. These media have their influence

on architecture as well. Architecture is closely aligned with image

culture, advertising and the media. The attitude to the media becomes

increasingly important for architects to survive.

Thomas Demand

In fact, the image of the kitchen is a reconstruction in cardboard

of a news photograph of a kitchen in Tikrit, in the underground

cell in which Saddam Hussein was captured. The German artist

Thomas Demand who is occupied with the idea that media culture

has its architecture, made this reconstruction. He is best known for

his unconventional photography. He makes images of interior and

exterior spaces that initially look real. Reconstructed entirely from

coloured paper and cardboard, they are in fact photographs of physical

models, painstakingly reconstructed, mostly scale 1:1. With the speed

of an architect, Demand works on his image, which sometimes takes

half a year to complete. A lot of work is put in to a complete three-

dimensional model, though the camera position is fixed; a complete

three-dimensional model to take a two-dimensional picture.

The common and familiar subjects, to which the photographs of

Demand at first sight seem to refer, in fact often relaten to scenes, which

have reached our attention through the mass media. The archives of

German filmmaker and National Socialist propagandist Leni Riefenstahl

to the Parisian tunnel in which princess Diana died are just some of the

examples, which Demand used for his reconstructions.

He builds cardboard ‘architecture’ to raise questions on the reliability

of media images. The mental images people have of important media

moments, like the Tsunami in Asia or the war in Iraq, are derived from

images on TV and in newspapers. Mental imagery has a relation to

direct sensory observation. Perception cannot be confined to what the

eyes record of the outer world. You’ll translate it into a photographic

memory, because a perceptual act is never isolated. A stream of

innumerable acts, performed in the past survives graphically in your

memory.

The intention of Demand is not to make his work as complete and

realistic as possible. “I make it imperfect in order to be beautiful.”

The interiors are carried out in such way that it lets viewers search

for traces. The reconstructions give a tour through the remains of an

event in order to let them demystify the setting. As a viewer, you’ll

realize that it’s possible to trail the events, but you’ll never experience

all the emotions, pain and violence that the image is referring to and

therefore it shows its limitedness. Close inspection of Demand’s life-

like images also reveal a lack of detail and, as a result, the artifice of

his scenes becomes apparent. To a certain extent the scene has been

reconstructed accurately, but the reality is laid bare upon the moment

you recognize the materials.

The paradox of understanding images which are incomplete is familiar

to daily life. Even in direct perception, an observer glancing at an image

might catch little but the most important features. Mental images

admit of selectivity. The thinker can focus on what is relevant and

dismiss from visibility what is not. By selecting some of the elements,

the whole picture can be understood by mental completion. The visual

content of images can be reduced to mere flashes of shape or direction.

A mental image can therefore be quite abstract.

The imperfect condition of the image, in photographs like Badezimmer

(1997), turns you into an active onlooker reconstructing the scene. The

photograph shows the bathroom, in which the politician Uwe Barschel

died. By reducing this image, the viewer can develop his own fantasy.

“It’s like to understand how it comes together, how it is constructed,

how much we need to kind of trust what we see but without really

seeing the truth" 2 The viewer will construct a mental space around

the reconstructed image and wonders what happened. The absence

of people complicates the mystery and makes the scenes of empty

p16-p24 thema 02.indd 22 2-5-2007 13:56:22

Page 25: pantheon//  '06-'07 - copyright

23s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

interiors or abandoned highways rather uncanny.

So the art of Demand is imperfect on purpose. It reconsiders the

traditional notion of photography as a faithful record of reality,

which is saturated with manipulated images. The two-dimensional

representation of reality in magazines and newspaper is quite limited

and highly simplified. In the words of Demand himself: “I imagine the

media as my landscape now and I’m driving the bus through it and

show you some peculiar sights or something like that so for me the

media is a production side of reality and I’m trying to kind of cope

with that” 3

modernism and images

In architecture, images can have a stronger effect than a building

itself. Repetition of these images makes you memorize them, whereby

the frame of the picture helps to de-contextualize the building and

to see the buildings always from the same angle in an insignificant

context.

Le Corbusier spent a lot of time producing images instead of

architecture. Honest use of materials was therefore often unimportant.

The canonical images of his Villa Savoie hide that the building is not

a truly functional, concrete building representing the main points of

modernism. In fact, if we have a look at the images of this house of

Le Corbusier under construction, it turns out to be that the bricks are

carefully covered with plaster to give the impression that it was built

out of concrete.

Another example of this is the House of the Future, by Peter and Allison

Smithson, which was nothing more than a full-scale model in plywood

and plaster pretending to have a futuristic plastic interior. Carrying out

the design in ‘fake’ materials doesn’t make the message of the design

less stronger. On the contrary, it states so much the more that the

architecture was built for the sake of the images, which have to make

clear what their ideas are about. 4

Just as is the case at the moment when you notice that a photograph of

Demand isn’t real, a lot of modern architecture falls apart the moment

it is built, because all its imperfections are revealed. The real nature

of the tectonics, fairness of construction and materials comes to the

surface only in the state of decay.

In her book 'Privacy and publicity'5, Beatriz Colomina argues that with

modernity, the site of architectural production literally moved from

the street into photographs, films, publications, and exhibitions. A

displacement that presupposes a new sense of space: one defined by

images rather than walls. Modern architecture is in her opinion not

modernistic because of the use of concrete and glass or its attitude

towards new technologies, but because of its new attitude to the

media, as found in engaging competitions and publications. Mies van

der Rohe, Le Corbusier and the Smithsons embraced mass media to

propagate their images, while their buildings lacked consistency in

materiality. They were the first to design with this attitude.

Worldwide modernist architects built an oeuvre, which consists not

only of postcard buildings, but also especially of exhibitions and

monographies with images with their individual ideas, preferences

and taste.

visibility and simulation

Today, the credo 'Success is visibility and visibility is success' becomes

even more apparent in more and more fields. People, institutions and

practices have a drive to come to images, which is necessary to become

visible, architecture not excluded. Images are unlikely to be challenged

by a medium, upon which architects rely more heavily. The tendency

to design buildings that are primarily visually attractive, is visible in

the work of many contemporary architects.

The primacy of images is one of the most important features of

2. Model (2000) by Thomas Demand

4. Bathroom in the house of the future

3. Badezimmer (1997) by Demand

p16-p24 thema 02.indd 23 2-5-2007 13:56:33

Page 26: pantheon//  '06-'07 - copyright

24 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

consumption culture. By its transformation into commodity, a product

of culture, such as a piece of architecture, will be reduced to a means

for its own consumption. It has to attract attention and it has to sell

itself.

Buildings advertise themselves through images. In his book 'L’echange

symbolique et la Mort Baudrillard'6 compares plastic with the stucco

of the baroque, used for the creation of a wholly artificial nature. By

doing so, he explains that the kitschy approach in the baroque was not

different from today. In his view, image and appearance have always

been two separate things.

Baudrillard sees the contemporary condition as one in which

phenomena themselves, as effects, are generated out of the structural

code. This is what he means by simulation. In Baudrillard’s scheme,

the image is, over time, progressively drawn away from reality until

it ceases to bear any relation to reality whatsoever. Images become

merely a simulation of the real. Or even replace the real, as is the case

in world maps replacing the world, or do not even necessarily have

any reality at their basis, or form a kind of hyper-reality which is an

intensification of spaces and places.

“Simulacrum negates both original and copy, both model and

reproduction”, Deleuze explains. He continues to say that Modernity

is defined by the power of the simulations described by Baudrillard:

“Similarity and resemblance now have as their essence only the

condition of being simulated[..]simulation designates the power to

produce an effect” 7

Baudrillard outlines this movement as a historical sequence. In the

medieval period, images in religious art and crafts directly represented

their content. This changed gradually to a clearer separation between

image and appearance through the use of false images like mirrors or

paintings of the Renaissance and classical period. In turn, the seriality

of production in capitalist society is governed by equivalence, in which

copies are copied. The most recent development is simulation, whereby

the copy has replaced the original and the effect is emphasized.

Today, one becomes flooded with effect images, which move away

further and further from reality. Producing images, which have to

be striking and visually display complex information in an easily

comprehensible way, is one of the main obsessions of architects.

This becomes visible for instance in the collage approach in

architectural publishing of putting images from popular culture

and cartoonish representations of buildings together or in the rise

of the star architects already having an image of what his entry of a

competition should look like even without knowing the program.

Architecture is a link in a chain of media processes. A media strategy

is vital for architects to propagate their ideas. The work of Demand

makes clear that the mental architecture evoked by media images is

only reliable to a limited extent. Whereas Demand builds architecture

to produce images, many architects build images to produce

architecture. The significance of modernist architects lies in the way

they handled the transformation to an inevitable influence of media

images on architecture and today a clear relationship with the media

and publishing is even more needed in architecture.//

> 1.The term ‘mediascape’ is invented by Arjun Appadurai. Mediascapes refer to combinations of several media and the influence they have. See also: Appudurai, A, (1996) Modernity at large. Cultural Dimensions of globalization, Minneapolis, The University of Minnesota Press, p. 35.> 2. http://cybermuse.gallery.ca/cybermuse/showcases/meet/artist_e.jsp?artistid=5977> 3. idem> 4. Colomina, B. (2006) Domesticity at war: Barcelona: Actar, p.202> 5. Colomina, B. (1996) Privacy and publicity: MIT Press> 6. Baudrillard, J. (1976) L’echange symbolique et la Mort : Paris: Gallimard> 7. Deleuze, G. and Rosalind Krauss (1983) from: “Plato and the simulacrum”, October, Vol. 27> 8. Winkler, C. van (2005) Het primaat van de zichtbaarheid. Rotterdam: NAi Uitgevers > 8. Jong, A. de en M. Schuilenburg (2006) Mediapolis: Rotterdam: Uitgeverij 010> 9. Allen, S. (2000) Practice architecture, technique and representation, Gordon and Breach> 10. Baudrillard, J. ‘The Precession of Simulacra’ in Simulations , New York: Semiotexte, 1983, p.11> 11. Jencks, C. (1996) What is postmodernism?: London: Academy editions> 12. Arnheim, R. (1969) Visual thinking: London: University of California press

6. Space simulator by Thomas Demand (2003)

p16-p24 thema 02.indd 24 2-5-2007 13:56:38

Page 27: pantheon//  '06-'07 - copyright

25s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

There used to be differences between houses built for different people,

but it looks like no one seems to care nowadays. At least not the ones

who are building and designing these houses. The remarkable thing

is that even though people like to personalize everything they own,

not all people living in Vinex-locations are alike. Even more, try finding

two households that are alike. You won’t find them.

Architects are supposed to be designing for people and their personal

demands. Buildings are supposed to fit their users. The thing with

Vinex-locations is that that isn’t possible. The owners of a Vinex-house

can decorate the interior according to their own wants and needs, but

rearranging the walls is something completely different. Because the

whole area is designed in order to create fast and cheap new housing,

most changes are not allowed to be made. The whole aspect of cheap

has gone a bit too far. If the commissioner wants to sell these houses

to satisfied customers, he should pay a little more attention to their

wants and needs. What is the use of having houses available that will

not be sold?

Vinex-locations are quite the experiment. Built completely similar

houses in an area near a city. Try to get different people to live there.

See where it leads to.

“The size and character of private houses tell us who we are, who we should be, how much noise we can make.”

Usually people try to do everything they can within given boundaries

to get whatever they want. And sometimes people go beyond those

given boundaries. The result of all this is that in, let’s say thirty years,

not much of the original plans considering the area's character will

still be there. The residents will have changed the overall view of

their living space and thus the character of Vinex-locations as they

are known today.

Because the Vinex-locations have a more similar look when being built

than the early twentieth century housing, the difference between first

residents and thirty years after will be more visible. A second thing

is that the scale of Vinex is a bit larger and therefore magnifies the

visible changes.

A similar thing could be said about the social housing projects in the

sixties, but the starting point is not the same. In comparison, both

were designed to accommodate housing for a lot of people, fast and

cheap, but when designing the Vinex-locations, there was no more

space left in the cities and the traffic density had also grown rapidly.

The point of departure differed. Another thing that played a part in all

this was that the building conditions had changed. In the early sixties

the economy was still recovering from the Second World War. In the

nineties, when the idea of Vinex first saw the light, the economy was

thriving. People knew they could set demands.

As a result the new building areas were located not in a city but close

to a city to be able to provide the exterior space that was wanted. Just

balconies did not fulfil the demands anymore.

So now there were supposed to be houses with exterior space in

suburbs. People wanted to live the good life and knew they could.

There are more things that changed during these thirty years between

social housing projects and vinex. Also the structure of the households

had changed. People needed more space and also requested more

individuality and options to design their own space.

“Built environments can be seen as sets of

consequences of VINEXMarjolein Overtoom

Who hasn’t seen houses lined up as a meandering river these days? Nowhere to cross and nowhere to break through. What happened to all those home-grown houses?

p25-p29 thema 03.indd 25 2-5-2007 14:16:50

Page 28: pantheon//  '06-'07 - copyright

26 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

structured choices and you have to observe those choices whether you like it or not. Unless you’re big and strong and don’t mind walking through walls all the time.”

The biggest problem with the housing on Vinex-locations is the

absence of possibility for change. Almost every new project is

being built using concrete construction discs. If instead steel frames

would be used there would be more possibilities for the residents to

personalise their living space, at lower costs. It is not reasonable to

suggest that the residents-to-be should have more to say about their

house before it’s being built, simply because the whole idea of cheap

and fast housing would be thrown away. If however steel frames were

used, the basic idea would not change. It would be a little like k’nex.

The basic costs could be lower, the additional costs of for example the

walls that the residents would have to put in the house would make

it the same amount as it is now. The walls would have to be prefab

to accomplish this, but if the owners decide they want something

completely different, they can.

One way or another, the personalisation originating from people

cannot be stopped. The area’s character is defined by a lot of things.

Most are determined by the designer. In the case of Vinex, this would

include for example the street stones, the size of the front yard, the

fence around it, the front door, the window frames. Other things

that are really alike in the beginning but were not necessarily meant

to be are the gardens themselves. The gardens are the first thing to

be personalised. Because of the small amount of time that people

have lived there,

the plants and flowers planted are still small. Thus the overall height is

quite low and the houses are visible from floor to roof. Something else

that can be personalised right from the start is what is inside.

This can be used to change the exterior also by choosing a certain kind

of curtains and putting things on the windowsill. It is small, but it is

working. Imagine the difference, if you are walking in a street where

everything is the same and then in a street where the curtains are

different from any other house in the same street. It reflects the roof

of a life that is lived inside. The differences give a life meaning and

what architects are supposed to do, is to design buildings making

this uniqueness possible. If one has nothing of their own it is almost

like not being there at all. Houses are meant to be lived in, so logically

housing should be adjustable to meet these needs. Making a difference

will happen eventually.

“Architects are not social engineers. Architects do not plan or draw or build structures with a great deal of thought about the social patterns those structures create. That’s not what they do."

Architects should consider that as soon as people enter their buildings,

things are going to happen that they did not plan to happen, while

designing. It is far more interesting to go somewhere you are not

supposed to go. Architects should leave some possibilities open and

see where it leads. Who knows what wonderful things they never

thought of might happen.

When we try to see the case of these Vinex-houses on a larger scale, it

comes to mind that it is far too easy to get lost. This is a logical result

of the equality of environment. People need differences to remember

or recognise where they are, they need differences to guide them.

Everyone follows the light because it is different from the dark that

they are in, in search for something new. Increasing house-numbers

does not cover the load. It is not just the houses that need to be

personalised and differentiated.

p25-p29 thema 03.indd 26 2-5-2007 14:16:55

Page 29: pantheon//  '06-'07 - copyright

27s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

“Places sculpt behavior. Your house sculpts the behavior of everybody who walks through it and lives in it. Your house is sculpting your behavior right now, in ways you can’t perceive when you try.”

People should not have to feel like they are only staying over. It should

feel like their own place where they feel at home. So what better way

to accomplish this than to let people who live there do this? Because

people wanted extra exterior space for themselves, the size of the

public spaces has been minimised. This in order to use as few space as

possible to make sure not the entire country will be built over. A noble

goal. However, it is not like space is lost as soon as something

is being built in that space. Who would want to walk in all these areas

without having to get somewhere? There is nothing to see, to gratify

the senses. As soon as the first house is seen, all are seen.

There is no resuscitation of anything that would make one go in there

out of curiosity to see what is around the next corner. So in fact by

creating these locations, space is lost.

Maybe in thirty years from now it will be different, people will have

personalised their houses and it will be ‘space’ again. Maybe the

designers will have seen the results of these Vinex-experiments and

jump to conclusions. That people are people and always will be and

they will change as will their wants and needs. Houses are really durable

if they can adapt to their residents, over and over again.

In thirty years from now, Vinex-locations might possibly look very

different from what they look like now. In every house, several

households will have left something for the new owners. The usage will

be visible and reflected onto the street image. Trees in yards, additions

made. The house will no more look like the house of the neighbours

and it will be identifiable. From imitation to individualisation.//

> The Psychology of Residential Space, Walt Lockley.> http://www.placedoctor.com> http://www.waltlockley.com> http://ecorys.nl> http://www.jaaphuisman.nll> http://people.zeelandnet.nl> http://www.iea-pvps.org> http://content.answers.com

The Body House in Rotterdam is completely fit to the requirements of the future residents. The house is equipped with a body which contains the most important functions, like the stairs and the installations. This core litterally supports the house. The space on the top floor is a roof terrace, but can also be converted to a enclosed space.

p25-p29 thema 03.indd 27 2-5-2007 14:16:57

Page 30: pantheon//  '06-'07 - copyright

28 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

quote: copy and conquer!Bob Bol

Het herhalen van beroemde uitspraken om je eigen ideeën kracht bij te zetten. Het fenomeen quoten is een machtig middel; “Ja die en die zei het ook, dus het moet wel waar zijn…”

Breng eens een bezoekje aan het NAI, of volg voor de verandering eens

een lezing op bouwkunde. Iedere uiteenzetting bevat er wel één; een

uit zijn context gerukte quote. Een onbetwiste autoriteit, één zinnetje

dat blind door de menigte wordt overgenomen en eindeloos wordt

herhaald. Laten we, bij wijze van experiment, eens een aantal quotes

aanwenden voor eigen propaganda.

“Form follows function.”

Louis Sullivan

“The architect who combines in his being the powers of vision, of imagination, of intellect, of sympathy with human need and the power to interpret them in a language vernacular and true -- is he who shall create poems in stone...”

Louis Sullivan

“Ornament and structure were integral; their subtle rhythm sustained a high emotional tension, yet produced a sense of serenity.”

Louis Sullivan

De eerste quote is de meest bekende en meest misbruikte quote in de

architectuurwereld. Sullivan had een duidelijk beeld van de uitwerking

ervan in zijn architectuur. Het werd echter de verantwoording voor

talloze architecten om de wereld te verarmen met lege, dode, puur

platonische lichamen. Als we de woorden uit zijn volgende twee

uitspraken zorgvuldig tot ons nemen, lezen we dat hij pleitte voor een

humane architectuur. Een architectuur die in eerste instantie dienend

is aan de mens. Wat hij bedoelde met “form follows function” is niets

anders dan het recht doen aan de nieuwe materialen die in zijn tijd

hun intrede deden; niet proberen gebouwen anders voor te laten doen

dan het materiaal waaruit ze zijn opgebouwd.

“The mother art is architecture. Without an architecture of our own we have no soul of our own civilization.”

Frank Lloyd Wright

“Architecture is a social act and the material theatre of human activity.”

Frank Lloyd Wright

“All fine architectural values are human values, else not valuable.”

Frank Lloyd Wright

De leerling van Sullivan geeft dezelfde boodschap mee. Architectuur

kan de ziel van een beschaving bevatten; gebouwen zijn datgene wat

de architect aan de mens kan geven om hun leven zo vol mogelijk te

leven door hun omgeving te verreiken en tegelijkertijd te voorzien in

hun dagelijkse behoeften.

“All architecture is shelter, all great architecture is the design of space that contains, cuddles, exalts, or stimulates the persons in that space.”

Philip Johnson

“The purpose of architecture is to shelter and enhance man’s life on earth and to fulfil his belief in the nobility of his existence.”

Eero Saarinen

p25-p29 thema 03.indd 28 2-5-2007 14:16:57

Page 31: pantheon//  '06-'07 - copyright

29s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

“You have to consider your client. Only out of that can you produce great architecture. You cannot work in the abstract.”

I.M. Pei

De drie bovenstaande uitspraken sluiten in eerste instantie aan op

de woorden van Sullivan en Wright. De personen die deze uitspraken

deden hebben hun eigen woorden echter nooit goed begrepen; in

plaats van op een serieuze manier om te gaan met de behoeften van

de mens dachten zij dat zij als rechterhand van God wel beter wisten

wat het volk echt nodig had.

“There are no ugly cities.”

Álvaro Joaquim de Melo Siza Vieira

Architect en romanticus; Alvaro Siza kan in elke stad nog wel enige

kwaliteit ontdekken. Hij legt enkele tijdloze kwaliteiten uit die

schijnbaar in elke stad nog terug te vinden zijn. De vraag is of hij ooit

kritisch door het centrum van Rotterdam heeft gelopen, want hier

lijken al deze tijdloze kwaliteiten te ontbreken.

“Materialism is the marvel of the modern world.... but materialism is now bumping up against its limitations. Our machines have caused global warming. Our chemicals have poisoned the oceans. Our emphasis on the material has produced angst and alienation...”

John Massengale

Een van de hoofdpunten van het Modernisme was de uitdrukking

van technologische vooruitgang in architectuur. Dat was bijna een

eeuw geleden. We zitten nu in een vicieuze cirkel; het bouwen met

moderne materialen omdat we modern willen zijn, het willen uitvinden

van moderne materialen omdat we anders niet modern meer kunnen

zijn. Laten we deze drang eens opzij zetten, erkennen dat er in het

verleden genoeg te leren valt, en simpelweg bouwen zoals dat ooit

bedoeld was.

“Remember, if it’s ugly, it’s not traditional.”

John Massengale

Traditionalisme is een woord dat iedere hedendaagse architect

doet huiveren. Iedereen die het afdoet als iets dat “we niet meer

doen vandaag de dag” heeft echter geen idee wat het inhoudt.

Traditionalisme is niet het klakkeloos kopiëren van dat wat vroeger

gebouwd is. Het is een lering uit het verleden, een weg naar de

toekomst zonder alle geaccumuleerde waarde van millennia van

beschaving te ontkennen. In een zee van mogelijkheden is er slechts

één druppel correct, deze druppel bevat een oneindigheid aan goede

mogelijkheden. De foute mogelijkheden zijn echter een oneindig

maal oneindigheden groter. Het vinden van deze druppel ligt in het

verleden, niet in de toekomst. Er is immers nog niets in de toekomst,

dus valt er niets van te leren totdat we de toekomst tot het verleden

hebben gemaakt.

“No creator was prompted by a desire to serve his brothers, for his brothers rejected the gift he offered and that gift destroyed the slothful routine of their lives. His truth was his only motive.”

Howard Roark in The Fountainhead van Ayn Rand

Rand geeft aan dat de mens alleen in zijn meest pure vorm kan bestaan

als hij zijn eigen idealen volgt en zich hierin niet laat beïnvloeden door

de mening van de personen om hem heen. Een directe kritiek op alles

waar onze maatschappij nu voor staat; een maatschappij waar iedereen

zich laat leiden door de persoon die naast hem staat, een maatschappij

die drijft op elke volgende piek van een modegolf, een maatschappij

waarin het vak van de architectuur is verschalkt door deze zee en voor

niets anders staat dan de glossy plaatjes in de architectuurmagazines

en het verafgoden van de “starchitects”.

“Ik bouwde mijn eerste huis toen ik zeventien was. Het zat vol decoraties. Ik was vierentwintig toen ik mijn tweede huis bouwde; het was wit en kaal: ik had tussendoor gereisd. De tekeningen van dit tweede huis lagen op mijn tekentafel. Het was in 1911. Ik werd plotseling getroffen door de willekeurige plaatsing van de openingen in de gevel (deuren en vensters). Ik maakte ze zwart met houtskool. De zwarte vlekken spraken nu de een of andere taal, maar een onsamenhangende. Opnieuw werd ik getroffen door het ontbreken van een regel of wetmatigheid. Verbijsterd realiseerde ik me dat ik in een totale chaos werkte. Toen ontdekte ik voor mijn eigen gebruik de noodzaak van een regulerend instrument.

p25-p29 thema 03.indd 29 2-5-2007 14:16:57

Page 32: pantheon//  '06-'07 - copyright

30 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Deze obsessie zou voortaan in mijn hoofd blijven hangen.”

Le Corbusier

Le Corbusier ontdekt dat hij van nature een slechte architect is. Hij

zou de rest van zijn leven spenderen aan een zoektocht naar het

regulerende instrument. Het trieste is dat hij het vertikte om de lessen

uit het verleden tot zich te nemen. Al de verantwoording die hij vond

in de klassieke gebouwen waren zijn eigen interpretatie ervan; de

interpretatie van de slechte architect die hij daarvoor ook al was.

“What is it that a young student actually studies to become an architect? Is there a body of information to be mastered, such as for example the foundations of biology or medicine? There is a practical side requiring training and an apprenticeship of several years, but where are the thick books containing all of accumulated architectural knowledge, labelled “Principles of Architecture” (analogous to, say, “Principles of Physics”) and running into one thousand pages? Surprisingly, thick architecture books are either full of pictures of contemporary “star” architects and their buildings, or they only address the history of architecture, featuring dead architects and their buildings. Architecture today seems to have no basis - not one that uses architectural traditions and analytic thought for today’s designs. Students are taught by example that buildings of the past offer no lesson applicable to the contemporary built environment.”

Nikos A. Salingaros

Een stelling om over na te denken…//

Dit artikel is onderdeel van een reeks, die zich zal uitbreiden met het verschijnen van elke nieuwe pantheon// in 2007.

> Nikos A. Salingaros. A Theory of Architecture> Ayn Rand. The Fountainhead> http://www.geocities.com/SoHo/1469/flw.html> http://massengale.typepad.com> http://www.2blowhards.com

p25-p29 thema 03.indd 30 2-5-2007 14:16:57

Page 33: pantheon//  '06-'07 - copyright

31s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

columnRoana Plugge

Plaatjes jatten

Sinds de komst van internet en in het bijzonder zoekmachines is het

voor ons bouwkundestudenten een stuk makkelijker geworden. Geen

uren meer tevergeefs zoeken in de bibliotheek naar referentiebeelden

die aansluiten op jouw ontwerp, maar gewoon snel ff googelen. Niet

meer met een stapel boeken naar scanners om het beoogde plaatje

in een matige kwaliteit digitaal te krijgen, maar simpelweg een klikje

met je rechtermuisknop op een plaatje en het mooie rijtje met daarin

‘copy’ verschijnt. Slechts dezelfde handeling, alleen dan met het

woordje ‘paste’, op een leeg vlak in je presentatie volstaat voor het

hebben van een mooi plaatje in meestal goede kwaliteit. Supersnel

heb je zo een complete presentatie met passende referentiebeelden…

Andermans referentiebeelden... plaatjes waar ooit iemand de moeite

voor genomen heeft om te fotograferen, photoshoppen en noem zo

maar op. Plaatjes die in eerste plaats en misschien wel in enige plaats

bedoeld waren voor visuele ondersteuning aan een ander verhaal.

Kan dat zomaar? What happened to the copyright? Ik doe het ook

hoor, iedereen doet het. De meesten zijn zich van geen kwaad bewust

wanneer ze een plaatje van google ‘copy-pasten’ in eigen werk. Ook

niet wanneer er bij het plaatje het mooie copyright symbool staat en

zelfs ook niet wanneer er bij het indrukken van de rechtermuisknop

een ‘message box’ verschijnt waarin staat dat het plaatje beschermd

is met kopieerrecht. Lang leve printscreen! Geen kopieerbeveiliging

of pdf-bestand kan ons ervan weerhouden het plaatje op te nemen

in ons werk.

Waar is de controle? Is die er eigenlijk wel? Zou er voor de website van

bijvoorbeeld architectenweb.nl, waar duidelijk een kopieerbeveiliging

op de plaatjes zit, iemand aangesteld zijn die controleert of hun

alleenrecht wordt nageleefd? Zoiets valt moeilijk te controleren denk

ik. Je kunt onmogelijk al het werk van studenten nakijken of er niet

misschien toevallig op illegale wijze een plaatje in is beland. Nu zijn

studenten ook redelijk onbelangrijke factoren in het ‘illegale plaatjes

circuit’, maar als ik nu tijdens mijn stage zonder gewetenswroeging

een plaatje jat en in een presentatie plaats is dat hele andere koek.

Wordt dat dan wel beter gecontroleerd en welke consequenties zijn

verbonden aan het gebruik van een illegaal verkregen plaatje?

Kortom, copyright in deze tijd roept bij mij nogal wat vragen op en

ik denk niet dat ik daarin de enige ben. Is het dan nog wel van deze

tijd, die bescherming van plaatjes? Gewoon afschaffen die handel!

Dan kunnen wij tenminste met een gerust hart andermans plaatjes

blijven jatten.//

s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07 31

p31-p34 thema 04.indd 31 2-5-2007 13:03:01

Page 34: pantheon//  '06-'07 - copyright

32 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Sinds haar ontstaan wordt kunst wordt gekopieerd, geplagieerd, en oneigenlijk gebruikt. De kopieermachine, en natuurlijk het Internet hebben dit steeds eenvoudiger gemaakt. Om dit te voorkomen, hebben we het auteursrecht. Maar hoe houdbaar is dit nog, met de razendsnelle ontwikkelingen van digitale technieken in het achterhoofd?

Marcello Soeleman

auteursrecht t.h.t. 2009

auteursrecht en auteurschap

Zodra je iets maakt, is het van jou. Een maquette, een tekening, een

foto, al is het maar een kleine schets: het is jouw eigendom. Dit betekent

dat als iemand anders er gebruik van wil maken, diegene uitdrukkelijk

toestemming aan jou moet vragen. Dat is wettelijk verplicht. En alleen

jij, of jouw erfgenamen, kunnen die toestemming verlenen.

Dit is in grote lijnen de strekking van de Auteurswet zoals die in 1912

tot stand is gekomen. Hierin is vastgelegd dat “alleen de maker van

een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of diens wettelijke

erfgenamen, het recht hebben om het werk openbaar te maken of

te verveelvoudigen”. Waarom was die wet er niet eerder, kan je je

afvragen?

Voor de uitvinding van de boekdrukkunst was er niet of nauwelijks

sprake van rechten op werken. Dat was ook niet nodig, omdat de

informatievoorziening in de veertiende en vijftiende eeuw zeer

gebrekkig was, zeg maar niet aanwezig, en veel mensen analfabeet

waren. Toen in Europa de eerste universiteiten ontstonden, werd de

bourgeoisie, die toen nog exclusief toegang had tot de universiteit,

nieuwsgierig naar de beschikbare informatie. Zij lieten boeken maken

door ondernemers, die vervolgens door de eveneens opkomende

vrije handel werden verspreid. Toen later de boekdrukkunst zich

ontwikkelde en steeds populairder werd, ging de Overheid exclusieve

drukrechten verlenen aan de drukkers (uitgevers), dus niet aan

de auteurs. Nog steeds nemen veel uitgevers op in hun algemene

voorwaarden voor massaproductie van je boek, dat je als schrijver

de rechten aan hen verkoopt. Later, eerst gedeeltelijk met het Britse

‘Statue of Anne’ van 1710, en nog later helemaal met de Conventie

van Bern van 1886, verschoof het eigendom van de drukrechten van

de uitgevers naar de auteurs. Nu was het als auteur niet langer nodig

om je te registreren om drukrechten te verkrijgen; deze krijg je nu

automatisch, als je het werk maakt.

Deze rechten houden in dat je als kunstenaar het exclusieve recht hebt

om het werk te publiceren, te kopiëren en deze kopieën te verkopen,

om het werk te importeren of te exporteren, om ‘afgeleide werken’ te

maken (dus een ander werk dat jouw werk bevat, bijvoorbeeld een

collage), en om je rechten te verkopen aan anderen. Ook heb je het

recht om als auteur genoemd te worden, en om bezwaar te maken

tegen elke vorm van misbruik van je werk.

Deze wet zorgt er dus ook voor dat je geld kan verdienen aan het

exploiteren van je eigen kunst, en dat anderen niet zonder jouw

toestemming rijker worden van iets wat niet van hen is. Je rechten

vervallen echter (deels), als je deze verkoopt. Dit wordt ‘overdragen van

auteursrecht’ genoemd. In zo’n overdracht wordt in een geschreven

contract precies vastgelegd welke rechten worden overgedragen. Bij

een licentie wordt alleen toestemming gegeven (aan één bedrijf ) om

een werk te verspreiden, maar het auteursrecht blijft van jou.

Informatievoorziening in de veertiende en vijftiende eeuw was zeer gebrekkig, zeg maar niet aanwezig

het digitale tijdperk

En toen was er het Internet. Ontstaan in 1983 als informatienetwerk

van universiteiten en van het leger, breidde het zich in de jaren ’90 snel

uit, toen het publiek het ontdekte. Naarmate meer mensen toegang

kregen tot het Internet, groeide ook het misbruik ervan. Al heel snel

begonnen hackers illegaal software te verspreiden, in te breken in

systemen, en bestanden digitaal te kopiëren en te verspreiden. Dit

kon natuurlijk niet lang onopgemerkt blijven. Iedereen herinnert zich

nog wel het geval van Napster, toen Metallica in 1999 een rechtzaak

aanspande tegen de aanbieder van gratis muziekdownloads, en later

meer bands en vooral ook rappers volgden. Dit had als gevolg dat de

populariteit van die gratis diensten alleen maar groeide, totdat Napster

in 2001 werd gesloten. Nu leeft Napster verder als betaalsite. Maar wat

deze dienst ook populair maakte, was dat het de eerste was die een

nieuwe techniek op het Internet benutte: peer-to-peer-software, die

het mogelijk maakte om gebruikers grote bestanden te laten delen met

anderen via het Internet, zonder dat daar een speciale e-mailservice

of een systeem van servers aan was verbonden. De site was slechts

een medium: het waren de gebruikers die de bestanden direct aan de

‘klanten’ leverden, via de site.

Na het ‘Napster incident’ was het hek van de dam: nieuwe soortgelijke

sites schoten als paddestoelen uit de grond (Morpheus, KaZaA,

LimeWire, BitTorrent en eDonkey zijn slechts enkele voorbeelden).

Allemaal gebruikten ze de techniek van peer-to-peer file sharing,

wat het controleren van bestanden (of het nu muziek is of andere

kunstuitingen) steeds moeilijker maakt. Toch blijven bedrijven,

instanties en artiesten volharden in de strijd tegen het illegaal

verspreiden van software en bestanden. Echter, met een nieuwe

ontwikkeling, die een revolutie moet betekenen voor het Internet,

het ‘digitale leven’ en zelfs het echte leven, lijkt de controleerbaarheid

van de Auteurswet helemaal onuitvoerbaar te worden, ja zelfs

overbodig.

p31-p34 thema 04.indd 32 2-5-2007 13:03:01

Page 35: pantheon//  '06-'07 - copyright

33s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Web 2.0: de belofte

Internetgoeroe van het eerste uur, Kevin Kelly, voorziet een grote

toekomst voor het Internet. Hoezeer het ons leven al heeft beïnvloed,

is allang duidelijk, maar nu lijkt het Web door te dringen tot dat aspect

waar het nooit écht mee te maken heeft gehad: je eigen huiskamer.

Web 2.0 moet die stap maken, en dat doet het onder meer door alle

softwareprogramma’s die jij op je computer hebt staan overbodig

te maken.

Het eerste principe van Web 2.0 is delen. Het delen van links,

foto’s, lijsten, contacten, muziek, je voorkeuren, je hobbies, je

gemoedstoestand; kortom je hele leven. Dit is niet nieuw: al jarenlang

timmeren sites en diensten als Cu2.nl, MSN Messenger, de file sharing

sites van hiervoor, en niet te vergeten Hyves aan de weg. Wat Web

2.0 anders doet, is dat het informatie op een andere manier ordent:

door middel van trefwoorden, of ‘tags’. Deze tags ken je zelf toe: je zet

bijvoorbeeld een vakantiefoto van het Pantheon op Flickr.com (een

van de eerste sites die uitdrukkelijk gebruik maakt van dit principe),

en kent er een of meer tags aan toe, bijvoorbeeld 'Pantheon Rome

vakantie'. De eerstvolgende keer dat jij, of iemand anders deze tags

in de zoekbalk invoert, is de kans groot dat jouw foto tussen de lijst

zit. En dit is nog maar het begin. De website waar je de tag hebt

ingevuld, houdt nauwkeurig bij welke andere tags je aanklikt, en reikt

je vervolgens andere foto’s van het Pantheon, Rome of zelfs dit blad

aan die je interessant zou kunnen vinden. En tegelijkertijd wordt je

foto geplaatst op de wereldkaart van Google Maps en Google Earth,

samen met andere foto’s van dezelfde plek. Zo zie je meteen welke

andere mensen een foto hebben gemaakt van de plek; kan je gelijk

een ‘comment’ achterlaten op zijn of haar profiel op de site.

Web 2.0 linkt niet alleen informatie, het linkt mensen aan elkaar

Gevolg: informatie is veel nauwer met elkaar verbonden. En Web 2.0

linkt niet alleen informatie, het linkt mensen aan elkaar. Dit is mogelijk

dankzij programmeertechnieken zoals AJAX en Ruby on Rails: deze

programmeertrucs zorgen ervoor dat webpagina’s niet verversd

hoeven te worden als nieuwe informatie beschikbaar is, wat het

gebruikersgemak zeer ten goede komt. Door deze technieken wordt

de kloof tussen de browser en programma’s op je computer steeds

kleiner. Toen webmail bijvoorbeeld nog ontzettend langzaam was,

gebruikten mensen veel liever een mailprogramma op de computer.

Maar nu snelheid geen probleem meer is (Gmail en Windows Live

Mail zijn al even snel – zo niet sneller – dan een mailprogramma)

zie je deze programma’s steeds minder. Webdiensten gaan op den

duur ook andere software vervangen. Installeren van software wordt

overbodig. Deze diensten werken hetzelfde als de oorspronkelijke

software, maar nu wordt het veel makkelijker om dingen met elkaar

te delen. Uiteindelijk, zegt Kevin Kelly, zal dit gebeuren met álle

softwareprogramma’s, waardoor uiteindelijk de browser het enige

overgebleven programma op je computer is. Heinemeier Hansson

(de man achter AJAX en Ruby on Rails) is al bezig met enkele typische

Web 2.0 diensten: Basecamp, waarmee mensen gezamenlijk aan een

project kunnen werken, Backpack, voor het bijhouden van persoonlijke

informatie, Writeboard, een online tekstverwerker, en Ta Da List, voor...

nog-te-doen lijstjes. Eenvoudig, maar ontzettend doeltreffend.

De basisingrediënten van Web 2.0 zijn delen, sociaal, simpel, snel,

open, en gratis, aldus de profetische woorden van Kelly. Inderdaad,

het Nieuwe Web lijkt het credo van Napster te hebben overgenomen,

en wil alles gratis (of in ieder geval spotgoedkoop) aanbieden

aan iedereen. Meteen rijst dan de vraag: hoe zit het dan met het

auteursrecht? Met onze privacy? Met onze identiteit?

Web 2.0: de andere kant

Het Web 2.0 vereist nadrukkelijk van de internetter dat deze bereid is

zijn hele hebben en houden, gratis, online beschikbaar te maken. Dit

alleen al brengt vele problemen met zich mee: dat niet iedereen dit

wil is al een eerste bezwaar. Nu al weet Google wat je intypt, dus weet

het ook je interesses, weet Microsoft met wie je chat en kent Apple je

muzieksmaak. Dit zal steeds erger worden: ooit zullen je privégegevens

gebruikt worden voor advertenties en spam, en uiteindelijk ook voor

andere, meer gevoelige zaken, ondanks de uitdrukkelijke mededeling

dat 'verstrekking van je gegevens aan derden' niet zal gebeuren als

je je ergens online aanmeldt. En, aangezien alles veel eenvoudiger

beschikbaar is geworden, komt Big Brother wel heel erg dichtbij.

Ook het probleem van beveiliging wordt lastiger. Nu al is de gemiddelde

PC nauwelijks accuraat te beveiligen; hackers en crackers vinden vrijwel

altijd een weg naar binnen. Hoe zal dat straks zijn, als al je documenten

online staan? Beveiliging door slechts een gebruikersnaam en een

wachtwoord is erg karig, zeker gezien de vele technieken die hackers

kunnen gebruiken om in te breken. Zeker zeldzame kunstwerken

en andere werken waar een auteursrecht op rust, zullen zeer gewild

zijn: een hele nieuwe vorm van internetcriminaliteit lijkt een logisch

gevolg.

De logistieke problemen zijn omvangrijk, maar niet onoplosbaar; het

kabelnetwerk zal veel omvangrijker moeten worden, toegang tot het

Internet zal net zo gemakkelijk moeten zijn als een gesprek voeren

met je mobiele telefoon. Maar dit is niet onoverkomelijk, hoewel het

probleem van een stroomuitval – wat ooit eens zal gebeuren – dan

nog niet is opgelost.

Terwijl de internetter als consument hier de grote winnaar aan het

worden is, wordt de internetter als producent de dupe, zo lijkt het.

Dat is dus ook de (grafische) digitale kunstenaar, de muzikant, de

softwareontwikkelaar en andere producenten. ‘Illegale’ kopieën zijn

nauwelijks meer illegaal te noemen, als straks werkelijk íedereen

er beschikking over heeft. Hier moet wel bij gezegd worden, dat

professionals er het meest onder te lijden hebben. Voor amateurs, of

beginners die nog moeten doorbreken is het Web 2.0 wel een uitkomst,

p31-p34 thema 04.indd 33 2-5-2007 13:03:01

Page 36: pantheon//  '06-'07 - copyright

34 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

omdat zij nu veel meer mogelijkheden hebben om zich te uiten en

hun werk te verspreiden.

Terwijl YouTube.com (nog zo’n pionier van Web 2.0, deze site

concentreert zich op video’s van hun gebruikers) krampachtig alle

'copyrighted material' (dus videoclips, filmfragmenten enzovoort) van

zijn site aan het verwijderen is, en terwijl vrijwel elke aanbieder van

gratis downloads overstapt naar het betaalde internetverkeer, lijkt deze

ontwikkeling niet meer te stoppen. Elke poging van deze sites om het

auteursrecht te beschermen is dus vruchteloos. Hoe hels het karwei

van de Auteurswet digitaal uitvoeren is, blijkt maar weer uit het feit

dat er miljoenen video's op YouTube staan, en er dagelijks meer dan

65.000 video’s worden geplaatst. Daarnaast wordt dagelijks meer dan

200 terabyte (204.800 gigabyte) aan informatie uitgewisseld.

zin en onzin van het auteursrecht

Hoe houdbaar is het auteursrecht nog? In de Verenigde Staten werd

er al wat liberaler mee omgegaan. Daar wordt de wet copyright

genoemd, en heeft het meer betrekking op de bescherming van het

werk zelf dan van de auteur. Hierdoor wordt vaak gebruik gemaakt

van een implementatie van die wet: fair use. Dit houdt in dat het

verveelvoudigen en gebruiken van werken waar een copyright op rust

is toegestaan, zolang degene die dat doet er geen geld mee verdient

of er op een andere manier een economisch voordeel eruit haalt. Ook

het verwerken van een werk in je eigen werk (het samplen van muziek,

of het maken van een collage zijn goede voorbeelden) wordt hiermee

toegestaan. Aangifte mag altijd gedaan worden, dan beslist de rechter

of er sprake is geweest van fair use of niet.

het auteursrecht en de Auteurswet zijn aan een grondige herziening toe

Maar met de digitale ontwikkelingen in het achterhoofd, voldoet

ook deze wet niet aan de revolutie die zich aan het aftekenen is.

Kelly ziet parallellen met de Industriële Revolutie, een vergelijking

die niet eens zo heel erg vergezocht is. Het verkrijgen van informatie

en het dupliceren van werken wordt steeds eenvoudiger, en controle

uitoefenen wordt ondoenlijk. Deels lijken door deze ontwikkelingen

de oorspronkelijke hackers hun doel te bereiken: dat doel was om het

Internet vrij toegankelijk te maken voor iedereen, en dat informatie

op het Internet, data, en software, vrij voor iedereen te bereiken en

te gebruiken moet zijn. De groep gelooft niet in restricties op het

verspreiden en kopiëren van data en software. Echter, deze aanpak

is funest voor de cultuur- kunst- en mediaindustrie. Deze draait in

essentie om ruilhandel tussen geld en intellectuele rechten (of een

bundeling daarvan) op kunstwerken; hiermee verliest de kunstenaar

zijn grootste bron van inkomsten.

Maar de krampachtige manier waarop bedrijven en artiesten hun

naam willen beschermen door middel van het jagen op hackers en het

verwijderen van 'illegale data' is zinloos aan het worden. Niet alleen is

het, zoals in het geval van YouTube duidelijk wordt, een onmogelijk

karwei, het principe is vastgeroest in het, met deze razendsnelle

ontwikkelingen in het achterhoofd, achterhaalde auteursrecht.

Hoe het ook zij, het auteursrecht en de Auteurswet zijn aan een

grondige herziening toe. In ieder geval voor digitale media; in het

geval van beeldende kunst en architectuur wordt kopiëren al lastiger,

maar ook op foto's van deze werken kan een auteursrecht rusten.

Web 2.0 beïnvloedt alle aspecten van ons leven, en als het fenomeen

echt aan gaat slaan, worden de mogelijkheden eindeloos. Wat voor

implicaties dit heeft voor het rechtssysteem, onze wetten en regels is

onmogelijk te voorspellen, maar zeker is dat vele daarvan onhoudbaar

blijken te zijn, en voor een groot deel zullen worden aangepast. Met

het auteursrecht als eerste slachtoffer.//

Literatuur:> Wolting, F. (jaar onbekend) "copyright, kunst en het Internet", www.vpro.nl, http://www.vpro.nl/data/laat/copyrights/copyrights.html> Ringelestijn, T. van (2005) "Web 2.0: Software wordt sociaal", www.bright.nl, http://www.bright.nl/06-web-2-0-software-wordt-sociaal> Tonie (2006) "Web 2.0 als collectief wereldbrein", www.bright.nl, http://www.bright.nl/web-2-0-als-collectief-wereldbrein> Homepage Beeldrecht, www.beeldrecht.nl> Engelfriet, A. (2006) "Spoedcursus auteursrecht: De rechten verkregen door het auteursrecht", www.iusmentis.com, http://www.iusmentis.com/auteursrecht/spoedcursus/rechten/> Dusollier, S. (2003) "Auteursrecht en cultuur in de digitale omgeving"> "Copyright", wikipedia.org, http://en.wikipedia.org/wiki/Copyright

p31-p34 thema 04.indd 34 2-5-2007 13:03:02

Page 37: pantheon//  '06-'07 - copyright

35s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

in gesprek met... Madelon Vriesendorp

De partners van bekende architecten blijven vaak in de schaduw van hun echtgenoot. Bij Madelon Vriesendorp-Koolhaas is dit niet het geval. Wie is deze bijzondere kunstenares die het intussen wereldberoemde OMA mede opgericht heeft?

Julie Wolsak

Met wie hebt u het bureau OMA opgericht?

Rem en ik hebben samen met Elia en Zoe Zenghelis het bureau

opgericht. Dit hebben we naar aanleiding van de Casabella

Competition in 1975 gedaan. Elia en Zoe kwamen toen veel naar New

York voor nog andere competities.

Vandaag zijn Elia en Zoe uit elkaar, ik weet alleen van Elia dat hij

opnieuw les geeft. Zij zijn beide niet meer actief binnen het bureau.

Verder ben ik zelf ook niet zo actief meer binnen OMA, het bureau is

erg gegroeid en veranderd. Bij het oprichten van het bureau hield ik

mij vooral bezig met collages.

Hadden jullie verwacht dat het bureau zo groot zou worden?

We hadden nooit dit kunnen voorspellen. Ik denk dat Rem nu op

het hoogtepunt is van zijn succes. We hebben wel het bureau zien

groeien en dit is niet in een dag gebeurd. Dit is het resultaat van heel

veel werk.

Hoe verliepen de eerste jaren van OMA?

Iedereen zeg altijd dat het tien jaar duurt voordat een architectenbureau

een beetje gaat lopen. Dit is in ons geval ook waar. Je moet altijd eerst je

eigen naam gaan opbouwen voordat mensen vertrouwen in je krijgen.

In de eerste jaren van O.M.A. waren we vooral bezig met prijsvragen.

En hoe het toen is gelopen, dat weet bijna iedereen we

Heeft u een architectuurachtergrond?

Nee, helemaal niet. Nadat ik op het Montessori heb gezeten, ben ik

aan de Rietveld Academie in Amsterdam gaan studeren. Later ben

ik naar London verhuisd waar ik overdag als freelancer werkte voor

bookcovers bij Pangelwing. ‘s Avonds studeerde ik aan de Central

School of Art.

De ontmoeting tussen Rem en mij heeft ook niks met architectuur

te maken. Rem was het neefje van mijn moeders vriendin van de

Art School. We ontmoetten elkaar op en feestje, maar waarschijnlijk

hebben we elkaar ontmoet al in een vorig leven!

Het schilderij ‘Flagrant delit’, dat de voorkant siert van ‘Delirious New

York’, is het werk van u dat wij verreweg het beste kennen. In hoeverre is

dit schilderij representatief voor uw werk?

Op dit moment is het schilderij absoluut niet representatief voor mijn

werk. Toen ik in het verleden actief was in New York, was het dat echter

wel. Ik heb toen ik daar woonde, een studie gedaan naar deze stad.

Wat leuk is, is dat dit schilderij oorspronkelijk helemaal niet bedoeld

was voor de voorkant van het boek van Rem. Het schilderij was al de

voorkant van een ander boek, maar toen Rem’s editor het succes van

de cover van dat andere boek constateerde, adviseerde hij Rem om

dezelfde cover te gebruiken. De mensen waren aangetrokken door

het schilderij en bleven er maar naar kijken.

Hoe zou u uw werk willen bestempelen. Kunt u uw werk in een specifieke

stroming kunnen plaatsen?

De non-existing stroming?! Je zou kunnen zeggen dat het een

mengeling is tussen figuratief en realistisch, iets van Playground

Surrealisme. Ik doe altijd heel verschillende projecten. Het gaat

van schrijven tot het maken van een documentaire voor de Franse

televisie. Deze documentaire ging over Skyscrapers en had dezelfde

naam als een van mijn schilderijen (Flagrand délit). Eigenlijk maak

ik heel veel uiteenlopende projecten. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig

met het beeldhouwen van modellen voor tuinen voor een kennis die

tuinarchitect is, maar ook met het ontwikkelen van games.

Wat ik het leuks vindt om te doen zijn kleine interventies op bestaande

elementen, elementen bij elkaar voegen zodat het heel iets anders

wordt. Verder geef ik nog steeds les in kleur aan de universiteit van

Edinburgh.

Welke kunstenaars en architecten zi jn daarbij voor u een

inspiratiebron?

Ik ben geneigd om alleen maar vrouwen te noemen, maar de 19e eeuw

architect Sir John Soane heeft me vroeger heel veel geïnspireerd, nu

nog steeds eigenlijk. Verder kan ik mensen opnoemen als de architect

Lina Bo Bardi, en als kunstenaars Ingre, Hergé van Kuifje, Arbi Kitaj

en Dali.

Beïnvloeden Rem en u elkaars werk?

In het begin, toen we nog in New York waren heeft Rem wel invloed

gehad op mijn werk. Dit was vooral met onze studies over New York

City. Nu heeft hij geen directe invloed meer op mijn werk, hoewel ik

geloof wel dat je altijd indirect invloed op elkaar heb zoals de context

dat ook altijd doet. We hebben wel samen gewerkt, maar dat kan je

geen invloed noemen.

Ik lees altijd het schriftelijke werk van Rem en geef

daar commentaar op, maar ik weet niet in hoeverre

hij rekening houdt met mijn mening. Ik kleur alleen

de tekeningen in. Kunst en architectuur kunnen

goed samengaan. Kunstenaars kunnen zich prima

ontplooien tot architect, het maakt in principe niet

echt uit wie een gebouw ontwerpt.//

p35-p40 algemeen 01.indd 35 2-5-2007 14:19:54

Page 38: pantheon//  '06-'07 - copyright

36 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

Verpaupering van de achterstandswijken, slechte integratie, rellen in de Utrechtse wijk Ondiep. Dit soort berichten verslechteren de naam van deze wijken en veroorzaken angst en gevoel van onveiligheid. Met leegloop van deze wijken tot gevolg. Om dit te voorkomen zijn nieuwe investeringen in deze wijken nodig.

Ton Deuling

inhaalslag van achterstandswijken

Door de verslechtering van de achterstandswijken lopen deze leeg.

Het is een neerwaartse spiraal die doorbroken moeten worden. De

PVDA heeft grootste plannen voor deze wijken, maar hoe wordt hier nu

mee omgesprongen en wat heeft dit tot gevolg. Al jarenlang zoeken

architecten en stedenbouwkundigen oplossingen voor het inrichten

van de openbare ruimte. Maar houden ze ook genoeg rekening met

de jeugd en de sociale factor van deze ruimten? Deze sociale factor

is in de loop van de tijd zeer belangrijk geworden, de jeugd zit vaker

binnen en de mensen kennen elkaar niet meer. De stad moet niet

leeglopen, wat verpaupering van wijken tot gevolg heeft dit moet

worden voorkomen. Een architect die hier zeer nadrukkelijk mee bezig

is, is Marlies Rohmer, architect te Amsterdam, zij denkt na over het

bouwen voor de volgende generatie. In haar boek, Bouwen voor de

Next Generation, dat in April 2007 uit is gekomen, beschrijft ze haar

visie over hoe een stad aantrekkelijk blijft voor de jeugd. Ze probeert

de wereld van de jeugd in kaart te brengen door het verzamelen

artikelen over jongeren. Haar eigen bewoording is, het leggen van een

cultuur-dimensie over de opgave. Door deze dimensie wil ze de buurt

een meerwaarde mee geven. Ze realiseert zich dat het allemaal bij de

jeugd begint. Marlies Rohmer wil in haar eigen werk al enige tijd de

gescheiden werelden van de gezondheidszorg, onderwijs en wonen

bij elkaar te brengen. Dwarsverbanden zien en het in hokjes denken

doorbreken, waarmee ze de buurt socialer maakt, en het onderlinge

contact tussen bewoners stimuleert.

Doormiddel van een sociaalcontactpunt in de vorm van een playground, ontmoeten de jongeren elkaar door sport en spel, zo verbeter je de woon-,leef- en speelkwaliteit in zo’n wijk.

Het verbeteren van de woonkwaliteit

Hoe kan een architect van de wijk een plezierige woonomgeving

maken? Volgens Rohmer zijn hier een aantal aanpassingen voor nodig.

Bijvoorbeeld door stoepen te verbreden en de overgang van privé

naar openbaar te vergroten. In deze zone kunnen de buurtbewoners

elkaar ontmoeten. Met dit onderlinge contact groeit het respect en

het besef van en voor elkaar. Zo wordt de woon- en leefkwaliteit

verbeterd aldus Rohmer.

Rohmer is niet de enige die zich bekommert om de volgende

generatie. Uit onverwachte hoek komt hulp. Instanties, als de Johan

Cruijff Foundation en de Richard Krajicek, werken mee aan de

leefkwaliteit van kansloze jongeren in achterstandswijken. Juist in

deze wijken is de woon- en leefkwaliteit voor de jeugd onder de maat.

Door het realiseren van playgrounds en Cruijff Courts, maken deze

instanties van de openbare ruimte een veilige plek, waar de jeugd

kan spelen. Doormiddel van een sociaalcontactpunt in de vorm van

een playground, ontmoeten de jongeren elkaar door sport en spel, zo

verbeter je de woon-,leef- en speelkwaliteit in zo’n wijk.

De Richard Krajicek Foundation heeft sinds haar oprichting laten zien

dat ze een belangrijke sociale maatschappelijke taak vervult op het

gebied van het verbeteren van de speelomgeving van jongeren in

achterstandswijken. Na de eerste playground die in 1998 opgericht is in

Den Haag, zijn er nu 10 kwalitatief goede playgrounds in verschillende

steden gerealiseerd. De missie van deze foundation is het stimuleren

van sportieve activiteiten, in een sociaal veilige omgeving, in de wijken

waarvoor de mogelijkheden hiervoor nu nog ontbreken. Om deze

missie te bereiken worden multifunctionele playgrounds gerealiseerd

in achterstandswijken. Deze playgrounds moeten ervoor zorgen dat

er naast een nieuwe fysieke infrastructuur er ook plaats is voor het

ontwikkelen van een sociale infrastructuur. Deze nieuwe speelplekken

bieden de jeugd en de buurt een kans om met elkaar in contact te

komen, hierdoor wordt de samenhang in de buurt vergroot en de

buurt veiliger. Een goede manier om dit te bereiken is via sport, de

jeugd ervaart dit niet alleen als een fijne manier van tijdsbesteding,

tevens zien zij dit als een middel om hun kracht te meten op een

sociaal verantwoorde wijze. De sociale verantwoordelijkheid kan op

vele manieren bereikt worden, maar dit is een zeer belangrijke factor

in achterstandswijken. Deze visie komt overeen met die van Marlies

Rohmer, het enige verschil is dat ze op een verschillende manier hun

bijdrage leveren.

Playground Utrecht de Gagel

Sint Algedanplein, Den Haag Nicolaas Beestplein, NL Architects

p35-p40 algemeen 01.indd 36 2-5-2007 14:19:57

Page 39: pantheon//  '06-'07 - copyright

37s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

Speelplekken in de wijk

Sinds kort komt er weer meer aandacht voor speelplekken in de

wijk. Mede door de Richard Krajicek Foundation en de Johan Cruijff

Foundation wordt dit thema actueel. Maar niet alleen deze instanties

richten zich hierop. De architectuur- en stedenbouwkundige opgave

is om niet alleen de woning, maar ook de openbare ruimte een

sociale functie te geven. In dit licht heeft Marlies Rohmer begin jaren

negentig in de Nieuwe Marktbuurt een multifunctionele speelkooi

gerealiseerd. Haar theorie hierbij is dat je deze speelplek moet inrichten

op verschillende leeftijdsgroepen, dit omdat ouderen vaak zo lang

mogelijk jong willen blijven en dat zij dus ook gebruik willen maken

van deze openbare ruimte. Dat vraagt om een rijk en zorgvuldig

vormgegeven openbare ruimte, waar interactie tussen verschillende

levensgroepen kan plaatsvinden. Deze plekken vergroten ook de

veiligheid in de wijk, aldus Rohmer. Volgens Rohmer zijn er naast

de straat en de openbare ruimte nog meer trefpunten in de stad te

creëren. Dit zie je in haar ontwerp voor de school in de VINEX-locatie

Wateringse Veld, waar ze een openbaar toegankelijke tribune heeft

geplaatst die door de buurt voor manifestaties gebruikt kan worden.

Iets vergelijkbaars doet zij in Hardenberg waar ze om de school een

park vol speelplekken heeft ontwikkeld. Rohmer zegt hierover, dat

ze deze ideeën zelf aandraagt. Vervolgens is het de vraag hoe het

schoolbestuur en de gemeente dit oppakken. Het gaat volgens Rohmer

om de interactie met de opdrachtgever die natuurlijk zelf ook een visie

heeft. Haar fascinatie zit vooral in de sociale processen achter een

bepaalde ontwerp oplossing.

Marlies Rohmer stelt zichzelf nog een eis naast de ontwerpopgave, namelijk de sociale eis.

De Matrix, Hardenberg

Deze brede school die door Marlies Rohmer ontworpen is, is een

goed voorbeeld van de sociale interesse van deze architect in de

ontwerpopgave. Deze school komt te staan op een voormalig

agrarisch gebied, wat ontwikkeld wordt tot woonwerkgebied. De

Matrix vormt het centrum van deze nieuwe wijk. Binnen het concept

van de brede school zijn onderwijs, kinderopvang, zorg en welzijn

gelijkwaardige partners. Het programma van de Matrix omvat een

complex programma, waarin verschillende functies gecombineerd

dienen te worden. De school heeft een herkenbare uitstraling, het

is een gebouw voor de jeugd, sport en spel. Het bevat een centraal

hart, waar rondom vier clusters liggen die de verschillende functies

herbergen. Door deze clusters krijgen deze verschillende functies

hun eigen identiteit. In het centrale hart bevindt zich een aula die

uitgebreid kan worden voor grotere activiteiten, hierboven bevindt

zich een gymzaal en op het dak is een sportplein gerealiseerd. Door

deze stapeling van functies torent het gebouw boven de wijk uit,

waardoor het een herkenbaar baken voor de jeugd en ouderen in

de wijk wordt. Dit baken moet een ontmoetingsplaats voor jong en

oud worden. Dit sociale element is een zeer goed voorbeeld van de

ontwerpopgave combineren met een extra sociale opgave. Marlies

Rohmer stelt zichzelf hier nog een eis aan de ontwerpopgave, namelijk

de sociale eis. Deze sociale ontmoetingsplek kan bijdragen aan het

sociale maatschappelijk gevoel in de wijk, wat weer bijdraagt aan de

veiligheid in de wijk. Hierdoor wordt en blijft een wijk veilig en leefbaar

en wordt leegloop voorkomen.

Het verbeteren van de leefbaarheid in achterstandswijken kan bereikt

worden door het sociaal-maatschappelijke gevoel te vergroten.

Volgens Marlies Rohmer pak je dit aan door sociale trefpunten in een

wijk/stad, door deze sociale trefpunten komen mensen met elkaar in

contact. Door dit contact groeit het besef en respect voor elkaar. Maar

dit initiatief hoeft niet alleen van architecten of stedenbouwkundigen

te komen, dit zie je bij instanties als de Johan Cruijff Foundation en

de Richard Krajicek Foundation. Deze instanties proberen dit sociale

aspect door sportief met elkaar bezig te zijn te creëren. Zo zijn er veel

verschillende manieren om, het sociaal-maatschappelijke gevoel in

een wijk te vergroten. Door deze methoden is er weer een toekomst

voor de achterstandswijken.

>www.archined.nl>Building Business, November 2006>www.cruijffcourts.org>www.krajicek.nl

Brede school De Matrix, Hardenberg

Playground Utrecht de Gagel

Nicolaas Beestplein, NL Architects

p35-p40 algemeen 01.indd 37 2-5-2007 14:19:58

Page 40: pantheon//  '06-'07 - copyright

38 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

De kop van Civiele Techniek is grondig gerenoveerd. De grijze betonkolos heeft een glazen kopvleugel gekregen met een patroon. Het nieuwe imago van CiTG is ontworpen door architectenbureau Jeanne Dekkers Architectuur uit Delft.

Ruben Smits

de buren verbouwd

Overal in de TU-wijk worden bomen gekapt, wegen afgezet en

vervangende parkeerplaatsen gemaakt. De voorbereidingen voor het

nieuwe Mekelpark zijn in volle gang. Dit is echter niet het enige dat

aangepakt wordt. Er is kortgeleden bij de buren van Civiele Techniek

druk gebouwd. De hele kop van het gebouw is vernieuwd. Zoiets blijft

voor bouwkundestudenten natuurlijk niet onopgemerkt. Maar wat

zijn eigenlijk de ideeën achter de verbouwing? Waarom was renovatie

überhaupt nodig?

Het gebouw is gerenoveerd voor de nieuwe huisvesting voor

Geotechnologie (Technische Aardwetenschappen). Deze faculteit is in

1997 samengegaan met de faculteiten Civiele Techniek en Geodesie

tot een nieuwe faculteit, Civiele Techniek en Geowetenschappen

(CiTG). Tot voor kort zat de afdeling Geotechnologie in een eigen

gebouw aan het Mijnbouwplein. Het idee achter het samengaan

met de andere faculteiten is het bevorderen van de samenwerking,

daarom is besloten om de verschillende afdelingen in één gebouw

te huisvesten. Het centrale gebouw is Civiele Techniek geworden,

omdat hier nog voldoende ruimte over was. Het gebouw aan het

Mijnbouwplein is inmiddels verkocht en Geotechnologie is verhuisd

naar haar nieuwe huisvesting.

"De samenwerking tussen de verschillende afdelingen is uitgangspunt binnen een transparant, open en efficiënt ontwerp."

De nieuwe kop van Civiele Techniek, is een soort ‘glazen doos’ die in

het verlengde van Civiele Techniek ligt. Deze ‘doos’ is 2 verdiepingen

lager dan Civiele Techniek en loopt volgens hetzelfde maatsysteem

door. Er is qua algemene vorm niet veel veranderd ten opzichte van

de oude vleugel. Dit gebouw is in de jaren ’70 gelijktijdig met het

hoofdgebouw van Civiele Techniek ontworpen door Van den Broek en

Bakema. Het gerenoveerde gebouw heeft een aantal dichte balkons

en een groot diagonaal balkon over de gehele gevel aan de kant van

de Mekelweg en twee diagonale balkons aan de kopse kant van het

gebouw. De balkons zijn een voortzetting van de verdiepingen in het

hoofdgebouw van CiTG. De gevels zijn volledig van glas, waarop een

patroon is geprint. De hoofdingang van het gebouw zit op de eerste

verdieping en is toegankelijk via een grote trap aan de buitenkant.

Deze trap vormt een soort tegenbeweging van het diagonale balkon

in de gevel aan de Mekelweg. Hij zit aan de buitenkant om de

hoofdingang van Geotechnologie te benadrukken, het oog wordt zo

direct naar de hoofdingang getrokken. De hoofdingang zelf zit op de

eerste verdieping, omdat zij dan direct aansluit op de verbindende as

van het hele CiTG-gebouw.

"De entree wordt gevormd door een royale buitentrap die toegang biedt tot de eerste verdieping, wat in de oorspronkelijke opzet van het CiTG-gebouw de binnenstraat is."

De ontwerpopgave voor het gebouw bestond voornamelijk uit het

vormgeven van de samenwerking tussen de verschillende afdelingen

binnen het CiTG-gebouw. Omdat er gevraagd werd om

een transparant en open ontwerp heeft Jeanne Dekkers gekozen

voor een glazen vliesgevel. Aangezien het om de kop van het Kopvleugel CiTG voor de renovatie

Render nieuwe kopvleugel CiTG

p35-p40 algemeen 01.indd 38 2-5-2007 14:20:00

Page 41: pantheon//  '06-'07 - copyright

39s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n pantheon 4 '06'07

gebouw ging, moest het "een aanvulling op het reeds bestaande

hoofdgebouw vormen en uitdrukking geven aan de essentie van

de daarin gehuisveste onderdelen in een bijzondere architectuur’"

Daarnaast moest het gebouw de identiteit van Geotechnologie

bepalen en uitstralen. Ook wil de TU graag meer openheid van de

gebouwen met het oog op de aanleg van het nieuwe Mekelpark. Voor

deze ingrijpende renovatie van de kop van Civiele Techniek werd de

volledige constructie gestript, alleen de hoofddraagconstructie werd

behouden. De gevels met enkel glas waren toe aan vervanging. Het

maatsysteem en de belijning van het oude gebouw werd wel behouden

en in de glasgevel tot uiting gebracht. Wat betreft de indeling is er vrij

weinig aan het ontwerp veranderd. Wel is het gebouw op de kop

verlengd. Hier zijn de dubbelhoge tekenzalen gelijkgetrokken met

de begane grond, deze lagen in het ontwerp van Van den Broek en

Bakema sterk terug ten opzichte van de begane grond.

"De belijning van het hoofdgebouw krijgt in dit ontwerp een eigentijdse vertaling en wordt door middel van uitstekende erkers binnen het gevelontwerp toegepast."

De glasgevel werd voorzien van een zeefdruk die behalve het

architectonische beeld ook functies als zonwering en vermindering

van zontoetreding vervult. Doordat de hele gevel van glas is, komt

er erg veel licht binnen in het gebouw. Het patroon op de ruiten

zorgt dat er niet te veel zonlicht binnentreedt. Hiervoor was een

bedrukking van ongeveer 70% van het glasoppervlak nodig. Dit is

bereikt door een pixelpatroon. De pixels zijn donkerblauw en licht

grijsblauw gekleurd. Het patroon valt van binnenuit nauwelijks op,

omdat de kleuren sterk overeenkomen met de Hollandse luchten.

De zeefdruk stelt een doorsnede van aarde voor, die voor deze

functie is bewerkt. Er is voor een doorsnede van aarde gekozen om

de identiteit van Geotechnologie te benadrukken. Er gaan echter

geruchten dat het patroon na bewerking helemaal niet meer doet

denken aan een aardedoorsnede. Het idee wordt wel gewaardeerd,

maar door de bewerking is het niet echt meer herkenbaar volgens de

aardwetenschapsstudenten zelf. De belijning van het hoofdgebouw

wordt benadrukt door de balkons. Deze balkons zijn

de glazenwasserbalkons uit het ontwerp van Van den Broek en Bakema.

De diagonale balkons zijn het gevolg van de zichtlijnen die binnen het

gebouw tussen de verschillende verdiepingen zijn aangebracht. Deze

zichtlijnen zijn in de gevel als balkons gemaakt, om de samenwerking

tussen de verschillende verdiepingen te benadrukken. Dit staat ook

symbool voor de samenwerking tussen de verschillende afdelingen

van de geclusterde faculteit. Hiervoor is een lange doorgaande trap

van de hoofdingang naar de bovenste verdieping gemaakt die de

diagonale lijn volgt. Oorspronkelijk zou er ook een trap in de uitbouw

komen, maar die is wegens budgettaire redenen geschrapt.

De gebruikers van het gerenoveerde gebouw van Geotechnologie

zitten net een paar weken officieel in hun nieuwe onderkomen.

Studenten verbazen zich over de lange trap en het ontbreken van

voldoende andere voorzieningen om naar boven te komen. Ze klagen

over de slechte bereikbaarheid voor mindervaliden. Een ander aspect

in het ontwerp waar sommige studenten niet over te spreken zijn is de

bereikbaarheid van de balkons. Deze blijken als rookruimte gebruikt

te worden. Het probleem is echter dat er maar weinig deuren inzitten

en dat daardoor overdreven afstanden afgelegd moeten worden om

op het balkon te komen.//

> 1. Jeanne Dekkers Architectuur, Geotechnologie TU Delft (folder). > 2. Wind, Henk (2007) "Glazenwasserbalkon basis voor nieuwe gevel", Bouw-wereld, jrg. 2007, nr. 4, pp. 18-20.

afbeeldingen > 1. Wind, Henk (2007) "Glazenwasserbalkons basis voor nieuwe gevel", Bouw-wereld.nl, http://www.bouwwereld.nl/web/show/id=45582/contentid=6944/jumpto=intro/showall=true#intro. > 2. Jeanne Dekkers Architectuur, Geotechnologie TU Delft (folder).

Geotechnologie vanuit verschillende standpunten

Schetsontwerp door Jeanne Dekkers

p35-p40 algemeen 01.indd 39 2-5-2007 14:20:03

Page 42: pantheon//  '06-'07 - copyright

40 pantheon 4 '06'07 s t y l o s / / c o p y r i g h t / / a l g e m e e n

De Boogjes

Het appartementencomplex de Boogjes, gelegen aan het

Eendrachtsplein, is ontworpen door architect Hammel en in 1979

gebouwd. Op 20 april 2007 is het verbouwde complex heropend.

Het is een stedelijke wand van de Nieuwe Binnenweg, een lange

straat die, vanaf het complex naar het westen voert, richting

Schiedam. Het complex bestaat uit vier bouwblokken, met winkels

op de begane grond en woningen op de verdiepingen, bereikbaar

via portieken. De winkels worden geschaduwd door karakteristieke

arcades (‘De Boogjes’), waardoor ze terugliggen ten opzichte van de

voorgevel. Destijds paste het project perfect in het plaatje van de

stadsvernieuwing uit die tijd. Maar al snel na oplevering bleek dat het

niet helemaal was wat mensen ervan hoopten. Het winkelende publiek

voelde zich niet op zijn gemak onder de donkere arcades: ze waren

erg laag en de kolommen waren veel te breed, wat het onaangename

gevoel veroorzaakte.

Hier moest Mecanoo in 2001 een oplossing voor verzinnen. Zij besloten

toen om de arcaden te slopen, en de nieuwe, glazen winkelpuien

met 2,60 meter naar voren te brengen. De vier blokken worden

gegroepeerd door een lange luifel die over de hele lengte doorloopt,

en aan de twee koppen verticaal worden omgeklapt. Mecanoo claimt

hiermee het effect van een boekensteun te willen bereiken; dit moet

versterkt worden door een invulling van telkens wisselende gedichten,

met witte letters achter het glas van de verticale luifel, beheerd door

Poetry International Rotterdam. Dit ontwerp moet de problemen van

het oude complex oplossen; het verwijderen van de dikke kolommen

is zeker een verlichting, hoewel het jammer is dat het karakteristieke

van het complex er ook mee verloren is gegaan.//

Las Palmas

Na de Tweede Wereldoorlog, waarin ook de Wilhelminapier in het

bombardement van 1940 zwaar werd getroffen, mochten Van den Broek

& Bakema in 1952 Las Palmas ontwerpen: een werkplaatsengebouw

van de Holland Amerika Lijn. Het gebouw is een monument van het

Nieuwe Bouwen, waarin de skeletconstructie een open plattegrond

(met een vloeroppervlak van ca. 20.000 m2 over vijf bouwlagen) en

een vrije gevel mogelijk maakten. Omdat de Holland Amerika Lijn

haar functie verloor, raakte het gebouw in onbruik. Na verschillende

functies gehuisvest te hebben (onder meer een discotheek) gaat

het gebouw nu onderdak verlenen aan het nieuwe Beeldinstituut,

dat het Fotomuseum, de SKVR (de Rotterdamse kunstvereniging)

en Kuub3 (een vereniging voor nieuwe media, fotografie, video en

Internet) omvat.

Bovenop het gebouw wordt een nieuwe dakopbouw gebouwd;

ontworpen door Benthem Crouwel. Er worden een aantal luxe villa’s

en kantoren ondergebracht. Deze dakopbouw strookt met een streven

van de gemeente Rotterdam, dat het bouwen van penthouses op

bestaande gebouwen stimuleert. Dit lijkt ook de enige reden te zijn

voor deze dakopbouw; al deze functies zouden prima in het gebouw

zelf kunnen worden ondergebracht. De penthouse geeft echter wel

een prominente plek om je woning of je kantoor te vestigen, van

waaruit een prachtig uitzicht over de stad gegarandeerd is. Het nieuwe

complex is op 18 april door koningin Beatrix geopend.

R07: twee projecten geopendMarcello Soeleman

Elke pantheon// van dit jaar doet een verslag van enkele evenementen in het kader van Rotterdam 2007: City of Architecture. Deze keer: de opening van het nieuwe Las Palmas op de Wilhelminapier en De Boogjes aan het Eendrachtsplein.

Las Palmas voor en na

De Boogjes voor en na

Gevel aan de Nieuwe Binnenweg

Twee impressies

p35-p40 algemeen 01.indd 40 2-5-2007 14:20:06

Page 43: pantheon//  '06-'07 - copyright

Agenda

seminarlocatie: Bouwkunde, Delft

09-05 t/m 16-05info: www.indesem.nl

Indesem consists of a week-long workshop for 80 international students, combined with a lecture series. Indesem The Legacy deals with the position of designers within important developments like climate change and the depletion of resources. What are we aiming for and how will we achieve it? How do we want to leave the world behind? What will be our generation’s legacy?

expositielocatie: Arcam, Amsterdam

13-04 t/m 02-06info: www.arcam.nl

In 2007 wordt Herman Hertzberger 75 jaar en bereikt hij definitief de status van eminence grise. Van alle ontwerpen die Herman Hertzberger maakte voor Amsterdam, zijn de maquettes bijeen gehaald. Opvallend is het grote aantal scholen in Hertzberger’s Amsterdamse oeuvre.

locatie: Architectuurcentrum Rondeel, Deventer26-04 t/m 24-06

info: www.rondeeldeventer.nl

Een tentoonstelling over de functie van dakbegroeiing: esthetisch, functioneel of pure noodzaak. Architectuurcentrum Rondeel in Deventer gaat met deze expositie dieper in op alles wat een daktuin kan betekenen. Foto’s belichten de esthetische kant van daktuinen, modellen laten zien hoeveel water kan worden gebufferd, projectpresentaties tonen de techniek, deskundigen vertellen over hun filosofie rond dit thema, lezingen gaan in op een beter leven met groendaken.

evenementlocatie: Nederland

23-06 t/m 24-06info: www.dagvandearchitectuur.nl

De Dag van de Architectuur heeft in 2007 het thema ‘tijdelijk verblijf’. Uiteenlopende gebouwen die zich lenen voor een tijdelijk verblijf, kunnen worden bezocht. Hotels, poliklinieken, kantoorgebouwen, noodlokalen van scholen, restaurants, winkelcentra en wachtruimtes zijn stuk voor stuk plaatsen waar men tijdelijk verblijft. Bezoekers worden in dit weekend meegenomen op een architectonische ontdekkingstocht langs en door de gebouwen en kunnen zo proeven van de sfeer die zo’n tijdelijk verblijf oproept. Het is de kans om op plaatsen te komen die normaal gesproken slechts voor een select publiek toegankelijk zijn.

tentoonstelling

tentoonstellinglocatie: Casa Casla, Almere

09-03 t/m 10-06

Tentoonstelling van Francine Houben en haar bureau Mecanoo. In het werk van Mecanoo speelt de interactie tussen landschap en architectuur een grote rol. Op de tentoonstelling zijn o.a. de studies van Almere te zien.

Indesem The Legacy

Hertzberger’s Amsterdam

Wij leven hoog

Dag van de architectuur

Dutch Mountains

tentoonstellinglocatie: NAI, Rotterdam

24-03 t/m 13-05info: www.nai.nl

Het NAi en Ballast Nedam hebben samen de fotografieopdracht: GebouwGezichten uitgeschreven. Twaalf jonge, talentvolle fotografen zijn geselecteerd en gevraagd hun visie te geven op hoe de mens verbonden is met zijn of haar gebouwde omgeving. Op deze tentoonstelling het werk van deze fotografen.

Gebouwengezichten

info: www.indesem.nl

tentoonstellinglocatie: RAP Architectuurcentrum, Leiden

02-03 t/m 10-05info: www.rapsite.nl

In de tentoonstelling ‘Bouwen met Karton’ staat karton centraal als innovatief en recyclebaar bouwmateriaal. Er worden levensgrote architectuurprojecten belicht die van karton zijn gebouwd. De tentoonstelling laat daarnaast ook gebruiksvoorwerpen van karton zien zoals meubels, kabelgoten en een noodwoning. Bovendien zijn er kunstwerken van papier en karton te bewonderen.

Bouwen met karton

locatie: NAi, Rotterdam26-05 t/m 01-09

Deze tentoonstelling geeft een uitvoerige introductie tot het werk van de architect, en biedt nieuwe inzichten in de wereld van Le Corbusier. Naast zijn belangrijkste architectonische projecten toont het NAi ook meubels, schilderijen, textiel, tekeningen en boeken van de hand van Le Corbusier.

Le Corbusier tentoonstellinginfo: www.nai.nl

locatie: De Kunsthal, Rotterdam24-05 t/m 02-09

info: www.biennalerotterdam.nl

De derde Architectuur Biënnale Rotterdam zal zich richten op de krachten die de 21ste-eeuwse stad vormen in een wereldwijde context van snelle verstedelijking. Wie en wat maakt de stad en wie voorspelt haar toekomst? Het middelpunt van de Biënnale is de Kunsthal. Er vinden tentoonstellingen, lezingen, debatten en conferenties plaats.

Internationale Architectuur Biënnale biennale

kaft_copyright.indd 3 2-5-2007 17:15:09

Page 44: pantheon//  '06-'07 - copyright

kaft_copyright.indd 4 2-5-2007 17:15:18