motor en randorganen - lagunaclub manuals/mr397laguna1.pdf · motor en randorganen...
TRANSCRIPT
-
Motor en randorganen
DIESELINSPUITSYSTEEM
BENZINE-INSPUITSYSTEEM
De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld.
Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.
JULI 2005
Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault s.a.s.
EDITION NEERLANDAISE
Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault s.a.s.
© Renault s.a.s. 2005
-
Motor enRandorganen
Inhoud
Blz.
13B DIESELINSPUITSYSTEEM
Inspuitsysteem EDC15 C13 Programmanr.: CBVdiagnr.: 1DInleiding 13B-1Diagnosekaart 13B-6Reinheidsvoorschriften 13B-8Werking van het systeem 13B-10Aansluitingen van de rekeneenheid 13B-17Vervangen van organen 13B-20Configuratie en inlezen 13B-23Overzicht van de storingen 13B-25Betekenis van de storingen 13B-28Conformiteitscontrole 13B-120Overzicht van de staten 13B-154Betekenis van de staten 13B-155Overzicht van de parameters 13B-172Betekenis van de parameters 13B-174Overzicht van de commando's 13B-177Betekenis van de commando's 13B-178Klachten 13B-195Zoekschema's 13B-196Test 13B-210
Inspuitsysteem EDC16Programmanr.:C1Vdiagnr.: 08, 10, 14Inleiding 13B-1Diagnosekaart 13B-6Reinheidsvoorschriften 13B-8Werking van het systeem 13B-10Aansluitingen van de rekeneenheid 13B-18Vervangen van organen 13B-20Overzicht van de storingen 13B-23Betekenis van de storingen 13B-27Conformiteitscontrole 13B-129Overzicht van de staten 13B-173Betekenis van de staten 13B-174Overzicht van de parameters 13B-199Overzicht van de commando's 13B-202Betekenis van de commando's 13B-204Klachten 13B-225Zoekschema's 13B-226Test 13B-234
Blz.
DIESELINSPUITSYSTEEM
Inspuitsysteem EDC16CP33 Programmanr.:C4Vdiagnr.: 04Inleiding 13B-1Diagnosekaart 13B-6Reinheidsvoorschriften 13B-8Werking van het systeem 13B-10Aansluitingen van de rekeneenheid 13B-18Vervangen organen 13B-21Configuratie en inlezen 13B-24Overzicht van de storingen 13B-25Betekenis van de storingen 13B-29Conformiteitscontrole 13B-160Overzicht van de staten 13B-204Betekenis van de staten 13B-205Overzicht van de parameters 13B-224Betekenis van de parameters 13B-226Overzicht van de commando's 13B-234Betekenis van de commando's 13B-235Klachten 13B-265Zoekschema 13B-266Test 13B-278Woordenlijst 13B-291
-
Motor enRandorganen
Inhoud
Blz.
17B BENZINE-INSPUITSYSTEEM
Inspuitsysteem Sagem 3000Programmanr.: AC52Vdiagnr.: 08Inleiding 17B-1Diagnosekaart 17B-6Werking van het systeem 17B-8Aansluitingen van de rekeneenheid 17B-22Vervangen van organen 17B-25Configuratie en inlezen 17B-27Overzicht van de storingen 17B-29Betekenis van de storingen 17B-34Conformiteitscontrole 17B-105Overzicht van de staten 17B-143Betekenis van de staten 17B-145Overzicht van de parameters 17B-163Betekenis van de parameters 17B-165Overzicht van de commando's 17B-173Betekenis van de commando's 17B-174Klachten 17B-180Zoekschema's 17B-181
Inspuitsysteem MOTRONIC ME7 4.6Programmanr.: 13Vdiagnr.: 04Inleiding 17B-1Diagnosekaart 17B-6Werking van het systeem 17B-8Aansluitingen van de rekeneenheid 17B-11Vervangen van organen 17B-14Configuratie en inlezen 17B-15Overzicht van de storingen 17B-16Betekenis van de storingen 17B-19Conformiteitscontrole 17B-87Overzicht van de staten 17B-113Betekenis van de staten 17B-115Overzicht van de parameters 17B-123Betekenis van de parameters 17B-125Overzicht van de commando's 17B-128Betekenis van de commando's 17B-129Klachten 17B-135Zoekschema's 17B-136
-
AFKORTINGENAFKORTINGEN
AFKORTINGEN VERKLARING VAN DE AFKORTING
ABS Antiblokkeersysteem van de wielen
ZOEKSCHEMA Zoekschema
APC Na contact
AVC Voor contact
BVA Automatische transmissie
BVM Handgeschakelde versnellingsbak
BVR Robotversnellingsbak
CAN Controller area network
CA Airconditioning
CD Compact disc
DA Stuurbekrachtiging (hydraulisch)
DAE Elektrische stuurbekrachtiging
DVD Digital video disc
DTC Diagnostic trouble code
EGR Uitlaatgasrecirculatie (exhaust gaz recycling)
ESP Elektronisch stabiliteits programma (Electronic stability program)
GMV Ventilateurmotor
GNV (CNG) Aardgas
LPG Vloeibaar petroleum gas
HLE Hoge elasticiteitslimiet
MAG Metal activ gaz (voor lassen van staal)
MIG Metal inert gaz (voor lassen van aluminium)
MR Werkplaatshandboek
NT Service Mededeling
OBD On Board Diagnostic
SER Elektrisch weerstandslassen
SSPP Controlesysteem van de bandenspanning
THLE Zeer hoge elasticiteitslimiet
TM Arbeidstijd
UCH Huis met hulporganen
UPC Veiligheids- en schakeleenheid
UCT Dakcontrole eenheid
UHLE Ultra hoge elasticiteitslimiet
VIN Voertuig identificatie nummer
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding 13B
13B-EDC15-1
113BEDC15 C13
Programmanr.: CBVdiagnr.: 1D
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding
1. GELDIGHEID VAN HET DOCUMENT
In dit document staat de diagnose die geldig is voor alle volgende rekeneenheden:
2. ONMISBARE ELEMENTEN VOOR DE DIAGNOSE
Type documentatieMethodes van de diagnose (dit document):– Ondersteunende diagnose (geïntegreerd in het diagnoseapparaat), Dialogys.Elektrische schema's:– Visu-Schéma (cd-rom), papier.
Type diagnoseapparaat– CLIP + CAN-sonde
Type onmisbaar gereedschap
3. TER HERINNERING
Werkwijze:
Om energie te besparen onderbreekt het huis met hulporganen interieur van de auto de voeding + na contact na 3 min.
Voor een diagnose van een rekeneenheid, is het mogelijk de + na contact gedurende 1 uur te forceren met behulp van de volgende procedure:– druk op de ontgrendeltoets van de kaart,– steek de kaart in de kaartlezer,– druk op de startknop (onderbreking van de "tijdgeschakelde + na contact"),– druk langer dan 5 secondes op de startknop tot het startvergrendelingslampje snel knippert (4 Hz).
Deze functie "+ na contact geforceerd" is 1 uur lang actief.Een druk op de startknop of het verwijderen van de kaart uit de kaartlezer onderbreekt de voeding + na contact geforceerd maar onderbreekt niet de tijdschakeling van de functie "+ na contact geforceerd". Zolang het uur nog niet voorbij is, zorgt het aanzetten van het + na contact opnieuw voor voeding + na contact geforceerd voor de resterende tijd.
Model: LAGUNA II Phase 2
Betreffende functie: Dieselinspuitsysteem
Naam van de rekeneenheid: BOSCH EDC15C13
Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Onmisbaar speciaal gereedschap
multimeter
Elé. 1674 Clip + CAN-sonde
Elé. 1590 Verlengblok verbinding rekeneenheid
Elé. 1681 Universeel verlengblok
N.B.:De rekeneenheden rechts en links van de xenonlampen worden gevoed als de dimlichten zijn ingeschakeld. Hun diagnose is dus pas mogelijk na aanzetten van het contact in het diagnoseprogramma (+ na contact geforceerd) en inschakelen van de dimlichten.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding 13B
13B-EDC15-2
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Storingen
De storingen worden aanwezig verklaard of staan in het geheugen (verschenen in een bepaalde context en sindsdien verdwenen of nog altijd aanwezig maar niet geconstateerd onder de huidige omstandigheden).
De staat aanwezig of in geheugen van de storingen moet bekeken worden bij het starten van het diagnoseapparaat na het aanzetten van + na contact (+APC) (zonder de elementen van het systeem te bedienen).
Een storing die aanwezig is, behandelt u zoals is aangegeven in het hoofdstuk Betekenis van de storingen.
Bij een storing geheugen, noteert u de storingen die aangegeven zijn en volgt u de aanwijzingen van het deel adviezen.
Als de storing bevestigd is na het opvolgen van de adviezen, is de storing aanwezig. Behandel de storing.
Als de storing niet bevestigd wordt, controleer:– de elektrische lijnen die bij de storing horen,– de stekkers van deze lijnen (oxidatie, verbogen pennetjes enz.),– de weerstand van het als defect aangegeven orgaan,– de ligging en de staat van de draden (isolatie gesmolten of gescheurd, doorschuren).
Conformiteitscontrole
Bij de conformiteitscontrole worden de staten en parameters gecontroleerd die door het diagnoseapparaat niet als defect worden aangegeven als zij geen samenhang hebben. Hiermee kunt u:
– afwijkingen vinden welke verband houden met de klacht maar die niet als defect worden aangegeven,– de werking van het systeem controleren om te voorkomen dat een storing na de reparatie snel weer
terugkomt.
In dit hoofdstuk vindt u een diagnose van de staten en de parameters, met de omstandigheden van de controle.
Als een staat niet goed is of als een parameter buiten de tolerantie is, raadpleeg dan de met de overeenkomstige methode voor het storing zoeken.
Klachten - Zoekschema'
Als de controle met behulp van het diagnoseapparaat correct is, terwijl de klacht van de klant nog steeds aanwezig is, behandelt u het probleem uitgaande van de klacht.
Een samenvatting van de globale werkwijze ziet u in het diagram op de volgende bladzijde
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding 13B
13B-EDC15-3
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
4. WERKWIJZE BIJ HET STORING ZOEKEN
Voer een voor-diagnose van het systeem uit*
Druk de diagnosekaart af van het systeem (van de CLIP en in het Werkplaatshandboek of Service
Mededeling)
Sluit de CLIP aan
neeCommunicatie
met rekeneenheid?
ja
Lezen van de storingen
neeBestaan van
storingen
ja
Behandeling van de aanwezige storingen
Behandeling van de storingen in het geheugen
neeDe verschijnselen
blijvenStoring
opgelost
ja
* Controleer de laadtoestand van de accu, de staat van de zekeringen en peil in de tank.
Zie zoekschema n° 1
Conformiteitscontrole
neeDe verschijnselen
blijvenStoring
opgelost
ja
Gebruik de zoekschema's
neeDe verschijnselen
blijvenStoring
opgelost
ja
Neem contact op met de technische helpdesk met ingevulde
diagnosekaart
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding 13B
13B-EDC15-4
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
4. WERKWIJZE BIJ HET STORING ZOEKEN (vervolg)
Controle van de kabelbundels
Moeilijkheden bij de diagnoseHet aansluiten van de stekkers en/of het werken aan de kabelbundel kan, tijdelijk, de oorzaak van de storing wegnemen.De gemeten waarden van de spanningen, de weerstand en de isolatie zijn meestal correct, vooral als de storing niet aanwezig is op het moment van de analyse (storing in het geheugen).
Controle op het oogZoeken van beschadigingen, onder de motorkap en in het interieur.Voer een nauwgezette controle uit van de beschermingen, van de isolaties en van de correcte ligging van de kabelbundels.Zoek oxydatiesporen.
Manuele controleGebruik, tijdens de werkzaamheden aan de kabelbundels, het diagnoseapparaat op zo'n manier dat het een verandering aangeeft van de staat van de storingen van "in het geheugen" naar "aanwezig".Controleer of de stekkers correct zijn vergrendeld.Zet de stekkers lichtjes onder mechanische spanning.Verdraai de kabelbundel.Als er zich een verandering in de staat voordoet, probeer dan de oorzaak van het incident te lokaliseren.
Onderzoek van elk elementMaak de stekkers los en controleer het uiterlijk van de klemmetjes en van de pennetjes evenals het felsen (niet gefelst op de isolatie).Controleer of de klemmetjes en de pennetjes goed in de stekkerbehuizing vergrendeld zijn.Controleer of de klemmetjes of pennetjes tijdens het aansluiten niet worden teruggedrukt.Controleer de contactdruk van de klemmetjes met behulp van een pennetje van het juiste model.
Controle van de weerstand:Controleer de geleiding van de complete lijnen, daarna sectie voor sectie.Zoek een kortsluiting aan massa, aan + 12 V of met een andere draad.
Als een storing is gedetecteerd, repareer of vervang dan de kabelbundel.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Inleiding 13B
13B-EDC15-5
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
5. DIAGNOSEKAART
Er zal altijd naar deze kaart worden gevraagd:● bij verzoeken om technische bijstand door de technische helpdesk,● bij het vragen om goedkeuring, voor het vervangen van onderdelen waarvoor goedkeuring nodig is,● om bij te voegen bij onderdelen die "onder controle" staan en die retour gezonden moeten worden. Het is
daarmee een voorwaarde voor het vergoeden van de garantie, en is een hulp bij het analyseren van de uitgebouwde onderdelen.
6. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Bij alle werkzaamheden moeten de veiligheidsvoorschriften worden nageleefd om materiële schade en lichamelijk letsel te voorkomen:– controleer de laadtoestand van de accu om beschadiging van de rekeneenheden te voorkomen door een te geringe
lading,– gebruik geschikt gereedschap.
7. VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING BIJ WERKZAAMHEDEN AAN DE DIRECTE HOGEDRUK INSPUITSYSTEEM
De gevaren van een vuile omgeving
Het hogedruk inspuitsysteem is bijzonder gevoelig voor vuildeeltjes. Door vuil bestaat gevaar voor:– ernstige schade aan de hogedruk inspuiting en de motor,– klemmen of niet goed afdichten van een onderdeel.
Bij alle werkzaamheden is een schone werkomgeving van het grootste belang. Door het goed opvolgen van de voorschriften zal er tijdens demontage geen vuil (deeltjes ter grote van enkele microns zijn al funest) in het systeem of in de leidingen binnendringen.
De voorschriften gelden vanaf het filter tot en met de verstuivers.
LET OP!
LET OPBij alle incidenten van een complex systeem moet een complete diagnose worden uitgevoerd met het juiste gereedschap. Met de DIAGNOSEKAART, die tijdens de diagnose wordt ingevuld, krijgt en houdt u een overzicht van de uitgevoerde diagnose. Het is een essentieel element in de communicatie met de fabrikant.
BIJ IEDERE DIAGNOSE MOET DAAROM EEN DIAGNOSEKAART WORDEN INGEVULD
-
Lijst van de onderdelen onder controle: Rekeneenheid
DIAGNOSEKAARTSysteem: Inspuitsysteem
Blz. 1 / 2
● Administratieve identificatie
Datum 2 0
Ingevuld door
VIN:
Motor
Diagnoseapparaat CLIP
Versie van de update
● Klacht
579 Start niet - pech 570 Afslaan - slechte koude start 571 Afslaan - slechte warme start
586 Slecht starten 572 Stationair - toerental onregelmatig
574 Stoten - inhouden
573 Onvoldoende vermogen
520 Abnormaal geluid, trillen 576 Rook - uitlaatstank
569 Slecht starten
Ander Uw toelichting:
● Omstandigheden van de klacht
001 Koud 005 rijdend 008 bij afremmen op de motor
002 Warm 006 Bij het schakelen 009 plotselinge storing
003 Stilstaand 007 bij optrekken 010 Geleidelijke verslechtering
004 af en toe
Ander Uw toelichting:
● Gebruikte documentatie voor de diagnose
Gebruikte diagnosemethode
Type diagnosehandboek: Werkplaatshandboek Service Mededeling Ondersteunende diagnose
N° diagnosehandboek:
Gebruikt elektrisch schema
N° van de Service Mededeling Elektrisch schema:
Andere documentatie
Titel en / of nummer:
FD 01Diagnosekaart
bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren
-
Lezen met het diagnoseapparaat (Identificatiescherm):
DIAGNOSEKAARTSysteem: Inspuitsysteem
Blz. 2 / 2
● Identificatie van de rekeneenheid en van de vervangen onderdelen voor het systeem
Nummer onderdeel 1
Nummer onderdeel 2
Nummer onderdeel 3
Nummer onderdeel 4
Nummer onderdeel 5
Rekeneenheid nummer
Leverancier nummer
Programma nummer
Programmaversie
Kalibratienummer:
VDIAG
● Storingen aangegeven op het diagnoseapparaat
Storingsnummer Aanwezig In geheugen Omschrijving van de storing Bijzonderheid
● Context van de storing bij zijn verschijnen
Staat of parameter nummer Titel van de parameter Waarde Eenheid
● Specifieke informatie van het systeem
Beschrijving:
● Aanvullende informatie
Waarom heeft u de rekeneenheid vervangen?Welke andere onderdelen zijn vervangen?
Andere defecte functies?
Uw toelichting:
FD 01Diagnosekaart
bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Reinheidsvoorschriften 13B
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Reinheidsvoorschriften
I - GEVAREN VAN VUIL
Het hogedruk inspuitsysteem is bijzonder gevoelig voor vuildeeltjes. Door vuil bestaat gevaar voor:– onherstelbare beschadigingen aan het hogedruk inspuitsysteem,– het vastlopen van een onderdeel,– het lekken van een onderdeel.
Bij alle werkzaamheden is een schone werkomgeving van het grootste belang. Door het goed opvolgen van de voorschriften zal er tijdens demontage geen vuil (deeltjes ter grote van enkele microns zijn al funest) in het systeem binnendringen.
De voorschriften gelden vanaf het filter tot en met de verstuivers.
Waaruit bestaan vuildeeltjes?– metaaldeeltjes of plastic deeltjes,– lak,– vezels:
– van karton,– van kwasten,– van papier,– van kleding,– van doeken,
– kleine objecten als haren,– de omgevingslucht– enz.
II - VOORSCHRIFTEN VÓÓR DE WERKZAAMHEDEN
Zorg dat u beschikt over de doppen voor de te openen wartels (set met doppen te koop in het magazijn). Deze doppen zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Na gebruik moet u deze doppen weggooien (goed schoonmaken is niet voldoende). Doppen die u overhoudt, moet u ook weggooien.
LET OPDe motor mag niet met een hogedrukspuit worden schoongespoten omdat dit de stekkerverbindingen beschadigt. Bovendien kan het vocht in het stekkerblok achterblijven en storingen veroorzaken.
LET OPVoordat met de werkzaamheden aan het hogedruk inspuitsysteem wordt begonnen beschermt u:– de aandrijfriem hulporganen en de distributieriem,– de elektrische hulporganen (startmotor, dynamo, elektrische stuurbekrachtigingspomp),– het vlak van het vliegwiel, zodat er geen dieselbrandstof op het frictievlak van de koppeling kan komen.
13B-EDC15-8
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Reinheidsvoorschriften 13B
13B-EDC15-9
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Zorg dat u beschikt over plastic zakken voor het bewaren van onderdelen, die meer dan eens hermetisch kunnen worden afgesloten. Door onderdelen hierin te bewaren bestaat er minder kans dat zij vuil worden. Deze zakken mogen vervolgens niet meer worden gebruikt en moeten na gebruik worden weggegooid.
Bestel pluisvrije schoonmaakdoekjes (doekjes met nummer 77 11 211 707). Het is niet toegestaan papier of gewone doeken te gebruiken. Deze gaan pluizen en kunnen het brandstofcircuit vervuilen. De schoonmaakdoekjes zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik.
Gebruik nieuw schoonmaakmiddel bij alle werkzaamheden (een gebruikt schoonmaakmiddel is vuil). Giet dit in een schone bak.
Gebruik bij elke ingreep een nieuw en in goede staat verkerend penseel/borsteltje (dit mag geen haren verliezen).
Maak de te openen aansluitingen met een kwastje met schoonmaakmiddel schoon.
Blaas gereedschap, werkblad en onderdelen, wartels en omgeving van het inspuitsysteem droog met perslucht. Let op dat er geen haartjes van de kwast achterblijven.
Was uw handen voor en indien nodig tijdens de werkzaamheden.
Draag latex handschoenen over leren werkhandschoenen ter bescherming en om vervuiling te voorkomen.
III - VOORSCHRIFTEN TIJDENS DE WERKZAAMHEDEN
Na het openen van het circuit moeten de openingen, waardoor vuil kan binnendringen, meteen met doppen worden afgesloten. De doppen zijn verkrijgbaar in het magazijn. De doppen mogen in geen enkel geval opnieuw gebruikt worden.
Sluit de te gebruiken plastic opbergzakken altijd hermetisch af, zelfs indien u deze even later weer moet openmaken. Ook de omgevingslucht is een bron van verontreiniging.
Uitgebouwde onderdelen moeten, na met doppen te zijn afgesloten, in de hiervoor bestemde hermetisch afsluitbare plastic zakken worden opgeborgen.
Na het openen van het circuit is het streng verboden kwasten, schoonmaakmiddel, perslucht of doeken te gebruiken. Hierdoor kunnen vuildeeltjes in het circuit komen.
Indien een nieuw onderdeel wordt gemonteerd, haal dit dan pas op het allerlaatste moment uit de verpakking.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-10
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Werking van het systeem
Overzicht van het systeem
Het "Common Rail" brandstofsysteem met hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de juiste hoeveelheid brandstof.
Het is uitgerust met een 112-polige rekeneenheid van het merk BOSCH en type EDC15C13.
Het systeem bestaat uit:– een handpompje (peer),– een brandstoffilter,– een hogedrukpomp,– een elektroklep op de pomp die de hoge druk regelt,– een hoofdinspuitbuis,– een opname element brandstofdruk,– vier elektromagnetische verstuivers,– een opname element brandstoftemperatuur,– een opname element koelvloeistoftemperatuur,– een element inlaatluchttemperatuur,– een opname element referentie cilinder,– een opname element toerental,– een opname element turbodruk,– een EGR-elektroklep,– een opname element gaspedaal,– een opname element atmosferische druk ingebouwd in de rekeneenheid van het inspuitsysteem,– een doorstroommeter,– een elektroklep voor de turbodrukbegrenzing,– een elektroklep voor de afslagklep.
Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting is een inspuitsysteem met sequentiële inspuiting van dieselbrandstof (afgeleid van de sequentiële multipunt inspuiting van benzinemotoren).
Dankzij dit systeem, dat gebruik maakt van een voorinspuiting, maakt de motor minder lawaai, stoot hij minder roet en schadelijke uitlaatgassen uit en levert hij reeds bij lage toerentallen een aanzienlijk koppel.
De hogedrukpomp levert brandstof met een hoge druk voor de hoofdinspuitbuis. De actuator op de pomp controleert de hoeveelheid geleverde brandstof afhankelijk van de door de rekeneenheid bepaalde vraag. De hoofdinspuitbuis voedt iedere verstuiver via een stalen leiding.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-11
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
a) De rekeneenheid:
Hij bepaalt bij welke druk de motor het beste functioneert en stuurt de drukregelaar.
Via de informatie die de rekeneenheid ontvangt van het opname element brandstofdruk controleert de rekeneenheid de druk.
Hij bepaalt de inspuitduur die nodig is om de juiste hoeveelheid brandstof in te spuiten en het moment waarop met de inspuiting moet worden begonnen, Hij stuurt iedere verstuiver apart elektrisch aan na het bepalen van deze twee waarden.
De hoeveelheid ingespoten brandstof is afhankelijk van:– de duur van de bekrachtiging van de verstuiver,– de druk in de hoofdinspuitbuis (door de rekeneenheid geregeld),– de snelheid waarmee de verstuiver opent en sluit,– de slag van de naald (bepaald door een constante voor een type verstuiver),– de hydraulische nominale opbrengst van de verstuiver (uniek voor elke verstuiver).
De rekeneenheid regelt:– de stationair toerentalregeling,– de hoeveel uitlaatgassen die wordt teruggevoerd naar de inlaat,– de controle van de brandstofaanvoer (vervroeging, opbrengst en druk van de hoofdinspuitbuis),– de bediening van de ventilateurmotor,– de airconditioning (functie koude kringloop),– de functie snelheidsregelaar / begrenzer,– het aansturen van de voor-naverwarming,– het aansturen van de waarschuwingslampjes via het multiplexnetwerk.
De hogedrukpomp wordt met lage druk gevoed door een ingebouwde opvoerpomp (perspomp).
Hij voedt de hoofdinspuitbuis waarvan de druk wordt gecontroleerd voor de vulling door de opbrengstactuator en voor de afvoer door de ventielen van de verstuivers. Drukverliezen kunnen op deze manier worden gecompenseerd.
Dankzij de opbrengstactuator hoeft de hogedrukpomp niet meer brandstof te leveren dan nodig is voor het in stand houden van de druk in de hoofdinspuitbuis. Hierdoor is er minder warmte-ontwikkeling en heeft de motor een beter rendement.
Voor het ontlasten van de hoofdinspuitbuis met de ventielen van de verstuivers, worden de ventielen aangestuurd door middel van kleine elektrische impulsen:
– kort genoeg om de verstuiver niet te openen (via het retourcircuit van de verstuivers),– lang genoeg om de ventielen te openen en de hoofdinspuitbuis te ontlasten.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-12
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
b) Multiplexverbinding tussen de verschillende rekeneenheden van de auto.
Het elektronische systeem in deze auto gebruikt multiplextechiek.
Deze verzorgt de communicatie tussen de verschillende rekeneenheden van de auto. Hierdoor:– branden de waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel via het multiplexnetwerk,– het doorgeven van de storingen van de auto gebeurt via het multiplexnetwerk,– geen opname element snelheid op de versnellingsbak.
De informatie rijsnelheid op het instrumentenpaneel wordt doorgegeven door de ABS-rekeneenheid via een draadverbinding, en daarna uitgezonden op het multiplexnetwerk door het instrumentenpaneel. De belangrijkste gebruikers van de snelheidsinformatie zijn de rekeneenheid van het inspuitsysteem en de airbagrekeneenheid.
Bepaalde uitvoeringen hebben een opname element voor de detectie van water in de brandstof, in het filter. Als de brandstof water bevat, gaat het oranje waarschuwingslampje "inspuitsysteem en voor/naverwarming" branden.
De maximale brandstofdruk in het systeem is 1350 bar. Controleer voor iedere reparatie of de hoofdinspuitbuis niet meer onder druk staat en of de brandstoftemperatuur niet te hoog is.
Bij alle werkzaamheden aan het hogedruk inspuitsysteem moet u de voorschriften inzake reinheid en veiligheid stipt opvolgen die in dit document staan.
Het is niet toegestaan het inwendige van de pomp en van de verstuivers te demonteren. Alleen de opbrengstactuator, het opname element van de brandstoftemperatuur en de venturi kunnen worden vervangen.
Om veiligheidsredenen is het streng verboden om een wartel van een hogedrukleiding los te draaien als de motor draait.
Om vervuiling van het circuit te voorkomen is het verboden om het opname element druk van de hoofdinspuitbuis uit te bouwen. In geval van storing van het opname element druk, is het noodzakelijk om het opname element druk, de hoofdinspuitbuis en de hogedrukleidingen te vervangen.
Het uitbouwen van een pomppoelie met nummer 070 575 is ten strengste verboden. Vervang als u de pomp vervangt ook de poelie.
Geen enkel onderdeel van het systeem mag rechtstreeks met + 12 V worden gevoed.
Ontkolen en ultrasoon reinigen zijn verboden.
Start nooit de motor als de accu niet correct is aangesloten.
Maak de stekker los van de rekeneenheid van het inspuitsysteem bij laswerkzaamheden aan de auto.
BELANGRIJKDe motor mag niet werken met:– Een dieselbrandstof die meer dan 10 % diester bevat,– Benzine, zelfs in een zeer kleine hoeveelheid.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-13
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
c) Ingebouwde functies:
Hulp bij beheer airconditioning:
Bij de modellen met airconditioning, biedt het systeem EDC15 de mogelijkheid de airco uit te schakelen via de UCH, bij bepaalde gebruiksomstandigheden:
– uitschakeling door de bestuurder,– tijdens het starten,– bij oververhitting (om het door de motor te leveren vermogen te verminderen),– bij zeer hoog toerental (bescherming van de compressor),– bij bepaalde kortstondige situaties (zoals sterk accelereren om in te halen, om afslaan te voorkomen en bij
het wegrijden). Met deze omstandigheden wordt alleen rekening gehouden als ze niet steeds terugkomen, om een instabiele werking van het systeem te voorkomen (onverwacht uitschakelen).
– Bij het opheffen van bepaalde storingen.
Beheer van de airconditioning bij koude cyclus:
Het airconditioning, is van het koude kringsysteem en verdeeld over verschillende rekeneenheden.
De rekeneenheid van het inspuitsysteem is belast met het:– toestaan van de vraag om kou afhankelijk van: de druk van het koudemiddel, de koelvloeistoftemperatuur,
het motortoerental.– berekenen van het geabsorbeerde vermogen door de compressor (uitgaande van de druk van het
koudemiddel),– vragen om het aansturen van de ventilateurmotors afhankelijk van de rijsnelheid, de druk van het
koudemiddel en de temperatuur van de koelvloeistof in de motor.
De bestuurder vraagt het inschakelen van de airconditioning via de keuzeschakelaar van de ventilatie die is gekoppeld aan een schakelaar. Dit verzoek om koude lucht wordt toegestaan of niet, dit is afhankelijk van de gemeten druk. Als deze druk buiten de grenzen van het werkgebied liggen, wordt de koude kringloop niet geactiveerd.
De toestemming van de airconditioning wordt gegeven door de rekeneenheid van het inspuitsysteem 2 tot 8 secondes na het starten van de motor.
Het inschakelen van de compressor is verboden bij de onderstaande omstandigheden.
Beheer van de koelvloeistofverwarmingselementen:
Voor het verbeteren van de koude start, heeft de auto koelvloeistofverwarmingselementen. Deze koelvloeistofverwarmingselementen worden beheerd en aangestuurd door de UCH. De rekeneenheid van het inspuitsysteem staat het aansturen van de koelvloeistofverwarmingselementen wel of niet toe, naargelang de werkomstandigheden en de vermogensbehoefte van de motor.Er kunnen maximaal drie koelvloeistofverwarmingselementen worden aangestuurd, dit is hoofdzakelijk afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur en van de luchttemperatuur.
Motortoerental Rijsnelheid Stand van het gaspedaal
lager dan 3000 ± 100 tr/min lager dan 110 ± 2 km/u grote verandering van de stand (snelle variatie)
lager dan 2250 ± 100 tr/min lager dan 20 ± 3 km/u stand hoger dan 46 ± 2 %
lager dan 675 ± 50 tr/min ... pedaal niet ingedrukt
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-14
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Beheer van de snelheidsregelaar/begrenzer:
De functie snelheidsregelaar maakt het mogelijk, als hij ingeschakeld is, om de rijsnelheid vast te houden op een vooraf ingestelde waarde en dit ongeacht de omstandigheden tijdens het rijden.De bestuurder kan met behulp van insteltoetsen de rijsnelheid verhogen of verlagen.
Als de bestuurder sneller wil rijden dan de ingestelde snelheid, kan hij:– het gaspedaal indrukken om sneller te gaan rijden (de auto gaat terug naar de eerder ingestelde snelheid
als de bestuurder het gaspedaal loslaat),– op de schakelaars van het systeem drukken.
De snelheidsregelaar kan worden uitgeschakeld door:– de schakelaars van het systeem,– uitschakeling met de schakelaar van de snelheidsregelaar,– de detectie door het systeem van bepaalde gebeurtenissen, zoals het indrukken van het rempedaal of het
koppelingspedaal,– de detectie door het systeem van fouten, zoals een verkeerde rijsnelheid.
De regeling kan ook tijdelijk worden uitgeschakeld als de bestuurder het gaspedaal indrukt om sneller te rijden. De ingestelde snelheid wordt weer aangehouden als de bestuurder het gaspedaal loslaat.De auto zal op gecontroleerde wijze de ingestelde snelheid weer bereiken.
De regeling van de rijsnelheid kan weer worden ingeschakeld en de ingestelde snelheid kan weer worden hervat als de functie om welke reden dan ook onderbroken is geweest (voeding van de rekeneenheid niet onderbroken).
De snelheidsbegrenzer begrenst, als hij is ingeschakeld (via de keuzeschakelaar), de rijsnelheid op een vooraf ingestelde waarde. De bestuurder controleert de auto normaal met behulp van het gaspedaal tot de ingestelde snelheid.
Als hij probeert deze snelheid te overschrijden, houdt het systeem geen rekening met het indrukken van het pedaal en controleert de rijsnelheid zoals de snelheidsregelaar dit zou doen onder voorbehoud dat het gaspedaal genoeg ingedrukt is.Net als bij de snelheidsregelaar kan de ingestelde snelheid worden verandert met de insteltoetsen door deze kort of continu in te drukken.
Om veiligheidsredenen, kan sneller gereden worden dan de ingestelde snelheid als het gaspedaal voorbij een bepaalde stand wordt ingedrukt. De controle verloopt dan geheel hiermee, tot de rijsnelheid weer lager is dan de ingestelde snelheid, en de begrenzing wordt weer actief.
Als de bestuurder sneller wil rijden dan de ingestelde snelheid, kan hij:– voorbij het "zware punt" op het gaspedaal drukken,– de ingestelde snelheid verhogen met een korte of lange druk.
De snelheidsbegrenzer kan worden uitgeschakeld door:– de schakelaars van het systeem,– uitschakeling met de schakelaar van de snelheidsbegrenzer,– de detectie door het systeem van bepaalde gebeurtenissen, zoals het indrukken van het rempedaal of het
koppelingspedaal,– de detectie door het systeem van fouten, zoals een verkeerde rijsnelheid.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-15
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Beheer van het EGR-systeem
Het uitlaatgas recirculatie (EGR) systeem bestaat uit een EGR-klep.Dit systeem heeft ook een potentiometer die de stand van de klep controleert.De EGR-klep wordt gecontroleerd door een regelkring op de verandering van de luchtstroom die wordt gemeten door de doorstroommeter.De potentiometer wordt gebruikt voor de diagnose van de stand van de EGR-klep.
Beheer van de waarschuwingslampjes:
Weergave op het instrumentenpaneelDe rekeneenheid regelt de weergave op het instrumentenpaneel van bepaalde informatie over de werking van de motor. Dit betreft vijf functies:
– het controlelampje voor/naverwarming,– het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur,– het waarschuwingslampje prioriteit 1 (niet kritieke storing),– het waarschuwingslampje prioriteit 2 (direct stoppen),– het waarschuwingslampje OBD van het EOBD (European On Board Diagnostic).
Deze vijf functies wordt weergegeven door 3 lampjes en/of berichten via de boordcomputer.
Oranje controlelampje voor-naverwarming / niet kritieke storing "SERVICE" (prioriteit 1)Dit lampje is tegelijk controlelampje voor de werking en waarschuwingslampje voor storingen van het systeem:
– Continu branden met + na contact:Geeft de voorverwarming van de voorverwarmingsstiften aan.
– Continu branden met boodschap "inspuitsysteem controleren":Geeft een storing met prioriteit 1 aan (werking volgens noodprogramma van het inspuitsysteem).De gebruiker moet het systeem zo snel mogelijk laten herstellen.
Rood waarschuwingslampje temperatuur / direct stoppen "STOP" (prioriteit 2)Dit lampje is tegelijk controlelampje voor de werking en waarschuwingslampje voor storingen van het systeem. Het brandt gedurende 3 secondes bij het inschakelen van het contact (automatische testprocedure beheerd door het instrumentenpaneel):
– Continu branden:Geeft een oververhitting aan (het blijft de bestuurder vrij de auto stil te zetten of niet).
– Continu branden met boodschap "inspuitsysteem defect":Geeft een probleem met prioriteit 2 aan (de inspuiting wordt hierbij automatisch onderbroken na enkele secondes).De gebruiker moet het systeem zo snel mogelijk laten herstellen.
Oranje waarschuwingslampje luchtverontreiniging "OBD":Weergegeven door een motorsymbool, het licht bij het aanzetten van het contact op gedurende ongeveer 3 secondes.Dit waarschuwingslampje brandt als het systeem een of meer OBD storingen heeft.Dit lampje waarschuwt de bestuurder voor storingen in het inspuitsysteem waardoor te veel luchtverontreinigingontstaat of dat het systeem van het EOBD is gedeactiveerd.De rekeneenheid van het inspuitsysteem vraagt om het oplichten van het waarschuwingslampje OBD voor een storing die sinds drie opeenvolgende rijcycli aanwezig is.De visuele controle van 3 secondes bij het aanzetten van het contact (automatische testprocedure beheerd door het instrumentenpaneel) wordt uitgevoerd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Werking van het systeem 13B
13B-EDC15-16
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Beheer van het EOBD:
Met het OBD (On Board Diagnostic) systeem kunnen storingen worden gedetecteerd die de luchtverontreiniging door de auto verhogen (overschrijding van de emissienormen OBD EURO IV).
Dit systeem moet gedurende de gehele levensduur van de auto actief zijn.
1. Voorwaarden voor het verschijnen van een OBD storing
Een OBD storing wordt gedetecteerd na 3 rijcycli, en de volgende parameters worden in de rekeneenheid opgeslagen:
– motorbelasting,– rijsnelheid,– luchttemperatuur,– koelvloeistoftemperatuur,– turbodruk,– druk hoofdinspuitbuis,– luchtdoorstroming,– afgelegde afstand in Km met brandend "OBD" lampje.
Hiermee kan bestuurder weten of zijn auto een storing heeft die direct invloed heeft op de luchtverontreiniging.
2. Systeemstoringen gedetecteerd door het OBD
Het OBD systeem signaleert maar een paar storingen:– DF038 "Rekeneenheid".– DF040 "Circuit verstuiver cilinder 1" alleen 2.DEF.– DF041 "Circuit verstuiver cilinder 2" alleen 2.DEF.– DF042 "Circuit verstuiver cilinder 3" alleen 2.DEF.– DF043 "Circuit verstuiver cilinder 4" alleen 2.DEF.– DF209 "Circuit opname element stand EGR-klep".
Na sommige reparaties zijn inlezingen nodig om de goede werking van de organen van de motor te garanderen.Volg de inleesprocedures stip op (zie "Vervangen van organen"), wanneer de EGR-klep of een verstuiver wordt vervangen.
3. Voorwaarden voor het wissen van een OBD storing
Het wissen van een OBD storing gebeurt in een aantal fases.De aanwezige storing op het diagnoseapparaat gaat pas over naar het geheugen (na een reparatie) als er 3 keer met de auto is gereden.Het waarschuwingslampje OBD dooft pas na deze 3 ritten.Het lampje op het instrumentenpaneel betekent niet altijd dat het systeem een storing heeft.Voordat de OBD storing en de verschijningsparameters zijn gewist uit de rekeneenheid, moet de motor 40 keer warm zijn geweest.De motor is warm als tijdens het rijden:
– de temperatuur van de koelvloeistof in de motor ten minste 71,1 °°°°C is geweest,– de temperatuur van de koelvloeistof in de motor 22,2 °°°°C warmer is geweest dan de starttemperatuur
van de motor.Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, blijft de OBD storing aanwezig of in het geheugen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Aansluiting rekeneenheid 13B
13B-EDC15-17
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Aansluiting rekeneenheid
Zwarte stekker A, 32-polig
Aansl. Omschrijving
A1 Signaal netwerk CAN H
A2 Signaal rijsnelheid
A3 Niet in gebruik
A4 Niet in gebruik
B1 Signaal netwerk CAN L
B2 Ingang schakelaar snelheidsregelaar
B3 Signaal water in dieselbrandstof
B4 Ingang remlichtschakelaar
C1 Massa opname element gaspedaal 2
C2 Signaal opname element gaspedaal 2
C3 Niet in gebruik
C4 Ingang koppelingscontact (BEHALVE BVA)
D1 Massa opname element gaspedaal 1
D2 Signaal opname element gaspedaal 1
D3 Niet in gebruik
D4 Schakelaar snelheidsregelaar (aan/uit)
E1 Niet in gebruik
E2 Niet in gebruik
E3 Voeding opname element gaspedaal 2
E4 Schakelaar snelheidsbegrenzer (aan/uit)
F1 Niet in gebruik
F2 Diagnoselijn K
F3 Voeding opname element gaspedaal 1
F4 Commando programmering snelheidsregelaar
Aansl. Omschrijving
G1 Commando relais koelvloeistofverwar-mingselementen n° 3
G2 Commando relais ventilateurmotor lage snelheid
G3 Niet in gebruik
G4 Niet in gebruik
H1 commando relais koelvloeistofverwar-mingselementen n° 1
H2 Commando relais ventilateurmotor lage snelheid
H3 Niet in gebruik
H4 Niet in gebruik
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Aansluiting rekeneenheid 13B
13B-EDC15-18
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Bruine stekker B, 48-polig
Aansl. Omschrijving
A1 Voeding + na contact
A2 Voeding luchtdoorstroommeter
A3 Signaal luchtdoorstroommeter
A4 Massa luchtdoorstroommeter
B1 Signaal CAN L motor (MET BVA)
B2 Voeding opname element turbodruk
B3 Signaal opname element turbodruk
B4 Massa opname element turbodruk
C1 Signaal opname element vliegwiel
C2 Voeding opname element druk hoofdinspuitbuis
C3 Signaal opname element druk hoofdinspuitbuis
C4 Massa opname element druk hoofdinspuitbuis
D1 Signaal opname element vliegwiel
D2 Voeding opname element EGR-stand
D3 Signaal opname element EGR-stand
D4 Massa opname element EGR-stand
E1 Niet in gebruik
E2 Voeding opname element aircodruk
E3 Signaal opname element aircodruk
E4 Massa opname element druk freon
F1 Commando relais hoofdvoeding
F2 Niet in gebruik
F3 Signaal opname element koelvloeistoftemperatuur
F4 Massa opname element koelvloeistoftemperatuur
G1 Commando relais voorverwarming
G2 Niet in gebruik
G3 Signaal opname element brandstoftemperatuur
G4 Massa opname element brandstoftemperatuur
Aansl. Omschrijving
H1 commando relais koelvloeistofverwar-mingselementen n° 2
H2 Signaal diagnose relais voorverwarming
H3 Signaal opname element luchttemperatuur
H4 Niet in gebruik
J1 Niet in gebruik
J2 Niet in gebruik
J3 Niet in gebruik
J4 Niet in gebruik
K1 Niet in gebruik
K2 Niet in gebruik
K3 Signaal CAN H motor (MET BVA)
K4 Niet in gebruik
L1 Commando elektroklep brandstofdrukregeling
L2 Commando elektroklep turbodrukregeling
L3 Massa vermogen
L4 Massa vermogen
M1 Commando EGR-elektroklep
M2 + accu (na relais)
M3 + accu (na relais)
M4 Massa vermogen
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Aansluiting rekeneenheid 13B
13B-EDC15-19
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Grijze stekker C, 32-polig
Aansl. Omschrijving
A1 Commando elektroklep luchtinlaatklep
A2 Niet in gebruik
A3 Signaal opname element nokkenas
A4 Niet in gebruik
B1 Niet in gebruik
B2 Niet in gebruik
B3 Massa opname element nokkenas
B4 Niet in gebruik
C1 Commando relais brandstofpomp (indien aanwezig)
C2 Niet in gebruik
C3 Niet in gebruik
C4 Niet in gebruik
D1 Niet in gebruik
D2 Niet in gebruik
D3 Niet in gebruik
D4 Niet in gebruik
E1 Niet in gebruik
E2 Niet in gebruik
E3 Niet in gebruik
E4 Niet in gebruik
F1 Niet in gebruik
F2 Niet in gebruik
F3 Niet in gebruik
F4 Niet in gebruik
Aansl. Omschrijving
G1 Voeding verstuiver 1
G2 Voeding verstuiver 3
G3 Commando verstuiver 1
G3 Commando verstuiver 3
H1 Voeding verstuiver 4
H2 Voeding verstuiver 2
H3 Commando verstuiver 4
H4 Commando verstuiver 2
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Vervangen van organen 13B
13B-EDC15-20
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Vervangen van organen
VERVANGEN OF HERPROGRAMMEREN VAN DE REKENEENHEID
Twee stappen zijn nodig bij het vervangen of herprogrammeren van de rekeneenheid:.SC003 "Opslaan gegevens rekeneenheid" enSC001 "Schrijven opgeslagen gegevens".
– SC003 moet worden uitgevoerd voor het vervangen of herprogrammeren van de rekeneenheid. Hiermee kunnen bepaalde gegevens in het diagnoseapparaat worden opgeslagen om de nieuwe rekeneenheid* mee te configureren zoals de oude. De opgeslagen gegevens zijn: de verstuivercodes, de ingelezen waarde van de EGR, de opties van de auto en de correctie van het stationair toerental.
– SC001 moet worden uitgevoerd na het vervangen of herprogrammeren van de rekeneenheid. Hiermee kunnen de via het commando SC003 opgeslagen gegevens worden overgebracht in de nieuwe rekeneenheid*.
Als er geen communicatie meer mogelijk is met de te vervangen rekeneenheid: veiligstelling is niet mogelijk. Na het vervangen van de rekeneenheid, configureert u deze handmatig, overeenkomstig de uitrusting, of stelt u de parameters in met de daarvoor bestemde commando's.
SC002: Invoeren van de verstuivercodes,
CF028: Airconditioning,
CF030: Koelvloeistofverwarmingselementen,
VP010: Schrijven van het VIN.
Het inlezen van de gegevens van de EGR-klep gebeurt automatisch bij het 1e aanzetten van het contact bij de nieuwe rekeneenheid*.* nieuwe rekeneenheid of na herprogrammeren.
PROCEDURE
● Voor het vervangen of herprogrammeren van de rekeneenheid:– Selecteer SC003 "Opslaan gegevens rekeneenheid",– Als de volgende boodschap verschijnt: "Wilt u het bestaande back-up bestand overschrijven?":
(dit bestand is bij de laatste veiligstelling door het diagnoseapparaat aangemaakt)
selecteer "JA",
Als de veiligstelling is uitgevoerd, vervangt of herprogrammeert u de rekeneenheid en gaat u verder met de volgende stap.
● Na het vervangen of herprogrammeren van de rekeneenheid:Selecteer SC001 "Schrijven opgeslagen gegevens".
Volg de instructies.
Als het commando is beëindigd, zet u het contact uit,
Wacht op het knipperen van het startvergrendelingslampje (enkele secondes) en zet het contact weer aan.
Start de communicatie en wis het storingsgeheugen.
Klaar.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Vervangen van organen 13B
13B-EDC15-21
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
VERVANGEN VAN DE EGR-KLEP(EGR-klep)
Na het vervangen van de EGR-klep, moet de rekeneenheid de offset van de nieuwe klep (bij 0 km) in het geheugen opslaan evenals de gemeten waarde bij het laatste uitzetten van het contact (in de power latch* fase), wat overeenkomt met het sluiten van de klep.Met deze gegevens, kan de rekeneenheid het vervuilen en blokkeren van de klep detecteren.
Als de klep wordt vervangen, moeten in het geheugen opgeslagen offsets worden gewist (RZ002) zodat het systeem gaat werken met de offset van de nieuwe klep.
De gegevens van deze strategie zijn samengebracht in de subfunctie "Antiluchtverontreiniging/OBD".– ET272: INLEZEN EERSTE OFFSET EGR = Uitgevoerd of niet uitgevoerd.– PR128: EERSTE OFFSET EGR-KLEP = 0,75 V < X < 1,5 V (fabricagetolerantie).– PR129: LAATSTE OFFSET EGR-KLEP > of = PR128.– PR051: KOPIE STAND EGR-KLEP (dichtbij PR129, als de klep is gesloten).
De ingelezen waarden van PR128 en PR129 moeten worden gewist als een nieuwe EGR-klep wordt gemonteerd.
Ga als volg te werk na het vervangen van de EGR-klep:
Selecteer het menu "WISSEN".Gebruik het commando RZ002 "Adaptieve waarde EGR"
Als het commando is beëindigd, zet u het contact uit.Wacht tot het einde van de power latch*.
De herinitialisatie van de offset gebeurt automatisch zodra het contact wordt aangezet.
Einde van de werkzaamheden.
N.B.:Na afloop van het commando verschijnt de subfunctie "Antiluchtverontreiniging/OBD":
ET272: niet uitgevoerd PR128 en PR129 = 0,00 V PR051 = 0,75 V < x < 1,5 V
N.B.:Na afloop van de herinitialisatie verschijnt de subfunctie "Antiluchtverontreiniging/OBD", dan:
ET272: uitgevoerd 0,75 V < PR128 = PR129 = PR051 < 1,5 V
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Vervangen van organen 13B
13B-EDC15-22
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
* Knipperen van het startvergrendelingslampje enkele secondes na het uitzetten van het contact.
Vervangen van de verstuivers
Na het vervangen van één of meer verstuivers moeten de IMA-codes opnieuw worden ingevoerd.Het systeem kan worden geparametreerd via de diagnoseaansluiting met behulp van het diagnoseapparaat RENAULT CLIP.Noteer hiervoor de "IMA" code(s) die zijn gegraveerd op het huis van de verstuiver, en voer deze codes in de rekeneenheid in met behulp van het commando SC002 "Invoeren van de verstuivercodes", en volg de instructies van het diagnoseapparaat.
N.B.:De "IMA" codering (individuele verstuivercorrectie) is een kalibratie die in de fabriek is uitgevoerd op iedere verstuiver om de opbrengst ervan nauwkeurig af te stemmen.Deze correctiewaarden staan gegraveerd op het bakelieten huis iedere verstuiver (6 alfanumerieke tekens) en worden ingevoerd in de rekeneenheid die hierdoor bij het aansturen van iedere verstuiver rekening kan houden met de fabricageverschillen.
LET OP– Zet, na beëindiging van het commando het contact uit en verlaat het diagnoseprogramma.– Wacht op het knipperen van het startvergrendelingslampje (enkele secondes) en zet het contact weer aan.– Start het diagnoseprogramma opnieuw.– Selecteer de functie "Identificatie rekeneenheid" van het hoofdscherm.– Controleer of de ingevoerde verstuivercodes in de rekeneenheid overeenkomen met de op de verstuivers
genoteerde codes.– Als de codes niet overeenkomen, begin de procedure opnieuw via het commando SC002 "Invoeren
verstuivercodes".– Controleer vervolgens de storingen van het systeem, en wis de eventuele storingen in het geheugen.– Als de rekeneenheid geen storingen heeft, bent u klaar.– Behandel anders de eventueel aanwezige storingen.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Configuratie en inlezen 13B
13B-EDC15-23
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Configuratie en inlezen
Overzicht van de beschikbare configuraties
ADVIEZENDe configuraties gebeuren om de rekeneenheid van de auto te configureren overeenkomstig de op de auto aanwezige opties.
CF020: Verhogen van het stationair toerental
Met deze configuratie kan het stationair toerental van de motor maximaal + 50 tr/min worden verhoogd, met stappen van +10 tr/min.
CF021: Verlagen van het stationair toerental
Met deze configuratie kan het stationair toerental van de motor maximaal + 50 tr/min worden verlaagd, met stappen van + 10 tr/min
LET OP!
LET OPDeze configuratie kan klachten veroorzaken als deze niet goed wordt gebruikt.
CF028: Airconditioning
Met deze configuratie kan de rekeneenheid met of zonder airconditioning worden geconfigureerd.
CF030: Koelvloeistofverwarmingselementen
Met deze configuratie wordt de rekeneenheid geconfigureerd voor een auto zonder koelvloeistofverwarmingselementen.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Configuratie en inlezen 13B
13B-EDC15-24
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
Overzicht van het lezen van de beschikbare configuraties
ADVIEZENDoor het lezen van de configuratie kan worden gecontroleerd of de configuraties correct zijn uitgevoerd.
LC009: Airconditioning
MET OF ZONDERHet lezen van deze configuratie is direct verbonden met de configuratie CF028.
LC056: Koelvloeistofverwarmingselementen
MET OF ZONDERHet lezen van deze configuratie is direct verbonden met de configuratie CF030.
LC005: Type van de bak
Handbediend OF AutomatischHet lezen van deze configuratie geeft aan of de auto een handgeschakelde versnellingsbak of een automatische transmissie heeft.
LC065: Detector water in brandstof
MET OF ZONDERHet lezen van deze configuratie is direct verbonden met de configuratie van de auto.
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Overzicht van de storingen 13B
13B-EDC15-25
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Overzicht van de storingen
REGELING VAN DE WAARSCHUWINGSLAMPJES
Regeling van het oplichten van de waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel al naar gelang de opgetreden storingen.
StoringenDTC-codes,
hexadecimaal
Waarschu-wingslampje prioriteit 1
(Voorverwar-mingslampje
oranje)
Waarschu-wingslampje
prioriteit 2 (Voorverwar-mingslampje
rood)
Waarschu-wingslampje brandt niet
Waarschu-wingslampje
brandt
DF001 Circuit opname element koelvloeistoftemperatuur
1801 - -CC.0/CO.1/
1.DEF-
DF002 Circuit opname element luchttemperatuur
1802 - - CC.0/CO.1 -
DF017 Commandocircuit rekeneenheid voor-naverwarming
1816 - - CC.1/CO.0 -
DF037 Startvergrendeling 183E 1.DEF/2.DEF - - -
DF038 Rekeneenheid 183F 1.DEF - - 1.DEF
DF040 Circuit verstuiver cilinder 1
182E 1.DEF 2.DEF - 2.DEF
DF041 Circuit verstuiver cilinder 2
182F 1.DEF 2.DEF - 2.DEF
DF042 Circuit verstuiver cilinder 3
1830 1.DEF 2.DEF - 2.DEF
DF043 Circuit verstuiver cilinder 4
1831 1.DEF 2.DEF - 2.DEF
DF046 Accuspanning 182A - - 1.DEF/2.DEF -
DF056 "Circuit luchtdoorstroommeter"
1806 1.DEF -CO.0/CC.1/
2.DEF-
DF057 "Circuit waterdetector dieselbrandstof"
188C 1.DEF - - -
DF070 Circuit koppelingscontact
1829 - - 1.DEF -
DF098 Circuit brandstoftemperatuur
1805 - - CC.0/CO.1 -
DF176 Circuit ventilateurmotor lage snelheid
1817 - - CC.1/CO.0 -
DF186 Circuit voorverwarmingsstiften
1826 - - 1.DEF -
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Overzicht van de storingen 13B
13B-EDC15-26
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
REGELING VAN DE WAARSCHUWINGSLAMPJES
Regeling van het oplichten van de waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel al naar gelang de opgetreden storingen.
StoringenDTC-codes,
hexadecimaal
Waarschu-wingslampje prioriteit 1
(Voorverwar-mingslampje
oranje)
Waarschu-wingslampje
prioriteit 2 (Voorverwar-mingslampje
rood)
Waarschu-wingslampje brandt niet
Waarschu-wingslampje
brandt
DF192 Circuit opname element brandstofdruk
1809 -CC.0/CO.1/
1.DEF- -
DF195 Samenhang opname element nokkenas/motortoerental
1808 3.DEF/4.DEF 2.DEF 1.DEF -
DF196 Circuit opname element pedaal baan 1
180ACO.0/CC.1/
1.DEF- 2.DEF -
DF198 Circuit opname element pedaal baan 2
180BCO.0/CC.1/
1.DEF/2.DEF- - -
DF197 Informatie brandstofdruk 1882 -
1.DEF/2.DEF/3.DEF/4.DEF/
5.DEF- -
DF199 Opname element turbodruk
1804CO.0/CC.1/
1.DEF/2.DEF- - -
DF200 Opname element atmosferische druk
1803 - - 1.DEF/2.DEF -
DF209 Circuit opname element stand EGR-klep 180C
1.DEF/2.DEF/3.DEF
-CO.0/CC.1/
4.DEF
CO.0/CC.1/1.DEF/2.DEF/3.DEF/4.DEF
DF210 Signaal sleutel na contact
182B 1.DEF - - -
DF213 Samenhang informatie signaal vliegwiel
1807 - - 1.DEF -
DF215 omvormer analoog/digitaal
1880 1.DEF - - -
DF216 Voedingsspanning n° 1 van de opname elementen
180F 1.DEF/2.DEF - - -
DF217 Voedingsspanning n° 2 van de opname elementen
1810 1.DEF/2.DEF - - -
DF218 Microcontroleur 1885 - 1.DEF/2.DEF - -
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Overzicht van de storingen 13B
13B-EDC15-27
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
REGELING VAN DE WAARSCHUWINGSLAMPJES
Regeling van het oplichten van de waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel al naar gelang de opgetreden storingen.
StoringenDTC-codes,
hexadecimaal
Waarschu-wingslampje prioriteit 1
(Voorverwar-mingslampje
oranje)
Waarschu-wingslampje
prioriteit 2 (Voorverwar-mingslampje
rood)
Waarschu-wingslampje brandt niet
Waarschu-wingslampje
brandt
DF222 Hoofdrelais 1813 1.DEF/2.DEF - - -
DF225 Gestabiliseerde spanningsregelaar
1888 - 1.DEF/2.DEF - -
DF226 Circuit inlaatklep 1889 CO.0 - CC.1 -
DF228 Informatie remmen 1828 - - 1.DEF -
DF232 Circuit opname element aircodruk
181A - - CC.1/CO.0 -
DF234 Functie snelheidsregelaar / begrenzer
182C - -1.DEF/2.DEF/
3.DEF-
DF238 Circuit relais koelvloei-stofverwarmingselementen n° 1
1836 - - CC.1/CO.0 -
DF239 Circuit relais koelvloei-stofverwarmingselementen n° 2
1835 - - CC.1/CO.0 -
DF240 Circuit relais koelvloei-stofverwarmingselementen n° 1
1834 - - CC.1/CO.0 -
DF241 Circuit actuator brandstofopbrengst
1822 - CC.1/CO.0 1.DEF -
DF253 Opbrengst zelftest na uitzetten van het contact
183A - - 1.DEF -
DF276 Inlezen verstuivercodes
188B 1.DEF/2.DEF - - -
DF301 Circuit luchtinlaat1815
CC.1/CO.0/1.DEF/2.DEF
- - -
DF325 Functie EGR1814
1.DEF/2.DEF/3.DEF/4.DEF
- CC.1/CO.0 -
DF374 Rekeneenheid 1886 - 1.DEF/2.DEF - -
DF436 Detectie ontstekingsuitval
183B1.DEF/2.DEF/3.DEF/4.DEF
- - -
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D Diagnose - Betekenis van de storingen
DF001AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERATUURCC.0 : kortsluiting aan massaCO.1 : onderbreking of kortsluiting aan + 12 V1.DEF: bedrijfstemperatuur van de koelvloeistof niet bereikt
ADVIEZEN
Voorwaarden voor de diagnose bij storing in geheugen voor CC.0 of CO.1:Als de storing aanwezig wordt verklaard na het wissen van de storing en een vertraging van 1 minuut met draaiende motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Meet de werkelijke temperatuur en vergelijk die met de weergave op het diagnoseapparaat.
CC.0 ADVIEZEN Geen.
Controleer de staat van de stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur tussen de aansluitingen 2 en 3 van zijn stekker.Vervang het opname element als de weerstand niet is: 2252 Ω ± 112 bij + 25 °C
811 Ω ± 39 bij + 50 °C 283 Ω ± 8 bij + 80 °C
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F3 aansl. 3 stekker van het opname element
koelvloeistoftemperatuurControleer de geleiding van de verbinding tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F4 aansl. 2 stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF001
13B-EDC15-28
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-29
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF001
VERVOLG 1
CO.1 ADVIEZEN Geen.
Controleer de staat van de stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur tussen de aansluitingen 2 en 3 van zijn stekker.Vervang het opname element als de weerstand niet is: 2252 Ω ± 112 bij + 25 °C
811 Ω ± 39 bij + 50 °C 283 Ω ± 8 bij + 80 °C
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F3 aansl. 3 stekker van het opname element
koelvloeistoftemperatuurControleer de geleiding van de verbinding tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F4 aansl. 2 stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-30
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF001
VERVOLG 2
1.DEF ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Indien de storing wordt aanwezig verklaard na:– het starten van de motor– een vertraging van 4 minuten met draaiende motor.
Bijzonderheden:Gebruik een "werkplaats" temperatuurmeter om de waarden te vergelijken.
Controleer de staat van de stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur tussen de aansluitingen 2 en 3 van zijn stekker.Vervang het opname element als de weerstand niet is: 2252 Ω ± 112 bij + 25 °C
811 Ω ± 39 bij + 50 °C 283 Ω ± 8 bij + 80 °C
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F3 aansl. 3 stekker van het opname element
koelvloeistoftemperatuurControleer de isolatie ten opzichte van + 12 V van de verbinding tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. F4 aansl. 2 stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur
Controleer de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen:rekeneenheid motor, stekker B aansl. F4 aansl. 2 stekker van het opname element
koelvloeistoftemperatuurrekeneenheid motor, stekker B aansl. F3 aansl. 3 stekker van het opname element
koelvloeistoftemperatuurVoer de nodige herstelwerkzaamheden uit als de weerstand abnormaal hoog is.
Als de storing aanhoudt, controleer de werking van de thermostaat.Controleer de vulling en afdichting van het koelcircuit.Raadpleeg indien nodig werkplaatshandboek hoofdstuk 19A.Voer de nodige reparaties uit.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-31
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF002AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUURCC.0 : kortsluiting aan massaCO.1 : onderbreking of kortsluiting aan + 12 V
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt verklaard na: een vertraging van 2 minuten met draaiende motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
CC.0 ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de luchtdoorstroommeter.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van het opname element luchttemperatuur tussen aansl. 1 en 2 van de luchtdoorstroommeter:Vervang de luchtdoorstroommeter als de weerstand niet is: 3714 Ω ± 161 bij + 10 °C
2448 Ω ± 90 bij + 20 °C1671 Ω ± 59 bij + 30 °C
Controleer, met losgenomen luchtdoorstroommeter, de geleiding en de isolatie ten opzichte van massa van de verbinding tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. H3 aansl. 1 van de stekker van de luchtdoorstroommeter
Controleer de + 5 V op aansl. 3 van de stekker van de luchtdoorstroommeter.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF002 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-32
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF002
VERVOLG
CO.1 ADVIEZEN
Volgorde voor het behandelen van meer dan één storing:Bij gelijktijdige aanwezigheid van storing DF056 "Circuit luchtdoorstroommeter" CO.0 of 2.DEF, controleer of de stekker van de luchtdoorstroommeter goed is aangesloten.
Controleer de stekkerverbindingen van de luchtdoorstroommeter.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van het opname element luchttemperatuur tussen aansl. 1 en 2 van de luchtdoorstroommeter:Vervang de luchtdoorstroommeter als de weerstand niet is: 3714 Ω ± 161 bij + 10 °C
2448 Ω ± 90 bij + 20 °C1671 Ω ± 59 bij + 30 °C
Controleer de geleiding en de isolatie ten opzichte + 12 V van de volgende verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. H3 aansl. 1 stekker van de luchtdoorstroommeterRekeneenheid motor, stekker B aansl. A4 aansl. 2 stekker van de luchtdoorstroommeter
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-33
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF017AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT COMMANDO REKENEENHEID VOOR-NAVERWARMINGCC.1 : kortsluiting aan + 12 VCO.0 : onderbreking of kortsluiting aan massa
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na het aansturen van het relais door het commando AC037 "Relais voorverwarming".
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
CC.1 ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid voorverwarming.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Controleer de isolatie ten opzichte van + 12 V van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. G1 aansl. 8 stekker van de rekeneenheid
voorverwarmingControleer de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. H2 aansl. 9 stekker rekeneenheid voorverwarmingAls het probleem aanhoudt, vervang de rekeneenheid voor-naverwarming.
CO.0 ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid voorverwarming.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Controleer de geleiding en de isolatie ten opzichte van de massa van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. G1 aansl. 8 stekker van de rekeneenheid
voorverwarmingControleer de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. H2 Aansl. 9 stekker rekeneenheid voorverwarmingControleer de + 12 V voor contact op aansl. 3 van de stekker van de rekeneenheid voorverwarming.Als het probleem aanhoudt, vervang de rekeneenheid voor-naverwarming.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF017 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-34
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF037AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
STARTVERGRENDELING1.DEF: onsamenhangend signaal2.DEF: storing van de startvergrendelingscode
ADVIEZENVoorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Storing zoeken geldig voor aanwezige storing of storing in geheugen.
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Voer een diagnose uit van het multiplexnetwerk om te bepalen of multiplexverbindingen defect zijn.Herstellen indien nodig (raadpleeg de Service Mededeling diagnose van het multiplexnetwerk).
Controleer met het diagnoseapparaat, het huis met hulporganen interieur en controleer of het correct de code van de startvergrendeling heeft ingelezen.Configureer het huis met hulporganen indien nodig.
Probeer de motor te starten; als de motor niet start, het contact afzetten en 15 secondes wachten (duur van de navoeding van de rekeneenheid) en probeer opnieuw te starten.Als het probleem aanhoudt, herhaal de procesure dan drie keer.
Als de storing aanhoudt: neem contact op met de technische helpdesk.
2.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer de staat ET341 "Startvergrendelingscode ingelezen".Als de staat is "NEE": Controleer dan de startvergrendeling en begin opnieuw bij het begin.
Als de staat is "JA": wis de storing in het geheugen van de rekeneenheid.Zet het contact af, en zet daarna het contact weer aan om de rekeneenheid te initialiseren.
Als de storing aanhoudt: neem contact op met de technische helpdesk.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF037 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-35
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF038AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
REKENEENHEID1.DEF : afwijking in EEPROM
ADVIEZENHet OBD lampje gaat branden na drie opeenvolgende cycli (starten + 5 secondes + complete Powerlatch).
Als de storing in het geheugen is geregistreerd, wist u de storing uit het geheugen van de rekeneenheid.Zet het contact uit, wacht tot het einde van de power latch* en zet het contact weer aan en open opnieuw de communicatie.Als de storing aanhoudt: neem contact op met de technische helpdesk.
* Knipperen van het startvergrendelingslampje enkele secondes na het uitzetten van het contact.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF038 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-36
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF040AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERSTUIVER CILINDER 11.DEF : Te sterke stuurstroom van de verstuivers2.DEF : Te zwakke stuurstroom van de verstuivers
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na: starten van de motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
LET OP:– Houd u stipt aan de voorschriften inzake de veiligheid en een schone werkomgeving.
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 1.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 1.Vervang de verstuiver als deze kortsluiting heeft (R = 0 Ω).
Controleer de isolatie tussen de volgende twee verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G3 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 1Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 1
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de volgende verbinding:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 1
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF040 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-37
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF040
VERVOLG
2.DEF ADVIEZENHet OBD lampje gaat branden na drie opeenvolgende cycli (starten + 5 secondes + complete Powerlatch).
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 1.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 1.Vervang de verstuiver als de weerstand oneindig is.
Controleer de geleiding van de volgende verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G3 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 1Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 1
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-38
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF041AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERSTUIVER CILINDER 21.DEF : Te sterke stuurstroom van de verstuivers2.DEF : Te zwakke stuurstroom van de verstuivers
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na: starten van de motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
LET OP:– Houd u stipt aan de voorschriften inzake de veiligheid en een schone werkomgeving.
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 2.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 2.Vervang de verstuiver als deze kortsluiting heeft (R = 0 Ω).
Controleer de isolatie tussen de volgende twee verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H4 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 2Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 2
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de volgende verbinding:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 2
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF041 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-39
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF041
VERVOLG
2.DEF ADVIEZENHet OBD lampje gaat branden na drie opeenvolgende cycli (starten + 5 secondes + complete Powerlatch).
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 2.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 2.Vervang de verstuiver als de weerstand oneindig is.
Controleer de geleiding van de volgende verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H4 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 2Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 2
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-40
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF042AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERSTUIVER CILINDER 31.DEF : Te sterke stuurstroom van de verstuivers2.DEF : Te zwakke stuurstroom van de verstuivers
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na: starten van de motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
LET OP:– Houd u stipt aan de voorschriften inzake de veiligheid en een schone werkomgeving.
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 3.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 3.Vervang de verstuiver als deze kortsluiting heeft (R = 0 Ω).
Controleer de isolatie tussen de volgende twee verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G4 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 3Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 3
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de volgende verbinding:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 3
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF042 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-41
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF042
VERVOLG
2.DEF ADVIEZENHet OBD lampje gaat branden na drie opeenvolgende cycli (starten + 5 secondes + complete Powerlatch).
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 3.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 3.Vervang de verstuiver als de weerstand oneindig is.
Controleer de geleiding van de volgende verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G4 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 3Rekeneenheid motor, stekker C aansl. G2 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 3
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-42
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF043AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERSTUIVER CILINDER 41.DEF : Te sterke stuurstroom van de verstuivers2.DEF : Te zwakke stuurstroom van de verstuivers
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na: starten van de motor.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
LET OP:– Houd u stipt aan de voorschriften inzake de veiligheid en een schone werkomgeving.
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 4.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 4.Vervang de verstuiver als deze kortsluiting heeft (R = 0 Ω).
Controleer de isolatie tussen de volgende twee verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H3 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 4Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 4
Controleer de isolatie ten opzichte van massa van de volgende verbinding:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 4
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF043 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-43
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF043
VERVOLG
2.DEF ADVIEZENHet OBD lampje gaat branden na drie opeenvolgende cycli (starten + 5 secondes + complete Powerlatch).
Controleer de stekkerverbindingen van de verstuiver n° 4.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Meet de weerstand van verstuiver n° 4.Vervang de verstuiver als de weerstand oneindig is.
Controleer de geleiding van de volgende verbindingen:Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H3 aansl. 2 stekker van verstuiver n° 4Rekeneenheid motor, stekker C aansl. H1 aansl. 1 stekker van verstuiver n° 4
Als het probleem aanhoudt: doe test 8.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-44
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF046AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
ACCUSPANNING1.DEF : accuspanning te laag2.DEF: accuspanning te hoog
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Indien de storing wordt aanwezig verklaard na:– een starten van de motor,– een vertraging van 30 secondes bij draaiende motor.
Bijzonderheden:Voer eventueel een complete controle van het laadstroomcircuit uit met behulp van de Service Mededeling 6014A, "Diagnose van het laadstroomcircuit".
1.DEF ADVIEZEN Geen.
Tonen van de werkspanning van de rekeneenheid: 9 V < werkspanning < 14,5 V.– Controleer met een voltmeter de spanning bij de accupolen.– Vergelijk de accuspanning op de multimeter met de waarde die het diagnoseapparaat aangeeft in het menu
"parameter" PR071 "Voedingsspanning rekeneenheid".Als er geen verschil is:
Laad de accu op en test deze, vervang hem als hij defect is.Controleer het laadstroomcircuit.
Als er een verschil is:– Controleer de bevestiging en staat van de accupolen.– Met behulp van het bijbehorende elektrische schema:
Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen:+ 12 V voor contact aansl. M2 en M3, stekker B van de rekeneenheid van het inspuitsysteem
(via de zekering van de motor en het contact wat normaal open is van het voedingsrelais van de rekeneenheid van het inspuitsysteem).
Accumassa aansl. L3, L4, M4 van stekker B van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
Voer de nodige reparaties uit.
2.DEF ADVIEZEN Geen.
Controleer het laadstroomcircuit, zie SM 6014A.Voer de nodige reparaties uit.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF046 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-45
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
* Knipperen van het startvergrendelingslampje enkele secondes na het uitzetten van het contact.
DF056AANWEZIG
OFIN GEHEUGEN
CIRCUIT LUCHTDOORSTROOMMETERCO.0 : onderbreking of kortsluiting aan massaCC.1 : kortsluiting aan + 12 V1.DEF: voedingsprobleem van de sensor2.DEF: Onsamenhangende gegevens
ADVIEZEN
Voorwaarden voor het storing zoeken bij storing in geheugen:Als de storing aanwezig wordt na:– het uitzetten van het contact tot na de power latch*,– het aanzetten van het contact,of– een vertraging van 1 minuut bij stationair draaiende motor met een
koelvloeistoftemperatuur > 60 °C.
Bijzonderheden:Gebruik het verlengblok Elé. 1681 of Elé. 1590 voor metingen aan de stekkers van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.
CO.0 ADVIEZEN
Volgorde voor het behandelen van meer dan een storing:Bij gelijktijdige aanwezigheid van storing DF002 "Circuit opname element inlaatluchttemperatuur" CO.1, controleer of de stekker van de luchtdoorstroommeter goed is aangesloten.
Controleer de stekkerverbindingen van de luchtdoorstroommeter.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Controleer de geleiding en de isolatie ten opzichte van de massa van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. A3 aansl. 5 stekker van de luchtdoorstroommeter
Controleer de voeding + 5 V op aansl. 3 van de stekker van de luchtdoorstroommeter.Controleer de volgende isolaties:
– tussen de aansluitingen 5 en 6 van de stekker van de luchtdoorstroommeter,– tussen de aansluitingen 2 en 5 van de stekker van de luchtdoorstroommeter.
Voer de nodige reparaties uit.
Doorstroommeter aangesloten, contact aan en stilstaande motor:Controleer de spanning tussen aansl. 2 en 5 van de luchtdoorstroommeter.
– Als de spanning niet ongeveer 0,6 V ±±±± 0,1 is, vervang de luchtdoorstroommeter.
Bouw de luchtdoorstroommeter uit.– Doe test 5.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15_V1D_DF056 EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-46
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
DF056
VERVOLG 1
CC.1 ADVIEZEN Geen.
Controleer de stekkerverbindingen van de luchtdoorstroommeter.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.Controleer de isolatie ten opzichte van + 12 V van de verbinding tussen:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. A3 aansl. 5 stekker van de luchtdoorstroommeterControleer de geleiding van de volgende verbinding:
Rekeneenheid motor, stekker B aansl. A4 aansl. 2 stekker van de luchtdoorstroommeterAls het probleem aanhoudt: vervang de luchtdoorstroommeter.
1.DEF ADVIEZEN
Volgorde voor het behandelen van meer dan een storing:Behandel eerst storing DF216 "Voedingsspanning n°°°° 1 van de opname elementen" als die aanwezig of in het geheugen is.
Controleer de stekkerverbindingen van de luchtdoorstroommeter.Controleer de stekkerverbindingen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.Herstellen indien nodig.
Controleer de geleiding en de isolatie van de verbinding tussen:Rekeneenheid motor, stekker B aansl. A2 aansl. 3 stekker van de luchtdoorstroommeter
Controleer de volgende isolaties:– tussen de aansluitingen 3 en 6 van de stekker van de luchtdoorstroommeter,– tussen de aansluitingen 3 en 2 van de stekker van de luchtdoorstroommeter,– tussen de aansluitingen 3 en 4 van de stekker van de luchtdoorstroommeter.
Controleer de + 12 V na relais op aansl. 4 van de stekker van de luchtdoorstroommeter.Controleer de massa's:
Elektronisch (afkomstig van de rekeneenheid) op aansl. 2 van de stekker van de luchtdoorstroommeter
Chassis (carrosserie) op aansl. 6 van de stekker van de luchtdoorstroommeter
Als het probleem aanhoudt: vervang de luchtdoorstroommeter.
NA REPARATIEBehandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis het storingsgeheugen.Zet het contact uit maak een proefrit gevolgd door een controle met het diagnoseapparaat.
EDC15C13, V1D
-
DIESELINSPUITSYSTEEMDiagnose - Betekenis van de storingen 13B
13B-EDC15-47
EDC15 C13Programmanr.: CB
Vdiagnr.: 1D
*knipperen van het startvergrendelingslampje enkele secondes na het uitzetten van het contact.
DF056
VERVOLG 2