lacerta · the tuatara was originally protected by a specific act -the animals protection act 1907...

8
lacerta Pasgeboren Tuatara. Foto: M orr i son. 39e jaargang nr. 3 december 19JO ne derlundse VE' I' Pn ig in g voo r herpetologie e n t er ra riumkunde

Upload: others

Post on 07-Mar-2021

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

lacerta

Pasgeboren Tuatara. Foto: M orr i son.

39e jaargang nr. 3 december 19JO

n e derlundse VE'I'Pn ig ing voor herpetologie e n terr a riumkunde

Page 2: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

lacerta 39e jaargang nr. 3, p.p 25-32

Rcdaclic maandblad: Tjaldo llrandcnburg, De Gaarde 236, 2542 CN Den Haag. Ledcnadministratie: A.ll. van Wocrkom. Volkerakstraal 19bis, 3522 RU Utrecht. Rctlactic mcdedeling~nblad : ~·I.Th. Mecuwes, Korte Lakenstraat 3, 201 I ZD Haarlem.

Bij dit blad behoort mcdedelingenblad Xl nr. 3

Biologie en verspreiding van de brughagedis (vervolg)

A. J. Z w i n e n- De aanwezigheid van stormvogels en brugha- bekeken zal worden hoe de oorspronkelijke fauna zich herstelt. Rauen behoren niet tot de oorspronkelijke fauna van Nieuw-Zeeland; de Fijirat werd door de Maori 's meegebracht , de andere 2 soonen door vroegere zeevaarders . Het lichaam van de brughagedis is dikwijls be­dekt met tientallen bruinaclitige mijten (Apo­nomma sphenodonti) van 5 mm in doorsnede, die bij geen enkel ander dier gevonden worden. O nderzoek moet nog klaarheid brengen in de re latie tussen gastheer en parasiet.

b e r g gedissen is sterk afhankelijk van het voorkomen Bomeostraat 23 van ranen, waarvan Nieuw-Zeeland 3 soonen 3131 JC Ylaardingen herbergt. Gebleken is, dat op 6 eilanden de

26

Fijirat (Rattus exu/ans) of Kiore (een Maori­woord) en de brughagedis gezamenlijk voor­kwamen. Op 3 van deze eilanden was het reptiel zeldzaam, terwijl jongen niet werden waarge­nomen; het voorkomen van de ' hagedis' op de overige 3 e ilanden werd als " niet algemeen '' omschreven. Op eilanden zonder Fidzjirat werd het voorkomen van de brughagedis echter als " algemeen" gekenschetst. Tevens werd vast­gesteld, dat op e ilanden waar vee! ratten aan­wezig waren, de broedpopuJaties van vooral de kleinere stormvogelsoonen kle in was, waar­schijnlijk omdat de ratten zich tegoed doen aan de legsels en jongen. De aanwezigheid van rat­ten heeft direkt of indirekt een negatieve in­vloed op brughagedis- en vogelpopulaties, ver­oorzaakt door de voedselbehoefte van de knaagdieren. Als alles volgens plan verloopt . wordt eipd- 1979 een begin gemaakt met het op grote schaal bestrijden van ratten op de vele e ilanden voor de Nieuwzeelandse kust. Men hoopt dit project in ongeveer een half jaar te voltooien, waama gedurende een aantal jaren

VOEDSEL

In voorgaande hoofdsrukken is over het vocdscl van de brughagedis al het een en ander gezegd. Behalve insekten en vogeltjes (of hun eieren), worden ook slakken en regenwormen gegeten. Daamaast wordt er soms ook op hagedissen en kikkers (op Stephens Island bijv. op Hamilton's Oerkikker (Leiopelma hamiltoni) gejaagd. Wormen en kleine insekten vormen het hoofd­voedsel van jonge brughagedissen. Yeronder­steld werd ahijd , dat de brughagedis weinig voedsel tot zich nam , gezien zijn trage stof­wisseling. In een wetenschappelijk instituut in Polen werden echter andere ervaringen met een

Page 3: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

Fairy Prion bij nestholte. Foto: Be II.

Foto's N.Z. department of international affairs wildlife service.

Na kunstmatige bebroeding komen 3 brug­hagedissen uit. Foto: Morrison.

volwassen brughagedis opgedaan. Het dier werd gehouden bij een temperatuur van 16-180C en voelde zich kennelijk zeer behaaglijk (boven 20°C werden aktiviteit en eetlust min­der). In augustus werden er gemiddeld perdag 8 regenwormen en 18 meelwormen naar binnen­gewerkt en in september gemiddeld 4-5 regen­wormen en 23 meelwormen, terwijl ook af en toe water gedronken werd. Andere in gevan-

genschap geleefd hebbende brughagedissen lagen soms lange tijd achtereen in het water. Mogelijk werd dit veroorzaakt door een te hoge temperaturen in het terrarium; uit de vrije natuur is van grote waterbehoefte niets ge­bleken. In de dierentuin van Keulen werd een manne­lijke brughagedis in een gekoeld terrarium ge­houden. In januari 1968, toen het dier 51 em lang was, narn het 4X voedsel aan; in totaal 8 regenwormen, 54 krekels en I naakte muis. De temperatuur in het terrarium varieerde toen van II-I4°C. In juli van hetzelfde jaar, toen de temperatuur schommelde tussen II en 25°C, Werd slechts 2X gegeten (resp. II en 18 in­sekten). In april werden merkwaardig genoeg een achttal visjes van 2 em lengte geaccepteerd.

GELUID EN VERDEDEGING

Bij bedreiging wordt een luid kwakend geluid gemaakt, terwijl daarnaast op momenten dat de aandacht van het dier door een prooidier of iets anders getrokken wordt, een meer kreunend en zachter geluid ten gehore gebracht wordt. Bij gevaar wordt niet aileen gekwaakt, maar bo­vendien het voorlichaam opgericht en de bek soms ver geopend, waarbij af en toe met een

Page 4: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

Pasgeboren brughagedis met gedeeltelijk verschrompelde dooierzak. Foto: Morri s on.

28

snelle kopbeweging getracht wordt te bijten. De krachtige staart wordt bij het oppakken hevig heen en weer gezwiept en in de vrije natuur zal een kleine predator daar ongetwijfeld door wor­den afgeschrikt. Behalve vijanden lopen ook soortgen9ten het risiko kennis te maken met het gebit van de brughagedis, waarvan de vele ge­regenereerde staarten getuigen. Mannetjes ver­dragen elkander niet en bloedige gevechten zijn bij een ontmoeting vaak het geyolg. Een en ander zou kunnen betekenen, dater territoria op na gehouden worden.

VOORTPLANTING

Over het voortplan.tingsgedrag van de brug­hagedis, ondanks de vele obser;aties, nog weipig bekend. Een enkele keer is waarge­nomen, dat er in januari gepaard werd. Het vrouwtje zet evenwel pas tussen september en december eitjes af. Een legsel varieert van 7-15 witachtige eitjes, die ongeveer 30 mm lang zijn en een gewicht van 4-6 gram hebben; ze hebben een perkamentru:htige, zachte schaal. Alvorens eitjes af te zetten- een legsel wordt in een dag of twee gecompleteerd - wordt er eerst in het losse zand, op een goed gedraineerde plek, een tot ca. 15 em diepe kuil gegraven. Nahet leggen wordt

deze kuil met zand dichtgemaakt, waarna ver­der geen enkele aandacht meer aan de legplaats geschonken wordt. De incubatietijd is 12-16 maanden, wat uit­zonderlijk lang is voor reptielen. Er valt dus altijd een winter in en gedurende die tijd is er van ontwikkeling van de eieren nauwelijks sprake. Yoorafgaande aan deze ' winterrust' ontwikkelen de eieren zich evenwel ta!.Tlelijk snel , evenals na de pauze. Aan het einde van de incubatieperiode zwellen de eieren tot de schaal gespannen staat , waarna het jong zich met be­hulp van een 'eitand ' (anders van samenstelling dan bij slangen en hagedissen) een weg naar de vrijheid baant; dit gehele proces kan weiiO uren duren. De eerste dagen blijft de dooierzak nog zitten, maar na uitdrogiQg valt ze af. De eitand 'siert' de snuit hooguit 2 weken. Na ongeveer 6 maanden is van het parietale oog uitwendig niets meer te zien. Bij geboorte is een brug­hagedis ongeveer 6 a 7'12 em lang.

Aile circa 30 hagedisachtige van Nieuw-Zee­land zijn (ovo)vivipaar ( =eierlevendbarend be­halve I soort skink. Het fe it dat de brughagedis ovipaar is en de incubatietijd bijzonder lang is, moet als primitief worden beschouwd voor een streek met een dergelijk klimaat.

Page 5: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

Verspreiding brughagedis over eilanden voor Nieuw­Zeelandse kust.

29

LEVENSDUUR

De ontwikkeling van de eieren mag dan aJ lang duren nog Ianger duurt het, in vergelijking met andere reptielen, voordat de jongen geslachts­ri jp zijn. Daartoe moe ten de dieren in ieder geval 20 jaar oud zijn. Ze hebben dan pas een kop-romplengte van 20 em. Volgroeide exem­plaren zijn dus aanzienlijk ouder: Aangenomen wordt dat de dieren tot een leeftijd van ca. 50 jaar blijven doorgroeien, zij het dan ook maar met enkele millimeters per jaar op het einde van die lange periode. In gevangenschap gehouden brughagedissen geven enige indikatie over de ouderdom, die de dieren kunnen bereiken. Er is een bericht dat in Nieuw-Zeeland enkele emi­granten een brughagedis 77 jaar in Ieven hiel­den, terwijl het dier bij vangst al als 'oud' beschouwd werd. Dit empliceert, dat een leef­tijd van 100 jaar tot de mogelijkheden behoort. Er is echter ook een bericht uit 1935, waaruit blijkt dat een brughagedis in een kuit op Motiti Island het tot de respectabele leeftijd van on­geveer 300 jaar gebracht moet hebben. Ver­schillende Maori-generaties zouden dezelfde 'hagedis' in de betreffende kuil gehouden heb­ben. In Ierland hield een brughagedis het 33 jaar in een terrarium uit. Er loopt nog altijd een

waarmerkingsproject, gestart in 1950, die hopelijk uitsluitsel zal geven over de levensduur van het reptiel in de vrije natuur; dat dit echter zeer lang zal blijken te zijn, staat al vast, wat ongetwijfeld mede bei'nvloed wordt door de lage temperaturen waaronder het dier leeft.

CONCLUSIE

lk heb dit artikel in de eerste plaats geschreven -op instigatie van de ''Commissie Bedreigde Reptielen en Amfibieen - om aan te tonen, dat beschenning van een reptiel gunstige resultaten kan hebben. Uiteraard leent de brughagedis, gezien zijn gei'soleerde verspreiding, zich ui­termate goed voor stringente beschermings­maatregelen. Toch nam het aantal exemplaren in vroeger jaren sterk af, omdat de Maori's de dieren aten en ook omdat sommige van de ei­landen ontgonnen werden of omdat men er schapen en geiten Iiet grazen. Bovendien brachten ingevoerde uitheemse dieren, in het bijzonder ratten en verwilderde katten, nogal schade aan, waarbij vooraJ het legsel en de jongen het moesten ontgelden. Thans Ieven in totaal enkele tienduizenden brughagedissen op 26 eilanden voor de Nieuwzeelandse kust. He­laas een populatie samengeperst op een der­gelijk klein gebied blijft erg kwetsbaar. . . V eel van het gedrag van de brughagedis is nog onbekend. Bijvoorbeeld hoe de geslachten el­kaar vinden hoe vaak er eieren worden afgezet (waarschijnlijk niet elk jaar), territoriumge­drag, verblijfplaatsen tijdens de verschillende seizoenen, maximale levensduur, de invloed van de verschillende soorten stonnvogels. enz.,. enz ..

DANK

lk ben de heer G e m b i t s k y van "Wildlife Service'' in Nieuw-Zeeland zeer dankbaar voor beantwoording van de gestelde vragen, als­mede voor toezending van infonnatie-materiaal en het beschikbaar stellen van bij dit artikel geplaatste illustraties.

SUMMARY

The author gives information about biology and status of th.! Tuatara (Sphenodon punctatus). The current aim of "Wildlife Service". Department of Internal Affaires, at Wellington (New Zealand) is to

Page 6: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

30

get data for use in management and conservation of the tuatara, by studying its population dynamics and ecology. Particular areas of research at present ( 1978) are: a. relationship between tuataras and Fairy Prions (Pachyptila turtur), b. study of the move­ments, home range, and egg laying sites of tuataras, using radiotelemetty. The species occurs on at least 26 islands, while the occurence on 4 other islands is uncertain. It is estimated, that tuataras at the best could reach densities of 500 animals per ha.; two island are over I 00 ha. in size. Tuatara is not en­dangered, however, its num­bers have been gradually decliming mainly, because of te occurrence on the rats will start at the end of 1979 and last up to six months (methods: trapping, poisoning and predation). After this, studying of the recovery of the fauna will start, lasting several years. The Tuatara was originally protected by a specific Act - The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the reptile, which is not a lizard, is limited; there are 14 Tuatar8s in captivity outside New Zealand (in 1978).

Besides information about status, brief descriptions are given about: evolutionary position, anatomical features, appearance, distribution, habitat and eco­logy, feeding habits. sound and defence, breeding, growth and age.

LITERATUUR anon, 1954. First home-grown Tuatara. Nat. Hist. 63:422-423 B Ian c h r d, F. C., 1935. Tuatara, "living fos­sils", walk on well-nigh inaccessible rocky islands off the coast of New Zealand. Nat Georgr. Mag. 67(5): 649-622 Bogert, C. M. 1953. The Tuatara: Why is it a lone survivor? Sc. Monthly 76: 163-170 B o g e r t, C. M. 1953. Body temperatures of the Tuatara under natural conditions. Zoologica 38(4): 63-64 Burton, M., 1970. Tuatara. Purnell's Encl. Animal life 6(9): 2484-2487 Carr, A., 1964. The Reptiles, Time Inc., New York Crook, I. G., 1970. Tuatara. Wildlife, a review no.l: 16-19 Crook, I. G., 1973. The tuatara, Sphenodon punctatus, on island with and without populations of. the Polynesian Rat, Rattus exulans (Pea 1 e). Proc. New Zealand Eco. Soc. 20: 115-120 Crook, I. G., 19.75. The Tuatara. Dept. Int. Af­fairs Publ. 167 in "Biogeography and Ecology in New Zealand", Junk, The Hague: 331-352 C y r en, 0., 1934. Die alte Briickenechse in Up­sala. Bl. Aquar. Terrar. Knde45: 214-216 D a w bin, W. H., 1949. The Tuatara. Tuatara 2(2): 91-96 D a w bin, W. H., 1962. Thetuatarainitsna tural habitat. Endeavour21(81): 16-24

Far I ow, J. 0., 1975. Observations on a captive tuatara (Sphenodon punctatum). J. Herp. 9(4): 353-355 K I em mer, K., 1973. De brughagedis. "Het Ieven der dieren" VI, Spectrum, Utrecht, pp. 169-173 e.a. de Koning h, H.L., 1973. Over regulatie van lichaamstemperatuur bij reptielen en amfibieen. Lacerta 32(2): 33-40 K u h n - S c h n y d e r,E., 1954. The origin of lizards. Endeavour 13: 213-219 K ii h me, W., 1968. Unsere Tuatara- ein Reptil aus grauer VoiZeit. Freunde Kolner Zoo 11(4): 124-128 L i g t e n be r g, H. R. P., 1962 Sphenodon punctatus. Lacerta 20(7): 55-56 M a r c h a I o n i s, J. J., E a I e y, E., & D i e n e r, E. H. M., 1969. lmmume response of the Tuarara, Sphendodon punctatum. Aust. J. exp. Bioi. med. Sci. 47: 367-380 Mertens, R., 1958. Eine lebende Tuatara oder Briickenechse. Naturund Yolk 88: 15-21 Mertens, R., 1964. Spbenodon punctatus. Waarnemingen aan tuatara's in het terrarium. Lacerta 22(10): 59-63 Mertens, R., 1965. Beobachtungen an Tuata­ras imTerrarium. FreundeKolnerZoo8(4): 127-130 Mertens, R., 1971. Bemerkungen uber die Hautung der Briickenechse Sphenodon punctatus in Gefangenschaft. Salamandra 7(2): 81-82 M o o r s, P. J., 1977. Rats on offshore islands. Wildlife, a review no. 8: 41-44 N e w man, D. J., 1977. Hamilton's Frog. Wild­life, a review no. 8: 48-53 Schipper, C. M., 1972 Een overzicht van de herpetofauna van Nieuw-Zeeland, met enkele aan­tekeningen over de verzorging van de tuatara Spbe­nodon punctatus in gevangenschap. Lacerta 30(59) 51-61 Schmidt, K. P., 1949. ToaTuataraaliveinmy hand. Tuatara 2( I ):90 (gedicht) Schmidt, K. P., 1952. ReferencestotheTuata­ra in the Stephen Islands Letter Book. Fieldiana­Zoology 34(1 ): 1-10 Schmidt, K. P., 1953. A visit to Karewa Is­lands, Home of the Tuarara. Fieldiana-Zoology 34(12): 153-164 Schmidt, K. P., & Finger, R., 1970. Wereld derdieren, Reptielen. Elsevier, Amsterdam, pp. 38-40 S t e b b i n s, R. C., 1958. An experimental study of the "third eye" ot the Tuatara. Copeia 3: 183-190 W i Is on, K. J., & Lee, A. K., 1970 Changes in oxygen consumption and heart-rate with activity and body temperature in the tuatara, Sphenodon punctatum. Comp. Biochem. Physiol 33:311-322 W o j t usia k. R. J., 1973. Some ethological and biological observations on the tuatara in labo­ratory conditions. Tuatara 20:97-109

Page 7: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

J.P. ter Borg Meer en Vaart 528 Amsterdam

Boven: C.s. clegans, onder: C.s. callirostris.

Pasgeboren C.s. ca Ilirostris. Foto: G r o o t.

31

De Kinvlekpauwoogschildpad Chrysemys scripta callirostris

ingezonden: november 1980

Inhoudsoverzieht: inJeiding - eerste ervaring -mislukte kweek - voortplanting - een jong -summary.

IN LEIDING

Over deze sehildpaddensoort wordt in de mees­te terrariumboeken weinig of niets gesehreven. Vandaar dat ik in de pen geklommen ben om iets over deze dieren en de manier waarop ik ze verzorg te vertellen. Chrysemys scripta callirostris is een nauwe ver­wand van de bekende roodwang (C. s. elegans) en heeft daar in doen en Iaten ook vee! van wcg. Het verspreidingsgebied van deze ondersoort bcperkt zieh tot noord Columbia en Venezuela. In bouw zijn ze wat platter en gestroomlijnder dan de gewone roodwang en lijken wei wat op C. picta. Hiemaast zijn " pauwoog" vlekken op het rug­sehild, een aaneengesloten tekening op het buikschild en donkergele, ronde vlekken rood de bek, met name op de kin , kenmerkend voor deze soort. Ze hebben ook een rode (vaak meer oranje) streep op de wang en ze sehijnen vaak nag iets grater dan de roodwang te worden. Misschien is dit een reden dat een handelaar ze vaak niet als een afwijkende soort zal herken­nen.

EERSTE ERV A RING Mijn eerste exemplaar, een o ± 8 em schild­lengte kocht ik in 1970 in Haarlem als rood­wang (wist ik vee!!). Een tweede exemplaar, een <.!! van ± 5 em, werd in 197 I bij een andere handelaar gekocht. Deze, ook niet dom, onderkende het versehil met de rood wang en verkocht haar dus als Pseu­demys concinna . Be ide dieren werden gedurer­de enkele jaren samen met roodwangen gehou­den. In deze tijd werd er gevoerd met hart (met gistotal), afgewisseld met wormen, stekel­baarsjes en andere vis. In de loop der tijd ben ik aehter de ware naam van dit duo ge_komen. Daar hun verzorging al die tijd op " roodwang manier" had plaatsge-

vonden en de dieren hier zeer goed bij floreer­den, is hier geen verandering in gebraeht. Aileen werd, gezien hun natuurlijk versprei­dingsgebied, iets meer op extreem I age tempe­raturen gelet.

JAMMER De bak waarin de dieren werden gehouden be­stood uit een waterdeel met een Eheim-pomp. Het landdeel, een zandstrandje werd met een warrntelamp verwarmd. Een TL-buis zorgde voor de verliehting. Daar de kamertemperatuur nooit onder 200C daalde, werd het water verder niet verwarrnd. In 1975 vertoonde het toen 12 em lange <j? duidelijk tekenen van legdrift. Wekenlang groef ze op het landgedeelte maar raakte geen eieren kwijt. Uiteindelijk stierf ze, waarsehijn­lijk ten gevolge van legnood. Missehien was ze nog te klein om eieren te leggen, maar zeker­heid heb ik hier niet over. In later tijd had ik <.!!<.!! die, amper groter (13 em), hun eieren wei kwijt konden (zij het in het water). In 1976 kon ik bij een dierenwinkel een aantal gezonde, jonge roodwangetjes, met eigenaardi­ge gele vlekken op de kin , tussen hun dode en zieke soortgenoten vandaan vissen en voor een zaeht prijsje de mijne noemen. Het bleken 4 <j?<j? en I o kinvlekpauwoog te zijn. Van een liefhebber uit Amsterdam kreeg ik nag een vol­wassen <j? ( 15 em) als partner voor het eerste dat toen 16 em was.

Page 8: lacerta · The Tuatara was originally protected by a specific Act -The Animals Protection Act 1907 and is now protected by the Wildlife Act 1953. Export of the ... The Tuatara: Why

Parende C.s. callirostris. Foto: T e r Borg.

32

VOORTPLANTING De oo van deze soort zijn aileen te herkennen aan de dikkere en tangere staart. In fegenstel­ling tot de roodwang hebben ze geen tangere nagels aan de voorpoten. Het paringsritlleel is ook heel anders en bestaat uit het aandachtig besnuffelen van het <?.met name de kop. Het oudste mannetje was al vroeg bij de pinken en verwekte sJ>9Cdig bij een roodwang vrouwtje een aantal jongen. Op 5 januari 1980 zag ik voor bet eerst een paring tussen het oudste o en een van de nieuwe <?<? . Voor dat tijdstip hadden de dieren wei belangstelling voor elkaar, maar het bleef bij een beetje snuffelen. Voor de eigenlijke paring had ik beide dieren echter geruime apart gehouden. Bij de eerste ontmoeting na de her­eniging was de paring binnen een rninuut een feit. Helaas waren de legsels van 17/2 (4 eieren) en van 15/3 (3 eieren) onbcvrucht. Het legsel van ll /4 (7 eieren) bevatte een bevrucht ei. Ui de tijd tussen de paring en het leggen van een bevrucht ei zou ik voorzichtig kunnen conclu­deren dat de ontwikkeling van eicel tot volledig ei in het moederlichaam ongeveer 90 dagen duurt. De eieren werden ig een bakje zand gelegd en afgedekt met sphagnum. Dit bakje stond in een oude koeJe.kast, die met behulp van een lamp en een aquariumverwarmer in een bakje water, a!Jebei geschakeld met een thermostaat, op de juiste temperatuur (± 29,5 °C) en vochtigheid

(± 95%) werd gehouden. Er werd speciaal op gelet dat bet zand en bet sphagnum niet echt nat werden. Verse Iucht werd door middel van een luchtpompje + bruissteentje, dat in het water hing, toegevoerd. Dit hielp ook de hoge lucht­vochtigheid te bereiken. Het bevruchtte ei kwam op 9 juni, na een incu­batie-tijd van 59 dagen, uit. Bij het uitkomen had het diertje een schildlengte van ongeveer 2 ,5 em. Tot nu toe (november 1980) groeit hij op tussen een aantal roodwangen en hij meet al 7cm. De overig dieren zijn in de tussentijd behoorlijk gegroeid en twee van de <? <? hcbben dit jaar al eieren gelegd, helaas wei onbevrucht. Ook het c3 lijkt nu wel geslachtsrijp (± 10 em.), zodat ik goede hoop heb voor de toekomst. Overigens bestaat bet menu tegenwoordig voomamelijk uit garnalen, gekookte vis, soms han of diepvries sacdientjes en af en toe wat groente. Hieraan worden nog eierschalen en wat wateroplosbare vitaminen toegevoegd. Op dit dieet gedijen ze goed. De conclusie kan luiden dat C. s. callirosrris een makkelijk te houden dier is en in het huis­kamerterrarium goed gedijt en kennelijk ook te kweken is.

SUMMARY Experiences with Chrysemys scripta calliros­tris are described. After some problems the breeding of one young was achieved.