ontwikkelingsger - vppk · sessie 3: eerste behandelingssessie 12 sessie 4 – 12: volgende...

244
Academiejaar 2015-2016 Lesgever: Caroline Braet | Door: Delfien Vansteelandt SAMENVATTING ARTIKELS ONTWIKKELINGSGER. PSYCHOTHERAPIE

Upload: others

Post on 14-Oct-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Academiejaar 2015-2016

Lesgever: Caroline Braet | Door: Delfien Vansteelandt

SAMENVATTING

ARTIKELS

ONTWIKKELINGSGER. PSYCHOTHERAPIE

Page 2: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 3: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

INHOUD

De empirische cyclus: ‘Handelingsgerichte Diagnostiek’ bij kinderen

HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK 1

INLEIDING 1

HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK: DIAGNOSTISCH MODEL 2

AANMELDING 2

INTAKEFASE 2

Hulpmiddelen 3

Integratie van de informatie verzameld in de intake: diagnostische vraagstelling 3

STRATEGIEFASE 4

ONDERZOEKSFASE 5

INDICATIEFASE 5

Diagnosestelling 5

Indicatiestelling 5

ADVIESFASE 6

BESLUIT 7

TICS: PROTOCOLLAIRE BEHANDELING VAN TICS BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN 9

INLEIDING 9

ONDERZOEKSBEVINDINGEN 10

ASSESSMENT 10

HET PROTOCOL 11

EXPOSURE EN RESPONSPREVENTIE 11

Sessie 1: eerste trainingssessie 11

Sessie 2: tweede trainingssessie 12

Sessie 3: eerste behandelingssessie 12

Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13

HABIT REVERSAL 14

Sessie 1: Ticinventarisatie en bewustwording 14

Sessie 2 - 10 14

MODULE ‘AANVULLENDE HULP VOOR OVERGEBLEVEN TICS’ 15

Rol van de omgeving en beloning 15

EVALUATIE EN TERUGVALPREVENTIE 15

DISCUSSIE 16

Page 4: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Obesitas bij kinderen

THEORIE EN MODELLEN VAN OBESITAS 17

GENETISCHE FATOREN 17

VOEDINGSFACTOREN 18

DE ROL VAN ENERGIEVERBRUIK 19

DE ROL VAN PSYCHISCHE FACTOREN 20

EXTERNALITEITSTHEORIE 20

LEERTHEORIE 20

AFFECTREGULATIEMODELLEN 21

RESTRAINT-THEORIE 21

COGNITIEVE MODELLEN 22

BESLUIT MODELLEN 22

DE ROL VAN GEZINSFACTOREN EN DE SUBCULTUUR 23

MECHANISMEN DIE OBESITAS VERKLAREN 24

DIAGNOSE EN INDICATIESTELLING VAN OBESITAS 25

DE ANAMNESE EN DE MULTIDISCIPLINAIRE ONDERZOEKSFASE 25

HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK 26

HET MULTIDISCIPLINAIR OVERLEG: MOET HET OVERGEWICHT BEHANDELD WORDEN? 29

BEHANDELPLAN VOOR OVERGEWICHT 29

INDICATIESTELLING OP GROND VAN LEEFTIJD VAN HET KIND EN DE ERNST VAN HET PROBLEEM 30

DE LEEFTIJD VAN HET KIND 30

DE ERNST VAN HET OVERGEWICHT 30

HET INSCHATTEN VAN DE MOTIVATIE EN BETROKKENHEID VAN DE OUDERS 31

Page 5: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Adolescenten met Borderline Persoonlijkheidsstoornis

VROEGE MALADAPTIEVE SCHEMA’S BIJ KINDEREN: ONTWIKKELING EN VALIDATIE

VAN DE SIC (SCHEMA INVENTORY FOR CHILDREN) 33

ABSTRACT 33

INLEIDING 33

ONDERZOEKSMETHODE 35

PARTICIPANTEN 35

Onderliggende structuur 35

Stabiliteitschatting 36

Concurrentievaliditeit onderzoek 36

METINGEN 36

Schema Inventory for Children (SIC) 36

Early Adolescent Temperament Questionnaire-Revised (EATQ-R) 36

PROCEDURE 36

STATISTISCHE ANALYSES 36

RESULTATEN 37

MODEL OPSTELLEN EN VALIDATIE 37

GESCHATTE PARAMETERS BINNEN HET AANGEPASTE MODEL 37

TEST-HERTEST BETROUWBAARHEID 37

CONCURRENTIEVALIDITEIT VAN DE SIC 37

Correlaties 37

DISCUSSIE 38

EEN EMPIRISCHE TEST VAN ‘SCHEMA MODI’ CONCEPTUALISATIES IN

PERSOONLIJKHEIDS-STOORNISSEN 41

INLEIDING 41

METHODEN 42

MATERIALEN 43

Screeninginstrumenten 43

Schema modi 43

Statische analyses 44

Procedure 44

RESULTATEN 44

DISCUSSIE 45

CLUSTER A EN B 46

CLUSTER C 46

BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK 47

Page 6: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetstoornissen

EETPROBLEMEN IN DE ADOLESCENTIE 49

INLEIDING 49

EETGEWOONTEN: NORMALE EN ABNORMALE UITINGSVORMEN 49

ANOREXIA NERVOSA 50

BOULIMIA NERVOSA 50

EETSTOORNIS NAO 51

OVERGEWICHT EN OBESITAS 52

SYMPTOMEN 52

BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS 52

PREVALENTIE, ONTWIKKELING EN PROGNOSE 53

PREVALENTIE 53

VERLOPEN PROGNOSE 54

Anorexia nervosa 54

Boulimia nervosa 55

Eetbuienstoornis 55

RISICOFACTOREN 55

SOCIALE DRUK OM SLANK TE ZIJN 57

LIJNGEDRAG 58

Werkingsmechanisme 58

Veroorzaakt lijnen overeten? 58

SEKSUEEL MISBRUIK 59

BIOLOGISCHE KWETSBAARHEID 59

BESCHERMENDE FACTOREN 59

MECHANISMEN EN AANZET TOT VERKLARINGSMODELLEN 60

BOULIMIA NERVOSA 60

ANOREXIA NERVOSA 61

EETBUISTOORNIS 62

CONCLUSIE VERKLARINGSMODELLEN 62

DIAGNOSTIEK 62

BEHANDELING 63

ANOREXIA NERVOSA 63

BOULIMIA NERVOSA 63

EETBUISTOORNIS 65

PREVENTIE 65

CONCLUSIE EN TOEKOMSTPERSPECTIEF 66

Page 7: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

PSYCHOLOGISCHE BEHANDELING VOOR EETSTOORNISSEN 67

RECENTE BEVINDINGEN 67

SAMENVATTING 67

INTRODUCTIE 68

BEHANDELINGEN VOOR VOLWASSENEN 68

ANOREXIA NERVOSA 68

Cognitieve gedragstherapie (CBT) 68

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) 68

Specialist Supportive Clinical Management (SSCM) 68

CBT – IPT - SSCM 68

Maudsley Model of Treatment for Adults with Anorexia Nervosa (MANTRA) 69

Cognitieve Remediatietherapie (CRT) 69

Focus op Quality of Life 69

BOULIMIA NERVOSA 70

Cognitieve gedragstherapie (CBT) 70

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) 70

Stepped-care zorg 70

Integratieve cognitief-affectieve therapie (ICAT) 71

BINGE EATING DISORDER 71

Cognitieve gedragstherapie (CBT) 71

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) 71

Behavorial weight loss (BWL) 71

TRANSDIAGNOSTISCHE BEHANDELINGEN VOOR EETSTOORNISSEN 72

CBT-E 72

EXTRA BEHANDELINGEN VOOR EETSTOORNISSEN BIJ VOLWASSEN 72

BEHANDELINGEN VOOR DE JEUGD 72

MAUDSLEY FAMILY-BASED THERAPY (FBT) 73

IPT-WG 73

INDIVIDUAL ADOLESCENT FOCUSED THERAPY (AFT) 73

CBT-E 73

GROEPS CRT 73

GROEPS CBT 74

IPT-WG (IN GROEP) 74

RICHTLIJNEN VOOR DE TOEKOMST 74

MAXIMALISEREN VAN HET POTENTIEEL VAN DE BEHANDELINGEN 74

MAXIMALISEREN VAN DE IMPLEMENTATIE VAN BEHANDELINGEN 75

CONCLUSIE 75

Page 8: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Post-traumatische stressstoornis

PRAKTIJKPARAMETER VOOR DE DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN KINDEREN EN

ADOLESCENTEN MET POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS (PTSS) 77

INLEIDING 77

METHODOLOGIE 77

KLINISCHE PRESENTATIE 77

PTSS SYMPTOOMCLUSTERS 78

EPIDEMIOLOGIE 79

RISICO- EN PROTECTIEVE FACTOREN 79

BASIS VAN EVIDENTIE VOOR PRAKTIJKPARAMETERS 80

EVALUATIE 81

BEHANDELING 82

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE 83

PSYCHODYNAMISCHE TRAUMAGEFOCUSTE PSYCHOTHERAPIE 84

PREVENTIE EN VROEGE SCREENING 86

BEPERKINGEN VAN DE PARAMETER 86

PSYCHOLOGISCHE BEHANDELINGEN VAN DE POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS

87

INLEIDING 87

GEDRAGSTHERAPIE 87

COGNITIEVE THERAPIE 89

PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE 89

RAPID EYE MOVEMENT DESENSITIZATION 90

EFFECTIVITEIT 90

DISCUSSIE 91

Page 9: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

HET SCRIPT HERSCHRIJVEN EN OPNIEUW VERBEELDEN: EEN NIEUWE BEHANDELING

VOOR VOORMALIGE SLACHTOFFERS VAN SEKSUEEL MISBRUIK DIE AAN PTSS LIJDEN

93

PTSS ALS GEVOLG VAN SEKSUEEL MISBRUIK IN DE KINDERTIJD 93

RELEVANTE THEORIEËN OVER PTSS 94

INFORMATIEVERWERKINGSMODELLEN 94

UITGEBREIDER MODEL VAN INFORMATIEVERWERKING EN DE AFGESTEMDE BEHANDELINGSMETHODE 94

HET KARAKTER VAN TRAUMATISCHE HERINNERING EN IMPLICATIES VOOR THERAPIE 95

HET SCRIPT HERSCHRIJVEN EN OPNIEUW VERBEELDEN 96

Evidence-based werken

KINDEREN MET PSYCHISCHE KLACHTEN: AANZET TOT EVIDENCE-BASED WERKEN 99

INLEIDING: EVIDENCE-BASED WERKEN IS NIET ZO EVIDENT 99

BEHANDELPROTOCOLLEN: DE VOORDELEN OP EEN RIJTJE 101

WAT WERKT? 101

RICHTLIJNEN BIJ HET GEBRUIK VAN EEN PROTOCOL 102

ZORGVULDIGE ASSESSMENT GAAT AAN PROTOCOLLAIR WERKEN VOORAF 102

PROTOCOLLAIR WERKEN VEREIST DE NODIGE EXPERTISE 102

PROTOCOLLAIR WERKEN VEREIST EEN GOEDE THERAPEUTISCHE RELATIE 102

BINNEN DE PROTOCOLLAIRE BEHANDELING MOET ER RUIMTE ZIJN VOOR INDIVIDUALISERING 103

PROTOCOLLAIR WERKEN VRAAGT OM PARTICIPATIE IN EEN INTERVISIEGROEP 103

HOE OM TE GAAN MET COMORBIDITEIT? 103

PLEIDOOI VOOR EEN SYSTEMATISCHE EVALUATIE VAN ELK BEHANDELD KIND 104

TOEKOMSTPERSPECTIEVEN 105

BESLUIT 107

ZELFCONTROLE EN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (EVIDENCE-BASED) 109

INLEIDING 109

ASSESSMENT 110

HET GESPREK MET HET KIND 111

VRAGENLIJSTEN 113

HULPMIDDELEN: TEKEN-, KNUTSEL-, SPEL- EN DRAMATECHNIEKEN 114

Page 10: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Positieve en negatieve gedachten en gevoelens identificeren 114

Intensiteit en frequentie van gevoelens meten 115

Het verband tussen gedachten, gevoelens, gedragingen en omgevingsgebeurtenissen in kaart

brengen 115

COGNITIEVE PROCESSEN METEN 115

BASISELEMENTEN VAN CGT BIJ KINDEREN 116

EEN KADER SCHEPPEN VOOR CGT 116

HET BEHANDELINGSMODEL INTRODUCEREN: DE RATIONALE 117

DOEL VASTSTELLEN EN MOTIVATIE OPWEKKEN 117

ZELFREGULATIE 118

INLEIDING 118

METHODE 119

Zelfobservatie en zelfmonitoring van gevoelens, gedachten en gedrag 120

Zelfevaluatie 122

Stimuluscontrole 122

Aanleren van nieuw hanteringsgedrag 122

Zelfbeloning en zelfbestraffing 123

KLINISCH VIGNET 123

ZELFINSTRUCTIEMETHODEN EN STRESSINOCULATIETRAINING 124

INLEIDING 124

METHODE 124

Zelf-instructietraining 124

Stressinoculatietraining 125

KLINISCH VIGNET 128

PROBLEEMOPLOSSINGSMETHODIEK 130

INLEIDING 130

METHODE 131

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 132

COGNITIEVE HERSTRUCTURERING 133

INLEIDING: HET INFORMATIEMODEL ALS THEORETISCH KADER 133

METHODE 135

Het driefasenmodel 135

Hulpmiddelen om tot inzichten te komen 136

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 137

Schematherapie 138

INDICATIES EN CONTRA-INDICATIES 138

DE ROL VAN DE OUDERS 139

TOT BESLUIT 140

Page 11: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Jonge kinderen met gedragsproblemen

STOP 4-7: EEN VROEGE INTERVENTIE VOOR KINDEREN MET GEDRAGSSTOORNISSEN

141

ABSTRACT 141

INTRODUCTIE 141

METHODE 143

PARTICIPANTEN 143

PROCEDURE 143

Kind sociale vaardighedentraining 143

Ouder management training 144

Classroom management training: 144

HYPOTHESES 144

METINGEN 145

RESULTATEN 145

DISCUSSIE 145

Middelenmisbruik

MIDDELENMISBRUIK EN VERSLAVING 149

INLEIDING 149

MIDDELENGEBRUIK: NORMALE EN AFWIJKENDE VORMEN 149

VERSLAVINGSGEDRAG: ONTWIKKELING EN PROGNOSE 150

VOORBEELD LONGITUDINAAL ONDERZOEK 150

RISICO- EN BESCHERMENDE FACTOREN 150

ERFELIJKE FACTOREN 150

OMGEVINGSINVLOEDEN 151

MECHANISMEN EN AANZET TOT EEN KWETSBAARHEIDSMODEL 151

EFFECTEN VAN ALCOHOL 151

IMPLICIETE EN EXPLICIETE MIDDELGERELATEERDE COGNITIES 152

Onderzoek naar automatische cognitieve processen 153

PERSOONLIJKHEID 154

GEZINSFACTOREN EN INVLOED VAN LEEFTIJDSGENOTEN 155

Page 12: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

IMPLICATIES VOOR DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING 156

DIAGNOSTIEK 156

PREVENTIE 156

Universele preventie 156

Gerichte preventie 157

BEHANDELING 157

Expliciete processen 157

Automatische geïnitieerde of impliciete processen 157

CONCLUSIES EN TOEKOMSTPERSPECTIEF 157

CANNABIS BEHANDELPROTOCOL VOOR JONGEREN EN JONGVOLWASSENEN:

BEHANDELING VAN PROBLEMATISCH MIDDELENGEBRUIK EN VERSLAVING 159

INLEIDING 159

PREVALENTIE 159

NADRUK OP CANNABISBEHANDELING BIJ JONGEREN 159

HET ONTSTAAN VAN EEN CANNABISVERSLAVING 160

1.3.1. Klassieke conditionering 161

1.3.2. Operant leren: functie van het gebruik 161

1.3.3. Sociaal leren 161

ONDERZOEKSGEGEVENS 161

ASSESSMENT 162

RATIONALE 162

PROTOCOL VOOR CANNABISBEHANDELING 163

MOTIVERENDE GESPREKSVOERING 163

1. Uitdrukken van empathie en acceptatie 163

2. Vergroten van de discrepantie 163

3. Vermijden van discussie 163

4. Omgaan met weerstand 164

5. Vergroten van persoonlijke effectiviteit 164

VERSTERKEN VAN DE ZELFCONTROLE 164

1. Registreren van het cannabisgebruik 164

2. Doelen formuleren 164

3. Stimuluscontrole 164

4. Responscontrole 164

COGNITIEVE INTERVENTIES 165

VAARDIGHEIDSTRAINING 165

HET PROTOCOL 165

PROBLEEMHERKENNING 165

Doel 165

Werkwijze 165

Vervolg 166

Page 13: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

MOTIVERING 166

Doel 166

Werkwijze 166

Vervolg 166

VOORBEREIDING EN BESLISSING 166

Doel 166

Werkwijze 167

Blowsignalen 167

Vervolg 167

ACTIE, CONSOLIDATIE EN TERUGVAL 167

Doel 167

Werkwijze 167

Vervolg 168

NAZORG 168

Doel 168

Werkwijze 168

ROL VAN HET SYSTEEM 168

EVALUATIE 169

DISCUSSIE EN NIEUWE ONTWIKKELINGEN 169

Zelfverwondend gedrag

ZELFVERWONDEND GEDRAG BIJ JONGEREN: WAT IS HET EN HOE PAK JE HET AAN?

171

DEFINITIE VAN ZELFVERWONDEND GEDRAG (= ZVG) 171

VOORKOMEN VAN ZVG 171

COMORBIDITEIT VAN ZVG 172

FUNCTIES VAN ZVG 172

BEHANDELING VAN ZVG 172

EERSTE CONTACT 172

MOTIVEREN 173

FUNCTIEANALYSE 173

AANPAK VAN INTRAPERSOONLIJKE FUNCTIES 174

Emotieregulatie 174

Cognitieve herstructurering 174

Gedragsverandering 174

AANPAK VAN INTERPERSOONLIJKE FUNCTIES 175

AANPAK VAN COMORBIDE PATHOLOGIE 175

HERVALPREVENTIE 175

Page 14: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

CRISISPLAN EN WONDVERZORGING 176

ZELFZORG 176

EVIDENCE-BASED PSYCHOSOCIALE BEHANDELINGEN VOOR ZELFVERWONDENDE

GEDACHTEN EN GEDRAGINGEN (SITB) BIJ JONGEREN 177

INLEIDING 177

REVIEW PARAMETERS 177

REVIEW VAN INTERVENTIES VOOR SITB’S 179

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT) 180

DIALECTISCHE GEDRAGSTHERAPIE (DBT) 180

FAMILIE-GEORIËNTEERDE THERAPIE (FBT) 181

INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IP) 182

PSYCHODYNAMISCHE THERAPIE (PDT) 182

GECOMBINEERDE VAARDIGHEIDS- & GROEPSINTERVENTIES 182

ANDERE INTERVENTIES 182

HUIDIGE KLINISCHE TRIALS 183

SAMENVATTING VAN EVIDENCE-BASED BEHANDELINGEN 183

GOED VASTGESTELDE BEHANDELING 183

COMPONENTEN VAN EEN EFFICIËNTE BEHANDELING 183

OVERWEGINGEN BIJ HET BEOORDELEN VAN BEHANDELINGSEFFECTIVITEIT 184

RICHTLIJNEN VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK 184

VERBETERING IN DESIGN EN METING 184

REPLICATIE EN OPDELING VAN VEELBELOVENDE STUDIES 184

ONDERZOEK NAAR BEHANDELINGSMEDIATOREN EN -MODERATOREN 185

ONTWIKKELING VAN EFFECTIEVE KORTE INTERVENTIES 185

HET GEBRUIK VAN SINGLE-CASE EXPERIMENTELE DESIGNS 185

CONCLUSIE 185

Page 15: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dwang

PRAKTISCHE PARAMETER VOOR DE DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN KINDEREN

EN ADOLESCENTEN MET OBSESSIEF-COMPULSIEVE STOORNIS (OCD) 187

ABSTRACT 187

METHODOLOGIE 187

EPIDEMIOLOGIE 187

ETIOLOGIE 188

GENETISCHE FACTOREN 188

NIET-GENETISCHE FACTOREN 188

KLINISCHE REPRESENTATIE 188

FENOTYPE 188

PSYCHIATRISCHE COMORBIDITEIT 189

NEUROPYSCHOLOGISCHE BEVINDINGEN 189

KLINISCH VERLOOP EN UITKOMST 190

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE 190

NORMALE ONTWIKKELING 190

ANDERE PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN 190

11 AANBEVELINGEN 191

DE PSYCHIATRISCHE ASSESSMENT VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN ZOU ROUTINEMATIG MOETEN SCREENEN NAAR

DE AANWEZIGHEID VAN OBSESSIES, COMPULSIES EN REPETITIEVE GEDRAGINGEN 191

ALS SCREENING LAAT VERMOEDEN DAT ER OCD- SYMPTOMEN AANWEZIG ZIJN, MOET MEN HET KIND VOLLEDIG

EVALUEREN VIA INSTRUMENTEN GEBASEERD OP DE DSM EN SCALAIRE ASSESSMENT 192

EEN COMPLETE PSYCHIATRISCHE EVALUATIE ZOU UITGEVOERD MOETEN WORDEN, INCLUSIEF INFORMATIE VAN ALLE

MOGELIJKE BRONNEN, BESTAANDE UIT STANDAARDELEMENTEN UIT DE GESCHIEDENIS EN EEN ONDERZOEK NAAR DE

MENTALE STAAT MET AANDACHT VOOR HET VOORKOMEN VAN COMORBIDE PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN 193

EEN VOLLEDIGE MEDISCHE, FAMILIALE, SCHOOLSE EN ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS MOET BIJGEVOEGD WORDEN

AAN DE PSYCHIATRISCHE GESCHIEDENIS EN ONDERZOEK 193

WANNEER MOGELIJK, GEBRUIK CBT ALS EERSTELIJNSBEHANDELING VOOR MILDE TOT GEMIDDELDE GEVALLEN 194

VOOR GEMIDDELDE TOT ERNSTIGE OCD, IS MEDICATIE AANGEWEZEN BOVENOP CBT 195

SRI’S IS DE EERSTELIJNSMEDICATIE DIE AANGERADEN WORDT VOOR KINDEREN MET OCD EN MOET GEBRUIKT

WORDEN VIA DE AACAP-RICHTLIJNEN OM REACTIE, VERDRAAGBAARHEID EN VEILIGHEID TE MONITOREN 195

DE UITVOERINGSBEPALING VAN DE TOEGEWEZEN BEHANDELING MOET GESTUURD WORDEN DOOR EMPIRISCH BEWIJS

OVER DE MODERATOREN EN PREDICTOREN VAN DE BEHANDELINGSRESPONS 196

MULTIMODALE BEHANDELING IS AANGEWEZEN ALS ER NA VERSCHILLENDE MAANDEN OF BIJ ERNSTIGE GEVALLEN

GEEN REACTIE KOMT OP CBT 197

DE VERHOGING VAN MEDICATIE WORDT ENKEL TOEGEPAST BIJ THERAPIERESISTENTE GEVALLEN WAARBIJ DE

BEPERKINGEN MINSTENS GEMATIGD WORDEN GEACHT IN MINSTENS ÉÉN BELANGRIJK DOMEIN VAN FUNCTIONEREN,

ONDANKS DAT ER TOCH ADEQUATE MONOTHERAPIE WERD TOEGEPAST 197

MEN MOET REKENING HOUDEN MET EMPIRISCH GEVALIDEERDE MEDICATIE EN PSYCHOSOCIALE BEHANDELINGEN

VOOR COMORBIDE STOORNISSEN 198

Page 16: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

PARAMETER BEPERKINGEN 198

BEDWING JE DWANG: PROTOCOLLAIRE BEHANDELING VOOR KINDEREN EN

ADOLESCENTEN MET EEN DWANGSTOORNIS 199

INLEIDING 199

ONDERZOEKSBEVINDINGEN 200

ASSESSMENT 201

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE 202

RATIONALE VAN DE BEHANDELING 203

EXPOSURE EN RESPONSPREVENTIE 203

COGNITIEVE THERAPIE 203

HET PROTOCOL 204

SESSIE 1 204

SESSIE 2 204

SESSIE 3 204

SESSIE 4 205

SESSIE 5 205

SESSIE 6 205

TIPS BIJ DE BEHANDELING 205

HET PUNTENPROGRAMMA 205

DE NUTTIGE STRAF 206

DROOG OEFENEN 206

STAKEN VAN DE BEHANDELING 206

ROL VAN DE OMGEVING 207

EVALUATIE 207

DISCUSSIE 208

Page 17: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

De empirische

cyclus: ‘Handelings-

gerichte

Diagnostiek’

bij kinderen

Page 18: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 19: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

1

HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK

INLEIDING

Het diagnostisch proces is opgedeeld in verschillende fases:

o Aanmelding

o Intakefase

o Strategiefase

o Onderzoeksfase

o Indicatiefase

o Adviesfase

Uitgangspunten:

o Informatieverzameling bij psychodiagnostiek moet van meet af aan en in elk

van de 5 fases gericht zijn op het geven van goed advies

o Bij HGD wordt er uit gegaan van een transactioneel referentiekader: dit biedt

een omvattend theoretisch model voor de ontwikkeling en het ontstaan van

(afwijkend) gedrag bij kinderen en jongeren

Normale en pathologische ontwikkeling wordt gezien in functie van

kindkenmerken én omgevingskenmerken die in actieve wisselwerking staan

o Intensieve samenwerking tussen diagnosticus en cliëntensysteem

o In alle fases van HGD moet er aandacht zijn voor positieve kenmerken en

protectieve factoren

5 principes van handelingsgerichte diagnostiek: HGD …

o Werk doelgericht vanuit een hulpvraag

o Werk systematisch en transparant

o Hanteer een transactioneel kader

o Zorg voor maximale cliëntparticipatie

o Benut positieve kenmerken

In dit hoofdstuk zal worden aangetoond dat in psychologische dienstverlening aan

kinderen en jongeren niet alleen therapie, maar ook diagnostiek gesystematiseerd of

‘volgens een protocol’ kan verlopen, zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van het kind

en zijn context

Door deze grondige diagnostiek zorgen we ervoor dat we “vraag gestuurd” werken en

niet “aanbod gestuurd”

Page 20: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

2

HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK: DIAGNOSTISCH MODEL

AANMELDING

In de aanmelding wordt er nagegaan of de hulpvraag diagnostiek vereist én of de instelling

waar de aanmelding plaats vindt, hier toe wel in staat is Zo ja, kan er doorgegaan

worden naar de intake

Ook moeten de posities van de direct betrokkenen overeenkomen met de beroepsethische

regels

o Er moet nagegaan worden welk van de betrokken partijen moet instemmen

met het onderzoek. (box 3.1.)

T/m 12 jaar: enkel ouders toestemming

Vanaf 12: ook toestemming jongere wordt nagestreefd

Vanaf 16 jaar: jongere kiest zelf

o Bij gescheiden ouders moeten ze beide toestemming verlenen (wanneer ze

beiden ouderlijk gezag hebben)

Wanneer slechts één ouder het ouderlijk gezag heeft, moet de andere

niet ingelicht worden

Maar: deze moet de andere ouder wel op hoogte houden van

‘gewichtige aangelegenheden’

o Wanneer één van beide ouders geen hulpverlening voor het kind wil, mag de

hulpverlening niet beginnen

Voldoende info verzamelen zodat de aard en ernst van de klacht duidelijk zijn opdat de

hulpvraag geformuleerd kan worden

Jongere meegeven dat er van de hulpverlener verwacht wordt dat hij algemene

bevindingen en conclusies aan ouders overbrengt (wat precies, of wie wat vertelt, kan

onderhandeld worden)

Ook wordt er meegedeeld dat er een gedeeld beroepsgeheim is tussen teamleden

Ook moet er toestemming voor aantekeningen gevraagd worden

INTAKEFASE

2 ledig:

o Er moet systematisch info verzameld worden om de strategie te bepalen

Bv. is er onderzoek nodig of meteen naar de indicatiefase?

o Er dient afstemming tussen de direct betrokken partijen bereikt te worden

(goede samenwerking)

Volgende aspecten worden in kaart gebracht: reden van aanmelding, klachten; hulpvraag;

relevante contextaspecten; wensen en verwachtingen; …

Toelichting:

o Hulpvraag: kernvraag “wat brengt u tot hier?”

o Relevante contextaspecten: referentiekader van de cliënt goed proberen

doorgronden

Page 21: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

3

o Wensen en verwachtingen: zo krijgt men zicht op impliciete hulpvragen,

‘verborgen agenda’; kernvragen “waar wil je naar toe?”, wondervraag, cliënt

goed informeren zodat er geen irreële verwachtingen ontstaan

o Reeds genomen maatregelen: welke hadden effect/welke niet?

o Positieve aspecten

o Attributies: verklaringen voor de klachten en de positieve aspecten

o …

HULPMIDDELEN

Het in kaart brengen van de klachten betreft zowel het bevragen (subjectief) als

objectiveren

o Je moet trachten concrete voorbeelden, antecedenten en consequenten goed

te bevragen

o Dit kan bv. m.b.v. een observatieopdracht

o Ook kunnen er brede band-screeningsinstrumenten gebruikt worden, zoals bv.

de ASEBA (Achenbach), de CBCL, …

INTEGRATIE VAN DE INFORMATIE VERZAMELD IN DE INTAKE: DIAGNOSTISCHE VRAAGSTELLING

Hulpvragen worden omgezet in diagnostische vraagstellingen:

o Onderkennende vragen (“wat is er aan de hand?”)

o Verklarende vragen (“hoe is het ontstaan en/of wordt het in stand gehouden?”)

o Indicerende vragen (“wat kan er aan gedaan worden?”)

Box 3.2.: Gespreksstijl

Richtlijnen:

o Wees respectvol en empathisch

o Toon vertrouwen en geloof in de cliënt en zijn rapportagemogelijkheden

o Streef een grote impact na door actief inzicht te formuleren, verassend uit de

hoek te komen, …

o Waardeer de cliënt naar zijn inspanningen

o Zorg voor de veiligheid van de cliënt

o Stem gesprekstechnieken af op de motivatie waarmee de cliënt in de

hulpverlening is gestapt (zie onder)

Box 3.3.: Verschillende soorten cliëntenrelaties

De cliënt kan verschillende houdingen aannemen t.o.v. het probleem, afhankelijk van het

probleeminzicht, de attributies, …

Deze houding bepaalt de gesprekstechnieken die de hulpverlener moet aanwenden

Er zijn verschillende cliënt-hulpverlener relaties mogelijk:

Page 22: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

4

o Bezoekerstypische relatie: hulpverlener en cliënt komen niet tot een

gezamenlijk geformuleerd probleem (de cliënt ontkent dat er een probleem is,

…); dit is meestal het geval bij verplichte doorverwijzing

o Klachttypische relatie: er is een duidelijke probleemomschrijving, maar de

cliënt legt de oplossing van het probleem buiten zichzelf (hier is eerder sprake

van een ontkennen van oplossingsmethoden)

o Klanttypische relatie: cliënt komt in samenspraak met hulpverlener tot

duidelijk geformuleerd probleem. Client ziet zichzelf als deel van de oplossing

en is bereid aan het probleem te werken

STRATEGIEFASE

Er wordt o.b.v. informatie uit de intakefase en o.b.v. het theoretisch referentiekader van

de onderzoeker een diagnostisch traject uitgestippeld

Er komen vnl. reflecties van de diagnosticus aan bod (i.t.t. het cliënt-perspectief in de

intake)

Er worden 3 stappen doorlopen:

1. Diagnosticus gaat de info uit de intake clusteren

Er worden verschillende soorten van informatie opgenomen in de

clusters, bv. objectief afwijkende zaken, voorgeschiedenis, …

Clustering kan zowel categoriaal als dimensionaal

De beschikbare info wordt overzichtelijk en vormt een eerste

voorlopige theorie/probleemsamenhang

2. Kan de diagnostische vraagstelling beantwoord worden a.d.h.v. de info die we reeds

hebben?

Zo ja indicatiefase

Zo neen onderzoeksfase

3. Hypothesen en onderzoeksvragen worden geformuleerd a.d.h.v. de voorlopige

theorie/probleemsamenhang

Hypothesen moeten toetsbaar, wetenschappelijk verantwoord, relevant

en waarschijnlijk zijn

Er wordt per cluster een hypothese en alternatieve hypothese

geformuleerd

En tot slot wordt de afstemming tussen de hulpvragen van de cliënt en

de uiteindelijke onderzoeksvragen gecontroleerd

Er zijn verschillende vormen van causaliteit te onderscheiden

Box 3.4.: Verschillende soorten van causaliteit

Oorzaak – gevolgrelatie

Circulaire causaliteit

Mediërend verband

Modererend verband

Page 23: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

5

ONDERZOEKSFASE

Doel: geselecteerde hypothesen/onderzoeksvragen toetsen a.d.h.v. verschillende

informanten en diverse instrumenten

Richtlijn: er wordt doelgericht gezocht naar info die de hypothese bevestigt/weerlegt

Onderzoeksvragen worden één voor één beantwoord

Om onderzoeksmiddelen te vinden moet de diagnosticus de begrippen operationaliseren

Er wordt altijd tussen verschillende instrumenten gekozen o.b.v. psychometrie

(betrouwbaarheid, validiteit, …) en praktische aspecten (bruikbaarheid, … )

o Er moeten toetsingscriteria worden geformuleerd (welke resultaten zorgen

voor een verwerping/aanvaarding van de hypothese?)

o Tijdens het testen moet er aandacht zijn voor de veranderingsmogelijkheden

van het kind en gezin, positieve en protectieve kenmerken, …

o Uiteindelijk gaat men beslissen of de hypothesen worden

aanvaard/verworpen, maar er kunnen ook nieuwe hypothesen ontstaan (te

beantwoorden met het huidig uitgevoerd onderzoek of door opnieuw naar het

begin van de onderzoeksfase over te gaan)

INDICATIEFASE

2 deelfasen:

1. Formuleren van een integratief beeld (diagnosestelling)

2. Formuleren van aanbevelingen (indicatiefase)

DIAGNOSESTELLING

De informatie wordt geïntegreerd tot een samenvattend beeld dat een antwoord biedt op

de onderkennende/verklarende vraagstelling

o Onderkennend = geformuleerd als DSM-5 diagnose of gedrag

o Verklarend = beschrijft aspecten die een causale rol spelen voor de

probleemclusters

Grafische weergave = getoetste probleemsamenhang

Positieve en protectieve factoren! (+ relevantie en haalbaarheid van het advies)

INDICATIESTELLING

Enkel als er een indicerende vraagstelling was

o Maar: de diagnostiek in de GGZ impliceert per definitie altijd een vraag of er

hulp geboden moet worden

De indicatiestelling impliceert een besluitvormingsproces waarbij de diagnosticus zoekt

naar een goede afstemming tussen de hulpvragen en wensen van de cliënt, de diagnose,

en de mogelijkheden van interventie

Page 24: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

6

Kennis van effectiviteitsonderzoek! (voor welke problematiek is welke interventie

effectief?)

Eerst wenselijkheid interventie, dan pas haalbaarheid

Uiteindelijk dienen er één of meerdere realistische aanbevelingen gedaan te worden

Box 3.5.: Diagnostische valkuilen en opstap naar een goede samenhang

Valkuilen m.b.t. het integratief beeld:

o Alternatieven worden te vaak ten onrechte als uitsluitend beschouwd, cfr.

comorbiditeit

o Een label wordt ten onrechte gezien als de oorzaak van gedrag tautologie!

(dit kan enkel als het label verwijst naar stabiele factoren, maar niet als het

verwijst naar onstabiele factoren, zoals bv. motivatie)

o Een correlatie wordt vaak ten onrechte als oorzaak gezien (correlatie ≠ causaal

verband!)

o Hoge scores op diverse subschalen moeten niet leiden tot doemdenken

o Betekenis van subschalen komt niet altijd overeen met wat er met een label of

gezond verstand onder verstaan wordt

Aandachtspunten probleemsamenhang:

o Functioneel identieke elementen worden in één hokje ondergebracht

o Niet méér of minder vakjes dan noodzakelijk

o Gebaseerd op wetenschappelijke inzichten enerzijds, en op de uniciteit van de

jongeren met dit probleem anderzijds, …

o Jongere steeds zien als individu in interactie is met zijn context (transactioneel

kader)

o Aandacht voor positieve elementen

o Een goede probleemsamenhang brengt slechts een problematiek

o Samenhang vanuit perspectief cliënt

o Enkel belangrijkste aspecten komen aan bod, veranderbaarheid!

ADVIESFASE

De cliënt wordt geïnformeerd over diagnosestelling en indicatiefase

o Dit gebeurt helder, begrijpelijk en afgestemd op het referentiekader van de

cliënt

o De informatie wordt beperkt tot het meest relevante en het integratief beeld

(getoetste probleemsamenhang)

Hierna wordt overgegaan naar de aanbevelingen

o Hierbij krijgt men de kans zijn mening te geven, worden de pro’s en contra’s

besproken en wordt nagegaan of alles duidelijk is

o Uiteindelijk maakt de cliënt een keuze uit de aanbevelingen

Als diagnosticus moet men op de hoogte zijn van de richtlijnen in de literatuur en de

volgorde van de te behandelen klachten

Page 25: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

7

Keuzecriteria om de volgorde bij verschillende problemen te bepalen:

1. De mate waarin een bepaald gedrag gevaar meebrengt voor zichzelf en/of anderen

2. De mate waarin de klacht centraal staat in de probleemsamenhang

3. De verwachting om op redelijke termijn resultaat te boeken

4. De wens van de cliënt om eerst aan een bepaald probleem te werken

5. De verwachtingen die er in de context zijn over verandering

6. De competentie van de therapeut om vakkundig met het probleem om te gaan

7. De kostprijs van de interventie

Argumenten om te kiezen voor een protocollaire behandeling

Tot slot wordt een behandelingsplan opgesteld met therapiedoelstellingen, …

BESLUIT

Het diagnostisch proces van Handelingsgerichte Diagnostiek is een protocol dat we kunnen

gebruiken voor:

o Probleem- en vraagverheldering

o Zicht te krijgen op de relevante factoren en hun onderliggende samenhang

o Het vertalen van deze samenhang naar een gepaste interventie

o Effectevaluatie

De verklarende en onderkennende hypothese hebben impliciet en expliciet een

integrerende functie

Page 26: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Han

del

ings

geri

chte

dia

gno

stie

k

8

Page 27: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

9

TICS: PROTOCOLLAIRE BEHANDELING VAN TICS BIJ

KINDEREN EN ADOLESCENTEN

INLEIDING

Definitie tics: plotseling optredende, snelle, herhaalde, niet-ritmische, motorische

bewegingen of vocale uitingen

Prevalentie: 10% van de schoolgaande kinderen

Wanneer de tics niet verdwijnen, is er sprake van het Syndroom van Gilles de la Tourette

(GTS): dit is een neuropsychiatrische aandoening met een gemiddelde aanvangsleeftijd

van 7 jaar met als hoofdkenmerk de multipele motorische en vocale tics, die enkelvoudig

of complex van aard kunnen zijn

o Enkelvoudig: 1 spiergroep, tics zijn kortdurend en treden plotseling op

o Complex: meer spiergroepen betrokken, aantal tegelijk of direct na elkaar

optredende bewegingen en/of geluiden deze tics zijn meer doelgericht en

kunnen langer duren

DSM-5:

o GTS: het samen voorkomen van meerdere motorische tics en minimaal één

vocale tic gedurende een periode van minimaal 12 maanden, niet noodzakelijk

tegelijkertijd. De tics moeten voor het 18de levensjaar voor het eerst zijn

opgetreden

o Voorlopige ticstoornis: tics zijn korter dan een jaar aanwezig

o Chronische motorische of vocale ticstoornis: motorische tic(s) of vocale tic(s),

maar niet allebei, langer dan een jaar aanwezig

o Ticstoornis NAO

Gevoelens en klachten:

o Premonitore sensaties: voorafgaand aan de tics ervaren de patiënten

onaangename lichamelijke gewaarwordingen die verminderen wanneer de tic

is uitgevoerd (druk, kriebel, warmte, …) lokaal op de plaats van de tic

o Urges: meer globale gevoelens van spanning en drang

o Andere klachten: hyperactiviteit, impulsiviteit en concentratieproblemen

o Aard en ernst van de tics en ticgerelateerde symptomen fluctueren over de tijd

((ont)spanning)

o Verloop: bij 1/3 van de GTS-patiënten verdwijnt de tic in de tweede helft van

de adolescentie, bij 1/2 is er sprake van sterke vermindering van de

symptomen en 1/5 behoudt matig ernstige tot ernstige tics

Page 28: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

10

ONDERZOEKSBEVINDINGEN

Behandeling: vooral medicijnen met A-status (geëvalueerd in meer dan 2 RCT’s)

o Risperidon wordt het meest gebruikt in Europa

o Bijwerkingen: gewichtstoename, acathisie, apathie, sedatie en melkproductie

Alternatief: gedragstherapie: Europese richtlijnen geven aan om best te beginnen met

gedragstherapie

o Habit Reversal en Exposure met Responspreventie: gericht op het doorbreken

van associaties tussen premonitore sensaties en het erop volgende ticgedrag

Habit reversal: bewustwording van de tic, waarna een met de tic

onverenigbare respons moet worden toegepast

Exposure met responspreventie: doorbreking van de associatie door het

langdurig tegenhouden van alle tics

o RCT-onderzoek: HR en ER blijken allebei even effectief (effectiever dan andere

therapieën) en er is geen verschil in effectiviteit tussen lange en korte ER-

sessies

ASSESSMENT

Tics zijn moeilijk te meten omwille van de diversiteit van de tics, de fluctuatie over tijd en

het vermogen om tics tegen te houden

Standaardinstrument: Yale Global Tic Severity Scale (YGTSS): semigestructureerd interview

o Meet motorische en vocale tics afzonderlijk met betrekking tot een vijftal

items: aantal, frequentie, intensiteit, complexiteit en mate van inferentie

o Goede psychometrische eigenschappen: betrouwbaar en valide

Observatiemethoden: tellen van tics in bepaalde tijd

o Video-opnamen van ten minste 5 minuten: betrouwbare maat

Aanwezigheid onderzoeker is controversieel (soms wel en soms geen

verschil gevonden bij aanwezigheid onderzoeker).

o Zelfregistratie van de ticfrequentie met behulp van een dagboek: niet geschikt

als effectmaat: zichzelf monitoren op zich kan tot een vermindering van de

tic(s) leiden

o Observatie van de ticfrequentie door een derde is wel een objectieve

meetmethode

Premonitory Urge for Tics Scale (PUTS): zelfrapportage-instrument

o Brengt de aanwezigheid en frequentie van premonitore sensaties en drang om

een tic uit te voeren in kaart, evenals de opluchting na het uitvoeren van de tic

o Betrouwbaar en valide vanaf 10 jaar

Comorbiditeit van GTS en impulsiviteit, hyperactiviteit en verhoogde afleidbaarheid

kunnen de behandelingsresultaten negatief beïnvloeden adviseren om eerst ADHD te

behandelen (maar: geen contra-indicatie voor behandeling)

Page 29: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

11

HET PROTOCOL

Behandelingsprotocol beschikbaar voor kinderen tussen 7 en 13 jaar en volwassenen

Onderdelen van het behandelingsprotocol voor kinderen:

o Exposure met responspreventie (ER): habitueren aan nare premonitore

sensaties

Door het langdurig tegenhouden van tics (responspreventie) wordt de

patiënt blootgesteld aan deze sensaties (exposure) met de

mogelijkheid hieraan te wennen

o Habit reversal (HR): tics worden één voor één behandeld

Bewustwording door zelfobservatie en zelfregistratie

Vervolgens kan het kind een onverenigbare respons ofwel

‘tegengestelde beweging’ toepassen

o Aanvullende hulp voor overgebleven tics: functiegerichte interventies

De factoren die voor, tijdens of na tics optreden en die ervoor zorgen

dat de tics in bepaalde situaties blijven bestaan of extra veel/sterk

optreden, beïnvloeden

Ook: ademhalings- en ontspanningsoefeningen

o Terugvalpreventie: in kaart brengen van de eerste symptomen dat er een tic zal

optreden, de geleerde strategieën, hulptroeven en risicosituaties

EXPOSURE EN RESPONSPREVENTIE

12 wekelijkse sessies

Trainingsfase: 2 sessies: tics onderdrukken (nadruk op responspreventie)

Behandelingsfase: 10 sessies waarbij men gedurende de hele sessie de tic gaat

tegenhouden (responspreventie) en daarbij de aandacht richt op de sensorische

gewaarwordingen in het lichaam (exposure)

Ticinventarisatie: alle tics in kaart brengen en vragen of het kind de tic voelt aankomen

(‘ticalarm’ in kindertaal; soort jeuk, kriebel, …)

SESSIE 1: EERSTE TRAININGSSESSIE

Oefenen met responspreventie: het kind moet de tic zolang mogelijk tegenhouden

o Bijhouden met stopwatch hoe lang het kind geen tic vertoont + feedback

geven over de verstreken tijd

o Telkens de tijd tussen tics noteren

o Indien het steeds dezelfde tic is die als eerste vertoond wordt, vraag het kind

dan om enkel op die ene tic te letten

o Dit wordt geoefend tot het kind deze tic 5 minuten kan tegenhouden

Page 30: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

12

Huiswerk:

o Registratieopdracht:

Gedurende de hele behandeling: dagelijkse ticregistratie van 15

minuten (met handteller)

Dit moet telkens op een vast tijdstip gebeuren omwille van het

fluctueren van de tics

o Tegenhouden van de tic:

Dagelijks gedurende een bepaalde tijdseenheid oefenen om de tic

tegen te houden

Daarbij moet men de frequentie van de ‘doorgelaten’ tics noteren

De ouders spreken een beloningssysteem af voor het goed oefenen en

behalen van doelen

SESSIE 2: TWEEDE TRAININGSSESSIE

Huiswerkbespreking:

o De ‘ticthermometer’: gemiddelde wekelijkse ticfrequentie in een grafiek +

grafiek voor het gemiddelde aantal tics per week dat het kind niet kon

tegenhouden + belonen voor het goed tegenhouden

o Tijdspanne om de tic tegen te houden verkorten of verlengen indien de

opdracht goed of niet goed ging

Oefenen met responspreventie: het kind moet de tic zolang mogelijk tegenhouden (~

sessie 1)

o Bijhouden met stopwatch hoe lang het kind geen tic vertoont + feedback

geven over de verstreken tijd

o Telkens de tijd tussen tics noteren

o Indien het steeds dezelfde tic is die als eerste vertoond wordt, vraag het kind

dan om enkel op die ene tic te letten

o Dit wordt geoefend tot het kind deze tic 5 minuten kan tegenhouden

Spelelement inbrengen om het leuker te maken + belonen

Huiswerk: registratieopdracht (15 minuten per dag) + tic tegenhouden (duur oefening

afspreken)

SESSIE 3: EERSTE BEHANDELINGSSESSIE

Huiswerkbespreking:

o De ‘ticthermometer’: gemiddelde wekelijkse ticfrequentie in een grafiek +

grafiek voor het gemiddelde aantal tics per week dat het kind niet kon

tegenhouden + belonen voor het goed tegenhouden

o Tijdspanne om de tic tegen te houden verkorten of verlengen indien de

opdracht goed of niet goed ging

In kaart brengen van de ernst van de premonitore sensaties:

o Breng de 5 meest op de voorgrond tredende tics in kaart met bijbehorende

‘ticalarmen’

Page 31: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

13

o Vraag naar de onaangename gevoelens op de plaats waar de tic verschijnt

o Vraag het kind voorafgaand aan iedere sensatie en vervolgens na iedere 15

minuten naar de ernst van de sensaties op een vijfpuntenschaal

De totale score van de ernst van de vijf sensaties (0-20) wordt de

Subjectieve Unit of Distress-score (SUD-score) genoemd

Neem deze score van iedere sessie over in een grafiek (zodat men de

verbetering kan zien in de sessie zelf en over verschillende sessies)

Oefenen met exposure en responspreventie:

o Het kind moet alle tics gedurende de hele sessie zo veel mogelijk tegenhouden

o Sensorische sensaties mogen niet beantwoord worden met tics

o Tics die het kind niet kan tegenhouden, worden geregistreerd

Huiswerk:

o Bespreek hoe lang en hoe vaak per dag het kind gaat oefenen om de tic tegen

te houden

o Tics noteren die niet zijn tegengehouden

o Ga geregeld na hoe hoog de ticalarmen zijn + registratieopdracht

SESSIE 4 – 12: VOLGENDE BEHANDELINGSSESSIES

Huiswerkbespreking:

o De ‘ticthermometer’: gemiddelde wekelijkse ticfrequentie in een grafiek +

grafiek voor het gemiddelde aantal tics per week dat het kind niet kon

tegenhouden + belonen voor het goed tegenhouden

o Tijdspanne om de tic tegen te houden verkorten of verlengen indien de

opdracht goed of niet goed ging

Vaststellen van habituatie met behulp van de sensorische sensaties:

o In kaart brengen van de ernst van de sensaties (SUD-score in grafiek zetten)

o Vraag het kind opnieuw alle tics tegen te houden

Oefenen met exposure en responspreventie:

o Het kind moet alle tics gedurende de hele sessie zo veel mogelijk tegenhouden

o Sensorische sensaties mogen niet beantwoord worden met tics

o Tics die het kind niet kan tegenhouden, worden geregistreerd

o Sensaties kunnen zich op verschillende momenten op verschillende plaatsen

voordoen vraag het kind om de aandacht op die plaats te richten

Huiswerk:

o Bespreek hoe lang en hoe vaak per dag het kind gaat oefenen om de tic tegen

te houden

o Tics noteren die niet zijn tegengehouden

o Ga geregeld na hoe hoog de ticalarmen zijn + registratieopdracht

Page 32: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

14

HABIT REVERSAL

10 wekelijkse sessies van één uur

Eerst aandacht en bewustwording van het optreden van de tic, vervolgens wordt een met

de tic onverenigbare respons uitgekozen en geoefend

SESSIE 1: TICINVENTARISATIE EN BEWUSTWORDING

Tics in kaart brengen en nagaan in welke situaties de tics vooral voorkomen

Per sessie kan 1 tic behandeld worden

Bespreek van welke tic het kind als eerste verlost wil worden

Verloop:

o Selectie van de als eerste te behandelen tic: bij voorkeur een enkelvoudige tic

gemakkelijke controle

o Bewustwordingsprocedure:

Bespreek nauwkeurig wat er gebeurt als een tic optreedt

Belangrijk is het herkennen van de eerste verschijnselen (sensatie of

beweging)

Maak gebruik van een spiegel of camera

o Uitkiezen van een onverenigbare respons

o Oefenen met de onverenigbare respons: uitvoeren van de onverenigbare

respons gedurende een minuut, een aantal tellen of gedurende het ticalarm,

of vanaf dat de tic opkomt

Huiswerk:

o Registratieopdracht (idem ER)

o Bewustwordingsopdracht

Gedurende een bepaalde tijdseenheid per dag letten op het optreden

van de tic en een onverenigbare respons uitvoeren

Het aantal ‘doorgeglipte’ tics moet genoteerd worden

SESSIE 2 - 10

Huiswerkbespreking:

o De ‘ticthermometer’: gemiddelde wekelijkse ticfrequentie in een grafiek +

grafiek voor het gemiddelde aantal tics per week dat het kind niet kon

tegenhouden + belonen voor het goed tegenhouden

o Tijdspanne om de tic tegen te houden verkorten of verlengen indien de

opdracht goed of niet goed ging

Uitkiezen van de te behandelen tic: behandeling van de volgende tic (indien mogelijk nog

een enkelvoudige tic ofwel een tic waar het kind veel last van heeft; de

registratieopdracht kan hier bij helpen)

Page 33: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

15

Verloop:

o Selectie van de te behandelen tic: zie boven

o Bewustwordingsprocedure:

Bespreek nauwkeurig wat er gebeurt als een tic optreedt

Belangrijk is het herkennen van de eerste verschijnselen (sensatie of

beweging)

Maak gebruik van een spiegel of camera

o Uitkiezen van een onverenigbare respons

o Oefenen met de onverenigbare respons: uitvoeren van de onverenigbare

respons gedurende een minuut, een aantal tellen of gedurende het ticalarm,

of vanaf dat de tic opkomt

Huiswerk:

o Registratieopdracht (idem ER)

o Bewustwordingsopdracht

Gedurende een bepaalde tijdseenheid per dag letten op het optreden

van de tic en een onverenigbare respons uitvoeren

Het aantal ‘doorgeglipte’ tics moet genoteerd worden

MODULE ‘AANVULLENDE HULP VOOR OVERGEBLEVEN TICS’

Inzicht krijgen in factoren die voor, tijdens of na de tics optreden en die ervoor zorgen dat

de tics in bepaalde situaties blijven voorkomen (momenten van spanning)

De therapeut kan samen met de ouders en het kind oplossingen bedenken en afspraken

maken die kunnen helpen om de tics te verminderen

Ontspanningsoefeningen: deze kunnen verlichting bieden op momenten dat er spanning is

algehele spanning van het lichaam verlagen waardoor er (tijdelijk) minder tics zijn

ROL VAN DE OMGEVING EN BELONING

De intrinsieke beloning, namelijk ticreductie, kan voor (jonge) kinderen te ver weg liggen

Ouders kunnen hun kind bekrachtigen m.b.v. extrinsieke beloningen na afloop van een

sessie

Ook kan worden gewerkt met een beloningssysteem waarbij de beloningen gekoppeld

worden aan goed oefenen en het behalen van doelen

EVALUATIE EN TERUGVALPREVENTIE

Na 10 sessies van habit reversal (HR) of exposure met responspreventie (ER) wordt de

effectiviteit vastgesteld via de YGTSS, de ticregistraties en bij ER via de afname van de

SUD-score van premonitore sensaties

De behandeling kan afgesloten worden wanneer er sprake is van 80-100% ticreductie

Bij 50-80% ticreductie dient de methode nog enkele sessies verder gezet te worden

Bij minder dan 50% klachtenreductie wordt aangeraden over te stappen naar een andere

methode (ER of HR)

Page 34: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Tics

: Pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

van

tic

s b

ij ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

16

Terugvalpreventieplan: ‘houd-de-tics-buiten-de-deur-plan’: hierin staat beschreven wat het

kind kan doen om een eventuele toename van tics te voorkomen en hoe het kan ingrijpen

als de tics toenemen

o Letten op het optreden van tics en premonitore sensaties

o Indien de tics opkomen: dagelijks oefenen

DISCUSSIE

Wat is nu het verschil tussen habit reversal (HR) en exposure met responspreventie (ER)?

o Beide technieken zijn gericht op het niet toegeven aan de sensatie

(responspreventie), waardoor habituatie optreedt

o Maar: het is niet duidelijk of de gevonden effecten wel kunnen toegeschreven

worden aan habituatie

o Dus: verder onderzoek naar de werkzame ingrediënten van ER en HR is nodig

o Indicatie:

Bij aanwezigheid of herkenning van sensorische sensaties en een groot

aantal tics, is het aan te raden eerst ER toe te passen

Wanneer het kind weinig of geen tics vertoont tijdens het onderzoek of

slechts één enkele tic rapporteert, kan je best eerst HR toepassen

ER en HR zijn beiden effectieve behandelingen

o Maar: toch wordt het nog niet overal toegepast

o Vooral onwetendheid speelt hierin een rol

Page 35: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Obesitas bij kinderen

Page 36: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 37: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

17

THEORIE EN MODELLEN VAN OBESITAS

Obesitas = een overtollige opstapeling van lichaamsvet als gevolg van een verstoord

evenwicht tussen energie-inname en energieverbruik

o Dit betekent dat obese kinderen te veel eten of in ieder geval te veel calorieën

innemen

Maar: het is niet duidelijk of ze te meer eten dan hun slanke leeftijds-

genootjes

Vermoedelijk verbruiken ze minder energie, waardoor ze gemakkelijker

reserves overhouden, die vervolgens opgeslagen worden in de vorm

van vet

Wanneer we een overgewichtsprobleem proberen te begrijpen, moeten we steeds zowel

genetische, maatschappelijke als gezins- en individuele factoren onderzoeken

Obesitas heeft een multicausale oorsprong met interacties tussen verschillende

oorzakelijke factoren

GENETISCHE FATOREN

Er bestaat een familiale overdracht van obesitas

Onderzoeken:

o Davenport (1923): er bestaat een verband tussen lichaamsbouw en erfelijkheid

(vaak hebben obese kinderen obsese ouders)

o Stunkard en medewerkers (1986, 1990):

Er bestaat een positief verband tussen de BMI-waarden van kinderen

en die van hun biologische ouders

Deze relatie werd niet gevonden bij adoptiekinderen en hun

adoptieouders

Tweelingen:

Bij monozygoten: correlaties van 0.65 en 0.70

Bij dizygoten: correlaties van 0.25 tot 0.30

Bij apart opgevoede tweelingen (verschillende omgevingen)

vond men dat de erfelijkheidsgraad van vetmassa tot 70% kan

bedragen

De genetische factoren hebben veel aandacht gekregen na de ontdekking van het

leptinegen

o Leptine is een biomarker die via de hypothalamus invloed uitoefent op

gevoelens van verzadiging

o Het is echter niet duidelijk of het om een tekort aan leptine of een afwijking

van het leptinegen zou gaan bij obese personen (bij slechts een zeer kleine

subgroep gaat het om een tekort aan leptine)

Page 38: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

18

Door middel van genetisch onderzoek kan men ook nagaan op welke genfracties bepaalde

eiwitaanmaakcodes geprogrammeerd liggen en welke biomarkers door die genfracties

aangestuurd worden

o Momenteel zijn er reeds tientallen genfracties gevonden die in verband staan

met metabole invloeden en obesitas

o Naarmate men ‘meer’ genfracties heeft, stijgt de kans dat men obesitas

ontwikkelt

VOEDINGSFACTOREN

Blundell en Finlayson (2004) merken op dat energie-inname volledig bepaald wordt door

menselijk gedrag en dus beïnvloedbaar is

Onderzoek

o Een experiment werd uitgevoerd door Bouchard e.a. (1990): 12 eeneiige

tweelingen kregen gedurende 100 dagen lang naast hun gewone maaltijden

dagelijks 1000kcal extra

o Men voorspelde dat op het einde van het experiment iedereen evenveel zou

bijgekomen zijn

o De gewichtstoename fluctueerde echter tussen 4 en 14 kg

o Dit onderzoek toont aan dat de sensitiviteit voor overvoeding genetisch is (= de

mate waarin je bijkomt wanneer je meer eet dan nodig)

Het voedselaanbod in onze huidige maatschappij is ontzettend groot en gevarieerd

geworden

o Er zijn veel elementaire producten (groenten, fruit, vlees, vis, eieren,

aardappelen, rijst, melk, …) maar ook afgeleide producten (pizza, pasta, gebak,

confituren, pudding, fijne vleeswaren, chocolade, chips, …)

o Ook de beschikbare porties zijn steeds groter

Men spreekt soms van een toxische omgeving

o We eten deze dingen omdat er indirecte voordelen aan verbonden zijn: zeer

toegankelijk, goedkoop, tijdbesparend, … onze eetgewoonten zijn dus sterk

beïnvloed

o We eten te veel afgeleide producten, die veel ‘verborgen’ vetten bevatten

hierdoor hebben we een overmatige energie-inname (vet is immers

energierijker dan eiwitten en koolhydraten)

De voedselconsumptie krijgt in de literatuur een prominente rol toebedeeld bij het

ontstaan van obesitas

o Deze relatie wordt echter nauwelijks ondersteund door grondig onderzoek

o Dit komt o.a. door een methodologisch probleem: het schatten van de

voedselinname van obese kinderen is onderhevig aan meetfouten en sociale

wenselijkheid

Een andere factor die een rol speelt, is de biologisch bepaalde voedselvoorkeur van

kinderen

Page 39: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

19

o Kinderen geven de voorkeur aan suiker- en vetrijk voedsel (~ moedermelk)

zoals ijsjes, pannenkoeken, …

o Dit kan leiden tot eenzijdige voedingsgewoonten en overconsumptie van

sommige ongezonde producten

o Ook leerprocessen (omgeving) zijn hierbij van belang

Op een bepaalde leeftijd zijn kinderen neofobisch: bang voor nieuwe,

onbekende voedselproducten

Kinderen moeten dan veel dingen leren eten

De eetlust van kinderen is gebaseerd op herkenbaarheid

Naarmate een kind meer vertrouwd is met voedsel, is de kans

groter dat het er spontaan van zal gaat eten (bv. kinderen in

Mexicaanse gezinnen houden van voedsel met chilipepers)

DE ROL VAN ENERGIEVERBRUIK

Tegenwoordig hebben veel kinderen een sedentaire levensstijl: met de auto naar school,

tv, games, huiswerk maken, muziek luisteren, …

Het energiegebruik bij mensen wordt bepaald door:

1. Het basismetabolisme (= de stofwisseling in rust)

2. De productie van lichaamswarmte (= thermogenese)

3. Het niveau van lichamelijke activiteit

Het basismetabolisme dekt de energiebehoefte die nodig is voor de instandhouding van

de belangrijke vitale lichaamsfuncties

o Dit is verantwoordelijk voor 60 tot 75% van het dagelijkse energieverbruik

o Dit is genetisch bepaald maar kan individueel sterk variëren

Met de thermogenese wordt de energiebehoefte bedoeld die noodzakelijk is voor de

productie van warmte door voedselopname, blootstelling aan warmte of koude, gebruik

van spieren of psychische stress

Door lichamelijke activiteit wordt zowel het directe energieverbruik bevorderd als de

ruststofwisseling

o Het is belangrijk om te bewegen om obesitas te vermijden

o Tegenstanders beweren dat meer lichaamsbeweging juist gepaard gaat met

een grotere energie-inname, maar er is hier weinig empirische evidentie voor

o Als je wil komen tot een evenwicht in de inname-verbruikbalans, dan zorg je

best voor een evenwichtig voedingspatroon in combinatie met dagelijkse

beweging

Page 40: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

20

DE ROL VAN PSYCHISCHE FACTOREN

1. Externaliteitstheorie

2. Leertheorie

3. Affect-regulatiemodellen

4. Restraint-theorie

5. Cognitieve modellen

EXTERNALITEITSTHEORIE

Obese kinderen hebben het persoonlijkheidskenmerk ‘externaliteit’/’veldafhankelijkheid’

o Dit omvat een overmatige responsiviteit op omgevingsprikkels

o Deze kinderen gaan hun eetgedrag sterk baseren op externe prikkels zoals geur,

smaak en presentatie, i.p.v. interne prikkels zoals honger of verzadigings-

gevoelens

De causale relatie en universaliteit van deze theorie is onvoldoende aangetoond

o Obese kinderen vertonen inderdaad een meer externe eetstijl, maar er is nog

geen eenduidigheid in welke mate die externe eetstijl een persoonlijkheids-

kenmerk is

LEERTHEORIE

Via klassieke conditionering worden externe factoren ‘uitlokkers’ van slechte

eetgewoonten

o Bv. eten voor de tv

Via operante conditionering wordt dit eetgedrag in stand gehouden

o De onmiddellijke consequenties (genieten, verzadiging) zijn namelijk veel

sterker dan de negatieve lange termijn gevolgen (gewichtstoename)

o De behandelingen die hierop gebaseerd zijn bestaan uit het aanleren en

oefenen van technieken die zijn ontleend aan zelfcontroletrainingen

Bv. stimuluscontrole (= het bewust beperken van de plaatsen waar je

eet)

Bv. operante technieken (= het zoeken naar functionele bekrachtigers

voor gewenst en ongewenst eetgedrag)

De meeste obesitasprogramma’s bij kinderen zijn hierop gebaseerd en lijken succesvol te

zijn

Maar: deze hypothesen zijn nog nauwelijks getoetst in wetenschappelijk onderzoek, bv.:

o Is iedereen even gevoelig voor conditionering?

o Wat is het verband met persoonlijkheidsfactoren zoals externaliteit, … en …?

o …

Page 41: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

21

AFFECTREGULATIEMODELLEN

Obsese patiënten hebben een aangeleerd onvermogen om te kunnen discrimineren tussen

fysiologische prikkels die honger en verzadiging begeleiden, en fysiologische verschijnselen

die met emoties samenhangen

o Dit foutieve leerproces is ontstaan in de kindertijd

o Wanneer baby’s onlust/arousal voelen, reageren deze moeders alleen met het

geven van voedsel

o Hierdoor interpreteert het kind elk onlustgevoel als een hongertoestand

o Men spreekt hier over ontwikkelingsobesitas ( reactieve obesitas: ontstaat

op veel latere leeftijd, stress en emoties worden ‘weggegeten’)

Voor deze modellen is er weinig ondersteuning/evidentie

o De normale reactie op stress is eerder een verlies aan eetlust aangezien stress

maagsamentrekkingen en verzadigingsverschijnselen oproept

o Het is afhankelijk van de aard van de stress: onderzoek heeft aangetoond dat

stressgerelateerd eten vooral voorkomt bij milde vormen van stress en eerder

diffuse, negatieve emoties zoals prikkelbaarheid, vermoeidheid of verveling

Andere mogelijke verklaringen voor emotioneel eten:

o Escape of awareness-model: eten gebeurt in een ‘vage roes’ waarbij het

bewustzijn verlaagd is en het eten als een opluchting ervaren wordt

o Alexithymie: het onvermogen om gevoelens adequaat te verwoorden

Hiervoor zouden verschillende onderliggende psychische mechanismen

verantwoordelijk kunnen zijn (o.a. maladaptieve hechtingsprocessen,

traumatische ervaringen en opvoedingsfactoren)

o Macht (2008): wanneer een persoon in een bepaalde gemoedstoestand is, zal

hij de voorkeur geven aan bepaald voedsel (bv. chocolade, vooral zoete en

vetrijke producten), en ook sneller en impulsiever eten

Dit emotioneel eten werkt affectregulerend, zowel op biologisch

niveau (arousal daalt), aandachtsniveau (afleiding tegenover de

emotionele prikkel) en het niveau van de gevoelens

o Leertheoretische verklaring: free floating anxiety

Dit is een diffuse angst waarbij iemand eet als hij een onbeheersbare

en onverklaarbare stress ervaart

Eten functioneert dan als een primaire bekrachtiger (zorgt voor een

goed gevoel + gevoelens van ongenoegen dalen)

eten als vorm van palliatieve coping

Men neemt de symptomen van het ongenoegen weg (idem met pillen

en drank), maar de oorzaak van het ongenoegen blijft bestaan

RESTRAINT-THEORIE

Mensen die lijnen hebben hun biologische grenzen m.b.t. honger en verzadiging (intern

gereguleerd) vervangen door een cognitieve dieetgrens (extern gereguleerd)

o Die grenzen liggen echter ver onder hun natuurlijke behoeften

Page 42: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

22

o Het chronisch volhouden van zo’n dieet is onmogelijk en leidt af en toe tot een

terugval in de vorm van een ongecontroleerde eetbui

De kans op deze eetbuien is groter wanneer men emotioneel is, alcohol

heeft geconsumeerd of een calorierijke preload heeft ingenomen (cf.

milkshake-experiment)

Recent onderzoek vult deze inzichten aan en nuanceert ze: er moet een onderscheid

gemaakt worden tussen: 1. mensen die momenteel aan het diëten zijn, 2. eerder ooit

gedieet hebben en 3. alleen dieetintenties hebben

o 1: Hongergevoelens spelen een rol bij het plotse overeten

o 2 en 3: De cognitieve processen zijn van belang, waarbij de zelf opgelegde

intenties een permanente bron van cognitieve belasting vormen

Er is ook kritiek op dit model: dieetgedrag is noch een noodzakelijke, noch een voldoende

voorwaarde om overeten te verklaren

o In clusteranalytisch onderzoek werd 1 subgroep teruggevonden waarbij men

noch dieetgedrag, noch dieetintenties kon vaststellen

COGNITIEVE MODELLEN

Cognitieve gedachteonderdrukking (suppressie) is het bewust cognitief vermijden van

hinderlijke, steeds terugkerende gedachten (bv. ‘Ik heb zin in chocolade’), ten voordele van

functionelere gedachten (bv. ‘Ik zal fruit eten’)

o Dit vormt een cognitieve belasting die paradoxale effecten op het gedrag kan

hebben

o Gedachtenonderdrukking leidt tot een toename van de gedachte die men wil

vermijden (rebound-effect)

o Dit geldt vooral voor gedachten die sterk emotioneel geladen zijn

Bij gedachteonderdrukking vertoont men eerst een verhoogde aandacht en vervolgens

cognitieve vermijding

o Onderzoek toonde aan dat obese kinderen inderdaad een aandachtbias

hebben voor voedselstimuli, wat de kans op het weerstaan van eten

bemoeilijkt en tot eetbuien kan leiden

Dit geldt echter enkel voor subliminaal aangeboden stimuli

Dit betekent dat de aandachtsprocessen snel en automatisch verlopen

en niet eenvoudig via bewuste processen te controleren zijn

Deze kinderen onthouden ook meer voedselwoorden dan controle-

woorden

BESLUIT MODELLEN

Er zijn verschillende subtypes binnen de obese populatie, waarop een bepaald model meer

of minder van toepassing is

o Obese kinderen laten zich vaker door emoties of te veel externe

voedselsignalen leiden en gebruiken hiervoor de verkeerde oplossingen zoals

lijnen en gedachteonderdrukking

Page 43: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

23

o Deze kinderen beschikken niet over de nodige zelfregulerende cognitieve

vaardigheden om beheerst met voedsel om te gaan

DE ROL VAN GEZINSFACTOREN EN DE SUBCULTUUR

In de westerse wereld blijkt er een verband te bestaan tussen het opleidingsniveau van de

moeder en het voorkomen van obesitas bij kinderen

Lage SES kinderen hebben minder bewegingsmogelijkheden en andere

voedingsgewoonten, wat een hoger risico impliceert voor de ontwikkeling van

overgewicht

Eetgewoonten binnen 1 bepaalde sociale groep lijken sterk op elkaar en zijn ook

afhankelijk van de attitudes en waarden

o Zuid-Europese landen prefereren een mollig kind boven een mager kind en

overgewicht wordt daar gezien als een teken van gezondheid en welvarend-

heid

Observationeel leren: kinderen imiteren de eetgewoonten van hun ouders en oudere

broers en zussen

o Het leerproces heeft betrekking op zowel de grootte van een maaltijd, het

aantal boterhammen, fruit eten, snoepen, voor tv eten, …

Aanmoediging is een belangrijke factor

o Er zijn gemiddeld 5 tot 10 aanmoedigingspogingen nodig vooraleer een kind

aan de textuur en smaak van een nieuw voedselproduct gewend is

Een veel onderzochte kwestie betreft de vraag of ouders van obese kinderen nu meer of

minder controlerend zijn

Controle wordt hier gezien als ‘pogingen om het eetgedrag van het kind te sturen door

het verbieden en/of onder druk zetten om bepaalde voedingswaren al dan niet te

eten’

Hierbij zijn 2 hypothesen

o Overcontrolehypothese: een te sterke en rigide controle uitoefenen op het

eetgedrag van de kinderen zorgt ervoor dat

De kinderen hun interne signalen van honger en verzadiging leren

negeren en de regulatie van voedselinname laten afhangen van

externe signalen

Kinderen eetgedragingen ontwikkelen die bij afwezigheid van de

ouders tot een grotere energie-inname leiden (bv. op feestjes niet van

alle hapjes kunnen afblijven)

o Ondercontrolehypothese: alles kan en mag

Onderzoek omtrent deze 2 hypothesen werden echter vooral uitgevoerd bij ouders met

ofwel een permissieve opvoedingsstijl ofwel een autoritaire opvoedingsstijl

o Maar: we hebben ook nog een 3de opvoedingsstijl, nl. een autoritatieve

opvoedingsstijl

Page 44: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Theo

rie

en m

od

elle

n v

an o

bes

itas

24

Deze ouders oefenen ook controle uit op het eetgedrag van hun

kinderen, maar ze doen dat op een minder dwingende en meer

democratische manier, zodanig dat het kind ook zelf keuzen kan maken

Dit is de meest optimale stijl voor het voorkomen van obesitas

Ouderlijke betrokkenheid = affectieve warmte en aanvaarding en een optimale

hoeveelheid positieve betrokkenheid van ouders in de verschillende domeinen van de

ontwikkeling van het kind

o Onderzoek schetst nog geen eenduidig beeld over de relatie hiervan met

obesitas

o Maar: het is in elk goed om als ouder op de hoogte te blijven van de eet- en

snoepgewoonten van je kind (cf. monitoring)

Ook de bredere sociale context van het gezin moet bekeken worden: financiële zorgen,

werkloosheid, leven in een armere buurt of op een kleine flat, …

o Deze gezinnen hebben een complexere familiestructuur, meer negatieve

belastende gebeurtenissen (bv. sterfgevallen binnen de familie), …

o Kortom: deze gezinnen ervaren meer stress, wat de opvoeding niet ten goede

komt

MECHANISMEN DIE OBESITAS VERKLAREN

Zowel genetische, maatschappelijke als gezins- en individuele factoren dragen bij tot een

verstoorde energiebalans

o Deze factoren interageren met elkaar en kunnen elkaar in stand houden

o Het is goed te zien welke processen werkzaam zijn

We kunnen voor elk kind een probleemsamenhang maken met daarin alle relevante

factoren die op dit moment voor het kind gelden

Page 45: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

25

DIAGNOSE EN INDICATIESTELLING VAN OBESITAS

Voorafgaand aan behandeling: individuele probleemanalyse inzicht in ontstaan en

instandhouding van overgewichtsprobleem (bij een specifiek kind)

DE ANAMNESE EN DE MULTIDISCIPLINAIRE ONDERZOEKSFASE

Psychodiagnostisch onderzoek: 3 vragen

o Vraag 1: onderkennende diagnostiek: beantwoordt de aangemelde jongere aan

de diagnostische criteria? (is er daadwerkelijk sprake van overgewicht?)

o + screening op comorbide problemen = differentiële diagnostiek

o Vraag 2: verklarende diagnostiek: wat zijn de mechanismen die hebben geleid

tot een verstoorde energiebalans? genetische, maatschappelijke, gezins- en

individuele factoren (interageren met elkaar en kunnen elkaar in stand

houden)

o Vraag 3: de motivatie van het gezin en de jongere om een gedrags-

veranderingsprogramma te volgen

Diagnostisch proces: multidisciplinair

o De (kinder)arts: medische anamnese

Gewicht en lengte, puberteitsniveau, mate van overgewicht, BMI,

overeenkomende percentielen op de groeicurve bepalen

Alert voor differentieeldiagnostische ziektebeelden

Mentale retardatie of groeistoornissen: kenmerken van

zeldzame aandoeningen waarbij obesitas een secundair

probleem is

Anamnese en klinisch onderzoek (medische bijwerkingen obesitas

achterhalen): bloed-, urine- of endocrinologisch onderzoek

Doel van de behandeling (gewichtscontrole of gewisvermindering)

aangeven + motivatie gezin nagaan om doel te bereiken

o De diëtiste: dieetanamnese: voedingsgeschiedenis achterhalen + gezin

opdracht meegeven

Dieetdagboek (wat, hoeveel en wanneer): de diëtiste krijgt zicht op de

eetgewoonten van het gezin + motivatie en mogelijkheden tot

verandering

o De bewegingsdeskundige

Bewegingsdagboek (wat, hoeveel en wanneer) de bewegings-

deskundige krijgt zicht op wat het kind in één week aan beweging doet

+ van de motivatie en mogelijkheden tot verandering

o De psycholoog: het psychologisch onderzoek

Page 46: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

26

HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK

1. Anamnestisch interview: ouders en kinderen moeten vragen beantwoorden over de

volgende onderwerpen:

o De huidige gezinssamenstelling en de familiale anamnese (met aandacht voor

het voorkomen van overgewicht bij andere gezinsleden)

o De ontwikkelingsgeschiedenis van het overgewicht (met aandacht voor de

eerder genomen maatregelen)

o De huidige eetgewoonten van het gezin + motivatie om hier verandering in te

brengen

o De huidige bewegingsgewoonten van het gezin + de motivatie om hier

verandering in te brengen

o De opvoedingstradities in het gezin

o Een psychologische evaluatie:

Psychische belasting van de problematiek voor het kind en het gezin

De manier waarop de omgeving naar het zwaarlijvige kind kijkt

De impact van bepaalde gebeurtenissen of andere spanningen die

invloed kunnen uitoefenen (of uitgeoefend hebben) op het eetgedrag

van het kind of op de familiecontext

De verwachtingen van zowel de ouders als het kind ten aanzien van een

behandeling gericht op gewichtscontrole

2. Psychodiagnostisch onderzoek: de kinderen en de ouders vullen onder begeleiding

vragenlijsten in

o Kinderen en adolescenten:

Zelfbeeld: de competentiebelevingsschaal voor kinderen/ adolescenten

(CBSK/CBSA): levert informatie op over de zelfwaargenomen

competentie van het kind met betrekking tot school, sociale

vaardigheden, sport, fysieke aspecten en gedrag

Meet verschillende competenties

Voordeel: hoge en lage scores op subschalen geven een

genuanceerd beeld van de sterke en zwakke kanten van het

kind

Je krijgt ook een score met betrekking tot het globale zelfbeeld

van het kind (algemene indicatie van het zelfvertrouwen)

Test over de hele lijn laag: depressief beeld

Goede psychometrische kwaliteiten

Depressie: Nederlandstalige versie van de Children’s Depression

Inventory (CDI): dit is een zelfrapportagevragenlijst voor het meten van

signalen van depressie bij kinderen en adolescenten (tussen 7 en 17

jaar)

Redelijk hoge niveaus van interne consistentie, test-hertest

betrouwbaarheid en validiteit

Men moet alert zijn op depressieve signalen

Page 47: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

27

Een verhoogde CDI (boven de cut-off-score van 16) dient

ernstig genomen te worden + verder onderzoek is nodig

(gestandaardiseerd klinisch interview en/of een tweede afname

van de CDI binnen de week)

Eetstijlen: vragenlijsten met betrekking tot eetstijlen deze onderzoeken

of emotioneel eten voorkomt of dat er sprake is van andere externe

antecedenten van het eetgedrag

Dit kan men afnemen bij kinderen vanaf 7 jaar

Betrouwbare normen t.e.m. 16 jaar

o Ouders:

Emotionele problemen: Gedragsvragenlijst (Child Behavior Checklist):

deze vragenlijst geeft een eerste zicht op het voorkomen van

emotionele- en gedragsproblemen bij jongeren tussen 4 en 16 jaar

Goede psychometrische eigenschappen

Men moet alert zijn op signalen van een internaliserende of

externaliserende problematiek

Een verhoogde score (T-score van 63) dient men ernstig te

nemen + verder onderzoek is nodig (gestandaardiseerd klinisch

interview)

Eetstijl: vragenlijsten met betrekking tot eetstijlen: hiermee kan men

onderzoeken of emotioneel eten een mogelijk antecedent is van het

eetgedrag van het kind (vanuit het perspectief van de ouders) + nagaan

in welke mate de ouders tijdens eet-momenten controlerend omgaan

met hun kind

Goede psychometrische eigenschappen

Opvoedingsstijl: Ghent Parental Behavior Scale (GPBS): hiermee kan

men de opvoedingsstijl in kaart brengen

Goede psychometrische kwaliteiten

Gaat na hoe ouders denken over de opvoeding van hun kind en

hun eigen opvoedingsgedrag

55 vragen, 8 subschalen (positief ouderlijk gedrag, regels

stellen, straffen, hard straffen, inconsequent straffen, negeren,

materieel belonen en sociaal belonen)

Vijfpunts-likert-schaal (gaande van nooit tot altijd)

Normen voor verschillende leeftijden

Test geeft op itemniveau ook zicht op de gedragingen die

ouders eerder wel en eerder niet in hun opvoeding toepassen

Stress (opvoeding): Nijmeegse Stress Index (NOSI): dit kan men

afnemen indien er een vermoeden is dat de ouders veel spanningen

ervaren

Goede psychometrische kwaliteiten

Belastende gebeurtenissen van het gezin inventariseren

Onenigheden binnen het gezin inventariseren

Page 48: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

28

Hoe meer gebeurtenissen de ouders aanstippen, hoe meer het

gezin onder stress staat (heeft gestaan) kan de motivatie tot

verandering negatief beïnvloeden

3. Klinisch interview

o Wanneer er aanwijzingen zijn voor comorbide problemen (trauma,

angstproblematiek, depressie of oppositioneel-opstandig gedrag)

o Ingaan op het mogelijk voorkomen van psychische stoornissen

o Diagnose stellen a.d.h.v. klinisch interview (bv. Structured Clinical Interview for

DSM-IV-Child Edition (KID-SCID))

o Specifiek voor het diagnosticeren van eetstoornissen: Child Eating Disorder

Examination (ChEDE)

Gebaseerd op Eating Disorder Examination (EDE) brengt de ernst

van de eetpathologie in kaart en stelt de onderzoeker in staat om

eetstoornissen te diagnosticeren

Gaat de diagnostische criteria van alle eetstoornissen na

Bevat duidelijke definities van de verschillende vormen van

overeten

Gaat over de mogelijke vormen van compenseren (van belang

voor de differentiële diagnose m.b.t. de eetbuienstoornis en

bulimia nervosa)

35 items, 4 subschalen

Nederlandse vertaling beschikbaar voor volwassenen

Afname interview: 1 uur + training

Onderzoek naar de interne consistentie bij de Engelstalige

volwassenenversie van de EDE ondersteunt het gebruik van dit

interview bij volwassenen

4 subschalen:

Lijnen

Piekeren over eten

Piekeren over gewicht

Piekeren over lichaamsvormen

3 vormen van overeten:

Objectieve eetbuiten

Subjectieve eetbuien

Objectief overeten

Meet gewichtscontrolemaatregelen:

Zelfopgewekt braken

Het gebruiken van laxantia en diuretica

Intensieve beweging

Klein aantal onderzoeken dat gebruik maakt van de ChEDE: toch

voldoende steun voor het gebruik van de ChEDE bij een jonge populatie

Vragenlijstenversie van de ChEDE: ChEDE-Q

Page 49: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

29

Zelfrapportagevragenlijst: onderscheid tussen verschillende

vormen van overeten + waardevolle informatie over

pathologisch eetgedrag van kinderen en jongeren

Kinderen van 8 t.e.m. 18 jaar

Normen + goede psychometrische evaluatie

Grote voordeel: afnametijd van amper 10 minuten

hulpmiddel bij eerste screening naar het voorkomen van

eetstoornissen bij jongeren met overgewicht

HET MULTIDISCIPLINAIR OVERLEG: MOET HET OVERGEWICHT BEHANDELD

WORDEN?

Na de onderzoeksfase

o Bepalen of kind boven de cut-off-waarden ligt met zijn gewicht (rekening

houdend met leeftijd en sekse)

o Arts: beslissen of een behandeling gewenst is

O.b.v. informatie uit het multidisciplinair onderzoek

o Verschillende hypothesen over het ontstaan en de instandhouding van het

overgewichtsprobleem toetsen

o Bevindingen in probleemsamenhang

o Vraag: is de behandeling van overgewicht het eerste probleem dat behandeld

moet worden? zo ja: behandeldoel bepalen

Keuze uit behandelopties

o Somatische aandoening met secundaire obesitas of andere bepalende

medische factoren arts: verder onderzoek (eventueel via doorverwijzing),

alvorens een specifieke begeleiding opgestart kan worden

Evalueren van comorbiditeit: comorbide stoornis kan tot doorverwijzing leiden

1. Eetstoornissen

2. Depressieve kenmerken, emotionele en/of gedragsproblemen, en/of extreem

laag zelfbeeld van het kind

3. Opvoedingsproblemen

Afhankelijk van de ernst van de bijkomende problemen: obesitasbehandeling of

eerst comorbide problematiek aanpakken?

Bv. het kind hanteert eten als copingmechanisme om met problemen

om te gaan doorverwijzen naar psycholoog

Bv. opvoedingsproblemen parallel aan de begeleiding van het kind,

voor de ouders een aparte begeleiding bij de psycholoog opstarten

BEHANDELPLAN VOOR OVERGEWICHT

Indien de arts het kind als te dik beschouwt en secundaire diagnoses (bv. trauma,

eetstoornis, medische complicatie, depressie, gezinsproblematiek) overschaduwen het

overgewichtsprobleem niet protocollaire behandeling voor overwicht

Page 50: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

30

De intensiteit en de complexiteit van de behandeling zullen variëren en afhangen van een

aantal factoren (zie verder)

Bepalen van een geschikte behandeling voor een specifiek kind

o Belangrijke rol multidisciplinair team: info uit de verschillende invalshoeken

behandelplan dat is aangepast aan de behoeften van het kind en het gezin

o Duidelijk doel vaststellen waarvan ouders op de hoogte worden gesteld

INDICATIESTELLING OP GROND VAN LEEFTIJD VAN HET KIND EN DE ERNST VAN HET

PROBLEEM

Behandelmodaliteiten: behandelopties die variëren in intensiteit en complexiteit

Criteria en argumenten om een keuze te maken uit de behandelmodaliteiten:

1. Wetenschappelijke argumenten

Ambulante multidisciplinaire groepsbehandeling voor kinderen en hun

ouders: onderzocht en gunstig geëvalueerd voor kinderen tot 13 jaar

Onderzoek nog in volle gang: te weinig onderzoeksgegevens om de

andere opties te kunnen verwerpen

Nog onduidelijk of apart werken met de ouders niet even goede

resultaten geeft als alleen werken met het kind, of dat er het

beste met ouders én kind gewerkt kan worden

2. Kosteneffectiviteit

Groepsbehandeling boven individuele behandeling

Ambulant boven residentieel

Indien behandeling te duur: hetzij de ouders, hetzij het kind

behandelen

3. Stepped care-model

Steeds starten met minst intrusieve behandeloptie

Nog geen harde gegevens over effectiviteit stepped care beschikbaar

DE LEEFTIJD VAN HET KIND

< 7 jaar: advies aan ouders & oudertraining

7 tot 13 jaar: behandeling kind via lifestyleprogramma (ambulante multidisciplinaire

behandeling, in groep of individueel) + advies aan ouders & oudertraining

> 13 jaar: individueel aangepast programma

DE ERNST VAN HET OVERGEWICHT

Lichtere vorm van overgewicht (< 40% overgewicht): advies aan ouders & oudertraining

Matige obesitas (40-80% overgewicht): ambulant multidisciplinair behandelprogramma (in

groep of individueel)

Page 51: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

31

Ernstiger overgewicht (> 80% overgewicht): residentieel behandelprogramma

o Gewichtsverlies is bij deze groep kinderen wenselijk (en moeilijk te

verwezenlijken met een ambulant programma)

o Multidisciplinair team inschakelen: de meeste van deze jongeren zullen hun

verdere leven overgewicht houden aandacht moet uitgaan naar:

De medische gevolgen van hun gewichtsprobleem

Het voorkomen van een verdere gewichtstoename

Acceptatie van het gewichtsprobleem

o Opname: op voorwaarde dat het mogelijk is de actieve levensstijl en de

gezonde voedingsgewoonten thuis voort te zetten

o Medicatie of chirurgische ingrepen: afgeraden

HET INSCHATTEN VAN DE MOTIVATIE EN BETROKKENHEID VAN DE OUDERS

Jonge kinderen (< 8 jaar): geen eigen verantwoordelijkheid voor eetpatroon of fysieke

activiteiten uitsluitend met ouders werken

Vanaf 13 jaar: kinderen krijgen meer verantwoordelijkheid en spelen een actievere rol bij

het behandelprogramma ouders hebben een ondersteunende rol (deze rol zal nooit

verkleinen maar wordt kleiner en kleiner naarmate kinderen ouder worden)

Vooroordelen omtrent de behandeling van obesitas

o Bv. ‘de behandeling gaat meer kwaad dan goed doen’, ‘het kind gaat een

eetstoornis ontwikkelen’, …

o MAAR: het is overduidelijk aangetoond dat de behandeling op kinderleeftijd de

enige mogelijke remedie is tegen het immense obesitasprobleem in de

westerse wereld

Rol arts: medische verantwoordelijkheid nemen en voordoordelen met ouders bespreken

en weerleggen

Rol psycholoog: de bereidheid van het gezin tot het volgen van een gepaste behandeling

inschatten

Men moet ook nagaan in hoeverre de ouders zich bij de behandeling betrokken voelen:

kijken naar de motivatie van het gezin, de resultaten van het psychologisch interview en

de psychodiagnostische tests

Oudertrainingen

o Niet alle ouders zijn hiervoor gemotiveerd

o Kan helpen om een van de ouders te vragen om zich vrij te maken

o Mogelijk om parallel aan de oudertrainingen een bewegingsprogramma voor

de kinderen aan te bieden

o Wanneer opties niet aanslaan: voorstellen om wekelijks individuele consulten

te houden, met bijkomende motivatiegesprekken

Ook de (huis)arts moet contact houden met het gezin (bv. in de vorm van

driemaandelijkse consultaties): overleggen met ouders over wat ze minimaal haalbaar

achten en over de vraag of het meest wenselijke ook mogelijk is

Page 52: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dia

gno

se e

n in

dic

atie

stel

ling

van

ob

esit

as

32

Ambulante multidisciplinaire groepsbehandeling (kind)

o Het gezin moet zich op een vast moment in de week kunnen vrijmaken, en dit is

niet altijd haalbaar (voor ouders is het organisatorisch soms niet mogelijk of

kinderen hebben andere activiteiten waardoor er weinig vrije tijd overblijft)

overleggen met ouders en nagaan of het meest wenselijke ook mogelijk is

o Kind wil nog geen behandeling of ziet deelname aan een groep niet zitten

driemaandelijkse controlesessies bij de (huis)arts + bijkomende motivatie-

gesprekken met ouders en kind

Doorverwijzen naar een gespecialiseerd team omdat opname noodzakelijk lijkt

o Kan alleen wanneer het gezin daartoe bereid is

o Met gezin en jongere overleggen of het meest wenselijke ook mogelijk is

o Bij twijfel over motivatie van de ouders (en de jongere): bijkomende

motivatiegesprekken plannen

Ook hier moet de (huis)arts contact houden met het gezin

Page 53: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Adolescenten

met Borderline Persoonlijk-

heidsstoornis

Page 54: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 55: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

33

VROEGE MALADAPTIEVE SCHEMA’S BIJ KINDEREN:

ONTWIKKELING EN VALIDATIE VAN DE SIC (SCHEMA

INVENTORY FOR CHILDREN)

ABSTRACT

Op basis van het schemamodel van Young werd een Schema Inventory voor Kinderen (SIC)

ontwikkeld

o De psychometrische eigenschappen van de SIC werden onderzocht in een niet-

klinische multi-etnische groep kinderen tussen 8 en 13 jaar

De latente structuur van de SIC werd onderzocht met behulp van een

cross-validatie opzet

De confirmatorische factoranalyse leverde bevredigende resultaten op

voor een aangepast model, dat 8 van de oorspronkelijke 15 schema-

factoren omvatte, alsook 3 nieuwe factoren (waarvan elk een

theoretisch betekenisvolle combinatie van 2 of 3 oorspronkelijke

schemafactoren bevatte)

Uit dit onderzoek wordt gesuggereerd dat ondanks dat kinderen tot op zekere hoogte

dezelfde schema’s als bij adolescenten en volwassenen hebben (ook al zijn ze uniek), ook

kindspecifieke schema’s hebben

o De ladingen van de SIC-items waren gemiddeld tot goed en alle factoren

vertoonden een goede discriminatieve validiteit

o De factorbetrouwbaarheidsschattingen waren echter matig, maar in de

meeste gevallen acceptabel

o Bovendien suggereren de resultaten een adequate stabiliteit voor alle SIC-

schalen

Tot slot werden sterke verbanden gevonden tussen de meeste van de SIC-schalen en

psychopathologiemetingen

o Maar: er was een tegenovergesteld patroon van associaties merkbaar voor

twee schalen, nl. ‘enmeshment (kluwen)’ en ‘self-sacrifice (zelfopoffering)’

suggereert dat deze 2 schema’s op jonge leeftijd (nog) niet maladaptief zijn

INLEIDING

Young: cognitief schemamodel rond psychopathologie

o Uitgangspunt: men kan doorheen het leven continu en actief ervaringen

(her)structureren, persoonlijke realiteiten construeren en representatieve

modellen opstellen over zichzelf, anderen en de wereld aan de hand van

schema’s

Page 56: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

he

ma

Inve

nto

ry f

or

Ch

ildre

n)

34

o Op basis van dit model werd de SIC (= Schema Inventory for Children)

ontwikkeld

o Early Maladaptive Schema’s (= EMS’s): kinderen die een slechte jeugd hebben

gehad, slaan dit op in hun schema’s, waardoor ze een groter risico lopen op

psychopathologie

Deze kinderen gedragen zich vaak zelfbeschermend, maar tezelfdertijd

is het een disfunctionele manier van denken, voelen en gedrag

Dit kan grote gevolgen hebben op de rest van hun leven: een lagere

zelfwaarde, verstoorde visie op het eigen kunnen, weinig interne

motivatie, problemen met emotieregulatie, een slechte hechting,

weinig respect in relaties, druggebruik, …

EMS’s vormen een gids voor het interpreteren van informatie en

problem-solving: ze beïnvloeden de ervaringen als een soort self-

fulfilling prophecy, waardoor deze schema’s steeds meer rigide worden

EMS’s werden in onderzoek bij volwassenen gemeten via de YSQ (=

Young Schema Questionnaire), 2e editie bevindingen:

EMS’s ~ psychiatrische symptomen bij volwassenen (vooral

persoonlijkheidsstoornissen)

EMS’s ~ waargenomen ouderlijke wanpraktijken

EMS’s werden in onderzoek bij jongeren gemeten via de korte versie

van de YSQ (YSQ-SF)

Sommige items werden vervangen (bv. ‘werk’ door ‘school) om

beter aan te sluiten bij de leefwereld van adolescenten

Uit deze onderzoeken bleek een sterke betrouwbaarheid

Er werden verbanden gevonden tussen deze schema’s en

ervaringen van verwaarlozing door ouders en een slechte jeugd

Twee hypothesen bij het schemamodel van Young:

o Hypothese 1: alle EMS’s zijn aanwezig in de adolescentie en de volwassenheid

en zijn gerelateerd aan psychopathologie en de herinnering van inadequaat

ouderschap

o Hypothese 2: EMS’s starten in de vroege kindertijd (Maar: dit onderzoeken is

moeilijk uit te voeren en beperkt!)

Studie van Stallard & Rayner, 2005: zij ontwikkelden een kindversie van de YSQ: alle items

werden zo geformuleerd dat ze aansloten bij de leefwereld van kinderen

o Deze studie vormt een eerste indicatie voor het feit dat schema’s wellicht in de

jonge kindertijd ontstaan

o Er zijn echter enkele beperkingen aan deze studie:

Er werd slechts 1 item per schema bevraagd, waardoor niet alle

facetten van elke EMS worden gevat en zo geen aanzet mogelijk is tot

verdere structurele analyse van EMS’s

Er werd enkel gewerkt met kleine steekproeven en deze bestonden

voornamelijk uit deelnemers in hun late kindertijd of adolescentie

Page 57: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

35

Het doel van de huidige studie is omgaan met de beperkingen van voorgaand onderzoek:

een schemavragenlijst voor kinderen ontwikkelen die bestaat uit verschillende items per

schaal en die alle 15 EMS’s weergeeft

o De psychometrische eigenschappen (dimensionaliteit, betrouwbaarheid en

concurrentievaliditeit) werden onderzocht in een grote steekproef (kinderen

van 8-13 jaar)

o Methodiek:

1. Kunnen we de schema’s die we vinden bij adolescenten en volwassenen

ook terugvinden bij deze kinderen?

JA! We zien een robuust patroon; er is echter wel enige differentiatie

en meer details mogelijk

2. In verband met de test-hertest betrouwbaarheid: zijn de schema’s

stabiele constructen?

JA!

3. Concurrentievaliditeit: zijn de schema’s verbonden met temperament,

depressieve en agressieve stemming?

Theoretisch worden zowel temperament als schema’s gezien als

voorlopers van persoonlijkheid, in interactie met omgevings-

factoren

Volgens Youngs theorie zijn EMS’s en de temperaments-

dimensie ‘negatieve affectiviteit’ sterk verbonden met elkaar

o Hun interactie leidt tot een verhoogde kwetsbaarheid

voor internaliserende en externaliserende problemen

o Daarnaast vallen EMS’s niet samen met resilience

factoren, zoals positieve affectiviteit en effortful control

o De ultieme vraag in dit onderzoek is: zijn alle EMS’s disfunctioneel in de pre-

adolescente fase?

NEE!

Er is evidentie dat er bij ‘enmeshment’ en ‘self-sacrifice’ geen dis-

functionele invloed werd uitgeoefend, en dat deze dus niet maladaptief

zouden zijn

ONDERZOEKSMETHODE

PARTICIPANTEN

ONDERLIGGENDE STRUCTUUR

Verschillende etniciteiten en nationaliteiten

Random opsplitsing in 2 groepen: exploratieve subgroep en validatie subgroep, met geen

statistisch verschil tussen beide subgroepen

Page 58: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

36

STABILITEITSCHATTING

245 kinderen tussen 8 en 13 jaar (van zowel de exploratieve als de validatie subgroep)

Voornamelijk Vlaamse kinderen (68%)

CONCURRENTIEVALIDITEIT ONDERZOEK

De relatie tussen de gevonden schema factoren, het temperament en de

stemmingsschalen werd nagegaan bij de totale steekproef

METINGEN

SCHEMA INVENTORY FOR CHILDREN (SIC)

De SIC wordt gebruikt als meetinstrument

Er werden 75 items geconstrueerd voor de 15 schema’s van de YSQ

o Deze items moesten betekenisvol zijn voor kinderen tussen 8 en 13 jaar en

refereren naar dagdagelijkse zaken en ervaringen van een kind

Deze leeftijd wordt gekenmerkt door een snelle ontwikkeling van het

zelfconcept op verschillende levensdomeinen (academisch, sociaal,

emotioneel en fysiek)

Met deze snelle ontwikkeling moest zeker rekening gehouden worden

in het opstellen van de items (Likert-schaal)

EARLY ADOLESCENT TEMPERAMENT QUESTIONNAIRE-REVISED (EATQ-R)

Deze vragenlijst werd ook afgenomen en bevat 3 temperament dimensies en 2

stemmingsschalen (Likert-schaal)

PROCEDURE

De kinderen uit de steekproef werden uit 10 verschillende basisscholen in Nederland

gehaald

STATISTISCHE ANALYSES

Model en validatie

Analyse van de stabiliteit van de SIC

Analyse van de concurrentievaliditeit van de SIC

Page 59: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

37

RESULTATEN

MODEL OPSTELLEN EN VALIDATIE

Het aangepast model bevat 40 items (i.p.v. 75), verspreid over 11 factoren (i.p.v. 15)

o Er zijn 35 items verwijderd omdat ze onopvallende factorladingen bevatten of

extreme gestandaardiseerde residuen bevatten of op verschillende items

laadden

o 8 van de 15 originele factoren konden worden geïdentificeerd

o De resterende 7 van de 15 factoren werden gecombineerd tot 3 nieuwe

factoren: ‘loneliness’ (eenzaamheid), ‘vulnerability’ (kwetsbaarheid) en

‘submission’ (onderwerping)

GESCHATTE PARAMETERS BINNEN HET AANGEPASTE MODEL

De convergentievaliditeit van de factoren was in het algemeen gematigd tot goed

Alle ladingen waren significant

De variantie verklaard door elke factor (betrouwbaarheid) was in het algemeen

aanvaardbaar, hoewel dit in sommige gevallen slechts gematigd was

Alle factoren representeren afzonderlijke constructen

TEST-HERTEST BETROUWBAARHEID

Pearson’s correlatie bedroeg tussen 0.52 en 0.79 met een gemiddelde van 0.67

Op de factor ‘defectiveness’ (0.53) na, waren alle test-hertest correlaties boven de 0.60

Alle factoren representeren relatief stabiele constructen, vooral gegeven de jonge leeftijd

van de deelnemers

CONCURRENTIEVALIDITEIT VAN DE SIC

Het verband tussen de SIC, het temperament en de stemmingsschalen werd gemeten via

de gemiddelden van 2 onafhankelijke en gesatureerde modellen

Beide modellen pasten significant beter met hun specifiek onafhankelijk model, SIC vs

temperamentschalen en SIC vs stemmingsschalen

De schema’s waren significant

CORRELATIES

Meestal sterke correlatie met ‘negatieve affectiviteit’ en met ‘depressieve stemming’ bij

schemaschalen

Een milde correlatie met ‘agressieve stemming’ en de meeste schemaschalen

o De sterkste associatie met ‘agressieve stemming’ was bij de EMS’s ‘aanspraak’

(entitlement), ‘wantrouwen/misbruik’ (mistrust/abuse), ‘onvoldoende zelf-

controle’ (insufficient self-control) en ‘imperfectie’ (defectiveness)

Page 60: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

38

Dit betekent dat Youngs theorie klopt en dat vroege schema’s in oorsprong dus maladaptief

zijn

MAAR: er is een negatief verband voor ‘self-sacrifice’ en ‘enmeshment’ met ‘negatieve

affectivteit’, ‘depressieve stemming’ en ‘agressieve stemming’ (oftewel schalen die

psychopathologie representeren)

o ‘Self-sacrifice’ en ‘enmeshment’ waren wel sterk positief gecorreleerd met

‘positieve affectiviteit’ en ‘effortful control’ (oftewel schalen die gerelateerd

zijn aan resilience)

DISCUSSIE

Dimensionaliteit, stabiliteit en concurrentievaliditeit van de SIC werden onderzocht

binnen een niet-klinische multiculturele steekproef van kinderen tussen 8 en 13 jaar

De latente structuur van de SIC werd bestudeerd via een cross-validatie opzet

Uit de confirmatorische factoranalyse blijkt dat het aangepaste model goed past binnen de

steekproef, waarbij er 40 items en 11 factoren werden geïncludeerd

o 8 van de 15 oorspronkelijke factoren werden onafhankelijk geïdentificeerd,

alsook 3 nieuwe factoren

o Interessant: deze nieuwe factoren kwamen overeen met profielen die werden

gevonden in onderzoek rond schema modi bij volwassenen

Schema-modi zijn naast schema’s en copingstijlen, één van de centrale

concepten in het Schema Therapie Model van Young

Het zijn in feite momentale emotionele stemmingen en de daarop

volgende copingresponsen die worden begeleid door een combinatie

van verschillende schema’s

Bv.: de modi ‘eenzaam kind’ en ‘verwaarloosd kind’ zijn

theoretisch gekoppeld aan de SIC-factoren ‘eenzaamheid’ en

‘kwetsbaarheid’

o De 11 factoren laden allen matig tot goed in beide substeekproeven

De gevonden factorscore kan worden gezien als robuust dit betekent dat jonge

kinderen tot op zekere hoogte dezelfde schema’s zullen hebben in de adolescentie en

volwassenheid

o De schema’s zijn met andere woorden eerder robuust, dus als een kind

handelt volgens specifieke schema’s, zullen deze terugkeren in de adolescentie

en later

Maar: er werd ook geen bewijs gevonden tegen de kernstellingen van het schemamodel

van Young

o Ook al zijn schema’s robuust, dat betekent niet dat de schema’s niet kunnen

veranderen hiervoor zijn verschillende mogelijke verklaringen:

Hoe ouder men wordt, hoe meer gedifferentieerd en gedetailleerd

schema’s worden; zo worden op jonge kinderleeftijd meer negatieve

clusters gevonden

Page 61: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

39

Het is ook duidelijk dat deze steekproef niet klinisch is (mocht men een

klinische steekproef onderzocht hebben, dan zou er meer variatie in de

data geweest zijn en zou dit kunnen leiden tot een extra onafhankelijke

factor)

Dus onderzoek met een klinische steekproef is aangewezen…

Wat de dimensionele structuur van de SIC betreft blijken de gevonden factoren stabiel,

aangezien er adequate test-hertest coëfficiënten werden gevonden (voornamelijk op

factorniveau)

o Dit toont aan dat de schemaconstructen stabiel waren over een periode van 4

weken

o Dit is consistent met de bevindingen uit voorgaand onderzoek waarin werd

aangetoond dat schema’s in de adolescentie stabiel zijn

Maar: om dit met zekerheid aan te tonen, is er verder longintudinaal

onderzoek nodig

Concurrentievaliditeit: de meeste factoren zijn positief gerelateerd aan ‘negatieve

affectiviteit’ en negatief gecorreleerd aan ‘effortful control’

De meest positieve verbanden tussen schema’s en ‘agressieve stemming’, zijn gevonden bij

‘defectiveness’, ‘mistrust/abuse’, ‘entitlement’ en ‘insufficient self-control’

Belangrijke bevinding uit de studie: alhoewel de meeste schema’s in de kindertijd

gerelateerd zijn aan indicatoren van psychopathologie, vertonen 2 schema’s een

verschillend en zelfs tegenovergesteld patroon, nl. ‘self-sacrifice’ en nog meer

‘enmeshment’

o Deze hebben geen positieve correlaties met ‘negatieve affectiviteit’ en

‘depressieve stemming’, maar wel een sterk verband met ‘positieve

affectiviteit’ en ‘effortful control’

o Deze bevinding suggereert een contrast in het schemamodel van Young: deze

schema’s zouden namelijk niet maladaptief zijn in de kindertijd

Page 62: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Vro

ege

mal

adap

tiev

e sc

hem

a’s

bij

kin

der

en: o

ntw

ikke

ling

en v

alid

atie

van

de

SIC

(Sc

hem

a In

ven

tory

fo

r C

hild

ren

)

40

Page 63: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

41

EEN EMPIRISCHE TEST VAN ‘SCHEMA MODI’

CONCEPTUALISATIES IN PERSOONLIJKHEIDS-

STOORNISSEN

INLEIDING

Ondanks het feit dat de DSM-IV conceptualisatie van persoonlijkheidsstoornissen in

discrete categorieën beschouwd wordt als de gouden standaard voor het diagnosticeren

van persoonlijkheidsstoornissen, zijn er ook alternatieve dimensionele modellen

voorgesteld

De huidige studie focust zich op de operationalisatie van persoonlijkheidsstoornissen aan

de hand van de Schema-Focused Therapy (SFT): deze werd ontwikkeld door Young et. al. en

is een uitbreiding van de traditionele cognitieve therapie van Beck

o Centraal in deze therapie: schema modi

o Schema modi = predominante emotionele toestanden en copingresponsen die

getriggered worden door situaties waar mensen overgevoelig aan zijn

Schema modi werden geïntroduceerd voor het verklaren van abrupte

veranderingen in gedachten, gevoelens en gedrag, vertoond door

patiënten met ernstige persoonlijkheidsstoornissen (vooral borderline)

o De meeste associaties tussen schema modi en persoonlijkheidsstoornissen zijn

nog te weinig besproken, zowel in theoretische conceptualisaties als in

empirische bevindingen

Doel van deze studie: onderzoeken van de correlaties tussen persoonlijkheidsstoornissen

en schema modi en het testen van de hypothese die stelt dat er een uniek patroon van

‘modi’ is voor elke persoonlijkheidsstoornis

Tabel 1: hypothesen over correlaties/associaties tussen schema modi en

persoonlijkheidsstoornissen (p. 71 syllabus)

Persoonlijkheidsstoornis Hypothese over schema modus

Paranoïde Kwetsbaar kind/kwaad kind

Schizotypische -

Schizoïde Onthechte beschermer

Histrionisch Impulsief kind/kwetsbaar kind

Narcistisch Zelfverheerlijking/onthechte zelf-voeder of zelf-kalmering (self-

soother)/verwoed kind/kwetsbaar kind

Borderline Kwetsbaar/kwaad/impulsief/ongedisciplineerd kind + onthechte

beschermer/bestraffende ouder

Antisociaal Verwoed kind (enraged)/pester en aanvalsmodus

Vermijdend Onthechte beschermer/kwetsbaar kind/bestraffende ouder

Afhankelijk / dependent Veeleisende ouder/kwetsbaar kind/modus van de conforme overgave (‘geeft

zich over’)

Obsessief-compulsief Veeleisende ouder/bestraffende ouder/kwetsbaar kind

Page 64: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

42

METHODEN

Data werd geanalyseerd van 489 subjecten, inclusief 390 patiënten van verschillende

psychiatrische en forensische mentale gezondheidszorgcentra en gevangenissen in België

en Nederland

o 127 As-I patiënten

o 240 As-II patiënten

o 23 patiënten: DSM ‘niet anders omschreven’

o 99 proefpersonen in controlegroep: geen patiënten

Andere elementen waarmee men rekening hield

o Opleidingsniveau

o Soort stoornissen

10.77% kreeg geen diagnose op As-I, overige groep kreeg diagnose:

44.4% angststoornis

34.2% stemmingsstoornis

13.1% eetstoornis

13.1% middelenmisbruik of afhankelijkheid

9.2% andere mentale stoornissen

52% kreeg geen diagnose op as II, overige 48% kreeg diagnose:

22.3% borderline PS

14.7% vermijdende PS

10.4% depressieve PS

8.4% obsessief-compulsieve PS

8.6% antisociale PS

3.7% afhankelijke PS

5.9% paranoïde PS

3% andere persoonlijkheidsstoornissen (PS)

Exclusiecriteria: men werd niet in de studie betrokken als…

o Jonger dan 18 of ouder dan 65 jaar

o Intoxicatie met alcohol of drugs tijdens het testen

o IQ onder 80

o Visuele problemen

o Geen Nederlands als moedertaal

o Psychotische of bipolaire stoornis: overschaduwen fenomenen van persoonlijk-

heidsstoornissen door de ernst ervan

Proefpersonen werden gecontacteerd via de therapeuten van de patiënten, terwijl de

controlegroep gerekruteerd werd via advertenties in lokale kranten

Page 65: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

43

MATERIALEN

SCREENINGINSTRUMENTEN

Structured Clinical Interview voor DSM-stoornissen op As I en AS II (SCID I en SCID II):

gebruikt voor de assessment van DSM-IV As-I diagnose en persoonlijkheidspathologie

o Goede betrouwbaarheid en validiteit

o Goede interne consistentie van de schalen voor de trekken

o Hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

o Interviewers werden extensief getraind en gecontroleerd door de eerste

auteur

Structural Interview for DSM-IV Personality Disorders (SIDP-IV): gebruikt voor de

assessment voor As-II pathologieën bij 11 van de 489 cases toegepast

o SIDP-IV is een semigestructureerde vorm van interview dat georganiseerd is in

thema’s/topics, in plaats van in stoornissen

Beide instrumenten vertonen een goede convergentie tussen de twee interviews: ze

kunnen beiden gebruikt worden voor screeningsdoeleinden

SCHEMA MODI

Scheme Mode Inventory (SMI): meet de aanwezigheid van 14 schema modi:

o Kwetsbaar kind

o Kwaad kind

o Verwoed kind

o Impulsief kind

o Ongedisciplineerd kind

o Blij kind

o Conforme Overgave

o Onthechte beschermer

o Onthechte Zelf-Voeder/Kalmering

o Zelfverheerlijker

o Pesten en aanvallen

o Bestraffende ouder

o Veeleisende ouder

o Gezonde volwassene

Schema modi kunnen geclusterd worden in vier categorieën

o Dysfunctionele modi van kinderen die resulteren uit een onbeantwoorde nood

uit de kindertijd

o Dysfunctionele coping modi die overeenstemmen met het overmatig gebruik

van ‘fight, flight of freeze’ coping responsen

o Dysfunctionele modi van ouders die het internaliserend gedrag van de ouders

ten opzichte van het kind reflecteren

o Twee adaptieve modi

Gezonde volwassene: adaptieve gedachten, gevoelens en gedrag

Page 66: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

44

Blij kind: speels en spontaan

Een hogere score reflecteert een meer maladaptieve schema modus

Wat de test betreft zien we:

o Goede fit, goede interne consistentie van de subschalen

o Hoge intercorrelaties

o Redelijke constructvaliditeit

o Goede test-hertest betrouwbaarheid

o Goede discriminatieve validiteit en gemiddelde convergente validiteit

STATISCHE ANALYSES

De persoonlijkheidsstoornissen werden dimensioneel voorgesteld

Tien persoonlijkheidsstoornissen werden onderzocht

Het was de bedoeling om specifieke conclusies te maken over de aanwezigheid van een

‘modus’, dus de invloed van alle andere persoonlijkheidsstoornissen werd uitgesloten: alle

correlaties representeren de relatie tussen een specifieke persoonlijkheidsstoornis en een

specifieke modus, gecorrigeerd voor andere persoonlijkheidsstoornissen

o Significante correlaties (p < .05): positieve relaties

o Significante correlaties (p < .OO1): empirisch ondersteunde relaties

PROCEDURE

Verkrijgen van ethische goedkeuring van een medisch comité

Informed consent ondertekenen

Debriefing, bedanking en kleine financiële compensatie

RESULTATEN

Tabel 2 toont de correlaties tussen alle persoonlijkheidsstoornissen en schema modi (p. 73

syllabus)

o In het algemeen waren 36 van de 140 correlaties significant op p < .OO1, en 23

op p < .05

o 8 van de 36 sterke associaties waren negatief, waarvan zes negatieve

associaties de adaptieve modi weerspiegelden (dus: negatief verband tussen

persoonlijkheidsstoornissen en adaptieve schema modi)

Borderline en vermijdende persoonlijkheidsstoornis zijn het meest

maladaptief

Cluster A: paranoïde persoonlijkheidsstoornis

o Positief gecorreleerd met de modi van het kwade kind, het verwoede kind, en

de pesten/aanval modus

o Negatief gecorreleerd met de modus van het blije kind

Page 67: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

45

Cluster B:

o Histrionische persoonlijkheidsstoornis: verbonden met de modi van het

impulsieve kind

o Narcistische persoonlijkheidsstoornis: verbonden met zelfverheerlijking en

pesten/aanvallen

o Borderline persoonlijkheidsstoornis: verbonden met het kwetsbare kind, het

impulsieve kind en de bestraffende ouder, het verwoede kind en de onthechte

beschermer, het kwade kind, de onthechte zelf-voeder/kalmering, het

ongedisciplineerde kind en de conforme overgave

+ ook negatief geassocieerd met de twee adaptieve modi!

o Antisociale persoonlijkheidsstoornis: positief geassocieerd met het verwoede

kind en de pest/aanval mode, en negatief geassocieerd met modi van de

veeleisende ouder en de conforme overgave

Cluster C:

o Vermijdende persoonlijkheidsstoornis: positief gecorreleerd met modi van het

kwetsbare kind en de onthechte beschermer, de conforme overgave, de

bestraffende ouder en het ongedisciplineerde kind

+ ook negatief geassocieerd met de twee adaptieve modes

o Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis: positieve correlatie met de modi van de

conforme overgave, het kwetsbare kind en het ongedisciplineerde kind, en

negatief geassocieerd met mode van gezonde volwassene

o Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis: geassocieerd met de modi van

de veeleisende ouder, de zelfverheerlijker en de onthechte zelf-voeder/

kalmering

DISCUSSIE

De huidige studie testte de correlaties tussen persoonlijkheidsstoornissen en schema modi:

unieke patronen van modi werden gevonden voor de verschillende persoonlijkheids-

stoornissen

o Dit veronderstelt dat de combinatie van ‘modi scores’, meer dan de scores voor

elke geïsoleerde mode, een beter inzicht geven in de specifieke

persoonlijkheidsstoornissen

Goede constructvaliditeit van het model: correlaties waren geformuleerd in hypothesen

o 16 van de 28 gehypotiseerde relaties werden teruggevonden en 11 nieuwe

associaties werden gevonden tussen maladaptieve modi en persoonlijkheids-

stoornissen

De bevindingen dat de persoonlijkheidsstoornissen die positief correleren met het hoogst

aantal maladaptieve modi, ook negatief correleerden met de adaptieve modi, bevestigt de

hypothese dat een hoog aantal correlaties een hoge score op de algemene psycho-

pathologische factor reflecteert

o MAAR: de huidige bevindingen kunnen enkel deels verklaard worden door een

onderliggende ‘ernstfactor’, want niet alle correlaties met de modi worden

Page 68: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

46

sterker wanneer de ernst van de persoonlijkheidsstoornis verhoogt (dus:

unieke associaties kunnen ook)

CLUSTER A EN B

In lijn met de hypothese:

o Paranoïde persoonlijkheidsstoornis werd gekenmerkt door modi die kwaadheid

benadrukken, wat de nadruk legt op het belang van kwaadheid bij deze

patiënten

o Histrionische persoonlijkheidsstoornis: snelle shift in emoties, impulsief-

verheugend gedrag en vatbaar voor suggestie link met de modus van het

impulsieve kind

o Narcistische persoonlijkheidsstoornis:

De modus van zelfverheerlijking komt overeen met de hypothese van

Young en kan verklaard worden door de megalomane zelf-

representatie bij deze personen

Het verband met de modus van het pestende/aanvallende kind komt

overeen met de link tussen narcisme en meer intentioneel en

gecontroleerde denigrerende agressie kwaadheid vormt een centraal

aspect van de narcistische persoonlijkheidsstoornis

Zoals verwacht werden de sterke positieve relaties gevonden tussen Borderline

persoonlijkheidsstoornis en de modi van het kwetsbare kind, het kwade kind, het

impulsieve kind, het ongedisciplineerde kind, de onthechte beschermer en de bestraffende

ouder

o Daarnaast zag men ook nog linken met:

De modus van het verwoede kind: uiting van kwaadheid kan extreem

en oncontroleerbaar zijn

De modus van onthechte zelf-voeder/kalmering (auto-medicatie): hoge

niveaus van alcohol of drugmisbruik

De modus van de conforme overgave: aanklampend gedrag en nood

aan goedkeuring

o Dit biedt empirische evidentie voor het borderline modus model

Antisociale persoonlijkheidsstoornis patiënten: terugkerend crimineel gedrag -->

rapporteren vooral modi die gerelateerd zijn aan agressie

o Negatieve associaties met de veeleisende ouder en de conforme overgave:

deze patiënten zijn eerder ongedisciplineerd en niet gehoorzamend

CLUSTER C

Vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidsstoornissen:

o Patronen van modi hierbij zijn meer gelijk dan verwacht

o Gekenmerkt door gevoelens van onvolkomenheid en eenzaamheid

Page 69: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

47

o Passieve stijl en tekort aan volharding + neiging om snel toe te geven

Vermijdende persoonlijkheidsstoornis: zichzelf loskoppelen van

anderen en hun emoties

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis: strikt en bestraffend tegenover

zichzelf

Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis: vertoont de verwachte relatie tussen de

modus van de veeleisende ouder (patiënten zetten een hoge standaard voor zichzelf) en

de modus van de zelfverheerlijking (patiënten denken vaak relatief goed over zichzelf, zien

zichzelf als heel erg capabel omdat ze de dingen ‘correct en precies’ doen, en denken vaak

dat anderen niet bekwaam of onverantwoordelijk zijn en dus inferieur zijn aan hen, omdat

anderen niet voldoen aan hun hoge standaarden)

o Ook een relatie tussen obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis en

onthechte zelf-voeder/kalmering (bv. bij een workaholic)

In tegenstelling tot de verwachtingen werden er geen correlaties gevonden tussen de

modus van het kwetsbare kind en de paranoïde, histrionische, narcistische en obsessief-

compulsieve persoonlijkheidsstoornis (dit kan eventueel aantonen dat deze patiënten hun

kwetsbare status niet willen erkennen)

BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK

De associatie tussen de modi van het verwaarloosde en misbruikte kind, het eenzame kind

en de overcontroleerder met de persoonlijkheidsstoornissen kon niet onderzocht worden

in deze studie, omdat deze modi niet gerepresenteerd zijn in de SMI

Aangezien conceptualisaties van modi van persoonlijkheidsstoornissen nog steeds in

ontwikkeling zijn, werden er verschillende aanvullende modi voorgesteld

o Bv. bij psychopaten: roofdier modus en een onderzoekende/manipulatieve

modus

o Deze schalen van modi zouden geoperationaliseerd moeten worden en hun

relatie met de persoonlijkheidsstoornissen moet worden onderzocht

Het feit dat de gevonden associaties tussen persoonlijkheidsstoornissen en de schema

modi theoretisch zinvol zijn, biedt enkel bewijs voor één aspect van constructvaliditeit

o Toekomst: prospectieve longitudinale studies nodig voor het onderzoeken van

de voorspellende waarde van de schema modi, alsook de correlaties met

algemene pathologische constructen zoals het Five Factor Model

De huidige studie maakte gebruik van twee verschillende instrumenten voor de

assessment van AS-II stoornissen

o Alhoewel de SIDP-IV enkel gebruikt werd bij 11 patiënten en er indicaties zijn

dat er een goede convergentie is tussen SCID-II en SIDP-IV, zijn er andere

studies die uiteenlopende prevalentiecijfers en comorbiditeitspatronen

vertoonden voor persoonlijkheidsstoornissen door het gebruik van

verschillende instrumenten

Men moet er dus rekening mee houden dat het gebruik van twee

verschillende assessmentinstrumenten voor As-II stoornissen de

Page 70: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Een

em

pir

isch

e te

st v

an ‘s

chem

a m

od

i’ co

nce

ptu

alis

atie

s in

per

soo

nlij

khei

ds-

sto

orn

isse

n

48

assessment van de As-II persoonlijkheidsstoornissen heeft beïnvloed, al

kan deze invloed niet groot zijn, aangezien maar 2.2% van de

participanten gescoord werd met de SIDP-IV

Dit onderzoek was het eerste die de correlaties tussen schema modi en (gemengde)

persoonlijkheidsstoornissen empirisch onderzocht en die daarbij gebruik maakte van

gevalideerde instrumenten voor de assessment ervan

Conclusie: de huidige studie stelt dat er verschillende patronen zijn van schema

domeinen/modi over verschillende persoonlijkheidsstoornissen heen, en dat het gebruik

van de Scheme Mode Inventory (SMI) bruikbaar is om te differentiëren tussen deze

verschillende persoonlijkheidsstoornissen

Belangrijke implicatie: deze studie toont aan welke modus verwacht kan worden en

prominent en specifiek zal zijn voor een bepaalde persoonlijkheidsstoornis

o Dit helpt therapeuten en patiënten in het begrijpen van de dysfunctionele

patronen in het leven van de patiënt en geeft sturing aan welke technieken de

schema-therapeuten kunnen gebruiken voor het aanpakken van de persoonlijk-

heidsproblemen van een patiënt

Page 71: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eet-stoornissen

Page 72: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 73: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

49

EETPROBLEMEN IN DE ADOLESCENTIE

INLEIDING

Anorexia nervosa = extreem vermageren door veel te weinig te eten

o Ernstige eetstoornis die bij ongeveer 0,5% van de meisjes en jonge vrouwen

voorkomt

o Klassieke anorexia is een relatief zeldzame eetstoornis

Varianten en andere eetproblemen: vaak minder bekend en niet altijd zichtbaar

o Eetbuien: momenten waarop uitzonderlijk veel en snel gegeten wordt

Deze eetaanvallen zijn niet onder controle

Men ‘moet’ eten

o Meestal gaat men teveel eten zonder eetbuien, waardoor men dikker wordt

o Combinatie: mensen met eetproblemen eten meestal teveel en hebben ook

eetbuien

Gewicht:

o Eetstoornissen gaan soms wel en soms niet gepaard met een afwijkend

gewicht (te dun of te dik)

o Iemand met een normaal gewicht kan ook een eetproblemen hebben

Eetproblemen variëren in ernst; bij sommige adolescenten is het zo ernstig dat

professionele hulp nodig is

EETGEWOONTEN: NORMALE EN ABNORMALE UITINGSVORMEN

Sommige onderzoekers suggereren dat nog maar weinig adolescenten ‘normale’

eetgewoonten hebben

o Het aantal gezamenlijke maaltijden met het hele gezin neemt af

o De inname van hoog calorisch ‘fastfood’ is sterk toegenomen

o De porties zijn groter geworden

o Er worden maaltijden overgeslagen (vooral het ontbijt)

o Er wordt tussendoor meer gesnackt

Dit zijn zaken die faciliteren dat mensen, waaronder adolescenten, steeds

dikker worden

Abnormale eetgewoonten ontstaan al op jonge leeftijd

o Longitudinaal onderzoek (Stice, Agras & Hammer, 1999) bij 216 kinderen (van

aan hun geboorte tot vijf jaar)

18% eet af en toe in het geheim

34% overeet zich wel eens

Page 74: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

50

Onderzoek bij mensen met overgewicht laat zien dat zij in de loop van twee weken

minstens vijf verschillende eetgedragingen vertonen (Schlundt e.a., 1991)

o Gezonde eetgewoonten

o Momenten van strenge voedselbeperking

o Momenten waarop lijnen en eetbuien afgewisseld worden

o Momenten waarop gegeten wordt als reactie op emoties

o Momenten van onbeperkt overeten

Maar: ook mensen met een normaal lichaamsgewicht eten soms chaotisch

DUS: eetgedrag is complex en afwijkend eetgedrag komt vaker voor dan oorspronkelijk

gedacht

DSM-IV: drie eetstoornissen

o Anorexia nervosa

o Boulimia nervosa

o Eetstoornissen niet anders omschreven (NAO)

ANOREXIA NERVOSA

Gekenmerkt door een weigering om een normaal lichaamsgewicht te handhaven

o De patiënt weegt minder dan 85% van het te verwachten gewicht volgens de

normtabellen voor leeftijd, lengte en geslacht

Andere diagnostische criteria waaraan voldaan moet worden

o Hoewel men sterk vermagert, vindt men zichzelf nog steeds te dik

o Er is sprake van een pathologische angst om in gewicht bij te komen deze

angst neemt toe naarmate de vermagering voortschrijdt

o Menstruatie afwezig

Twee types

o Beperkende type: men vermagert door weinig te eten en veel te bewegen

o Eetbuien-purgerende type: naast een beperking van de voedselinname, heeft

men ook eetbuien waarna gepurgeerd wordt

Purgeren: ‘zuivering’ of ‘reiniging’ van het lichaam alle gedragingen

die erop gericht zijn om het voedsel zo snel mogelijk weer uit het

lichaam te verwijderen (braken, laxantia)

BOULIMIA NERVOSA

Omschreven als een eetstoornis met recidiverende periodes van eetbuien gepaard met

(inadequaat) compensatiegedrag

o Eetbuien: ongecontroleerd eten van een objectief grote hoeveelheid voedsel in

korte tijd (= een hoeveelheid die beslist meer is dan wat de meeste mensen in

eenzelfde periode en onder dezelfde omstandigheden zouden eten)

o Compensatiegedrag: na de eetbuien neemt de patiënt maatregelen om

gewichtstoename te voorkomen: opwekken van braken, excessief gebruik van

laxantia, vasten gedurende een bepaalde tijd, …

Page 75: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

51

Volgens de DSM: alle patiënten met boulimia nervosa ondernemen pogingen om hun

gewicht onder controle te houden

Onderscheid tussen purgeerders en niet-purgeerders

o Purgeerders: braken en laxantia

o Niet-purgeerders: vasten tussen de eetbuien door

Het compensatiegedrag moet gemiddeld minstens tweemaal per week gedurende drie

maanden voorkomen vooraleer men van boulimia nervosa kan spreken

Patiënten met boulimia nervosa hebben vaak een normaal gewicht, maar vinden zichzelf

te dik, maken zich zorgen om hun lichaamsvormen en -gewicht en vrezen steeds voor een

toename in gewicht

EETSTOORNIS NAO

Deze diagnose is bedoeld voor mensen die wel een eetstoornis hebben, maar die niet

volledig aan de diagnostische criteria van de andere eetstoornissen voldoen (subklinische

vormen)

Voorbeelden:

o Mensen die aan alle criteria van Anorexia Nervosa voldoen, maar waarbij het

lichaamsgewicht niet laag genoeg is

o Iemand die aan alle criteria van Boulimia Nervosa voldoet, maar waarbij de

eetbuien niet frequent genoeg optreden

o Inadequaat compensatiegedrag na het nuttigen van een geringe hoeveelheid

voedsel (voorbeeld braken na twee koekjes)

o Kauwen, herkauwen en uitspuwen van grote hoeveelheden voedsel (niet

doorslikken)

Eetbuistoornis

o Hebben net als mensen met Boulimia Nervosa eetbuien

o Maar: zij hanteren geen gewichtscontrolemaatregelen vaak gepaard met

overgewicht of obesitas

o Karakteristieken van een eetbui

Er wordt veel sneller gegeten dan gewoonlijk

Er wordt doorgegeten totdat men zich ongemakkelijk voelt

Er worden grote hoeveelheden gegeten zonder honger te hebben

Er wordt heimelijk gegeten omwille van het zich gegeneerd voelen over

de hoeveelheid voedsel die verorberd wordt

Mijn walgt van zichzelf en voelt zich depressief of schuldig na het

overeten

o Eetbuien moeten minstens tweemaal per week gedurende zes maanden

voorkomen en er mag naderhand geen compensatiegedrag optreden om de

diagnose van een eetbuistoornis te kunnen stellen

Page 76: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

52

OVERGEWICHT EN OBESITAS

Vallen als dusdanig niet onder eetstoornissen

o Maar: wel als er sprake is van oncontroleerbare eetbuien (= eetbuistoornis)

o Controleverlies: belangrijk om het onderscheid tussen pathologisch eetgedrag

en slechte eetgewoonten te kunnen maken bij obese jongeren

SYMPTOMEN

Specifieke symptomen bij elke eetstoornis

o Gestoord eetpatroon

o Abnormaal gewicht

o Gewichtscontrolemaatregelen

o Overmatige zorgen om lichaamsvormen en -gewicht

Extra symptomen voor mensen met een eetbuistoornis

o Depressief

o Angstig

Meestal secundair aan de eetstoornis: deze symptomen klaren meestal op

eenmaal de controle over het eten toeneemt en/of het gewicht normaliseert

Minder opvallende symptomen

o Negatief lichaamsbeeld: mentale voorstelling van het eigen lichaam

beïnvloed door allerlei gevoelens, ideeën en opvattingen over het eigen

lichaam

Voelen zich dik en log

Zijn ontevreden over de proporties van bepaalde lichaamsdelen,

ontevreden met onderlinge verhoudingen van lichaamsdelen

Denken dat iedereen onvolkomenheden ziet

Gaan ervan uit dat gewichtsverlies de vermeende defecten corrigeren

Denken dat ze meer waardering en geluk zullen hebben als ze slank zijn

Zelfwaardering staat in te sterke mate onder invloed van hun ideeën over het

lichaam en het gewicht is daarom meestal te laag

BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS

Komt vermoedelijk vaker voor bij patiënten met eetstoornissen dan bij andere

psychiatrische groepen

Echter: weinig methodologisch goed onderzoek naar gedaan

Diagnostiek: probleem: veel kenmerken overlappen

o Eetbuien

o Stemmingsfluctuaties

o Labiel zelfbeeld

o Automutilatie

o Gevoelens van leegte en verveling

Page 77: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

53

Door de jonge leeftijd (persoonlijkheid niet ‘uitontwikkeld’) is het moeilijk om een

eventuele persoonlijkheidsproblematiek te beoordelen

PREVALENTIE, ONTWIKKELING EN PROGNOSE

Het is niet toevallig dat een eetstoornis vaak in de adolescentie verschijnt

o Dat is de periode waarin men een zelfbeeld ontwikkelt

o Gewichtstoename door groeispurt (en: als de jongere zich hier zorgen om

maakt, kan hij besluiten om iets aan zijn gewicht te doen)

o Andere invloeden

Media en maatschappij: promoten de associatie tussen slankheid

glamour en succes

Start menstruatie: kan gepaard gaan met een negatieve

lichaamsbeleving

Periode waarin jongeren trachten zelfstandigheid op te bouwen door

zich los te maken van de ouders en meer controle te krijgen

Autonomie en zelfcontrole zijn belangrijke thema’s bij eetstoornissen

PREVALENTIE

Geslacht: vaker bij vrouwen dan bij mannen

o 90% van de anorexia en boulimia patiënten is vrouw

o 2/3 van de patiënten met een eetbuistoornis

Epidemiologisch onderzoek

o 0,5% van de meisjes en jonge vrouwen lijdt aan anorexia (één op 200)

o 1-2% lijdt aan boulimia

o 0,7-4% in de algemene bevolking lijdt aan een eetbuistoornis

Bij mensen die behandeling zoeken om gewicht te verliezen, lijdt 1/3

aan een eetbuistoornis

o Subklinische vormen: komen vaker voor (geen cijfers van)

o Zwaarlijvige jongeren: 20-30% heeft eetbuien

OPM.: studie uitgevoerd bij jongeren die hulp zochten voor hun

probleem

Slechts 2% voldoet aan alle criteria van een eetbuistoornis

Het is heel moeilijk om cijfers over de prevalentie van eetstoornissen te verzamelen

o Patiënten lopen niet te koop met hun stoornis, ze houden het zelfs geheim

o Vereist nauwkeurige en eenduidige hantering van diagnostische criteria

o Dit is vooral moeilijk bij subklinische en atypische eetstoornissen

Huisartsen

o Identificeren gemiddeld slechts 40% van de Anorexia Nervosa patiënten en

11% van de patiënten met Boulimia

Page 78: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

54

o Patiënten vertellen niet dat ze een eetstoornis hebben, ze komen doorgaans

met vage of indirecte klachten en de huisarts is lang niet altijd bedacht op een

mogelijke eetstoornis

Geestelijke gezondheidszorg

o 34% van de patiënten met Anorexia Nervosa komt in de GGZ terecht

o Slechts 6% van de patiënten met Boulimia Nervosa komt in de GGZ terecht

SES

o Anorexia en Boulimia Nervosa komen in alle sociale lagen van de bevolking in

ongeveer dezelfde mate voor

Maar: enkele aanwijzingen dat het vaker voorkomt in hogere sociale

klassen

o Overgewicht komt aanzienlijk vaker voor in de lagere sociaal-economische

klassen

o Eetstoornissen komen vaker voor in geïndustrialiseerde landen omwille van de

overdaad aan voedsel en een sterk slankheidsideaal

! Slechts beperkt onderzoek in andere culturen

Overgewicht is een typisch welvaartsverschijnsel, maar treft wel de

relatief armere mensen in de rijkere landen

o Meisjes en vrouwen met bepaalde beroepen hebben meer risico op een

eetstoornis

Anorexia: balletdanseressen, fotomodellen, mannequins en atleten

(laag lichaamsgewicht gewenst)

OPM.: de vraag is of deze beroepen aanzetten tot een eetstoornis, of

dat mensen met een eetstoornis (of predispositie) zo’n beroep kiezen

Evolutie

o Er zijn geen aanwijzingen dat de prevalentie van Anorexia en Boulimia

toegenomen is

o Overgewicht komt duidelijk vaker voor, ook bij kinderen en adolescenten

VERLOPEN PROGNOSE

ANOREXIA NERVOSA

Ontstaan: vroeger dan Boulimia, tussen 14 en 18 jaar, gemiddeld 17 jaar

6-10% van de gevallen waarvoor een opname noodzakelijk is, leidt tot een vroegtijdige

dood (suïcide of medische complicaties door uithongering)

Verloop: zeer variabel

o Sommigen zijn na enkele episodes van Anorexia Nervosa genezen

o Sommigen hervallen

o In sommige gevallen is het chronisch

Anorexia: hoe jonger, hoe korter de eetstoornis, hoe beter de prognose

Page 79: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

55

BOULIMIA NERVOSA

Ontstaat meestal rond het 18e levensjaar

Wisselend verloop

o 20% chronisch

o 30% hervalt (afwisselend met perioden van normaal eetgedrag)

o 50% is tot 10 jaar na CBT symptoomvrij

EETBUIENSTOORNIS

Ontstaat meestal op wat latere leeftijd

Geen studies over het verloop bij jongeren

Verloop bij volwassenen (studie)

o Bijna 50% voldoet nog aan alle criteria

o 50% vertoont gedeeltelijke remissie

o Geen enkele deelnemer symptoomvrij

Studie Fairburn (2000): opvolging van 48 volwassenen gedurende vijf jaar

o Diagnose: eetbuistoornis

o Velen herstellen spontaan (zonder behandeling) of verbeteren

o 10% blijft stabiel

o Sommigen ontwikkelen naar een nieuwe eetstoornis (3% boulimia)

o Een deel beantwoordt aan de criteria van een eetstoornis NAO

o 39% voldoet aan de criteria voor obesitas

Het is niet bekend of een eetbuistoornis in de kindertijd een slechte prognose heeft

o Wel werd aangetoond dat eetproblemen zoals eetbuien en compensatie-

gedrag een zekere stabiliteit vertonen

RISICOFACTOREN

De bekendste risicofactoren voor Anorexia en Boulimia zijn geslacht en leeftijd (maar: de

aanwezigheid van een risicofactor betekent niet dat een eetstoornis zich ontwikkelt)

Geslacht

o Meisjes lopen meer kans dan jongens

o Homoseksuele mannen lopen een groter risico dan heteroseksuele mannen

Lichamelijke aantrekkelijkheid is voor jonge vrouwen en homoseksuele

mannen belangrijker dan voor heteroseksuele mannen

Leeftijd

o Eetstoornissen beginnen vaak in de adolescentie

o Grootste groep: tussen 15 en 30 jaar

Page 80: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

56

Onderzoek Fairburn: risicofactoren AN en BN in een brede populatie van vrouwen van 16-

35 jaar

o Drie groepen: vrouwen met eetstoornissen, vrouwen met andere

psychiatrische stoornissen en gezonde vrouwen

o Vrouwen met Boulimia Nervosa zijn vaker blootgesteld geweest aan algemene

risicofactoren dan de gezonde groep (risicofactoren die tot een psychiatrische

stoornis kunnen leiden, bv. seksueel misbruik)

o Specifieke risicofactoren voor een eetstoornis:

Eetstoornis

Verslaving en/ of overgewicht bij een bloedverwant

Lage zelfwaardering

Perfectionisme

Kritische opmerkingen over lichaamsvormen en gewicht door familie-

leden

o Eetstoornissen komen voort uit de blootstelling aan algemene risicofactoren

voor psychiatrische stoornissen en specifieke risicofactoren voor eet-

stoornissen

Retrospectieve studie van Fairburn

o Onderscheid tussen risicofactoren die kunnen leiden tot de ontwikkeling van

een psychiatrische stoornis in het algemeen en risicofactoren voor Boulimia

Nervosa en de ontwikkeling van een eetbuienstoornis

o Patiënten met een eetbuistoornis kwamen op jonge leeftijd meer in aanraking

met een aantal ongunstige factoren

Laag zelfbeeld

Depressie bij de ouders

Negatieve ervaringen (waaronder seksueel of fysiek misbruik)

Overgewicht

Herhaaldelijke opmerkingen over lichaamsvormen, gewicht en eten

Studie van Kotler, Cohen, Davies, Pine en Walsch (2001)

o Vooral ouderlijke karakteristieken (gewicht van de ouders, ontevredenheid

over het eigen lichaam en gestoord eetgedrag bij de ouders) worden

geassocieerd met gestoord eetgedrag op jonge leeftijd

Ouders spelen een belangrijke rol in het voorkomen van eetproblemen bij jonge kinderen

o Bv. verplicht het bord leeg eten meer ontremd eetgedrag van de kinderen

o Bv. restrictieve ouders (kinderen beperken in hun voedselinname) kinderen

eten nadien meer lekker voedsel in vergelijking met kinderen van niet-

restrictieve ouders

Meta-analyse waarin per variabele alle studies vergeleken werden: toont de volgende

risicofactoren aan voor eetbuien

o Het ervaren van de druk om dun te zijn

o Internalisering van het slankheidsideaal

o Lichaamsontevredenheid

o Perfectionisme

Specifieke risicofactoren

voor een eetbuistoornis

Page 81: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

57

o Impulsiviteit

o Negatieve stemmingen

+ Overgewicht levert geen rechtstreekse bijdrage, maar is wel een risicofactor

voor het ontwikkelen van lijngedrag en lichaamsontevredenheid

+ Minder evidentie voor seksueel misbruik als risicofactor

+ Gemengde evidentie voor de impact van lijngedrag

SOCIALE DRUK OM SLANK TE ZIJN

Westerse samenleving: slankheidsideaal schoonheid + intelligentie + gezondheid

o Volgens sommige is dit de oorzaak voor het ontstaan van eetstoornissen

omdat het normen dicteert waaraan niet of slechts met uitzonderlijke moeite

voldaan kan worden

o Assumptie: het uitdragen van een ultraslank lichaam als ideaal voor vrouwen

leidt ertoe dat ze ontevreden worden over hun lichaam en hun best gaan doen

om dit ideaal te bereiken bij sommige vrouwen escaleert dit tot een

eetstoornis

Maar: hier is geen empirische evidentie voor

Het probleem met deze theorie is dat het slankheidsideaal voor alle

vrouwen geldt en slechts een klein percentage hiervan een eetstoornis

ontwikkelt

DUS: er is meer aan de hand

Experimenten

o Veel vrouwen zijn na het zien van ultraslanke en mooie vrouwenlichamen

minder tevreden over hun eigen lichaam

o Vooral vrouwen die reeds ontevreden waren krijgen een lagere zelfwaardering

Een intense ontevredenheid over het eigen lichaam is de meest duidelijke risicofactor voor

gestoord eetgedrag

o Als er al een eetstoornis is, is de kans groter dat die blijft bestaan naarmate de

ontevredenheid over het lichaam intenser is

o Assumptie: ontevredenheid over het eigen lichaam hangt samen met een te

realistische kijk op het lichaam

Recent onderzoek: het lichaamsbeeld van meisjes met een eetstoornis

is helemaal niet gestoord

Meisjes met eetstoornissen hebben een te realistisch lichaamsbeeld en

normale gezonde meisjes hebben een gestoord lichaamsbeeld: ze

vinden zichzelf aantrekkelijker en mooier dan andere mensen hen

vinden

Onderzoekers denken dat het normaal is om een te positief beeld van

jezelf te hebben en meisjes met eetstoornissen missen dit, waardoor ze

niet goed functioneren

Of een gebrek aan een te positief beeld de oorzaak of het gevolg van

de eetstoornis is, moet nog onderzocht worden

Page 82: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

58

Er zijn aanwijzingen dat het belang dat meisjes aan het slankheidsideaal hechten zich

meestal pas voordoet nadat de eetstoornis begonnen is

o De invloed van het slankheidsideaal zou een gevolg van de eetstoornis kunnen

zijn en niet de oorzaak

LIJNGEDRAG

Lijngedrag = de bewuste beperking van de calorische inname om gewicht te verliezen

Populaire opvatting: lijngedrag vergroot het risico op een eetstoornis

Retrospectief onderzoek: suggereert dat eetbuien vaak volgen op de intentie om de

voedselinname te beperken

o Patiënten met Boulimia Nervosa lijnen voordat eetbuien de kop opsteken

o De helft van de patiënten met Anorexia Nervosa ontwikkelt na enige tijd eet-

buien

Anorexia zou een uit de hand gelopen lijnpoging zijn en eetbuien een

poging van het lichaam om het tekort aan voedsel weer ongedaan te

maken

Longitudinale studies: lijngedrag voorspelt de ontwikkeling van eetbuien, overgewicht en

eetstoornissen

WERKINGSMECHANISME

Lijnen heeft zowel cognitieve als fysiologische gevolgen die de eetlust stimuleren

o Cognitieve verklaring: de strikte lijnregels vragen erom snel overtreden te

worden

Wie zich voorneemt een dag niet te eten, zondigt zodra er iets

genuttigd wordt dit beleeft men als een faalervaring en men verliest

alle controle over het eetgedrag en heeft een eetbui

Ook intense emoties leiden bij lijners vaak tot controleverlies (het

onderdrukken van emoties vraagt veel cognitieve capaciteit, waardoor

impulsief gedrag de overhand krijgt)

o Fysiologische verklaring: minder koolhydraten innemen zorgt voor een

serotoninetekort in de hersenen, wat op zijn beurt leidt tot neerslachtigheid

en een excessieve trek in koolhydraten (om het serotoninepeil te verhogen)

o Voedseldeprivatie verhoogt de belonende waarde van voedsel

VEROORZAAKT LIJNEN OVERETEN?

De helft van de adolescenten tussen 12 en 16 jaar lijnt of heeft gelijnd, maar niet iedereen

ontwikkelt een eetstoornis

Ook studies met manipulatie van lijnen, leiden niet tot eetbuien

Lijnen gaat niet altijd vooraf aan eetbuien, het is geen noodzakelijke factor

Studies die een verband aantonen tussen lijnen en overeten, zijn retrospectief of

correlationeel

Page 83: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

59

o Maar: causaliteit?

Er zijn bevindingen die suggereren dat eetbuien het gevolg zijn van een algemene neiging

tot overeten

Experimenten: de neiging tot overeten hangt nauw samen met een verhoogde

impulsiviteit dit kan het mechanisme zijn dat zowel de eetbuien als de intentie tot

lijnen verklaart

Onderzoek: verstandig of gezond lijnen hoeft niet slecht te zijn als je objectief te dik bent

en dit hoeft meestal niet tot eetbuien of eetstoornissen te leiden

SEKSUEEL MISBRUIK

Wordt in de populaire literatuur vaak als een specifieke risicofactor voor eetstoornissen

gezien

Fairburn

o 26% van de mensen met Boulimia Nervosa verklaart seksueel misbruikt te zijn

o 10% van de gezonde populatie is misbruikt

o 25% van een psychiatrische controlegroep rapporteerde seksueel misbruik

DUS: men kan niet concluderen dat seksueel misbruik een specifieke risicofactor voor

eetstoornissen is

BIOLOGISCHE KWETSBAARHEID

Eetstoornissen komen vaker voor bij familieleden dan op grond van toeval verwacht mag

worden

o Tweelingonderzoek: monozygoten hebben vaker samen eetstoornissen dan

dizygote tweelingen, ook als ze apart opgegroeid zijn

DUS: eetstoornissen zijn deels erfelijk

o Het is niet duidelijk hoe groot het erfelijke deel is en welke genen de kans op

een eetstoornis vergroten

o Ook bepaalde karaktertrekken en gedragspatronen vormen een risicofactor

voor eetstoornissen, doch deze kunnen genetisch bepaald zijn

o Het tot ontwikkeling komen van genetisch bepaalde eigenschappen hangt

samen met omgevingskenmerken en andere biologische en psychologische

kenmerken

Hoewel er een duidelijke genetische component is, betekent dit nog niet dat er geen

invloed op eetstoornissen kan uitgeoefend worden

BESCHERMENDE FACTOREN

Beschermende factoren verkleinen de kans op een eetstoornis, gegeven de aanwezigheid

van risicofactoren

Hier is beperkt onderzoek naar

Page 84: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

60

Sport is een beschermende factor, maar kan ook een risicofactor zijn

o Sporten waarvoor het belangrijk is om mager te zijn, vergroten eerder de kans

op een eetstoornis

o Sporten waar mager zijn minder belangrijk is (bv. voetbal, basketbal en tennis,

verkleinen het risico en hebben een beschermend effect

Hoge zelfwaardering beschermt tegen eetstoornissen

o Longitudinaal onderzoek: meisjes met een lagere zelfwaardering ontwikkelen

een eetstoornis en meisjes met een hoge zelfwaardering niet

o Hoge zelfwaardering beschermt ook tegen ander gedrag en emotionele

problemen

Onderzoek suggereert dat een optimistische levensvisie kan beschermen tegen een

negatief lichaamsbeeld, maar de causaliteit ervan is nog niet in longitudinaal of

experimenteel onderzoek vastgesteld

MECHANISMEN EN AANZET TOT VERKLARINGSMODELLEN

BOULIMIA NERVOSA

1981: Fairburn: artikel over een cognitief-gedragstherapeutische behandeling van Boulimia

(gebaseerd op een cognitief-gedragsmatige visie die zou verklaren waarom Boulimia blijft

voortbestaan)

Kern: twee vicieuze cirkels

o Eerste cirkel: risicofactor “piekeren over lichaamsvormen en gewicht (gekoppeld

aan laag zelfbeeld)” zet de patiënt aan tot het verliezen van gewicht en het

enten van andere risicofactoren

Dit is meestal bij perfectionistische mensen: denken in termen van alles

of niets, hanteren rigide eetregels, ‘we moeten extreem veel kilo’s

afvallen’, … ontstaan van eetbuien

Lichaam smeekt om voedsel

Controleverlies door de rigide regels

Negatieve gevoelens (angst, depressie): ondermijnen de controle over

het eetgedrag en leiden op hun beurt weer tot negatieve gevoelens en

zorgen m.b.t. het gewicht

Dit leidt tot een afwisseling van streng lijnen en overmatig eten

o Tweede cirkel: relatie tussen eetbuien en inadequaat compensatiegedrag

(purgeren, vasten en excessief bewegen)

Door te braken compenseert men het overmatige voedsel

Braken is gemakkelijker met een volle maag

Braken stimuleert het groter worden van eetbuien

Page 85: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

61

ANOREXIA NERVOSA

Ook hier wordt het belang onderkend van een cognitieve diathese/kwetsbaarheid: lagere

zelfwaardering + overmatige zorgen over het eigen lichaam

Eerste model (Vitousek et al): parallel aan het verklaringsmodel voor Boulimia

o Het piekeren stimuleert extreem en rigide lijngedrag en dit lokt bij sommige

patiënten eetbuien uit

o De meeste patiënten met eetstoornissen willen van hun eetbuien of overmatig

eten genezen, maar voelen nog niet de behoefte om het rigide lijnen te

veranderen

o Anorexiapatiënten zonder eetbuien (beperkende type) zijn minder gemotiveerd

om te veranderen (het gaat zoals ze willen)

Tweede model (Fairburn, Shafran en Cooper, 1999): transdiagnostisch model

Twee verschilpunten met het eerste model

o De rol van piekeren over de lichaamsvormen en het gewicht is hier minder

belangrijk

o De extreme behoefte aan controle (op vlak van eetgedrag en andere aspecten

van het leven) staat centraal

Dit zou voortvloeien uit een gevoel van ineffectiviteit in combinatie met

een lagere zelfwaardering en perfectionisme en uit zich in het

uitoefenen van controle over het eetgedrag (want: staat geheel onder

de eigen controle en succes is snel en duidelijk zichtbaar)

Page 86: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

62

EETBUISTOORNIS

Kan ook cognitief-gedragstherapeutisch geïnterpreteerd worden

Cognitieve persoonskenmerken staan centraal:

o Intentie om gewicht te verliezen

o Piekeren over lichaamsvormen en gewicht

o Algemeen lagere zelfwaardering

De zorgen om het lichaamsgewicht zijn terecht, maar buiten proportie

o Daarom proberen ze hun voedsel te beperken via cognitief gestuurde

lijnintenties

o Dit hangt samen met de neiging om te veel te eten

Maar: deze samenhang tussen een beperkte voedselinname en overeten is nog niet

duidelijk

o Mogelijk hebben ze een aangeboren of aangeleerde neiging om meer te eten

dan nodig is en proberen ze daarom hun inname te beperken

In het model voor de eetbuistoornis is geen rol weggelegd voor het purgerende gedrag (

model voor Boulimia)

CONCLUSIE VERKLARINGSMODELLEN

Disfunctionele denkpatronen over lichaamsvormen en lichaamsgewicht staan centraal in de

verschillende modellen

o De cognities zijn de kwetsbaarheidsfactor, de diathese

o Deze cognities stimuleren het streven om dunner te worden en vergroten de

angst om dikker te worden

o Hierop interageren andere kwetsbaarheidsfactoren en deze vergroten het

risico op een eetstoornis

Andere kenmerken van eetstoornissen (gestoord eetgedrag, gewichtscontrole-

maatregelen, depressieve gevoelens) zijn volgens het cognitieve gedragsmodel secundair

aan het piekeren over lichaamsvormen en gewicht

De eetbuien en compensatiegedragingen leidden er niet toe dat de patiënt zich beter voelt,

integendeel hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel

o Dit model verklaart hoe eetstoornissen in stand gehouden worden maar doet

geen uitspraken over ontstaan

DIAGNOSTIEK

Voor een goede diagnose is het aan te bevelen de DSM-criteria te volgen m.b.v. klinische

interviews:

o Overlopen systematisch de verschillende criteria in een gestandaardiseerde en

gestructureerde vorm

o Ook moeilijke items kunnen besproken worden

Page 87: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

63

o Voorbeeld: Eating Disorder Examination (EDE):

Gestandaardiseerd interview om de specifieke psychopathologie en

diagnose van eetstoornissen vast te stellen

Beschrijvend en niet theoretisch vooringenomen

Inventariseert alle criteria: lijngedrag, vasten, piekeren over eten,

piekeren over lichaamsvormen, piekeren over gewicht, eetbuien en

compensatiegedrag

Heldere operationaliseringen waardoor men zeer specifiek kan

uitmaken of men al dan niet eetbuien en geassocieerde kenmerken of

compensatiegedrag vertoont

Nederlandse vertaling beschikbaar, zowel voor volwassenen als voor

adolescenten en kinderen

Vragenlijstversie ook beschikbaar

BEHANDELING

ANOREXIA NERVOSA

Mensen met Anorexia Nervosa willen meestal niet graag behandeld worden (want: hun

doel is gewichtsverlies en de behandelaar wil het tegenovergestelde)

Het is aangeraden om te starten met een motivationeel interview: afhankelijk van de

uitkomst kunnen motiveringstechnieken gebruikt worden

Verschillende behandelvormen: ambulant, klinisch (opname), dagbehandeling

De behandeling is divers en veelzijdig: individuele gesprekstherapie, groepstherapie,

gezinstherapie, medicatie, creatieve therapie, lichaamsbeeldtherapie, psychomotorische

therapie of een combinatie hiervan

Doel:

o Gewichtstoename

o Acceptatie van het eigen lichaam

o Leren omgaan met emoties

o Autonomie bevorderen

o Toename van de zelfwaardering

o Verbetering van sociale vaardigheden

Weinig onderzoek naar de effectiviteit van behandelingen

o Een behandeling bij adolescenten heeft meestal goede resultaten, maar bij

volwassenen is de behandeling vaak niet succesvol

o Gezinstherapie wordt aanbevolen voor adolescenten en individueel maatwerk

voor volwassenen

BOULIMIA NERVOSA

Er werden reeds enkele uitstekende studies gedaan naar de behandeling van Boulimia, en

de bevindingen zijn redelijk consistent

Page 88: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

64

Individuele cognitieve gedragstherapie is de meest effectieve behandeling:

o Gericht op het gestoorde eetgedrag en irrationele denkpatronen

o Beperkt in tijd

o Probleem georiënteerd, gericht op heden en toekomst

o Na afloop van de therapie

Reductie in eetbuien en purgerende gedrag van 70%

30-50% van de patiënten heeft geen eetbuien meer

Patiënten denken minder irrationeel over hun eigen lichaam en

gewicht

Follow-up: nauwelijks terugval

Gedragstherapie zonder cognitieve interventies is minder effectief

Ook interpersoonlijke therapie is effectief, maar de gunstige resultaten zijn pas een jaar na

de behandeling zichtbaar

Er is ook evidentie voor de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s (via boeken)

o Boek: ‘Beetje bij beetje beter worden’ (voor mensen die last hebben van

eetbuien):

In 15 stappen worden mensen begeleid in het omgaan met

eetproblemen via een eetdagboek en dieetmanagementtechnieken

(gezond gewicht bepalen, controleverlies analyseren, lichaams-

aanvaarding)

Aandacht voor boulimia gerelateerde problemen (stoppen met streng

vasten, braken of misbruik van laxerende middelen)

Vragen over het sociale netwerk

o Boek 20 uit de reeks van A tot GGZ: ‘Leven met obesitas’

Beschrijft in cliëntvriendelijke taal de oorzaak, het verloop en de

behandeling van een overgewichtprobleem

Via vragen en 29 opdrachten wordt de lezer uitgenodigd meer zicht te

krijgen op de eigen eetgewoonten

o Boek 34 uit de reeks van A tot GGZ: ‘Leven met een eetstoornis’

Informatie over eetstoornissen voor patiënt en omgeving

Diverse oefeningen

Het lijkt aangewezen dat mensen met een eetstoornis de boekjes samen met een

deskundige kunnen doornemen

o Deze kan de nodige sociale steun bieden of toelichting geven

Dit wordt omschreven als “begeleide zelfhulp”

Conclusie: cognitieve gedragstherapie verdient de voorkeur boven interpersoonlijke

therapie

Page 89: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

65

EETBUISTOORNIS

Behandeling begint meestal met het beklemtonen van het belang van gezonde voeding

Multimodale interventie: werken aan het doorbreken van de vicieuze cirkel (lijnen-over

eten-lijnen) met cognitieve gedragstherapie en het verbeteren van de stemming en

interpersoonlijk functioneren

Cognitief-gedragsmatige behandeling voor jongeren met eetbuien (Braet en Tanghe)

o Doel: inzicht krijgen in eetbuigedrag (situaties voorafgaand aan de eetbuien

worden geïdentificeerd en er wordt gezocht naar gedragsalternatieven en

rationelere gedachten)

o Maakt gebruik van cognitieve strategieën

o Streeft naar een gezondere levensstijl met evenwichtige voeding en uitbreiding

van bewegingsactiviteiten

o Resultaat: sterke vermindering in het aantal eetbuien en aanzienlijke

gewichtdaling

Richtlijn: starten met een evidence-based zelfhulpprogramma ondersteund door een

cognitief gedragstherapeut. Daarna eventueel vervolgen met cognitieve gedragstherapie,

interpersoonlijke therapie of aangepaste dialectische gedragstherapie. Verschillende

onderzoekers adviseren om pas nadien een gewichtreductiebehandeling toe te passen

PREVENTIE

Primaire preventieprogramma’s: richten zich op het voorkomen van de ziekte (reductie

risicofactoren en versteviging of vermeerdering van beschermende factoren)

o Maar: dit is moeilijk omdat we niet weten hoe eetstoornissen zich precies

ontwikkelen

o De risicofactoren die we kennen zijn tamelijk aanwezig in de populatie terwijl

eetstoornissen op bescheiden schaal voorkomen

o Twee componentenmodel:

Eerste component: lijnen

Tweede component: risicofactoren zoals faalangst, aanwezigheid van

een affectieve stoornis, middelenmisbruik, kans op overgewicht,

seksueel misbruik, fysieke mishandeling, perfectionisme, lage

zelfwaardering of internalisering van het slankheidsideaal

Pas wanneer deze tweede component bijdraagt, kan een

eetstoornis zich ontwikkelen

Probleem: geen empirische evidentie dat deze factoren voorafgaand

aan de eetstoornis aanwezig zijn

Secundaire preventieprogramma’s: voortijdig opsporen van gevallen om ze in een vroeg

stadium van de ziekte te kunnen behandelen

o Maar: is vroegtijdig opsporen wel mogelijk?

o Balans vals positief en vals negatief

Page 90: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Eetp

rob

lem

en in

de

ado

lesc

enti

e

66

Screening is pas nuttig als dit leidt tot een vroege behandeling

o In het geval van eetstoornissen is het voor de hulpverlener misschien wel

duidelijk wie behandeld moet worden, maar is de patiënt nog niet overtuigd

o Patiënten met eetstoornissen staan bekend om hun ontkenning van de ziekte

of schaamte om erover te praten

Educatieve preventieprogramma’s

o Lessen in het onderwijs waarin onderwerpen als het slankheidideaal, de

puberteit en lichamelijke veranderingen, het lichaam, lijnen en vermageren,

kenmerken van eetstoornissen, … behandeld/besproken worden

o Aanname: meer kennis over eetstoornissen bij scholieren zal de kans erop

reduceren

o Effecten van deze programma’s zijn niet gedocumenteerd (ze kunnen

misschien zelfs contraproductief werken)

Verbieden van snoepen bij kinderen: experimenten tonen aan dat een verbod in de eerste

fase stimuleert tot extra veel eten in een tweede fase

CONCLUSIE EN TOEKOMSTPERSPECTIEF

Eetstoornissen kunnen lijden veroorzaken en hebben een grote impact op de persoonlijke

ontwikkeling van de adolescent

Onderzoek naar oorzaken en behandeling is minder ver ontwikkeld dan bijvoorbeeld

onderzoek naar angst bij kinderen of depressie bij volwassenen (mogelijke oorzaak:

complexe etiologie)

Cognitieve factoren hebben meer impact dan biologische factoren, maar geen enkel

etiologisch model vindt tot op heden voldoende empirische bevestiging

Recente onderzoeksresultaten: er zal misschien nooit een omvattend model komen

Clusteranalyse: subtypen bij eetstoornissen: enkelvoudig restraint type en complex

restraint type (en interpersoonlijke en emotionele factoren zijn ook van belang)

Page 91: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

67

PSYCHOLOGISCHE BEHANDELING VOOR

EETSTOORNISSEN

RECENTE BEVINDINGEN

Eetstoornissen zijn serieuze, psychiatrische aandoeningen waarbij evidence-based

interventies vereist zijn

Voor volwassenen met Anorexia Nervosa is er geen superieure behandeling (maar:

gespecialiseerde behandelingen hebben goede effecten)

Voor Boulimia Nervosa en Binge-Eating Stoornissen blijven cognitieve gedragstherapie en

interpersoonlijke psychotherapie het effectiefst, ook op lange termijn

Stepped care benaderingen zijn ook veelbelovend

Cognitieve Gedragstherapie zorgt voor een verbetering van symptomen bij zowel

adolescenten als jongeren

Maudsley Familie-Gebaseerde Therapie is het effectiefst bij jongeren met Anorexia

Nervosa en kan ook nuttig zijn bij Boulimia Nervosa

Interpersoonlijke psychotherapie voor de preventie van een excessieve gewichtstoename

kan nuttig zijn om het controleverlies en de gewichtstoename te reduceren bij jongeren

met overgewicht

Er moet nog gewerkt worden aan de effectiviteit van behandelingen zodat deze voor

iedereen werkzaam zijn, alsook aan de implementatie ervan zodat die evidence-based

behandelingen voor iedereen beschikbaar zijn

SAMENVATTING

Er zijn significante vorderingen gemaakt in de behandelingen, inclusief de evaluatie van

lange termijnuitkomsten, nieuwe benaderingen en de uitbreiding voor specifieke

patiëntenprofielen

Een wijdverspreide toegang tot effectieve behandelingen van eetstoornissen is spijtig

genoeg nog beperkt

Het vergroten van het potentieel en het uitbreiden van de implementatie van

psychologische behandelingen naar de klinische praktijk, kan de toegang tot de zorg

vergroten en zo de last van eetstoornissen verminderen het is noodzakelijk dat dit

gebeurt!

Page 92: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

68

INTRODUCTIE

Deze review bespreekt evidence-based psychologische behandelingen voor eetstoornissen

(Anorexia, Boulimia, Binge-Eating en Subklinische Eetstoornissen) met de focus op

updates van klinisch onderzoek van de voorbije 18 maanden

Toekomstige aanwijzingen voor onderzoek worden ook gegeven, inclusief strategieën

voor het vergroten van het potentieel en het uitbreiden van de implementatie van

psychologische behandelingen naar de klinische praktijk

Eetstoornissen zijn serieuze psychiatrische stoornissen, die evidence-based interventies

vragen (maar: tot nu toe is er voor volwassenen nog geen superieure behandeling

gevonden)

BEHANDELINGEN VOOR VOLWASSENEN

ANOREXIA NERVOSA

Anorexia is bij volwassenen vaak persistent

Er is geen superieure behandeling

Resultaten van behandelingen worden vaak gebaseerd op korte termijn bevindingen

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT)

Richt zich op vervormde gedachten en maladaptief gedrag die de symptomen in stand

houden

INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IPT)

Richt zich op interpersoonlijke moeilijkheden die de symptomen in stand houden

CBT en IPT werden vergeleken met SSCM

SPECIALIST SUPPORTIVE CLINICAL MANAGEMENT (SSCM)

Een educatieve interventie gefocust op gewichtsherstel

CBT – IPT - SSCM

Op lange termijn bleek dat 49% van de patiënten (in het algemeen) een goede outcome

had

o Maar: geen van de drie behandelingen blijkt superieur (geen verschil in

outcome)

Na follow-up: patiënten met een goede outcome: CBT – stabiel, IPT – nog verbetering,

SSCM – gedaald

Page 93: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

69

o Bij follow-up blijkt dus dat het aantal patiënten met een goede outcome

stabiel blijft bij CGT (41%), verbetert bij IPT (64%) en minder wordt bij SSCM

(42%)

o Verdere evaluatie met een stepped-care is wenselijk om te zien welke volgorde

van behandelingen het best werkt

Bv. om te evalueren of er een meerwaarde is bij het eerst volgen van

een behandeling gefocust op gewichtsherstel, met daarna een

behandeling voor de instandhoudende factoren

o Hier is dus nog meer onderzoek over nodig

MAUDSLEY MODEL OF TREATMENT FOR ADULTS WITH ANOREXIA NERVOSA (MANTRA)

Omdat er veel non-response is bij gespecialiseerde behandelingen (CGT en IPT) werd het

Maudsley Model of Treatment for Adults with Anorexia Nervosa (MANTRA) ontwikkeld

MANTRA focust op het aanpakken van de cognitieve vervormingen (die vooral draaien

rond het nut en de rigiditeit van Anorexia), de socio-emotionele tekorten en het gedrag

van ouders/partners die het gedrag mee helpen in stand houden

Dit werd vergeleken met SSCM en behaalde gelijkaardige resultaten (zorgden beide voor

een verbetering van de symptomen, maar geen van beide was superieur op het vlak van

outcome)

Een groter onderzoek is in de maak om te effecten van MANTRA aan te tonen

Heel wat mensen worden beter van een gespecialiseerde behandeling voor anorexia,

maar er is ook een deel dat symptomen blijft vertonen nieuwe behandelmethoden

blijven nodig

COGNITIEVE REMEDIATIETHERAPIE (CRT)

Richt zich op de verzwakte cognities die bijdragen tot het in stand houden van Anorexia en

zou drop-out moeten verminderen, alsook de outcome verbeteren door meer engagement

en meer cognitieve flexibiliteit te installeren

Er is geen verbetering gevonden wanneer eerst CRT werd gegeven en dan CBT, maar wel

wanneer CRT gecombineerd werd met CBT

Dus: verder onderzoek is nodig

FOCUS OP QUALITY OF LIFE

Patiënten met ernstige en langdurige Anorexia zijn meestal niet bereid om zich in te zetten

voor een behandeling met de nadruk op herstel (= mis-match met de ‘readiness’ van de

patiënt), wat kan zorgen voor meer drop-out

De focus moet verschoven worden naar het in behandeling blijven en de levenskwaliteit, in

plaats van op gewichtstoename

o Deze patiënten zijn dus het best geholpen met gespecialiseerde behandelingen

(CGT, IPT)

Page 94: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

70

o CBT voor Anorexia (CBT-AN) en SSCM werden zo aangepast dat het focuste op

de quality of life en niet op gewichtsherstel

Dit werd ingezet bij mensen met zware, langdurige Anorexia (meer dan

7 jaar)

Zowel de gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit als de uitkomsten

van de eetstoornis verbeterden in beide condities

Bij een follow-up studie bleek dat CBT een betere sociale aanpassing

met zich meebracht en er meer bereidheid was tot verandering

87% maakte de therapie af en 85% de follow-ups, wat het hoogste

cijfer is voor welke behandeling dan ook van Anorexia

Deze resultaten tonen aan dat mensen met zware, langdurige anorexia

misschien beter gebaat zijn met dit soort gespecialiseerde

behandelingen

BOULIMIA NERVOSA

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT)

CBT is de meest aangewezen behandeling voor Boulimia

INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IPT)

IPT heeft aan CBT gelijkaardige goede lange termijneffecten, maar heeft minder snel effect

Er werd een aangepaste versie van IPT ontwikkeld, namelijk IPT-BNm

o Deze vorm is makkelijker te gebruiken in de kliniek en spreekt

Boulimiapatiënten meer aan

o Omdat men vaak onder tijdsdruk staat, worden er hiervan meestal 10 sessies

gegeven (IPT-BN10)

o IPT-BNm, IPT-BN10 en een controlegroep op de wachtlijst werden met elkaar

vergeleken: de IPT’s haalden betere resultaten dan de mensen die gewoon op

de wachtlijst stonden, maar tussen IPT-BNm en IPT-BN10 was er geen verschil

STEPPED-CARE ZORG

Omdat doeltreffende behandelingen in de praktijk nog te weinig toegepast worden, werd

er een stepped care trial gedaan om te zien of behandelingen die geen gespecialiseerde

hulpverlener behoeven ook gebruikt kunnen worden in een stepped-care behandeling

o Volgorde:

Geassisteerde zelfhulp

Fluoxetine (antidepressivum)

CBT

o Deze stepped care behandeling werd vergeleken met patiënten die enkel CBT

volgden

Na 1 jaar follow-up bleken de remissieaantallen hetzelfde bij de beide

groepen, maar de stepped-care behandeling bleek meer vermindering

Page 95: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

71

te bewerkstelligen bij eetbuien en compenserend gedrag (overgeven,

laxeermiddelen, excessief sporten, …)

Er waren ook minder non-responders bij de stepped care behandeling

Stepped care behandelingen zijn tenslotte ook meer kostenefficiënt

DUS: geassisteerde zelfhulp kan, wanneer gebruikt in een stepped care benaderin, een

zinvol alternatief zijn voor CBT

o Dit vooral bij patiënten waarbij non-respons verwacht wordt

o Maar: meer onderzoek is nodig

INTEGRATIEVE COGNITIEF-AFFECTIEVE THERAPIE (ICAT)

Richt zich op de in standhoudende factoren van eetstoornissen (emoties, zelf-

georiënteerde cognities, een foute inname van voedingsstoffen)

ICAT werd vergeleken met CBT: gelijkaardige resultaten (de symptomen verbeterden,

maar er waren geen significante verschillen in termen van ‘onthouding’ van

eetbuien/compenseren)

Er is dus meer onderzoek nodig (naar lange termijneffecten van ICAT)

BINGE EATING DISORDER

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT)

Er wordt vaak CBT gegeven in combinatie met fluoxetine (antidepressivum), alsook enkel

fluoxetine

o Onderzoek naar de combinatie met fluoxetine toont dat CBT meer effect heeft

dan medicatie alleen en dat er geen effect is van medicatie bovenop het effect

van CBT

INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IPT)

CBT en IPT blijken allebei even effectief na 1, 2 en 5 jaar follow-up

o De resultaten gaan verder dan enkel gewichtsverlies

o Na 1, 2 en 5 jaar heeft 52% (CGT) tot 76,7% (IPT) geen eetbuien meer

BEHAVORIAL WEIGHT LOSS (BWL)

Pakt op korte termijn de ziekte aan door het gedrag te veranderen (via een dieet en

oefeningen)

Maar: CBT en IPT tonen betere resultaten

Page 96: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

72

TRANSDIAGNOSTISCHE BEHANDELINGEN VOOR EETSTOORNISSEN

De behandeling verbreden naar andere kenmerken die eetstoornissen onderhouden (want:

er is vaak sprake van comorbiditeit), kunnen voor symptoomverbetering zorgen bij non-

responders

o Omdat eetstoornissen psychopathologie delen en patiënten vaak cross-overs

maken tussen diagnoses, kan een behandeling die voor alle eetstoornissen

geldt, nuttig zijn

o Door de behandeling uit te breiden naar een meer algemene behandeling van

eetstoornissen, is er mogelijks een effect voor non-responders en kan er

bovendien dankzij de transdiagnositische behandeling meer uitbreiding zijn

van de toepassing ervan op grotere schaal

o Om deze redenen werd CBT bijgewerkt tot een transdiagnostische

behandeling: CBT-E

CBT-E

Blijkt effectief bij mensen met een BMI > 17,5 na 60 weken follow-up

Ook bij mensen met een lager BMI (< 17,5) werkt de therapie (CBT-E leidde bij 62% tot

een BMI van > 18,5), maar na follow-up namen de resultaten wat af

Er is meer onderzoek nodig hiernaar

EXTRA BEHANDELINGEN VOOR EETSTOORNISSEN BIJ VOLWASSEN

Exposure

Responspreventie

Dialectische Gedragstherapie (DBT)

Motivationeel interviewen

o Aangezien er veel drop-out is, zou dit ervoor zorgen dat de patiënten meer

gemotiveerd zijn

Maar: al deze behandelingen worden nog onderzocht en daar is dus nog geen sluitend

bewijs voor of het werkt of niet

BEHANDELINGEN VOOR DE JEUGD

Eetstoornissen ontstaan vaak in de adolescentie

Behandelingen kunnen ook focussen op de betrokkenheid van ouders/familie

Dus: behandelen van jongeren is ‘ideaal’ omdat de symptomen meestal opduiken in de

adolescentie en omdat men zo gebruik kan maken van de invloed van de ouders/het gezin

Page 97: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

73

MAUDSLEY FAMILY-BASED THERAPY (FBT)

Richt zich op de intra-familiaire dynamiek

Deze behandeling wordt het meest gebruikt bij Anorexia (50% is in remissie), maar kan ook

werken bij Boulimia (30% gaat in remissie)

Een combinatie van treatment as usual (TAU) en FBT levert dat betere resultaten op

Maar: er zijn natuurlijk ook non-responders, waar momenteel geen behandeling voor is

dus: het is belangrijk om ook een behandeling te vinden die bij non-responders werkt

IPT-WG

Dit is een aangepaste vorm van IPT

Omdat er een relatie is tussen eetbuien, overtollig gewicht/obesitas en depressie, werd IPT

aangepast voor de preventie van een excessieve gewichtstoename

o Deze vorm van IPT zorgt voor minder controleverlies en minder

gewichtstoename bij zwaarlijvige adolescenten

o Maar: dit wordt nog onderzocht

INDIVIDUAL ADOLESCENT FOCUSED THERAPY (AFT)

FBT werd vergeleken met Individuele Adolescentgerichte Therapie (AFT) en het onderzoek

suggereerde dat patiënten met ernstige psychopathologie beter reageren op FBT op het

einde van de behandeling

o Deze effecten zijn het beste als de therapie de nadruk legt op de intrafamiliale

dynamiek en niet op de eetstoornis

o Er is ook een studie die CGT bij adolescenten heeft toegepast en de effecten

hiervan komen overeen met de effecten bij volwassenen: adolescenten met

zware psychopathologie scoren beter naar het einde van de behandeling toe,

terwijl adolescenten met Anorexia (binge/purge) beter scoren na 6 en 12

maanden follow-up

CBT-E

CBT-E bracht ook bij adolescenten met Anorexia Nervosa een significante verbetering en

reductie van psychopathologie

Verbetering in gewicht en symptomen na 60 weken follow-up

GROEPS CRT

Behandelingen in groep zorgen ervoor dat sociale vaardigheden worden geoefend en is

kosteneffectief (de eerste onderzoeksbevindingen tonen goede resultaten)

Zowel bekeken bij ambulante als residentiële adolescenten en er was telkens een

verbeterde cognitieve flexibiliteit, betere prestatie op cognitieve taken, betere acceptatie

en meer positieve feedback zichtbaar

Page 98: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

74

GROEPS CBT

Toonde een onthouding aan van objectief overeten (binge-eating)

IPT-WG (IN GROEP)

Deze behandeling wordt momenteel aangepast voor Afro-Amerikaanse meisjes en hun

ouders/voogd en houdt aldus rekening met culturele adaptatie en ook met een inclusie

van de ouders

Dit blijkt een acceptabele behandelingsmethode te zijn

RICHTLIJNEN VOOR DE TOEKOMST

Hoewel er reeds goede behandelingen voorhanden zijn voor eetstoornissen, blijven er

patiënten die er niet op reageren (non-responders), alsook veel patiënten die geen

evidence-based behandelingen krijgen in therapie

Er zijn 2 richtlijnen voor toekomstig onderzoek: het behandelpotentieel en de

behandelingsimplementatie maximaliseren

MAXIMALISEREN VAN HET POTENTIEEL VAN DE BEHANDELINGEN

Door te begrijpen welke factoren eetstoornissen in stand houden en welke factoren

patiëntenuitkomsten kunnen voorspellen, kunnen we leren hoe nieuwe

behandelmethoden eruit moeten zien

o Dit kan o.a. door de mediatoren en moderatoren die een rol spelen bij

eetstoornissen en de behandeling ervan, te gaan onderzoeken

Ook neurologische en genetische factoren moeten in rekening worden gebracht

o Als we begrijpen hoe eetstoornissen werken, zullen we ze beter kunnen

behandelen

o Het Research Domain Criteria Project (RDoC), onderzoekt de link tussen

neurowetenschap en genetica: ze onderzoeken de genen, appetitieve

hormonen en hersendelen die betrokken kunnen zijn bij het ontstaan en het in

stand houden van een eetstoornis, alsook bij het verschillende beeld van de

stoornis bij verschillende mensen dit zou moeten helpen bij de

diagnosestelling

o Neuromodulatietechnieken onderzoeken de neurobiologische mechanismen

van eetstoornissen, wat het doelwit van een bijkomende behandeling zou

kunnen zijn (want: neuroplastische veranderingen kunnen de effecten van

psychotherapie misschien een boost geven)

Gecombineerd kunnen deze benaderingen helpen om ons begrip te vergroten van de

mechanismen achter eetstoornisbehandelingen

Page 99: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

75

MAXIMALISEREN VAN DE IMPLEMENTATIE VAN BEHANDELINGEN

Heel wat mensen ontvangen geen goede behandeling omdat deze niet toegankelijk is of

niet toegepast wordt

o Het is dan ook belangrijk om de implementatie van evidence-based

behandelingen veel meer uit te breiden

Training kan hiervoor nodig zijn

Het gebruik van geassisteerde zelfhulp kan ook een manier zijn om te

zorgen dat evidence-based behandelingen meer toegepast worden

Dit geeft ook een toegangspoort tot stepped-care en cliëntgerichte

behandelingen en is goedkoop, wat een stimulans kan zijn voor de

aanbieders

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen de nodige zorg krijgen?

o Partners worden met bedrijven die zich bezighouden met kosteneffectiviteit,

implementatie en duurzaamheid van behandelingen

o Een hogere capaciteit inbouwen bij de eerstelijns organisaties die de

behandelingen aanbieden

Dit zorgt voor een vroege screening en diagnose

Dit kan bijvoorbeeld door de hulpverleners te trainen (misschien zelf

online) en door een goede supervisie

o Guided self-help (GSH) of begeleide zelfhup en technologiegestuurde

behandelingen kunnen misschien ook zorgen voor een grotere verspreiding en

implementatie van behandelingen

Want hierbij wordt minder gesteund op specialisten, waardoor dit

soort behandelingen beter ‘schaalbaar’ zijn

Een ander voordeel is dat ze het potentieel hebben om geïntegreerd te

worden in een stepped-care benadering, wat resulteert in

alomvattende systemen voor zorg en een besparing van de ‘bronnen’

(specialisten) voor zij die hier meer nood aan hebben

Hier moet ook wel nog gekeken worden naar training van de

begeleiders, kosteneffectiviteit, effectiviteit en efficiëntie

CONCLUSIE

Er komen alsmaar meer behandelingen bij, maar meer onderzoek blijft nodig in functie van

patiënten die niet reageren op de huidige behandelingen

Het is ook nodig om in de praktijk meer evidentiegebaseerde zorg toe te passen

Er moet nog onderzoek gedaan worden naar:

o Lange termijn-uitkomsten

o Patiënten die symptomen blijven vertonen

o Nieuwe technologieën

o Meer toegang tot een behandeling voor een eetstoornis

Page 100: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

ing

voo

r ee

tsto

orn

isse

n

76

Page 101: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Post-

traumatische Stressstoornis

Page 102: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 103: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

77

PRAKTIJKPARAMETER VOOR DE DIAGNOSTIEK EN

BEHANDELING VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN

MET POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS (PTSS)

INLEIDING

Bruikbaar vanaf 1 maand na trauma - kinderen en adolescenten (benoemen als kinderen) ≤

17 jaar

Eén op vier kinderen ervaart een traumatische ervaring voordat ze volwassen worden

o Deze traumatische ervaringen kunnen gaan over kindermisbruik, huiselijk-,

gemeenschapsgeweld, geweld op school, rampen, auto-ongevallen, ziekten,

oorlog, terrorisme,…

o Hoewel de meeste kinderen veerkrachtig zijn na blootstelling aan een trauma,

ontwikkelen sommigen toch significante en potentieel langdurige psychische

problemen

Aangezien de diagnose van PTSD slechts gesteld kan worden 1 maand na het plaatsvinden

van het trauma, gaat deze practice parameter niet over de onmiddellijke psychologische

noden van kinderen

METHODOLOGIE

Enkel abstracts die RCT’s en instrumenten voor het meten van PTSD-symptomen bij

kinderen bevatten, én met significante resultaten, werden opgenomen

KLINISCHE PRESENTATIE

Noodzaak aan een gekende etiologische factor: een traumatische gebeurtenis voorafgaand

aan de ontwikkeling van de stoornis

o Dit vormt een inherente contradictie met het kernsymptoom van PTSD,

namelijk het vermijden van het spreken over/beschrijven van de traumatische

ervaring

Maar: toch is dit noodzakelijk voor de diagnose

o Wanneer een rapportage van het trauma door het kind, of ander overtuigend

bewijs ontbreekt, mag een diagnose van PTSD niet gesteld worden

Indien het kind en de zorgverleners niet kunnen bevestigen dat er zich

een traumatische voorgeschiedenis voorgedaan heeft, mag de clinicus

niet impliceren dat de symptomen het gevolg zijn van een vergeten

trauma

Page 104: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

78

Een fout in beide richtingen (het trauma niet detecteren of symptomen onterecht

toewijzen aan een trauma dat niet heeft plaatsgevonden), heeft risicovolle gevolgen

o Daarom dient een forensische evaluatie gemaakt te worden bij vermoeden van

een trauma door de clinicus

o De clinicus zelf dient niet te proberen om een forensische assessment te maken

in een context van klinische evaluatie

De meerderheid van de personen die een levensbedreigende traumatische ervaring

doormaken, ontwikkelen onmiddellijk posttraumatische symptomen

o Echter: slechts 30% blijft deze symptomen tonen na een periode van 1 maand

o Daarom gaan we de diagnose van PTSD slecht 1 maand na het trauma stellen

o Binnen die 1 maand na het trauma kunnen we wel eventueel een acute

stressstoornis, aanpassingsstoornis of andere stoornis vaststellen indien de

ernst ertoe leidt

Recent onderzoek heeft aangetoond dat panieksymptomen in de onmiddellijke nasleep

van het trauma voorspellend zijn voor een volgende PTSD

o Maar: er is weinig geweten over de effectiviteit van een vroege interventie en

of deze de kinderen kwetsbaarder kunnen maken (zoals aangetoond werd bij

volwassenen)

Acute PTSD wordt gediagnosticeerd als de symptomen blijvend zijn na de eerste maand en

gedurende minstens 3 maand

Chronische PTSD wordt gediagnosticeerd als de symptomen langer dan 3 maand aanblijven

Er is discussie of men de term “complex trauma” dient te gebruiken voor ernstige, vroege,

of interpersoonlijk getraumatiseerde kinderen

o Maar: sommigen stellen dat een complexe PTSD gewoon een chronische PTSD

is, al dan niet in combinatie met andere comorbide DSM-IV-TR condities

PTSS SYMPTOOMCLUSTERS

Herbeleven van het trauma: terugkerende en intrusieve herinneringen, nachtmerries, of

andere vormen van herbeleving van de traumatische gebeurtenis

o Bij jonge kinderen kan dit de vorm aannemen van repetitief spelen

o Nachtmerries zonder traumaspecifieke inhouden kunnen ook optreden

o Trauma stimulansen kunnen leiden tot intense psychologische of lichamelijke

angst

→ Minimum 1

Persistente vermijding van traumareminders en emotionele afstopping: poging om trauma-

reminders te vermijden inclusief erover praten, verminderde interesse of participatie in

activiteiten die men vroeger leuk vond, onvermogen om bepaalde belangrijke aspecten

van het trauma op te roepen, afstandelijkheid van anderen, beperkt affect, en een vorm

van beperkte toekomst

→ Minimum 3

Page 105: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

79

Persistente symptomen van hyperarousel: moeilijkheden met inslapen of doorslapen,

prikkelbaarheid of agressieve uitbarstingen, concentratie problemen, hypervigilantie,

toegenomen schrikreactie

→ Minimum 2!

Jonge kinderen kunnen ook geassocieerde symptomen ontwikkelen: nieuwe agressie,

oppositioneel gedrag, regressie in ontwikkelingsvaardigheden (spraak en zindelijkheid),

nieuwe separatie-angst en nieuwe angsten duidelijk gerelateerd aan de traumatische

gebeurtenis

Bepaalde types van traumatische gebeurtenissen blijken bovendien specifiek geassocieerd

te zijn met negatieve uitkomsten, of men nu wel of niet een full blown PTSD ontwikkelt

o Zo is vroeg seksueel misbruik een sterke predictor voor onder andere

middelenmisbruik, gedragsstoornissen en depressie + omvat dit zo’n 20% van

alle zelfmoordpogingen

Kritiek op de validiteit: de symptomen vereisen dat de kinderen kunnen rapporteren over

complexe interne toestanden die te moeilijk zijn om door jonge kinderen begrepen te

worden of door hun ouders geobserveerd te worden

EPIDEMIOLOGIE

Life time prevalentie: veel verschillende resultaten gaande van 1,6% - 9,2%

De enkele studies die het natuurlijk verloop van PTSD bij kinderen onderzochten, kwamen

tot gelijke resultaten als de algemene trend die bleek uit de studies bij volwassenen, nl.

dat het voorkomen van PTSD per steekproef afneemt met de tijd

o Maar: ondanks het “natuurlijk herstel” zijn er ook personen die een chronische

PTSD ontwikkelen

Belangrijke vragen:

o Zijn jongere kinderen meer kwetsbaar voor de permanente effecten van

trauma?

o Resulteert een vroege behandeling in betere uitkomsten dan een uitgestelde

behandeling of zelfs geen behandeling, ook al neemt het aantal PTSD diagnoses

voor alle leeftijdsgroepen af over tijd?

RISICO- EN PROTECTIEVE FACTOREN

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een PTSD:

o Vrouwelijk geslacht

o Vorige traumatische ervaringen

o Meerdere traumata

o Grotere blootstelling aan het index trauma

o Voorafgaande psychiatrische stoornissen

o Ouderlijke psychopathologie

o Een tekort aan sociale steun

Page 106: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

80

+ In de specifieke context van het trauma:

Toegenomen berichtgeving

Uitgestelde evacuatie

Extreme panieksymptomen of het gevoel gehad te hebben dat de eigen

integriteit of die van een naaste in gevaar was

Protectieve factoren:

o Ouderlijke steun

o Lagere niveaus van ouderlijk PTSD

o …

BASIS VAN EVIDENTIE VOOR PRAKTIJKPARAMETERS

Classificatie voor de sterkte van het onderliggende empirische of klinische bewijs voor de

behandeling:

o Minimal Standard (MS): gebaseerd op rigoureus empirisch bewijs (RCT) en/of

volledige klinische consensus

o Clinical Guideline (CG): gebaseerd op sterk empirisch bewijs (CT) en/of sterke

klinische consensus

o Option (OP): gebaseerd op opkomend empirisch bewijs (UT/CS) of klinische

opinies, maar gebrek aan sterke consensus of sterk empirisch bewijs

o Not Endorsed (NE): gekend als ineffectief of contra-indicatief

Classificatie voor de sterkte van het onderliggende empirische bewijs voor de behandeling:

o Randomnized, Controlled Trial (RCT): personen worden random toegewezen

aan twee of meer condities

o Controlled Trial (CT): personen worden niet-random toegewezen aan twee of

meer condities

o Uncontrolled Trial (UT): personen worden toegewezen aan één

behandelconditie

o Case Series/Report (CS): case report

Screening is zeer belangrijk

Aanbeveling 1: De Psychiatrische Assessment van Kinderen en Adolescenten moet vragen

over de traumatische ervaring en PTSD-symptomen bevatten (MS)

Belangrijk: vroege detectie

o Screeningsvragenlijsten dienen gebruik te maken van ontwikkelingsgeschikte

taal en dienen gebaseerd te zijn op de DSM-IV-TR criteria

o Het gebruik van meerdere informanten verhoogt de accuraatheid van de

diagnose

Hoe kun je nagaan of kinderen blootgesteld zijn aan traumatische gebeurtenissen?

o Juvenile Victimization Questionnaire: kinderen van 2-17 jaar

o University of California at Los Angeles Posttraumatic Stress Disorder Reaction

Index: zelfrapportage (voor kinderen van 7 jaar en ouder)

o Child PTSD Symptom Scale: zelfrapportage (voor kinderen van 7 jaar en ouder)

Page 107: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

81

o The PTSD for Preschool-Age Children: checklist

o Subset van de Child Behavior Checklist

o The Trauma Symptom Checklist for Children & The Trauma Symptom Checklist

for Young Children

Voor kinderen jonger dan 7 jaar dienen de instrumenten ingevuld te worden door de

zorgverleners, aangezien deze nog niet over de capaciteiten beschikken om zelf accuraat

over de psychiatrische symptomatologie te rapporteren

EVALUATIE

Aanbeveling 2: Indien de screening aangeeft dat er significante PTSD-symptomen aanwezig

zijn, dient de clinicus een formele evaluatie uit te voeren om na te gaan of PTSD aanwezig

is, de ernst van de symptomen te bepalen en het niveau van de beperking in het

functioneren na te gaan

o Deze stijl van interviewen staat haaks op de manier waarop de meeste clinici

getraind werden om de kinderen niet te ‘leiden’ door interviews

o Daarom dienen clinici aan een kind te vragen om adequate details rond de

oorsprong, frequentie en duur van de symptomen te geven

o In één studie werd aangegeven dat 88% van de PTSD-symptomatologie niet

observeerbaar was in een klinisch interview met jonge kinderen

Voornamelijk het aspect van herbeleving en vermijding zijn moeilijk te

vatten

Zo is het specifiek niet efficiënt om algemeen te vragen naar aspecten

van herbeleving en vermijding zoals “Voel je distress bij herinneringen

aan de gebeurtenis?“

Het is beter om vragen te individualiseren zoals “Voelde je je van streek

toen je voorbij het huis waar het gebeurde, passeerde?”

o Hoewel formele psychologische tests of vragenlijsten niet gemaakt zijn voor de

diagnose van PTSD, kunnen ze wel behulpzaam zijn als aanvulling op een

klinisch interview voor jongeren tussen 4-17 jaar oud

Aanbeveling 3: De psychiatrische assessment dient rekening te houden met differentiaal-

diagnoses en andere psychiatrische stoornissen en fysische condities die PTSD kunnen

nabootsen

o De hyperactiviteit, gedesorganiseerde en/of geagiteerde activiteiten of spel,

alsook moeilijkheden met slapen, een slechte concentratie en hypervigilante

motorische activiteit doen denken aan ADHD

o De verhoogde prikkelbaarheid en agressieve uitbarstingen doen denken aan

ODD

o Het is belangrijk om zorgvuldig de geschiedenis van blootstelling aan een

trauma na te gaan

o Ook kan een PTSD een paniekstoornis verbergen net als een majeure

depressieve stoornis

o Typisch is dat een PTSD primair gediagnosticeerd wordt als een

middelenmisbruikstoornis

Page 108: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

82

Er zijn echter ook veel jongeren die wel degelijk een geschiedenis van

trauma hebben, maar die toch meer voordeel halen uit een

behandeling voor middelenmisbruik

o Daarnaast wordt er ook vaak verward met psychotische stoornissen,

hallucinaties, en andere lichamelijke aandoeningen

BEHANDELING

Aanbeveling 4: De aanpak van een behandeling dient een uitgebreide toenadering van de

behandeling te bevatten, met extra aandacht voor de ernst van de symptomen en het

niveau van beperking

o Psycho-educatie is zowel voor het kind zelf als voor de ouders zeer belangrijk

o Kinderen met significante PTSD-symptomen die niet volledig voldoen aan de

criteria voor een diagnose, hebben vaak vergelijkbare functionele beperkingen

als diegenen met een diagnose

o De beslissing om een behandeling te starten voor kinderen dient gebaseerd te

zijn op de ernst van de symptomen en het niveau van functionele beperking,

ongeacht of men een diagnose heeft of niet

o Zonder tegenevidentie dient een behandeling te starten met milde

psychotherapie

o Indicaties voor een combinatie met medicatie omvatten de nood aan een

acute symptoomvermindering bij een kind met ernstige PTSD, een comorbide

stoornis of slechts een partiële respons op de psychotherapie en het

potentieel om dit te verbeteren door een gecombineerde behandeling

o Er is evidentie dat het betrekken van de ouders in de behandeling een hulp kan

zijn voor de behandeling van de symptomen bij het kind

Aanbeveling 5: De aanpak van een behandeling dient interventies te omvatten voor

comorbide psychiatrische stoornissen (MS)

Aanbeveling 6: Trauma-focused psychotherapieën dienen overwogen te worden als

primaire behandeling voor kinderen en adolescenten met PTSD (MS)

o Het belang om rechtstreeks met de traumatische ervaring te werken is voor de

hand liggend wanneer men de PTSD-symptomen in acht neemt: vermijding om

over het trauma te spreken kan optreden wanneer men kinderen de keuze

geeft om te spreken over wat ze willen in de therapie, zoals in non-directieve

behandelingsmodellen

o Naast trauma-focused psychotherapie heeft TF-CBT de meeste empirische

ondersteuning voor een behandeling van PTSD bij kinderen

o De meeste evidentie bestaat voor trauma-focused psychotherapieën die (1) de

traumatische gebeurtenissen direct aanspreken, (2) de ouders opnemen in de

behandeling als belangrijke actoren van verandering, en (3) die niet enkel op

een symptoomverbetering focussen, maar naar het volledige functioneren,

veerkracht en ontwikkelingsverloop kijken

Page 109: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

83

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE

Het aanleren van stressmanagementvaardigheden ter voorbereiding van de exposure is

belangrijk

De componenten van Traumagefocuste Cognitieve Gedragstherapie (TF-CBT) gebruiken het

PRACTICE-acroniem

o Psycho-educatie: m.b.t. het type van het trauma, het aantal kinderen die dit

meemaakt, waardoor het trauma veroorzaakt wordt, …

o Parenting skills: prijzen, positieve aandacht, selectieve aandacht, time-out en

onregelmatige beloning

o Relaxation skills: focussen op ademhaling, spierrelaxatie, …

o Affective modulation skills: gevoelens identificeren, gebruik van positieve

zelfspraak, gedachten onderbreken, probleemoplossing, sociale vaardigheden,

o Cognitieve coping en verwerking: relaties tussen gedrag, gevoelens en

gedachten identificeren, veranderen van inaccurate en nutteloze gedachten, …

o Trauma narrative

o In vivo beheersen van trauma reminders: graduele exposure

o Conjoint child-parent sessions: sessie waarin het kind het trauma narratief

deelt met ouders en anderen

o Enhancing future safety and development: preventie van toekomstig trauma en

terugkeer naar het normale ontwikkelingsverloop

TF-CBT wordt gezien als de “ondersteund en effectief” gebaseerde standaard

o TF-CBT werd ontwikkeld voor kinderen met PTSD en daar bovenop depressie,

angst en andere traumagerelateerde moeilijkheden zoals schaamte en

zelfverwijt → individuele therapie

De best onderzochte groeps-CBT voor PTSD in de kindertijd is CBITS

o CBITS omvat alle ‘PRACTICE’-componenten met uitzondering van de ouderlijke

component

o Wel voorziet het ook een leerkrachtcomponent om hen te helpen omgaan met

de mogelijke impact op het lesgebeuren

o De narratieve component wordt typisch uitgevoerd in de individuele sessies

Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is een effectieve behandeling

voor volwassen PTSD, maar bij het onderzoek met RCT’s naar de toepassing hiervan bij

kinderen, zijn er heel wat methodologische tekorten

o Maar: er wordt wel gesteld dat EMDR toepasbaar is voor kinderen en het

wordt dan ook gezien als een onderdeel van CBT

Page 110: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

84

PSYCHODYNAMISCHE TRAUMAGEFOCUSTE PSYCHOTHERAPIE

Bij jongere kinderen focust de behandeling op de kind-ouder relatie om de traumatische

gebeurtenissen te behandelen waarbij de ouder (typisch de moeder) het slachtoffer was

van een trauma (huiselijk geweld) of een situatie waarin ze zo persoonlijk getraumatiseerd

of emotioneel onderdrukt werd, dat ze de ontwikkeling van het kind niet kon

ondersteunen

Bij oudere kinderen gaan we ons meer richten op het mobiliseren van de cognitieve

capaciteiten, het objectiveren en verklaren van symptomen en het identificeren van

traumareminders en omgevingsfactoren

o De relatief ongestructureerde aard van de sessies draagt bij aan het

terugwinnen van een meer interne locus van controle voor de adolescent die

deze verloor terwijl hij/zij blootgesteld werd aan oncontroleerbare

traumatische gebeurtenissen

Kind-ouder psychotherapie is een relatiegebaseerd behandelingsmodel voor jongere

kinderen (tot de leeftijd van 7 jaar) die een familietrauma hebben meegemaakt

o Het wordt niet beschouwd als één specifiek type van therapie, maar omvat

eerder elementen van psychodynamische, cognitieve gedrags-, social learning

en hechtingsbehandelingen

o Het bestaat uit sessies waar zowel de ouders als het kind deel van uit maken

Trowel et al. vonden dat individuele psychoanalytische psychotherapie superieur was aan

psycho-educatie in groep voor de vermindering van PTSD-symptomen bij seksueel

misbruikte kinderen en adolescenten

Aanbeveling 7: SSRI’s kunnen overwogen worden voor de behandeling van kinderen en

adolescenten met PTSD (OP)

o Het werd aangetoond dat SSRI’s de enige medicatie is die leidt tot een

vermindering van PTSD-symptomen in alle drie de volwassen PTSD-clusters

o Maar: er zijn belangrijke verschillen in de fysiologie en manifestatie van PTSD-

symptomen tussen volwassenen en kinderen, wat gevolgen kan hebben voor

het effect van medicatie

Studies bij kinderen:

o Twee RCT-studies evalueerden de effectiviteit van SSRI-medicatie voor de

behandeling van PTSD bij kinderen en volwassenen

De eerste faalde om de superioriteit van sertraline boven een placebo

aan te tonen bij 67 kinderen met een PTSD-diagnose

Maar: beide groepen toonden wel een significante verbetering,

wat duidde op een sterk placebo-effect

De tweede studie vergeleek ‘TF-CBT + serafine’ met ‘TF-CBT + placebo’

bij 24 10-17 jaar oude kinderen met aan seksueel misbruik

gerelateerde PTSD-symptomen

Hier bleek dat alle kinderen significant verbeterden

Er werden ook geen groepsverschillen gevonden

Page 111: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

85

o Dus: een behandeling starten waarbij sertraline gecombineerd wordt met TF-

CBT mag dan wel voordelig zijn voor sommige kinderen, algemeen geldt de

voorkeur om enkel met TF-CBT te beginnen en SSRI’s enkel toe te voegen bij

een gebrek aan respons en een nood aan extra interventies

Zelfs bij kinderen met een comorbide majore depressieve stoornis

toonden de resultaten niet aan dat de kinderen baat hadden bij een

vroege start met SSRI’s

Bovendien zijn er heel wat risico’s geassocieerd met het gebruik van

SSRI’s

Deze kunnen namelijk tot een overactivatie leiden bij sommige

kinderen en zo bijdragen aan de symptomen van PTSD-

hyperarousal

Hierdoor vormen SSRI’s geen optimale medicatie voor deze

kinderen

Dus: tot nu toe zijn er onvoldoende gegevens om het gebruik van SSRI-

medicatie alleen (zonder psychotherapie) te ondersteunen voor de

behandeling van PTSD bij kinderen

Aanbeveling 8. Medicatie anders dan SSRI’s kunnen overwogen worden voor de

behandeling van kinderen en adolescenten met PTSD (OP)

o Anti-adrenerge middelen zoals clonidine en propranalol kunnen leiden tot

verminderde hyperarousal en herbelevingssymptomen

o Anti-epileptica kunnen veelbelovend zijn voor de behandeling van PTSD-

symptomen anders dan vermijding

o Benzodiazepines werden nog niet als voordelig aangetoond voor de

behandeling van PTSD-specifieke symptomen

o Open klinische trials toonden aan dat medicatie, anders dan SSRI’s, behulpzaam

kan zijn voor kinderen met PTSD-symptomen

Deze omvaten alpha- en bètablokkers, nieuws antipsychotica en non-

SSRI-antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en opiaten

In een studie van Robert et al. werd gevonden dat kinderen die 6

maand imipramine kregen minder kans hadden om PTSD te

ontwikkelen dan degene die choral hydrate kregen

MAAR: vanwege het risico op zeldzame maar ernstige

hartaandoeningen als neveneffect, worden deze niet

aangeraden als interventie bij PTSD voor kinderen

In een studie van Saxe et al. werd een significant lineaire associatie

gevonden tussen morfine en een 6 maand durende reductie van PTSD-

symptomen

Ook is er enige evidentie dat er een toename is van dopamine bij

kinderen en adolescenten met PTSD die leidt tot het

overgegeneraliseerd angstbeeld van PTSD

Daarom zouden dopamine blocking agents zoals neuroleptica

kunnen leiden tot een vermindering van PTSD-symptomen

Page 112: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktijk

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is (

PTS

S)

86

Ten slotte is er ook evidentie voor een gemiddelde toename

van adrenergische responsiviteit hiervoor bij kinderen met PTSD

Aanbeveling 9: De behandeling kan een school-gebaseerde accommodatie overwegen (CG)

o Kinderen met PTSD-symptomen kunnen een verminderd academisch

functioneren hebben

o Dit is vaak het gevolg van hypervigilantie voor echte of vermeende gevaren in

de omgeving en zeker wanneer traumareminders aanwezig zijn binnen de

schoolomgeving

o Kinderen die een significante functionele beperking ondervinden gerelateerd

aan traumareminders kunnen baat hebben bij een alternatieve school waar

reminders niet aanwezig zijn

Aanbeveling 10. Gebruik van restrictieve ‘wedergeboorte’ therapieën en andere technieken

die een binding, beperking of onthouding van voedsel en water inhouden, of op een andere

manier dwingend zijn, worden niet onderschreven (NE)

o Er is geen empirische evidentie die het effect van deze behandelingen

ondersteunt en in sommige gevallen hebben dergelijke interventies tot

ernstige schade of zelfs overlijden geleid

o Hierdoor worden deze interventies niet goedgekeurd

PREVENTIE EN VROEGE SCREENING

Aanbeveling AA. Een school- of andere gemeenschapsgebaseerde screening voor PTSD-

symptomen en risicofactoren dient afgenomen te worden na traumatische gebeurtenissen

die een invloed hebben op een significant aantal kinderen (CG)

o Na gebeurtenissen die het potentieel hebben om een groot aantal kinderen te

traumatiseren (gebeurtenissen op gemeenschapsniveau zoals natuurrampen,

…) is het belangrijk een screening te doen voor secundaire preventie en vroege

identificatie

o Maar: dit lukt vaak niet onmiddellijk na het trauma door een variëteit aan

factoren die ertoe leiden dat de gewoonlijke diensten verstoord zijn

o Screening zou idealiter moeten beginnen na ongeveer 1 maand

Dit is gebaseerd op consensus uit empirisch onderzoek dat aantoonde

dat de meerderheid van de blijvende PTSD-symptomen onmiddellijk

beginnen en dat bij diegenen waar een natuurlijk herstel optreedt, dit

binnen de maand zal plaatsvinden

o Groepsinterventies in scholen of andere gemeenschapsinstellingen kunnen

een werkende eerste behandeling bieden voor kinderen met PTSD-symptomen

BEPERKINGEN VAN DE PARAMETER

Het ultieme besluit voor behandeling dient gemaakt te worden in het licht van alle

omstandigheden zoals deze door de patiënt en zijn of haar familie worden aangebracht

Page 113: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

87

PSYCHOLOGISCHE BEHANDELINGEN VAN DE

POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS

INLEIDING

Gemeenschappelijk element van verwerkingsgerichte psychotherapieën voor PTSS:

exposure (= blootstelling aan vermeden herinneringen, gevoelens en gedachten)

o Deze procedure kan verklaren waarom de verwerking niet succesvol was

o Deze procedure schiet tekort in het begrijpen van het verwerkingsproces

Trauma’s komen vaak voor waarbij daarna symptomen van PTSS de kop opsteken, die

doorgaans met de tijd afnemen

o Als de verwerking van het trauma niet optimaal verloopt, blijven die

symptomen bestaan

o Die verwerking is van vele factoren afhankelijk:

Neurofysiologische processen

Eerder trauma

Kenmerken van het trauma (bv. duur, ernst)

Vermijding van herinneringen

Inadequate betekenisgeving

Gebrek aan sociale steun

Doel van de behandeling: verwerking van het trauma

Voorwaarden voor therapieën:

o De traumatische voorvallen mogen zich niet meer voordoen (zoals bij seksueel

misbruik)

o Praktische zaken moeten ook voldoende geregeld zijn (zoals bij vluchtelingen

die geen huisvesting of papieren hebben)

o Er moet voldoende dagvulling zijn bij de patiënt

o De patiënt moet een sociaal netwerk hebben om op terug te vallen

o Bij ernstige verslavingsproblematiek kan de therapie ook moeilijk van start gaan

GEDRAGSTHERAPIE

De PTSS wordt hier gezien als een fobie voor de trauma-gerelateerde elementen die via

conditioneringsprocessen angst oproepen

o Door het vermijden van die elementen kan de geconditioneerde angst niet

uitdoven

o Angst-oproepende stimuli kunnen extern (materiaal) of intern (bv.

herinneringen) zijn

Page 114: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

88

Deze hypothese kan 3 verschijnselen verklaren:

o Confrontatie met de traumagerelateerde stimuli leidt tot sterke angstreacties bij

de PTSS-cliënt, maar: niet bij cliënten met andere angststoornissen die

vergelijkbaar schokkende ervaringen meegemaakt hebben (en niet aan PTSS

lijden)

o Vermijding van interne en externe stimuli die angst oproepen

o De behandeling met herhaalde en langdurige blootstelling aan de vermeden

stimuli is buitengewoon effectief

Maar: deze hypothese kan ook bepaalde verschijnselen niet verklaren:

o Waarom bij PTSS nachtmerries, flashbacks, en herbelevingen voorkomen,

terwijl dit niet vaak voorkomt bij een fobie

o Een onverwachts optreden van herbelevingen, niet direct uitgelokt door

geconditioneerde stimuli

PTSS verschilt van andere angststoornissen

Tijdens de exposure treden er veranderingen op die duidelijk geen uitdoving zijn van de

geconditioneerde respons

Er is niet enkel uitdoving van de angst, maar ook een fundamentele verandering van de

herinnering zelf:

o De zintuigelijke aard van de herinnering verdwijnt

o Het onverwachts optreden van de herbeleving neemt af

o Herinneringen worden beter toegankelijk onder normale omstandigheden

o De betekenis van het trauma verandert

DUS: het fobiemodel (waarbij PTSS wordt gezien als een fobie voor de trauma-

gerelateerde elementen die via conditioneringsprocessen angst oproepen) verklaart dus

waarom verwerking niet optreedt (door de vermijding), maar verklaart niet wat verwerking

is

Zintuiglijke indrukken van het trauma zijn weinig verwerkt (gefragmenteerde

herinneringen), maar in therapie worden ze getransformeerd naar een hoger

betekenisniveau: details maken plaats voor verhaal

In gedragstherapie wordt imaginaire exposure het meest gebruikt (geleidelijke

blootstelling, herinneringen oproepen en emoties en gedachten toelaten, in ik-vorm

praten, …)

o De cliënt moet herhaaldelijk op zijn eigen manier de herinnering herhalen zoals

een film

o Gaandeweg moet de cliënt meer stilstaan bij bepaalde delen van de

herinnering en emoties en gedachten nagaan

o Na een 9-tal sessies is de angst duidelijk verminderd

o Graduele imaginaire exposure heeft de voorkeur op flooding (direct blootstellen

aan de ergste herinneringen) en systematische desensitisatie (herinneringen

toelaten tijdens ontspanning)

Page 115: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

89

COGNITIEVE THERAPIE

Naast PTSS-symptomen heeft men vaak ook gevoelens van schuld, schaamte, agressie en

vooral verwarring over het trauma

Er zijn twee mogelijkheden:

1. Het trauma is incompatibel met fundamentele schema’s

o Er vond een doorbreking van veiligheidsideeën plaats en van

veronderstellingen over de wereld, anderen en zichzelf

2. Het trauma is een definitieve bevestiging van bestaande negatieve schema’s

o Men wordt teruggeworpen op wat men eigenlijk al dacht, maar hoopte

te kunnen negeren (cf. eerdere (jeugd)trauma’s)

Wanneer bestaande schema’s tekortschieten om een belangrijke gebeurtenis te begrijpen:

o Assimilatie: de betekenis van de gebeurtenis vervormen zodat ze toch in de

huidige schema’s past

o Accommodatie: huidige schema’s veranderen zodat ze de nieuwe gegevens

kunnen omvatten

→ Bij PTSS treden deze processen zo extreem op dat ze disfunctioneel worden

De mate van verwerkingsproblemen zijn afhankelijk van:

o De ervaren bedreiging door het trauma (eerder dan de objectieve bedreiging)

o Attributieprocessen (zoals extreem de schuld aan zichzelf of anderen geven en

een onveranderlijke attributie)

MAAR: het is beter om eerder gematigd de oorzaken bij zichzelf te

zoeken en oorzaken als veranderlijk te zien (controle-illusie)

o Men dacht dat de situatie veilig was en dat men onkwetsbaar was

De therapie gebeurt als volgt:

o Psycho-educatie over de stoornis

o Herinneringen gedetailleerd beschrijven

o Aandacht voor extreme attributies en interpretaties → cognitieve technieken

(Socratische dialoog, uitdaagtechnieken)

o Aandacht voor wanneer het verhaal blijft steken, delen worden overgeslagen of

niet herinnerd worden

o Doel: schema’s aanpassen waardoor het trauma begrijpelijk wordt en er geen

extreme aversieve gevolgen zijn (bv. men is geen moordenaar omdat men zich

verzet heeft met geweld)

PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE

Neurotische conflicten geven aanleiding tot een afweer van de bewuste en volledige

herinnering van het trauma en de daarmee samenhangende gevoelens, driften, wensen

en fantasieën

De behandeling moet gericht zijn op het overwinnen van de weerstand en het oplossen

van de conflicten

Page 116: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

90

o De focus ligt niet op het trauma: conflicten liggen aan de grondslag van PTSS

De kortdurende psychoanalytische behandeling voor PTSS van Horowitz is een combinatie

van psychodynamische en cognitieve visies

o Hier gaat men ervan uit dat de plaatsing van het trauma binnen de schema’s

mislukt is (zoals bij de cognitieve therapie)

o De ervaringen passen niet binnen de schema’s en de therapie is er op gericht

de conflicten op te heffen die de verwerking in de weg staan

o De therapeut zorgt ook voor een goede balans tussen confrontatie en

vermijding

De therapeut helpt de patiënt dingen te ervaren en te voelen, maar

gaat niet in op de redenen waarom de cliënt deze gevoelens niet

durfde te ervaren

RAPID EYE MOVEMENT DESENSITIZATION

Bij deze techniek moet de patiënt de traumatische herinnering voor de ogen halen, zich

daarbij maximaal angstig voelen en vervolgens de vinger van de therapeut volgen

(herhaaldelijk snelle beweging van links naar rechts)

o Dit wordt herhaald tot de angst die de herinnering oproept, tot nul is gedaald

Deze techniek wordt tegenwoordig aangevuld met een interventie waarmee negatieve

gedachten van de cliënt over het trauma vervangen moeten worden door positieve

o De bewering dat traumatische herinneringen uitgewist worden door

neurofysiologische hersenprocessen is niet houdbaar

Deze behandeling bevat een duidelijke exposurecomponent

o Het bleek ook dat de oogbewegingen niets toevoegden aan het exposure-

element wat betreft de angstreductie binnen de sessie, en dat

langtermijnresultaten buitengewoon slecht zijn

o Voorlopig concluderen we (er zijn slechts twee studies tot nu toe) dat de

werkzame factor in de tijdelijke angstreductie de exposure is, en dat de lange

termijn werkzaamheid van deze procedure niet aangetoond is

EFFECTIVITEIT

Exposure is buitengewoon effectief

o Vooral op lang termijn is exposure effectiever dan traumatoedekkende

gedragstherapie

Een analytische vorm van behandeling is minder snel werkzaam dan exposure, maar wel

effectiever dan geen behandeling

Exposuretechnieken zijn de meest effectieve technieken

Farmacologische technieken hebben slechts beperkte en vaak tijdelijke effecten

Page 117: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

91

Psychodynamische, cognitieve en hypnotische technieken zijn nog onvoldoende

bestudeerd

De twee meest effectieve vormen van behandeling zijn exposure en cognitieve therapie

o Het nadeel aan imaginaire exposure is dat het een erg zware behandeling is die

vaak vroegtijdig wordt afgebroken

o Hier biedt cognitieve therapie een alternatief

DISCUSSIE

Alle behandelingen moedigen de patiënt aan stil te staan bij de herinneringen, gevoelens

en gedachten omtrent het trauma en ze uit te spreken tegen de therapeut

De therapeut helpt de patiënt het trauma onder ogen te zien waarbij drie modellen

terugkomen:

o De vermijding van herinneringen en gevoelens wordt doorbroken → uitdoving

van angst

o Er wordt gewerkt aan informatieverwerkingsprocessen → nieuwe betekenissen

of veranderingen in schematische representaties

o Conflicterende gevoelens worden opgelost

Exposure wordt in elke behandeling teruggevonden

o Het is nog onduidelijk of specifieke aspecten van cognitieve of

psychodynamische therapie een meerwaarde hebben naar drop-out en

gevoelens zoals schuld en verwarring toe

o Exposure kan enkel verklaren waarom de verwerking niet gelukt is

MAAR: wat het verwerkingsproces precies is, kunnen cognitieve

modellen mogelijk verklaren

Page 118: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Psy

cho

logi

sch

e b

ehan

del

inge

n v

an d

e p

ost

trau

mat

isch

e st

ress

sto

orn

is

92

Page 119: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

93

HET SCRIPT HERSCHRIJVEN EN OPNIEUW

VERBEELDEN: EEN NIEUWE BEHANDELING VOOR

VOORMALIGE SLACHTOFFERS VAN SEKSUEEL

MISBRUIK DIE AAN PTSS LIJDEN

De nieuwe therapie voor PTSS bestaat er in het script te herschrijven en opnieuw te

verbeelden

o Deze techniek sluit aan bij de schematheorie en de informatieverwerkings-

modellen

o Men probeert veranderingen aan te brengen in de pathologische schema’s die

verband houden met de traumatische interpretatie

Seksueel misbruik in de kindertijd zorgt voor veel problemen in de volwassenheid

o Deze problemen worden misschien veroorzaakt door cognitieve vervormingen

en inadequate opvattingen over het zelf en de sociale omgeving die onderdeel

zijn geworden van de cognitieve schema’s van het kind toen het trauma

plaatsvond

o Cognitieve technieken worden gebruikt om deze schema’s te herstructureren

De twee cognitieve processen assimilatie en accommodatie zijn sleutelfactoren bij het

interpreteren van trauma’s

o Bij assimilatie wordt de betekenis gewijzigd zodat dit past binnen het schema

Soms mislukt de assimilatie en blijft de niet-passende betekenis op de

loer liggen en duikt het op in flashbacks, nachtmerries, …

o Bij accommodatie wordt het schema gewijzigd zodat de trauma-ervaring

binnen het schema geplaatst kan worden

Bij seksueel misbruik merk je vaak dat schema’s zijn aangepast zodat

wantrouwen, machteloosheid, schuldgevoel, ... de overhand nemen:

hier is accommodatie gebeurd

Bij de therapie is het herstructureren van cognitieve vervormingen en slecht

aangepaste schema’s essentieel

PTSS ALS GEVOLG VAN SEKSUEEL MISBRUIK IN DE KINDERTIJD

De DSM-criteria voor PTSS zijn:

o Blootstelling aan een traumatische gebeurtenis

o Het trauma opnieuw doormaken in de vorm van steeds terugkerende

herinneringen, dromen, flashbacks of verhoogde fysiologische reactiviteit die

het leven verstoren

o Emotionele verstarring of het aanhoudend vermijden van stimuli die aan die

gebeurtenis doen denken

Page 120: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

94

o Symptomen van verhoogde activering zoals hyperalertheid, prikkelbaarheid,

bijzonder sterke schrikreacties en slaapstoornissen

RELEVANTE THEORIEËN OVER PTSS

INFORMATIEVERWERKINGSMODELLEN

Rachman beweert dat PTSS-symptomen gevolgen zijn van onvoldoende verwerking van het

trauma en dat men deze symptomen kan verminderen door de emotionele verwerking te

bevorderen

Lang stelt een model voor met emotionele verwerking waarin emotie een specifieke

informatiestructuur is die bestaat uit stimuli, responsen en betekenis die aan die stimuli en

responsen worden gegeven

o Een levendig beeld van de respons is van belang om toegang te krijgen tot de

angstherinnering en er moet een affectieve betrokkenheid zijn om die

herinnering te wijzigen

Foa en Kozak stellen dat de betekenis van de stimuli en de reacties daarop van belang zijn

bij het ontstaan van een PTSS

o De angst moet geactiveerd worden om te kunnen ingrijpen op dat

angstnetwerk

o De patiënt moet dan corrigerende info aangeboden krijgen

Deze vorm van imaginaire exposure zorgt dat de herinnering verandert door

fysiologische gewenning, een proces dat aantoont dat angst niet enkel afneemt

door vluchten of vermijden

o MAAR: de betekenissen die mensen toeschrijven aan het trauma ontstaan vaak

door meer dan enkel een waargenomen gevaar en fysiologische reacties

Daarom schiet de theorie van Foa en Kozak te kort

UITGEBREIDER MODEL VAN INFORMATIEVERWERKING EN DE AFGESTEMDE

BEHANDELINGSMETHODE

Hier worden zowel de achterliggende cognitieve schema’s als de intrusiegerelateerde

elementen van de PTSS besproken

Als het trauma in de kindertijd schema’s heeft ontwikkeld die latere percepties en gedrag

beïnvloeden, kan een therapie zoals die van Foa en Kozak baat hebben

o Men zou de betekenisproposities moeten verbreden zodat ook centrale

schematische opvattingen daaronder vallen

o Hierdoor wordt het traumatische netwerk beter toegankelijk en kan er aan de

inadequate cognitieve structuren worden gewerkt

De doelen van deze behandeling zijn:

o De fysiologische prikkeling laten afnemen

o Zich opdringende PTSS-symptomen zoals flashback of nachtmerries

verminderen

Page 121: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

95

o Cognitieve aanpassing in de betekenis van de gebeurtenis bewerkstelligen

o Wijzigingen aanbrengen in slecht aangepaste schema’s

Inadequate schema’s die verband houden met misbruik in de kindertijd zijn het

gemakkelijkst toegankelijk wanneer de patiënt in een emotionele toestand verkeert die

gelijkaardig is met wat hoe men zich tijdens het misbruik voelde

o Op deze momenten is het belangrijk om corrigerende informatie te bieden die

in het geheugen geïntegreerd kan worden

HET KARAKTER VAN TRAUMATISCHE HERINNERING EN IMPLICATIES VOOR THERAPIE

Uit onderzoek kwamen enkele kenmerken van traumatische herinneringen naar boven:

o Traumatische herinneringen hebben een gebrek aan verbale weergave en

context

o De herinneringen zijn toestandsafhankelijk (geactiveerd in een gelijkaardige

lichamelijke toestand of situatie als de oorspronkelijke herinnering)

o De herinneringen worden gecodeerd in levendige gewaarwordingen en beelden

die niet via linguïstische middelen toegankelijk zijn

o Traumatische herinneringen zijn moeilijk te assimileren of integreren, de

oorzaak wordt niet bewust opgeslagen en er is geen vrijwillige controle over die

info

o De herinneringen worden noch door tijd noch door latere ervaringen aangetast

o Herinneringen zijn ook afhankelijk van de leeftijd waarop de eerste feiten

plaatsvonden

Volgens Bruner worden de vroegste herinneringen in het senso-

motorische systeem gecodeerd, terwijl tussen de 2 en 7 jaar de visuele

aspecten gaan overheersen

Pas in de adolescentie komt de taalkundige, kinesthetische en visuele

representatie naar boven

o Bij seksueel misbruik is de indruk vooral fysiek nagelaten waardoor de verbale

verwerking zeer moeizaam verloopt

Deze kenmerken hebben vaak implicaties voor de behandeling

o Als misbruik vooral in beelden geprimeerd wordt, vooral op jonge leeftijd, is

het van belang om met verbeelding te werken

o Door verbeelding naar de tijd en de situatie kunnen we de schema’s cognitief

herstructureren

Volgens Edwards blijkt dat op dit moment therapie voor seksueel misbruik effectiever

wordt als

o Bij het oproepen van de herinnering, de desensitisering en de cognitieve

herstructurering zowel met beelden als in taal wordt gewerkt

o Het affect- en het activeringsniveau gelijk zijn aan wat zich bij het trauma heeft

afgespeeld

Page 122: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

96

HET SCRIPT HERSCHRIJVEN EN OPNIEUW VERBEELDEN

Binnen deze methode staat het beeld van de situatie centraal

o Hier is een combinatie van exposure aan beelden en het herschrijven en

opnieuw verbeelden van het script aan de orde

o We gaan het slachtofferbeeld vervangen door een beeld waarin de patiënt

meester is van de situatie en niet hulpeloos de feiten ondergaat

Op p. 99 staat schematisch uitgeschreven wat er standaard in de 9 sessies gebeurt

Bij fase 2 moet de patiënt het script herschrijven in de tegenwoordige tijd, wat hij/zij nu

zou meemaken

o De therapeut heeft hierin een ondersteunende functie

o Dit is nodig omdat de patiënt alles terug herleeft, zowel de beelden als het

pijnlijke affect

o De patiënt krijgt volgende instructies van de therapeut:

“Ik ga je nu vragen je voor de geest te halen hoe het allemaal is

gebeurd. Je kun het beste je ogen dicht doen zodat je niet wordt

afgeleid. Ik vraag je om je deze pijnlijke herinneringen zo levendig

mogelijk voor de geest te halen. Het is van belang dat je de hele situatie

beschrijft in de tegenwoordige tijd, alsof alles hier en nu plaatsvindt. We

werken hier samen aan. Als je het erg vervelend begint te vinden en weg

wilt, als je de situatie uit de weg wilt gaan door het beeld los te laten

help ik je erbij te blijven. Om de zoveel tijd vraag ik je om op een schaal

van nul tot honderd aan te geven hoe vervelend je je voelt. Geef dan

snel antwoord en laat het beeld niet los. Heb je nog vragen voordat we

beginnen? Dan wil ik graag dat je je ogen sluit, het beeld van de situatie

oproept zoals het begon, en beschrijft wat je ziet en voelt en welke

gedachten je hebt over wat er gebeurt.”

Na de beelden te hebben doorlopen moet de patiënt zich de situatie inbeelden als

volwassene; het is de taak van de volwassene om

o Het kind te redden

o De dader te verdrijven

o Het kind te koesteren

Soms helpt het voor de patiënt om andere personen in het verhaal te betrekken

(de partner helpt het kind te verlossen van de dader)

De therapeut heeft tijdens de behandeling vooral een ondersteunende taak

o De patiënt beslist zelf welke copingstrategieën hij/zij gebruikt om de situatie

meester te zijn

Na de verbeeldingssessie moet de patiënt enkele vragen scoren:

o Hoe moeilijk was het om de dader te verdrijven?

o Hoe moeilijk was het om als volwassene het kind te koesteren?

o Hoe sterk leefde het beeld?

De laatste minuten van de sessie moet de patiënt de reacties op de verbeeldingssessie

verwerken en het huiswerk bespreken

Page 123: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

97

De patiënt krijgt een bandopname mee van de sessie en moet die iedere dag tweemaal

afspelen

o Als opdracht moet de patiënt zijn/haar subjectieve ongemakbeleving noteren

tijdens het luisteren

o Vooraleer de patiënt de therapie beëindigt moet deze eerst terug voldoende

controle hebben over zijn/haar emoties

Van fase 3 tot fase 6 wordt eerst de algemene stemming besproken, stemmingswisselingen

en de opdracht; daarna wordt de misbruikscène herhaald met ‘de situatie meester zijn’ en

’het kind koesteren’ inbegrepen

In fase 4 moet de patiënt een brief schrijven naar de dader waarin hij/zij uiting geeft aan

zijn/haar gedachten en gevoelens de grondgedachte van deze brief is:

o “Een van de manieren waarvan wij hebben gemerkt dat je gemakkelijker

gevoelens en gedachten kunt uitdrukken, is het schrijven van een brief aan de

dader of een familielid. Door deze strategie kun je gemakkelijker de pijnlijke

herinneringen en de hevige emoties van dit moment verwerken die je als een

deel van je leven in je moet opnemen. Ik vraag je om deze week als huiswerk

een brief te schrijven. Heb je nog vragen? Aan het begin van de volgende sessie

krijg je de gelegenheid de brief voor te lezen en over je gevoelens te spreken.”

Tijdens de laatste sessies staat het beeld van ‘de volwassene koestert het kind’ centraal

Als huiswerk tijdens deze fases moet de patiënt:

o Twee keer per dag luisteren naar de bandopname van ‘volwassene koestert

het kind’

o Ieder dag op eigen gelegenheid op het kind afstemmen en daarna zelf het

beeld van ‘volwassene koestert het kind’ inzetten

o Iedere dag in het dagboek noteren wat zijn/haar ervaringen zijn met het

koesteren van het kind

Bij de laatste sessies worden de laatste minuten gespendeerd aan het bespreken van de

vorderingen die de patiënt maakt, hoe de toekomst er uit ziet, …

Vooral bij de stappen waarbij de patiënt de situatie meester moet zijn, wordt er

ingespeeld op de verkeerde opvattingen die de patiënt heeft

o Door de situatie waarin de patiënt als volwassene het kind moest koesteren,

ontstaat er een toename van zichzelf te kalmeren en zichzelf te koesteren

Uit onderzoek blijkt dat na de behandeling en de follow-ups geen enkele proefpersoon

meer voldeed aan de symptomen van PTSS

Page 124: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Het

scr

ipt

her

sch

rijv

en e

n o

pn

ieu

w v

erb

eeld

en:

een

nie

uw

e b

ehan

del

ing

voo

r vo

orm

alig

e sl

ach

toff

ers

van

sek

suee

l mis

bru

ik d

ie a

an P

TSS

lijd

en

98

Page 125: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evidence-based werken

Page 126: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 127: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

99

KINDEREN MET PSYCHISCHE KLACHTEN: AANZET TOT

EVIDENCE-BASED WERKEN

INLEIDING: EVIDENCE-BASED WERKEN IS NIET ZO EVIDENT

Hulpverleners dienen zich te verantwoorden tegenover:

o Collega’s

o Werkgever

o Ouders van jongeren kritische consumenten

Behandelmethodieken voor kinderen en jeugdigen:

o Zeker geen gebrek aan

o Onoverzichtelijke wildgroei aan methodieken

o Tekort aan harde kwaliteitseisen

Heel belangrijk deze te stellen!

Weiss, Catron en Harris (1999;2000):

Effectgrootte: 0,0 klassieke kinder- en jeugdpsychotherapie

(‘care as usual’) heeft geen aantoonbare effecten

Voor de behandeling geëvalueerd binnen de universiteit ligt de

effectgrootte tussen 0.50 en 0.80

Angold, Costello, Burns, Erkanli en Farmer (2000):

Effectgrootte: positief effect bij een behandeling buiten een

academische setting indien de behandeling lang genoeg is

Weisz, Jensen-Doss en Hawley (2006):

CENTRAAL: Is de evidence-based behandeling (Empirically

Supported Treatments; EST) beter dan ‘care as usual’?

Pre-test: direct vergelijken van goed gecontroleerde ‘protocol-

gebaseerde’ therapie-effectstudies voor verschillende

problematieken bij jongeren met de reguliere praktijk in een

klinische setting men vond geen verschillen tussen beide

condities wat betreft de lengte van de therapiesessie, het

gemiddeld aantal weken dat de therapie duurde, …

Post-test: dit deed men om de ontwikkeling van de cliënten te

beoordelen

Conclusie op basis van effectgrootten: de resultaten voor

klassieke kinder- en jeugdpsychotherapie liggen bedroevend laag

en een protocol gebaseerde behandeling doet het beter dan

‘care as usual’

Page 128: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

100

Box 1.1.: Effectgrootte

De meest bekende index voor effectgrootte is Cohen’s d

o Berekening: het verschil van de testscore van een groep mensen voor en na de

behandeling (pretest versus posttest of pretest versus follow-up), waarbij

diegenen die afhaken ook geïncludeerd worden dit verschil wordt gedeeld

door de standaarddeviatie van de test

o Deze maat kan positieve en negatieve waarden hebben

Positief: de index wijst op een gunstig effect van de interventie

Negatief: de index wijst op een averechts effect van de interventie

Vuistregels voor de interpretatie van de waarde van Cohen’s d index:

Een d tussen wijst op

1.30 en hoger een zeer groot effect

0.80 en 1.29 een groot effect

0.50 en 0.79 een middelgroot effect

0.20 en 0.49 een klein effect

-0.19 en 0.19 geen of een verwaarloosbaar effect

-0.20 en -0.49 een klein negatief effect

Kenmerkend voor een Empirical Supported Treatment (EST)?

o De behandelingsmethodiek is in onderzoek getoetst en lijkt effectief te zijn

o Moet aan strenge eisen voldoen

o Evidence-based werken

Er zijn twee groepen die hier NIET toe behoren:

‘Opinion based’ behandelingen: alleen de ervaring van de therapeut

met een behandeling wordt als maatstaf gebruikt

Behandelingen die ‘potentie’ hebben

Box 1.2.: Criteria voor de opsporing en ontwikkeling van empirisch ondersteunde

behandelingen

Onderzoek met meerdere proefpersonen met aselecte toewijzing (= gerandomiseerde,

gecontroleerde trials, of RCT’s)

Goed beschreven en dus repliceerbare behandelprocedures (uiteengezet in een protocol)

Bewijsmateriaal voor eenduidige training van therapeuten en bewijs dat therapeuten zich

aan de geplande procedure houden (= treatment integrity)

Testen met klinische steekproeven, dat wil zeggen kinderen die in aanmerking komen voor

behandeling (= clinical trials)

Resultaatbeoordeling met meerdere methoden

Resultaat verkregen door minstens twee verschillende onderzoeksgroepen, onafhankelijk

van elkaar

Toetsing van de klinische significantie van resultaten

Toetsing van behandeleffecten, naast symptoomverbetering, aan echte, functionele

resultaten

Beoordeling van resultaten op lange termijn

Page 129: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

101

Het behandelprotocol is geen kookboek maar eerder een draaiboek

o Het omvat richtlijnen voor het opzetten van de behandeling, de inclusie- en

exclusiecriteria, de huiswerkopdrachten en suggesties voor evaluatie van het

effect van de behandeling

o Indien het draaiboek voldoet aan deze indicaties, levert het voldoende

garanties voor de standaardisatie van een behandeling, de overdraagbaarheid

en de herhaalbaarheid

BEHANDELPROTOCOLLEN: DE VOORDELEN OP EEN RIJTJE

Een protocol wordt ontworpen op basis van de vele ervaring van mensen die deze

problematiek al jaren behandelden

Meestal is het protocol verschillende keren voorgelegd aan een forum van deskundigen en

is het daarom een schat aan info en interessant voor iedereen die in de praktijk werkt

o Protocollen helpen therapeuten op een bepaald niveau van technische en

klinische bekwaamheid te komen

Protocollen zijn overdraagbaar en repliceerbaar

o Bij doorverwijzing kan men helder communiceren welk protocol een cliënt

gevolgd heeft en wat het resultaat was

Voor de cliënt schept een protocol ook heel veel duidelijkheid

Protocollen zijn gebaseerd op een theoretisch model of op modellen waarin de

antecedenten en gevolgen van een probleem in kaart zijn gebracht

o Dus: eigenlijk heeft op voorhand reeds een probleemanalyse plaatsgevonden

Protocollen zijn getoetst op hun effectiviteit en doorgaans veel effectiever dan ‘care-as-

usual’

o Indien de effectiviteit nog niet onderzocht werd, is een protocol toch goed

omwille van de gestandaardiseerde aanpak, hetgeen meer garanties geeft tot

evaluatie

WAT WERKT?

Tabel 1.1.: Evaluatie van de 21 in dit boek beschreven protocollaire behandelingen voor

psychische klachten bij kinderen een jeugdigen (sommige zijn gericht op ouders, andere

op de kinderen of op beide)

Op dit moment zijn 75% van de geëvalueerde behandelingen (cognitief)

gedragstherapeutisch (CGT) georiënteerd, terwijl 19% een multisystemische aanpak heeft,

en een minderheid interpersoonlijke therapie of het motivationele interview als therapie

evalueert

Tabel 1.1. geeft summier aan wat er op het terrein van de kinderpsychotherapie allemaal

gebeurt

Page 130: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

102

Er leeft bij vele problemen sterk de vraag of het therapeutisch werken met ouders nu beter

is dan het therapeutisch werken met alleen een kind, en of een gecombineerde

behandeling niet nog effectiever is

Het is een uitdaging voor de kinder- en jeugdpsychotherapie om voor elke klacht een juiste

vorm van samenwerking met de ouders en de jongere te vinden

Succes oftewel ‘High end state functioning’, wordt gedefinieerd als het niet meer voldoen

aan de criteria van de stoornis, dus diagnosevrij zijn, en/of onder een afkappunt terecht

gekomen zijn op een vragenlijst die symptomen meet

RICHTLIJNEN BIJ HET GEBRUIK VAN EEN PROTOCOL

ZORGVULDIGE ASSESSMENT GAAT AAN PROTOCOLLAIR WERKEN VOORAF

Men moet kijken of het kind voldoet aan de criteria (inclusie- en exclusiecriteria) van de

diagnose waarvoor het protocol ontwikkeld werd: dit gebeurt m.b.v. een semi-

gestructureerd interview

Men moet de ernst van het probleem vaststellen door (screenings)vragenlijsten die

voldoende betrouwbaar, sensitief, valide en specifiek zijn

Men moet de etiologische en in stand houdende factoren van het probleem onderzoeken:

een kind kan niet los gezien worden van zijn context (gezin, school, omgeving)

PROTOCOLLAIR WERKEN VEREIST DE NODIGE EXPERTISE

Naarmate er meer protocollen beschikbaar zijn, zal er ook meer behoefte zijn aan training,

gestructureerde supervisie, feedback en een ‘treatment integrity check’ (= lijst waarmee

beoordeeld kan worden in hoeverre de therapeut het protocol toepast zoals het bedoeld

is)

Resultaten van protocollen zijn doorgaans gebaseerd op therapieën van zeer goed

getrainde/volleerde therapeuten, dus weten we niet of deze protocollen even effectief zijn

wanneer ze worden uitgevoerd door therapeuten zonder deze scholing en supervisie

Protocollen gebruiken is meer dan een goed boek kopen

PROTOCOLLAIR WERKEN VEREIST EEN GOEDE THERAPEUTISCHE RELATIE

De deskundige moet over voldoende vaardigheden beschikken die nodig zijn voor het tot

stand brengen van een goede relatie met de cliënt

De therapeutische relatie wordt zeker niet vertroebeld door gebruik van een protocol

Enerzijds moet de therapeut vaardig genoeg zijn om zijn/haar taal en methodieken creatief

af te stemmen op jongeren van verschillende leeftijden, en anderzijds moet de therapeut

ook voldoende gesprekstechnisch onderlegd zijn om discussies tussen ouders onderling of

tussen het kind en de ouders professioneel te begeleiden

Page 131: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

103

BINNEN DE PROTOCOLLAIRE BEHANDELING MOET ER RUIMTE ZIJN VOOR

INDIVIDUALISERING

Protocollen krijgen meer kritiek naarmate ze globaler zijn er is dus blijkbaar behoefte

aan gestructureerde protocollen

Maar: protocollen zijn gericht op het modale kind

Voor bijzondere doelgroepen is er vaak nood aan creatieve toepassingen (maar: geen

improvisatie)

De keuze voor protocollair werken betekent een nieuwe, planmatige manier van werken

met kinderen en hun gezin

PROTOCOLLAIR WERKEN VRAAGT OM PARTICIPATIE IN EEN INTERVISIEGROEP

De bespreking van de voortgang van de behandelingen in een multidisciplinair team is

positief

Risico’s:

o Zodra de protocollaire behandeling niet vlot, komen er uit andere disciplines

suggesties zoals medicatie, gezinsbehandeling, aanvullende diagnostiek, …

o Het protocollaire pad kan niet verder gevolgd worden, en de cliënt krijgt

onbedoeld het signaal ‘het loopt niet goed’

Te veel aanpassing aan de gepercipieerde behoeften van een patiënt kan contraproductief

zijn, omdat ook zo van het protocollair pad afgeweken wordt

Het is beter de voortgang van het protocol te bespreken met collega-deskundigen en pas

na het doorlopen van het volledige protocol beroep te doen op het multidisciplinair team

o Zo kan er duidelijk geformuleerd worden wat het protocol opgeleverd heeft en

welke hulp de cliënt eventueel nog nodig heeft

HOE OM TE GAAN MET COMORBIDITEIT?

Misvatting: voor een complex probleem is een complexe, bij voorkeur multidisciplinaire

oplossing nodig

Het is beter een klacht goed te behandelen, waarna dit effect vanzelf generaliseert naar

andere klachten

Het is goed om volgens het protocol op een eenvoudige, concrete wijze aan de primaire

stoornis te werken, en erop te vertrouwen dat de effecten zullen generaliseren naar

andere eventueel aanwezige problematiek

Men mag zich niet te veel laten afleiden door een aanwezige comorbide problematiek

Het is belangrijk om nauwgezet af te wegen welke de centrale klacht is en wat het eerste te

bewerken probleem is

Page 132: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

104

PLEIDOOI VOOR EEN SYSTEMATISCHE EVALUATIE VAN ELK BEHANDELD KIND

Om in de klinische praktijk opnieuw respect te krijgen voor het psychologisch handelen,

dient men als therapeut een evaluatie te maken van het handelen

Het is belangrijk om evaluaties van cliënten bij te houden: indien een verandering klinisch

significant en betrouwbaar is, kunnen we dit beschouwen als een echte verandering die

ook relevant is voor de cliënt

Criteria voor het evalueren van protocollaire behandelingen:

o Aanwezigheid van de deelnemer(s) per sessie

o Tevredenheid van de deelnemer(s) per sessie

o Evaluatie van de kennis van de deelnemer(s) over de geleerde

sleutelconcepten

o Evalueren of het kind diagnosevrij is

o Vooruitgang op psychologische, gevalideerde en betrouwbare maten (liefst

‘multi-informant’: betrek het kind, de ouders en indien mogelijk de school

erbij)

‘Treatment integrity’: per sessie kan de therapeut zichzelf scoren op een checklist in

hoeverre het protocol gevolgd werd, de doelen bereikt zijn, en in welke mate de

essentiële aspecten aan bod kwamen

Het is raadzaam om aandacht te hebben voor een follow-up meting

o In dit opzicht is het aanbevolen om contact te houden met een cliënt tot

minimaal 1 jaar na aanmelding

o Vergelijking van pre-, post-, en follow-up metingen maakt het mogelijk te

onderzoeken of er ook op de lange termijn therapeutische winst is

Het is aangeraden om een casusgestuurd onderzoek, N=1 op te starten omdat:

o Men kan de effectiviteit van een interventie meten voor één specifiek kind in

plaats van voor de gemiddelde deelnemer

o Dit is ook geschikt voor het bestuderen van een probleem dat niet frequent

voorkomt

o Indien het niet mogelijk is om te voldoen aan vereisten van RCT-

groepsonderzoek

o Dit is gemakkelijker te gebruiken in de praktijk en in klinische settings dan

groepsonderzoek

o Verschillende soorten designs:

‘Reversal’ design

‘Withdrawal’ design

ABA ‘Withdrawal’ design: A = Baseline, B = post-meting, na de

interventie, A = follow-up

‘Alternating treatment’ design

‘Multiple baseline’ design

Page 133: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

105

Er zijn verschillende methoden om de klinische significantie van de veranderingen van de

symptomen te kunnen determineren bij elk kind dat in behandeling komt:

o Het niveau van het functioneren van een kind, volgend op de therapie, moet:

1. Buiten de range vallen van de disfunctionele populatie, met een range

die zich uitstrekt tot twee standaarddeviaties afwijkend van het

gemiddelde van die populatie

Voordeel: wanneer je slechts info hebt over de disfunctionele

populatie

Nadelen:

o Geeft geen info over hoe goed het individu functioneert

in vergelijking met de normale populatie

o Voor veel vragenlijsten zijn de standaarddeviaties niet

bekend voor de disfunctionele populatie

2. Binnen de range vallen van de functionele of normale populatie, waar de

range gedefinieerd wordt als tussen twee standaarddeviaties van het

gemiddelde van die populatie

Nadeel: de cut-off wordt berekend als 2 standaarddeviaties van

de normale populatie en een klinisch significante verbetering

wordt geformuleerd als het vallen binnen de grenzen van de

normale populatie maar: dit is een heel zwak criterium als er

veel overlap is tussen beide distributies

3. Dichter bij het gemiddelde van de functionele populatie dan bij het

gemiddelde van de disfunctionele populatie

Deze is de interessantste methode omdat deze rekening houdt

met de distributie van beide populaties

Reliable Change Index: dit is een manier om de vooruitgang van een kind te evalueren door

na te gaan of de klachten van het kind verminderd zijn in vergelijking met de premeting

o RCI = (x2-x1) / Sdiff

x1: pretestscore

x2: posttestscore

Sdiff: standaardfout van het verschil tussen de twee testscores (dit kan

berekend worden met de standaarddeviatie en betrouwbaarheid van

een test)

TOEKOMSTPERSPECTIEVEN

Onlangs verscheen in het tijdschrift Perspectives on Psychological Science een artikel van

Lilienfield waarin psychologische behandeltechnieken werden opgesomd die mogelijks

meer kwaad dan goed doen (PHT = Potential Harmfull Therapies)

o Het criterium voor het bepalen van ‘achteruitgang’ is de effect size

o Indien de ES negatief is, kan men spreken van negatieve effecten

Deze behandelingen worden door Lilienfield allemaal in vraag gesteld:

o Behandeling ter bestrijding van alcohol- en drugsmisbruik

Page 134: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

106

o Behandeling van jongeren die een ernstig eenmalig trauma doormaakten

o Rouwtherapie, wanneer iemand een dierbare verloor

o Survival kampen en confrontatiestraffen

o ‘Terug in de baarmoeder’ en ‘holding’ bij hechtingsproblemen

o ‘Gestalttherapie’ en ‘hypnosegerelateerde technieken’ indien men op zoek is

naar ‘recovered memories’

OPM.: het is toch nog belangrijk om PHT verder uit te werken; Wordt er ook

over PHT gesproken bij vroegtijdig afhaken, crisis, of terugval?

Een nieuwe trend is dat protocollen niet langer verbonden worden aan één therapeutische

school

o Oorspronkelijk werden protocollen uitsluitend ontwikkeld vanuit cognitief-

gedragstherapeutische hoek

o Naarmate de etiologische modellen groeien, worden in de hierbij aansluitende

protocollen ook methodieken geïntegreerd die in andere therapeutische

scholen zijn ontwikkeld

o Dit betekent echter niet dat de basis van het protocol, namelijk een degelijk

theoretisch model over het ontstaan en de instandhouding van de klacht,

verdwijnt

Voordat andere elementen worden geïntegreerd, moet er op basis van

voldoende onderzoek evidentie zijn dat ook bepaalde emotionele of

meer interpersoonlijke variabelen complementair moeten worden

opgenomen, zodat de behandeling geoptimaliseerd wordt

Er zijn veel therapievormen in de kinder- en jeugdhulpverlening die geprotocolleerd zouden

kunnen worden, al dan niet geïntegreerd met andere vormen van psychotherapie, zoals

speltherapie, psychomotore therapie, en creatieve therapie

Zijn verschillende behandelingen even goed? Of zijn er (combinatie)programma’s die beter

werken of kostenefficiënter zijn?

o Kosteneffectiviteitsanalyse is een methode om de kosten en resultaten van

behandelingen te evalueren en te vergelijken

o Doel: beslissingen verbeteren hoe de beschikbare bronnen het best besteed

kunnen worden, om daarmee de individuele en maatschappelijke gezondheid

te verbeteren

Nu er protocollen zijn die beweren in een nauwkeurig vastgesteld aantal sessies een

klacht effectief te behandelen, kan dit leiden tot een reorganisatie van de gezondheidszorg

o Dat betekent dat er voor elk kind slechts een beperkt aantal therapie-uren

beschikbaar is voor de klacht waarmee het wordt aangemeld

o Het is dus belangrijk om na te gaan of kinderen die kortdurend behandeld

worden het verder alleen aankunnen dan wel terugvallen en/of andere

vormen van nazorg zoeken

Het is interessant om na te gaan of er predictoren zijn van therapiesucces, zodat men bij

aanvang kan bepalen of bij een kind een protocollaire behandeling voldoende zal zijn of

niet

Page 135: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

107

Men moet er ook rekening mee houden dat niet elk kind in aanmerking komt voor een

protocollaire behandeling: er moet aan bepaalde voorwaarden voldaan worden

Bij de behandeling van kinderen moet er ook rekening worden gehouden met het afhaken

om praktische redenen

o Kadzin en Wassel suggereren om aan de hand van vragenlijsten na te gaan

waarom sommigen onregelmatig komen opdagen dan wel vroegtijdig uitvallen,

om zo de hindernissen in kaart te brengen

Het gebruik van protocollen heeft er toe geleid dat bepaalde ‘werkboeken’ voor cliënten

omgevormd zijn tot zelfhulpboeken, die al dan niet onder begeleiding gebruikt kunnen

worden

o Het risico is wel dat men geen controle heeft over wie het boek in handen

krijgt en wat die persoon er mee doet

o Bibliotherapie, het zelf uitvoeren van de therapie met behulp van een

zelfhulpboek, kan ook effectief zijn, hoewel minder effectief dan een therapie

onder deskundige begeleiding

Positieve nieuwe trends door de intrede van protocollen zijn:

o Meer workshops waarbij het accent ligt op het trainen van vaardigheden in het

werken met een bepaalde problematiek

o Het aantal protocollen neemt steeds toe

o Opvallend is dat er steeds meer protocollen zijn voor het begeleiden van ouders

van een kind met een bepaald probleem

Er wordt aangenomen dat ouders de therapie van hun kind kunnen

ondersteunen en dat dit tot een aantoonbare meerwaarde zal leiden

o Het ziet er naar uit dat behandelingen multimodaal worden en dat er voor elke

doelgroep meer dan één protocol komt (een combinatie van minstens drie

geprotocolleerde aanpakken: kind, ouders, en leerkracht)

BESLUIT

Protocollen zullen steeds meer de werking in het hulpverleningsproces gaan bepalen

Kinderpsychotherapie is voor verbetering vatbaar dus protocollen zijn zeer welkom

Protocollen gebruiken dwingt ons om na te denken

Meer communicatie met elkaar en met de cliënt i.v.m. het gebruik van protocollen

Protocollen zijn verre van ‘heilig’ en allesomvattend

o Het zou een grove misvatting zijn om gezondheidszorg te herleiden tot een

netwerk van protocollen

Page 136: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Kin

der

en m

et p

sych

isch

e kl

ach

ten

: aan

zet

tot

evid

ence

-bas

ed w

erke

n

108

Page 137: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

109

ZELFCONTROLE EN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE

(EVIDENCE-BASED)

INLEIDING

In alle gedragingen van mensen is er telkens sprake van cognitieve informatieverwerking en

van een min of meer uitgesproken emotionele activatie in het lichaam

o Om gedragingen en emoties te begrijpen en desgewenst te veranderen, kan

men de cognitieve pijler van het geheel als aangrijpingspunt nemen

o In de literatuur worden deze methoden en technieken aangeduid als

‘cognitieve gedragstherapie’

In Kendall's heuristisch model (1993) kunnen de meeste wetenschappers en clinici zich

waarschijnlijk herkennen:

o Cognitieve gedragstherapie is gericht om verandering te bekomen in het

denken, voelen en gedrag door aanwending van gedragsmatige procedures

enerzijds en cognitieve interventies anderzijds

o De basisaanname: het merendeel van onze gedragingen en gevoelens worden

gemedieerd door cognitieve informatieverwerkingsprocessen die bij

verandering ook tot andere uitkomsten in het gedrag en de emotionele

beleving zullen leiden

o Deze interne mediërende invloed op het gedrag en de emoties functioneert

naast en in interactie met de invloed die uitgeoefend wordt door de reacties van

de omgeving

Het is nuttig om ook reeds bij kinderen een onderscheid te maken tussen cognitieve

schemata, cognitieve structuren, cognitieve operaties en cognitieve producten (Kendall)

o Cognitieve structuren: deze hebben betrekking op de wijze waarop informatie

wordt georganiseerd en opgeslagen

o In cognitieve schemata wordt informatie over met elkaar in verband staande

gebeurtenissen, emoties en gedragingen, samengebracht

Ze vormen een filter waarmee men nieuwe informatie uit de binnen –

en buitenwereld selecteert, waarneemt en interpreteert

Ze vormen een zodanig geïntegreerd geheel van het psychisch

functioneren, dat ze moeizaam te expliciteren zijn

o Cognitieve operaties: dit zijn alle bewerkingen die uitgevoerd worden op de

informatie die ons bereikt, zoals aandachtstoewijzing, oproepen van

herinneringen, opslaan en classificeren van gegevens, waarnemen, kiezen van

actie, evalueren, enz.

o Cognitieve producten: zijn het resultaat van de cognitieve verwerking, zoals

gedachten en beelden

Page 138: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

110

Binnen CGT kan men 3 grote benaderingen onderscheiden (op het theoretisch-conceptuele

vlak):

o Een eerste benadering die zich vooral richt op de structuur en de inhoud van de

cognitieve schemata en op het effect van bijvoorbeeld attributies,

automatische gedachten en opvattingen over zichzelf en de omgeving op de

emotie en het gedrag (de eerste en historisch oudste benadering)

o In de tweede benadering staat het informatieverwerkingsparadigma centraal

Het onderzoek richt zich op verschillen in informatieverwerkings-

processen, zoals disfunctionele aandachts –en geheugenprocessen, of

gebrekkige cognitieve vaardigheden, zoals probleemoplossing

Methoden die hiervan uitgaan: deze zijn gericht op het beïnvloeden

van cognitieve processen, zoals het aanleren van zelfcontrole en

training in probleemoplossingsvaardigheden, alsook aandachtstraining

valt hieronder

o De derde benadering richt zich op de wijze waarop we ons verhouden tot onze

gedachtewereld (dit is een meer recente benadering)

M.a.w.: beseffen we dat onze gedachten producten zijn van onze eigen

geest, of denken we dat onze gedachten de realiteit weerspiegelen

zoals die is?

Inzien dat we de wereld enkel vervormd kunnen kennen, laat toe de

eigen gedachten in vraag te stellen, verbanden te leggen met onze

leergeschiedenis, onze ervaringen, onze emotionele toestand, en onze

doelen

In deze visie kunnen we de inhoud van onze gedachten relativeren en is

verandering mogelijk

Bij kinderen met piekergedachten of obsessionele gedachten

zijn die gedachten zo versmolten met de werkelijkheid, dat ze

niet betwijfeld worden of soepel herbezien worden

Klinische methoden die hierbij aansluiten: meditatietrainingen voor

kinderen, mindfullnesstrainingen en ACT voor kinderen

Deze benadering richt zich dus niet op de inhoud van de

gedachtewereld (1e) noch op de cognitieve operaties (2e)

Na een bespreking van de wijze waarop aspecten van het cognitief functioneren bij

kinderen vastgesteld en gemeten (diagnostiek) kunnen worden, worden in dit hoofdstuk

enkele behandelingsmethoden besproken die gebaseerd zijn op de eerste twee hiervoor

genoemde modellen

ASSESSMENT

Technieken van cognitieve assessment kunnen gericht zijn op de inhoud van cognities, het

verloop van de cognitieve processen of op de houding van het kind t.a.v. zijn gedachten

Vaak wordt er een onderscheid gemaakt tussen:

o Observaties (al dan niet via taken)

o Gesprekken en interviews

Page 139: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

111

o Vragenlijsten via anderen

o Zelfrapportage (inclusief belevingsonderzoek)

Voor het in kaart brengen van cognities wordt het meest gebruik gemaakt van

zelfrapportage, indirect (bv. een gesprek) of direct (bv. vragenlijsten)

o Bij kinderen is het wel de vraag: wat is de betrouwbaarheid en validiteit van

zelfrapportage?

Antwoord: zie onder

Mogelijk alternatief: het gestructureerd gesprek

Verder bespreken we ook nog enkele assessmentprocedures voor het meten van

cognitieve processen

o We moeten hierbij steeds voor ogen houden dat emoties, cognities en gedrag

onvermijdelijk met elkaar verweven zijn en dat de wat kunstmatige opsplitsing

slecht één methodiek is om deze dynamische driehoek te ontwarren

HET GESPREK MET HET KIND

Hughes (1988): Een gesprek met een kind is een van de meest betrouwbare bronnen om

zich een beeld te vormen van de zelfspraak van het kind (volgens hem kan dit reeds op 3

jaar)

o Onderzoek moet hier wel nog uitwijzen of dit voor leeftijd 5 jaar wel

betrouwbaar kan

o OPM.: gedachten worden niet vanzelf door het kind naar voren gebracht

Het vraagt gesprekstechnische vaardigheden om tot een kerngedachte

te komen

Het komt erop neer dat kinderen zich bepaalde situaties zeer levendig

moeten kunnen voorstellen

Door de zelfrapportage aan te passen aan de mentale mogelijkheden, oog te hebben voor

de motivatie van het kind, en gebruik te maken van meer gestructureerde benaderingen

kan men de validiteit en betrouwbaarheid verbeteren

Box 6.1.: Tips voor een goed gesprek

Concretiseren (bv. ‘wanneer was dat gisteren, waar was je precies, wat gebeurde er, wat

vertelde je aan jezelf, wat flitste er door je hoofd, wat zei dat stemmetje in je hoofd, …?’)

Visualiseren (bv. ‘sluit je ogen en vertel me eens precies hoe het gebeurde zoals in een film,

welk verhaal vertel je dan aan jezelf, hoe spreek je jezelf aan, …?’)

Ondersteunen met metaforen (bv. ‘doe alsof er een bandje in je hoofd zit waarop je

gedachten staan, en laat het opnieuw afspelen’)

Geef ondertussen een teken- of boetseertaak

Simuleer situaties en introduceer reële voorwerpen (bv. dokterstasje, poppetjes)

Gebruik ontlokkers (bv. prenten waarop ambigue situaties staan)

Heb oog voor de draagkracht van het kind: wissel af tussen het uitlokken van positieve

gezonde cognities en negatieve cognities

Page 140: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

112

Daag negatieve cognities uit (bv. ‘wat zou er gebeuren als …, wat is het ergste dat zou

kunnen gebeuren, hoe schat je de kans dat dit echt zou gebeuren, wat zijn mogelijke

andere oplossingen, …?’)

Ongestructureerde methoden

De thought listing-methode (geïnspireerd door Prins): het kind wordt aangemoedigd om

gedurende een korte tijd (bv. 3 min) zijn gedachten op een papier te noteren, terwijl het

een opdracht uitvoert

o Dit gebeurt dan op vaste momenten tijdens de uitvoering (bv. na een derde en

na twee derde van de opdracht)

o Wat ook kan: gedachten op vaste tijden in een recorder of camera inspreken

Naast de inhoud van de gedachten spelen ook 1) de frequentie een rol, alsook 2) het

subjectieve belang dat eraan gehecht wordt (bv. ‘ik denk dat wel, maar daarna ga ik

gewoon door’, of: ‘als ik hieraan begin te denken, kan ik mij niet meer concentreren’) en 3)

de valentie (is de gedachte positief of negatief?)

o Dit kan via een werkblad waarbij links de gedachten worden genoteerd (door

de therapeut) en waarbij het kind rechts de frequentie, intensiteit en valentie

van de gedacht en/of de hantering ervan, noteert de antwoorden worden

daarna gerubriceerd en gecodeerd (voor voorbeeld: zie tekst)

Box 6.2.: Gebruik van dagboeken als gestructureerde methodiek

Dagboeken zijn zeer geschikt als gestructureerde methodiek om cognities concreet te

maken

Aan het kind wordt gevraagd om gedurende een week bepaalde situaties op te schrijven,

alsook wat men op dat moment denkt, doet en voelt + er wordt ook naar de antecedenten

(wat ging eraan vooraf?) en de consequenten (wat gebeurde er daarna?) van die situaties

gevraagd

o Bij angstige kinderen vertrekt men vaak vanuit het gevoel (bv. bang zijn), om

dan zo de bijbehorende disfunctionele cognities en gedragingen te genereren

o Bij kinderen met psychosomatische klachten vertrekt men vaak vanuit de

vervelende gedachten (bv.: “ik keek televisie en ik dacht: ‘misschien heb ik wel

dezelfde ziekte als dat kankerpatiëntje’”)

o Bij dikke kinderen daarentegen zijn het vaak de observaties van het eetgedrag

die het uitganspunt vormen om de bijbehorende gevoelens en gedachten te

reconstrueren

In de daaropvolgende sessies wordt het dagboek grondig besproken en is dit de basis voor

verdere verdiepende gesprekken

Tegenwoordig zijn er verschillende handboeken op de Nederlandse markt die hiervoor

gebruikt kunnen worden

Page 141: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

113

Als laatste methodiek zijn er de semigestructureerde gesprekken

De neerwaartse pijltechniek zoals beschreven door Greenberger en Padesky kan met

enkele aanpassingen ook bij kinderen gebruikt worden

o Hierbij vertelt men de kinderen dat hun gedachten als bloemblaadjes zijn (bv.

de gedachte: ‘ik amuseer me niet op school’), maar dat elke bloem ook wortels

heeft en door op zoek te gaan naar de onderliggende gedachtes, kun je bij de

kerngedachte terechtkomen (bv. ‘ik ben niet de moeite waard’)

o Heel belangrijk is bij elke gedachte een neerwaartse pijl te tekenen en daarbij

de vraag te stellen: ‘wat zegt mij dit over deze gedachte, over de anderen, over

de wereld of over mijzelf?’

Reeds lange tijd wordt in psychodiagnostische procedures gebruik gemaakt van zin

aanvultests, maar pas sinds kort worden deze ook gebruikt om cognities te meten

Het lijkt een boeiende ontwikkeling mochten gestructureerde benaderingen betrouwbaar

gecodeerd kunnen worden voor een waaier van klachtspecifieke toepassingen

VRAGENLIJSTEN

Het meten van zelfspraak (= het praten tegen jezelf) van kinderen, vereist een multi-

methodebenadering

o Dit heeft de laatste jaren geleid tot een toenemend aantal gestandaardiseerde

cognitievragenlijsten voor kinderen vanaf de leeftijd van 8 jaar

Box 6.3.: Cognitievragenlijsten voor kinderen

1 voorbeeld: de Penn State Worry Questionnaire: deze heeft een vertaalde Nederlandse

versie die men bij kinderen kan afnemen (Muris, Meesters & Gobel, 2001)

Ook klassieke klachtgerichte lijsten (bv. over traumatische ervaringen) kunnen op

itemniveau geschikt zijn om gedachten bij kinderen te screenen

De cognitieve theorie stelt dat cognities, emoties en coping het gevolg zijn van een

activatie van disfunctionele schema’s

o Recentelijk is een adolescentenversie van de Young Schema Questionnaire

vertaald en onderzocht (Van Vlierberghe et al.; 2010) en door Rijkeboer werd

een kindversie van de schemavragenlijst onderzocht

Van sommige vragenlijsten bestaat een gedigitaliseerde versie

o Vragenlijsten online aanbieden of via iPhones of palmtops heeft als voordeel

dat kinderen dit medium vaak met meer plezier gebruiken dan potlood en

papier en dat de gegevens direct in een systeem opgenomen zijn voor verdere

verwerking

Page 142: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

114

HULPMIDDELEN: TEKEN-, KNUTSEL-, SPEL- EN DRAMATECHNIEKEN

Bij alle CGT-methoden is het vatten van de relatie gevoel-gedachten-gedrag een belangrijk

uitgangspunt

Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind gebruikt men alle

mogelijke hulpmiddelen om die abstracte concepten op een concrete, kindvriendelijke

manier voor te stellen

POSITIEVE EN NEGATIEVE GEDACHTEN EN GEVOELENS IDENTIFICEREN

Veel kinderen hebben weinig woorden om over gevoelens en gedachten te praten

Wat je dan kan doen is deze voorstellen door gebruik te maken van dieren,

natuurfenomenen of archetypische helden die het kind kent

o Negatieve gevoelens en gedachten kunnen verpersoonlijkt worden door dieren

(muizen, slakken, …) of voor het kind een specifiek onaantrekkelijk dier

o Mooie vogels (vrijheid, opluchting), schildpadden (bestand tegen een stootje,

wijs), poezen (slim, zelfredzaam), konijnen (snel, vinnig, opgewekt) en paarden

(sterk, zelfbewust) zijn dieren die eerder met positieve gedachten en

gevoelens geassocieerd worden

o Ook natuurfenomenen kunnen negatieve gevoelens concreet maken: storm en

bliksem (woede en impulsiviteit), mist en regen (somberheid, verveling),

woeste golven (paniek, controleverlies), brand/ontploffing (impulsiviteit,

agressie), donderwolken en dreigende lucht (stemming die slechter wordt,

verdriet)

o Bloemen (de blije gedachte is dan de wortel en de stengel, het blije gevoel de

bloem met kleurige blaadjes), bomen (stevig, wijs), zonneschijn, witte wolken,

blauwe luchten, rivieren enz. staan voor helpende gevoelens en gedachten

Oudere kinderen kunnen een gevoelscollage maken

o Uit zijn favoriete tijdschriften kiest de jongere gezichten van mensen die

verschillende gevoelens uiten

o Hij maakt er een collage mee en vertelt erbij hoe het bij hem zit als hij zich zo

voelt

Een gevoels-pictionary voegt hieraan een aantrekkelijk actie –en spelelement toe

o In dit voor kinderen bekende spel krijgt het kind de (enkel voor hem zichtbare)

opdracht een gevoel of ervaring uit te beelden (of te tekenen) op zodanige

wijze dat een observator (de therapeut in individuele therapie, andere

kinderen in groepstherapie) kan raden wat het is

Friedberg en McClure geven in hun boek over CGT in de praktijk nog een ander voorbeeld,

nl. een talkshow-rollenspel

o Hierin speelt de jongere de gast en de therapeut de interviewer die vragen

stelt over gevoelens

o Op gezette momenten krijgt de therapeut ook ‘vragen van de kijkers’ die

tijdens de uitzending opbellen om vragen te stellen aan de gast

Page 143: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

115

Aan oudere kinderen en pubers kan men ook vragen om een verhaal te schrijven rond een

thema met daarin de gevoelens die de jongere ervoer; het kan ook een gedicht of een

songtekst zijn

INTENSITEIT EN FREQUENTIE VAN GEVOELENS METEN

Een volgende stap is de intensiteit en/of de frequentie van het gevoel of de gedachte leren

inschatten

o Herkenbare visuele analogieschalen: ladders, thermometers, glazen met

verschillende graden van vulling, pijlen van oplopende grootte, …

o Deze staan meestal op papier, maar kunnen net zo goed uit voorwerpen

bestaan en meer actie toelaten

HET VERBAND TUSSEN GEDACHTEN, GEVOELENS, GEDRAGINGEN EN OMGEVINGSGEBEURTENISSEN

IN KAART BRENGEN

Om het verband tussen situaties en gedachten en gevoelens in de verf te zetten en om

ontwikkelingen in de tijd aanschouwelijk te maken, zijn uurwerken of een kompas

interessant

o Met karton en stiften wordt op een cirkel een gevoelsuurwerk of

gevoelskompas getekend

o In het centrum van de cirkel wordt een pijl vastgemaakt die verzet kan worden

naargelang de stemming van het moment

o In de sessie waarin het kind vertelt over momenten waarop het boos, bang of

triest was, leert het kind het uurwerk of kompas te gebruiken

COGNITIEVE PROCESSEN METEN

Men kan ook kiezen om cognitieve processen te meten

Enkele tests zijn gericht op het screenen van (dis)functionele probleemoplossende

vaardigheden van het kind, bv. de Means-Ends-Problem-Solving-Inventor, Wald Child

Problem Solving Detective, SPSI-R Sociale Probleem Oplossingsschaal & de Matching

Familiar Figures Test van Kagan (meet impulsieve reacties bij probleemoplossing)

Soms probeert men via gedragsmatige weg of via taakjes de achterliggende cognitieve

informatieverwerkingsprocessen in kaart te brengen

o Hiermee kan men nagaan of er bij kinderen vertekeningen optreden bij het

verwerken van informatie (dit is zowel bij internaliserend als externaliserend

gedrag reeds vastgesteld)

o Globaal gezien onderscheiden we aandachtsprocessen, interpretatieprocessen

en geheugenprocessen als cognitieve informatieverwerkingsprocessen

Selectieve aandacht = het (on)vermogen om aandacht te geven aan belangrijke informatie

en onbelangrijke informatie te negeren

o Als er in de aandacht vertekeningen optreden, spreekt men van een

aandachtsbias

Page 144: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

116

o Dit kan men meten via het emotionele stroopparadigma of de dot probe-taak

o Klinische toepassingen van dit onderzoek zijn nog zeer beperkt

Methodieken die selectieve interpretaties bloot leggen, zijn vanuit cognitief standpunt de

meest interessante

o Onderzoek naar selectieve interpretaties spitst zich toe op oordelen en

interpretaties van ambigue informatie

Barrett en Holmes (2001) vroegen angstige kinderen hoe ze een

ambigue reactie van hun moeder zouden interpreteren, waarbij

kinderen met angst sneller een situatie als bedreigend beoordeelden

o Ook de interpretatie van (gemanipuleerde) feedback is veelvuldig onderzocht

Los van de reële prestaties op een schoolse test, kreeg de helft van de

kinderen positieve en de andere helft negatieve feedback

Depressieve kinderen beoordelen deze feedback als meer stresserend

Als laatste cognitief proces zijn er de geheugenprocessen

o In onderzoek worden er positieve en negatieve zelfbeschrijvende woorden aan

kinderen aangeboden, waarna een geheugentest wordt afgenomen

Bishop et al. vonden een negatieve geheugenbias voor verhalen bij vijf-

tot elfjarigen met depressieve kenmerken

o Men kan ook nagaan (gebaseerd op netwerkmodel) of kinderen zich vooral

negatieve aspecten uit hun eigen verleden herinneren (autobiografisch

geheugen)

Disfunctioneel zijn vooral deze herinneringen die zeer algemeen zijn

Bij getraumatiseerde kinderen en adolescenten werd een dergelijk

effect reeds teruggevonden

BASISELEMENTEN VAN CGT BIJ KINDEREN

EEN KADER SCHEPPEN VOOR CGT

CGT in het algemeen en zelfregulatie in het bijzonder bieden het kind een kader om zijn

gedachten, gevoelens en gedragingen beter te herkennen, te begrijpen en indien mogelijk

goed te sturen

Dit leerproces kan het best gebeuren in een therapeutisch kader dat:

o Gestructureerd en herkenbaar is

o De sessies verlopen volgens een vaste structuur en de beschikbare tijd wordt

verdeeld over de verschillende onderdelen, nl.:

Een korte check van de symptomen en de stemming in de voorbije

dagen het nemen van deze ‘psychologische temperatuur’ kan al met

behulp van kindvriendelijke, concrete hulpmiddelen, zoals een grote,

versierde stemmingsthermometer

De bespreking van het huiswerk

Het opstellen van de agenda voor de sessie

Als de agenda vaststaat, volgt het eigenlijke werk

Page 145: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

117

Een vraag naar feedback: hoe ervoer het kind de sessie, wat vond hij

helpend of storend, wat wil hij graag nog kwijt?

Dit kan dan uitgewisseld worden

Een en ander kan met pictogrammen ondersteund worden

HET BEHANDELINGSMODEL INTRODUCEREN: DE RATIONALE

In de 1e sessies van CGT bij kinderen wordt gewerkt aan een elementair inzicht in de relatie

tussen gevoelens, gedachten en gedrag

Een eenvoudige opdracht hiervoor (voor kinderen met een elementair lees- en

schrijfniveau) kan zijn: een tekening van een jongen/meisje met een hoofd, een buik, benen

en armen die een ballon vasthoudt (Friedberg & McClure)

o Het kind heeft het een naam

o In het figuurtje tekent of schrijft hij met behulp van de therapeut wat er

allemaal in dat mannetje omgaat

o In het tekstballonnetje komt wat hij denkt (de ballon is mooi), in de buik wat hij

voelt (hij is blij) en hoe zijn gezicht daarbij kijkt (lachend)

Naarmate een kind ouder is, kunnen ook de andere hiervoor beschreven ideografische

assessmenttechnieken gebruikt worden om dit inzicht te realiseren

DOEL VASTSTELLEN EN MOTIVATIE OPWEKKEN

Illustratie:

o Bram van 13 heeft de diagnose ADHD

o Zijn ouders verwachten dat er gewerkt wordt aan zelfcontrole, maar Bram zelf

heeft er geen zin in

o In een eerste gesprek met Bram komt naar voren dat hij veel leuke plannen

heeft, maar dat die altijd in het water vallen

Hij vergeet dat hij afgesproken heeft met zijn vrienden om te gaan

sporten, en als hij eraan denkt, blijkt op de tennisbaan dat hij zijn

tennisspullen vergeten is

Voor een muziekconcert is hij altijd te laat om een kaartje te bestellen

Uitjes waarbij je de bus of trein moeten nemen, mislukken omdat hij de

dienstregeling niet heeft bekeken

De therapeut stelt voor eerst hier werk van te maken

Dat ziet Bram wel zitten

De therapeut gaat met hem een plannings- en organisatietraining doen

o Nu de motivatie er is, staat Bram wel open voor suggesties (bv. een agenda

nemen)

o In de eerste weken werkt de therapeut aan Brams belangrijkste doelstelling op

het vlak van leuke dingen doen met vrienden

o Omdat dit prima lukt, wil Bram wel verder werken aan plannen van huiswerk

en boekentas inpakken

Page 146: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

118

Als kinderen blijven twijfelen aan het nut van de therapie, dan kunnen motiverende

technieken zoals een beslissingsbalans gebruikt worden

o Met de therapeut maakt het kind een lijst van de voor- en nadelen van in

therapie komen en die worden tegen elkaar afgewogen

o Als het tastbaar moet zijn, gebruikt de therapeut een echte weegschaal en

voorwerpen of gewichtjes die voor- en nadelen weergeven

Als het kader voor CGT geschapen is, het basisidee begrepen en de therapeutische relatie

geïnstalleerd is, kan er van diverse CGT-methoden gebruik gemaakt worden

o In de volgende paragrafen gaan we nader in op enkele belangrijke methoden

ZELFREGULATIE

INLEIDING

Verschillende auteurs werkten in de jaren ‘70 uit hoe een individu op grond van cognitieve

vaardigheden zoals zelfobservatie, stimuluscontrole, zelfevaluatie en zelfbekrachtiging kan

komen tot een betere sturing van zijn gedrag

o Deze technieken blijven ook nu nog een belangrijke methode in de moderne

cognitieve gedragstherapie

Zelfcontrole = de motivatie en het vermogen tot het sturen van het eigen handelen met het

oog op een zelfgekozen doel

Belangrijke zelfregulatievaardigheden:

o Zichzelf een doel stellen en de handelingen uitvoeren die nodig zijn om het

doel te realiseren

o Doorzetten, ook bij frustraties

o Zich niet laten afleiden door verleiding

o Kunnen wachten op de uiteindelijke beloning

Het kind gaat de waarderende en afkeurende woorden van de ouders gebruiken om zichzelf

toe te spreken, aanvankelijk hardop, later in gedachten

o Vanaf de leeftijd van ongeveer vier jaar begint het kind zijn eigen gedrag te

sturen met behulp van deze geïnternaliseerde verbale instructies

o Het kind kan zich dan een eenvoudig doel stellen en het nodige doen om dit

doel te bereiken

o In dit leerproces maakt het verschil of ouders en kind het accent leggen op de

gedragingen op weg naar het doel, in plaats van op het resultaat ervan

Door waardering en bekrachtiging te koppelen aan het werkproces en

de geleverde inspanning, leert het kind langer doorwerken, projecten

afmaken, …

Koppelt men de positieve waardering echt aan het resultaat, dan zullen

ook de zelfevaluatie van het kind en zijn motivatie hieraan gekoppeld

worden

Page 147: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

119

Een mooie tekening afleveren, een goed schoolrapport mee

naar huis brengen, een opgeruimde kamer, … leidt dan tot

positieve zelfevaluatie

Als het resultaat echter niet altijd bereikt wordt, kan dit leiden

tot ontmoediging en motivatieverlies

Door zelfobservatie (vanaf wanneer dit mogelijk is) en zelfevaluatie, breidt het kind de

mogelijkheid uit om zijn eigen gedrag te controleren

o Men kan onmiddellijke behoeftebevrediging uitstellen

o Bv. langere tijd rustig in de klas zitten, zijn beurt afwachten, teleurstelling

accepteren, …

o Leeftijd, intelligentie, SES en prestatiemotivatie correleren positief met

zelfregulatievaardigheden

Bij sommige problemen van kinderen speelt een gebrekkige zelfcontrole een rol

o Kinderen die niet in staat zijn pijn te verdragen, te wachten, prettige ervaringen

uit te stellen, te delen met anderen of te werken voor een doel op lange

termijn, worden vaak geconfronteerd met falen, teleurstelling en conflicten

met anderen

o Problemen met uitstel van beloning, weerstand tegen verleiding en tolerantie

van frustratie kunnen op termijn leiden tot gevoelens van teleurstelling,

minderwaardigheid en angst en somberheid

Deze kinderen kunnen baat hebben bij een CGT die gericht is op het vergroten

van zelfregulatievaardigheden

METHODE

Om zelfregulatie te ontwikkelen is een duidelijk doel nodig dat het kind voldoende

motiveert

o Een aantrekkelijk doel kiezen en de motivatie ontwikkelen om dit te bereiken is

een eerste stap naar verandering

o Nadien moeten zelfobservatie, zelfevaluatie en zelfbekrachtiging aangeleerd

worden

Zelfobservatie en zelfmonitoring helpen om meer te weten te komen

over wat men in feite doet en om te zien waar iets veranderd kan

worden

Door nieuw gedrag aan te leren, is er een alternatief voor ongewenst

gedrag

Zelfevaluatie en zelfbekrachtiging versterken wat nieuw geleerd is

Page 148: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

120

ZELFOBSERVATIE EN ZELFMONITORING VAN GEVOELENS, GEDACHTEN EN GEDRAG

Een eerste vereiste is een concrete, ondubbelzinnige omschrijving van wat je doet

Minder vloeken, langer studeren, stoppen met haar uittrekken, … het lukt allemaal

beter als men zich bewust wordt van wat er zich binnen in zichzelf afspeelt en hoe dit

bepaalt wat men gaat doen

o Meer weten over het gedrag kan met behulp van opdrachten zoals ‘mijn

dagboek’ en ‘mijn statistieken’

Box 6.4.: Zelfobservaties met behulp van ‘Mijn dagboek’

‘Mijn dagboek’ bestaat uit een aantrekkelijk boekje, al dan niet versierd met een foto van

het kind zelf, waarin telkens één bladzijde per dag gebruikt kan worden om verslag uit te

brengen

Op elke pagina staat vooraf al klaar getypt: ‘de belangrijkste momenten van de dag, van

opstaan tot slapengaan’

In een tweede kolom komt dan datgene wat therapeut/kind beter in kaart willen brengen,

zoals: ‘wat je allemaal eet en drinkt’ (in geval van te veel of te weinig eten), ‘wanneer je

met schoolwerk bezig bent’ (in geval van problemen met studie en werk), enz.

Naar gelang de capaciteiten van het kind en het moment van de therapie kunnen

kolommen toegevoegd worden om te kunnen aangeven welke gevoelens en gedachten

erbij hoorden

Gaat het over gedrag als vloeken, koekjes eten, sigaretten roken, dan wordt dat geteld

Houdt het kind van cijfers, dan kan het op een blad turven hoe vaak hij het gedrag

vertoont

I.p.v. tellen kan ook: intikken op een polsteller, of door knikkers, flippo’s of andere kleine

voorwerpen in een doosje te steken

Bij gedrag dat heel frequent voorkomt, zoals tics, nagelbijten of haartrekken, kan de

intensiteit aangegeven worden op een visuele analogieschaal, zoals een thermometer of

een ladder

Bij hoogfrequent gedrag, gedurende de hele dag, is het zo dat registreren storend kan zijn

voor het dagelijkse leven time sampling is dan een oplossing

o Time sampling = op voorhand in een dagboek tijdzones of vaste momenten

aangeven gedurende welke het kind de aan- of afwezigheid van

probleemgedrag registreert

Een kind moet niet alleen weten wat en hoe hij moet registreren, maar ook wanneer

o De cue voor het registreren kan vooraf vastliggen, bv. na elke maaltijd

o Het optreden van het gedrag zelf kan op zich ook een cue voor zelfobservatie

zijn (bv. het kind noteert wanneer het de TV aanzet, zich onpasselijk voelt of in

huilen is uitgebarsten)

Page 149: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

121

De betrouwbaarheid van zelfobservaties kan op 2 manieren gecompromitteerd worden:

o In de eerste plaats is er de reactiviteit van dit soort metingen of het directe

effect op het probleemgedrag

Letten op wat men doet, leidt vaak tot een tijdelijke vermindering van

de frequentie en intensiteit

Wil men omwille van een goede meting van het basisniveau deze

reactiviteit vermijden, dan doet men er goed aan voor het begin van de

therapie een voldoende lange periode van observatie te voorzien,

eventueel ook uitgevoerd door een derde

o In de tweede plaats kan het kind zelf de registratie willekeurig beïnvloeden en

onnauwkeurig of onjuist noteren

Door zelfobservatie op maat van het kind te maken (duidelijk en

ondubbelzinnig, concreet, gemakkelijk uitvoerbaar) kan men de

betrouwbaarheid vergroten

Samen een boekje ontwerpen in de sessie, de eerste bladzijden

invullen, via een rollenspel of bevraging de modaliteit van

uitvoering expliciteren, … is hiervoor de beste garantie

Met behulp van audio- of videoregistratie kan men ook zelfobservatie

trainen van gedrag dat vrijwel automatisch verloopt (bv. bij een kind

dat krabt)

Vermijden van schuldinductie of verwijten is trouwens de belangrijkste

voorwaarde voor een betrouwbare meting

De boodschap moet zijn: “problemen zijn in de context van

zelfcontrole niet het gevolg van een gebrekkige wilskracht,

slechte bedoelingen, te weinig inzet, luiheid, enz., maar het gaat

veeleer om slechte gewoonten die men nog niet in de hand heeft

leren houden, of over goede gewoonten die men nog niet onder

de knie heeft”

Box 6.5.: Zelfobservatie met moderne communicatiemiddelen

Met nieuwe communicatietechnologie kunnen we de betrouwbaarheid en de validiteit van

de zelfobservaties vergroten:

o Het moment van de meting kan door de mobiele telefoon of pc aangegeven

worden door een onopvallend geluidssignaal

o De gevraagde respons kan heel eenvoudig zijn, bv. een score intikken op een

Likertschaal die de intensiteit van een gevoel aangeeft

o De respons kan ook veel omvattender zijn

Studie Palermo: onderzoek naar depressie bij jongeren met ADHD:

Er werd op verschillende momenten een sms gestuurd met

vragen over hun stemming en de jongere stuurde het antwoord

via sms door

E-dagboeken (met sms) bleken vergeleken met geschreven

dagboeken tot een betere opvolging van de opdrachten te

leiden en tot grotere betrouwbaarheid van de gegevens

Page 150: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

122

ZELFEVALUATIE

Zelfevaluatie: het kind vergelijkt de eigen geobserveerde gedragingen met een vooraf

bepaald criterium

Zelfevaluatie is niet los te koppelen van zelfobservatie en van zelfbekrachtiging en

zelfbestraffing

In het kader van het aanleren van de verschillende zelfcontrolevaardigheden kan het nuttig

zijn de eisen die het kind aan zichzelf stelt te bekijken en indien nodig aan te passen

o Sommige kinderen bereiken de gewenste doelen niet omdat ze de lat te laag

leggen en te snel tevreden zijn

o Anderen zijn ongelukkig en ontmoedigd omdat ze onrealistisch hoge

standaarden hanteren

STIMULUSCONTROLE

Als men de variabelen kent in functie waarvan probleemgedrag of gewenst gedrag zich

ontwikkelt, kan men in de eerste plaats proberen de situatie te veranderen

o Bv. een slordig kind installeert op zijn kamer vier dozen waarin hij meteen na

het spelen zijn speelgoed sorteert

o Bv. de werktafel van een snel afgeleid kind wordt weg van het raam geplaatst

o Bv. contact met bepaalde vrienden die aanzetten tot drugs wordt gedurende

een bepaalde periode vermeden tot men geleerd heeft op een meer actieve

manier een aanbod te weigeren

Deze stimuluscontrole bestaat niet enkel uit het vermijden van situaties, beter nog is het

actief wijzigen of te leren de situatie anders te interpreteren

AANLEREN VAN NIEUW HANTERINGSGEDRAG

Vaak is het nodig om stimuluscontrole aan te vullen met het aanleren van alternatief gedrag

o Het is niet voldoende de verleiding van snoep, sigaretten, drugs of sensaties uit

de weg te gaan

o Echte (zelf)controle verwerft men als men een ander gedrag ter beschikking

heeft , zoals ontspanning of afleiding bij spanning in plaats van snoepen, leren

weigeren of een tegenvoorstel doen wanneer vrienden je proberen te

overhalen, …

o Sociale vaardigheden (bv. expressie van emotie, onderhandelen, …) en andere

nieuwe gedragingen (bv. studeren, opruimen, …) worden aangeleerd via

modeling en gedragsoefening

Page 151: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

123

ZELFBELONING EN ZELFBESTRAFFING

Lukt het om situaties te wijzigen en ander gedrag in te stellen, dan zal dit pas behouden

blijven als het voor de persoon voldoende voordelen oplevert

o Kind en therapeut bepalen samen welke vooral aantrekkelijke consequenties

verbonden zullen zijn aan het uitvoeren van een actie en/of het bereiken van

een resultaat

o Meestal kiest men voor tokens die naderhand kunnen worden ingeruild tegen

meeromvattende bekrachtigers, bestaande materiële zaken, privileges of leuke

activiteiten

o Naarmate de behandeling vordert, worden de voorwaarden voor de

bekrachtiger veeleisender

o Zelfbestraffing wordt bij voorkeur niet gebruikt

Als dit toch nodig blijkt, krijgt een negatieve straf (= het niet aan

zichzelf toestaan van een positieve consequentie) de voorkeur boven

een positieve straf (= het zichzelf toedienen van een negatieve

consequentie)

KLINISCH VIGNET

Sam, een jongen van 10 jaar, wordt aangemeld met problemen van woede-uitbarstingen

en ongepast gedrag tegenover medeleerlingen, leerkrachten en ouders (bv. roepen

schelden, opdrachten niet uitvoeren, …)

Sam zelf lijdt onder de afwijzing door anderen als reactie op zijn gedrag

Hij krijgt de diagnose ODD met accent op gebrekkige zelfregulatie

o Met de therapeut leren de ouders Sam thuis rustig, gestructureerd en kordaat

aanpakken met vooral positieve bekrachtiging van gewenst gedrag en

aangepaste verzwakkers bij ongewenst gedrag

o Er wordt ook met Sam gewerkt aan zelfcontrole:

Een zelf-observatieopdracht, aangevuld met gegevens van de

leerkracht, vormt de basis voor het beter begrijpen van wat er gebeurt

Sam kan zijn ‘slechte gevoelens’ identificeren: “Ik word warm

van kwaadheid en heb zin om iets kapot te maken.”

Dit bij kritiek, weigering, plagen of zelfs negeren deze

worden door Sam snel geïnterpreteerd als onrechtvaardige

behandeling of bespot worden

Sam en de therapeut zoeken een middel om die automatische

gedachten te stoppen en te vervangen door een ander scenario

Ze maken hierbij gebruik van Sams adoratie voor ‘turtles’

Als hij op een moment dan toch woedend wordt, zet Sam in zijn

hoofd een tekenfilm van de turtles aan waarin zich precies

hetzelfde probleem voordoet

In plaats van de slechte turtle die zijn zelfbeheersing verliest,

komt er een goede turtle die een andere oplossing kent:

uitpraten, weggaan, …

Page 152: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

124

Sam verwoordt het als volgt: “Ik voel het nu al voor het heet is.

Toen ik gisteren over de boekentas van mijn vriend viel, voelde ik

me lauw worden en lichtjes opwarmen. Ik kreeg zin om erop te

schoppen, ik zag die gemene turtle zijn voet al opheffen. Toen

kwam de goede turtle eraan en die raapte de boekentas vlug op.

Hij zei wel tegen mijn vriend dat hij in het vervolg zijn boekentas

naast zijn bank moet zetten.”

Sam leert het andere scenario in de realiteit en hij voelt zich sterk

beloond door het gevoel van succes dat hij ervaart als het goed is

gelopen (bekrachtiging)

ZELFINSTRUCTIEMETHODEN EN STRESSINOCULATIETRAINING

INLEIDING

Het is nuttig om een aparte groep methoden te onderscheiden die zich specifiek toeleggen

op het identificeren en wijzigen van al dan niet aangepaste zelfinstructies

o Want: via interne spraak in de vorm van zelfinstructies, kunnen we ons eigen

gedrag en gevoelens beïnvloeden en sturen met behulp van specifieke

trainingsmethodes

o Verandering nastreven door wijziging van de zelfinstructies maakt deel uit van

nagenoeg alle cognitieve methoden

METHODE

ZELF-INSTRUCTIETRAINING

Dit is aan de orde als blijkt dat de specifieke manier van zichzelf toespreken van een kind

op onvoldoende of op een negatieve manier zijn gedrag en gevoelens beïnvloedt

o Bij sommige kinderen is er nauwelijks sprake van interne verbale mediatie van

gedrag: ze schieten zo snel in actie dat er geen tijd is om na te denken en het

eigen gedrag te sturen

o Als er wel zelfspraak is, kan die inefficiënt zijn: in deze situatie kan gekeken

worden of zelfinstructies iets kunnen opleveren

De zelfinstructietraining verloopt in 5 stappen:

o De therapeut en het kind bekijken hoe het kind gewoonlijk te werk gaat

Hiervoor kan hij de radioreportertechniek gebruiken

Het kind speelt een radioreporter die, terwijl hij aan het werk is, hardop

vertelt aan de luisteraars wat hij aan het doen is

Dit is de zogenaamde ‘thinking aloud-methode’

Om het spel echt te maken, kan de ‘reporter’ ook opgenomen en later

herbeluisterd worden

Page 153: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

125

Bij terugluisteren komen nuttige en onhandige zelfinstructies

naar boven of kan blijken dat er eigenlijk te weinig

zelfinstructies zijn

o Terwijl de therapeut en het kind samen luisteren bedenken ze vervolgens in

een tweede fase meer helpende instructies

o Hier gaat de therapeut zelf aan de slag en gebruikt hij hardop de nieuwe

helpende instructies

o Daarna is het kind weer aan de beurt: hij probeert nu te doen wat de therapeut

hardop instrueert

o Als hij vindt dat het voorgaande helpt, gaat hij in een laatste stap de taak

uitvoeren terwijl hij zichzelf eerst hardop en naderhand steeds meer

binnensmonds instrueert

Bij de oefening kan men gebruik maken van drama-elementen zoals een cape waarop de

kaarten met de nieuwe instructies vastgemaakt zijn, of een reporterspet om niet te

vergeten dat men de instructies hardop mag uitspreken

STRESSINOCULATIETRAINING

Zelfspraak/zelfinstructie stuurt het gedrag, maar beïnvloedt ook de emotionele reacties en

de lichamelijke arousal die erbij hoort

Als er sprake is van overmatige negatieve emotionele arousal (evt. gepaard met

hyperventilatie en functionele pijnklachten), kan stressinoculatietraining (zoals uitgewerkt

door Meichenbaum) meer aangewezen zijn dan cognitieve herstructurering en

probleemoplossing

In situaties die uitzonderlijke stresshanteringsvaardigheden van het kind vragen (bv.

pijnlijke ingrepen bij medische ziektes), kan een combinatie van zelfcontroleprocedures en

stressinoculatie nuttig zijn

Een stressinoculatietraining verloopt in drie fasen waarin:

o Het kind zijn disfunctionele gedachten, gedragingen en gevoelens leert kennen

o Het kind een andere zelfspraak en ander gedrag ontwikkelt (o.a. omtrent de

betekenis van de lichamelijke stressreacties)

o Het kind deze vervolgens via huiswerkopdrachten uittest in zijn dagelijks leven

Page 154: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

126

Tabel 6.1.: Fasen in de stressinoculatietraining

Educatieve fase Aanleerfase Toepassingsfase:

uitvoering en evaluatie

Cognities

(distorties)

Herkennen van cogni-

tieve fouten in de ver-

werking van informatie

over de gebeurtenis en

over de eigen hante-

ringmogelijkheden (fou-

ten op het niveau van

de aandacht, selectie,

perceptie, interpretatie

en activatie van gere-

lateerde schemata)

Correctie van de cog-

nitieve fouten door het

ontwerpen en aanleren

van alternatieve zelf-

spraak (van globaal

naar gedifferentieerd,

van algemeen naar si-

tuatiespecifiek, van sta-

biel naar variabel, van

oncontroleerbaar naar

controleerbaar)

Zichzelf het nieuwe ver-

haal vertellen in reële

situaties in het dagelijks

leven m.b.v. cue-cards

waarop de essentie

staat verwoord of af-

gebeeld; nagaan in hoe-

verre dit lukt, welke

situaties moeilijk blij-

ven, zoeken naar geva-

rieerde alternatieve

zelfinstructies

Fysiologische

reacties

Herkennen van li-

chaamssignalen (adem-

haling, spierspanning,

temperatuurschom-

melingen); evalueren

van spanning met VAS

(visuele analogie-

schalen)

Aanleren van spier-

ontspanning, ademre-

laxatie, gebruik van

rustgevende beelden

Gebruik van ont-

spanningstechnieken

telkens als de spanning

stijgt (op school, op het

voetbalveld, bij de arts)

Gedrag Herkennen van vlucht-

en vermijdings- of

vechtgedrag

Voorzien in een ander

scenario of een nieuwe

rol

Uitvoeren van een

nieuw scenario of rol:

herorganiseren van de

situatie, plannen in de

tijd, uitvoeren, ob-

serveren van het

verloop

Werk-

methoden

Gesprek (socratische

dialoog), gedachten-

gevoelensdagboek,

muizenissen en vlinder-

gedachten

Taart, tegenspreekspel,

helpend halssnoer,

schatkist, verhaal,

rollenspel volgens

ander scenario (andere

attributen zoals cape,

masker)

Planning van het

oefenen (wat, wanneer,

hoe, met wie, hoe lang,

hoe rapporteren)

Voor jonge en minder verbale kinderen is stress een abstract begrip en wordt het dus

geconcretiseerd met behulp van stress- en actiemethoden:

o Bij stressvolle gedachten waarbij het kind te veel verantwoordelijkheid bij

zichzelf legt en daardoor schuldgevoelens ervaart, kan de verantwoordelijk-

heidstaart nuttig zijn

Met papier, karton, play-do of andere klei wordt een waardoor-komt-

het-taart gemaakt

Page 155: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

127

Daarna noemt het kind alles op wat meegespeeld kan hebben in het

veroorzaken van het resultaat

Hij geeft op de taart al die oorzaken aan en de grootte van het stuk

komt overeen met het belang van de oorzaak

o Voorbeeld: een kind dat zichzelf als oorzaak ziet voor de echtscheiding van zijn

ouders, kan door de taart leren zien wat nog meer meespeelde

‘Het is mijn schuld’ wordt dan bv. ‘mama en papa maakten ook ruzie

over veel andere zaken’, ‘papa was al langer verliefd op Sonja’, …

De belangrijkste nieuwe gedachte wordt opgeschreven onder de taart

om ze niet te vergeten

De stukken taart met nieuwe gedachten erop kunnen bewaard worden

in een mooie doos

Oudere kinderen die goed overweg kunnen met pen en papier schrijven de moeilijke

gedachten centraal op een blad met daaronder telkens links en rechts de mogelijkheden

om een pijl te trekken naar ‘mezelf de schuld geven’ of naar ‘ik ga ermee aan de slag’

Box 6.7.: Het tegenspreekspel

Dit spreekt veel kinderen aan

De therapeut verwoordt de spanningsverhogende gedachte, bv.: ‘Als ik naar de tandarts

ga, zal ik zeker opnieuw in paniek raken en misschien wel flauwvallen en dan gaat hij in

mijn tandvlees boren en dat gaat erg veel pijn doen’

Het kind moet zijn best doen om dit tegen te spreken en spier- en ademhalings-

ontspannende gedachten en houdingen te bedenken, bv.: ‘ik ga rustig ademen en mijn

spieren loslaten. De tandarts …’

Dit zijn nuttige tegenspreekgedachten die ook de lichamelijke arousal verlagen

Het tegenspreekspel kan ook in de vorm van sms-boodschappen die het kind intikt op zijn

gsm

Box 6.8.: Stressinoculatietraining in een kindvriendelijke aanpak

Als het kind liever nog meer actie heeft, kunnen de stressverhogende gedachten, de

manieren van omgaan met spierspanning en ademhaling en de spanningsverhogende

acties kernachtig op kartonnen kaarten geschreven worden

o Alle kaarten worden dan op de vloer gelegd met de tekst naar boven

o Het kind gooit dan met een bonenzakje

o Als het kind een kaart raakt, leest hij de kaart en bedenkt daarbij een

tegenspreekgedachte, een spanningsreductie of een helpende gedraging

Deze schrijft hij/zij dan op een andere kaart en legt deze bovenop de

niet-helpende oude gewoontes

o De kaartjes met kwetsende gedachten en met gedrag dat de spanning in het

lichaam omhoog doet gaan, worden naderhand verzameld en in een lelijke

zwarte bokaal gedaan

o De zalfgedachten en ontspanningsreducties gaan in een mooie glazen pot

waarop duidelijk staat dat het een deugddoende zalf is

Page 156: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

128

De ontwikkelende zelfspraak wordt in de oefenfase/aanleerfase geoefend met behulp van

een rollenspel

o Om te markeren dat het kind die moeilijke momenten voortaan anders zal

aanpakken, kan dit benadrukt worden met een hoofddeksel of een ander

kledingstuk (‘een helpende cape’)

In de toepassingsfase waarin het kind gerichte concrete opdrachten krijgt, wordt het

nieuwe scenario in de praktijk getest

o Het kind krijgt opdrachten om het geleerde uit te proberen en erover te

rapporteren

o De huiswerkopdracht krijgt een sprekende naam, bv. een ‘toon-wat-ik-kan-

oefening’, een ‘vlinderwerkje’ of een ‘kalm-aan-oefening’

Namen spreken tot de verbeelding

En: zo lijkt het minder op huiswerk

o Opeenvolgende huiswerkopdrachten beginnen bij zeer eenvoudige

toepassingen en worden gaandeweg complexer

o Verslag uitbrengen gebeurt bondig in een voor gestructureerde vorm, bv. een

heen-en-weerboekje tussen therapie en het echte leven thuis en op school

KLINISCH VIGNET

Helga is een meisje van dertien jaar

Sinds een halfjaar heeft ze last van hevige buikpijn, soms gepaard gaand met duizeligheid

en misselijkheid

Ze eet minder, is vermagerd en ziet er bleek en vermoeid uit

Medische onderzoeken en interventies leveren weinig op

De problemen verstoren haar leven en dat van haar ouders

Ze gaat ook steeds minder naar school, blijft weg op de jeugdbeweging, verliest haar

interesse in gezinsuitstapjes en wordt steeds meer depressief

Therapie:

o Helga krijgt een pijndagboek mee waarin ze zowel de pijnintensiteit als

dagelijkse activiteiten noteert

o Hieruit blijkt dat Helga moeite heeft om bepaalde stresssituaties in haar leven

te hanteren

Zo is ze van school veranderd en weet ze niet hoe ze het vele huiswerk

af moet krijgen, …

De wijze waarop Helga over deze situaties spreekt met de

therapeut/tegen zichzelf kenmerkt zich door gevoelens van onmacht

en mislukking

Ze reageert door zich terug te trekken in plaats van de moeilijkheden

rechtsreeks aan te pakken

o Anticiperen op toetsen en piekeren hierover, zien hoe anderen spelen en niet

mogen meedoen, verveling, spanningen tussen gezinsleden, … gaan vaak

Page 157: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

129

gepaard met opkomende pijn en telkens speelt stressverhogende zelfspraak

een belangrijke rol

Men kiest dan ook voor een stressinoculatietraining om de

stresssituaties geassocieerd met pijn aan te pakken

In de educatieve fase wordt op grond van de observaties het verband

tussen stressverhogende zelfspraak en pijn opgespoord

Helga beseft dat zelfspraak (zoals ‘ik zal het niet kunnen’; ‘ze

moeten me niet’; ‘de juf zal boos op me zijn’; ‘ik zal geen tijd

genoeg hebben’) enkel de spanning in haar lichaam verhoogt,

hetgeen zich toont in pijn

Dingen als zich terugtrekken uit het contact, huilen, … maken

het probleem alleen maar groter

In de aanleerfase leert ze met behulp van rollenspel nieuwe strategieën

om haar spanning te hanteren

Helga leert de spanning in haar lichaam verlagen m.b.v. spier-

en ademrelaxatietechnieken

Ze kiest ook een ander gedrag, zoals haar studietijd beter

organiseren

In de toepassingsfase worden deze alternatieve vaardigheden verder

geoefend in de realiteit

o Deze stressinoculatietraining, waarin de wijziging van de zelfinstructies centraal

staat, is ingebed in een ruimere therapeutische context waarin ook een sociale

vaardigheidstraining, een aanpak van de depressie en een wijziging van de

reacties van de ouders een plaats hebben

Tabel 6.2.: Stressinoculatietraining van Helga

Hoe maak ik mezelf …

(bang, verdrietig, boos)?

Wat kan ik anders doen? Waar ga ik het

uitproberen, wat is er

gelukt, wat wil ik nog

veranderen?

Werk-

methoden

Gesprek, dagboek, rol-

lenspel, observatie

Gesprek, modeling,

gedragsinoefening,

rollenspel

Weekplanning gesprek,

observatie, mening van

anderen

Kiezen van

een incident

Maandagochtend, op-

staan om 6 uur, klaar-

maken voor school,

hevige pijn

Dinsdagochtend, bij het

klaarmaken voor school,

in afwachting van een

toets aardrijkskunde

Denken Vandaag toets: ‘ik zal

het niet kunnen’; ‘ik heb

geen tijd meer’; ‘de leer-

kracht mag mij niet’

‘Ik heb het geleerd’; ‘ik

weet niet of ik het zal

kunnen’; ‘de vragen zijn

voor iedereen gelijk’

Bij het klaarmaken heb ik

die andere zinnen aan

mezelf verteld (afgelezen

van een kaart die we

gemaakt hebben); het

hielp me echt om rustig

te blijven

Page 158: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

130

Voelen Pijn, krampen Rustig ademen, buik-

spieren opspannen

Ik heb een briefje

gehangen op het toilet

met een liedje van

kabouter David (over het

belang van ontspanning)

Doen Proberen te studeren,

naar het toilet hollen,

huilen, niet naar school

Naar toilet, boek mee-

nemen

Ik voelde me rustiger

want had de avond

tevoren goed gestudeerd;

ben hoogstens half uur

vroeger opgestaan; ben

enige tijd met mijn boek

op het toilet gebleven

zonder op mijn horloge te

kijken

PROBLEEMOPLOSSINGSMETHODIEK

INLEIDING

In 1971 introduceerden D’Zurilla en Goldfried de ‘problem solving-theorie’ binnen de

gedragstherapie

o Ze definieerden problem solving (PS) als de basis van elke gestuurde

gedragsverandering, die verloopt in vijf opeenvolgende stappen:

Observatie van een probleemsituatie

Probleemdefinitie in functie van een doel

Genereren van alternatieven

Evaluatie en besluitvorming

Verificatie

De studie van PS-processen bleek ook toepassingen voor kinderen te hebben, bv. bij

kinderen met gedragsproblemen en depressies

o Kinderen leren verschillende alternatieve oplossingen te bedenken voor een

probleem en leren de verschillende gevolgen van een bepaalde handeling te

voorzien

o Mooi voorbeeld hiervan: het trainingsprotocol Think Aloud (van Camp, Blom,

Herbert en Van Doorwick) voor impulsieve kinderen

In 28 sessies wordt ruimschoots geoefend met kindvriendelijk

materiaal, eerst in onpersoonlijke en later in interpersoonlijke situaties

Ook de noodzakelijke basisvaardigheden om probleemoplossend

gedrag te kunnen leren worden bijgewerkt, zoals goed leren luisteren,

of precies leren herhalen wat de ander zegt

Page 159: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

131

Box 6.9.: Cue-cards ter ondersteuning van de probleemoplossingsmethodiek

Probleemoplossend denken (o.a. oplossingen bedenken en oplossingen evalueren) vraagt

enige creativiteit er zijn 2 soorten kaarten die kinderen hierin op weg kunnen helpen:

o Vaste oplossingssuggesties voor het bedenken van oplossingen staan op cue-

cards (bv. ‘ruilen’, ‘delen’, ‘vragen’, ‘je problemen aan iemand vertellen’, …)

Vervolgens worden de kaartjes op volgorde gelegd van ‘zeker het

proberen waard’ tot ‘weinig kans op succes’

o Je hebt ook de criteriakaartjes, bedoeld om verschillende oplossingen te leren

evalueren: Is het fair of niet fair? Werkt het of niet? Is het veilig of niet veilig? Is

het aangenaam of niet aangenaam?

METHODE

In het aanleerproces kan men het best gebruik maken van zelfinstructies

o Bijvoorbeeld: het trainingsbeertje Fozzy, die de kinderen leert in elke situatie

vier vragen te bedenken:

Wat is het probleem?

Hoe los ik het op?

Volg ik mijn plan nog?

Hoe heb ik het gedaan?

De vragen staan op 4 verschillende prenten afgebeeld en worden via de think-

aloud-procedure voor het verwerven van constructieve zelfinstructies,

aangeleerd

o Kendall en Braswell (1985) bouwen hierop voort, maar voegen er ook enkele

nieuwe elementen aan toe, waaronder een extra stap: de 5 stappen kunnen

het best op kleine kaartjes worden genoteerd (cue-cards) en dit gebeurt bij

voorkeur door vragen die het kind zichzelf stelt

Probleemoriëntatie: Wat is er aan de hand? Wat wordt er gevraagd?

Wat moet ik doen? Wat is het probleem?

Doelbepaling en probleemdefinitie: Hoe los ik dit op? Wat wil ik? Hoe

kan ik op een andere manier naar dit probleem kijken? Denk ik na?

Concentreer ik mij op het probleem?

Oplossingen: Bedenk ik verschillende plannetjes? Welk middel heb ik om

mijn doel te bereiken? Weet ik voor elk plan wat dit zal betekenen? Wat

is een goed plan en wat is een beter plan? Waarom is dit een goed

plan? Welk plan zou ik nu kiezen? Kan ik beslissen?

Uitvoering: Volg ik mijn vooropgezet plan? Zijn er hindernissen die ik

moet overwinnen? Kan ik mij erop concentreren?

Evaluatie: Hoe heb ik het gedaan? Wat vind ik ervan? Heb ik de situatie

goed opgelost? Wat zeg ik tegen mezelf: goed gewerkt of volgende keer

beter?

Page 160: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

132

De PS-methodiek vraagt oefening en internalisering

o Zo vraagt stap 1 vaak affectieve educatie: welk gevoel zegt mij dat er een

probleem is?

o Men is het ook over eens dat stap 3 en 4 gedragsmatige oefening van de

nieuwe geleerde technieken vereist via rollenspel en trainingstaken

o Er is hierbij ook expliciete aandacht nodig voor stap 5, het leren van

zelfevaluatie en zelfbekrachtiging

De kinderen leren zichzelf te evalueren via de vraag: hoe heb ik dat

gedaan?

Men kan ter ondersteuning van stap 5 een visueel-analoge schaal

gebruiken met punten tussen 1 (slecht gewerkt) en 5 (zeer goed), die

zowel door therapeut als kind wordt ingevuld en dan met elkaar

vergeleken wordt

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN

De PS-benadering heeft zich vooral gericht op kinderen met een gedragstekort of een

tekort aan zelfcontrole (bv. overmatige agressiviteit, ondermaatse schoolprestaties)

Het vijfstappenmodel is nu ook een onderdeel van een CGT-behandeling voor

internaliserende klachten zoals angst (Kendal) en depressie (Stark en Braet), maar ook in

de behandeling van psychosomatische en pediatrische aandoeningen (Moens & Braet)

o Interessante aanvulling van Stark (2009): hij leert depressieve kinderen

onderscheid maken tussen PS die problem focused is en PS die emotion

focused is

Hiermee bedoelt hij dat sommige problemen moeilijk oplosbaar zijn

(bv. verwerking van echtscheiding, trauma) en dat je dan beter de PS-

stappen kunt gebruiken om het negatieve gevoel te leren hanteren in

plaats van het probleem zelf (dat toch niet oplosbaar is)

Recent: toepassingen van PS-stappen in het aanleren van sociale vaardigheden bij

autistische kinderen

Parallel met de protocollen voor kinderen worden er nu ook werkboeken voor ouders

ontwikkeld, die men dan ook de PS-stappen aanleert

o MAAR: ondanks de veelbelovende mogelijkheden is er betrekkelijk weinig

onderzoek naar deze methodiek

Page 161: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

133

Box 6.10.: Oplossingsgericht werken

Ondanks de vergelijkbaarheid in woordkeuze moet oplossingsgericht werken als een

aparte methodiek worden gezien

Oplossingsgericht werken vond zijn oorsprong in de systeemtherapie, maar kan het best

worden gesitueerd bij de kortdurende, directieve behandelingsmethoden

Illustraties voor ons taalgebied zijn te vinden bij zowel volwassenen als kinderen

Volgens deze methodiek laat men zich sturen door de oplossing in plaats van door het

probleem

o Dit betekent dat men niet zozeer het probleem analyseert, dan wel wat men

ervoor in de plaats wilt

o De cliënt wordt als competent gezien om zijn doel te formuleren en hiervoor

dan oplossingen te gaan zoeken

Oplossingsgericht werken introduceerde de tovervraag, de continueringsvraag, de

uitzonderingsvraag en het kleinst merkbare verschil

Zij waren het ook die overeenkomstig de hulpvraag van hun cliënt onderscheid maakten

tussen bezoekers, klagers en klanten

o Zeker bij jongeren kunnen we stellen dat wanneer hun ouders hen aanmelden

voor therapie, het zeer zinvol is eerst na te gaan of er een werkbare hulpvraag

is van alle partijen

COGNITIEVE HERSTRUCTURERING

INLEIDING: HET INFORMATIEMODEL ALS THEORETISCH KADER

Gestart vanuit de klinische praktijk, plaatsen auteurs zoals Ellis en Beck cognities op de

voorgrond in de sturing van gedrag en emoties

o Ze vertaalden hun ideeën vrijwel onmiddellijk in therapeutische methoden

zoals rationeel-emotieve therapie (Ellis, 1962) en de cognitieve gedragstherapie

(Beck, 1963)

Beck zijn cognitieve therapie heeft als basisaanname dat iedereen (ook kinderen)

voortdurend informatie verwerkt en op basis van die ervaringen en gedachten cognitieve

schema’s opbouwt over zichzelf, de anderen en de wereld (bv.: ‘anderen zijn te

vertrouwen’) die als een filter nieuw inkomende informatie verwerken

o Wanneer deze schema’s maladaptief zijn, kunnen ze een verstoorde verwerking

van de realiteit met zich meebrengen

o Eenmaal gevormde schema’s zijn zeer resistent tegen verandering en ze zijn

geautomatiseerd, waardoor men zich hiervan niet steeds onmiddellijk bewust

is

Enkel de hieraan gerelateerde bijproducten, zoals de bijhorende

gevoelens (bv. angst, verdriet), de onwillekeurige gedachten (bv.: ik kan

dit niet tot een goed einde brengen), of het hieraan verbonden storend

gedrag (bv. een eetbui, een vechtpartij) is observeerbaar

Page 162: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

134

In deze benadering is het dus essentieel om via de assessmentmethodieken de precieze

cognitieve distorties te pakken te krijgen

o Tabel 6.3.: de meest voorkomende denkfouten, evenals de meer adequate

interpretaties die via een therapie kunnen worden nagestreefd

o Het aanleren van alternatieve gedachten kan beter gericht zijn op de

competentie (bv.: ‘ik ben flink en durf het aan in het donker te slapen’) dan

enkel op herevaluatie van het aversieve (bv.: ‘dat het donker is, is eigenlijk

helemaal niet erg’)

Tabel 6.3.: Veelvoorkomende denkfouten en na te streven veranderingen

Selectieve aandacht voor spannings-

verhogende prikkels

Bredere analyses van het ervaringsveld

De hond van de buren heeft verschrikkelijke

grote tanden

De hond zit vast aan een lijn en het hek is dicht

Alles ging fout, hij heeft het duidelijk op mij

gemunt

Noteer vandaag de namen van de kinderen die

vriendelijk tegen je waren

Interpretatie van de situatie als een gevaar,

een bedreiging of een onoplosbaar probleem

Interpretatie van de situatie als een (op te

lossen) probleem, een moeilijkheid, een

uitdaging, een test

Ik kan geen vraagstukken oplossen Ik weet niet goed hoe ik eraan moet beginnen,

ik zal beginnen met goed lezen

Selectieve abstractie van één element van de

ervaring

Ervaringselement in context plaatsen

Ik ben dom, want mijn papa heeft het gezegd Papa was wel erg boos toen hij dat zei

Dichotomiseren Gedifferentieerd classificeren, gebruikmakend

van dimensies

In twee categorieën (goed/slecht, zwart/wit,

geslaagd/mislukt, alles/niets, waar/vals,

rustig/gespannen, ziek/gezond)

Als ik 5 van de 7 dagen werk, is het goed. Als

er vandaag 1 jongen tegen me praat, is dit een

goed begin.

Overgeneraliseren Differentiëren

Minimaliseren van positieve elementen

(succes, hantering, plezier) en overdrijven van

negatieve elementen (angst, woede)

Objectiveren van positieve en negatieve

elementen van de ervaring

Iedereen maakt ruzie met mij. Niemand vindt

me aardig. Iedereen heeft het beter.

X maakt soms ruzie met mij, Y meestal niet.

Met X maak ik dikwijls ruzie, met Y speel ik

vaak.

Personaliseren Diversifiëren

Egocentrisch interpreteren van een situatie of

van gebeurtenissen (gedrag van anderen) als

rechtstreeks betrokken op zichzelf

Wat er gebeurt meer zien als resultaat van

een veelheid van factoren, en niet zozeer in

relatie tot jezelf

Als ik eraan kom, beginnen ze allemaal te

lachen

Ze waren juist een mop aan het vertellen, toen

ik er was

Page 163: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

135

METHODE

HET DRIEFASENMODEL

Cognitieve herstructurering aanleren kan als procedure in drie stadia worden opgesplitst

1. Identificatie van de huidige gedachten, negatieve gevoelens, onaangepaste

gedragingen en de onderliggende assumpties en schema’s

2. Cognitieve uitdaging

3. Genereren van alternatieve, aangepaste cognities die niet tot overmatige angst,

piekeren of spanning leiden, maar daarentegen het kind helpen om beter met

bepaalde probleemsituaties om te gaan

De identificatiefase: bij sommige kinderen (impulsieve en jonge kinderen) loopt de

identificatiefase moeizaam omdat ze eerder cognitieve tekorten vertonen die

geremedieerd moeten worden

o Cognitieve herstructurering is vooral bedoeld voor kinderen met reeds

gevormde cognitieve vervormingen

o Eigen aan cognitief werk is dat men moeite doet de disfunctionele gedachte te

achterhalen door samen met het kind de situatie te analyseren

Men doet dit vaak vanuit het gevoel dat een kind ervaart (bv.: ‘dan heb

je buikpijn, wat denk je dan?’) of vanuit een storend gedrag (bv.: ‘wat

dacht je vlak voor die eetbui?’)

Cognitieve uitdaging: dit gebeurt vaak in dialoog tussen kind en therapeut

o Bij jongere kinderen wil men hierbij cognities vervangen door betere, meer

helpende gedachten (dit kan men best door die andere gedachten (op kaartjes)

aan te reiken)

o Oudere kinderen zullen via een geleid proces zelf cognities noemen

o Het is daarbij raadzaam steeds naar meerdere helpende gedachten te zoeken,

totdat men er enkele vindt die voor het kind behulpzaam genoeg zijn

Het generen van alternatieve gedachten gebeurt meestal in een

behandelsessie onder leiding van een therapeut

Maar: wil men weten of het aanslaat, dan moet het kind nadien

met deze gedachten gaan oefenen in gradueel moeilijkere

situaties

Hulpkaartjes, huiswerkopdrachten en inschakelen van

ondersteunende ouders, leeftijdgenoten of leerkrachten kan

dan wenselijk zijn

Page 164: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

136

Box 6.11.: De Socratische dialoog

Cognitieve herstructurering vraagt aangepaste gesprekstechnische vaardigheden

o Want: het komt er op aan dat het kind zelf overgaat tot het formuleren van

adequatere gedachten

o Dit kan het best gebeuren in een veilige, gezamenlijke onderneming van kind en

therapeut, en kan leiden tot realistische inzichten en tot betere, meer

aangepaste cognities; de therapeutische houding is hier dus van groot belang

o De therapeut wordt verondersteld het kind aan te moedigen om anders te

kijken, anders te denken, zich anders te gedragen

We spreken in dit verband van de Socratische Dialoog, waarbij Socrates

model staat voor een goede leermeester die geen antwoorden geeft,

maar slechts vragen stelt en steeds opnieuw twijfel zaait over de

zekerheid of waarheid van een disfunctionele gedachte, en zich

behulpzaam opstelt in het formuleren van meer helpende gedachten

HULPMIDDELEN OM TOT INZICHTEN TE KOMEN

Men kan ter ondersteuning kindvriendelijke werkbladen en huiswerkopdrachten meegeven

met daarop bepaalde uitnodigende vragen

o Stark (1990): leert W-vragen te gebruiken: Wat, Waar, Wanneer, Wie,

Waarom?

Bij elke gedachte die gepaard gaat met een negatief gevoel of een

storend gedrag, kan men dan die vragen stellen: Bij wie krijg ik deze

gedachten? Waarom? …

o Greenberger en Padesky ontwierpen hulpmiddelen zoals kansberekeningen

maken (bv.: hoe groot schat je de kans dat dit gebeurt?) en meerdimensioneel

denken (bv.: kun je mensen ook anders indelen of zie je enkel betrouwbare en

onbetrouwbare mensen?)

o Stallard (2006) ontwierp hulpmiddelen voor het analyseren van een moeilijk

moment (de negatieve cirkel), bewijzen zoeken (die de gedachten wel of juist

niet ondersteunen), een als-dan-quiz, denkwolkjes, ‘pretbedervers’,

thermometers, neerwaartse pijl naar kerngedachten, de woedevulkaan en het

stop-denk-doe-verkeerslicht

o In andere gevallen: via gedragsexperiment tot inzicht komen

Bv. door tijdens de sessie een video-opname te maken van een sociaal

angstig meisje, terwijl zij haar spreekbeurt houdt voor jou

Via een gestructureerd werkblad wordt op voorhand het

resultaat voorspeld en worden de mogelijke problemen

opgesomd

Vervolgens worden strategieën bedacht om die problemen te

overwinnen (bv.: op de tekst concentreren, niet naar de grond

staren, STOP zeggen tegen vervelende gedachten die dan

opduiken, …)

Page 165: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

137

Nadien wordt het resultaat van het experiment geëvalueerd,

alsook de gedachte die men wou uitdagen

Experiment Voorspelling Mogelijke

problemen

Strategieën

om deze

problemen te

overwinnen

Resultaat van

het

experiment

Hoe sterk

ondersteunt

dit resultaat

de gedachte

die werd

uitgedaagd?

(0-100%)

Figuur 6.1.: Werkblad gedachte die wordt uitgedaagd via een experiment

Er zijn dus twee manieren om correcties te bewerkstelligen:

o Via de weg van het inzicht

o En via de weg van de ervaring, het experiment

Het is onze ervaring dat deze twee wegen elkaar aanvullen en dat beide

noodzakelijk zijn, zeker bij kinderen

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN

De bijsturing van het informatieproces via cognitieve herstructurering lijkt veelbelovend

o Maar: toch merkt men dat onderzoekers en therapeuten deze behandeling

aanvullen met andere gedragsveranderingstechnieken, emotionele copings-

technieken en schemagerichte veranderingstechnieken

o Zolang men niet verduidelijkt heeft welke methodiek het best werkt en zolang

met niet weet welke methodiek het effectiefst is, zal CGT blijven bestaan uit

een diversiteit van technieken waarvan cognitieve herstructurering slechts één

deel uitmaakt

Kendall (2011) stelt dat er bij elk specifiek patroon van klachten (bv. angst, depressie, ...)

typische denkfouten aan de oorsprong leven:

o Zo vertonen depressieve jongeren vaak overgeneraliseringen (‘niemand vindt

me aardig’), ze nemen te vaak de verantwoordelijkheid voor iets op zich (‘ik heb

dat feestje helemaal verknald’) en ze beschikken – in tegenstelling tot angstige

kinderen – over weinig positieve gedachten

o Agressieve jongeren zouden vooral fouten maken in ambigue situaties: ze

interpreteren steevast de situatie als bedreigend (‘ik word uitgelachen’)

o Angstige kinderen zouden de gevolgen van een gebeurtenis zeer snel

catastrofaal inschatten en ze vertonen ook denkfouten in

beoordelingsmomenten (‘ik moet nog beter mijn best doen’)

Dit betekent dat er specifieke behandelprogramma’s nodig zijn die per klacht de

typische denkfouten aanpakken

Een nieuwe interessante toepassing, ook voor adolescenten, is schematherapie

Page 166: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

138

SCHEMATHERAPIE

Volgens de schematheorie (Young, 1990) zijn disfunctionele cognities gekoppeld aan

diepgewortelde kernovertuigingen (schema’s), zoals: ‘ik ben een mislukking’/’de anderen

zijn niet te vertrouwen’

o Schema’s zijn rigide scripts, ontwikkeld in de vroege kindertijd op grond van

negatieve (relationele) ervaringen die bepalend zijn voor hoe je jezelf in relatie

tot anderen waarneemt en beleeft

OPM.: ook later kunnen zich nog nieuwe schema’s ontwikkelen

o Schema’s zijn moeilijk toegankelijk en vaak ‘slapend’ totdat er zich een

stresssituatie voordoet die het schema activeert

o Schema’s kan men indirect afleiden uit de conditionele en instrumentele

assumpties die iemand heeft (bv. ‘het is beter niemand te vertrouwen’)

Men stelt dat een behandeling die geen oog heeft voor de onderliggende schema’s,

oppervlakkig is

o Dit zou kunnen verklaren waarom men ook weer kan hervallen

Het in kaart brengen van de meest voorkomende schema’s kan met de Young Schema

Questionnaire (YSQ)

De schematherapie

o Werd ontwikkeld vanuit de klinische praktijk bij volwassenen

o De toepassing ervan bij jongeren moet nog geëvalueerd worden

o Er zijn al opmerkelijke initiatieven waarbij de schematherapie ook bruikbaar

blijkt bij adolescenten (bv. in dialoog met de jongeren via neerwaartse

pijltechniek de kernovertuigingen zelf opzoeken)

Schema’s zullen vaak een zware emotionele lading hebben en dan kunnen het best ook

experiëntiële verwerkingstechnieken aangewend worden (bv. psychodramatechnieken)

Schema’s ontwikkelen zich meestal in een interpersoonlijke context

o Daarom kan het gebeuren dat de therapeutische relatie aangewend moet

worden om deze schema’s bij te sturen

o Reparenting is zo’n techniek waarbij de therapeut de taak van de ouder op zich

neemt, zodat de jongere in staat is ook functionele schema’s op te bouwen

INDICATIES EN CONTRA-INDICATIES

Merk op: het aanwenden van cognitieve interventies veronderstelt bij het kind een aantal

cognitieve en metacognitieve vaardigheden

o Bijna alle cognitieve methoden maken gebruik van taal in hun pogingen om

aanwezige disfunctionele reacties te beïnvloeden

o Naast taalontwikkeling vereist dit proces ook voldoende geheugencapaciteit

om verbale labels op te slaan in het schema dat het kind opbouwt omtrent een

situatie

o Andere factoren waarmee rekening gehouden moet worden, zijn de

aandachtsspanning, het inzicht en het redeneervermogen

Page 167: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

139

Bij jonge kinderen (vanaf 5 jaar) kunnen reeds cognitieve methoden aangewend worden

o OPM.: deze methoden moeten wel concreet en aantrekkelijk zijn

o Het gebruikte materiaal: relevant, concreet en aantrekkelijk en verwijst naar

gebeurtenissen uit het leven van het kind

o Spelmateriaal, tekeningen, cue-cards, rituele gebaren en geluiden,

stripverhalen, videofragmenten en andere visuele, auditieve, tactiele en

proprioceptieve ondersteuningsmiddelen helpen om de cognities en de erbij

horende mentale beelden levendig en actief te houden in het werkgeheugen

van het kind

o Bewegen van het lichaam, het voordoen, het gebruik van een schoolbord of

flap, … maken de therapiesessies minder statisch

o Of een kind cognitieve technieken wil aanwenden, hangt ook af van de

motivatie: als hij het niet nodig vindt, of saai, blijven de aanwezige

competenties onbenut

DE ROL VAN DE OUDERS

Therapeutische vooruitgang is beter wanneer de ouders:

o In de interventie worden betrokken

o Thuis meewerken aan de generalisering van zelfinstructies en andere

aangeleerde methodieken in diverse probleemsituaties

De ouders worden dus best getraind als helper-therapeut

Van de ouders wordt ook verwacht dat ze als model fungeren en dat ze het nieuwe gedrag

gepast bekrachtigen met behulp van symbolische, materiele en sociale bekrachtiging

CGT kan in een gezinstherapeutisch kader gebruikt worden

o Met behulp van aangepast concreet materiaal, zoals een monopolyspel/

ganzenbord, dat verwijst naar situaties uit het dagelijks leven helpt de

therapeut de gezinsleden om hun gedachten en gevoelens hierover te

identificeren en te uiten

o Wie bij het spelen van het spel op een vakje komt, legt uit hoe hij zich in die

situatie voelt, wat hij erbij denkt en waarom hij in een bepaalde situatie zo

handelt

o Dit kan leiden tot meer begrip en tot het vinden van een onderhandeld

compromis

Page 168: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

con

tro

le e

n c

ogn

itie

ve g

edra

gsth

erap

ie (

evid

ence

-bas

ed)

140

TOT BESLUIT

CGT biedt veel mogelijkheden in de behandeling van kinderen

Toch moet gesteld worden dat gedrag een onmiskenbare toegang blijft om verandering te

bewerkstelligen

o Vooral bij kinderen is gedragsinoefening nodig ter bevordering en

generalisering van de nieuwe aangeleerde cognities therapieën voor

kinderen zijn in dit opzicht niet alleen praattherapieën, maar ook, en misschien

vooral doe-therapieën

o Cognitie blijft steeds één element van het functioneren van het kind, naast

affectieve, motorische en fysiologische componenten dit element wordt

belangrijker naarmate kinderen ouder worden

o Telkens blijven de meer klassieke gedragstherapeutische technieken hun plaats

behouden, met name de gedragsoefening en de blootstelling enerzijds en

operante technieken gericht op motivatie, generalisatie en behoud van

verandering anderzijds

Cognitieve technieken blijven beter als zo veel mogelijk zintuigen van het kind geprikkeld en

gebruikt worden om de nieuwe ervaringen te verwerken en op te slaan

o Stelt men zich bij cognitieve therapie een ernstige volwassene en een

volgzaam kind voor die gedurende lange tijd samen aan tafel blijven zitten en

rustig keuvelen over gedachten, dan is men ver verwijderd van een aan het

kind aangepast veranderingsmodel

Page 169: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Jonge kinderen met gedrags-problemen

Page 170: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 171: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

141

STOP 4-7: EEN VROEGE INTERVENTIE VOOR

KINDEREN MET GEDRAGSSTOORNISSEN

ABSTRACT

STOP 4-7 is een multisystemisch en multimodaal vroeg interventieprogramma voor jongere

kinderen (4-7 jaar) met gedragsproblemen

Op al de resultaten van kinderen en ouders werden significante verbeteringen gevonden

INTRODUCTIE

Longitudinaal onderzoek liet een consistente set van predictoren zien die geassocieerd

worden met de ontwikkeling van anti-sociaal gedrag

o De risicofactoren die de waarschijnlijkheid van antisociaal gedrag voorspellen

werden geïdentificeerd op verschillende niveaus (individueel, familie, school,

buurt en maatschappij)

o Onderzoek stelt ook dat de waarschijnlijkheid op ernstig antisociaal gedrag

substantieel groter is bij zij die blootgesteld werden aan deze meerdere

risicofactoren

Er wordt gesteld dat enkel een multi-component programma dat op de verschillende

risicofactoren focust, een potentieel heeft tot succes

Het STOP 4-7 programma is een interventie voor jonge kinderen (van 4-7 jaar) met ernstige

gedragsproblemen

o Het is een ecologische en multimodale interventie: het bevat een kind

component (sociale vaardigheidstraining), de ouders (ouders management

training) en de leerkracht (klas management training)

o Naast de 3 trainingscomponenten, zijn er ook individuele thuis- en

schoolbezoeken

o Het programma is gebaseerd op onderzoek en klinisch werk van het Oregon

Social Learning Centre, meer specifiek: het LIFT programma (Linking the

Interests of Families & Teachers)

Antisociaal gedrag wordt gedefinieerd als een stabiel patroon van negativisme, coërcief,

oppositioneel en agressief gedrag tegenover autoriteitsfiguren, gedrag dat de

basisrechten van anderen beschadigt, of het breken van leeftijdsgebonden sociale

normen en regels

Ontwikkeling is een belangrijke factor bij het kijken naar antisociaal gedrag

o Sommige gedragingen (bv. deviant gedrag van peuters) is normatief tijdens

sommige ontwikkelingsfasen, terwijl ze dat niet zijn gedurende andere

o Een belangrijke marker hiervoor is of het gedrag bij de leeftijd past

Page 172: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

142

Het meest invloedrijke model voor het beschrijven en begrijpen van de dynamieken

onderliggend aan de ontwikkeling van oppositioneel gedrag en agressie bij kinderen is

Patterson zijn theorie van het ‘coërcieve proces’

o In dit model, werden coërcieve processen geïdentificeerd als een centraal

maladaptief mechanisme dat geobserveerd wordt bij families met

gedragsgestoorde kinderen

Ten eerste is er een algemene observatie dat kinderen leren

ontsnappen of vermijden aan het criticisme van hun ouders bij de

escalatie van negatieve gedragingen

Dit leidt vervolgens tot een stijging van aversieve ouderlijke interacties

en verergert het ontregeld gedrag van het kind

o Hierdoor wordt verondersteld dat een strategie om dit problematisch proces

de baas te kunnen, de kern moet zijn van een effectieve oudertrainings-

interventie, met als ultieme doel de gedragsproblemen van de kinderen in te

dijken

Hoe dan ook, het trainen van ouders heeft geen invloed op de vaardigheid van deze

kinderen om vrienden te maken, en het hebben van prosociale vrienden is een belangrijke

protectieve factor

o Daardoor moet een effectieve interventie niet enkel focussen op de ouders,

maar ook op het kind

Jammer genoeg worden de effecten van oudertraining niet vaak gegeneraliseerd tot de

schoolsetting

o Dus: het toevoegen van een leraar-training-component wordt verondersteld

een vroege interventie te helpen om succesvol te zijn, zowel thuis als op school

o Problemen bij de beschikbaarheid en het gebruik van aanmoediging van de

leerkracht waren gerelateerd aan oppositioneel gedrag, delinquentie en lage

schoolprestatie

Het beeld is nog meer gecompliceerd in scholen met hoge leerkracht-

student ratio’s of met lage inkomenskinderen

Onderzoek stelde dat leerkrachten in deze scholen significant

meer ‘hard’, ‘onthecht’ en ‘ongevoelig’ zijn dan leerkrachten in

midden- en hoge inkomensscholen

o Jammer genoeg lijken consistente en positieve klaservaringen het minst

beschikbaar te zijn voor kinderen die het meeste risico lopen

Daardoor wordt er verondersteld een leerkrachttraining te combineren

met oudertraining, voornamelijk rond het probleemgedrag dat op

school wordt geobserveerd

o Men voorspelt verder verder dat contact met de leerkracht de ouders het

gevoel geeft van medewerking, wat hun energie versterkt voor het volhouden

van de oudertraining

De huidige studie zal een ecologisch multimodaal interventieprogramma evalueren dat

bestaat uit drie componenten: een training voor het kind, de ouders en de leerkrachten

Page 173: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

143

METHODE

PARTICIPANTEN

201 kinderen en hun families deden mee aan het programma

De ratio jongens-meisjes was 4-1

Alle kinderen waren tussen 4 jaar en 0 maanden en 8 jaar en 11 maanden

PROCEDURE

Het STOP 4-7 programma bestaat uit 3 componenten: een groep ouders, leerkrachten en

kinderen

o Dit op 10 verschillende dagen, gespreid over een periode van 3 maanden

o Tijdens de studieperiode namen 22 STOP4-7-training groepen aan het

onderzoek deel

Er waren drie belangrijke componenten:

o De kinderen kwamen naar het centrum voor een hele dag

o Terwijl de ouders in de namiddag kwamen voor een 2 uur durende sessie

o De leerkracht-klas-training bestond uit 3 drie-uurs sessies

KIND SOCIALE VAARDIGHEDENTRAINING

Tijdens de tien dagen leerden kinderen belangrijke sociaal-cognitieve vaardigheden:

rolinneming, probleem oplossen en zelfcontrole

o De trainingscomponenten werden afgeleid van het LIFT-programma

o Men leert deze vaardigheden door coaching, modeling en gedragsinoefening

Elke dag wordt georganiseerd als een gewone schooldag met een mix van activiteiten:

praten, en luisteren, werken en spelen, samen eten, klusjes doen, buiten spelen

o Voorspelbaarheid is erg belangrijk: daarom is elke dag op dezelfde manier

gestructureerd, de verschillende delen van de ruimte hebben een duidelijke

functie en de trainers zelf zijn erg voorspelbaar, ze gedragen zich als model

voor zelfcontrole en positieve interacties

o Een groot deel van de positieve bekrachtiging wordt gegeven voor kleine

prestaties, tot 10 tokens per uur per kind

Een belangrijk aspect van rolinneming is het leren van woorden voor de verschillende

gevoelens en het verbaal leren uiten van gevoelens in plaats van fysiek

In het probleemoplossingsproces is een popje de gids van het kind doorheen de 5

verschillende stappen

Voor het trainen van zelfcontrole gebruikt men een kwaadheidsthermometer

o Een schildpad helpt de kinderen om zich te weerhouden om zich impulsief en

agressief te gedragen en hij helpt hen om zich te ontspannen en kalm te

worden

Page 174: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

144

OUDER MANAGEMENT TRAINING

Het programma is gebaseerd op de principes van gedragsverandering en sociaal leren

De trainingscomponenten werden aangepast aan het LIFT programma

De twee meest belangrijke doelen van de oudertraining module zijn het versterken van de

oudervaardigheden en het versterken van hun ouderlijke self-efficacy

o Het leren van ouders kan hen de impressie geven dat ze incompetent zijn en

daarom schenkt men speciale aandacht om dit te vermijden

o Door het vertellen van ‘sterke’ verhalen van verschillende ouders in de groep,

kan men hen tonen dat ze competent zijn in het opvoeden van hun kinderen

De ouders leren in tien weken de negatieve en positieve gedragingen van hun kinderen te

observeren en bij te houden

Positieve bekrachtiging en een goed gebruik van token economy zijn de centrale

vaardigheden die de ouders te leren hebben in de training, samen met het structureren

van het leven van het kind

Pas vanaf de 5e sessie kijkt men naar de negatieve gedragingen en de verandering van

contingenties d.m.v. negeren, time-out en straf

Ook probleemoplossingsvaardigheden, communicatievaardigheden en zelfcontrole (van de

ouders zelf) zijn belangrijke onderwerpen in de oudertraining

CLASSROOM MANAGEMENT TRAINING:

De leerkrachten van deelnemende kinderen worden uitgenodigd deel te nemen aan een

leerkrachttrainingsgroep

De inhoud van de training is gelijkaardig aan die van de oudergroep, maar omwille van hun

professionele achtergrond, zijn er minder sessies

De balans tussen het trainen van nieuwe vaardigheden en het bekrachtigen van de

vaardigheden die de leerkrachten reeds hebben, alsook de self-efficacy van de

leerkrachten is ook belangrijk in de training

Communicatie met ouders en kinderen met probleemgedrag is waarschijnlijk de moeilijkste

vaardigheid voor leerkrachten en krijgt dan ook een grote focus in de leerkrachttraining

HYPOTHESES

Men verwacht dat als resultaat van de interventie:

o Het probleemgedrag van de kinderen zal verminderen thuis, alsook op school

o De oudervaardigheden zullen veranderen in de verwachte richting: na de

training zullen ze zich minder inconsequent en hard gedragen, terwijl positief

ouderschap stijgt

o De ouders zullen meer vertrouwen en voldoening rapporteren aan het einde

van de behandeling

o De kinderen zullen meer prosociale probleemantwoorden rapporteren en

minder asociale antwoorden

Page 175: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

145

METINGEN

CBCL

TRF: Teacher Report Form

PBS: Parental Behaviour Scale (Oudervaardigheden)

PSOC: Parental Scale of Competence (self-efficacy van de ouders)

Wally’s child Social Problem-Solving Detective Game (probleemoplossingsvaardigheden

van het kind)

RESULTATEN

De bevindingen suggereren significante verbeteringen op de meeste metingen:

probleemgedrag van het kind thuis en op school, ouderlijke vaardigheden, ouderlijke self-

efficacy en ten slotte ook de sociale probleemoplossingsvaardigheden van de kinderen

Op alle metingen ziet men een significante, positieve verandering, behalve op de

competentie subschaal van de PSOC

De effectgroottes zijn gemiddeld voor probleemgedrag thuis (CBCL, totale score en

externalisering), ouderlijke vaardigheden (SOG, inconsequente disciplinering) en

probleemoplossingsvaardigheden (Wally, percentage van prosociale antwoorden)

Op de andere metingen (CBCL, internalisering; SOG, positief ouderschap en harde

disciplinering; PSOC, tevredenheid; en TRF, totale score, internalisering en externalisering)

zijn de effectgroottes eerder klein

Rond 50% van de kinderen scoren na behandeling echter nog boven de klinische cutoff op

de CBCL externaliserende probleemschaal

DISCUSSIE

De preliminaire resultaten van de STOP 4-7 interventie in een Europese sample zijn

veelbelovend

o Als men de data analyseert van zij die de metingen volbracht hebben, vindt

men dat de kinderen verbeteren en dat hun vaardigheden verbeteren

o Naast een significante verandering in het kindgedrag, verbeterden ook de

ouderlijke vaardigheden en self-efficacy

Dit is congruent met de theorie van het programma en de effecten die

gevonden werden in andere evidence-based programma’s

Onderzoek suggereert dat zonder interventie, problemen toenemen op de leeftijd van 5

jaar: de peuterperiode zou een belangrijke tijd voor interventie zijn voor hoge-risico

kinderen omwille van verschillende redenen

o Kerncomponenten van affectregulatie en gedragscontrole verschijnen en

worden georganiseerd

Page 176: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

146

o Peuters hebben toenemende taalvaardigheden, bewustzijn en internalisatie-

capaciteiten die geassocieerd zijn met de vaardigheid om gedrag te inhiberen,

de regels te volgen en hun negatieve emoties te managen

o De typische escalatie van agressief en ongehoorzaam gedrag tijdens het

tweede levensjaar en de afname tegen het 5de jaar suggereert dat de peuter-

en kleuterperiode een sensitieve periode is voor de handhaving en versnelling

van deze gedragingen

Secundaire gevolgen van stabiele conductproblemen hebben de neiging om het wangedrag

te ondersteunen of te verergeren, zoals academisch onderpresteren, groepsafwijzing, en

negatieve verwachtingen door leerkrachten

o Daarvoor wordt de huidige interventie gezien als een effectieve interventie op

korte termijn om deze negatieve prognose aan te passen

Waarschijnlijk is de periode te kort om al grote effecten te zien bij alle kinderen

Belangrijk om te vermelden is de significante positieve verandering en grote effectgrootte

van de verandering in ouderlijke vaardigheden van inconsequente disciplinering

o Invloedrijke theoretische modellen voorspellen nl. een verandering in

kindgedrag dat samen gaat met verandering in het ouderlijk gedrag

(oudervaardigheden) op lange termijn

De studie heeft ook enkele tekortkomingen die erkend moeten worden

o Verschillende projecten en studies verschaffen evidentie dat het een voordeel

is in te grijpen voor een langere periode, waarbij gefocust wordt op een aantal

cruciale momenten (transitieperioden), zoals de overgang van een kind naar

de lagere school en de overgang naar de middelbare school

Vanuit deze visie is een lange termijn follow-up van de risicokinderen

noodzakelijk vooraleer vaste conclusies over de effectiviteit van PMT in

onze gemeenschap kunnen geformuleerd worden

o Verder past de meerderheid van de preventieprogramma’s voor basisschool-

kinderen hun interventies niet aan aan de socio-economische status van de

familie

Hoe dan ook is het aangetoond dat er een sterke associatie is tussen

socio-economische achterstand en negatieve behandeluitkomsten

o Ten slotte heeft de studie enkele metingen gebruikt, maar zonder daar meer en

betere vragenlijsten te gebruiken om de effecten van de interventie te meten

Het is aangeraden een multimethode aanpak te gebruiken en om

observationele metingen toe te voegen

Veerman zegt dat het belangrijk en waardevol is om te starten met een bottom-up

ontwikkeling van een evidence-based programma, dus vanuit de praktijk

o Hij ontwikkelde een 4 fasen model om therapeuten te helpen hun interventies

evidence-based te maken vanuit een praktijkgebaseerde evidentie naar een

evidence-based praktijk

Page 177: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

147

o Hij beschreef de fases als volgt:

1. Een programma heeft potentie (‘potential’) wanneer er een goede

beschrijving bestaat van het programma, organisatie van het

programma en de doelgroep

2. Een programma is ‘veelbelovend’ (‘promising’) wanneer er een

programmatheorie aan de basis ligt van de interventie: wat werkt voor

hen en waarom

3. Een programma is effectief (‘effective’) wanneer er preliminaire

evidentie is dat de interventie werkt

4. Doeltreffendheid (‘efficacious’) kan bereikt worden door gebruik te

maken van herhaalde casestudies en quasi-experimentele designs

Maar: de ultieme evidentie moet nog steeds geleverd worden door RCT’s

o In dit artikel hebben we geargumenteerd dat het STOP 4-7 programma

potentieel heeft, veelbelovend is en effectief

We noemen deze studie een praktijkgedreven evaluatie: er is getracht om te vinden wat

‘praktijkgebaseerde evidentie’ wordt genoemd

o Praktijkgerichte evaluatie staat in contrast met de methodegedreven evaluatie

die de methode als startpunt neemt en gebruik maakt van strikte

methodologische regels met RCT als gouden standaard

o De RCT kan niet gebruikt worden als gouden standaard voor praktijkgedreven

evaluatie

Om te besluiten, heeft dit artikel aangetoond dat de STOP 4-7 interventie, een

multisystemisch en multimodaal programma, op korte termijn effectief is in het

verminderen van antisociale gedragsproblemen bij jonge kinderen

Page 178: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

STO

P 4

-7: e

en v

roeg

e in

terv

enti

e vo

or

kin

der

en m

et g

edra

gsst

oo

rnis

sen

148

Page 179: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Middelen-misbruik

Page 180: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 181: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

149

MIDDELENMISBRUIK EN VERSLAVING

INLEIDING

Uit dierenonderzoek blijkt dat de effecten van middelengebruik veel groter zijn wanneer de

middelen toegediend worden tijdens de adolescentie dan tijdens de volwassen leeftijd

o Dit blijkt ook te gelden voor mensen

o Eén van de gevolgen van verslavingsgedrag tijdens de adolescentie:

Toegenomen kwetsbaarheid voor verslaving

Ander impulsief gedrag op latere leeftijd

Bij mensen is dit verband moeilijker aan te tonen

o Impulsieve jongeren beginnen gemiddeld op vroegere leeftijd te drinken,

waardoor de relatieve invloed van impulsieve aanleg en de versterking hiervan

door middelengebruik op jonge leeftijd moeilijk uit elkaar te halen zijn

MIDDELENGEBRUIK: NORMALE EN AFWIJKENDE VORMEN

In de puberteit gebruiken veel jongeren psychoactieve middelen, en in die zin is

middelenmisbruik ‘normaal’ in onze cultuur het gaat vooral over:

o Alcohol:

Zorgwekkend: overmatig drankgebruik begint ‘normaal’ te worden bij

jongens

Zowel door jongens als meisjes wordt er op jonge leeftijd al veel

gedronken

o Sigaretten

o Marihuana

In de DSM-IV sprak men over ‘aan een middel gebonden stoornissen’

o Dit zijn psychoactieve middelen: stoffen die een verandering in het psychisch

functioneren teweegbrengen

o Het gevolg van deze definitie is dat als er geen middel is, er ook geen

verslaving is

o DUS: gok-, internet- en seksverslavingen bestaan niet volgens de DSM-IV

Dit vormde eveneens een hot issue voor de DSM-5

In de DSM-5 is er een herdefiniëring: men spreekt over de categorie ‘middel- en

verslavingsgerelateerde stoornissen’

Sensitisatie: psychoactieve middelen geven direct na inname stimulatie, die na herhaald

gebruik van het middel sterker wordt

o Bv. alcohol heeft een dempend of verdovend effect, maar direct na inname is

er een activerende werking

o Sensitisatie heeft een langdurig effect en kan van middel tot middel

overgedragen worden (= cross-sensitisatie)

Page 182: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

150

Cross-sensitisatie: wanneer middel A al geleid heeft tot sensitisatie, ontwikkelt dit sneller

voor middel B

o Er is wel discussie over de exacte rol van sensitisatie:

Volgens sommigen speelt sensitisatie enkel een rol bij de vroege

escalatie van verslavingsgedrag en niet bij de eindfase

Volgens anderen is het het centraal mechanisme bij het ontstaan en in

stand houden van verslavingsgedrag

VERSLAVINGSGEDRAG: ONTWIKKELING EN PROGNOSE

Longitudinale studies laten zien dat mensen te onderscheiden zijn in de wijze waarop hun

middelengebruik zich ontwikkelt

Een groep jongeren die op jonge leeftijd begint, laat zeer diverse ontwikkelingstrajecten

zien: sommige beginnen vroeg en stoppen vroeg, terwijl anderen matig gebruiken of later

doorschieten naar hardnekkig intensief gebruik

VOORBEELD LONGITUDINAAL ONDERZOEK

Voor vroege adolescenten werden er 4 alcoholtrajecten gevonden:

o Geheelonthouders

o Weinig-drinkers

o Stijgers

o Zware

Voor midadolescenten is er een vijfde traject gevonden: stabiele drinkers

Voorspellers voor beide groepen van adolescenten:

o Sekse

o Strenge alcoholregels door de ouders

o Alcoholgebruik van de beste vriend

RISICO- EN BESCHERMENDE FACTOREN

ERFELIJKE FACTOREN

Erfelijke factoren verklaren ongeveer 40-60% van de variatie in middelengebruik en

misbruik tussen mensen

o Erfelijke factoren spelen over het algemeen een belangrijke rol

o Interacties tussen omgevingsinvloeden en het hieraan verbonden tot expressie

komen van genen zijn daarbij cruciaal

Erfelijke factoren spelen niet zo’n grote rol bij het beginnen met het middel, maar spelen

een veel grotere rol bij het ontwikkelen van overmatig gebruik, misbruik en verslaving

Page 183: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

151

Een groot aantal genen speelt een rol

o Sommige genen hangen meer samen met het risico om verslaafd te raken in

het algemeen, terwijl andere genen meer samenhangen met een specifiek

risico voor een bepaalde verslaving

o Er zijn ook genetische factoren die juist beschermend werken (bv. slecht tegen

alcohol kunnen)

OMGEVINGSINVLOEDEN

Ouders:

o Evident verband tussen middelengebruik- en misbruik van ouders op de

ontwikkeling ervan bij hun kinderen

o Vooral de opvoeding van ouders en de kwaliteit van de relatie tussen ouder en

kind werken preventief

Leeftijdsgenoten:

o De resultaten zijn op dit vlak niet eenduidig

o Recent longitudinaal onderzoek toont aan dat er amper effect is van directe of

indirecte druk van vrienden om te roken of te drinken op het feitelijk

middelengebruik van jongeren

Maar: toch zijn er experimentele en observatiestudies die het

tegendeel laten zien

Interacties tussen omgevingsfactoren en genetische kwetsbaarheid zijn belangrijk voor de

verklaring van de ontwikkeling van een verslavingsproblematiek

o Maar: er moet nog meer onderzoek gebeuren vooraleer we generieke

conclusies kunnen trekken

MECHANISMEN EN AANZET TOT EEN KWETSBAARHEIDSMODEL

EFFECTEN VAN ALCOHOL

Mensen verschillen in hun reactie op alcohol

o Deze verschillen zijn gerelateerd aan iemands relatief risico om verslaafd te

raken

o Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen:

De directe effecten (wanneer het alcoholpercentage in het bloed stijgt)

en wanneer het alcoholpercentage weer daalt

De hoeveelheid geconsumeerde drank in relatie tot het

lichaamsgewicht en geslacht

Er is evidentie dat een lage dosis alcohol direct na inname een stimulerende reactie

veroorzaakt (sensitisatie) en dat sensitisatie zich sterker ontwikkelt wanneer

middelengebruik begint tijdens de adolescentie

Bij een hogere dosis alcohol:

o Leidt alcohol tot beperkingen in de capaciteit om info te verwerken

Page 184: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

152

o Minder motorische controle

o Meestal wordt het ook geassocieerd met een toename in agressie

Alcoholmyopie: de invloed van alcohol op de toewijzing van aandacht, die optreedt

wanneer er sprake is van een responsconflict (iets in de omgeving zegt dat je het ene

moet doen, terwijl iets anders zegt dat je het andere moet doen)

o Onder invloed van alcohol krijgen de saillante, directe cues onevenredig veel

aandacht en daarmee veel invloed op het gedrag

Wanneer de saillante cues agressie uitlokken, dan zal agressie onder

invloed van alcohol gemakkelijk optreden

Dit komt omdat zonder alcohol de minder saillante cues die aanzetten

tot het inhiberen van agressie, relatief belangrijker zijn

Maar: wanneer de saillante cues hulpvaardigheid uitlokken, worden

mensen juist hulpvaardiger onder invloed van alcohol

Het is belangrijk om rekening te houden met genetische verschillen in de effecten van

alcohol

o Dit geldt zowel voor de stimulerende effecten die optreden kort nadat alcohol

is ingenomen (stijgende curve van de BAC), als voor de negatieve gevoelens en

de mate van dronkenschap die ervaren worden tijdens het dalende deel van de

BAC

o Kinderen van alcoholisten ervaren zowel de stimulerende effecten direct na

inname sterker, als de negatieve effecten later minder sterk

Ze bleken in veel mindere mate last te hebben van de negatieve

effecten van alcohol

Maar: iemand die goed tegen drank kan, loopt meer risico om

afhankelijk te worden dan iemand die er slecht tegen kan

o Genetische factor: veel Aziaten kunnen een enzym dat belangrijk is bij de

afbraak van alcohol, niet produceren, waardoor ze na een lage dosis alcohol

zich al snel beroerd voelen

Dit is dus een genetisch bepaalde beschermende factor tegen

alcoholafhankelijkheid

IMPLICIETE EN EXPLICIETE MIDDELGERELATEERDE COGNITIES

We kunnen drie algemene typen verwachtingen onderscheiden:

1. Positieve verwachte effecten:

Naarmate mensen sterkere positieve verwachtingen hebben, drinken

ze meer alcohol

Veel positieve verwachtingen gaan gepaard met positieve

bekrachtiging (de verwachte opwinding, bv. grappig, sexy, …) en ze

reflecteren deels de mate waarin iemand dergelijke effecten ervaart

2. Negatieve bekrachtiging: negatieve gevoelens verminderen door het drinken

van alcohol

Dit blijkt een sterke voorspeller te zijn van het ontwikkelen van

problemen

Page 185: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

153

Alcohol gaat nl. op korte termijn de negatieve gevoelens doen

vergeten, maar het langetermijneffect zorgt voor een versterking van

die negatieve gevoelens

3. Negatieve verwachting: naarmate iemand sterkere negatieve verwachtingen

heeft, gaat hij/zij minder drinken

De verwachtingen geven individuele verschillen in gevoeligheid voor de

negatieve effecten van alcohol weer

De verwachtingen van kinderen van alcoholisten worden zowel beïnvloed door sociaal

leren, als door de deels genetische beïnvloede reactie op alcohol

o Jonge kinderen van alcoholisten waren nog negatiever over alcohol dan andere

jonge kinderen, maar adolescente kinderen van alcoholisten die zelf begonnen

waren met drinken, vertoonden sterkere positieve verwachtingen

ONDERZOEK NAAR AUTOMATISCHE COGNITIEVE PROCESSEN

Er is onderzoek verricht naar selectieve aandacht bij verslaving: mensen die middelen

overmatig gebruiken, blijken een aandachtsbias te ontwikkelen voor stimuli die naar dat

middel verwijzen die aandachtsbias wordt gemeten met:

o Strooptaak: zware alcoholgebruikers doen daar bij middelgerelateerde

woorden langer over dan bij andere woorden

o Dot-probetaak: er verschijnen tegelijkertijd twee stimuli aan verschillende

kanten op het scherm, waarvan één gerelateerd is aan het middel en het

andere niet

Meteen na het verdwijnen van de stimuli, verschijnt er een andere

stimulus op de plaats waar daarvoor één van de twee stimuli zich

bevond

De proefpersoon moet hierop zo snel mogelijk reageren

Ook hier wordt er een duidelijke samenhang gevonden met de mate

van gebruik of misbruik van middelen

Helaas zijn deze taken nog weinig bij adolescente gebruikers afgenomen

In een longitudinale studie bij een grote groep jongeren bleek echter

dat aandachtsbias niet samenhing met alcoholgebruik over tijd

Het is mogelijk dat dit soort biases vooral optreden bij wat

verder gevorderde gebruikers en dat ze aldus geen rol spelen in

de beginfasen van verslaving

o Impliciete geheugenmaten:

De onderzoekers vragen proefpersonen bv. naar hun eerste associatie

bij de woorden: ‘Vrijdagavond, je voelt je goed …’

Naarmate de mensen hier vaker een antwoord geven dat naar

alcohol verwijst, drinken ze meer (hetzelfde werd gevonden

i.v.m. marihuana)

Het impliciete geheugen kan men ook onderzoeken met een test met

ambigue woorden die al dan niet een middelgerelateerde betekenis

kunnen hebben

Page 186: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

154

Hier moeten proefpersonen ook hun eerste associatie geven

De onderzoekers hebben deze taken afgenomen bij hoog

risicojongeren en deze konden de escalatie van alcohol- en druggebruik

voorspellen

In een interventie waarin de alcoholverwachtingen van zwaar drinkende jongeren werden

beïnvloed, bleek dat voor de expliciete verwachtingen te lukken, maar niet of nauwelijks

voor de automatische associaties

o De verandering in expliciete verwachtingen zorgde bij de zwaar drinkende

jongens voor een kortdurende reactie in hun drankgebruik

Ten slotte werd er ook veel onderzoek gedaan naar automatisch geïnitieerde

actietendensen: ook deze automatische reactie blijkt te beïnvloeden te zijn door cognitieve

training (wat mogelijkheden biedt voor interventies met jongeren)

Conclusie: zowel impliciete (automatische cognitieve processen) als expliciete processen

(beredeneerde cognitieve processen) spelen een rol bij het ontstaan, in stand houden van

problemen met alcohol en andere middelen

PERSOONLIJKHEID

Er zijn twee belangrijke algemene voorspellers van verslavingsgedrag:

o Gebrekkige gedragscontrole: heeft te maken met relatief zwak ontwikkelde

executieve functies

Het gaat over een gebrekkig vermogen om het eigen gedrag te

reguleren en om eenmaal ingezet gedrag af te remmen

Dit gaat samen met persoonlijkheidstrekken als impulsiviteit en

sensation seeking

Dit ziet men vaker bij jongens dan bij meisjes

Drank- en middelenmisbruik kunnen snel uit de hand lopen omdat de

zelfregulerende functies al niet sterk ontwikkeld waren en nog verder

verzwakt worden onder invloed van middelen

o Neiging tot negatief affect: jongeren die relatief angstig of depressief zijn en die

middelen gaan gebruiken om dit negatieve affect te doen verdwijnen

Er zijn weinig aanwijzingen dat jongeren vanuit deze motieven

beginnen te gebruiken

Kwetsbaarheidsfactoren hangen samen:

o Bv.: het verhoogde risico op verslaving van impulsieve jongeren wordt deels

gemedieerd door alcoholverwachtingen van opwinding

o Bv.: het verhoogde risico op verslaving van jongeren met een sterk negatief

affect wordt deels gemedieerd door alcoholverwachtingen van

spanningsreductie

Page 187: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

155

GEZINSFACTOREN EN INVLOED VAN LEEFTIJDSGENOTEN

Ouders kunnen in de beginfase van het gebruik door jongeren acties ondernemen die

preventief werken

o Directe effecten van opvoeding: ouders die duidelijke regels stellen hun

kinderen minder snel zullen starten met drinken

o De belangrijkste regel die werkt is het gebruik eenvoudigweg te verbieden

o Regels stellen lijkt echter geen rol te spelen bij preventie van roken in

Nederlandse studies

o Daarnaast lijkt het teveel bespreken van het onderwerp kinderen enthousiast

te kunnen maken voor het middel

o Het lijkt niet alleen belangrijk te zijn dat ouders kennis hebben over het

middelenmisbruik van hun kinderen, maar ook van de vrienden van hun

kinderen

De afgelopen jaren werd er verondersteld dat omgang met deviante vrienden een

belangrijke oorzaak was vaan experimenteren en ook continueren van gebruik van

middelen

o Uit recente studies komt echter naar voor dat homogeniteit ontstaat doordat

jongeren elkaar wederzijds beïnvloeden maar ook doordat jongeren vrienden

selecteren die op hen lijken

o Het bleek dat vrienden weinig invloed hadden op het beginnen met roken en

drinken

Deze bevindingen staan echter in contrast met die uit de experimentele observatiestudies,

waarin sterke imitatie-effecten werden gevonden

o Indien personen zich in de omgeving bevonden van een drinker, werd zowel de

hoeveelheid alcohol als zelfs de frequentie van het nemen van slokjes bier of

wijn geïmiteerd

Onderzoek moet dus niet enkel gebeuren via vragenlijsten maar ook in de

situaties waarin het zich afspeelt (de kroeg)

In het barlab werd duidelijk dat jongeren in hun alcoholgebruik en rookgedrag sterk

worden gestuurd door hun (impliciete of expliciete) verwachtingen over de effecten van

middelengebruik en in nog sterkere mate door het alcoholgebruik van groepsgenoten

o Dit effect is sterker voor mannen

o Sociale beïnvloeding: in het barlab werden dyades bestudeerd die in een pauze

tussen twee taken aan een bar alcohol of fris konden nemen

Uit het onderzoek bleek dat er een sterke invloed was op het

alcoholgebruik van de ander, met weinig verschil tussen mannen en

vrouwen

Er zijn ook indicaties dat imitatie niet alleen plaatsvindt in de keuze van

drank of het aantal consumpties, maar ook op micro-niveau

Jongeren die alcohol drinken lijken ook te synchroniseren in de

slokjes alcohol die ze nemen

Dit is een indicatie dat imitatie ook op onbewust niveau

plaatsvindt

Page 188: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

156

Middelengebruik bij jongeren gebeurt vrijwel altijd in een sociale context

Vervolgens gaan genetische verschillen in de reactie op het middel een rol spelen

o Dit beïnvloedt de snelheid en sterkte van de neurale adaptaties en ook de

mate waarin iemand negatieve ervaringen opdoet met het middel

Naarmate er vaker gebruikt wordt, zullen automatische processen die leiden tot meer

middelengebruik, sterker worden

Verder wordt het vermogen om de impulsen te reguleren verzwakt onder invloed van

alcohol- en middelengebruik

IMPLICATIES VOOR DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING

DIAGNOSTIEK

Sommige criteria zoals tolerantie, zijn lastig vast te stellen bij jongeren

o Jongeren hebben vaak een grotere tolerantie, wat ook een risicofactor vormt

voor overmatige consumptie en bijhorende gevaren, op korte termijn en op

langere termijn

o Het negatief feedbacksignaal werkt bij jongeren vaak nog niet goed

Er zijn vragenlijsten in verband met maatschappelijke gevolgen van overmatig gebruik

Daarnaast zijn er innovatieve methoden om via smartphones systematisch, regelmatig en

op een eenvoudige wijze jongeren vragenlijsten te laten invullen waardoor accuratere

informatie over het alcoholgebruik wordt verkregen

PREVENTIE

UNIVERSELE PREVENTIE

Vaak op school

Effecten zijn klein en in sommige gevallen zelfs averechts

Ze worden wel effectief wanneer er een oudercomponent aan toegevoegd wordt, waarin

ouders het belang van strenge regels over alcoholgebruik leren

Het is belangrijk dat het de norm wordt dat jongeren geen middelen gebruiken

o In Nederland is er een minimumleeftijd voor alle genotmiddelen van 18 jaar

o Er zijn ook initiatieven zoals de drank- en rookvrije school

Belastingsmaatregelen lijken ook te werken

Verder speelt reclame ook een belangrijke rol

Het inperken van de alcoholmarketing in combinatie met evidence-based preventie op het

gebied van mediavoorlichting en -opvoeding voor jongeren en hun ouders, is nodig

Page 189: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

157

GERICHTE PREVENTIE

Jongeren worden geselecteerd op basis van hun persoonlijkheid (zowel externaliserend als

internaliserend)

Gerichte preventie heeft positieve effecten

Andere vorm van gerichte preventie: jongeren met verslavingsproblemen worden actief

opgezocht om ze te beïnvloeden

Motiverende gespreksvoering is ook een veel toegepaste effectieve strategie, vaak in

combinatie met cognitieve gedragstherapie

BEHANDELING

EXPLICIETE PROCESSEN

Er wordt een combinatie van motiverende gesprekvoering en cognitieve gedragstherapie als

behandelmethode gehanteerd

Dit beïnvloedt vooral de meer expliciete cognitieve processen

AUTOMATISCHE GEÏNITIEERDE OF IMPLICIETE PROCESSEN

Behandelingen die inspelen op de aandachtsbias en automatische actietendensen

Deze cognitieve trainingen worden ook uitgetest bij andere middelen en bij jongeren

o Bij jongeren is er echter een probleem: motivatie voor de behandeling lijkt een

voorwaarde te zijn

o De sleutel voor een succesvolle behandeling van verslavingsproblemen ligt

vooral in eerste instantie bij een succesvolle psychosociale interventie

Eventueel in sommige gevallen waar psychosociale behandeling alleen

geen soelaas biedt, aangevuld met cognitieve training of in ernstige

gevallen met medicatie

CONCLUSIES EN TOEKOMSTPERSPECTIEF

Verslavingsgedrag is één van de meest voorkomende vormen van psychopathologie bij

jongeren

Zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een rol

Het mechanisme van het ontstaan van verslavingsgedrag: veel aandacht voor

automatische processen

Motivatie om te veranderen speelt een belangrijke rol

Er zijn aanwijzingen dat verslaving op jonge leeftijd een grotere invloed heeft op de

ontwikkeling van de hersenen

In de preventie zijn er positieve ontwikkelingen

Page 190: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Mid

del

enm

isb

ruik

en

ver

slav

ing

158

Lange tijd waren onderzoek naar het ontstaan van psychopathologie en onderzoek naar

het gebruik en misbruik van middelen bij jongeren twee gescheiden werelden

o De laatste jaren heeft men echter beide problematieken meer met elkaar in

verband gebracht

Page 191: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

159

CANNABIS BEHANDELPROTOCOL VOOR JONGEREN EN

JONGVOLWASSENEN: BEHANDELING VAN

PROBLEMATISCH MIDDELENGEBRUIK EN VERSLAVING

INLEIDING

Cannabisverslaving is de meest voorkomende diagnose bij verslavingsbehandelingen voor

jongeren

PREVALENTIE

In het basisonderwijs heeft vrijwel geen enkele jongere ervaring met cannabis (0,3%),

terwijl op de leeftijd van 17-18 jaar meer dan 50% van de jongens en 35% van de meisjes

ooit cannabis heeft gebruikt

o Zeer frequent blowen (>10 keer per maand) komt weinig voor

o Jongens gebruiken vaker en meer dan meisjes

Wat betreft alcoholgebruik heeft bijna 90% van de 15- en 16-jarige jongeren ooit alcohol

gedronken

o Drinkgedrag hangt samen met meer delinquent en agressief gedrag

o Bij jongeren van 12 en 13 die wekelijks drinken wordt een samenhang

gevonden met somatische klachten, angst en depressieve klachten

o Binge drinken (vijf of meer glazen alcohol op 1 moment) komt weinig voor bij

12-jarigen, maar meer dan de helft van de 16- tot 18-jarigen heeft dit in de

afgelopen maand gedaan

In het basisonderwijs heeft 1 op de 25 leerlingen ooit gerookt, terwijl dit op 16-jarige

leeftijd meer dan de helft is

o Dagelijks roken komt nauwelijks voor bij 12- en 13-jarigen

Wat betreft harddrugs heeft XTC in 2011 de hoogste lifetimeprevalentie onder scholieren

in het voortgezet onderwijs

NADRUK OP CANNABISBEHANDELING BIJ JONGEREN

Redenen om het vooral over cannabis te hebben:

o Cannabisverslaving is de meest voorkomende diagnose bij verslavings-

behandeling voor jongeren

o Jongeren met een (meervoudige) probleemachtergrond behoren tot de

risicogroep voor het ontwikkelen van een verslaving

Factoren zoals een gebrek aan zelfvertrouwen, zelfwaardering,

zelfstandigheid, assertieve vaardigheden, gedragsproblemen en een

instabiele gezinssituatie beïnvloeden de kans op risicovol blowen.

Page 192: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

160

Binnen het speciaal onderwijs wordt meer geblowd (32%) dan

daarbuiten

In justitiële inrichtingen blowt 53% en binnen de residentiële

hulpverlening is dit 55%

Onderzoek laat een samenhang zien tussen psychiatrie,

gedragsproblemen, opvoedingsproblematiek, depressie, angststoornis en

verslaving

o Langdurig blowen heeft een negatieve invloed op het cognitief functioneren en

uiteindelijk leidt het tot een ontwikkelingsachterstand

THC, de werkzame stof in cannabis, vermindert de concentratie,

veroorzaakt vergeetachtigheid en verlaagt het vermogen tot logisch

redeneren

Er werd een significant verband gevonden tussen wekelijks gebruik van

cannabis en een verhoogd risico op het vroegtijdig verlaten van de

middelbare school

Ook leerstoornissen en taalontwikkelingsstoornissen komen veel voor

(maar: de causaliteit is hier niet duidelijk)

Blowen tijdens de adolescentie wordt ook gekoppeld aan een risico op

psychoses (die kunnen uitmonden in schizofrenie) voor mensen met

een genetisch hoog risico

o De sociale normering rondom het cannabisgebruik is aan verandering

onderhevig

Jongeren en volwassenen vinden het normaal om overdag en in de

week te blowen

Maar: de laatste jaren is er meer besef van de schadelijke kant van

middelengebruik

HET ONTSTAAN VAN EEN CANNABISVERSLAVING

Experimenteren heeft een functie tijdens de adolescentie

o Maar: jong beginnen met cannabis leidt tot meer problemen

o Er kunnen best pas middelen gebruikt worden vanaf 18 jaar: dan kan het

experimenteren beginnen met meer uitgerijpte hersenen

Vaak is het ontstaan van een verslaving een combinatie van oorzaken (zowel genetisch als

omgeving): als het risicovolle consumptiepatroon voortduurt, kan het lichaam zich op een

zeker moment niet meer aanpassen en ontstaat een verslaving

Er zijn 3 mechanismen die het ontstaan en in stand houden van een cannabisverslaving

kunnen verklaren:

o Klassieke conditionering

o Operant leren

o Sociaal leren

Page 193: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

161

1.3.1. KLASSIEKE CONDITIONERING

Situaties, maar ook personen of emoties kunnen gekoppeld worden aan cannabisgebruik

o Deze uitlokkende stimuli zorgen ervoor dat de gebruiker zich lichamelijk en

geestelijk klaarmaakt voor gebruik: de aandacht wordt naar deze stimuli

getrokken en er ontstaat een neiging om zich in de richting van deze stimuli te

bewegen

o Deze processen kunnen onbewust uitgelokt worden, en wanneer ze bewust

worden, ontstaat er vaak een verlangen om te gebruiken (craving)

1.3.2. OPERANT LEREN: FUNCTIE VAN HET GEBRUIK

Het gebruik wordt versterkt door het positieve effect dat het middel heeft op het gemoed

of het gedrag (positieve bekrachtiging)

Het gebruik wordt ook versterkt door iets negatiefs dat uitblijft, zoals slapeloosheid

(negatieve bekrachtiging)

In de behandeling is het belangrijk om de functie van het gebruik te definiëren, waarbij de

cliënt de concepten als 'gespannen' en 'ontspannen' en 'frustratietolerantie' leert

herkennen en begrijpt dat deze de verslaving in stand houden

Inconsequent bekrachtigen kan verslavingsgedrag in stand houden (bv. winnen bij het

gokken)

o De beleving van de eerste keer blowen was zo bijzonder dat iemand steeds

weer wil gebruiken in de hoop op eenzelfde ervaring

o In werkelijkheid valt het effect tegen, maar dit versterkt de verwachting dat

het de volgende keer bijzonder zal zijn

1.3.3. SOCIAAL LEREN

Het observeren van gedrag van anderen is een manier om nieuw gedrag te ontwikkelen

In de puberteit zijn jongeren extra beïnvloedbaar: wanneer een jongere vindt dat het

gebruik bij anderen een positief effect heeft, is de kans groot dat hij dit gedrag kopieert

ONDERZOEKSGEGEVENS

Verslaving wordt normaal gezien ondergebracht bij preventie

Maar: de laatste jaren worden ook behandelingen aangeboden

Onderzoek toont aan dat er slechts vier richtlijnen waren van goede kwaliteit, waarbij de

specifieke aanbevelingen uit onderzoek bij volwassenen i.p.v. jongeren gebeurde

o Uit meta-analyses blijken zowel gezinsbehandeling als ook groeps-CGT goede

interventies te zijn

o Ook individuele CGT lijkt veelbelovend, maar hier is verder onderzoek nodig

Page 194: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

162

o Evidence-based behandelingen voor volwassenen worden vaak aangepast naar

de adolescente groep en richten zich op het motiveren voor verandering, het

vergroten van zelfcontrole en het voorkomen van terugval

o Motiverende gespreksvoering lijkt ook veelbelovend

ASSESSMENT

Het onderscheid tussen misbruik en afhankelijkheid is verdwenen in de DSM-5: nu wordt er

gesproken van een verslaving

Er wordt ook een onderscheid gemaakt in de ernst van de verslaving (afhankelijk van het

aantal criteria waaraan voldaan is)

Naast de DSM-criteria wordt er binnen de jeugdverslavingszorg veel gebruik gemaakt van

de stadia van gebruik

o De ernst van het gebruik wordt hierbij afgemeten aan het functioneren van de

jongere (psychosociale benadering)

Er zijn een aantal screenings- en diagnostische instrumenten voor problematisch gebruik

ontwikkeld

o De Euro Adolescent Drug Abuse Diagnosis is een interview dat betrouwbaar en

valide blijkt

o Er zijn ook zelfrapportagelijsten om cannabisgebruik te meten, zoals de

Cannabis Use Disorder Identification Test (CUDIT)

o De Marijuana Craving Questionnaire is een vragenlijst die vraagt naar de

gevoelens en gedachten bij het idee om nu cannabis te kunnen gebruiken

Indicatiestelling: het behandelprotocol dat hier besproken wordt is gebaseerd op het

cannabisbehandelprotocol voor jongeren en jongvolwassenen (tussen 12 en 23 jaar) die

voldoen aan de criteria voor cannabisverslaving, die problemen ervaren op een of meerdere

leefgebieden, en die gedurende minimaal drie maanden minstens wekelijks cannabis

gebruiken (dus niet voor cliënten met een ernstige verslaving of psycho-pathologie)

Contra-indicaties voor dit behandelprotocol: een lage intelligentie of grote

ontwikkelingsachterstand, medisch-somatische en medisch-psychiatrische crises, of

enorm afhankelijk zijn van belangrijke anderen (niet in staat zijn om zelfstandig

verandering teweeg te brengen)

RATIONALE

De centrale aanname bij dit protocol is dat een verslaving aangeleerd gedrag is, dat

afhangt van de duur en de omstandigheden, en minder of meer is ingebed in inadequate

copingstrategieën, disfunctionele cognities en levensstijl

Het stoppen of minderen van gebruik wordt bekomen door behandelingen als psycho-

educatie, cognitief-gedragstherapeutische technieken die gericht zijn op het versterken

van de motivatie om te veranderen, het vergroten van zelfcontrole, terugvalpreventie,

vaardigheidstrainingen en cue-exposure

Page 195: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

163

PROTOCOL VOOR CANNABISBEHANDELING

MOTIVERENDE GESPREKSVOERING

De meeste jongeren zijn nauwelijks gemotiveerd om hun cannabisgebruik te veranderen

o Zij komen in behandeling omdat de omgeving er last van heeft

o Motivatie is echter dynamisch en daarmee maakbaar

o Het bewerkstelligen van een gedragsverandering heeft de meeste kans op

slagen wanneer een cliënt vanuit zichzelf gemotiveerd is

o Gedurende heel de behandeling wordt motiverende gespreksvoering gebruikt

om de interne motivatie te verhogen en vast te houden

5 principes of motiverende gesprekstechnieken:

o Uitdrukken van empathie en acceptatie

o Vergroten van de discrepantie

o Vermijden van discussie

o Omgaan met weerstand

o Vergroten van persoonlijke effectiviteit

1. UITDRUKKEN VAN EMPATHIE EN ACCEPTATIE

Het toepassen van empathisch luisteren, reflecteren en benoemen van de ambivalentie

zorgt ervoor dat de cliënt zich begrepen en geaccepteerd voelt, wat gedragsverandering

faciliteert

2. VERGROTEN VAN DE DISCREPANTIE

Motivatie om te veranderen ontstaat wanneer er een discrepantie of cognitieve

dissonantie aanwezig is

o Type 1: wat een cliënt doet is niet in overeenstemming met wat hij belangrijk

vindt of in de toekomst wil bereiken

Om de discrepantie op te heffen moet hij een van beide veranderen

De behandelaar helpt de cliënt om deze discrepantie te ontdekken

o Type 2: discrepantie tussen hoe de cliënt zichzelf ziet en hoe hij zichzelf wil zien

Ook hier helpt de behandelaar dit te ontdekken

3. VERMIJDEN VAN DISCUSSIE

Discussies kunnen ontstaan wanneer de cliënt gewezen wordt op de negatieve effecten van

het gebruik

o Dit moet vermeden worden, want dit roept weerstand op en is contra-

productief voor het veranderingsproces

o Een hulpmiddel hierbij is om de ambivalentie als normaal te beschouwen en

deze d.m.v. dubbelzijdige reflectie te benoemen en samen te onderzoeken

Page 196: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

164

4. OMGAAN MET WEERSTAND

Het meegaan met de weerstand (judotechniek) is hier het best

5. VERGROTEN VAN PERSOONLIJKE EFFECTIVITEIT

De behandelaar helpt de cliënt bij het ontwikkelen en versterken van het geloof in zijn eigen

kunnen door parallellen te trekken naar eerdere succesvolle ervaringen

VERSTERKEN VAN DE ZELFCONTROLE

Het versterken van de zelfcontrole bestaat uit volgende stappen:

o Registreren van het cannabisgebruik

o Doelen formuleren

o Stimuluscontrole

o Responscontrole

1. REGISTREREN VAN HET CANNABISGEBRUIK

2. DOELEN FORMULEREN

Uit de registratie worden de cannabispatronen gehaald en op grond hiervan worden

haalbare behandeldoelen gesteld

Voor het versterken van de zelfcontrole gebruikt men cognitief gedragstherapeutische

interventies als hulp om de doelen te bereiken en die zich richten op het veranderen van

gedrags- en gedachtepatronen die tot cannabisgebruik leiden

3. STIMULUSCONTROLE

Bij veel cliënten leiden triggers uit de omgeving tot cannabisgebruik

o Om dit gebruik in eerste instantie te doorbreken is vermijding een effectieve

strategie

o Echter, om het stoppen of minderen in stand te houden moet hij vaardiger

worden in het actief wijzigen van situaties door bv. de vaardigheid 'nee zeggen'

te leren

4. RESPONSCONTROLE

Responscontrole kan door zelfbeloning en het toedienen van negatieve consequenties

De behandelaar onderzoekt samen met de cliënt wat voor hem aantrekkelijke

consequenties zijn

Page 197: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

165

COGNITIEVE INTERVENTIES

De behandeling is niet enkel gericht op het veranderen van gedrag, maar ook op het

veranderen van cognities

Stappen om cannabisgedachten te veranderen:

1. Uitleggen hoe gedachten gevoelens en gedrag veroorzaken

2. Registratie van gedachten die aan cannabisgebruik vooraf gaan en cannabis-

gebruik volgen

3. Identificeren van disfunctionele gedachten

4. Uitdagen van disfunctionele gedachten

5. Aanleren van functionele gedachten

VAARDIGHEIDSTRAINING

Men kan ook vaardigheden inoefenen zoals omgaan met groepsverleiding, problemen

oplossen of impulscontrole

Dit is nodig om het gedrag op lange termijn in stand te houden

Modeling, rollenspel en visualisatie worden gebruikt bij het aanleren van nieuw gedrag en

andere gedachten

HET PROTOCOL

Het protocol bestaat uit 5 behandelfasen die aansluiten bij het stadium van

gedragsverandering waarin de cliënt zich bevindt

PROBLEEMHERKENNING

DOEL

Probleemherkenning is gericht op:

o Het inventariseren van het cannabisgebruik

o Voorlichting geven over cannabis

o Het vergroten van probleemherkenning

WERKWIJZE

De behandelaar heeft een open, nieuwsgierige en onbevooroordeelde houding

o Hij test de kennis over het cannabisgebruik van zijn cliënt m.b.v. een vragenlijst

en biedt vervolgens wetenschappelijke en objectieve informatie aan over de

effecten van cannabis op gedrag, stemming, cognitie en omgeving

o Belangrijke anderen worden uitgenodigd om het probleemgedrag te benoemen

Page 198: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

166

VERVOLG

Men gaat naar de volgende fase als er sprake is van potentiële probleemherkenning: de

cliënt heeft enig besef dat zijn cannabisgebruik een belemmering vormt voor zijn

toekomstperspectief en dat dit tot problemen leidt

MOTIVERING

DOEL

Het vergroten van de motivatie tot veranderen van het cannabisgebruik

WERKWIJZE

De cliënt heeft enig besef van probleemherkenning, maar voelt zich onzeker over zijn

verandermogelijkheden

De behandelaar bespreekt de twijfels, geeft objectieve informatie over het

ontwenningsproces en motiveert de cliënt om de verandermogelijkheden verder te

onderzoeken

De motivatie wordt vergroot door voor- en nadelen van het gebruik en van het stoppen of

minderen te onderzoeken

De behandelaar heeft een open, onbevooroordeelde houding

o Hij legt op basis van de informatie verbanden tussen het cannabisgebruik en

negatieve gebeurtenissen

o Hij probeert de last en bezorgdheid van het cannabisgebruik bij de cliënt te

vergroten, en versterkt de zelfeffectiviteit door diens positieve eigenschappen

te benoemen en in verband te brengen met succes

VERVOLG

Indien de motivatie niet binnen de drie sessies is toegenomen, dient de behandelaar dit

met de cliënt te bespreken

Er moet overlegd worden of de behandeling wordt opgeschort, waarbij het raadzaam is

om na 1 maand een follow-up af te spreken om te onderzoeken of de problemen (deels)

opgelost zijn en de cliënt verder kan met de behandeling

VOORBEREIDING EN BESLISSING

DOEL

Het vasthouden en vergroten van de motivatie tot veranderen van het gebruik, inzicht

geven in de specifieke uitlokkers en patronen van het cannabisgebruik en veranderdoelen

vastleggen

Page 199: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

167

WERKWIJZE

De cliënt brengt via een registratietabel zijn blowsignalen en -patronen in kaart

o Zo krijgt hij inzicht in de omvang, ernst en verandermogelijkheden

BLOWSIGNALEN

Blowsignalen zijn factoren die aan het blowen voorafgaan

o Externe signalen: personen, situaties en tijdstippen

o Interne signalen: gedachten en gevoelens

In de volgende sessie worden doelen gesteld (minderen of stoppen)

VERVOLG

Verschillende mogelijkheden voor het vervolg:

o Geen inzicht: opnieuw de registratieopdracht en nog een sessie over

blowsignalen

o Inzicht in blowsignalen: ga verder met de sessie 'doelen stellen'

o In staat tot afspraken over stoppen/minderen: als er moeite is met het stellen

van doelen, keert men terug naar de motivatiefase

o Als men beslist om door te gaan met het gebruik, moet het behandelcontact

positief worden afgerond en er wordt 1 maand later een follow-up

afgesproken

ACTIE, CONSOLIDATIE EN TERUGVAL

DOEL

Vasthouden van de motivatie

Inzetten van methoden en technieken om verandering te bewerkstelligen

Transfer van geleerde vaardigheden naar het dagelijks leven

Het opstellen van een plan om risicosituaties het hoofd te bieden

WERKWIJZE

Actie

o Het aanleren van vaardigheden als omgaan met groepsverleiding, omgaan met

trek, zelfcontrole en terugvaltechnieken

o Een effectieve manier van omgaan met externe blowsignalen is het vermijden

van deze signalen

o Om met interne blowsignalen om te gaan kan men bv. afleiding of steun

zoeken, helpende gedachten inzetten, zichzelf oppeppen, inzetten van

stopgedachte, enz.

Page 200: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

168

Consolidatie

o Na het aanleren van de vaardigheden wordt ingezet op consolideren naar

dagdagelijkse situaties

Terugval

o Een uitglijder is het eenmalig (meer) blowen dan men zichzelf als doel had

opgesteld

o Een terugval is gedurende een langere periode in het oude cannabispatroon

vervallen

Evaluatie

o De reeds bereikte veranderingen kunnen positief bekrachtigd worden of het

behandeldoel kan bijgesteld worden

VERVOLG

Als er een terugval was moet de oorzaak nagegaan worden en de motivatie tot verandering

weer opgepakt worden

NAZORG

DOEL

Het bekrachtigen van de veranderingen en het introduceren van de behoefte aan nazorg

WERKWIJZE

De jongere vult nogmaals het document ‘Blowpatronen’ in om een eindevaluatie te kunnen

maken

Bij de nazorg staat de consolidatie van geleerde vaardigheden centraal

ROL VAN HET SYSTEEM

Ouders worden zo veel mogelijk ingezet als informatiebron en als ondersteuners van het

veranderproces van hun kind

o Ze fungeren tijdens de probleeminventarisatie als informatiebron over het

gebruik en het functioneren van hun kind

o Ze ondersteunen hun kind ook bij de randvoorwaarden van de behandeling

(bv. op tijd komen, huiswerkopdracht maken) en ze vervullen de rol van

publiek en bekrachtiger op formele behandelmomenten (bv. evaluatie en

behandelplan)

Page 201: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

169

EVALUATIE

De registratie van de blowpatronen geeft een baseline die vergeleken kan worden met de

tussen- en eindevaluatie

Verder is er aandacht voor de subjectieve beoordeling door de jongere van het huidig

functioneren in de verschillende leefgebieden en de bereikte veranderingen

DISCUSSIE EN NIEUWE ONTWIKKELINGEN

De keuze om bij jongeren het protocol te richten op 1 drug heeft voor- en nadelen

o Het voordeel is dat de fase Probleemherkenning beter ingevuld kan worden

met drugspecifieke informatie (essentieel voor het vergroten van de motivatie

bij jongeren)

o Het nadeel is dat jongeren ook aan andere drugs of alcohol verslaafd kunnen

zijn

Er zijn diverse online modules die vergelijkbare modules aanbieden, al vermoedt men dat

voor veel jongeren het motiverende deel beter aan zal komen bij persoonlijk contact

De behandeling richt zich vooral op bewuste overwegingen, terwijl impulsieve processen

ook een rol spelen

Page 202: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Can

nab

is

beh

and

elp

roto

col

voo

r jo

nge

ren

en

jo

ngv

olw

asse

nen

: b

ehan

del

ing

van

p

rob

lem

atis

ch

mid

del

enge

bru

ik e

n v

ersl

avin

g

170

Page 203: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf-verwondend

gedrag

Page 204: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 205: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et e

n h

oe

pak

je h

et a

an?

171

ZELFVERWONDEND GEDRAG BIJ JONGEREN: WAT IS

HET EN HOE PAK JE HET AAN?

“Hoe komt het dat sommige mensen geneigd zijn om zichzelf met opzet te verwonden, terwijl de

meeste mensen geneigd zijn om pijn te vermijden en de verzorging van hun lichaam als

vanzelfsprekend te beschouwen?”

DEFINITIE VAN ZELFVERWONDEND GEDRAG (= ZVG)

Zelfverwondend gedrag = het opzettelijk toebrengen van fysieke schade aan het eigen

lichaam zonder de intentie om zichzelf het leven te benemen

o Bv. zichzelf krassen, snijden, branden, enz.

o Piercings en tatoeages zijn geen ZVG: deze zijn sociaal aanvaard hebben vaak

een esthetische functie

VOORKOMEN VAN ZVG

Zowel in de normale populatie, bij jongeren met verstandelijke beperking als mensen met

psychische problemen

Ontstaat meestal tussen de 12 à 16 jaar en kan voortduren tot in de volwassenheid

Voorkomen bij normale populatie

o 10 à 15% bij jongeren

o 17% bij jongvolwassenen

o 4% bij volwassenen

o # mannen = # vrouwen

Vrouwen snijden zichzelf vaker

Mannen gaan zichzelf vaker slaan of kneuzen

Voorkomen bij psychiatrische populatie

o Hoger dan in normale populatie!

o 40 à 61% bij adolescenten

o 4 à 21% bij volwassenen

o # vrouwen > # mannen

Bij mannen ziet men ZVG vooral bij patiënten met een verslavings-

problematiek

Page 206: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et e

n h

oe

pak

je h

et a

an?

172

COMORBIDITEIT VAN ZVG

Vaak geassocieerd met misbruik/mishandeling in de kindertijd

Link met suïcidale gedachten en gedragingen

Associatie met psychiatrische aandoeningen: depressie, angststoornissen (bv. PTSD),

drugs- en alcoholmisbruik, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen (bv. borderline)

Comorbiditeit is een belangrijke factor, maar nog belangrijker is de functionaliteit van ZVG

FUNCTIES VAN ZVG

O.b.v. Nock & Prinstein (onderzoekers aan Harvard)

Twee dimensies:

o Intrapersoonlijke vs. interpersoonlijke functies van ZVG

o Positieve vs. negatieve bekrachtiging van ZVG

Iets positief toedienen vs. iets negatief wegnemen

Voorbeeld van een intrapersoonlijke negatieve functie: het reduceren van negatief affect

(bv. het verminderen van spanning)

Voorbeeld van een interpersoonlijke positieve functie: het krijgen van aandacht

Meest gerapporteerde functies van ZVG:

o Emoties reguleren = INTRAPERSOONLIJKE

o Zichzelf straffen FUNCTIES

Sociale functies van ZVG worden minder frequent gerapporteerd

BEHANDELING VAN ZVG

EERSTE CONTACT

Twee mogelijkheden

o Cliënt komt je vertellen dat hij/zij zichzelf verwondt

o Je detecteert het ZVG in therapie of verneemt het via anderen (bv. ouders of

leerkrachten)

Belangrijk om …

o Vermoeden van het ZVG openlijk te bespreken

o Bezorgdheid uit te drukken

o Cliënt tijd te geven om vertrouwen te winnen

Aandachtspunten

o Niet beschuldigen

o Het geheel niet minimaliseren

o Geen geheimhouding beloven bij minderjarigen (kan je niet nakomen)

Als cliënt ZVG wil bespreken (na opbouwen vertrouwensrelatie): zie 5.2. t.e.m. 5.9.

Page 207: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et e

n h

oe

pak

je h

et a

an?

173

MOTIVEREN

Essentieel om in kaart te brengen: is de cliënt bereid om het ZVG los te laten?

Lijst van voordelen en nadelen van het ZVG (Klonsky e.a.)

o Behandelaar moet niet-oordelend luisteren naar de voor- en nadelen van het

ZVG

o Behandelaar moet de cliënt helpen zoeken naar de motivaties om het gedrag

los te laten

Vaak kan men het ZVG pas loslaten als er andere, minder schadelijke, gedragingen

gevonden zijn die de functies van het ZVG overnemen

Vraag: streven naar onmiddellijke stopzetting van het ZVG of geleidelijk afbouwen?

o Best beslissen in samenspraak met de cliënt

o Rekening houden met de aard en duur van het ZVG

Intrinsieke motivatie zorgt voor gedragsverandering die langer stand houdt en meer

welbevinden

FUNCTIEANALYSE

Noodzakelijk voor een goede behandeling!

Waarom?

o Om de situationele, gevoelsmatige en cognitieve antecedenten en

consequenten van ZVG in kaart brengen

o ZVG zelf en de functie ervan in kaart brengen

Eerste functieanalyse samen uitvoeren:

o Niet altijd makkelijk om analyse te maken van een ZVG-gedragsketen

o Altijd vertrekken van de meest recente act van ZVG

Nadien: patiënt kan zelf analyse maken van gedrag in een dagboek (situaties waarin het

ZVG zich manifesteerde of waarin er drang was) dit gebruiken in volgende sessies

Page 208: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et

en h

oe

pak

je h

et a

an?

174

Zelfverwondingsvragenlijst SIC-TR (Claes & Vandereycken): systematisch bevragen van …

o Kenmerken van ZVG

o Emotionele en cognitieve antecedenten van ZVG

o Functies van vijf verschillende vormen van ZVG

1) Zichzelf krabben tot het bloedt 2) Zichzelf slaan 3) Zichzelf snijden 4) Zichzelf bijten 5) Zichzelf branden

AANPAK VAN INTRAPERSOONLIJKE FUNCTIES

EMOTIEREGULATIE

Emotieregulatie is de meest frequent gerapporteerde functie van ZVG

Leren identificeren en benoemen van emoties

Samen zoeken naar uitlokkende (interne of externe) prikkels van emoties

Leren aan cliënt dat positieve maar ook negatieve emoties een adaptieve functie hebben

(bv. angst is nodig om te overleven) en dat emoties niet noodzakelijk tot gedrag moeten

leiden cliënt leren gevoelens te tolereren (emotionele exposure) zonder dat deze tot

gedrag moet leiden

COGNITIEVE HERSTRUCTURERING

Zichzelf straffen is de tweede meest voorkomende functie van ZVG

Jongeren zijn heel kritisch en stellen hoge eisen

o Bv. “Ik ben niet de moeite waard”

o Die kritische stijl is soms overgenomen uit de opvoedingssituatie: presteren is

belangrijk en veel negatieve kritiek van belangrijke anderen

Aandacht voor negatieve cognities over zichzelf (in contact met anderen) moet deel

uitmaken van een cognitief-gedragsmatige aanpak van ZVG

GEDRAGSVERANDERING

NA inzicht in situationele, emotionele en cognitieve antecedenten

Proberen het gedrag uit te stellen of af te weren door het te vervangen door minder

schadelijke gedragsalternatieven (met dezelfde functie)

O.a. gedachten afleiden door zich op iets/iemand te focussen of zelfverzorgende

handelingen die niet verenigbaar zijn met zichzelf beschadigen

Drie kenmerken van gezonde gedragsalternatieven

1) Moeten leiden tot een snelle ontlading 2) Ze mogen niet schadelijk zijn voor zichzelf en anderen

Page 209: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et e

n h

oe

pak

je h

et a

an?

175

3) Ze leiden best niet tot een dissociatieve of trance-achtige toestand (dit verhoogt de kans op ZVG)

AANPAK VAN INTERPERSOONLIJKE FUNCTIES

Bij minderjarige: motiveren om zijn/haar ouders in te lichten over het gedrag, met steun

van de therapeut

Psycho-educatie aan familie

o Maakt het ZVG begrijpelijker voor de omgeving

o Je kan omgeving uitnodigen om cliënt te steunen (i.p.v. afwijzen uit angst voor

gedrag)

o Uitleggen dat ZVG vaak een non-verbale manier is om aan te geven ‘dat het

niet goed gaat’ in behandeling proberen we dit te veranderen

Stappen ondernemen bij intrafamiliaal misbruik of geweld om de cliënt in veiligheid te

brengen

AANPAK VAN COMORBIDE PATHOLOGIE

Een comorbide pathologie ligt vaak aan de grondslag van het ZVG

o Bv. verwerken van traumatische ervaringen en hieraan gerelateerde klachten

(dissociaties, herbeleving, negatief lichaamsbeeld, …)

Aandacht voor verslavingsgedrag (alcohol en/of drugs)

o Kan impulscontrole verminderen

o Doet kans op ZVG toenemen

Bij vrouwen: associatie tussen ZVG en eetstoornissen

o Beide worden gedreven door de wens tot het verwerven van controle over het

eigen lichaam en een negatief zelf- en lichaamsbeeld

Screening voor stemmingsstoornissen

o Stemmingsstoornissen kunnen de kans op ZVG en suïcide sterk verhogen

o OPM.: opletten met antidepressiva bij jongeren, want deze verhogen de kans

op een impulsdoorbraak

HERVALPREVENTIE

In stressvolle situaties kan (de drang) om dit gedrag te stellen opnieuw optreden

Cliënt moet leren om de signalen te herkennen die de tendens tot ZVG aangeven en om

op die momenten een gezonde alternatieve gedraging toe te passen

Bij ‘slippertje’ (komt veel voor!) moet de cliënt de aangeleerde technieken opnieuw

activeren om zijn/haar gedrag onder controle te krijgen, eventueel met hulp

Page 210: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Zelf

verw

on

den

d g

edra

g b

ij jo

nge

ren

: wat

is h

et e

n h

oe

pak

je h

et a

an?

176

CRISISPLAN EN WONDVERZORGING

Duidelijke afspraken maken welke stappen er worden genomen bij een crisissituatie

Bij beperkte beschadiging: zelf de verwondingen verzorgen en regelmatig een check-up bij

de huisarts (i.v.m. infecties)

Bij ernstige verwondingen: huisarts of spoed in ziekenhuis

Belangrijk dat hulpverleners in crisissituaties respectvol zijn, neutraal omgaan met patiënt

(geen opmerkingen) en nadien situatie bespreken

ZELFZORG

Respect voor zichzelf en zelfzorg

Goede zelfzorg van hulpverlener kan als model dienen voor de cliënt

Hulpverlener mag ook grenzen stellen t.o.v. het ZVG van de cliënt (bv. uitnodigen om te

stoppen met ZVG als dit in de sessie is)

Hulpverleners moeten ook moeilijke thema’s kunnen bespreken in intervisie en supervisie

Zelfzorg is de boodschap, zowel voor de cliënt als de hulpverlener!

Page 211: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

177

EVIDENCE-BASED PSYCHOSOCIALE BEHANDELINGEN

VOOR ZELFVERWONDENDE GEDACHTEN EN

GEDRAGINGEN (SITB) BIJ JONGEREN

INLEIDING

Zelfbeschadigende gedachten en gedrag (SITB) zijn steeds intentioneel en worden

onderverdeeld in een suïcidale en niet-suïcidale (NSSI) klasse, gebaseerd op de prevalentie,

frequentie, functie en ernst ervan

o Ondanks het onderscheid, verhoogt het uitvoeren van de niet-suïcidale klasse

van zelfbeschadigende gedragingen, de kans op suïcidale gedragingen

Het voorkomen van deze SITB’s zijn zeldzaam in de kindertijd en nemen sterk toe in de

adolescentie

o Uit onderzoek blijkt dat elk jaar 16% van de adolescenten een zelfmoordpoging

overweegt, 13% een plan bedenkt en 8% het ook uitvoert

o Ondanks de aanwezigheid en verbetering van hulpverlening is er geen daling in

zelfmoordpogingen

o DUS: er is nood aan betere behandelingen voor SITB’s

De laatste 10 jaar is er veel onderzoek gedaan in dit veld; dit artikel wil het onderzoek

herzien en zoeken naar een evidence-based psychosociale behandeling

REVIEW PARAMETERS

Er werden in 4 databases artikels gezocht die gepubliceerd waren voor september 2013

Er werd ook gezocht naar recente proefschriften en klinische trials

Er werden zowel RCT’s als niet-RCT’s en piloot-studies opgenomen

Studies werden opgenomen indien ze een interventie behandelden:

1. Bij jongeren onder de 19 jaar (wegens het weinige onderzoek naar SITB’s bij

kinderen, wordt hier geen aparte aandacht aan besteed)

2. Als de interventie specifiek gericht was op SITB’s (er werd niet gekeken naar

preventie)

3. Als ze een specifiek SITB resultaat nagingen, nl.: NSSI’s, zelfmoordgedachten,

zelfmoordplannen, zelfmoordpogingen, zelfmoorddreigingen, zelfverwonding

De meeste studies behandelden jongeren met een SITB-verleden en een verhoogd risico

op toekomstige SITB’s

De effectiviteit van de behandeling werd dus gebaseerd op de mate van herval

Page 212: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

178

Psychosociale interventies werden geëvalueerd a.d.h.v. het ‘JCCAP Evidence-Based

Treatment Evaluation Criteria’ (zie onder)

o A.d.h.v. deze criteria wordt de effectiviteit bepaald door het aantal en de

kwaliteit van studies te vergelijken met een andere behandeling/

psychologische placebo/medicatie of met een wachtlijst/geen behandeling

controle

o A.d.h.v. de mate van evidentie wordt een interventie onderverdeeld in 1 van 5

categorieën: er wordt gewerkt met het JCCAP-classificatiesysteem dat

behandelingen onderbrengt in 5 grote groepen

Page 213: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

179

REVIEW VAN INTERVENTIES VOOR SITB’S

Er werden 29 studies geselecteerd, waarvan 18 RCT’s, 5 niet-RCT’s en 6 pilootstudies (de

tabel van 9 pagina’s met meer info over elke studie kan geraadpleegd worden in het

originele artikel)

o De resultaten van grote categorieën worden weergeven in de bijgevoegde

tabel

o De onderzoekers quoteren elke vorm van behandeling als: ‘goed vastgesteld

(1)’; ‘waarschijnlijk effectief (2)’; ‘mogelijk effectief (3)’; ‘experimenteel (4)’ en

‘twijfelachtige effectiviteit (5)’

Veel van de interventies bevatten een familiale component

De onderzoekers maakten een onderscheid tussen:

1. Behandelingen waar de familie de primaire focus van de interventie was

(familiaal)

2. Behandelingen waar training individuele vaardigheden gecombineerd werd met

familiale therapiesessies (individueel + familiaal)

3. Behandelingen vooral gericht op de adolescent (individueel)

Verder werd bij het vergelijken gekeken naar het type van SITB’s dat behandeld werd

Vervolgens vonden zo goed als alle behandelingen (zelfs de controlegroepen) een reductie

in SITB’s

o Voor trials met een controlegroep werd dus vooral gekeken naar verschillen

tussen de groepen

Tenslotte is uitval een groot probleem bij de behandeling van jongeren. Wegens het groot

onderscheid aan methodes om hiermee om te gaan die in de 29 studies gebruikt werden,

is er geen algemeen gevolg aan gegeven en wordt dit bij de individuele studies verder

besproken

Page 214: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

180

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT)

6 studies bekeken een vorm van CBT: vanuit dit perspectief zijn SITB’s een gevolg van een

verstoord denkpatroon en een tekort in bepaalde vaardigheden

o Zodoende wil men de verstoorde cognities uitdagen en bijwerken en bepaalde

vaardigheden (emotie-regulatie, probleemoplossing) bijleren

2 studies werden als individuele behandeling beschouwd: deze waren gericht op het

bijleren van vaardigheden

De onderzoekers concluderen uit deze studies dat individuele CBT niet effectiever lijkt dan

andere behandelingen voor het reduceren van SITB’s bij adolescenten

Het krijgt quotering ‘niveau 4’

2 studies werden geclassificeerd als een combinatie tussen individuele en familiale CBT

o De onderzoekers besluiten dat het moeilijk is een uitspraak te doen gebaseerd

op de informatie uit deze studies, maar concluderen dat met het huidige

bewijs deze werkvorm een quotering ‘niveau 4’ krijgt

Een andere CBT studie combineerde een individuele en familiale aanpak met

oudertrainingen over een periode van 12 maanden

o Gebaseerd op de vergelijking met de controlegroep krijgt deze RCT een

quotering ‘niveau 2’

o De onderzoekers vermelden wel dat dit onderzoek gericht was op een zeer

specifieke groep patiënten en dat een replicatie in een meer diverse populatie

nodig is

De laatste CBT studie behandelde patiënten a.d.h.v. een korte, intense

vaardigheidstraining in groep

o Uit de vergelijking met de controlegroep bleek er geen significante verbetering,

waardoor deze behandeling een quotering ‘niveau 4’ kreeg

DIALECTISCHE GEDRAGSTHERAPIE (DBT)

6 studies bekeken een vorm van dialectische gedragstherapie: deze vorm van therapie

combineert wekelijkse individuele therapie met meerdere vaardigheidstrainingen

(emotieregulatie, sociale vaardigheidstraining, mindfulness, …)

o Het doel is om de patiënt zijn emoties en interpersoonlijke problemen op

adaptievere manieren te laten leren reguleren

5 studies (niet-RCT & pilootstudies) onderzochten een vorm van DBT met individuele

therapie, vaardigheidstrainingen in groep en telefonische consultatie

o De onderzoekers concluderen dat deze vorm van DBT niet beter scoort dan de

controlegroepen, wat mogelijks te wijten valt aan een (te) korte interventie in

verschillende studies

o Gebaseerd hierop kreeg deze behandeling een quotering ‘niveau 4’

Page 215: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

181

Een andere studie bekeek het effect van DBT door enkel vaardigheidstrainingen in groep te

geven

o Ondanks veelbelovende resultaten was er geen controlegroep om de

resultaten te vergelijken en door het gebrek aan andere studies kreeg deze

vorm van therapie van de onderzoekers een quotering ‘niveau 4’

FAMILIE-GEORIËNTEERDE THERAPIE (FBT)

7 studies vallen onder deze categorie

Hierin tracht men het familiaal functioneren te verbeteren d.m.v. o.a. psycho-educatie,

communicatietraining en probleemoplossing

FBT wordt door de onderzoekers verder onderverdeeld naargelang de primaire interventie

van de behandeling

o De 1e studie richt zich op hechting d.m.v. een verbetering van de ouder-

adolescent relatie

Ondanks verschillende limitaties in de studie haalt ze betere resultaten

dan een actieve controlegroep (RCT a.d.h.v. een ITT-analyse (Intention

to treat)), daarom krijgt ze een quotering ‘niveau 2’

o De 2e studie richt zich enkel op oudertraining

Deze RCT haalde significante resultaten en krijgt daarom ook een

quotering ‘niveau 2’

o De 3e studie richt zich op het leefmilieu: bij de families thuis richt men zich op

het probleemgedrag binnen één of meerdere systemen die het gedrag

veroorzaken of in stand houden

Ondanks positieve initiële resultaten kampt deze studie met veel

limitaties, waardoor ze een quotering ‘niveau 3’ krijgt

o De 4e studie richt zich specifiek op specifieke problemen die volgens de

therapeuten het probleemgedrag bij de adolescenten veroorzaken

Deze interventie behaalde geen betere resultaten dan de controlegroep

en krijgt daarom een quotering ‘niveau 4’

De onderzoekers benadrukken wel dat meer onderzoek nodig is in deze

specifieke manier van werken omdat de interventie in deze studie van

heel korte duur was

o De overige 3 studies richtten zich op het aanleren van een betere coping met

noodsituaties

Uit de resultaten bleek dat ze niet beter scoorden dan de gebruikelijke

behandeling, en daarom krijgt ze van de onderzoekers een quotering

‘niveau 4’

Page 216: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

182

INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IP)

Deze categorie bevat 1 studie

Binnen deze categorie focust men op het oplossen van binnen de ontwikkeling passende

interpersoonlijke problemen en het verbeteren van interpersoonlijk functioneren

De IP-behandeling focust zich op het individu

Door de positieve initiële resultaten krijgt deze behandeling van de onderzoekers een

quotering ‘niveau 2’

o Ze voegen wel toe dat er vooral een daling was in gedachten en stellen dat

meer onderzoek nodig is omtrent deze behandeling

PSYCHODYNAMISCHE THERAPIE (PDT)

Er werd 1 studie binnen deze categorie opgenomen

Hier werd gewerkt met een combinatie van individuele en familiale therapie

Wegens betere resultaten dan een actieve controleconditie krijgt deze behandeling een

quotering ‘niveau 2’

o De onderzoekers vragen wel om een replicatie in een meer klinische en

demografisch diverse setting

GECOMBINEERDE VAARDIGHEIDS- & GROEPSINTERVENTIES

3 studies bekeken een combinatie van CBT vaardigheidstraining, DBT vaardigheidstraining

en psychodyamische therapie vaardigheidstraining in groep

De resultaten van de studies waren heel uiteenlopend en de positieve resultaten konden

niet gerepliceerd worden

Op basis hiervan geven de onderzoekers deze behandelingsmethode een quotering

‘niveau 5’

ANDERE INTERVENTIES

De 5 overige studies waren erop gericht om de toegang van de adolescent tot

hulpmiddelen en ondersteuning te vergroten

o 3 studies focusten zich op het vergroten van de toegang tot hulpmiddelen voor

het individu en het verhogen van de therapietrouw

Geen van deze behandelingen behaalden betere resultaten dan TAU

Gebaseerd hierop krijgt deze behandeling een quotering ‘niveau 4’

o De 2 andere studies richtten zich op ondersteuning van het individu

Uit de resultaten bleek dat deze behandeling het niet beter deed dan

TAU

Gebaseerd hierop krijgt deze behandeling een quotering ‘niveau 4’

Page 217: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

183

HUIDIGE KLINISCHE TRIALS

Er werden 6 klinische trials bekeken die momenteel aan de gang zijn

4 hiervan zijn replicaties van eerdere veelbelovende resultaten

De laatste 2 richten zich op mindfulness en IPT respectievelijk; de resultaten van deze

trials zijn nog niet gekend

SAMENVATTING VAN EVIDENCE-BASED BEHANDELINGEN

GOED VASTGESTELDE BEHANDELING

Volgens de JCCAP regels behaalt geen enkele behandeling deze categorie

COMPONENTEN VAN EEN EFFICIËNTE BEHANDELING

De waarschijnlijk en mogelijks efficiënte behandelingen kwamen uit een brede scope van

theoretische oriëntaties

De onderzoekers vermoeden dat de onderliggende werkende componenten bestaan uit:

1. Het richten op relaties of interpersoonlijk functioneren binnen de familie

2. Vaardigheidstraining

3. Intensieve behandelingen

4. Zich ook richten op andere risicofactoren en maladaptieve gedragingen

1. Aangezien familiale en interpersoonlijke problemen vaak als oorzaak voor suïcidaal gedrag

wordt gegeven, lijkt dit een belangrijk aspect om in therapie op in te zetten

o Dit gebeurde het vaakst d.m.v. psycho-educatie, communicatievaardigheden

en probleemoplossing

o Specifieke aandacht voor het verbeteren van het familiaal functioneren moet

dus steeds een belangrijk deel zijn van de behandeling

2. Alle effectieve trainingen bevatten ten minste 1 vaardigheidstraining

o Dit kan verklaren waarom behandelingen gericht op het vergroten van de

toegang tot ondersteuning niet succesvol bleken

o Het is echter niet duidelijk welke specifieke vaardigheden het belangrijkste zijn:

verder onderzoek zal dit moeten uitklaren

o Verder blijkt uit de review dat oudertraining een heel belangrijk deel kan zijn

van een effectieve behandeling

3. De meest effectieve interventies tegen het verminderen van zelfbeschadigende

gedragingen zijn intensief, vooral in het begin van de behandeling

o De onderzoekers stellen dat, vlak na het ontslag uit het verzorgingscentrum, er

een verhoogd risico is op herval, en dat daarom een initieel intensieve

behandeling noodzakelijk kan zijn

4. Tenslotte blijkt dat het aanpakken van andere maladaptieve gedragingen, zoals

middelenmisbruik een versterkend effect kan hebben op de behandeling

Page 218: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

184

OVERWEGINGEN BIJ HET BEOORDELEN VAN BEHANDELINGSEFFECTIVITEIT

Er zijn verschillende overwegingen die gemaakt moeten worden bij het vergelijken van de

studies, nl.:

1. De specifieke SITB’s waarnaar gekeken werd

2. Wordt er vergeleken met een andere behandeling of een controleconditie?

3. Is er een afname van SITB’s over de tijd heen?

4. De familiale behandelingen waren vaak gebaseerd op één enkele trial

5. Verschillen in uitval tussen de studies

1. De studies verschilden qua bekeken SITB’s om de effectiviteit van de studie te bepalen

o Dit maakt het moeilijk de studies te vergelijken

o Volgens de onderzoekers moet er in toekomstig onderzoek meer aandacht

besteed worden aan de verschillende categorieën van SITB’s om de

effectiviteit beter in kaart te kunnen brengen en de achterliggende

mechanismen te doorgronden

o Er moet ook specifieke aandacht zijn voor zelfmoordplannen, aangezien dit de

grootste risicofactor is voor het effectief stellen van zelfmoordgedrag

2. Er werden verschillende vergelijkingen (ITT, TAU, controle, …) gemaakt om de effectiviteit

van de behandeling te bepalen, wat een vergelijking moeilijker maakt

3. Uit de studies bleek dat SITB’s een dalende tendens hadden, zelfs zonder een interventie

o Hierdoor is een controlegroep steeds van groot belang en zijn pilootstudies

van minder betekenis

4. De meest effectieve behandelingsresultaten kwamen meestal voort uit één enkele trial

o Voor men hier kan generaliseren, moeten er dus replicaties gemaakt worden

in meer diverse populaties

5. Hoge uitval en lage therapietrouwheid was een probleem in veel van de studies

o Dit geeft problemen voor het beoordelen van de effectiviteit en vermindert de

validiteit van de studies

RICHTLIJNEN VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK

VERBETERING IN DESIGN EN METING

De onderzoekers spreken van een tekort aan RCT’s en benadrukken het belang hiervan

voor toekomstig onderzoek

Verder moet toekomstig onderzoek aandacht hebben voor de specifieke gevolgen bij

specifieke componenten van SITB’s

REPLICATIE EN OPDELING VAN VEELBELOVENDE STUDIES

Aangezien er een replicatie van een RCT nodig is om een behandeling te kunnen quoteren

met ‘niveau 1’, moet hier in de toekomst op ingezet worden

Page 219: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

185

Verder moeten deze behandelingen gerepliceerd worden in verscheidene

sociodemografische en klinische groepen

Ten slotte moet er gekeken worden of alle componenten van veelbelovende studies nodig

zijn om tot een goede behandeling te komen

ONDERZOEK NAAR BEHANDELINGSMEDIATOREN EN -MODERATOREN

Toekomstig onderzoek moet aandacht hebben voor hoe de interventies werken (mediatie)

en voor wie (moderatie)

ONTWIKKELING VAN EFFECTIEVE KORTE INTERVENTIES

De meest effectieve behandelingen bleken intensief en van korte duur te zijn

Aangezien er echter een verhoogd risico is op zelfmoordpogingen tot 6 maand na het

stellen van SITB’s, kunnen lange-termijn interventies inadequaat zijn

De huidige interventies blijken echter niet in staat om SITB’s te reduceren bij

adolescenten

HET GEBRUIK VAN SINGLE-CASE EXPERIMENTELE DESIGNS

Ondanks het bewezen nut van RCT’s kan deze manier van werken nuttig zijn voor het

zoeken en uittesten van nieuwe behandelingen

Deze nieuwe behandelingen kunnen dan later a.d.h.v. RCT’s verder bestudeerd worden

CONCLUSIE

Ondanks de toename in onderzoek de laatste 10 jaar, zijn er nog geen goed vastgestelde

behandelingen

Er zijn wel verschillende potentiële behandelingen, meestal gericht op zowel de familie als

het individu

o Deze dienen echter nog gerepliceerd te worden om na te gaan of ze inderdaad

effectief zijn, hoe de behandelingen werken (mediatoren) en voor wie ze wel

of niet zullen werken (moderatoren)

Verder moeten er kortdurende behandelingen gemaakt worden die vlak na het stellen van

SITB’s aangeboden kunnen worden

Page 220: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Evid

ence

-bas

ed p

sych

oso

cial

e b

ehan

del

inge

n v

oo

r ze

lfve

rwo

nd

end

e ge

dac

hte

n e

n g

edra

gin

gen

(SI

TB)

bij

jon

gere

n

186

Page 221: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Dwang

Page 222: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens
Page 223: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

187

PRAKTISCHE PARAMETER VOOR DE DIAGNOSTIEK EN

BEHANDELING VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN

MET OBSESSIEF-COMPULSIEVE STOORNIS (OCD)

ABSTRACT

Dit artikel zal gaan over de klinische assessment van OCD en reviews én vat het bewijs voor

de behandeling van OCD samen

Gebaseerd op dat bewijs, volgen specifieke aanbevelingen voor assessment en cognitieve

behandeling, farmacotherapie, gecombineerde behandeling en andere interventies

METHODOLOGIE

De informatie uit dit artikel komt voort uit literatuurstudies waarbij 65 publicaties (van

2002 tot 2012) werden geselecteerd voor zorgvuldig onderzoek

De filters bij het zoeken naar artikels waren ‘tussen 0 en 18 jaar oud’, ‘alleen Engels

sprekenden’, ‘studies met mensen’

Studies werden geselecteerd op basis van hun belang als bewijs in verband met de

kwaliteit van individuele studies, de relevantie voor de klinische praktijk en hun kracht in

het licht van al het andere bewijs

EPIDEMIOLOGIE

De hoge prevalentie van OCD bij kinderen werd pas erkend door een eerste studie van

meer dan 20 jaar geleden

o Deze studie identificeerde kinderen die eerst niet gediagnosticeerd konden

worden, en die nu als OCD-patiënten bestempeld worden

o Omdat het er ineens zo veel waren, spraken ze van een ‘verborgen epidemie’

Dit komt door het heimelijke karakter van de symptomen en de

geïsoleerde beperkingen

De huidige prevalentie van pediatrische OCD is ongeveer 1 a 2%

In een recente studie van 10.000 5- tot 15-jarigen vond men dat 90% van de OCD-gevallen

ongedetecteerd en onbehandeld bleven

Er zijn twee pieken in het leven bij OCD:

o Bij preadolescente kinderen

o Een latere piek rond de leeftijd van 21 jaar

OCD heeft een zeer variabele uitkomst en vele gevallen worden subklinisch over de tijd

heen

Page 224: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

188

ETIOLOGIE

GENETISCHE FACTOREN

Tweelingstudies toonden aan dat het concordantieratio voor monozygote tweelingen

significant hoger is dan voor dyzygote tweelingen

OCD is familiaal, maar het morbide risico van OCD in eerste graadsverwanten is groter voor

gevallen vastgesteld in de kindertijd (studie: 12% kans voor verwanten van volwassenen

met OCD en 24-26% kans voor verwanten van kinderen met OCD)

Genetic linkage studies van OCD hebben bewijs gevonden voor een gevoeligheid voor

OCD op chromosomen 1q,3q,6q,7p,9p,10p en 15q

Er is groeiend bewijs dat glutamaat receptor-/modulatorgenen geassocieerd zijn met OCD

NIET-GENETISCHE FACTOREN

Hoewel er zeker belang is van de genetische factoren, wijzen deze studies ook op een

belang van niet-genetische factoren; zo vonden tweelingstudies dat, zelfs bij monozygote

tweelingen, de OCD niet volledig concordant was

Vele, om niet te zeggen de meeste gevallen van OCD, komen voor zonder dat er een

familiegeschiedenis van OCD is (OCD in families waar reeds OCD voorkwam, zijn de

sporadische gevallen)

Studies hebben zich vooral gefocust op perinatale belevenissen zoals alcohol- en

tabaksgebruik, postnatale ervaringen van de personen en immuun-gemedieerde

neuropsychiatrische ziektemodellen

De meest controversiële kwestie bij OCD is ‘PANDAS’: de centrale hypothese van PANDAS

komt voort uit de observatie dat er neurogedragsmatige verstoringen zijn die samengaan

met sydenham chorea, een vervolg van rheumatische koorts

o Een immuunrespons op groep A β-hemolytische streptococcus (GABHS)

infecties leidt naar een crossreactiviteit met, en een inflammatie van de basale

ganglia

o Dit heeft als gevolg een distinct neurogedragssyndroom dat OCD, tics en

misschien hyperactiviteit inhoudt

o GABHS zou een van de vele niet-specifieke fysiologische stressoren kunnen zijn

die een verhoging in tics en OCD kan triggeren

o Bewijs voor deze hypothese: een kleine groep van kinderen met OCD en

Tourette hebben een begin en verscherping van de ziekte gelinkt aan GABHS

KLINISCHE REPRESENTATIE

FENOTYPE

Ondanks de continuïteit in de fenotypische representatie van kinderen en volwassenen met

ADHD, zijn er toch verschillen tussen de twee groepen

Page 225: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

189

Symptomen van OCD zijn vaak verscholen of niet uitgesproken, vooral bij jongere kinderen

o De meeste kinderen hebben meerdere obsessies en compulsies die over de

tijd vaak veranderen

o De meeste obsessies bij kinderen focussen zich op een catastrofaal familiale

gebeurtenis (bv. dood van een ouder)

o De meeste obsessies zijn: besmetting, seksuele en somatische obsessies,

schuldgevoelens, wassen, herhaalgedrag, veel checken, …

Noch het geslacht, noch de aanvangsleeftijd van een persoon kan bepalen van welk type, in

welke hoeveelheid en met welke ernst de OCD-symptomen er zullen zijn

De Dimensional Yale-Brown Obsessive-Compulsive Scale meet het voorkomen en ernst van

de symptomen

Gevallen met een vroege aanvang hebben een hoge frequentie van subjectieve sensaties

gekend als ‘sensorische fenomenen’ die samengaan met een compulsie of eraan

voorafgaan

Het mannen-vrouwenratio is 3:2, met meer jongens op vroegere leeftijd

De gemiddelde leeftijd van de start van OCD ligt tussen de 7,5 en 12,5 jaar

De leeftijd van assessment was meestal 2,5 jaar na het begin deze bevinding is van

klinisch belang!

OCD die begint in de kindertijd wordt meer en meer gezien als een mogelijk

ontwikkelingssubtype van de stoornis OCD, gebaseerd op stijgende familiale aggregatie

(meer naaste familieleden van de persoon met de stoornis hebben ook de stoornis in

vergelijking met controlefamilies) en psychiatrische comorbiditeit

PSYCHIATRISCHE COMORBIDITEIT

OCD bij jongeren gaat vaak samen met andere psychopathologieën (in >50% van de

gevallen) die de assessment en behandeling bemoeilijken

Hoe jonger de start van OCD, hoe meer kans op ADHD, een separatieangststoornis,

specifieke fobieën, agorafobie en angststoornis met meerdere angsten

Stemmings- en psychotische stoornissen zijn geassocieerd met een toenemende

chronologische leeftijd

Tics zoals Tourette komen vaker voor bij jongere patiënten en bij jongens

o Bovendien verbeteren of verdwijnen tics vaak tijdens het ouder worden (in de

twintigerjaren)

NEUROPYSCHOLOGISCHE BEVINDINGEN

Doorheen de jaren is de interesse voor een ‘neuropsychologisch endofenotype in kinderen

met OCD’ gegroeid

o Dit komt door de bevindingen dat veel kinderen met OCD academische

moeilijkheden hebben die niet volledig verklaard kunnen worden door OCD

o Het komt vaak voor bij kinderen met OCD dat ze gebreken vertonen in hun

visuo-spatiële prestatie en dat hun verwerkingssnelheid lager ligt

Page 226: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

190

KLINISCH VERLOOP EN UITKOMST

Er zijn verschillende uitlokkende psychosociale stressoren aangegeven die geassocieerd

zijn met de aanvang van OCD

o MAAR: bij de meeste niet-PANDAS vormen van OCD is er geen geschiedenis

van echte triggers en heeft het een subklinisch begin

Veel kinderen genezen volledig of worden subklinisch na een tijd

o Ongunstige prognostische factoren:

Aanvangsleeftijd, duur van de OCD-symptomen, te korte behandeling,

het hebben van specifieke symptoom subtypes (zoals religieus of

seksueel), verzamelobsessies, comorbide stoornissen en slechte reactie

op initiële behandeling zorgen voor een langer aanslepen van OCD

o Geen predictoren:

Geslacht, leeftijd bij assessment en lengte van de follow-up hebben

geen invloed op de duur

Het psychosociaal functioneren wordt vaak verstoord: sociale problemen, isolatie,

werkloosheid, moeite om een job te houden

Maar: uit een andere studie bleek dat er geen verschil is in hun schoolse prestaties

tegenover controlegroepen

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE

NORMALE ONTWIKKELING

Rituele gedragingen zijn normaal bij kleuters, maar deze zorgen niet voor een

verslechtering van het familiale functioneren en het onderbreken van de rituelen zorgt

niet voor ernstige stress bij het kind

ANDERE PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN

PPD (‘spectrum-stoornis’): het stereotiepe en repetitief gedrag kan verward worden met

OCD, zeker bij jonge kinderen

o 5% van kinderen met OCD voldoen ook aan deze criteria

Helpvolle criteria om de 2 stoornissen (PPD en OCD) van elkaar te differentiëren:

o De sociale en communicatieve gebreken bij PDD

o Egodystone symptomen die geassocieerd zijn met angstgedreven obsessionele

angsten (OCD)

o Zijn de symptomen typisch voor OCD? (wassen, poetsen, checken)

Psychotische of schizofreniforme stoornis: weinig inzicht hebben in de obsessionele

gedachten, kan leiden tot overgewaardeerde gedachten en waangedachten waardoor

men soms denkt aan psychoses

o Inzicht in de obsessionele gedachten is bij kinderen met OCD niet statisch,

maar varieert mee met hun angstniveau

Page 227: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

191

o Je kan het inzicht het beste inschatten op een laag niveau van angst

o Hoewel er meestal geen sprake is van zo’n stoornis, kunnen er wel andere

positieve en negatieve symptomen optreden bij OCD

OCPD (= obsessive compulsive personality disorder): hoewel deze diagnose zelden wordt

gebruikt bij kinderen (soms bij adolescenten), zijn er wel kinderen die voldoen aan de

criteria: een pervasief patroon van preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme,

controle, sterk vasthouden aan routines, niet flexibel, …

o Hoewel deze kinderen hun gedrag ook als egosyntoon ervaren en er geen

inzicht in hebben, voldoen ze niet aan de symptomen voor Asperger of PDD

omdat ze geen kerngebrek aan empathie of sociale vaardigheden hebben

o Enkel longitudinale studies kunnen uitmaken of deze kinderen ook echt OCPD

ontwikkelen later

o Serotonerge medicatie biedt weinig hulp aan en de behandeling is vooral

gedragsmatig

11 AANBEVELINGEN

DE PSYCHIATRISCHE ASSESSMENT VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN ZOU

ROUTINEMATIG MOETEN SCREENEN NAAR DE AANWEZIGHEID VAN OBSESSIES,

COMPULSIES EN REPETITIEVE GEDRAGINGEN

Clinici moeten dit checken, zelfs al is OCD geen deel van de gepresenteerde klachten

o Symptomen veranderen en verschillen over tijd en setting heen

o De makkelijkste manier om dit te onderzoeken is om de criteria van de DSM te

gebruiken

Criteria voor obsessies: terugkerende en hardnekkige gedachten, impulsen of voorstellingen

die worden beleefd als opgedrongen of zinloos en die angst of spanning veroorzaken

o De gedachten, impulsen of voorstellingen zijn meer dan een overdreven

bezorgdheid over problemen in het dagelijkse leven

o De persoon probeert de gedachten, impulsen of voorstellingen te negeren of

te onderdrukken, of te neutraliseren met een andere gedachte of handeling

o De persoon is zich ervan bewust dat de obsessieve gedachten, impulsen of

voorstellingen een product van zijn of haar eigen geest zijn (niet opgelegd door

gedachte-inbrenging)

Criteria voor dwanghandelingen:

o Herhaald gedrag (bv. handen wassen (smetvrees), ordenen, controleren) of

geestelijke handelingen (bv. bidden, tellen, woorden zachtjes herhalen) die de

persoon uitvoert als reactie op een obsessie of die worden uitgevoerd volgens

strikte regels

o Het gedrag of de geestelijke handelingen zijn gericht op het voorkomen of

verminderen van spanning of het voorkomen van een gevreesde situatie. Deze

gedragspatronen of geestelijke handelingen hangen echter niet reëel samen

Page 228: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

192

met de gebeurtenis die verminderd of voorkomen moet worden of zijn

duidelijk overdreven

Soms moet men obsessies infereren omdat ze niet geobserveerd kunnen worden, zoals

bv. vermijdingsgedrag

Ook de CBCL heeft vragen die als screening naar OCD gebruikt kunnen worden

o Deze kleine ‘probes’ zullen de grote meerderheid van OCD-gevallen onthullen

ALS SCREENING LAAT VERMOEDEN DAT ER OCD- SYMPTOMEN AANWEZIG ZIJN, MOET

MEN HET KIND VOLLEDIG EVALUEREN VIA INSTRUMENTEN GEBASEERD OP DE DSM EN

SCALAIRE ASSESSMENT

Assessment van OCD-symptomen kan bv. m.b.v. de CY-BOCS Children Yale-Brown Obsessive

Compulsive Scale

o Dit is een 10-item verankerd ordinale schaal (0-4) die de klinische ernst

berekent door te scoren hoe lang men ermee bezig is, hoeveel interferentie

met het leven dat voorbrengt, de subjectieve distress, de interne weerstand en

de mate van controle over obsessies en compulsies

o Er zit ook een symptoomchecklist bij met meer dan 60 symptomen van

obsessies en compulsies gecategoriseerd in thema’s zoals contaminatie,

verzamelen, wassen, ...

o Vanaf een score van 24 spreekt men van serieuze ziekte

Het instrument is het meest informatief wanneer het gegeven wordt aan kinderen én hun

ouders, waarbij gepolst wordt naar de ergst mogelijke vormen/situaties

Beperkingen van de CY-BOCS:

o Er is geen vermijdingsbeoordeling, waardoor er een onderschatting kan zijn van

de ernst

o Het is geen lineaire schaal

3-8 uur van obsessies of compulsies krijgt een score van 3, langer dan 8

uur een 4

Daarom wordt een verhoging van 25 tot 40 % op de CY-BOCS

schaalscore gezien als een klinisch significante respons

o De heterogene aard van OCD zorgt ervoor dat atypische symptomen vaak niet

gevat kunnen worden met de checklist, zoals bv. transformatie (denken dat je

in iemand anders gaat veranderen)

Verder zijn er nog andere OCD-schalen:

o Leyton Obsessional Inventory

o Anxiety Disorders Interview Schedule for Children

o Pediatric Anxiety Related Disorders

o Multidimensional Anxiety Scale for Children

Page 229: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

193

EEN COMPLETE PSYCHIATRISCHE EVALUATIE ZOU UITGEVOERD MOETEN WORDEN,

INCLUSIEF INFORMATIE VAN ALLE MOGELIJKE BRONNEN, BESTAANDE UIT

STANDAARDELEMENTEN UIT DE GESCHIEDENIS EN EEN ONDERZOEK NAAR DE MENTALE

STAAT MET AANDACHT VOOR HET VOORKOMEN VAN COMORBIDE PSYCHIATRISCHE

STOORNISSEN

74% van de jongeren met OCD voldoet aan de criteria voor nog minstens één bijkomende

diagnose

Deze kinderen hebben een lagere behandelingsrespons en minder remissie

In het bijzonder zijn het storende gedragsstoornissen die een uitdaging vormen voor clinici

Het is belangrijk depressieve en bipolaire stoornissen te identificeren vooraleer te beginnen

met het toedienen van SSRI’s, omdat deze comorbide stoornissen het

behandelprogramma kunnen veranderen

Comorbiditeit met eetstoornissen komt niet veel voor bij kinderen maar wel bij

adolescenten

o Bij een comorbide eetstoornis is het belangrijk dat medische overwegingen

voorrang krijgen op psychopathologie (behalve bij zelfmoord)

o Lichaamsdysmorfe stoornissen beginnen pas vaak in de adolescentie omdat er

dan een grotere focus gelegd wordt op uiterlijk en aantrekkelijkheid onder

leeftijdsgenoten

Een spectrum van compulsieve/impulsieve gedragsstoornissen zoals trichotillomanie,

compulsief nagelbijten, huidkrabben en andere vormen van zelfbeschadigend gedrag,

delen belangrijke trekken met OCD

Maar: er zijn ook belangrijke verschillen:

o Stress kan de symptomen doen verergeren, maar meestal zijn ze niet

voorafgegaan door specifieke cognities (obsessies), maar eerder door een

gevoel van spanning dat algemeen is of gelokaliseerd

o De impulsieve gedragingen zijn vaak frequent een bron van (tijdelijke)

‘opluchting en beloning’, maar kunnen gevolgd worden door schaamte en spijt

o Gedragstherapie is de aangewezen behandeling voor deze stoornissen omdat

standaard SSRI-medicatie vaak minder helpend is

EEN VOLLEDIGE MEDISCHE, FAMILIALE, SCHOOLSE EN ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS

MOET BIJGEVOEGD WORDEN AAN DE PSYCHIATRISCHE GESCHIEDENIS EN ONDERZOEK

Familie meegaandheid: soms kan OCD verergeren doordat de ouder ’assisteert’, zoals bv.

deuren openen voor het kind als hij er bang van is dit leidt tot een versterking van

obsessief-compulsief gedrag

Medische geschiedenis: men moet zich focussen op het CZS met aandacht voor trauma’s

en neurologische symptomen (‘choreiforme’ bewegingen: onregelmatige, krampachtige

bewegingen van spieren of spiergroepen)

Page 230: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

194

o Recent is er ook meer aandacht gegaan naar infectie met GABHS als potentiële

oorzaak voor PANDAS-geassocieerde OCD

Hier moet men aan denken bij een acute en dramatische start of

wanneer er na remissie opeens hervallen wordt

School-assessment: de schoolse prestaties vormen een ecologisch valide en belangrijke

meting van de ziekte-ernst

o Obsessief-compulsieve symptomen die overgaan in de schoolsetting

impliceren meer angst, sterkere compulsies, minder inzicht en minder

weerstand en controle

o Als men ziet dat het op school slecht gaat, kan dit een reden zijn voor een

agressievere interventie zoals medicatie

Verder is er een steeds grotere interesse voor OCD met een specifiek neuropsychologisch

patroon

o Deze kinderen hebben problemen met visueel geheugen, visuele organisatie

en verwerkingssnelheid

o Wanneer kinderen met OCD veel problemen hebben op school, is het

aangeraden om een neuropsychologische assessment uit te voeren samen met

een intelligentietest en een academische prestatietest

WANNEER MOGELIJK, GEBRUIK CBT ALS EERSTELIJNSBEHANDELING VOOR MILDE TOT

GEMIDDELDE GEVALLEN

In tegenstelling tot andere psychotherapieën die toegepast zijn, geeft CBT logisch

consistente en duidelijke relaties tussen de stoornis, de behandeling en de specifieke

uitkomst

o Spijtig genoeg gebruikt slechts 1/3 van de clinici regelmatig CBT

Het protocol voor behandeling van OCD (zoals beschreven door het ‘National Institue of

Mental Health Pediatric Obsessive-Compulsive Disorder Treatment Study’) bestaat uit 14

bezoeken gespreid over 12 weken en 5 fasen:

o Psycho-educatie

o Cognitieve training

o Mapping van OCD

o Exposure en responspreventie

o Terugvalpreventie en generalisatietraining

Exposure en responspreventie baseren zich op het feit dat angst vermindert na een lang

genoeg durend contact met de gevreesde stimuli

o Je moet de negatieve bekrachtiging van rituelen of vermijding tegengaan door

responspreventie

o Bv. een kind met angst voor bacteriën moet niet alleen bacteriën aanraken,

maar ook zichzelf ervan weerhouden ritueel wassen etc. te doen

Elke behandeling moet geïndividualiseerd worden en moet samengaan met de cognitieve

vaardigheden van het kind

Page 231: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

195

Modeling, zowel overt als covert, kan helpen om kinderen williger te maken binnen sessies

en huiswerk te maken tussen sessies en om angst te verminderen

Belonen lijkt geen rechtstreeks effect te hebben op OCD-symptomen, maar helpt wel

exposure aan te moedigen en het produceert zo een indirect klinisch voordeel (straffen

daarentegen helpt niet)

In een recente meta-analyse werd gevonden dat families betrokken moeten worden bij het

behandelen van OCD bij jongere kinderen en ook CBT in groep is effectief

Er zijn CBT-handleidingen en doe-het-zelfboeken voor therapeuten en families

VOOR GEMIDDELDE TOT ERNSTIGE OCD, IS MEDICATIE AANGEWEZEN BOVENOP CBT

Dit is aangeraden bij ernstige gevallen (een score hoger dan 23 op de CY-BOCS)

Dit is ook aangeraden wanneer CBT niet succesvol kan worden toegepast

o Bv. als het kind te ziek is of bij comorbide psychopathologieën zoals ADHD

Ook individuele en familiefactoren zijn belangrijke consideraties

o Slecht inzicht in de irrationele natuur van de obsessies en compulsies kan

leiden tot weerstand in de therapie

o Doordat heel de familie betrokken wordt in de therapie, is een chaotische of

niet-intacte gezinssituatie een bijkomende moeilijkheid

Er is een groot tekort aan bedreven CBT-beoefenaars

o Bij de afwezigheid hiervan is het vaak beter om een gecombineerde therapie

toe te passen (zelfs bij lagere scores)

SRI’S IS DE EERSTELIJNSMEDICATIE DIE AANGERADEN WORDT VOOR KINDEREN MET

OCD EN MOET GEBRUIKT WORDEN VIA DE AACAP-RICHTLIJNEN OM REACTIE,

VERDRAAGBAARHEID EN VEILIGHEID TE MONITOREN

Effectiviteit: er is een significant effect aangetoond van SSRI’s, vergeleken met placebo’s

Uit onderzoeken bleek dat:

o Clomipramine (een niet-selectieve SRI) significant superieur was ten opzichte

van alle SSRI’s (maar dit is nog niet verder ondersteund – kan ook gewoon een

volgorde-effect zijn

o Superieur of niet, Clomipramine wordt normaal niet gebruikt als

voorkeursmiddel omdat het negatieve effecten kent

o Je kan beter SRIs gebruiken t.o.v. SSRI’s

De effect sizes van CBT zijn groter dan die van medicatie, maar meta-analyses kunnen niet

bepalen welke behandeling effectiever is door de verschillen in de onderzoeksdesigns

o Het kan zijn dat de studiepopulatie een verklaring is voor die verschillende

effect sizes

In POTS (Pediatric OCD Treatment Studies) deed CBT alleen het niet beter dan Setraline,

maar was het wel beter tegen remissie

o Beide waren wel beter dan placebo’s

Page 232: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

196

Veiligheid en verdraagzaamheid: SSRI-medicatie zijn vaak goed verdraagbare medicijnen

en veiliger dan hun voorganger, de tricyclische antidepressiva (vooral bij misbruik en

overdosissen)

o De dosis wordt meestal om de 3 weken (lichtelijk) verhoogd om zo een zicht te

krijgen op eventuele verbetering, zonder ineens de dosis enorm te verhogen

o Men moet geduldig zijn: het kan tot 12 weken duren voor er echt voordelen

uit gehaald worden

o De behandeling wordt daarna nog 6 tot 12 maanden voortgezet en dan begint

men zeer gradueel af te bouwen

CBT-boostersessies kunnen helpen bij het onderbreken van de medicamenteuze

behandeling om het terugkomen van symptomen tegen te gaan en om de remissie te

verlengen

o Na 2 of 3 keer te zijn hervallen moet men denken aan een lange termijn

behandeling

Clinici moeten zich bewust zijn van de gedragseffecten die zich voordoen bij de medicatie,

vooral bij jonge kinderen

o Zo heeft men bv. meer kans op manie-aanvallen

o Deze effecten zijn zeer gevoelig aan de dosis en men moet dus op zoek gaan

naar een juist evenwicht

o Hoewel alle antidepressieve middelen risico hebben tot suïcidegevallen, is er

bij OCD-medicatie nog geen significant risico gevonden voor suïcidaal denken

Bij het gebruik van clomipramine is een evaluatie van de medische conditie en de cardiale

toestand verplicht + er moet gevraagd worden naar hartziekten in familie

o Bijwerkingen: anticholinerge, adrenerge en histaminerge (droge mond,

constipatie, duizeligheid, hypertensie, zweten en verdoving) effecten komen

voor bij 60% van de kinderen

DE UITVOERINGSBEPALING VAN DE TOEGEWEZEN BEHANDELING MOET GESTUURD

WORDEN DOOR EMPIRISCH BEWIJS OVER DE MODERATOREN EN PREDICTOREN VAN DE

BEHANDELINGSRESPONS

Comorbiditeit kan een grote invloed uitoefenen op de behandelrespons en men heeft meer

kans op herval na een behandeling bij comorbiditeit

o Bv. bij een comorbide ticstoornis was er geen reactie op alleen een

behandeling met Setraline

Een CBT-behandeling (of in combinatie met medicatie) had wel nog

altijd effect

Kinderen met een eerstegraadsfamiliegeschiedenis van OCD reageerden veel minder goed

op enkel CBT en zijn een goede kandidaat voor een gecombineerde behandeling

Ironisch genoeg zorgt een hoge mate van ouderlijke meegaandheid voor een grotere

therapieweerstand

Page 233: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

197

Jongeren met een lagere ernst, minder OCD-gerelateerde verslechtering van

functioneren, minder comorbide externaliserende symptomen, beter inzicht en lagere

niveaus van familiemeegaandheid tonen een grotere verbetering over

behandelingscondities en zijn goede kandidaten voor CBT als eerstelijnsbehandeling

MULTIMODALE BEHANDELING IS AANGEWEZEN ALS ER NA VERSCHILLENDE MAANDEN OF

BIJ ERNSTIGE GEVALLEN GEEN REACTIE KOMT OP CBT

Een gecombineerde behandeling zorgde voor de grootste afname in symptomen bij

gematigde tot ernstige OCD

o Het wordt dus meestal aangeraden zowel CBT als medicatie te starten

o 54 % van de kinderen behaalde een volledige remissie door deze

gecombineerde behandeling

Het is mogelijk dat één van de grootste voordelen van medicatie is dat het de uitkomsten

van CBT beter kan mediëren door angst te verlagen

DE VERHOGING VAN MEDICATIE WORDT ENKEL TOEGEPAST BIJ THERAPIERESISTENTE

GEVALLEN WAARBIJ DE BEPERKINGEN MINSTENS GEMATIGD WORDEN GEACHT IN

MINSTENS ÉÉN BELANGRIJK DOMEIN VAN FUNCTIONEREN, ONDANKS DAT ER TOCH

ADEQUATE MONOTHERAPIE WERD TOEGEPAST

Behandelingsresistentie = ‘het mislukken van minstens twee monotherapieën en een CBT-

behandeling voor OCD’

o Een trial wordt gezien als mislukt wanneer men meer dan 10 weken op de

maximum dosis nog geen effect ziet

o Een CBT-behandeling wordt gezien als mislukt als er na 8 tot 10 sessies nog

altijd geen verbetering is OF wanneer er nog substantieel veel residuele

obsessief-compulsieve psychopathologie is na de CBT-behandeling

De meeste kinderen zijn echter geen non-responders maar gedeeltelijke non-responders

o Hierbij heeft het kind minstens 3 weken stabiele, persistente OCD-symptomen

terwijl het een maximale dosis inneemt of geen reactie toont op een ‘boven

het minimum’ startdosis of als het negatieve effecten ervaart door

dosisverhoging

Dan moet men rekening houden met de volgende vragen:

o Heeft het kind een adequate trial doorlopen op de minimumdosis?

o Heeft het kind de maximum dosis behaald?

o Heeft het kind problemen met de dosis te tolereren?

o Heeft het al 3 weken een stabiele dosis gekregen?

o Heeft het kind minstens 10 weken de behandeling gevolgd?

Medicatieverhogingsstrategieën: men kan bijvoorbeeld Clomapramine toevoegen aan de

SSRI-behandeling

Page 234: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Pra

ktis

che

par

amet

er

voo

r d

e d

iagn

ost

iek

en

beh

and

elin

g va

n

kin

der

en

en

ado

lesc

ente

n

met

o

bse

ssie

f-co

mp

uls

ieve

sto

orn

is (

OC

D)

198

Vaak wordt er ook gebruik gemaakt van atypische neuroleptica

o Hierover zijn er geen gegevens beschikbaar in de literatuur, maar deze

behandeling is gebaseerd op de expertise van clinici

o Men moet wel zeer voorzichtig zijn

o Atypische neuroleptica zijn vooral effectief bij kinderen met OCD die

behandelingsresistent zijn en die een ticstoornis, weinig inzicht, een pervasieve

ontwikkelingsstoornis of stemmingsinstabiliteit hebben

Er zijn wel negatieve kanten aan, zoals verdoving en gewichtstoename

Men moet het geen-schade principe hanteren!

Bij PANDA’s worden CBT-behandelingen en behandelingen tegen streptokokkeninfecties

geadviseerd

MEN MOET REKENING HOUDEN MET EMPIRISCH GEVALIDEERDE MEDICATIE EN

PSYCHOSOCIALE BEHANDELINGEN VOOR COMORBIDE STOORNISSEN

Omdat CBT-interventies voor OCD gefocust en beperkt in de tijd zijn, kunnen er extra CBT-

protocollen die empirisch gevalideerd zijn voor de behandeling van comorbide stoornissen,

mee in de behandeling worden verwerkt

Inzichtsgeoriënteerde psychotherapie is niet effectief bij OCD

o Maar: sommige kinderen die veel problemen hebben in een bepaald belangrijk

levensdomein, kunnen wel voordeel doen bij ondersteunende psychotherapie

Familietherapie die focust op de behandeling van primaire OCD-symptomen kan leiden tot

betere uitkomsten

Vaak moet er ook andere medicatie genomen worden voor comorbide stoornissen

Er zijn hier bijna geen systematische gegevens over beschikbaar

o Zo kan ADHD beter na OCD behandeld worden omdat stimulantia de angst en

obsessies kunnen vergroten

Maar: de gedragseffecten van SSRI’s kunnen, zeker bij jonge kinderen,

de hyperactieve impulsieve symptomen van ADHD imiteren

o Voor Tourette is er vaak geen medicatie nodig maar de anxiolytische

behandeling gericht op de angst en obsessies kan tics vaak laten afnemen

o Een van de moeilijkste gevallen is die van OCD in combinatie met een bipolaire

stoornis omdat SRRI’s de manische symptomen vaak vergroten, zelfs in lage

dosissen

Hier is het vaak belangrijk eerst de stemming te stabiliseren voor er kan

overgegaan worden naar de behandeling van OCD

PARAMETER BEPERKINGEN

Dit zijn slechts richtlijnen: de uiteindelijke beslissing ligt bij de clinicus

Hierbij moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden die zich voordoen bij

een bepaalde patiënt en zijn of haar familie, de diagnostische en behandelingsopties die

voorhanden zijn én de aanwezige middelen

Page 235: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

199

BEDWING JE DWANG: PROTOCOLLAIRE

BEHANDELING VOOR KINDEREN EN ADOLESCENTEN

MET EEN DWANGSTOORNIS

INLEIDING

De obsessieve-compulsieve stoornis (Obsessive Compulsive Disorder; OCD) ofwel

dwangstoornis, komt bij kinderen en jongeren in vele soorten en maten voor

Er is veel variatie in ernst en verschijningsvorm

Een patiënt met een dwangstoornis heeft (1) dwanggedachten en verricht (2)

dwanghandelingen

o Om deze dwanggedachten en dwanghandelingen te voorkomen is er vaak

sprake van vermijdingsgedrag

o De handelingen en gedachten nemen ten minste een uur per dag in beslag of

veroorzaken aanzienlijk leed of interfereren met het dagelijkse leven

(American Psychiatric Association, 2013)

(1) Dwanggedachten of obsessies zijn steeds terugkerende gedachten, beelden of impulsen

die het kind als onvrijwillig ervaart

o Vaak zijn het gedachten over mogelijke rampen of ellendige gebeurtenissen

zoals ongelukken, doodgaan van ouders, diefstal, brand

o De gedachten kunnen zeer duidelijk omschreven zijn, bv. ‘Ik zou m’n zusje

kunnen vermoorden met dit mes’, maar ook vagere gedachten, bv. ‘Het gaat

niet goed’

o Ook gebeurt het dat kinderen dwangrituelen uitvoeren zonder dwang-

gedachten omdat ‘het moet’, of vanuit een raar gevoel = ‘just right experience

(JR)’ of ‘not just right experience (NJR)’

Bv. het gevoel dat het moet, het gevoel energie kwijt te willen raken,

een gevoel van leegte of incompleet zijn

Een NJR kan zowel een lichamelijk gevoel zijn als een psychische

ervaring

(2) Dwanghandelingen zijn herhaalde, vaak ritueel uitgevoerde handelingen

o Vaak hebben ze als doel de angst, opgeroepen door de dwanggedachten, te

bestrijden

Bv. de angst dat ouders een ongeluk krijgen, bestrijden door een aantal

voorwerpen telkens 3 maal aan te tikken

Vaak weten kinderen dat ze hiermee het gevreesde niet kunnen

voorkomen, maar toch voelen ze zich beter en rustiger

o Kinderen beleven hun dwangrituelen als egodystoon

Page 236: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

200

In de DSM-5 (APA, 2013) wordt de dwangstoornis niet langer onder de angststoornissen

gerekend

o Er is een nieuwe categorie: Obsessive Compulsive and Related Disorders

o Hieronder horen ook de Body Dismorphic Disorder, de Hoarding Disorder

(verzameldwang), Trichotillomanie en Huidpulkstoornis

o Deze nieuwe indeling is er gekomen door onderzoek dat aantoont dat deze

stoornissen aan elkaar verwant zijn

ONDERZOEKSBEVINDINGEN

De dwangstoornis komt in de klinische praktijk minder voor

o In epidemiologisch onderzoek worden prevalenties van 0,06% tot 2% gevonden

o Dit is wellicht de reden waarom de diagnose nog steeds geregeld gemist wordt:

psychiaters en psychologen hebben relatief weinig ervaring met kinderen en

jongeren met een dwangstoornis

De dwangstoornis heeft een grote negatieve invloed op het leven van kinderen

o Onderzoek hierover werd echter alleen bij volwassen gevoerd

o Daarin werd aangetoond dat zij zowel op emotioneel, sociaal als fysiek vlak de

kwaliteit van hun leven als beduidend slechter ervaren dan mensen zonder

psychische problemen

Er wordt steeds meer onderzoek gevoerd naar de effecten van de behandeling van de

dwangstoornis bij kinderen en jongeren

Onderzoeken:

o De eerste onderzoeken (sinds 1985) gingen over het resultaat van

medicamenteuze behandelingen

Uit een meta-analyse bleek dat behandelingen met serotonine-

heropnameremmers (SSRI’s) of Clomipramine (heeft zowel een

serotonerge als een noradrenerge werking) een significant groter effect

hebben dan placebo’s (neppillen)

Dit effect is echter niet groot (effect size .46)

Een nadeel van medicatie is dat wanneer de inname gestopt wordt, de

gunstige effecten verdwijnen

DUS: een behandeling met enkel medicatie is geen

behandeloptie

o Het effect van cognitieve gedragstherapie (CGT) blijkt zeer effectief (effect size

1.7) in vergelijking met een controlegroep

o Over de combinatie van CGT en medicatie werd nog maar weinig onderzoek

gedaan

Uit de ‘POTS’-study (Pediatric OCD Treatment Study Team, 2004) bleek

dat de combinatiebehandeling significant was, maar niet veel

effectiever dan monotherapie met CGT

Sommige behandelaars vinden ernstige OCD een argument om de

combinatiebehandeling te geven

Page 237: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

201

Dit wordt ook in de richtlijnen geadviseerd

Naar deze behandelwijze is echter maar 1 onderzoek gedaan,

waaruit geen verschil bleek in de mate van verbetering tussen

ernstige klachten en minder ernstige klachten

Wel duurde de therapie voor de ernstige klachten langer

o Onderzoek naar het effect van langer doorbehandelen toonde aan dat het

maximaal haalbare effect in veel gevallen nog lang niet bereikt is na het in

protocollen gebruikelijke aantal zittingen (12 tot 16)

Bij een groot aantal kinderen leidde doorbehandelen alsnog tot een

klinisch significante verbetering

ASSESSMENT

De meeste kinderen presenteren de dwangrituelen als hun belangrijkste klacht

o De dwanggedachten zijn daarbij van secundair belang of zelfs afwezig

o Er zijn echter ook kinderen voor wie de dwanggedachten het zwaarst wegen

Om de diagnose dwangstoornis te stellen, wordt nagegaan of er dwanghandelingen en

dwanggedachten zijn en of er sprake is van vermijdingsgedrag

Men kijkt naar de mate waarin de dwangklachten interfereren met het dagelijkse leven

o Dwangproblemen treden vooral op in de omgeving waarin het kind zich

vertrouwd voelt en soms ook wel verantwoordelijk voelt

o In een vreemde omgeving kunnen ze makkelijker weerstand bieden tegen de

dwangproblemen

o Rituelen en dwanggedachten worden pas als een dwangstoornis

gediagnosticeerd als zij een belangrijke verstoring van het functioneren

teweegbrengen en veel tijd in beslag nemen er moet dus een zeker lijden

aanwezig zijn

De Yale Brown Obsessive-Compulsive Scale Child Version (CY-BOCS) is het meest gebruikte

instrument om de aard en de ernst van dwangstoornis vast te stellen

o Dit omvat een screeningslijst en een semigestructureerd interview

o De screeningslijst bevat een groot aantal mogelijke dwanggedachten en

dwanghandelingen die door de diagnosticus gescoord worden

o Met het semigestructureerde interview wordt de ernst van de dwangstoornis

vastgesteld

5 factoren worden hierbij ondervraagd en gescoord op een 5-

puntsschaal:

1. De tijd die aan dwanghandelingen/gedachten wordt besteed

2. De mate van angst of verdriet

3. De hinder in het dagelijkse leven

4. De mate waarin het kind zich verzet tegen de

dwanghandelingen/gedachten

5. De mate waarin dit verzetten lukt

Page 238: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

202

Een score van 16 of meer is een klinische score

Een score van 9 of minder is een normale score

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE

Ritueel gedrag en obsessies komen ook bij andere psychische stoornissen voor

Syndroom van Gilles de la Tourette: complexe tics tonen vaak grote gelijkenissen met

dwanghandelingen

o Het belangrijkste verschil tussen de tics van GTS en de dwanghandeling van

OCD ligt in de intentie van het gedrag

Dwanghandelingen worden uitgevoerd om angst te verminderen of te

voorkomen

Bij tics voelt men voorafgaand een moeilijk te lokaliseren/definiëren

drang of sensatie (lichamelijk of psychisch), ofwel een specifiek te

lokaliseren sensatie door de tic verdwijnt deze sensatie of drang, of

wordt deze in ieder geval minder

Depressie: bij een ernstige depressie kunnen klachten voorkomen die lijken op dwang-

gedachten: deze gedachten hebben te maken met een gevoel van schuld, mislukt zijn en

zich waardeloos vinden en ze worden niet geneutraliseerd door dwanghandelingen

Eetstoornis: bij Anorexia Nervosa hoort dwangmatig gedrag

o De gedachten en rituelen worden meestal volledig egosyntoon beleefd

o Bovendien blijven ze beperkt tot alles wat met eten of lichaamsomvang te

maken heeft

Schizofrenie: het is soms moeilijk om een onderscheid te maken met een dwangstoornis,

vooral als de dwangrituelen/gedachten vreemd zijn en weinig egodystoon beleefd worden

o Er is sprake van schizofrenie wanneer er ook formele denkstoornissen, wanen

en hallucinaties en een gestoorde reality testing is

Autisme: rituelen en stereotiep gedrag komen hierbij vaak voor

o Dit gedrag wordt echter volledig egosyntoon beleefd

o Bovendien is dwangmatig gedrag niet het belangrijkste kenmerk van autisme

en is er geen sprake van angst als motor voor de dwangrituelen

Als de diagnose dwangstoornis (obsessief-compulsieve stoornis) is gesteld, wordt er een

beslissing genomen over de soort behandeling

o Cognitieve gedragstherapie is de eerste keuze, ook bij ernstige klachten

o Een combinatie van CGT en medicatie wordt aangeraden wanneer er langere

tijd geen enkele vooruitgang is

o De behandeling vindt bij voorkeur ambulant plaats; een opname in een

(dag)kliniek is alleen geïndiceerd als bij een ambulante behandeling geen

enkele vooruitgang is geboekt of als de situatie thuis onhoudbaar is geworden

Page 239: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

203

RATIONALE VAN DE BEHANDELING

De behandeling bestaat uit 2 elementen:

o Exposure en responspreventie

o Cognitieve therapie

EXPOSURE EN RESPONSPREVENTIE

We maken een onderscheid tussen passieve en actieve vermijding

o Passieve vermijding is het feit dat een patiënt met smetvrees bv. geen vieze

dingen wil aanraken

o Dwangrituelen zoals langdurig de handen wassen, is actieve vermijding

Beide soorten vermijding moeten worden opgeheven (patiënt moet leren dingen aanraken

+ zonder handen te wassen achteraf) dit wordt responspreventie genoemd

o Vermijding houdt de problemen in stand en het niet meer vermijden zorgt

ervoor dat de angst eerst stijgt en daarna afneemt

o In de behandeling moet de patiënt dus de dwanghandelingen staken en alles

waarvoor hij bang is toch doen

o Dit wordt planmatig en stapje voor stapje gedaan, vergelijkbaar met de

geleidelijke exposure bij angststoornissen

Deze interventie is gebaseerd op het twee fasenmodel van Mowrer (1960)

Fase 1: angsten ontstaan na een traumatische ervaring (bv. gebeten

door hond) = klassieke conditionering

Fase 2: de dwangrituelen hebben een angstreducerend effect dit

werkt bekrachtigend, wat verklaart waarom de dwangrituelen blijven

bestaan = operante conditionering

Voor het eerste gedeelde is geen empirische evidentie, voor het

tweede gedeelte wel

COGNITIEVE THERAPIE

De essentie van cognitieve therapie is het veranderen van gedachten of interpretaties

o De therapeut bespreekt de geloofwaardigheid van de dwanggedachten en

zoekt samen met de cliënt naar tegengedachten

Het doel is tweeledig:

o Enerzijds kan de aanleiding voor de angsten en dwanghandelingen

weggenomen worden

o Anderzijds is aandacht voor wat het kind denkt en hoe het over de

dwangrituelen en aanleidingen daarvoor denkt, van belang voor het welslagen

van de exposure en responspreventie

Page 240: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

204

In het cognitieve verklaringsmodel staan de obsessies en de manier waarop daarmee

omgegaan wordt, centraal

o De meeste mensen hebben een niet-pathologische vorm van obsessies, nl.

intrusies

Bv. ‘Als we maar geen ongeluk krijgen’

o Zij beschouwen deze intrusies als onbelangrijk, terwijl patiënten met een

dwangstoornis ze als betekenisvol interpreteren

Bv. ‘Het feit dat ik dit denk, betekent dat we een ongeluk krijgen en dat

het dan mijn schuld is’

HET PROTOCOL

De behandeling bestaat uit wekelijkse sessies waarbij de ouders betrokken zijn

SESSIE 1

Uitleg wat een dwangstoornis is

De relatie tussen dwanggedachten, angst en dwanghandelingen wordt duidelijk gemaakt

De therapeut maakt samen met het kind (en de ouders) een nauwkeurige inventarisatie

van alle dwangrituelen, dwanggedachten en eventueel vermijdingsgedrag

o De frequentie van de dwanghandelingen/gedachten wordt geregistreerd

Bv. het aantal keer handen wassen

SESSIE 2

Aan het begin wordt het huiswerk besproken (de registratie-opdracht)

Als het kind als belangrijkste klacht dwanghandelingen en/of vermijdingsgedrag heeft,

wordt gestart met exposure en responspreventie

Heeft het kind voornamelijk dwanggedachten, dan staat cognitieve therapie voorop

SESSIE 3

Indien nodig, wordt in deze sessie verder gewerkt aan de hiërarchie

o Deze hiërarchie staat vanzelfsprekend niet vast voor de rest van de

behandeling; het is slechts een leidraad

Aandacht voor gedachten is belangrijk

o Kinderen moeten begrijpen waarom ze de exposureopdrachten doen en

moeten zich begrepen voelen in hun angsten

o De registratie van cognitieve gedachten wordt bekeken

o De therapeut kan nu de geloofwaardigheid van de dwanggedachten en de

tegengedachten bespreken

Page 241: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

205

SESSIE 4

In het begin wordt besproken hoe de afgelopen week is verlopen

De therapeut complimenteert het kind met zijn inspanningen en zo mogelijk met de

vooruitgang die het boekt

Er worden nieuwe exposureopdrachten doorgenomen en afgesproken

Er wordt opnieuw gekeken naar de dwanggedachten en de door het kind verzamelde

tegengedachten

SESSIE 5

Als de behandeling goed verloopt, worden nu iedere keer nieuwe exposureafspraken

gemaakt, in zo groot mogelijke stappen

Bepaalde dwanghandelingen verdwijnen, maar soms komen er ook nieuwe bij

o Deze nieuwe dwanghandelingen worden niet zo zachtzinnig behandeld als de

al langer bestaande

o Deze nog niet lang ingesleten dwanghandelingen zijn gemakkelijker te staken

SESSIE 6

Het is van belang het kind te blijven motiveren om de oefeningen te doen

Ook wordt aandacht besteed aan het uitbreiden van andere activiteiten die mogelijk

worden als de dwang verder afneemt

De sessies blijven wekelijks plaatsvinden totdat de dwangklachten zover zijn afgenomen dat

de frequentie kan worden teruggebracht naar eenmaal per twee weken en later nog

minder

o Dit gebeurt steeds in overleg met het kind en de ouders

o De beslissing wanneer de behandeling af te sluiten is niet altijd eenvoudig

Dit gebeurt best geleidelijk, met therapiesessies waartussen steeds

meer tijd zit en nog 1 of 2 follow-up sessies

Voor het daadwerkelijke afsluiten van de behandeling wordt

terugvalpreventie besproken (dwangklachten komen immers vaak

terug in tijden van stress en spanning)

TIPS BIJ DE BEHANDELING

HET PUNTENPROGRAMMA

Aan de verschillende oefeningen uit het exposure- en responspreventieprogramma

worden punten toegekend naargelang de graad van moeilijkheid

Met het kind of de adolescent worden afspraken gemaakt over het aantal punten dat er

per week behaald moeten worden

Page 242: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

206

o Het kind kan dan zelf beslissen of het deze punten behaalt door vaak iets

gemakkelijks te doen of slechts een paar keer iets moeilijks

o Dit spelachtige karakter maakt de behandeling aantrekkelijk

DE NUTTIGE STRAF

Het kind bedenkt zelf een straf

o Bv. extra sommen maken, huishoudelijke taken doen, eigen kamer opruimen,

Deze ‘straf’ kan worden toegepast als het om welke reden dan ook niet gelukt is de

afgesproken oefeningen te doen

De nuttige straf kan ook worden toegepast om het aantal dwanghandelingen te

verminderen

o Bv. een maximum aantal geruststellingen opstellen per dag

DROOG OEFENEN

Als een exposureopdracht in welke vorm dan ook te moeilijk blijft, kan het ‘droog oefenen’

worden toegepast

Er wordt een aparte oefensituatie gecreëerd

o Bv. de deur in 1 keer dichtdoen zonder te controleren, maar zonder echt weg

te gaan

o Zo’n namaaksituatie is bijna altijd gemakkelijker

o Na een aantal van dit soort oefeningen, kan worden overgegaan op echte

situaties

STAKEN VAN DE BEHANDELING

De behandeling wordt gestaakt als:

o Het kind of de adolescent ernstig depressief wordt en/of suïcidaal is

o De ouders of het gezin de spanningen en problemen rond de dwangstoornis niet

meer aankunnen

o De klachten ernstig toenemen in plaats van afnemen

Wanneer er te weinig vooruitgang wordt geboekt of de patiënt niet open staat om de

therapieopdrachten uit te voeren (uit angst of onvermogen) kan medicatie worden

aangeboden (een SSRI)

Page 243: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

207

ROL VAN DE OMGEVING

Ouders worden altijd betrokken in de behandeling

o Ze zijn vaak betrokken bij de dwangrituelen en zullen daarom op een gegeven

moment hun gedrag moeten veranderen (geen antwoord meer geven op

vragen bv.)

o De manier waarop ouders betrokken zijn is afhankelijk van de leeftijd van de

patiënt

Bij jonge kinderen zijn de ouders altijd bij de sessies aanwezig

Bij oudere kinderen kunnen de ouders zo nu en dan een sessie

bijwonen of een deel van iedere sessie

Andere kinderen in het gezin hebben vaak veel last van de dwangklachten van hun broertje

of zusje

o Het kind vraagt immers veel aandacht (en krijgt die ook)

o Soms moeten de andere kinderen in het gezin hun gedrag aanpassen aan de

eisen van de dwang (bv. extra vaak hun handen wassen, niet op de stoel van

het kind gaan zitten, …)

o De therapeut organiseert best minimaal 1 sessie met deze andere kinderen

Daar wordt uitgelegd wat een dwangstoornis is, hoe eraan gewerkt

wordt + ze kunnen er terecht met hun boosheid, vragen, aarzelingen, …

Als de dwangstoornis ook op school duidelijk een rol speelt, neemt de therapeut contact op

met school

o Dit kan om informatie te geven over de dwangstoornis en de beperkingen die

deze kan opleveren

o Ook kan worden besproken hoe schoolactiviteiten in het behandelprogramma

opgenomen kunnen worden

Als de dwanghandelingen en dwanggedachten afnemen, komt er veel tijd vrij

o Vaak zijn veel activiteiten weggevallen door de dwangstoornis

Bv. hobby’s verdwenen, vrienden verwaterd, …

o De therapeut bespreekt de mogelijkheden om deze activiteiten te hervatten

EVALUATIE

Het effect van de behandeling wordt vastgesteld met de Yale Brown Obsessive-Compulsive

Scale Children Version

o Men kijkt ook hoe het gesteld is met de comorbide klachten en hoe het

dagelijks leven van het kind eruit ziet

Gaat het kind weer naar school? Is er contact met leeftijdsgenoten?

o Meestal wordt een follow-upafspraak gemaakt, 3 maanden na het afsluiten van

de behandeling

Page 244: ONTWIKKELINGSGER - VPPK · Sessie 3: eerste behandelingssessie 12 Sessie 4 – 12: volgende behandelingssessies 13 HABIT REVERSAL 14 ... Positieve en negatieve gedachten en gevoelens

Bed

win

g je

dw

ang:

pro

toco

llair

e b

ehan

del

ing

voo

r ki

nd

eren

en

ad

ole

scen

ten

met

een

dw

angs

too

rnis

208

DISCUSSIE

De behandeling lijkt eenvoudig maar is dat in veel gevallen niet

o Kinderen houden zich niet altijd aan onze keurige indelingen en dat maakt het

soms moeilijk om vast te stellen welke dwanggedachten zijn en welke

dwanghandelingen

o Ook bij vreemde, oninvoelbare of schijnbaar betekenisvolle dwangklachten

worden de gebruikelijke behandelprincipes toegepast

Het niet vooruit gaan van de behandeling roept nogal eens de gedachte op dat ‘er meer aan

de hand is’

o Dat kan altijd zo zijn, maar meestal is dat niet de verklaring voor de stagnatie

o Sommige behandelingen duren nu eenmaal veel langer dan de gebruikelijke 12

tot 16 zittingen

o Zolang er nog enige vooruitgang is en de werkrelatie tussen therapeut en kind

goed is, is er niet veel reden de therapie als niet geslaagd te beëindigen

Kinderen met ernstige dwangklachten moeten behandeld worden in een centrum waar

expertise omtrent behandeling van dwangstoornissen voorhanden is

o Behandeling door een team waar er intervisie en supervisie mogelijk is