kunstmagazine van maatschappij arti et amicitiae denieuwe 31 31 happy/denieuwe 31 issu.pdfstokker,...

24
kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae Happy 31 Mei 2014 jaargang 18 denieuwe Erwin Wurm Freudsche Rektificierung Dorine van Meel over Laure Prouvost en Ed Atkins Fredie Beckmans Vertrouwde omgeving Rudy Kousbroek Lolita Ine Dammers Interview met Sef Peeters Nadia Plesner Darfurnica Philip Fokker over Marcel van Eeden Lily van der Stokker Joanna van der Zanden Reinventing Happiness Folkert de Jong The Shooting Lesson John Baldessari Tips for artists who want to sell

Upload: others

Post on 26-Jun-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae

Happy

31Mei 2014 jaargang 18

denieuwe Erwin WurmFreudsche Rektificierung

Dorine van Meelover Laure Prouvost en Ed Atkins

Fredie BeckmansVertrouwde omgeving

Rudy KousbroekLolita

Ine DammersInterview met Sef Peeters

Nadia PlesnerDarfurnica

Philip Fokkerover Marcel van Eeden

Lily van der Stokker

Joanna van der ZandenReinventing Happiness

Folkert de JongThe Shooting Lesson

John BaldessariTips for artists who want to sell

Page 2: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

De vreugdetranen springen je in de ogen als je op Facebook kijkt. Ongelooflijk zo goed als het met iedereen gaat. Fictie geëvolueerd tot werkelijkheid. Van veel zaken weten we natuurlijk wel dat het nep is, maar dat accepteren we zon-der morren omdat het er nu eenmaal bij hoort zoals peper en zout in het eten. We hebben voor onze nieuwe werkelijkheid ook het pracht woord ‘virtueel’ als pleister op de wonde.Ik herinner me een cartoon uit de jaren zeventig in The New Yorker waarop je twee beteuterde kinderen ziet die uit het autoraam van een Cadillac hangen en verbaasd naar hun drijfnatte vader kijken die in de stromende regen een lekke band aan het verwisselen is. De vader schreeuwt tegen de kinderen: ‘Don’ t you understand? This is LIFE, this is what is happening. We can’t switch to another channel!’ Robert Day, de tekenaar had een vooruitziende blik. Geluk, fictie, waarheid en werkelijkheid. Je kon er natuurlijk vergif op innemen dat kun-stenaars onze nieuwe bling bling werkelijkheid als onderwerp zouden nemen. Om het te ontrafelen, verder te mystificeren of te ridiculiseren. Andy Warhol zei het al: ‘Probeer niet echt te zijn, je hoeft het niet bij het rechte eind te hebben. Dat is kunst.’ Anno 2014 leven we in die kunstmatigheid. Maar filosoof Markus Gabriel zegt juist: ‘de virtuele werkelijkheid is niet minder werkelijkheid dan de werkelijkheid op straat.’ Die zin is zo lelijk dat je de bewering van de filosoof eigenlijk niet serieus kan nemen. Zonder vorm geen waarheid. Misschien is dat wel de vraag: ‘Wat is de waarheid van de virtuele wereld?’ En dan zijn we terug bij de kunst. Voor denkbeelden, grappen, voorstellen en (quasi)antwoorden…

De meeste stukken en kunstenaarspagina’s omcirkelen het thema van dit num-mer. Zo schopt schilder Nadia Plesner met haar schilderij Dafurnica tegen het zere been van de well to do. Kunstenaars die ook graag well to do willen wor-den, krijgen handige tips van John Baldessari. Gregory Crewdson toont een fictief beeld van midwest Amerika van de jaren vijftig. Verder kunstenaars pa-gina’s van Folkert de Jong en Lily van der Stokker. Ine Dammers interviewde Sef Peeters die met taal werkt. Dorine van Meel bespreekt het werk van Laure Prou-vost en Ed Atkins. Van Rudy Kousbroek het korte essay over ‘Lolita’ van Nabokov. Frank Lisser beschrijft hoe zijn buren hun achtertuinen in ware lusthoven (van 35 m2) veranderen. Gastcurator Joanna van der Zanden van het Stedelijk Museum ‘s Hertogenbosch doet verslag van haar driejarige project Reinventing Hap-piness. Philip Fokker bezocht het Gemeente Museum in Den Haag voor het werk van Marcel van Eeden. Fredie Beckmans verhaalt over het werk van de Ameri-kaanse fotograaf Jon Naiman die Zwitserse boeren verleidde met hun vee in hun huiskamers op de foto te gaan. Alex de Vries bespreekt ‘Niet op de tenen maar uit de tenen’ van Lam de Wolf. RB n

Redactioneel

2

ColofonDe Nieuwe 31 wordt in een oplage van 7200 exemplaren verspreid in Amsterdam, Den Haag, Utrecht en

Rotterdam. De Nieuwe is een uitgave van Maatschappij Arti et Amicitiae in samenwerking met Virtùme-

dia. Rokin 112, 1012 LB Amsterdam. De redactie van de Nieuwe is onafhankelijk.

www.arti.nl en www.denieuwe.nl

Redactie: Fredie Beckmans, Ine Dammers, Paul Donker Duyvis, Philip Fokker, Frank Lisser,

Marianne Vollmer, Jan Maarten Voskuil

Eindredactie: Robert Broekhuis

Grafisch ontwerp: Hanne Lijesen

Bijdragen: Fredie Beckmans, Ine Dammers, Dejo, Philip Fokker, Rudy Kousbroek, Frank Lisser,

Dorine van Meel, Alex de Vries, Joanna van der Zanden

Beeldbijdragen: Ed Atkins, John Baldessari, Gary Baseman, Gregory Crewdson, Marcel van Eeden,

Andrea Freckmann, Folkert de Jong, Jon Naiman, Sef Peeters, Nadia Plesner, Laure Prouvost, Lily van der

Stokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman

Correcties: Frits Vliegenthart

Reacties en bijdragen nummer 32, jaargang 19, dienen uiterlijk op 1 september 2014 binnen te zijn. Per

mail naar [email protected] of per post naar: Maatschappij Arti et Amicitiae t.a.v. redactie De Nieuwe,

Rokin 112, 1012 LB Amsterdam.

Advertenties: [email protected]

Druk: Veldhuis Media

De rechten voor beeld en tekst werden naar beste vermogen

geregeld. Andere rechthebbenden gelieve zich tot de redactie

te wenden. Bezoek ook onze website www.denieuwe.nl n

Inhoudsopgave

1 Sef Peeters, detail ikikikikikik

2 Redactioneel, inhoudsopgave en colofon

3 Henry de Montherlandbeeld Andrea Freckmann

4+5 Fredie BeckmansVertrouwde omgeving

6 Erwin WurmFreudsche Rektificierung

7 Rudy KousbroekLolita

8+9 Dorine van MeelDode pixels - Naakte vogels

10+11 Ine Dammersinterview met Sef Peeters

12+13 Nadia PlesnerDarfurnica

14 Philip FokkerOp reis door het hoofd van Marcel van Eeden

15 Lily van der StokkerKissy

16+17 Frank LisserDroomeilanden

18 Gary BasemanDumb Luck

19 Toyisme

20+21 Joanna van der ZandenReinventing Happiness

22 Folkert de JongThe Shooting Lesson

23 Alex de VriesOver de geestdrift van Lam de Wolf

24 John Baldessari

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 3: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

3

Als ik niet iedere dag een ‘nieuw’ geluk onder-

ga, waarom leef ik dan? Vroeg het zestienja-

rige meisje uit Syracuse een beetje ontredderd

en een beetje beangstigd. Voorbeeldige op-

merking, voorbeeldig meisje, dat zei wat ie-

dereen zou moeten zeggen. Maar het is beter

dat niemand het zegt of denkt. Het zou teveel

ongeluk brengen op aarde.

Henry de Montherland

Andrea Freckmann, Lotte und die Nachtfalter, 2013, olieverf op linnen, 160x180 cm

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 4: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

4

Mijn buurman is een boer met koeien en paarden, geiten en ganzen. Nooit verlegen om een praatje prees ik zijn jonge biggen die een paar weken ge-leden waren gearriveerd en er al lekker rond en mals uitzagen. Aan het begin van de lente krijgt hij ieder jaar vier biggen. In een mum van tijd slopen ze een heel weiland met hun gevroet. Hoe-wel ik van vlees hou, is het toch iedere keer weer moeilijk later in het jaar een worst van die dieren te kopen.( Ik had eerst lieve dieren geschreven, maar dat klinkt zo sentimenteel.) Een worst met zo’n geschiedenis eet niet zo makkelijk weg. Ik vertelde mijn buurman over een bekende Amerikaanse fotograaf die ook in ons Zwitserse stadje woont. Hij vraagt overal aan boerenfamilies of ze niet met een van hun boerderijdie-ren in de woonkamer gefotografeerd willen worden. Mooie gedachte als je bedenkt dat in vroegere tijden mensen en dieren in een boerderij vaak in de zelfde ruimte woonden. Ooit is er een muur opgetrokken tussen woning en stal. Katten en honden mochten blijven maar de rest van de familie werd bui-tengesloten. De Amerikaanse fotograaf Jon Naiman was er zich van bewust dat hij een situatie had bedacht die menig boerenfamilie deed opschrikken. Een koe, een paard of ander boerderijdier wilde hij met de hele familie in de ver-trouwde omgeving van de eigen woon-

kamer fotograferen. Daarvoor reisde hij door heel Zwitserland. Niet iedereen wilde daar aan meedoen of men had het helemaal verkeerd begrepen. Zo reisde de fotograaf af naar een klein dorp in de Alpen. Hij had iemand ge-vonden die wel met zijn stier op de foto wilde. Ze hadden voor een bespreking in het lokale café afgesproken. Toen de jonge man binnen uitbundig over zijn stier zat te vertellen was er buiten enig rumoer te bespeuren. Wat wil het geval, de jongeman had alvast zijn stier mee-gebracht en die werd ongeduldig. De stier was duidelijk niet in zijn vertrouwde omgeving.

AntimaterieJon Naiman heeft twee jaar geleden het boek ‘Familiar Territory’ uitgebracht waarin al deze geënsceneerde foto’s zijn afgebeeld. Het is een dwarsdoor-snede van hoe er op het Zwitserse plat-teland wordt gewoond. Bij bijna ieder interieur voel je wel een beetje dat het om bergmensen gaat. Veel hout in de woonkamer. En aan de beesten zie je ook wel dat ze een vrijer leven hebben genoten dan in een vergelijkbare Ne-derlandse omgeving. Het boek kwam twee jaar geleden uit in Zwitserland. Groot succes. Ik vertelde het aan mijn buurman. Hij vertelde me dat de foto-graaf pas geleden nog zijn boerderij had bezocht maar dat zijn vrouw liever

Fredie BeckmansVertrouwde omgevinggeen koeien in de keuken had. Flits, flats, flots. Je kunt je er wel iets bij voorstellen. Het was me al opgevallen dat geen van de gefotografeerde dieren zijn behoef-te had gedaan in de huiskamer. Maar het boek is toch al twee jaar uit? Mijn buurman vertelde dat de fotograaf we-gens succes aan een vervolg dacht en hen daarom had bezocht. Ik vertelde dat wij jammer genoeg slechts twee kat-ten in en om het huis hadden. De boer grapte dat we best wel voor een dag zijn biggen mochten lenen. Ik stribbelde direct tegen dat je dat als een dubbele enscenering kon opvatten. Mijn uitleg ging richting antimaterie en antiantima-terie. De boer keek me aan en begreep er geen snars van. Antimaterie tot daar aan toe. Ik was het zelf bedachte begrip van antiantimaterie ook kwijtgeraakt en zocht naar een betere uitleg waar-om zijn biggen in mijn atelier een vorm van bedrog zouden zijn. Een geënsce-neerde enscenering. Er schoot mij iets beters te binnen waardoor ik ook meer grip op de foto’s van Jon Naiman zou krijgen. Soms zie je iets en denk je dan dat het er goed uit ziet. Kwaliteit. Maar vaak heb ik geen idee waarom ik een kunstwerk of foto goed dan wel geniaal vind en andere miserabel. Objectiviteit en subjectiviteit zijn daarvoor flink uit-gemolken woorden. Te makkelijk. Mij schoot het begrip Homo Ludens van Johan Huizinga te binnen. De fotograaf

heeft zijn modellen in hun eigen huise-lijke sfeer laten spelen. Hij heeft ze zover gekregen dat ze hun boerderijdieren in de huiskamer mee op de foto lieten uit-lichten. Dat kan alleen als ze bereid zijn mee te spelen. Dat vraagt om een na-dere uitleg. Je moet bereid zijn het spel mee te spelen en spelen wordt wanneer je volwassen bent gezien als iets dat we ver achter ons hebben gelaten. Infan-tiel, lees kinderlijk gedrag. Maar een zekere speelsheid zou een ieder juist moeten koesteren. Homo Ludens is een begrip, een naam die bedacht is door Johan Huizinga in het midden van de ja-ren dertig van de vorige eeuw. Hij heeft zich onsterfelijk gemaakt met het op de markt slingeren van het wijsgerige be-grip Homo Ludens, de spelende mens. Een uur na die ingeving, geloof het of niet, kreeg ik per mail een uitnodiging om in een Berlijnse galerie een perfor-matieve lezing bij te wonen waarbij die-per op het gedachtegoed van Johan Huizinga zou worden ingegaan. Het alles omvattende motto: ‘das die Kultur aus dem Spiel hervorgeht’ dat de Cul-tuur voortkomt uit het spel.

Verveling en SpelAls toelichting bij de uitnodiging van de lezing stond het voorwoord van het boek van Johan Huizinga. Er wordt in uitgelegd dat in de geschiedenis van de geesteswetenschappen, lees filosofie,

Jon Naiman, Familiar Territory, #171, 2012 by Edition Patrick Frey

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 5: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

5

spelletje zijn maar ook van de cultuur waarin wij leven. Mijn kaasboer vraagt altijd: mag het ietsjes meer zijn en nooit: mag het ook wat minder? Vorige week in Londen vroeg ik een slager om drie ons rundvlees voor in de soep. Hij sneed een stuk af en zei, kijk eens wat een mooi stuk en maar zes ons. Ik vroeg de helft en de lucht was om te snijden. Waarom was die man kwaad? De helft van wat hij me wilde verkopen was toch precies wat ik wilde hebben en toch was hij kwaad. Dertig jaar gele-den wilde ik op de Albert Cuyp-markt die ene mooie prachtige welgevormde appel kopen. De groenteboer zei dat hij geen speeltuin was, volgende klant. Met hangende schouders liep ik terug naar de Rijksakademie (om de hoek van de markt) en schilderde daarna vol goede moed uit mijn eigenste fantasie die prachtige mooie vrucht die ik niet mocht eten. Op veel plekken worden tegenwoordig appels per zes stuks in plastic pakketten verkocht. Ik speel dat spel niet mee en wacht wel tot er weer appels aan mijn bomen hangen. Lange neus. Het spel der schilderkunst hielp mij hier, bood mij een uitweg. Wat? Mag ik één enkele appel kopen. Pff! Dan eet ik hem toch niet, ik koop geen kilo ap-pels om die ene appel te mogen eten. Ik schilder hem wel. Cultuur komt uit spel eerder dan spel uit cultuur. Dat valt ook allemaal op te maken uit het hierboven

genoemde boek waarin George Batail-le ook nog eens de Homo Ludens van Huizinga onder de loep neemt.Maar zeer zeker ook zien we dat cultuur voorkomt uit spel aan en uit de foto’s van Jon Naiman waar de boer niet in de stal naast zijn koe staat, maar de koe in de huiskamer naast de boer in diens vertrouwde omgeving. Dat kleine detail dat de boer niet in de stal maar de koe in de woonkamer staat maakt het uit-zonderlijk. nBesproken boeken: ‘Das Spielelement der Kultur’ Johan Huizinga 2014‘Familiar Territory’ Jon Naiman 2012 n

chaos. De Homo Ludens zag in de vo-rige eeuw tussen de twee wereldoorlo-gen het licht. En veel van zijn spelers za-gen de oorlog als een spel. Dat is geen rare gedachte als je bedenkt dat een van onze oudste spelletjes, schaken, ook een strategische oorlogsvoering volgens strakke regels is met als doel de tegenstander te verslaan. Wat is er veranderd in het computertijdperk? Niet veel. De Zwitserse filosoof Jean-Jacques Rousseau beweerde dat we allemaal vrij worden geboren maar ook allemaal in ketenen eindigen. Daar kan ik niet mee leven, daar wil ik niet mee leven. Rien ne va plus? Hoe vaak zijn spelers niet in ketenen afgevoerd omdat er niets meer ging. Als het spel een obsessie wordt, is het gedaan met de vreugde. Ik dans met gemak over de rand naar de bodem van de vulkaan maar als de dampen te giftig worden blaas ik een grote zeepbel die me over de rand van de vulkaan tilt, op naar een nieuw avontuur.

Geen speeltuinHuizinga gaat op een gegeven mo-ment ook in op de vraag: hoeveel spel zit er in de cultuur, maar ook hoeveel cultuur zit er in het spel? Daar ontplof-fen bijna de tegenstellingen in de he-dendaagse spelcultuur die alsmaar gewelddadiger is geworden. Maar dat kan niet alleen de schuld van het

het Spel plaats mocht nemen op een stoel achter in de klas naast zijn klas-genoot Verveling. Het grappige is dat wanneer je terug kijkt, het klasgenootje Verveling heel vaak door filosofen is ondervraagd. Kant en Schopenhauer, Nietzsche en Heidegger hebben zich uitputtend over dat nare knaapje Verve-ling verwonderd en hem ondervraagd. Verveling is daardoor wel volwassen geworden terwijl het jochie Spel lang heeft moeten wachten tot ene Johan Huizinga wat in hem zag. Natuurlijk verwees hij ook naar het verleden en het platonische verlangen orde aan te brengen in het spel. Daar is toch bijna elk kind aan ten gronde gegaan tijdens de schooltijd. Voetbal en computerspel, verstoppertje en gymnastiek. Al die spelvormen worden in een jasje gego-ten. Orde en regels waar je je aan moet houden. De pedagoog als de groter Terminator die aan het einde van de schooltijd de Homo Ludens in ons heeft verslagen. Mijn lievelingsprofessor aan het begin van mijn kunstopleiding leer-de me dat ik best slechte kunst mocht maken. Als die slechte kunst maar kwa-liteit had. Daar kon ik wel iets mee. Dat leek op spelen met woorden om de kunst een knap passend jasje aan te passen dat er niet aangepast hoefde uit te zien. Huizinga’s Homo Ludens mocht op mijn schouders meeliften samen met een schooltas vol toeval, willekeur en

Jon Naiman, Familiar Territory, #163, 2012 by Edition Patrick Frey

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 6: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

6

Erwin Wurm, Freuds’ Rectification (Philosophy-digestion), 2004, c-print, 104 x 89 cm, Courtesy: Private Collection, Vienna. Photo: Studio Wurm

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 7: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

7

Vraag iemand Lolita na te vertellen: een onmogelijke opgave; vraag wat het belangrijkste thema is: je krijgt het ver-keerde antwoord. Lolita, het bekendste boek van Nabokov, is een gemaskerde bekentenis, een gesluierde onthulling, een geheim in geheimtaal. De hoofdpersoon, Humbert Humbert, belijdt een hopeloze, fatale voorkeur (‘een helse over van toegespitste lust’) voor meisjes op de drempel van puberteit – de smalle schouders, de beginnende borstjes, de sprinkhaandijen, ‘mijn donzig park, mijn bemoste tuin’.Niets dat zich zo leent tot symboliek over de vergankelijkheid van het geluk als de vervulde liefde met een nimfje van dertien, want dat blijft ze niet lang. De wensdroom wordt nachtmerrie, de tragische afloop is onafwendbaar, al vanaf het eerste ogenblik.Maar tegelijkertijd gaat het om iets anders: de overgave aan deze liefde, anders dan de andere, is ook een afwijzing van het gewone waarmee iedereen zich tevreden stelt, een weigering van de dagelijkse realiteit, een keuze voor de sprong in het extreme, het ongetolereerde, het compromisloze – kortom voor de poëzie; maar ook wat dat betreft is de noodlottige afloop voorspelbaar.Het samenvallen van deze twee tragische ontwikkelingen is een kunststuk zonder weerga in de wereldliteratuur: nooit zijn farce en paranoia, humor en verdriet zo delicaat en zorgeloos, zo demonisch en zo onschuldig geënsce-neerd. ‘Lolita’ is niet alleen een geschiedenis van een amour fou, maar ook van het toevallige, het triviale en het gro-teske van het alledaagse. Niet het alledaagse van Europa, maar van Amerika. Net als ‘Niels Holgerson is ‘Lolita’ een vermond aardrijkskundeboek: de rusteloze vlucht van Humbert Humbert en zijn meisjesogige nimf voor zijn steeds minder denkbeeldige achtervolgers levert onvergetelijke beschrijvingen op van het landschap van Noord-Amerika, de eindeloze autowegen van het ene motel naar het andere, een erudiete Europeaan verloren in een verf-en vreug-deloos Mickey Mouse-land (‘children welcome, pets allowed’).Lolita is dan al lang geen ‘child’ en ook geen ‘pet’ meer: verveeld, gemelijk, weerbarstig, het beeld dat iedere ouder van adolescente kinderen herkent en dat de aanzet is tot de grootste en meest universele tragedie die in het boek beschreven wordt: het zich verwezenlijken van de angst dat een kind zal ophouden met liefhebben om vervolgens te verdwijnen, op te lossen in het niets – genadeloos, onafwendbaar, degene die het overkomt achterlatend in rouw, als was het een sterfgeval. En dat beschreven in het schitterendste proza van de 20ste eeuw, met meer vondsten per bladzijde dan van veel andere schrijvers in het verzameld werk, en dat toch nooit vermoeit, zodat je eindeloos her-leest en steeds opnieuw schaterlacht en tranen stort. n

Uit Anathema’s 9, Restjes, 2010, copyright Rudy Kousbroek en Uitgeverij Augustus. n

Lolita Rudy Kousbroek

Gregory Crewdson, The Madison (from video Brief Encounters)

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 8: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

8

Als onderdeel van de Max Mara Art Prize voor vrouwen toont de Franse kunstenaar Laure Prouvost (1978, Lille) in de lente van 2013 in de Whitechapel Gallery haar installatie: Farfromwords: car mirrors eat raspberries when swimming through the sun, to swallow sweet smells. Naast enkele sculptu-rale elementen (autospiegels en frambozen), bestaat het werk voorname-lijk uit een video, Swallow, die wordt getoond in een kleine, ronde ruimte. De video toont een idyllisch zonovergoten landschap met een bergmeer, waar een aantal jonge, naakte vrouwen zich baadt. De scène en de lo-catie doen denken aan schilderijen van de donkerharige nimfen van de Griekse god Pan. In het Engels, met een Frans accent, fluistert de kunstenaar ons toe: ‘This voice is the sun touching your face. (...) The rocks are naked. (...) The bird is naked.’ Helder zonlicht dwarrelt door de bladeren, in het meer drijven ananassen, zilveren vissen lijken te happen naar frambozen, in het dor groene gras ligt een verloren USB-kabel. De beelden zijn duidelijk vanuit de losse hand geschoten en lijken al evenzeer te haperen als de fragmentarische wijze waarop ze zijn gemonteerd. De enige vorm van ritme wordt ingebracht door het steeds terugkerende – bijna abstracte – beeld van een mond die de frisse berglucht gulzig lijkt in en uit te ademen.

Geen tijd voor liefdeHij gaat hier in op twee belangrijke ont-wikkelingen; de digitalisering van de productiecyclus en (mede daardoor) de abstrahering van arbeid. Berardi benadrukt dat we meer dan ooit tevo-ren leven in een tijdperk waar arbeid bovenal cognitief en communicatief van aard is. De digitalisering van be-paalde processen hebben de grenzen van snelheid gebroken. De cognitieve arbeider word geconfronteerd met data die op steeds hoger niveau en op ieder moment van de dag binnenko-men. Daarnaast huurt de markt geen arbeiders meer in, maar koopt voor de laagst mogelijke prijs eenheden van tijd van arbeiders die overal ter wereld le-ven. Deze versnelling van datastromen in combinatie met deze wereldwijde economische concurrentie heeft po-tentieel pathologische gevolgen voor de individuele arbeider. De constante

prikkeling of opwinding van het brein kan leiden tot gevoelens van paniek, tot aandachtsstoornissen en zelfs tot depressie. Of op een dagelijks niveau: ‘We no longer have the attention time for love, tenderness, nature, pleasure and compassion. Our attention is ever more besieged and therefore we as-sign it only to our careers, to competi-tion and to economic decisions. And in any case our temporality cannot follow the insane speed of the hyper-complex digital machine. Human beings tend to become the ruthless executors of deci-sions taken without attention.’1

Kwetterende vogelsIn Laure Prouvosts wereld liggen USB-ka-bels nutteloos in het gras. In plaats daar-van biedt ze ons een ander ritme: dat van een windvlaag door een blader-dek, van kwetterende vogels, van een neergestreken vlinder op haar Nike-schoen. Ze herinnert ons luchtig aan de tal van mogelijkheden waarop wij een relatie kunnen aangaan met die we-reld. Een relatie die misschien niet direct is onder te brengen binnen de esthetiek, taal en logica van ons kapitalistisch sys-teem. Waar handelingen niet worden gemeten aan de hand van productivi-teit. Waar taal toestaat te reflecteren op de smaak van de zon. Waar onwaar-schijnlijke dingen door de kracht van haar verbeelding waarschijnlijk lijken. Prouvost houdt ons een wereld voor waarin de zintuiglijke capaciteit van het lichaam en de mogelijkheid van het menselijk brein om te fantaseren cen-traal staan. Het digitale mensbeeldDe Britse kunstenaar Ed Atkins (1982, Oxford) zoekt in zijn digitaal geprodu-ceerde HD-video’s het spanningsveld op tussen het immateriële aspect van cinema en de fysieke ervaring die kan worden opgeroepen bij de kijker. In een interview met Rhizome uit 2013 stelt hij: ‘That this lack of physical resolution, but rather a haunting of different phy-sical situations, in the experience itself – in the experience of the video or the music, might engender a contrary accu-mulation or emphasis of matter in those other analogue agents involved in the encounter.’2

In het najaar van 2012 presenteert At-kins zijn eerste grootschalige soloten-toonstelling in Londen bij de Chisenhale Gallery. Zijn installatie bestaat uit een aantal collages van voornamelijk kus-sens en twee HD-video’s, die onder een lichte hoek, zij aan zij geprojecteerd worden op losstaande schermen. Het videowerk is geheel in de computer ge-maakt met behulp van 3D software. Het toont een animatie van een zwevend, kaal mannelijk hoofd – volgens de kun-stenaar zelf het beeld van een kadaver.

Het hoofd kucht en gaapt, fronst de wenkbrauwen en voert een (gespleten) monoloog op over zijn herinneringen aan en fantasieën over intimiteit, seks, liefde en dood. Op poëtische wijze en in nauwgezette details reflecteert het op lichamelijke aspecten als speeksel, zweet en slijm; het bevraagt het verschil tussen wimpers en schaamhaar; en het refereert naar de eerste levendige confrontatie die het ooit gehad zou hebben met de dood in de vorm van een dode muis die na een paar dagen in een zwart insect veranderd was. De titel van Atkins’ werk: ‘Us Dead Talk Love’.

De pratende machinesEen ontmoeting met machines die men-selijk handelen nabootsen, zoals dit digitale mensbeeld van Atkins, is geen ongewone zaak. Sterker nog, wij zijn dagelijks in directe interactie met ma-chines die functies van ons of van onze medemens hebben overgenomen. Het feit dat ze zodanig geprogrammeerd worden dat ze menselijk gedrag simu-leren, zou vervreemding van onze kant tegen moeten gaan: Op straat vraagt de geldautomaat beleefd of we iets dichter bij komen staan; in de winkel informeert de automatische kassa of we misschien een tasje willen; in onze keukens gebiedt de koffiemachine ons het water bij te vullen; en in de auto wijst de TomTom ons met opgewekte stem de weg. De machines spreken ons vaak toe met menselijke stemmen, die soms man-nelijk en soms vrouwelijk zijn, en die va-riëren in leeftijd en accent. Deze voorgeprogrammeerde simula-ties van menselijk handelen zijn echter even mechanisch als de ingekaderde respons die de machine afdwingt van de mens. De machine maakt de mens ook juist hulpeloos en afhankelijk, en infantiliseert haar gebruiker. Daar komt bij dat de lift die ons bedankt voor het wachten, niet alleen allerminst geïn-teresseerd is in onze reactie op haar woord van dank, maar bovendien niet eens in staat is om dankbaarheid te ervaren. Evenmin bestaat er een ma-chine die zich schuldig voelen kan als zij buiten werking is of een machine die zich oprecht kan excuseren als ze ver-traging heeft opgelopen. En er bestaat geen animatie die over liefde kan pra-ten en daarbij daadwerkelijk kan bevat-ten waar ze het over heeft.

Videokunstenaar Dara BirnbaumRuim dertig jaar geleden maakt de vi-deokunstenaar Dara Birbaum het werk ‘Technology/Transformation: Wonder Woman’. Het materiaal waaruit deze vi-deo is opgebouwd is geheel afkomstig van de gelijknamige Amerikaanse tele-visieserie. In een interview met ‘Cabinet Magazine’ in 2002 reflecteert Birnbaum op de ideeën die haar ertoe brachten dit werk te maken. Haar generatie was

Hoewel deze video in mijn ogen mis-schien niet Prouvosts sterkste werk is – ergens mis ik de optimistische chaos en spontaniteit die haar werk doorgaans karakteriseren – treedt hier haar gebrui-kelijke oproep aan de kijker geheel op de voorgrond: ben je je bewust van je lichaam en van de zintuiglijke relatie die je lichaam kan aangaan met de wereld om je heen? Van de zintuiglijke ervaring geur, smaak, kou, hitte, de zon op je huid? Vergeet je niet dat je lichaam kan dansen, zweten, honger voelen en pijn, en dat het zelfs verliefd kan raken?

Prouvost brengt haar oproep op luch-tige wijze, maar de problematiek die zij indirect aankaart, is van serieuze aard. De Marxistische denker Franco Berardi toont in zijn boek ‘Precarious Rhapso-dy’ uit 2009 aan hoe de technologische ontwikkelingen van de laatste decen-nia ons leven ingrijpend veranderen.

Dorine van Meel

Dode pixels - Naakte vogels

Ed Atkins, Us Dead Talk Love,videostill, 2012. Two channel HD video (4:3 in 16:9) met 5.1 surround

sound, 37 minuten 24 seconden. Courtesy de kunstenaar en Cabinet, Londen

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 9: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

9

de eerste die opgroeide onder het me-dium televisie. Het drong hun huizen bin-nen, ‘like a gun’. Birnbaum: ‘We wanted to respond by breaking down the ‘con-trol’ of the industry and to allow for a space for altering views and represen-tations. It was important to talk back and resist the passivity of reception, both in relation to the mass media’s dominant forms and its ideologies.’ 3

Het eigen leven uitvindenKunstenaars die weerstand denken te kunnen bieden tegen de massamedia: het lijkt vandaag de dag een verou-derd idee. Steeds vaker erkennen kun-stenaars (sommigen gretiger dan ande-ren) onderdeel te zijn van een systeem waar niemand zomaar afstand van kan nemen. En diegenen die het toch doen, worden vaak bestempeld als ‘naïef’. Ed Atkins lijkt met zijn werk ‘Us Dead Talk Love’ de relatie tussen mens en machine van binnenuit de onderzoeken. Met zijn werk nodigt hij, letterlijk, de machine uit om te reflecteren op menselijke ver-langens en emoties, als waren het zijn eigen fantasieën en herinneringen. Hij onderzoekt de mogelijkheden om dit mechanische, digitale mensbeeld tot leven te brengen: zijn digitale animatie lijkt te ademen, te redeneren, het knijpt de ogen naar het licht. Maar, wellicht zoals verwacht: de machine faalt. Het pratende hoofd is even doods als alle andere pixels om hem heen. Waar Prouvost inzoomt op het leven, toont Atkins ons de dood. Niet de dood die ons wacht na het leven, maar een da-gelijkse, gecontroleerde, doodsheid. Atkins lijkt op dit falen van de machine echter te anticiperen. En afgaand op de titel, kan men zich zelfs de vraag stel-len of Atkins wel geïnteresseerd is om een uitspraak te doen over machines en hun capaciteit om complexe men-

selijke emoties te bevatten. Wellicht gaat Us Dead Talk Love uiteindelijk over ons, menselijke kijkers. Wellicht is het ons gedrag wat – beïnvloed door de veeltallige omgang met machines, wordt bevraagd. En juist daarom lijkt Laure Prouvost’ oproep mij van groot belang. De quote van de Franse film-maker Alain Robbe-Grillet, te vinden op haar website, is veelzeggend: ‘For, far from neglecting him, the author of today proclaims his absolute need of the reader’s cooperation, an active, conscious, creative assistance. What he asks of him is no longer to receive ready-made a world completed, full, closed upon itself, but on the contrary

to participate in a creation, to invent in his turn the work—and the world—and thus to learn to invent his own life.’ n

1 Berardi, F. Precarious Rhapsody: Semio-capitalism and the pathologies of post-alpha generation, Minor Compositions, 2009.

2 Artist Profile: Ed Atkins, Rhyzome.org.

3 Cable TV’s Failed Utopian Vision: An Interview with Dara Birnbaum, Cabinet Magazine, Issue 9 Childhood Winter 2002/03. n

Laure Prouvost, Swallow, 2013 videostill, courtesy de kunstenaar en MOTINTERNATIONAL Londen en Brussel.

Laure Prouvost, Swallow, 2013 videostill, courtesy de kunstenaar en MOTINTERNATIONAL Londen en Brussel.

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 10: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

10

Ine Dammers

het plaatsen van een advertentie in Me-tropolis M, op de advertentiepagina, omdat kunstenaars die nu eenmaal als eerste opslaan. Tussen de overige advertenties stond mijn tekst DE KUNSTE-NAAR RUST. Voor de rest niets, het was geheel anoniem. Ik heb de advertentie tweemaal geplaatst. Na verloop van tijd heb ik een brief gestuurd naar een aantal kunstenaarsinitiatieven, met de vraag of zij een houten bank wilden kopen, daarbij ingesloten zat een af-beelding van Christus, rustend tussen de martelingen door, een Christusbeeld dat ik alleen maar uit Duitsland en Po-len ken: ‘Der ruhende Christ’. Achterop de bank was een koperen plaatje ge-schroefd: ‘De kunstenaar rust’. Het was bedoeld als een cadeautje aan de kunstenaars, konden die even uitrusten. Dit was tijdens de aankondigingen van het bezuinigingsbeleid voor de kunsten en de paniek die dat gaf. Ik wilde daar een andere houding tegenoverstellen. Vijf kunstenaarsinitiatieven hebben die bank genomen en geplaatst. Ik wilde niet dat het gedocumenteerd werd, mijn ego er niet mee verbinden. Het moest op een andere manier in het be-wustzijn komen dan als een kunstwerk van mij.Recent (2013) heb ik in Polen (Galeria AT, Poznan), waar ik al vaker tentoonge-steld heb, een muurtekening gemaakt van een hekwerk, met op de getekende latten de namen van onlangs gestor-ven kunstenaars. Poolse kunstenaars, vanwege de plek, maar voornamelijk Nederlandse. Ze zijn én dood én leven voort, het hekwerk scheidt de ruimte in die ervoor en die erachter, en maakt zo de ruimte na de dood zichtbaar. Op

Ik voel me nu als mens, maar niet zozeer als kunstenaar, stukken prettiger, geluk-kiger dan toen ik jong was. In mijn werk weerspiegelt zich steeds hoe ik in de wereld sta. Aanvankelijk was mijn hou-ding eerder die van afwijzing, een me terugtrekken op mezelf. Tegenwoordig ben ik meer de wereld toe geneigd, mijn werk heeft nu een andere verbin-ding met de omgeving. Toen ik begon mij te manifesteren, legde ik makkelijk contacten in de kunstwereld, zowel in Nederland als in Duitsland. Stichting De Appel speelde daarin een initiërende rol. Nieuwe contacten leggen en oude contacten weer aanhalen, daar ben ik nu hard mee bezig. Dat is natuurlijk wel anders dan als je nog aan het begin staat. Wat ook anders is, is dat je zoveel ballast hebt, zoveel verleden als kunste-naar. Van mijn baan aan de Academie ben ik met pensioen; dat geldt natuurlijk niet voor het kunstenaarschap, want dat gaat door. Omdat ik een tijdlang druk was met lesgeven en coördineren, moest ik me in mijn beeldend werk her-oriënteren. Het is momenteel wel een terugdenktijd, maar ook met de vraag hoe nu verder?

Hoe pak je de draad weer op?Een actie die ik in 2010 ondernam, was

Interview met Sef Peeters

Sef Peeters (1947) gebruikt woorden, uitdrukkingen en dingen die vast zijn blijven zitten in zijn bewustzijn, en geeft daar op heel eenvoudige, vaak provisorische wijze een beeldende vorm aan. Deze woorden en dingen zitten dicht tegen het heel gewoon dagelijkse, vaak lijken ze zo maar ergens van straat opgepakt. Hij speelt met betekenissen, met leesbaar-heid door letters van een woord in elkaar te schuiven, of met vormen van presentatie. In zijn eerste installatie zette hij de woorden ‘Heavy as a bird’ zowel lichtheid als zwaarte worden in twijfel getrokken. Vanaf 1990 tot 2012 gaf hij les op verschillende kunstacademies.

Ook toen ik de woorden nog niet als beeldmateriaal gebruikte, waren ze vaak wel de aanleiding tot een werk. Toen ik een jaar in PS1, New York, ver-bleef, ben ik woorden als een beeld-houwer gaan gebruiken. De titel die eerst heel klein naast het werk hing, werd het werk. Mijn eerste tekst was: ‘fancy fence keeps my heart warm’. Ik heb toen ook stapelingen van letters gemaakt, een sculptuur vanaf de grond opgebouwd, bijv. in ‘Twin Towers’. Ik re-aliseerde me dat tekst vaak het begin van mijn denken naar een beeld was. Daarom leek het me logisch om eens een beeld direct uit tekst te maken.In New York werd ik door enorme hoe-veelheden tekst omgeven, op straat, in de reclame, op verpakkingen. Mijn wer-ken komen voort uit mijn ervaringen. Ze worden bepaald door wat ik beleef. Langzaam vormt zich het woord, of de zin, in mijn hoofd, gebaseerd vaak op het kunstenaar zijn in deze wereld. Eind jaren 90 maakte ik bijvoorbeeld het neonwerk ‘UP’. Eerst als een enkel UP- beeld; het knipperde irriterend. Ik voel-de mij toen steeds meer opgedreven om maar te presteren. Bij Galerie Akinci toonde ik een groepje van 5 ‘UP’s’. Ver-rassenderwijs werkte het knipperen daar eerder aangenaam dan irritant.

MOOIDOOD

UpUp, 2000, neon, 25 x 35 x 3, in oplage diverse collecties

Fancy Fence 1987, karton en lakverf, 200cm hoog, vernietigd

ikikikikikik, 1993

Opslagpanorama, installatie, Argument, 2011

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 11: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

11

de uitnodiging stond HIER STA IK en op de muur tegenover de namen stond HIER STAAN WIJ. Dat ‘wij’ kun je op ver-schillende manieren invullen, ik dacht vooral aan de mensen die stonden te kijken. De tekening was met houtskool en pastel op de muur aangebracht. Het hek heb ik vaker als beeld gebruikt. Ik heb het hier in een andere context ge-plaatst…

Ben je veel bezig met de ‘reanimatie’ van je vroegere werk?Het was ook hiervoor al zo dat be-paalde beelden terugkwamen; letters komen natuurlijk in steeds andere for-maties terug, en ook hele zinnen. In mijn werk gebruik ik de beelden of woorden steeds weer in een andere context, of ik voeg er andere elementen aan toe. De zin ELKE STAP IS EEN VOLGENDE, ONONT-KOOMBAAR heb ik hergebruikt bij de opheffingstentoonstelling (2013) van Lo-kaal 01 Breda. Dat gaf de tekst een heel andere dimensie dan eerdere keren dat ik diezelfde tekst gebruikte.

Is de houding die je naar buiten wilt brengen subversief? Mijn werk is niet politiek, wél maatschap-pelijk, in die zin dat het de menselijke conditie zichtbaar maakt. Iedereen kan er een gesprek mee aangaan, of het als commentaar op zichzelf zien. OPENER-LIEVER-MOOIER is een wens voor de hele mensheid. Deze moest in grote neonlet-ters aan de entree van Breda komen op een aantal gebouwen. Het is nooit doorgegaan, omdat enkele eigenaren van de gebouwen dat niet wilden. De teksten gaan altijd over mijzelf en te-gelijk over iedereen. Ik heb korte teksten

gebruikt zoals ‘ik/jij’, of ‘och/ach, ‘mens/kunstenaar (doorstrepen wat niet van toepassing is)’, iets langere als ‘Do not come near reality’ en ook bladen met visuele poëzie. Ik zie taal als materie waarmee je kunt spelen, je kunt letters van een woord weglaten, of ze door el-kaar heen plaatsen. Met omdraaiingen kun je soms een beetje ontwrichten.

Maak je het werk voor een bepaalde gelegenheid of ruimte?Er is een basis van idee en werkplan. De plek bepaalt de maat, het materiaal en de vorm. Zo is het woord MOOIDOOD aangebracht in een woning die als begraafplaatswoning in gebruik was. Toen ik in 2000 een steendruk als nieuw-jaarsprent maakte, zag je als eerste ‘GA’, dan als veelkleurige ondergrond TE-RUG. Dat was mijn reactie op het nieuwe millennium dat met zoveel trompetge-schal begroet werd.Ik doe incidenteel voorstellen aan kun-stenaarsruimten of musea. In 1997 heb ik het Centraal Museum in Utrecht voorge-steld een kamertje te bouwen dat van binnen op slot kon als een wc, met daar-in een erepodium waar je wat mee kon doen, bijv. erop gaan staan, om de 1ste plaats vechten, ervoor liggen etc. Het werd al snel door mensen van het muse-um ‘het schreeuwkamertje’ genoemd. Later is het een opslagplaats geworden en nu is het opgeheven.Ik reageer op wat ik lees, hoor en zie. Kortgeleden zag ik in een krant de kop ‘Wie niet in zijn eigen lichaam zit ont-houdt slecht’. Zoiets fascineert me, het gaat een gesprek aan met mijzelf, en daarna zou het weer naar buiten kun-nen gaan. Af en toe kun je het gevoel

hebben dat je naar jezelf zit te kijken, en je afvragen hoe dat ik zich gedraagt in verhouding tot anderen.

Je werk heeft vaak een humoristi-sche kant!Hier: de kunstenaar als boodschapper van de goden. (Peeters laat foto’s zien van vroeg werk) Zelfportret met lasbril, uitvouwneus. En hier: De kunstenaar als deel van de kosmos. Ik heb aardappels opgeblazen ter grootte van mijn eigen hoofd. Van humor ben ik me niet zo be-wust, meer van melancholie en mijn zin in spelen. Voor mijn tentoonstelling ‘De kunstenaar en zijn werk’ in Vertonings-ruimte Argument, Tilburg 2011, heb ik de tekst HIC SUNT DRACONES met rode gekartelde etalage-kartonnetjes op de muur geplakt. Met zulke dingen werken vind ik leuk, het is een vorm van spelen. In de tentoonstellingsruimte stond langs de muur ertegenover, op pallets, de hele opslag van mijn atelier uitgestald. Als oudere kunstenaar heb je steeds meer opslagruimte nodig voor de wer-ken die je niet verkocht hebt. Onder de kartonnetjes was een hek getekend, daarachter lag als het ware onontdekt gebied, terra incognita. ‘Hic sunt draco-nes’ vond ik op oude landkaarten, het duidt op onbekend gebied, met mon-sters en draken.

In het Noordbrabants Museum in Den Bosch wil men nu mijn werk MASTER-PLAY uit hun collectie weer ophangen. Dit werk bestaat uit zeven groepjes gekleurde ronde metalen schijven. Elk groepje vormt de naam van een kunste-naar. Ze staan voor Weiner, Lewitt, Nau-man, Acconci, Ruthenbeck, Anselmo

en Andre. Het is een eerbetoon en een werpspel tegelijkertijd. Beheren is een onderdeel van je werk. Maar: het was ooit zo, dus nu moet het ook weer zo… dat hoeft van mij niet, dus ik stelde voor het werk aan te vullen met de zeven te-keningen met dezelfde namen.

Je hebt de kreet ALL PERFECT ge-bruikt. Moet je werk perfect ogen?Nee, ik vind het wel prettig als het werk een sfeer heeft van ‘er moet nog aan gewerkt worden’. Het moet iets van geknutsel hebben, dan hoef ik er geen witte handschoenen bij aan te doen en houdt het een soort aanraakbaar-heid. Daarom kies ik ook vaak de vorm van een installatie, waar je middenin moet zijn, niet op afstand. Meestal ont-leen ik mijn beeldtaal aan elementen uit het dagelijks leven: neonreclames, draaiende reclamezuilen, of voorwer-pen die je gebruikt bij spelen, zoals hoefijzer gooien. Die knipperende ne-onletters zijn daar natuurlijk ook door geïnspireerd. In Utrecht heb ik bij de tentoonstelling ‘Nachtregels’ grote ne-onletters tegen de voorgevel van ge-bouw Moira gezet: JOUW HUIS IS MIJN HUIS. Die tekst had ik in New York gezien. Die is op het eerste gezicht open en vriendelijk, maar bij nader inzien heel choquerend. De letters die ik gebruik ontwerp ik meestal zelf, soms gebruik ik ook bestaande lettertypes. Daarnaast ben ik nu ook gewoon op de muur gaan schrijven. Die handgeschreven teksten ogen persoonlijker. Voor de namen van de doden vond ik dat ik die zelf op de muur moest schrijven, dat neemt tijd in beslag en die tijd wilde ik daar graag aan geven. n

MOOIDOOD

Hic Sunt Dracones, 2011, houtskool, pastel , karton (fluor), Vertoningsruimte Argument

Fancy Fence 1987, karton en lakverf, 200cm hoog, vernietigd

ikikikikikik, 1993

Opslagpanorama, installatie, Argument, 2011

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 12: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

12

Nadia Plesner, Darfurnica, 2010, oil on canvas, 350x776

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 13: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

13den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 14: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

14

Philip Fokker

Winnaar van de Ouborg Prijs 2013 Marcel van Eeden begon rond 1985 met het (na)tekenen van oude foto’s die voor zijn geboortejaar 1965 zijn gemaakt. Tot half februari was zijn werk te zien in het Haags Gemeentemuseum in het kader van de toekenning van de Haagse kunst-prijs. Wie vluchtig naar de tekeningen van Marcel van Eeden kijkt, bijvoor-beeld beelden uit het boek ‘Tales of murder and violence’ waant zich in een storyboard van een klassieke film noir. In het Haags Gemeente Museum is een enkele ruimte ingeruimd voor Van Eedens werk. De teke-ningen hangen in groepen bij elkaar voorafgegaan door de naam van de collectie in witte sierletters: ‘Sammlung Boryna’. Deze naam komt ook op een van de eerste pagina’s van het boek dat bij de Ouborg Prijs hoort terug: Matheus Boryna, waarin hij samen met Oswald Sollmann in ‘An outlet Vaudeville Show’ schittert. Samen met de botanicus K.M. Wiegand en ar-cheoloog Oswald Sollmann is de psychiater Matheus Boryna een van de terugkerende protagonisten in Van Eedens werk.

De tentoonstelling bestaat uit een drie-tal zwarte muren met relatief kleine, veelal zwart-wit tekeningen; bij bin-nenkomst in de zaal neig je naar een serieuze frons. Totdat je de werken van dichtbij gaat bekijken. De manier waar-op de tekeningen zijn opgehangen doet denken aan de spatiëring die je in Amerikaanse comics ook tegenkomt: soms netjes op een rijtje, dan weer in verschillende maten en grootte. Het geeft de zwarte muren meteen al iets lichtvoetigs, een soort van verborgen bijschrift: Het is niet zo zwartgallig, kom gerust dichterbij.

Op het eerste gezichtIn een interview met Kunstbeeld (#12 2013) geeft Van Eeden te kennen dat hij het een verplichting vindt van de kunste-

naar om een alternatieve wereld aan te bieden, omdat de gewone wereld volgens hem helemaal niet zo leuk is. En net als de ‘gewone wereld’ ook wel leuk kan zijn als je een beetje je best doet, zo zijn de tekeningen van Van Eeden ook best wel leuk maar niet op het eerste gezicht. Een andere parallel tussen het werk en het leven is toeval. Van Eeden merkte tijdens het werken aan de serie ‘Celia’ in 2006 dat hij er plezier in kreeg om een strip te maken op een collage-achtige manier. Voor een beeldver-haal, dat ‘Tales of murder and violence’ ook is, monteert hij tekeningen met tek-sten uit boeken (natuurlijk ook boeken van voor 1965). Hierdoor speelt toeval een grote rol: de teksten en tekeningen hebben in aanvang niets met elkaar te maken maar als kijker/lezer probeer

Op reis door het hoofd van Marcel van Eeden

je automatisch het geheel begrijpelijk te maken door tekst en beeld te com-bineren, waardoor er toch een relatie ontstaat. Welke is raadselachtig en dat is misschien ook wel de charme. Interes-sant is de vraag of het beeld of de tekst dominant is.Aan het begin van ‘Tales of murder and violence, wordt de lezer na een absur-de vaudevilleshow van dansende bief-stukken getrakteerd op een spannend kort verhaal van een jongetje dat een granaat vindt op een stuk afgelegen land. Het beeld bij de apotheose van het verhaal, de exploderende granaat, is dat van een geschokt vrouwenge-zicht en een torso met witte bustehou-der naast een vlak met kleurrijke banen. Erotiek en geweld als grote aanjagers van spanning, op een halve pagina samengedrukt. Kleurrijke banen? In-derdaad, de zwart-wit wereld van voor 1965 wordt zo nu en dan onderbroken door tekeningen in kleur. Kleur voor het benadrukken van geweld – een explo-sie, bloedvlekken, (fictieve) kunstwer-ken, O. Sollmanns ‘That’s mighty funny’ en M.L Conninks Bouwkeet II – maar vooral advertenties en productverpak-kingen springen er tussen uit. Geweld, kunst en consumptiegoederen geven het werk van Van Eeden letterlijk kleur maar het spannendste en kleurrijkste avontuur speelt zich af in de hoofden van de aandachtige kijker.

Het doorbreken van zwartgalligheidHet hoofdstuk, als je dat zo kunt noe-men, The Archeologist uit het door Stroom in 2013 uitgegeven boek is een goed voorbeeld van de manier waar-op Van Eeden door alleen de schadu-wen in de grot te tekenen de fantasie van de kijker prikkelt. Het hoofdstuk is onderverdeeld in tekeningen van ver-schillende postkaarten uit onder an-dere Nederland, Duitsland, Ierland en Irak. Allemaal tekeningen van vóór 1965 maar de kijker in het heden schuift als vanzelf zijn hedendaagse (geo-politie-

ke) kennis over de beelden met namen als Kirkuk, Berlin, Somalia en... Voor-schoten heen. En daar is dan opeens de glimlach die het leven zo aantrek-kelijk maakt. Het werk van Van Eeden lijkt op precies de juiste momenten een glimlach op het gezicht van de kijker en lezer te kunnen toveren door de zwart-galligheid van de raamvertellingen te doorbreken met onverwacht tekst- en beeldmateriaal. Ook de in Den Haag getoonde ‘Samm-lung Boryna’ is in een van de hoofdstuk-ken van ‘Tales of murder and violence’ te zien. De werken in de verzameling van Dr. Boryna zijn van de hand van zijn psychiatrische patiënten en vormen een verontrustende kongsie van be-nauwende tekeningen doorspekt met religieuze en occulte verwijzingen. En net als de toeschouwer zich in dit duis-tere inkijkje in de menselijke geest voelt wegzakken springt een werk in het oog waardoor men boven het moeras van het alledaagse komt te zweven, ge-amuseerd en in verwarring gebracht. Een beeld met groenten, een modern ogend kunstwerk, een close-up van een oog, een rij silhouetten van bomen en een biefstuk met in schreeuwerig aan-wezige krulletters het woord ‘Mother-fucker’ eroverheen geschreven. Of een close-up van een koppel in de ‘reverse cowgirl’ positie met het bijschrift ‘Die Ein-samkeit der Modernen Kunst’.

Al met al stemt het tekst- en beeldwerk van Van Eeden vrolijk en niet mistroos-tig. De combinatie van de lading van een suspenseverhaal met wat Britten ‘tongue in cheek’ humor noemen, af-beeldingen die niet horen (maar vaak wel passen) bij de tekstuele context, biefstukken met beentjes en seksuele toespelingen maken het bekijken van van Eedens werk een ware reis door het hoofd van de maker. Een reis die op iedere kijker een andere indruk maakt, want hij wordt gemaakt met de eigen bagage. n

Marcel van Eeden, N 50 51 40.9 E 324 1.3, 2013 , Nero pencil and colored pencil on laid paper, 28 x 38 cm, Series of 28 drawings, Courtesy Galerie Zink, Berlin

Marcel van Eeden, The Zurich Trial.

Part 1: Witness for the Prosecution,

2009, Nero pencil on laid paper,

19 x 28 cm,Series of 150 drawings,

Courtesy Galerie Zink, Berlin

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 15: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

15

Lily van der Stokker, ‘Kissy’, ontwerp voor muurschildering, 1991, originele tekening in viltstif t .

(hier: zeefdruk, 295 x 208 mm, editie 100 plus 10 A.P, uitgegeven door museum Tate St. Ives, Cornwall, 2010)

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 16: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

16

Vanuit mijn hoog gelegen werkplaats heb ik goed zicht op alle tuintjes en nu na vier jaar zijn de tuintjes helemaal in-gericht. Er is een tuintje omringd door bamboeheggen vol met Boeddhabeel-den in combinatie met een buitenkeu-ken. Daarnaast ligt een strak tuintje met een hightech sproei-installatie en een natuurstenen zitkuil. Daarna komt er een met een complete speeltuin. Kosten noch moeite zijn gespaard bij het aan-brengen van elektronische gemakken en buitenverwarmingsinstallaties. Elk huishouden beschikt over een motor-maaimachine die geschikt is voor een voetbalveld. Met grote verbazing heb ik de intocht in sneltreinvaart van een enorme hoeveelheid tuinmeubilair ga-degeslagen. Hoe verschillend de vorm ook is, iedere bewoner heeft buitenspo-rige hoeveelheden geld uitgegeven om deze 35m2 om te toveren tot een micro versie van een koninklijke lusthof.

Het echte Nederlandse wonenVoor de grote explosie van welvaart halverwege de jaren vijftig van de vori-

Frank Lisser

DroomeilandenHet woonplan achter mijn huis werd in 2007 aangeprijsd met het motto: ‘riant landelijk wonen aan het water onder de rook van de grote stad vanaf 475.000 VON’. Het bord in het veld toonde een digitale schildering met daarop een gelukkig jong gezin, zittend op een bankje met uitzicht op het water met daarin een kleine zeilboot gelegen aan een steiger met zicht op hoge herenhuizen. Inmiddels is het huizenrijtje gevuld met jonge stelletjes, twee kleine kinderen en twee auto’s. De brede gracht op de tekening blijkt in werkelijkheid een soort binnenvijver te zijn en dus kan de zeilboot van de billboard er helaas niet aanmeren.De gesuggereerde parkachtige achtertuinen, zo mooi geschilderd op de artist- impression, zijn in werkelijkheid niet groter dan 35 m2. Elke bewoner heeft inmiddels wel een steigertje voor een bootje gemaakt.

ge eeuw was het voor de gewone man nauwelijks mogelijk om de gedroomde woonwensen op de hierboven ge-schetste wijze te realiseren. De arbeider woonde in de 19de eeuw bijeen gepropt in woningen van er-barmelijke kwaliteit en pas bij de aan-name van de Woningwet in 1901 werd deze praktijk in Nederland tot staan gebracht. Deze Woningwet vormde de basis voor de grootschalige volkshuis-vesting die vanaf die tijd ruim 60% van de landelijke woningvoorraad heeft gebouwd. Alhoewel de volkshuisves-ting tot een aantal bijzondere architec-tonische experimenten heeft geleid, zo-als de landelijke tuindorpen in diverse steden, was de hoofdmoot het functio-nele rijtjeshuis gelegen in grote wijken rondom de oude binnensteden. In het pas verschenen boek ‘Het Rijtjes-huis, de geschiedenis van een oer-Hol-lands fenomeen’ van Bernard Huisman en Luuk Kramer is deze ontwikkeling goed geportretteerd. Duidelijk is wel dat de vorm steeds exclusiever wordt en dat het rijtjeshuis allerlei retro-stijlsug-

gesties van klassieke herenhuizen toe-gemeten krijgt. Waar eerst het nuchtere motto ‘licht, lucht en ruimte!’ gold, heerst nu het adagio ‘My home is my castle’. En waar eerst de tucht van de sociaal-democratie dicteerde: ‘Een betaalbare woning voor iedereen’, heerst nu de norm van de woningcorporatie als commerciële marktpartij: ’zolang wij maar verdienen is het goed.’Voor de Tweede Wereldoorlog kregen deze wijken door het gebruik van ge-sloten bouwblokken met binnentuinen nog een stedelijk karakter. De dichte be-bouwing met daarin meer ruimte voor publieke voorzieningen – zoals par-ken en pleinen – maakte na de oorlog plaats voor de suburbane buitenwijk. Elke gemeente in Nederland bestaat nu bijna voor 50% uit woonwijken gevuld met rijtjeswoningen die na 1945 in de meest uiteenlopende vormen werden gebouwd. Feitelijk is Nederland gelei-delijk vanaf die tijd veranderd in een grote buitenwijk met daartussenin snip-pers overgebleven stedelijkheid. On-danks de architectonische verscheiden-heid is de beleving juist uniform. Dit komt doordat het rijtjeshuis gebaseerd is op het gezin met twee of drie kinderen en minstens één auto. In de wijk wordt al-leen gewoond; werken en winkelen doet men elders. ‘s Avonds blijft men doorgaans binnen om tv te kijken. In de verte doet het denken aan het beeld-verhaal ‘Soft City’ van Pushwagner. De wijken gevuld met rijtjeshuizen vormen samen een grote anonieme schuim-structuur van kleine rustig naast elkaar levende geïsoleerde eenheden, die be-

halve de buitenmuren, schuttingen en het gemeenschappelijke dak, weinig met elkaar delen. Dit is echter één kant van de medaille.

AchtertuinHet geheim van het rijtjeshuis is zijn ach-tertuin. Tot vóór de oorlog was het heb-ben van een tuin alleen mogelijk voor een boer of tuinder op het platteland of voor een rijke burger in de stad. Het rijtjeshuis heeft de droom van een ei-gen stukje grond, veilig achter het huis gelegen, voor de gewone man bereik-baar gemaakt. Vooralsnog werden het groentetuintjes voor de eigen con-sumptie. Maar vanaf de jaren zestig is de tuin steeds meer vermaakgrond of-wel siertuin geworden. Naar de straatkant, de openbare ruim-te, zijn rijtjeswoningen geleidelijk steeds defensiever geworden. Vooralsnog tot circa halverwege de jaren zeventig heeft men het huis standaard van een doorzonwoonkamer voorzien, waar-door er altijd zicht is vanuit de woonka-mer op de straat en ‘s avonds visa ver-sa. De keuken ligt vaak afgesloten (soms met doorgeefwand) aan de zijkant. Vanaf de zogenaamde bloemkoolwijk (bestaat uit kluwen van speels ongelijk geschakelde woningen gelegen aan rondlopende in elkaar verstrengelde vaak doodlopende woonerven –of-wel doolhoven) wordt de opdeling de-fensief door in de kleine voortuin een berging te plaatsen met daarnaast een plek voor de auto en aan de voorzijde binnen: de open keuken.De woonkamer is in de volle breedte

Edwin Zwakman, Fly-over III 2003 c-print 220 x 168 cm

Paradijselijk geluk

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 17: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

17

aan de zijde van de achtertuin ge-plaatst. Hierdoor is men meer ‘met de rug naar de straat’gaan wonen. De stra-ten in deze meestal stoeploze woonwij-ken zijn door het steeds meer uitdijende autobezit veranderd in een ontoegan-kelijke overvolle parkeerruimte. Deze bouwvorm is de norm geworden. De nieuwe woonwijk uit 2009 achter mijn huis is ook volgens deze norm ge-bouwd. De plek waar het privéleven gevierd wordt, is de besloten woonkamer met een open verbinding met de beschutte achtertuin liefst aan een slotgracht gele-gen, als het even kan zonder een open-baar pad achterom, zodat de voordeur echt de enige toegang is. De voorzijde is een pantser met een robuuste voor-deur, met kleine afgesloten ramen en het aanrecht direct daarachter. De achterzijde is open toegankelijk vol in het licht en vormt een symbiose met de micronatuur van de achtertuin. Aan de voorzijde heerst de werkelijkheid van de samenleving met haar dreigingen, verplichte contacten, arbeidseisen en compromissen; aan de achterzijde de droom van de eigen veiligheid en de harmonie met een zelf gecreëerde leef-omgeving. De achtertuin is het enige stukje natuur dat het individu kan be-heersen en vormgeven. Waar aan de voorzijde een droog knikje als hoogste contactvorm richting een vreemde vol-staat, is het burencontact in de achter-tuin veel hartelijker en spontaner (tenzij de Rijdende Rechter is langs geweest). Achtertuinen zijn door hoge schuttin-gen begrensde mini-eilanden van pa-radijselijk geluk met daarin de realisa-tie van de eigen wereld, overzichtelijk en gehoorzaam aan de wens van het individu. Het gaat niet om een goede smaak of uniciteit; het zijn persoonlijke ruimten, die vaak met massaproducten zijn ingericht. Desondanks zijn het uto-pische plekken zonder de last van een utopie. De achtertuin is de belichaming van het romantische verlangen naar het tropische privé-eiland, een plek zonder zorgen.

IllusieEen misplaatste grootstedelijke afkeer van de buitenwijk of een hautaine min-achting voor het leven in een rijtjeshuis ligt op de loer. Dit is niet de bedoeling. Elke zaterdag verschijnt in de bijlage LUX van de NRC een portret van een bij-zonder huis. Ik volg het al meerdere ja-ren en een ding is duidelijk: al die unieke inrichtingen zijn eenvormig. Het is bijna lachwekkend hoe elke deelnemer – ge-selecteerd op zijn exclusiviteit – braaf iedere week weer aan de journalist ver-klaart dat er niets van Ikea in het huis staat (of hooguit een enkel klein dinge-tje maar dat heeft niets te betekenen). De interieurs zijn zo eenvormig foutloos voorzien van de juiste sfeer, zo verant-woord dat dit interieurportret meer lijkt op een wekelijks rapport van de smaak-politie. Deze LUX-portretten komen overeen met de hierboven beschreven illusiepraktijk. De elitaire gestudeerde

bovenklasse met zijn absoluut niet bur-gerlijke smaak is alleen nog veel braver dan de eenvoudige rijtjeshuis bewoner. Het is dus complexer. Aan de voorzijde buiten op straat leeft de anonieme mens, als non-individu, in de alledaagsheid. Binnen en in de achtertuin heerst de ontsnapping en de illusie van de eigenheid. In al die in-spanningen, in al die interieurs en tuinen gaat een escapisme schuil. De verbeel-ding is hierin niet sterk genoeg; men poogt met allerlei kant-en-klaar midde-len de eigen wereld daadwerkelijk in elkaar zetten.Binnen de grenzen van het eigen huis is het streven om zichzelf te tonen als een echte persoonlijkheid groot. Men gedraagt zich als een hoofdrolspeler in een film. Die film is zijn eigen leven en het huis en de tuin vormen het decor. De macht om deze film echt te regisseren is klein maar men leeft in de illusie dat dit niet zo is. Het interieur en de achtertuin zijn de enige plekken waarin die illusie

een fysieke gedaante kan aannemen. Het filmdecor en hoofdrolspeler hoe-ven geen toeschouwers te overtuigen. Binnen de eigen omgeving is iedereen een medespeler, kan de illusie in tact blijven en krijgt spijt over de vorm en in-houd van de film geen kans. Zodra men de voordeur verlaat, verstopt het indi-vidu zich en verdwijnt in de anonimiteit.

De sociaal gemuilkorfde verbeeldingDe gerealiseerde dromen die ik vanuit mijn huis kan aanschouwen, overtui-gen niet. Ik weet dat het niet voor mijn ogen gemaakt is en dus hoeft het geen uitdrukkingskracht te hebben. Of het nu gaat om de verfijnde exclusiviteit van de designinterieurs uit de LUX bijlage of de Karwei/Ikea-tuinen achter mijn huis: het resultaat is en blijft wat schamel. Dit ligt niet alleen aan een gebrek aan verbeeldingskracht of aan de beperkte fysieke en financiële mogelijkheden. Er is ook een sociale component die de verbeelding inperkt en vaal maakt. Op

escapisme rust een taboe. Ten diepste wil een escapist zonder strijd vluchten of deserteren. In de verbeelding kan de mens dat ongebreideld doen, maar in het echt wordt het als een zwaar en laf vergrijp opgevat. Enerzijds waant de hedendaagse wes-terse mens zich nuttig voor de buiten-wereld, anderzijds verlangt hij naar een ontsnapping daaruit. Dit is een spagaat die vrijwel ieder aan den lijve ervaart. De verbeelding zet hem aan tot dro-men over en verlangen naar een per-fect bestaan op een bijzondere plek, maar zijn sociale context zorgt ervoor dat het beperkt is toegestaan om er wat mee te doen. En deze muilkorf maakt het schamel: zolang de maatschappe-lijke beschikbaarheid gegarandeerd is, mag het individu in zijn eigen vrije tijd en woonruimte – wel op een sociaal ge-accepteerde wijze – zijn eigen wereldje bouwen om zich daar te laven aan de illusie te leven op een droomeiland.n

Edwin Zwakman, Even later, 2001, c-print 160 x 320 cm

Edwin Zwakman, Straatje, 2010, polyester 42 x 238 x 38 cm, i.s.m. de Vleeshal Middelburg

Paradijselijk geluk

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 18: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

18

Gary BasemanDumb Luck ( 2003) is een werk uit de gelijknamige serie, die Baseman zelf omschrijft als: ‘that muddy spot where the line between genius and stupidity has been smudged beyond recognition.’ Zijn

wereld wordt bevolkt door griezelige types, vreemde honden en bunnies. Gary Baseman is een meester in het tonen van de ridicule en vaak afstotende aspecten van de condition humaine. n

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 19: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

19

Toyisme is een hecht samenwerkende beweging van inmiddels tweeëntwin-tig kunstenaars uit de hele wereld. Het begon ooit in 1992 in een kelder in Em-men. De Nederlandse kunstenaar Dejo schreef een manifest dat, helaas voor de buitenstaander, geheim is, behalve voor de Toyisten zelf. Toyistische kun-stenaars roepen een zelfverzonnen naam in het leven waarmee ze hun kunstwerken signeren. Ze hopen de wereldwijde egocentrische houding in de kunstwereld te omzeilen door anoniem in een collectief te opereren. Het ontrafelen van hun manifest is een moeilijke klus. De kunstenaars noemen hun manifest ‘Moeder’. Elke kunstenaar wordt als partner van Moeder gezien en hun schilderijen als kroost. Elke over-eenkomst in hun werk - en er zijn veel sti-listische overeenkomsten te ontdekken in hun schilderijen - is een resultaat van het hanteren van het manifest.

De schilderijen zijn verhalend, vinding-rijk en fantasierijk. Een wereld van kleur, transparantie en helderheid geschetst uit de werkelijkheid, surrealiteit en fan-tasie. Maar dan hebben we het niet over het surrealisme van opa, kiddo. Het ge-bruik van vaak voelbare stippen doet je denken aan kunst uit Oceanië of die van de aboriginals, terwijl de tekenstijl soms op computergegenereerde car-toons lijkt. Het kwalitatief hoogstaande werk doet gedeeltelijk denken aan Joan Miró, maar ook aan hippe uit de losse hand gemaakte tekeningen. Toy-isme is onlosmakelijk verbonden met verhaallijnen. Tijdens de tentoonstel-ling zijn brochures en ansichtkaarten beschikbaar waarop elk schilderij staat beschreven. ‘Elk werk van een Toyist heeft zijn eigen verhaal!’

Vernieuwing vloeit voort uit de samen-werking van de groep als geheel, een zeer menselijke groep. Mensen dromen, hebben seks, houden van eten, drinken en de natuur. De kunstenaars doorbre-ken de regels van contrasterende kleu-ren en vormen om vervolgens met hun eigen verhaal de kijker te provoceren.

Toen de beweging tien jaar bestond, werd Toyisme in 2002 nieuw leven in-geblazen. In dat jaar reisde Dejo door Rusland, China en Zuid-Oost Azië. Dejo putte inspiratie uit werk van anderen en besloot dat kunstenaars wereldwijd toegang mochten krijgen tot de stro-ming. Dit leidde ertoe dat het Toyisme nu bestaat uit een internationaal col-lectief van mannen en vrouwen. In een persbericht valt te lezen dat ‘Nieuwe partners uit de gehele wereld mogen flirten met Moeder. Door wederzijdse liefde zal de nieuwe deelnemer wor-den opgenomen in en erkend door de groep’. (Wees niet bang geachte lezer, we hebben het hier niet over de Jo-

ToyistenWebsitetekst van de Toyisten

Lezen over kunstgeschiedenis is niet hetzelfde als kijken naar de West Side Story. Ruim honderd jaar geleden tekenden moderne kunstenaars lijnen in het vuil. Manifesten werden geschreven, tomaten gegooid, vuisten opge-stoken en rivaliserende bewegingen sloten zich bij elkaar aan. Die ouder-wetse passie ging gepaard met de touchy-feely ‘alles mag’-houding van het postmodernisme ergens rond de Vietnamoorlog. Een hedendaagse gemanifesteerde groep vanuit Holland bereidt een invasie voor om de wereld te veroveren. Leg uw duct tape aan de kant; het is een vriendelijke groep met een ondeugende naam: de Toyisten.

nestown-commune, maar over een kunstgroepering.)

‘Ze volgen [hun Moeder] gelijk kunstenaars hun muze,’ werd ooit gezegd over de relatie van de Toyis-ten tot hun manifest. ‘Zij be-staat slechts in hun gedach-ten en vertegenwoordigt hun ideeën van waarde of schoonheid, mocht je liever dat woord willen ge-bruiken.’ Schoonheid is een begrip dat telkens terug te vinden is in kunst. Iedereen die te maken heeft met de liefde voor kunst, smacht naar de komst van Toyisme, want zoals de Nederlandse schilderstraditie betaamt kunnen ook deze werken als vakmanschap worden beschouwd. n

ht tp: //www.toyism.com/about/about_more_info n Toyist Gihili, Toyisme Studio©

De Stip 2, Toyisme Studio©

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 20: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

20

Reinventing Happiness is een driejarig

kunstproject, waarin het Stedelijk Museum

‘s-Hertogenbosch met verschillende kunste-

naars, museumbezoekers en inwoners van

‘s-Hertogenbosch onderzoek doet naar

nieuwe, sociale en duurzame vormen van

geluk. Deelnemende kunstenaars zijn Frank

Bruggeman, Sjaak Langenberg & Rosé de

Beer en Jeanne van Heeswijk in samen-

werking met theatermaker Paul De Bruyne.

Een ambitieus en experimenteel project met

een open einde. Een reisverslag van het

begin.

‘Goh zeg, had die persoon niet de vol-gende brug kunnen kiezen? Dan was ik tenminste op tijd geweest!‘ Ik zit in de trein naar ‘s-Hertogenbosch, onderweg naar de opening van Reinventing Hap-piness. Vlak voor de brug over de Maas staan we ineens stil. Er volgt een dienst-mededeling. Er is iemand voor de trein gesprongen. De conductrice snelt naar de machinist. Nog geen seconde later spoelt er een golf van geïrriteerdheid door de coupé. Mobieltjes worden te-voorschijn gehaald en er volgen ellen-lange klaagzangen over ‘niet op tijd ko-men’, ‘hoe lang het wel niet zou duren’, en opmerkingen in de trant van ‘dat overkomt mij dan weer dat er iemand voor de trein springt’ en ‘ik neem nooit meer de trein!’ Nederlanders scoren qua cijfer voor welbevinden bij veel ge-luksmonitoren altijd erg hoog. Dat is al jaren zo. Ondanks het feit dat het aantal mensen dat zich eenzaam voelt en last heeft van depressieve gevoelens als-maar groeit. Depressie wordt volgens de Wereldgezondheidsorganisatie in 2020 volksziekte nummer twee. In onze ratrace om overal op tijd te komen, er op tijd bij te zijn, iets op tijd te kunnen bemachtigen en erbij te horen, lijken steeds meer medeburgers af te haken en depressief te worden. Een groeiende welvaart levert geen hoger gelukscijfer op. Ons consumptiepatroon gaat niet alleen ten koste van de natuur en het welzijn van mensen elders op de pla-neet, maar lijkt zich ook tegen onszelf te keren. We kunnen ons beter het einde van de wereld voorstellen dan het ein-de van het kapitalisme, is een veelge-citeerde uitspraak van Fredric Jameson en Slavoj Žižek. Maar is dat zo? Genoeg redenen om geluk te herdefiniëren, te heroverwegen, en opnieuw uit te vin-den.

Reinventing happiness: Het beginJij en ikEr is inderdaad iemand voor de trein is gesprongen. Het gaat nog wel even duren. De dames tegenover mij in de coupé kunnen er maar niet over uit dat je je op zo‘n zonnige dag van het leven kan beroven. En terwijl de meesten van mijn medepassagiers medeleven zoe-ken bij elkaar om hun verloren tijd, reali-seer ik me dat dit moment goed aansluit bij de invalshoek die Sjaak Langenberg en Rosé de Beer voor Reinventing Hap-piness hebben gekozen: Nieuwe Om-gangsvormen. Ofwel: ‘Hoe kunnen we stille afspraken, rolpatronen en geluks-theorie vervangen door improvisatie en doen?’ Wat zou het mooi zijn als er nu via de intercom een moment van stilte werd gevraagd, een altviool zou klinken of dat er iemand zou opstaan en ter nagedachtenis van de ‘ongeluk-kige’ een gedicht zou voordragen. Dat daardoor iedereen even uit zijn/haar eigen ongemak wordt gehaald. En we een collectief moment van stilstaan be-leven. Hoewel ik het me bedenk, en de gedichtenbundel ‘Jij en ik’ van Paul Gé-raldy in mijn tas heb (een van de boeken over het belang van samenzijn, die be-zoekers van Reinventing Happiness mo-gen recenseren) durf ik deze rol zelf niet op me te nemen. Dat vraagt niet denken maar doen, besef ik.

Collage over gelukSjaak Langenberg en Rosé de Beer on-derzoeken de rolpatronen in het muse-um. Welk verschil maakt een suppoost als hij/zij de bezoeker een compliment geeft, in contact brengt met een andere bezoeker of voor een prettig gesprek zorgt? Volgens filosoof Peter Sloter-dijk laat de hoge organisatiegraad van ons leven weinig ruimte voor een onverwacht goed gesprek. Het kunste-naarsduo zet hiervoor ‘supersuppoos-

Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch, Reinventing Happiness, foto Ben Nienhuis

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 21: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

21

Joanna van der Zanden

ten’ in. Zoals cabaretier Vincent Bijlo, filosofe Ann Meskens, stadschroniquer Eric Alink maar ook de lokale hairsty-list Leona Priem. Het ontwerp van de tentoonstellingswanden wanden is als een ‘krant-in-opmaak’ waarbij de pa-gina ‘s als opengeslagen spreads ten opzichte van elkaar staan . Naast tekst-fragmenten en statements ook filmpjes, geluidsopnames, artikelen en boeken. Een soort collage over geluk in relatie tot omgangsvormen, kapitalisme, na-tuur enz. Van Aristoteles’ ‘Eudaimonia’ oftewel ‘een goed leven hebben’, een TED-X lezing waarin Harvard-geluks-onderzoeker Daniel Gilbert uitlegt dat we slechte geluksvoorspellers zijn, de uitkomsten van de Happy Planet Index van The New Economist Foundation, tot het succes van de budist-app waarbij wildvreemden elkaar wakker bellen. Genoeg stof voor een gesprek. Met de supersuppoosten kan vooraf ook een afspraak worden gemaakt. Later zal blijken dat deze inzet vele bijzondere gesprekken en een aantal prachtige columns heeft opgeleverd. En ook ze-ker afwijzende reacties. ‘Het geluk van contact bestaat alleen op het moment dat het contact ook echt gewenst is,’ schrijft Marjoleine de Vos, een van de supersuppoosten later in haar verslag. Ann Meskens filosofeert in haar column over een nieuwe stedelijke wijze van el-kaar groeten: ‘Niets houdt ons tegen om een vrij modern mens te zijn en niette-min een ander mens eens toe te knikken, op de trottoirs de ruimte te geven, voor hem of haar op te staan in tram of bus, luidop te groeten als we een winkel of postkantoor binnenstappen... Dit alles is geen conservatief pré-19de-eeuws ge-drag, het is gewoon menselijk gedrag. En als we ‘s avonds nog maar met wei-nigen op straat zijn, klinkt Grüß Gott in onze steden inmiddels belachelijk en

uni-cultureel, maar een vriendelijke ‘Goedenavond!’ is wellicht universeel genoeg en betekent nog net hetzelfde. ‘

BiofielDe politieagenten en het ambulance-personeel lopen heen en weer langs het spoor op zoek naar iets onder de trein. We zijn een dik uur verder. Als ik links uit het raam kijk, heb ik zicht op de Bossche stadsdeel Empel. Het is een van de wijken die Frank Bruggeman heeft gefotografeerd voor zijn onderzoek Natuur als Gemeengoed. Vensterbank-geluk of nieuwe wildernis? Natuur is be-langrijk voor ons welbevinden. Volgens de Amerikaanse bioloog Edward O. Wilson zijn alle mensen – ook verstokte stedelingen – ‘biofiel’. De levende na-tuur roept een onweerstaanbare aan-trekkingskracht op. Het kan het succes verklaren van een documentaire als ‘De Nieuwe Wildernis’, maar verklaart niet de huidige trend van zoveel mogelijk betegelen (de achtertuin als verleng-stuk van de huiskamer) en de keuze voor gecultiveerde beplanting. Frank Bruggeman, voorstander van natuur-lijke beplanting, zal in zijn onderzoek naar welke natuur inwoners van ‘s-Her-togenbosch gelukkig maakt hierin een neutraal standpunt innemen. Maar hij hoopt op onverwachte inzichten van bezoekers en inwoners. Een meer be-wuste koppeling van natuurbeleving aan geluksgevoel zou zo maar eens een ommekeer kunnen betekenen van de verstening van het landschap. Hier aan de rand van ‘s-Hertogenbosch houdt de Maas deze vooralsnog noord-waarts tegen.

Het positivisme dilemmaNa twee uur stopt er een sprinter pre-cies naast onze intercity. De evacuatie kan beginnen. Een voor een mogen we

overstappen. Af en toe hoor ik een on-geduldig gemopper en geklaag dat al deze reizigers toch niet in een sprinter passen. De NS heeft ‘t weer eens niet goed geregeld. Ik moet denken aan het ‘positivisme dilemma’. Als mensen gevraagd wordt naar hun toekomst, zullen velen positief antwoorden. Stel je dezelfde vraag over de samenle-ving, dan antwoordt men veel nega-tiever. Gek, hoe we blijkbaar onze eigen toekomst loskoppelen van het groter geheel. Jeanne van Heeswijk en Paul De Bruyne gaan onder de titel ‘Geregisseerd Geluk’ op zoek naar het mechanisme van geluk en gebruiken hiervoor het format van het blijspel. En toen was geluk nog heel gewoon… De kunstenaar en de theatermaker vinden elkaar in de aanname dat de affectieve potenties van de mens in onze cultuur voorgekauwd, uitgetekend, verkocht en gekocht worden nog voor ze zijn ontstaan. We leven in een autoritair geregisseerde realiteit waarin angst en cynisme de overhand hebben. Haast dwangmatig zijn we allen op zoek naar geluk. Tijdens dit eerste deel van Rein-venting Happiness organiseren Jeanne van Heeswijk en Paul De Bruyne audities voor een Blijspel, over depressie – in vijf bedrijven. Bezoekers kunnen ook meehelpen het scenario te schrijven. Welke rollen te verdelen zijn is dus nog niet bekend. Een van de gastsprekers op zondag is Mark Fisher, schrijver van het boek Capitalist Realism. Hij meent onder meer dat: ‘…een depressief mens gelooft dat elke positieve manier van zijn, elke hoop, een gevaarlijke illusie is’. Met de voorspelling van de Wereld-gezondheidsorganisatie in gedachte, is dit geen prettig vooruitzicht.

Als de sprinter langzaam op gang komt, en we dicht tegen elkaar geplakt staan,

voelt het even als een bevrijding. Op weg naar Reinventing Happiness. Snel geef ik het meisje dat de hele tijd stille-tjes naast me had gezeten een uitno-diging. ‘Welkom,‘ zeg ik.’ ‘Dank je,’ ant-woordt ze. ‘Prettige dag nog’. Agenda 2014In het eerste jaar (2014) werken de kun-stenaars in het museum en samen met het museumpubliek. Daarnaast zijn er lokale ‘geluksproevers’ die de drie on-derzoeken van de kunstenaars inten-sief volgen en begeleiden. De kennis, ervaring en input van de bezoekers nemen de kunstenaars mee in het ver-volgtraject in 2015 en 2016. Er zullen dan projecten in de stad worden opgezet. Sjaak Langenberg en Rosé de Beer re-aliseerden ‘Nieuwe Omgangsvormen‘, Jeanne van Heeswijk en Paul De Bruyne realiseerden ‘Geregisseerd Geluk‘ en Frank Bruggeman realiseerde ‘Natuur als Gemeengoed ‘.

Programma na 20 mei, 2014:Zaterdag 24 mei: ‘Natuur als Gemeen-goed’. Excursie op de fiets met Frank Bruggeman langs de randen van ‘s-Hertogenbosch, op zoek naar de raak-vlakken tuissen stadsnatuur en ‘wilde natuur’.Zaterdag 31 mei: Groene Stadswande-ling met stadsecoloog Johan Mees en Frank Bruggeman. Is er nog ongerepte natuur te vinden binnen de stadsgren-zen?Zondag 15 juni: Lancering Reinventing Happiness krant. Deze krant kan gratis worden opgevraagd door een mail te sturen naar: [email protected] voor actueel programma en tijden: www.sm-s.nl n

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 22: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

22

Folkert de Jong, ‘The Shooting Lesson (detail)’, 2007 gepigmenteerd polyurethaanschuim en Styrofoam.

Rabobank Kunst Collectie. Fotografie Aatjan Renders. Copyright Studio Folkert de Jong.

JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe

Page 23: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

23

‘Niet op de tenen maar uit de tenen’ is een verzameling teksten van kunstenaar Lam de Wolf die ze als docent aan de Gerrit Rietveld Academie en het Sandberg Instituut heeft gebruikt om haar studenten te inspireren, uit te dagen en opdrachten te geven. Nu ze stopt als docent, heeft ze die teksten uit haar onderwijspraktijk tussen 1997 en 2013 gebundeld als afscheidsgeschenk. Het is een persoonlijke ver-zameling van voorstellen en recepten om het kunstenaarschap ter hand te nemen waaraan iedereen een eigen invulling moet geven. Alles wat Lam de Wolf haar studenten heeft voorgehouden, zijn geen voorschriften, geen stringente wetten en regels, maar manieren om het kunstenaarschap persoonlijk te bevragen. De kwestie is steeds hoe je als kunstenaar je werk aan de orde wil stellen, vanuit welke ideeën en denkbeelden, in welke vormen, met welke materialen, in welke hoe-danigheid, in welke context. Ze bevraagt alle overwegingen en alle schijnbare zekerheden. Het zijn vooral ook haar eigen onzekerheden die ze aan de orde stelt op een onomwonden manier. Ze laat zien dat je het kunstenaarschap alleen verwerft als je bereid bent jezelf, je leven, je bestaan tot inzet ervan te maken. Kunst is ‘jezelf doen’, zegt Lam de Wolf. Dat betekent dat je het kunstenaarschap niet kunt afkijken en dat je het aan niemand anders kunt ontlenen dan aan jezelf. Ze zegt niet ‘doe het zelf’, maar ‘doe jezelf’ en dat is een radicaal verschil. Ze slecht meteen het achterhaalde taboe, dat maatschappelijk gezien nog altijd de boventoon voert, dat een kunstenaar alles zelfstandig moet uitvoeren, terwijl een kunstenaarsprak-tijk zoveel verschillende uitingsvormen kent, van kleinschalige eenmanspraktijken tot grootschalige, internationale bedrijvigheid. Lam de Wolf roept op om niets uit de weg te gaan en alles uit te proberen om na te gaan wat het beste werkt. Ze doet dat met een zekere drift: geestdrift. Daarbij staat niets vast en is alles voortdurend aan heroverweging onderhevig. Het staat de kunstenaar vrij om inconsequent te zijn als dat het kunstwerk ten goede komt. De regel is dat er geen regels zijn, de methodiek is dat je geen methode nodig hebt, het systeem is dat er geen systeem inzit. Vrijwel alle teksten in haar boekje hebben de aard van de paradox, van de schijnbare tegenstelling. De vrijheid van de kunstenaar kent geen vrijblijvendheid.

Fundamentele nieuwsgierigheidAan alles lees je af dat Lam de Wolf als docent aan de kunstacademie een indivi-duele onderwijskundige filosofie hanteert die niets heeft uit te staan met reguliere leerplannen en het jargon waaraan onderwijsontwikkeling vandaag de dag on-dergeschikt is gemaakt als leerlijn, profiel, competentie, intervisie, assessment, enzovoort. Alles is er bij Lam de Wolf op gericht iets bij een ander aan te treffen wat ze bij zichzelf niet vindt. Die fundamentele nieuwsgierigheid naar wat een student haar te bieden heeft, is doorslaggevend voor haar rol als docent. Zij wil eerder iets van de student leren dan dat zij de student iets leert. Het is nu eenmaal zo dat de manier waarop zij haar kunstenaarschap heeft verworven en uitvoert vrijwel nooit van toepassing is op een ander. In feite kun je het kunstenaarschap niet van een ander leren, je moet het van jezelf leren en daar ook voor kiezen. En dat is nu precies wat Lam de Wolf haar studenten voorhoudt. Ze wil dat ze op geen enkele manier afhankelijk worden van hoe zij zelf over het kunstenaarschap denkt. De stu-denten moeten hun artistieke praktijk uitsluitend aan zichzelf ontlenen en die dan afmeten aan de verhouding die ze aangaan met de kunstgeschiedenis, het leven en de eigentijdse beeldende kunst.

Alex de Vries

De geestdrift van Lam de Wolf

Denk met je ogenVanuit een grote kwetsbaarheid zegt Lam de Wolf waar het op staat. Je voelt je daardoor meteen uitgenodigd er iets tegenin te brengen als je er anders over denkt. Het gaat er nu juist om dat je anders denkt. Daar is het Lam de Wolf om be-gonnen. Meer van hetzelfde, daar zit ze niet op te wachten. Is dat pedagogisch-didactisch nu allemaal wel verantwoord, zal de onderwijskundige zich afvragen? Geeft ze wel duidelijke opdrachten, welke vaardigheden krijg je mee, hoe beoor-deelt ze de vorderingen, welke toetsvormen hanteert ze, geeft ze de uitslagen wel op tijd door? Het zijn allemaal zaken waar Lam de Wolf schijnbaar aan voorbij gaat. Haar opdrachten luiden: ‘Word het ding’, ‘Je hebt geen kans, maar grijp ‘m’, ‘Beschrijf jezelf een in een zin’, ‘Denk met je ogen’ enzovoort. Uit alles blijkt dat ze les geeft door haar studenten recht in die denkende ogen te kijken. Wie de ogen neerslaat, kan op z’n donder krijgen.

In onderwijskundige kringen gaat al heel lang een grap rond over de wijze waar-op in het kunstonderwijs opdrachten worden geformuleerd. Een docent beeldhou-wen zou de volgende twee opdrachten hebben gegeven:Opdracht 1: Maak een beeld.Opdracht 2: Maak er nog een.Daar mag om gelachen worden, maar het is wel de essentie van het kunstenaar-schap. Het is de beste opdracht die er is. Je moet altijd nog een beeld maken.

Op kunstacademies hanteert men vandaag de dag een complexe competen-tiematrix waarin alle vakken zijn opgenomen in een schema over de vierjarige studie waaraan iedere opdracht van alle docenten wordt gerelateerd in een volg-orderlijkheid, waarbij de student zich gestaag ontwikkelt en vakkundig op die vorderingen wordt beoordeeld en geëvalueerd. Het is onvermijdelijk dat Lam de Wolf dwars door zo’n matrix heen banjert en op ongewenste momenten een spaak in het wiel steekt. Zij haalt de student voortdurend uit zijn comfort zone om er een confronterende hartelijkheid voor in de plaats te stellen. ‘Ga een paar uur met me wandelen’, zei ze tegen haar studenten een voor een, ‘en dan koop ik een kledingstuk voor je.’ Dat was een formulering voor: laat me zien wie je bent, dan zal ik tonen hoe ik jou zie.

Lam de Wolf is een kunstenaar die het docentschap onderdeel van haar beroeps-praktijk laat zijn. Ze heeft nooit een lesje afgedraaid, maar van iedere lesdag een kunstdag gemaakt. Haar boekje ‘Niet op de tenen maar uit de tenen’ kun je lezen als een verzameling aforismen over het kunstonderwijs. n

Lam de WolfNiet op de tenen maar uit de tenenUitgave: Voetnoot, Amsterdam/Antwrpenwww.voetnoot-publishers.nlISBN 978-94-91738-128 n

den ieuwe JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 24: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae denieuwe 31 31 HAPPY/deNieuwe 31 issu.pdfStokker, Toyism Studio, Erwin Wurm, Edwin Zwakman Correcties: Frits Vliegenthart Reacties

John Baldessari, Solving Each Problem As It Arises, Acrylic on canvas, 172 x 142 cm, 1967

24 JA A RGANG 18 NR 31 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe