old.ekowiki.beold.ekowiki.be/wiki/images/6/6a/samenvatting_wijsbegee…  · web view2017. 7....

81
Samenvatting Wijsbegeerte Prof. L. Van Liedekerke 2011 – 2012 INLEIDING: SOCRATES PLATO -1000 -700 - 500 - 300 0 HOMERISCHE CULTUUR GRIEKSE PERIODE NEOPLATONISME = ontstaan v.d. filosofie + STOA THALES V. MILETE ALEXANDER DE GROTE ARISTOTELES 0 500 1000 MIDDELEEUWEN SCHOLASTIEK OUD-ANTROPOCENTRISME (STOA tot 1300 + NEOPLATONISME) RATIONALISME HUMANISME RENAISSANCE VERLICHTING 1000 1500 2000 1

Upload: others

Post on 14-Feb-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Samenvatting Wijsbegeerte

Prof. L. Van Liedekerke

2011 – 2012

INLEIDING:

SOCRATES

PLATO

-1000 -700 - 500 - 300 0

HOMERISCHE

CULTUUR

GRIEKSE PERIODE NEOPLATONISME

= ontstaan v.d. filosofie + STOA

THALES V. MILETEALEXANDER DE GROTE

ARISTOTELES

0 500 1000

MIDDELEEUWEN

SCHOLASTIEK

OUD-ANTROPOCENTRISME

(STOA tot 1300 + NEOPLATONISME)

RATIONALISME

HUMANISME

RENAISSANCE VERLICHTING

1000 1500 2000

MIDDELEEUWEN MODERNITEIT POSTMODERN

SCHOLASTIEKNIEUW ANTROPOCENTRISME

OUD-ANTROPOCENTRISME +

NEOPLATONISME DESCARTES

THOMAS VAN AQUINO RAWLS

KANT

LUTHER/CALVIJN MARX

HOOFDSTUK 1: Wat is wijsbegeerte en hoe is zij ontstaan?

A. Het filosofische genre

* Wat is wijsbegeerte?

· een ondervragende, kritische activiteit die enkel alleen voorlopige antwoorden bevat en steeds nieuwe vragen opwerpt.

* Mensen willen de werkelijkheid kennen door de wetenschap en ze willen de natuur beheersen door de techniek.

· Filosofen stellen: Hij moet ook weten wat zijn bestaan zin is.

Zinvol zijn activiteiten die een risico impliceren. Als de mogelijkheid van dat risico/ verlies verdwijnt, dreigt er onverschilligheid

Vb. Als je erkenning afkoopt, is het geen erkenning meer. Wij verlangen naar erkenning die je spontaan krijgt

* Wereld versus leefwereld:

· Wereld is objectief, dingen zijn vervangbaar, verdingelijkt, vanaop bepaalde afstand (wetenschap)

Vb. een slachtdier (een nummertje in de rij van zovelen)

· Leefwereld is subjectief, vermenselijkt, betrokken (filosofie).

en gegroeid uit de cultuur

Vb. een huisdier/disneydier (heeft symbolische waarde en verlies kan als pijnlijk worden ervaren door persoonlijke band ermee.

=> deze twee werelden sluiten elkaar NIET uit maar staan naast elkaar!

* Verschil met de wetenschap:

· De radicaliteit van haar vraagstelling ( geen enkele ontsnapt)

· Type + gerichtheid van vragen

· manier van denken

· Wetenschap is bezig met het heden en is een continu proces.

(wie welke natuurwet heeft uitgevonden weten we enkel nog doordat zijn naam er naar genoemd is)

Filosofie keert vaak terug naar het verleden als men redeneert over problemen. Hoe dachten die oude Griekse filosofen daar nu weer over?

* Verschil met literatuur:

· Filosofie is redeneren, bevragen

· Literatuur is beschrijven

B. Van mythologie tot filosofie

RELIGIE FILOSOFIE WIJSHEID

MYTHOLOGIE(Startpunt: -700, -600)

Proces van de verwondering

Voor -700:

In HOMERISCHE CULTUUR is er een MYTHOLOGISCHE VERKLARING

voor het ontstaan van de wereld. (zoals ons religieus scheppingsverhaal)

=> legendarische verhalen die voor de gemeenschap een soort van collectief geheugen vormden en mensen een plaats geven in de wereld. Ze gaan over:

- het ontstaan van de orde in de samenleving en het roemen van zij die er voor zorgden.

- beschrijven en de helden, die sterk menselijk zijn qua karakter,

voorbeeld:

GAIA(aarde)

OERANOS(hemel) PONTOS(zee)

TITANEN (vb. Chronos)

Gaia en Oeranos maken samen kindjes elkaar en die kindjes zijn de Titanen.

Die komen in opstand tegen Oeranos zodat ze de macht kunnen hebben.Om deze te kunnen te behouden eten de Titanen ook al hun kinderen op.Maar 1 wordt er echter verstopt, Zeus, en die zal in opstand komen tegen de Titanen samen met de Giganten. Zij overwinnen en worden de Goden van Olympos en zorgen voor orde in de samenleving.

Wat wij dus als mythologie zien is voor de Grieken vaak religie want zij zien Zeus als hun god. Bij religie gaan we ons niets afvragen, we lopen gewoon mee en gaan bijvoorbeeld elke zondag naar de mis. We staan niet stil bij het waarom én hoe van de dingen?

Vanaf -700:

Start van verwondering: Kan dat wel allemaal?

· We gaan een stapje terug zetten en doen niet zomaar alles meer na en lopen niet zomaar gewoon mee. Sommige dingen houden namelijk geen steek. (Wij mensen hebben mensengoden, maar hebben leeuwen dan leeuwengoden en koeien dan koeiengoden?)

= moment van kritiek/ niet-aanvaarden van religie/mythologie

=> RELIGIE EN MYTHOLIGIE zijn dus GEEN VRIENDEN met FILOSOFIE!

Filosofie (wel interactie) doorbreekt de hegemonie van religie (geen interactie) & mythologie waardoor het ontstaan van de wetenschap mogelijk werd. Filosofie is de BASIS voor ONTWIKKELING VAN DE WETENSCHAP.

In Griekse cultuur begint een soort van wetenschappelijke ingesteldheid en ontstaat het LOGOCENTRISME (het redeneren/denken staat centraal)

Vb. In Klein-Azië heerst er sfeer waar kritisch denken kon.

· THALES VAN MILETE (624-545 v Christus)

· ANAXIMANDON

· ANAXIMENES

Thales woonde daar ook en had er veel contacten. Deze mensen waren relatief onafhankelijk via de zee en dat was dus de perfecte plaats die mogelijkheid gaf om vrij te denken.

Thales slaagt er in een zonsverduistering te voorspellen. Hierdoor snapt men dat andere manier van denken grote impact kan hebben. (Thales weerspiegelt ook basisbeeld van de filosoof: wereldvreemd & raar)

In zijn school in Milete: verklaringsschema’s treffen geen bovennatuurlijke wezens meer aan, maar gaan uit van de 4 fundamentele elementen: Water, vuur, aarde, lucht!

· Zij starten met denken hoe de wereld ineen zit en gaan niet meer klakkeloos herhalen.

Andere voorbeelden van dit anders denken:

Vb1. HYPOCRATES gaat meer analytisch naar geneeskunde kijken i.t.t. het zijn als krachten van de goden en het lot.

(“Eed van Hypocrates”= een waarde met uitzonderlijk respect voor het leven)

Vb2. ANAXAGORAS stelt dat de zon een grote vuurbal is (wereld) i.t.t. een goddelijk figuur dat men voorheen dacht (leefwereld)

Vb3. PARMENIDES:

“’Het zijn’ is alles!” “Het zijn is en kan niet ‘niet-zijn’!”

= ‘het worden’, dat wat we empirisch vaststellen , kan niet logisch worden gedacht, maar we kunnen enkel stellen dat het er is.

Vb4. HERACLITUS:

Was ook bezig met de vraag hoe alles nu juist in elkaar zit. Hij stelt:1. De werkelijkheid is:

1. Eeuwig vervloeien/veranderen

Vb. Ik sta in een rivier en die is nooit hetzelfde want die beweegt.

2. Weerspannige harmonie (paradox)

Spanning is constitutief en nodig om samenleving draaiende te houden. De mogelijkheid om te winnen en te verliezen zorgt voor beweging.

Vb. De lier: boog + snaren staan voortdurend in spanning want als deze er niet is, dan is er ook geen muziek.

Vb. Man & vrouw: kunnen elkaar niet uitstaan maar kunnen ook niet zonder elkaar.

3. Relatief

Vb. Water in de zee (zout) is voor een vis fantastisch maar voor ons vies.

2. Er is stabiliteit door de logos.

Men moet inzicht hebben in de wet van de verandering om zo stabiliteit te brengen in de samenleving, in het leven.

Vb5. DE MEETKUNDIG MODEL:

=> gaat staan voor het ware denken. Ze bevat waarheden die empirisch wel geïllustreerd maar niet geverifieerd kunnen worden. Deze pogingen tot verificatie hebben ook totaal geen zin. (in realiteit kan men niet aantonen dat twee snijdende rechten elkaar oneindig ver niet nog eens snijden)

De begrippen van de meetkunde bestaan immers slechts als ideële begrippen en hun objectiviteit ligt in het feit dat zij geenszins tot de zintuigglijke werkelijkheid behoren.

Het gevolg van dit denken en deze ontwikkeling was dat er in de Westerse wereld totaaldenkers waren. Vb: Descartes, Aristotoles, Mill, Leibniz, Smith … De verwondering werd losgelaten op alle aspecten van het leven. Vaak waren zij wiskundigen, filosofen, … Die combinatie zorgde ervoor dat men naar objectiviteit evolueerde. Zo kan men filosofie bekijken als een boom waaraan alle takken van de wetenschap ontsproten.

Vandaag: Kan men zich vandaag de dag nog verwonderen?

Natuurlijk, elke dag kan je nadenken bij dingen die vanzelfsprekend of niet van zelfsprekend zijn. En ook vandaag de dag verwondert men zich nog, maar misschien alleen iets specifieker en gespecialiseerder.

Zo zijn bijv. meer dan 1000 boeken over bedrijfsethiek per jaar, terwijl vroeger een filosoof uniek was en beetje alles wist wat er te weten viel.

C. Extra

Mythologie = Gesloten dialoog (Geen discussie mogelijk)

- Religie = Religieuze autoriteiten hebben het laatste woord (vb Inquisitie, …)

- Filosofie = Bevraagt vanzelfsprekendheden, biedt argumenten aan in discussies over politiek …

· Rede wordt een centraal element = Logocentrisme

· Leidt tot het ontstaan van de wetenschap

- Wetenschap

DEEL 1: DE KLASSIEKE GRIEKSE WIJSBEGEERTE

HOOFDSTUK 2: Socrates & Plato: Leren sterven

A. Het socratische niet-weten en de platonische ideeënleer

Vanaf -450 verschuift het landschap van de kleine steden naar Athene dat een eigen vloot en leger had. Athene wordt een krachtige stadsstaat en er is een soort van democratie. (Vrije rechmatige burgers die grond hebben mogen zegje doen, vrouwen/kinderen/buitenlanders/mensen zonder grond niet)

=> op de agora werd alles besproken en het werd belangrijk mensen te kunnen overtuigen en leren politiek te spreken en redeneren.=> Wat filosofen leren ontwikkelen bij die mensen en hun kinderen.

Met deze tijd verbonden zijn:

· SOCRATES (leermeester van Plato)

· PLATO (leermeester van Aristoteles)

· ARISTOTELES (leermeester van Alexander de Grote)

Er is dus een verschuiving van een archaïsche structuur, waarin alles (inclusief maatschappelijke regels) vastligt omwille van religieuze en mythische redenen, naar een nieuwe vorm waarin de rede een belangrijke plaats inneemt. Men begint meer na te denken over zaken zoals:

· Het goede leven

· Structuur van de werkelijkheid (ONTOLOGIE)

· Waarden/Normen

· De Staat

SOCRATES (469 – 399 v.Chr.)

- & Plato: zochten objectieve, onveranderlijke en redelijke basis voor ethiek.

- belangrijkste tegenspelers: de sofisten.

=> proffen/wetenden die reizen om de jongste mannen politiek en deftig te leren spreken, argumenteren en redeneren. Zij werden hiervoor voor betaald.

Socrates: leerde dit ook mensen aan, maar vertelde gewoon rond op straat, maar wou niet betaald worden. Anders kan je nooit volledig waarheid spreken wegens belangenconflict aangezien je betaald wordt.

- probeert mensen zelf kritisch op zoek te doen gaan naar wat goed en rechtvaardig is.

Socrates = soort ‘horzel’ die voortdurend probeert mensen ervan te overtuigen dat hun kennis slechts een illusie of een mening is.

+ stelt ook dat als mensen slecht handelen dat dat komt omdat zij het goede niet kennen.

· de INTELLECTUALISTISCHE ETHIEK van Socrates

= Wie het goede kent, zou het goede doen.

KRITIEK hierop: * Aboulia (de wilszwakte)

· Akrasia (de onbeheerstheid)

Mensen weten vaak wel wat goed is voor hen, maar toch doen zij iets anders.TEGENARGUMENT Socrates: Die mensen zijn nog niet genoeg doordrongen

met de wetenschap van het goede.

(Dit soort denken van het goede leven kan je straks linken met het ziel-lichaam verhaal omdat je ziel moet loskomen om zuiver te kunnen denken)

Socrates werd veroordeeld door Athene wegens sofisterij en uiteindelijk ter dood veroordeeld met de gifbeker omdat hij niet wegging .GEVOLG: Plato begon na te denken over hoe we een samenleving konden maken die Socrates, een integer man, niet zou doden.

PLATO (428-347 v. Chr.)

Aangezien Socrates enkel mondelinge betogen hield en geen geschriften dus had, dus behalve die van zijn leerlingen, vooral Plato, die alles neerpende in de vorm van dialogen, moet men dus voor ogen houden dat Plato en Socrates sterk met elkaar verweven zijn geraakt. We zien Socrates door de “bril” van Plato.

* APOLOGIE:

Hierin presenteert Plato Socrates in een verdedigingsrede voor de rechters waarin hij stelt dat hij alleen wijzer is dan de andere mensen omdat hij zelf maar al te goed beseft hoe weinig hij zelf weet.

* CRITOON:

Hierin beschrijft Plato over de tijd dat Socrates opgesloten zitten en dat de jonge mannen aan wie hij lesgeeft hem willen komen bevrijden maar dat Socrates dat niet wil.

Het gaat over het eerbiedigen van de wet, ook als hij slecht is, want anders kom je in willekeur terecht met een tiran en dat zorgt voor chaos. De wet dient namelijk als bescherming tegen een tiran, de willekeur.

* PHAEDO:

Plato schrijft dit werk voor het sterven van Socrates en gaat over volgende vragen: Wat is de dood? Waarover gaat dat juist?

Hij stelt dat het lichaam bestaat uit 2 delen:

1. de geest/ziel die gevangen zit in het lichaam => spirituele werkelijkheid

De ziel bevat de rede en de ratio.

2. het lichaam zelf, de kerker => materiele werkelijkheid

Het lichaam gaat zorgen voor wantrouwen door emoties die rede en de ratio van de ziel gaan bedreigen.

· gevolg: doodgaan is een bevrijding voor de geest

! Bij Homeros: nooit tegenstelling geweest tussen geest en lichaam

vb. Achilles is 1 en al lichaam gedreven door emoties.

Allegorie van de grot:

ideeënwereld

Schaduw

mens bij

het vuur

schaduwwereld geketende mens

Het verhaal maakt ook het onderscheid tussen de ziel en het lichaam.

- De geketende mensen zien de schaduw van de mens (ZINTUIGLIJKHEID, het lichaam waarin de ziel gevangen zit) bij het vuur en denkt dat dit de echte werkelijkheid is.

- Diegene die er echter in slagen naar boven te klimmen naar het volle licht van de zon (INTELLIGIBELE WERKELIJKHEID, de ziel die bevrijd is van het lichaam) moeten vervolgens naar de mensenwereld terugkeren.

=> Zij zullen het meest geschikt zijn om regeren en om de mensen hun ziel te wenden naar de intelligibele realiteit, bron van al wat rechtvaardig, goed, schoon en waarachtig is.Ziel/ideeënwereld/intelligibele realiteit belangrijker dan het lichaam.

=> Plato zijn bedoeling is dat we dingen in essentie leren zien.

Vb. Je hebt duizenden driehoeken, maar de kennis rond de driehoek (som van de hoeken is 180°,…) is veel concreter en fundamenteler dan een driehoek die getekend is in het zand.

ONTOLOGIE (~wereld)EPISTEMOLOGIE (~kennis)

1. Zintuiglijke werkelijkheid &het empirisch weten:

a) Afbeeldingena) gissen-vermoeden

b) Dingen uit zichtbare wereldb) meningen of overtuigingen

=> Is wat we zien op grotniveau

2. Intelligibele werkelijkheid & het begrippelijk weten:

a) mathematische objectena) het mathematisch denken

b) zuivere ideeënb) het zuivere denken

=> de ware werkelijkheid

Neoplatonisme: Plato was zeer populair in de Middeleeuwen. Zijn ideeën sloten immers makkelijker aan bij de feodaliteit en de theocratie. Het onderscheid tussen de ziel en het lichaam komt terug op en sluit sloot nauw aan bij de theologische middeleeuwen waar een onderscheid was tussen hemel en aarde. In kloosterordes kon men zich onthechten om zo dichter bij God te komen.

Vandaag: Filosofie van Plato & Socrates is een beetje omgeslagen.

Emoties maken deel uit van het leven en vormen geen bedreiging meer.We gaan nog vaak vragen te reageren met emoties.

Ontbreken van emoties/empathie is zelfs heel gevaarlijk => zie psychopaten.

* MENO:

In de Meno beschrijft Plato dat met de ziel de dingen aanschouwen niet onmogelijk is voor de mens. Voor onze geboorte vertoefde onze ziel immers in contact met de ideeënwereld. Deze ideeën moeten enkel terug ter herinnering worden gebracht. Wanneer mensen inzien/begrijpen, zullen ze er naar handelen. Socrates slaag in de Meno door handig vragen te stellen een jonge slaaf de stelling van Pythagoras te laten ontdekken.

Socrates ziet zichzelf als de vroedvrouw van de waarheid. Door zijn methode van de waarheid helpt hij mensen door een moeizaam proces van afkeer van de zintuiglijke wereld naar inkeer in zichzelf en bewustwording van de waarheid.

* REPUBLIEK:

Is Plato’s grootste werk en gaat over hoe de staat er moet uitzien.

Hoe kunnen de aristoi, de besten, de staat leiden? En hoe ontwerp je een staat waarin een moreel goed man zoals Socrates niet veroordeeld wordt?

Centraal bij Socrates & Plato staat ook het HOLISTISCH DENKEN:

= Over de verschillende domeinen van de werkelijkheid wordt op dezelfde manier gedacht. Alle domeinen worden hier dus geïntegreerd.

Het is pas wanneer de wetenschap echt opkomt dat dit denken uiteen spat.

Vb. Toegepast op ziel-lichaamsverhaal van daarnet:

Verstand (zit in het hoofd) > Wil (zit in de borst) > Gemoed (zit in de buik) Het gemoed is een bedreiging want dat zijn de emoties die we onder controle proberen houden met ons hoofd/verstand via onze borstkas/wilskracht

Ook bij zijn gedachten over hoe de staat er zou moeten uitzien dacht Plato holistisch:

1. Ze bestaat uit 3 lagen:

a) De WACHTERS/ARISTOI (<1%) => komt overeen met het verstand

b) De SOLDATEN (5%) => komt overeen met de wil

c) Het VOLK/De SLAVEN (95%) => komt overeen met de buik

De Wachters zijn de mensen die de intelligibele wereld helemaal snappen en kennis hebben over het goede leven. Zij moeten niet werken maar zich intellectueel verder ontwikkelen. Maar Plato is streng voor de Wachters:

Ze mogen geen privébezit hebben & mogen niet trouwen (=> geen familie)

Het is namelijk zijn grootste vrees dat er vermenging anders gaat zijn van persoonlijke belangen met staatsbelangen. Daarom vindt hij bijvoorbeeld dat mensen met veel centen moeten uitgesloten worden voor politieke macht. Zij worden namelijk gedreven door hun centen.

Andere principes in de staat volgens Plato:

- ARBEIDSDELING:

Iedereen doet dat waar hij goed is, want niemand kan alles tegelijk doen.

Of: Door de heterogeniteit van de bekwaamheden kan je de homogeniteit van de behoeften bekomen.

- RECHTVAARDIGHEID:

heerst er volgens hen als iedereen zijn functie vervult en niets meer ambieert.

- HARMONIE in de menselijke ziel:

In een rechtvaardig mens heerst de rede over de passies met behulp van een toornig element, zeg maar de wil.

Wat zou Plato denken over de democratie?

Volgens hem is het een varkensstaat omdat er varkens aan de macht zijn.

95% van de bevolking denkt namelijk empirisch. Hoe wil je dan dat die mensen een staat kunnen leiden? Ze snappen niets van de intelligibele werkelijkheid. Voor hem moet een staat hiërarchisch (fundament) (=anti-democratie) zijn en zijn de lagen van de staat absoluut (je kan niet zo maar naar een andere laag gaan).

Vb. De VS is politiek gezien het meest egalitaire land ter wereld.=> DSK-affaire wordt niet in de doofpot gestoken ondanks dat het gaat over “maar” een hotelmeid tegenover DE voorzitter van het IMF.

=> Iedereen drinkt er Coca Cola, van president tot mensen uit de Bronx.Het bestuur van de VS (INDIVIDUALISTISCH) staat echter mijlenver van wat Plato (HIERARCHISCH) zou willen.

Amerika is een voortrekker van het individualisme door de vele migranten die er aangekomen zijn. De staat coördineert problemen die ze gemeenschappelijk hebben maar de basis zijn de lokale eenheden.

Het HIËRARCHISCHE komt tegen over het INDIVIDUALISME te staan.

= Een staat waarbij 1 man bijna kan = Een staat die gefragmenteerd

zegen dat hij de staat is.door allemaal individuen.

54

· Paternalistisch

Mensen zeggen wat je moet doen

· Elitair

Er is een elite groep

· er is geen sprake van individuele rechten maar van groep gerelateerde rechten

Wachters meer rechten dan Volk

· Democratie

· Ontvoogding

· Egalitair/neutraal

· Individuele rechten

· Iedereen heeft gelijke rechten.

· Polis als voorwaarde voor geluk

Hiërarchie moet kloppen. Individu is perfect opofferbaar voor staat.

· Je mag geluk zelf zoeken en je leven zelf invullen zoals je wil.

·

Plato stelt dus dat mensen hun geluk niet zelf kunnen maken!

- ECONOMIE:

Bij Plato is economie ook totaal onbelangrijk. Deze moet wel goed draaien maar is niet van belang om de staat te doen draaien, mag niet van belang zijn. Er is een strikte scheiding tussen economie en politiek in de staat.

Wachters mogen zich niet verrijken omdat zij een politieke stem hebben (de belangenvermenging weer), handelaars enzo wel want zij hebben geen politieke stem.

B. Achtergrond: Antigone (Sophocles)

= TRAGEDIE => ontstaan in samenlevingen die onderdrukt zijn.

Het verhaal:

De broer van Antigone, allebei kinderen van Oedipus, komt in opstand tegen de Koning van Thebe, Kreon. De andere broer blijft de koning echter trouw. Dan is er een strijd waarin beide broers omkomen. Diegene die hem trouw bleef wordt begraven, maar diegene die in opstand kwam niet.

Antigone is het hier niet mee eens en maakt een graf. Kreon komt dit echter te weten en sluit Antigone op. Er komt een dialoog tussen Antigone en Kreon:

Zij vindt de goddelijke wetten = universele wetten > Kreon’s wetten die aards zijn en individuele wetten zijn, want een andere koning zouden andere wetten betekenen. Zij wordt voor deze uitspraak ter dood veroordeeld. Kreon wordt later gestraft want zowat iedereen uit zijn naaste omgeving sterft door een tragische verdere wending in dit verhaal.

Eigen aan tragiek: je denkt het goede te doen, maar einde is slecht.

=> Er kan een lot zijn waar je niet onderuit kan. De structuur van je leven heb je niet onder controle. Je moet geluk hebben om geluk te krijgen en je kan het dus niet zelf maken.

Nu duwen we tragische dimensie weg:

=> Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen geluk maar die controle hebben we soms niet.

Vb. 1 september sterft er statistisch sowieso een kind aan de schoolpoort.

Gevolg: we gaan ons kind meer met de auto brengen meer verkeer meer kans op ongevallen. => We proberen dus ons lot onder controle te houden maar creëren zo een invers effect. We hebben niet altijd alles zelf in de hand.Hoe hiermee leven? Grieken vertrokken vanuit tragische ingesteldheid en hopen ze beter met de tragiek te komen omgaan.

CATHARSIS hier: besef laten groeien omtrent oncontroleerbaarheid.

C. De actualiteit van het debat tussen Socrates en sofisten

Vraag : Zijn er zo eeuwige wetten die boven de staatswet staan zoals Antigone had gewild in het verhaal?

INTERMEZZO: WAARDEN, NORMEN & MORAAL

*WAARDEN:NORMEN:

Vb. Rechtvaardigheid=>

Eerlijkheid=> Niet liegen

Waarden zijn eigen bepalingen en subject gebonden. Ze hangen samen met de liberale staat waar individu centraal staat.

Normen zijn afkomstig van de eerste 10 geboden.vb. Je mag niet stelen, je mag niet doden, je mag geen overspel begaan,…

· Komen eigenlijk sterk overeen met de grondwet van vandaag.

= fundament van de samenleving

= basisregels

En die kunnen we niet zomaar veranderen. Ze komen van buitenaf op je toe.

Religie gaat de bron van de normen buiten het bereik van de mensen projecteren. G

(Mozes met zijn 10 geboden)

=> want toen Mozes met zijn 10 geboden naar beneden kwam en je zou het niet accepteren dan stel je eigenlijk god in vraag.

Gevolg: steniging, in 4-en delen

=> De autoriteit ligt hierdoor dus bij God.

* MORAAL:

= de verzameling van waarden en normen op een bepaald moment op een bepaalde plaats. (def. Weber) en gaat ons gedrag sturen.

Het is dus plaats- en tijdafhankelijk. De moraal van vroeger is niet noodzakelijk gelijk aan de moraal van deze tijd.

Er is een link tussen normen die worden omgezet/versteend zijn in wetteksten en die dan de moraal moeten ondersteunen, maar uiteindelijk is het jij die jezelf controleert want de pakkans dat ze u controleren als je iets verkeerd doet is belachelijk klein. vb. Te snel rijden

· Dit heeft alles te maken met INTERNALISATIE

= onder water gaan van moraal door het socialisatieproces. (vgl met de ijsberg)

5% => Stukje van reflectie

95% => De onzichtbare moraal

MORAAL

WAARDEN

& NORMEN

Vb. Tanden poetsen bij 2à3-jarigen

=> Dan krijgen ze een Disney tandenborstel om hen te motiveren en worden ze aangemoedigd met “braaf kind” of gestraft met “stout kind”.

Op een dag gaan ze het zelf gaan doen want als we bijvoorbeeld op reis gaan steken we de tandenborstel als één van de eerste dingen in onze valies.

· Het proces van internalisering is gelukt, we doen dat nu onbewust en automatisch!

Waarden en normen dringen zich op, er gaat zowel een zeker activiteit als een zekere passiviteit mee gepaard (~automatisme). We worden van buitenaf genormeerd, maar kiezen de waarden die ons aanspreken. Waarom we door iets aangesproken worden beheersen we echter nooit volledig. Maar er blijft toch een keuze moment.

Vb.2 Velen rijden boven de 120 maar toch ook geen 240. De regel kan dus in feite worden afgeschaft maar blijkbaar beïnvloedt hij toch nog steeds ons rijgedrag. We controleren immers onszelf, het gaat om een eigen waarde omdat we die normen en waarden hebben geïnternaliseerd.

* ETHIEK:

= reflectieproces (def. Weber) waarin we gaan nadenken over de waarden en de normen.

We denken al veel meer na over de waarden & normen dan vroeger.

TERUG NAAR DE SOFISTEN & SOCRATES:

1. SOFISTEN

=> komen naar de stad en er is een verhaal over de oprichting door een god. Er zijn bijgevolg verschillende weten ontstaan. MAAR: men stelt vast dat wet bepaald wordt door macht en dat de wetgeving de machtsverdeling in de stad weergeeft.

=> Sofisten ontmaskeren de wetten als belangen voor groepen in de samenleving waarbij alles te maken heeft met macht en niet met de goden.GEVOLG: er bestaan geen universele wetten want hoewel iedereen goden heeft zijn wetten van stad tot stad verschillend. De sofisten tasten vertrouwen in wet aan en leren mensen dingen naar hun hand te zetten.

Marx, Foucault, Nietsche,… dachten op gelijkaardige manieren hierover.De wet dient als bevestiging van de machtsstructuur en wordt ontmaskerd als verdrongen machtswil.

!Deze visie is RELATIVISTISCH t.o.v. de wet. Elke claim universalisme is fout!

Logische contradictie: het enige universalisme dat er is, is dat alles relatief is.

Relativistisch betekent dat waarden en normen kunnen verschillen doorheen de tijd en van plaats tot plaats. Er zijn verschillende soorten relativisme:

1. Descriptief relativisme

2. Normatief relativisme

a. Subjectivisme=> alles is persoon-relatief

b. Cultuurrelativisme=> alles is cultuur-relatief

- Descriptief relativisme => stelt zich niet onmiddellijk een probleem.

- Normatief relativisme en meer bepaald normatief relatief subjectivistisch

=> er komen een aantal problemen naar boven:

Probleem 1: Bij normatief relativisme wordt het heel moeilijk bepaalde gedragen als fout te beschouwen. Iedereen maakt namelijk zijn eigen keuzes die een kwestie zijn van smaak. Wat doe je met mensen die waarden en normen overtreden?

Vb. Dutroux, de Nazi’s,

Toegepast op het subjectivisme:

Vb. Een kannibaal die mensen opeet maar het is met wederzijdse instemming. Wat doe je aan die kannibaal? Dit zijn subjectieve voorkeuren. Het is zijn keuze en daar kan je niets tegen doen. Dan mag je niet gaan argumenteren waarom jij gelijk hebt, maar waarom hij ongelijk heeft.

Probleem 2: Elke wet bevat claim van objectiviteit.

Probleem 3: de praktijk, de dagelijkse discussie

Vb. Vinden dat iemand rare kleren heeft en hem er door raar vinden. Jouw kleren zijn namelijk de juiste. Dit is wederom persoonlijk relatief. Jij vindt dit… de andere vindt dat… Wat is de zin van de discussie dan als er niets van objectiviteit inzit?

=> Als je vindt dat bovenstaande posities verkeerd zijn moet je niet-normatieve positie innemen en toch geloven dat er iets van universaliteit is. Wij gaan die objectiviteit zoeken in een bepaalde context. Dit brengt ons bij Socrates.

2. SOCRATES:

meent, net zoals Antigone, dat er wel zo’n universele wet kan zijn.Want als het voor de ene gewoon zo zou zijn en de voor de andere nog anders, dan zouden we er niet komen.

We refereren terug naar de ijsberg:

5%

95%

MORAAL

WAARDEN

& NORMEN

vb.1: Boven het water bevinden zich de discussies. Deze bevatten toch een stukje van objectiviteit hoewel ze een sterke eigen mening hebben. Discussies bepalen namelijk bepalen waar je in de toekomst naar toe gaat gaan, want die kunnen omgezet worden in waarden & normen die je dan aan je kinderen gaat doorgeven. (Zo komen ze onder de ijsberg terecht en wordt het toch iets fundamenteel)

vb2. Stemmen op een bepaalde partij heeft, ondanks dat het een persoonlijke voorkeur is, ook te maken met kiezen voor bepaalde normen en is ook een keuze naar de toekomst.

Als dat fundamentele goed zit dan dienen wetten en politie enkel nog om wat bij te sturen langs de kanten.

Het hedendaags standpunt bevindt zich tussen hoe de sofisten en Socrates dachten en is een combinatie van beiden.

ARTIKEL YVES DESMET

Wat is er mis met waardenrelativisme/permissiviteit/onverschilligheid/normeloosheid?

· Gedragsnormen zal je dan niet meer kunnen afweren ondanks dat ze fundamenteel fout zijn. Je zal dan niets eraan kunnen doen.

Is waardenrelativisme gelijk aan normenloosheid?

· Neen, descriptief niet, normatief wel! (uitleg zie hierboven)

HOOFDSTUK 3: Aristoteles en het goede gebruik van de dingen

ARISTOTELES (384-322 v. Chr.)

=> Hele grote wetenschapper in logica, ethiek, politiek, retorica, fysica, metafysica,…

=> Heel veel van zijn geschriften zijn verloren gegaan. Ze zijn via de kruistochten en de reconquista terug in Europa terecht gekomen. Zijn werken waren niet echter niet geliefd bij de Kerk in de middeleeuwen. Hij wist te veel en ze dreigden hun monopolie op het denken te verliezen. Toch zijn er een paar enkelingen die hier zeer geïnteresseerd in waren:

- Rond: 800: AVEROES begint de teksten van Aristoteles te vertalen.

- Rond 1200: Thomas van Aquino doorkruist alle teksten van Aristoteles en schrijft de “Summa Theologica”. De Kerk negeerde ook dit natuurlijk want vond deze te bedreigend, maar Thomas gaat de Christelijke boodschap verweven met zijn visie.

* VERSCHILLEN PLATO/SOCRATES met ARISTOTELES:

1. In tegenstelling tot Socrates en Plato was Aristoteles veel realistischer. Hij hield rekening met de tragiek van het leven: waar je geboren werd, in welke familie, polis, positie, … bepalen mee je kans om dat geluk te vinden.

2. Aristoteles is iets meer “down to earth” dan Plato.

Bij Plato was de ideeënkennis (eidos) zeer belangrijk, terwijl dat Aristoteles ook meer empirisch (ervaringskennis) denkt. Aristoteles schiet wel het idee van het zuiver denken niet af. Kennis heeft 3 niveaus volgens hem:

a) De waarneming: richt zich op concrete, individuele dingen en hun eigenschappen.

b) De ervaring/ondervinding: wordt opgebouwd op grond van verschillende herinneringen aan eenzelfde zaak.

c) Het universele/eidos: tot een wetenschappelijk inzicht hierin kunnen de eerste twee leiden.

Ondervinding: weten dat enkele bepaalde mensen baat hebben gevonden bij het nemen van een medicijn

Wetenschap: weten dat medicijn goed is voor alle mensen van een bepaalde soort.

* Aristoteles werken werden als volgt opgedeeld door Andronikos:I) HET ORGANON (instrument)

Hieronder verzamelde hij alle logische werken. Voor Aristoteles behoorde logica niet tot de filosofie, maar was het slechts een hulpmiddel.

II) FILOSOFIE

Hij filosofeerde onder andere over de werkelijkheid.

Hierin waren tot nu toe twee soorten opvattingen over de werkelijkheid.

Kinesis/beweging/ Vast

Verandering= ontstaan van nieuwe dingen is nieuwe combinatie van onveranderlijke elementen

Hoe kan je deze twee denkbeelden samen nemen/combineren?=> Leer van het HYLE-MORFISME

(stof) (vorm)

(potentie) (act)

(Alles heeft potentialiteit die geactualiseerd kan worden. Vb. Een boom heeft de potentie om een lucifer te worden)

=> hangt samen met de LEER VAN DE 4 OORZAKEN:

1) Iets is gemaakt uit bepaalde materie

2) door iets/iemand (Actor)

3) volgens een bepaalde vorm(Eidos) Teleologisch

4) met een bepaald doel (Telos) Wereldbeeld

(alles heeft te maken met doelmatigheid)

Hoe meer je met telos en eidos bezig bent, hoe beter je kennis wordt, hoe belangrijker je wordt. Want wanneer je het doel kent, heb je een antwoord op het waarom! In essentie is alles in beweging naar een bepaald doel.

Een ONBEPAALDE STOF is op weg naar BEPAALDE VORM te worden.

(=> er is hier nog(=> act

potentie om nogje bent bepaald als de

naar iets te bewegen)act gedaan/duidelijk is)

De VORM/EIDOS geldt hierbij als PRINCIPE VAN UNIVERSALITEIT en is ook het beginsel van inzichtelijkheid en uitzegbaarheid. Alleen het universele in het concrete, het wezen van de dingen, is op zichzelf kenbaar. Hij construeert een hiërarchische structuur van begrippen die de werkelijkheid in zijn algemeenheid analyseert en definieert.

* RELIGIE: Aristoteles past dit denken toe op de religie.Aristoteles: God = Onbewogen BewegerChristenen: God = persoonlijke god.

Dit is voor Aristoteles ondenkbaar want dat wil zegen dat die zou kunnen bewegen en dat zou willen zeggen dat er nog potentie is en God moet in zijn ogen onbewogen en al helemaal geactualiseerd en perfect zijn!

* MENS: Aristoteles past dit denken ook toe op de mens.Mens is groeiend wezen en groeit naar wijsheid toe. (Phronesis=wijze man)

DOEL: geslaagd leven te bereiken. => Eudaimonia.

=> wordt bepaald door de sociale omgeving (polis).

Als de mens en geslaagd leven heeft dan heeft hij de potenties in een goede richting bewogen.

Deze Eudaimonia hangt samen met Perfectionisme = Leer van het Juiste Midden => We gaan op zoek om karaktereigenschappen te verbeteren en de juiste maat te weten houden in alles.

Vb.Moed

Laf Overmoed

Optimum is het midden, waar moed is. Dit is een goede evenwichtsoefening tussen te veel en te weinig. De phroneisis weet hier het meeste van. Mensen die het middel kunnen vinden staan dichter bij een geslaagd leven.vb. Rijkdom is van beperkte waarde bij Aristoteles: Rijkdom die goed is voor de mens, die hem gelukkig maakt, is rijkdom waarvan men weet te genieten en die men op passende wijze deelt met vrienden.

* EKONOMIE: OIKO-NOMIA

(huishouden) (wet)

De staat had het geld nodig om zijn huishouden te kunnen doen functioneren, maar ook niet meer dan dat.

Nodig om aan oikonomia te kunnen doen: CHREMASTIKE TECHNE

= het ambt/techniek waarin men geld leert verwerven door te werken

· veel minder bezig met eidos en telos en bijgevolg minderwaardig.

Het zijn de slaven die werken en het geld verdienen. Dit is voor de Grieken dus irrelevant. Dingen als kunnen piano spelen werden als rijkdom aanschouwd.

TELOS het geld verdienen

het geld beheren

Bij een grote hoeve die beheerd moet worden, moet je ook weer het juiste midden vinden. Niet alles uitgeven, maar ook niet alles oppotten.

Als maatschappij/voorwerp zijn doel/telos mist, dan is het fout. Enkel geld verdienen is fout in hun ogen. Ze hebben een vrij pessimistische lijk op productieve kant van de economie.

3 FUNCTIES VAN GELD bij Aristoteles:

1. METEN: Hij heeft het liefst dat alles constant blijft zodat je altijd met dezelfde meetlat kan blijven meten (is dus tegen inflatie)

2. Vergemakkelijkt RUIL: stel dat er geen geld is als ruilmiddel:

=> moet je zoeken naar iemand in de samenleving die op een bepaald moment als jij brood zoekt en daarvoor confituur wil geven net confituur nodig heeft en zijn brood wil afgeven.

3. THESAURIE = aan waarde-opslag doen en daarmee geld verdienen.Voordeel van geld is namelijk dat het gemakkelijk bewaart, het vervalt niet i.t.t. natuurlijke goederen. Die hebben een grens (rot zijn).

GEVAAR: de derde functie van geld

Net die oneindigheid en onbepaaldheid van geld zorgt voor problemen. Het rot niet weg en blijft eeuwig.

=> Geld komt meer en meer in de maatschappij via de handelaren en als geld gaat overheersen, kunnen zij hiermee politieke macht verwerven en die versterken = vermenging van politieke en economische macht.

Als de handelaar zich hierbij alleen nog op de SLECHTE CHREMASTIKE TECHNE zou richten (= waar dag geld verdienen enkel nog het doel is), zou er dus pervertering (zowel in maatschappelijke als persoonlijke orde) kunnen optreden. Aristotoles erkende het ontstaan van sociale onevenwichten zoals gekochte posities, corruptie, … Handelaars, normaal gezien lager geacht dan de burgers, konden zich via geld opwerken tot de oneindigheid. Daarom vindt Aristoteles dat economie instabiliteit creëert. Men kan er aan onderuitgaan door dat men het doel uit het oog verliest.

Economie is dus bedreigend. Zowel in Aristoteles zijn tot als nu.vb. Fabrieken die sluiten, mensen op straat zetten, corruptie, uitbuiting,…

Economische orde: Wat is de juiste prijs?

· Word niet allen bepaald door object, maar ook door subject (persoon)

Ruil weerspiegelt namelijk de positie van iemand op iemand anders.(daarom kan een architect meer vragen dan een schoenmaker)

= Sociale orde (de economische orde bevestigt deze)

Vanaf de economische orde dit niet meer doet is er een gevaar voor afbrokkeling van de sociale orde.

Effect op christelijke cultuur:

De Medici waren een succesrijke handelaarsfamilie. Dit was zeer verdacht dat ze zo succesrijk waren. De ziel staat dan namelijk voortdurend in gevaar en moeten dit compenseren door heel veel religieuze kunst te kopen. De Medici deden dat heel veel.

* RECHTSLEER:

· heeft te maken met rechtvaardigheid.

a) TOTALE RECHTVAARDIGHEID = alles wat polis beter maakt.In premoderne samenleving worden intredes in gemeenschap gevierd.

Vb. Geboorte, communie, trouw,… Wat niet wordt gevierd: je verjaardag.

Dit bevestigt dat Gemeenschap > Individu in de premoderne samenleving!

b) BIJZONDERE RECHVAARDIGHEID:

1. CORRECTIEVE RECHTVAARDGHEID te maken met misdaad, contracten

Vb. Stel er gaat iemand iets van u stelen, dan gaat de correctieve rechtvaardigheid optreden. a) men gaat de misdaad ongedaan maken door compensatie aan diegene die iets verloren had. Dit alleen is echter niet genoeg, dus ook:

b) boeten voor de orde in de samenleving die je verstoor hebt. De Correctieve Rechtvaardigheid gaat straffen als de regels van de samenleving worden overtreden.

2. DISTRIBUTIEVE RECHTVAARDIGHEID op welke manier moeten we nu goederen verdelen?

Vb. De Grieken veroverden veel (Alexander de Grote) en dus was er een grote oorlogsbuit die moest verdeeld worden onder de burgers.Manier van de GRIEKEN: Iedereen neemt voor zichzelf

Manier van ARISTOTELES: “Suum cuique tribuere” (geef aan elk wat hen toekomt) Iedereen 10 euro geven is niet juist, want sommigen hebben meer nodig aangezien de noden van personen verschillen.

· Een rechtvaardige verdeling moet volgens hem rekening houden met de sociale orde in de samenleving. De verdeling moet proportioneel gebeuren met de waarde, de verdienste en competenties van een persoon. (worstelaar heeft meer eten nodig dan kind)

!Over een precies criterium spreekt hij zich dus niet uit, het hangt af van de waardenhiërarchie die op dat moment heerst in de maatschappij.

Vb. In democratie: gelijke verdeling aan iedere, als lid van de polis, geborene.

In oligarchie: weer andere verdeling, veel meer naar de rijken

=> Aristoteles zijn theorie lijkt toch beetje elitair (besten krijgen het meest)

!Waar de wet faalt door zijn abstracte universaliteit, verwacht men dat de rechter rekening houdt met de omstandigheden. Men verwacht van een rechter dus veel meer dan alleen kennis van het algemene. Het aanvoelen wat passend is in een concrete situatie is ook heel belangrijk!

* Vandaag: de verdeling is al meer egalitair maar toch ook nog geen rekenkundige gelijkheid. Er is wel een verdelende rechtvaardigheid.De verdelende rechtvaardigheid zorgt voor discussies. Is het rechtvaardig dat dit? Is het rechtvaardig dat dat?

vb. Proportionele belastingen als verdelende rechtvaardigheidvoorbeeld: BNP wordt via de STAAT verdeeld over de MAATSCHAPPIJ:

= Staat is dus reusachtige herverdelingsmachine die criteria moet vinden voor herverdeling.

Recent filosoof die hierover nadenkt: SEN

=> houdt net als Aristoteles rekening met de verschillen tussen personen, Maar Aristoteles houdt geen rekening met de bekommernissen die Sen heeft. Aristoteles: je verdeelt proportioneel volgens waarde (beste krijgt meest)

Sen: gehandicapte heeft meer noden dus die moet meer krijgenvb. van Sen: 3 jongens maken ruzie om een bamboefluit. Wie krijgt het?a) diegene die het zelf heeft gemaakt? (VERDIENSTE/MERIT)

b) diegene die het kan bespelen? (TALENT)

c) diegene die i.t.t. de anderen geen speelgoed heeft? (ARMOEDE/NEED)

=> We gaan gemakkelijker compenseren wat te maken heeft met verdienste.

Vb. Werkloze niet op armoede maar op verdienste compenseren.

Sen voert CAPABILATIES (dingen die je potentieel kunt bereiken in je leven) in. (liberaal idee)

=> Dit laat het individu zich van een bepaald startpunt dat voor iedereen gelijk is ontwikkelen. Individuen zijn gelijkwaardig of ze nu gehandicapt zijn bijvoorbeeld of niet. We moeten voor hen een gelijk startpunt proberen te creëren. MAAR: er zijn grenzen. Vb. De Sociale Zekerheid heeft grenzen.

Hoe ver moet je dan gaan en hoeveel met je compenseren?

Toch proberen we voor iedereen zo goed mogelijk een gelijk startpunt te creëren.

DEEL: DE MIDDELEEUWEN

In de Middeleeuwen kende Europa een theocratie. Alles werd verklaard via God en de Kerk had dus het monopolie op wat “waarheid” was. Vandaar dat er ook weinig vooruitgang werd geboekt op het vlak van filosofie. De tradities gelegd door de Grieken leefden echter wel voort en vormden later de basis van onze Westerse cultuur.

De Renaissance, het Humanisme en mensen zoals Erasmus, Morus, Luther en Calvijn zijn tekenen dat er een breekpunt komt. Er ontstaan langzamerhand barsten in de theologische cultuur van de Middeleeuwen.

DEEL 2: DE MODERNE WIJSBEGEERTE

HOOFDSTUK 4: De copernicaanse revolutie in de wetenschap en haar gevolgen in de wijsbegeerte

De theocratie was steeds één geheel. Met Luther en Calvijn (Protestantisme en Reformatie) komt het tot een interne breuk. Ze protesteerden vooral tegen de corruptie van de Kerk (aflaten) en de wantoestanden in het Vaticaan. De crisis binnen de theocratie creëerde ruimte voor interpretatie los van de Bijbel en de scholastiek. In de moderniteit schakelen we over naar een nieuw wereldbeeld.

* MIDDELEEUWENMODERNITEIT

Oud-AntropocentrismeNieuw-Antropocentrisme

(polis staat centraal)(individu staat centraal)

Oud antropocentrisme: De klassieke filosofen zeggen dat de natuur en al de elementen van de natuur een doel hebben. De natuur wordt dus voorgesteld als een mens, die in al zijn handelingen doelstellingen vooropstelt. Want alleen mensen stellen zich doelstellingen. Dit uit zich in verschillende gedachten zoals bijvoorbeeld geocentrisme. De mens is het middelpunt van de creatie. (teleologisch wereldbeeld)

Nieuw antropocentrisme: Door de vooruitgang in de wetenschap wordt de mens onttoverd. Dit wil zeggen, de wetenschap vertelt de mens dat niet alles rond hem draait (letterlijk en figuurlijk, bv: heliocentrisme). Het nieuwe antropocentrisme bestaat er dan in dat de mens zich niet meer zal richten op het waarom van de dingen maar eerder op het hoe en de beheersing van de natuur. (mechanistisch wereldbeeld)

Holistisch denkenVersplinterd denken

PrewetenschappelijkWetenschappelijk

=> warmere samenleving door=> koelere samenleving door

holistisch denken wetenschappelijk beeld

* ONTTOVERING (M. WEBER heeft dit beschreven):`

Er komt een proces van onttovering/rationalisering van de samenleving op gang bij de overgang tussen deze twee tijden. Belangrijk bij het proces van onttovering zijn de LEEFWERELD ( huisdieren hebben emotionele en persoonlijke waarde) en de WERELD (slachtdieren zijn gewoon een nummer). Er komt een evolutie van subjectiviteit van de leefwereld naar objectiviteit van de wereld, waarbij we de subjectiviteit toch nog graag koesteren vaak.

- Voorbeeld 1: Aristoteles: De sterren draaien rond de aarde en doen dat cirkelvormig omdat het een perfect lichaam is.

Later Ptolemaes: Maakt een synthese rond de beweging en heeft door dat deze bewegingen zeer complex zijn, maar hij werkte dit idee niet uit.

Nog later Copernicus: De aarde staat niet in het midden waar alles rond draait, maar de zon! Geocentrisme wordt vervangen door heliocentrisme.

Nog later Galilea: het zijn geen cirkels waarin het draait, maar eclipsen!

Dat moment is dat afschuwelijk voor de leefwereld, want wij dachten dat wij het middelpunt waren van alles. => Wij doen vaak graag alsof de leefwereld de werkelijk wereld is.Vb. We lezen de horoscopen van de Flair

Vb. Het stom vinden dat aarde niet in het midden staat

Vb. Een foto niet doorprikken want daar zit in heel verhaal achter

Vb. Sterren hebben iets met ons te maken en hebben een betekenis

MAAR: de wetenschap komt op in de moderniteit en heeft ons geleerd die dingen niet meer zo te geloven, het heeft het bijgeloof gedood. => De betovering werd telkens weer ontkracht.

- Voorbeeld 2: De kalender was eerst Juliaans, maar is dan Gregoriaans geworden omdat men een drietal weken achter zat op het seizoen. De Kerk heeft toen een sprong gemaakt van 14 dagen om dat goed te maken.Gevolg: Opstanden, want de tijd is goddelijk, daar mag je niet mee knoeien! Men gaat er objectiever tegenover gaan staan door invoeren van lengte- en breedtegraden en de Atoomklok. Hier is niets goddelijk aan , het is volstrekt neutraal! (de werkelijke wereld)

Voor ons is blijft er wel nog stukje leefwereld/subjectiviteit meespelen. Onze verjaardag is nog altijd een andere dag dan die andere 364 dagen.

- Voorbeeld 3: Descartes ligt in zijn bed en kijkt omhoog. Hij ziet een vlieg tussen de balken en ziet een assenstelsel opduiken. (ontstaan Cartesiaans assenstelsel) Er wordt een scheiding gemaakt tussen wie en hoe ik ben.

=> Het heeft jaren geduurd voor dat wij het evolutionaire konden loslaten van wie we waren en te beseffen dat we hierdoor niet onze leefwereld, morele en ethische keuzes gingen kwijt geraken.

- Voorbeeld 4:Het Novum Organum “het nieuwe instrument” v. Francis Bacon.

Dit werk ging over een nieuwe manier van naar de zaken te kijken, de eerste stap tot de wetenschappelijke benadering. Het nieuwe instrument van de wetenschap: de empirie. De mens moet de natuur ondervragen in plaats van omgekeerd. Hij hoopt dat dit tot een beter begrijpen zal leiden.

=> werk was cruciaal in de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode

=> klassieke teleologisch wereldbeeld (= zoektocht naar het doeleinde van de dingen) wordt vervangen door het moderne mechanistische wereldbeeld.

=> Door onttovering van de wereld geraakt de aristotelische fysica in diskrediet, net als de scholastiek.

ONTTOVERING:PREMODERNMODERNPOSTMODERN

= afkeer moderniteit

terugkeer naar premoderne

Achilles (Homeros)Dualisme bij Descartes Er is wel identiteitIK? = afwezigziel & verstand ziel-lichaamNog geen ziel-lichaam (wel bij lichaam = mechaniekje + emoties

Nog geen identiteitS&P)

GOD Griekse goden lijken heelMonotheïsmeDeïsme

hard op mensen. afstandelijkere God God = horlogemaker

God komt ver van je af te die alles in gang zet

staan maar is wel persoonlijk: maar voor de rest er je kan er tot bidden! er niks mee te maken

WERELDgeocentrismeNIEUW-ANTROPOCENTRISME de natuur wordt weer NATUURhemellichamen zijn onder-mens staat ook weer centraal geantropoliseerd enHEMEL deel van onze wereld.maar de natuur heeft er niks hertoverd!

De dingen hebben allemaalmee te maken. Voor velen is een betekenisDe ruimte is enorm en aarde is moderniteit = kapot

OUD-ANTROPOCENTRISMEgewoon een stofje en dingen maken van de natuur.

mens ( individu) staat hebben geen betekenis.

CentraalWereld is koud en afstandelijk.

Wat is dan nog relatie mens-natuur?

Natuur is mechaniekje dat je moet proberen

snappen via de wetenschap.

Mens is meester die mechaniekje gaat

beheersen. Natuur wordt instrumenteler.

vb. Bizonjacht: eerst ritueel voor dieren tecowboys schieten er op losartiesten komen op

mogen doden zodat geest zich niet wreektvoor natuur en dieren.

HOOFDSTUK 5: De methodische twijfel van Descartes

DESCARTES (1596-1650)

* Nieuwe filosofen studeren niet aan de universiteit. Descartes studeert bij de Jezuïeten, maar vindt dat hoewel hij studeert “niets leert”! Dus hij loopt weg en loopt rond waar het hem uitkomt.

=> Ontstaan van onafhankelijke denkers die helemaal op nieuw beginnen en opzoek gaan naar een nieuwe start in de kennis, waar men ook nu opnieuw weer waarheid wil vinden die absoluut zeker en onbetwistbaar is.Descartes apprecieert bijv. alleen de mathematische kennis en NIET wat in de bijbel staat. Dit denken ontstaat door religieuze breuk van Luther & Calvijn.

* NIEUWE TECHNIEK: DE METHODISCHE TWIJFEL:

( existentiële twijfel v Sartre = twijfelen aan zin van het bestaan en aan eigen identiteit) Er is geen existentiële twijfel bij onafhankelijke denkers. Ze stellen: Laat ons eens starten met aan ALLES te twijfelen!

Vb1. Emmer met water: stok er in steken => ze lijkt gebroken, dat is toch wat je ziet, maar ze is het niet!

· ZINTUIGEN kunnen ons BEDRIEGEN.

+ we kunnen ons zaken inbeelden (die zaken zijn dus onzeker)

+ er is misschien een slechte geest is die ons verstand bedriegt….

Descartes komt door aan alles te twijfelen tot de volgende conclusies:

1. 1 ding waar je niet aan kan twijfelen is dat je aan het twijfelen bent.

· cogito ergo sum (= notie van het ik/subject)

‘ik’ wist langs deze weg dat het een substantie is, iets autonoom, dat volstrekt op zichzelf bestaat en niet anders nodig heeft om te bestaan.

(Strikt genomen is alleen God een substantie. Daarom zal Descartes substantie in afleidende zin gebruiken: het ik is een substantie als het van niets anders dan God afhangt.)

· dit is een idee claire en distinct (klaar & duidelijk) en dat is het soort inzichten dat we moeten zoeken.

2. de uitgebreidheid

=> ontstaat wanneer hij met was van kaars aan het spelen is en ziet wat voor mogelijke vormen hij allemaal kan maken.Ergens is er dus tastbare substantie (notie van de wereld/objecten)

* DE GODSBEWIJZEN VAN DESCARTES:

Hoe brengen we deze twee conclusies van het ik en de wereld samen?

(= problème du pont, het overbruggingsprobleem)

=> Via God. Hij gaat God bewijzen.

1. Het a-posterioribewijs: Wanneer ik beseft dat ik twijfelt, betekent dit dat ik ook weet heeft van zijn onvolkomenheid. Dit is slechts mogelijk als ik me kan vergelijken met het idee van een volmaakt wezen! Hoe kan je dit idee nu gekregen hebben? Dit idee kan alleen maar in ons gelegd zijn door een perfect wezen dat werkelijk bestaat. Dat perfect wezen noemen wij God.

2. Het a-prioribewijs: Er moet een volmaakt wezen bestaan en moest dit een onvolmaakte eigenschap hebben dan bestaat er ander waarbij die eigenschap wel volmaakt is en moest dat dan weer een onvolmaakte eigenschap hebben, dan bestaat er nog wel een wezen waarbij die onvolmaakte eigenschap wel volmaakt is enzovoorts enzovoorts… Dit volmaakt wezen is in zijn ogen God. God kan dus geen mal-ingenie zijn want dan zou hij onvolmaakt zijn. We kunnen dus vertrouwen op ons redeneren aangezien die mal-ingenie wegvalt.

PROBLEEM: Godsbewijs wordt onmiddellijk afgekraakt!

Godsbewijzen zijn ook redeneringen en daarvan hebben wij slechts zekerheid omdat God bestaat en hij ons niet in dwalingen zal leiden.

=> Men moet God dus veronderstellen in de bewijzen van Descartes om zijn bestaan te kunnen bewijzen. Zijn bestaan is dus nog niet echt bewezen!

Gevolg: Hoe kunnen we ik en wereld nog samenbrengen als God niet bestaat?

* HET DUALISME VAN DESCARTES:

- De cartesiaanse antropologie is dualistisch.

=> Ze bekijkt de mens als lichaam, die als machine dient, met een ziel erin.

=> ze bestaat dus uit 2 substanties die van nature niets gemeen hebben.

- Bij Platoons dualisme => ook een scheiding lichaam-ziel waarbij de ziel zou het lichaam sturen. Ziel is wagenmenner die lichaam (de paarden) aanstuurt.Maar hoe kan men dan gevoelens als pijn, honger, dorst,… begrijpen?=> Er is een nauwere eenheid tussen ziel en lichaam bij Descartes dan dat de ziel gewoon het lichaam zou sturen. Hoe de samenwerking tussen ziel en lichaam kan begrijpen ziet Descartes niet onmiddellijk in.

!Het dualisme steunt niet op het misprijzen van het lichamelijke zoals men bij Plato bijvoorbeeld aantreft!

Opmerking: Men is de voetnoten van Descartes over het dualisme snel vergeten en in de moderne westerste cultuur overal dualismen gaan invoeren!

Natuur – Cultuur, Materie – Geest, Object – Subject,…Dit was voor Descartes slechts een methodisch devies, geen werkelijkheid.

Door scheiding tussen mens en het andere

=> objectieve wetenschap + technologische vooruitgang mogelijk!

=> natuur wordt geïnstrumentaliseerd

* DE VOORLOPIGE MORAAL VAN DESCARTES:

=> enkele vuistregels die hem moeten toelaten te handelen zolang zijn theoretische reflectie over de wenselijke levenswijze nog onaf is.

- 1ste maxime: Gehoorzaam aan de wetten en gebruiken van het land en de religie waarin men is opgevoed + volg de meest gematigde opinies.

- 2de maxime: Wees zo beslist mogelijk in je handelingen en blijf zelfs de meest twijfelachtige opinies volgen eens je ze hebt aangenomen.

- 3de maxime: Je moet altijd eerder jezelf proberen overwinnen dan het lot.

=> Het zegt ons dus helemaal niet wat we moeten doen of laten, het presenteert een levensideaal. Een goed mens is in de eerste plaats iemand die tevreden is en in het reine is gekomen met zichzelf.

Descartes kan die tevredenheid pas vinden als hij niet-betwistbare meningen van anderen moet overnemen, maar de waarheid kan vinden!

- Conclusie: Het volstaat om goed te oordelen om goed te doen!Dit doet ons herinneren aan Socrates intellectualistische ethiek

Bij Descartes is de rede echter meer praktisch gericht! Mens = toeschouwer van het theater van het leven. Hij beleeft gevoelens en passies maar weet er afstand van te houden. Hij handelt niet als emoties hoog oplaaien.

HOOFDSTUK 6: De maatschappij als contract: Hobbes & Locke

* Men gaat breken met religie en koningen en interesse gaat naar de “Staat”.

Hoe kan men de organisatie van de maatschappij, rechten en plichten van de staat en individuen legitimeren op strikt menselijke basis zonder preferentie naar goddelijke bevelen? => via een SOCIAAL CONTRACT

* DE KENMERKEN VAN SOCIAAL-CONTRACTDENKEN:

1. Men beschouwt de maatschappij niet langer als natuurlijke werkelijkheid.

=> De maatschappij is een kunstmatige realiteit gemaakt door mensen door middel van een contract. Men begint te redeneren vertrekkende van de constructie van een natuurlijke toestand.

2. Overgang van nat. naar mtsch. toestand wordt gezien als een contract.

=> De legitimiteit van de maatschappij berust op de individuele wilsinstemming van de burgers.3. Men beslist - in het sociaal verdrag om de maatschappij in te stellen

- elkaar te respecteren en voortaan in vrede te leven

- hoe men samenleven zal organiseren

- wat rechten en plichten van de staat en subjecten zullen zijn.

* Dit sociaal contract wordt snel verspreid in verschillende revoluties:

1689: Glorious Revolution in UK => ontstaan van de democratie. De koning wordt verplicht zijn macht te delen met het parlement.

1776: Amerikaanse Revolutie1787: Franse Revolutie => doorbraak van de democratie + schok voor de mensen want hun koning, die toch als god aanzien werd, wordt onthoofd.

!Merlijn sage: Arthur is voorbestemd. Dit soort verhaaltjes is helemaal gedaan in de moderniteit! Men is niet zomaar meer voorbestemd. Hij moet verkozen worden! Het individu kiest.

HOBBES (1588-1679)

* Hobbes leefde net voor de Glorious Revolution. Engeland = slachtveld.

=> Hobbes heeft een heel leven lang geleefd in politieke strijd en angst voor eigen leven en dat heeft zijn denken sterk bepaald. Er is voor hem 1 publiek goed: VEILIGHEID.

* NATUURTOESTAND & SOCIAAL CONTRACT BIJ HOBBES:

NATUURTOESTAND= wereld zonder staat

= onveilig en zeer bedreigend

- enige waar individuen op bekommerd zijn is hun zelfbehoud.- Iedereen is vrij in de zin dat iedereen al wat hij begeert kan opeisen.=> Als iedereen ‘recht’ op alles heeft, is er uiteraard geen recht meer.

- Leven is constant in beweging, begeerte vlindert van een object naar andere. - Volgens hem willen mensen altijd het beste en zijn ze constant in onderlinge competitie/strijd met elkaar.

OPLOSSING: 1 centraal machtsorgaan dat het monopolie heeft via het afsluiten van een SOCIAAL CONTRACT

=> Mensen geven al hun macht af aan de staat die zo monopolie heeft. Ze ontstaat o.w.v. keuze van individuen en niet o.w.v. goddelijke instructuur.

· De Staat = LEVATHIAN die:

· veiligheid en orde waarborgt in de samenleving

· regels, afspraken en het recht kan afdwingen

· mensen met rechten en plichten creëert.

=> sociaal verdrag is hier dus onvoorwaardelijke onderwerpingspact!De Leviathan tekent dit verdrag niet! Men kan dus niet in opstand komen tegen wantoestanden van de Leviathan! Ze is aan niemand verantwoording schuldig! (Hobbes denkt: zelfs wantoestand is beter dan pure chaos)

=> “ Convenants without the sword are but words = Overeenkomsten zonder dwangmacht zijn slechts woorden”

Gevolg: staat kan dus burgers gewoon verwijderen zonder veel zorgen.

OPMERKINGEN:

1. Er is geen maatschappij denkbaar buiten de staat. De maatschappij is het product van de Leviathan!

2. Hoe komt dat mensen in de natuurtoestand zo’n verdrag afsluiten?

=> Ons zelfbehoud vinden we belangrijker dan vrijheid. We willen overleven!

3. Wat doe je dan met de Kerk?

= een macht in de macht en is volgens hem ook zeer bedreigend.

=> Iedereen moet wapens afstaan. Pas dan kunnen afspraken gemaakt worden aangezien leviathan kan tussenkomen als ze niet nageleefd worden.

Vandaag: Financiële markten die staatsorde bepalen = macht in de macht. Zou wederom Hobbes zeer bedreigend vinden!

In Hobbes zijn theorie vinden we aantal argumenten waarom een ontwikkelde maatschappij een ontwikkelde staatsstructuur nodig heeft:

1. Een vrije ongeregelde markteconomie staat volgens hem gelijk met oorlog. Het is dan ook niet toevallig dat de markt en nationale staten historisch samen zijn opgekomen.

2. Ongelijkheid is een oppervlakte verschijnsel. Fundamenteler is de teloorgang van het hiërarchische verschil in individualistische maatschappij ordening. Gelijkheid is voor hem een bron van oorlog.=> zorgt er voor dat evenveel hoopt zijn doeleinden te bereikenGevolg: 2 mensen die hetzelfde begeren waarvan zij niet samen kunnen genieten gaan in oorlog komen te staan met elkaar.3. De fundamentele asymmetrie tussen de staat en de burgers.=> De staat heeft niet alle burgers nodig, maar de burgers wel de staat.Er zullen omstandigheden zijn waarin de staat dus burgers zal moeten kunnen opofferen voor het algemeen belang.

THEORIE VAN HOBBES FAALT:

=> ze veronderstelt nl. dat er al een macht zou moeten bestaan als men uit de natuurtoestand wil geraken. Wie in natuurtoestand macht zou afgeven (en dus niet denken aan eigenbelang, wat volgens Hobbes het enige is waar mens aan denkt) riskeert nl. de dood als anderen dit dan niet doen.

=> waarom zou de mens zich onderwerpen aan de staat en geen wapens achterhouden => ze is namelijk passioneel en machtswellustig.

* VERSCHILLEN TUSSEN HOBBES & PLATO/ARISTOTELES:

1. A&P => mens is van nature bestemd tot ontwikkelen van zijn redelijkheid.

H => mens wordt door zijn passies geregeerd

2. H => verzet zich tegen feit dat staat hoogste goed moet realiseren

=> Het volstaat al als ze grootste kwaad, de anarchie, kan vermijden!

3. A&P => mens is intrinsiek sociaal wezen

H => mensen zijn individualisten, niet geschikt om in maatschappij te leven.

LOCKE (1632-1704)

* Tijdens Amerikaanse Revolutie stelt men dat de vorst in Engeland hen basisrechten afneemt. In deze Amerikaanse Revolutie vinden we veel van Locke terug. Zijn ideeën worden door president George Washington opgenomen in de Amerikaanse grondwet.

- Locke heeft ook positievere visie op de mens dan Hobbes en de problemen van het uitwerken van de Leviathan komen dan bij Locke ook niet terug.

* DE NATUURTOESTAND & SOCIAAL VERDRAG BIJ LOCKE:

NATUURTOESTAND/NATUURRECHTEN:

· Er zijn aantal rechten waar je vanaf je bestaan recht op hebt, maar ze zijn moeilijk afdwingbaar.

· Men bezit de vrijheid om te handelen hoe je wil en vrij te beschikken over je persoon en eigendom zolang je de natuurwet niet overschrijdt.

(= natuurlijk eigendomsrecht op jezelf, je handelen en producten v. je arbeid)

=> Dat mens in juridische verhouding tot zichzelf staat is totaal nieuw idee!

Hoewel mens als rationeel wezen wel de natuurwet kent, kunnen passies hen bedriegen of leiden tot overdreven wraakacties. Daarom:

SOCIAAL VERDRAG:

Doel: hetzelfde als dat van de natuurwet, namelijk het vrijwaren van eigendom van de individuen.

=> De staat moet er voor zorgen dat die basisrechten gewaarborgd en gegarandeerd worden en dat de afspraken nagekomen worden.

De toestand met staat zou beter moeten zijn dan de natuurtoestand, dus gaan individuen een sociaal contract afsluiten.

!Ze creëert wel geen nieuwe rechten, ze verstevigt gewoon die die bestonden!

* PROBLEMATIEK VAN OORSPRONKELIJKE TOE-EIGENING:

Locke zijn voorwaarden voor rechtvaardige oorspronkelijke toe-eigening:

1. De mens is van nature eigenaar van zijn eigen persoon, arbeid van zijn lichaam & al datgene waarmee hij zijn arbeid vermengt.

(deze vw is echter niet echt duidelijk. Bestaat de arbeid die toe-eigening legitimeert uit plukken, rapen of opeten van een appel?)

2. Toe-eigening van natuurlijke goederen vergt geen toestemming van alle gemeenschappelijke gebruikers zolang men deze effectief kan gebruiken.

3. de Lockean Proviso => Private toe-eigening is gerechtvaardigd zolang er nog genoeg en even goed over blijft voor de anderen.

Vb. Zo vond Locke de expansies van Britse kolonies verantwoord omdat de natives hun arbeid niet efficiënt genoeg was en er nog grond genoeg was.

Voorbeeld: Tragedy of the commons:

Gemeenschappelijke gebruik van de weilanden zorgde ervoor dat er overbegrazing was omdat de boeren allemaal veel dieren wilden om hun nut te maximaliseren. Dit had dus echter drastische gevolgen voor de weilanden.=> Door de weilanden in Engeland privébezit te maken kon men overbegrazing voorkomen omdat mensen hun eigen bezit niet vernietigen.

Locke gaat later deze beperkingen onschadelijk maken:

- doet mensen het geld uitvinden in natuurtoestand wat verspilling tegengaat.

- een geldeconomie houdt in dat er waarschijnlijk niet langer ‘nog genoeg en even goed’ (=3de vw) is voor iedereen. Volgens hem is dit geen probleem want productiviteit van een bewerkt stuk grond is hoger dan een onbewerkt stuk + door je arbeid te verkopen kan je hoger loon krijgen dan op gemene gronden.=> sterke ongelijkheid wordt ok, de norm wordt efficiëntie.

Door deze beperkingen zo onschadelijk te maken vindt Locke een manier om grootgrondbezit te verantwoorden.

(Commons vandaag: polen, atmosfeer, maan, zeebodem, ruimte,…)

* VERSCHILLEN LOCKE & HOBBES:

1. H: onmogelijk dat mens in natuurtoestand al natuurlijke rechten en plichten zou hebben.

2. H: Rechten en plichten hebben maatschappelijke oorsprong

L: Rechten en plichten hebben een goddelijke oorsprong.=> de mens bestaat al als individu in zijn relatie tot God nog voor hij in de sociale verhoudingen binnentreedt. God heeft mensen individueel geschapen.

(Dit idee komt volgens sommigen alleen in christelijke cultuur voor waardoor wortels v. modern individualisme in christendom zouden liggen volgens hen)

3. Bij Locke is het onderscheid tussen situatie met en zonder staat minder scherp omdat er sowieso al een natuurlijke orde aanwezig is.

4. H: Leviathan zowel uitvoerende als wetgevende macht! L: Wetgevende macht en uitvoerende macht zijn gescheiden.

=> Dit zorgt voor spanningen tussen deze twee machten:

- Wetgevende macht is de hoogste macht in de staat, maar wordt onderworpen aan reeds beperkingen die door haar doel worden bepaald. Ze komt slechts van tijd tot tijd eens samen.

- Uitvoerende macht is continu aan het werk en beslissen, maar soms is er geen wet voor handen. Dan kan uitvoerende macht zijn positie misbruiken.

(= PREROGATIEF => de mogelijkheid om op eigen houtje te handelen)

5. Bij Hobbes: Bij conflicten moet de staat zijn macht gebruiken.

Opstand betekent terugkeer naar natuurtoestand waar wet van de sterkste geldt. De sterkste (Leviathan) moet die macht laten gelden. Er is dus geen sprake van recht op revolutie, wat niet belet dat er soms gebeuren.

=> Ene absolute macht wordt dan vervangen door andere absolute macht.

Bij Locke: Revolutie is mogelijkheid, je hebt er recht op wanneer staat/vorst de basisrechten niet respecteert + wanneer ze alle macht naar zich toe trekt.

ROUSSEAU (1712-1778)

* Rousseau is een romanticus die in de Franse Revolutie betekend heeft wat Locke in de Amerikaanse Revolutie was.

* DE NATUURTOESTAND & SOCIAAL VERDRAG BIJ ROUSSEAU:“Er is fundamentele ongelijkheid in samenleving die mensen kapotmaakt.”NATUURTOESTAND: is fantastisch want mensen zijn fundamenteel gelijk!

STAATTOESTAND: er ontstaat ongelijkheid en die is bedreigend!

Wetten zijn alleen maar nuttig voor de bezitters en schadelijk voor wie niets heeft=> Het sociaal verdrag beschermt nl vooral diegene die veel te verliezen hebben volgens Rousseau.

OPLOSSING: “fraternité, egalité, liberté” => gelijkheid terug herstellen

=> Een sociaal verdrag kan maar rechtvaardig zijn als er juridische gelijkheid is tussen individuen + als reële ongelijkheid beperkt blijft!

Dit wil zeggen: als iedereen iets heeft en niemand teveel!(Onbeperkt eigendomsrecht is voor Rousseau bron van pure uitbuiting)

HOOFDSTUK 8: Immanuel Kant

IMMANUEL KANT (1724-1804)

* Imannuel Kant is de incarnatie van de saaie professor. Hij blijft heel zijn leven lang op dezelfde plaats, is hyperregelmatig en heel systematisch. Zo wandelt hij bijvoorbeeld altijd rond 16u een toertje rond de kerk.

2 keer doet hij dit niet: - toen hij Emile van Rousseau aan het lezen was.

- toen Franse Revolutie uitbrak (hij steunde dit)

* KENNIS BIJ KANT:

In Middeleeuwen: waarheid ligt in de bijbel. Niet akkoord? => Erge straffen.

Bij Kant: onderscheidt tussen 2 types kennis die ons moeten helpen vinden waar de waarheid ligt=> REIN (kennis)

=> PRAKTISCH (levenswijsheid/moraal)

Vb. Hij heeft een totale afkeer van godsbewijzen.

Reden: kennis steunt op empirische data maar die heb je niet, dus elke vorm van rein vernunft kan niet.

OPGEPAST: door louter ervaring kan je ook niet tot kennis komen volgens Kant. Het is van cruciaal belang dat iets aan onze ervaring wordt toegevoegd.De bron van die toevoeging ligt in ons verstand en niet in werkelijkheid zelf!

!Voor Kant is praktisch vernunft even belangrijk als rein vernunft, ze zijn evenwaardig voor hem!

=> Volgens Kant is er kennis en is er moraal. Kant is het daarom helemaal niet eens met Hume. Volgens Hume kan je van niets zeker zijn.David Hume zijn verhaal start bij Descartes die kennis definieert:

· Eerste axioma: cogito (notie van ik)

· Tweede axioma: uitgebreidheid (notie van de wereld)

· Hoe kan je zeker zijn dat wat je denkt zeker is in de wereld?

Je krijgt twee soorten kennis:

· Ratio => Causaliteit/het redeneren (te maken met cogito)

· Empirisch => kan ideeën opleveren en kan je volgens Hume voortdurend weer afbreken. Volgens hem kan je van niets zeker zijn, we hebben geen wetenschappelijke kennis.

Volgens Kant kan dat niet dat je niets wetenschappelijk kan bewijzen.

· Iemand als Newton kan geen ongelijk hebben

Hij stelt dat we een goed inzicht in de wereld hebben.

Vb. Baan van Uranus klopt niet volgens de berekeningen:sommigen zeggen: dat komt door God

Maar anderen: vinden een tweede planeet, Neptunus, die Uranus haar baan verstoort. (=> goed inzicht in de wereld)

· Dus er is kennis volgens Kant

De vraag is dan hoe kennis en moraal mogelijk worden. Kant gaat opzoek naar mogelijkheidsvoorwaarden van een fenomeen:

Kant schrijft onder andere drie boeken die allemaal KRITIK heten:

Wat kan ik weten? => KRITIK DER REINDE VERNUNFT (kennis)

Wat kan ik doen? => KRITIK DER PRAKTISCHE VERNUNFT (moraal)

Wat mag ik hopen? => KRITIK DER REINDE URTEILSKRAFT

* COPERNICAANSE WENDING BIJ KANT

1) Copernicus draait voor het eerst de zaken allemaal om, wat leidde tot een eenvoudiger inzicht. Hij gaat alles vanuit een nieuw perspectief aanpakken.

Kant doet dit ook. Hij gaat er vanuit dat er kennis is in de wereld. Dit is een totale omwenteling in het denken.

2) Volgens Kant bestaat deze Copernicaanse wending ook uit het feit dat we alles met een roze blik bekijken. Kant gaat het cogito en de empirie vermengen en niet apart gaan denken zoals de anderen. vb. De blik op het landschap

=> is volgens hem al onmiddellijk een geconstrueerde blik in bijvoorbeeld tijd en ruimte. De causaliteit is onmiddellijk in actie.

=> we kijken dus met een raster op de perceptie naar de wereld waar we wetmatigheden kunnen uithalen. Dit zorgt voor categorieën zoals tijd & ruimte, causaliteit. Moest het er niet zijn, waren alle dingen gewoon pixels en betekende het niets.

=> Hij spreekt over de synthetische oordelen a priori

GEVOLG: het is heel moeilijk de observatieve blik van de observator eruit te halen en zo objectief te observeren.

Vb. Wat is de bank zelf zonder mijn blik?

= DAS DING AN SICH. Maar volgens Kant weet niemand hoe dit eruitziet zonder je blik want je kan niet anders dan met je blik naar de wereld kijken.

=> Hij maakt een onderscheid tussen de eerste werkelijkheid (die waarin wij leven, FENOMENALE WERELD) + de tweede werkelijkheid (die de ware aard toont van objecten, NOUMENALE WERELD). Maar deze laatste kunnen we volgens hem dus niet kennen.

Opgepast: Kant zijn wending naar het subject (terwijl het vroeger altijd het object was geweest) mag men niet verwarren met subjectivisme!

Het is niet zo dat de werkelijkheid voor iedereen anders uitziet. De categorieën zijn universeel!

Dit probleem van de tweede werkelijkheid geraakt opgelost wanneer HUSSERL komt. Die schrapt namelijk DAS DING AN SICH en de tweede werkelijkheid. Volgens hem is de eerste werkelijkheid de enige die er is.

* HET PRAKTISCH VERNUNFT/MORAAL BIJ KANT:

· gaat over de moraliteit.

Hoe kan het dat die er is? want volgens Kant is er moraliteit van nature aanwezig. Vb. Een kind verdrinkt en je loopt voorbij => je redt het.

1. hoe kan het dat er goede daden zijn?

2. Wat zijn goede daden?

Bij hem spelen i.t.t. het utilitarisme de gevolgen van een daad/actie geen rol..Fundamenteel is de goede wil. De intentie/beweegreden, het waarom dat er achter zit is beslissen om iets fout of goed te noemen. Dus we gaan ontmaskeren en proberen naar de intenties te kijken.

vb. Hopen een relatie aan te knopen met de moeder van de peuter en hem daarom redden is dus geen moreel feit volgens Kant

Een goede daad is afhankelijk van de rationaliteit van de mens en niet van het karakter van de mens. Dit staat er helemaal los van.Of je nu een gierig persoon bent of een vrijgevig persoon maakt niet uit als je geld geeft aan de kindjes in Afrika. De rationaliteit en de daad tellen!

* MOGELIJKHEIDSVOORWAARDEN VAN DE MORAAL

Goede wil: Wat drijft de goede wil?

1. HYPOTHETISCHE IMPERATIEF = alsdan –redenering.

Vb. Als ik wil slagen, dan moet ik studeren. (= afhankelijk van het doel wordt moraliteit gedreven)

2. CATGEORISCHE IMPERATIEF = ik moet dit doen (niet gedreven voor op een goed blaadje te staan bij iets of iemand)

HET VRIJHEIDSBEGRIP BIJ KANT:

De mens is vrij te kiezen tussen deze twee imperatieven, maar de categorische dringt zich op. Op een gegeven moment zal je echt weten wat goed is of niet, maar of je het dan echt wil volgen, daar ben je vrij in.

Vb. Engelen => worden gedreven door rationaliteit

Dieren => worden gedreven door reflexen

De mens => zit hier tussenin en bezit reflexiviteit.

=> wij kunnen nadenken over wat ons te doen staat.

Vb. Ga ik spieken of niet?Engelen: spieken sowieso niet. Dieren: spieken sowieso wel.De mens gaat nadenken of hij gaat spieken of niet.

VRIJHEID = onafhankelijkheid

=> Men heeft de keuze om goed of kwaad te handelen.We breken als noumenaal wezen uit het determinisme van de natuur.

We kunnen onze dierlijke natuur overstijgen door onszelf doormiddel van de rede de wet te stellen.

AUTONOMIE = zichzelf de wet stellen waarbij wet moet universele uitdrukking van de rede zijn en niet een persoonlijke uitdrukking!

Autonoom zijn we pas als je die vrijheid goed gebruikt en de juiste keuze maakt, namelijk diegene waardoor je je vrijheid wint!

DE 3 FORMULERINGEN VAN DE CATEGORISCHE IMPERATIEF:

1. Handel uitsluitend volgens een beweegreden waarvan je tegelijk kan willen dat zij een algemene wet wordt.

· vb. Als ik steel, dan ga je eigendom van je aan je toe-eigenen.

Veralgemeen dit: Dan mag iedereen stelen en heeft eigendom geen betekenis meer. (zoals een fiets in Leuven eigenlijk)

Er zit dus een contradictie in de handeling zelf.

2. Handel zo dat je de mensheid, zowel in jouw persoon als in de persoon van eender welke andere, steeds tegelijk als doel en nooit louter als middel gebruikt.

· Al je handeling stelt, gebruik dan de andere nooit enkel als middel, maar ook als doel, zijn de waarde op zich. Die waardigheid moet in elke handeling terugkomen, anders toen je geen respect en waardigheid en misbruik je eigenlijk de andere als je deze enkel als middel gebruikt.

Vb. Bij realityshow om instemming vragen dat ze het mogen uitzenden, want anders gebruik je die personen enkel als middel.

3. Handel zo dat je wil (als de wil van een redelijk wezen) door zijn beweegreden zichzelf tegelijk kan beschouwen als algemene wetgever (als wetgever van de universele wet waaraan hij zich onderwerpt)

· Autonome formulering: u stelt zelf de wet/je legt je zelf iets op.

Wanneer je iets doet, moet je inbeelden dat iedereen dat zou doen. We zijn hier onze eigen wetgevers en kunnen dus zelf altijd kiezen de categorische imperatief op te nemen.

Dit idee van de categorische imperatief is door en door LIBERAAL:

MAAR: vb. Dutroux: kan je niet zomaar afmaken en je moet hem een waardig proces geven, ook al heeft hij de categorische imperatief totaal genegeerd. Iedereen is namelijk fundamenteel vrij.

Vb2: grenswachters in Duitsland in WO

=> Moeten mensen die overlopen neerschieten maar volgens Kant ben je ook hier fundamenteel vrij en kan je dus op dat moment kiezen voor de categorische imperatief en hem niet neer schieten. Waarschijnlijk wordt je dan wel zelf neergeschoten… Kant is zich wel bewust van de moeilijke situaties waarin dat mensen kunnen zitten om al dan niet te kiezen voor de categorische imperatief.

ARGUMENT DAT AAN DEZE VOORWAARDEN VOLDAAN IS:

=> Het komt er op neer dat we moeten bewijzen dat wij werkelijk autonome wezens zijn en niet de speelbal zijn van vervreemdende krachten!

Volgens kant kan je hieraan echter ontsnappen doordat je weet hebt van de categorische imperatief! In gehoorzaamheid daaraan ben je werkelijk vrij:

Ik stel mezelf de wet, luister naar wat redelijk is in mij en wat ik dus redelijkerwijs kan willen!

We zijn ook werkelijk vrij omdat we onszelf als noumenaal wezen op die manier ervaren! Als redelijk wezen kunnen wij de dans van natuurlijke determinatie ontspringen.

* NOUMENALE WERELD VS FENOMENALE WERELD

Bij Kant is de mens burger van 2 werelden: de fenomenale en noumenale. - FENOMENALE WERELD = de zintuiglijke wereld waarin de mens een fragment is van enorm causaal gedefinieerd geheel.

NOUMENALE WERELD: Hierin ben je vrij en is er ratio. Je kan zien wat de juiste weg is + je hebt mogelijkheid om autonoom te zijn en bijv. overlopers niet neer te schieten. Je kan in opstand tegen iets onrechtvaardig is.

MAAR: mensen zijn supergoed in excuses zoeken voor hun handeling en waarom we categorische imperatief niet volgen en ontwijken wat we moeten doen. De waardigheid van de mens zit hem erin als je wel in opstand komt en toch doet wat je moet doen. Dit gebeurt dus in de noumenale wereld waarin je dan de zintuiglijke wereld kan overstijgen. Dan zijn we volgens Kant meer dan dieren en anderen die dit niet doen.

=> Dan heeft de mens nagedacht over de normen en waarden (stukje reflectie proces van boven de ijsberg) en dat vindt Kant enorm belangrijk.

Nu kan je juiste keuze zien en dan moet je beslissen of je dit gaat doen of niet = reflectiemoment. Als je dit doet, dan is moraal scheppend + creatief!

=> Hoe ambetanter de keuze en het dan toch doen, hoe meer je jezelf toont en hoe groter de moraliteit is!

Vb1: een gierige mens die nooit iets geeft, maar nu toch wat geld geeft als mensen van 11-11-11 aan zijn deur staan.

Vb2: Een van de medewerkers van Emron die tegen de stroom ingaat en het niet eens is met de bedriegende strategie van het bedrijf en de waarheid te weten wilt komen. Ze neemt categorische imperatief op.

In Kant zijn formuleringen over de categorische imperatief zit ook dat iedereen bepaalde fundamentele waardigheid heeft en dus aantal rechten.

= LINK tussen Kant & 1948: de Rechten van de Mens

We gaan heel sterk naar individu kijken daardoor:

Vroeger: 300000 man dood bij slag bij de Somme => gewoon briefje in de brievenbus bij de familie van de overledenen.

Nu: 2 Belgische doden in Afghanistan => kranten staan er vol van.

Wij gaan ook meer onze rechten opeisen, zelf de wet stellen.

Zo kan je iets bouwen, maar je kan compleet dwaze dingen doen.

Uzelf de wet stellen = jezelf beperkingen leren opstellen

vrijgeleide om te doen waar je zelf zin in hebt, want dan ben je gewoon een dier dat zijn neigingen de hele tijd volgt.

=> We proberen veel meer mensen dingen te doen inzien dan bijvoorbeeld klappen te geven (= ook Kantiaans denken)

* KRITIEKEN OP KANTS ETHIEK:

1. te rigide => het is manier van denken die te veel van ons eist

2. te formeel => in veel gevallen weet je niet precies wat de categorische imperatief zou voorschrijven

3. te serieus => het lijkt alsof je een morele daad met tegenzin moet uitvoeren als je wil dat ze een morele waarde zou hebben.

* KANT & RECHTVAARDIGHEID:

alle regels die samenleven mogelijk maken (richt zich op de maatschappij)

=> Deugd: heeft te maken met de categorische imperatief.

Mensen kunnen op verschillende manieren samenleven en zelf weg kiezen. Conflict dat hieruit echter kan ontstaan is niet gering.

Gevolg: je bent eigenlijk maar zo vrij tot je aan de vrijheid van anderen raakt. Daar heb je de regels voor nodig van uit de rechtvaardigheid zodat je inperkingen kan krijgen op je kan doen.

* KANT & GOD:

God vindt je niet meer terug in al dit. Maar Kant is gelovig en gaat nog postulaten schrijven daarom. Deze gaan dan over het feit dat het vaak moeilijk is voor mensen in de maatschappij waarin God een druk is van bovenaf die ervoor zorgt dat je het juiste doet.

Vb. als iedereen de ander als doel op zich zou zien, dan brengt dit een toestand van het hoogst toelaatbare geluk met zich mee. Mensen zijn echter niet instaat de causale band te bewerkstelligen. Daarvoor moet men het bestaan van God aannemen.

=> God is puur functioneel gedacht. Hij wordt er bijgehaald zodat mensen die het moeilijk hebben toch juist kunnen denken. Kant zelf is antireligieus.

OPMERKING: Kant stelt dat mensen geloven in God!

Geloven is iets wat principieel onmogelijk waarheid kan worden!

Hoe kan men geloven in datgene waarvan men inziet dat het nooit waar kan zijn? => hoort volgens Kant bij de imperfecte aard van het menselijk wezen.

*OPTIMISME VAN KANT:

Er zit veel optimisme bij Kant omdat het vat op de werkelijkheid veel krachtiger wordt en dit zal zich op alle domeinen voortzetten.

Vb. Kant in de POLTIEK: boek “ de eeuwige vrijheid”

(de eeuwige vrijheid = café met kerkhof ernaast)

Denkt na over het probleem van de politieke instabiliteit: Wat moeten we toch doen met die voortdurende oorlogen?

Hij denkt dat de economische ontwikkeling voor meer stabiliteit zal zorgen omdat landen meer afhankelijk van elkaar zullen worden.

De politieke strijd wordt vervangen door de economische strijd en de banden die hierbij ontstaan zijn sterker dan de politieke strijd.

=> De vorsten zullen inzien dat samenwerken beter werkt dan oorlog voeren.

Weetje: Op het grafstuk van Kant staat:

· De Sterrenhemel => kennis van Newton, universele

· De Zedenwet => categorische imperatief

HOOFDSTUK 9: Collectieve actie

Economie (eigenbelang) en ethiek (goed doen voor anderen) gaan niet samen stellen velen. Tekst wil aantonen dat de relatie economie-ethiek complexer is dan sommige naïeve economen denken.

1. De Onzichtbare Hand

18de eeuw: Mandeville stelt “laat ondeugden bloeien, er zal ongelijkheid ontstaan, maar uiteindelijk zal iedereen er beter van worden”

( Griekse filosofen: goed en deugdzaam handelen leidt tot goed leven)

Adam Smith herneemt die theorie op minder provocatieve wijze en stelt:het nastreven van het eigenbelang leidt automatisch tot het algemene belang want een onzichtbare hand richt de mensen hun streven op algemeen belang.

· private en maatschappelijke moraliteit worden gescheiden.

We hoeven niet het gemeenschappelijk goed te viseren om het te realiseren.

Vb. Naar de bakker gaan. Dit doen we om brood te kopen om te eten. Hierdoor geven we hem geld, die er weer dingen voor zichzelf mee kan doen.

Adam Smith zorgde voor een verandering in ons denken over economie. Er komt tijd dat al wat economische groei bevordert wordt geprezen. En als dit iedereen laat winnen… Wat is dan het probleem?

2. Collectieve actie en vrijbuiterij

Er is een type van situaties waarin de onzichtbare hand niet werkt:

nl. bij de samenwerking => wordt bedreigd door het vrijbuitersgedrag.

Het nastreven van het eigenbelang is hier nadelig voor het algemeen belang.

- Voorbeeld 1: opruimen met het gezin:4 mogelijkheden: - Iedereen ruimt op, behalve ikzelf.

- Iedereen ruimt op, ikzelf inbegrepen

- Niemand ruimt op.

- Niemand ruimt op, behalve ikzelf.

Als iedereen rationeel en nutsmaximaliserend denkt, kiezen ze allemaal het eerste en ruimt er uiteindelijk niemand de tafel op.

- Voorbeeld 2: the Tragedy of the commons: Hongersnood in de Sahellanden komt er niet door droogte, maar door overbegrazing van de savanne.

=> Elke herder had er belang bij dat iedereen aantal stukken vee beperkt zou houden, maar tegelijk had hij er zelf belang bij zijn veestapel uit te breiden.Ze hoopten dat anderen hetgene zouden doen wat zij liever niet deden, maar die dachten natuurlijk ook aan hun eigenbelang.

Gevolg: veel te veel vee en massale hongersnood!

Oplossing: men gaat gronden privatiseren, bezit privé maken (liberaal idee)

- Voorbeeld 3: we willen dat publieke diensten en SZ onderhouden worden, maar zouden toch liefst zo weinig mogelijk belastingen betalen.

- Voorbeeld 4: bankrun => uit eigenbelang haalt iedereen zijn geld weg bij de banken, hoewel het in algemeen belang net beter is het dan te laten staan.

* Dit soort denken en handelen wordt geformaliseerd in de SPELTHEORIE:

2 handelende personen hebben de keuze: coöperatie of niet-coöperatie?

Om te kunnen spreken van collectieve-actie dilemma: T>R>P>S en T+S/2>0

- Als speler 1 denkt dat speler 2 gaat coöpereren, kan hij beter niet coöpereren want dan heeft hij 5 i.p.v. 3.

-Als spelers 1 denkt dat speler 2 niet gaat coöpereren, kan hij wederom beter niet coöpereren want dan heeft hij 1 i.p.v. 0. => Niet-coöperatie is dominante strategie en komen in het Nash-evenwicht.

( Pareto-optimaal: ze kunnen situatie verbeteren door samen te werken)

=> Het wantrouwen is te groot dat andere hen zal uitbuiten als ze coöpereren

Theorie ook gekend als het gevangenendilemma (waarbij zwijgen>bekennen)

speler 2

C

NC

speler 1

C

3 , 3 (I)

R,R

0 , 5 (II)

S,T

NC

5 , 0 (III)

T,S

1 , 1 (IV)

P,P

- Voorbeeld 5: ethische revolutie in jaren 1990 in Italië

Er was veralgemeende corruptie, waar iedereen wel voordeeltje uithaalde, maar maatschappelijk was het een ramp. (publieke diensten werkten slecht)

=> Men besefte dat die KT-voordeeltjes voor eigenbelang niet opwogen tegen maatschappelijk belang en dat kwadrant I beter was dan kwadrant IV.

* ARGUMENTATIE TEGEN PESSIMISTISCH DENKBEELD

Het gaat slechts onder zeer beperkende omstandigheden op:

- Spelsituatie, beloningsstructuur en rationaliteit van alle actoren is bekend.

- Geen overleg mogelijk, geen 3de speler of instantie die beloften afdwingbaar maakt.

- Beloningsstructuur blijft ongewijzigd + spel wordt maar 1 keer gespeeld.

3. De mogelijkheid van coöperatie

A. MORALITEIT

Wederzijdse coöperatie is logisch als alle spelers moreel gemotiveerd zijn.

MAAR: als alle mensen heiligen waren, verdwenen ook de meeste ethische problemen op slag. Dit is dus een beetje te optimistisch.

* - UTILARISME: handelen is in nut groep of gemeenschap. Dit leidt vaak tot coöperatie maar vraagt soms hoge graad van zelfopoffering. - ARISTOTELISCHE ETHIEK: opportunisme is geen verleiding als er nauwelijks tegenstelling is tussen ethische eisen en persoonlijk geluk.

- FAIRNESSETHIEK: stelt dat men een plicht tot samenwerken heeft als de meeste anderen ook meewerken. Rawls associeert fairness met redelijkheid. Redelijk is handelen dat men voor anderen kan verdedigen. Ze inspir