master thesis

49
Coping with the climate crisis: Effects of fear appeals, efficacy and contribution of others on intentions to reduce energy consumption and support for policy measures. Omgaan met de klimaatcrisis: Effecten van fear appeals, efficacy en bijdrage van anderen op intenties tot energie besparen en steun voor beleidsmaatregelen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Masterthese 2009 Auteur: Nynke Sijbesma s1217402 Supervisor: Dr. M. van Zomeren

Upload: nynke-sijbesma

Post on 19-Jul-2015

148 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Master thesis

Coping with the climate crisis: Effects of fear appeals, efficacy and contribution of

others on intentions to reduce energy consumption and support for policy measures. Omgaan met de klimaatcrisis: Effecten van fear appeals, efficacy en bijdrage

van anderen op intenties tot energie besparen en steun voor beleidsmaatregelen.

Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Masterthese 2009

Auteur: Nynke Sijbesma s1217402 Supervisor: Dr. M. van Zomeren

Page 2: Master thesis

1

Voorwoord

In het kader van de afronding van mijn master sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit

van Groningen, ben ik in december 2008 gestart met mijn masterthese. Graag wil ik mijn

begeleider, Dr. M. van Zomeren, bedanken voor zijn steun en begeleiding. Zijn kennis en

ervaring hebben onmiskenbaar bijgedragen aan de succesvolle totstandkoming van deze

masterthese en bovendien ben ik hem dankbaar voor de mogelijkheid om een onderwerp te

kiezen dat aansluit bij mijn interesse. In dit onderzoek staat de klimaatcrisis centraal, een

onderwerp naar mijn hart.

Nynke Sijbesma, augustus 2009

Page 3: Master thesis

2

Inhoudsopgave

Samenvatting ........................................................................................................................................... 4

Summary ................................................................................................................................................. 4

1. Introductie ........................................................................................................................................... 5

1.1 Achtergrond ................................................................................................................................... 5

1.2 Fear appeals .................................................................................................................................. 6

1.3 Sociale dilemma modellen ............................................................................................................ 8

1.4 Samenvatting en hypothesen ...................................................................................................... 11

2. Methode ............................................................................................................................................. 12

2.1 Deelnemers, design, procedure ................................................................................................... 12

2.2 Stimulusmateriaal ....................................................................................................................... 12

2.2.1 Fear appeal ........................................................................................................................... 12

2.2.2. Vertrouwen .......................................................................................................................... 14

2.3 Vragenlijst ................................................................................................................................... 15

3. Resultaten .......................................................................................................................................... 17

3.1 Manipulatiechecks ...................................................................................................................... 17

3.2 Afhankelijke variabelen .............................................................................................................. 20

3.3 Mediatie-effecten ......................................................................................................................... 22

Page 4: Master thesis

3

4. Discussie ............................................................................................................................................. 24

4.1 Samenvatting resultaten .............................................................................................................. 24

4.2 Fear appeals ................................................................................................................................ 25

4.3 Vertrouwen .................................................................................................................................. 27

4.4 Beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek ...................................................... 29

4.4.1 Beperkingen .......................................................................................................................... 29

4.4.2 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek .......................................................................... 30

4.5 Conclusie ..................................................................................................................................... 31

Referenties ............................................................................................................................................. 32

Bijlage 1 Fear appeal tekst ................................................................................................................ 38

Bijlage 2 Waargenomen effectiviteit manipulatie .......................................................................... 42

Bijlage 3 Items & factorladingen ..................................................................................................... 44

Bijlage 4 Histogrammen Kans & Overheid .................................................................................... 48

Page 5: Master thesis

4

Samenvatting

Het inzetten van fear appeals als communicatiemiddel m.b.t. de klimaatcrisis is een

controversiële en verwaarloosde strategie vanwege mogelijke schadelijke fear control

reacties. Het huidige onderzoek integreert theoretische modellen van fear appeals, collectieve

actie en sociale dilemma’s om tot een concrete communicatiestrategie te komen voor het

oplossen van de milieuproblematiek. Met een 2 x 2 factorieel experiment is het effect

onderzocht van (a) een fear appeal boodschap en (b) het gezamenlijke effect van efficacy en

bijdrage van anderen, samen aangeduid met ‘vertrouwen’. De resultaten onthulden dat

blootstelling aan de fear appeal leidde tot hogere intenties tot energie besparen en steun voor

beleidsmaatregelen. Bovendien zijn er geen aanwijzingen gevonden voor schadelijke fear

control reacties. Het verhogen van vertrouwen leidde ook tot hogere intenties tot energie

besparen. Dit suggereert dat een goede communicatiestrategie om mensen aan te zetten tot

energiebesparing zowel gebruik maakt van een fear appeal als van informatie dat vertrouwen

– in eigen kunnen en anderen – aanwakkert. Mijn conclusie luidt dat onderzoek naar fear

appeals en vertrouwen een veelbelovend startpunt is voor het verbeteren van de communicatie

bij collectieve problemen zoals de klimaatcrisis.

Summary

The use of fear appeals for coping with the climate crisis has been a neglected and

controversial strategy because of the potential to backfire (e.g. fear control reactions). The

current study combines theoretical models of fear appeals, collective action and social

dilemmas in an attempt to develop an effective communication strategy that can contribute to

a solution. A 2 by 2 factorial experiment is conducted to examine the effect of (a) a fear

appeal message and (b) the combined effect of efficacy and contribution of others, here

indicated by ‘trust’. The results disclosed that the fear appeal strengthened intentions to

reduce energy consumption and support for policy measures. Increasing trust also lead to

higher intentions to reduce energy consumption. Moreover, no signs were found of

detrimental fear control reactions. This suggests that a good communication strategy for

stimulating energy conservation among people consists of a fear appeal as well as information

that increases trust (e.g. efficacy and trust in others). My conclusion is that research on fear

appeals and trust offers a promising starting point for improving the communication with

regard to collective problems like the climate crisis.

Page 6: Master thesis

5

1. Introductie

1.1 Achtergrond Van alle milieuproblematiek wordt de klimaatcrisis als het belangrijkste en het meest

bedreigende probleem van de 21ste eeuw beschouwd. Het Intergovernmental Panel on Climate

Change waarschuwt voor ernstige gevolgen indien de wereldwijde uitstoot van CO2 niet binnen

tien jaar drastisch wordt gereduceerd (IPCC, 2007). Hoewel de preventie van deze crisis

economische en technische maatregelen vereist, betreft het grotendeels ook een gedragsmatig

probleem dat vraagt om veranderingen in levensstijl, consumptiepatronen, autogebruik e.a. De

psychologie kan in dit opzicht verhelderen hoe mensen gestimuleerd kunnen worden om zulke

veranderingen aan te gaan.

Huidige communicatiestrategieën zijn echter ontoereikend gebleken in het creëren van

draagvlak voor de vereiste maatregelen (Moser & Luganda, 2006). Er is een groot contrast

tussen de hoge mate van bezorgdheid en urgentie die vanuit de wetenschap gecommuniceerd

wordt en het gebrek aan actie in de maatschappij dat vereist is om het probleem aan te pakken.

Eén van de verklaringen voor deze tweespalt betreft het gebrek aan risicobeleving onder

mensen (Etkin, 2007; Leizerowitz, 2006; Lorenzoni, Leiserowitz, De Franca Doria, Poortinga &

Pidgeon, 2006; Weber, 2006). De ernst en kwetsbaarheid voor de risico’s van

klimaatverandering worden vaak onderschat of de persoonlijke relevantie en urgentiebeleving

ontbreekt.

Dit stimuleerde Al Gore tot het uitbrengen van de wereldberoemd geworden

documentairefilm An Inconvenient Truth, waarin hij probeert de ernst van de situatie duidelijk

te maken en bovendien een oproep doet tot daadkracht. Hoewel deze film wereldwijd het

klimaatbewustzijn heeft vergroot, heeft het tot op heden niet tot voldoende maatregelen geleid

om de klimaatcrisis af te wenden, en dit onderstreept het belang van het ontwikkelen van

effectieve risicocommunicatie. Met het oog op de klimaatcrisis is daarom onderzoek nodig om

kennis te verkrijgen over de wijze waarop massamediale campagnes kunnen bijdragen aan

oplossingen voor dergelijke milieuproblematiek.

In het huidige onderzoek probeer ik een nieuw antwoord te geven op de vraag, of fear

appeals zoals aanwezig in An Inconvenient Truth (bijv. het beeld van Nederland onder water)

een goede manier zijn om mensen aan te zetten tot energiebesparend gedrag. Er is nog weinig

bekend over de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen bij problemen van collectieve

Page 7: Master thesis

6

aard, zoals de klimaatcrisis. Collectieve problemen gaan vaak gepaard met situaties waarin het

eigenbelang in conflict komt met het collectieve belang (zogenaamde sociale dilemma’s),

waarbij voor mensen ook vaak een rol speelt wat andere mensen doen of zullen doen. Daarom

kijk ik in het onderzoek niet alleen naar fear appeals, maar ook naar het vertrouwen dat mensen

hebben in eigen kunnen en in anderen.

1.2 Fear appeals Angstaanjagende boodschappen (fear appeals) zijn voornamelijk binnen de gezondheids-

voorlichting een veelgebruikte vorm van risicocommunicatie. De afgelopen vijftig jaar is

uitgebreid onderzoek gedaan naar de overtuigende effecten van fear appeals en is het een

effectief middel gebleken voor het veranderen van attitudes, intenties en gedrag (Witte & Allen,

2000), bijvoorbeeld ter preventie van borstkanker, roken, drugs- en alcoholmisbruik en seksueel

overdraagbare aandoeningen.

Verschillende theoretische modellen geven een verklaring voor de effectiviteit van fear

appeals. Leventhal (1968, 1970) vond geen ondersteuning voor het Drive Model, dat een

omgekeerde u-vormige relatie tussen angst en attitudeverandering veronderstelt, en

introduceerde vervolgens het Parallel Process Model, dat twee mogelijke reacties op een fear

appeal beschrijft: ‘danger control’ (acceptatie van de boodschap) en ‘fear control’ (beheersing

van angst). Wanneer individuen reageren met een fear control reactie wordt de boodschap

genegeerd, verworpen of ontkend. Fear control zou volgens dit model een barrière voor

gedragsverandering kunnen vormen wat mensen ervan weerhoudt om tot milieuvriendelijk

gedrag over te gaan. De Protectie Motivatie Theorie (Rogers 1975, 1983) verklaart de

cognitieve factoren die tot acceptatie van een fear appeal boodschap leiden. Het model is

schematisch weergegeven in Figuur 1. Acceptatie van de boodschap is waarschijnlijk indien: de

waargenomen ernst en kwetsbaarheid voor het risico groot is; individuen geloven dat ze het

aanbevolen gedrag goed kunnen uitvoeren (zelf-efficacy); en de overtuiging hebben dat de

respons effectief is in het afwenden van de dreiging (respons-efficacy). Zelf-efficacy en

respons-efficacy worden samen aangeduid met waargenomen effectiviteit. Volgens Rogers is

angst een motiverende kracht voor zelfbeschermend gedrag, maar alleen wanneer deze

cognitieve factoren aanwezig zijn. Hij veronderstelt dat fear appeals met name effectief zijn

wanneer de waargenomen effectiviteit en de waargenomen dreiging hoog is. Mensen kunnen

dan immers iets constructiefs doen met de waargenomen dreiging. Een meta-analyse van Witte

et al. (2000) biedt sterke ondersteuning voor Rogers’ Protectie Motivatie Model.

Page 8: Master thesis

7

Figuur 1: Schematisch overzicht van Rogers’ Protectie Motivatie Model.

Al Gore gebruikt in zijn documentairefilm indringende beelden van gevolgen van

orkanen, terugtrekkende gletsjers, ijskappen die in de zee storten en effecten van verdroging en

verwoestijning, waarmee een beroep op angst wordt gedaan om mensen tot actie aan te zetten.

Ook het taalgebruik is indringend: “I want to testify today about what I believe is a planetary

emergency; a crisis that threatens the survival of our civilization and the habitability of the

Earth.” Maar hoewel fear appeals zoals in An Inconvenient Truth met succes zijn toegepast

binnen de gezondheidswetenschappen, is het gebruik ervan bij grootschalige milieuproblemen

als de klimaatcrisis omstreden (Moser & Dilling, 2004). De klimaatcrisis is namelijk, in

tegenstelling tot veel gezondheidsproblemen, een typisch collectief probleem dat zich voordoet

op mondiale schaal. Een oplossing is daarom niet haalbaar op individueel niveau; alle actoren

moeten meewerken aan de oplossing. Dit laat veel ruimte voor mensen om hun gedrag aan te

passen aan wat ze denken dat anderen zullen doen. Als mensen weinig vertrouwen hebben in

anderen (bijvoorbeeld omdat ze denken dat anderen toch niets zullen doen) is de waargenomen

effectiviteit van collectieve actie vaak erg laag (Van Zomeren, Spears, Fischer & Leach, 2004).

Dit heeft implicaties voor de veronderstelde effectiviteit van fear appeals met betrekking tot de

klimaatcrisis, zoals aanwezig in An Inconvenient Truth. Wanneer fear appeals namelijk een

hoge mate van angst veroorzaken en de waargenomen effectiviteit om de dreiging weg te

nemen laag is, is het waarschijnlijk dat individuen reageren met een ongewenste fear control

reactie die niet tot collectieve actie leidt, zoals het verwerpen, negeren of ontkennen van de

boodschap m.b.t. de klimaatcrisis (Niemeyer, Petts & Hobson, 2005; Roser & Thompson, 1995;

Tan, Ogawa & Matsumara, 2008).

WAARGENOMEN EFFECTIVITEIT

(zelf-efficacy,

respons-efficacy)

---------------

WAARGENOMEN DREIGING

(ernst,

kwetsbaarheid)

Angst

Protectie motivatie

Defensie motivatie

DANGER CONTROL (acceptatie

van de boodschap)

FEAR CONTROL (verwerpen, negeren,

ontkennen van de boodschap)

Page 9: Master thesis

8

Het is inderdaad nog maar de vraag welke respons een fear appeal met betrekking tot de

klimaatcrisis kan uitlokken. Enerzijds kan lage waargenomen effectiviteit in combinatie met

hoge angst ervoor zorgen dat individuen overweldigd worden door de omvang van het

probleem en reageren met fear control, resulterend in apathie. Anderzijds zullen fear appeals

waarschijnlijk slechts matige niveaus van angst oproepen, vanwege het ‘ver weg karakter’ van

de gevolgen in temporeel en geografisch opzicht. In dat geval zou een fear appeal een positieve

uitwerking kunnen hebben. Emoties zoals angst, bezorgdheid en schuldgevoelens motiveren

dan waarschijnlijk tot zelfbeschermend gedrag dat gericht is op het reduceren van de

risicobeleving, zoals het nemen van de aanbevolen energiebesparende maatregelen (Weber,

2006). In de hoop een antwoord te vinden op bovenstaande vraag manipuleer ik in mijn studie

een fear appeal met betrekking tot de klimaatcrisis, waarbij het probleem wordt beschouwd als

een klassiek sociaal dilemma.

1.3 Sociale dilemma modellen Veel milieuproblemen worden veroorzaakt doordat individuen geneigd zijn om te kiezen voor

persoonlijk gewin met nadelige gevolgen voor het collectief dat afhankelijk is van de gedeelde

natuurlijke bron (Samuelson, 1990; Steg, 2003; VanVugt, 2002). Hardin (1968: p. 1244)

beschreef deze situatie in een beroemd geworden essay The Tragedy of the Commons: “Ruin is

the destination toward which all men rush, each pursuing his own best interest in a society that

believes in the freedom of the commons. Freedom in a commons brings ruin to all.”

Elk individu wordt geconfronteerd met een sociaal dilemma: een situatie waar

gemeenschappelijke belangen en individuele belangen van individuen met elkaar in conflict

zijn. Gedrag dat op korte termijn individuele beloningen oplevert, heeft op lange termijn

ernstige gevolgen voor de gemeenschap als teveel mensen dit vertonen. In het kader van de

klimaatcrisis is de wereldwijde gemeenschap gebaat bij energiebesparende maatregelen, maar

dit gaat gepaard met kosten en is daarom in strijd met individuele belangen. Het is daarmee de

vraag of fear appeals een goede manier zijn om mensen aan te zetten tot de gewenste

gedragsverandering, want wellicht hebben ze, gezien de collectieve schaal waarop het probleem

zich afspeelt, geen vertrouwen in de bereidheid van anderen om mee te doen, en daarmee in hun

eigen kunnen.

Bij grootschalige sociale dilemma problemen is de waargenomen effectiviteit erg laag

(Kerr, 1989). Mede als gevolg daarvan wordt het kiezen voor gemeenschappelijk belang

Page 10: Master thesis

9

ontmoedigd en de keuze voor eigenbelang aantrekkelijk. Bij de problematiek van de

klimaatcrisis bijvoorbeeld, zijn mensen zich bewust van de verwaarloosbare impact van hun

energiebesparende maatregelen. De overtuiging dat hun eigen respons effectief is in het

afwenden van de dreiging ontbreekt. Om dit te bereiken is namelijk de bijdrage van anderen

noodzakelijk. Dit vormt wellicht een barrière om tot energie besparen over te gaan vanwege de

sociale onzekerheid die hiermee gepaard gaat. Het is de vraag of mensen voldoende vertrouwen

hebben in de medewerking van andere individuen en relevante partijen, zoals de landbouw- en

industriesector.

Verschillende theorieën richten zich om deze reden op de bijdrage van anderen. De Goal

Expectation Theory voorspelt dat individuen in sociale dilemma situaties alleen bereid zijn om

hun eigenbelang op te offeren als ze de verwachting hebben dat andere mensen ook zullen

bijdragen (Pruit & Kimmel, 1977). In overeenstemming met Goal Expectation Theory stelt

Dawes (1980, geciteerd in Steg, 2003) dat mensen in sociale dilemma situaties bereid zijn om

mee te werken wanneer (a) ze de aard van het dilemma begrijpen en de voordelen van

meewerken inzien, en (b) ze ervan overtuigd zijn dat voldoende anderen dit ook zullen doen.

Uit experimenteel onderzoek is inderdaad gebleken dat mensen eerder meewerken wanneer ze

verwachten dat andere groepsleden dit ook zullen doen (Pruit & Kimmel, 1977; Staats, Wit &

Midden, 1996; Wit & Wilke, 1998). Echter, de meeste resultaten met betrekking tot sociale

dilemma’s zijn afkomstig van laboratoriumstudies met eenvoudige experimentele modellen

(bijv. spelletjes). Het is onzeker of dergelijke resultaten succesvol kunnen worden toegepast in

interventiestrategieën voor echt bestaande sociale dilemma’s, die veel complexer van aard zijn

(Nemeth, 1972; Steg, 2003).

Het geven van informatie over de bijdrage van anderen (bijv. een opiniepeiling) is

wellicht een goede manier om mensen aan te zetten tot energiebesparend gedrag, vanwege de

verwachte positieve invloed op waargenomen effectiviteit. In grote groepen zijn mensen er niet

zeker van dat hun bijdrage de moeite waard is, omdat dit grotendeels afhankelijk is van het

gedrag van anderen (sociale onzekerheid). Wanneer mensen weten dat meer anderen bereid zijn

om tot actie over te gaan, zal de waargenomen effectiviteit hoger zijn (Niemeyer et al., 2005;

Van Zomeren et al., 2004) en als gevolg hiervan zal de actiebereidheid tot milieuvriendelijk

gedrag waarschijnlijk groter zijn. Om dit effect te onderzoeken, worden waargenomen

effectiviteit en actiebereidheid van anderen in dit onderzoek samen gemanipuleerd en

aangeduid met 'vertrouwen’. Deze term omvat de manipulatie van: het vertrouwen in de

bijdrage van anderen, het vertrouwen in eigen kunnen (zelf-efficacy), en het vertrouwen in de

effectiviteit van het energiebesparende gedrag (respons-efficacy).

Page 11: Master thesis

10

Het geven van informatie over anderen kan echter ook averechts werken. In

grootschalige sociale dilemma situaties als de klimaatcrisis bestaat de mogelijkheid dat de

actiebereidheid van anderen de ervaren noodzaak van een eigen bijdrage wegneemt, door Olson

(1965) het ‘free-rider effect’ genoemd. Wanneer mensen hun eigen pogingen tot energie

besparen niet langer als noodzakelijk beschouwen voor het groepssucces zullen ze hun bijdrage

verminderen (Ames & Marwell, 1979; Kerr & Bruun, 1983; Kim & Walker, 1984). Het free-

rider effect kan zo een barrière vormen die mensen ervan weerhoudt om tot het gewenste

gedrag over te gaan. (“Ik hoef niets te doen want anderen lossen het probleem toch al op.”)

Om de klimaatcrisis te kunnen tegengaan, is het belangrijk om naast intenties tot energie

besparen ook de steun voor overheidsmaatregelen te verhogen. Structurele maatregelen zoals

wetten, regels en financiële stimulansen (incentives) veranderen de kosten-baten structuur van

het gewenste milieuvriendelijke gedrag (bijv. zodat energiebesparing aantrekkelijker wordt dan

energieverspilling) en zijn daarom cruciaal voor het doorbreken van het sociale dilemma en

daarmee het vermijden van Hardin’s ‘tragedy of the commons’. Volgens Yamagishi’s

Structural Goal Expectation Theory (1986, 1988) zullen mensen pleiten voor structurele

maatregelen wanneer ze bezorgd zijn om de collectieve gevolgen van milieu-onvriendelijk

gedrag en weinig vertrouwen hebben in de bijdrage van anderen (bijvoorbeeld vanwege het

free-rider effect). Resultaten van Staats et al. (1996) bieden ondersteuning voor deze theorie.

Met betrekking tot de klimaatcrisis zullen fear appeals daarom wellicht een positieve invloed

uitoefenen op structurele maatregelen, omdat het waarnemen van de boodschap waarschijnlijk

de bezorgdheid om het milieu vergroot. Het is bovendien de vraag of een gebrek aan

vertrouwen - in eigen kunnen en anderen - overheidsmaatregelen m.b.t. de klimaatcrisis kan

stimuleren. Wellicht zullen mensen bij weinig vertrouwen niet hun eigen gedrag veranderen,

maar wel een actievere rol van de overheid verwachten.

Concluderend: Ik manipuleer in het experiment niet alleen een fear appeal, maar ook

waargenomen effectiviteit en de mate van actiebereidheid van anderen met betrekking tot de

klimaatverandering (‘vertrouwen’), waarbij ik door middel van specifieke informatie in de

boodschap het free-rider effect probeer te voorkomen. Het algemene idee hierbij is dat mensen

eerder geneigd zijn tot milieuvriendelijk gedrag als ze het risico ervan onderkennen (d.m.v. de

fear appeal), hun eigen bijdrage als noodzakelijk beschouwen, en niet geremd worden door

zorgen over een gebrek aan steun en daarmee effectiviteit. Omdat de overheid d.m.v. structurele

maatregelen wellicht een belangrijke rol zou kunnen spelen in het stimuleren van

energiebesparend gedrag, wordt er zowel gekeken naar het effect van de manipulaties op

Page 12: Master thesis

11

intenties tot energiebesparend gedrag, als naar het effect op steun voor energiebesparende

beleidsmaatregelen.

1.4 Samenvatting en hypothesen Het huidige onderzoek integreert fear appeal modellen en modellen van sociale dilemma’s en

collectieve actie om tot een concrete oplossing te komen van het dilemma van het

communiceren van milieuproblematiek. Er is nog weinig bekend over hoe effectief het gebruik

van fear appeals bij een probleem van collectieve aard is, en wat de rol van sociale onzekerheid

en daarmee gepaard gaande waargenomen effectiviteit is. Het onderzoek zal dus een nieuw

antwoord geven op de vraag of fear appeals een goede manier zijn om mensen aan te zetten tot

energiebesparend gedrag en wat de rol van vertrouwen hierin is. Ik verwacht dat: (a) fear

appeals een positief effect hebben op intenties tot energie besparen en op de waargenomen

noodzaak voor beleidsmaatregelen, en (b) dat vertrouwen een positief effect heeft op intenties

tot energie besparen en waargenomen noodzaak voor beleidsmaatregelen, en (c) dat het effect

van fear appeals op intenties tot energie besparen groter zal zijn bij veel dan weinig vertrouwen,

en (d) dat waargenomen noodzaak voor beleidsmaatregelen groter is bij weinig vertrouwen.

Ik test de hypothesen met een psychologisch experiment, waarin mensen random

toegewezen worden over vier experimentele condities. De eerste manipulatie bedraagt een korte

angstaanjagende boodschap, waarin de gevolgen van de klimaatcrisis, specifiek de

zeespiegelstijging, zichtbaar worden gemaakt (versus een controle-conditie). De tweede

manipulatie betreft informatie over vertrouwen (versus een controle-conditie). Middels een

vragenlijst worden alle metingen (afhankelijke variabelen en controlevariabelen) verzameld. De

kernvariabelen zijn: Angst; Waargenomen effectiviteit (ofwel efficacy) en bijdrage van

anderen; Intenties tot energie besparen en Waargenomen noodzaak van beleidsmaatregelen. Ik

analyseer de data met behulp van variantie-analyses om te testen voor gemiddelde verschillen

tussen de experimentele condities, zoals voorspeld in de hypothesen.

Page 13: Master thesis

12

2. Methode

2.1 Deelnemers, design, procedure Achtenzeventig psychologiestudenten aan de Rijksuniversiteit van Groningen (64 vrouwen en

14 mannen, gemiddelde leeftijd 20 jaar) namen deel aan een experiment aan de betreffende

universiteit in ruil voor studiepunten of een financiële beloning. Het experiment had de vorm

van een vragenlijstonderzoek. De onderzoeksdeelnemers werden gerandomiseerd toegewezen

aan één van de vier experimentele condities. Het onderzoeksdesign betrof een 2 (Fear appeal:

Ja / Nee) X 2 (Vertrouwen: Groot / Klein) factorieel design. Aan elke conditie werden twintig

deelnemers toegewezen, behalve in de groot vertrouwen conditie (18 personen).

Bij aankomst werden de deelnemers verwelkomd en toegewezen aan een deels

afgescheiden ruimte met een computer. Vervolgens werd een onderzoekspakket uitgedeeld,

bestaande uit een vragenlijst, een informed consent formulier en - afhankelijk van de conditie

- één of twee teksten. Aan de deelnemers werd gevraagd om na het bestuderen van de teksten

(en evt. de film) de vragenlijst in te vullen door antwoorden te kiezen op een zeven-punt

Likert schaal (1= helemaal niet, 7=heel erg).

In de fear appeal conditie werd een angstaanjagende boodschap getoond in de vorm

van een tekst gevolgd door een korte film, waarin de gevolgen van de klimaatcrisis in beeld

waren gebracht. Deelnemers in de vertrouwen conditie lazen een tekst met aanbevolen acties,

de effectiviteit ervan en informatie over de actiebereidheid van anderen. In de fear appeal +

vertrouwen conditie kregen de deelnemers zowel de angstaanjagende boodschap als de

waargenomen effectiviteit informatie. De deelnemers in de controleconditie kregen alleen de

vragenlijst, waarin hen werd gevraagd aan te geven wat hun attitude ten opzichte van de

klimaatverandering was.

2.2 Stimulusmateriaal 2.2.1 Fear appeal De tekst

De tekst (Zie bijlage 1) begon met een korte uitleg over de klimaatcrisis en de hoofdoorzaken

ervan. Met concrete voorbeelden werd duidelijk gemaakt hoe de deelnemer bijdraagt aan dit

probleem. Vervolgens werd onderstreept dat de klimaatcrisis een feit is, met een opsomming

Page 14: Master thesis

13

van de eerste zichtbare gevolgen van de klimaatcrisis. Na een korte toelichting op het IPCC

werd de urgentie van de crisis benadrukt, waarop een beschrijving volgde van de ernstigste

scenario’s over de gevolgen van de wereldwijde opwarming. De tekst eindigde met de

gevolgen van de zeespiegelstijging en de implicaties die dit heeft voor Nederland.

De fear appeal is ontworpen met inachtneming van Witte’s (2000) richtlijnen voor het

ontwerpen van een effectieve angstaanjagende boodschap, gebaseerd op de resultaten van een

omvangrijke meta-analyse. Om de effectiviteit van de fear appeal optimaal te maken, is

zorgvuldig gekeken naar de waargenomen ernst en kwetsbaarheid met betrekking tot de

klimaatcrisis, de persoonlijke relevantie ervan en de geloofwaardigheid van de boodschap

(efficacy-informatie is in de vertrouwen-tekst opgenomen). Hier volgt per factor een

beschrijving van hoe de fear appeal is ontworpen:

- Waargenomen ernst: Om de waargenomen ernst van de dreiging zo groot mogelijk te

maken, is gebruik gemaakt van levendige afbeeldingen (film) en taalgebruik en aangrijpende

citaten van VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon, bijvoorbeeld: “De ergste scenario's van het

IPCC zijn zo angstwekkend als een sciencefictionfilm”, en: “Met meer dan 70% van de

wereldpopulatie gevestigd in kustgebieden zal een rijzende zeespiegel enorme menselijke en

socio-economische kosten met zich meebrengen.”

- Waargenomen kwetsbaarheid & persoonlijke relevantie: Om de persoonlijke relevantie en

de waargenomen kwetsbaarheid optimaal te maken is in de film en de tekst de nadruk gelegd

op de ergste gevolgen voor Nederland, specifiek de mogelijke zeespiegelstijging van 6 meter.

De tekst bevat bijvoorbeeld een afbeelding van de nieuwe kaart van Nederland, waarin

Groningen tot het ondergelopen gebied behoord, met de tekst: “Een zes meter stijging

betekent emigratie van tien miljoen Nederlanders.” De boodschap wordt verder

gepersonaliseerd door de lezer te wijzen op zijn verantwoordelijkheid: “In welke mate wij de

komende jaren actie ondernemen zal bepalen welke wereld wij achterlaten voor onze kinderen

en kleinkinderen”, en: “Hoe minder wij in actie komen, hoe meer opwarming, hoe ernstiger

de gevolgen.”

- Geloofwaardigheid: De tekst is gebaseerd op uitspraken van geloofwaardige bronnen,

namelijk het IPCC en VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon. Het IPCC wordt algemeen

beschouwd als de meest neutrale bron en wereldwijde autoriteit op het gebied van informatie

over de klimaatverandering. Om de tekst zo geloofwaardig mogelijk te maken, is een korte

toelichting gegeven op het IPCC, het logo op elke pagina vermeld en de onzekerheid rondom

de ergste scenario’s aangegeven.

Page 15: Master thesis

14

De film

De tekst werd gevolgd door een korte film (1 min. 27 sec.), waarin de gevolgen van de

zeespiegelstijging voor Nederland zichtbaar waren gemaakt. Net als in Al Gore’s

documentairefilm An Inconvenient Truth, werden in hoog tempo beelden getoond van

terugtrekkende gletsjers en smeltend poolijs van Groenland en Antarctica, waarbij op

indringende wijze werd aangegeven hoeveel meter de zeespiegel zal stijgen als deze gebieden

geheel verdwijnen. Om de waargenomen ernst en kwetsbaarheid zo groot mogelijk te maken,

werden vervolgens zwart-wit beelden vertoond van een stormvloed aan de Nederlandse kust

met de tekst “Zijn we op tijd?”... “Of weer te laat?”, waarna beelden van de watersnoodramp

in 1953 verschenen. Tot slot verscheen (in lijn met Gore’s film) een satellietbeeld van

Nederland, waarin de contouren van Nederland langzaam verdwenen door de oprukkende zee.

Om de ervaren dreiging optimaal te maken, werd gebruik gemaakt van onheilspellende Punk

muziek (Foreign Legion, 1987). De film werd getoond op een computer met een

geluidssterkte van 70 decibel, waarbij gebruik werd gemaakt van een koptelefoon.

2.2.2. Vertrouwen

Vertrouwen werd gemanipuleerd d.m.v. het aanbieden van een korte tekst (zie Bijlage 2). Het

doel van de tekst was de lezer ervan te overtuigen dat er door gezamenlijke inspanning een

verschil kan worden gemaakt, met uitspraken als:

“ Maar er is hoop. Het is zeker dat we dit probleem kunnen oplossen. We zijn nog niet te laat.

De oplossingen voor de klimaatcrisis zijn er al. De technologieën zijn al beschikbaar en het

inzetten ervan brengt immense economische voordelen. Maar we moeten het nog wel doen.”

Om zelf-efficacy te vergroten, werden vervolgens vijf tips gegeven voor wat de lezer kan

doen om te helpen de dreiging af te wenden (bijvoorbeeld “koop energiezuinige apparaten”).

Om respons-efficacy te vergroten, is ook vermeld dat de aanbevolen acties effectief bijdragen

aan het afwenden van de dreiging, bijvoorbeeld: “Kleine veranderingen in je dagelijkse

routine kunnen samen een groot verschil maken in het stoppen van de wereldwijde

opwarming.” Tot slot bevatte de tekst de volgende informatie over de bijdrage van anderen:

“Gelukkig laten mensen over de hele wereld ons zien wat er allemaal mogelijk is. Overheden

maken afspraken over maatregelen. Vele gemeenschappen en individuen dragen al effectief

bij aan het oplossen van de klimaatcrisis. Ook in Nederland zijn meer dan honderdduizend

Page 16: Master thesis

15

huishoudens CO2 neutraal. Dit betekent dat we op de goede weg zijn. Maar we zijn er nog

lang niet. Met elkaar kunnen we de ergste gevolgen van de klimaatverandering voorkomen.

Maar daarvoor is jouw bijdrage ook nodig.”

Om te voorkomen dat het free-rider effect zou kunnen optreden (m.a.w. dat mensen

verwachten dat anderen het probleem wel oplossen, zodat ze zelf niets hoeven te doen), werd

de deelnemer op het belang van een eigen bijdrage gewezen, met opmerkingen als: “Maar

daarvoor is jouw bijdrage ook nodig.”

2.3 Vragenlijst De vragenlijst bestond uit zelf samengestelde subschalen welke getest werden via

factoranalyse (zie Bijlage 3 voor tabellen met een overzicht van de items en bijbehorende

factorladingen per subschaal). We controleerden onze fear appeal manipulatie met zeven

items over hoe de deelnemers zich op dit moment voelden (Cronbach’s α = .91). Vertrouwen

werd geoperationaliseerd door middel van elf items, verdeeld over twee subschalen, namelijk:

Efficacy (7 items; α = .90) over het vertrouwen in eigen kunnen m.b.t. energie besparen, en

Bijdrage van anderen (4 items; α = .90) over het vertrouwen dat genoeg andere mensen ook

zullen meewerken. Factoranalyse onthulde een drie-factor structuur voor de waargenomen

ernst en kwetsbaarheid items, te weten: Ernst (5 items; α = .87) waarbij de deelnemers

aangeven hoe ernstig ze de klimaatcrisis vinden; Kans (2 items, r = .83, p < .001) over hoe

groot de kans is dat de zeespiegel zal stijgen en de temperatuur op aarde zal toenemen, en

Persoonlijke Relevantie (6 items; α = .90) met betrekking tot de waargenomen persoonlijke

kwetsbaarheid voor de gevolgen van de klimaatcrisis. De items voor Intentie tot energie

besparen vormden na factoranalyse een drie-factor structuur: Algemene Intentie (4 items; α =

.79) met items over algemene beloften om tot actie over te gaan en laagdrempelige

handelingen die weinig kosten; Structurele Actieve Intentie (2 items; r = .52, p < .001) met

handelingen die de structurele context veranderen en een actieve en/of activistische houding

vergen, en Specifieke Intentie (3 items; α = .74) met betrekking tot energiebesparende

handelingen in het huishouden die nieuwe gewoonten en zelfbeheersing (curtailment)

vereisen. Waargenomen noodzaak van beleidsmaatregelen werd gemeten met de schaal

Overheid (4 items; α = .68). Het item “Ik vind dat de overheid de prijs van benzine en diesel

moet verhogen” laadde niet op deze schaal en is daarom apart geanalyseerd. Tot slot schreven

de deelnemers een korte samenvatting ter indicatie van hoe nauwkeurig de teksten waren

Page 17: Master thesis

16

bestudeerd: “Geef in je eigen woorden een samenvatting van de tekst die je hebt gelezen.” De

samenvatting had een vereiste minimale omvang die in verhouding was met de omvang van

de aangeboden teksten: vijf regels in de vertrouwen-condities en zeven regels in de fear

appeal condities.

Page 18: Master thesis

17

3. Resultaten

Alvorens de hypothesetoetsen te presenteren, wordt eerst een algemeen overzicht gegeven van

de uitkomsten van het onderzoek. Er is een serie van ANOVAs uitgevoerd met fear appeal en

vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en intenties tot energie besparen en

waargenomen noodzaak voor beleidsmaatregelen als de afhankelijke variabelen. Er volgt

eveneens een mediatie-analyse volgens de criteria van Baron en Kenny (1986) om eventuele

procesvariabelen te kunnen aanwijzen.

3.1 Manipulatiechecks Alle deelnemers hadden een correcte samenvatting geschreven wat erop wees dat ze de

teksten goed hadden bestudeerd. Tabel 1 bevat een overzicht van de gemiddelden en

standaarddeviaties voor de variabelen angst, ernst, persoonlijke relevantie en kans.

- Angst: De gemiddelde angstscores waren laag, wat erop wees dat de fear appeal slechts

milde angstniveaus opriep en daarom waarschijnlijk geen fear control reacties veroorzaakte.

Om te toetsen of de fear appeal manipulatie succesvol was geweest, voerde ik een ANOVA

uit met fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en angst als de

afhankelijke variabele, waarbij ik alleen voor de fear appeal condities een significant

hoofdeffect vond, F (1, 74) = 14.6, p < .001, η2 = .17; voor vertrouwen, F (1, 74) = 0.22, p <

.64, η2 = .02. Ook was er geen interactie, F (1, 74) = 2.701, p < .11. In de fear appeal condities

voelden mensen meer angst (M = 2.94, SD = 1.25) dan in de geen fear appeal condities (M =

1.96, SD = 0.98). Het aanbieden van de fear appeal boodschap was dus succesvol in het

manipuleren van angst.

- Ernst: In tegenstelling tot de verwachting dat blootstelling aan de fear appeal de

waargenomen ernst van de klimaatcrisis zou vergroten, wezen de ANOVA resultaten met fear

appeal en vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en ernst als de afhankelijke variabele

niet op een hoofdeffect, voor fear appeal, F (1, 74) = 1.55, p < .22, η2 = .02; voor vertrouwen,

F (1, 74) = 0.26, p < .61, η2 = .00. Ook was er geen interactie, F (1, 74) = 0.75, p < .39. Dit

kan echter het gevolg zijn van een plafondeffect. Een exploratieve analyse wees uit dat de

data links-scheef waren verdeeld: 17.9% van de deelnemers vond de klimaatcrisis niet ernstig,

33.4% vond het een beetje ernstig en de resterende 60.3% vond het erg tot heel erg ernstig.

Page 19: Master thesis

18

10

14

18

22

26

Controle Vertrouwen Fear Appeal Fear Appeal +Vertrouwen

Conditie

Angst

Figuur 1: Gemiddelden voor Angst, opgesplitst naar conditie. Tabel 1 Gemiddelden en standaarddeviaties voor Angst, Ernst, Persoonlijke Relevantie en Kans.

Angst Ernst Persoonlijke

Relevantie Kans

Conditie M SD M SD M SD M SD

Controle 1.82 0.76 4.72 1.45 3.78 1.13 5.63 1.26 Vertrouwen 2.12 1.17 5.11 1.10 3.13 1.50 5.61 1.17 Fear Appeal 3.21 1.33 5.32 1.13 3.01 1.61 5.80 1.33 Fear Appeal + Vertrouwen 2.67 1.13 5.22 1.29 3.28 1.31 5.40 1.07

Tabel 2 Gemiddelden en standaarddeviaties voor Efficacy en Bijdrage van anderen, opgesplitst naar conditie.

Efficacy Bijdrage

van anderen

Conditie M SD M SD

Controle 4.41 1.28 3.30 1.36 Vertrouwen 4.99 1.07 3.31 1.17 Fear Appeal 4.67 1.04 3.03 1.35 Fear Appeal + Vertrouwen 4.88 1.29 3.11 1.27

Page 20: Master thesis

19

Hoewel geen significant hoofdeffect was gevonden, onthulden geplande (simple) contrasten

dat deelnemers in de fear appeal condities de klimaatcrisis marginaal significant ernstiger

vonden, vergeleken met die in de controlegroep: voor fear appeal, t (74) = 1.50, p < .07

(eenzijdig); voor fear appeal + vertrouwen, t (74) = 1.26, p < .10 (eenzijdig).

- Persoonlijke Relevantie: De fear appeal manipulatie heeft geen invloed uitgeoefend op

persoonlijke relevantie: een ANOVA met fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke

variabelen en persoonlijke relevantie als de afhankelijke variabele onthulde geen

hoofdeffecten, voor fear appeal, F (1, 74) = 0.37, p < .55, η2 = .01; voor vertrouwen, F (1,

74) = 0.98 p < .33, η2 = .00. Ook was er geen interactie, F (1, 74) = 0.02, p < .89. Gevoelens

van kwetsbaarheid verschilden dus niet significant tussen de condities. Bovendien voelden de

deelnemers zich gemiddeld hooguit een beetje kwetsbaar, wat er op wees dat de klimaatcrisis

voor de meeste onderzoeksdeelnemers niet persoonlijk relevant was.

- Kans: Ook een ANOVA met fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke variabelen

en kans als de afhankelijke variabele liet geen hoofdeffecten zien, voor fear appeal, F (1, 74)

= 0.00, p < .95, η2 = .00; voor vertrouwen, F (1, 74) = 0.98, p < .33, η2 = .01. Ook was er geen

interactie, F (1, 74) = 0.49, p < .48. Exploratieve analyses suggereerden dat dit het gevolg van

een plafondeffect zou kunnen zijn (zie Bijlage 1). De deelnemers schatten de kans op de

zeespiegelstijging en de temperatuurstijging hoog in: 81% van de 78 deelnemers vond deze

kans groot tot erg groot. De klimaatcrisis werd dus door het merendeel van de

onderzoeksdeelnemers als ernstig beschouwd en de kans op de dreigende gevolgen van de

klimaatcrisis groot. Dit wijst erop dat het risicobesef aanwezig was.

- Efficacy: In Tabel 2 zijn de gemiddelden en standaarddeviaties voor efficacy en bijdrage

van anderen weergegeven. In alle condities was efficacy niet laag en niet hoog. De resultaten

van een ANOVA met fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en efficacy

als de afhankelijke variabele, onthulden geen hoofdeffecten: voor fear appeal, F (1, 74) =

0.07, p < .95, η2 = .00; voor vertrouwen, F (1, 74) = 2.13, p < .15, η2 = .03. Ook was er geen

interactie, F (1, 74) = 0.47, p < .49. Hoewel geen significant hoofdeffect voor vertrouwen was

gevonden, onthulden geplande (simple & helmert) contrasten dat efficacy marginaal

significant groter was in de vertrouwen-condities, vergeleken met de controlegroep: voor

vertrouwen, t (74) = 1.50, p <.07 (eenzijdig); voor fear appeal + vertrouwen, t (74) = 1.25, p

< .10 (eenzijdig). In beide condities scoorden de deelnemers gemiddeld even hoog.

- Bijdrage van anderen: Zoals te zien in Tabel 2 hadden de onderzoeksdeelnemers weinig

vertrouwen in de bijdrage van anderen. Het was niet gelukt om met de manipulatie dit

vertrouwen in de bijdrage van anderen te vergroten. Een ANOVA met fear appeal en

Page 21: Master thesis

20

vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en bijdrage van anderen als de afhankelijke

variabele liet geen hoofdeffecten zien: voor fear appeal, F (1, 74) = 0.64, p < .43, η2 = .01;

voor vertrouwen, F (1, 74) = 0.03, p < .85, η2 = .00. Er was geen interactie, F (1,74) = 0.02, p

< .89.

Kortom: deze analyses wijzen uit dat de fear appeal succesvol was in het opwekken

van angst en ernst, terwijl de manipulatie van vertrouwen op zijn best efficacy licht

verhoogde. De vraag is nu of deze manipulaties ook effect hebben gehad op de afhankelijke

variabelen.

3.2 Afhankelijke variabelen Om het effect van de manipulaties op de afhankelijke variabelen te kunnen vaststellen is een

serie van ANOVAs uitgevoerd, met fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke

variabelen en intenties tot energie besparen en waargenomen noodzaak van beleidmaatregelen

als de afhankelijke variabelen. Zie Tabel 3 voor een overzicht van de gemiddelden en

standaarddeviaties voor algemene intentie, structurele actieve intentie en specifieke intentie,

opgesplitst naar conditie.

- Algemene Intentie: De algemene bereidheid tot energie besparen was gemiddeld redelijk

groot aanwezig bij de onderzoeksdeelnemers. Er was een tweeweg ANOVA uitgevoerd met

fear appeal en vertrouwen als de onafhankelijke variabelen en algemene intentie als de

afhankelijke variabele. Uit de resultaten kwam voor algemene intentie een significant

hoofdeffect voor de fear appeal conditie naar voren, F (1, 74) = 4.56, p < .05, η2 = .06, wat

betekent dat het vertonen van de angstaanjagende boodschap effectief is geweest in het

verhogen van algemene intenties tot energie besparen. Algemene intentie was zoals verwacht

het grootst in de fear appeal + vertrouwen conditie. Voor vertrouwen was het effect op

algemene intenties marginaal significant, F (1, 74) = 2.92, p < .07, η2 = .04, en dit betekent

dat proefpersonen in de vertrouwen-condities wat hogere intenties hadden dan proefpersonen

die niet in deze condities zaten. Er werd geen interactie-effect gevonden, F (1, 74) = 0.04, p <

.85, η2 = .00. Dit betekent dat een groter vertrouwen in eigen kunnen het effect van de fear

appeal op algemene intenties niet heeft vergroot. Deze resultaten zijn in strijd met Rogers

‘Protectie Motivatie Model’, dat veronderstelt dat fear appeals effectiever zijn wanneer de

waargenomen effectiviteit hoog is.

- Structurele Actieve Intentie: Uit de resultaten van een tweeweg ANOVA bleek dat er geen

hoofd- en interactie-effecten voor structurele actieve intentie waren: voor fear appeal,

Page 22: Master thesis

21

Tabel 3

Scores op de afhankelijke variabelen als een functie van Geen Fear Appeal versus Fear Appeal en Geen Vertrouwen versus Vertrouwen. Geen Fear Appeal Fear Appeal Variabele Geen Vertrouwen Vertrouwen Geen Vertrouwen Vertrouwen Algemene Intentie M 4.16 4.58 4.70 5.23 SD 1.42 1.31 1.09 1.03 Structurele Actieve Int. M 3.05 3.25 3.58 3.20 SD 1.43 1.73 1.60 1.64 Specifieke Intentie M 4.45 4.83 5.00 4.60 SD 1.37 1.59 .86 1.69 Overheid M 5.54 5.67 6.08 6.19 SD 0.99 0.87 0.72 0.61 Item Brandstofkosten M 2.90 3.22 3.45 3.60 SD 1.71 1.77 1.61 1.64

F (1, 74) = 0.43, p < .52, η2 = .01; voor vertrouwen, F (1, 74) = 0.06, p < .81, η2 = .00; voor

fear appeal x vertrouwen, F (1, 74) = 0.63, p < .43, η2 = .01. Dit wijst erop dat het aanbieden

van zowel de fear appeal als de informatie voor vertrouwen geen invloed had op de meer

activistische vorm van intenties tot energie besparen. Gemiddeld was de bereidheid tot deze

vorm van energie besparen laag.

- Specifieke Intentie: Voor specifieke intentie gold hetzelfde, namelijk dat zowel de fear

appeal boodschap als de vertrouwen tekst hierop geen significante invloed had uitgeoefend:

voor fear appeal, F (1, 74) = 0.25, p < .62, η2 = .00; en vertrouwen, F (1,74) = 0.00, p < .98,

η2= .00; en fear appeal x vertrouwen, F (1, 74) = 1.50, p < .22, η2 = .01. Desondanks was er

net als voor algemene intentie, sprake van een goede bereidheid van de onderzoeksdeelnemers

om specifieke energiebesparende (curtailment-) handelingen te verrichten, zoals het lager

zetten van de thermostaat.

- Waargenomen noodzaak van beleidsmaatregelen: De resultaten lieten zien dat de fear

appeal manipulatie leidde tot grotere steun voor beleidsmaatregelen, F (1, 74) = 8.37, p <.01

η2 = .51. Dit wees erop dat de fear appeal de bezorgdheid om het milieu had vergroot. Steun

voor overheidsmaatregelen was significant groter in de fear appeal condities (M = 6.13, SD =

0.66) vergeleken met de geen fear appeal condities (M = 5.60, SD = 0.92). Zie Tabel 3 voor

een overzicht van de gemiddelden weergegeven per conditie. Er werd geen hoofdeffect voor

vertrouwen gevonden, F (1, 74) = 0.44 p < .51. Eveneens was er geen interactie-effect,

Page 23: Master thesis

22

F (1, 74) = 0.00, p < .96. Inspectie van de data duidde op een plafondeffect (zie Bijlage 1,

histogram ‘Overheid’). Zestig procent van de deelnemers scoorde gelijk aan of hoger dan vijf

t.o.v. het maximum van zeven, wat betekent dat ze het erg of heel erg eens waren met de

genoemde energiebesparende beleidsmaatregelen van de overheid. De manipulaties hebben

geen invloed uitgeoefend op steun voor brandstofkosten-verhogende maatregelen: de

gemiddelde scores op het item waren laag (zie Tabel 3, item ‘Brandstofkosten’) en

verschilden niet tussen de fear appeal condities, F (1, 74) = 1.49, p < .23, η2 = .02, en de

vertrouwen-condities, F (1, 74) = 1.39, p < .54, η2 = .01. Vergeleken met de intenties tot

energie besparen was de steun voor beleidsmaatregelen het grootst.

Kortom: Deze analyses laten zien dat, hoewel structurele actieve- en specifieke

intenties niet zijn beïnvloed, de fear appeal succesvol was in het verhogen van algemene

intenties tot energie besparen en de steun voor beleidsmaatregelen, en dat ook de manipulatie

van vertrouwen tot hogere algemene intenties heeft geleid. Het veronderstelde interactie-

effect op intenties tot energie besparen is echter niet gevonden.

3.3 Mediatie-effecten Om vast te kunnen stellen waardoor de gevonden significante effecten op algemene intenties

en steun voor beleidsmaatregelen werden veroorzaakt, is een mediatie-analyse uitgevoerd

volgens de criteria van Baron en Kenny (1986) met de variabelen ernst, angst en efficacy. De

gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten zijn voor elke variabele apart weergegeven in

Figuur 2. De mediatie-analyses hebben geen procesvariabelen onthuld. Zoals Figuur 2a en 2b

laten zien, onthulden regressie-analyses een positieve directe relatie tussen de fear appeal

condities en de afhankelijke variabelen (β = .24 /.60, p < .05), maar de veronderstelde

indirecte relaties werden slechts gedeeltelijk gevonden: de fear appeal manipulatie voorspelde

namelijk gevoelens van angst (β = .40, p < .001), maar angstgevoelens waren geen

significante predictor van algemene intenties en steun voor beleidsmaatregelen.

Waargenomen ernst echter, was wel een sterke voorspeller van algemene intenties (β =.63, p

< .001) en steun voor overheidsmaatregelen (β =.58, p < .001), maar werd niet voorspeld door

de fear appeal condities. Zoals Figuur 2c en 2d laten zien, was efficacy een sterke voorspeller

van zowel algemene intenties (β =.60, p < .001) als steun voor beleidsmaatregelen (β =.44, p

< .001), maar efficacy werd niet voorspeld door de vertrouwen-condities en de vertrouwen-

manipulatie had ook geen directe relatie met steun voor beleidsmaatregelen. Kortom, deze

analyses hebben geen mediatoren onthuld en het is daarom onduidelijk waarvan de verhoogde

Page 24: Master thesis

23

.40*** .12

.63*** .15

.24* (.15)

.17

.01

.58*** .15

.60* (.25)

.44*** .17

.08 (.01)

.20* (.10)

.40***

.60***

algemene intenties op energie besparen en steun voor beleidsmaatregelen het gevolg zijn

geweest.

Figuur 2: Gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten voor de relatie tussen de fear appeal condities en algemene intentie (a) en overheid (b), gemedieerd door waargenomen ernst en angst, en voor de relatie tussen de vertrouwen-condities en algemene intentie (c) en overheid (d), gemedieerd door efficacy. De gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt tussen conditie en intentie controlerend voor de mediatoren is tussen haakjes weergegeven. * p < .05. ** p < .01. *** p < .001.

Angst

Ernst

Algemene Intentie (2a) Fear Appeal

Angst

Ernst

Overheid (2b) Fear Appeal

Efficacy

Overheid (2d)

Vertrouwen

(2c) Vertrouwen

Efficacy

Algemene Intentie

Page 25: Master thesis

24

4. Discussie

4.1 Samenvatting resultaten Het doel van dit onderzoek was drieledig. Ten eerste heb ik geprobeerd om een antwoord te

verkrijgen op de vraag of fear appeals effectieve middelen zijn om mensen aan te zetten tot

milieuvriendelijk gedrag bij problemen van collectieve aard, zoals de klimaatcrisis. Ten

tweede werd de problematiek van de klimaatcrisis beschouwd vanuit het perspectief van een

klassiek sociaal dilemma, waarbij is onderzocht of het vergroten van het vertrouwen in de

bijdrage van anderen en waargenomen effectiviteit (in dit onderzoek samen aangeduid met

‘vertrouwen’) een positief effect heeft op de bereidheid om tot energiebesparing over te gaan.

Ten derde heb ik geprobeerd vast te stellen of fear appeals en de informatie voor vertrouwen

naast de individuele actiebereidheid ook invloed uitoefenen op steun voor overheids-

maatregelen.

De resultaten bieden gedeeltelijke ondersteuning voor de hypotheses. In lijn met de

verwachting vergrootte het waarnemen van de angstaanjagende boodschap algemene intenties

tot energie besparen onder individuen, evenals de steun voor energiebesparende

beleidsmaatregelen. Vertrouwen speelde ook een unieke rol: het lezen van deze informatie

verhoogde algemene intenties tot energiebesparing. Er werd echter geen interactie-effect

gevonden op de intenties tot energie besparen en de vertrouweninformatie had geen effect op

steun voor energiebesparende beleidsmaatregelen. De fear appeal manipulatie heeft angst,

waargenomen ernst en waargenomen effectiviteit succesvol beïnvloed, maar had geen effect

op persoonlijke relevantie en kans (dit laatste kan het gevolg zijn van een plafondeffect). Het

is niet gelukt om met de vertrouwen manipulatie de verwachte bijdrage van anderen te

verhogen, maar waargenomen effectiviteit werd wel marginaal vergroot.

De resultaten hebben het eerste doel behaald: ze bevestigen de waarde van fear

appeals voor het stimuleren van milieuvriendelijk gedrag m.b.t. de klimaatcrisis. Het lezen

van de vertrouweninformatie had ook een positief effect op energie besparen, maar de data

heeft geen invloed van waargenomen effectiviteit en de verwachte bijdrage van anderen

getoond. Ook het derde doel is gedeeltelijk behaald. Alleen fear appeals lijken namelijk een

effectief instrument voor het vergroten van de noodzakelijke steun voor

overheidsmaatregelen.

Page 26: Master thesis

25

4.2 Fear appeals Eerder onderzoek naar fear appeals is bijna volledig uitgevoerd binnen het domein van de

gezondheidspsychologie. Het huidige onderzoek laat zien dat fear appeals ook goed ingezet

kunnen worden bij het mobiliseren van mensen m.b.t. milieuproblemen. De resultaten wezen

op een positieve uitwerking van fear appeals op milieuvriendelijk gedrag. Het waarnemen van

de angstaanjagende boodschap had een behoorlijk positief effect op de steun voor

overheidsmaatregelen (r = .71). Ook het effect op algemene intenties tot energie besparen

was veelbelovend (r = .25), gezien de uitkomsten van Witte’s (2000) meta-analyse waar de

effectgroottes van de fear appeals consistent varieerden tussen .11 en .15. Fear appeals lijken

dus een effectief risicocommunicatiemiddel voor problemen van collectieve aard, zoals de

klimaatcrisis.

Deze resultaten spreken de heersende opvatting tegen dat het inzetten van fear appeals

bij collectieve problemen onverstandig is (Moser et al., 2004). Volgens het Protectie

Motivatie Model van Rogers (1975, 1983) kunnen fear appeals namelijk averechts werken

door fear control reacties en om die reden is het gebruik van fear appeals bij grootschalige

milieuproblemen omstreden. In dit onderzoek werden echter geen aanwijzingen voor een

dergelijke reactie gevonden (zie Tabel 1 en 2): efficacyniveaus waren niet laag en niet hoog,

de onderzoeksdeelnemers ervoeren slechts milde angst, en de boodschap stimuleerde

gedeeltelijk het gewenste gedrag (d.w.z. een danger control reactie). Er lijkt dus geen reden

voor deze ongerustheid te zijn. Integendeel, het onderzoek bevestigt dat fear appeals een

nuttige bijdrage kunnen leveren aan de preventie van de klimaatcrisis. Het is mogelijk dat de

fear appeal niet sterk genoeg was om de fear control reactie te veroorzaken. Vanwege een

gebrek aan persoonlijke relevantie van de ernstige gevolgen van de klimaatcrisis (bijv. omdat

ze ver weg zijn in de tijd en gepaard gaan met wetenschappelijke onzekerheid), was de

dreiging mogelijk niet groot genoeg en als gevolg daarvan resulteerde de fear appeal wellicht

in milde angstgevoelens, waarbij de waargenomen effectiviteit hoog genoeg was om het

gewenste gedrag te stimuleren.

Uit de analyses werd niet duidelijk door welke factoren de fear appeal effectief is

geweest. Algemene intentie was zoals verwacht het hoogst in de fear appeal + vertrouwen

conditie. In overeenstemming met het Protectie Motivatie Model voldeed de fear appeal aan

de voorwaarden voor effectiviteit: de fear appeal riep milde angstgevoelens op en

waargenomen effectiviteit en risicobeleving waren bij de deelnemers aanwezig. De

veronderstelde causale keten van dit model werd echter niet bevestigd, want mediatie-

Page 27: Master thesis

26

analyses onthulden geen significante procesvariabelen. Hoewel de fear appeal manipulatie een

beroep op angst deed (een medium effect, r = .41), was er geen aanwijzing voor de

motiverende kracht van angst voor energiebesparing of steun voor overheidsmaatregelen. Het

waarnemen van de fear appeal vergrootte wellicht angstgevoelens, maar door een gebrek aan

persoonlijke relevantie was deze milde angst mogelijk geen voldoende drijfveer voor actie.

Een gebrek aan persoonlijke relevantie kan de effectiviteit van fear appeals ondermijnen

(Witte, 2000). In lijn met eerdere bevindingen (Weber, 2006; Leizerowitz, 2006; Lorenzoni

et. al, 2006; Etkin, 2007) beschouwden de onderzoeksdeelnemers de klimaatcrisis als een

dreiging op grote afstand, zowel geografisch als in de tijd. Deze gebrekkige urgentiebeleving

is een barrière voor sociale actie gebleken (Weber, 2006). Ondanks de bezorgdheid om het

milieu en het risicobewustzijn gaan mensen in dergelijke situaties niet gemakkelijk tot de

gewenste actie over. Desondanks had het waarnemen van de angstaanjagende boodschap een

positieve uitwerking op intenties tot milieuvriendelijk gedrag en steun voor overheids-

maatregelen. Het is mogelijk dat een besef van morele verantwoordelijkheid voor de grotere

actiebereidheid heeft gezorgd. De fear appeal bevatte indringende beelden van mogelijke

ernstige gevolgen op lange termijn en werd gepersonaliseerd door de deelnemers te wijzen op

hun verantwoordelijkheid, met uitspraken als: “In welke mate wij de komende jaren actie

ondernemen zal bepalen welke wereld wij achterlaten voor onze kinderen en kleinkinderen.”

Het zou kunnen dat hierdoor een morele norm is geactiveerd. Het Norm Activation Model

(Schwarz, 1977) en de Value Belief Norm Theory (Stern, 2000) richten zich op de invloed van

ervaren morele verantwoordelijkheid en zijn succesvol gebleken in het verklaren van

milieuvriendelijk gedrag dat weinig moeite kost, zoals de hierboven genoemde algemene

intenties tot energie besparen (Norldlund & Garvill, 2003; Stern et al., 1999, geciteerd in Steg

& Vlek, 2000). Ook een omvangrijke meta-analyse van Bamber en Möser (2006) bevestigt de

relevantie van morele normen als determinant van milieuvriendelijk gedrag. De huidige

dataset bevatte echter geen metingen van morele normen en kan hier dus geen definitief

antwoord op geven.

Blootstelling aan de fear appeal had geen effect op structurele actieve- en specifieke

intenties. Een mogelijke verklaring is een gebrekkige geloofwaardigheid van de boodschap,

volgens Witte (2000) naast persoonlijke relevantie, efficacy en risicobesef een vereiste voor

een optimale effectiviteit van fear appeals. De wetenschappelijke onzekerheid rondom de

klimaatscenario’s wordt overbelicht door de media en het is bekend dat dit verwarring

veroorzaakt (Smith, 2005). Vooral studenten zullen hier vanuit hun wetenschappelijke

achtergrond rekening mee houden. Door een gebrek aan persoonlijke relevantie of

Page 28: Master thesis

27

geloofwaardigheid was de motivatie wellicht niet groot genoeg om maatregelen te nemen die

moeite kosten en beperkte de actiebereidheid zich daarom tot verhoogde algemene intenties.

Toch tonen de resultaten de praktische waarde van fear appeals voor het

communiceren over de klimaatcrisis. De deelnemers waren bijvoorbeeld bereid om hun

gloeilampen te vervangen met spaarlampen en om te stemmen op een politieke partij die zich

sterk maakt tegen de klimaatcrisis. Bovendien was de steun voor relevante beleidsmaatregelen

vergroot en dit is een vereiste voor de noodzakelijke politieke actie. De fear appeal verhoogde

ook bezorgdheid om het milieu, een factor die noodzakelijk is gebleken voor het veranderen

van de structurele context op de lange termijn (Poortinga, Steg & Vlek, 2004; Schultz &

Zelezny, 1998; Vining & Ebreo, 1992, geciteerd in Steg & Vlek, 2000). Het feit dat deze

effecten gevonden werden bij een kritische wetenschappelijke doelgroep is veelbelovend voor

de maatschappelijke toepasbaarheid van fear appeals. Wanneer fear appeals worden ingezet

bij massamediale campagnes zullen kleine verhogingen van algemene intenties vanwege het

grote publieke bereik tot noemenswaardige veranderingen kunnen leiden. Bovendien is de

kans groot dat de effecten bij het algemene publiek groter zullen zijn, bijvoorbeeld door het

verhogen van het risicobesef dat in de maatschappij veelal ontbreekt (Weber, 2006) en door

de wellicht grotere geloofwaardigheid van de fear appeal bij de algemene bevolking.

4.3 Vertrouwen De resultaten bevestigen het verwachte positieve effect van de aangeboden vertrouwen-

informatie op intenties tot energie besparen, want de informatie verhoogde namelijk algemene

intenties. Het is echter niet duidelijk geworden wat dit heeft veroorzaakt, omdat de dataset

geen invloed van waargenomen effectiviteit en de verwachte bijdrage van anderen heeft

getoond.

Het lijkt er op dat sociale dilemma’s geen rol hebben gespeeld. Sociale dilemma

modellen richten zich op de invloed van een belangenconflict: kiezen voor eigenbelang of

voor het gemeenschapsbelang. Volgens het sociale dilemma perspectief is de klimaatcrisis

mede het gevolg van lage waargenomen effectiviteit en sociale onzekerheid, waardoor

mensen minder geneigd zijn om te kiezen voor energiebesparende maatregelen (wat in het

belang is van de internationale gemeenschap). De dataset geeft echter geen ondersteuning

voor de veronderstelde negatieve invloed van lage waargenomen effectiviteit en sociale

onzekerheid. Integendeel: vertrouwen vormde geen barrière voor milieuvriendelijk gedrag,

maar stimuleerde dit juist. Het algemene idee was dat mensen geconfronteerd worden met een

Page 29: Master thesis

28

hoge mate van onzekerheid over de bijdrage van anderen met als gevolg dat lage

waargenomen effectiviteit een barrière vormt voor energiebesparend gedrag. Zoals te zien in

Tabel 2 was er inderdaad sprake van sociale onzekerheid onder de deelnemers, maar de

waargenomen effectiviteit was echter niet laag. Bovendien waren ze bereid om tot actie over

te gaan. Dit is in strijd met de notie van Kerr (1989) dat de waargenomen effectiviteit bij

grootschalige problemen zeer laag is en dat dit een barrière vormt voor actie. De resultaten

zijn ook in strijd met Goal Expectation Theory (Pruit et al., 1977) en de veronderstellingen

van Dawes (1980) over de noodzaak van een positieve verwachting van de bijdrage van

anderen voor prosociaal gedrag in sociale dilemma’s. De deelnemers waren namelijk bereid

om te kiezen voor het gemeenschapsbelang – d.w.z. energie besparen - ondanks het lage

vertrouwen in de bijdrage van anderen. Het onderzoek van Van Zomeren et al. (2004) biedt

een mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige bevindingen. Daaruit kwam naar voren dat het

uiteindelijke gedrag wordt bepaald door de mate van waargenomen effectiviteit, waarvan de

bijdrage van anderen een antecedent is. Wellicht was waargenomen effectiviteit in voldoende

mate aanwezig, zodat de deelnemers niet geremd werden om tot actie over te gaan (m.a.w., er

was een zogenaamde critical mass).

Het is niet duidelijk waardoor de manipulatie van vertrouwen de actiebereidheid van

de deelnemers heeft vergroot. De manipulatie had geen invloed op het vertrouwen in de

bijdrage van anderen en mediatie-analyses onthulden geen mediërende rol van waargenomen

effectiviteit. Desondanks waren de deelnemers bereid om gemeenschappelijke belangen

voorop te stellen en energie te besparen. Wellicht activeerde het lezen van de informatie over

de bijdrage van anderen een descriptieve sociale norm. Sociale normen die verwijzen naar wat

de meeste mensen doen (descriptieve normen) en goedkeuren (injunctieve normen), zijn

sterke motivatoren voor milieuvriendelijk gedrag gebleken, bijvoorbeeld voor: recyclen

(Schulz, 1999); het tegengaan van rondslingerend afval (Cialdini, Kallgren & Reno, 1991) en

het reduceren van autogebruik (Bamberg, Ajzen & Schmidt, 2003). De invloed van sociale

normen lijkt tegenstrijdig, gezien de lage gemiddelde scores op de items m.b.t. het vertrouwen

in de bijdrage van anderen, maar dit kan echter aan de meting liggen. De vertrouwen-

manipulatie en de vragenlijst richtten zich op de bijdrage van individuen en huishoudens.

Mogelijk waren de studenten op de hoogte van de vereiste bijdrage van andere partijen, zoals

de industrie (de industrie staat in de tekst als medeoorzaak vermeld) en hadden ze weinig

vertrouwen in de bijdrage van deze sector. Wellicht dachten ze daarom dat onvoldoende

anderen zullen bijdragen om de klimaatcrisis te voorkomen. Een inspectie van de

Page 30: Master thesis

29

samenvattingen en de data bevestigde inderdaad dat de meeste studenten goed op de hoogte

waren van de oorzaken en de risico’s van de klimaatcrisis.

De resultaten van dit onderzoek komen verder overeen met Yamagishi’s (1986, 1988)

Structural Goal Expectation Theory over de invloed van sociale onzekerheid op steun voor

overheidsmaatregelen. In lijn met het model was de waargenomen noodzaak voor

overheidsmaatregelen in alle condities groot en daarbij was het gemiddelde vertrouwen in de

bijdrage van anderen laag. Dit is goed nieuws voor ‘groene’ politieke partijen die steun

zoeken voor de vereiste structurele maatregelen tegen de klimaatcrisis. Acceptatie is een

belangrijke factor voor een effectieve implementatie van beleidsmaatregelen. Mogelijk zorgt

de sociale onzekerheid ervoor dat mensen graag willen dat de overheid een actievere rol gaat

spelen in het omgaan met de klimaatcrisis en is dit een geschikt moment voor politieke actie.

4.4 Beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 4.4.1 Beperkingen Het onderzoek heeft een aantal beperkingen. De resultaten zijn afkomstig van een

laboratoriumstudie. Het is maar de vraag of blootstelling aan een fear appeal ook effectief is

in het dagelijkse leven, waar selectieve blootstelling en aandacht de systematische verwerking

van de boodschap kunnen ondermijnen. Systematische verwerking is echter noodzakelijk voor

het verkrijgen van het gewenste effect (Chen & Chaiken, 1999). Toch zijn er veelbelovende

resultaten behaald met eerdere massamediale campagnes, zoals: het voorkomen van

overgewicht (Wammes, Oenema, & Brug, 2007), het reduceren van rijden met alcohol (Elder

et al., 2004), het stimuleren van seksuele voorlichting door ouders (DuRant et al., 2004) en

betere bescherming tegen de zon (Smith, Ferguson, McKenzie, Bauman, & Vita, 2002).

Het is niet zeker of de gevonden effecten groot genoeg zijn, zodat intenties ook

daadwerkelijk vertalen in milieuvriendelijk handelen. Gedrag is namelijk in hoge mate een

gewoonte en dit geldt ook voor energiebesparend gedrag (Bargh, 1997). Het is bekend dat

gewoonten moeilijk te veranderen zijn. Ze resulteren bijvoorbeeld in selectieve aandacht,

mensen denken niet langer na over het gedrag, of overtuigingen worden aan de gewoonte

aangepast (Steg & Vlek, 2008). Verder bestaan er veel barrières die de praktische waarde van

fear appeals voor energiebesparing in twijfel trekken, zoals de verwachte reductie van

kwaliteit van leven (Steg & Gifford, 2005) en financiële barrières. Echter, de

energiebesparende maatregelen die de deelnemers bereid waren te nemen zijn relatief simpel

Page 31: Master thesis

30

en gaan met weinig kosten en ongemak gemoeid. Het is daarom onwaarschijnlijk dat deze

factoren mensen zullen weerhouden van het gewenste gedrag. Bovendien bevestigen Van

Zomeren, Postmes en Spears (2008) het klassieke attitude-gedrag model van Ajzen &

Fishbein (1977, geciteerd in Van Zomeren et al., 2008) in die zin dat ze laten zien dat hoewel

effecten op gedrag kleiner zijn dan effecten op intenties, de achterliggende processen niet

verschillend lijken te zijn.

De resultaten van dit onderzoek kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar

de algemene Nederlandse bevolking. Het is aannemelijk dat studenten meer kennis, begrip en

probleembewustzijn hebben m.b.t. de klimaatcrisis, vanwege het hoge opleidingsniveau.

Inspectie van de data wees bijvoorbeeld uit dat het risicobesef duidelijk aanwezig was, in

tegenstelling tot de wijdverbreide notie dat een gebrek aan risicobeleving in de maatschappij

een belangrijke barrière vormt voor de gewenste sociale actie (Lazo, Kinnell & Fisher, 2000;

O’Connor, Bord, Yarnal & Wiefek, 2002; Moser et al. 2004; Leizerowitz, 2005; Lorenzoni et

al. 2006). Het kan zijn dat de impact van de fear appeal bij deze doelgroep minder groot is

dan bij de algemene bevolking, omdat studenten meer rekening houden met de

wetenschappelijke onzekerheid rondom de klimaatmodellen. Echter, het feit dat zelfs leden

van deze kritische doelgroep gemotiveerd werden om actie te ondernemen is veelbelovend

voor het gebruik van fear appeals in massamediale campagnes die gericht zijn op de algemene

bevolking.

4.4.2 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek Er is weinig wetenschappelijke aandacht voor de overtuigende kracht van fear appeals voor

het verminderen van energiegebruik. Dit onderzoek bevestigt echter de waarde van fear

appeals als instrument voor risicocommunicatie bij problemen van collectieve aard, zoals de

klimaatcrisis, en biedt veelbelovende mogelijkheden voor toekomstig onderzoek.

Het is bijvoorbeeld niet duidelijk waardoor de fear appeal effectief is geweest. Verder

onderzoek zal de verklarende waarde van Rogers’ Protectie Motivatie Model moeten

uitwijzen en duidelijkheid geven over de motiverende invloed van morele en sociale normen.

Bovendien is verder onderzoek nodig naar factoren die het effect van de fear appeal kunnen

vergroten, zoals persoonlijke relevantie en vertrouwen in de bijdrage van anderen, om naast

algemene intenties ook het nemen van structurele actieve en specifieke maatregelen te

stimuleren.

Page 32: Master thesis

31

Fear appeals lijken een effectief middel voor het vergroten van steun voor

energiebesparende beleidsmaatregelen. Bestraffende maatregelen zoals het verhogen van

brandstofkosten waren echter niet populair. Het is de vraag of fear appeal interventies ook de

steun voor de vereiste minder populaire overheidsmaatregelen kunnen vergroten. Zoals Steg,

Dreijerink en Abrahamse (2005) opmerken, is het belangrijk dat onderzoek gedaan wordt naar

de factoren die de acceptabiliteit van milieubeleid beïnvloeden, omdat beleid het gedrag van

veel mensen tegelijk kan veranderen. Dat heeft grote effecten op bijvoorbeeld de CO2-

emissie.

Hoewel uit het onderzoek veelbelovende resultaten naar voren kwamen, is niet bekend

of deze effecten ook zichtbaar zullen zijn op de lange termijn. Het kan zijn dat de hier

beschreven invloed van de fear appeal na enkele uren of dagen is verdwenen. Verder

onderzoek is nodig om hier duidelijkheid over te verkrijgen. Dit betekent overigens niet dat

korte termijn effecten van fear appeals weinig waard zouden zijn. De implicatie hiervan zou

wel zijn dat fear appeals regelmatiger zouden moeten worden getoond, zodat mensen zich niet

alleen bewust zijn van de milieuproblematiek, maar hiervan ook bewust blijven.

4.5 Conclusie De strijd tegen de klimaatcrisis is een enorme taak, waarbij de noodzaak voor individuele

gedragsverandering een leidende rol voor de psychologie benadrukt. Het huidige onderzoek

onderstreept dit en demonstreert de waarde van fear appeals voor het omgaan met de crisis,

zoals Al Gore’s wereldberoemd geworden documentatiefilm An Inconvenient Truth. Het

waarnemen van de angstaanjagende boodschap heeft de onderzoeksdeelnemers overtuigd hun

energiegebruik te verminderen en hun steun voor relevante overheidsmaatregelen vergroot. In

dit onderzoek zijn daarbij geen aanwijzingen voor schadelijke fear control reacties gevonden

en de heersende ongerustheid hierover lijkt daarom onterecht. Het lijkt er op dat sociale

dilemma’s geen barrières vormen voor het reduceren van energiegebruik. Vertrouwen

stimuleert mensen om actie te ondernemen tegen de klimaatcrisis. Dit brengt mij tot de

conclusie dat onderzoek naar fear appeals en vertrouwen veelbelovend is voor het verbeteren

van de communicatie met betrekking tot collectieve problemen zoals de klimaatcrisis.

Page 33: Master thesis

32

Referenties

Bamberg, S. W., Ajzen, I., & Schmidt, P. (2003). Choice of travel mode in the theory of

planned behavior: the roles of past behavior, habit, and reasoned action. Basic and Applied

Social Psychology, 25(3), 175-187.

Bargh, J. A. (1997). The automaticity of everyday life. In: Wyer, R. S. (Ed). The automaticity

of everyday life: Advances in social cognition (pp. 1-61).Mahwah, NJ: Erlbaum.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social

psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of

Personality & Social Psychology, 51(6), 1173-1182.

Bamberg, S., & Möser, G. (2006). Twenty years after Hines, Hungerford, and Tomera: A new

meta-analysis of psycho-social determinants of pro-environmental behaviour. Journal of

Environmental Psychology, 27, 14-25.

Chen, S., & Chaiken, S. (1999). The heuristic-systematic model in its broader context. In:

Chaiken, S. & Trope, Y. (Eds.), Dual-proces theories in social psychology (pp. 73-96). New

York: Guilford.

Cialdini, R. B., Kallgren, C. A., & Reno, R. R. (1991). A focus theory of normative conduct:

A theoretical refinement and re-evaluation of the role of norms in human behavior. Advances

in Experimental Social Psychology, 24, 201-234.

Dawes, R. M. (1980). Social dilemmas. Annual Review of Psychology, 31, 169-193.

DuRant, R. H., Wolfson, M., LaFrance, B., Balkrishnan, R., Pharm, M. S., & Altman, D.

(2006). An evaluation of a mass media campaigns to encourage parents of adolescents to talk

to their children about sex. Journal of Adolescent Health, 38, 298-308.

Page 34: Master thesis

33

Elder, R. W., Shults, R. A., Sleet, D. A., Nichols, J. L., Thompson, R. S., & Rajab, W., et al.

(2004). Effectiveness of mass media campaigns for reducing drinking and driving and

alcohol-involved crashes, a systematic review. American Journal of Preventive Medicine, 27,

57-65.

Etkin, D., & Ho, E. (2007). Climate change: perceptions and discourses of risk. Journal of

Risk Research, 10(5), 623-641.

Foreign Legion (n.d.). Opgehaald op 12 januari, 2009, van http://freeplaymusic.com/search

/download_file.php?id=1059&dur=0&type=mp3.

Gardner, G. T., & Stern, P. C. (2002). Environmental problems and human behavior (2nd

ed.). Boston, MA: Pearson Custom Publishing.

Hardin, G. (1968). The tragedy of the commons. Science, 162, 1243-1248.

Intergovernmental Panel On Climate Change. Fourth Assessment Report (AR4). Opgehaald

op 5 januari, 2009, van http://ipcc.ch.

Kerr, N. L. (1989). Illusions of efficacy: the effects of group size on perceived efficacy in

social dilemmas. Journal of Experimental Social Psychology 25, 287–313.

Kerr, N. L., & Bruun, S. E. (1983). The dispensability of member effort and group motivation

losses: Free-rider effects. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 78-94.

Kim, O., & Walker, M. (2005). The free rider problem: experimental evidence. Public

Choice, 43(1), 3-24.

Lazo, J. K., Kinnell, J. C., & Fisher, A. (2000). Expert and layperson perceptions of

ecosystem risk. Risk Analysis, 20(2), 179-194.

Leiserowitz, A. A. (2005). American risk-perceptions: Is climate change dangerous? Risk

Analysis, 25(6), 1433-1442.

Page 35: Master thesis

34

Leventhal, H. (1970). Findings and theory in the study of fear communications. In:

Berkowitz, L. (ed.): Advances in Experimental Social Psychology (pp. 119-186). New York,

Academic Press.

Leventhal, H., & Trembly, G. (1968). Negative emotions and persuasion. Journal of

Personality, 36, 154-168.

Lorenzoni, I., Leiserowitz, A., De Franca Doria, M., Poortinga, W., & Pidgeon, N. F. (2006).

Cross-national comparisons of image associations with ‘global warming’ and ‘climate

change’. Journal of Risk Research, 9(3), 265-281.

Marwell, G., & Ames, R. E. (1979). Experiments on the provision of public goods.

Resources, interest, group size, and the free-rider problem. The American Journal of

Sociology, 84(6), 1335-1360.

Meijnders, A., Midden., C. J. H., & Wilke, H. A. M. (2001). Role of negative emotion in

communication about CO2 risks. Risk Analysis, 21(5), 955-965.

Moser, S. C., & Dilling, L. (2004). Making climate change hot; communicating the urgency

and challenge of global climate change. Environment, 46(10), 32-46.

Moser, S. C., & Luganda, P. (2006). Talk for a Change: Communication in Support of Societal

Response to Climate Change. IHDP Update (Newsletter of the International Human Dimensions

Programme on Global Environmental Change) 6, 17-20.

Nemeth, C. (1972). A critical analysis of research utilizing the prisoner’s dilemma paradigm for

the study of bargaining. In: Berkowitz, L. Advances in experimental social psychology ( pp. 203-

234). Academic Press.

Niemeyer, S., Petts, J., & Hobson, K. (2005). Rapid climate change and society: assessing

responses and thresholds. Risk Analysis, 25(6), 1443-1458.

O’Connor, R. E., Bord, R. J., Yarnal, B., & Wiefek, N. (2002). Who wants to reduce

greenhouse gas emissions? Social Science Quarterly, 83(1), 1-17.

Page 36: Master thesis

35

Olson, M. (1965). The logic of collective action: Public goods and the theory of groups.

Cambridge, Harvard University Press.

Pruitt, D. M., & Kimmel, M. (1977). Twenty years of experimental gaming: Critique,

synthesis, and suggestions for the future. Annual review of psychology, 28, 363-392.

Rogers, R. W. (1975). A protection motivation theory of fear appeals and attitude change.

Journal of psychology, 91, 93-114.

Rogers, R. W. (1983). Cognitive and physiological processes in fear appeals and attitude

change: A revised theory of protection motivation. In: Cacioppo, J. T., & Petty, R. E. Social

psychophysiology: A sourcebook (pp. 153–176). New York: Guilford.

Roser, C., & Thompson, M. (1995). Fear appeals and the formation of active publics. Journal

of communication, 45(1), 103-122.

Samuelson, C. D. (1990). Energy conservation: a social dilemma approach. Social Behaviour,

5, 207-230.

Schultz, P. W. (1999). Changing behavior with normative feedback interventions: A field

experiment on curbside recycling. Basic and Applied Social Psychology, 21(1), 25-36.

Schwarz, S. H. (1977). Normative infuence on altruism. In: Berkowitz, L. Advances in

experimental social psychology, 10, 221-279.

Smith, B. J., Ferguson, C., McKenzie, J., Bauman, A., & Vita, P. (2002). Impacts from

repeated mass media campaigns to promote sun protection in Australia. Health Promotion

International, 17(1), 51-61.

Smith, J. (2005). Dangerous news: media decision making about climat change risk. Risk

Analysis, 25(6), 1471-1484.

Page 37: Master thesis

36

Staats, H. J., Wit, A. P., & Midden, C. Y. H. (1996). Communicating the greenhouse effect to

the public: evaluation of a mass media campaign from a social dilemma perspective. Journal

of environmental management, 45, 189-203.

Steg, L. (2003). Motives and behaviour in social dilemmas relevant to the environment. In:

Hendricks, L., Jager, W., & Steg, L. (Eds.). Human decision making and environmental

perception. Understanding and assisting human decision making in real-life settings (pp.83-

102). Groningen: University of Groningen, Department of Psychology.

Steg, L., Dreijerink, L., & Abrahamse, W. (2005). Factors influencing the acceptability of

energy policies: A test of VBN theory. Journal of Environmental Psychology, 25, 415-425.

Steg, L., & Gifford, R. (2005). Sustainable transport and quality of life. Journal of Transport

Geography, 13 (1), 59-69.

Steg, L., & Vlek, C. (2008). Encouraging pro-environmental behaviour: An intergrative

review and research agenda. Journal of environmental psychology,12, 1-9.

Stern, P. C. (2000). Toward a coherent theory of environmentally significant behaviour.

Journal of Social Issues, 56, 407-424.

Tan, C. K., Ogawa, A., & Matsumura, T. (2008, oktober). Innovative climate change

communication. Team minus 6%. (GEIC Working Paper 001). Tokyo: GEIC. Verkregen op

20 februari, 2009, van http://geic.hq.unu.edu/ENV/publication1.cfm?type=1&ID=492.

Thompson, S. C. (1991). Water use as a commons dilemma; the effects of education that

focuses on long term consequences and individual action. Environment and behaviour, 23(3),

314-333.

Van Vugt, M. (2002). Central, individual, or collective control? Social dilemma strategies for

natural resource management. American Behavioural Scientist, 45(5), 783-800.

Page 38: Master thesis

37

Van Zomeren, M., Spears, R., Fischer, A. H., & Leach, C. W. (2004). Put your money where

your mouth is!: Explaining collective action rendencies through group-based anger and group

efficacy. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 649-664.

Wammes, B., Oenema, A., & Brug, J. (2007). The evaluation of a mass media campaign

aimed at weight gain prevention among young dutch adults. Obesity, 15(11), 2780-2790.

Weber, E. U. (2006). Experience-based and description-based perceptions of long-term risk:

why global waming does not scare us (yet). Climatic Change, 77, 103-120.

Witte, K., & Allen, M. (2000). A meta-analysis of fear appeals: implications for effective

public health campaigns. Health Education & Behaviour, 27(5), 608-632.

Wit, A. P., & Wilke, H. A. M. (1998). Public good provision under environmental and social

uncertainty. European Journal of Social Psychology, 28, 249-256.

Yamagishi, T. (1985). The provision of a sanctioning system as a public good. Journal of

Personality and Social Psychology, 51(1), 110-116.

Yamagishi, T. (1988). Exit from the group as an individualistic solution to the free rider

problem in the United States and Japan. Journal of Experimental Social Psychology, 24, 530-

542.

Page 39: Master thesis

38

Bijlage 1

(Bron)

Page 40: Master thesis

39

De klimaatcrisis

De afgelopen decennia is de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer gigantisch toegenomen.

Wereldwijde ontbossing veroorzaakt een kwart van dit probleem. Maar de hoofdoorzaak

(75%) is de verbranding van fossiele brandstoffen. Deze worden verbrand voor transport

(bv. autorijden), electriciteit, verwarming van woningen en de industrie. Door de toename van

CO2 in de atmosfeer stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde. Het gevolg hiervan is

klimaatverandering, ook wel de klimaatcrisis genoemd.

De klimaatcrisis is een feit. De afgelopen 100 jaar is het klimaat op aarde 0,6 graad Celsius

warmer geworden. Dat lijkt weinig maar zelfs een kleine stijging van de gemiddelde

temperatuur wereldwijd kan al problemen geven voor mensen, dieren en planten. Overal zien

we de eerste gevolgen van het opwarmen van de aarde: felle bosbranden, grote

overstromingen, smeltende gletsjers, en ongekende hittegolven.

Het IPCC of het Intergovernmental Panel

on Climate Change is een nobelprijs-

winnende organisatie van de Verenigde

Naties, opgericht om de risico's van

klimaatverandering te evalueren. Het IPCC

wordt algemeen beschouwd als de meest neutrale bron en wereldwijde authoriteit op het

gebied van informatie over klimaatverandering.

“De wereldwijde uitstoot van CO2 moet binnen tien jaar drastisch dalen.”

Het IPCC waarschuwt dat de gevolgen van de klimaatverandering anders niet meer te

beperken zijn. In welke mate wij de komende jaren actie ondernemen zal bepalen welke

wereld wij achterlaten voor onze kinderen en kleinkinderen.

Page 41: Master thesis

40

“De ergste scenario's van het IPCC zijn zo

angstwekkend als een sciencefictionfilm",

zei VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon

“Hoe minder wij in actie komen, hoe meer opwarming, hoe ernstiger de gevolgen.”

Het IPCC heeft verschillende scenarios omtrent de gevolgen van de opwarming in kaart

gebracht. De ergste scenario’s zijn zeer verontrustend! Letterlijk álles staat op het spel:

sociale samenhang, economieën, welvaartverdeling, ontwikkeling, gezondheid, natuur, vrede

en toekomst. Denk bijvoorbeeld aan:

- Ernstige schade aan de wereldwijde economie (bron: Stern- rapport)

- Miljarden doden door o.a. hongersnood en watertekort

- Honderden miljoenen vluchtelingen

- Grote toename van droogtes, overstromingen, bosbranden, orkanen etc.

- Het verdwijnen van Groenland en Antarctica

- Zeespiegelstijging

“Met meer dan 70% van de wereldpopulatie gevestigd in kustgebieden zal een rijzende

zeespiegel enorme menselijke en socioeconomische kosten met zich meebrengen”

Zowel Antarctica als Groenland en het landijs smelt met alarmerende snelheid. Het is nog

onzeker in welke mate deze poolgebieden zullen bijdragen aan de zeespiegelstijging. Maar de

buitengewone omvang van deze potentiële impact dwingt ons om dit risico serieus te nemen!

Page 42: Master thesis

41

Een zes meter stijging betekent emigratie van tien miljoen Nederlanders!

. .

Nieuwe kaart van Nederland bij 6 meter stijging. Groningen behoort tot het ondergelopen

gebied.

§ Donkergrijs: overstroomd gebied

§ Lichtgrijs: behouden gebied.

Page 43: Master thesis

42

Bijlage 2

“Maar er is hoop. De mogelijkheden om het op te lossen zijn er en ze zijn betaalbaar”.

Gelukkig laten mensen over de hele wereld ons zien wat er allemaal mogelijk is. Overheden maken afspraken over maatregelen. Vele gemeenschappen en individuen dragen al effectief bij aan het oplossen van de klimaatcrisis. Ook in Nederland zijn meer dan honderdduizend huishoudens CO2 neutraal. Dit betekent dat we op de goede weg zijn. Maar we zijn er nog lang niet. Met elkaar kunnen we de ergste gevolgen van de klimaatverandering voorkomen. Maar daarvoor is jouw bijdrage ook nodig.

Het is zeker dat we dit probleem kunnen oplossen. We zijn nog niet te laat.

De oplossingen voor de klimaatcrisis zijn er al. De technologiëen zijn reeds beschikbaar

en het inzetten ervan brengt immense economische voordelen. Maar we moeten het nog

wel doen.

Page 44: Master thesis

43

“Kleine veranderingen in je dagelijkse routine kunnen samen een groot verschil maken in

het stoppen van de wereldwijde opwarming.”

.

Wat jij kunt doen:

- Stem op politieke partijen die plannen ondernemen om de klimaatcrisis te beheersen.

- Probeer je eigen verontreiniging via CO2 zo veel mogelijk te verminderen en de rest te compenseren.

- Koop van ondernemingen die meehelpen aan het oplossen van het broeikaseffect.

- Plant nieuwe bomen en help mee de bossen te beschermen.

- Koop energiezuinige apparaten.

Page 45: Master thesis

44

Bijlage 3 Tabel 1 Items en factorladingen voor een oblique direct oblimin drie-factor structuur voor waargenomen ernst en kwetsbaarheid

Item Factorlading Persoonlijke Relevantie

1. De klimaatcrisis heeft gevolgen voor mijzelf.

.68

2. Ik voel me bedreigd door de klimaatcrisis.

.87

3. Ik voel me kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatcrisis.

.91

4. Ik ben ongerust over de gevolgen van klimaatcrisis voor mezelf en mijn familie.

.78

5. Ik ben ongerust over de gevolgen van de klimaatcrisis voor Nederland.

.90

6. Ik ben ongerust over de gevolgen van de klimaatcrisis voor mijn lokale omgeving.

.67

Kans 1. Ik denk dat de kans dat de gemiddelde temperatuur op aarde toeneemt (erg klein is / erg groot is)

.94

2. Ik denk dat de kans dat zeespiegel stijgt (erg klein is / erg groot is)

.95

Ernst 1. Als de gemiddelde temperatuur zal toenemen, dan vind ik dat (helemaal niet ernstig / zeer ernstig)

.73

2. Als de zeespiegel zal stijgen, dan vind ik dat (helemaal niet ernstig / zeer ernstig)

.83

3. De klimaatcrisis bestaat niet.

.91

4. De klimaatcrisis is een natuurlijk verschijnsel.

.63

5. De klimaatcrisis is niet zo ernstig als de media stelt.

.66

Page 46: Master thesis

45

Tabel 2 Items en factorladingen voor een oblique direct oblimin twee-factor structuur voor waargenomen effectiviteit

Item Factorlading Efficacy 1. Er zijn eenvoudige dingen die ik kan doen die de negatieve effecten van de

klimaatcrisis kunnen verminderen.

.66

2. Ik kan veranderingen in mijn dagelijkse routine aanbrengen om de klimaatcrisis tegen te gaan.

.84

3. Er is weinig dat ik kan doen om de negatieve effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.75

4. De dingen die ik kan doen maken een verschil in het verminderen van de negatieve effecten van de klimaatcrisis.

.87

5. De bijdrage die ik lever zal helpen om de klimaatcrisis tegen te gaan. .88

6. De veranderingen die ik aanbreng in mijn dagelijkse routine zullen helpen om de klimaatcrisis tegen te gaan.

.92

7. Als ik iets zou proberen te doen aan de klimaatcrisis, betwijfel ik of dat zal helpen.

.81

Bijdrage van anderen 1. Ik ben er zeker van dat voldoende anderen zullen bijdragen om de negatieve

effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.91

2. Ik vertrouw erop dat genoeg Nederlandse huishoudens zullen bijdragen om de negatieve effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.89

3. Ik betwijfel of voldoende anderen zullen bijdragen om de negatieve effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.92

4. Ik ben er niet zeker van of genoeg Nederlanders iets zullen proberen te doen tegen de klimaatcrisis.

.78

Page 47: Master thesis

46

Tabel 3 Items en factorladingen voor een oblique direct oblimin drie-factor structuur voor Intentie tot energie besparen

Item Factorlading Algemene Intentie

1. Ik ben van plan om concrete stappen te nemen om de negatieve effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.82

2. Ik zal enkele maatregelen nemen om de negatieve effecten van de klimaatcrisis te verminderen.

.52

3. Ik ben van plan om mijn gloeilampen te vervangen met spaarlampen.

.68

4. Ik ben van plan om te stemmen op een politieke partij die zich sterk maakt tegen de klimaatcrisis.

.97

Structurele Actieve Intentie

1. Ik ben van plan om een oproep aan het parlement te ondertekenen om een subsidie regeling voor duurzame energie te realiseren (www.milieudefensie.nl/klimaat).

.90

2. Ik ben van plan te onderzoeken of ik mijn geld op een klimaatvriendelijke bank kan zetten (www.nietmetmijngeld.nl).

.72

Specifieke Intentie 1. Ik ben van plan om mijn thermostaat 1 graad lager te zetten.

.87

2. Ik ben van plan om de verwarming een uur eerder uit te zetten voor het slapen gaan/ weggaan.

.87

3. Ik ben van plan om een waterbesparende douchekop aan te schaffen en/of korter te douchen.

.50

Page 48: Master thesis

47

Tabel 4 Items en factorladingen voor een oblique direct oblimin één-factor structuur voor Angst

Tabel 5 Items en factorladingen voor een oblique direct oblimin één-factor structuur voor Overheid

Items (Ik vind dat de overheid..) Factorlading 1. Hogere subsidies moet geven voor energiebesparende maatregelen. .72

2. Ontbossing moet tegengaan. .73

3. Energieleveranciers moet verplichten om groene stroom te produceren. .70

4. De verkoop van spaarlampen moet stimuleren. .74

Item Factorlading 1. Op dit moment ben ik bang. .82

2. Op dit moment ben ik ongerust. .69

3. Op dit moment ben ik nerveus. .85

4. Op dit moment ben ik wanhopig. .84

5. Op dit moment ben ik geschokt. .82

6. Op dit moment ben ik ontdaan. .85

7. Op dit moment ben ik ontmoedigd. .79

Page 49: Master thesis

48

Bijlage 4

3025201510

som overheid

20

15

10

5

0

Freq

uenc

y

Mean =23,49 Std. Dev. =3,349

N =78

Histogram

14121086

som kans factor 2

20

15

10

5

0

Freq

uenc

y

Mean =11.22 Std. Dev. =2.394

N =78

Histogram