museum overbodig beleid catalogus
DESCRIPTION
In 2006 lanceerde de Commissie Innovatie Openbaar Bestuur, beter bekend onder de naam InAxis, het Museum voor Overbodig Beleid tijdens het innovatiefestival 'Pinguïns kunnen vliegen'. Kijk en geniet van de kunstwerken in deze catalogus. bezoek ook www.museumvooroverbodigbeleid.nl.TRANSCRIPT
Museum voor overbodig beleid20 beleidsstukken
Museum voor overbodig beleid
Catalogus_mvob_20.indd 1Catalogus_mvob_20.indd 1 27-03-2006 11:05:5327-03-2006 11:05:53
Jasper Krabbé, collected drawings 07 2003 bicpen, collage op doek
200 x 230 cm
Privé Collectie, Huizen
Museum voor overbodig
beleid
Catalogus_mvob_20.indd 2-3Catalogus_mvob_20.indd 2-3 27-03-2006 11:06:0127-03-2006 11:06:01
INHOUD PAGINA
Voorwoord 7
1 Wil het werk vlotten? 10
2 Grenzen stellen aan grenzen 12
3 Verstrikt in het verkeerde web 14
4 Rijden of rusten? 16
5 Stoelen van de scouts 18
6 Smaak als twistpunt 20
7 Waarin een klein scharniertje groot kan zijn 22
8 Deelbestuur of speelbestuur? 24
9 Met het CWI op vakantie 26
10 De overlevingsstrategie van de hoofdluis 28
11 Gladde tegels, stroeve tegels 30
12 Stoken in de frisse lucht 32
13 Verboden, maar niet illegaal 34
14 De postcode 36
15 Van oude visies en de dingen die voorbij gaan 38
16 Op de vingers kijken 40
17 Gelijk, gelijker, gelijkst, gelijkheid4 42
18 Effe vangen, effe dokken! 44
19 Eén ei is geen ei... 46
20 De man als watermerk 48
Curriculum Vitae kunstenaars en studenten 50 - 61
Dankwoord 63
Colofon 64
BE
LE
ID
SS
TU
KK
EN
Catalogus_mvob_20.indd 4-5Catalogus_mvob_20.indd 4-5 27-03-2006 11:06:0527-03-2006 11:06:05
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
6 7
Een museum voor overbodige zaken, kan dat eigenlijk
wel? Het lijkt een contradictio in terminis.
In onze gecompliceerde samenleving is een stelsel van
wet- en regelgeving noodzakelijk om het intermen-
selijk verkeer in goede banen te leiden. Deze wetten
en regels zijn niet van vandaag of gisteren. De meeste
bestaan al en zijn in de loop der tijden gemoderniseerd.
Andere zijn toegevoegd omdat de bestaande wet- en
regelgeving nieuwe ontwikkelingen niet voldoende
dekte.
Veel wetten en regels voldoen naar tevredenheid,
maar bij al die wijzigingen en toevoegingen zijn er hier
en daar passages ingeslopen die tegenstrijdig zijn met
andere. Of, zijn er wel toevoegingen of wijzigingen aan-
gebracht omdat de vernieuwde omstandigheden daarom
vroegen, maar is vergeten tekstdelen te verwijderen die
alleen betrekking hadden op omstandigheden die al ver
achter ons liggen.
Maar: wet is wet en zo zijn de regels...
Daarnaast is er soms de onverbiddelijke logica van be-
leidsmakers en wetgevers. Vanuit hun perspectief maken
ze volstrekt eerbare wetten en regels. De praktische
uitwerking levert even zo goed kolderieke, onbedoelde
of tegenstrijdige situaties op waar burgers, bedrijven of
medeambtenaren last van hebben. Al deze wetten en
regels noemen we overbodig beleid.
Het museum is voor haar collectie afhankelijk van gulle
gevers die stukken aandragen. Niet alle donaties kun-
nen de toets der kritiek doorstaan. Veel aangedragen
‘overbodig beleid’ blijkt niet bestaand beleid. Het zijn
de verhalen van de verhalen van de verhalen. Op deze
wijze heeft het museum ook een aanzienlijke collectie
kitsch opgebouwd.
Tot slot kent het museum een groeiende collectie
‘afgeschaft beleid’.
Het Museum voor overbodig beleid verzamelt de
pronkstukken van overbodig beleid en stelt deze ten
toon. De museumdirectie wil zo beleidsmakers en
uitvoerders attent maken op deze overbodigheid in de
dagelijkse wet- en regelgeving.
De nu tentoongestelde collectie is een selectie. Het
museum heeft nog zo’n tachtig stukken in depot en
geregeld schenken gulle gevers nieuwe stukken.
De directie ziet een uniek spanningsveld ontstaan door
de confrontatie van overbodig beleid met authentieke
kunst.
Kijk en oordeel zelf.
Voorwoord
De directie van het Museum voor overbodig beleid
Annemarie Jorritsma (burgemeester Almere) Erik Gerritsen (gemeentesecretaris Amsterdam)
Alexander Ribbink (CEO TomTom) Wim van de Giessen (gemeentesecretaris Rheden)
Marc Albers (burgemeester Madurodam) Nima Obohat (consultant Boston Consultant Group)
Ronald Gerritsen (Secretaris-generaal bij het ministerie van Financiën) is aangesteld als suppoost
Kees van Twist (directeur Groninger Museum) is aan het Museum verbonden als adviseur
Catalogus_mvob_20.indd 6-7Catalogus_mvob_20.indd 6-7 27-03-2006 11:06:0627-03-2006 11:06:06
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
8 9
Museum voor overbodig
beleid
Catalogus_mvob_20.indd 8-9Catalogus_mvob_20.indd 8-9 27-03-2006 11:06:0727-03-2006 11:06:07
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Va
ste co
llectie
10 11
Het Arbeidstijdenbesluit Vervoer is de regelgeving op
het gebied van arbeids-, rij- en rusttijden. Het komt
voort uit de Europese richtlijn voor Organisatie van de
Arbeidstijd (2003/88/EG) en geldt voor verschillende
vervoerssectoren.
Het Arbeidstijdenbesluit Vervoer bevat een hoofdstuk
over de binnenvaart. Dat maakt onderscheid tussen
soorten vaartuigen en tussen medewerkers op schepen.
Dit hoofdstuk kent zijn oorsprong in de Wet vaartijden
en bemanningssterkte binnenvaart, die op zijn beurt via
een lange geschiedenis uiteindelijk zijn bron heeft in de
Akte van Mannheim die in 1868 tot stand kwam. Bij de
laatste wijzigingen zijn enkele verouderde regels niet ge-
wijzigd.
Zo gelden de normen van de Arbeidstijdenbesluit Ver-
voer uitsluitend voor bemanningsleden en niet voor an-
dere medewerkers aan boord, zoals horecapersoneel.
Bovendien is er een uitzondering voor werknemers op
schepen die bestemd zijn voor het redden van drenkelin-
gen en voor werknemers op vlotten.
Het Museum voor Overbodig beleid heeft in scheep-
vaartkringen proberen te achterhalen wat kan worden
bedoeld met die vlotten. Want dat een vlot niet altijd
een door drenkelingen bij elkaar geknoopte verzameling
boomstammen is, is ons wel duidelijk. Maar veel meer
dan een groot uitgevallen roeiboot is het ook niet. En we
zien daar niet zo gauw een bemanning met vaste arbeids-
tijden op dienst doen. De scheepvaartkringen konden
ons niet verder helpen. Tenzij reddingssloepen worden
bedoeld, maar die zijn al apart in de uitzonderingsregel
opgenomen. Dat daarop geen vastgelegde arbeidstijden
gelden is menig drenkeling goed uitgekomen.
De schenkers van dit museumstuk vinden het voor schip-
pers verwarrend dat voor personeel op hetzelfde schip
verschillende regels gelden. Op het eerste oog lijkt het
wel handig dat de kok nog even doorwerkt als de an-
dere bemanningsleden de kombuis opzoeken, maar in de
praktijk gaat het natuurlijk over passagiersboten met ho-
recavoorzieningen; de reisjes langs de Rijn. En dan is het
overzichtelijker als voor alle bemanningsleden dezelfde
regels gelden. De museumdirectie beschouwt de uitzon-
deringsregels als overbodig beleid.
Wil het werk vlotten?
01
Liset van Dommelen, Vlottend werk 2006 Fotografie
10 x 15 cm
Catalogus_mvob_20.indd 10-11Catalogus_mvob_20.indd 10-11 27-03-2006 11:06:1827-03-2006 11:06:18
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Va
ste co
llectie
12 13
In een ver verleden markeerden grenspalen de precieze
scheidslijn tussen Nederland en Duitsland. Maar door de
moderne techniek zijn grenspalen niet meer nodig. Bo-
vendien worden grenzen steeds meer opengesteld. De
wettelijke plicht grenspalen te onderhouden is daardoor
overbodig geworden.
In 1824 en 1852 kwam het Koninkrijk der Nederlanden
met het Koninkrijk Hannover en het Koninkrijk Pruisen
overeen, dat tussen hun grenzen markeringen moesten
worden aangebracht. Beide verdragen werden in 1980
met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Neder-
landen en de Bondsrepubliek Duitsland van een modern
jasje voorzien. Hierin is overeengekomen dat de twee
landen zich verplichten de noodzakelijke grenspalen in
stand te houden en waar nodig te vernieuwen. De palen
markeerden tevens de bouwvrije zone die aan weerszijde
van de grens smokkel moest voorkomen en in tijden van
oorlog een vrij schootsveld bood.
Het gaat hier wel om een paar paaltjes. Om een indruk
te geven: de grens tussen Limburg en Duitsland is 170
kilometer lang. Daarin zitten zo’n 1800 knikpunten waar-
van er 1225 zijn gemarkeerd.
Tot in de vorige eeuw hadden de grenspalen een beteke-
nis. De Europese samenwerking en het verdwijnen van
de binnengrenzen in 1992 beroofden de palen van hun
nut. Controle en onderhoud is niet meer nodig. Temeer
omdat, mocht dat nodig zijn, met moderne technieken
de grens zeer nauwkeurig kan worden bepaald.
Het opheffen van de bouwvrije zone levert grond op
die geschikt te maken is voor bouw of agrarische doel-
einden, zonder dat overheden, ondernemers of particu-
lieren daarvoor omslachtige en tijdrovende procedures
hoeven te volgen.
Wandelaars zijn minder blij als de palen zouden verdwij-
nen. Ze zouden massaal verdwalen. In menig routebe-
schrijving staan de grensmarkeringen immers genoemd
als herkenningspunten.
De museumdirectie stelt voor enkele grenspalen ook uit
cultuurhistorische overwegingen in stand te houden en
over te dragen aan wandelorganisaties, die daarbij de
taak op zich nemen de monumenten te onderhouden.
Grenzen stellen aan grenzen
02
Teun Hocks, Zonder Titel 1995 Reproductie als giclée druk, olieverf op getinte zwart-witfoto
146 x 127 cm
Catalogus_mvob_20.indd 12-13Catalogus_mvob_20.indd 12-13 27-03-2006 11:06:2827-03-2006 11:06:28
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Va
ste co
llectie
14 15
De vestigingswet bedrijven eist dat startende onderne-
mers beschikken over Algemene Ondernemingsvaardig-
heden, voorheen het middenstandsdiploma (AOV), en
bewezen vakbekwaamheid.
De eerste vestigingswet in 1937 had tot doel startende
ondernemers tegen zichzelf te beschermen. De grote
werkeloosheid zette veel mensen aan tot het starten van
een eigen bedrijf, maar vaak bleken ze daarvoor onbe-
kwaam. Ondertussen hadden de zittende bedrijven veel
last van deze uitwassende concurrentie. In 1954 en 1996
werd de vestigingswet gemoderniseerd. Maar de AOV en
- in sommige sectoren - een proeve van vakbekwaamheid,
bleven voorwaarden voor een vestigingsvergunning.
Toch is er al sinds 1993 geen controle meer op de wet.
Uit evaluaties is gebleken dat de wet best kan worden
afgeschaft. Het al dan niet bezitten van een AOV heeft
geen invloed op de kwaliteit van het ondernemersschap.
De vakbekwaamheidseisen zouden in sommige sectoren
eerder voor het personeel dan voor de eigenaar van een
bedrijf moeten gelden. Startende ondernemers ondervin-
den veel hinder van deze wet.
In 1999 heeft de Tweede Kamer al met afschaffing van de
wet ingestemd. Dat zou uiterlijk per 1 januari 2006 zijn
beslag hebben moeten krijgen. Het ministerie van Eco-
nomische Zaken is inmiddels begonnen met afschaffing
maar heeft de deadline van 1 januari 2006 niet gehaald.
De alinea die hierboven staat bevat geen enkele tikfout.
Het ministerie is al zeven jaar bezig de wet af te schaf-
fen, maar is toch niet in staat gebleken het op tijd af te
ronden. De oorzaak van de vertraging lijkt te liggen in
de krachtige lobby van brancheorganisaties. Zij betogen
dat zonder de wet iedereen ‘zomaar zonder diploma aan
de slag kan’. Maar zoals hierboven geschetst: een vakdi-
ploma voor de directeur garandeert geen vakkundigheid
van de werknemers die het werk doen.
De museumdirectie heeft nog wel een overbodig pot-
lood liggen dat zij graag ter beschikking stelt aan het de-
partement. Daarmee kan met één ferme haal een streep
door de wet worden getrokken.
Verstrikt in het verkeerde web
03
Babette Wagenvoort, WHS - The meetings 2001Interactieve film over de vergadercultuur bij Engels bedrijf WHSmith’s
Catalogus_mvob_20.indd 14-15Catalogus_mvob_20.indd 14-15 27-03-2006 11:06:3727-03-2006 11:06:37
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Fu
turistisch
e k
un
st
16 17
De vrijwilligers die de toeristische stoomtram in Medem-
blik onderhouden zijn veelal professionele spoorwegme-
dewerkers. Voor de tram geldt het Arbeidstijdenbesluit
Vervoer. Dat betekent dat de vrijwilligers hun dagelijks
werk en hun vrijwilligerswerk bij elkaar moeten optellen.
De exploitatie van de stoomtram komt daardoor in het
gedrang en er bestaat het gevaar dat een wet de uitoe-
fening van een hobby doorkruist. De organisatie moet
bovendien een registratie bijhouden van de rijtijden van
haar vrijwilligers.
Het Arbeidstijdenbesluit Vervoer komt voort uit de
Europese Richtlijn voor Organisatie van de Arbeidstijd
(2003/88/EG) en is de regelgeving op het gebied van
arbeids-, rij- en rusttijden in verschillende vervoerssec-
toren.
Volgens dit besluit mogen machinisten op tram of trein
maximaal 45 uur per week rijden, met een maximum van
48 uur vanwege overwerk voor een periode van maxi-
maal dertien weken. Het besturen van een toeristische
stoomtrein valt ook onder het besluit. Dat houdt in de
machinisten buiten hun reguliere baan nauwelijks nog tijd
‘over’ hebben het trammetje van Medemblik te laten rij-
den.
Het voortbestaan van de historische tram komt zo in
gevaar, want buiten de kring van werkende machinisten is
vrijwel geen gekwalificeerd personeel te vinden.
Dit manco geldt niet alleen voor het trammetje van Me-
demblik, er rijden in Nederland wel meer toeristische
stoomtreinen. En de mensen die deze machines kunnen
bedienen zijn professionele machinisten.
De vrijwilligersorganisatie pleit daarom voor afschaf-
fing van het laten gelden van deze regelgeving voor
de stoomtram. De overheid kan moeilijk voorschrijven
welke vrijetijdsbesteding treinpersoneel wel of niet mag
hebben. Bovendien, we verbieden een buschauffeur toch
ook niet op een zonnige dag met zijn gezin een auto-
tochtje te ondernemen? En als de vrachtwagenchauffeur
in zijn vrije tijd een bestelbusje bestuurt kraait er geen
haan naar.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
bekijkt momenteel of het mogelijk is in het Arbeidstij-
denbesluit Vervoer een vrijstelling voor de vrijwilligers
op te nemen, zonder het doel van de regelgeving (be-
schermen van kwetsbare groepen) aan te tasten.
Alweer een uitzonderingsregel erbij? Kunnen we niet af-
spreken dat het Arbeidstijdenbesluit Vervoer uitsluitend
voor beroepsmatige activiteiten geldt?
Rijden of rusten?
04
Babette Wagenvoort, It takes time 2001Digitale print
83 x 115 cm
Catalogus_mvob_20.indd 16-17Catalogus_mvob_20.indd 16-17 27-03-2006 11:06:4227-03-2006 11:06:42
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Kitsch
18 19
De Arbowet moet ervoor zorgen dat werknemers veilig
en gezond kunnen werken. In de wet zijn regels opge-
steld voor de werkomgeving en het werkmeubilair. De
stoelen die voldoen aan de eisen hebben tegenwoordig
allemaal vijf poten op wieltjes. Dat reduceert de kans op
omvallen.
De wet geldt ook voor vrijwilligersorganisaties. Dat deed
een slimme hopman ineens beseffen dat ook scouts tij-
dens hun bijeenkomsten op stoelen met vijf pootjes zou-
den moeten zitten. Zijn alarmkreet bereikte de hogere
regionen van Scouting Nederland, en ergens onderweg
was er de toevoeging aan vast blijven hangen, dat de
Arbodiensten streng op de wet zouden toezien.
Leiden in last, want dat ging de scoutinggroepen veel
geld kosten.
Het is waar. De Arbowet regelt de rechten en plichten
van werkgevers en werknemers. Ook in vrijwilligersorga-
nisaties waar sprake is van een zekere gezagsverhouding
gelden de Arboregels.
Maar de leden van scouting zijn natuurlijk geen werkne-
mers van de akela of de hopman.
Bovendien staat nergens in de wet dat een stoel vijf po-
ten moet hebben. Daarin worden alleen de werk en zit-
houding omschreven. Dat bureaustoelen vijf poten op
wieltjes hebben is omdat ze daardoor lekker rijden en
goed bestuurbaar zijn.
En tot slot: de Arbeidsinspectie heeft wel wat beters te
doen dan scoutinggroepen te controleren op hun stoe-
len.
De slimme hopman smeerde dus een broodje aap. Scou-
ting kan gerust zijn: een kruk met vier poten mag ook.
Stoelen van de scouts
05
Liset van Dommelen, Stoel 1999Fotocollectie “365”
10 x 15 cm
Catalogus_mvob_20.indd 18-19Catalogus_mvob_20.indd 18-19 27-03-2006 11:06:4627-03-2006 11:06:46
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Pro
vo
catie
ve
ku
nst
20 21
Iedere gemeente is verplicht een welstandsnota op te
stellen. Daarin staan criteria waaraan bouwwerken moe-
ten voldoen. Een welstandscommissie ziet toe op de na-
leving ervan en adviseert de gemeente.
De verplichting tot het opstellen van welzijnscriteria
voor bouwwerken vloeit voort uit de Woningwet. Deze
criteria en de naleving ervan hebben als doel het toeken-
nen van bouwaanvragen transparant te maken. Dat geldt
voor aanvragers en voor de mensen die bezwaar maken
tegen een gepland bouwwerk.
Helemaal geen criteria hanteren zou kunnen leiden tot
wildgroei in de bouw en dat zou weer kunnen leiden tot
onwenselijke straatbeelden.
Huiseigenaren, architecten, projectontwikkelaars en be-
woners van monumentale panden vinden deze regelge-
ving overbodig en subjectief.
Architecten en ontwerpers voelen zich beperkt in hun
artistieke vrijheid. En het is hen een doorn in het oog dat
in welstandscommissies collega’s (concurrenten) of leken
over hun ontwerp moeten oordelen.
Ze zijn bang dat strakke regelgeving leidt tot conserva-
tieve architectuur.
Anderen vinden juist dat ‘de welstand’ bewoners be-
schermt tegen ‘wanstaltige bouwwerken’ in hun omge-
ving en waarschuwen voor ‘Belgische toestanden’.
Over de overbodigheid van de welstandscommissies be-
staan dus uiteenlopende meningen. Is ‘de welstand’ een
uiting van angst voor vrijheid of is het pleidooi voor af-
schaffing ervan een uiting van een laat-maar-waaiencul-
tuur? Een aantal gemeenten is al overgegaan tot afschaf-
fing ervan. De museumdirectie vindt dat een moedige
stap en kijkt uit naar hun ervaringen.
Smaak als twistpunt
06
Jan Schilders, Vechtende mannen 2005Installatiedraad, blauw
85 x 50 cm
Catalogus_mvob_20.indd 20-21Catalogus_mvob_20.indd 20-21 27-03-2006 11:06:5627-03-2006 11:06:56
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Kitsch
22 23
Er zou een regeling bestaan die zegt dat de invoerheffing
op poppenhuisscharniertjes 8,25% zou zijn, terwijl die
voor andere modelbouwspullen slechts 8% zou bedra-
gen. Waar het verhaal vandaan komt is een raadsel, want
beide getallen zijn onjuist.
Bij elk product dat wordt ingevoerd hoort een goede-
rencode. Aan de hand hiervan kan de douane de invoer-
heffing vaststellen. Er zijn verschillende percentages voor
verschillende producten, die te maken hebben met de
concurrentiepositie ten opzichte van Europese produc-
ten.
Er zou nog wel een extra heffing op ingevoerde pro-
ducten vanuit Amerika kunnen zitten, vanwege bepaalde
GATT afspraken.
Invoerheffingen voor dergelijk materiaal zijn niet zo
hoog, maximaal 4,7%. Ook is er geen verschil tussen ove-
rige modelbouwspullen en poppenhuisscharniertjes. Een
mogelijke verklaring voor dit broodje aap kan worden
gevonden in het verschil in materiaal: poppenhuisschar-
niertjes zijn van ijzer, andere modelbouwspullen meestal
niet. De heffing voor ijzeren scharnieren is 2,7%. De hef-
fing van ander materiaal varieert van 0 tot 4,7%.
Uitsluitend kleding heeft erg hoge invoerheffingen, 8%
en meer. De indieners van dit ‘overbodig beleid’ zullen
ter voorkoming van invoerheffing hun poppenhuisschar-
niertjes toch niet verborgen hebben in een scheepslading
Chinese T-shirts?
Waarin een klein scharniertje
groot kan zijn
07
Yvonne Philippa, Zonder Titel 2006Gips op karton en kopermenging
6 x 5 cm
Catalogus_mvob_20.indd 22-23Catalogus_mvob_20.indd 22-23 27-03-2006 11:07:0527-03-2006 11:07:05
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Pro
vo
catie
ve
ku
nst
24 25
In het begin van de jaren tachtig zijn de eerste Am-
sterdamse stadsdelen met hun deelraden ingesteld. De
bedoeling was het bestuur dichter bij de bewoners te
brengen en te komen tot een efficiëntere beleids- en be-
sluitvorming. Veel mensen vinden dat die belofte niet is
waargemaakt. De stadsdeelraden leiden in hun ogen tot
inefficiëntie en overbodige bureaucratie. Een soortgelijke
situatie speelt in Rotterdam.
Stadsdelen en deelgemeenten zijn in het leven geroe-
pen om de controle van bewoners op het bestuur van
hun directe omgeving te vergroten. Er is een eigen geko-
zen raad, een eigen budget en er zijn verregaande eigen
bevoegdheden. De ‘grote’ gemeenteraad hoeft zich op
die manier niet bezig te houden met onderwerpen die
slechts een bepaalde buurt of wijk aangaan.
Amsterdam, waar de schenkers van dit museumstuk hui-
zen, kent nu veertien stadsdeelraden. Niet overal is even
duidelijk waar de grens ligt tussen de stadsdeelverant-
woordelijkheid en die van de centrale stad en hoe de
taakverdeling is geregeld. Kleine deelraden komen slechts
moeizaam en met veel bureaucratische rompslomp tot
samenwerking.
Veel bestuurders en bewoners vinden de stadsdelen (en
dan vooral het bestuurlijk deel) overbodig. De doelstel-
ling (bestuur dichter bij de bevolking brengen) is niet
gehaald. Het splitsen van bestuurlijke verantwoordelijk-
heid staat haaks op de ontwikkeling in Noord-Holland
waar gemeenten zich voorbereiden op fusies om de be-
stuurskracht te laten toenemen. Veel mensen willen wel
de loketdiensten en andere dienstverlenende aspecten
van een gemeente op stadsdeelniveau behouden. Maar
het kleine bestuur en de ‘speelraad’ moeten worden af-
geschaft, vinden zij.
Niet iedereen denkt er zo over. Sommigen moeten er
niet aan denken dat een groot bestuur op afstand zich
weer moet inlaten met problemen in de buurt.
Hier en daar wordt geopperd dat het opheffen van een
gekozen deelraad en het instellen van een door beroeps-
krachten bemand bestuursorgaan een alternatief kunnen
zijn. Maar dat is weinig democratisch.
Een ander alternatief dat wordt gehoord is om juist wel
de gekozen deelraad te handhaven maar dan zonder ei-
gen ambtelijk apparaat. De deelraad functioneert dan als
een zwaar adviesorgaan van de gemeenteraad.
Voldoende ingrediënten voor een stevig debat. Met dank
aan de schenker die dit stuk bestemde voor de verzame-
ling Provocatieve Kunst van ons museum.
Deelbestuur of speelbestuur?
08
Teun Hocks, Zonder Titel 1993Reproductie als giclée druk, olieverf op getinte zwart-witfoto
Orgineel : 132 x 176 cm
Catalogus_mvob_20.indd 24-25Catalogus_mvob_20.indd 24-25 27-03-2006 11:07:1527-03-2006 11:07:15
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Va
ste co
llectie
26 27
Ouderen die na ontslag recht hebben op een WW-uit-
kering zijn vanaf een leeftijd van 60 jaar vrijgesteld van
de sollicitatieplicht. Maar als ze eens wat langer dan de
toegestane 20 vakantiedagen per jaar van huis willen,
moeten ze speciale vakantiedagen aanvragen. Het CWI
moet altijd weten waar ze zijn. Waarom, als ze toch niet
meer hoeven solliciteren?
WW-gerechtigden moeten elke maand een formulier
invullen om hun uitkering te behouden. Dat betekent
dat ze niet lang van huis kunnen zijn. Dat is precies de
bedoeling. Het CWI wil weten waar de uitkeringsgerech-
tigden zijn en of ze zich actief beschikbaar houden voor
de arbeidsmarkt.
Voor degenen die vrijgesteld zijn van de sollicitatieplicht
– omdat de kans op het vinden van een nieuwe baan vrij-
wel nihil is - geldt die beschikbaarheid vanzelfsprekend
niet. Maar toch moeten ook deze uitkeringsgerechtigden
maandelijks een formulier indienen. En als ze eens langer
dan twintig dagen op vakantie willen moeten ze via een
speciale procedure extra dagen aanvragen. Doorgaans
worden die gewoon toegewezen.
Op de aanvraagformulieren moet bovendien de bestem-
ming van de vakantie worden ingevuld. Het CWI is de
enige instantie in Nederland die hiernaar vraagt.
Deze maatregel wekt niet alleen ergernis bij de betrok-
kenen, maar brengt ook veel overbodige administratie
met zich mee.
Als het antwoord altijd ‘ja’ is, waarom moet de vraag dan
steeds weer worden gesteld?
Tja, zegt het CWI, regels zijn nu eenmaal regels.
De museumdirectie vindt dat een voorbeeld van regels
omwille van de regels. Overbodig dus.
In de rede ligt dat vrijgestelden van sollicitatieplicht ook
worden vrijgesteld van het aanvragen van extra vakantie-
dagen. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Het bespaart
de ouderen veel onnodige administratieve last en het
CWI spaart tijd en geld. Goed te gebruiken om mensen
aan het werk te helpen.
Met het CWI op vakantie
09
Babette Wagenvoort, RP050105 2005potlood op papier,
10,7 x 14,6 cm
Catalogus_mvob_20.indd 26-27Catalogus_mvob_20.indd 26-27 27-03-2006 11:07:2727-03-2006 11:07:27
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Kitsch
28 29
Er zou een richtlijn zijn die heel nauwkeurig bepaalt op
welke afstand van elkaar en op welke hoogte de kapstok-
jes voor de kleuterjasjes van de basisschoolleerlingen in
groep 1 en 2 moeten hangen. En de controle is streng.
Een staaltje van overbodig beleid. Zegt men. Maar over
welke richtlijn gaat het?
Kapstokhaakjes kunnen gemene dingen zijn, waar je je
lelijk aan kunt stoten. Onstuimige en ravottende kinde-
ren moeten daar tegen worden beschermd. Dus het lijkt
niet zo onlogisch dat voor basisscholen voorschriften be-
staan over het aanbrengen van kapstokken. Maar in de
bouwvoorschriften voor scholen is zo’n bepaling niet te
vinden. Niet vanuit de Europese of landelijke overheid en
ook niet vanuit de bouw zelf.
Vanuit de Arbowet zijn scholen verplicht een veilig-
heidsplan op te stellen. Zowel sociale veiligheid (pesten,
discriminatie, geweld, seksuele intimidatie) als fysieke
veiligheid dienen daarmee zoveel als mogelijk te zijn ge-
waarborgd.
Bij dit laatste kan gedacht worden aan kapstokjes op vei-
lige hoogte, of aan de binnenkant van een plankje. Maar
in de wet zijn slechts speeltoestellen, trappen, meubi-
lair en de brandveiligheid beschreven. Geen woord over
kapstokhaakjes.
Ter voorkoming van besmettingen en ter bestrijding van
hoofdluis bij kinderen adviseren de GGD’s de kapstok-
haken ‘verder uit elkaar’ te plaatsen. Maar wat dat pre-
cies betekent is niet duidelijk. Er bestaat hiervoor geen
vastgelegde regelgeving. Dat lijkt ook ondoenlijk. Wie
wel eens een basisschool in de winter bezoekt en al die
kleurrijke jasjes, mutsen en dassen tegen de wand ziet
hangen, beseft dat je wel hele lange gangen nodig hebt
om eventuele luizen te beletten van het ene bolletje op
het andere te springen.
Kortom, dit voorbeeld van overbodig beleid is een heus
broodje aap. Er bestaan geen regels op dit gebied, laat
staan dat ze (streng!) worden gecontroleerd.
De overlevingsstrategie
van de hoofdluis
10
Tom Bhargava, 5 jaar. Gaat naar de Sint Dominicusschool te Utrecht, Kleuterkapstok 2006Gips op karton
40 x 25 cm
Catalogus_mvob_20.indd 28-29Catalogus_mvob_20.indd 28-29 27-03-2006 11:07:3027-03-2006 11:07:30
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Kitsch
30 31
BAKTERION
Men dicht mij geen bewustzijn toe.
Men heeft het mis. Ik weet
waartoe ik ben bestemd. In deze keuken
hoor ik thuis. Men noemt mij immers kok?
Mijn broeders Schroef en Staaf en ik,
wij maken en wij breken u. Bestrijdt u ons,
wij weren ons, muteren. Wij zijn een deel
van u.
Splijtzwam ben ik. Maak uw vloeren
glad en u valt op uw neus.
Maak stroef die vloer en ik verschans mij.
Wanneer zult u het leren? Ik ben u.
Edith de Gilde,
http://edithdegilde.web-log.nl/
In de keukens van horecabedrijven moeten op grond
van de Arbowet uitsluitend stroeve tegels liggen om uit-
glijden te voorkomen. Maar vanuit hygiënisch standpunt
moeten er juist gladde tegels liggen. Beleid, kortom, dat
horecaondernemers en controleurs voor een onmoge-
lijke opgave stelt. Is dat ook zo?”
Sinds 1 januari 2006 geldt in de hele Europese Unie ver-
ordening (EG) nr. 852/2004 op het gebied van levens-
middelenhygiëne. Daarin staat over vloeren in ruimten
waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of ver-
werkt uitsluitend het volgende voorschrift: ‘Vloeropper-
vlakken moeten goed worden onderhouden en moeten
gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en, indien
nodig, ontsmet. Dit betekent dat ondoordringbaar, niet-
absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal moet
worden gebruikt’.
Tot 1 januari 2006 stond een vergelijkbaar voorschrift in
de Warenwet. Met geen woord wordt gerept over een
gewenste gladheid of stroefheid van de tegels.
Vereist is uitsluitend dat tegels gemakkelijk schoon te
houden zijn en indien nodig kunnen worden ontsmet.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
stelt dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van deze
regelgeving, inclusief de Arbeidsinspectie en de Voedsel
en Waren Autoriteit.
Maar de praktijk is weerbarstig. Veel horecapersoneel én
controleurs leven in de vaste overtuiging dat keukente-
gels zowel glad als stroef moeten zijn.
Daarom dus nu maar eens onomwonden en niet voor
tweeërlei uitleg vatbaar: Er is géén sprake van tegenstrij-
digheid tussen voedselveiligheidsregels die gladde vloe-
ren eisen en Arbo-wetgeving die vereist dat alleen stroe-
ve tegels mogen worden gebruikt. Die eisen bestaan niet:
noch voor gladde, noch voor stroeve vloeren.
Samen met het ministerie hoopt het Museum voor over-
bodig beleid dat dit steeds weer opduikende en hardnek-
kige misverstand nu voor eens en altijd de wereld uit is.
Gladde tegels, stroeve tegels
11
Anne Rensen, Herhalingen 2006Gem.techn. / papier
105 x 75 cm
Catalogus_mvob_20.indd 30-31Catalogus_mvob_20.indd 30-31 27-03-2006 11:07:3927-03-2006 11:07:39
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Ab
surd
istische
ku
nst
32 33
Via Postbus 51 adviseert de overheid het huis goed
te ventileren. Het is het beste als er altijd een raam-
pje openstaat, zegt het televisiespotje. Daarmee wordt
dwars ingegaan tegen de eisen die het bouwbesluit stelt
aan de energieprestatie van woningen en gebouwen.
Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Orde-
ning en Milieu stelt bepaalde eisen aan gebouwen. Deze
eisen liggen vast in het Bouwbesluit. Bijbehorende nor-
mering is vastgelegd in NEN-normen.
Sinds 1995 stelt het Bouwbesluit ook eisen aan de ener-
giezuinigheid. Dat gebeurt aan de hand van zogenaamde
energieprestatienormen. Deze geven de bouwwereld een
keus in hoe de energiezuinigheid van een gebouw is te
realiseren. De eisen zijn niet gericht op specifieke maat-
regelen, maar op een totaalpakket van maatregelen voor
de noodzakelijke energiezuinigheid van een gebouw: de
energieprestatie.
In januari 2006 is de Energie Prestatie Coëfficiënt ver-
laagd van 1,0 naar 0,8. Dat betekent dat woonhuizen nog
beter moeten worden geïsoleerd. Waar dat niet meer
kan moet er extra techniek worden ingebouwd, zoals
een uitgebalanceerd ventilatiesysteem en warmte terug-
winningsystemen.
Dit werkt alleen als woonhuizen min of meer een geslo-
ten doos vormen.
Tegelijkertijd verschijnen op televisie de Postbus 51-
spotjes die bewoners adviseren vooral ramen te openen
en altijd goed te ventileren. Dat is goed voor de gezond-
heid.
Inderdaad moeten woonhuizen goed geventileerd te zijn
om vochtproblemen en gezondheidsklachten te voorko-
men. Volgens energiebedrijf Eneco is het zelfs energie-
besparend om ook in de winter af en toe te ventileren
omdat de lucht in ruimten waarin wordt gewoond altijd
vochtig wordt, terwijl het opwarmen van droge lucht
sneller en dus zuiniger gebeurt.
Maar Eneco bedoelt een kwartiertje per dag een raam
of deur openzetten. In het Postbus 51-spotje wordt ven-
tileren vergeleken met de ademhaling van een mens. Je
hoeft er maar even mee te stoppen en de dood staart je
in het aangezicht.
Dat lijkt op zich al overdreven. Bovendien doet de op-
roep van het ministerie een betere isolatie van woningen
volledig teniet.
De combinatie van tegenstrijdig beleid maakt het stuk
tot een van de topstukken in de collectie absurdistische
kunst van het museum. De hamvraag is wel: welk beleid
is hier overbodig? Is dat de oproep tot continu ventile-
ren, of – gelet ook op het advies van Eneco – die lage
Energie Prestatie Coëfficiënt die de kosten van woning-
bouw sterk verhoogt?
Stoken in de frisse lucht
12
Teun Hocks, Zonder Titel 1994Reproductie als giclée druk, olieverf op getinte zwart-witfoto,
Orgineel : 112 x 156 cm
Catalogus_mvob_20.indd 32-33Catalogus_mvob_20.indd 32-33 27-03-2006 11:07:4627-03-2006 11:07:46
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Ab
surd
istische
ku
nst
34 35
Antarctica is een immens groot en uniek natuurgebied.
Het zeer beperkt aantal dier- en plantsoorten dat er
voorkomt, leeft uitsluitend op het zuidpoolcontinent.
Om het gebied te beschermen is een internationaal mi-
lieuprotocol vastgelegd. Nederland heeft dat vertaald
naar de Wet bescherming Antarctica. Daarin staat, om
het kort samen te vatten, dat elke activiteit op het conti-
nent illegaal is. Alleen voor sommige activiteiten kan een
vergunning worden aangevraagd.
Niet alleen is er een toenemende belangstelling van de
wetenschap, maar ook de reiswereld heeft Antarctica
ontdekt. Jaarlijks komen er al meer toeristen dan we-
tenschappers. Ook zijn er andere menselijke activiteiten,
zoals visserij, het uittesten van producten, de productie
van films, enzovoort.
Te veel activiteit dreigt de kwetsbare natuur op het con-
tinent te verstoren en aan te tasten. In het internationale
milieuprotocol en de daarop gebaseerde Wet bescher-
ming Antarctica zijn daarom strenge regels opgenomen.
Wie iets op het zuidpoolgebied wil ondernemen moet
daarvoor een speciale vergunning aanvragen.
Zo’n vergunning wordt in eigen land aangevraagd. Ne-
derland verleent ze tot nu toe bij elke aanvraag ook als
die toeristisch van aard is.
Daar moeten we geen overdreven voorstelling van ma-
ken. Het zijn er jaarlijks maar vijf. Twee voor weten-
schappelijke doeleinden en drie voor toeristische. De
vraag is of die wet niet overbodig is, als elke vergunning
toch wordt gehonoreerd?
Natuurliefhebbers vinden de vergunning helemaal niet
overbodig. Als alle landen net zo met de aanvragen om-
springen als Nederland, krioelt het straks van de reislus-
tige avonturiers op Antarctica. Want er zijn steeds meer
mensen die een reis naar het eeuwige ijs willen maken.
Een vergunning verleent toeristen feitelijk het recht ver-
boden activiteiten uit te voeren. Daartoe is het milieu-
protocol niet ingesteld.
Een ‘vergunning voor verboden activiteiten’, de term al-
leen al rechtvaardigt een plaats in de collectie absurdis-
tische kunst van dit museum. Mag het nu wel, of mag
het niet? Op die vraag zou de overheid helder antwoord
moeten geven en er ook naar handelen.
Verboden, maar niet illegaal
13
Hennie Beenders, Pinguïn 2001Steatiet, handbewerkt
33cm hoog
Catalogus_mvob_20.indd 34-35Catalogus_mvob_20.indd 34-35 27-03-2006 11:08:0027-03-2006 11:08:00
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Kitsch
36 37
Overheden, bedrijven en instellingen gebruiken de post-
code om demografisch te rubriceren, te sorteren of te
sturen. Maar dankzij de voortschrijdende techniek is het
mogelijk met veel betere methoden een nauwkeurigere
demografische indeling van Nederland te maken. De
schenker van dit stuk meent dan ook dat de verplichting
voor burgers om de postcode te gebruiken kan worden
afgeschaft.
In 1977 is de postcode door het toenmalige Staatsbedrijf
der PTT ingevoerd. In 1991 is deze overgenomen door
TPG Post nadat hierover een convenant met de gemeen-
ten (VNG) werd gesloten.
Destijds was het nog niet goed mogelijk handgeschreven
adresseringen machinaal of elektronisch te lezen en het
beschikbare computergeheugen was beperkt. Daarom
moest de postcode zo kort mogelijk zijn.
De postcode is in het leven geroepen uit bedrijfsmatige
overwegingen die nog steeds geldig zijn. De demogra-
fische indeling was nimmer het doel van de postcode.
Het maakt dus niet uit of hiervoor verfijnder methoden
beschikbaar zijn.
Sinds de overname van de PTT door TPG Post is de
postcode geen zaak meer van de overheid. Er valt dus op
dit terrein geen wet af te schaffen.
Het verhaal dat de overheid burgers verplicht de post-
code te gebruiken voor bijvoorbeeld het versturen van
post, op straffe van latere bezorging, berust op een mis-
verstand.
De postcode
14
Matthijs Sluiter, Slapende hond 2006Aquarel en pen op postkaart
10 x 15 cm
Catalogus_mvob_20.indd 36-37Catalogus_mvob_20.indd 36-37 27-03-2006 11:08:1527-03-2006 11:08:15
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Pro
vo
catie
ve
ku
nst
38 39
Gemeentelijke herindeling komt feitelijk neer op een fu-
sie van kleine gemeenten met elkaar of met een grote
buurgemeente. Doel is bestuurskracht te vergroten, het
ambtenarenapparaat efficiënter in te richten en het voor-
zieningenniveau op peil te houden. Maar tegenwoordig
kunnen deze doelen dankzij ontwikkelingen op gebied
van ICT ook worden bereikt zonder het dure en emoti-
onele proces van fusie.
Soms willen gemeenten zelf fuseren. In andere gevallen
doet de provincie voorstellen. Steeds moeten regering
en parlement zich hierover buigen. Het is meestal de
start van een langdurig en soms emotioneel proces.
Bewoners hebben vaak het gevoel dat met het opheffen
van ‘hun’ gemeente een deel van de eigen identiteit ver-
dwijnt. Ook leeft de vrees slachtoffer te worden van de
dadendrang van de grote broer.
Fusie is niet per se nodig om een betere samenwerking
tussen gemeenten te bereiken, de bestuurskracht te ver-
groten en het serviceniveau op peil te houden.
Er zijn ambtelijke functies en afdelingen die gemakkelijk
zijn samen te voegen zonder dat gemeenten hun auto-
nomie kwijtraken. Voorbeelden zijn afdelingen voor ICT,
belastingen, handhaving, vergunningen, groenvoorziening
en onderhoud, enzovoort.
Gespecialiseerde samenwerkende afdelingen kunnen een
relatie van opdrachtgever-opdrachtnemer aangaan met
de samenwerkende gemeenten. Zulke organisaties heten
‘shared services’ in het jargon.
Degenen die het herindelingsbeleid willen afschaffen vin-
den dat met deze nieuwe manier van organiseren alle
doelen van de gemeentelijke herindeling zijn bereikt,
zonder moeizame en kostbare fusies af te dwingen.
Mocht het bij kleinere gemeenten nodig blijken, dan kan
altijd nog de provincie bepaalde taken van de gemeente
overnemen, zonder de eigenheid van de woongemeen-
schap aan te tasten.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken denkt daar anders
over. Het vindt dat shared services slechts een gedeel-
telijke oplossing bieden voor de opgaven van deze tijd.
Ook is er de angst dat sterke shared service organisaties
over zoveel kennis beschikken dat ze de kleine gemeen-
ten overvleugelen, waardoor deze feitelijk niet meer au-
tonoom zijn. Tot slot stelt het ministerie vragen bij de
democratische legitimatie: houdt de gemeenteraad vol-
doende invloed, als de uitvoering van steeds meer taken
buiten de gemeentelijke organisatie worden geplaatst?
De museumdirectie is trots op dit provocatieve stuk,
waarin nieuwe mogelijkheden van deze tijd de traditi-
onele wijzen van organiseren ter discussie stellen, maar
dat ook de vraag oproept welke verworvenheden daarbij
op het spel staan.
Van oude visies en de dingen
die voorbij gaan
15
Nelleke Scharroo, Frictie 2000Lithografie
60 x 80 cm
Catalogus_mvob_20.indd 38-39Catalogus_mvob_20.indd 38-39 27-03-2006 11:08:1927-03-2006 11:08:19
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Pro
vo
catie
ve
ku
nst
40 41
Sinds de invoering van de Wet Werk en Bijstand zijn
gemeenten volledig verantwoordelijk voor de uitkering
van bijstandsgelden. Ze krijgen daarvoor een vast be-
drag. Slagen ze erin mensen aan het werk te krijgen, dan
houden ze geld over. Belanden er meer mensen in de
bijstand, dan moeten ze zelf bijpassen.
Dit nieuwe systeem van uitkeren is zelfregulerend en
heeft allerlei prikkels voor gemeenten een goed beleid
te voeren. Er worden zoveel mogelijk verantwoordelijk-
heden bij de gemeente gelegd. Een toezichtregime van
hogerhand past daar niet bij.
Dit zadelt gemeenten op met allerlei verantwoordings-
plichten die geld en energie kosten. Ook het toezicht
vanuit het ministerie kost overbodige inzet.
De Vereniging van Gemeentesecretarissen heeft de ‘Staat
der Gemeente’ ontwikkeld. Deze moet inzicht geven in
de sociaal-economische gezondheid van de gemeente en
de tevredenheid van burgers en bedrijven. Pas als indica-
toren op ‘oranje’ of ‘rood’ springen zouden provincie en
rijk moeten ingrijpen.
Toch houdt het ministerie van Sociale Zaken en Werkge-
legenheid voorlopig aan het toezicht vast. Om te begin-
nen omdat het systeem nog nieuw is en er ontwikkelingen
gaande zijn in de interbestuurlijke verhoudingen. Daar
komt bij dat het ministerie van Sociale Zaken en Werk-
gelegenheid het signaleringssysteem van de gemeentese-
cretarissen in essentie niet veel anders beoordeelt dan
het huidige toezicht op de Wet Werk en Bijstand.
Het huidige toezicht door het ministerie is ‘proportio-
neel’. Dat wil zeggen dat de zwaarte van het toezicht
in overeenstemming is met het belang dat de overheid
heeft bij een goede uitvoering van het beleid. Het be-
langrijkste dat het ministerie van de gemeenten vraagt
is dat zij aan het eind van het jaar kunnen laten zien dat
zij de middelen rechtmatig hebben besteed. Het minis-
terie merkt daarbij op dat tot nu toe slechts 30% van de
gemeenten zo’n verklaring heeft overlegd. En dat geeft
te denken.
Het ministerie doet een voorstel: laat een gemeentese-
cretaris voor korte tijd stage lopen op het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en laat hem of haar
daar zijn eigen voorstel beoordelen op eventuele over-
bodigheid.
De museumdirectie juicht deze tegemoetkomende op-
stelling zeer toe. Het gaat weliswaar ten koste van het
provocatieve karakter van het stuk, maar het is een mooie
kans om of van overbodig beleid of van overbodige kri-
tiek en overbodige alternatieven af te komen.
Op de vingers kijken
16
Nelleke Scharroo, Mijn vader niet 1999Olieverf op doek
60 x 80 cm
Catalogus_mvob_20.indd 40-41Catalogus_mvob_20.indd 40-41 27-03-2006 11:08:2327-03-2006 11:08:23
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Fu
turistisch
e k
un
st
42 43
Om discriminatie tegen te gaan is in 1994 de Algemene
wet gelijke behandeling in werking getreden. Een goede
zaak, zo lijkt het, want iedereen is tegen discrimineren.
Maar deze wet overlapt al bestaande wetten en regels en
is daarmee eigenlijk overbodig.
De Algemene wet gelijke behandeling schrijft voor dat
personen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging,
politieke voorkeur, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele
gerichtheid en burgerlijke staat gelijk moeten worden
behandeld.
Onder deze wet vallen bijvoorbeeld de arbeidsvoorwaar-
den, scholing, werving en selectie, promotie, ontslag.
Maar er zijn al speciale wetten die de rechten van af-
zonderlijke groepen afdoende beschermen. Zoals de
Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen en de
Wet onderscheid arbeidsduur, enkele artikelen in boek
7 (arbeidsrecht) van het Burgerlijk Wetboek, Wet gelijke
behandeling op grond van handicap of chronische ziekte,
Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de ar-
beid, Ambtenarenwet.
Ook zijn er internationale verdragen waarin artikelen
staan die gelijke behandeling voorstaan en waar burgers
een beroep op kunnen doen.
De algemene wet voegt niets toe aan al deze specifieke
wetten. Het is zelfs de vraag, of alle ingewikkelde uitzon-
deringen in de wet nog altijd relevant zijn.
Dat is althans de mening van de schenker van dit muse-
umstuk. Er zijn andere opvattingen.
De belangrijkste reden om deze wet vooralsnog te blij-
ven hanteren is omdat hij onduidelijkheden poogt weg
te nemen bij het ingewikkelde probleem van botsingen
van grondrechten. Het pleit voor de wet dat de soms
wat vage en onduidelijke internationale richtlijnen hierin
concreter zijn geformuleerd.
De wet is ten slotte de legitimatie van de Commissie Ge-
lijke Behandeling, die op basis hiervan is geïnstalleerd.
Voor en tegenstanders lijken het in ieder geval met el-
kaar eens dat de verschillende wetten en regels beter op
elkaar kunnen worden afgestemd en geformuleerd.
Het is de directie duidelijk dat we ergens met overbodige
regelgeving opgescheept zitten. Nu nog uitzoeken waar
precies.
Gelijk, gelijker, gelijkst, gelijkheid4
17
Paul Kombrink, DagdoekenFotografie onder olieverf, op doek
50 x 50 cm
Catalogus_mvob_20.indd 42-43Catalogus_mvob_20.indd 42-43 27-03-2006 11:08:3527-03-2006 11:08:35
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Ab
surd
istische
ku
nst
44 45
Vrijwilligersorganisaties kunnen de kosten van medewer-
kers vergoeden op basis van declaraties of ze kunnen
een vast bedrag betalen. Om administratieve rompslomp
met bonnetjes te voorkomen wordt vaak gekozen voor
het vaste bedrag.
Wie naast zijn vrijwilligerswerk een vaste baan heeft mag
€ 1500,- onkostenvergoeding ontvangen zonder dat die
bij het inkomen moet worden opgeteld. De fiscus be-
schouwt dat als tegemoetkoming van werkelijk gemaakte
kosten. Geen inkomsten dus.
Maar voor mensen met een bijstandsuitkering geldt in-
eens iets anders. Die mogen € 95,- per maand als vaste
onkostenvergoeding ontvangen met een maximum van
€ 764,- per jaar.
Alleen als het vrijwilligerswerk bijdraagt aan het vinden
van een vaste baan kan de gemeente besluiten dat ook
de uitkeringsgerechtigde een vaste onkostenvergoeding
van maximaal € 1500,- per jaar mag ontvangen.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
stelt zich op het standpunt dat vaste onkostenvergoedin-
gen vaak hoger zijn dan de werkelijk gemaakte onkosten
en dat het daarom een verkapte vorm van inkomsten kan
zijn. Daarom is het zo in de Wet werk en bijstand te-
rechtgekomen. De fiscus ziet het anders. Die beschouwt
de vergoeding als werkelijk gemaakte kosten.
Wat is het gevolg van deze regelgeving? Allereerst dat
een bijstandsgerechtigde minder kosten vergoed mag
krijgen dan iemand die werkt. Terwijl de vraag gerecht-
vaardigd is of we het niet moeten toejuichen dat mensen
met een bijstandsuitkering zich inzetten voor de samen-
leving.
Op de tweede plaats levert het lasten op voor de vrijwil-
ligersorganisatie. Zij moet bijhouden aan wie zij welke
vergoedingen verstrekt en of dit al dan niet een bij-
standsgerechtigde is. Anders komen hun vrijwilligers van
een koude kermis thuis.
De museumdirectie ziet hier kansen voor vereenvoudi-
ging. Trek de vrijwilligersbijdragen voor fiscus en bijstand
gelijk. Dat creëert helderheid.
Effe vangen, effe dokken!
18
Hennie Beenders, Liefde 2004Albast, handbewerkt
51 cm hoog
Catalogus_mvob_20.indd 44-45Catalogus_mvob_20.indd 44-45 27-03-2006 11:09:0227-03-2006 11:09:02
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Fu
turistisch
e k
un
st
46 47
Mensen van buiten Europa die zich langer dan drie maan-
den in Nederland willen vestigen, moeten voor hun
komst een Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) aan-
vragen. Wie met een MVV Nederland binnenkomt moet
zich binnen drie dagen melden om een verblijfsvergun-
ning aan te vragen. Voor de machtiging en de vergun-
ning moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan,
en beide worden toegewezen door dezelfde IND. Eén
van beide procedures lijkt dus overbodig.
De MVV blijkt niet meer dan een inreisvisum, want met-
een na aankomst in ons land moet weer precies dezelfde
procedure worden doorlopen als bij de aanvraag voor
de machtiging. De enige extra voorwaarde is een tbc-
onderzoek.
Voor degenen die in Nederland willen komen studeren,
werken of zich bij hun partner voegen is dit onnodig frus-
trerend. Vooral de onzekerheid en tijd die met elke aan-
vraag gepaard gaat ervaren mensen als zeer hinderlijk.
Het is opvallend dat de IND twee keer een haast iden-
tiek onderzoek moet doen, terwijl de dienst al zo zwaar
belast is. Overheid en IND stellen dat iemand na het ver-
krijgen van een MVV maximaal een half jaar de tijd heeft
om naar Nederland te komen. Deze tijd kan worden ge-
bruikt om noodzakelijke regelingen te treffen. In een half
jaar kan de situatie van iemand zijn veranderd. Daarom is
een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning nodig.
De overheid erkent desondanks dat deze dubbele pro-
cedure als overbodig ervaren wordt. Het ministerie van
Vreemdelingenzaken en Integratie laat onderzoeken of
beide procedures in elkaar kunnen worden geschoven.
Eén ei is geen ei...
19
Anne Rensen, Wachtkamers 2006Acryl op linnen
80 x 95 cm
Catalogus_mvob_20.indd 46-47Catalogus_mvob_20.indd 46-47 27-03-2006 11:09:1727-03-2006 11:09:17
Museum voor overbodig beleid Museum voor overbodig beleid
Ab
surd
istische
ku
nst
48 49
Waterschappen zijn ontstaan om het land tegen het
water te beschermen. De kosten van het waterschap
worden betaald uit de zogenaamde ingezetenenomslag.
Deze aanslag wordt per huishouden opgelegd en wel aan
de hoofdbewoner. In de praktijk blijkt de hoofdbewoner
volgens de meeste waterschappen de oudste mannelijke
bewoner te zijn. Alleen op verzoek kan dit worden ge-
wijzigd.
De taken die waterschappen hebben variëren van het in
stand houden van dijken tot het handhaven van het juiste
waterpeil in vaarten en plassen.
Iedere inwoner van Nederland woont in een waterschap.
Elk huishouden krijgt dus een ingezetenenomslag.
Als die wordt opgelegd aan de oudste mannelijke be-
woner kan dat dus de zoon zijn van een eenoudergezin
met alleen een moeder. Niet de moeder maar de oudste
zoon is volgens het waterschap de hoofdbewoner.
De dochter die haar eenzame en zorgbehoevende oude
vader in huis opneemt is ook meteen haar status van
hoofdbewoner kwijt.
Druist deze regeling niet in tegen de Wet gelijke behan-
deling? Het zou toch mogelijk moeten zijn dat degene die
zich als hoofdbewoner opgeeft, door het waterschap als
hoofdbewoner wordt gezien?
De man als watermerk
20
Hennie Beenders, Jean Paul 2004Albast, handbewerkt
52 cm hoog
Catalogus_mvob_20.indd 48-49Catalogus_mvob_20.indd 48-49 27-03-2006 11:09:2227-03-2006 11:09:22
50 51
Jasper Krabbé (1970)
studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam (cum laude afgestudeerd op schilderen/grafiek) en aan The
Cooper Union for the Advancement of Science and Art Free Tuition.
Het werk van Jasper Krabbé visualiseert herinneringen aan plaatsen, gebeurtenissen, tijdspaden en personen. Vluchtig
ogende, maar mooi doorwerkte doeken. De basis van zijn werk zijn schetsen en tekeningen die hij in een grote pro-
ductie maakt. In een klein handboekje schetst hij de vele verschillende plekken waar hij komt. Soms zijn het realistische
weergaven van wat hij ziet, maar veel vaker combineert hij de werkelijkheid met zijn eigen verbeelding. Deze kleine
tekeningen werkt hij later uit in zijn Amsterdamse studio in zwart met een standaard biropen (een van de eerste ball-
points). Uiteindelijk dienen de tekeningen als uitgangspunt voor zijn grote kunstwerken.
Van zijn werk zijn verschillende boeken verschenen, zoals Collected Drawings, Paintings en New Paintings.
Krabbé exposeerde in onder meer Rome, New York, Amsterdam, Malmö, Auckland en diverse galeries in Nederland.
Dit jaar is er onder meer een grote solo-expositie in Galerie van der Mieden in Antwerpen
www.jasperkrabbe.com
Jasper Krabbé
Babette Wagenvoort (1970)
studeerde Communication Art & Design aan de Royal College of Art in Londen. Zij ontving zowel in 1998 als in 2003
een beurs van het Fonds voor de Beeldende Kunsten,Vormgeving en Bouwkunst.
Haar werk bestaat voornamelijk uit tekeningen - van grote installaties tot dagelijkse tekeningen op haar website.
Zo tekende zij voor het GVB Amsterdam een 25 meter lange muur (‘Een geheime liefdesverklaring’), voor de Hoog-
straatmakers te Vlaardingen verlevendigde zij het straatbeeld met een gigantische isolatietape-tekening, voor een
basisschool in Den Haag maakte zij 35 emaille borden met ‘Nieuwe Nederlandse Spreekwoorden’ en binnenkort is haar
‘Zoenenonderzoek’ te zien op transformatorhuisjes in Bergen op Zoom.
Naast haar beeldend werk is ze als docent verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht. Ook werkte ze
voor The London Institute en de Royal College of Art als curator, coördinator en docent.
De komende maanden exposeert Babette Wagenvoort onder meer in het Noordbrabants Museum in Den Bosch en het
Centre for Recent Drawing in Londen. Daarnaast zal werk van haar hand te zien zijn in o.a. Hollands Maandblad,
Duf-Magazine, ‘Le Gun’ magazine en Vrij Nederland.
www.babettewagenvoort.com
Cu
rriculu
m v
itea
Cu
rriculu
m v
itea
Babette Wagenvoort
Catalogus_mvob_20.indd 50-51Catalogus_mvob_20.indd 50-51 27-03-2006 11:09:4327-03-2006 11:09:43
52 53
Hennie Beenders
heeft zich haar hele leven laten inspireren door kunst. Maar pas op latere leeftijd is ze zich gaan toeleggen op het leren van
verschillende beeldhouwtechnieken.
Haar beelden zijn vaak herkenbaar en spreken altijd tot de verbeelding. Toch is geen enkel beeld defi nieerbaar. Bovendien zijn
geen twee beelden hetzelfde, elk is uniek.
Ze werkt met verschillende steensoorten, zoals albast, steatiet en serpetijn, waarmee ze gladde, organische vormen creëert die
tot aanraken uitnodigen
Door de combinatie van vloeiende, ondefi nieerbare vormen en gladde, tastbare oppervlakten hebben haar beelden een zekere
spirituele uitstraling, ‘Ik probeer elk beeld dan ook met zoveel mogelijk liefde en gevoel te maken.
Hennie Beenders exposeerde onder andere in Het Oude Slot in Heemstede, bij Lewis Guy in Den Haag, het gemeentehuis
Velsen Zuid, de Bokkedoorns in Overveen.
www.beenders.nl
Hennie Beenders
Liset van Dommelen (1961)
studeerde aan de Academie voor expressie door woord en gebaar. Schilderde en volgde lessen zeefdruk op de Vrije
Academie in Den Haag
Eigen objecten en foto’s vormen de basis van veel van haar zeefdrukken.
Haar werk is enorm divers. Van logo tot object, zeefdrukken, foto’s, schilderingen of prints voor een hip T-shirt.
Werk van haar is opgenomen in de collecties van onder meer de Tweede Kamer en het Haags Gemeente Archief.
Liset van Dommelen participeerde in diverse projecten, waaronder een met theaterdirecteur Hans Kuipers, waarbij elke
dag ‘het moment van de dag’ werd vastgelegd.
Op afspraak kan in haar atelier in Delft, waar ze ook cursussen en workshops geeft, haar werk bezichtigd worden.
E-mail: [email protected]
Cu
rriculu
m v
itea
Cu
rriculu
m v
itea
Liset van Dommelen
Catalogus_mvob_20.indd 52-53Catalogus_mvob_20.indd 52-53 27-03-2006 11:09:5927-03-2006 11:09:59
54 55
Anne Rensen
volgde de learenopleiding tekenen en de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven aan de afdeling autonome
kunst. Naast kunstenaar is ze lange tijd werkzaam geweest als part-time docent tekenen aan een middelbare school in
Eindhoven.
Kenmerkend voor haar werk is de verdeling van het vlak in ‘bouwstenen’ waarbinnen verschillende aspecten van het
onderwerp te zien zijn. Ze heeft de behoefte om meer kanten van een gegeven te laten zien. Zelf zegt ze over haar
werk: “In principe gaat mijn werk altijd over mensen. Waar die precies vandaan komen weet ik niet, ze zitten gewoon
in mijzelf. Ik bedenk ze niet, ze zijn er. Ik moet ze alleen zodanig rangschikken, bijeen brengen, losweken tot het werk in
wat het moet zijn. Dan ga ik er mee om tot het goed is of in ieder geval het beste van dat moment. Het ontstaat zoals
alles in het leven ontstaat, het dient zich aan en ik heb het maar te nemen.
In het gewone leven mag ik soms slordig zijn of onnadenkend. In mijn werk moet ik erbij blijven. Het heeft niet te maken
met moeilijke inspiratie of zo. Beelden zitten in een soort rommelzolder in mijn hoofd, het houdt nooit op, het wordt
alleen maar bijgevuld.”
Ze exposeert in diverse galeries in Nederland en in Europa. Werk van Anne is permanent in stock bij Galerie Van Aerts
in Vessem, Galerie Exelmans in Maaseik (België) en Galerie Art Options in Wijk bij Duurstede. Anne Rensen woont en
werkt in Eindhoven.
www.annerensen.nl
Nelleke Scharroo (1970)
studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (cum laude afgestudeerd op grafiek) en
aan de Humberside University in Kingston upon Hill, Engeland.
Ze maakt surrealistische tekeningen, schilderijen en lithografieën, veelal in expressieve maar ook sombere kleuren of
zwart/wit. Ze beschouwt zichzelf als een verhalenverteller. Ze laat zich inspireren door reizen en primitieve kunstvor-
men. ,,Ik ben een storyteller. Ik heb heel veel verhalen. Andere mensen hebben ook verhalen, maar die kunnen ermee
omgaan. Ik moet ze schilderen.’’
Ze exposeerde in diverse galeries in Den Haag, Leiden, Dordrecht en Rijswijk en kreeg opdrachten van onder meer de
Haarlemse en Rotterdamse schouwburg en de TU Delft.
Tevens is ze docent lithografie en verzorgt ze diverse teken- en schildercursussen aan het Cultureel Centrum van de TU
Delft.
www.nellekescharroo.nl
Nelleke Scharroo
Cu
rriculu
m v
itea
Cu
rriculu
m v
itea
Anne Rensen
Catalogus_mvob_20.indd 54-55Catalogus_mvob_20.indd 54-55 27-03-2006 11:10:4127-03-2006 11:10:41
56 57
Paul Combrink (1949)
studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag.
Combrink schildert dagboeken. Hij produceerde inmiddels een omvangrijk totaalwerk. Het bestaat uit schilderijen die
alle hetzelfde formaat (50x50 cm) hebben en die elk een foto in zich verbergen. Door middel van fotografie registreert
hij wat zijn ogen zien. Laag over laag neemt hij zijn visuele notities mee in de tijd en ontstaan er andere werkelijkheden,
die slechts de sporen in zich dragen van wat zijn ogen ooit zagen.
Door de wijze van archivering van de dagboeken ontstaan ook autonome ruimtelijke werken: beelden en doekenkasten.
De reeksen en stapelingen van doeken krijgen een zelfstandige betekenis. Het is niet meer het beeld op doek dat lees-
baar is; het werk laat zich lezen op de kaft.
Combrink exposeerde onder meer een aantal malen in de Haagse Kunstkring en in Galerie Nora Borges in Lissabon.
Werk van hem maakt deel uit van de collecties van de Amersfoortse, de Nederlandse Bank, Waarborgfonds, Artotheek
Den Haag, CBK Rotterdam.
www.paulcombrink.nl
Teun Hocks (1947)
studeerde aan de vrije kunstacademie St. Joost in Breda. Hij is docent tekenen aan de Design Academy in Eindhoven en
doceerde negen jaar tekenen en fotografie aan de Rietveld Academie in Amsterdam. In 1991 werd hij onderscheiden met
de Capi-Lux Alblas Prijs.
Naast het tekenen houdt hij zich actief bezig met fotografie, video- en super-8-cinemagrafie en voorstellingen.
Hij exposeerde internationaal in onder meer Parijs, New York, Antwerpen, Amsterdam, Breda, Oostende, Darmstadt,
Londen, Bonn, Barcelona, Xiamen (China), Los Angeles en München. Hij is verbonden aan Torch Gallery in Amsterdam,
P.P.O.W. Gallery in New York en Galerie Patricia Dormann in Parijs.
Zijn werk is in collecties van onder andere CODA Museum Apeldoorn, de Rotterdamse Schouwburg, Museum Jan
Cunen in Oss, Museum het Domein in Sittard, Museum van Hedendaagse Kunst Muhka in Antwerpen en het Noord-Bra-
bants Museum in Den Bosch
www.teunhocks.nl
Teun Hocks
Cu
rriculu
m v
itea
Cu
rriculu
m v
itea
Paul Combrink
Catalogus_mvob_20.indd 56-57Catalogus_mvob_20.indd 56-57 27-03-2006 11:10:4927-03-2006 11:10:49
58 59
Matthijs Sluiter (1974)
studeerde af als illustrator aan de Kunstacademie te Kampen. In 1999 werd hem de Academieprijs toegekend, de aan-
moedigingsprijs van de Stichting Roos. Ook ontving hij de Chris Leeflangprijs voor beginnend illustratoren.
Zijn teken- en ontwerpwerk varieert van uitbundige posters en humoristische tekeningen tot fantasie prikkelende il-
lustraties van bijvoorbeeld programmaboekjes. Daarnaast zet hij kinderkunstprojecten op voor bijvoorbeeld BarioK
Kinderkunst en het Van Kinderen Museum in Den Haag.
Tot zijn opdrachtgevers behoren onder andere Tactisch Communicatiebureau Tagtix, het Genootschap Onze Taal, tijd-
schrift Hard Gras, Theater De Regentes, uitgeverij Bzzztôh, stichting De Roos, Paradigm Shift, SUB Literair en Stichting
DigiCare
www.matthijssluiter.nl
Matthijs Sluiter
Jan Schilders (1945)
volgde na en tijdens een al werkzaam leven de filmpedagogische leergang en de opleiding docent audiovisuele expressie
en communicatie aan de Vrije Academie te Eindhoven. Later volgde workshops beeldhouwen, onder andere in Portugal.
Hij werkt momenteel vooral aan figuren van zeer flexibel installatiedraad. Werken met allerhande (rest)materialen blijft
voor hem een mogelijkheid om met ideeën te spelen en nieuwe projecten te creëren. Hij vindt zijn inspiratie vooral in
de natuur waar de perfecte vorm in feite al aanwezig is Het gaat er dan niet om die vormen zo goed mogelijk te benade-
ren of te registreren, maar om eigen ideeën en vormen sterker te krijgen. Daarnaast is het beschouwen van mensen in
zijn omgeving in specifieke situaties een belangrijke creatieve voedingsbodem voor hem. Het perfecte imperfect en het
imperfecte perfect uitbeelden, zou zijn credo kunnen zijn.
Hij exposeerde in onder meer Eindhoven, Groningen, Assen, Den Haag en Vancouver.
www.janschilders.nl
Cu
rriculu
m v
itea
Cu
rriculu
m v
itea
Jan Schilders
Catalogus_mvob_20.indd 58-59Catalogus_mvob_20.indd 58-59 27-03-2006 11:11:3727-03-2006 11:11:37
60 61
Studenten Hogeschool Utrecht
Zij realiseerden de website van het Museum voor overbodig beleid. Wij danken de volgende personen:
Neeltje van Helvoort (’s-Hertogenbosch, 1985) volgt bij de Hogeschool van Utrecht de opleiding HBO
Instituut voor Communicatie – Digitale Communicatie, en studeert straks af op communicatiesystemen. Ze liep stage bij
Interpay Nederlnd BV waar ze een documentmanagement systeem implementeerde, en ze adviseerde voor de website
www.streekarchiefbommelerwaard.nl
Hendrik-bene Perdok (Sasolborg, 1980) studeert aan de Academie voor Digitale Communicatie van de
Hogeschool voor Utrecht. Hij doorliep een stage bij de omroep waar hij meewerkte aan de internetsites www.radio2.
nl en www.3fm.nl (programmeren, webdesign, grafisch ontwerp), en hij werkte voor Web-arrows in Utrecht aan diverse
websites.
Jannes Haagsman (Alphen a/d Rijn, 1984) studeert aan de Academie voor Digitale Communicatie van de
Hogeschool van Utrecht. Hij liep stage bij het bedrijf Dutchydesign waar hij een webshop ontwierp en realiseerde. Voor
hetzelfde bedrijf ontwerpt hij diverse websites.
www.janneshaagsman.nl
Willem Oostelbos (Tilburg, 1981) volgt de HBO opleiding voor Digitale Communicatie
van de Hogeschool van Utrecht. Hij liep stage bij Dvotion Internet waar hij zich bezighield met het ontwerpen en bou-
wen van webpagina’s. Sinds die stage werkt hij een dag in de week voor dit bedrijf.
Bas Voskamp (Wijk bij Duurstede, 1983) volgt de studie Digitale Communicatie aan de Hogeschool van
Utrecht. Hij liep stage als DTP-er bij Alldata in Maarsen en als Junior Programmeur bij Planet Internet in Amersfoort.
Tevens is hij freelance video-editor en fotograaf/journalist voor de website www.tw-magazine.com
Aldy Dalderop (Utrecht, 1982) volgt de opleiding Digitale Communicatie in Utrecht. Als stagiair was hij werkzaam
als multimedia-vormgever bij het Freudenthal Instituut.
Marcel Visser (Amsterdam, 1979) studeert aan de Academie voor Digitale Communicatie aan de Hogeschool van
Utrecht. Hij liep stage bij het Nederlands Debat Instituut waar hij een interactieve cd-rom maakte ten behoeve van het
Nederlands Kampioenschap Debatteren voor scholieren aan het voortgezet onderwijs
Rutger Vastenburg (Amersfoort, 1981) studeert aan de Academie voor Digitale Communicatie aan de Hoge-
school van Utrecht. Hij is tevens sinds 1999 medewerker technische dienst en businessdesk bij KPN Internet (voorheen
Planet Media Group). Hij liep stage bij Defensie Telematica Organisatie (DTO) te Soesterberg als projectmanagerC
urricu
lum
vite
a
Cu
rriculu
m v
itea
Studenten Hogeschool Utrecht
Catalogus_mvob_20.indd 60-61Catalogus_mvob_20.indd 60-61 27-03-2006 11:11:4927-03-2006 11:11:49
Vier maanden geleden nam een idee van jonge ambte-
naren voorzichtig wat vastere vorm aan. Dankzij de hulp
en enthousiaste inzet van velen is dit initiatief uitge-
groeid tot het Museum van overbodig beleid. Hiervoor
willen we graag enkele mensen persoonlijk bedanken.
De studenten van de Academie voor Digitale Com-
municatie van de Hogeschool te Utrecht danken we
hartelijk voor alle uren die zij gestoken hebben in het
bedenken, ontwerpen en bouwen van het virtuele mu-
seum. Onze complimenten voor al dit werk, vooral voor
Rutger Vastenburg als projectleider en Marcel Visser als
het creatieve brein achter de site.
Zonder gulle gevers zou het museum nooit hebben
bestaan. Wij danken iedereen die beleidsstukken heeft
aangedragen. Wij roepen tevens iedereen op om
bijdragen te blijven leveren. Alleen op die manier blijft
de collectie up-to-date en kan het museum haar werk
doen.
Wij danken ook alle kunstenaars, die hun werk ter
beschikking stelden en enthousiast meegedacht hebben
over de tentoonstelling. Door u kregen de beleidsstuk-
ken ‘een gezicht’. We willen met name Nelleke Schar-
roo bedanken die enthousiast de collectie heeft helpen
samenstellen.
Tot slot bedanken we Minke van de Zande, de jonge
ambtenaar bij InAxis die het idee in gang heeft gezet
en als projectleider het museum gemaakt heeft tot wat
het nu is.
Namens de directie van het Museum,
Annemarie Jorritsma
Dankwoord
Catalogus_mvob_20.indd 62-63Catalogus_mvob_20.indd 62-63 27-03-2006 11:11:5227-03-2006 11:11:52
COLOFON
TekstJan Rensen
EindredactieYvonne Philippa
DrukRikken Print b.v.
Concept & OntwerpGAZmedia, bureau voor grafische en interactieve media
KunstwerkenIn bruikleen
ISBN nummer90-5414-099-2
Meer informatie over het Museum voor overbodig beleid vindt u op:www.museumvooroverbodigbeleid.nl
Dit is een uitgave van InAxis
commissie innovatie openbaar bestuur
© 2006
Catalogus_mvob_20.indd 64-65Catalogus_mvob_20.indd 64-65 27-03-2006 11:11:5327-03-2006 11:11:53
Wil het werk vlotten?
Grenzen stellen aan grenzen
Verstrikt in het verkeerde web
Rijden of rusten?
Stoelen van de scouts
Smaak als twistpunt
Waarin een klein scharniertje groot kan zijn
Deelbestuur of speelbestuur?
Met het CWI op vakantie
De overlevingsstrategie van de hoofdluis
Gladde tegels, stroeve tegels
Stoken in de frisse lucht
Verboden, maar niet illegaal
De postcode
Van oude visies en de dingen die voorbij gaan
Op de vingers kijken
Gelijk, gelijker, gelijkst, gelijkheid4
Effe vangen, effe dokken!
Eén ei is geen ei...
De man als watermerk
Catalogus_mvob_20.indd 66Catalogus_mvob_20.indd 66 27-03-2006 11:11:5427-03-2006 11:11:54